Veterinair januari

Page 1

Samen werken aan diergezondheid NIEUWSBRIEF VOOR PRACTICI • JAARGANG 20 • JANUARI 2014

01

Veterinair

Tankmelk Mineralen uitgebreid met koperonderzoek De uitslag van GD Tankmelk Mineralen vertelt vanaf deze maand, behalve over de jodium- en seleniumvoorziening, ook iets over de kopervoorziening bij melkvee. Koper heeft een belangrijke rol bij (melk)koeien en zowel een tekort als een overmaat kan schadelijk zijn. Koper zorgt voor de opname van ijzer en is nodig voor de vorming van collageen, hemoglobine en pigment. Bij een kopertekort kan men dan ook een verminderde ontwikkeling en verdikte kogels (blokvoeten) aantreffen. Koper zorgt ook voor een betere weerstand: het is een onderdeel van het enzym SOD (super-oxide-dismutase) dat zorgt voor het afdoden van bacteriën. Dit maakt dat bij een kopertekort ook verschijnselen als een verminderde conditie, diarree en eventueel verminderde vruchtbaarheid kunnen optreden. Omdat koper ook zit in tyrosinase (het enzym dat de haren kleur geeft) kan een tekort tevens zorgen voor een doffe haarkleur en soms een zogenaamde ‘koperbril’. Koper is ook toxisch: het beschadigt celmembranen. Daarom is het meeste koper in de lever opgeslagen in de vorm van metallothioninen. Het dier probeert het gehalte in serum rede-

lijk stabiel te houden; een overmaat van koper wordt uitgescheiden via mest. Wil men de status (voorraad) van koper in een koe meten, dan kan dat eigenlijk alleen goed met een leverbiopt. Een redelijk alternatief is het meten van serum van 4 tot 6 dieren: wanneer alle dieren boven de 7,5 µmol/L zitten (liefst rond de 10 µmol/L) is het goed. Koper in melk is een afspiegeling van serum. Met de bepaling van koper in tankmelk wordt het mogelijk een goede indruk te krijgen van de actuele koperopname bij een koppel melkvee. De grens van een overmaat koper is op dit moment nog niet goed vast te stellen voor koper in tankmelk. Daarom zal alleen een tekort in opname van koper (voorziening) worden aangegeven bij de uitslagen van GD Tankmelk Mineralen. Dr. Guillaume Counotte, veterinair toxicoloog

Paard met afwijkende neusbloeding Een paard werd voor sectie aangeboden met de anamnese dat het tijdens het uitladen voor een wedstrijd is overleden. Het dier was ter aarde gestort; bloed stroomde pulserend uit de neus en het was gelijk dood. Differentieel diagnostisch wordt bij een bloedneus, die overigens zeer zelden pulserend en meestal niet letaal verloopt, terecht vooral gedacht aan een bloeding uit het zeefbeen (progressief ethmoïdaal haematoom), een bloeding vanuit een (ontstoken) luchtzak of aan een longbloeding. Sectie van dit paard toonde grote gestolde bloedophopingen in de overigens gave luchtzakken en in de trachea waarvan het lumen volledig werd afgesloten door het omvangrijke haematoom. Ook de gehele hersenen en het eerste

gedeelte van het cervicale ruggenmerg waren omgeven door een dikke laag gestold bloed. Een nadere inspectie van de schedel toonde in het dak een grote overdwarse scheur, terwijl de schedelbasis in diverse fragmenten was gefractureerd. De huid op de schedel en de directe omgeving was niet beschadigd. De sectiebevindingen stroken met de anamnese waarin gesproken wordt van een pulserende (arteriële) bloeding en een snel dodelijk verloop. De oorzaak voor de schedel(basis) fractuur blijft onopgehelderd. Drs. Thijs Roumen, veterinair patholoog

Storingsnummer VeeOnline

Speciaal voor dierenartsen heeft de GD een storingsnummer voor VeeOnline dat u ook kunt bellen buiten werktijden. Als u technische problemen ervaart kunt u bellen met 0570-660303. Het storingsnummer is op werkdagen bereikbaar tussen 7:00 uur en 21:00 uur en op zaterdag tussen 08:00 en 17:00 uur. Dit nummer is speciaal voor storingen, heeft u andere vragen? Dan kunt u tijdens werktijden bellen met 0900-1770, wij helpen u dan graag. GD Veterinair | januari 2014 |

1


Dr. Theo Geudeke Varkensdierenarts

Vergelijking CAE- en zwoegerziektetesten De Elitest die de GD gebruikt voor zwoegerziekte en CAE geeft nog steeds de beste en meest betrouwbare resultaten, zo blijkt uit een recente testvergelijking met vier andere belangrijke testen voor zwoegerziekte en CAE. De prestaties van de test in het laboratorium laten bovendien zien dat de testeigenschappen door de jaren heen stabiel zijn geweest.

Monitor vs. diagnostiek: een paradox? Sectieonderzoek is een belangrijk hulpmiddel in de diagnostiek. Doordat het arbeidsintensief is en er vaak veel vervolgonderzoeken uit voortvloeien, is het ook kostbaar. Dat is op zich al een aansporing om uitsluitend relevant en representatief materiaal in te zenden, geselecteerd door de expert bij uitstek op dit terrein: de practicus. Gelukkig betalen de sector en het ministerie van Economische Zaken 60 - 75% van de kosten van sectieonderzoek waardoor het voor de inzender ook financieel aantrekkelijk blijft. De achtergrond van die financiering is dat de informatie tevens wordt benut voor de monitoring van de gezondheid van de Nederlandse veestapel. Hier dreigt een spagaat, want de twee financiers van sectieonderzoek (individuele inzender & sector/overheid) vragen om verschillende invalshoeken: de diagnostiek op bedrijfsniveau versus de monitoring op sectorniveau. Dat lijkt een paradox, maar dat is het zelden. De verzameling van individuele diagnoses resulteert immers in een overzicht voor de sector. Maar soms is extra diagnostische informatie uit de sectie-inzending gewenst, zoals een subtypering van een pathogeen. Dat kan, maar als die extra onderzoeken geen directe informatie opleveren voor de monitor, dan staat daar ook een aanvullende nota tegenover. À propos vervolgonderzoek: sinds kort stuurt de GD bij secties van varkens, tegelijkertijd met de eerste voorlopige uitslag, een e-mail waarin staat vermeld welke vervolgonderzoeken op stapel staan. Dat biedt u als inzender een extra mogelijkheid om in een vroeg stadium te anticiperen, bijvoorbeeld door te bellen met de Veekijker of de afdeling pathologie. Alles gericht op het beter benutten van de kostbare informatie ten behoeve van de diagnostiek. Én de monitor.

2

De Elitest is in 1999 gevalideerd en vergeleken met andere toen beschikbare testen. Eind 2013 is de GD opnieuw op zoek gegaan naar de beste test, waarbij opnieuw ook de prijs-kwaliteitverhouding van de verschillende testen is meegenomen. De vijf testen zijn toegepast op ruim 800 positieve en negatieve monsters. De uitslagen van de verschillende testen zijn vergeleken met die van de huidige agar gel immunodiffusietest. Twee testen vielen op basis hiervan af: ze lieten een aanzienlijk lagere gevoeligheid zien voor het testen van zwoeger-seropositieve schapen. Van de drie overgebleven testen bleek één test minder robuust en herhaalbaar. Verder leek de detectielimiet van twee testen dusdanig hoog te liggen (er moeten veel afweerstoffen aanwezig zijn, wil de test ze vinden) dat dit problemen zou kunnen opleveren bij het testen van gepoolde monsters. De Elitest die de GD gebruikt bleek het meest specifiek en gevoelig. De test is bovendien voldoende herhaalbaar en robuust en heeft een lage detectiegrens. Alhoewel er een zeer goede andere test op de markt is, komt deze op basis van de kosten en de waarschijnlijk beperkte poolbaarheid niet als beste uit de testvergelijking. De Elitest wordt gebruikt in de certificeringsprogramma’s voor zwoegerziekte en CAE van de GD. Er worden in Nederland goedkopere, maar minder betrouwbare testen aangeboden, onder andere in certificeringsprogramma’s. Met deze testen worden seropositieve dieren niet of later opgemerkt. De Elitest die de GD inzet zorgt voor een snelle ontdekking van mogelijke besmettingen, zodat alert kan worden gereageerd en ernstige gevolgen kunnen worden voorkomen. Dr. Karianne Lievaart-Peterson, dierenarts kleine herkauwers

BVDV antigeen ELISA in oorbiopten Voor het opsporen van BVD-virusdragers zijn diverse mogelijkheden beschikbaar, waarbij het gebruik van oorbiopten van pasgeboren kalveren de laatste tijd toeneemt. De oorbiopttest kent een aantal voordelen en heeft een relatieve sensitiviteit van 100% in vergelijking met de traditionele test in serum. De biopten worden getest met de BVDV antigeen ELISA. Deze test is RvA geaccrediteerd. Voordeel van het gebruik van oorbiopten is dat de test direct na de geboorte van het kalf gedaan kan worden. Er wordt immers weefsel getest, geen bloed, dus de antigeendetectietest wordt niet geremd door de aanwezigheid van maternale antilichamen. Bovendien is het monster gemakkelijk beschikbaar doordat gebruik gemaakt wordt van het stukje oor dat uit het oor geponst wordt bij het aanbrengen van het oormerk door de veehouder. Uit onderzoek van onder andere de GD blijkt dat de gevoeligheid van de oorbiopttest bij heel jonge dieren 100% is. De specificiteit is 99.6-99.9%: dat wil zeggen dat er incidenteel een positieve bevinding is in oorbiopten die niet bevestigd wordt bij bloedonderzoek na 1 maand. Dit betekent waarschijnlijk dat dit een transiënte infectie is geweest. De kans op zo’n infectie neemt toe naarmate het langer duurt voor het biopt genomen wordt. Het is dus het beste een oorbiopt zo snel mogelijk na de geboorte te nemen en zo snel mogelijk op te sturen. Dit ook om een eventuele drager zo min mogelijk kans te geven het virus op het bedrijf te verspreiden. Dr. Jet Mars, rundveedierenarts


Diagnose Mycoplasma bovis artritis bij melkvee Afgelopen jaar was een toename te zien in het aantal bedrijven met door Mycoplasma veroorzaakte artritis; op meer dan twintig bedrijven is een uitbraak vastgesteld. In alle gevallen werd Mycoplasma bovis aangetoond. Vóór 2013 werd Mycoplasma-artritis slechts per incidentie bij 1 - 2 koeien op een bedrijf vastgesteld. Op de meeste bedrijven met een uitbraak ging het om 5 – 10% van de melkkoeien binnen 1 - 1,5 maand. De artritis was zeldzaam ernstig van aard en openbaarde zich vooral aan het voorbeen. Na twee maanden was het probleem weer verdwenen, echter op een enkel bedrijf werden één of enkele nieuwe gevallen gezien. Om een verdenking van door Mycoplasma veroorzaakte artritis te bevestigen of uit te sluiten biedt de GD twee diagnostische onderzoeken: • Gewrichtspunctie en PCR of kweek Het nemen van een gewrichtspunctie is niet altijd eenvoudig, onder andere omdat het rund de punctie niet altijd toestaat (pijnlijk). Het is van groot belang om de punctie uiterst steriel te nemen. Voor de diagnostiek kan worden gekozen uit kweek of PCR. De PCR-test op M. bovis heeft een hogere sensitiviteit dan kweek, bovendien is de uitslag snel beschikbaar (binnen 1 - 2 werk­ dagen). Mycoplasmakweek duurt tien werkdagen, maar biedt meer mogelijkheden tot nadere typering. Wanneer M. bovis wordt aangetoond is de prognose, vanwege de moeilijke bereikbaarheid van

de kiem, slecht. Een eventuele therapie moet goed afgewogen en besproken worden, ook vanwege het risico op spreiding. Dat risico moet nog nader onderzocht worden. • Serologisch onderzoek van vijf dieren met typische klachten Een andere mogelijkheid voor het bevestigen van de diagnose mycoplasmose is het doen van serologisch onderzoek bij vijf dieren met typische klachten. Uit een pilot-onderzoek van de GD op bedrijven met artritisproblemen, bleek serologie bij meer dan twee van de vijf onderzochte dieren mycoplasma aan te tonen (≥ +++). Serologie heeft dus een zeer goede aanvullende waarde voor het stellen van de bedrijfsdiagnose Mycoplasma-artritis. Let op: in geval van Mycoplasma-mastitis is de diagnostiek en de aanpak vooralsnog afwijkend en vooral gebaseerd op bacterio­ logisch onderzoek van de melk. Dr. Menno Holzhauer, specialist rundergezondheidszorg

Adviezen ILT regio Someren Vanaf juni 2013 zijn er geregeld ILT-uitbraken gemeld bij de GD. De meeste uitbraken werden gemeld in de regio Someren. Omdat de problemen ten gevolge van de uitbraken eerder toe- dan afnamen, is op maandag 9 december 2013 in Someren op initiatief van de GD en de Veterinaire Monitoring Pluimvee een vergadering georganiseerd met dierenartsen die in de regio Someren pluimveebedrijven begeleiden. Tijdens de vergadering zijn adviezen opgesteld om de infectiedruk met ILT-virus in de regio Someren te verminderen en om insleep van ILT-virus op pluimveebedrijven te voorkomen. Pluimveehouders met vleeskuikens werden geadviseerd om gedurende 2 rondes (of meer rondes als dat nodig blijkt te zijn): • Met hun directe buurtcollega's met vleeskuikens af te spreken om gezamenlijk op te zetten na een langere periode van leegstand dan gewoonlijk wordt gehanteerd. •A lle dieren in één keer af te leveren voor de slacht (dus niet tussentijds uit te laden). Pluimveehouders met opfokleghennen / slachtkuikenouderdieren werden geadviseerd om: •A lleen te vaccineren via een zorgvuldig toegediende oogdruppel, conform de registratiebeschikking van de vaccins. De eerste vaccinatie kan plaatsvinden tussen 4 en 6 weken leeftijd, de tweede vaccinatie tussen 12 en 16 weken leeftijd. •G evaccineerde dieren niet binnen 4 weken na ILT-vaccinatie over te plaatsen naar een meerleeftijdenbedrijf. Alle pluimveehouders werden geadviseerd om: •G ezamenlijk afspraken te maken over routes die vrachtwagens moeten nemen als ze van bedrijven afkomen, waarbij het belangrijk is dat de lading afgedekt is. • T e vermijden dat pluimveemest over het land wordt uitgereden, zodat verspreiding van ILT-virus van de ene naar de andere regio wordt voorkomen.

•B ezoeken aan het bedrijf tot een minimum te beperken. •B ezoekers strikte hygiënemaatregelen op te leggen: douchen bij het ingaan van de stallen of, als dat absoluut niet kan, tenminste de handen wassen en bedrijfskleding dragen. • Stalgebonden kleding/schoeisel te gebruiken. • Na afvoer van de dieren ook alle mest en kadavers zo snel mogelijk af te voeren. Meer informatie over de gegeven adviezen kan worden ingewonnen bij de dierenarts en de GD. Met nadruk wijzen wij nog op het belang van het blijven melden van ziekten als ILT bij de GD. Zo houden we elkaar en de sector op de hoogte van problemen in bepaalde gebieden en kan beter worden geadviseerd over de aanpak hiervan. Drs. Gert Jan Boelm, pluimveedierenarts

Klinische Avonden Paard Op 25 en 26 februari organiseren de GD, PAVO en Virbac weer de Klinische Avonden Paard. De avonden vinden plaats bij Stal van der Vleuten in Asten (25 februari) en op het KWPN-centrum in Ermelo (26 februari). Het beloven interactieve bijeenkomsten te worden waarbij er niet alleen ruimte is voor vakinhoudelijke onderwerpen, maar ook voor ondernemerschap. Bovendien is er de gelegenheid tot het bezichtigen van het gastbedrijf en/ of het bijwonen van een demonstratie. Meer informatie en aanmelden: www.gddeventer.com GD Veterinair | januari 2014 |

3


Nieuws en mededelingen Bezorgdheid om PED en wat te doen bij een verdenking PED (Porcine Epidemic Diarrhoea) zorgt op dit moment voor grote problemen in de Verenigde Staten. Er is sprake van een Aziatische variant van het virus, dat zich sinds enkele maanden snel verspreidt over meerdere staten. De infectie kenmerkt zich door ernstige diarree bij alle leeftijden; dit zorgt vooral bij zuigende en gespeende biggen voor veel uitval. Er bestaat geen vaccin en geen therapie tegen deze infectie. Palliatieve zorg is het enige dat mogelijk is: vochtvoorziening en pijnstilling. Er wordt in de VS hard gewerkt aan het ontwikkelen van diagnostiek. In Nederland is diagnostiek voor PED niet direct beschikbaar. Wij verzoeken u daarom dringend bij een verdenking van een PED-uitbraak eerst contact op te nemen met de Veekijker Varken (0900-7100000) om het inzenden van mest of kadavers van te voren af te stemmen. Dan kunnen wij de nodige maatregelen voor het doorsturen van materiaal nemen.

Dutch Bovine Conference 2014 Het programma van Dutch Bovine Conference (DBC) is definitief en te vinden op www.dutchbovineconference.nl. De congresdag (woensdag 12 februari in Apeldoorn) is veelbelovend met actuele onderwerpen over duurzaamheid, bedrijfsbegeleiding en ligboxbedekking, maar ook uiergezondheid, voeding, preventieve diergezondheid en modern design van stallen zijn onderwerpen die de revue passeren. Op donderdag 13 februari staat de DBC Praktijkdag op de agenda. Naast de Boehringer Ingelheim, MSD Animal Health en de Sloten Groep is de GD één van de ‘Platinum Partners’ van DBC.

Redactie Guillaume Counotte Linda van Duijn Theo Geudeke Catholine Koster Helen de Roode Thijs Roumen Christiaan ter Veen Erik de Vries ISSN 1388-4042 Overname van artikelen is toegestaan na schriftelijke toestemming van de GD.

Prepress en productiecoördinatie Senefelder Misset Doetinchem Basisontwerp de PLOEG communicatie Vormgeving X-Media Solutions Doetinchem Drukwerk Senefelder Misset Doetinchem Uitgever GD Deventer Verschijningsfrequentie 12 keer per jaar

Postbus 9, 7400 AA Deventer T. 0900-1770, F. 0570-63 41 04 Voor veterinaire vragen: GD Veekijker, T. 0900-7100 000 www.gddeventer.com, info@gddeventer.com Alle genoemde tarieven zijn exclusief btw en basiskosten. Samen werken aan diergezondheid

Resultaten internationaal onderzoek BNP In 2011 heeft de GD in samenwerking met de Faculteit Diergeneeskunde in Utrecht meegewerkt aan een internationaal onderzoek naar Bovine Neonatale Pancytopenie (BNP). Naast Nederland hebben België, Frankrijk, Duitsland en Groot Brittannië meegewerkt aan het onderzoek. Het artikel “Calf-Level Factors Associated with Bovine Neonatal Pancytopenia: A Multi-Country Case-Control Study” is gepubliceerd in het online tijdschrift PLOS ONE en is te vinden via: http://dx.plos.org/10.1371/journal.pone.0080619

Masterclasses en studiegroepen BVD & IBR In november en december 2013 zijn er door het hele land masterclasses over BVD en IBR gehouden. Er kan terug worden gekeken op een succesvolle serie bijeenkomsten, waarbij veel melkveehouders na afloop aangaven graag te willen weten hoe het zit met IBR en BVD op hun bedrijf. Uit de evaluaties bleek ook dat men BVD en IBR lastige infectieziekten vindt die zich moeilijk laten duiden. Als praktisch vervolg op de masterclasses worden er in februari 2014 door het hele land studiegroepen gehouden. Hierbij gaan melkveehouders in groepen van 8-12 personen met een GD-buitendienstmedewerker op een gastbedrijf verder met hetgeen op de masterclasses besproken is. Wanneer er binnen uw praktijk ook veel belangstelling is voor BVD en/of IBR dan kan de GD u daarbij ondersteunen met een boerenlezing of een DAP-gerichte aanpak. Neem voor meer informatie contact op met uw relatiebeheerder.

Extra vragen BVD Eind januari worden de facturen voor het eerste kwartaal van 2014 verstuurd naar klanten van GD. Melkveehouders die geen BVD-abonnement hebben bij de GD, krijgen als bijlage bij de factuur informatie over BVD en de GD BVD QuickScan. Het kan dus voorkomen dat melkveehouders u in die periode benaderen met (extra) vragen over BVD of de GD BVD QuickScan.

CDM flankerend onderzoek bij 200 bedrijven FrieslandCampina maakt gebruik van CDM (continue gezondheidsmonitor) om de diergezondheid op melkveebedrijven te monitoren. De GD voert in opdracht van FrieslandCampina de validatie van dit systeem uit. Dit houdt onder andere in dat 200 bedrijven door een dierenarts bezocht worden om de gezondheid van de veestapel te beoordelen. Ongeveer 400 geselecteerde veehouders ontvangen in februari een brief van FrieslandCampina waarin hun medewerking wordt gevraagd. Ook in uw praktijk kunnen een aantal veehouders benaderd worden. Mocht u naar aanleiding van dit bericht vragen hebben dan kunt u contact opnemen met Heleen Worm: h.worm@gddeventer.com.


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.