Samen werken aan diergezondheid NIEUWSBRIEF VOOR PRACTICI • JAARGANG 23 • NOVEMBER 2017
Testeigenschappen in het kader van paratuberculose Deelnemers aan het Paratuberculose Programma hebben de mogelijkheid om dieren waarbij paratuberculose-antistoffen in melk of bloed zijn aangetoond (ELISA), nogmaals te onderzoeken in mest (PCR). Dit heronderzoek is vooral zinvol op bedrijven waarop gedurende een langere periode geen paratuberculose is aangetoond (status A bedrijven). De uitslag van het eerste mestonderzoek is leidend en kan niet worden overschreven door een eventuele tweede PCR. De door GD gebruikte paratbc-testen hebben een hoge specificiteit: die van ELISA is 99,7 procent, die van de PCR nagenoeg 100 procent. In het eindstadium van paratuberculose wordt 80 tot 90 procent met ELISA aangetoond, echter bij jonge dieren en geen kliniek van een geïnfecteerd dier is de sensitiviteit lager dan 50 procent. Van de monsters waarbij met ELISA paratuberculose is aangetoond, wordt 75 tot 90 procent bevestigd via PCR. Voor bekend besmette bedrijven (status B bedrijven) is gezien de hoge specificiteit van de ELISA-test, het advies om dieren waarbij antistoffen zijn aangetoond, direct af te voeren. De PCR-uitslag kan bij heronderzoek namelijk negatief zijn doordat uitscheiding intermitterend is en door ongelijke verdeling van paratuberculosebacteriën in de mest. Met alleen het opsporen en afvoeren van test-positieve dieren zal paratuberculose op een bedrijf niet worden geëlimineerd. Daarvoor blijven managementmaatregelen en een goede voeding voor verhoogde weerstand noodzakelijk. Dr. Thomas Dijkstra, rundveedierenarts
Fipronil - hard werken loont Af en toe wordt ons gevraagd waarom we niet adviseren om fipronilkoppels te ruimen. Koppels vrij krijgen lijkt immers haast onmogelijk. Het ruimen van een koppel geef je echter niet gemakkelijk als algemeen advies. Die beslissing hangt af van vele factoren, waaronder de economische toekomst van het koppel en/of het bedrijf, de hoeveelheid energie die het schoonmaken kost en de tijd die nog nodig is om onder de MRL te komen. De laatste twee zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Soms krijgen we data binnen van bedrijven die al enkele weken net boven de MRL stabiel zijn in hun fipronilwaarden. Deze bedrijven behandelen de stal een enkele keer per week met soda en waterstofperoxide. Dit heeft weinig tot geen effect. Op onze website laten we in een figuur het resultaat van drie herhaalde waterstofperoxidebehandelingen zien: de daling van het totale fipronilgehalte begint na drie behandelingen nog maar net. Vaker herhalen is dus noodzakelijk. Zeker als de fipronilwaarde in de eieren rond de MRL zit, want elke microgram die wordt opgenomen vanuit de stal telt dan dubbel mee. Ook de eerste verklikkerkippen zitten vaak nog rond of net boven de MRL. Dat hard werken loont werd deze week weer eens duidelijk. Van een bedrijf met hoge waarden in juni, werden na intensief schoonmaken de eerste stallen vrijgegeven. Het is dus zeker mogelijk om met schoonmaken vrij te worden. De veehouder moet beslissen of hij hier voldoende in kan investeren. Anders zou ruimen overwogen moeten worden.
Veterinair
11
Drs. Christiaan ter Veen, pluimveedierenarts
Diarree bij kalveren door Cryptosporidium parvum
Van de gezonde koeien scheidt ongeveer 20 procent eieren (oöcysten) uit van de parasiet Cryptosporidium parvum, met een piek rondom afkalven. Door opname van oöcysten krijgt een kalf diarree. Geïnfecteerde kalveren scheiden één tot dertien dagen grote hoeveelheden oöcysten uit. Oöcysten zijn resistent tegen bijna alle desinfecteermiddelen. Een effectieve bestrijding van cryptosporidiose bestaat uit preventieve hygiënemanagementmaatregelen bij voeding, drinkwater en huisvesting. Kalveren kunnen preventief behandeld worden met medicijnen die de parasiet niet doden, maar wel een remmende werking hebben. De gevoeligheid van het kalf voor cryptosporidiose neemt dan af. Veterinair, november 2017 -
1
drs. Christian Scherpenzeel, rundveedierenarts
Door het oog van de patholoog Enige tijd geleden werd een dode koe aangeleverd bij GD voor postmortaal onderzoek, met de vraag ‘of het dier gestikt was, of dat de buurman het dier kapot had getrokken’. Dit was niet zozeer een anamnese, maar wel een intrigerende vraag!
Droogzetten uitgemolken? De melkveehouderij blijft in beweging. In het streven naar een optimale diergezondheid in de praktijk, zijn dierenartsen opgevoed met de principes van ‘evidence based veterinary medicine’. En terecht. Maar het moet ook praktisch blijven en uitvoerbaar. Sinds de introductie van selectief droogzetten is er door velen hard gewerkt om de resultaten van wetenschappelijk onderzoek hierover en het effect voor de Nederlandse melkveehouders en dierenartsen op papier te krijgen en te publiceren in vooraanstaande internationale wetenschappelijke tijdschriften. Maar dan de terechte praktische vraag: wat kunnen we hier mee in de praktijk? Proefschrift Op donderdag 14 december hoop ik aan de Universiteit Utrecht te promoveren op ons proefschrift ‘Selectief droogzetten van melkkoeien’. Bewust ‘ons proefschrift’ omdat melkveehouders, dierenartsen, studenten en de opdrachtgever, de stuurgroep antibioticumresistentie rund- en melkvee, de moed hebben gehad om samen onderzoek te doen naar de (on) mogelijkheden van het selecteren van melkkoeien om droog te zetten met antibiotica. 15 december praktijksymposium De concrete vertaling van dit onderzoek voor de praktijk bespreken we graag op vrijdagmiddag 15 december 2017, tijdens een praktijksymposium met vier zeer praktijkgerichte sprekers, in het Veenweiden Innovatiecentrum in Zegveld. Doelgroep: melkveehouder en dierenarts; samen werken aan een optimale droogstand. Deelname is kosteloos, maar vol is vol. Ga voor het complete programma en aanmelden naar: www.gddiergezondheid.nl/agenda
2
Alle open vragen die in de communicatie gebruikt worden komen hier van pas, zoals de wat, hoe, en wie-vragen. Vooral ook waarom de buurman hier verdacht werd natuurlijk. Bij macroscopische inspectie viel op dat het dier aan de buitenkant besmeurd was met donkere, stinkende, modderachtige substantie. In het halsgebied waren geen aanwijzingen voor trauma. Omdat de inwendige organen verder ook geen duidelijke afwijkingen lieten zien werd besloten om in ieder geval de vitale organen zoals hart, longen, lever, nieren en hersenen te bemonsteren. Histologisch onderzoek van de longen leverde geen informatie op, er waren geen duidelijke verschijnselen van verstikking of verslikken. Onderzoek van het hart daarentegen liet multifocaal verval van de hartspier met een ontstekingsreactie zien, hetgeen de dood van het dier verklaarde. Bij nader telefonisch contact met de dierenarts bleek dat de veehouder er nog niet van overtuigd was dat het niet de schuld van zijn buurman was. Het dier was in een sloot gevallen en daar door de buurman levend en wel met een tractor uitgetrokken. Kort daarna stierf het dier; essentiële informatie die ontbrak bij het aanleveren van de koe. Gezien de aanwezigheid van morfologische veranderingen in de hartspier was het duidelijk dat de laesie daar al enkele uren aanwezig moet zijn geweest. Daarnaast waren er geen aanwijzingen voor acute schade aan de hals of verschijnselen van verstikking. De handeling van de buurman bleek dus alleen maar hulpvaardig, en volgens de patholoog niet de oorzaak van de dood van het dier. Drs. Sylvia Greijdanus, patholoog
Zonder anamnese geen goede sectie Om de oorzaak van diersterfte op het bedrijf te achterhalen is pathologisch onderzoek op gestorven dieren van belang. De reden dat veehouders een dier insturen voor sectie, is altijd omdat hij of zij de reden van de sterfte wil weten. Volgt er een diagnose, dan kan het (koppel)probleem wellicht worden opgelost. Het belang van een diagnose reikt soms verder dan de individuele veehouder. Er kunnen aandoeningen voorkomen die overdraagbaar zijn van dier op mens, maar ook aandoeningen die gevolgen hebben voor contact- of buurtbedrijven, en die soms zelfs de hele sector raken. Vanwege het bredere belang wordt sectie op schapen en geiten bij GD vanuit de diergezondheidsmonitoring financieel ondersteund. Inzendformulier Om de zoektocht naar de doodsoorzaak zo goed mogelijk te kunnen uitvoeren is het van belang dat er een goede anamnese op het inzendformulier wordt ingevuld. U vermeldt daarbij onder andere informatie over ras, leeftijd, ziekteverloop, verschijnselen, problemen bij koppelgenoten, voeding en alles wat relevant kan zijn voor het achterhalen van de doodsoorzaak. Hiermee vergroot u de kans op het stellen van een diagnose, want de patholoog kan het onderzoek gerichter uitvoeren. Ook voorkomt u zo dat aan een bepaalde bevinding te veel betekenis wordt toegedicht. Naast de anamnese is voor een goede diagnose ook de versheid van het kadaver van belang. Wanneer een dier al enkele dagen dood is voor het wordt aangeboden voor pathologisch onderzoek, wordt de kans op het stellen van een diagnose kleiner. Kortom, als inzender kunt u de kans een diagnose door middel van pathologisch onderzoek vergroten. Daarom vragen wij u om een vers kadaver, dat representatief is voor het probleem, aan te bieden en een volledige anamnese toe te voegen. Dr. René van den Brom, dierenarts kleine herkauwers
Diergezondheid en fosfor Het afgelopen jaar had de fosfaatregelgeving een grote impact op de Nederlandse melkveehouderij. Het komt er op neer dat we onze dieren met minder fosfor gezond moeten houden, omdat het fosforgehalte in het totale rantsoen afneemt. Als dierenarts kunt u op het gebied van diergezondheid op twee manieren geconfronteerd worden met een fosfortekort bij runderen: een acuut fosfortekort rond het afkalven en een fosfortekort door langdurig te lage fosforgehaltes in het rantsoen. Het acute fosfortekort rond het afkalven is bijna altijd secundair aan de gelijktijdig aanwezige hypocalcemie. Een goede preventie van hypocalcemie kan deze vorm van hypofosfatemie voorkomen. Een langdurig te laag fosforgehalte in het rantsoen is een ander verhaal. Het kan verschijnselen van verminderde groei, afname van het lichaamsgewicht, verminderde drogestofopname en een lagere melkproductie geven. Om dit te voorkomen is het van belang om de aan- en afvoer van fosfor van de koe zo zuiver mogelijk in beeld te hebben. Sterke verschillen Op dit moment worden veel rantsoenen op melkveebedrijven samengesteld met de aanname dat één liter melk één gram fosfor
bevat. Dit is begrijpelijk, want er zijn hiervoor op dit moment geen andere betrouwbare gegevens beschikbaar. Bij individuele koeien blijkt het fosforgehalte in de melk echter sterk te kunnen variëren. Uit recent onderzoek bij GD blijkt dat het fosforgehalte in de tankmelk op koppelniveau tussen bedrijven eveneens sterk kan verschillen. Meten fosforgehalte in tankmelk Het meten van het fosforgehalte in de tankmelk (op koppelniveau) kan helpen. Door vervolgens in de rantsoenberekening gebruik te maken van het werkelijke fosforgehalte, kunt u samen met de veehouder de koeien beter op de fosfornorm voeren, zonder dat de diergezondheid en melkproductie door een mogelijk fosfortekort in gevaar komt. Drs. ing. Ryan van Egmond, rundveedierenarts
PRRS op driekwart zeugenbedrijven in top 3 van aandoeningen Maar liefst 149 zeugenhouders gaven in augustus gehoor aan de oproep om hun visie op PRRS met GD te delen. Op de vraag ‘Is PRRS een probleem?’ antwoordden 116 varkenshouders -dat is driekwart van de deelnemers- dat PRRS in de top 3 van aandoeningen op hun bedrijf staat. Naar hun mening spelen de PRRS-problemen vooral bij de biggen en de zeugen en iets minder bij de vleesvarkens. De ziekte PRRS heeft volgens ruim 40 procent van de 116 varkenshouders invloed op andere ziekten, of invloed op kosten of bedrijfsresultaten. Van de varkenshouders ervaart 40 procent de inzet van vaccins, als onderdeel van de aanpak, als een probleem. Verder worden de aanpak van PRRS in de eigen bedrijfssituatie en de preventie van insleep van PRRS door ruim 30 procent van de varkenshouders als een probleem ervaren. Informatiebehoefte Varkenshouders zoeken vooral een antwoord op vragen over bedrijfsvoering (risico’s voor insleep of interne ziekteproblemen), maar ook de status van afgeleverde biggen, het aanwezige virustype op het bedrijf en samenwerken met collega’s in een regio scoren redelijk hoog. Mag de ondersteuning in de aanpak van PRRS ook geld kosten? Een groot deel van de varkenshouders heeft hier positief op geantwoord. Bedrijfsdierenarts belangrijkste adviseur Op de vraag wie de belangrijkste adviseur is noemt de overgrote meerderheid de eigen bedrijfsdierenarts (dit werd door 145 varkenshouders aangegeven), die dus met stip op 1 staat. Daarna worden, in afnemende volgorde, de website van GD, Internet, vakbladen, studieclubs en voorlichters genoemd.
GD als partner Volgens 74 procent van de varkenshouder, die de enquête hebben ingevuld, is GD een partner voor de aanpak van PRRS. Drs. Tom Duinhof, varkensdierenarts
Meer weten over bigvitaliteit? Verbeteren van bigvitaliteit is een belangrijk thema in de varkenshouderij. Wat zijn de risicofactoren, hoe draagt management bij aan vitale biggen, wat te doen bij gezondheidsproblemen zoals diarree en hoe kan diagnostiek helpen bij het verbeteren van de bigvitaliteit? GD organiseert eind januari een bijeenkomst met dierenartsen en adviseurs om dit onderwerp te bespreken en zo handvatten voor beter advies te geven. Houd www.gdacademy.nl in de gaten voor de datum en om u aan te melden.
Veterinair, november 2017 -
3
Nieuws en mededelingen Mestputonderzoek op Salmonella spp. bij runderen ook digitaal in te schrijven Mestputmonsters voor kweek op Salmonella spp. kunt u vanaf nu ook digitaal inschrijven in VeeOnline. U kiest na het plakken en scannen van een barcode de materiaalgroep ‘nietdierspecifiek’ en materiaalsoort ‘omgevingsmonster’. Vul bij de identificatie de monsternamelocatie in en kies vervolgens ‘Salmonella kweek, typering’( artikelnummer 11603). Kweek van Salmonella spp. uit een mengmonster uit de mestput op een rundveebedrijf wordt voor twee doelen ingezet: detectie van een salmonella-infectie op het bedrijf en het vaststellen van de serogroep of het serotype van de salmonella-infectie die op het bedrijf een rol speelt. Voor een mengmonster uit een mestput verzamelt u op tien plaatsen een mestmonster. Hiervoor kunt u een ¾ inch PVCbuis gebruiken. Plaats vervolgens een leeg mestmonsterpotje waarin u het mengmonster wilt bereiden op een weegschaal. Breng van ieder mestmonster 3 gram over naar dit potje. Meng het mengmonster intensief en stuur alleen het potje met het mengmonster in. Stuur voor iedere mestput een apart mengmonster in. Het tarief is 35 euro per mengmonster excl. basiskosten en btw.
Veterinair is een uitgave van de Gezondheidsdienst voor Dieren Redactie Carlijn ter Bogt-Kappert, Guillaume Counotte, Linda van Duijn, Theo Geudeke, Sylvia Greijdanus-van der Putten, Helen de Roode, Jeanine Wiegel | Eindredactie Margreet Pasman | Basisontwerp de PLOEG communicatie | Vormgeving Dock35 Marketing Doetinchem | Druk Senefelder Misset Doetinchem | Uitgever GD Deventer | Verschijningsfrequentie 12 keer per jaar | Overname van artikelen is toegestaan na schriftelijke toestemming van GD. ISSN 1388-4042 Postbus 9, 7400 AA Deventer, T. 0900-1770, F. 0570-63 41 04 www.gddiergezondheid.nl, info@gddiergezondheid.nl Voor veterinaire vragen kunt u de Veekijker rechtstreeks bellen op 0900 - 7100 000. Via het keuzemenu kiest u de diersoort waar u informatie over wilt hebben. Voor de verschillende diersoorten gelden andere openingstijden: Rund: 08.30 – 12.00 en 12.45 – 17.00 Rund UGA: 15.00 – 17.00 Kleine Herkauwers: 15.00 – 17.00 Varken: 08.30 – 12.00 en 12.45 – 17.00 Pluimvee: 08.30 – 17.00, spoedgevallen 24/7 Paard (Helpdesk): 15.00 – 17.00 Alle genoemde tarieven zijn exclusief btw en basiskosten.
Samen werken aan diergezondheid
DEC Assistentendag Op 1 december 2017 is de 6e editie van de DEC Assistentendag in Burgers Zoo Arnhem. Jaarlijks wordt deze interessante nascholingsdag georganiseerd, speciaal voor paraveterinairen die werkzaam zijn in de paardenpraktijk. De paraveterinair heeft binnen de paardenpraktijk verschillende taken rondom de veterinaire zorg van het paard. De werkzaamheden zijn zeer divers, uiteenlopend van het inplannen van patiënten, omgaan met de paardeneigenaar tot het ondersteunen van de dierenarts. Het programma van de DEC Assistentendag speelt hier goed op in. Eén van de sprekers is Linda van den Wollenberg, de specialist inwendige paardenziekten van GD. Voor het programma en opgeven: www.proveto.nl/event/dec_assistentendag_2017
Masterclasses Water voor melkveehouders Onder het motto ‘Goed water. Gezonde koeien.’ organiseert GD Academy dit najaar twaalf masterclasses voor melkveehouders. Tijdens deze masterclasses kunnen melkveehouders sparren met deskundigen van GD op het gebied van veedrinkwaterkwaliteit. Sanne Carp - van Dijken of Patty Penterman, beide dierenarts bij GD, zal ingaan op het belang van goed en voldoende drinkwater voor de gezondheid van rundvee. Toine van Erp, zoötechnisch specialist bij GD, vertelt in de tweede helft van de masterclass meer over de technische kant van de watervoorziening. De masterclasses worden gehouden op twaalf locaties in het land, in de maanden oktober, november en december 2017. Meer informatie op www.melkmeesters.nl.
BGP en BBP klaar voor 2018 GD heeft in overleg met de Stichting Geborgde Dierenarts (SGD) een aantal aanpassingen gedaan in het BGP om beter aan te sluiten bij de huidige eisen: • U kunt in een nieuw BGP informatie of korte opmerkingen toevoegen aan de statussen. • Voor de droogstandsevaluatie is in het hoofdstuk weerstand, conform de richtlijnen van de KNMVD, een vrij invulveld toegevoegd. • Het is nu duidelijker dat de actiepunten voortkomen uit de genoemde aandachtspunten. In het BBP is bij het hoofdstuk mastitis de benaming van de drie subhoofdstukken gewijzigd naar eerste tot en met derde gradatie. U kunt dan zelf in het opmerkingenveld de specificatie toevoegen.