GD Varken 85 maart 2017

Page 1

Samen werken aan diergezondheid

GD-magazine - maart 2017 - nummer 85

varken

REPORTAGE

Cees van den Broek investeert duurzaam in het comfort van de big

GD ONDERZOEKT

Wat veroorzaakt uitval bij zeugen?

UIT HET LAB

De sectiezaal: wat gebeurt daar?


DIT IS WAAROM…

Ingelvac CircoFLEX®

Ingelvac MycoFLEX®

Ingelvac PRRSFLEX® EU

VERTROUWEN IN GOEDE RESULTATEN “Gezonde dieren zijn de basis voor gezonde relaties. Door vaccinatie met de FLEX vaccins heb ik vertrouwen in goede resultaten. Want voorspelbaarheid van spenen tot slacht is het allerbelangrijkste, voor de hele sector.”

Ingelvac CircoFLEX® susp. voor inj. voor varkens. Elke dosis geïnactiveerd vaccin bevat: PCV2 ORF2 eiwit, carbomeer. Indicatie: Voor actieve immunisatie van varkens vanaf de leeftijd van 2 wk tegen PCV2 om de sterfte, klinische verschijnselen - inclusief gewichtsverlies - en letsels in lymfatisch weefsel geassocieerd met PCV2 gerelateerde aandoeningen (PCVD) te verminderen. Tevens is bewezen dat vaccinatie de nasale verspreiding van PCV2, de virus load in het bloed en lymfatisch weefsel, en de duur van de viraemie vermindert. Bescherming begint al vanaf 2 wk na vaccinatie en houdt minstens 17 wk aan. Contra-indicaties: Geen bekend. Bijwerkingen: Een voorbijgaande en milde hyperthermie op de dag van vaccinatie treedt erg vaak op. Dosering: Enkelvoudige i.m. inj. van 1 dosis (1 ml), ongeacht het lichaamsgewicht. Er zijn gegevens over veiligheid en effectiviteit beschikbaar die aantonen dat dit vaccin gemengd kan worden met Ingelvac MycoFLEX en op 1 injectieplek kan worden toegediend. Indien gemengd wordt met Ingelvac MycoFLEX dienen alleen varkens vanaf de leeftijd van 3 wk te worden gevaccineerd. Lees voor het mengen de bijsluiter. Goed schudden voor gebruik. Wachttijd: 0 dagen. REG NL 102672 UDD. Voor meer informatie kunt u contact opnemen met: Boehringer Ingelheim bv, vetmedica.nl@ boehringer-ingelheim.com, telefoon: +31 (0)72 566 24 11. 1) Agridirect HokdierScanner 2010 t/m 2014. Ingelvac MycoFLEX® susp. voor inj. voor varkens. Werkzaam bestanddeel: Geïnactiveerd mycoplasma hyopneumoniae, J-stam isolaat B-3745, carbomeer. Indicatie: Voor actieve immunisatie van varkens vanaf de leeftijd van 3 wk ter vermindering van longlaesies als gevolg van infectie met m.hyo. Bescherming begint vanaf 2 wk na vaccinatie en houdt ten minste 26 wk aan. Contra-indicaties: Geen. Bijwerkingen: Bijwerkingen zijn zeldzaam: een voorbijgaande zwelling met een diameter tot 4 cm, soms samengaand met roodheid van de huid, kan worden waargenomen op de plek van injectie. Deze zwelling kan tot 5 dagen aanhouden. Een voorbijgaande gemiddelde toename van de rectale lichaamstemperatuur van ongeveer 0,8°C kan tot 20u na vaccinatie worden waargenomen. Dosering: Enkelvoudige i.m. injectie van 1 dosis (1 ml). Er zijn gegevens over veiligheid en effectiviteit beschikbaar die aantonen dat dit vaccin gemengd kan worden met Ingelvac CircoFLEX en op 1 injectieplek kan worden toegediend. Indien gemengd wordt met Ingelvac CircoFLEX dienen alleen varkens vanaf de leeftijd van 3 wk te worden gevaccineerd. Lees voor het mengen de bijsluiter. Goed schudden voor gebruik. Wachttijd: (Orgaan)vlees: 0 dg. REG NL 104086 UDD. 11 Ingelvac CircoFLEX® susp. voor inj. voor varkens. Elke dosis geïnactiveerd vaccin bevat: PCV2 ORF2 eiwit, carbomeer. Indicatie: Voor actieve immunisatie van varkens vanaf de leeftijd van 2 wk tegen PCV2 om de sterfte, klinische verschijnselen Inclusief gewichtsverlies - en letsels in lymfatisch weefsel geassocieerd met PCV2 gerelateerde aandoeningen (PCVD) te verminderen. Tevens is bewezen dat vaccinatie de nasale verspreiding van PCV2, de virus load in het bloed en lymfatisch weefsel, en de duur van de viraemie vermindert. Bescherming begint al vanaf 2 wk na vaccinatie en houdt minstens 17 wk aan. Contra-indicaties: Geen bekend. Bijwerkingen: Een voorbijgaande zen milde hyperthermie op de dag van vaccinatie treedt erg vaak op. Dosering: Enkelvoudige i.m. inj. van 1 dosis (1 ml), ongeacht het lichaamsgewicht. Er zijn gegevens over veiligheid en effectiviteit beschikbaar die aantonen dat dit vaccin gemengd kan worden met Ingelvac MycoFLEX en op 1 injectieplek kan worden toegediend. Indien gemengd wordt met Ingelvac MycoFLEX dienen alleen varkens vanaf de leeftijd van 3 wk te worden gevaccineerd. Lees voor het mengen de bijsluiter. Goed schudden voor gebruik. Wachttijd: 0 dagen. REG NL 102672 UDD. Ingelvac PRRSFLEX EU lyofilisaat en suspendeervloeistof voor suspensie voor injectie voor varkens. Per dosis van 1 ml: Levend geattenueerd PRRSV, EU stam Indicatie Voor actieve immunisatie van klinisch gezonde varkens vanaf een leeftijd van 17 dgn en ouder op bedrijven die positief zijn voor PRRSv. Ter vermindering van virale belasting van het bloed in seropositieve dieren onder veldcondities. Tijdens experimentele challenge studies werd na vaccinatie een vermindering van de longleasies, van de virusbelasting in bloed en longweefsels en van de negatieve effecten van de infectie op de dagelijkse gewichtstoename aangetoond. Ook kon een significante vermindering van de klinische ademhalingssymptomen worden aangetoond bij de aanvang van de immuniteit. Contra-indicaties: Niet gebruiken bij fokdieren. Niet gebruiken in PRRS naïeve koppels waarin de aanwezigheid van PRRSv niet is vastgesteld met betrouwbare diagnostische methoden. Bijwerkingen: Zeer vaak kunnen lichte voorbijgaande stijgingen van de lichaamstemperatuur (niet meer dan 1,5 °C) worden waargenomen na vaccinatie. De temperatuur keert terug naar de normale waarde zonder aanvullende behandeling na 1 tot 3 dgn. Reacties op de injectieplaats komen zelden voor. Een milde voorbijgaande zwelling of roodheid van de huid kan waargenomen worden. Dit verdwijnt spontaan zonder enige aanvullende behandeling. Dosering: Eénmalige intramusculaire injectie van één dosis (1 ml), ongeacht het lichaamsgewicht. REG NL 115061 UDD. Voor meer informatie: Boehringer Ingelheim bv, vetmedica.nl@boehringer-ingelheim.com, www.boehringer-ingelheim-ah.nl, +31(0)725662411.


voorwoord

PED ONDER DE PET Opnieuw hebben we in Nederland te maken met het PED-virus. Dit is, sinds 2014, het derde jaar op rij dat PED de kop opsteekt.

gebruiken. Deze test toont in serum aan of de dieren antistoffen tegen het PED-virus hebben. Is dat het geval? Dan weten we dat het virus nog op het bedrijf aanwezig is. En weten dat het er is, is het begin van een gerichte aanpak.

Nieuwe besmettingen lijken zich alleen in de koude maanden voor te doen. In de lente neemt het aantal meldingen over PED-uitbraken telkens sterk af, waarna de ziekte in de zomer helemaal weg lijkt te zijn. Toch is dat niet helemaal het geval, want afgelopen november en december begon de ellende weer van voren af aan. Blijkbaar is het virus in staat te ‘overzomeren’.

Ik merk dat PED nogal eens onder de pet gehouden wordt. Uiteindelijk worden we daar met elkaar niet beter van. Daarom nodig ik iedereen uit om deze zomer een plan te maken om het virus te tackelen en er vooral ook met elkaar over te praten. Hopelijk hebben we dan volgend jaar geen PED-problemen meer en wordt het geen blijvertje. Want dat moeten we niet willen.

Virusvrij de volgende winter ingaan lukt alleen als we ervoor zorgen dat besmette bedrijven de komende zomermaanden virusvrij worden. Juist daar kun je de PED-ELISA goed voor

Manon Houben, dierenarts sector varken

inhoud 04 Actueel 07 PED in Nederland 08 Reportage: Cees van den Broek kon

Bereikbaarheid U kunt GD telefonisch bereiken via 0900-1770. Van maandag tot en met vrijdag van 08.00 tot 17.00 uur.

Tarieven Alle genoemde GD-tarieven in deze uitgave zijn exclusief btw en 9,95 euro basiskosten.

verduurzamen én de kostprijs verlagen

10

15 Praktisch belang van de Online Monitor

Ophaaldienst voor sectie- en monstermateriaal Aanmelden: telefonisch 0900-202 00 12 (24 uur per dag). Wij halen het materiaal dan zo spoedig mogelijk bij u op. Sectie- en monstermateriaal kunt u brengen van maandag tot en met vrijdag van 8.00 tot 17.00 uur.

16 Uit het lab: de sectiezaal

COLOFON Varken is een uitgave van de Gezondheidsdienst voor Dieren Redactie Marlena van Arkel, Monica van Eelen, Theo Geudeke, Manon Houben | Beeldredactie Wendy van de Streek | Eindredactie Anne Taverne | Redactieadres GD, Marketing & Communicatie, Postbus 9, 7400 AA Deventer, T. 0900-1770, F. 0570-63 41 04, redactie@gddiergezondheid.nl, www.gddiergezondheid.nl | Productiecoördinatie Senefelder Misset Doetinchem | Basisontwerp Studio Kaap | Vormgeving X-Media Solutions Doetinchem | Druk Senefelder Misset Doetinchem | Abonnementen Varken wordt gratis toege­zonden aan relaties van GD. Een jaarabonnement (vier nummers) voor personen buiten de doelgroep kost 15,55 euro (excl. btw en verzendkosten) | Advertenties PSH Media Sales, T. 0314-35 58 00 | Verschijnings­frequentie vier keer per jaar | Suggesties Als u suggesties heeft voor dit blad, dan verzoeken wij u deze door te geven aan de redactie. Overname van artikelen is toegestaan uitsluitend na toestemming van de uitgever. ISSN: 1875-2594 Wilt u dit blad niet meer ontvangen of wilt u een adreswijziging doorgeven? Dat kan via 0900-1770, vraag naar klantdatabeheer (lokaal tarief) of mail naar brbs@gddiergezondheid.nl.

12 Wat veroorzaakt uitval van zeugen?

18 Diarree in het kraamhok 21 Dreiging AVP groeit 17

23 De boer op 24 Diergezondheid volgens Jan Nijland

21

Varken, maart 2017 - 3


PED-testen: een nieuwe ELISA en snelle PCR Sinds kort kunt u bloed van varkens naar GD insturen voor onderzoek op PED. Wij onderzoeken dan met onze nieuwe ELISA of de dieren antistoffen hebben tegen het virus dat momenteel rondgaat in Nederland en een groot aantal andere Europese landen. Deze test meet niet alleen óf er antistoffen zijn tegen het PEDvirus, maar ook tegen welk type. Hij is dus gevoelig en zeer specifiek, en geeft aan of de varkens in aanraking zijn geweest met het virus. U kunt de nieuwe PED-ELISA in overleg met uw dierenarts aanvragen via het inzendformulier op de website van GD. Om het virus zelf aan te tonen bij varkens met diarree die verdacht worden van PED, kunt u een mestmonster (ESwab) insturen voor een PCR-test. Sinds kort is de doorlooptijd van de PCR-test verkort tot één werkdag. Van monsters die ’s morgens voor 9.00 uur op het GD-laboratorium zijn, is de uitslag dezelfde middag bekend. MEER OVER PED WWW.GDDIERGEZONDHEID.NL/PED

Tegengaan van vroeg werpen

Kees van der Meijden trots op nominatie Agrarisch Ondernemer 2017

Als biggen enkele dagen te vroeg geboren worden, zijn ze vaak zwakker dan wenselijk. In te vroeg geboren tomen is de uitval van biggen meestal verhoogd. De oorzaak kan een infectie met PRRS zijn. Zeker in de koude periode van het jaar komt dat wat vaker voor, zelfs op bedrijven die consequent enten tegen PRRS. Als relatief veel zeugen op een bedrijf te vroeg werpen, is het verleidelijk om bij ‘risicozeugen’ met een drachthormoonpreparaat de draagtijd een paar dagen proberen te verlengen. Dat is in de praktijk geen succes en bovendien is het middel daar niet voor geregistreerd. Uit experimenten is gebleken dat het aantal gespeende biggen op zo’n manier per saldo niet toeneemt, ook al lijkt het soms te resulteren in meer levend geboren biggen. Als vroeg werpen een probleem is, moet de oorzaak opgespoord worden. Het bestrijden van alleen de gevolgen is niet de oplossing.

In juni stond hij nog op de achterkant van de Varken, eind deze maand zou hij zomaar agrarisch ondernemer van 2017 kunnen zijn. Varkensboer Kees van der Meijden en zijn vrouw Wilma uit Oirschot zijn genomineerd voor de prestigieuze prijs voor innovatieve boeren.

©Reed Business Information. Foto: Joris Telders

Waarom ze genomineerd zijn? Volgens de bank vanwege hun doorzettingsvermogen om na de brand in 2013 toch weer zo’n gezond bedrijf op te zetten. “Het hele bedrijf wordt door de mangel gehaald”, zegt Kees. “De jury beoordeelt of je bedrijf ook financieel gezond is bijvoorbeeld, en kijkt naar je investeringen. Dat we nu bij de laatste vijf zitten is toch een eer. Dat betekent dat je het goed voor elkaar hebt. Wij zijn eigenlijk best wel trots. Ook op het personeel, want we hebben het niet alleen gedaan.” Kees en Wilma hebben in totaal acht bedrijven, maar de nominatie is hoofdzakelijk voor het varkensbedrijf. “Varkens zijn mijn passie. Als je doet waar je passie voor hebt dan kom je er wel.” Dit jaar is er ook een publieksprijs. Als Kees en Wilma die winnen, gaat de opbrengst naar Stichting Zonhove, voor mensen met een beperking. “Daar hebben we ook één keer in de week een kind van rondlopen hier.” Stemmen? Dat kan via www.agrarischondernemer.nl/stemmen.

4 - Varken, maart 2017


actueel

Gebruik actuele inzendformulieren

De inzendformulieren voor het GD-laboratorium worden regelmatig vernieuwd, bijvoorbeeld omdat nieuwe laboratoriumbepalingen worden toegevoegd. Om verwarringen te voorkomen is het daarom belangrijk altijd de meest recente versie te gebruiken. Het meest actuele formulier vindt u op www.gddiergezondheid.nl/formulieren. ACTUELE INZENDFORMULIEREN WWW.GDDIERGEZONDHEID.NL/FORMULIEREN

Aantonen griepvirus: neusswabs of kauwtouw Vermoedt u een acuut geval van griep? Met neusswabs komt u erachter of het zieke varken of big het virus in de voorste luchtwegen bij zich draagt en verspreidt. Het maakt daarbij niet zoveel uit welk type neusswabs wordt gebruikt, als de swab maar niet uitdroogt en snel op het laboratorium is. Een griepvirus kan met behulp van kauwtouwen ook aangetoond worden in speeksel. Dat is makkelijker dan het nemen van neusswabs, maar bij neusswabs weet u wel zeker welke varkens (individueel) zijn bemonsterd.

ESwabs steeds vaker gebruikt Mestmonsters worden steeds vaker genomen met de ESwab. De ESwab is een steriel pakketje dat bestaat uit een kunststof verzamelbuisje met een vloeibaar conserveringsmiddel en een kunststof wattenstaafje met haren van nylon. Het staafje wordt gebruikt om een monster te nemen. De ESwab heeft als groot voordeel dat het nylon het monstermateriaal goed opneemt en daarna ook weer goed afstaat aan het bewaarmedium in het buisje. Het is een handige en nette manier om materiaal voor mestonderzoek op te sturen, bijvoorbeeld voor onderzoek op het PED-virus.

BESTEL DE ESWABS (ART NR. VDDIS064) VIA WWW.GDWEBSHOP.NL

Varken, maart 2017 - 5



Theo Geudeke, dierenarts varken

monitoring

PED in Nederland De Veekijker Varken is een vraagbaak over gezondheidsproblemen voor varkenshouders en dierenartsen. Omdat de vragen vooral gaan over opvallende kwesties, is de Veekijker ook heel geschikt om bijzondere bevindingen op te pikken. Bijzondere bevindingen van de laatste tijd zijn natuurlijk de PED-uitbraken in Nederland sinds november 2014. Aanvankelijk leek de ziekte vooral voor te komen in Oost-Nederland, maar inmiddels is duidelijk dat ook het zuiden niet gespaard blijft. PED is geen aangifteplichtige ziekte, dus het is niet precies bekend hoe groot de verspreiding in Nederland is. De diagnose is tot nu toe gesteld bij meer dan honderd bedrijven. Bij een verdenking op een PED-uitbraak wordt lang niet altijd gericht onderzocht of er daadwerkelijk sprake is van een PEDvirusinfectie. In de praktijk blijkt geregeld dat een PED-verdacht bedrijf toch een ander probleem heeft, zoals salmonella of PIA. Om de verspreiding van de ziekte beter in beeld te houden is het belangrijk dat er diagnostiek wordt uitgevoerd bij een PEDverdenking. De Veekijker Varken is zo in staat de varkenssector te informeren en te waarschuwen en varkenshouders kunnen zo preventieve maatregelen nemen. Het PED-virus is, door het gebruik van een zeer gevoelige PCR-test, prima aan te tonen in mest van besmette varkens. Ook is er inmiddels een bloedtest beschikbaar om te onderzoeken of varkens afweerstoffen tegen het PED-virus hebben. Als dit het geval is, is het zeker dat de varkens contact met het virus hebben gehad. Door de bedrijven met een bekende besmetting te volgen is duidelijk geworden dat het goed mogelijk is om weer virusvrij te worden. Het virus is zeer besmettelijk, maar dooft doorgaans uit op een besmet bedrijf. Besmette dieren bouwen namelijk afweer op en kunnen dan zelf met succes het virus de kop indrukken. Ter ondersteuning hiervan zijn hygiënemaatregelen nodig (zie

PED-hygiënteprotocollen op de website) en die hebben dan ook het gewenste effect. Het mooie is dat het PED-virus heel gevoelig is voor de meeste desinfecterende middelen die in stallen worden gebruikt. In de praktijk is zo’n maatregel makkelijker te realiseren op vleesvarkensbedrijven dan op vermeerderingsbedrijven, omdat op vleesvarkensbedrijven wordt gewerkt met gescheiden afdelingen en een strak all-in-all-out-beleid. Verder is duidelijk dat het gevaar van insleep van PED in een klein hoekje zit. In één gram mest van een besmet varken kunnen wel tien miljard virussen zitten. Om één varken te besmetten zijn ongeveer tienduizend virusdeeltjes nodig, dus een kleine hoeveelheid besmette mest aan bijvoorbeeld schoeisel is al genoeg om de infectie over te brengen. Het grootste risico van verspreiding is natuurlijk een besmet varken, maar ook onvoldoende gereinigde transportmiddelen zijn zeer riskant.

Al sinds 2002 houdt de Gezondheidsdienst voor Dieren (GD) zich intensief bezig met de uitvoering van de diergezondheidsmonitoring in Nederland. Hiervoor werken wij nauw samen met onder andere de diersectoren, de zuivel, het ministerie van EZ, dierenartsen en veehouders. Deze rubriek verhaalt over bijzondere gevallen, speciaal onderzoek en opvallende resultaten die het werk van de monitoring oplevert. Samen werken we aan diergezondheid in het belang van dier, dierhouder en samenleving.

Varken, maart 2017 - 7


“Investeren in innovatie is misschien wel het belangrijkste van alles� 8 - Varken, maart 2017


reportage

CEES VAN DEN BROEK KON VERDUURZAMEN ÉN DE KOSTPRIJS VERLAGEN

“We blijven rekenaars” Investeren in het comfort van de big; daar deinst Cees van den Broek uit Oud Gastel niet voor terug. Met een innovatieve warmtepomp en een dak vol zonnepanelen is de varkenshouder kostenbewust én duurzaam. En de biggen hebben het beter. Hoe hij dat weet? Dat kan hij niet precies benoemen. “Ervaring, denk ik. Je moet zien, ruiken, voelen.” Dertig jaar zit Cees nu in het vak. En dat is te zien aan de manier waarop hij praat over zijn bedrijf. Hij vindt zijn werk écht leuk. Die passie, die zit in zijn bloed. “Ik ben tussen de biggen geboren”, zegt hij lachend. Het was dus ook niet gek dat hij op z’n 21e al begon als varkensboer. In Oud Gastel zit de familie Van den Broek nu 25 jaar. Toen nog met 150 zeugen en 600 vleesvarkens, inmiddels met 400 zeugen en 2.500 vleesvarkens. “We hebben ieder jaar stukjes bijgebouwd. Dat kun je nog goed zien als je het erf van boven ziet.” Samen met zijn vrouw Jeanette en één andere medewerker runt hij, naast allerlei bestuurlijke activiteiten, het varkensbedrijf in Noord-Brabant. Jeanette voornamelijk de biggen, en Cees voor de helicopterview. En dat gaat goed. “Natuurlijk zijn er wel dingen waar je minder tevreden mee bent, die beter kunnen. Die heb je altijd.” Verduurzamen Investeren in innovatie is misschien wel het belangrijkste van alles, denkt Cees. De varkensboer koos voor verduurzaming. Dat begon allemaal met zonnepanelen die hij liet plaatsen. “Dat wilden we al langer doen, maar ik kon er nog geen verdienmodel van maken. De terugverdientijd was tien jaar, dat was te lang.” Met een subsidie waarvoor hij werd ingeloot was de terugverdientijd nog maar zeven jaar. Dat maakte het financieel een stuk aantrekkelijker. “Varkenshouders blijven rekenaars, we moeten de kostprijs verlagen.” Maar verduurzaming is ook goed voor de reputatie van de sector. “Als je dat ook kunt verbeteren dan is dat ook meegenomen.”

Varken, maart 2017 - 9


“Onze zonnepanelen en warmtepomp genereren warmte die bijna gratis is” In 2014 werden de 1.300 panelen op het dak geplaatst en sindsdien genereren ze 300.000 kilowatt stroom. Een behoorlijke hoeveelheid, en dat bleek ook al snel te veel. Reden genoeg voor Cees om te gaan nadenken over manieren om dat overschot weer in te zetten. “Toen bleek dat we te veel stroom hadden, besloot ik om een warmtepomp te plaatsen. Daarmee halen we de warmte die de varkens produceren weer terug naar de warmtepomp.” Dat werkt zo: in de stal is het zo’n 25 graden Celsius. Met die warmte wordt water verwarmd dat naar een buffervat van 1,5 kuub gaat. Van daaruit gaat de warmte terug in de vloerdelen in de stal bij de gespeende biggen, de opgelegde biggen, de vleesvarkens, maar ook naar huize Van den Broek. “Op die manier willen we in de toekomst 7.000 liter water warm maken. Ik wil niet zeggen dat de warmte gratis is, want het kost altijd wat, maar het komt wel in de buurt. Het is ‘goedkope warmte’.”

Oude pompsetjes Die warmtepomp aansluiten ging niet vanzelf. Daarvoor moesten oude pompsetjes weer in gebruik genomen worden die tien jaar hadden uitgestaan. In de stallen bij de opgelegde biggen en de vleesvarkens moesten ze dus opnieuw worden aangezet. “De motortjes hadden al zo lang stilgestaan. We hebben ze allemaal uit elkaar gehaald, schoongemaakt en gesmeerd. Twee dagen werk heeft het gekost, we hebben er speciaal iemand voor ingehuurd om bij te helpen.” Het effect? “Veel drogere hokken”, zegt Cees. “De start gaat gewoon beter. De biggen liggen mooi als sigaren in een doosje naast elkaar. Niet dat dit eerder niet zo was, maar je merkt het verschil. Het klimaat is beter.” Juist voor pasgespeende biggen is zo’n vloerverwarming een uitkomst, zegt de varkensboer. “Je kunt in het begin een beetje bijverwarmen, precies op de plek waar je het wil hebben: op de vloer, op de ligplek.” Het belang van de start En meer comfort betekent ook een betere gezondheid, denkt hij. “De start is belangrijk. Dat geldt voor alles. Daardoor is er ook minder ziektedruk denk ik.” Het is niet alleen beter voor de biggen, het geeft ook een kostenverlaging. En dat doet niet alleen hij, maar de hele sector, zegt Cees. “Het is een tendens dat je steeds kritischer kijkt naar de kosten. Dus ook de elektriciteitskosten en de stookkosten. Maar je moet als sector ook niet doorslaan en de kachel uitzetten. De big moet het behaaglijk hebben.”

De varkens produceren warmte die, door middel van de warmtepomp, wordt ingezet om vloerdelen in de stal te verwarmen.

10 - Varken, maart 2017


reportage

Yoni Pasman, redacteur

“Het klimaat in de biggenstal is nu beter”

En ook zijn vrouw en medewerker zien bepaalde zaken weer anders. “Laat het niet van één persoon afhangen. Jeanette ziet ook weer andere dingen, en weet bijvoorbeeld veel meer van de kraamstallen.” Cees is ook niet bang voor vernieuwing en kritiek. Hij is gepassioneerd. “Je hebt mensen die alleen maar onder de golfplaten blijven, en alleen hun eigen ding doen. Maar er is zoveel meer in de wereld. Je moet ook googelen, bijleren. Nou zeg ik niet dat ik het allemaal weet. Ook ik moet nog veel leren.”

De warmtepomp

Hoe je dat dan ziet? Daar kan Cees niet direct de vinger op leggen. “Het is ervaring. Je moet zien, ruiken, voelen.” Natuurlijk zijn er wel tekenen. “De biggen moeten attent zijn. Niet tegen de muur omhoog vliegen als je binnenkomt, maar ook niet als haringen in een potje blijven liggen. Ze moeten nieuwsgierig zijn.” Als de dieren het goed hebben, dan betaalt zich dat terug, denkt hij. “Als wij verzorgers het echt goed voor hebben met varkens zijn ze ook goed voor ons. Dan laten ze een lagere conversie zien en een snellere groei. Maar dat spreekt voor zich.”

Iedere dag leuker Maar dat doet hij graag. “Ik had van tevoren niet gedacht dat het zo leuk zou zijn. En het wordt iedere dag leuker. Kan ik dat zeggen? Veel mensen uit de sector zouden het daar niet mee eens zijn. Maar de uitdaging wordt groter, je wordt creatiever. Ik vind het steeds leuker worden.”

Van bovenaf is goed te zien dat er steeds nieuwe stukken zijn bijgebouwd, waaronder de zonnepanelen.

Netwerk Een varkensbedrijf runnen gaat ook over samenwerking, vindt Cees. Maak van dat verplichte maandelijkse bezoek van de dierenarts een deugd, is zijn boodschap. “Soms komt de voeradviseur erbij, soms de geneticaman, dan weer de ventilatieman of de farmaceut. Zo kunnen we om de zoveel tijd focussen op één bepaald onderwerp met degene die daar het beste in is. Je hoeft niet elke maand het hele circus bij elkaar te hebben.” Hij ziet de adviseurs dan ook als delen van een netwerk. “Als boer moet je de zaak aansturen, maak het een dynamische en wisselende groep. De kennis die je op dat moment nodig hebt, roep die erbij.”

Varken, maart 2017 - 11


Uitval van zeugen: hoe komt dat? De sterfte bij zeugen verschilt van bedrijf tot bedrijf sterk: van minder dan 2 procent tot boven de 15 procent. Heeft deze uitval van zeugen te maken met de hoge productiviteit of met groepshuisvesting? GD zocht het uit met behulp van een enquête onder zeugenhouders.

16%

14%

Bij de Veekijker Varken komen de laatste jaren steeds meer vragen binnen over sterfte bij zeugen. Vorig jaar ging meer dan 10 procent van alle vragen over gezondheidsproblemen over sterfte bij zeugen (zie figuur 1). Ook het percentage inzendingen naar GD voor pathologisch onderzoek van (gestorven) zeugen steeg sinds 2010 licht. De meest vastgestelde doodsoorzaken zijn:

12%

10%

8%

• acute dood door hartfalen of stress (18 procent); • darmdraaiing, maagzweer, miltdraaiing of gescheurde milt (18 procent).

6%

Vooral het percentage zeugen waarbij de diagnose hartfalen of stress als oorzaak is gesteld, vertoont een stijgende lijn.

4%

2%

0%

2006

2007

2008

2009

2010

2011

2012

2013

2014

2015 ‘16

Figuur 1: toenemend percentage vragen aan de Veekijker over uitval/ sterfte van zeugen (2006-2016).

12 - Varken, maart 2017

Uit cijfers van AgroVision is af te leiden dat de zeugensterfte in 2015 en 2016 gemiddeld 6 procent per jaar was. Dat is evenveel als in 2013, het eerste jaar waarin de zeugensterfte als apart kengetal is opgenomen is de overzichten. Bij de beoordeling van cijfers over zeugensterfte is het overigens belangrijk om op te letten waar de cijfers iets over zeggen. Het is bijvoorbeeld niet altijd duidelijk of geëuthanaseerde zeugen meegerekend worden bij het vaststellen van de uitval door sterfte.


onderzoek

Theo Geudeke, dierenarts varken

Figuur 2: geen

18

samenhang tussen gemiddelde toom-

16

grootte en percentage uitval van zeugen.

% uitval zeugen door sterfte

14

12

10

8

6

4

2

0 12

13

14

15

16

17

18

19

gemiddelde toomgrootte

Praktisch belang Het onderzoek was bedoeld om antwoord te geven op een aantal vragen uit het veld. Bijvoorbeeld of de zeugensterfte samenhangt met de hoge productiviteit van moderne zeugen.Een ander aspect is de overschakeling naar groepshuisvesting, die de laatste jaren heeft plaatsgevonden. Agressie en stress spelen, in elk geval bij het samenstellen van groepen, dan vaak een rol. Als gevolg daarvan kunnen zeugen uitvallen. Het is voor de varkenssector van belang om na te gaan of inderdaad sprake is van verhoogde uitval bij zeugen en om te onderzoeken wat daarvan de oorzaak kan zijn. Een hoge uitval van zeugen is namelijk niet alleen financieel nadelig, het is ook niet goed voor het imago van de varkenshouderij. Het terugdringen van sterfte past daarnaast ook in het streven naar meer duurzaamheid, zeker als het deels vermijdbaar is. Enquête zeugenhouders Om een eerste indruk te krijgen van hoe het in de praktijk zit, heeft GD zeugenhouders afgelopen december gevraagd een enquête in te vullen. Daaruit bleek opnieuw dat de gemiddelde uitval door sterfte rond de 6 procent ligt. De spreiding is groot en varieert van 1 tot 16 procent. Op 10 procent van de ondervraagde bedrijven was de zeugensterfte hoger dan 10 procent. De zeugensterfte bleek niet samen te hangen met het type zeug op het bedrijf. Zelfs als bij de analyse ‘vergelijkbare’ zeugenrassen bij elkaar werden gevoegd, was geen verschil te zien. Ook de analyse van een mogelijke samenhang tussen de productiviteit (gemiddelde toomgrootte) en de uitval door sterfte leverde niks

op, zoals is te zien in figuur 2. Het lijkt er weliswaar op dat de hoogproductieve bedrijven (17 totaal geboren biggen per worp) gemiddeld een iets hogere zeugenuitval hadden (6 procent) dan de bedrijven met slechts 14 totaal geboren biggen (5 procent uitval). Maar gezien de enorme spreiding in uitvalpercentages kan dat verschil net zo goed op toeval berusten. Het bedrijf met de hoogste zeugenuitval produceerde bijvoorbeeld maar vijftien biggen per toom en de bedrijven met een hoge zeugenuitval (hoger dan 10 procent) waren geen hoogproductieve bedrijven. Een vergelijking tussen bedrijven met verschillende typen groepshuisvesting levert evenmin verschillen in zeugenuitval op. Bij alle typen huisvesting (stabiele groepen met of zonder boxen of grote wisselgroepen) is de uitval tussen de 5,5 en 6 procent. Was er dan helemaal niets te zien aan de cijfers? Toch wel. Het bleek dat op bedrijven die geen aparte groepen voor gelten hadden ingericht, de uitval door sterfte significant hoger was dan op bedrijven met wel aparte geltengroepen. Het is voor te stellen dat als groepen gelten en oudere zeugen bij elkaar in één groep zitten, er meer stress ontstaat door bijvoorbeeld rangordegevechten. In zo’n situatie is het risico dat een zeug uitvalt groter. Conclusie Uit de gegevens van de enquête van GD bleek niet dat de zeugensterfte hoger is op bedrijven met hoogproductieve zeugen of een bepaald systeem van groepshuisvesting. Kennelijk zijn andere factoren van meer betekenis.

Varken, maart 2017 - 13


PRAKTISCH BELANG VAN DE ONLINE MONITOR De Online Monitor draait inmiddels ruim een jaar op volle toeren. Varkenshouders en dierenartsen vragen zich weleens af wat het praktisch belang van de Online Monitor is. We lichten het toe met een voorbeeld van de bruikbaarheid van gegevens bij problemen door E. coli-infecties. In 2016 meldden dierenartsen op bedrijven met gespeende biggen bij de helft van alle bezoeken een gezondheidsprobleem. De meest gemelde aandoeningen bij gespeende biggen zijn ademhalingsproblemen (35 procent) en hersenaandoeningen (34 procent), gevolgd door maagdarmproblemen (14 procent). In die laatstgenoemde gevallen gaat het bijna altijd om (speen)diarree door E. coli (zie de figuur). E. coli is daarnaast ook gemeld als oorzaak van bloedvergiftigingen en slingerziekte. Alles bij elkaar had in 2016 ruim 5 procent te maken met gezondheidsproblemen bij gespeende biggen, die volgens de dierenarts waarschijnlijk waren veroorzaakt door een E.coli-infectie. Als we een vergelijkbare analyse maken van bedrijven met ongespeende biggen wordt duidelijk dat in 2016 tijdens ruim 3 procent van de bedrijfsbezoeken problemen door een E. coli-infectie zijn gemeld. Kortom, infecties met E. coli vormen een belangrijk probleem.

14 - Varken, maart 2017


Theo Geudeke, dierenarts varken

Goede onderbouwing Het is belangrijk om E. coli-problemen goed in beeld te hebben, omdat de antibiotica die als eerste keus zijn voorgeschreven lang niet altijd werkzaam zijn. Anderzijds wil men antibiotica die wel goed werken graag reserveren voor gebruik bij mensen. Deze belangrijke discussie vraagt om een goede onderbouwing en daarbij zijn de gegevens uit de Online Monitor goed bruikbaar. GA VOOR MEER INFORMATIE NAAR WWW.VEEONLINE.NL

overige 5,8%

voeding 11%

PED 0,9% rota 0,5% Lawsonia 3% Brachyspira 3,4% clostridium 1,2% salmonella 1,6%

E. coli 72,6%

Figuur 1: gemelde oorzaken van diarree bij gespeende biggen in de Online Monitor (2016).

Varken, maart 2017 - 15


De sectiezaal:

wat gebeurt er allemaal? GD ontvangt veel dieren voor sectie-onderzoek. Het aantal inzendingen van runderen, varken, pluimvee en kleine herkauwers is ongeveer 7.000 per jaar. Ruim een derde daarvan zijn inzendingen met varkens. Maar wat gebeurt er nadat varkens zijn aangeboden voor een sectie? Eigenlijk is ‘sectie’ geen goede benaming voor wat er gebeurt. Sectie betekent ‘snijden’ en de pathologen snijden het dode dier inderdaad open, maar dan begint het eigenlijk pas. Zelf hebben pathologen het liever over ‘pathologisch onderzoek’. Het onderzoek houdt namelijk niet op bij het opensnijden (zie kader). Ophaaldienst Toen GD in 2001 alle laboratoriumactiviteiten concentreerde in Deventer en de regionale gezondheidsdiensten en sectiezalen werden opgeheven, is de ophaaldienst voor kadavers fors uitgebreid. Dit om te zorgen dat veehouders uit het hele land toch binnen afzienbare tijd een gestorven of geëuthanaseerd dier konden laten onderzoeken. Aangezien de informatie die uit het pathologisch onderzoek komt ook belangrijk is voor de monitoring van dierziekten in Nederland, financieren de sector en de overheid een deel van de kosten van het ophalen en het onderzoeken van kadavers. Als dat niet het geval zou zijn, zouden de kosten voor het onderzoek sterk oplopen. Inzendformulier Voor een goed onderzoek is het zeer belangrijk dat de pathologen beschikken over de juiste achtergrondinformatie en dus een goed ingevuld inzendformulier. Dat gaat niet alleen over het invullen van de naam van de inzender en een duidelijke identificatie van de dieren, maar ook over het aankruisen van de leeftijd, de klachten en of de dieren behandeld zijn. Bovendien is er ruimte om aanvullende informatie te vermelden en het is

16 - Varken, maart 2017

zelfs mogelijk om specifieke vervolgtesten aan te vragen. Het aanmelden voor ophalen en het invullen van het inzendformulier is digitaal snel en makkelijk te regelen. Achtergrondinformatie Om pathologisch onderzoek zo goed mogelijk te kunnen uitvoeren, met de meeste kans op zinvolle resultaten, wil een patholoog graag achtergrondinformatie krijgen over de ingezonden dieren of het bedrijf. Soms denkt een inzender dat het beter is om zo min mogelijk te melden, zodat de onderzoekende patholoog ‘niet op het verkeerde been’ gezet kan worden. Maar zo werkt dat niet. Als men de auto naar de garage brengt, wil de monteur ook zo precies mogelijk weten wat de klacht is. Dit om te voorkomen dat hij zich een ongeluk zoekt, veel tijd (en geld) besteedt en uiteindelijk nog steeds geen specifieke conclusie (diagnose) kan trekken. Voor overleg en het bespreken van het bedrijfsprobleem kan de inzender (dierenarts) ook altijd bellen met de Veekijker. De juiste dieren… Om de juiste diagnose te stellen is het belangrijk dat dieren worden ingestuurd die echt te maken hebben met het probleem waarmee de inzender te kampen heeft. Als men last heeft van gespeende biggen met acute hersenverschijnselen is het zinloos om een chronische slijter in te sturen die uiteindelijk is gestorven. Bovendien is het verstandig om meerdere dieren, het liefst drie, in te sturen. Als er maar één dier wordt onderzocht bestaat er altijd een kans dat het dier toevallig iets aparts heeft wat niet echt met het bedrijfsprobleem te maken heeft. Ook het insturen van kadavers die al enige tijd dood zijn wordt afgeraden, vanwege de optredende rottingsverschijnselen. Het euthanaseren van dieren die de specifieke klachten vertegenwoordigen is voor onderzoek van bedrijfsproblemen veel beter.


Karin Junker, Sylvia Greijdanus en Evert van Garderen, pathologen en Theo Geudeke, dierenarts varken

Wat gebeurt er allemaal als biggen worden aangeboden met als klacht bijvoorbeeld luchtwegproblemen?

1. Administratie: • Controleren diernummers, inschrijven (SZ-nummer) en informatie in de computer invoeren.

3. Materiaal verzamelen voor vervolgonderzoek: • Bacteriologisch onderzoek, meestal van de neus en long. • Afhankelijk van het probleem (niezen of hoesten) microscopisch onderzoek van de neusschelpjes, luchtpijp en longen (soms ook als daar op het oog niets aan te zien is). • Eventueel vervolgonderzoek met PCRtesten op Mycoplasma hyopneumoniae, PRRS, griep en PCV2 aan de hand van de bevindingen van de patholoog. Deze PCR-testen worden, tegen extra betaling, ook direct ingezet als ze specifiek zijn aangevraagd door de inzender, als die graag wil weten welke ziekteverwekkers aanwezig zijn op het bedrijf.

uit het lab

4. Voorlopige uitslag: • Op de dag dat het onderzoek is uitgevoerd stuurt GD de eerste voorlopige uitslag. • De dierenarts krijgt vervolgens een e-mail waarin staat welke vervolgonderzoeken zijn ingezet. De dierenarts kan daarop reageren of een extra onderzoek aanvragen.

Normaal longweefsel; de luchtwegen zijn schoon.

2. Sectie: • Sectie uitvoeren volgens het algemene voorschrift. Alle organen worden beoordeeld, maar gezien de klacht besteedt de patholoog extra aandacht aan neus, luchtpijp en longen. • Als geen afwijkingen aan een orgaan te zien zijn, staat dat doorgaans ook op de uitslag.

Longontsteking (mycoplasma-infectie); de kleine luchtwegen zijn bij een longontsteking gevuld.

5. Einduitslag • Afhankelijk van de resultaten kunnen meerdere deeluitslagen volgen. • Als alle vervolgonderzoeken bekend zijn volgt de einduitslag. • Bepaalde vervolgtesten kunnen lang op zich laten wachten, bijvoorbeeld microscopisch onderzoek van de botstructuur bij kreupele varkens. • Over de resultaten kan altijd gebeld worden met de Veekijker.

Varken, maart 2017 - 17


Diarree bij biggen in het kraamhok De laatste tijd staat uitval van biggen in het kraamhok in de belangstelling. Het verlagen van de biggenuitval is een belangrijk aandachtspunt. Niet alleen vanuit economisch oogpunt, maar ook voor het imago van de sector. Om biggenuitval effectief aan te pakken is allereerst van belang de oorzaak te achterhalen. Een mogelijke oorzaak van uitval is diarree bij biggen in de kraamperiode. Uit gegevens van de Online Monitor van de varkensgezondheid blijkt dat dierenartsen bij ruim 10 procent van de bedrijfsbezoeken op zeugenbedrijven melden dat diarree bij biggen in het kraamhok een probleem is. Meestal wijzen dierenartsen clostridium als de oorzaak aan, gevolgd door E. coli (zie figuur 1).

voeding 3,8%

overige geen diagnose 3,5% 3,8%

rota-/coronavirus 11,8%

clostridium 46,5% E. coli 30,5%

Figuur 1: door dierenartsen genoemde oorzaken van diarree bij ongespeende biggen in 2016 in de Online Monitor.

18 - Varken, maart 2017

salmonella 1,7%

PED 1,4% rotavirus 7,2%

maagdarmstoornis

(geen infectieuze oorzaak)

14,8%

E. coli 28,2%

clostridium 51,1%

Figuur 2: vastgestelde oorzaken van diarree bij ongespeende biggen in 2016 bij sectie-onderzoek door GD.

Het beeld uit de Online Monitor sluit goed aan bij wat GD-pathologen door sectie-onderzoek van ingestuurde biggen met diarree vaststellen. Ongeveer de helft van die biggen heeft een maagdarmprobleem. Ook hier is de meest gestelde diagnose een clostridiuminfectie gevolgd door E. coli-infecties (zie figuur 2). De vragen aan de Veekijker over specifieke oorzaken van maagdarmaandoeningen bij zuigende biggen gaan eveneens voornamelijk over clostridiuminfecties. Naast bacteriĂŤn, zoals clostridium, E. coli en salmonella, zijn virussen belangrijke oorzaken van diarree. Denk aan het rota-virus en PED-virus. Daarnaast kunnen ook parasitaire infecties zoals coccidiose een oorzaak zijn voor diarree. Problematische worminfecties komen bij de jongste biggen eigenlijk niet voor, want vanaf het moment dat een varken spoelwormeieren heeft opgenomen duurt het een week of vijf voordat een spoelworm volwassen is.


diarree

Tom Duinhof en Theo Geudeke, dierenartsen varken

Uit de monitoringscijfers blijkt ook dat een flink deel van de gevallen van diarree niet te verklaren is door infectieuze aandoeningen. Bij sectie-onderzoek gaat dat om 15 procent van de gevallen. In ongeveer 11 procent van de gevallen geeft de dierenarts aan dat er sprake is van een voedingsstoornis of bijvoorbeeld een klimaatprobleem, zoals te veel tocht of een koude vloer. Als jonge biggen op een te koude vloer liggen kan dat de beweeglijkheid van de darm negatief beïnvloeden. Hierdoor verloopt de vertering van voer niet goed, waardoor diarree kan ontstaan. Ook een behandeling met antibiotica kan de darmflora verstoren, met diarree als gevolg. Uit de cijfers blijkt duidelijk dat diarree bij jonge, ongespeende biggen een veel voorkomend probleem is. Het is daarom belangrijk om de oorzaak te achterhalen. Gevolgen van diarree bij jonge biggen Jonge biggen zijn kwetsbaarder dan oudere dieren. Als zuigende biggen diarree krijgen, drogen ze relatief snel uit. Dat is funest. Het is ook de reden dat bijvoorbeeld een PED-infectie bij jonge biggen veel ernstiger verloopt dan bij zeugen of vleesvarkens.

Als biggen een diarreeprobleem overleven, bestaat de kans dat de groei tegenvalt. Diarree in het kraamhok wordt meestal veroorzaakt door bacteriën of virussen. Het is belangrijk om te weten welke ziekteverwekker diarree bij biggen in het kraamhok veroorzaakt om gericht preventieve maatregelen te kunnen nemen. Dit kan ook evaluatie van het vaccinatiebeleid, de opname van biest of het hygiënemanagement betreffen. Een eenvoudige manier om mogelijke ziekteverwekkers in beeld te brengen is het Pakket Diarree BIG. Daarmee worden mestmonsters in één PCR-test op een hele reeks aan ziekteverwekkers getest, namelijk verschillende soorten clostridium, ziekmakende typen van E. coli, salmonella en rotavirus. Het is zo mogelijk om snel en betrouwbaar kwantitatief inzicht te krijgen in mogelijke bacte-riële of virale veroorzakers van diarree bij biggen.

MEER WETEN OVER HET PAKKET DIARREE BIG?

KIJK OP WWW.GDDIERGEZONDHEID.NL/PAKKETDIARREE

Varken, maart 2017 - 19


Pakket Diarree BIG Ziekteverwekkers in één keer in beeld

Heeft u te maken met diarree bij uw biggen in het kraamhok? Breng dan met het Pakket Diarree BIG in één keer mogelijke ziekteverwekkers in beeld. Samen met uw dierenarts gaat u voor vitale biggen. Zo werkt u aan een gezonde start van de biggen op uw bedrijf. Meer informatie: www.gddiergezondheid.nl/pakketdiarree

Kies voor BIG van GD: Vitale biggen, gezonde start. GD, Postbus 9, 7400 AA Deventer, T. 0900-1770, www.gddiergezondheid.nl/pakketdiarree


Theo Geudeke, dierenarts varken

DREIGING AVP GROEIT

Afrikaanse Varkenspest (AVP) heeft zich inmiddels definitief gevestigd in grote delen van Oost-Europa. Hoe groot is de dreiging voor West-Europa en wat zijn de grootste risico’s? In 2007 kwam het Afrikaanse varkenspestvirus vanuit Afrika in Europa aan land in Georgië. De laatste jaren is de verspreiding snel gegaan, het gehele noordoosten van Europa is besmet gebied: Rusland, Moldavië, de Baltische staten, Wit-Rusland, Oekraïne en het oosten van Polen. In 2016 zijn binnen de EU meer dan 800 uitbraken gemeld, waarvan meer dan 90 procent bij wilde zwijnen. Opvallend is dat vanuit Wit-Rusland geen enkele melding van Afrikaanse varkenspest wordt gedaan, terwijl de ziekte in alle omringende landen uitgebreid voorkomt. Risico wilde zwijnen Het virus heeft zich stevig genesteld in de Noord-Europese wilde zwijnenpopulatie, maar kan door contact met gehouden varkens ook bij die groep aanslaan. Het is dus belangrijk om contact zo veel mogelijk te vermijden en om de wilde zwijnen niet actief over Europa te verspreiden.

Intensief bejagen zorgt ervoor dat de dieren wegvluchten en is daarom geen optie. Daarnaast overleeft het virus lang in vlees, zelfs als dat bevroren, gerookt of anderszins bewerkt is. Het is dus heel riskant als jagers geschoten wilde zwijnen vervoeren naar andere delen van Europa. Niet de zwijnen, maar de mensen vormen het grootste verspreidingsrisico. Door wilde zwijnen (beperkt) te voederen kan men ervoor zorgen dat de dieren in een bepaald gebied blijven. Te royaal voederen leidt echter tot uitbreiding van de populatie, waardoor een deel van de groep op den duur alsnog verder trekt. Daarbij laten zwijnen zich niet tegenhouden door hekken en landsgrenzen. Grote rivieren, snelwegen en stedelijke bebouwing vormen daarentegen wél goede barrières. Preventie Door allerlei technische problemen en de complexiteit van het virus zit een AVP-vaccin er voorlopig niet in. De enige effectieve preventie is daarom alertheid op de verspreidingsrisico’s, op mensen die naar die regio reizen en een perfecte biosecurity. Dat laatste is meteen ook nuttig in de aanpak van ziekten als PED en PRRS. Het mes snijdt dan aan meerdere kanten.

Varken, maart 2017 - 21


VACCINEREN OP MAAT

VACCINEREN OP MAAT DAT KLINKT ALS MUZIEK IN DE OREN

Vaccineren is maatwerk, uw bedrijf heeft immers te maken met eigen ziekteverwekkers en risicovolle periodes. Daarom geen standaard vaccinatiedeuntje, maar een melodie met de juiste noot, de juiste toon en de juiste timing. Met een passende symfonie van vaccins biedt u uw dieren een optimale bescherming tegen luchtwegaandoeningen zoals mycoplasma, de ziekte van Glässer of circo. Klinkt u dat als muziek in de oren? Maak dan vandaag nog een afspraak met uw dierenarts voor een vaccinatieschema op maat.

www.vaccinerenopmaat.nl Gebruikersnaam: varkenshouder Wachtwoord: 1234 Zoetis B.V. Postbus 81055 3009 GB Rotterdam www.zoetis.nl info.nl@zoetis.com © 2016 Zoetis


de boer op

redactie

35 ALLEEN AL VAN STREPTOCOCCUS SUIS ZIJN 35 SEROTYPEN BEKEND. DAARNAAST BESTAAN NOG ANDERE ZIEKMAKENDE STREPTOKOKKEN BIJ VARKENS.

STREPTOKOKKEN BIJ VARKENS Streptokokken wonen in de voorste luchtwegen, het maag-darmkanaal, de tonsillen en het geslachtsapparaat van (gezonde) varkens. De meest voorkomende streptokokken bij varkens zijn Streptococcus suissoorten. Daarvan bestaan wereldwijd wel 35 serotypen. In Nederland zien we vooral serotypen 1, 2, 7 en 9. Bijna de helft van de infecties met Streptococcus suis betreft serotype 9 en ongeveer een kwart serotype 2. Andere streptokokken die bij varkens problemen kunnen veroorzaken zijn bijvoorbeeld Streptococcus porcinus en Streptococcus dysgalactiae. Van die laatste treffen we bij GD zeer geregeld de ondersoort equisimilis aan. Dat is vaak bij ongespeende biggen met een gewrichtsontsteking of een bloedvergiftiging. Streptococcus suis kan ook

voorkomen bij de mens. In zeldzame gevallen, beschreven in bepaalde Aziatische landen, leidt dat tot gezondheidsproblemen.

hersenvliesontsteking 45,99%

gewrichtsontsteking 1,55% hartklepontsteking 6,77% longontsteking 6,77%

bloedvergiftiging (sterfte) 38,92%

vraag & antwoord

VRAAG: ZIJN ALLE STREPTOKOKKEN EVEN ZIEKMAKEND VOOR VARKENS? ANTWOORD VAN THEO GEUDEKE

Nee, daar zit verschil in. Het hangt ten eerste af van de bacterie-eigenschappen. Die kunnen zogenoemde virulentiefactoren bezitten. Dit zijn de eigenschappen die het ziekmakend vermogen bepalen. Daarnaast bepalen ook bedrijfsomstandigheden mede de ernst van de problemen. Gestorven varkens die bij GD zijn onderzocht en waarbij Streptococcus suis is gevonden, hebben meestal een hersenvliesontsteking. Andere veelvoorkomende problemen zijn bloedvergiftiging, longontsteking, hartklepontsteking en gewrichtsontsteking. Streptokokken kunnen op veel verschillende plaatsen in het lichaam ontstekingen veroorzaken. Onderzoeken in verschillende landen in uiteenlopende periodes laten vaak andere verdelingen zien van de ziektebeelden. Het meeste onderzoek gaat overigens over Streptococcus suis sero-

type 2. Zoals vermeld spelen ook de bedrijfsomstandigheden een rol bij de ernst van de problemen. Denk daarbij aan infectierisico, algemene afweer, stress en specifieke afweer. De aanpak van problemen bestaat dan ook vaak uit een combinatie van maatregelen, zoals het verbeteren van de biosecurity en stalklimaat, beperken van verplaatsen en mengen, voorkomen van wondjes en overbezetting, verstrekken van goede voeding en water en tot slot eventueel vaccinatie met stalspecifieke vaccins. Bij dit alles is een goede biestvoorziening voor de biggen van levensbelang. Als zieke dieren behandeld moeten worden is het goed om te weten dat streptokokken nog steeds uitstekend gevoelig voor penicilline en behoorlijk goed gevoelig voor trim-sulfa zijn. MEER OVER STREPTOKOKKEN

WWW.GDDIERGEZONDHEID.NL/DIERGEZONDHEID/DIERZIEKTEN/STREPTOKOKKEN

Varken, maart 2017 - 23


diergezondheid volgens Jan Nijland “We willen graag PRRS-vrij worden, en uiteindelijk misschien zelfs SPF (Specific Pathogen Free)”, vertelt Jan Nijland van Varkens KI Twenthe in Fleringen, dat ongeveer 180 beren houdt. Onlangs zijn er twee stallen vervangen door een gloednieuwe. In deze en in de andere stallen zijn bovendien luchtfilters aangebracht om PRRS en andere virussen buiten te houden. “PRRS is heel besmettelijk en veroorzaakt met name vruchtbaarheidsproblemen bij zeugen en luchtwegproblemen bij biggen”, zegt Jan. “Daarom is het uitbannen van het virus erg belangrijk voor ons. We willen ten koste van alles voorkomen dat het via ons sperma verspreid wordt.” Om op termijn PRRS-vrij te kunnen worden verklaard, koopt Varkens KI Twenthe alleen nog PRRS-vrije beren, die bovendien de eerste dertig dagen in quarantaine doorbrengen. “Ook verzorgen we ons eigen vervoer. Zo houden we de risico’s van insleep heel klein.” Overdruk Ruim een half jaar geleden nam Varkens KI Twenthe de nieuwe luchtfilters in gebruik. Alle lucht die de stallen nu binnenkomt, is gezuiverd van ziektekiemen. Dat gebeurt met een zogenaamd overdruksysteem. Jan: “Onze ventilatoren trekken de lucht door filters en blazen die de stal in. Daardoor hebben we altijd overdruk in de stal. Mocht er toch ergens een kiertje zijn of een deur openstaan, dan gaat er alleen lucht naar buiten en komt er niets naar binnen. Dat is een groot verschil met gefilterde lucht binnenhalen via onderdruk. Staat er dan een deur open, dan gaat er juist ongefilterde lucht naar binnen.” Geleidelijke weg Hoelang het duurt voordat het KI-station in Fleringen officieel vrij van PRRS is, durft Jan niet te voorspellen. “We waren lange tijd een conventioneel bedrijf waar dieren werden geënt. Het kan dus zijn dat er nog entvirus aanwezig is, het duurt even voordat je daar vanaf bent. Hoe snel dat gaat, is niet te zeggen. Het hangt ook af van hoe snel we oudere beren vervangen. Het is een geleidelijke weg. Uiteraard volgen onze medewerkers alle protocollen die de sector heeft opgesteld om het besmettingsrisico zo laag mogelijk te houden. Zo doen we er alles aan om PRRS buiten te sluiten.”

Postbus 9, 7400 AA Deventer, T. 0900-1770, F. 0570-634104, www.gddiergezondheid.nl, info@gddiergezondheid.nl


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.