Pluimvee 69

Page 1

Samen werken aan diergezondheid

GD-magazine - juni 2019 - nummer 69

pluimvee

WINDBREEKGAAS Hoe effectief is dit tegen AI?

LEDEN ADVIESCOMMISSIE Onderzoek en praktijk gaan hand in hand

BEZOEK KONING AAN GD Jubileum met een koninklijk tintje


ROWAN

RANGE

®

ROWAN

RANGE

®


voorwoord

EEN EEUW DIERZIEKTEBESTRIJDING GD bestaat 100 jaar! Een mooi moment om terug én vooruit te kijken. Is er na 100 jaar nog steeds behoefte aan een organisatie die zich inzet voor diergezondheid in Nederland? Een organisatie die met veterinaire kennis en diagnostiek toegevoegde waarde kan leveren aan de veehouderij? We gaan even terug in de tijd: Honderd jaar geleden was er een Friese veearts die vond dat tuberculose, een bedreiging voor de melkveehouderij en de volksgezondheid, op grotere schaal aangepakt moest worden. Dat dit initiatief uitgroeide tot de Gezondheidsdienst voor Dieren zoals we die nu kennen, had hij nooit kunnen bedenken. Samenwerking tussen bedrijfsleven, overheid en GD in de vorm van monitoring is daarmee al 100 jaar dé succesformule voor de bestrijding van dierziekten en het borgen van diergezondheid. Ook in de pluimveesector hebben we de vruchten kunnen plukken van deze manier van werken. Een ziekte als Mycoplasma gal-

lisepticum is zo goed als uitgeroeid en andere ziektes zoals ILT en vogelgriep worden gemonitord en effectief bestreden. Dat kan alleen als we samen blijven geloven in een innovatieve pluimveesector. Er is ook veel veranderd: de algemene kennis van veehouderij bij burgers is veel minder geworden – honderd jaar geleden was bijna iedere Nederlander betrokken bij de veehouderij. En ook de acceptatie van het houden van dieren staat onder druk. De uitdaging om op een gezonde en veilige manier met maatschappelijke acceptatie voedsel te kunnen blijven produceren is daarom groot. GD wil deze uitdaging ook de komende 100 jaar, graag samen met de sector aangaan. Trots zijn we natuurlijk ook. Zeker nu Zijne Majesteit de Koning het heeft behaagd GD te vereren met een bezoek ter ere van ons jubileum. We kijken samen terug én vooruit, en wij geloven erin dat we ook de komende 100 jaar voorop kunnen blijven lopen op het gebied van pluimveegezondheid, samen met u. Ruth Bouwstra, sectormanager Pluimvee

inhoud 04 Actueel 06 Hoe wordt de effectiviteit van vaccinatie beïnvloed?

Bereikbaarheid U kunt GD telefonisch bereiken via 0900-1770. Van maandag tot en met vrijdag van 08.00 tot 17.00 uur.

Tarieven Alle genoemde GD-tarieven in deze uitgave zijn exclusief btw en 9,95 euro basiskosten.

09 Interview leden adviescommissie: 06

Ophaaldienst voor sectie- en monstermateriaal

15 Bezoek Koning: een jubileum met een

COLOFON

ISSN: 1875-2594 Wilt u dit blad niet meer ontvangen of wilt u een adreswijziging doorgeven? Dat kan via 0900-1770, vraag naar klantdatabeheer (lokaal tarief) of mail naar brbs@gddiergezondheid.nl.

gezet

12 Is windbreekgaas effectief tegen AI?

Aanmelden: telefonisch 0900-202 00 12 (24 uur per dag) of via de Innight App. Wij halen het materiaal dan zo spoedig mogelijk bij u op. Sectie- en monstermateriaal kunt u brengen van maandag tot en met vrijdag van 8.00 tot 17.00 uur.

Pluimvee is een uitgave van de Gezondheidsdienst voor Dieren Redactie Ruth Bouwstra, Jessica Fiks, Rob Nijland, Eva Onis, Jeanine Wiegel | Beeldredactie Wendy van de Streek | Eindredactie Anne Taverne | Redactieadres GD, Marketing & Communicatie, Postbus 9, 7400 AA Deventer, T. 0900-1770, redactie@gddiergezondheid.nl, www.gddiergezondheid.nl | Productiecoördinatie Senefelder Misset Doetinchem | Basisontwerp Studio Kaap | Vormgeving Dock35 Marketing,Doetinchem | Druk Senefelder Misset Doetinchem | Abonnementen Pluimvee wordt gratis toegezonden aan relaties van GD. Een jaar­abonnement (twee nummers) voor personen buiten de doelgroep kost 13,30 euro (excl. btw en verzendkosten) | Advertenties Dock35 Media, T. 0314-35 58 52 | Verschijningsfrequentie twee keer per jaar | Suggesties Als u suggesties heeft voor dit blad, dan verzoeken wij u deze door te geven aan de redactie. Overname van artikelen is toegestaan uitsluitend na toestemming van de uitgever.

Onderzoek heeft Nederland op de kaart

koninklijk tintje

16 Monitoring: Nieuwe infectieuze 15

bronchitis-virusstam

19 Sectie: hoe meer informatie, hoe beter 22 Mycoplasma in de monitoring 25 Jubileumactie: win een gepersonaliseerde overall!

27 De boer op 19

28 Diergezondheid volgens Marco Otten Pluimvee, juni 2019 - 3


Uw digitale facturen nu met iDEAL-optie Wist u dat u GD-facturen ook digitaal kunt ontvangen? U ontvangt ze dan per e-mail in pdf-formaat en kunt direct betalen met iDEAL. U kunt uw facturen met uw Z login inzien en downloaden op Z factuur, een betrouwbare online facturenservice. Uw facturen digitaal ontvangen? Ga naar www.gddiergezondheid.nl/voorkeuren Heeft u nog vragen? Neem dan contact op met onze klantenservice: 0900-1770.

Bespaar geld met digitaal inschrijven Pluimvee Bij GD zijn de inschrijfkosten bij digitaal inschrijven van pluimveemonsters veel lager dan bij een ouderwetse inzending op papier. Per inzending betaalt u voor een ‘ouderwetse papieren inzending’ 9,95 euro aan inschrijfkosten. Met digitaal inschrijven betaalt u slechts eenmalig 3,95 euro. Dus als er uit één inzending drie uitslagen komen (bijvoorbeeld drie stallen met bloedonderzoek), dan scheelt dat ruim 25 euro! Worden de monsters van uw pluimvee al digitaal ingeschreven?

Winnaar Dutch Poultry Expo memoryspel Vanwege het 100-jarig bestaan van GD hadden we een leuke winactie op de Ductch Poultry Expo: een memoryspel waarbij de bezoekers, binnen de gestelde tijd, vijftien dezelfde afbeeldingen moesten vinden. En dat is gelukt. De familie Wegdam uit Hengevelde heeft een gepersonaliseerde overall gewonnen. Van harte gefeliciteerd! Wilt u ook een gepersonaliseerde overall winnen? Kijk dan op pagina 25 voor meer informatie over onze jubileumactie.

4 - Pluimvee, juni 2019

MEER OVER DIGITAAL INSCHRIJVEN WWW.GDDIERGEZONDHEID.NL/VEEONLINE

Toelichting uitslag pathologisch onderzoek gewijzigd De tekst op de uitslag van het pathologisch onderzoek dat GD voor u uitvoert is gewijzigd. Wanneer u een dier inzendt voor pathologisch onderzoek ontving u voorheen een uitslag met een andere tekst dan uw dierenarts; GD vertaalde de veterinaire termen voor u in een algemene toelichting. Omdat dit in de praktijk voor verwarring blijkt te zorgen, ontvangt u voortaan een uitslag met exact dezelfde tekst als uw dierenarts. Heeft u vragen over de uitslag, neem dan contact op met uw dierenarts. Hij of zij heeft de uitslag ook ontvangen en kan u een nadere toelichting geven.


actueel

Nieuwe dierenarts: Willem Dekkers

VETMAP-project: beter inzicht in antibioticum­ resistenties

Mijn naam is Willem Dekkers en ik ben sinds 1 april 2019 werkzaam bij GD als pluimveedierenarts. Na iets meer dan een jaar werkzaam geweest te zijn als practicus in Someren heb ik de overstap naar Deventer gemaakt. Ik zal hier in eerste instantie de rol van centrale dierenarts gaan vervullen waarbij ik, vaak in overleg met collega’s, de vragen vanuit het veld zo goed mogelijk zal proberen te beantwoorden. Ook de monitoring van de verschillende pluimveeziekten is een taak van de centrale dierenartsen. Daarnaast zullen er enkele projecten en onderzoeken op mijn bord terechtkomen. Tot slot zal ik ingezet worden voor advieswerk in het buitenland en voor trainingen van GD Academy. Ik kijk ernaar uit om u van dienst te zijn!

Vogelgriepuitbraak H3N1 in België De uitbraak van vogelgriep H3N1 in België is een zorgwekkende situatie. Hoewel het volgens de officiële typering een laagpathogene stam is (minder ziekteverwekkend), veroorzaakt het virus in de praktijk veel klinische problemen. Uitval tot 60 procent bij leggende hennen is helaas geen uitzondering. Omdat het een laagpathogene stam betreft, hebben overheden geen officiële taak in de bestrijding. In België en Nederland wordt veel onderzoek naar het virus gedaan. Belangrijke vragen zijn waarom dit laagpathogene virus zoveel ziekte veroorzaakt, wat de rol is van andere ziekteverwekkers en op welke manier verspreiding kan worden voorkomen. Op verzoek van de sector heeft GD suggesties gedaan voor een monitoringssysteem om insleep vanuit België te voorkomen. Daarnaast bereidt GD zich voor om, bij een uitbraak van H3N1 in Nederland, de diagnose zo snel mogelijk te kunnen stellen. Voor het goed kunnen uitvoeren van de monitoring op H3N1 heeft GD nieuwe diagnostische testen voor H3N1 opgenomen in het pakket.

MEER OVER

In samenwerking met het Veterinair Microbiologisch Diagnostisch Centrum (Faculteit Diergeneeskunde), en in opdracht van en gefinancierd door het ministerie van LNV, heeft GD van september 2017 tot eind november 2018 het project VETMAP uitgevoerd. VETMAP staat voor VETerinaire Monitoring Antibioticumgevoeligheid Pathogenen en heeft als doel om te komen tot een representatief, betrouwbaar en up-to-date inzicht in de antibioticumgevoeligheid en antibioticumresistentie van specifieke bacteriële ziekteverwekkers, afkomstig uit landbouwhuisdieren (varkens, pluimvee, runderen, vleeskalveren), honden, katten en paarden. Als eerste stap om dit doel te bereiken is de ‘VETMAP Systematiek’ ontwikkeld. In de praktijk zal de VETMAPmonitoring een praktisch hulpmiddel worden, dat dierenartsen snel en gemakkelijk kunnen raadplegen wanneer zij een antibioticum tegen een bacteriële ziekteverwekker willen inzetten, maar op dat moment nog geen uitslag van een gevoeligheidsbepaling beschikbaar hebben. VETMAP Systematiek Om tot de VETMAP-monitoring te komen, is de ‘VETMAP Systematiek’ ontwikkeld: een document waarin beschreven wordt waaraan het verzamelen van monsters/isolaten, het laboratoriumonderzoek en de analyse en rapportage van de resultaten moeten voldoen. Daarnaast wordt specifiek per diersoort beschreven welke bacteriën gemonitord dienen te worden, welke antibiotica onderzocht dienen te worden, welke aantallen isolaten en welke aanvullende informatie noodzakelijk zijn.

WWW.GDDIERGEZONDHEID.NL/VOGELGRIEP

Pluimvee, juni 2019 - 5


Hoe wordt de effectiviteit van vaccinatie beĂŻnvloed?

Kleurstof kan worden toegevoegd wanneer een vaccin via het drinkwater aan de kuikens wordt gegeven. Zo kan bij de drinknippels worden gecontroleerd of de oplossing goed is verdeeld over het drinksysteem.

In deze Pluimvee deel 2 van de drieluik over vaccineren. In Pluimvee 68 (december 2018) is aandacht besteed aan wat vaccineren is en hoe het werkt. In deel twee komt aan de orde hoe de effectiviteit van vaccinatie wordt beĂŻnvloed. In de volgende Pluimvee gaan we verder in op maternale antistoffen en de relatie tot vaccinatiemogelijkheden, zoals de enttijdstipbepaling voor Gumboro.

6 - Pluimvee, juni 2019

We vaccineren om kippen te beschermen tegen ziekten, maar het resultaat is niet altijd zo goed als verwacht. Hoe komt het dat vaccins de ene keer wel goede bescherming geven en het resultaat de andere keer tegenvalt? Een ziekte-uitbraak in een gevaccineerd koppel kan veel oorzaken hebben. Grofweg is er een indeling te maken in vaccingerelateerde, mensgerelateerde, ziekteverwekkergerelateerde en diergerelateerde oorzaken. Daarnaast kunnen co-infecties de zaak vertekenen.


Jeanine Wiegel en Sjaak de Wit, pluimveedierenartsen

Vaccingerelateerd Een te lage bescherming kan veroorzaakt worden door een fout in het productieproces van het vaccin. Aangezien de geregistreerde vaccins onder zeer gecontroleerde omstandigheden worden geproduceerd en farmaceuten zeer strikte kwaliteitscontroles uitvoeren, komt dit zelden voor. Mensgerelateerd Wat wel vaker voorkomt zijn mensgerelateerde factoren zoals fouten bij de opslag, bereiding of toediening van het vaccin. Denk hierbij aan een kapotte koelkast of het bewaren van het vaccin in de deur van een koelkast die regelmatig opengaat. Bij en na oplossen van levende vaccins kan de concentratie snel afnemen, zeker in warmer water (houd ongeveer 4 °C aan) of in aanwezigheid van restanten van zeep of desinfectiemiddelen. Het is daarom belangrijk om het vaccin binnen twee uur te gebruiken of in twee porties toe te dienen. Daarnaast kunnen stabilisatoren worden gebruikt. Bij de toediening kan het fout gaan als de kippen te sloom zijn en niet gaan drinken, of wanneer het zo donker is in de stal dat de kippen hun ogen dicht houden, waardoor het gesprayde vaccin niet met de slijmvliezen in aanraking komt. Bij injectie-entingen (pokken, geïnactiveerde vaccins) kan een klein of groter deel van de dieren gemist worden of maar een deel van het vaccin krijgen, dit komt geregeld voor. Dit zijn slechts enkele voorbeelden van mensgerelateerde oorzaken. Bij tegenvallende vaccinatieresultaten is het verstandig om het proces van vaccineren eens goed te evalueren en stapsgewijs te controleren. Kruisbescherming Bij een aantal ziektes kun je ook een uitbraak krijgen terwijl het gebruikte vaccin een prima bescherming heeft opgewekt. Voor sommige ziekteverwekkers bieden vaccins bescherming tegen alle varianten van veldstammen (zoals Gumboro, NCD, pokken, trilziekte, CAV), dat geldt echter niet voor alle ziekteverwekkers. Het IB-virus staat erom bekend dat de kruisbescherming tussen stammen niet volledig is. Dit betekent dat een vaccinatie met bijvoorbeeld een Massachusetts-vaccinstam geen goede bescherming biedt tegen een D388 (QX)-, 793B4/91- of D1466-veldstam. Bij het opstellen van een IB-vaccinatieschema dient daarom goed gekeken te worden naar welke veldstammen circuleren in de omgeving.

Vaccineren klinkt wellicht eenvoudig, maar dat is het niet

vaccinatiereeks; deel 2 van 3

Bij een heel aantal ziektes en de werking van de vaccins is het belangrijk te weten of het een probleem betreft door één ziekteverwekker of een combinatie van ziekteverwekkers. Zo kunnen luchtwegproblemen, productiedalingen en uitval veel groter zijn wanneer er meerdere infecties tegelijk spelen. Dat moet dan natuurlijk wel worden opgemerkt. Als er wordt gevaccineerd tegen IB, maar er bijvoorbeeld ook een infectie met TRT, LPAI of Mycoplasma gallisepticum speelt, dan kan niet worden verwacht dat de IB-vaccinatie het probleem helemaal gaat voorkomen. Diergerelateerd Ook diergerelateerde factoren kunnen ervoor zorgen dat het effect van de vaccinatie tegenvalt. Zo zijn er ziekten en omstandigheden die het afweersysteem van het dier aantasten, waardoor het dier geen of minder bescherming zal hebben na de vaccinatie. Zo kunnen vroege Gumboro- en CAV-infecties het afweersysteem van de dieren blijvend beschadigen. Maar ook langdurige stress door een te hoge bezetting, slecht klimaat of andere factoren kunnen het effect van vaccinaties verlagen. Een andere mogelijke oorzaak is de interferentie met maternale afweerstoffen. Dit zijn de afweerstoffen die het moederdier doorgeeft aan haar nakomelingen via de dooier. Na uitkomst is de hoeveelheid maternale afweerstoffen een aantal dagen stabiel omdat er nog afweerstoffen worden geabsorbeerd uit de dooier, daarna neemt de hoeveelheid af. Het belang van de maternale afweerstoffen verschilt sterk per ziekte. Maternale immuniteit In het algemeen bieden de maternale afweerstoffen een bepaalde mate van bescherming tegen schade door infecties in de eerste paar levensweken. Zo kan de maternale immuniteit bescherming bieden tegen schijnleg en nierontsteking bij heel vroege IB-infecties, tegen sterfte door NCD en bijvoorbeeld schade bij reovirus-infecties. Bij een aantal ziektes kunnen de maternale antistoffen zelfs een totale bescherming geven, de veldstam kan niet eens aanslaan. Voor deze ziekten kun je dan ook niet vaccineren op heel jonge leeftijd, je moet wachten tot de hoeveelheid maternale afweerstoffen laag genoeg geworden is. Gumboro is zo’n ziekte, vaccinaties die te vroeg worden toegepast, leveren geen bescherming op. Kortom, ‘vaccineren’ klinkt wellicht eenvoudig, maar dat is het niet. Een goede voorbereiding is essentieel, behandel het vaccin zorgvuldig, zodat het zijn potentie behoudt en voer de vaccinatie nauwkeurig uit. En ook bij een secuur uitgevoerde vaccinatie kan het resultaat tegenvallen. Het dier en de ziekteverwekker kunnen hierbij ook van invloed zijn. Goede diagnostiek bij tegenvallende resultaten is daarom belangrijk: wat speelt er nu echt? Nog beter is het effect van de vaccinatie zelf te controleren. Problemen voorkomen is effectiever dan er met schade achteraan lopen.

Pluimvee, juni 2019 - 7


Legvermeerderaar gezocht Voor uitbreiding van ons ouderdierenbestand zijn wij op zoek naar een legvermeerderaar. Wij zoeken iemand: • • • •

die passie heeft voor het houden van kippen en die continue bezig is met het verbeteren van het technisch resultaat; waarvoor netjes werken en een perfecte bedrijfshygiëne vanzelfsprekendheden zijn; met een bedrijf in een pluimvee arm gebied, of middels bloeduitslagen aantoonbaar kan maken dat door een goede werkwijze de gezondheidsstatus van de huidige en afgelopen koppels goed is geweest; met een bedrijfsomvang in scharrel of volierestallen van 20.000 tot 40.000 dieren.

Wij bieden: • een prettig samenwerkingsverband met een stabiel en solide bedrijf; • een vaste marktconforme vergoeding, waarbij dieren en voeders door Isacom gefinancierd worden; • bedrijfszekerheid voor langere termijn; • kippen waarmee goede resultaten en arbeidsvreugde gehaald kunnen worden. Isacom BV is het samenwerkingsverband tussen de broederijen Het Anker BV, Vepymo en Hendrix Genetics, waarin de moederdieren van de rassen Dekalb, Bovans en ISA voor de Benelux worden gehouden. Denkt u dat u past in onze club van legvermeerderaars, dan komen wij graag met u in contact. Voor vragen kunt u terecht bij Ivo Wetemans: 06 109 488 23 of ivo.wetemans@hendrix-genetics.com

Verhaeghe Het Anker Broeierij en Pluimveebedrijf


Yoni Pasman, freelance redacteur

Onderzoek heeft Nederland op de kaart gezet

interview

Hugo Bens

Pluimvee, juni 2019 - 9


Iedere pluimveehouder heeft er op directe of indirecte wijze mee te maken: het praktijkonderzoek. Welke onderzoeken worden gedaan, is maar net afhankelijk van wat er speelt. De adviescommissie pluimveegezondheidszorg speelt daarin een belangrijke rol. Pluimveehouders Piet Faber en Hugo Bens, leden van die commissie, vertellen hoe dat gaat. Welk onderzoek GD zal uitvoeren, daarover komt de adviescommissie regelmatig bij elkaar. Het is een divers gezelschap dat de hele pluimveesector vertegenwoordigt. Pluimveehouders Piet en Hugo hebben de schone taak om, samen met anderen, de pluimveehouders in Nederland te vertegenwoordigen. Piet Faber voert zijn vermeerderingsbedrijf in Nijeberkoop, in het zuidoosten van Friesland, Hugo Bens heeft zijn leghennenbedrijf BoerderEi in Haps. Beiden nemen ze namens LTO/NOP zitting in de adviescommissie pluimveegezondheidszorg van AVINED. Vogelgriep Binnen de adviescommissie wordt aangegeven welk thema wordt gefinancierd uit het potje voor het praktijkonderzoek – de sector zelf draagt voor een heel belangrijk deel bij aan het onderzoek. Dat kunnen langetermijnonderzoeken zijn, maar ook ad hoc, als er onverhoopt iets aan de hand is. Zoals nu met een laagpathogene variant van vogelgriep (H3N1) in België waar zorgen over zijn, vertelt Hugo. “We bespreken dan welke stappen wij kunnen zetten om te voorkomen dat het in Nederland problemen gaat veroorzaken.” Het antwoord zit hem voornamelijk in de monitoring. “We controleren nu alle koppels die in Nederland binnengekomen zijn.” Daarnaast wordt in de commissie besproken of GD kan onderzoeken of andere factoren van invloed zijn op de klinische verschijnselen. “Zo kunnen we onderzoeken of andere bacteriën en virussen een rol spelen.” Onderzoek lokt ook weer onderzoek uit, zegt Piet. “Is er een probleem, dan moet er eerst een test ontwikkeld worden. Dan moeten we nog kijken of wat ik zie ook veroorzaakt wordt door wat ik denk dat er aan de hand is. Dan komt er weer onderzoek

10 - Pluimvee, juni 2019

naar een bruikbaar vaccin, of wordt er gekeken naar managementmaatregelen.” Reovirus Piet noemt het onderzoek naar reovirus. “De laatste tijd was er iets met de kuikenvitaliteit. Daarbij werd reovirus aangetoond. De vraag was of de moederdieren genoeg antistoffen doorgaven vanuit de enting. Hebben die kuikens wel genoeg bescherming tegen het reovirus en wat kun je doen om dat beter te krijgen? Dus: welke titer heb je bij de enting van de ouderdieren nodig om die kuikens te beschermen? Om dat te onderbouwen vanuit de praktijk, dat is nogal wat.” Een mogelijk onderzoeksonderwerp dus. Met sommige ziekten is het veel vanzelfsprekender dat er onderzoek gedaan wordt, legt Hugo uit. “Gumboro, reovirus of bijvoorbeeld ILT. Dat zijn grijpbare zaken.” Lastiger wordt het als je het niet kunt zien. Hugo Bens noemt het onderzoek naar Mycoplasma synoviae (M.s.). “Dat is een duur onderzoek dat al jaren loopt. Je vraagt je weleens af of we vooruitkomen. Maar kijken we naar Mycoplasma gallisepticum (M.g.), waarnaar het onderzoek misschien wel dertig jaar heeft geduurd, dan weten we dat zulk onderzoek van de lange adem is. We moeten blijven volharden, want we willen allemaal M.s.-vrij zijn. Dat is soms best moeilijke materie.” Kennis samenbrengen De commissie bestaat uit allerlei betrokkenen in de sector, van fokorganisatie tot slachterij of pakstation, aangevuld met

“We weten met z’n allen dat als je niet innoveert, je achteruit gaat. Je moet blijven onderzoeken” – Hugo Bens


interview

Yoni Pasman, freelance redacteur

“Onderzoekers kunnen eindeloos zeggen wat nuttig en nodig is, maar je zult dat toch aan de praktijk moeten vragen” – Piet Faber

wetenschappers. “Kennis is altijd gefragmenteerd”, zegt Hugo. “Bij zo’n bijeenkomst breng je alles bij elkaar. We geven gevraagd en ongevraagd advies rondom regelgeving en praktijk. Daarin hebben we bijna altijd constructief gehandeld.” Die vertegenwoordiging is nodig, want de praktijk van pluimveehouders blijkt vaak heel anders dan die van wetenschappers. Piet noemt onderzoek ‘zelfbevruchtend en levendbarend’: onderzoekers zien overal wel een onderwerp in. “Daar komt nooit een eind aan”, zegt hij met een lach. “Onderzoekers kunnen eindeloos zeggen wat nuttig en nodig is, maar je zult dat toch aan de praktijk moeten vragen. De boeren betalen dat ook voor een deel.” Aantrekkelijke sector Volgens Piet is het belangrijk om het uiteindelijke doel in het oog te blijven houden. “Onderzoek hoort eigenlijk de lange termijn te dienen. Het uiteindelijke doel is volgens mij een gezonde pluimveesector, ook economisch, waarin het aantrekkelijk is voor mensen om te werken.” En praktijkonderzoek tilt de pluimveegezondheid in Nederland naar een hoger plan, zegt Piet. Dat merk je ook op het bedrijf. “Om instrumenten te hebben die de diergezondheid verhogen, dat lijkt voor iedereen aantrekkelijk. Werken met gezonde dieren is duizend, misschien wel tienduizend keer leuker dan met zieke dieren.” Het praktijkonderzoek heeft een tijdje zo goed als stilgelegen, vertelt Hugo. Bij het opheffen van de productschappen verdween ook de structurele investering in praktijkonderzoek. “We hadden een kapstok nodig, in de vorm van een Algemeen Verbindend Verklaring (AVV). Die hebben we nu.” Toch heeft er in de tussentijd wel onderzoek plaatsgevonden, met reserves en soms ook met een voorschot. Want stoppen met onderzoek durfde de commissie niet aan. “We hebben in 2018 het risico genomen om toch wat onderzoek te doen, terwijl de AVV nog niet rond was.” Ondanks het risico een verantwoorde keuze, vindt Hugo. “We weten met z’n allen dat als je niet innoveert, je achteruit gaat. Je moet blijven onderzoeken. Dat heeft Nederland ook echt op de kaart gezet.”

Piet Faber

Faciliteiten Via het praktijkonderzoek kan er gezocht worden naar een oplossing voor diergezondheidsproblemen, maar ook naar manieren om ziekten in het vervolg te voorkomen. GD heeft daarin een spilfunctie. Piet benadrukt het belang daarvan. “GD heeft wereldwijde kennis van analyses en statistiek om onderzoek te kunnen doen. En de nodige onderzoeksfaciliteiten. Met een innovatieve sector als deze komen er goede dingen tot stand. En de driehoek met pluimveehouders en -dierenartsen, dat is een goede samenwerking.” Zelf heeft Piet weleens een bedrijfsbezoek gehad van iemand die kwam observeren in het kader van het praktijkonderzoek. Vanzelfsprekend, vindt hij. “Je kunt wel roepen dat anderen iets moeten doen, maar als je het op je eigen bedrijf niet doet, waarom anderen dan wel?” Omdat ze lid zijn van de adviescommissie is het voor Piet en Hugo makkelijker om de toegevoegde waarde te zien. Ze begrijpen ook dat dat niet voor alle pluimveehouders geldt. Hugo schetst het grote plaatje: “Je moet als collectief je schouders eronder zetten voor de toekomst van de pluimveehouderij. Blijven investeren in innovatie, daardoor is de pluimveesector in Nederland groot geworden. Je kunt het stopzetten en het misschien wel tien jaar uithouden. Maar dat houdt een keer op. We leren van voortschrijdend inzicht en dat kan alleen als we blijven onderzoeken.”

Pluimvee, juni 2019 - 11


Windbreekgaas tegen AI: effectief of niet? In de strijd tegen AI kunnen alle beetjes helpen. Windbreekgaas voor de ventilatieopeningen zou er bijvoorbeeld voor kunnen zorgen dat de insleep van vogelgriep via de luchtinlaat vermindert. Reden voor een pilotonderzoek, op initiatief van de werkgroep Strategische aanpak dreiging vogelgriep. Het gebruik van gaas is bij uitstek een optie die deze werkgroep wil testen: de groep is namelijk in april 2018 opgericht om tot een lijst met concrete acties te komen die kunnen bijdragen aan de vermindering van het risico op uitbraken met hoogpathogene vogelgriep. Vanuit de praktijk kwam de suggestie dat het bevestigen van gaas voor de ventilatieopeningen het risico op insleep van vogelgriep zou kunnen verminderen. Een idee van de Friese leghennenhouder Hans Hazenberg, die twee lagen multikleed (dikker geweven) windbreekgaas gebruikte. In dit pilotonderzoek testte GD onder geconditioneerde omstandigheden in

Foto 1: Gaas (multikleed) voor de sluis van isolator A naar isolator B

welke mate er sprake was van AI-virusoverdracht door de luchtinlaat wanneer er geen, ĂŠĂŠn of twee lagen windbreekgaas waren bevestigd. Ook testte GD twee lagen windbreekgaas samen met droog of nat stofgaas. Opzet en uitvoering Twee isolatoren werden met elkaar verbonden (A met B) door middel van een sluis van 60 centimeter. Aan de voorzijde van de sluis werd het gaas of de diverse lagen gaas aangebracht. De luchtafzuiging van isolator A werd uitgezet waardoor de lucht via de sluis van isolator A naar isolator B werd getrokken en afgevoerd. Aan het einde van de sluis werd de luchtsnelheid gemeten. Er zijn zes verschillende opstellingen getest. In twee situaties werd het gaas bevochtigd. Er was een opstelling zonder gaas, met een enkele laag gaas, twee lagen gaas (droog en nat) en twee lagen gaas met een laag stofgaas (droog en nat). De werkwijze Verse kippenmest die vrij was van ziekteverwekkers (specific pathogen free; SPF) werd gedroogd, fijn vermalen en gezeefd. Daarna werd de mest gemengd met een grote hoeveelheid van de AI-stam H6N1. De stoffige mest met H6N1 werd verspreid in isolator A door de zeef met mest op een hoogte van 50 centimeter en op 60 centimeter afstand van de sluis leeg te schudden. De mest werd opgevangen in een grote bak. Door de luchtbeweging en afzuiging van de lucht werd de H6N1-besmette mest(stof) van isolator A via de sluis naar isolator B getrokken. De lucht in isolator B werd twee minuten bemonsterd. Hiervoor werd lucht aangezogen door een gelfilter waardoor de stofdeeltjes op de gel bleven zitten. Dat wat over was van de mest in de opvangbak werd hierna nog twee keer gebruikt voor dezelfde opstelling. Zo had iedere opstelling drie bepalingen (A, B en C). De gelfilters werden opgelost en getest op de aanwezigheid van H6N1-virus door middel van de real-time PCR. Deze methode geeft ook de hoeveelheid virus aan die was opgevangen.

12 - Pluimvee, juni 2019


onderzoek

Sjaak de Wit, pluimveedierenarts, en Jan de Rond, projectleider

8,0

6,0 5,0 4,0 3,0 2,0

10

Log virusdeeltjes AI/gram gelfilter

7,0

1,0

Resultaten De luchtsnelheid aan het einde van de sluis was 1,0 m/s bij de opstellingen van geen gaas, één en twee lagen windbreekgaas (zowel droog als nat) en 0,9 m/s voor de opstellingen met drie lagen gaas (zowel droog als nat). De gemeten luchtsnelheid, 0,9 tot 1,0 m/s, komt veel voor bij de luchtinlaat van een pluimveestal. Hieronder de foto’s van de gelfilters (A,B,C) van drie van de zes opstellingen.

Foto 2: Geen gaas

Foto 3: Eén laag gaas (droog)

Foto 4: Twee lagen gaas (droog)

0,0

A B C

A B C

A B C

A B C

A B C

geen gaas 1 gaas droog

A B C

2 gaas droog

2 gaas nat

3 gaas droog

3 gaas nat

Figuur 1: Hoeveelheid AI (10Log virusdeeltjes AI per gram gelfilter) per opstelling (metingen A, B en C).

De hoeveelheden AI-virus op de gelfilters van alle metingen (zes opstellingen met elk drie bepalingen (A, B en C)) staan afgebeeld in figuur 1. De hoeveelheid AI-virus die bij het gebruik van één laag windbreekgaas werd gevonden in isolator B was gehalveerd ten opzichte van het gebruik van geen gaas. Dit verschil was echter niet significant en kan gemakkelijk door toeval veroorzaakt zijn. Bij gebruik van twee lagen windbreekgaas of twee lagen windbreekgaas plus stofgaas (droog of nat) werd wel significant minder (11 tot 142 keer) AI-virus aangetoond op de filters dan bij gebruik van één laag windbreekgaas of geen gaas. Bij de beide versies van twee en drie lagen gaas waren de aangetoonde hoeveelheden het laagst bij de droge versies (respectievelijk factor 9 en 7) maar de verschillen tussen nat en droog waren statistisch net niet significant. Het onderzoek laat zien dat twee lagen van het gebruikte windbreekgaas in staat waren de aan meststof gebonden AI-virusdeeltjes dat de stal via de luchtinlaat binnenkomt te verlagen met een factor van 11 tot 142. Effectiviteit Uit dit onderzoek kan niet geconcludeerd worden hoeveel het risico op een infectie via de luchtinlaat in de praktijk verlaagd gaat worden. Het laat wel zien dat de bevestiging van geschikt gaas mogelijk een rol kan spelen in het verlagen van het risico op besmettingen via de inlaat en dit zal naar alle waarschijnlijkheid ook gelden voor andere ziekteverwekkers die aan stof gebonden zijn. Nader onderzoek kan meer duidelijkheid bieden.

Pluimvee, juni 2019 - 13


Untitled-1 1

24/05/18 11:20

Untitled-1 1

24/05/18 11:20


100 jaar GD

Jubileum met een koninklijk tintje In 1919 bundelden Friese veehouders hun krachten om dierziekten in ons land georganiseerd te bestrijden; een boereninitiatief dat honderd jaar geleden uitmondde in de oprichting van GD. Zo’n bijzonder jubileum moet natuurlijk gevierd worden. En niet zomaar, want Koning Willem-Alexander vereerde GD donderdag 16 mei met een bezoek. Een dag later overhandigde Ron König, de burgemeester van Deventer, GD namens de Koning het predicaat Koninklijk.

meegekeken, en -gewerkt, werd op de diverse afdelingen. Zo startte de Koning op de afdeling Bacteriologie de pipetteerrobot voor een gevoeligheidsbepaling en kreeg hij bij de afdeling Pathologie letterlijk een kijkje ín het onderzoek: veterinair patholoog Klaas Peperkamp (GD) gaf uitleg bij sectie op een varken.

Koning Willem-Alexander start een pipetteer­robot voor een gevoeligheidsbepaling op de afdeling Bacteriologie. De Koning bekijkt de structuur van weefsel op de afdeling Histologie.

De Koning kan dit predicaat verlenen, het symboliseert het respect, de waardering en het vertrouwen van de Koning tegenover de ontvanger. Tijdens het honderdjarig jubileum ontving GD dit bijzondere predicaat voor de grote betekenis op het gebied van diergezondheid, zowel nationaal als internationaal. Iets waar we al jaren vanuit een gezamenlijke passie aan werken. En dat blijven we in de toekomst ook doen. Ook tijdens het bezoek van de Koning was die passie duidelijk zichtbaar. Er was aandacht voor het moderne veterinaire laboratorium en het doorgeven van kennis over diergezondheid, veterinaire diagnostiek en laboratoriumonderzoek op internationaal niveau. De Koning werd rondgeleid door de directie van GD; samen namen ze een kijkje bij de speciale jubileumexpositie, waar het werk van GD door de jaren heen te bewonderen is. Van ouderwetse melkmachines tot unieke authentieke microscopen.

Speciaal jubileumboek In de honderd jaar dat GD nu bestaat is er een hoop gebeurd, dat blijkt ook tijdens deze bijzondere rondleiding. Maar centraal staat: het begon met het bestrijden van ziektes en dat gebeurt nog steeds. Van rundertuberculose en Q-koorts tot Salmonella Pullorum en Aujeszky. GD is uitgegroeid tot dé regisseur van diergezondheid in Nederland. De ontwikkelingen binnen GD en de gehele diergezondheidssector zijn door Reimer Strikwerda gebundeld in een speciaal jubileumboek: ‘Gezonde dieren een nationaal belang’. De Koning nam donderdag 16 mei het eerste exemplaar in ontvangst van algemeen directeur Ynte Schukken.

Ynte Schukken, algemeen directeur GD, reikt eerste

Heel toepasselijk leidden deze attributen uit het verleden het gezelschap zo het heden in. Gewapend met een kenmerkende witte laboratoriumjas betraden ze het moderne laboratorium, waar

exemplaar jubileumboek uit aan de Koning.

Pluimvee, juni 2019 - 15


Nieuwe infectieuze bronchitis-virusstam Een nieuwe IBV-stam dook vanaf eind 2017 geregeld op bij Nederlands pluimvee. Deze stam, D181, is genetisch het meest verwant aan de D1466-stam en lijkt zich in Nederland breed verspreid te hebben. Infecties zijn vooral geassocieerd met verhoogde uitval en eiproductiedaling. Hoe ontstaat een nieuwe stam en wat kenmerkt deze stam? Het IB-virus is een RNA-virus, dat wil zeggen dat het erfelijk materiaal bestaat uit RNA. Dit RNA bestaat bij IB uit ruim 27.000 bouwsteentjes die in een bepaalde volgorde zijn gekoppeld. Bij de vermenigvuldiging in de kip ontstaan altijd wel wat foutjes (mutaties) die maar ten dele worden gecorrigeerd, de nieuwe virusdeeltjes zijn dan net iets anders dan het oorspronkelijke virus. In de praktijk zien we daarom dat de meeste IB-isolaten die we vinden op zijn minst een paar kleine genetische verschillen hebben in vergelijking met de referentiestammen. Figuur 1 geeft een grote verzameling weer van recente IB-isolaten, weergegeven als bolletjes, waarbij de lengte van de lijn tussen twee isolaten aangeeft hoeveel genetische verschillen er tussen zitten. Zoals te zien is er een forse genetische diversiteit. Van alle swabs of dieren die naar GD zijn ingezonden en waarbij IB-virus is aangetoond, vergelijkt GD de gevonden stam met de al eerder gevonden stammen. Op de test- of sectie-uitslag staat dan een percentage homologie met de meest verwante referentiestam. Zoals in de figuur te zien is, zal door de makkelijke ophoping van mutaties deze homologie meestal geen 100 procent zijn. Zolang het isolaat niet te veel afwijkt, behoort het echter toch tot de groep van de referentiestam en is de kans groot dat er serologische kruisbescherming bestaat. Met andere woorden: isolaten met dezelfde naam, bijvoorbeeld D1466, verschillen genetisch allemaal wel een beetje van elkaar, maar in de regel zal een besmetting met het ene D1466-isolaat bescherming opwekken tegen een besmetting met een ander D1466-isolaat. Voor een effectieve vaccinatie is het dus ook belangrijk om te weten welke IB-stam er circuleert. Af en toe ontstaat er echter een mutant die behoorlijk van de oorspronkelijke groep afwijkt. Als deze mutant zich weet te

16 - Pluimvee, juni 2019

handhaven en te verspreiden en dus vaker wordt aangetroffen, krijgt deze nieuwe stam een naam. Zoals in figuur 1 is te zien, zien we sinds eind 2017 een nieuwe mutant die zich van D1466 heeft afgezonderd. Deze mutant en de isolaten die er erg op lijken, verschillen genetisch behoorlijk van D1466 en heeft de naam D181 gekregen. Omdat zo’n nieuwe stam per definitie dus een behoorlijk genetisch verschil met reeds bekende stammen heeft, kunnen de eigenschappen van zo’n stam ook behoorlijk verschillen van de originele stam. Zo kunnen IB-stammen onderling verschillen in hun ziekteverwekkende vermogen en in de efficiëntie waarmee ze in verschillende organen vermeerderen. Dit heeft gevolgen voor het ziektebeeld; sommige IB-stammen kunnen bijvoorbeeld schijnleg veroorzaken, sommige stammen zijn schadelijk voor de nieren en nog weer andere stammen veroorzaken juist nagenoeg geen ziekte. Daarnaast kan een nieuwe stam er voor het afweersysteem anders uitzien. Dit betekent dat reacties in serologische testen anders zijn, maar ook dat bescherming door bestaande vaccins niet is gegarandeerd. Alleen met een dierstudie is het mogelijk om te bepalen welke klinische verschijnselen een infectie met een nieuwe stam (zoals D181) geeft. Ook de werkzaamheid van bestaande IB-vaccins zal in dierstudies moeten worden bepaald. Klinische verschijnselen D181 De D181 stam is sinds eind 2017 in swabmonsters en sectieinzendingen van 55 Nederlandse pluimveebedrijven aangetroffen. Dit waren vooral leg- en vermeerderingsbedrijven. Ook in monsters uit Duitsland en België is de nieuwe stam intussen aangetoond. De meest voorkomende klachten bij de leg- en vermeerderingsbedrijven waren productieproblemen, verhoogde uitval en een beeld van coli-peritonitis. Uit een rondvraag bij getroffen bedrijven kwam naar voren dat de meeste bedrijven, naast verhoogde uitval, een legdaling hadden ten tijde van de besmetting, waarbij het legpercentage vaak niet helemaal meer op het oude niveau terugkeerde. Afwijkingen bij de eieren bestonden voornamelijk uit een blekere eischaal maar dit werd niet bij alle koppels gezien. Luchtwegproblemen waren zeldzaam. Bij een besmetting van hennen in de dierfaciliteit bij GD werd een legdaling waargenomen.


Robert Jan Molenaar, pluimveedierenarts

monitoring

IBV bij leghennen (2016 - 2018)

Toelichting figuur: Grotere bollen met meerdere punten: meerdere stammen die op basis van het geanalyseerde DNA-fragment niet te onderscheiden zijn van elkaar. De afstand tussen de verschillende bollen (gemeten over de verbindingslijnen) geeft de mate van overeenkomst aan. Hierbij geldt: hoe korter de afstand, hoe groter de overeenkomst.

Serologie en (kruis)bescherming tegen D181 Het is (nog) onbekend welk resultaat een D181-infectie heeft op de uitslag van serologische testen voor diverse andere IB-serotypes. Ook is het onduidelijk of vaccinatie met reeds bestaande vaccins leidt tot beschermende antistoffen tegenover D181. Momenteel loopt er onderzoek bij GD om te kijken in welke mate hennen die besmet zijn met D181 neutraliserende antistoffen opbouwen tegen andere serotypes en vice versa. Dit zal inzicht geven in het effect dat een D181-infectie heeft op bestaande serologische diagnostiek. Het kan alvast een handvat geven om na te denken over te gebruiken vaccinaties in afwachting van eventuele meer specifieke onderzoeken. De volledige resultaten zijn nog niet bekend, maar een eerste indruk is wel dat D181 niet enkel genetisch, maar ook serologisch duidelijk afwijkt van D1466.

Figuur 1: Fylogenetische boom van door GD aangetoonde IB-veld- en vaccinstammen inclusief aangetoonde IBV-stammen bij Nederlandse leghennenbedrijven in de periode 2016 tot en met 2018 (gekleurde bolletjes) (Bron: GD) (Rode cirkel: aangetoonde D181 bij leghennen)

Al sinds 2002 houdt de Gezondheidsdienst voor Dieren (GD) zich intensief bezig met de uitvoering van de diergezondheidsmonitoring in Nederland. Hiervoor werken wij nauw samen met onder andere de diersectoren, de zuivel, het ministerie van LNV, dierenartsen en veehouders. Deze rubriek verhaalt over bijzondere gevallen, speciaal onderzoek en opvallende resultaten die het werk van de monitoring oplevert. Samen werken we aan diergezondheid in het belang van dier, dierhouder en samenleving.

Pluimvee, juni 2019 - 17


DE AANTALLEN SPREKEN VOOR

ZICH:

100 MILJARD D I E R E N G E VA CC I N E E R D sinds de lancering in 2006

Vaxxitek® HVT + IBD (REG NL 100920) – UDA. Suspensie voor injectie. Doeldier: Eéndagskippenkuikens en 18 dagen oude embryo’s in kippeneieren. Werkzame bestanddelen: levend HVT-virus. Verdere informatie beschikbaar Boehringer Ingelheim Animal Health Netherlands B.V., Comeniusstraat 6, 1871 MS Alkmaar. vetmedica.nl@boehringer-ingelheim.com, +31(0)72-566 24 36 © Boehringer Ingelheim Animal Health Netherlands B.V. 2018. Alle rechten voorbehouden.


uit het lab

Willem Dekkers, pluimveedierenarts

Sectie: hoe meer informatie, hoe beter Secties zijn buitengewoon waardevol voor het stellen van een diagnose, het monitoren van de gezondheid en het maken van een verbeterplan. Om een sectie goed uit te kunnen voeren is achtergrondinformatie niet alleen erg handig, maar zelfs essentieel. Het inzendformulier voor secties biedt ruimte voor allerlei informatie. Bijvoorbeeld wie de begeleidend dierenarts is en of de uitslag ook naar een voorlichter of integratie gestuurd mag worden. Veel is vanzelfsprekend en niet alles is verplicht. Toch blijkt vaak dat meer informatie tot efficiënter onderzoek leidt en dus specifiekere diagnoses. De patholoog in de sectiezaal kan het algemene stalbeeld immers niet beoordelen, terwijl dat juist vaak doorslaggevend is voor de keuze van vervolgonderzoeken. Achtergrondinformatie is dus erg relevant, al lijkt dat soms niet zo. De pathologen kunnen alle aanwijzingen gebruiken om snel tot een juiste en complete diagnose te komen. De volgende drie voorbeelden laten zien waarom. Leghennen met kreupelheden door S. aureus? Voor een diagnose werden drie dode en vijf levende dieren ingestuurd voor sectie bij GD. De levende hennen waren uit productie en behoorden waarschijnlijk tot het ondereind van het koppel. Op het sectieformulier stond niets over de verschijnselen van het koppel. Bij sectie vielen enkele dikke gewrichten op bij drie van de levend aangeboden hennen en bij één van de dode hennen. Het ovarium was bij alle dieren inactief. Als vervolgonderzoek werd een kweek ingezet op de vloeistof uit de ontstoken gewrichten. Hieruit kwam een Staphylococcus aureus-bacterie. De pluimveehouder kreeg daarom de uitslag ‘gewrichtsontsteking ten gevolge van S. aureus’. Wat de patholoog echter niet wist, is dat er ‘geluid op het koppel zat’. Had de patholoog deze achtergrondinformatie wel gehad, dan had hij gezocht naar luchtwegpathogenen. Nu ging de focus richting de pootproblemen. Lees verder op pagina 21

Pluimvee, juni 2019 - 19


Bent u klaar voor de NIEUWE bescherming voor vleeskuikens?

Deze zomer introduceert MSD Animal Health een nieuwe generatie vleeskuikenvaccins. Als eerste op de hoogte blijven? Schrijft u zich in voor onze nieuwsbrief door een mail te sturen naar pluimvee@merck.com www.my-msd-animal-health.nl/pluimvee


Willem Dekkers, pluimveedierenarts

Vleeskuikens met Gumboro? Van een ronde vleeskuikens kwamen bij GD tien dieren binnen waarvan vijf geselecteerde dieren en vijf spontaan dode dieren. Op het inzendformulier stond niets over eventuele vaccinaties of verschijnselen. De patholoog zag darmlaesies en trof bij meerdere dieren een verkleinde bursa van Fabricius aan. Daarom werd als vervolgonderzoek een PCR gedaan. Die toonde aan dat er sprake was van een Gumboro-virus en microscopisch onderzoek toonde een coccidiose-infectie met E. maxima aan. Uit nieuwsgierigheid naar het vaccinatiebeleid belde de patholoog de inzender na. De dieren waren vijf dagen voor inzending gevaccineerd met een heet Gumboro-vaccin, wat past bij het sectie-

Wat vul je in? Op het inzendformulier wordt om allerlei informatie gevraagd. Vanzelfsprekend uw naam, adres en UBN, zodat de uitslag bij u terechtkomt. Daarnaast is er ruimte om aan te geven wie uw begeleidend dierenarts is en er is plek voor een eventuele voorlichter of integratie waar uw uitslag heen mag. Ook kunt u aangeven om welke pluimveesoort het gaat en voor welk productietype en productiedoel deze worden gebruikt. Vul ook het stalnummer, de geboortedatum en het ras/merk in, voor een zo compleet mogelijke uitslag. Tot slot is er ruimte om de laatst uitgevoerde enting(en) en de verschijnselen te benoemen. Alle overige informatie over het verloop van het ziektebeeld, een eventueel ingestelde behandeling en het effect daarvan kunt u helemaal onderaan kwijt.

uit het lab

beeld en de resultaten van het aanvullend onderzoek. De inzender was echter enkel geïnteresseerd in de darmproblematiek. De PCR toonde het vaccinvirus aan en achteraf was deze test dus overbodig geweest. Moederdieren met infectieuze bronchitis (IB)? Van een koppel moederdieren werden op 34 weken leeftijd vijf dode hennen ingestuurd voor sectie. Op het inzendformulier stond dat het koppel te maken had met een productiedaling en verhoogde uitval. De patholoog toonde bij het sectiebeeld bij drie van de vijf dieren een luchtzakontsteking aan en bij één van de vijf dieren een luchtzakontsteking in combinatie met een leverkapselontsteking. Bacteriologisch onderzoek op beenmerg toonde niets aan. Het PCR-onderzoek op IB was positief. De voorlopige diagnose was hiermee een productiedaling als gevolg van een IB-infectie. Bij navraag bleek het koppel een week eerder te zijn gevaccineerd met een IB-4/91-vaccin en een behandeling met antibiotica was drie dagen terug gestart, waardoor de bacteriologie negatief bleef. Ook hier had extra achtergrondinformatie kunnen helpen om sneller een verklaring te krijgen voor de problemen. Het ontbreken van informatie leidt dus soms tot onnodige onderzoeken. Achtergrondinformatie is vaak essentieel om tot een goed plan van aanpak te komen. Als bij ieder onderzoek duidelijk is wat het stal- en ziektebeeld is, dan kunnen onze pathologen de bemonstering beter laten aansluiten op de specifieke situatie. Zo komen we sneller tot een diagnose waar u iets aan heeft.

Pluimvee, juni 2019 - 21


Mycoplasma in de monitoring Omdat Mycoplasma gallisepticum (M.g.) en Mycoplasma synoviae (M.s.) bestrijdings- of monitoringsplichtige ziekten zijn, is het van groot belang dat wanneer deze ziekten zijn aangetoond, we zeker weten dat het om deze mycoplasmasoorten gaat. Daarom heeft GD een onderzoek gedaan naar kruisreacties bij bloedonderzoek op de verschillende mycoplasmasoorten. Voor zowel M.g. als M.s. gelden verplichte montoringsprogramma’s die gebaseerd zijn op bloedonderzoek. Maar het zijn niet de enige mycoplasmasoorten die voorkomen in de Nederlandse pluimveesector. De afgelopen drie jaar zijn M. gallinarum, M. pullorum, M. iners en M. gallinaceum aangetoond. Deze soorten

22 - Pluimvee, juni 2019

zijn genetisch te onderscheiden van M.g. en M.s. (Figuur fylogenetische boom) en worden in tegenstelling tot M.g. en M.s. als niet-ziekmakend beschouwd. De monitoring van M.g. en M.s. is echter gebaseerd op bloedonderzoek naar afweerstoffen tegen deze mycoplasmasoorten. Vooralsnog was het onbekend in hoeverre besmettingen met andere mycoplasmasoorten interfereren met de bloedtesten (snelle plaat-agglutinatie (SPA) en ELISA-test) die binnen deze programma’s gebruikt worden. De sera worden hierbij eerst getest in de SPA-test, sera die positief zijn in de SPA-test worden daarna getest in de ELISA-test. Wanneer de ELISA-test ook positief is worden de sera positief bevonden op ofwel M.g. of M.s.


onderzoek

Percentage negatieve monsters na blootstelling

Anneke Feberwee, pluimveedierenarts

100% 90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0%

1-2W

3-4W

1-2W

M. gallainarum Ms SPA

3-4W

M. imitans

1-2W

3-4W

M. gallinaceum

Mg SPA

1-2W

3-4W

Mengsel M. spp.*

* Mengsel M. iners en M. pullorum

Figuur 1: Percentage negatieve SPA-testresultaten op M.g. en M.s. na blootstelling aan andere mycoplasmaspecies. Van infecties van zowel één à twee weken (ofwel acute fase) als drie à vier weken (ofwel meer chronische fase) zijn twintig monsters getest.

Resultaten Uit dit onderzoek blijkt dat in de eerste twee weken van een infectie met een andere mycoplasmasoort kruisreacties kunnen optreden in de M.g.- en M.s.-SPA-testen (figuur 1). Deze valspositieve reacties waren in sera van drie en vier weken na de besmetting weer verdwenen. De M.g.- en M.s.-ELISA-testen lieten geen valspositieve reacties zien op deze sera, ook niet op één en twee weken na de infectie (zie figuur 2).

Percentage negatieve monsters na blootstelling

Onderzoek 2018 In 2018 heeft GD gekeken of mycoplasmasoorten die bij Nederlands pluimvee voorkomen kruisreacties geven in de M.g. en M.s.-serologische testen die gebruikt worden voor de monitoring van deze varianten. In deze studie is ook nog M. imitans meegenomen, een mycoplasmasoort die erg op M.g. lijkt, maar in Nederland nog niet is gevonden. Hiervan is eerder gerapporteerd dat deze kruisreacties kan geven in de serologische testen voor M.g. en M.s.

In 65 monsters afkomstig van dieren die niet blootgesteld zijn aan mycoplasma was één monster positief in de M.s.-SPA-test. In de M.g.-SPA-test waren alle 65 monsters negatief.

100% 90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0%

1-2W

3-4W

1-2W

M. gallinarum Ms ELISA A, B en C

3-4W

M. imitans

1-2W

3-4W

M. gallinaceum

Mg ELISA A, B en C

1-2W

3-4W

Mengsel M. spp.*

* Mengsel M. iners en M. pullorum

Figuur 2: Percentage negatieve testresultaten na blootstelling aan andere

Hieruit blijkt dat alleen de SPA-test mogelijk een valspositieve uitslag kan geven in de aanwezigheid van andere mycoplasmasoorten dan M.g. en M.s. Dat geldt alleen wanneer één à twee weken voor bloedafname voor de M.g.- en M.s.-monitoring een infectie optreedt met een andere mycoplasmasoort. De ELISA lost dit probleem op omdat deze test geen kruisreactie geeft. De einduitslag wordt dan dus negatief: geen M.g. en M.s. aangetoond. De huidige opzet van het monitoringsprogramma (het gebruik van zowel een SPA als een ELISA) voorkomt dat een koppel onterecht verdacht wordt van een M.g.- of M.s.-infectie wanneer er eigenlijk sprake is van een andere mycoplasmasoort.

mycoplasma species dan M.g. en M.s. in drie verschillende M.s. en drie verschillende M.g.-ELISA’s (A,B,C). 1-2W n = 20 monsters getest en 3-4 W n = 20 monsters getest

In 65 monsters van dieren die niet blootgesteld waren aan mycoplasma was 100 procent negatief in alle ELISA-testen.

MEER OVER MYCOPLASMA WWW.GDDIERGEZONDHEID.NL/MYCOPLASMA-PLUIMVEE

Pluimvee, juni 2019 - 23


• Hoog rendement door Crossflow warmtewisselaar • Besparing van 65% op energiekosten • Zeer effecïente (lage weerstand) filters, zelfreinigend! • Volledig gecoate panelen VERSCHILLENDE GELIJKDRUK • Krachtige centrifugaal ventilator VENTILATIESYSTEMEN • Goedgekeurd voor fijnstofreductie

BESCHIKBAAR VAN 20 TOT 110 KW ROBUUSTE, GOED TE REINIGEN INDIRECT GESTOOKTE HEATER

Tel. +31(0)342-786952 • info@multiheat.eu • www.multiheat.eu

- Stallen ontsmetten (nat en/of droog) De eierlift kost weinig en spaart uw rug. • stapelt 4 stapels tegelijk • niet meer tillen • eenvoudig en goedkoop • geen palletlift nodig • minimale plafondhoogte 2.20m. • werkt ook met pulp tray's • hoge capaciteit 3 min./pallet • ook 6 lagen stapelen mogelijk Frans Smolenaers, Boeket 4 6031 PR Nederweert mob. 0622690905

www.smolenaerseierliften.nl

Zie filmpje op WWW.SMOLENAERSEIERLIFTEN.NL

Nieuw combiruif Tegelijkertijd maagkiezel en luzerne voeren op 1 plek “Kijk op onze site”

- Ongediertebestrijding op maat

- Ongediertebestrijding op (ratten enmaat muizen)

(ratten en muizen) - Bloedluisbehandeling

- Maden sproeibehandeling

- Bloedluisbehandeling - Stallen ontsmetten (nat en/of droog) - Maden sproeibehandeling - Stallen ontsmetten (nat en/of droog)

Duurzame oplossingen, doeltreffende installaties  Ventilatiesystemen  Koeling, Verwarming  Warmtewisselaars

Agro

 Voersystemen  Dierweging

Bekijk voor al onze oplossingen en installaties onze website:

 Verlichting (LED, TL)

www.etbvandebeek.nl

 Farmmanager software

 Noodstroomvoorziening

ADVERTEREN IN DIT MAGAZINE? Neem contact op met: Marcel Koot T+31 (0)314 - 355 852 E marcel.koot@dock35media.nl I www.dock35media.nl


WIN EEN GEPERSONALISEERDE OVERALL

UW BEDRIJFSNAAM

Wie jarig is trakteert, daarom geven wij gedurende ons jubileumjaar cadeautjes weg. Zo kunt u een mooie overall winnen met uw eigen bedrijfsnaam erop. Kans maken? Meld u aan via onze website, elke 100ste aanmelder wint een overall. Daarnaast worden er ook overalls verloot tijdens beurzen en klantendagen in 2019.

Doe mee!

Aanmelden kan op www.100jaargd.nl/winactie-overall

JUBILEUM ACTIE Pluimvee, juni 2019 - 25


ADVERTORIAL

Dankzij luchtzuiverende verlichting een positief resultaat bij de kuikens Pluimveehouder Arian Oostvogels uit het Noord-Brabantse dorp Achtmaal behoort tot één van de eerste klanten van Freshlight. Het familiebedrijf met 150.000 kuikens heeft op dit moment zeven stallen die zijn voorzien van luchtzuiverende en ioniserende verlichting van Freshlight. Volgens Arian draagt de verlichting bij aan een positief resultaat voor zowel de kuikens als het personeel.

LUCHTZUIVERENDE LED-VERLICHTING Schone lucht Minder antibioticum Vermindering van pathogenen Minder uitval Gezonde dieren

Mede door het aanscherpen van de fijnstofreductie-eisen heeft Arian drie jaar geleden de keuze gemaakt om één stal te voorzien van luchtzuiverende verlichting van Freshlight. Het effect was direct meetbaar, de kuikens waren gezonder en hadden een betere voerconversie. Het gevolg was een overstap met alle zeven stallen. De overstap naar de verlichting van Freshlight heeft volgens Arian een verbetering in de productie opgeleverd. De verlichting produceert namelijk fullspectrum zonlicht wat betekent dat alle kleuren van het spectrum van de zon zijn vertegenwoordig en dit zorgt voor extra aanmaak van vitamine D3. Dit draagt bij aan de algemene kwaliteit van de kuikens, maar ook aan de gezondheid van het personeel. Doordat de armaturen van de verlichting zijn voorzien van zeer krachtige ionisatoren worden de stallen 24 uur per dag gezuiverd van ammoniak, fijnstof, geuren, bacteriën en virussen. Dit resulteert in gezonde kuikens met een betere voerconversie. Ook het personeel merkt het verschil in vergelijking met de oude situatie en is zeer tevreden over de schone stallen. Naast een verbetering in de productie draagt het gebruik van de verlichting van Freshlight bij aan een enorme verlaging in energiekosten. De verlichting is extreem zuinig en zijn DEKRA en SGS gecertificeerd. Daarbij heeft Freshlight als eerste een lichtbuis met uitwisselbare driver ontwikkelt; door deze modulaire opbouw krijgt het kostbaarste gedeelte van de verlichting een tweede leven. De toekomstplannen voor pluimveehouder Arian Oostvogels liggen nog open, Arian gaf wel aan dat hij tijdens het bouwen van eventuele nieuwe stallen opnieuw zal kiezen voor de luchtzuiverende verlichting van Freshlight. De huidige verlichting draagt namelijk bij aan een positief resultaat voor zowel de kuikens als het personeel, aldus een tevreden pluimveehouder.

+31 (0)55 - 302 00 21 www.freshlightgroup.com

Meer informatie over de producten van Freshlight? Tel: 055 - 302 00 22 E-mail: info@freshlightgroup.com Website: www.freshlightgroup.com


de boer op

90%

…OF MEER REACTIES IN DE ILT-ELISA NA EEN ILTVACCINATIE IS INDICATIEF VOOR BESCHERMING TEGEN EEN KLINISCHE ILT-UITBRAAK

WAT ZEGT DE ILT-ELISA? De ELISA-titer wordt gebruikt om een indicatie te krijgen van hoe goed een ILT-vaccinatie is aangeslagen in een koppel. Wanneer minimaal 90 procent van de onderzochte monsters een reactie laat zien in de ILT-ELISA, wordt aangenomen dat het koppel voldoende beschermd is tegen een klinische uitbraak van ILT. Het advies is dan ook: zorgvuldig vaccineren en de reactie meten door middel van bloedonderzoek. Wanneer minder dan 90 procent van de monsters reacties vertoont, is

het advies om het koppel te hervaccineren. Let op: er is een vertraging in de reactie van het afweersysteem na vaccinatie. Wacht daarom na het vaccineren ongeveer drie weken alvorens bloedmonsters te verzamelen om een goed beeld te krijgen van de effectiviteit van de vaccinatie. MEER OVER ILT WWW.GDDIERGEZONDHEID.NL/ILT

vraag & antwoord

VRAAG: IS BLOEDONDERZOEK GESCHIKT OM DE EFFECTIVITEIT VAN DE IB-VACCINATIE OP DAG 1 TE CONTROLEREN? ANTWOORD: SJAAK DE WIT, PLUIMVEEDIERENARTS

De IB-vaccinaties op dag 1, wanneer de dieren nog veel maternale antistoffen hebben, wekken weinig antistoffen in het bloed op. Dus bloedonderzoek kan gemakkelijk negatief uitvallen na een goed aangeslagen vaccinatie. Beter is het om te wachten met de controle. Swabs die vijf dagen na de vacci-

natie genomen zijn kunt u opsturen om te laten controleren door middel van PCR-onderzoek. Zeer geschikt is de genotype-specifieke PCR. Bij GD hebben we zo’n PCR voor Massachusetts-vaccins en 793B-4/91-vaccins.Deze PCR’s geven ook de hoeveelheid (vaccin-)virus aan. Zo weet u precies of de dieren voldoende bescherming opbouwen.

Pluimvee, juni 2019 - 27


diergezondheid volgens Marco Otten Marco Otten vond het prima dat we een foto kwamen maken op zijn legvermeerderingsbedrijf met 40.000 dieren. Maar niet in de stal, uit hygiëne-overwegingen. “Mensen die niets toevoegen aan de kippen hoeven niet naar binnen. Zo voorkom je verstoringen tijdens de ronde.” Toch komt er weleens iemand in zijn stal in Nieuweroord, Drenthe. Soms kan het niet anders. Maar dan moet hij of zij eerst door de hygiënesluis. En Marco houdt zich strikt aan het protocol van 72 uur pluimveevrij. Dat doet hij al sinds de stal is gebouwd, in 2004. Of hij voorloper was? “Zo wil ik het niet noemen. Maar ik ben er al wel lang mee bezig.” Eigen kracht De pluimveehouder vindt het belangrijk dat een dier optimaal presteert en het liefst op eigen kracht. Dat houdt in dat hij liever geen voedingssupplementen gebruikt, maar bij darmproblemen eerst in de stal gaat kijken. “Een gezonde kip heeft geen toevoegingen nodig. Ik ga niet klakkeloos dingen gebruiken. Begin bij het begin: is het water goed, is het voer goed? Eet de hen de voerbak goed leeg?” Het gaat om het vinden van de juiste balans. En juist supplementen kunnen die verstoren, denkt Marco. “Het is niet een-twee-drie uit te leggen, omdat je het bij een kip minder goed ziet dan bij bijvoorbeeld een koe. Maar het gevaar bestaat dat je niet meer precies weet wat je doet en gaat overvoeren.” Laatste eitje Bovendien is het financieel vaak niet eens gunstig. “Het laatste eitje hoeft geen winst te zijn. Als je daar supplementen voor moet gebruiken, dan kun je gezien de kostprijs misschien beter twee of drie eitjes minder hebben. Dat wordt nog weleens vergeten.” Hoe hij weet of het goed gaat met de kip? “Aan het gedrag van de kip kun je veel aflezen. Als ze veel samendrukken, dan is dat een teken dat ze niet lekker in hun vel zitten.” Dan checkt hij altijd even zijn dagboek, dat hij al jaren bijhoudt. Zelfs de voertijdstippen noteert hij. “Je kunt dan goed zien waarom iets toen wel effect had en nu niet. Zo weet je altijd wat je doet.”

Postbus 9, 7400 AA Deventer, T. 0900-1770, F. 0570-634104, www.gddiergezondheid.nl, info@gddiergezondheid.nl


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.