Samen werken aan diergezondheid
GD-magazine - juni 2018 - nummer 67
pluimvee
NIEUW: NEXT GENERATION
“Als het van papa mag, wil ik later graag de kippen overnemen”
INTERVIEW ERIC HUBERS
Hoe kijkt hij terug op de fipronilcrisis?
MONITORING
Histomonas op kalkoenenbedrijven
voorwoord
NEXT GENERATION Dit voorwoord start met goed nieuws: de Algemeen Verbindend Verklaring is afgegeven! Daarmee komt er nu, na het opheffen van de productschappen, een ‘next genera tion’-mogelijkheid van onderzoek in het belang van pluimveegezondheid. Gelukkig heeft het onderzoek de afgelopen jaren niet stilgelegen zoals u kunt lezen in het overzicht op pagina 7. Onderzoeken waarover we in deze Pluimvee meer vertellen zijn coccidiose (pagina 13) en histomonas bij kalkoenen (pagina 16). De ontwikkelingen op het gebied van diagnostiek gaan heel snel. Voor onderzoeksprojecten komen er daardoor steeds meer nieuwe technieken tot onze beschikking. Next Generation Sequencing is een mooi voorbeeld. Hierbij bepaal je (een deel van) het genoom (= genetische samenstelling van een organisme, cel of virus) van ziektekiemen. Met dergelijke analyses kan er bekeken worden of
verschillende uitbraken aan elkaar gerelateerd zijn. We pasten deze techniek al toe in het onderzoek naar Coryza (pagina 21). We willen dit soort ‘next generation’-diagnostische technieken meer en meer gaan inzetten. Maar laten we het F-woord niet vergeten, waar ik in het voorwoord van de vorige Pluimvee aan refereerde. Het is nu bijna een jaar geleden dat de fipronilcrisis begon. Eric Hubers vertelt op pagina 18 hoe hij op die periode terugkijkt. Hij kijkt ook naar de periode ná de crisis. Wat hebben we ervan geleerd? En hoe gaan we ervoor zorgen dat dit de huidige en toekomstige generaties pluimveehouders nooit meer overkomt? Want er zijn nog steeds kinderen die het bedrijf van hun ouders later willen overnemen. Dát leest u op pagina 11, in de nieuwe rubriek ‘Next Generation’. We hopen met ‘next generation’-onderzoek, maar ook met de pluimveehouders van de toekomst samen te werken aan pluimveegezondheid! Ruth Bouwstra, sectormanager pluimvee
inhoud
04 Actueel 07 Welke onderzoeken deed GD de afgelopen jaren? Een overzicht.
Bereikbaarheid U kunt GD telefonisch bereiken via 0900-1770. Van maandag tot en met vrijdag van 08.00 tot 17.00 uur.
Tarieven Alle genoemde GD-tarieven in deze uitgave zijn exclusief btw en 9,95 euro basiskosten.
11 Nieuwe rubriek: Next Generation 11
Ophaaldienst voor sectie- en monstermateriaal
16 Monitoring: histomonas op
Aanmelden: telefonisch 0900-202 00 12 (24 uur per dag). Wij halen het materiaal dan zo spoedig mogelijk bij u op. Sectie- en monstermateriaal kunt u brengen van maandag tot en met vrijdag van 8.00 tot 17.00 uur.
kalkoenenbedrijven
18 Interview fipronilcrisis: Eric Hubers
COLOFON Pluimvee is een uitgave van de Gezondheidsdienst voor Dieren Redactie Eva Onis, Ruth Bouwstra, Rob Nijland, Jeanine Wiegel | Beeldredactie Wendy van de Streek | Eindredactie Margreet Pasman | Redactieadres GD, Marketing & Communicatie, Postbus 9, 7400 AA Deventer, T. 0900-1770, redactie@ gddiergezondheid.nl, www.gddiergezondheid.nl | Productiecoördinatie Senefelder Misset Doetinchem | Basisontwerp Studio Kaap | Vormgeving Dock35 Marketing,Doetinchem | Druk Senefelder Misset Doetinchem | Abonnementen Pluimvee wordt gratis toegezonden aan relaties van GD. Een jaarabonnement (twee nummers) voor personen buiten de doelgroep kost 16,25 euro (excl. btw en verzendkosten) | Advertenties Dock35 Media, T. 0314-35 58 52 | Verschijningsfrequentie twee keer per jaar | Suggesties Als u suggesties heeft voor dit blad, dan verzoeken wij u deze door te geven aan de redactie. Overname van artikelen is toegestaan uitsluitend na toestemming van de uitgever. ISSN: 1875-2594 Wilt u dit blad niet meer ontvangen of wilt u een adreswijziging doorgeven? Dat kan via 0900-1770, vraag naar klantdatabeheer (lokaal tarief) of mail naar brbs@gddiergezondheid.nl.
13 Hoe ga je coccidiose te lijf?
blikt terug en kijkt vooruit
21 Onderzoek: welke Coryza-stammen 16
circuleren er in Nederland?
25 Sudoku in de sectiezaal 27 De boer op 28 Diergezondheid volgens dierenarts Fiona van Kaam
21
Pluimvee, juni 2018 - 3
Coryza- en ILTbesmettingen, een update Recent zijn opnieuw gevallen van infectieuze Coryza en van ILT vastgesteld bij commercieel pluimvee. Zowel bij leghennen en vermeerderingsdieren als bij vleeskuikens. Om mogelijke verspreiding te voorkomen adviseert GD strikte hygiënemaatregelen te handhaven en alert te zijn op eventuele verschijnselen van Coryza of ILT. Neem bij verdenking direct contact op met uw dierenarts en licht uw erfbetreders in. Diagnostiek middels sectie en PCR kan snel uitsluitsel geven. Beide infecties zijn zeer besmettelijk. Coryza De Coryza-bacterie overleeft hooguit enkele dagen buiten het dier. Hygiënemaatregelen zijn daarom heel effectief in het voorkomen en beperken van de infectie. Een eenmaal geïnfecteerd koppel blijft besmet met Coryza, dieren kunnen symptoomloos drager zijn en bij stress de bacterie weer gaan uitscheiden. ILT Het ILT-virus kan daarentegen langer buiten de kip overleven. Biosecuritymaatregelen met betrekking tot erfbetreders en transporten van en naar het bedrijf zijn daarom van groot belang. Het virus kan ook via de lucht verspreiden (korte afstanden, afhankelijk van de weersomstandigheden). Preventie van ILT middels vaccinatie tijdens de opfok is goed mogelijk. Let hierbij wel op een correcte toediening van levende vaccins (middels oogdruppel) om spreiding van en problemen door het vaccin, ook buiten het gevaccineerde koppel, te voorkomen. Controle van de vaccinatie door middel van serologie is raadzaam.
Pluimvee Symposium-sessie ‘Verantwoordelijkheden van erfbetreders’ Waar houdt de verantwoordelijkheid van de erfbetreder op? Deze vraag is niet zwart-wit te beantwoorden, zo bleek bij de ochtendsessie die GD en Agrivaknet op 17 mei voorafgaand aan het Pluimvee Symposium organiseerden. De sprekers die ochtend waren voeradviseur Huub Fransen (Fransen Gerrits BV), dierenarts David Speksnijder (Universiteit Utrecht) en pluimveehouder Hugo Bens (Bens BoerderEI). Bens verwoordde duidelijk wat hij van adviseurs verwacht: “Dat ze zich aan de hygiëneregels houden, afspraken nakomen, goede sparringspartners zijn, mij meenemen in hun bevindingen en mij wijzen op gevaren en bedreigingen”. Tijdens de discussieronde (foto) kwamen vragen aan bod als: moeten pluimveehouders de aanval of de verdediging kiezen om hun imago te redden, zijn er te veel adviseurs en wat moet je als erfbetreder wel of niet melden? Discussieleider was Bart Jan Krouwel, die aftrapte met het presenteren van het gloednieuwe eindrapport ‘In actie voor de toekomst van het Nederlandse ei’, van de werkgroep Versterking Zelfregulering Eierketen.
Altijd een actueel overzicht met Digitaal Inschrijven Papierloos werken met een efficiënte en complete inschrijving? Dat kan met digitaal inschrijven op VeeOnline. Zo heeft u altijd een actueel overzicht van de tarieven, laboratoriumbepalingen en geplande onderzoeken bij de hand. Voor meer informatie over digitaal inschrijven kijkt u op www.gddiergezondheid.nl/hoewerktdigitaalinschrijven MEER OVER VEEONLINE LEEST U OP WWW.GDDIERGEZONDHEID.NL/VEEONLINE
4 - Pluimvee, juni 2018
actueel
GD-bijeenkomsten op LIV Hardenberg Na het succes van de bijeenkomsten tijdens LIV Venray organiseert GD op de tweede en derde dag van LIV Hardenberg ook lezingen voor pluimvee- en varkenshouders. Het centrale thema van deze bijeenkomsten luidt: ‘Van uitslag naar oplossing’. Korting entree LIV Als bezoeker van LIV Hardenberg heeft u gratis toegang tot de lezingen. Wel is het nodig om u van tevoren aan te melden omdat er maar een beperkt aantal plaatsen is. Na uw aanmelding ontvangt u van ons per mail een kortingscode, waarmee u 50 procent korting krijgt op een toegangskaart voor de LIV. Meer informatie over de lezingen en hoe u zich kunt aanmelden volgt binnenkort, houd daarvoor onze website in de gaten. LIV Hardenberg is van 23 tot en met 25 oktober 2018.
Doe mee aan de VeeOnline zomeractie Bent u goed op de hoogte van de mogelijkheden van ons online portaal VeeOnline? VeeOnline geeft u de meest actuele informatie, waaronder uw laboratoriumuitslagen. Als veehouder heeft u dus alles bij de hand, waar u ook bent. Test uw kennis door vragen te beantwoorden en maak kans op een ontbijt aan huis of VeeOnlinezomerpakket. Doe ook mee op www.gddiergezondheid.nl/zomeractie2018. Eind augustus worden de winnaars bekendgemaakt. DOE MEE AAN DE VEEONLINE ZOMERACTIE OP WWW.GDDIERGEZONDHEID.NL/ZOMERACTIE2018
VeeOnline
Zomeractie 2018
VIV Europe 2018, GD is erbij! Ontmoet GD op VIV Europe 2018 VIV Europe, wereldwijd erkend als het beste platform voor de pluimveesector, is dé beurs voor de veehouderij waar u de hele keten van diervoeding tot vleesverwerking kunt zien. Ruim 600 Nederlandse en internationale leveranciers zijn er vertegenwoordigd en u ziet topinnovaties uit de gehele keten. Het krachtige, verbindende thema voor VIV Europe 2018 is: ‘Sharing data = better poultry’, een thema dat past bij GD. VIV Europe vindt plaats op 20, 21 en 22 juni in de Jaarbeurs in Utrecht. GD is aanwezig in hal 10 stand B009. We kijken ernaar uit u te ontmoeten! MEER OVER VIV EUROPE 2018 OP WWW.VIVEUROPE.NL
Pluimvee, juni 2018 - 5
BEWEZEN SUCCES! • Hoge piekproductie
• Excellente eikwaliteit • Hoogste rendement • Robuuste kip, past zich gemakkelijk aan • Goed te managen • Kortom de “ideale” kip Verhaeghe Het Anker Broeierij en Pluimveebedrijf
Verlengde Lagecampseweg 2-4 Ochten / Nederland T +31 344 641 349 hetankerbv.nl
Beselarestraat 155 8940 Geluwe / België T +32 56 511 318 verhaeghe-hetanker.be
Nieuwstraat 21 2382 Poppel / België T +32 14 65 41 40 vepymo.com
Jeanine Wiegel, pluimveedierenarts en Margreet Pasman, redacteur
onderzoek
SAMEN WERKEN AAN PLUIMVEEGEZONDHEID: ONDERZOEK 2015-2018 De Algemeen Verbindend Verklaring (AVV) voor de onderzoek- en innovatieagenda voor de Nederlandse pluimvee sector is in april van dit jaar getekend. Daarbij is de wens tot het opnieuw oppakken van praktijkonderzoek uitgesproken. Een goed moment om eens terug te blikken op de onderzoeken die GD de afgelopen jaren heeft uitgevoerd. Ten tijde van de productschappen voerde GD regelmatig praktijkonderzoek uit. Het ging daarbij om langlopende onderzoeksprojecten voor verschillende relevante onderwerpen, zoals mycoplasma en E. coli. Nadat de productschappen werden opgeheven brak er een tijd aan waarin het lastiger was om onderzoek te financieren. Gelukkig waren er nog reserves beschikbaar waarmee, in overleg met de sectorpartijen, (deel)projecten zijn gefinancierd. De meeste onderzoeken waren al beschreven in het voorstel praktijkonderzoek 2015-2019. Uit dit voorstel zijn deelprojecten opgepakt. Daarnaast zijn er projecten gestart op basis van de actualiteit. In sommige gevallen werd hiervoor vanuit GD ook R&D-budget beschikbaar gesteld. In dit artikel een overzicht van onderzoeksprojecten die GD de afgelopen jaren heeft uitgevoerd.
Mycoplasma GD voerde een pilotonderzoek uit waaruit bleek dat voor het aantonen van antilichamen tegen Mycoplasma synoviae (M.s.) (met een ELISA-test) choanaal- en traanvocht als monsterdragers beide geschikt zijn als alternatief voor serum. Het is hiervoor wel nodig om de ELISA-test aan te passen. Een monsterdrager is materiaal dat gebruikt kan worden voor het uitvoeren van testen. Choanaalvocht bleek dus geschikt voor het opsporen van M.s. met PCR. Hierdoor kan in de toekomst mogelijk worden overgestapt op een choanaspleetswab in plaats van een luchtpijp swab. Deze resultaten zijn zeer bemoedigend voor het vervolgtraject. Naast het pilotonderzoek naar alternatieve monsterdragers loopt er onderzoek naar de kruisreactie van verschillende mycoplasmastammen met laboratoriumtesten die gebruikt worden voor de Nederlandse M. gallisepticum(M.g.) en M.s.-monitoringsprogramma’s. Wat deze kruis reactie is en de resultaten van het onderzoek leest u in de volgende editie van Pluimvee. Een tweede onderzoek is gedaan naar de horizontale transmissie (verspreiding van dier naar dier binnen één koppel) van M.s. bij gevaccineerde en niet-gevaccineerde hennen. Hieruit bleek dat vaccinatie tegen M.s. met een levend vaccin de horizontale transmissie van een challengestam vertraagt en de uitscheiding ervan vermindert.
Pluimvee, juni 2018 - 7
Legproductiedaling Naar aanleiding van diverse meldingen van fikse productie dalingen bij leghennen en vermeerderingsdieren in het najaar van 2014 en 2015 is een pilot onderzoek uitgevoerd waarin de mogelijke oorzaak van deze productiedalingen is onderzocht. De resultaten van dit onderzoek zijn terug te lezen in Pluimvee 61 (april 2016).
Escherichia coli Hoewel de effectiviteit van E. coli-autovaccins op basis van één E. coli-stam ter preventie van EPS (E. coli-peritonitissyndroom) in het recente verleden is onderzocht, is in 2017 onderzoeksbudget besteed aan het nader analyseren van de destijds verkregen gegevens. Het doel hiervan was te kijken of er genetische veranderingen optreden in E. coli-stammen nadat ze in dieren tot infectie hebben geleid. Eventuele genetische veranderingen zouden namelijk invloed kunnen hebben op de effectiviteit van E. coli-(auto)vaccins. Voor dit onderzoek werden de E. coli-stammen uit het (auto)vaccin vergeleken met de stammen die uit dieren werden geïsoleerd. Hieruit bleek dat deze genetisch identiek waren. Naast bovenstaand onderzoek zijn er voorbereidingen getroffen voor onderzoek naar verbetering van de preventie van EPS door middel van een autovaccin dat is gemaakt op basis van meerdere E. coli-stammen. Het doel van dit onderzoek is de ontwikkeling van een vaccin dat in (vrijwel) alle gevallen voldoende bescherming tegen EPS biedt. De voorbereidingen om deze bescherming te onderzoeken door middel van een dierstudie zijn getroffen.
Pootproblemen bij leghennen Begin 2017 kwamen vanuit het veld meldingen van problemen aan de poten van leghennen. Om meer inzicht te krijgen is een werkgroep opgezet en zijn onderzoeken gedaan op bedrijven waar het probleem speelde. In Pluimvee 66 (december 2017) is meer te lezen over de resultaten.
Sequentie-analyses van ziekteverwekkers Om vast te stellen of nieuwe varianten van bepaalde ziekteverwekkers in ons land voorkomen, worden er regelmatig sequentie-analyses uitgevoerd. Hierbij wordt gekeken naar de genetische code van de ziekteverwekker en deze wordt vergeleken met een wereldwijde database. Voor IB en Gumboro wordt dit voor ieder monster gedaan en kan worden aangegeven of het waarschijnlijk een veldvirus of vaccin betreft. Voor andere ziekteverwekkers, zoals Reovirus, gebeurt dit batchgewijs. Met deze informatie kan onder meer een inschatting worden gemaakt of nieuwe varianten van de virussen in ons land opduiken en of de huidige vaccins nog goed werkzaam zijn voor de circulerende ziekteverwekkers.
8 - Pluimvee, juni 2018
onderzoek
Jeanine Wiegel, pluimveedierenarts en Margreet Pasman, redacteur
Histomonosis In de kalkoensector veroorzaakt histomonosis nog steeds veel schade. Vanuit de vleesvermeerdering blijven signalen komen dat de aandoening daar ook een klinisch relevant probleem zou kunnen zijn. Het wordt vaak aangetroffen in koppels die niet optimaal tot slecht functioneren. Ter voorbereiding van een autovaccinstudie heeft GD onderzoek gedaan naar hoe Histomonas meleagridis (de parasiet die histomonosis veroorzaakt), in verschillende vloeistoffen kan overleven. De resultaten van dit onderzoek waren teleurstellend. Het advies is daarom om in een vervolgstudie te gaan werken met verdunningsreeksen (opeenvolgende reeksen van oplossingen van dezelfde stof, maar met telkens een kleinere chemische concentratie). In 2017 is onderzoek gedaan naar de mate waarin H. meleagridis-DNA voorkomt bij kalkoenen. Dit onderzoek is geen onderdeel van de voorstellen voor praktijkonderzoek naar H. meleagridis in de periode 2015-2019, maar werd apart gefinancierd door het Fonds pluimveebelangen. De resultaten van dit onderzoek kunt u lezen op pagina 16 van deze Pluimvee.
Darmgezondheid In dit project werden het effect van vertraagde voeropname en de opvang van kuikens bij een te lage vloertemperatuur op het gewicht en de voederconversie van de kuikens tot 39 dagen leeftijd onderzocht. Hierbij werd ook gezocht naar indicatoren in het darmweefsel die iets zeggen over de darmontwikkeling van kuikens jonger dan 10 dagen oud. Uit het onderzoek blijkt dat vroege voeding en opvang bij normale temperatuur leiden tot een hoger gewicht op 39 dagen leeftijd. Daarbij lijkt er een gunstig effect te zijn op de voederconversie. Vroege voeding blijkt de darmontwikkeling te stimuleren. Vertraagde toegang tot voer of een te koude opvang geeft na enkele dagen ook een sterke toename van darmontwikkeling, mogelijk volgt er dan een soort groei-inhaalslag. Darmweefselonderzoek van jonge kuikens zou ingezet kunnen worden om, op basis van bestaande technieken, een methode te ontwikkelen waarmee de effecten van producten of omstandigheden op de darmontwikkeling van kuikens objectief in beeld kan worden gebracht.
Coryza Dierenartsen en veehouders zijn terughoudend met het toepassen van antibiotica. Bij ernstige ziekte door een bacterie zoals Avibacterium paragallinarum (AVP) (de bacterie die Coryza veroorzaakt), en bij grote schade in het koppel kan een behandeling toch nodig zijn. GD onderzocht de antibioticumgevoeligheid van AVP en welk antibioticum bij een uitbraak het meest geschikt is om mee te behandelen. In Pluimvee 66 (december 2017) leest u de resultaten van dit onderzoek. Inzicht in de verspreiding van de verschillende AVP-stammen kan bijdragen aan de aanpak van Coryza in Nederland. Daarom zijn genen van Nederlandse AVP-isolaten uit commercieel en hobbymatig gehouden pluimvee op een door GD ontwikkelde en gevalideerde manier onderzocht. De resultaten van dit onderzoek kunt u lezen op pagina 21 van deze Pluimvee.
Ziekte van Marek bij vleeskuikens Mede door concepten waarbij vleeskuikens langer gehouden worden werden dierenartsen alert op uitbraken van de ziekte van Marek bij vleeskuikenkoppels. De diagnose van Marek is in dergelijke gevallen niet gemakkelijk te stellen. Samen met practici zijn koppels met tegenvallende resultaten en toename in kreupele, of zelfs verlamde dieren aan het einde van de ronde, nader onderzocht middels sectie. Aanvullende onderzoeken, zoals histologie (weefselonderzoek) en (DIVA-*)PCR wezen erop dat ook bij vleeskuikens rekening gehouden moet worden met klinische verschijnselen ten gevolge van de ziekte van Marek. * Met een DIVA-PCR kan aangetoond worden of we te maken hebben met een veldstam of een vaccinstam.
Pluimvee, juni 2018 - 9
Margreet Pasman, redacteur
next generation
“Als het mag, wil ik later de kippen overnemen” V.l.n.r: Thijs, Sanne en Pepijn Nijkamp
Sanne (9), Thijs (7) en Pepijn (4) Nijkamp wonen met hun ouders Robert en Renate Nijkamp en de hond Kyra op een gemengd bedrijf in Raalte: een pluimveehouderij met 70.000 Hubbard scharrelvleeskuikens (26.000 in een Windstreekstal en 44.000 in twee traditionele scharrelstallen), 40 melkkoeien en een paar kalfjes. Welke dieren op het bedrijf vinden jullie het leukst? Sanne: “Ik vind alle dieren leuk, maar ik vind de kuikentjes altijd het schattigst. En het liefst vind ik onze hond Kyra.” Thijs: “Ik vind de koeien eigenlijk leuker dan de kippen.” Pepijn: “Ik vind de koeien en de kalfjes het leukst. Maar misschien wil ik later toch liever politieman worden.” Helpen jullie wel eens met het verzorgen van de kippen? Sanne: “Ja, heel vaak. Dan mag ik helpen met controleren of de kippen voer en water hebben. Soms help ik de dierenarts met bloedtappen, dan mag ik de flesjes vasthouden. Of ik mag meelopen met de schoentjes aan. We mogen niet zonder overall en laarzen in de stal, anders kunnen de dieren ziek worden. En het
mag ook alleen als mijn vader het goedvindt. Ook moeten we altijd handen wassen en douchen als we in de stal zijn geweest.” Wat vinden jullie het leukst om te doen? Thijs: “Het leukste van de kippen is helpen met het leegmaken van de kratten als de kuikens komen. Ik rij ook heel graag met papa mee op de trekker. Als ik zestien ben wil ik mijn trekkerrijbewijs halen.” Sanne: “Thijs is een echte trekkerfan.” Wat is het spannendste dat er ooit gebeurde op de boerderij? Sanne: “We mochten een keer ’s nachts uit bed om te kijken bij het kippenvangen. Het was helemaal donker buiten.” Thijs: “Maar de kippen waren lekker rustig omdat ze sliepen.” Willen jullie later ook boer worden? Thijs:” Ik wil denk ik geen boer worden, maar loonwerker, of piloot, of agent. Of iemand die de machines repareert.” Sanne: “Ik wil later wel boerin worden, of dierenarts, dat weet ik nu nog niet zeker. Maar als het van papa mag, wil ik later graag de kippen overnemen.”
Pluimvee, juni 2018 - 11
Van binnenuit beter!
EERSTE NEDERLANDSE PRAKTIJKERVARINGEN MET DIERGENEESMIDDEL EXZOLT速: 99% MIJTENREDUCTIE
aanwezige aantal vogelmijten als % van 0-meting
Vogelmijtmonitoring op 10 bedrijven waar met Exzolt速 is behandeld* 100% 90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0%
0-meting
week 2
week 6-8
week 9-11
week 12-14
21 stallen
21 stallen
16 stallen
11 stallen
2 stallen
aantal weken na behandeling met Exzolt速
Kies ook voor een integrale mijtenaanpak! Start met de Nationale Vogelmijt Monitor. *Gegevens verzameld door MSD Animal Health.
Exzolt速 10 mg/ml oplossing voor gebruik in drinkwater voor kippen, bevat per ml: 10 mg fluralaner. Doeldier: Kip. Indicatie: Behandeling van rode vogelmijt (Dermanyssus gallinae) infestatie bij opfok-, vermeerderings- en legdieren. Contra-indicaties: Geen. Bijwerkingen: Geen bekend. Toediening en dosering: Toediening via drinkwater. Dosering: 0,5 mg (0,05 ml diergeneesmiddel) fluralaner per kg lichaamsgewicht twee keer toegediend, met een interval van 7 dagen. Indien een volgende behandeling nodig is, dient het interval tussen twee behandelingen minimaal 3 maanden te zijn. Wachttijden: Vlees en slachtafval: 14 dagen. Eieren: nul dagen. Waarschuwingen: Vermijd te vaak en herhaald gebruik van acariciden van eenzelfde groep gedurende een langere periode en onderdosering om het risico op ontwikkeling van resistentie niet te verhogen. Passende bioveiligheidsmaatregelen moeten worden getroffen op stal- en bedrijfsniveau om her-infestatie van behandelde stallen te voorkomen. Voorkom contact met huid, ogen en slijmvliezen. De veiligheid van het diergeneesmiddel is aangetoond bij leg- en vermeerderingsdieren. Het diergeneesmiddel kan gebruikt worden tijdens de leg. Niet met andere diergeneesmiddelen mengen. EU/2/17/212/001-002, REG NL 119783 URA. Voor overige informatie, zie bijsluiter.
www.my-msd-animal-health.nl/pluimvee
Christiaan ter Veen, pluimveedierenarts
diergezondheid
COCCIDIOSEMANAGEMENT
Hoe ga je coccidiose te lijf? De belangrijkste darmziekte bij vleeskuikens is coccidiose. Deze infectieuze aandoening wordt veroorzaakt door de parasiet Eimeria, die op vrijwel alle bedrijven voorkomt. Hoe krijg je coccidiose onder controle op een bedrijf? Hoe zit het met resistentie? En kun je er ook tegen vaccineren? Met goed coccidiosemanagement kun je schade door de infectie zoveel mogelijk beperken. Met goed coccidiosemanagement weet je wat je kunt verwachten. Maar wat is dan goed coccidiosemanagement? Een aantal gegevens zijn van belang: • het type vleeskuiken • de coccidiosesoorten die in de stal aanwezig zijn • de ernst van de schade op het bedrijf • de werkzaamheid van de ingezette middelen • de langetermijnvisie Coccidiose-qPCR Er zijn zeven verschillende coccidiose-soorten. Om een beeld te krijgen van de besmetting kan er gemonitord worden door driemaal per week mestmonsters te nemen. De mestmonsters kunnen op twee manieren worden onderzocht: door het tellen van oöcysten of via de coccidiose-qPCR. Beide methoden zijn kwantitatief en brengen het moment dat de infectie door het koppel ging in beeld. Het voordeel van de qPCR ten opzichte van een oöcystentelling is dat deze beter in staat is om te bepalen om welke soorten het gaat. Het inzetten van de qPCR is een investering, maar de verkregen informatie betaalt zich terug doordat er een gerichte behandeling kan worden ingezet. Oorzaak bepalen De diagnose coccidiose is bij klinische ziekte zoals diarree of verhoogde uitval vaak eenvoudig door middel van sectie te stellen. Om betrokkenheid van E. mitis of E. praecox vast te stellen is ech-
Wat is coccidiose? Coccidiose wordt veroorzaakt door de parasiet Eimeria, die algemeen aanwezig is op elk bedrijf. Eimeria overleeft in de omgeving in de vorm van oöcysten (oerkiemcellen), die na weken (in mest) of maanden (in aarde) nog steeds infectieus zijn. Alhoewel er dikwijls over coccidiose gesproken wordt, is deze term eigenlijk een verzamelnaam van vijf verschillende ziekte beelden, die elk door een andere Eimeria-soort (Eimeria acervulina, E. brunetti, E. maxima, E. necatrix en E. tenella) worden veroorzaakt. Daarnaast zijn er nog twee Eimeria-soorten (E. mitis en E. praecox) die in de regel niet als ziekte herkend worden maar wel schade bij kippen kunnen veroorzaken. Vrijwel alle koppels maken een vorm van coccidiose door. De meeste kippen komen op jonge leeftijd met verschillende coccidiosesoorten in aanraking en zijn daarna voor deze soort de rest van hun leven beschermd. Echter, indien een (opfok) bedrijf vrij is van een bepaalde Eimeria-soort is het mogelijk dat de kippen na overplaatsen op het productiebedrijf alsnog een coccidiose-infectie met deze soort doormaken. Ook bij een sterke vermindering van de weerstand kan coccidiose weer de kop op steken. Coccidiose veroorzaakt niet alleen darmschade, waardoor groei en voederconversie achterblijven, maar de infectie maakt ook de weg vrij voor bacteriële darminfecties als dysbacteriose en in ernstige gevallen necrotiserende enteritis.
ter aanvullend onderzoek nodig. De qPCR kan dan een hulpmiddel zijn om de diagnose te stellen. Denk daarnaast ook eens aan het voorkomen van bijvoorbeeld E. brunetti of E. necatrix bij trager groeiende of biologische vleeskuikens.
Pluimvee, juni 2018 - 13
Coccidiosemonitoring rond opschonen, een voorbeeld
Figuur 2: Opschonen. Er is sprake van een late en zeer hoge uitscheiding van E. acervulina en een hoge uitscheiding van E. maxima tijdens toedienen van
Figuur 1: Ronde voorafgaand aan opschonen. Er is sprake van een hoge
het middel. E. tenella wordt niet gemeten. De behandeling is te vroeg gestopt
uitscheiding van E. acervulina en een lage uitscheiding van E. maxima en
of er is tijdens de ronde resistentie opgetreden tegen E. acervulina waardoor
E. tenella.
een late infectie plaatsvond, E. tenella werd wel lang genoeg weggedrukt. Het
900.000 800.000 700.000 600.000 500.000 400.000 300.000 200.000 100.000 0
Eimeria spp. (oocyst eq./g uitscheiding)
Eimeria spp. (oocyst eq./g uitscheiding)
gekozen middel lijkt in dit geval weinig effectief tegen E. maxima. E. acervulina E. maxima E. tenella
0
7
14
21 28 Leeftijd in dagen
35
Lastiger in kaart te brengen is het belang van coccidiose bij groeiachterstand, het belangrijkste symptoom van coccidiose. De economische schade kun je in beeld brengen door het moment van de infectie naast de groeicurve te leggen. Verandert de groei per dier per dag rond het moment dat coccidiose door de stal gaat, dan kan coccidiose mogelijk de oorzaak zijn. Daarnaast kan er verborgen schade zijn doordat bij de ‘normale’ uitval kuikens zitten die sterven aan E. tenella of E. maxima. Zonder onderzoek van de uitval blijft deze schade uit beeld.
42
900.000 800.000 700.000 600.000 500.000 400.000 300.000 200.000 100.000 0
E. acervulina E. maxima E. tenella
0
7
14
21 28 Leeftijd in dagen
35
42
Strategie bepalen Door een combinatie van monitoren van de aanwezige soorten en hoeveelheden oöcysten gedurende de ronde en het stellen van een diagnose bij problemen kan een langetermijnstrategie voor het bedrijf worden bepaald. Is alleen E. acervulina aanwezig? Dan kun je voor een conservatieve strategie kiezen die wel coccidiose doorlaat, maar de ernst van de infectie dempt. Hierdoor maken de kuikens een relatief vroege, milde infectie door, waarna ze immuun zijn voor coccidiose en ze de verloren groei in kunnen halen. Bij aanwezigheid van E. maxima en E. tenella wordt het coccidiosemanagement uitdagender. Een programma dat voor de ene soort geschikt is kan de andere soort juist helpen. Vaak wordt er gekozen voor een anticoccidioseprogramma waarbij in het begin van de ronde stérke middelen worden ingezet en later geen, of mildere middelen. Bij dit soort programma’s zie je vaak dat het moment van de coccidiose-infectie en de hoogte van de uitscheiding van ronde op ronde sterk kan verschillen. Door af en toe een rondje ‘op te schonen’ worden de infecties als het ware gereset. Vaccineren Je kunt ervoor kiezen om, in plaats van anticoccidiosemiddelen, enkele ronden een coccidiosevaccin in te zetten. Het idee hierachter is dat de coccidiosepopulatie in de stal weer gevoeliger wordt voor de anticoccidiosemiddelen. Ga je daarna weer terug naar een anticoccidiosemiddel, dan zijn de infecties vaak milder. Is coccidiose echt een probleem op het bedrijf omdat de aanwezige stammen resistent zijn tegen de gebruikte anticoccidiosemiddelen, dan kan het interessant zijn om helemaal over te gaan op vaccina-
14 - Pluimvee, juni 2018
diergezondheid Figuur 3: Ronde na opschonen. Er is sprake van een hoge piek van E. acervulina en een lage uitscheiding van E. maxima. E. tenella wordt niet aangetoond. Het opschonen voor E. acervulina is dus niet gelukt, maar voor E. tenella wel. Het huidige programma is effectiever tegen E.
Eimeria spp. (oocyst eq./g uitscheiding)
maxima dan het opschoonprogramma.
900.000 800.000 700.000 600.000 500.000 400.000 300.000 200.000 100.000 0
schoonmaken) kan het beter zijn om een statisch middel te kiezen. Statische middelen drukken de infectie naar een later tijdstip in de ronde, als het middel lang genoeg wordt toegediend valt dit tijdstip na de slachtdatum. Het is daarom verstandig om de ronde vóór opschonen al te monitoren om de juiste keuze te maken.
E. acervulina E. maxima E. tenella
0
7
14
21 28 Leeftijd in dagen
35
42
tie. De extra kosten van het vaccin wegen dan op tegen de verminderde schade. Ook bij trager groeiende vleeskuikens kan het gebruik van vaccins interessant zijn. Het is belangrijk om de stal goed voor te bereiden als wordt overgegaan op vaccinatie. Zijn er veel parasieten in de stal, dan concurreren deze met het vaccin. Bij een zware infectiedruk ontstaan er dan vroege en zware infecties door een combinatie van veld- en vaccinstammen. Als de stal goed schoon is heeft het vaccin de tijd om te circuleren en bouwen de kuikens weerstand op voordat een veldinfectie ontstaat. Na elke ronde vaccineren krijgt het vaccin meer en meer voordeel, omdat de druk van veldstammen af zal nemen. Ook bij de overgang naar vaccinatie is het dus belangrijk de voorgaande ronde ‘op te schonen’. Daarnaast kan goed schoonmaken en desinfectie met ammoniak de besmettingsgraad naar beneden brengen. Opschonen en monitoren Opschonen wil zeggen dat de coccidiose-infecties, en dus de besmetting van de omgeving, zoveel mogelijk wordt onderdrukt. Hiervoor worden vaak de zogenaamde ‘chemische middelen’ of een behandeling gebruikt. De keuze van het middel kan afhankelijk zijn van de aanwezige soorten en infectiedruk. Het is daarom verstandig om de ronde vóór opschonen al te monitoren om de juiste keuze te maken. Daarnaast kan de keuze voor het middel afhankelijk zijn van de infectiedruk. Bij een hoge infectiedruk (late, zware infectie de voorgaande ronde) zullen kuikens een vroege infectie doormaken die onderdrukt kan worden door een behandeling of afdodend anticoccidiosemiddel. Bij een lage infectiedruk (vroege, milde infectie, de voorgaande ronde ondersteund met
Het monitoren van de opschoonronde zelf is natuurlijk van belang om te weten of je het juiste resultaat hebt bereikt. Zeker bij middelen die infecties opschuiven naar het eind van de ronde wil het nog wel eens voorkomen dat infecties en uitscheiding pas in de laatste week ontstaan. Hierdoor wordt, vooral als wordt overgegaan op vaccinatie, juist het tegenovergestelde effect bereikt. In plaats van een lage stalbesmetting raakt de stal juist zwaar besmet. Er kan dan voor worden gekozen om extra te ontsmetten of het opschonen te herhalen. Inzicht in gevoeligheid Tijdens het opschonen kan het monitoringsresultaat ook inzicht geven in de gevoeligheid van de aanwezige coccidiosesoorten voor de gebruikte middelen. Bij de meeste chemische middelen verwacht je namelijk geen of nauwelijks uitscheiding van oöcysten. Worden er wel oöcysten gevonden dan is er mogelijk sprake van verminderde gevoeligheid of resistentie tegen het ingezette middel. Door het monitoringsresultaat goed vast te leggen blijft deze informatie beschikbaar en kan een volgende keer voor een ander middel gekozen worden. Zie figuren voor een voorbeeld van coccidiosemonitoring rond opschonen. Concluderend Monitoring van coccidiose door middel van mestonderzoek is geen vervanging van onderzoek door sectie. Door middel van sectie kan een diagnose worden gesteld. Monitoring is een manier om het verloop van een coccidiosebesmetting in de stal in beeld te brengen. Aan de hand daarvan kunnen passende maatregelen worden genomen en kan het effect van de maatregelen worden gecontroleerd. Met de coccidiose-qPCR kan onderscheid gemaakt worden tussen de verschillende Eimeria-soorten, waardoor een aanpak op maat kan worden opgesteld. Daarmee is de qPCR een waardevolle toevoeging op een goed coccidiosemanagement. Hiervoor heeft GD een aantal coccidiose-abonnementen in huis. MEER WETEN OVER DE COCCIDIOSE-ABONNEMENTEN VAN GD? KIJK OP WWW.GDDIERGEZONDHEID.NL/COCCIDIOSE-MONITORING
Pluimvee, juni 2018 - 15
HOE VAAK KOMT HET VOOR?
Histomonosis op kalkoenenbedrijven Histomonosis is een aandoening die zich vooral kenmerkt door ernstige schade aan de lever en de blindedarmen, en bij kalkoenen regelmatig tot massale sterfte leidt. Om erachter te komen hoe vaak de parasiet die histomonosis kan veroorzaken in kalkoenenstallen voorkomt, en of die aanwezigheid altijd resulteert in een klinische uitbraak, voerde GD een prevalentiestudie uit. Histomonas meleagridis is een eencellige parasiet die histomonosis, in de volksmond ook Blackhead genoemd, kan veroorzaken. De aandoening kenmerkt zich vooral door ernstige schade aan de lever en de blindedarmen, en kan bij kalkoenen leiden tot massale sterfte (80 tot 100 procent).
Al sinds 2002 houdt de Gezondheidsdienst voor Dieren (GD) zich intensief bezig met de uitvoering van de diergezondheidsmonitoring in Nederland. Hiervoor werken wij nauw samen met onder andere de diersectoren, de zuivel, het ministerie van LNV, dierenartsen en veehouders. Deze rubriek verhaalt over bijzondere gevallen, speciaal onderzoek en opvallende resultaten die het werk van de monitoring oplevert. Samen werken we aan diergezondheid in het belang van dier, dierhouder en samenleving.
16 - Pluimvee, juni 2018
In het verleden kon deze ziekte goed voorkomen worden door de toediening van antihistomonasmiddelen door het voer. Deze middelen werden begin deze eeuw verboden vanwege toxische en kankerverwekkende eigenschappen. Dat betekent dat histomonosis niet te behandelen of te voorkomen is. Eerst diagnose, dan behandelen Alweer enige tijd geleden werd aangetoond dat het antibioticum paromomycine, eveneens toegediend via het voer, een uitstekende preventieve antihistomonaswerking heeft. Het middel is in Nederland voor deze toepassing niet geregistreerd als diergeneesmiddel. Hoewel het in ItaliĂŤ geregistreerd is als veevoeradditief, is het niet mogelijk om paromomycine (via de cascaderegeling) in Nederland toe te passen. Bovendien is het preventief inzetten van antibiotica in Nederland geen optie. Belangrijk is dus om eerst de diagnose histomonosis te stellen alvorens het antibioticum in te zetten. Omdat paromomycine niet meer werkt zodra er een klinische uitbraak is van histomonosis, zou het inzetten ervan moeten gebeuren nog voordat de klinische verschijnselen optreden. Oftewel, het eerste ziektegeval van een uitbraak zou moeten worden opgespoord. Een direct daarna ingezette behandeling zou verbetering kunnen opleveren. Daarom is er in deze studie gekeken in welke mate er Histomonas meleagridis op bedrijven voorkomt zonder dat er sprake is van een uitbraak. Vervolgens is onderzocht of op de bedrijven waar de kiem kon worden aangetoond ook binnen korte tijd een uitbraak volgde. Om de onderzoeksvragen te beantwoorden voerde GD een prevalentiestudie uit. Dit is een onderzoek waarin wordt gekeken hoe vaak een bepaalde ziektekiem voorkomt, in dit geval dus H. meleagridis bij kalkoenen.
monitoring
Wil Landman, pluimveedierenarts
Stofmonsters en cloacaswabs Voor het onderzoek zijn op tien vleeskalkoenenbedrijven, op twee tijdstippen, monsters verzameld van alle stallen met dieren. Er werden in totaal 32 stallen bemonsterd. Hiervan zijn achttien stallen maar één keer onderzocht, omdat de dieren tijdens de eerste bemonstering in een andere (opfok) stal zaten of pas later over meerdere stallen werden verdeeld.
Zieke dieren met histomonosis zitten bol,
Er werden stofmonsters genomen (in totaal 47 inzendingen, vier per stal) en cloacaswabs (dertig per stal). Ook zijn er bloedmonsters verzameld (dertig per stal), die zijn ingevroren voor eventueel vervolgonderzoek. De eerste bemonstering (twintig inzendingen) vond plaats in stallen met dieren in de leeftijd van 25 tot 44 dagen. Hierbij werd op drie bedrijven histomonas-DNA aangetoond: in twee stofmonsters (steeds bij één van de vier uit een stal, maar elk van een ander bedrijf) en in één van de vijf pools cloacaswabs van een derde bedrijf. De tweede bemonstering (27 inzendingen) vond plaats bij een leeftijd tussen 98 en 147 dagen. Er werd géén histomonas-DNA gevonden. Positieve stofmonsters konden worden verklaard doordat de ronde ervoor op het betreffende bedrijf een uitbraak van histomonosis had plaatsgevonden. Prevalentie hoog, geen klinische verschijnselen De prevalentie van histomonas-DNA bleek relatief hoog te zijn: bij drie van de tien bedrijven werd DNA gevonden. De bepalingen hadden geen voorspellende waarde, want op géén van deze drie bedrijven volgde een klinische uitbraak van histomonosis. Het omgekeerde was wel het geval: uitbraken volgden op twee bedrijven waar eerder geen histomonas-DNA werd aangetoond.
zijn lusteloos, hebben een ruw verenkleed en gesloten oogleden, en staan steil op hun poten
Via serologisch onderzoek zou nog onderzocht kunnen worden of er bij de bedrijven waar histomonas-DNA werd aangetroffen, een subklinische infectie is opgetreden, oftewel een infectie met histomonas zónder waarneembare verschijnselen. Om meer inzicht te krijgen in de oorsprong van histomonosis-uitbraken is het raadzaam om histomonas-isolaten te genotyperen. Geen goede voorspeller De aanwezigheid van histomonas-DNA bleek geen goede voorspeller te zijn voor een histomonosis-uitbraak en bovendien traden er gevallen van histomonosis op, zonder dat vooraf histomonas-DNA werd gevonden. Dit onderzoek heeft daardoor niet geleid tot een argument voor het rechtmatig inzetten van paramomycine in Nederland. Dankwoord Met dank aan de dierenartsen van dierenartsenpraktijk Poultry Vets, die hielpen met het verzamelen van de monsters voor deze studie.
Pluimvee, juni 2018 - 17
FIPRONILCRISIS HEEFT PLUIMVEEHOUDERIJ VEEL GELEERD
“Het had niet verder uit de hand kunnen lopen” Snel de kippen schoon, dat was het doel van Eric Hubers, die als voorzitter Pluimveehouderij bij LTO/NOP de fipronilcrisis van dichtbij meemaakte. Als pluimveehouder voelde hij mee met de machteloosheid die zijn collega’s ervoeren. Hoe kijkt hij terug op de crisis die nu bijna een jaar geleden begon? Is die eigenlijk al wel voorbij? En wat kunnen we ervan leren? Het is nu bijna een jaar na de start van de fipronilcrisis. Hoe kijk je daarop terug? “Dan kom je al snel in clichés terecht. Ik heb drie vogelgriep epidemieën meegemaakt, maar de fipronilcrisis spant de kroon, qua impact en machteloosheid. Bij een vogelgriepepidemie is er een duidelijk plan. Dat was hier niet. Maar ik had wel meteen door: dit is heel ernstig.”
Hoe ging je te werk? “We zijn heel snel gaan kijken hoe we die kippen schoon zouden kunnen krijgen. Samen met Ruth (Bouwstra, sectormanager Pluimvee bij GD, red.), heb ik veel uren doorgebracht. In het begin was het vooral ingewikkeld omdat de situatie elke week veranderde. Waren het eerst nog zeven getroffen bedrijven, een paar weken later bleken dat achthonderd stallen! Je wil dan vooral pluimveehouders te woord staan en zo veel mogelijk informeren. Terwijl je zelf ook op zoek moet naar informatie.” Waarin verschilt dit van een dierziekteuitbraak? “Je hebt te maken met twee dingen. Ten eerste is de oorzaak fraude, waarvan de fraudeurs zijn opgepakt en berecht worden. En ten tweede is er een gevaar voor de voedselveiligheid. De
“We hebben de gunfactor van de burger nog”
18 - Pluimvee, juni 2018
Yoni Pasman, freelance redacteur
reportage
NVWA reageerde hier overspannen op, vertrouwde niemand meer. Bijvoorbeeld als een getroffen bedrijf meerdere takken had, legkippen op één locatie en 15 kilometer verderop een vleeskuikenbedrijf, dan werd dat onderdeel ook geblokkeerd. Terwijl de hele sector weet dat vleeskuikens geen bloedluis hebben. Met dat soort reacties is veel schade aangericht.” Op wat voor manier? “Er is een groot verschil ontstaan tussen pluimveebedrijven. Er zijn bedrijven die fors geprofiteerd hebben van de crisis en er zijn bedrijven failliet gegaan. Zo zijn er kooieieren voor 0,12 euro verkocht. Die bedrijven zijn zó binnengelopen dat ze meerdere scharrelbedrijven zouden kunnen opkopen.” Zijn er nog bedrijven die kampen met de nasleep van de fipronilcrisis? “Er zijn nog steeds tientallen stallen die niet vrij zijn. Of ze niet kunnen of niet willen, dat weten we niet. Onlangs is een nieuw koppel kippen besmet geraakt, mogelijk via mest in de uitloop. Daarnaast is op veel bedrijven de mest nog niet vrijgegeven, die moet een keer weg. Als die lang genoeg blijft liggen dan lost het probleem zich vanzelf op, maar de halfwaardetijd (de tijd dat de hoeveelheid fipronil is gehalveerd, red.) is langer dan de tijd dat de mest officieel mag blijven liggen. De meeste bedrijven zijn weer opgestart en hebben hun normale ritme weer te pakken. Maar er is een groot aantal pluimveehouders dat het moeilijk heeft. De impact van het dag en nacht schoonmaken, maar ook het verwijt naar zichzelf: had ik het kunnen voorkomen? Dat verwijt moeten ze zichzelf niet maken vind ik.” Hoezo niet? “Het is heel wrang dat het is gebeurd op het moment dat de normen zijn aangepast. De NVWA wist in 2016 al dat dit speelde, en toen mocht er nog drie keer zo veel in de eieren zitten. Als we er toen mee aan de slag waren gegaan was er nauwelijks een probleem geweest. Dat is ook één van de redenen dat we als LTO een rechtszaak tegen de NVWA aanspannen. Maar ook vanwege de buitenproportionele maatregelen en voor de uitspraken die ze in de media heeft gedaan. En heel eerlijk, ik had tot de start van de crisis halverwege vorig jaar nog nooit van fipronil gehoord. Het zat niet in mijn aandachtsgebied.”
“Ook al is de voedselveiligheid nooit in het geding geweest, de wet is de wet”
Is dat ook een leermoment geweest? “Blijkbaar hebben we iets nagelaten, maar samen met IKB en de overheid kunnen we de keten veiliger maken. Je kunt fraude nooit uitsluiten, maar je kunt wel de omvang van de crisis verkleinen door veranderingen extra te analyseren. Als een bedrijf in één keer een veel betere oplossing heeft voor een probleem dan alles daarvoor, dan is dat toch wel opmerkelijk. Als gevolg van de fipronilcrisis gaan we het eiersysteem robuuster maken. We krijgen lijsten van stoffen die de pluimveehouder mag gebruiken voor ongediertebestrijding, waar bloedluizen nu ook onder vallen, net als voor de knaagdierenbestrijding. Daarnaast werken we aan een Algemeen Verbindend Verklaring van een aantal IKB-voorschriften voor de 10 procent aan pluimveehouders die niet aangesloten zijn bij het kwaliteitssysteem, zodat die ook aan een minimum van eisen voldoen. Zij zijn immers medeverantwoordelijk voor de reputatie van de hele sector.” Die reputatie van de sector, heeft die een knauw gehad? “Het ei wordt nog steeds gekocht, dat is niet minder geworden. We hebben de gunfactor van de burger nog. Maar je moet wel laten zien dat het niet nog eens kan gebeuren.” Is dat gelukt, de crisis zo klein mogelijk te houden? “Nee. Het had niet verder uit de hand kunnen lopen.” Wat wil je pluimveehouders nog meegeven? “Ik denk dat niemand zich kon realiseren dat de behandelingen van Chickfriend deze enorme gevolgen zouden hebben. Het door Chickfriend illegaal toegevoegde fipronil is als een enorme vlooienband gaan werken. Het was een nieuw fenomeen. Ik hoop dat de bewustwording groter is geworden, dat je niks kunt doen zonder dat je zeker weet dat het 100 procent veilig is. Natuurlijk, het gaat om picogrammen. Zulke kleine hoeveelheden, maar realiseer je dat alles vindbaar en aantoonbaar is. We willen in Nederland eten dat van onberispelijke kwaliteit is, en ook al is de voedselveiligheid nooit in het geding geweest, de wet is de wet. Als het er niet in mag zitten, mag het er niet in zitten, punt.”
Pluimvee, juni 2018 - 19
Tel. +31(0)342-786952 info@multiheat.eu • www.multiheat.eu
• Hoog rendement door Crossflow warmtewisselaar • Besparing van 65% op energiekosten • Zeer effecïente (lage weerstand) filters, zelfreinigend! • Volledig gecoate panelen • Krachtige centrifugaal ventilator
GOED TE COMBINEREN MET GELIJKDRUKVENTILATIE ROBUUSTE, GOED TE REINIGEN INDIRECT GESTOOKTE HEATER
VOLDOET AAN DE LAATSTE EISEN MET BETREKKING TOT FIJNSTOFREDUCTIE
Duurzame oplossingen, doeltreffende installaties
De eierlift kost weinig en spaart uw rug. • stapelt 4 stapels tegelijk • niet meer tillen • eenvoudig en goedkoop • geen palletlift nodig • minimale plafondhoogte 2.20m. • werkt ook met pulp tray's • hoge capaciteit 3 min./pallet • ook 6 lagen stapelen mogelijk
Ventilatiesystemen Koeling, Verwarming Warmtewisselaars
Agro Bekijk voor al onze oplossingen en installaties onze website:
www.etbvandebeek.nl
Frans Smolenaers, Boeket 4 6031 PR Nederweert mob. 0622690905
Voersystemen Dierweging
www.smolenaerseierliften.nl
Verlichting (LED, TL) Noodstroomvoorziening Farmmanager software
Samen werken aan diergezondheid
Inzicht in coccidiose op uw bedrijf
Zie filmpje op WWW.SMOLENAERSEIERLIFTEN.NL
Nieuw combiruif Tegelijkertijd maagkiezel en luzerne voeren op 1 plek “Kijk op onze site”
ADVERTEREN IN DIT MAGAZINE? Neem contact op met: Marcel Koot T+31 (0)314 - 355 852 E marcel.koot@dock35media.nl I www.dock35media.nl
- Stallen ontsmetten (nat en/of droog) Het coccidiose-monitoringsprogramma van GD geeft inzicht in de coccidiosestatus van uw koppel. De coccidiose-uitscheiding van de zeven belangrijkste Eimeria-soorten en de ernst van de infecties wordt in beeld gebracht. Als u meerdere koppels achter elkaar monitort, kunt u bovendien het effect van managementaanpassingen evalueren. Zo houdt u een vinger aan de pols. Meer weten? Ga naar www.gddiergezondheid.nl/coccidiose-monitoring GD, Postbus 9, 7400 AA Deventer, T. 0900-1770, F. 0570-63 41 04 www.gddiergezondheid.nl, info@gddiergezondheid.nl
- Ongediertebestrijding op maat
- Ongediertebestrijding op (ratten enmaat muizen)
(ratten en muizen) - Bloedluisbehandeling
- Maden sproeibehandeling
- Bloedluisbehandeling - Stallen ontsmetten (nat en/of droog) - Maden sproeibehandeling - Stallen ontsmetten (nat en/of droog)
Anneke Feberwee en Sjaak de Wit, pluimveedierenartsen en Remco Dijkman, onderzoeker R&D
wetenschap
RESULTATEN ONDERZOEK CORYZA
WELKE CORYZA-STAMMEN CIRCULEREN ER IN NEDERLAND? De zeer besmettelijke aandoening Coryza (acute snot) wordt veroorzaakt door de bacterie Avibacterium paragallinarum (AVP). In de vorige Pluimvee las u over de resultaten van de antibioticumgevoeligheidsbepaling van Nederlandse AVPisolaten van uitbraken in de periode 2008 tot en met 2017. In deze editie besteden we aandacht aan andere resultaten van het onderzoek.
Genetische variatie Nederlandse AVP-stammen Inzicht in de verspreiding van de verschillende stammen kan bijdragen aan de aanpak van Coryza in Nederland. Daarom zijn genen van Nederlandse AVP-isolaten uit commercieel en hobbymatig gehouden pluimvee onderzocht op een door GD ontwikkelde en gevalideerde manier, om te bepalen tot welke genetische groep (genotype) een bacterie behoort.
Sinds 2009 wordt de Nederlandse pluimveehouderij regelmatig geconfronteerd met uitbraken van Coryza bij commercieel pluimvee (vlees en leg). Getroffen bedrijven ondervinden doorgaans veel economische schade. Naast de commerciĂŤle pluimveehouderij wordt er in Nederland ook bij hobbypluimvee met enige regelmaat Coryza aangetroffen.
De resultaten van figuur 1 laten de genetische variatie zien van Nederlandse AVP-isolaten die betrokken waren bij de uitbraken van Coryza in 2008 tot en met 2017, zowel bij hobbymatig als commercieel gehouden pluimvee. Te zien is dat genotype 0005 sinds 2008 vrijwel ieder jaar (behalve in 2015) is aangetroffen. In 2009 was er sprake van een dominant genotype (0011).
Figuur 1: Genetische variatie van Nederlandse AVP-isolaten betrokken bij de uitbraken van Coryza van 2008 tot en met 2017.
Pluimvee, juni 2018 - 21
Figuur 2: Overzicht genetische variatie Nederlandse AVP-isolaten uit hobby- en commercieel pluimvee betrokken bij de uitbraken van Coryza van 2008 tot en met 2017
Van serotypering naar genotypering De effectiviteit van vaccinatie tegen Coryza hangt af van het serotype van de stam. Serotypering wordt wereldwijd nog maar door een enkel laboratorium uitgevoerd en is arbeidsintensief. Een sneller en goedkoper alternatief voor serotypering zou gewenst zijn. Om die reden ontwikkelde GD een moleculaire test, die op basis van een beperkt aantal stammen veelbelovende resultaten gaf. Deze test dient in een vervolgproject verder gevalideerd te worden met een uitgebreider, internationaal panel van goed getypeerde AVP-stammen.
22 - Pluimvee, juni 2018
In de afgelopen jaren lijkt een nieuw genotype meer dominant aanwezig te zijn, namelijk genotype 0008. De resultaten van figuur 2 laten zien dat sommige genotypes zowel bij hobbymatig als commercieel gehouden pluimvee voorkomen. Serotypering van AVP-stammen Vaccinatie is een belangrijk middel in de aanpak van Coryza. Omdat de bescherming door vaccinatie bepaald wordt door het serotype van de stam is ook onderzocht welke serotypes (A1 t/m A4, B en C1 t/m C4) er in Nederland circuleren. Binnen dit project is in eerste instantie een selectie van AVP-isolaten van commercieel pluimvee uit de periode 2008 tot 2017 meegenomen. Om inzicht te krijgen in de circulerende serotypes in Nederland zijn de isolaten opgestuurd naar een Mexicaans laboratorium dat deze serotypering nog uitvoert. De resultaten van de serotypering levert informatie op met betrekking tot de te verwachten effectiviteit van de beschikbare vaccins.
wetenschap
Anneke Feberwee en Sjaak de Wit, pluimveedierenartsen en Remco Dijkman, onderzoeker R&D
In de periode van 2008 tot en met 2015 werden regelmatig serotypes A1 en A2 gevonden, en een enkele keer C1 en B1. In 2016 werd voor het eerst een serotype C2 gevonden. Er is geen relatie tussen serotype en genotype. Het gevonden serotype C2 behoort wel tot het nieuwe genotype 0008, zie tabel 1. Meerdere conclusies Op basis van het onderzoek zijn er verschillende conclusies te trekken: • Nieuw genotype: de resultaten van de genotypering laten zien dat in de laatste jaren een nieuw genotype voorkomt in Nederland (0008, zie figuur 1). • Hobby- versus commercieel pluimvee: we zien dezelfde stammen bij hobbypluimvee en commercieel pluimvee. Dit geeft aan dat hobby- en commercieel pluimvee een bron van besmetting kunnen zijn voor elkaar. De analyse van meerdere genen moet deze bevinding nog verder onderbouwen. • Nieuw serotype: de resultaten van de serotypering laten zien dat er in Nederland ook een nieuw serotype voorkomt, namelijk C2. Dit nieuwe serotype behoort tot de nieuwe genetische groep 0008. Het vaccin dat beschikbaar is voor de Nederlandse markt bevat serotype A1, B1 en C1. Er is normaal gesproken wel sprake van voldoende kruisimmuniteit tussen de serotypen C1 en C2. Gezien de circulatie van een nieuw serotype in Nederland is het van belang om de effectiviteit van vaccinatie in het veld goed te blijven monitoren. Aanbeveling Om het ontstaan en verloop van Coryza-uitbraken in Nederland beter te kunnen begrijpen en de vraag te kunnen beantwoorden of er een relatie is met een nieuwe stam of een nieuwe serotype, is het aan te bevelen om AVP-isolaten bij uitbraken te blijven serotyperen en om genetisch onderzoek op basis van snelle genotypering voort te zetten. Op die manier kunnen we de introductie van nieuwe stammen opsporen, de verspreiding van de verschillende stammen blijven volgen en effectiviteit van vaccinatie in de aanpak blijven monitoren.
stam
serotype Genotype
2008-1
A1
5
2009-1
A1
5
2009-2
A2
5
2009-3
B1
3
2009-4
A1
11
2009-5
A2
6
2009-6
A1
10
2009-7
A2
11
2009-8
A1
11
2009-9
A1
11
2009-10
A1
11
2009-11
A1
5
2010-1
C1
5
2010-2
A1
5
2011-1
A1
5
2011-2
A1
5
2011-3
A1
5
2012-1
A1
5
2015-1
A2
7
2016-1
C2
8
2016-2
C2
8
Tabel 1. Serotypering Nederlandse AVP-isolaten 2008-2016
Pluimvee, juni 2018 - 23
ROWAN
RANGE
®
ROWAN
RANGE
®
pathologie
Naomi de Bruijn, veterinair patholoog en pluimveedierenarts
Sudoku in de sectiezaal Jaarlijks ontvangt GD ongeveer 7.000 dieren voor pathologisch onderzoek. Ruim een vijfde daarvan is pluimvee. Eén van de veterinair pathologen van GD en tevens pluimveedierenarts is Naomi de Bruijn. Hoe kijkt zij naar haar werk in de sectiezaal?
Naomi de Bruijn aan het werk in de sectiezaal tijdens een internationale cursus Pluimveegezondheid van GD Academy
“Wanneer mijn kinderen me vragen naar het werk dat ik doe, is mijn antwoord steevast: “Ik ben dokter van dode dieren.” Daarop komt altijd de vraag of ik die dieren dan ook beter maak. Maar nee, dat kan niet meer. Wel kan het werk dat wij in de sectiezaal verrichten de dierenarts op het bedrijf helpen om een beter beeld te krijgen van de problemen die de onderzochte dieren doormaakten. Dit vormt doorgaans de basis voor de behandeling en hopelijk het beter maken van de koppelgenoten.
Uitdaging De sectie begint al wanneer u, al dan niet in overleg met uw dierenarts, aan de hand van de verschijnselen dieren selecteert voor onderzoek. Zodra deze dieren aankomen bij GD zetten wij doorgaans een heel scala aan diagnostische tools in om aan te tonen dat er een aandoening in het koppel aanwezig is die daadwerkelijk schade veroorzaakt en daarmee de verschijnselen kan verklaren. Vanwege het beschermende effect van vaccinaties stelt het aantonen van schade ons nogal eens voor een uitdaging. Het is echter wel noodzakelijk om die schade aan te tonen, omdat daarmee het onderscheid met een toevalligerwijs passerende kiem gemaakt kan worden. Pluimveesecties kunnen daarom wel vergeleken worden met een sudokupuzzel voor gevorderden. Aan de dieren valt op het oog niet veel te zien, maar onderliggend spelen er serieuze aandoeningen, die met zorgvuldig ingezet vervolgonderzoek pas in beeld komen. Een goede interactie met u als pluimveehouder en met bedrijfsdierenartsen is dan ook van groot belang om tot een sluitende diagnose te komen.” Pluimveesecties zijn te vergelijken met een sudokupuzzel: de bacteriën en virussen die je eerst niet ziet komen door sectie steeds verder in beeld. Kunt u deze sudokupuzzel oplossen?
MEER OVER PATHOLOGISCH ONDERZOEK BIJ GD LEEST U OP WWW.GDDIERGEZONDHEID.NL/PATHOLOGIE
Pluimvee, juni 2018 - 25
Advertorial
Rust bij pluimvee door full spectrum zonlicht verlichting met ionisatie Dat merken pluimveehouders op met de producten van FreshlightAgri. Dit is een van de genoemde ervaringen wat de ledverlichting in combinatie met ionisatie doet bij dieren. Full spectrum zonlicht De ledverlichting van FreshlightAgri biedt het kleurenspectrum van het zonlicht aan, inclusief UV-A, UV-B en infrarood. Dit spectrum zorgt ervoor dat kippen rustiger zijn, zich natuurlijker gedragen, en dus ook vitaler, voelen. Het full spectrum zonlicht zorgt voor extra aanmaak van vitamine D.
A
®
www.freshlightagri.com
Luchtzuiverende agrarische verlichting
Luchtzuiverende verlichting A Schone lucht
Luchtzuiverende agrarische verlichting
GezondeAdieren
Luchtzuiverende agrarische verlichting
®
Luchtzuiverende agrarische verlichting
®
A Minder antibioticum ®
A Vermindering van pathogenen ®
Luchtzuiverende agrarische verlichting
Ionisatie Aan de verlichting zitten koolstofborsteltjes. Deze koolstofborsteltjes stoten 24/7 negatief geladen ionen uit. De ionen verspreiden zich als een wolk door de stal en hechten zich aan stofdeeltjes. Door de ionisatie wordt fijnstof en de pathogene druk gereduceerd wat zorgt voor een gezonder stalklimaat en een betere werkomgeving voor de boer. Het resultaat is een reductie van minimaal 30%. De ionisatie en het licht kan apart van elkaar aan- en uitgeschakeld worden. Wanneer in de avond de verlichting uitgaat, blijft de ionisatie zijn werk doen. Ervaringen Door de jaren heen heeft FreshlightAgri al vele diverse stallen mogen inrichten met de ioniserende verlichting. Door navraag te doen bij een aantal pluimveehouders leert men dat de ervaringen positief zijn.
A Top rendement
®
Luchtzuiverende agrarische verlichting
de juiste omstandigheden in aanmerking voor fiscale regelingen zoals de EIA en de MIA/Vamil.
HDT1221
Door de verlichting met ionisatie van FreshlightAgri komt pikkerij onder de dieren minder voor en de uitvalpercentages door ziektes zijn lager. Zoals eerder vermeld zien de pluimveehouders dat de dieren goed in hun vel zitten. Daarnaast is een vaak gehoorde ervaring dat de kwaliteit en het gewicht van de dieren is gestegen. Voor de pluimveehouder zelf is het prettiger werken met het full spectrum zonlicht en controle op de dieren gaat beter. 055 - 302 00 22
Nagelpoelweg 86, 7333 NZ Apeldoorn
info@freshlightagri.com
De ledverlichting is zeer energiezuinig en geeft de hoogste lichtopbrengst per opgenomen Watt in de verlichtingsbranche. Tevens heeft de verlichting geen frequentie trillingen. Daarmee komt de verlichting in
Meer informatie over de producten van FreshlightAgri? Tel: 055 – 30 20 021 E-mail: info@freshlightagri.com Website: www.freshlightagri.com
de boer op Samen werken aan diergezondheid
86% … VAN DE NEDERLANDSE PLUIMVEEHOUDERS DIE HET BLAD PLUIMVEE ONTVANGT LEEST ‘M MINIMAAL VOOR DE HELFT UIT.
dheid
Samen werken aan diergezon
GD-magazine - april 2017
pluimvee
GD-magazine - december 2017 - nummer 66
pluimvee
- nummer 64
Samen werken aan diergezon
dheid
pluimvee
GD-magazine - juli 2017 - nummer 65
Samen werken aan diergezondheid
pluimvee
GD-magazine - juni 2018
- nummer 67
BRAM BEVELANDER HOUDT ZIJN VLEESKUIKENS IN EEN PATIOSTAL “Ze hebben heel weinig stress” INTERVIEW HENNIE DE HAAN “Het is nog niet voorbij”
ORP: DIERENARTS SIBLE WESTEND ject geeft “Het peildierenartsenpro id” inzicht in pluimveegezondhe
SAMENLEVING
er dan? Verdenking AI: wat gebeurt
NIEUW: NEXT GENERATION
CORYZA-UITBRAAK
INTERVIEW
001_PL66_cover.indd 1
Arco van der Spek (NVWA)
ONDERZOEK: 29-03-17 09:04
Monitoring NCD bij vleeskuikens
PL64_01_cover.indd
MONITORING ACUTE SNOT Behandelen met antbiotica of niet?
Pluimveehouder Borgman: “De kippen doen het nu weer goed”
“Als het van papa mag, wil ik later graag de kippen overneme n” 05-12-17 11:04
INTERVIEW ERIC HUBERS
Hoe kijkt hij terug op de
fipronilcrisis?
MONITORING
Histomonas op kalkoene
nbedrijven
UIT HET LAB:
Wat komt er kijken bij sectie?
001_PL67_cover.indd
1
1
05-06-18 09:20
001_PL65_cover.indd 1
11-07-17 16:12
Wat wilt u lezen in Pluimvee? De Pluimvee valt bij 78 procent van de Nederlandse pluimveehouders op de mat. Daarvan leest 86 procent het blad minimaal voor de helft uit. Dit blijkt uit het klanttevredenheidsonderzoek dat GD eind 2017 uitvoerde. Onderdeel van dit onderzoek was achterhalen hoe pluimveehouders denken over de communicatiemiddelen van GD. Eén van die communicatiemiddelen is het magazine Pluimvee. Uit datzelfde onderzoek blijkt ook dat ruim negen van de tien ondervraagde
pluimveeveehouders de huidige papieren versie verkiest boven een digitale versie. Al met al geven zij het blad Pluimvee een rapportcijfer van 7,3. Daar zijn we als GD al best trots op! Maar het kan natuurlijk altijd beter. En daarom vragen we u het volgende: waarover zou u in Pluimvee graag meer willen lezen? Of heeft u een leuk idee voor een nieuwe rubriek? Laat het ons weten! Dat kan via redactie@gddiergezondheid.nl LEES PLUIMVEE OOK ONLINE OP WWW.GDDIERGEZONDHEID.NL/GD-PLUIMVEE
vraag & antwoord
VRAAG: IS HET VERSTANDIG OM TE VACCINEREN TEGEN CORYZA? ANTWOORD: ANNEKE FEBERWEE, PLUIMVEEDIERENARTS
Of een vaccinatie voor Coryza aanbevolen wordt, hangt af van de situatie op het bedrijf en in de omgeving. Na een uitbraak op een éénleeftijdbedrijf kan het verstandig zijn te vaccineren, met name als dit bedrijf gelegen is in een pluimveedicht gebied of wanneer er hobbypluimvee in de buurt van het bedrijf aanwezig is. Ook wanneer niet uitgesloten kan worden dat er contact is tussen pluimvee en wilde vogels (zoals fazanten) kan het verstandig zijn te vaccineren. Vaccinatie bestaat uit tweemaal een injectie in de opfokperiode.
LEES MEER OVER CORYZA OP WWW.GDDIERGEZONDHEID.NL/CORYZA
Pluimvee, juni 2018 - 27
diergezondheid volgens Fiona van Kaam Geïnspireerd door haar buurman die ook dierenarts was wist ze al heel vroeg zeker: “Ik word dierenarts.” Fiona van Kaam, geboren in het grensdorpje Dinxperlo in de Gelderse Achterhoek, maakte de keuze om pluimveedierenarts te worden uiteindelijk tijdens haar opleiding aan de faculteit Diergeneeskunde van de Universiteit Utrecht. “Ik vind dat we in Nederland trots mogen zijn op onze pluimveesector. Het werk binnen deze sector is divers en tegelijkertijd enorm specialistisch.” Fiona is nu bijna een half jaar werkzaam binnen de praktijk Poultry Vets in Ell, Limburg. Dierenwelzijn begint in haar ogen met een goede diergezondheid. “Als dierenarts ben je een belangrijke hulplijn op het moment dat een koppel het niet goed doet, of zelfs ziekteverschijnselen vertoont.” Uitdaging Binnen de praktijk doet ze momenteel in de gehele pluimveesector kennis en ervaring op. “De takken van sport waar ik speciale interesse in heb, zijn de opfok en leg.” Hoewel ze veel theoretische kennis heeft opgedaan tijdens haar studie, kan een diagnose stellen volgens Fiona in de praktijk soms best een uitdaging zijn. “Zaken blijken helemaal niet zo zwart-wit als beschreven en bovendien lezen kippen niet altijd de boekjes.” Sparringpartners “Pluimveehouders in Nederland zijn steeds hoger opgeleid en ik denk dat dierenartsen in toenemende mate sparringpartners voor ondernemende veehouders zijn. Binnen de praktijk waar ik werk, is daar al veel aandacht voor. Het team van Poultry Vets bestaat uit jongere én ervaren dierenartsen, waarin kennis actief overgedragen wordt. Ik kan mijn collega’s altijd bellen voor overleg.” Preventie Fiona ziet de rol van de dierenarts niet als die van iemand die slechts ingeschakeld wordt als er problemen zijn. Onder andere met het oog op het restrictieve antibioticabeleid, wordt preventief werken steeds belangrijker, geeft ze aan. “Nog te vaak doen zich problemen voor omdat er bijvoorbeeld niet goed genoeg wordt gelet op ventilatie of omdat ongedierte op een bedrijf vrij spel heeft. Ik wil dan ook afsluiten met de boodschap: voorkomen is beter dan genezen!”
Postbus 9, 7400 AA Deventer, T. 0900-1770, F. 0570-634104, www.gddiergezondheid.nl, info@gddiergezondheid.nl