Samen werken aan diergezondheid
GD-magazine - september 2017 - nummer 87
varken
REPORTAGE
Bij Peter van Leeuwen bepalen de zeugen zelf wanneer ze naar buiten gaan
SAMENLEVING
Inzicht krijgen in kwaliteit drinkwater
ONDERZOEK
Veel vragen over kreupelheid
PIA snel en makkelijk te lijf Gezondere varkens Verbeterde technische resultaten1 Natuurlijke vaccinatieroute Locale immuniteitsopbouw
Preventie werkt E zr i ti eps i ste aic h n sla w te a ret
Er zit iets speciaals in het water Lekker in mijn vel
Nu ook via brijvoer toe te dienen!
L ke ni rek jim n lev EnterisolÂŽ Ileitis, Lawsonia intracellularis, geattenueerd levend vaccin voor varkens, lyofilisaat en oplosmiddel voor orale suspensie. Indicatie: Actieve immunisatie van klinisch gezonde varkens van 3 weken leeftijd en ouder om de intestinale laesies veroorzaakt door Lawsonia intracellularis infectie te verminderen en om de variatie in groei en het verlies aan gewicht dat in verband gebracht wordt met de ziekte te verminderen. Onder veldcondities werd een verschil in gemiddelde dagelijkse groei tot 30 g/dag gezien voor gevaccineerde varkens in vergelijking met niet gevaccineerde varkens. Bescherming begint vanaf 3 weken na vaccinatie en houdt ten minste 17 weken aan. Contra-indicaties en bijwerkingen: Geen. Dosering: 2 ml orale suspensie per dier. Wachttijd: nul dagen. REG NL 10302, UDD. Meer info: Boehringer Ingelheim bv, Postbus 8037, 1802 KA, Alkmaar, tel. 072-5662411, vetmedica.nl@boehringer-ingelheim.com, www.boehringer-ingelheim-ah.nl, 1. Bornhornder, Praktische Tierartz, 2007.
voorwoord
OPEN DEUR INTRAPPEN
typen te onderscheiden; nuttige informatie als men overweegt te gaan enten.
Uit de Online Monitor blijkt dat volgens de Nederlandse dierenartsen zeventig procent van de gezondheidsproblemen bij varkens komt door infectieziekten. Daarvan is tachtig procent een bacteriële infectie. Oftewel, ruim de helft van alle problemen is in theorie te bestrijden met antibiotica.
Ten tweede, en dat is nog veel belangrijker, wordt de gevoeligheid van dieren voor een infectie mede bepaald door externe factoren. Stress speelt daarbij een hoofdrol, want dit verzwakt de weerstand. Goede huisvesting en verzorging zijn daarom erg belangrijk. Dit betekent terug naar de basis: geen tocht, hitte, kou of benauwdheid, genoeg ruimte en afleiding, en goed voer.
Nu is met veel van die bacteriën iets vreemds aan de hand; de meesten zijn aanwezig op vrijwel alle varkensbedrijven. Denk bijvoorbeeld aan streptokokken, App en E. coli. Maar lang niet elk bedrijf heeft ziekteverschijnselen door deze verwekkers. Hoe komt dat? Ten eerste bestaan er van die bacteriën verschillende typen, die lang niet allemaal even ernstige problemen veroorzaken. Gelukkig bestaan er steeds betere testen om die verschillende
Tot slot maakt het uit hoeveel ziekteverwekkers een dier voor de kiezen krijgt (infectiedruk). Goede biosecurity is erg belangrijk. Het is het intrappen van de bekende open deur, maar het wordt steeds belangrijker. Zeker nu Afrikaanse varkenspest, door de onverwachte uitbraken in Tsjechië, weer dichterbij is gekomen. En dat is een virus waar geen kruid tegen gewassen is. Theo Geudeke, dierenarts varken
inhoud 04 Actueel 07 Online Monitor: kreupelheid bij varkens
Bereikbaarheid
08 Reportage: Peter van Leeuwen laat zijn
U kunt GD telefonisch bereiken via 0900-1770. Van maandag tot en met vrijdag van 08.00 tot 17.00 uur.
Tarieven Alle genoemde GD-tarieven in deze uitgave zijn exclusief btw en 9,95 euro basiskosten.
zeugen graag de buitenlucht ruiken
12
botstofwisseling kreupele varkens
Ophaaldienst voor sectie- en monstermateriaal Aanmelden: telefonisch 0900-202 00 12 (24 uur per dag). Wij halen het materiaal dan zo spoedig mogelijk bij u op. Sectie- en monstermateriaal kunt u brengen van maandag tot en met vrijdag van 8.00 tot 17.00 uur.
15 VeeOnline: BGP en BBP bijhouden 16 Uit het lab: van stal tot sectiezaal
COLOFON Varken is een uitgave van de Gezondheidsdienst voor Dieren Redactie Manon Houben, Theo Geudeke, Monica van Eelen, Eva Onis | Beeldredactie Wendy van de Streek | Eindredactie Anne Taverne | Redactieadres GD, Marketing & Communicatie, Postbus 9, 7400 AA Deventer, T. 0900-1770, F. 0570-63 41 04, redactie@gddiergezondheid.nl, www.gddiergezondheid.nl | Productiecoördinatie Senefelder Misset Doetinchem | Basisontwerp Studio Kaap | Vormgeving X-Media Solutions Doetinchem | Druk Senefelder Misset Doetinchem | Abonnementen Varken wordt gratis toegezonden aan relaties van GD. Een jaarabonnement (vier nummers) voor personen buiten de doelgroep kost 15,55 euro (excl. btw en verzendkosten) | Advertenties PSH Media Sales, T. 0314-35 58 00 | Verschijningsfrequentie vier keer per jaar | Suggesties Als u suggesties heeft voor dit blad, dan verzoeken wij u deze door te geven aan de redactie. Overname van artikelen is toegestaan uitsluitend na toestemming van de uitgever. ISSN: 1875-2594 Wilt u dit blad niet meer ontvangen of wilt u een adreswijziging doorgeven? Dat kan via 0900-1770, vraag naar klantdatabeheer (lokaal tarief) of mail naar brbs@gddiergezondheid.nl.
12 Botbiomarkers meten: bloedonderzoek
18 Wat kan ik doen met drinkwateronderzoek?
16
21 Cruciale rol biosecuriry in productie PRRS-vrije biggen
23 De boer op: najaarsverwerpen 24 Diergezondheid volgens Wolter Roorda
21
Varken, september 2017 - 3
Mycobacterium avium bij varkens Mycobacterium avium is de bacterie die vogeltuberculose veroorzaakt, maar ook bij varkens infecties kan veroorzaken. De ziekteverschijnselen zijn vaak vaag en chronisch; de diagnose is het best te stellen door middel van sectie. De typische afwijkingen zijn dan het beste aan te tonen. Bij varkens vindt de infectie meestal plaats door het opnemen van besmet materiaal. De bacterie komt vrij algemeen voor en kan bijvoorbeeld door vogels overgebracht worden op varkens. Ook in de grond of in zaagsel kan de bacterie aan wezig zijn en, zoals eerder dit jaar is gebleken, eveneens in compost of turf. Als dergelijke turf wordt verstrekt aan jonge biggen om ze op een natuurlijke wijze te voorzien van extra ijzer, dan kunnen die biggen besmet raken. Mycobacterium avium is moeilijk te bestrijden. Behandelen van dieren met antibiotica heeft geen effect. De bacterie is niet gevoelig voor alle desinfectiemiddelen. Belangrijk in de aanpak is een heel strikte bio security om versleep binnen een bedrijf te voorkomen.
Pakket Diarree BIG: interpretatie uitslagen In het Pakket Diarree BIG zitten PCR-testen voor de ziekteverwekkers Clostridium perfringens, E. coli, het rotavirus en salmonella. Bij de interpretatie van de uitslagen is het volgende van betekenis: • Clostridium perfringens: meer dan duizend kopieën per microliter is reden tot actie! o De combinatie α + β + eventueel β2 duidt op Clostridium perfringens type C. o De combinatie α + β2 duidt op Clostridium perfringens type A. • Rotavirus: positieve uitslagen kunnen oplopen tot honderd miljoen kopieën per milliliter. • E. coli: het wel/niet aantonen verschillende typen: o F4, F5, F6, F41, vooral bij biggen met (geboorte)diarree o F18, F4, Stx2e bij speendiarree en slingerziekte. • Salmonella: het aantal bacteriën (kolonievormende eenheden) per milliliter Bij positieve uitslagen van Clostridium en/of Rota is het vaak nuttig ook microscopisch onderzoek van de darmwand te doen om te beoordelen of deze ziekteverwekkers ook inderdaad een schadelijk effect hebben gehad. Bij een positieve salmonella-uitslag is het van belang te weten of het soort diarree typisch is voor salmonella. MEER OVER PAKKET DIARREE BIG WWW.GDDIERGEZONDHEID.NL/PAKKETDIARREE
4 - Varken, september 2017
actueel
PED: ook bij warm weer besmettelijk
Het PED-virus (Porciene Epidemische Diarree-virus) is gevoelig voor hoge temperaturen en UV-licht. Daarom is de kans op verspreiding bij warm weer iets kleiner dan in de rest van het jaar. Toch blijft PED ook dan zeer besmettelijk. De diverse vertegen woordigers uit de sector varkenshouderij zijn het er over eens dat alles op alles gezet moet worden om te proberen het PED-virus buiten Nederland te houden of in ieder geval verspreiding zo veel mogelijk te beperken. Daarom zijn hier hygiëneprotocollen voor op-gesteld. Deze protocollen vindt u op de website van GD. MEER OVER PED EN DE PROTOCOLLEN WWW.GDDIERGEZONDHEID.NL/DIERGEZONDHEID/DIERZIEKTEN/PED
App testen
Naast sectie ook orgaanonderzoek mogelijk Sectie op een gestorven of geëuthanaseerd varken kan veel nuttige informatie opleveren. Soms is het echter ook mogelijk en nuttig om alleen een bepaald orgaan of deel van een orgaan in te zenden. GD biedt u ook het onderzoek van (een deel van) het orgaan aan. Bijvoorbeeld een stukje long om te beoordelen of daarin sprake is van een longontsteking. Als in een stukje weefsel tegelijkertijd een afwijking is te zien en daarbij een ziekteverwekker zoals het circo-, PRRS- of influenza-virus aangetoond kan worden, dan is het logisch om te veronderstellen dat de afwijking ook echt is veroorzaakt door die ziekteverwekker. Wat ook kan is het verzamelen van bijvoorbeeld vocht uit een gezwollen gewricht met behulp van een naald om te onderzoeken of in het gewrichtsvocht afwijkende cellen of ziekteverwekkers aanwezig zijn.
GD heeft verschillende testen voor bloedonderzoek op App. De ApxIV ELISA is geschikt om te screenen op alle App-typen. Indien er positieven gevonden worden kan de ‘Appantistoffen Elisa screening 1 t/m 12’ gebruikt worden als bevestigingstest. De App CBR-testen voor de typen 2 en 9 zijn geschikt voor het aantonen van antistoffen bij klinische problematiek door App. De App typen 2 en 9 zijn in Nederland namelijk vaak betrokken bij App uitbraken. Voor alle typen App zijn ook type-specifieke ELISA’s beschikbaar. Met de ELISA’s voor de typen 1, 9, 11, 2 en 5a/b zijn infecties met de meeste ziekteverwekkende App-typen aan te tonen. In het ‘Pakket App virulentie antistoffen ELISA’ worden deze vijf App-typen tegelijk getest.
Varken, september 2017 - 5
TRUE FUSION TRUE FUSI DRIEVOUDIGE BESCHERMING
tegen vlekziekte, parvovirus en PRRS BESCHER DRIEVOUDIGE tegen vlekziekte, parvovirus e
MINDER INJECTIES, MINDER WERK MINDER INJECTIES, MINDE vermindert stress en bespaart tijd
vermindert stress en bespa
EEN UNIEKEEEN COMBINATIE VOOR COMBINATIE ZEUGENBEDRIJVEN VOOR ZEUGE UNIEKE
advies worden verkregen van de veterinaire voorschrijver. Meer informatie vindt u ook in de Samenvatting van de productkenmerken (SPC) en op www.hipra.com.
Hipra Benelux N.V. Adequat Business Center. Brusselsesteenweg 159. 9090 Melle. BELGIË. (+32) 9 324 21Center. 58 · Brusselsesteenweg Fax: (+32) 9 324 59 · benelux@hipra.com · www.hipra.com HipraTel.: Benelux N.V. Adequat Business 159. 909021 Melle. BELGIË. Tel.: (+32) 9 324 21 58 · Fax: (+32) 9 324 21 59 · benelux@hipra.com · www.hipra.com
S/A/2017/03
ERYSENG®PARVO. Elke stoffen: dosisGeïnactiveerd van 2 ml bevat: Werkzame stoffen: porcien parvovirus, stam RP > 1,15 *. Geïnactiveerd Er ERYSENG®PARVO. Samenstelling: Elke Samenstelling: dosis van 2 ml bevat: Werkzame porcien parvovirus, stam NADL-2, RP > 1,15 *.Geïnactiveerd Geïnactiveerd Erysipelothrix rhusiopathiae, stam R32E11, ELISANADL-2, > 3,34 log2 IE50%**.* RP – relatieve potentie (ELISA). **IE50% –Adjuvans: Remming ELISA 50%. Adjuvans: Aluminiumhydroxide, DEAE-Dextran, Ginseng. Indicaties: Voor de actieve immunisatie van vrouwelijke vark potentie (ELISA). **IE50% – Remming ELISA 50%. Aluminiumhydroxide, DEAE-Dextran, Ginseng. Indicaties: Voor de actieve immunisatie van vrouwelijke varkens voor de bescherming van nakomelingen tegen transplacentale infectie veroorzaakt het porcien Voorvan de actieve immunisatie mannelijke vrouwelijke varkens om door de Erysipelothrix klinischerhusiopathiae symptomen te verminderen van erysipelas veroo door door het porcien parvovirus. Voorparvovirus. de actieve immunisatie mannelijke en vrouwelijke varkens omvan de klinische symptomenen te verminderen van erysipelas veroorzaakt serotypen 1 en 2. Begin van de immuniteit: Porcien vanaf het E. begin van drie de weken draagtijd. E. van rhusiopathiae: drie weken na voltooiing het vaccinatie basisvaccinatieschema. van immuniteit: Porcien parvovirus:parvovirus: vanaf het begin van de draagtijd. rhusiopathiae: na voltooiing het basisvaccinatieschema. Duur van de immuniteit: Porcienvan parvovirus: biedt foetusbescherming voor Duur de duur van de de dracht. E. rhusiopathiae: Porcien parvov vaccinatie beschermt erysipelal tot het moment van aanbevolen hervaccinatie (ongeveer zes maanden na Dosering en toedieni vaccinatie beschermt tegen erysipelal tottegen het moment van de aanbevolen hervaccinatie (ongeveer zesde maanden na het basisvaccinatieschema). Dosering en toedieningsweg: Dien één dosis vanhet 2 ml basisvaccinatieschema). toe via een intramusculaire injectie in de nekspieren in overeenstemming met het volgende schema: Basisvaccinatie: Varkens vanaf 6 maanden oud die nog niet eerder gevaccineerd zijn met het product dienen twee in in overeenstemming met het volgende schema: Basisvaccinatie: Varkens vanaf 6 maanden oud die nog niet eerder gevaccineerd zijn met het product dienen twee injecties te ontvangen met een tussentijd van 3-4 weken. De tweede injectie dient 3-4 weken vóór de paring worden toegediend. Hervaccinatie: Een enkele injectie dient 2-3 weken vóór elke volgende paring te worden toegediend (ongeveer elke 6 maande weken vóór de paring worden toegediend. Hervaccinatie: Een enkele injectie dient 2-3 weken vóór elke volgende paring te worden toegediend (ongeveer elke 6 maanden). Voor simultaan gebruik met UNISTRAIN®PRRS bij fokzeugen vanaf 6 maanden oud mag de gemengde toediening van ERYSENG®PARVO en UNISTRAIN®PRRS alleen worden toegediend bij het vaccineren van dieren vóór de paring. Interactie met and mag die de gemengde toediening van ERYSENG® PARVOkan en UNISTRAIN® PRRS alleen wordenmet toegediend bij het vaccinerenPRRS van dieren vóórtoegediend de paring. Interactie andere medische producten: Raadpleeg Er zijn veiligheids- en werkzaamheidsgegevens beschikbaar aantonen dat dit vaccin worden gemengd UNISTRAIN® en opmet één injectieplaats. de productverpakking/informatiefolders die aantonen dat dit vaccin van kan worden met UNISTRAIN® PRRS en toegediendzoals op één injectieplaats. Raadpleeg de productverpakking/informatiefolders voor na informatie bijwerkingen, en contra-indicaties. De houdbaarheid het gemengd veterinaire medische product verpakt voor verkoop: 2 jaar. Houdbaarheid het over openen van voorzorgsmaatregelen de primaire verpakking: onmiddellijk gebruik houdbaarheid van 25 het veterinaire product zoals verpakt 2 jaar. Houdbaarheid na het van de primaire verpakking:LABORATORIOS onmiddellijk gebruiken. Houdbaarheid na het mengen metvertegenwoordiger: UNISTRAIN®PRRS: 2 uur. Verpakking: Flesjes van 10, en 50medische doses. Houder vanvoor deverkoop: vergunning voor het inopenen de handel brengen: HIPRA, S.A. Lokale Hipra Benelux N.V. Ade van 10, 25 en 50 doses. Houder van de vergunning voor het in de handel brengen: LABORATORIOS HIPRA, S.A. Lokale vertegenwoordiger: Hipra Benelux N.V. Adequat Business Center, Brusselsesteenweg 159, 9090 Melle, België. Nummer van de vergunning voor het in de handel brengen: EU/2/14/167/001-007. Juridische categorie: Op diergeneeskundig voorschrift (Belgium) or UDD (Netherlands). Gebruik vergunning voor het invan de handel brengen: EU/2/14/167/001-007. Juridische categorie: Op diergeneeskundig voorschrift (Belgium) or UDD (Netherlands). Gebruik geneesmiddelen op verantwoorde wijze. Op recept - er moet advies worden verkregen de veterinaire voorschrijver . Meer informatie vindt u ook in de Samenvatting van de productkenmerken (SPC) enveterinair op www.hipra.com. verkregen van de veterinaire voorschrijver. Meer informatie vindt u ook in de Samenvatting van de productkenmerken (SPC) en op www.hipra.com. UNISTRAIN® PRRS. Samenstelling per dosis: Levend verzwakt reproductief en ademhalingssyndroomvirus bij varkens (PRRSV), stam VP-046 BIS 103.5-105.5 3.5 5.5 UNISTRAIN® PRRS. Samenstelling per dosis: Levend verzwakt reproductief en ademhalingssyndroomvirus bij varkens (PRRSV), stam VP-046 BIS 10 -10 CCID (celcultuur infectueuze dosis). Fosfaatbufferoplossing. Indicaties: Zogende zeugen: Voor actieve immunisatie van zogende zeugen van boerderijen getroffen door het Europees 50 PRRS-virus om de reproductieve aandoeningen, incidentie e zeugen: Voor actievesymptomen immunisatie van zogende zeugen van met boerderijen doormet het Europees PRRS-virus omhet de reproductieve aandoeningen, incidentie en duur Onder van viremie, transplacentale virusoverdracht, weefsellading van het virus en de vaccinati klinische in verband de getroffen infectie tekenen van PRRS-virus te verminderen. laboratoriumomstandigheden reduceerde klinische symptomen in verband met de gewichtstoename) infectie met tekenen van het PRRS-virus verminderen. reduceerde de vaccinatie vanimmuniteit: zeugen de negatieve impact van dena PRRS-virusinfectie op de prestaties biggen (mortaliteit en binnen tede eersteOnder 28 laboratoriumomstandigheden dagen van hun leven. Begin van de 30 dagen de vaccinatie. Duur van van de immunite actieve van biggen boerderijen getroffen het PRRS-virus om de klinische symptomen verbonden met de biggen (mortaliteitimmunisatie en gewichtstoename) binnen de eersteop 28 dagen van hun leven. Begin van de door immuniteit: 30Europese dagen na de vaccinatie. Duur van de immuniteit: 16 weken aangetoond door proefbesmetting. Biggen van 4een wekenPRRS-virusinfectie, oud: Voor de dieren te verminderen. Bij getroffen experimenten werd aangetoond datsymptomen vaccinatie de met weefsellading vandehet virus in de longen vermindert. Bij experimenten actieve immunisatie van biggen op boerderijen door het Europese PRRS-virus om de klinische verbonden een PRRS-virusinfectie, incidentie en duur van viremie en de duur van virusuitscheiding door geïnfecteerdewaar een PRR en de negatieve effecten de infectie op dagelijkse Begin van de immuniteit: 4 weken naeen de vaccinatie. Duur van de immunit dieren te verminderen. Bij experimenten werd van aangetoond dat vaccinatie de de weefsellading van het gewichtstoename virus in de longen vermindert.aangetoond. Bij experimenten waar een PRRSV-infectie optrad tijdens de mestperiode, werd vermindering van de mortaliteit hulpmiddel. ml intramusculaire injectie of 0,2 4ml via toediening. 2 ml/dier. Interactie met andere medische producte en degeschikt negatieve effecten van de infectieDosering: op de dagelijkse2 gewichtstoename aangetoond. Begin van de immuniteit: weken na intradermale de vaccinatie. Duur van de immuniteit: 24Gebruik: weken. Toedieningsweg: Intramusculair of intradermaal met behulp van een vaccin kanDosering: worden en toegediend op Interactie één injectieplaats. productliteratuur ERYSENG® PARVO worden geschikt hulpmiddel. 2 mlgemengd intramusculairemet injectieERYSENG®PARVO of 0,2 ml via intradermale toediening. Gebruik: 2 ml/dier. met andere medischeDe producten: Er zijn veiligheids- envan werkzaamheidsgegevens beschikbaarmoet die aantonen dat dit geraadpleegd informatiefolders voor informatie over op bijwerkingen, voorzorgsmaatregelen en moet contra-indicaties. Verpakking: IM: flacons van Raadpleeg 10, 25, 100 en 125 doses plu vaccin kan worden gemengd met ERYSENG®PARVO en toegediend één injectieplaats. De productliteratuur van ERYSENG® PARVO worden geraadpleegd vóór de toediening van de gemengde producten. de 50, productverpakking/ de vergunning voor in de voorzorgsmaatregelen handel brengen: LABORATORIOS HIPRA, S.A. Lokale vertegenwoordiger: Hipra Benelux Adequat Center, informatiefolders voor informatie overhet bijwerkingen, en contra-indicaties. Verpakking: IM: flacons van 10, 25, 50, 100 en 125 doses plus oplosmiddel. ID: flacons van 50, N.V 100,.125 doses plusBusiness oplosmiddel. Houder van Brusselseste brengen: NL: REG NL 110841. BE: HIPRA, BE-V435477, BE-V435486, BE-V485902. Juridische categorie: Op or UDD (Netherlan de vergunning voor het in de handel brengen: LABORATORIOS S.A. Lokale vertegenwoordiger: Hipra Benelux N.V. Adequat Business Center, Brusselsesteenweg 159, diergeneeskundig 9090 Melle, België. Nummer voorschrift van de vergunning(Belgium) voor het in de handel advies worden verkregen van de veterinaire voorschrijver. Meer informatie vindt u ook in de Samenvatting van de productkenmerken (SPC) en op www.hipra.com. brengen: NL: REG NL 110841. BE: BE-V435477, BE-V435486, BE-V485902. Juridische categorie: Op diergeneeskundig voorschrift (Belgium) or UDD (Netherlands). Gebruik geneesmiddelen op verantwoorde wijze. Op veterinair recept - er moet
monitoring
Theo Geudeke, dierenarts varken
ONLINE MONITOR
Kreupelheid bij varkens in de praktijk De Veekijker Varken krijgt veel vragen over kreupelheid, vooral bij vleesvarkens (zie pagina 12 en 13). De resultaten van de Online Monitor laten zien hoe het in de praktijk gesteld is met kreupelheidsproblemen. De dierenartsen melden inmiddels ruim anderhalf jaar gezondheidsproblemen via de Online Monitor. De overzichten die daarvan gemaakt worden gaan tot heden vooral over de verdeling van problemen per orgaansysteem, bijvoorbeeld het maagdarmkanaal of de luchtwegen. Het is anderzijds ook duidelijk dat tijdens de meeste bedrijfsbezoeken (bijna 60%) door de dierenartsen geen aandoeningen worden vastgesteld. Indien wel een aandoening is gemeld op een bedrijf, wordt deze in twee derde van de gevallen toegeschreven aan een infectieziekte. De meest genoemde ziekteverwekkers zijn streptokokken (27%), App (14%), Influenza (9%), E.coli (9%), PRRS (8%) en PIA/IleĂŻtis (8%). Veruit de meeste gezondheidsproblemen betreffen de luchtwegen (39%). De maagdarmaandoeningen staan op de tweede plaats (19%). Zie de figuur 1 voor het overzicht.
is wel sterk verschillend per leeftijdscategorie: kreupelheid door gewrichtsontstekingen door streptokokken komt vooral veel voor bij biggen (zie figuur 2). Bij de vleesvarkens/opfokvarkens en bij de zeugen zijn relatief vaak niet-infectieuze oorzaken aan de orde, zoals (tekorten in de) voeding en huisvesting. Bij zeugen gaat het bijna nooit over een infectie en meldt de dierenarts vaak dat de oorzaak van de kreupelheid onbekend is. Veel vragen aan de Veekijkertelefoon gaan over kreupelheid bij 39,4% ademhaling opfoken vleesvarkens. Het gaat dan vaak over stofwisselings19% maag-darmkanaal problemen, over gewrichtsontstekingen 14,9% door Mycoplasma zenuwstelsel hyosynoviae. In de Online Monitor worden deze problemen niet 9,5% algemeen (o.a. koorts) 8,4% op grote(kreupelheid) schaal gemeld. Dat kan ook komen doordat het vaak locomotie 3,4% vruchtbaarheid lastig is om de oorzaak van kreupelheid bij oudere varkens vast te stellen. Ophuid pagina3% 12 en 13 is te lezen welke mogelijkheden 2,4% afwijkend gedrag beschikbaar zijn voor het stellen van een diagnose bij urinewegen 0,1% kreupelheidsproblemen. 0%
5%
10%
15%
20%
25%
30%
geen/onbekend
35%
40%
45%
ongespeende biggen gespeende biggen opfok-/vleesvarkens zeugen/beren
deficienties/ voeding spieraandoeningen/trauma huisvesting/ verzorging legweakness (epi-/ apofysiolysis) H. parasuis M. hyosynoviae + M. hyorrhinis staphylococcen streptococcen 0%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
70%
80%
90%
Figuur 2: Oorzaken van kreupelheid per leeftijdscategorie
Kreupelheid Van de meldingen betreft 8,4% kreupelheden. Ook daarbij gaat het vaak over een infectie, meestal met Streptococcus suis. Dit
39,4%
ademhaling 19%
maag-darmkanaal 14,9%
zenuwstelsel 9,5% 8,4%
algemeen (o.a. koorts) locomotie (kreupelheid) vruchtbaarheid huid afwijkend gedrag
3,4% 3% 2,4%
urinewegen 0,1% 0%
5%
10%
15%
20%
25%
30%
35%
40%
45%
Al sinds 2002 houdt de Gezondheidsdienst voor Dieren (GD) zich intensief bezig met de uitvoering van de diergezondheidsmonitoring in Nederland. Hiervoor werken wij nauw samen met onder andere de diersectoren, de zuivel, het ministerie van EZ, dierenartsen en veehouders. Deze rubriek verhaalt over bijzondere gevallen, speciaal onderzoek en opvallende resultaten die het werk van de monitoring oplevert. Samen werken we aan diergezondheid in het belang van dier, dierhouder en samenleving.
Figuur 1: Orgaansysteem vermeld bij gezondheidsprobleem geen/onbekend deficienties/ voeding spieraandoeningen/trauma huisvesting/
ongespeende biggen gespeende biggen opfok-/vleesvarkens zeugen/beren
Varken, september 2017 - 7
“Het natuurlijke gedrag is voor ons heel belangrijk�
8 - Varken, september 2017
reportage
VARKENSHOUDER PETER VAN LEEUWEN GAAT VOOR NATUURLIJK
“Ze moeten de wind voelen” In 1998 is Peter van Leeuwen overgestapt van een scharrelbedrijf naar een biologisch bedrijf. Iets wat misschien niet iedereen in die tijd snel zou doen, maar voor hem voelde het als een logische stap. “Het sprak me altijd al aan en daarbij houd ik wel van een uitdaging!” In de tijd van zijn overstap werd er een convenant getekend tussen zo’n twintig partijen, waaronder banken, mengvoersector, slachterijen, supermarkten en de overheid. Het doel: de biologische sector een boost geven. Peter heeft nooit een gangbaar bedrijf gehad en is altijd bovengemiddeld bezig geweest met diervriendelijkheid. Toen vanuit de supermarkt waar zij als bedrijf aan leverden de vraag naar meer biologisch vlees kwam, was de keuze snel gemaakt. Als één van de eersten maakte hij de overstap van scharrel naar biologisch. Andere huisvesting “In het begin vergde het van onze kant niet eens zoveel aanpassingen. Het biologische voer was de grootste aanpassing, en er mochten minder dieren in een hok. We hoefden nog niets te veranderen aan de huisvesting, de kraamzeugen en ge‑ speende biggen hoefden toen nog geen uitloop te hebben. ”In 2000 kwam daar met nieuwe Europese richtlijnen verandering in. “We kregen tien jaar de tijd om de huisvesting aan te passen.” Dit deden ze in 2007 en sindsdien hebben zowel kraamzeugen als gespeende biggen en kraambiggen uitloop. “Alle varkens moeten wat mij betreft de wind voelen en de zon zien.”
Varken, september 2017 - 9
Terwijl we door de kraamstal lopen vertelt Peter dat de kraamzeugen en –biggen op gehakseld stro liggen. “Bewegen in lang stro is voor de heel jonge biggen een stuk lastiger en brengt onnodige risico’s met zich mee.” Als we vanuit de stal weer naar buiten lopen wijst hij op de andere zijde van het hok. “Kijk, als de biggen deze drempel zelfstandig over kunnen, komen ze hier door de luiken heen.” De buitenuitloop is deels overkapt en omheind door gaas. “We willen niet dat er vogels naar binnen vliegen, want die kunnen bepaalde ziektes overbrengen en zich te goed doen aan het voer.” Samenwerken met de natuur “Het natuurlijke gedrag, en dus die wind voelen, vind ik heel belangrijk”, vertelt hij. “Je merkt dat de dieren daar goed op reageren. Ze zijn een stuk rustiger, kunnen naar binnen en
buiten en kijken bijna nergens meer van op.” Hij trekt met flink wat geratel een deur open en alle zeugen blijven rustig in het stro liggen. “Kijk, ze blijven rustig. Voor ons handig als we bijvoorbeeld iets moeten doen bij de biggetjes. De zeugen zijn niet gefixeerd en als ze niet veel gewend zijn kunnen ze aardig agressief worden, maar dat gebeurt hier nauwelijks.” Naast al deze voordelen heeft samenwerken met de natuur, zoals alles, ook enkele nadelen. “Je bent meer afhankelijk van de grillen van de natuur. Zeugen worden in de herfst liever niet drachtig, en als ze buiten lopen en de daglengtes verschillen, merken ze dat het herfst is. Je hebt hier sneller te maken met najaarsverwerpen.” Peter probeert dit wel te sturen met daglicht in de stal, maar het is volgens hem best lastig om te zorgen dat de zeugen geen najaarsdip krijgen.
Zodra de kraambiggen groot genoeg zijn, kunnen ze zelfstandig naar buiten
10 - Varken, september 2017
Anne Taverne, redacteur
reportage
Gedrag De manier waarop ze met de dieren omgaan, zie je goed terug. “Je hoort weleens dat je aan een hond kunt zien wie z’n baas is. Volgens mij is dat met varkens net zo.” Vooral het feit dat de dieren rustig zijn is voor hem heel waardevol. “Tijdens het fokken selecteren we heel erg op het karakter van de zeugen.” Peter werkt met rotatiekruisingen voor de foklijnen. Het gedrag van de beer is niet bekend, maar de zeug kun je zelf selecteren. “Een agressieve zeug gebruiken we nooit voor de fokkerij. We gebruiken alleen de zeugen die het beste bij ons bedrijf passen. Die beste zeugen zijn ongeveer tien procent van het geheel. Dit betekent niet dat het altijd een zeug is die twintig biggen krijgt. We kijken vooral naar de vleeseigenschappen, want de zeugenhouderij staat bij ons in dienst van de vleesvarkens.” Diergezondheid en -management Sommige dingen vergen bij dit bedrijf dus net even wat meer, of juist andere, aandacht. Peter merkt dit ook in de manier waarop hij omgaat met diergezondheid en in zijn management. “We enten bijvoorbeeld redelijk veel ter preventie van infectieziekten. De zeugen worden geënt tegen App, PRRS, E. coli, vlekziekte, Parvo en griep. De biggen worden als ze drie weken oud zijn geënt tegen PCV2, PRRS, M. hyopneumoniae en PIA.” Vooraf wordt door middel van bloedtappen bepaald waarop een enting gezet moet worden. Door deze manier van enten is het medicijngebruik opvallend laag. “Als het bloedonderzoek van de dierenarts en onze waarnemingen aangeven dat we kunnen stopen met een enting, doen we dat ook,” aldus Peter. “Goede diergezondheid vinden we erg belangrijk, dat is ook dierenwelzijn. De basis moet gewoon goed zijn: schone lucht, water dat je zelf durft te drinken en goed voer.” “Als ik andere varkenshouders spreek merk ik dat er veel verschillen zijn. Niet alleen in huisvesting, ook in management.” Peter werkt met een driewekensysteem. Dit houdt in dat eens in de drie weken ruim dertig zeugen werpen, waarna de biggen een week in het kraamhok blijven. Na de kraamperiode gaan ze naar de voormeststal, tot ze ongeveer vijftig kilogram lichaamsgewicht hebben. Vervolgens gaan ze naar de afmeststal, waar zeugen en beren gescheiden worden. “Zeker de manier van werpen is bij ons heel anders. Ik denk ook dat het goed is dat ik nooit een gangbaar bedrijf heb gehad, want die omschakeling is moeilijk. Het niet fixeren van zeugen is bijvoorbeeld lastig als je dat niet gewend bent.” Duurzamer en bewuster Vanuit de stal lopen we door de modder richting de weide. Peter wijst nog even op de zonnepanelen die op het dak liggen. “We proberen ons wel bezig te houden met duurzaamheid, maar het is niet zo dat biologische varkenshouders per definitie milieu-
vriendelijk zijn. Alle bedrijven proberen wel zo duurzaam mogelijk te werken.” Volgens Peter is niet alles te vangen in cijfers. “Er wordt veel gesproken over CO2-uitstoot, maar alle biologische grondstoffen komen van biologische akkers waar geen chemische bestrijdingsmiddelen en kunstmest gebruikt worden. Dat komt de biodiversiteit ten goede. Ook gaat onze mest terug naar de biologische akkerbouw. Dat is moeilijk uit te drukken in CO2-uitstoot.” Volgens Peter wordt, naast duurzaamheid, biologische voeding steeds meer een item. “Je merkt dat de markt steeds iets groeit. Meer mensen gaan bewuster eten, waardoor de groei de laatste jaren ongeveer tien procent per jaar is.” Terwijl we de weide inlopen vertelt hij dat hij nu twintig hectare grond heeft. “Ik zie nog wel een nieuwe uitdaging in het aankopen van meer grond. We willen niet meer dieren, maar wel uitbreiden in grond. We gebruiken vier hectare voor de uitloop van de zeugen en we houden ook nog biologische schapen voor lamsvlees. We telen nu vooral kuilgras, maar het lijkt me mooi om ook granen en maïs te telen. Je moet wat te dromen houden, natuurlijk!”
Varken, september 2017 - 11
BLOEDONDERZOEK BOTSTOFWISSELING KREUPELE VARKENS
Botbiomarkers meten De Veekijker Varken krijgt de laatste tijd veel vragen over kreupelheid. In de eerste helft van 2017 betrof het een kwart van alle, aan gezondheidsproblemen gerelateerde, vragen. De meeste vragen richtten zich op vleesvarkens en opfokgelten. Bekende oorzaken van kreupelheid zijn gewrichtsontstekingen door bijvoorbeeld streptokokken of Mycoplasma hyosynoviae, maar ook stofwisselingsproblemen kunnen een rol spelen. Bij varkens bestaan twee duidelijke problemen met de stofwisseling die kunnen leiden tot kreupelheid. Dat zijn osteochondrose en ‘metabolic bone disease’. Dat laatste is een verzamelnaam voor aandoeningen die verband houden met een verstoorde calciumstofwisseling (rachitis, osteoporose). Als gevolg daarvan kunnen botten ontkalken; staan is pijnlijk, dieren hebben ‘botpijn’, staan te trippelen en botten kunnen makkelijker breken dan normaal.
Deze verstoring kan komen door een onevenwichtig calciumfosfor-aanbod, een verkeerde kation-anion balans, een verstoord zuur-base-evenwicht of door tekort aan vitamine D. Osteochondrose is een stofwisselingsprobleem dat vooral voorkomt bij relatief jonge varkens. Hierbij is sprake van een verstoring van de kraakbeenontwikkeling in gewrichten of in de groeischijven van de botten. Osteochondrose is deels erfelijk bepaald en komt vooral voor bij snelgroeiende varkens die onbeperkt gevoerd worden. Daarnaast kan osteochondrose het gevolg zijn van zware belasting, bijvoorbeeld door uitglijden op gladde vloeren. Tot slot kan bij osteochondrose ook de voorziening van vitamine D een rol spelen. In gewrichten met osteochondrose is de kans op het ontstaan van gewrichtsontstekingen verhoogd. Diagnose stellen De diagnose van botstofwisselingsproblemen kan gesteld worden door pathologisch onderzoek (sectie). Dat is vrij tijdrovend, omdat de botten onder de microscoop worden beoordeeld. Zo kan men zien of veranderingen in de botstructuur of het kraakbeen komen door osteochondrose of door ‘metabolic bone disease’. Omdat dieren zelden doodgaan door kreupelheid, wordt dit soort onderzoek niet vaak gedaan. Het is ook mogelijk om röntgenonderzoek (computertomografie) te doen. Dat gebeurt bij fokkerijorganisaties al bij belangrijke fokdieren (beren), maar dit is uiteraard niet geschikt voor de praktijk. Bij levende dieren is bloedonderzoek interessant. Daaruit is namelijk af te leiden of de calciumstofwisseling is verstoord. Het meten van calcium en fosfor in het bloed zegt echter niet zoveel, omdat een dier altijd probeert de concentratie van die stoffen in het bloed zo lang mogelijk op peil te houden. Wat meer informatie oplevert, is het meten van bepaalde biomarkers in het bloed. Bepaling van de concentratie van de stoffen osteocalcine en CTx is goed geschikt. De concentratie van osteocalcine is een maat voor de botopbouw en dat van CTx voor de botafbraak. De verhouding tussen de concentraties van osteocalcine en CTx is mede afhankelijk van de leeftijd van de varkens. Bij zeugen speelt ook het cyclusstadium een rol. Voor onderzoek op osteochondrose zijn (nog) geen bloedtesten beschikbaar.
12 - Varken, september 2017
Theo Geudeke, dierenarts varken
Referentiewaarden biomarkers De referentiewaarden van osteocalcine en CTx voor vleesvarkens en opfokgelten zijn, na een uitgebreide inventarisatie van gegevens van GD en De Heus Voeders, recent bijgesteld. Bij gezonde varkens in de leeftijd van zes weken tot zes maanden is de normale osteocalcine-concentratie in bloed (serum) tussen 15 en 40 µg/L (gemiddeld 27) en CTx tussen 0,15 en 0,50 µg/L (gemiddeld 0,30). Een slechte calciumvoorziening kan leiden tot lage osteocalcine- (<15 µg/L) en hoge CTx-concentraties (>0,50 µg/L). Een dier wil namelijk de calciumconcentratie in het bloed op peil houden en gaat daarom bij een slechte voorziening wat meer calcium en fosfor uit de botten vrijmaken. In het omgekeerde geval, een te hoog osteocalcine-niveau bij relatief laag CTx, kan duiden op een herstelreactie na een voorgaande periode van slechte calciumvoorziening.
onderzoek
Bij het insturen van bloed voor onderzoek op biomarkers is het belangrijk dat het snel en gekoeld naar het laboratorium komt. De concentraties van biomarkers lopen namelijk vrij snel terug bij te lang en te warm bewaren. Verder is het niet verstandig om ernstig kreupele varkens te testen, want die zullen vaak sterk afwijkende bloedwaarden hebben. Het gaat erom dat een goed beeld wordt gevormd van de bedrijfssituatie en dus is het beter om dieren te tappen in de risicogroep. Denk aan hok genoten van kreupele dieren die zelf nog wel vlot ter been zijn. Om de kosten te drukken kunnen bloedmonsters van maximaal zes dieren gepoold worden onderzocht. Bloedonderzoek is vooral interessant om te bepalen of bij een bedrijfsprobleem met kreupele vleesvarkens of opfokvarkens de calciumstofwisseling is verstoord. In andere gevallen is eigenlijk alleen sectie-onderzoek de manier om vast te stellen wat de oorzaak van de problemen is.
Varken, september 2017 - 13
Hebben uw biggen last van dunne mest na spenen ?
SIMPLY THEM
VIA
DRINKWATER
NIEUW
Rendabel
●
Effectief *
●
Duurzaam
NLSWICLP00013
* Speendiarree veroorzaakt door enterotoxigene F4- and F18-Escherichia coli. Benaming: Coliprotec® F4/F18 lyofilisaat voor orale suspensie voor varkens. Werkzaam bestanddeel: Elke dosis vaccin bevat: Werkzame bestanddelen: levende niet-pathogene Escherichia coli O8:K87* (F4ac): 1,3x108 tot 9,0x108 CFU** levende niet-pathogene Escherichia coli O141:K94* (F18ac): 2,8x108 tot 3,0x109 CFU** (* Niet-geattenueerd. **CFU = kolonievormende eenheden.) Doeldiersoort: varken. Indicaties: Voor actieve immunisatie van varkens vanaf 18 dagen oud tegen enterotoxigene F4-positieve en F18- positieve Escherichia coli om: - de incidentie van matige tot ernstige door E. coli veroorzaakte diarree na het spenen (PWD) bij geïnfecteerde varkens te verminderen; - de fecale uitscheiding van enterotoxigene F4-positieve en F18-positieve E. coli bij geïnfecteerde varkens te verminderen. Aanvang van immuniteit: 7 dagen na vaccinatie. Duur van immuniteit: 21 dagen na vaccinatie. Contra-indicaties: Geen. Bijwerkingen: Geen bekend. Speciale voorzorgsmaatregelen voor gebruik: Vaccineer alleen gezonde dieren. De vaccinstammen kunnen door gevaccineerde biggen gedurende ten minste 14 dagen na vaccinatie worden uitgescheiden. De vaccinstammen verspreiden zich snel naar andere varkens die in contact komen met gevaccineerde varkens. Ongevaccineerde varkens die contact hebben met gevaccineerde varkens zullen de vaccinstammen op vergelijkbare wijze als gevaccineerde varkens bij zich dragen en uitscheiden. Gedurende deze periode dient contact van immunogesupprimeerde varkens met gevaccineerde varkens te worden vermeden. Dosering: Vaccinatieschema: oraal een enkelvoudige dosis toedienen (vanaf een leeftijd van 18 dagen). Vaccinatie via drench-toediening of drinkwater. De suspensie dient binnen 4 uur na bereiding te worden toegediend. Wachttermijn: Nul dagen. Reg. nr.: EU/2/16/202/001-003, REG NL 118799 KANALISATIE: UDD - Uitsluitend voor diergeneeskundig gebruik - uitsluitend op diergeneeskundig voorschrift verkrijgbaar diergeneesmiddel. Verdere informatie is beschikbaar op aanvraag. Registratiehouder: Prevtec Microbia GmbH, Geyerspergerstrasse 27, 80689 München, Duitsland - 01/2017 COLIPROTEC® is een geregistreerd handelsmerk van Prevtec Microbia Inc., gebruikt onder licentie door Elanco, een afdeling van Eli Lilly.
Suzan Megens, klantmanager varkens
HAAL MEER UIT VEEONLINE
Als veehouder bent u dagelijks bezig met diergezondheid. Daar kunt u VeeOnline goed bij gebruiken. Op VeeOnline vindt u de labuitslagen terug vanaf juni 2014. Hieronder leest u nieuws, gebruikerservaringen en handige tips om nog meer uit VeeOnline te halen! Samen met uw dierenarts werkt u aan een optimale varkensgezondheid op uw bedrijf, waarbij het af en toe nodig is om geneesmiddelen in te zetten. In het kader van ‘voorkomen is beter dan genezen’ kunt u vervelende ziektes beter
buiten de deur houden. Daarbij spelen veel factoren een rol. Preventie heeft hierbij een groot aandeel. Het bedrijfsgezondheidsplan (BGP) en bedrijfsbehandelplan (BBP) kunnen u daarbij houvast geven.
GD heeft BGP’s en BBP’s op VeeOnline, die u samen met uw dierenarts kunt invullen. U kunt daarbij uw wensen en maatregelen toespitsen op uw bedrijf. De behandel- en gezondheidsplannen zijn op VeeOnline in te zien. Zo kunt u dus altijd nagaan welke afspraken zijn gemaakt met de dierenarts. Vraag uw dierenarts naar de mogelijkheden voor een BGP en BBP van GD.
GA VOOR MEER INFORMATIE NAAR WWW.VEEONLINE.NL
Varken, september 2017 - 15
LOGISTIEK PLANNER ANNE-MARIE BOERKAMP LEGT UIT
Van stal tot sectiezaal Dat GD met de eigen ophaaldienst dieren ophaalt voor pathologisch onderzoek in het eigen lab, is inmiddels bij de meeste lezers wel bekend. Maar welke planning er achter deze ophaaldienst zit, weet eigenlijk maar één iemand echt goed te vertellen. Anne-Marie Boerkamp, logistiek planner bij GD, legt het traject van stal tot sectiezaal uit. Aan het begin van haar werkdag staan er vaak al een paar berichten van veehouders of dierenartsen klaar die ze af moet luisteren. “Ik kijk dan eerst of alle adressen kloppen. Het gebeurt bijvoorbeeld weleens dat een veehouder ingeschreven staat op een ander adres dan het staladres. Daar bel ik dan even over en dan is het vaak snel geregeld.”
1 Binnenkomende meldingen
Inplannen chauffeurs Als alles klopt kunnen de locaties worden ingepland op de route van de chauffeur die de volgende dag gaat rijden. In een speciaal planprogramma ziet Anne-Marie duidelijk op een landkaart waar de aangemelde dieren zich bevinden. Op deze manier kan ze per chauffeur goed zien wat de meest efficiënte route is. “Je wilt iemand natuurlijk niet het hele land doorsturen als dat niet nodig is.” Het is de bedoeling dat alle aanmeldingen voor 22.00 uur ’s avonds binnen zijn. “Alleen dan kunnen ze voor honderd procent zeker mee in de planning van de volgende dag. Komt de melding later? Dan moet ik kijken of ik het kan inpassen.”
2 Planprogramma
Anne-Marie plant aan het begin van haar
In een planprogramma worden de routes per
werkdag alle binnengekomen meldingen in.
chauffeur ingepland.
16 - Varken, september 2017
3 De chauffeurs De chauffeurs van GD rijden het hele land rond.
uit het lab
Anne Taverne, redacteur
Aanmelden Als u de doodsoorzaak van een plotseling dood dier wilt weten. kan sectieonderzoek uitkomst bieden. Overleg hierover altijd met uw dierenarts. Wanneer u het dier voor 22.00 uur aanmeldt, ligt het de volgende dag op onze sectietafel. Aanmelden kan 24 uur per dag, dus ook ’s avonds en in het weekend, via 0900-20 200 12 of digitaal via de website. Pathologisch onderzoek kost 88,60 euro per dier, inclusief het afvoeren van het kadaver naar Rendac.
Het indelen van de routes is soms best lastig, want er zijn plekken die moeilijker bereikbaar zijn. “Als er bijvoorbeeld een dier moet worden opgehaald op Texel vergt dat een totaal andere planning dan wanneer het dier zich gewoon op het vasteland bevindt. Dat kost meer tijd.” De hoeveelheid adressen die worden bezocht verschilt per dag, vertelt Anne-Marie. “We hebben een keer tachtig bedrijven in één dag moeten inplannen. We beschikken over zes vrachtwagens en acht chauffeurs, dus dat was een flinke uitdaging.” Normaal gesproken zijn het iets minder ritjes, maar het totale aantal kilometers per jaar laat wel zien dat er flink wat heen en weer wordt gereden. “Elke vrachtwagen rijdt gemiddeld 70.000 kilometer per jaar. Met acht chauffeurs komt dat dus neer op 420.000 kilometer per jaar. Van Friesland tot Zuid-Limburg. Je merkt wel dat het in de winter, door de hogere ziektedruk in de stallen, per chauffeur drukker is dan in de zomer.”
4 Volgprogramma
Controle hygiëneprotocollen Om dit allemaal in goede banen te leiden gaat de planning verder dan het indelen van routes alleen. Zo is Anne-Marie ook verantwoordelijk voor de hygiënecontrole. “Alle chauffeurs volgen een hygiëneprotocol dat ik kan controleren door middel van een controlesysteem. Via track ’n trace kan ik volgen waar de chauffeurs zijn en of ze bijvoorbeeld wel de reinigingsknop om de banden schoon te maken indrukken. Dit moet na ieder ritje gebeuren.” Klaarmaken voor onderzoek Naast de aanmelding en het hygiënisch vervoeren is het ook belangrijk dat de dieren op de juiste manier worden ‘ingezonden’ via het inzendformulier. Dit is bij voorkeur door de dierenarts ingevuld. “Het is eigenlijk de brug tussen ons werk en de pathologen in de sectiezaal. Op deze manier weten zij precies welk dier ze voor zich hebben.” De pathologieadministratie krijgt dit formulier van de chauffeurs en schrijft de dieren in. Het dier wordt gelabeld en het oornummer wordt gecheckt. Vervolgens wordt het overgedragen aan de sectiezaalmedewerkers en begint het pathologisch onderzoek. Hoewel Anne-Marie het onderzoek ook erg interessant vindt, ligt haar hart toch bij de ophaaldienst. “Deze dienst is uniek in Nederland en het werk is iedere dag anders, want je weet nooit wat er aangemeld wordt. Dat maakt het zo uitdagend.”
5 Inzendformulier
MEER INFORMATIE EN DIGITAAL AANMELDEN? WWW.GDDIERGEZONDHEID.NL/PATHOLOGIE
6 Controleformulier
Via een speciaal volgprogramma houdt Anne-
Om een dier klaar te maken voor sectie is het
Voordat de dieren naar de sectiezaal gaan
Marie precies in de gaten waar de chauffeurs zich
belangrijk dat er een inzendformulier aanwezig
controleert de pathologie-administratie alle
bevinden en bekijkt ze of de wagens wel goed
is. Zo weten de mensen in de sectiezaal precies
gegevens.
gereinigd worden.
welk dier ze voor zich hebben liggen.
Varken, september 2017 - 17
INZICHT KRIJGEN IN KWALITEIT
Wat kan ik met drinkwateronderzoek? Goed drinkwater is cruciaal voor mens en varken. In de praktijk valt de kwaliteit echter vaak tegen. Regelmatig onderzoek geeft inzicht in de oorzaak van de slechte waterkwaliteit en is dus belangrijk. Het drinkwateronderzoek bij GD bestaat uit twee onderdelen: chemisch en bacteriologisch onderzoek. Het chemisch onderzoek omvat het beoordelen van de zuurgraad, ammonium, nitriet, nitraat, ijzer, mangaan, natrium, chloride, sulfaat en de hardheid van het water. Het bacteriologisch onderzoek bestaat uit de bepaling van het algemene kiemgetal en dat van E. coli.
N.B. Wi jziging per 1 s eptemb er: één wa termon ster per tap punt.
Chemisch onderzoek Zuurgraad (pH) Natuurlijk water heeft een pH tussen de 6,5 en 8,0. Afwijkende waarden duiden vaak op verontreinigingen. Als water te zuur is (pH lager dan 4,0), is dat op den duur schadelijk voor de botopbouw. Als water geen goede zuurgraad heeft (pH hoger dan 9,0), kan dat ook een aanwijzing zijn voor bacteriologische verontreiniging of wijzen op resten van zeep. Ammonium Ammonium ontstaat als afbraakproduct van eiwithoudende stoffen. Voor varkens is vooral de combinatie ammonium-pH belangrijk. Bij een pH hoger dan 8 kan vrij ammoniak worden gevormd. Dat kan beschadiging van sluimvliezen en aanhechten en groeien van bacteriën in de luchtwegen bevorderen. Nitraat en nitriet Nitraat wordt door bacteriën gevormd uit ammonium. Nitriet ontstaat uit nitraat en kan zich binden aan rode bloedcellen, waardoor die geen zuurstof meer kunnen transporteren. Bij een nitrietconcentratie van 1.000 milligram per liter (mg/L) kunnen dieren acuut sterven. Bij koeien (en bij laboratoriumdieren) is beschreven dat verwerpen kan optreden door nitrietconcentraties in het water van 1,0 tot 2,0 mg/L. Bij varkens is dat niet bekend, maar het is zeker niet ondenkbaar dat zoiets ook bij zeugen het geval is. Een verhoogd nitrietgehalte in het bloed kan de weerstand van varkens verminderen.
18 - Varken, september 2017
Guillaume Counotte, biochemicus/toxicoloog en Theo Geudeke, dierenarts varken
samenleving
Chloride en natrium Gezondheidstechnisch heeft chloride geen betekenis, hooguit voor de smaak. Natriumchloride (keukenzout) is het meest voorkomende zout. De verhouding tussen natrium (Na) en chloride (Cl) is vrijwel altijd 1 : 1,55. Indien water een vreemde ver houding Na : Cl bevat, mag je ervan uitgaan dat een ontharder wordt gebruikt. Zoutvergiftiging komt bij varkens regelmatig voor. Het is meestal het gevolg van watergebrek, waardoor de opname van zout uit het voer relatief (veel) te hoog is. Sulfaat Bij een verhoogde sulfaatconcentratie kan weke mest ontstaan, vooral in combinatie met erg hard water met veel magnesium erin. Dan ontstaat in feite ‘kieseriet’, een bekend laxeermiddel. Sulfaat geeft in hoge concentraties ook een slechte smaak aan het water. IJzer In goed drinkwater zit meestal niet meer dan 0,2 mg/L ijzer. IJzer is niet snel giftig, maar boven de 2,5 mg/L raken de drinknippels verstopt en boven de 10 mg/L ijzer wordt de smaak erg slecht. De kleur van het water wordt vooral bepaald door het ijzergehalte. Mangaan Mangaan is in de concentraties waarin het gewoonlijk voorkomt niet schadelijk voor dieren. Maar, vooral in lange leidingen met een lagedruksysteem kan mangaan een fijn zwart neerslag vormen. Water zou om die reden eigenlijk minder dan 0,05 mg/L mangaan moeten bevatten, maar dat lukt zelfs niet altijd met leidingwater. Water met meer dan 2,0 milligram mangaan per liter kan roestvrij staal aantasten. Mangaan is moeilijk te verwijderen uit het water. Dat lukt alleen met waterstofperoxide.
Normen goed drinkwater voor varkens Goed Zuurgraad (pH) 5 – 8 Ammonium (mg/L) < 1 Nitriet (mg/L) < 0,1 Nitraat (mg/L) < 100 Chloride < 250 Natrium (mg/L) < 400 Sulfaat < 100 IJzer (mg/L) < 0,5 Mangaan (mg/L) < 1,0 Hardheid (°D) < 15 Waterstofsulfide (mg/L) < 0,02 E. coli (kve/mL) < 1 Kiemgetal 22 °C (kve/mL) < 10 000
Afwijkend < 4 en > 9 >2 > 1,0 > 200 > 2000 > 800 > 250 > 10 > 2,0 > 25 > 0,02 > 100 > 100 000
Hardheid De hardheid van water wordt vooral bepaald door calcium en magnesium. Hardheid wordt uitgedrukt in °DH (Duitse Hardheid). Hard water is niet schadelijk voor dieren, maar het verstopt op den duur de drinknippels. Ontharden is pas zinvol bij een hardheid van meer dan 25 °DH. Hard water heeft een bufferend effect, waardoor metalen leidingen minder snel worden aangetast, maar het is ongunstig als je het water wil aanzuren. Ook een te lage hardheid (<4 °DH) is ongunstig. Der gelijk water heeft een onstabiele pH en kan metaal aantasten (waardoor het oplost). Hierdoor smaakt het water minder goed. Waterstofsulfide Sulfide is een van de meest giftige gassen die bestaan. Sulfide verlamt zenuwen. H2S (waterstofsulfide = rotte eierenlucht) in water wijst op rotting. Het mag niet aantoonbaar voorkomen in drinkwater. Bacteriologisch onderzoek E. coli De bacterie Escherichia coli (E. coli) komt bij alle dieren voor. De meeste E. coli’s zijn niet schadelijk, maar als ze in het water zitten, betekent dit dat het is verontreinigd met mest. En daarin kunnen ziekteverwekkers zitten, zoals salmonella. Kiemgetal Het totaal kiemgetal vertelt hoeveel micro-organismen in het water aanwezig zijn. De bepaling van het totale kiemgetal bij 22 graden Celsius is een maat voor de hygiëne van het water. Water met een hoog kiemgetal is niet direct schadelijk. De kans dat er ook schadelijke micro-organismen aanwezig zijn, is bij een hoog kiemgetal wel groter.
Varken, september 2017 - 19
VITALE BIGGEN. GEZONDE START.
Pakket Diarree BIG Ziekteverwekkers in één keer in beeld
Heeft u te maken met diarree bij uw biggen in het kraamhok? Breng dan met het Pakket Diarree BIG in één keer mogelijke ziekteverwekkers in beeld. Samen met uw dierenarts gaat u voor vitale biggen. Zo werkt u aan een gezonde start van de biggen op uw bedrijf. Meer informatie: www.gddiergezondheid.nl/pakketdiarree
Kies voor BIG van GD: Vitale biggen, gezonde start. GD, Postbus 9, 7400 AA Deventer, T. 0900-1770, www.gddiergezondheid.nl/pakketdiarree
Tom Duinhof, dierenarts varken
wetenschap
EUROPEES ONDERZOEK NAAR PRRS:
CRUCIALE ROL BIOSECURITY IN PRODUCTIE PRRS-VRIJE BIGGEN Het beheersen van PRRS bij zeugen is een topprioriteit, want doorbraken zorgen nog steeds voor grote schade, ook op bedrijven in Nederland. In Frankrijk is onderzoek gedaan op 23 gesloten bedrijven in een varkensdicht gebied (Bretagne). De centrale vraag was: ‘Kan de toepassing van vaccinatie in combinatie met bedrijfsmaatregelen leiden tot stabilisatie van de zeugenstapel en de productie van PRRSvrije speenbiggen?’ In dit onderzoek, in 2017 gepubliceerd door Berton, zijn de volgende bedrijfsmaatregelen toegepast: (a) vaccinatie van zeugen en biggen met een verzwakt levend Europees PRRS-virus bevattend vaccin, (b) tijdelijk geen gelten aanvoeren, (c) strikte interne biosecurity-eisen, waaronder eenrichtingsverkeer in het bedrijf voor varkens en mensen. De bedrijven hadden honderd tot zevenhonderd zeugen en eigen vleesvarkensafdelingen. Vóór aanvang van de stabilisatieperiode met de genoemde maatregelen verschilden de bedrijven aanzienlijk in het niveau van interne biosecurity. Resultaten Uiteindelijk werden negentien bedrijven stabiel. Dit wil zeggen dat er onder de gespeende biggen geen PRRS-virus meer gevonden werd. Eén bedrijf werd niet stabiel en drie bedrijven moesten de vaccinatie van de biggen een ronde langer voortzetten om alsnog stabiel te worden. Kenmerkend voor deze vier bedrijven was dat de toepassing van de interne biosecurityprotocollen niet sluitend was. Het virus dat werd gevonden kon bovendien getypeerd worden als een nieuw type PRRS-veldvirus dat niet eerder op de bedrijven was gevonden. Er kan geconcludeerd worden dat ook in gebieden met een hoge varkensdichtheid maatregelen mogelijk zijn om de biggenstroom
vrij te krijgen van PRRS-virus, wat duidt op een stabiele zeugenstapel. Het vaccineren van de aanwezige vleesvarkens tijdens de stabilisatieperiode bleek niet van invloed te zijn op het eindresultaat; het handhaven van een juist biosecurityniveau had die invloed nadrukkelijk wél. Verder concluderen de onderzoekers dat stabilisatie van varkensbedrijven onafhankelijk is van de bedrijfsgrootte, locatie in intensief gebied, het productiesysteem (één of meerwekensysteem en speenleeftijd) en het niveau van interne biosecurity bij aanvang van de stabilisatieperiode. De onderzoekers zien de samenwerking en motivatie van varkenshouders en dierenartsen als kernpunt voor het slagen van PRRS-stabilisatie op varkensbedrijven. Deze resultaten wijzen ook op de mogelijkheid om op regionaal niveau varkensbedrijven te stabiliseren en PRRS te beheersen.
Varken, september 2017 - 21
VACCINEREN OP MAAT
VACCINEREN OP ÉÉN WEEK = BESCHERMEN OP CRUCIALE MOMENTEN
• Risicofactoren voor vroege mycoplasma-besmetting herkennen • Biggen vaccineren met Suvaxyn MH One op één week leeftijd • Beschermen van kritische speenperiode tot aan slacht SUVAXYN MH ONE, emulsie voor injectie voor varkens •Uitsluitend voor diergeneeskundig gebruik •REG NL 102300-UDD •Werkzame bestanddelen: Eén dosis (2 ml) bevat: Geïnactiveerd Mycoplasma hyopneumoniae, stam P-5722-3: RP (onverdund) ≥ 1,00 •Doeldier: Varkens met een minimum leeftijd van 7 dagen •Indicaties: Voor actieve immunisatie van varkens vanaf een leeftijd van 7 dagen ter vermindering van longlesies veroorzaakt door Mycoplasma hyopneumoniae. Aanvang van immuniteit: 2 weken na vaccinatie. Duur van immuniteit: 6 maanden.•Toedieningswijze en dosering: Eén dosis per dier IM in de nek. •Contra-indicaties: Niet gebruiken tijdens de dracht of bij lacterende dieren. •Wachttermijn: nul dagen •Bijwerkingen: Systemische bijwerkingen komen vaak voor 4 uur na vaccinatie. Deze reacties verdwijnen spontaan binnen 24 uur zonder behandeling. Lokale weefselreacties op de plaats van injectie, komen vaak voor en houden tot 2 dagen aan. •Speciale waarschuwingen & Bijzondere voorzorgen: Alleen toedienen aan gezonde dieren. Dit product bevat dierlijke olie. In geval van accidentele zelfinjectie, raadpleeg onmiddellijk een arts en toon de bijsluiter of het etiket. •Nadere informatie: zie verpakking/bijsluiter of op aanvraag beschikbaar bij de registratiehouder: Zoetis B.V. - Postbus 81055 - 3009 GB Rotterdam-Nederland (e-mail: info.nl@zoetis.com).
Zoetis BV Postbus 81055 3009 GB Rotterdam info.nl@zoetis.com www.zoetis.nl © 2017 Zoetis B.V.
de boer op
120 …IS HET AANTAL MINUTEN WAARMEE IN SEPTEMBER DE DAGLENGTE AFNEEMT HOE ‘WETEN’ ZEUGEN DAT HET NAJAAR BEGINT? Zeugen hebben het precies in de gaten als de dagen korter worden. Er komt dan weer minder daglicht de stal binnen. In een reactie daarop maken ze een hormoon (melatonine) aan en dat heeft een remmende werking op het drachthormoon. Daardoor kan vooral de vroege dracht makkelijk afgebroken worden. Verstoringen die de
rest van het jaar weinig of geen kwaad kunnen, zijn in de herfst reden om de dracht af te breken. Ook de temperatuur‑ veranderingen in het najaar zijn een signaal voor de zeugen. Constante verlichting en een goed klimaat in de stal met dragende zeugen zijn dan extra belangrijk om opbreken te voorkomen.
vraag & antwoord
VRAAG: KOMT HET NAJAARSVERWERPEN NIET DOORDAT ZEUGEN IN DE HERFST VATBAARDER ZIJN VOOR GRIEP? ANTWOORD THEO GEUDEKE:
Nee, zeugen kunnen in het najaar best griep krijgen en in de rest van het jaar trouwens ook, maar opbreken of verwerpen door griep gebeurt eigenlijk alleen maar als zeugen echt ziek zijn. Dus met koorts, slechte eetlust, hoesten en lusteloosheid. Het griepvirus bereikt de ongeboren vruchten niet. Najaarsverwerpen komt dan ook net zo vaak voor bij zeugen die zijn gevaccineerd tegen griep als bij ongeënte zeugen. Ook andere infecties, zoals met PRRS of het circovirus, veroorzaken geen najaarsverwerpen, tenzij de dieren echt ernstig ziek zijn. Het verhaal bij najaarsverwerpen is steevast dat zeugen niet ziek zijn, gewoon goed eten, maar wel de vruchten rond drie of vier weken na dekken verliezen. Vervolgens worden ze vrijwel altijd weer goed berig en goed drachtig. Zeugen
weten dat het herfst is (door afnemende daglengte en temperatuursveranderingen). Daardoor verandert de hormoon huishouding en worden ze gevoeliger voor verstorende invloeden. De bekende risicofactoren zijn: • teveel conditieverlies in de zoog‑ periode (meer dan 10 procent van het lichaamsgewicht); • voergift aan het begin van de dracht te hoog (meer dan 3,5 kg) of te laag (minder dan 2,5 kg); • slecht stalklimaat (tocht, benauwdheid; • stress door langdurige rangordege vechten of voerconcurrentie, vooral in groepshuisvesting met stabiele weekgroepen zonder individuele voedering. MEER OVER VERWERPEN WWW.GDDIERGEZONDHEID.NL/VERWERPEN
Varken, september 2017 - 23
diergezondheid volgens Wolter Roorda Als dierenarts bij Dierenartsenpraktijk V.U.G. is Wolter dagelijks bezig met diergezondheid. In zijn werk staan twee dingen centraal. “Ik probeer dierziektes weg te krijgen of weg te houden, of de invloed ervan zo veel mogelijk te beperken. Maar ik richt me ook op dierwelzijn.” Diergezondheid betekent voor hem de afwezigheid van ziekten, maar ook een mate van welzijn waardoor de genetische potentie maximaal tot uiting komt. “In die genetische potentie zit een grote rol voor voeding. Daarom zit ik regelmatig met voerleveranciers samen om te kijken hoe dit beter of anders kan op het bedrijf.” Ook huisvesting speelt volgens hem een rol. “Ik kom vaak op bedrijven waar het lastig is hier stappen in te maken. Je kunt dan door middel van kleine aanpassingen de huisvesting zo ideaal mogelijk maken, maar dat lukt niet altijd.” “Als de houders goud geld zouden verdienen”, gaat Wolter verder, “zou het er misschien anders uitzien. Dan is het een stuk makkelijker om een investering te doen in bijvoorbeeld nieuwe stallen. Bij bestaande bedrijven is het gewoon lastig in te bouwen.” Wolter komt ook veel op biologische bedrijven, waar de trend toch anders is. “Daar is het aandeel van de huisvesting in de kostprijs veel minder groot en is er vaak wat meer investeringsruimte.” Wolter merkt dat er wel behoefte is aan vooruitgang, maar probeert ook naar de (on)mogelijkheden te kijken. “Laatst was ik bij een bedrijf waarvan de houder graag vooruit wilde met de technische resultaten, maar het lukte niet. Ik geef dan aan dat hij zich moet afvragen of zijn verwachtingen realistisch zijn, want met zijn vorm van huisvesting kom je ook een aantal risico’s tegen.” Hij schetst een beeld van een stal waarin de kraamstallen niet ideaal zijn, omdat er bijvoorbeeld geen onderkruipen zijn voor de biggen. “Een mogelijke oplossing is om te kijken naar andere genetica. Kun je de huisvesting niet aanpassen? Probeer op zoek te gaan naar een sterkere big.” Als dierenarts hoort zulk probleemoplossend vermogen bij je werk, vertelt hij, maar je wilt ook graag andere resultaten zien. “Naar mijn idee valt er op het gebied van diergezondheid nog best wat te halen in Nederland. Ik denk dat rust en bezettingsgraad belangrijke thema’s zijn. Er zijn nu vaak te volle stallen. Als je rust creëert op je bedrijf, kun je ook rustiger werken.”
Postbus 9, 7400 AA Deventer, T. 0900-1770, F. 0570-634104, www.gddiergezondheid.nl, info@gddiergezondheid.nl