GD-katern Hippische Ondernemer - juni 2014

Page 1

DE GEZONDHEIDSDIENST VOOR DIEREN

Nieuws en mededelingen Deze pagina’s zijn een bijdrage van De Gezondheidsdienst voor Dieren Postbus 9 7400 AA Deventer T. 0900-1770 E. redactie@gddiergezondheid.nl www.gddiergezondheid.nl REDACTIE: Kees van Maanen (deskundige infectieziekten paard), Emiel Schiphorst (marktmanager paard), Linda van den Wollenberg (paardeninternist), Petra Reijnen (relatiebeheer dierenartspraktijken), Mark de Witte (adviseur marketing & communicatie), EINDREDACTIE: Eva Onis Uw suggesties voor het katern zijn welkom via redactie@gddiergezondheid.nl

DEBORAH VAN DOORN GEPROMOVEERD Deborah van Doorn, parasitoloog bij de Universiteit Utrecht en sinds 2009 ook werkzaam bij de GD, is op 27 mei gepromoveerd tot doctor in de Diergeneeskunde. Haar proefschrift is getiteld Macrocyclic lactone resistance in cyathostomin species of horses (resistentieontwikkeling van de kleine strongyliden van het paard tegen ivermectine of moxidectine, samen ook wel ML genoemd). Cyathostominae (kleine strongyliden) zijn de meest voorkomende ziekmakende wormen bij paarden in de leeftijd van één tot drie jaar. Deze wormen leven in de darmen. De eieren worden via de mest verspreid op het weiland, waar ze zich ontwikkelen tot larven die soms maandenlang overleven. Een paard raakt besmet als het tijdens het grazen de larven binnenkrijgt. Om infecties te beheersen worden vaak ontwormingsmiddelen gebruikt. Wereldwijd is helaas resistentie tegen diverse groepen ontwormingsmiddelen aangetoond. ML zijn de meest recent geïntroduceerde groep ontwormingsmiddelen bij paarden. Op veertien dagen na behandelen, wanneer de werkzaamheid van ontwormingsmiddelen bij het paard kan worden vastgesteld, vond Deborah in eerste instantie geen aanwijzingen voor een verminderde werking van ivermectine tegen de cyathostominae. Een vervolgstudie toonde op een bedrijf in Nederland wel minder werkzaamheid van (in dit geval) ivermectine aan. Ook werd op meerdere bedrijven een kortere periode tussen de behandeling met een wormmiddel en nieuwe ei-uitscheiding vastgesteld. Dit kan worden gezien als een aanwijzing voor resistentieontwikkeling tegen ivermectine en moxidectine. Daarnaast bleek dat vroege ei-uitscheiding gedomineerd wordt door soorten van het geslacht Cylicocyclus. Verschillende geslachten binnen de groep cyathostominae lijken dus verschillend te reageren op ivermectine of moxidectine. Bovendien kwamen op veel bedrijven in vitro ivermectine ongevoelige larven voor, waarbij de ongevoeligheid afhankelijk leek te zijn van de ontwormingsfrequentie.

VEELGESTELDE VRAAG: Waarom zijn de klinisch chemische pakketten veranderd? GD-buitendienstmedewerker Petra Reijnen: “In januari heeft de GD de klinisch chemische pakketten uitgebreid en geoptimaliseerd, waardoor de testen nog beter aansluiten bij de klachten. Bij zowel de grote als de kleine screening wordt naast enzymen, eiwitten en mineralen nu ook het gehalte aan haptoglobinen en GSH-Px bepaald. Haptoglobine is een acute faseeiwit. Bij een ontsteking of weefselbeschadiging stijgt de hoeveelheid haptoglobinen binnen zes tot acht uur, en na het herstel verdwijnen haptoglobinen snel weer uit de circulatie. Het haptoglobinegehalte is dus een goede maat voor weefselbeschadiging. GSH-Px speelt, net als vitamine E en selenium, een belangrijke rol in de algemene weerstand en bij oxidatieve stress. Bij oxidatieve stress kunnen door een te hoge productie van vrije radicalen eigen lichaamscellen beschadigd raken of kapotgaan. GSH-Px

remt de gevolgen van oxidatieve stress af en helpt onder meer bij het afdoden van ongewenste bacteriën. Voor de vorming van GSH-Px is selenium nodig. GSH-Px is een directe maat voor de hoeveelheid selenium dat het paard de laatste paar maanden heeft binnengekregen. GSH-Px zit in de rode bloedcellen en kan alleen bij gebruik van een heparinebuis worden onderzocht. Voor de screening wordt u dus verzocht een serumbuis (voor eiwitten en andere enzymen), een EDTA-buis voor de bepaling van het rode en witte bloedbeeld (P299, grote screening) en nu dus ook een heparinebuis op te sturen.”

HO3 / 2014

41


DE GEZONDHEIDSDIENST VOOR DIEREN

Tekst: dr. Menno Holzhauer

Hoefaandoeningen in beeld Als paarden voor korte of langere duur te kampen hebben met hoefaandoeningen, is dat vaak een teleurstelling voor het bedrijf of de privé-eigenaar. Bovendien kan het (indirect) ook financiële consequenties hebben. Toch is nog weinig bekend over het voorkomen van hoefaandoeningen bij paarden in Nederland en de invloed van verschillende managementfactoren. Daarom voerde de GD in 2012, in samenwerking met de Faculteit Diergeneeskunde, een pilotonderzoek uit. Aanleiding voor deze pilotstudie was de behoefte aan meer duidelijkheid over hoe vaak hoefaandoeningen in de Nederlandse paardenpopulatie voorkomen. De oorzaak van een hoefaandoening is soms heel duidelijk, bijvoorbeeld bij een acuut trauma door een scherp voorwerp in de zool, maar soms ook niet. Zo hebben White line disease (WLD) of hoefbevangenheid vaak een onbekende oorzaak. Onderzoek kan opheldering geven over de invloed van boxbedekking, voeding en andere managementfactoren op het ontstaan van bepaalde hoefaandoeningen.

ONDERZOEKSOPZET Het onderzoek is uitgevoerd op zeven stallen in Nederland op het moment van regulier onderhoud door de hoefsmid. In totaal zijn negentig paarden onderzocht; dit waren allemaal KWPN-paarden in de leeftijd van een tot achttien jaar. De grootte van de bedrijven varieerde van twintig tot honderd paarden per stal. Het doel was om het voorkomen van hoefaandoeningen op stal- en op dierniveau in kaart te brengen. De paarden waren op het moment van onderzoek niet kreupel. Van elk paard zijn de vier hoeven door één getraind persoon gescoord na het verwijderen van de ijzers en het schoonmaken en bekappen. Bij deze scoring is gekeken naar conformatie (ziet de hoef eruit zoals hij eruit zou moeten zien?), hoornkwaliteit en eventueel aanwezige aandoeningen. Aan het einde van elk bezoek is een enquête ingevuld over het type strooisel, de frequentie van het schoonmaken van de stallen, het type voer, krabben van de hoeven, enzovoorts.

42

HO3 / 2014

RESULTATEN Van de onderzochte paarden werd 57% op stro gehouden, 29% stond op vlas en 14% stond in een loopstal bedekt met (nat) zand. De frequentie van het bezoek door de hoefsmid varieerde van elke zes à acht weken tot twee keer per jaar. Wanneer de hoefsmid vaak op bezoek kwam, was de kans op hoefaandoeningen en ongelijkheid van de hoeven duidelijk minder. Bij 72% van de paarden werden een of meer aandoeningen van de hoeven geconstateerd, met een gemiddelde van 1,3 aandoeningen per paard. Op alle bezochte houderijen zijn hoornscheuren aangetoond, dit betrof in totaal 31,1% van de paarden. In de meeste gevallen ging het om

oppervlakkige scheuren (71,4%). Bij 7% van de paarden was sprake van een losse wand, vooral in combinatie met WLD (4.4%). WLD werd alleen gezien bij paarden op ijzers. Een holle wand is tijdens dit onderzoek niet waargenomen. Een andere interessante bevinding is dat 48% van de paarden rotstraal had, en dat de kans daarop groter was bij het minder frequent uitmesten van de stal en het gebruik van een zandbodem in plaats van stro of vlas. Straalkanker werd niet aangetroffen. Verder werden bij 13,3% van de paarden zoolkneuzingen gezien; deze kwamen minder vaak voor bij een zachtere kwaliteit hoorn. Bij


DE GEZONDHEIDSDIENST VOOR DIEREN (Muelling, persoonlijke mededeling). Daarnaast is een indruk verkregen van de risicofactoren die mogelijk een rol spelen bij het ontwikkelen van verschillende hoefaandoeningen.

Hoornscheuren zijn op alle bezochte bedrijven aangetoond. 20% van de paarden werden groeiringen aangetroffen (13% recht en 7% divergerend).

VERVOLGSTUDIE De resultaten van dit pilotonderzoek geven slechts een eerste indruk van de hoefgezondheid van de Nederlandse paardenpopulatie. Een pilotonderzoek uitgevoerd door de Universiteit van Leipzig in Duitsland leverde vergelijkbare resultaten op

Aangezien veel paarden hoefaandoeningen lijken te hebben is het, in het kader van duurzaamheid en dierwelzijn, belangrijk om meer inzicht te krijgen in de invloed van verschillende managementfactoren (voeding, huisvesting, enzovoorts). Daarnaast zijn Nederlandse (sport)paarden populair in het buitenland, dus er speelt ook een economisch belang. Om betere voorlichting te kunnen geven over de preventie van hoefaandoeningen, dienen we mogelijk meer op bedrijfsniveau te gaan kijken in plaats van naar het individuele dier. Het zou dan ook goed zijn als er nog een vervolgstudie komt, waaraan meer bedrijven deelnemen. Als hierbij alle hoefsmeden op dezelfde manier middels een scorekaart diagnoses uitvoeren, en de registratie goed uitgevoerd wordt, kan deze monitoring in de toekomst mogelijk geautomatiseerd worden. Dat zou betekenen dat iedere stalhouder eenvoudig inzicht kan krijgen in de gezondheid van de hoeven van zijn paarden, zodat hij indien nodig samen met zijn adviseur(s) een effectief plan van aanpak kan maken.

Op dit moment is de GD nog op zoek naar financiers voor een vervolgonderzoek naar het voorkomen van hoefaandoeningen en de invloed van verschillende risicofactoren. Mocht u hierin geïnteresseerd zijn, dan kunt u contact opnemen met de GD via 0900-1770 (optie 5).

Komt de hoefsmid regelmatig en vaak op bezoek, dan is de kans op hoefaandoeningen en ongelijkheid van de hoeven duidelijk kleiner.

HOEFAANDOENINGEN White line disease (WLD): WLD is een probleem dat steeds vaker voorkomt. Bij deze aandoening komt de wand van de hoef, door aantasting van de witte lijn, los te liggen van de inwendige structuren. De witte lijn is aan de onderkant van de hoef te herkennen als een lichtgelig gekleurde structuur die wat zachter is dan de buitenwand en de zool. Doordat deze lijn wat zachter is en een grovere structuur heeft, kunnen onder specifieke omstandigheden vuil en bacteriën/ schimmels binnendringen. Rotstraal: rotstraal is een bacteriële infectie in de straalgroeves van de hoef, waarbij een grijs, stinkend vocht wordt gevormd. De hoef rot als het ware weg en de aangetaste hoorn wordt zwart en zacht. De betreffende bacteriën zijn anaeroob en kunnen dus zonder zuurstof leven. Ze komen in iedere stal voor, maar niet alle paarden hebben er last van. Paarden met smalle en steile hoeven (en dus diepe smalle groeven) zijn extra gevoelig voor rotstraal. Als een paard in een vuile stal staat, in zijn eigen urine, kunnen kleine kloofjes in de hoorn ontstaan, waarin de bacteriën een ideale zuurstofarme omgeving vinden.

Straalkanker: straalkanker is een infectie door anaerobe kiemen van het weefsel in de hoef, waardoor overmatig hoorn wordt geproduceerd. Het is een vrij zeldzame aandoening die kan voorkomen in de straal, de steunsels en de hoefballen. In ernstige gevallen worden zelfs de zool en hoefwand aangetast. Straalkanker kan in één of meer hoeven tegelijk voorkomen. Vroeger dacht men dat het een soort kanker was (woekerende celgroei), maar dat idee is inmiddels achterhaald. Groeiringen: groeiringen zijn verdikkingen (randen of ribbels) op het oppervlak van de hoefwand die horizontaal als een ring om de hoef lopen. Deze worden veroorzaakt door een ontsteking van het corium (de lederhuid). Het corium reageert sterk op problemen die zich afspelen in het lichaam van het paard. Allerlei factoren, zoals gifstoffen, koorts, vaccinatie en hevige stress, kunnen ervoor zorgen dat het corium tijdelijk onder stress komt en niet in staat is perfecte hoefwand aan te maken, waardoor groeiringen kunnen ontstaan.

Dit onderzoek is uitgevoerd in samenwerking met Universiteit Utrecht Departement Paard en Dierenkliniek Emmeloord.

HO3 / 2014

43


DE GEZONDHEIDSDIENST VOOR DIEREN

Nieuws en mededelingen ABORTUS DOOR EEN TORSIE VAN DE NAVELSTRENG Bij de GD-afdeling pathologie werd onlangs een doodgeboren veulen aangeboden, samen met de nageboorte. Bij abortusgevallen kan het belangrijk zijn om de onderliggende oorzaak te achterhalen, zeker als er meerdere drachtige merries op één locatie aanwezig zijn. Een infectieuze oorzaak, zoals Rhinopneumonie (Equine herpesvirusinfectie), kan resulteren in abortus bij meerdere paarden op het bedrijf. Bij sectie (of door onderzoek middels een abortuspakket) kan dit virus als oorzaak worden vastgesteld of uitgesloten. Bij het betreffende dier werden geen afwijkingen gevonden aan de inwendige organen, maar wel aan de navelstreng. Er werden meerdere draaiingen gezien, waarbij de navelstreng tussen de draaiingen ernstig gestuwd en deels afgestorven was. Het veulen was al enkele dagen voor de abortus doodgegaan. De navelstreng bij paarden is vrij lang, waardoor een dergelijke (mechanische) complicatie eerder kan optreden. In dit geval was er dus geen reden om aan te nemen dat er een gevaar was voor abortus bij de andere merries.

VAST TELEFOONTARIEF GD Bellen naar de GD is sinds kort nog voordeliger. Met ingang van 3 juni werkt de GD namelijk niet meer met een gesprekstarief per minuut maar met een bedrag per gesprek. Daardoor kost een telefoongesprek met de GD nooit meer dan 20 cent, ongeacht de lengte van het gesprek. Verder probeert de GD waar mogelijk de directe doorkiesopties per diersoort aan te geven, waardoor u zo snel mogelijk de juiste GD-medewerker aan de lijn krijgt.

ALLE LABUITSLAGEN OP VEEONLINE Alle laboratoriumuitslagen van de GD vanaf 23 april 2014 zijn nu te vinden op VeeOnline (zie www.veeonline.nl, te bereiken met een Z-login). Zowel van paarden, runderen, gezelschapsdieren als schapen en geiten staan alle uitslagen in één handig overzicht onder ‘mijn labuitslagen’. Uitslagen van klinische chemie hebben al een nieuw digitaal jasje gekregen, de andere disciplines volgen later. Van klinische chemie verstuurt de GD de einduitslagen nog per e-mail of per post, maar de deeluitslagen staan voortaan alleen op VeeOnline. Alle andere uitslagen ontvangt u nog op de door u aangegeven manier.

44

HO3 / 2014


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.