Cutane botryomycose maanden na keizersnede
Bij de Veekijkertelefoon van GD werd in het eerste kwartaal van 2024 een casus gemeld van een koe waarbij tijdens de zomer van 2023 een keizersnede was uitgevoerd. Na een ogenschijnlijk normaal herstel, vertoonde de koe een zestal maanden na de keizersnede tekenen van een etterige infectie ter hoogte van de voormalige incisieplaats van de keizersnede. Op advies van de Veekijkerdierenarts is aanvullend onderzoek uitgevoerd, waarbij zowel histologisch als bacteriologisch onderzoek is gedaan. Het weefselonderzoek was indicatief voor botryomycose.
Botryomycose is een bacteriële infectie van de huid (cutane vorm) en/of onderliggende weefsels of ingewanden (zie foto 1). Er worden chronische, granulomateuze en etterige massa’s van een opeenhoping van ontstekingsweefsel en -cellen gevormd waarin verschillende soorten bacteriën kunnen voorkomen. Bij het rund kan botryomycose veroorzaakt worden door Pseudomonas aeruginosa. Ook andere bacteriën zoals Staphylococcus aureus en Trueperella pyogenes kunnen een dergelijke ontsteking veroorzaken. De gevolgen voor de getroffen dieren zijn groot, antibacteriële therapie heeft weinig effect en er is kans op onvruchtbaarheid en verwerpen.
Ter preventie is het van belang om strikte hygiënemaatregelen te handhaven bij een operatieve
Via VeekijkerNieuws houden wij u elk kwartaal op de hoogte van nieuws uit de monitoring van diergezondheid bij rundvee. Mocht er tussendoor iets belangrijks spelen dan sturen wij u daarover een bericht.
vergelijkbare casus deed zich eerder al voor bij meerdere runderen van enkele bedrijven in 2023.
Aanmelden
sectiemateriaal
U kunt dieren 24 uur per dag, 7 dagen per week aanmelden voor pathologisch onderzoek via www.gddiergezondheid.nl/ophaaldienst of 088 20 25 500. Wij halen dieren die ’s avonds voor 22.00 uur zijn aangemeld de eerstvolgende werkdag op. Voor een optimaal onderzoek is het belangrijk om een volledige anamnese toe te voegen. Ook is het van belang vers materiaal in te sturen (koelen in warme tijden en bij strenge vorst op een droge afgeschermde plek binnen plaatsen) en een dier te selecteren dat representant is van het probleem.
Update BTV-3 in Nederland, kliniekstudie en impactanalyse
Sinds het begin van de uitbraak van het BTV serotype 3 in september 2023 in Nederland, zijn over 2023 bij de NVWA 1.563 klinische verdenkingen van een infectie met het BTV-3 gemeld en 4.438 positieve uitslagen van PCR-onderzoek (peildatum 15-04-2024). In het eerste kwartaal van 2024 zijn door de NVWA geen klinische verdenkingen van een nieuwe infectie met het BTV-3 gerapporteerd. In de uitslagen van het PCR-onderzoek wordt door WBVR onderscheid gemaakt in de interpretatie van uitslagen met een hoge of met een lage Ct-waarde. Dit wordt gedaan om onderscheid te maken tussen een dier wat een oude infectie heeft doorgemaakt (de PCR kan lang positief blijven) of een dier dat recent besmet is. De Ct-waarde zegt iets over de hoeveelheid virusdeeltjes die zijn aangetroffen: hoe lager deze waarde, hoe meer virusdeeltjes zijn aangetroffen. Bij een
lage waarde wordt daarom uitgegaan van een nieuwe infectie, terwijl bij een hoge waarde wordt aangenomen dat het dier een positieve uitslag heeft doordat resten van het virusgenoom aangetoond worden vanuit een eerdere blauwtonginfectie.
In het vierde kwartaal van 2023 waren op basis van pathologische bevindingen aanwijzingen voor verticale overdracht van BTV-3: bij drie doodgeboren/voldragen verworpen kalveren werd BTV aangetoond in de milt. Tijdens de vorige blauwtonguitbraak (BTV-8) werden bij kalveren aangeboren (hersen)afwijkingen waargenomen. In het eerste kwartaal van 2024 is een onvoldragen afwijkend kalf geboren op een bedrijf waar in oktober 2023 klinische verschijnselen van een blauwtonginfectie zijn waargenomen. Het kalf is verworpen op een drachtlengte van
7 maanden en had een hydrocephalus (waterhoofd) (zie foto 2). De schedel, wervelkolom en poten waren niet afwijkend en er werden geen afwijkingen aangetoond in de overige inwendige organen. BTV werd met een lage Ct-waarde (grote hoeveelheid virus) aangetoond met een PCR op miltweefsel. Bloed was niet beschikbaar voor onderzoek naar BTV-antistoffen. Belangrijke andere infectieuze oorzaken werden uitgesloten en het bacterieel onderzoek was negatief.
Het voorkomen van een waterhoofd is beschreven bij infecties met serotype 8 van BTV. Er wordt verondersteld dat deze verschijnselen het gevolg zijn van een transplacentaire infectie met BTV vroeg in de dracht (tussen de 70 en 130 dagen dracht).
In opdracht van LNV en de sector is door GD eind 2023 een project gestart om nader onderzoek te doen naar de kliniek van BTV-3 en de impact op rundvee- en schapenbedrijven. Dit project is inmiddels afgerond (https://open.overheid.nl/ documenten/71a4e766-3dfe-4680-90bbc286649d5c53/file). Op de vijf opgevolgde
rundveebedrijven vertoonde gemiddeld 24,5 procent van de aanwezige runderen klinische verschijnselen van blauwtong gedurende de studieperiode. De variatie in het percentage runderen met ziekteverschijnselen was echter groot (8,1-50,4 procent). De meest waargenomen klinische symptomen in dit project zijn: gezwollen, rode en/of
beschadigde kroonrand, kreupelheid, stramheid en/of stijfheid, pijnlijke gewrichten, rode ogen en neusuitvloeiing. Na 13 weken werd 91,6 procent van de runderen genezen gerapporteerd. Gemiddeld waren de runderen 22 dagen ziek.
Foto 2: Macroscopisch beeld tijdens sectie van het kalf met hydrocephalus (bron: Royal GD).Data-analyses voor blauwtong
Eind 2023 is een eerste beschrijvende analyse van de impact van BTV-3 op rundveebedrijven uitgevoerd (www.gddiergezondheid.nl/nl/ Actueel/Nieuws/2024/02/Eerste-impactanalyse-BTV-3-uitbraak-melkproductiedaling-ensterfte-op-rundveebedrijven). In een verdiepende analyse is voor de hele uitbraakperiode in 2023 bepaald wat het effect is geweest van de BTV-3-uitbraak op Nederlandse melkveebedrijven, gecorrigeerd voor allerlei andere factoren. Daarnaast zijn naast sterfte en melkproductie verschillende andere kengetallen geanalyseerd: afvoer naar de slacht, uiergezondheid, vruchtbaarheid, stofwisseling en antibioticumgebruik. De gegevens betroffen de periode van 1 januari 2020 tot en met 31 december 2023. Bedrijven
werden ingedeeld in drie groepen: bedrijven die zelf symptomen van blauwtong meldden, bedrijven die in een gebied lagen met bedrijven die blauwtong-kliniek meldden, maar niet zelf hadden gemeld, en bedrijven die in een gebied lagen waarin geen blauwtong was gemeld. De laatste categorie betreft ook alle Nederlandse bedrijven in de jaren vóór de uitbraak van BTV-3 en is gebruikt als referentie categorie.
De sterfte van runderen ouder dan 1 jaar was ongeveer twee keer hoger dan normaal op alle bedrijfstypen (zowel melkvee-, vleesvee-, jongvee-opfok- en zoogkoebedrijven). Voor kalveren tot 1 jaar was de sterfte op geen van de bedrijfstypen verhoogd, alhoewel de
Blauwtong in het buitenland
In België, Duitsland en Engeland zijn in het eerste kwartaal BTV-3 PCR-positieve resultaten gemeld. Onduidelijk is of het hier klinisch zieke dieren betreft of dieren die om andere redenen getest worden en dus mogelijk al langere tijd geleden besmet zijn geraakt.
In Frankrijk wordt de nieuwe stam van BTV-8 beschouwd als endemisch aanwezig, waardoor het aantal besmettingen niet meer structureel wordt gerapporteerd en weergegeven. Bij een verandering van de epidemiologische situatie,
geeft Frankrijk aan hier weer over te rapporteren. De invloed van de nieuwe stam van BTV-8 op de mortaliteit van runderen is onderzocht in de eerste twee Franse departementen waar de stam is vastgesteld. Een verhoogde mortaliteit werd in beide departementen waargenomen bij runderen ouder dan 2 jaar, en was tussen 1,29 tot 1,59 keer verhoogd ten opzichte van de drie voorgaande jaren. In het departement Aveyron was tevens de sterfte van runderen
niet-geoormerkte kalversterfte op melkveebedrijven iets hoger dan normaal was (1,2 keer verhoogd). Op vleeskalverbedrijven werd geen verhoogde sterfte waargenomen. De melkproductie was over meerdere weken ruim één kilogram per koe per dag lager en ook de uiergezondheid was verminderd op bedrijven met een BTV-3-infectie. De stofwisselingskengetallen waren niet afwijkend. Of er een effect is van een BTV-3-infectie op de vruchtbaarheid zal in de loop van 2024 blijken. Ten slotte viel op dat op BTV-3 besmette niet-melkleverende bedrijven (met uitzondering van vleeskalverbedrijven), twee tot drie keer vaker antibioticum werd gebruikt dan normaal.
tussen de 6 en 24 maanden 1,21 tot 1,34 keer hoger ten opzichte van de drie voorgaande jaren. Ook op Sardinië (Italië) is BTV-8 aanwezig, naast BTV-4. De BTV-8-stam die op Sardinië aanwezig is, vertoont grote gelijkenis met de stam die in Frankrijk aanwezig is, maar lijkt niet hetzelfde te zijn als de BTV-8-stam op het Italiaanse vasteland. Ook Sardinië meldt besmettingen in het eerste kwartaal van 2024 zonder het serotype te specificeren.
Rundveegezondheid in Nederland, eerste kwartaal 2024
DIERZIEKTEN
SITUATIE NEDERLAND
Categorie (AHR)
Resultaat monitoring eerste kwartaal 2024
Uitvoeringsverordening (EU) 2018/1882 van Animal Health Regulation (AHR) 2016/429 (Categorie A-ziekte)
Lumpy Skin Disease (LSD) Virusinfectie. Nederland officieel vrij. A, D, E Nooit infecties vastgesteld. Mond-en-klauwzeer (MKZ) Virusinfectie. Nederland officieel vrij sinds 2001. A, D, E Geen infecties vastgesteld.
Uitvoeringsverordening (EU) 2018/1882 van Animal Health Regulation (AHR) 2016/429 (Categorie B t/m E)
Blauwtong (BT) Blauwtong serotype 3 uitbraak Nederland sinds september 2023.
Bovine genitale campylobacteriose
Bacterie. Nederland vrij sinds 2009. Bewaking van KI- en embryostations en bij dieren voor export.
C, D, E Geen verdenkingen van nieuwe infecties. Aangeboren afwijking door verticale transmissie van BTV-3 vastgesteld.
D, E Campylobacter fetus spp. veneralis niet aangetoond.
DIERZIEKTEN SITUATIE NEDERLAND
Categorie (AHR)
Resultaat monitoring eerste kwartaal 2024
Uitvoeringsverordening (EU) 2018/1882 van Animal Health Regulation (AHR) 2016/429 (Categorie B t/m E) Bovine Virus Diarree (BVD) Virusinfectie.
Bestrijding op melkveebedrijven verplicht, op vleesveebedrijven vrijwillig.
Brucellose (zoönose, infectie via diercontact of onvoldoende bereid voedsel)
Bacterie.
Nederland officieel vrij sinds 1999. Bewaking via afweerstoffenonderzoek in bloedmonsters van verwerpers.
Enzoötische bovine leucose Virusinfectie.
Nederland officieel vrij sinds 1999. Bewaking via onderzoek op afweerstoffen in tankmelk en bloedmonsters van slachtrunderen.
Epizootic Hemorrhagic Disease (EHD)
Virusinfectie. Sinds 2022 vastgesteld bij rundvee in Europa (Spanje, Italië, Portugal en Frankrijk).
Infectieuze Bovine Rhinotracheïtis (IBR) Virusinfectie. Bestrijding op melkveebedrijven verplicht, op vleesveebedrijven vrijwillig.
Miltvuur (zoönose, infectie via diercontact)
Paratuberculose
Rabiës (hondsdolheid) (zoönose, infectie via bijt- of krabwonden)
Rundertuberculose (TBC) (zoönose, infectie via diercontact of onvoldoende bereid voedsel)
Trichomonas
Q-koorts (zoönose, infectie via stof of onvoldoende bereid voedsel)
Bacterie.
In Nederland niet aangetoond sinds 1994. Bewaking via bloed-uitstrijken van plotseling gestorven runderen.
Bacterie.
In Nederland bestrijding op melkveebedrijven verplicht. 99 procent neemt deel.
Virusinfectie.
Nederland officieel vrij sinds 2012 (illegaal geïmporteerde hond).
Bacterie.
Nederland officieel vrij sinds 1999. Bewaking via slachtrunderen.
Bacterie.
Nederland vrij sinds 2009. Bewaking van KI- en embryostations en bij dieren voor export.
Bacterie.
In Nederland bij rund andere stam dan op geitenbedrijven en relatie met ziektegevallen bij mens niet vastgesteld.
Vanaf eerste kwartaal 2023 weer standaard onderdeel van verwerpers-sectieprotocol
Vervolg tabel
C, D, E 90 procent van de melkveebedrijven heeft BVD-vrij status of BVD-onverdachtstatus.*
21 procent van alle niet-melkleverende bedrijven heeft een gunstige status (vrij of onverdacht).
*BVD status bepaald aan de hand van GD-programma
B, D, E Geen infecties vastgesteld.
C, D, E Geen infecties vastgesteld.
D, E Geen infecties vastgesteld.
C, D, E 81 procent van de melkveebedrijven heeft IBR-vrij status of IBR-onverdachtstatus.
21 procent van alle niet-melkleverende bedrijven had een gunstige status (vrij of onverdacht).
D, E Geen infecties vastgesteld.
E 82 procent van de melkveebedrijven heeft PPN-status A (‘onverdacht’).
B, D, E Geen infecties vastgesteld.
B, D, E Geen infecties aangetoond.
C, D, E Tritrichomonas foetus niet aangetoond.
E Geen infecties aangetoond bij verworpen vruchten van runderen.
Royal GD
Arnsbergstraat 7
Postbus 9, 7400 AA Deventer
T. 088 20 25 500
info@gddiergezondheid.nl www.gddiergezondheid.nl
DIERZIEKTEN SITUATIE NEDERLAND
Bacterie.
Bestrijding op melkveebedrijven verplicht, op vleesveebedrijven vrijwillig.
Categorie (AHR)
Artikel 3a.1 Melding zoönosen en ziekteverschijnselen ‘Regeling Houders van Dieren’ van Wet Dieren Leptospirose (zoönose, infectie via diercontact of onvoldoende bereid voedsel)
Listeriose (zoönose, infectie via onvoldoende bereid voedsel)
Salmonellose (zoönose, infectie via diercontact of onvoldoende bereid voedsel)
Yersiniose (zoönose, infectie via diercontact of onvoldoende bereid voedsel)
Verordening (EG) nr. 999/2001
Bovine Spongiforme
Bacterie.
Bacterie. Bestrijding op melkveebedrijven verplicht, op vleesveebedrijven vrijwillig.
Bacterie. Besmetting incidenteel aangetoond bij rundvee, met name bij verworpen vruchten.
Encephalopathie (BSE) Prion-infectie.
Nederland bij OIE-status ‘verwaarloosbaar risico’. Sinds 2010 bij bewaking geen gevallen meer vastgesteld (totaal tussen 1997–2009 88 gevallen).
Overige infectieuze aandoeningen bij rundvee
Boosaardige Catarraal Koorts (BCK) Virusinfectie.
In Nederland komen infecties met Ovine herpesvirus type 2 incidenteel voor.
Leverbot Parasiet.
Leverbot komt algemeen voor in Nederland, vooral in waterrijke/natte gebieden.
Neosporose Parasiet.
Tekenziekten
In Nederland een belangrijke infectieuze oorzaak van verwerpen.
Uitwendige parasiet die infecties kan overbrengen. Teken besmet met Babesia divergens, Anaplasma phagocytofilia en Mycoplasma wenyonii komen voor in Nederland.
Resultaat monitoring eerste kwartaal 2024
- 98.2 procent van de melkveebedrijven heeft leptospirosestatus ‘vrij’.
30,9 procent van de niet-melkleverende bedrijven heeft leptospirosestatus ‘vrij’.
Meer aanvoer van dieren met een lagere status dan leptospirose-vrij dan vorig kwartaal.
Geen nieuwe leptospirose-besmettingen.
Besmetting incidenteel bij rundvee aangetoond. - Infecties aangetoond bij vier ter sectie aangeboden runderen en bij één verworpen vrucht.
- 98,5 procent van de melkveebedrijven heeft een gunstige tankmelk uitslag (landelijk programma).
- Een keer Yersinia enterocolitica aangetoond in een verworpen vrucht.
- Geen infecties vastgesteld.
- Twee infecties vastgesteld bij sectie.
- Op zestien bedrijven infecties vastgesteld en bij één ter sectie aangeboden rund.
- Geen infecties aangetoond bij ingezonden verworpen vruchten.
- Geen monsters ingestuurd voor onderzoek.
Monitoring Diergezondheid
Sinds 2002 voert Royal GD de diergezondheidsmonitoring in Nederland uit in nauwe samenwerking met onder andere de diersectoren, het bedrijfsleven, het ministerie van LNV, dierenartsen en veehouders. De informatie die in de monitoring wordt gebruikt, wordt op verschillende manieren verzameld waarbij het initiatief gedeeltelijk bij dierenartsen en veehouders en gedeeltelijk bij Royal GD ligt. De informatie wordt integraal geïnterpreteerd om de doelstellingen van de monitoring, het snel signaleren van diergezondheidsproblemen enerzijds en het volgen van trends en ontwikkelingen anderzijds, te bereiken. Samen werken we aan diergezondheid in belang van dier, dierhouder en samenleving.