Samen werken aan diergezondheid NIEUWSBRIEF VOOR PRACTICI • JAARGANG 23 • OKTOBER 2017
Interpretatie van fiproniluitslagen Via de Veekijker en het Poultry Expertise Centrum komen er geregeld vragen binnen over resultaten van fipronilonderzoek. Daar is GD blij mee, want door het uitwisselen van deze informatie krijgen we meer inzicht in wat er in het veld gebeurt. Aan de andere kant kunnen we achtergrond bij deze informatie verstrekken aan de veehouder of dierenarts. Eén observatie is immers geen observatie, en een teleurstellend resultaat kan best een goede, zelfs een gunstige, verklaring hebben. Niet altijd hebben we overal een antwoord op, hiervoor hebben we informatie uit het veld nodig. Meest prangende vragen Op het moment van schrijven zijn de twee meest prangende vragen: • •
Wat gebeurt er in de periode van in de leg komen na de rui? Wat gebeurt er met de verklikkerkippen?
Meldpunt fipronil Als u specifieke vragen heeft over een uitslag kunt u deze stellen via het meldpunt fipronil (T 088 020 6410). De uitslagen worden beoordeeld door een veterinair toxicoloog. Binnen een dag wordt u teruggebeld door een expert van GD om uw situatie te bespreken. Actuele informatie Kijk ook regelmatig op www.gddiergezondheid.nl/fipronil voor actuele informatie, resultaten van onderzoeken en de meest recente versie van de protocollen. De website wordt dagelijks bijgewerkt. Drs. Christiaan ter Veen, pluimveedierenarts
Dierenartssessies: Mannheimia en Uiergezondheid Mannheimia en Uiergezondheid, dat zijn de twee thema’s die centraal staan tijdens de dierenartssessies die GD Academy deze winter organiseert tijdens de Praktijkdagen Gezonde Melkveehouderij. Sprekers zijn onder andere Debora Smits (GD), Gerben de Jong (CRV), Hans Miltenburg (GD) en Sofie Piepers (Universiteit Gent). De Praktijkdag Gezonde Melkveehouderij wordt gehouden op 21 november (CHV Noordkade, Veghel) en op 18 januari (Noord-Nederland). De dierenartssessies beginnen om 13:35 uur en sluiten om 17:30 uur af met een borrel en een buffet. Na afloop ontvangt u het nieuwste handboek Uiergezondheid Rund, geschreven door Theo Lam en Sarne de Vliegher. Deelnemers aan de dierenartssessie kunnen als zij willen in de ochtend gratis het programma van de praktijkdag bijwonen en deelnemen aan de lunch. Bij het Kwaliteitsregister Dierenartsen is een aanvraag ingediend voor nascholingspunten. Aanmelden à 295 euro p.p. (excl. btw) kan via www.gddiergezondheid.nl/gdacademy.
Veterinair
10
GD lanceert www.droesvrij.nl
Droes is een van de meest voorkomende aandoeningen bij paarden. Schade van een droesuitbraak kan variëren van een paar honderd tot soms tienduizenden euro’s. Daarom lanceerde GD vorige maand tijdens het HorseEvent ondernemerscongres www.droesvrij.nl, een nieuw innovatief certificeringsprogramma voor Nederland, waarmee ondernemers die diergezondheid hoog in het vaandel hebben staan zich kunnen onderscheiden in de markt. Door deelname aan de certificering wordt schade van droes voor ondernemers, paarden én klanten in alle opzichten beperkt. En u, als vaste dierenarts, bent betrokken bij elke stap, zoals monstername, advisering en behandeling. Veterinair, oktober 2017 -
1
Dr. Kees van Maanen, viroloog Drs. Linda van den Wollenberg, dierenarts paard
Diagnostiek schmallenbergvirusinfectie De Veekijker krijgt geregeld vragen over koortsproblemen in combinatie met productie daling en diagnostische mogelijkheden. Een van de mogelijke oorzaken is een schmallenbergvirusinfectie (SBV). Dit is vast te stellen door middel van bloedonderzoek.
Rhinopneumonie: van diagnostiek tot plan van aanpak Equine herpesvirussen type 1 en 4 (EHV-1 en EHV-4), de veroorzakers van rhinopneumonie, komen wereldwijd voor. Een infectie met dit virus bij het paard kan subklinisch verlopen of alleen een verkoudheid veroorzaken, met als mogelijke ziekteverschijnselen koorts, hoesten, een loopneus, verminderde eetlust en dikke benen. Rhinopneumonie kent echter ook nog twee andere verschijningsvormen: de abortusvorm en de neurologische vorm. Deze hebben op paarden en hun eigenaren over het algemeen duidelijk meer impact, en de gevolgschade voor bedrijven kan aanzienlijk zijn. Dit levert de betrokken dierenartsen vaak veel werk en extra vragen op. Dat er veel onduidelijkheden zijn, blijkt ook uit de hoeveelheid vragen die de Helpdesk Paard krijgt over deze ziekte. Evaluaties van eerdere GD-cursussen laten zien dat rhinopneumonie een onderwerp is waarover paardendierenartsen graag meer willen horen. Genoeg aanleiding voor GD om dit onderwerp op de agenda te zetten en samen met de Faculteit Diergeneeskunde en Zoetis op 15 en 16 november een interactieve cursus te organiseren. Tijdens deze avond wordt actuele en praktische informatie over rhinopneumonie met u gedeeld. Onder andere aan de hand van casussen komen ervaringen op het gebied van het toepassen van diagnostiek, gevolgde therapie en management aan bod. Daarnaast is het bespreken van een praktisch plan van aanpak voor bedrijven die te maken hebben met een rhinopneumonieuitbraak onderdeel van het programma. Hierbij wordt interactie met de deelnemers zeker gezocht. Komt u ook? Meer informatie en aanmelden op www.gdacademy.nl.
2
Antistoffen tegen SBV houdt een dier jarenlang. Het eenmalig aantonen van antistoffen tegen SBV geeft zodoende geen informatie over het moment van een infectie. Zeker niet bij een ouder dier, dat al eerder in aanraking kan zijn geweest met SBV. Om bij oudere dieren met koorts een direct verband vast te stellen, is het nodig om twee keer bloed te tappen: op het moment van koorts en drie tot vier weken later nogmaals. Er worden geen titers bepaald, het is alleen mogelijk om te zien of er seroconversie heeft plaatsgevonden. Seroconversie wijst op acute infectie, waarmee het waarschijnlijk is dat SBV bij de klachten een rol speelde. Het advies is om het eerste bloedje direct in te sturen voor onderzoek. Als in het eerste monster antistoffen tegen SBV zijn aangetoond is een tweede tap niet meer zinvol. Als alternatief kan men ‘sentineldieren’ onderzoeken: pinken die niet eerder besmet zullen zijn geweest. In deze groep is eenmalig aantonen van antistoffen wel indicatief voor recente viruscirculatie. Bij een rund met koorts is het bij GD ook mogelijk om het virus aan te tonen met een PCR-test. Een rund is slechts enkele dagen viremisch, dus de kans om het virus aan te tonen in bloed is niet zo groot. Selectie van de juiste dieren in het acute stadium is daarom zeer belangrijk. Drs. Anja de Bont-Smolenaars, dierenarts rund
Neurologische klachten en de diagnostiek Regelmatig ontvangt de Veekijker vragen over neurologische verschijnselen bij schapen en geiten, bij zowel lammeren als volwassen dieren. Uitleg van het klinisch beeld via de telefoon blijkt niet eenvoudig en het klinisch onderzoek en de diagnostiek worden vaak als gecompliceerd ervaren. Van de mogelijke aandoeningen die gepaard gaan met neurologische verschijnselen zijn het afgelopen jaar bevestigd: • listeriose; • cerebrocorticale necrose (CCN); • clostridiuminfecties; • kopergebrek; • v isna, de neurologische vorm van zwoegerziekte; • selenium-/vitamine E tekort; • ontstekingsreactie rond het ruggenmerg na intramusculaire toediening van Footvax®; • meningoencefalitis bij lammeren na sepsis. Er werden geen verschijnselen gemeld die zouden kunnen passen bij scrapie. Om tot een juiste diagnose te komen dient op basis van de meest waarschijnlijke differentiaaldiagnose vervolg onderzoek plaats te vinden. Daarbij staan de volgende mogelijkheden tot de beschikking:
• b loed- of melkonderzoek (mineralen, visna, CAE, Anaplasma); • onderzoek leverbiopten (mineralen); • pathologisch onderzoek, met als vervolgonderzoek bacteriologisch en histologisch onderzoek (listeriose, CCN, clostridiuminfectie, vaccinatie Footvax®, meningoencefalitis). Ook bij scrapie is uiteindelijk vervolgonderzoek na pathologisch onderzoek noodzakelijk. Een initiële behandeling dient plaats te vinden op basis van de waarschijnlijkheidsdiagnose. De behandelmogelijkheden hangen sterk van de diagnose. Daarom is nadere diagnostiek in geval van neurologische klachten noodzakelijk om een goed onderbouwde beslissing aangaande de aanpak van de aandoening te kunnen nemen. Dr. René van den Brom, dierenarts kleine herkauwers
Pakket Diarree Big: veelgestelde vragen Welk aantal DNA-kopieën is relevant bij de uitslag van Clos tridium perfringens? GD beschouwt meer dan 1.000 kopieën als relevant. Uit de combinatie van de toxinen is af te leiden welke type Clostridium per f ringens (A of C) aan de orde is. Wanneer is een positieve uitslag van Rotavirus of salmonella relevant? Bij een positieve uitslag van Rota of salmonella is het belangrijk te weten wat de pathologische bevindingen zijn. Bij Rota zal sprake zijn van vlokatrofie en bij salmonella van een exsudatieve enteritis (macroscopisch en histologisch). Hoe kom ik erachter of de gevonden clostridia ook daad werkelijk toxinen produceren? Uit de gegevens van zowel de PCR (kwantitatief aantonen van toxine-genen) als de kliniek en de pathologie volgt de waarschijnlijkheidsdiagnose. Uitvoering van pathologisch onderzoek is daarom zeker te adviseren. Het direct aantonen van het toxine is alleen mogelijk met een ander type test.
Bij pathologisch onderzoek worden veel clostridia gekweekt, maar bij de PCR is slechts een beperkt aantal kopieën gevonden. Hoe komt dat? Ook hier is het totaalbeeld van belang. De testen voor neonatale diarree uit het Pakket Diarree BIG worden uitgevoerd op inhoud van de dunne darm. Daarnaast kunnen flinke hoeveelheden Clos tridium perfringens normaliter gekweekt worden uit de dikke darm waardoor een schijnbare tegenstelling ontstaat. Belangrijke vraag is dan: past de kliniek bij een clostridiuminfectie en was in het betreffende darmdeel sprake van enteritis? Kunnen jullie op basis van de uitslag een vaccinadvies geven? Op basis van de uitslag is duidelijk welke pathogenen aan de orde zijn. Als dit strookt met de klinische problemen, en zéker als dat wordt ondersteund door relevante pathologische bevindingen, is het primair aan de practicus om een entadvies te geven. Die is tenslotte op de hoogte van de bedrijfssituatie. De Veekijker dierenarts kan meedenken en discussiëren over interventies, waar ook het biestmanagement in betrokken moet worden. Dr. Theo Geudeke en drs. Tom Duinhof, dierenartsen varken
Rariteitenkabinet? Het identificeren van mastitisverwekkers uit een reinkweek van koeienmelk met behulp van massaspectrometrie (MALDI-TOF) heeft veel grote voordelen. Eén daarvan is dat je, in vergelijking met de identificatie met de ‘traditionele’ fenotypische testen met biochemische bevestiging, veel specifieker kiemen kunt aantonen. Daarnaast is deze techniek, die identificeert op basis van de unieke eiwit-vingerafdruk van de bacterie, veel sneller en preciezer (met hoge reproduceerbaarheid!) dan bijvoorbeeld korte bonte rijen met katalase-, coagulase- of CAMP-testen. Toegevoegde waarde practicus Daarentegen tonen we bij GD in minder dan 5 procent van alle BO Melk species aan waarvan we de klinische relevantie niet kunnen inschatten en waarvan het advies en de prognose voor de veehouder niet gemakkelijk in een tekstblok zijn te vangen. De toegevoegde waarde van u als practicus is bij deze interpretatie dan ook zeer waardevol, mits u de mastitisveroorzaker kent. Terugkoppeling naar de koe In uitzonderlijke gevallen tonen we kiemen aan als Pantoea ag glomerans, Raoultella ornithinolytica of Citrobacter freundii. Al deze Enterobacteriaceae kunnen een contaminatie zijn vanuit de omgeving, maar kunnen wel degelijk ook van een intramammaire infectie (IMI) afkomstig zijn en geïsoleerd worden als een reinkweek. Ze kunnen op bedrijfsniveau een mastitisuitbraak geven en op de plaat tot uiting komen in enkele (E), meerdere (M) of verhoogde (V) aantallen kolonies. Om het onderscheid tussen contaminatie of IMI te kunnen maken is in dit geval de terugkoppeling naar de koe erg belangrijk. Koppelen met anamnese In de praktijk is het voor de interpretatie van aanvullende diagnostiek, zoals bacteriologisch onderzoek op melk, erg belangrijk om het resultaat van het bacteriologisch onderzoek altijd te kop-
pelen aan de anamnese en het (sub-)klinische beeld van de koe: pariteit, lactatiestadium, klinische of subklinische mastitis, behandeling ingesteld of niet, herhalingsgeval. En als er in de uitslag zich een kiem aandient uit het rariteitenkabinet dan denken we uiteraard graag samen met u mee; bel ons gerust via de UGA Veekijkertelefoon! Drs. Christian Scherpenzeel, dierenarts rund
GD en Pavo bundelen krachten Om risico’s van overgewicht bij paarden en pony’s in kaart te brengen starten GD en Pavo samen met een groot project. Het doel? Een aanpak ontwikkelen voor paarden met overgewicht. Schattingen zijn dat ruim 50 procent van de paarden en pony’s een (veel) te ruime conditie heeft. Tijdens het gezamenlijke project worden zowel paarden met een normale conditie, als paarden met overgewicht een half jaar gevolgd. Voor de paarden waarbij sprake is van overgewicht is een soort ‘Weight watchers’-programma ontwikkeld, met speciale voeding, aangepast voedermanagement en huiswerk ten aanzien van de activiteit en beweging. Tijdens de proef worden ze gemonitord op gewichtsontwikkeling en diverse belangrijke bloedparameters, die een indicatie kunnen geven of een paard risico loopt op problemen door zijn of haar overgewicht. Veterinair, oktober 2017 -
3
Nieuws en mededelingen Bijeenkomsten voeding en klauwgezondheid
BVD Oorbioptnamepakket voor dierenartsen
Speciaal voor rundveedierenartsen en rundveevoerspecialisten organiseert GD dit najaar drie bijeenkomsten rondom voeding en klauwgezondheid. Voor het thema voeding staat fosfor centraal. Hoe komt u er als practicus achter of actuele gezondheidsproblemen met een fosfaattekort te maken hebben? In deze bijeenkomst praten we u bij over de mogelijkheid om fosfor te meten via tankmelk. Daarna zoomen we in op de relatie tussen biotine en klauwproblemen. De bijeenkomsten zijn op 24 oktober (Joure), 26 oktober (Deventer) en 2 november (Oirschot). Deelname is kosteloos, maar vol is vol. Meld u aan via www.gddiergezondheid.nl/agenda.
Wanneer een koe verwerpt stuurt u, naast het verplichte verwerpersonderzoek, het best de verworpen vrucht (inclusief nageboorte) naar GD voor onderzoek op alle oorzaken van abortus. Als u het verworpen kalf alleen wilt laten onderzoeken op BVD-virus, dan kunt u ervoor kiezen een oorbiopt in te sturen. Dit kan ook bij gestorven kalveren. Gebruik hiervoor het BVD Oorbioptnamepakket voor dierenartsen; het laboratorium van GD accepteert geen complete oren. In het pakket vindt u een oorbioptoormerktang, tien blanco oorbioptoormerken en het juiste verpakkings- en inzendmateriaal. Het pakket is te bestellen in de GD Webshop (art. code VDTRA160) en kost 51,80 euro (excl. btw).
Geplande onderzoeken in VeeOnline
Nu nog overstappen naar BVD-vrij
Naast de geplande onderzoeken voor schaap, geit en rund, staan nu ook de onderzoeken voor pluimvee in VeeOnline. Via de attenties in de tabel op het homescherm kunt u een overzicht genereren van UBN’s waar nog een onderzoek voor openstaat. U kunt de onderzoeken vervolgens direct digitaal inschrijven. Voor pluimvee schrijft u het openstaande onderzoek in via de monsternamelijst. VeeOnline zoekt dan de verschillende brieven bij elkaar, combineert deze tot een inschrijving en koppelt daaraan de juiste onderzoeken.
Veehouders die deelnemen aan BVD Tankmelk Onverdacht en inmiddels acht gunstige tankmelkuitslagen hebben ontvangen, kunnen eenvoudig overstappen naar BVD-vrij Certificering. Hiervoor hoeft alleen nog bloedonderzoek op BVD-antistoffen plaats te vinden bij vijf dieren van 8-12 maanden oud, vijf dieren van 18-24 maanden oud en bloedonderzoek op BVD-virus bij in het afgelopen jaar aangevoerde dieren van niet BVD-vrije bedrijven. Bedrijven die in aanmerking komen voor de overstap zijn in VeeOnline herkenbaar aan de status ‘onverdacht’ met een startdatum van twee jaar of verder terug in de tijd. Het is belangrijk bedrijven bij GD aan te melden vóórdat u bloed gaat tappen. Uit gegevens van overstappers uit het verleden blijkt dat in bijna alle gevallen de steekproef gunstig verloopt.
Veterinair is een uitgave van de Gezondheidsdienst voor Dieren Redactie Carlijn ter Bogt-Kappert, Guillaume Counotte, Linda van Duijn, Theo Geudeke, Sylvia Greijdanus-van der Putten, Helen de Roode, Jeanine Wiegel | Eindredactie Margreet Pasman | Basisontwerp de PLOEG communicatie | Vormgeving Dock35 Marketing Doetinchem | Druk Senefelder Misset Doetinchem | Uitgever GD Deventer | Verschijningsfrequentie 12 keer per jaar | Overname van artikelen is toegestaan na schriftelijke toestemming van GD. ISSN 1388-4042 Postbus 9, 7400 AA Deventer, T. 0900-1770, F. 0570-63 41 04 www.gddiergezondheid.nl, info@gddiergezondheid.nl Voor veterinaire vragen kunt u de Veekijker rechtstreeks bellen op 0900 - 7100 000. Via het keuzemenu kiest u de diersoort waar u informatie over wilt hebben. Voor de verschillende diersoorten gelden andere openingstijden: Rund: 08.30 – 12.00 en 12.45 – 17.00 Rund UGA: 15.00 – 17.00 Kleine Herkauwers: 15.00 – 17.00 Varken: 08.30 – 12.00 en 12.45 – 17.00 Pluimvee: 08.30 – 17.00, spoedgevallen 24/7 Paard (Helpdesk): 15.00 – 17.00 Alle genoemde tarieven zijn exclusief btw en basiskosten.
Samen werken aan diergezondheid
PCR Anaplasma phagocytophilum beschikbaar voor rund, schaap en geit Per 11 september 2017 is het mogelijk om, naast een bloeduitstrijkje op parasieten, met een PCR-test gericht onderzoek te doen naar de aanwezigheid van Anaplasma phagocytophilum in bloedmonsters (EDTA). Klinische symptomen van Anaplasma bij runderen zijn onder andere koorts, melkproductiedaling en verwerpen. Meer nieuws over Anaplasma bij runderen vindt u op DAP contact: www.gddiergezondheid.nl/vragen_anaplasmose
Tankmelkonderzoek op BVD-virus? Denk aan de melkverklaring. Wanneer u een tankmelkmonster neemt voor onderzoek op BVD-virus, denk er dan aan dat u meteen de melkverklaring invult of op de stallijst vastlegt van welke koeien melk in de tank zit (kan ook via VeeOnline). Door direct met het tankmelkmonster een ingevulde stallijst mee te sturen, wordt de meest betrouwbare weergave verkregen van de dieren die via tankmelk zijn onderzocht op BVD-virus. Dit zorgt ook voor een vlotte afhandeling van een eventuele vrij-certificering.