Veterinair 03 - maart 2019

Page 1

Samen werken aan diergezondheid NIEUWSBRIEF VOOR PRACTICI • JAARGANG 25 • MAART 2019

Monitoring seroconversiegraad na ILT-vaccinatie: resultaten praktijkonderzoek Dieren in de opfok worden tegen ILT gevaccineerd. Het doel hiervan is de koppels te beschermen tegen klinische verschijnselen en verdere verspreiding van het virus (veld- of vaccinstammen) te voorkomen. Wanneer meer dan 90 procent van een gevaccineerd koppel serologisch positief is voor ILT (titers van 1 of hoger), wordt aangenomen dat het koppel mogelijk beschermd is tegen een klinische uitbraak. Vanuit het praktijkonderzoek, in opdracht van de pluimveesector, is in de periode juli tot en met december 2018 gekeken naar de seroconversiegraad na ILT-vaccinatie. Aan het einde van de opfokperiode zijn van 44 opfoklegkoppels en 37 opfokvermeerderingskoppels (vlees) per koppel tien bloedmonsters onderzocht met de ILT-ELISA. Van de onderzochte koppels liet 81 procent een seroconversiegraad van 90 procent of meer zien. Er is geen significant verschil tussen de verschillende vaccins en vaccinatiemethodes. Er kan geconcludeerd worden dat een seroconversiegraad van 90 procent of hoger met de verschillende vaccinatiemethoden in het veld haalbaar is. Het huidige vaccinatieadvies blijft gehandhaafd: zorgvuldig vaccineren en de seroconversiegraad (als indicatie van de beschermingsgraad) meten door middel van bloedonderzoek op ILT-antilichamen. Wanneer de seroconversiegraad lager is dan 90 procent, is het advies om het koppel te hervaccineren. Monitoring van de seroconversiegraad (periodiek steekproefsgewijs in gevaccineerde koppels) is een waardevolle tool voor de beheersing van ILT in Nederland. drs. Jeanine Wiegel, dierenarts pluimvee

Ook in open winters met veel gras schapen bijvoeren De Veekijker krijgt ook dit jaar vragen over melkziekte, slepende melkziekte en stijve overhouders bij schapen. Ten onrechte menen veel schapenhouders dat schapen in open winters met veel gras geen bijvoeding nodig hebben. Bijvoeding van drachtige schapen is niet alleen van belang voor het schaap zelf, ook voor de vitaliteit van lammeren en de biest- en melkproductie na het aflammen. Melkziekte, slepende melkziekte en stijve overhouders zijn aandoeningen die jaarlijks in meer of mindere mate voorkomen. Het optreden van deze aandoeningen hangt in vrijwel alle gevallen samen met het rantsoen van drachtige dieren. In winters met veel gras blijkt dat schapen die buiten lopen vaak weinig krijgen bijgevoerd. Een open winter met een ruim grasaanbod heeft voordelen maar ook nadelen, zeker als het veel regent en het drogestofgehalte van het gras langdurig laag is. Schapen moeten onder dergelijke omstandigheden veel gras opnemen om in hun behoefte te voorzien. Lukt dat niet, dan heeft dat consequenties voor de ontwikkeling van de placenta, die vooral plaatsvindt in de periode van dertig tot negentig dagen dracht. Tijdig bijvoeren kan nodig zijn.

Veterinair

03

dr. René van den Brom, dierenarts kleine herkauwers

Vier 100 jaar GD, kom naar het ESPHM2019 in Utrecht, Nederland!

Het elfde European Symposium for Porcine Health Management (ESPHM) vindt plaats van 22 t/m 24 mei 2019 in Tivoli-Vredenburg, Utrecht. Het symposium bevat interessante en inspirerende sessies met als hoofdthema 'Porcine Health Management 4.0'. GD draagt inhoudelijk bij aan deze congressen en is sponsor. U kunt zich vanaf nu registreren. Doet u dat uiterlijk 21 april, dan profiteert u nog van de early bird fee. Voorafgaand aan het symposium kunt u op 21 mei bij GD de ééndaagse training 'Pathologie voor varkensdierenartsen' volgen (inclusief transfer van Tivoli-Vredenburg naar Deventer en vice versa). Op www.gddiergezondheid.nl/gdacademy vindt u meer informatie over deze training. Meer informatie over de Veterinaire congressen in 2019 in Nederland vindt u in de bijlage bij deze Veterinair. Veterinair, maart 2019 -

1


drs. Jasper het Lam Dierenarts rund

Klinisch-chemische pakketten paard op een rij Voor bloedonderzoek bij paarden heeft GD verschillende klinisch-chemische pakketten. Welk onderzoek is waarvoor geschikt? We zetten een aantal opties voor u op een rij. •

Gelukzoeker Toen ik bekend maakte dat ik ander werk ging doen kreeg ik vooral verbaasde reacties. Kennelijk is toch de algemene indruk dat je het als ‘gesetteld’ practicus zó goed voor elkaar hebt dat je nooit aan wat anders denkt. En jazeker, ik heb dat werk eenentwintig jaar met heel veel passie en plezier gedaan. Maar nu werk ik bij een van de grootste lab- en kennisinstellingen voor diergezondheid ter wereld, die zijn faciliteiten in zodanig praktisch bruikbare middelen kan aanbieden dat het een commercieel bestaansrecht bewijst. Dat inspireert mij en ik krijg er nieuwe energie van. Maar dat bedoel ik niet met het kopje ‘gelukzoeker’. Ik noem mezelf gelukzoeker vanwege een prachtig praktijkonderzoek waarvoor ik momenteel de boer op mag, op zoek naar geluksfactoren (biomarkers) bij koeien. Hoe mooi zou het zijn als we straks niet steeds met onderbuikdiscussies over welzijn van koeien hoeven te discussiëren, maar het redelijk eenvoudig en betaalbaar kunnen meten? En wat doen veehouders van wie de koeien meetbaar in goede doen blijken te zijn zo anders dan anderen? Naast dit project versterk ik het Veekijkerteam bij de monitoring van rundveegezondheid. Vanuit die functie mag ik jullie als praktijkcollega’s met mijn veldervaring en de kennis bij GD ondersteunen bij bijzondere casussen. GD viert dit jaar dat we samen met alle partners in de sector al 100 jaar werken aan diergezondheid. Dat ging én gaat niet vanzelf en een goede wisselwerking met de praktijk is onmisbaar. Maar zie het resultaat! Ik hoop jullie te zien op de GD-klantendag op 12 of 13 juni, of bij één van de vele andere activiteiten in ons jubileumjaar. Dan drinken we er een; niet alleen op gezondheid, ook op het welzijn van vee én arts!

2

Met behulp van het pakket ‘Grote Equine Screening’ kunnen dierenartsen een patiënt waarbij de anamnese weinig aanknopingspunten biedt, uitgebreid doorlichten op aanwijzingen in het bloedbeeld voor inwendige aandoeningen. Ook is dit pakket geschikt voor de beoordeling van de gezondheidsstatus van bijvoorbeeld sportpaarden. Is er op basis van specifieke klinische klachten al wel een idee in welke richting gekeken moet worden, of heeft een patiënt een reeds bekende aandoening waarop gecontroleerd moet worden? De pakketten Ontstekingspakket, Organenpakket, Nier-, spier- en leverpakket zijn bij uitstek geschikt om gericht (en voordelig) naar deze deelgebieden te kijken. Recent is de bepaling van galzuren aan het leverpakket paard toegevoegd. Dit pakket bevat de volgende bepalingen: AST, GLDH, gGT, LDH, bilirubine, albumine en nu dus ook galzuren. Enzymen als AST, GLDH, gGT en LDH zijn vooral geschikt om iets te zeggen over eventuele schade aan levercellen. Parameters waarbij aanmaak door of omzetting in de lever nodig is, zoals bilirubine, albumine en de nu toegevoegde galzurenbepaling zijn vooral bedoeld om een indicatie te geven over het functioneren van de lever. De kosten voor het leverpakket zijn met de toevoeging van de galzurenbepaling gelijk gebleven.

drs. Linda van den Wollenberg, dierenarts paard

Antistoffen meten voor bigvitaliteit De productiviteit van de moderne zeug is erg hoog. De uitdaging voor de varkenshouder is om van de grote tomen zoveel mogelijk biggen gezond groot te brengen. Ook ligt de sector op dit vlak maatschappelijk onder een vergrootglas. Voor GD is bigvitaliteit daarom een belangrijk onderwerp. Cruciale aspecten voor een goede bigoverleving zijn een kraamhok zonder tocht, goed management, een goed geboortegewicht en een snel geboorteproces. Na de geboorte is een snelle biestopname van levensbelang. Ten eerste voor de energie en ten tweede voor de specifieke antistoffen. IgG-gehalte GD onderzocht de bruikbaarheid van laboratoriumonderzoeken ter ondersteuning van het biestmanagement. Een van die onderzoeken is de test bij biggen op IgG-gehalte in het serum. Gebleken is dat gemiddeld 63 procent van de biggen voldoende antistoffen in het bloed heeft. Van de biggen heeft 11 procent een IgG-gehalte dat voor verbetering vatbaar is (tussen de 10 en 15 g/L). Bij 26 procent is het niveau echt te laag (< 10 g/L). Een big met minder dan 10 g IgG/L heeft bijna tien keer meer kans om uit te vallen dan biggen met een IgG-gehalte van meer dan 15 g/L. Biggen met vrijwel geen IgG in het bloed zijn zo goed als kansloos. Een big met een IgG-gehalte tussen de 10 en 15 g/L heeft zeven en een half keer zo veel kans om uit te vallen. Vooral biggen die in de tweede helft van de worp geboren worden, lopen kans op een laag IgG. Variatie tussen zeugen en bedrijven Het IgG-gehalte van de big is ook afhankelijk van het IgG-gehalte in de biest van de zeug, die tussen zeugen en bedrijven enorm varieert. Maar heel weinig bedrijven weten hoe het staat met het IgG-gehalte van de zeugenbiest. Onderzoek van enerzijds het IgG-gehalte in bloed van biggen en anderzijds in biest van de zeug geeft zeer waardevolle informatie voor een beter kraamstalmanagement. dr. Theo Geudeke, dierenarts varken


Kweekmethode Riemerella anatipestifer bij GD verbeterd GD heeft de kweekmethode van Riemerella anatipestifer in verontreinigde monsters het afgelopen jaar aangepast en verbeterd. Voor maximale gevoeligheid zet GD bij een onderzoek naar deze bacterie nu zowel selectieve als niet-selectieve kweek in. Sinds de invoering van deze werkwijze is R. anatipestifer al meerdere keren geïsoleerd en veiliggesteld voor gebruik. Riemerella anatipestifer is een bacterie die wereldwijd bij eenden voorkomt en ziekte kan veroorzaken. Letsels door R. anatipestifer zijn divers, vaak ernstig en omvatten onder andere luchtzakontstekingen, longontstekingen, artritis, hersen(vlies)ontsteking en sepsis. Concurrerende bacteriën In klinische situaties waarbij veel Riemerella-bacteriën aanwezig zijn is kweek relatief eenvoudig. GD was altijd al in staat om deze bacterie te kweken, maar het is wenselijk om Riemerella ook te kunnen kweken in omstandigheden waarbij veel concurrerende bacteriën aanwezig zijn. De gekweekte Riemerella-bacterie kan worden opgeslagen voor verder onderzoek en ontwikkeling van preventieve maatregelen.

Rijker aan voedingsstoffen GD onderzocht verschillende selectieve media om te bepalen welk medium het beste is voor isolatie. Hierbij is gebruik gemaakt van kunstmatig besmette monsters en routinemonsters uit het veld. Uit validatie bleek een medium dat iets rijker was aan voedingsstoffen en dat ook selectief was gemaakt met antibiotica, goed te voldoen. Gebruik van de antibiotica remt het overgroeien door stoorflora en het rijkere medium stimuleert Riemerellakoloniegroei. Wel bleken enkele Riemerella-isolaten gevoelig te zijn voor de antibiotica die werden toegepast. Voor deze isolaten is het gebruik van selectieve platen niet optimaal en moet dus de niet-selectieve kweek worden gedaan. dr. Erik van Engelen, onderzoeker R&D

Overzicht mastitisverwekkers uit individuele melkmonsters 2018 Uit de duizenden individuele melkmonsters van hoogcelgetalkoeien en klinische mastitisgevallen die GD jaarlijks mag onderzoeken vormen de streptokokken met in totaal 21 procent het leeuwendeel (S. uberis 14 procent, S. dysgalactiae 6 procent, S. agalactiae 1 procent). E. coli werd in 19 procent van de melkmonsters aangetoond en Staphylococcus aureus in 16 procent van de gevallen (zie figuur 1). In 2018 werd bij GD in 10 procent van de melkmonsters een CNS geïsoleerd. GD is een van de weinige veterinaire laboratoria die met behulp van massaspectrometrie (MALDI-TOF) binnen de groep coagulasenegatieve stafylokokken (CNS) afzonderlijke familieleden van elkaar kan onderscheiden. Op de uitslag van het bacteriologisch onderzoek (BO individueel Melk) vermeldt GD het advies over aanwezigheid van de ondersoorten S. chromogenes, S. epidermidis, S. haemolyticus, S. simulans, S. sciuri, S. equorum (figuur 2) en sinds kort ook Staphylococcus xylosus en Staphylococcus cohnii. Deze laatste twee komen frequent voor in de uiers van Nederlands melkvee en lijken eveneens een hoofdrol te spelen in de uiergezondheidssituatie op het bedrijf.

Het is niet uitzonderlijk dat in melk van 10 tot 15 procent van de kwartieren op een melkveebedrijf CNS-bacteriën worden aangetoond. Is dit percentage (veel) hoger, dan is het aan te nemen dat de tepeldip of het spraymiddel verkeerd wordt toegepast of slecht werkzaam is. In aanvullend onderzoek naar mastitisverwekkers in (mastitis)melk spelen CNS een belangrijke rol en worden soorten onderscheiden met zowel koe- als omgevingsgebonden eigenschappen. Een gevoeligheidsbepaling is sterk aan te raden, aangezien ook bij de CNS resistentiegenen voorkomen die antibiotica onwerkzaam maken, net zoals dit bij grote zus Staphylococcus aureus het S. aureus 16% geval is.

Nauwkeurige identificatie essentieel CNS kunnen zowel een hoog celgetal geven als klinische mastitis, echter een nauwkeurige identificatie is essentieel om de (koe- óf omgevingsgebonden) verspreiding en aanpak op het melkveebedrijf beter te kunnen begrijpen. Met deze informatie kan de veehouder de juiste maatregelen nemen.

Mocht u in uw praktijklaboratorium een CNS hebbenS. gekweekt, agalactiae 1% S. dysgalactiae 6% kunt u de plaat met het koloniemateriaal voor nadere identificatie S. uberis 14% van de bacteriecultuur (excl. gevoeligheid) insturen naar GD. E. coli 19%

S. aureus 16% overig 32% CNS 10%

E. coli 19%

S. agalactiae 1% S. dysgalactiae 6%

S. uberis 14%

overig 32%

CNS 10%

Klebsiella dr. Christian Scherpenzeel, dierenarts rund 3%

Menginfectie CNS 3%

overig 22%

S. simulans 3%

S. haemolyticus 26%

S. chromogenes 18% S. sciuri 6% S. epidermidis 15% S. equorum 7%

Klebsiella 3% Figuur 2. Verdeling van de coagulase-negatieve stafylokokken (CNS) gekweekt Figuur 1. Verdeling mastitisverwekkers uit individuele melkmonsters bij

uit individuele melkmonsters bij GD in 2018 (CNS met meer koegebonden

GD in 2018.

transmissie zijn onderstreept).

Menginfectie CNS 3%

overig 22%

S. chromogenes 18% S. sciuri 6%

Veterinair, maart 2019 -

3


Nieuws en mededelingen Her-identificatie bacteriecultuur mastitis

DAP Contact vernieuwd

Regelmatig sturen praktijken ter her-identificatie van een bacteriecultuur voor mastitis een tweede ‘nieuw melkmonster’ in. Een goedkopere en minder tijdrovende methode is het doorsturen van de bacteriecultuur zelf. Het is hierbij wel van belang dat u gebruikmaakt van een verse reincultuur op een niet-selectieve agar. Platen kunnen worden ingestuurd onder artikelcode 10694 (tarief 15,30 euro). De test heeft een doorlooptijd van drie werkdagen.

DAP Contact, onze website voor dierenartsen is vernieuwd. Bestaande informatie, zoals veterinaire dossiers, producten en tarieven en het jaarverslag monitoring, is nu beter vindbaar door een nieuwe menustructuur. Daarnaast is de website uitgebreid met een overzichtspagina voor het interpreteren van labuitslagen met referentie- en afkapwaarden. Ook vindt u op deze pagina interessante pathologiecasussen. Zo heeft u altijd actuele veterinaire informatie bij de hand.

Toelichting uitslag pathologisch onderzoek voor veehouder gewijzigd

BVD virus PCR tankmelk in 10 ml-buis

Wanneer een veehouder voorheen een dier inzond voor pathologisch onderzoek ontving hij een uitslag met een andere tekst dan de dierenarts; GD vertaalde de veterinaire termen in een algemene toelichting. Omdat dit in de praktijk voor verwarring bleek te zorgen, ontvangt de veehouder voortaan een uitslag met exact dezelfde tekst als de dierenarts. Dit kan betekenen dat veehouders vaker contact met u opnemen voor vragen over de uitslag van het door GD uitgevoerde pathologisch onderzoek. Heeft u vragen over de uitslag, bel dan met de Veekijker (telefoon 0900 - 7100 000).

Veterinair is een uitgave van de Gezondheidsdienst voor Dieren Redactie Marian Aalberts, Carlijn ter Bogt-Kappert, Guillaume Counotte, Linda van Duijn, Sylvia Greijdanus-van der Putten, Daphne de Leeuw, Jeanine Wiegel | Eind­redactie Margreet Pasman | Basisontwerp de PLOEG communicatie | Vormgeving Dock35 Marketing Doetinchem | Druk Senefelder Misset Doetinchem | Uitgever GD Deventer | Verschijningsfrequentie 12 keer per jaar | Overname van artikelen is toegestaan na schriftelijke toestemming van GD. ISSN 1388-4042 Postbus 9, 7400 AA Deventer, T. 0900-1770, F. 0570-63 41 04 www.gddiergezondheid.nl, info@gddiergezondheid.nl Voor veterinaire vragen kunt u de Veekijker rechtstreeks bellen op 0900 - 7100 000. Via het keuze­menu kiest u de diersoort waar u informatie over wilt hebben. Voor de verschillende diersoorten gelden andere openingstijden: Rund: 08.30 – 12.00 en 12.45 – 17.00 Rund UGA: 15.00 – 17.00 Kleine Herkauwers: 15.00 – 17.00 Varken: 08.30 – 12.00 en 12.45 – 17.00 Pluimvee: 08.30 – 17.00, spoedgevallen 24/7 Paard (Helpdesk): 15.00 – 17.00 Alle genoemde tarieven zijn exclusief btw en basiskosten.

Samen werken aan diergezondheid

Voor de BVD virus PCR (tankmelk + cons.) worden nog regelmatig dubbele 50 ml-buizen ingestuurd, terwijl voor de verwerking in het laboratorium tegenwoordig één 10 ml-buis nodig is. Monsters voor de BVD virus PCR (tankmelk + cons.) die in een 50 ml-­buis bij GD binnenkomen worden in het laboratorium overgegoten in een 10 ml-buis. De 50 ml-buis is niet meer verkrijgbaar in onze webshop. De juiste buis is: VDTRA076 Melkbuis + conservering (10 ml). Wellicht hebt u op de praktijk nog BVD QuickScan-pakketten liggen waar de 50 ml-buizen in zitten. U kunt deze pakketten nog wel gebruiken, maar het is beter de 50 ml-buis te vervangen door de genoemde 10 ml-buis. Het pakket BVD QuickScan is sinds 1 januari 2019 niet meer leverbaar. U kunt de losse onderzoeken uiteraard nog gewoon aanvragen.

SchaAPP, de schapen-app SchaAPP is dé gratis app voor hobbyhouders die gegevens van hun schapen eenvoudig willen bijhouden. Met SchaAPP maakt de schapenhouder de dierinformatie compleet. Praktisch en altijd bij de hand: in de stal, in de wei of aan de keukentafel. Met alle schapen in één duidelijk overzicht kan de gezondheid van de dieren nóg beter gemanaged worden. Op www.schaapp.nl vertellen schapenhouders waarom SchaAPP een praktische tool is. Heeft u binnenkort een voorlichtingsavond voor schapenhouders uit uw praktijk? Vraag dan gerust informatie(flyers) aan over SchaAPP of andere diergezondheidsonderwerpen via 0900-1770 optie 3.

Reminder Basiscursus Bacteriologie Voor dierenartsen, praktijkassistenten en laboranten die de basistechnieken van het uitvoeren van bacteriologisch onderzoek (BO) willen leren, biedt GD op 11 april de Basiscursus Bacteriologie aan. De cursus gaat onder meer in op de plaats van BO in mastitismanagement, het nut van BO, melkmonstername, transport en bewaarcondities. Daarnaast komen laboratoriuminrichting, identificatie van bacteriën, het maken van preparaten en het beoordelen van platen aan bod. Deze cursus kost 895 euro. Meer informatie over deze en andere cursussen vindt u op www.gdacademy.nl.


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.