Veterinair januari 2024

Page 1

VOOROP IN DIERGEZONDHEID NIEUWSBRIEF VOOR PRACTICI • JAARGANG 30 • NUMMER 1 • JANUARI 2024

Veterinair BTV-3 op rundveebedrijven in Nederland: het effect op melkproductie en sterfte

Monitoring Brucella melitensis

Gedurende de BTV-3 uitbraak in 2023 werd door rundveehouders melding gemaakt van ernstige klinische verschijnselen, een sterke productiedaling en een verhoogde sterfte door blauwtong. Vanuit de diergezondheidsmonitoring rundvee is een eerste analyse van het effect van BTV-3 op melkproductie en sterfte uitgevoerd.

Alle ontvangen bloedmonsters voor onderzoek op Brucella melitensis over het jaar 2023 zijn negatief bevonden. Hiermee voldoet Nederland aan de Europese vordering en behoudt de vrijstatus. GD en de opdrachtgevers willen alle dierenartsen die zich hiervoor hebben ingezet bedanken.

Bij alle groepen bedrijven, waarvan de diergezondheid in meer of mindere mate beïnvloed werd door BTV-3, daalde de melkproductie per koe per dag (zie figuur 1: groen: bedrijf in meldingsvrij gebied, geel – donkerrood: bedrijf heeft zelf gemeld, is gelegen in een regio met bepaald percentage gemelde Figuurniet BTV-3 (pagina maar 1 Veterinair) bedrijven, paars: bedrijf zelf gemeld).

De aansturing voor 2024 is inmiddels verstuurd en hiervoor hopen wij weer op uw medewerking. Daarnaast krijgen geselecteerde houders ook dit jaar de mogelijkheid om éénmalig kosteloos gebruik te maken van het abortuspakket schaap geit. Houders hebben hiervoor een monsternamepakket ontvangen.

De Veekijker: voor alle veterinaire vragen Figuur 1: Het verschil in melkproductie (kg) per koe per dag in 2023 ten opzichte van 2020-2022 weergegeven per rollende vierwekelijks gemiddelde voor zes verschillende groepen van melkvee­ bedrijven ingedeeld op basis van BTV-3 infectiedruk. Figuur Vitamine D (pagina 2 Veterinair)

De grootste daling was zichtbaar op bedrijven die melding van kliniek hebben gedaan bij de NVWA. Op deze bedrijven was de melkproductie gedurende negen weken vanaf het moment van melden gemiddeld bijna een kilo per koe per dag gedaald ten opzichte van dezelfde periode in voorgaande jaren (2020-2022). De sterfte leek qua locatie en tijd overeen te komen met de BTV-3-infectie, met de hoogste toename in sterfte bij volwassen runderen (>2 jaar) op melkveebedrijven. De sterfte was gedurende langere tijd verhoogd op zowel bedrijven in besmet gebied die niet gemeld hebben (tot 1,5 keer hoger in dan in 2020-2022), als op bedrijven die melding hebben gedaan van kliniek (tot bijna 3,5 keer meer sterfte dan in 2020-2022). In de komende maanden vindt nader onderzoek plaats om duiding te geven aan deze resultaten en deze te corrigeren voor andere factoren die mogelijk een invloed hebben gehad zoals het weer, regionale verschillen en trends in de tijd. dr. ir. Inge Santman-Berends, drs. Katrien van den Brink, dr. Jet Mars, drs. Judith de Jong en prof. Gerdien van Schaik

Voor veterinaire vragen is de Veekijker rechtstreeks te bereiken op 088 20 25 555. Via een keuze­menu kiest u de diersoort waar u informatie over wilt hebben. Voor de verschillende dier­soorten gelden andere openingstijden: Rund: 08.30 – 12.00 uur en 12.45 – 17.00 uur Rund uiergezondheid: 15.00 – 17.00 uur Kleine Herkauwers: 15.00 – 17.00 uur Varken: 08.30 – 12.00 uur en 12.45 – 17.00 uur Pluimvee: 08.30 – 17.00 uur, spoedgevallen 24/7 Paard (Helpdesk): alleen voor infectieuze aan­doeningen 15.00 – 17.00 uur

Veterinair, januari 2024 - 1


Ynte Schukken COO Royal GD

Koppelproblematiek en sectieresultaten Deze keer een exemplarische casus uit de dagelijkse praktijk van de sectiezaal. Twee gespeende biggen werden ingezonden, met als aanleiding uitval en diarree kort na spenen. De inzender vroeg hierbij om typering en bewaring van eventuele streptokokken, en vermeldde behandeling met trimethoprim/sulfonamide.

Samen is meer mogelijk Samen met PathoSense introduceert GD een nieuwe diagnostische techniek die breed ingezet kan worden ter ondersteuning van de klinische besluitvorming in de diergeneeskunde. Hiermee zetten we in op de volgende generatie diagnostiek die vanuit de wetenschap steeds dichter bij de praktijk komt te staan. Naast het meer routinematig sequencen van micro-organismen en de clusteranalyses voegen we deze brede screening op pathogenen toe. Een hele mooie ontwikkeling. Met het beschikbaar komen van deze diagnostiek wordt de klinische kennis en de moleculair epidemiologische input van de behandelend dierenarts steeds belangrijker. Welke dieren kiezen we uit om diagnostiek op te doen, wanneer bemonsteren we de dieren, welke monsters worden ingestuurd, welke stammen willen we gaan sequencen, welke stammen willen we vergelijken en hoe interpreteren we alle data in het licht van de klinische observaties. Vragen die belangrijk en relevant zijn om de goede dingen te doen met deze diagnostiek. Volgende stap Samen met Veekijker-dierenartsen en specialisten van GD is het een mooie uitdaging om deze technieken te gebruiken om de klinische beelden beter te kunnen interpreteren en om relevante interventies te kunnen plegen om gezondheid en welzijn van de dieren die aan ons toevertrouwd worden weer verder te verbeteren.

Beide dieren waren in matige conditie en hadden necrose van de oorschelpen. Dier één had een fibrinopurulente peritonitis. Dier twee had uitgebreide ontsteking rond de ondersnijtanden, chronische pleuritis en pericarditis, en chronische peritonitis. De darminhoud van beide dieren was slap. Bacteriologisch onderzoek wees op een normale darmflora, maar via PCR werden wel de E. coli virulentiefactoren F4, STX2e en F18 aangetoond. PCR voor Glaesserella parasuis uit de pericarditis was negatief. Uit de neuzen werden Pasteurella multocida en Bordetella bronchiseptica gekweekt. Bordetella bronchiseptica werd ook in de longen van dier twee aangetoond. In de peritonitis en ook in de milt werd Trueperella pyogenes aangetoond. Kweek uit de pericarditis verliep negatief, evenals kweekjes van de hersenen(vliezen). Histologisch zagen we bacteriën in het bloed en een ontstekingsreactie in de wandjes van de longblaasjes, passend bij sepsis, en bij dier twee een bronchopneumonie. In de darmen werden geen ontstekingsverschijnselen gezien. Het betreft hier dus een onderzoek van dieren met op meerdere plaatsen chronische ontstekingen en infecties. Het is de vraag welke kiemen een primaire etiologische rol hebben gespeeld, en welke laesies een porte d’entrée zijn geweest. Dankzij de informatie van de inzender weten we dat behandeld is met antibiotica, wat, naast de chroniciteit, een reden kan zijn dat sommige bacteriën niet werden aangetoond, en andere wel (Trueperella). We worden van zo’n inzending zeker wat wijzer. Voor verdere dossieropbouw rond het bedrijfsprobleem kan het echter nodig zijn om ook acute-fase-representanten in te zenden voor sectie. Een goede inzending van drie goed geselecteerde, onbehandelde, geëuthanaseerde dieren kan dan behoorlijk lonend zijn. Figuur BTV-3 (pagina 1 Veterinair)

dr. Sjoerd Klarenbeek, veterinair patholoog

Vitamine D Vitamine D is belangrijk voor de botstofwisseling, de regulatie van de calcium- en fosfaathuishouding en de functie van het afweersysteem. Meer inzicht in de vitamine D-voorziening kan worden verkregen door bloedmonsters te onderzoeken op 25-hydroxyvitamine D, de belangrijkste circulerende vorm van de vitamine. Vitamine D kan via het rantsoen worden opgenomen, of in de huid worden aangemaakt onder invloed van zonlicht. Als koeien binnen worden gehouden, zijn zij voor hun vitamine D-voorziening grotendeels afhankelijk van supplementatie via het rantsoen. Onderzoek laat zien, dat er tussen bedrijven grote verschillen optreden in de vitamine D-concentraties in het bloed van de dieren. In onderstaande figuur wordt dit geïllustreerd aan de hand van de vitamine D-concentraties van droogstaande koeien van 15 Figuur Vitamine D (pagina 2 Veterinair) willekeurige bedrijven die tijdens een voorjaarsperiode werden bemonsterd. Figuur 1: Concentratie 25-hydroxyvitamine D in serum van droogstaande koeien (n=66) van 15 wille­keurige melkveebedrijven, waarbij per bedrijf steeds vier of vijf dieren werden bemonsterd.

Een ingewikkelde, uitdagende, maar prachtige volgende stap in ons vakgebied. dr. Saskia van der Drift, onderzoeker R&D drs. Ant Koopmans, specialisatie voeding en gezondheid

2

SCAN DE QR VOOR MEER INFORMATIE


Intensieve monitoring HPAI Voor hoogpathogene AI-uitbraken bij bedrijven binnen pluimveedichte gebieden heeft het ministerie van LNV in plaats van preventieve ruimingen in de 1-kilometerzone, de intensieve monitoring via kadaverbemonstering en telefonische screening ingesteld. Deze kadaverbemonstering en telefonische screening vinden plaats op alle bedrijven die zich binnen de 3-kilometerzone bevinden. De kadaverbemonstering wordt uitgevoerd door GD middels PCR-swabs genomen bij gestorven dieren van de trachea en de cloaca. Van bedrijven binnen de 1-kilometerzone, worden hiervoor dagelijks maximaal vijf gestorven dieren per bedrijf opgehaald en naar GD gebracht, zonder dat de ophaaldienst het erf van het bedrijf betreedt. Van bedrijven die binnen de 3-kilometerzone vallen, wordt de uitval om de dag opgehaald en bemonsterd. De kadaverbemonstering wordt gedurende tien dagen na de uitbraak uitgevoerd. Voor al deze bedrijven geldt dat ze daarnaast dagelijks gedurende veertien dagen telefonisch gescreend worden. De combinatie van kadaverbemonstering en telefonische screening heeft als doel eventuele verspreiding op te sporen zodat het preventieve ruimen van bedrijven binnen de 1-kilometerzone niet meer nodig is en dat eventuele infecties binnen de 3-kilometerzone snel worden opgespoord en aangepakt. In de pluimveearme gebieden werd al langer niet meer preventief geruimd. Afhankelijk van de situatie kan de overheid kiezen voor intensieve screening, waarbij in principe geen kadaverbemonstering wordt toegepast, maar alle bedrijven binnen de 3-kilometerzone veertien dagen lang telefonisch gescreend worden. Mirthe de Wit MSc, dierenarts pluimvee

PPS-onderzoek naar Streptococcus suis Streptococcus suis blijft een belangrijk probleem in de varkenshouderij. In Nederland is vooral serotype 9 belangrijk. GD is in de afgelopen jaren betrokken geweest bij een Publiek-Privaat Samenwerkingsproject (PPS) met WBVR als trekker en een groot aantal deelnemers waaronder MSD Animal Health, Topigs Norsvin, Vion, Trouw Nutrition, BioChek, De Varkenspraktijk en Amsterdam UMC. Er was uit een eerder PPS-project bekend dat serotype 9-stammen die in Nederland belangrijke veroorzakers zijn van ziekte, een specifieke groep vormen binnen de totale serotype 9-populatie. Hiervoor is een specifieke PCR ontwikkeld die pathogene serotype 9 kan aantonen. Binnen het huidige PPS-onderzoek werd deze PCR en een generieke serotype 9-PCR gebruikt om het vóórkomen van pathogene en niet-pathogene serotype 9 S. suis op Nederlandse vermeerderingsbedrijven vast te stellen. Hiervoor bezocht GD twintig bedrijven om per bedrijf van honderd biggen tonsilswabmonsters te nemen. Daarnaast werden diverse bedrijfskenmerken genoteerd. De monsters en data zijn geanalyseerd door WBVR. Op alle bedrijven bleek generiek serotype 9 voor te komen bij bijna alle bemonsterde dieren (mediaan 96 procent). Gelukkig was de situatie voor pathogene serotype 9 iets beter. Op twee van de 20 bedrijven werd deze bacterie niet aangetroffen en op zeven bedrijven was de prevalentie onder de 20 procent. Verder was op vier bedrijven de prevalentie tussen 20 en 50 procent en op zeven bedrijven boven 50 procent. De mediaan lag op 27 procent. Het was moeilijk om concrete riscofactoren aan te wijzen die van invloed zijn op de aanwezigheid van pathogene S. suis op een bedrijf. Bedrijven met lage prevalentie bleken vaker bepaalde managementmaatregelen toe te passen, zoals het spenen op grootte en het direct isoleren van zieke biggen. Hoewel bedrijven met een hogere prevalentie iets vaker recent S. suis diagnostiek hadden uitgevoerd of autovaccineren, kon de prevalentie van pathogene serotype 9 op een bedrijf niet direct gerelateerd worden aan de mate van de kliniek zoals die door de veehouder beschreven werd. Op bedrijven zonder pathogene 9 werd namelijk óók kliniek waargenomen. Waarschijnlijk spelen hier andere pathogene serotypen een rol. Serotype 9 is een belangrijke speler, maar heeft het rijk niet alleen.

Invloed boxmaten op klauwgezondheid Goede klauwgezondheid gaat uit van een optimale kwaliteit van klauwhoorn in combinatie met een juiste belasting. Het kwaliteit van de klauwhoorn wordt vooral beïnvloed door erfelijke aanleg (fokkerij) en voeding. De klauwbelasting is afhankelijk van de huisvesting. Onder goede huisvesting wordt verstaan, voor zover het huisvesting met ligboxen betreft; een ligplaats met de juiste afmetingen voor ieder dier. Die afmetingen zijn voor MRY en Jersey runderen anders dan voor de huidige HF of Montbéliarde koeien. Past de boxafmeting bij de dieren, dan gaan zij tijdens een rustmoment liggen. Dit zorgt ervoor dat het mestcontact met de klauwen minimaal is, waardoor de klauwomgeving schoner en droger, én het risico op infecties lager is. Koe Comfort Index De meest gebruikte parameter voor goede huisvesting is de zogenaamde “Koe Comfort Index” (KCI). Dit is een afspiegeling van het aantal dieren dat in de ligbox staat op een rustmoment. Dit rustmoment kan een paar uur vóór of na de ochtend- of avondmelking zijn. De KCI moet dan kleiner dan 15 procent zijn. Staat een te hoog percentage koeien op een rustmoment, dan geeft dit aan dat de boxafmeting niet goed bij de koeien past (te krappe boxen), met overmatige belasting van de klauwlederhuid en uiteindelijk meer kans op kneuzing of minder kans op herstel van de belasting en meer klauwproblemen tot gevolg. dr. Menno Holzhauer, Specialist Rundergezondheid

SCAN DE QR VOOR MEER INFORMATIE OVER DE JUISTE BOXMATEN

Veterinair, januari 2024 - 3


Nieuws en mededelingen Worminfecties Bij de voorbereiding op het komende weideseizoen komen de uitslagen van Worminfecties Tankmelk van 2023 goed van pas. Zijn er veel antistoffen tegen maagdarm-of longwormen aangetoond, dan is het goed om met de veehouder te bespreken of bij de beweiding van het jongvee winst te behalen is. Veel antistoffen bij de koeien wijzen er vaak op dat de weerstandsopbouw bij het jongvee onvoldoende was, maar kan ook veroorzaakt worden door een hele hoge infectiedruk bij de koeien zelf. Bij maagdarmwormen is een kruisreactie op aanwezigheid van leverbot ook een mogelijkheid. Om het jongvee een goede weerstand op te laten bouwen is een lichte worminfectie met zowel maagdarm- als longwormen gewenst. Vaccinatie tegen longworm kan op sommige bedrijven een goed hulpmiddel zijn. Tijdens het komende weideseizoen kunt u via mestonderzoek, of later in het seizoen bloedonderzoek, de noodzaak voor behandelen van jongvee tegen maagdarmwormen onderzoeken. Voor longworm is vooral controle op hoesten van belang.

Project equine coronavirus De UKP en GD werken samen om Equine coronavirus (ECoV) infecties bij paarden in Nederland te onderzoeken, met als doel bij te dragen aan wetenschappelijk inzicht en dierenartsen te ondersteunen bij diagnose en controle. Heeft u een verdachte casus (een individueel paard of een uitbraak onder meerdere dieren), vraag dan de ECoV PCR (los onderzoek) of het diarreepakket aan en stuur direct een extra serummonster mee (zonder diagnostiek aan te kruisen hiervoor). Als inderdaad ECoV wordt vastgesteld wordt het serummonster ook onderzocht en is voorzien in een vergoeding voor de initiële diagnostiek. De vervolgdiagnostiek is gratis. Het onderzoek beslaat vervolgens een periode van zestien dagen waarin gevraagd wordt klinische gegevens van de paarden te noteren en met regelmaat monsters te nemen, maar verandert de behandeling van de paarden niet. Veterinair is een uitgave van Royal GD Redactie: Marian Aalberts, Tara de Haan, Daphne de Leeuw, Katrien van den Brink, Annemieke Medema, Klaas Peperkamp Eind­redactie: Jessica Fiks Vormgeving: Dock35 Media Druk: Senefelder Misset Doetinchem B.V. Uitgever: GD Overname van artikelen is toegestaan na schriftelijke toestemming van GD.

U kunt over dit onderzoek informatie inwinnen bij de UKP (Hannah Smit, s.i.o. inwendige ziekten paard) of de afdeling paard van GD.

Nieuw overzicht abonnementen Krijg direct inzicht in de gezondheidsstatus van melkveebedrijven met het nieuwe ‘Overzicht Tankmelkabonnementen’ op VeeOnline. Dit nieuwe dashboard biedt u direct inzicht in het aantal melkveebedrijven met de kleurcodes voor goed, attentie, of actie. Evalueer per abonnement de recente tankmelkuitslagen, waar groen staat voor goed, oranje voor attentie, en rood voor directe actie. Ziet u een attentie of is directe actie gewenst? Ga dan naar ‘Uitslagen en Rapportages’ op VeeOnline en raadpleeg het ‘Dashboard Uiergezondheid’ of ‘Dashboard Mineralen’ voor onder andere eerdere tankmelkuitslagen, streefwaarden en gerichte adviezen. ONTDEK MEER OP WWW.GDDIERGEZONDHEID.NL/VEEONLINE-RUND

ISSN 1388-4042 Postbus 9, 7400 AA Deventer T. 088 20 25 500 www.gddiergezondheid.nl info@gddiergezondheid.nl Alle genoemde tarieven zijn exclusief btw en basiskosten.

Nieuwe Enterococcus cecorum duplex PCR De bacterie Enterococcus cecorum komt voor in de darm van gezonde kippen en kan ziekteverschijnselen en met name locomotieproblemen veroorzaken. Behandelingen geven doorgaans weinig verbetering en recidieven komen veel voor. Dit leidt tot verhoogd antibioticumgebruik en economische schade voor getroffen bedrijven. De nieuwe Enterococcus cecorum duplex PCR is specifiek ontworpen voor het detecteren van Enterococcus cecorum bij pluimvee in cloacaswabs, weefsel of meconium en vervolgens te onderscheiden of het een virulente of avirulente stam betreft op basis van de virulentiemarker. De test combineert twee testen in één: een algemene test voor Enterococcus cecorum en een test voor een virulentiemarker.

4


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.