VOOROP IN DIERGEZONDHEID NIEUWSBRIEF VOOR PRACTICI • JAARGANG 27 • NUMMER 7 • JULI 2021
Veterinair Toename belang Gallibacterium anatis In Nederland laten de monitoringsdata een toename zien van het aantal ziektegevallen bij legdieren waarbij Gallibacterium anatis is betrokken. Dit wordt ook internationaal waargenomen. G. anatis kan zonder ziekteverschijnselen voorkomen, maar kan ook leiden tot ernstige luchtweg-, eiproductie- en bevruchtingsproblemen en sterfte. Het beeld lijkt op het eerste gezicht op E. coli. Waarom de bacterie soms wel en soms geen ziekte veroorzaakt, is niet bekend. Waarschijnlijk zijn uitlokkende factoren (stress, co-infecties, et cetera) belangrijk, net als bij E. coli. Bij gelijktijdige infectie met G. anatis en andere pathogenen, zoals Avibacterium paragallinarum (Coryza) of IB-virus, kunnen de ziektekiemen elkaar versterken met ernstigere ziekte tot gevolg. Als G. anatis is betrokken, zien we vaak ook E. coli. Omdat E. coli na de dood van de gastheer (de kip) beter kan vermeerderen, kan de E. coli-bacterie de G. anatis-bacterie snel overgroeien, waardoor de rol van G. anatis in het ziekteproces kan worden gemist. De macroscopische beelden voor beide aandoeningen zijn niet van elkaar te onderscheiden. Op dit moment doet GD onderzoek naar het voorkomen van dragerschap van G. anatis. dr. Anneke Feberwee, dierenarts pluimvee
Belangrijk bij inzenden voor scrapie-onderzoek De scrapie-genotyperingstest wordt uitgevoerd op bloedmonsters van individuele schapen of geiten. Voor dit onderzoek is het erg belangrijk om het volledige identificatienummer van het oormerk op te geven en te koppelen aan de monsters. GD mag dit diernummer achteraf niet wijzigen, omdat de uitslagen eventueel van toepassing zijn voor exportdoeleinden. Hierop berust een controle vanuit de NVWA.
Molybdeen toegevoegd aan Mineralencheck Het element molybdeen is vanaf nu toegevoegd aan de Mineralencheck. Molybdeen is van belang voor de activiteit van bepaalde enzymen. Het belangrijkste effect van molybdeen is een remmend effect op koperabsorptie. Een optimale kopervoorziening is belangrijk, tekorten of een overmaat hebben vooral een negatief effect op de weerstand. Molybdeen en zwavel kunnen zich in de pens binden aan koper om het onoplosbare Cu-thiomolybdaat te vormen. Het koper is gebonden en niet meer voor de koe beschikbaar. Hoge molybdeengehaltes in het rantsoen zijn een indicator van een verhoogd risico op remming van koperabsorptie uit het rantsoen en een kopertekort. Lagere molybdeengehaltes in het rantsoen kunnen juist een risico geven op koperstapeling en koperovermaat. Zeker bij maisrantsoenen is dit risico groter. Gras(kuilen) zijn de belangrijkste molybdeenbronnen waarbij er verschillen zijn in het molybdeengehalte, afhankelijk van de grondsoort, snede en grassoort. Om een goede inschatting te kunnen maken van de mate van remming op koperabsorptie is het belangrijk om te weten hoeveel molybdeen er in kuilen zit. Regelmatig wordt molybdeen niet in kuilanalyses meegenomen. Door molybdeen in tankmelk te meten krijgt u een betrouwbaar inzicht in de daadwerkelijke molybdeenopname en dus het verwachte effect op koperabsorptie. Meer informatie vindt u op www.mineralencheck.nl.
De Veekijker: voor uw veterinaire vragen Voor veterinaire vragen kunt u de Veekijker rechtstreeks bellen op 0900-7100 000. Via het keuzemenu kiest u de diersoort waar u informatie over wilt hebben. Voor de verschillende diersoorten gelden andere openingstijden: Rund: 08.30 – 12.00 uur en 12.45 – 17.00 uur Rund UGA: 15.00 – 17.00 uur Kleine Herkauwers: 15.00 – 17.00 uur Varken: 08.30 – 12.00 uur en 12.45 – 17.00 uur Pluimvee: 08.30 – 17.00 uur, spoedgevallen 24/7 Paard (Helpdesk): alleen voor infectieuze aandoeningen 15.00 – 17.00 uur
drs. Sanne Carp-van Dijken, dierenarts rundvee Veterinair, juli 2021 -
1
Tara de Haan projectleider
Een stap vooruit met Keurmerk Zoönosen Stilstaan is achteruitgaan. Deze uitspraak hangt nog nét niet als inspirerend tegeltje aan de muur van GD. Met innovaties en ontwikkelingen blijven we vooruitkijken, ook met ons Keurmerk Zoönosen. Sinds begin 2021 is de checklist van het keurmerk digitaal in te vullen via VeeOnline. Het is mooi om te zien dat hier al veelvuldig gebruik van wordt gemaakt. Het invullen is eenvoudig, u heeft alle informatie bij de hand en de vormgeving is zoals u gewend bent. Ook gingen we aan de slag met verbetersuggesties die we kregen. Op 31 mei voerden wij daarom een aantal aanpassingen door in de digitale checklist. Als belangrijkste aanpassing hebben we bij een aantal vragen subteksten toegevoegd met ‘Indien niet van toepassing'. Wanneer een houder bijvoorbeeld niet met de dieren fokt, staat er nu aangegeven wat u moet invullen bij vragen naar het management rondom geboortes. Daarnaast hebben we bij de onderdelen A, D en F aan de informatie-i’tjes bovenaan de pagina extra toelichting toegevoegd. Ook staat op de laatste pagina van de digitale checklist informatie over de audit die GD door een onafhankelijke partij laat uitvoeren op een aantal bedrijven. Onder de dierenartsenpraktijken die de checklist digitaal invulden hebben we een iPad verloot. DKL Deventer was de gelukkige winnaar. Gefeliciteerd! Kijkt u voor meer informatie over het (digitale) Keurmerk Zoönosen: www.gddiergezondheid.nl/ keurmerkzoonosen.
Aanpak digital dermatitis: now or never Digitale dermatitis (DD, voorheen Mortellaro) komt in Nederland op meer dan 90 procent van de melkveebedrijven voor en op die bedrijven bij gemiddeld 20 tot 25 procent van de dieren. Daarmee is DD de belangrijkste infectieuze klauwaandoening die, ook na behandeling van het individuele dier, vaak maar tijdelijk weg is. Veel veehouders kennen koeien met DD die niet zijn genezen en dus min of meer levenslang een bron van besmetting vormen voor andere koeien. Bij voorkeur in de zomer is het reinigen van de loopoppervlakten zinvol om het beter toegankelijk te maken voor desinfectans. Onderzoek in Horst (voormalige praktijkschool) en onderzoek van GD (2006) toonden aan dat het afspuiten van de onderpoten met de hogedrukspuit (met lage druk) zinvol is. Dit gebeurt voorafgaand aan een ontsmetting met bijvoorbeeld de rugspuit of een doorloopbad waarin de koeien met alle vier de poten twee stappen zetten. In beide gevallen is het zinvol om de dieren aansluitend vijftien tot twintig minuten aan het voerhek te laten staan om zo voldoende inwerktijd van het desinfectans te garanderen. Noors onderzoek toont aan dat het jaarlijks reinigen van de stal bijdraagt aan een vermindering van het aantal DD-besmettingen. Adviseer uw veehouders het reinigen en ontsmetten van de klauwen en de roosters, juist nu. Kreupelheid bij koeien heeft een negatief effect op de voeropname, melkgift, vruchtbaarheid, levensduur en het welzijn van koeien. En het zorgt voor veel extra werk en frustratie voor de veehouder. Alleen met een consequente en gestructureerde aanpak werkt u samen met uw veehouders aan het verbeteren van klauwgezondheid. Het 7-puntenplan klauwgezondheid van GD kan u daarbij helpen: www.gddiergezondheid/klauw. dr. Menno Holzhauer, dierenarts rundvee, specialist rundergezondheid
Pilotstudie: vitamine D3 bij vleesvarkens Vitamine D3 is van belang voor de calcium- en fosforhuishouding en voor bepaalde immunologische functies. Vitamine D3 in varkensvoer is al lange tijd gebonden aan een wettelijk maximum (2.000 IU/kg voer, Europese regelgeving). De vraag was of dat nog voldoende is voor de huidige hoogproductieve varkensstapel. Om een indruk te krijgen van de vitamine D3-voorziening bij vleesvarkens, heeft GD een pilotonderzoek uitgevoerd. Daarbij zijn serummonsters van slachtvarkens onderzocht afkomstig van 49 conventionele en zeven biologische vleesvarkensbedrijven. Gemiddeld was het 25(OH)Vitamine D3 (calcidiol)-gehalte in het serum van de varkens 88 nmol/L bij de conventionele bedrijven en 133 nmol/L bij de biologische bedrijven. Bij negen conventionele bedrijven was sprake van een concentratie lager dan 75 nmol/L. Anderzijds waren er eveneens negen bedrijven met een gemiddelde calcidiolspiegel van boven de 100 nmol/L. Bij een concentratie kleiner dan 75 nmol/L is sprake van hypovitaminose en bij waarden onder de 50 nmol/L bestaat een verhoogde kans op pathologie. Bij de conventionele bedrijven met een relatief hoge calcidiolconcentratie werd significant vaker gebruikgemaakt van een premix met calcidiol. Het lijkt erop dat met de huidige norm voor vitamine D3 in varkensvoer bij vleesvarkens voldoende hoge concentraties vitamine D3 in het serum haalbaar zijn, maar dat het in de praktijk kennelijk niet altijd lukt. dr. Theo Geudeke, dierenarts varken 200 180 160 140 120 100 80 60 40 20 0
200 180 160 140 120 100 80 60 40 20 0
Calcidiol-concentraties in serum in nmol/L van conventioneel (links) vs. biologisch gehouden varkens (rechts)
2
Zeer weinig IBR-tankmelkomslagen in 2020 Het aantal IBR-vrije melkveebedrijven is gestegen tot bijna achtduizend. Tegelijkertijd was het percentage IBR-vrije melkveebedrijven dat in 2020 te maken kreeg met een tankmelkomslag lager dan ooit: 0,27 procent (twaalf bedrijven). De bewaking op IBR-vrije melkveebedrijven gebeurt via maandelijks tankmelkonderzoek. Wanneer er bij twee opeenvolgende tankmelkonderzoeken antistoffen tegen het IBRgE-eiwit worden aangetoond, is er sprake van een ‘omslag’ en verliest het bedrijf definitief de IBR-vrijstatus. Sinds april 2018 bezoekt een GD-dierenarts deze bedrijven in opdracht van ZuivelNL voor een enquête gericht op de risicofactoren van insleep. De analyse hiervan volgt later, maar er waren enkele opvallende bevindingen op de twaalf bedrijven die in 2020 een omslag hadden. Kenmerken ‘omslagbedrijven’ De gemiddelde duur van de vrijstatus op het moment van de bevestigde tankmelkomslag in 2020 was 9,5 jaar (minimaal 0,7 jaar – maximaal 22,1 jaar). Acht bedrijven hanteerden in de twee jaar voorafgaand aan de tankmelkomslag een open bedrijfsvoering en voerden ook runderen van lagere status aan. Op twee bedrijven na pasten alle bedrijven met een tankmelkomslag weidegang toe, opvallend is dat bij de helft daarvan draadcontact met andere (niet-IBR-vrije) runderen mogelijk was. Verder droegen lang niet alle erfbetreders bedrijfskleding en schoeisel van het bedrijf zelf tijdens hun werkzaamheden, vooral klauwbekappers, melkinstallatietechnici en veehandelaren deden dat niet. Neusswab voor snellere detectie Op zes van de twaalf bedrijven zijn (minimale) klinische verschijnselen van IBR vastgesteld. Er zijn hier echter geen neusswabs genomen voor virusonderzoek omdat niet aan IBR werd gedacht. IBR verloopt vaak subklinisch, maar bij symptomen als koorts, neusuitvloeiing, hoesten of productiedaling is het belangrijk om neusswabs te nemen en naar GD in te sturen (zie ‘protocol IBR-uitbraak’). Dit bevordert een snelle detectie. De uitslag van het tankmelkonderzoek slaat om bij gemiddeld meer dan tien procent melkgevende runderen met antistoffen en is vier tot acht weken na introductie van het IBR-virus ongunstig. drs. Frederik Waldeck, dierenarts rundvee
# omslagen
% omslagen
# vrije bedrijven
% vrije bedrijven
2020
12
0,27
7911
52%
2019
17
0,3
7776
49%
2018
40
0,57
7675
47%
2017
31
0,43
7339
44%
2016
52
0,9
6189
36%
2015
24
0,44
5210
30%
2014
26
0,5
5005
28%
2013
23
0,5
4783
26%
2012
49
0,9
4894
28%
Terugblik op het PRRS-symposium: een prachtige middag Donderdag 24 juni hebben we in het Parkgebouw te Rijssen het PRRSsymposium gehouden. Wat was het mooi om met vijftig mensen bij elkaar te zijn. Met Tom Duinhof en zijn vrouw Joke, familieleden, collega's, oud-collega's en varkensdierenartsen was het een bijzonder samenzijn. Ook waren er 120 aanmeldingen om het symposium online te volgen. Tijdens het symposium blikten we terug op dertig jaar PRRS: de zorgen van toen en de kennis van nu. Met sprekers Dr. Gert Wensvoort ('Het plezier met de ontdekking van het Lelystadvirus’), Prof. Tomasz Stadejek ('PRRSV-1 genotyping: the past, the presence and the future'), Dr. Cesar Corzo ('Current view on PRRS approach in the USA'), Drs. Tom Duinhof (‘PRRS en GD, een reis van 29 jaar’) en Linda Janssen ('PRRS de wereld uit') maakten wij een mooie tijdlijn en kregen wij vele inzichten. Van Linda Janssen kregen wij ook een mooie kijk in de toekomst: 'The road to succes: Nederland in 2050 PRRS-vrij'. En daar danken wij Tom Duinhof voor, want hieraan heeft hij een grote bijdrage geleverd. Houd de online kanalen van GD in de gaten, daar kunt u delen van het symposium terugkijken. dr. Theo Geudeke, dierenarts varken
Tabel: Aantal en percentage IBR-tankmelkomslagen op IBR-vrije melkveebedrijven op jaarbasis over periode 2012-2020; aantal en percentage IBR-vrij gecertificeerde melkveebedrijven aan het eind van het vierde kwartaal over periode 2012-2020. Veterinair, juli 2021 -
3
Nieuws en mededelingen Overzicht antibioticumresistentie van ziekteverwekkers pluimvee 2020 GD ontvangt jaarlijks duizenden monsters van zieke dieren waaruit ziekteverwekkende bacteriën worden gekweekt. Daarnaast is er voor pluimvee een samenwerking met dierenartsenpraktijken die bacteriestammen uit hun eigen lab doorsturen voor het doel van monitoring. Na de kweek kan een gevoeligheidsbepaling worden uitgevoerd om na te gaan voor welke antibiotica deze bacteriën onder laboratoriumomstandigheden gevoelig zijn. Aan de hand hiervan kan de dierenarts een onderbouwde keuze maken voor een bepaald antibioticum ter behandeling van de betreffende bacteriële infectie. Met de resultaten van alle uitgevoerde gevoeligheidsbepalingen kan over langere perioden de ontwikkeling van de gevoeligheidspatronen van bacteriën worden gevolgd. Het overzicht van 2020 voor pluimvee staat op www.gddiergezondheid.nl/ ab-gevoeligheid-pluimvee.
Eerder inzicht in weerstandsopbouw jongvee tegen maagdarmwormen Het abonnement Worminfecties Tankmelk wordt uitgebreid met een extra onderzoek naar antistoffen tegen maagdarmwormen in augustus. Doel van het extra onderzoek is niet om de koeien te behandelen tijdens het weideseizoen, maar vooral eerder inzicht krijgen in de weerstandsopbouw bij het jongvee. Preventieve maatregelen zijn in augustus mogelijk nog te nemen of aan te passen. Veehouders kunnen bijvoorbeeld besluiten om het jongvee dit seizoen toch nog even (of iets langer dan anders) te weiden of om een geplande standaardbehandeling toch achterwege te laten. Niet in alle gevallen komt het advies over de uitslag van augustus volledig overeen met het advies in oktober. Echter, door de correlatie tussen de uitslagen in augustus en oktober zien we dat het voor de meeste bedrijven een toegevoegde waarde kan zijn om vroeger in het seizoen al een signaal te krijgen dat optimalisatie van de weerstandsopbouw bij het jongvee aandacht behoeft.
Monitoring Brucella melitensis Nederland heeft officieel de vrijstatus voor Brucella melitensis. Om deze vrijstatus te behouden voert GD in opdracht van de overheid monitoring uit op door de NVWA willekeurig geselecteerde bedrijven met schapen- en/of geiten. De respons op de aansturing voor monstername is over het algemeen goed. Toch zijn er nog houders die niet hebben ingestuurd. In de zomerperiode zijn de schapen vaak geschoren en nog regelmatig in de hand; zodoende wordt dit door houders en dierenartsen vaak als een handige periode gezien om de dieren te tappen. Voor geitenhouders is het natuurlijk minder afhankelijk van een seizoen. Wilt u een update welke bedrijven van uw praktijk nog moeten tappen? Stuur een e-mail naar c.t.bogt@gddiergezondheid.nl. Dank voor uw inspanning om samen deze vrijstatus te behouden!
Wees alert op WNV, diagnostiek beschikbaar
Veterinair is een uitgave van Royal GD | Redactie Marian Aalberts, Tara de Haan, Daphne de Leeuw, Rob Nijland, Theo Geudeke, Katrien van den Brink | Eindredactie Jessica Fiks | Vormgeving Dock35 Media B.V. | Druk Senefelder Misset Doetinchem B.V. | Uitgever GD | Verschijningsf requentie 12 keer per jaar Overname van artikelen is toegestaan na schriftelijke toestemming van GD. ISSN 1388-4042 Postbus 9, 7400 AA Deventer T. 0900-1770, www.gddiergezondheid.nl info@gddiergezondheid.nl Alle genoemde tarieven zijn exclusief btw en basiskosten.
Het westnijlvirus (WNV) is een door muggen overgebracht virus dat al decennialang voorkomt in Afrika, Oost-Azië en sommige delen van Europa. Daarnaast heeft het een forse epidemie veroorzaakt in de USA met sterfgevallen bij paarden en mensen en het is ook daar nog steeds endemisch De afgelopen jaren verspreidde het virus zich richting Centraal-Europa, waaronder het centrale deel van Duitsland in 2018. In oktober 2020 zijn de eerste autochtone humane gevallen van WNV in Nederland gediagnosticeerd. Een maand eerder was het virus voor het eerst gedetecteerd in wilde vogels en muggen. Het vectorseizoen loopt van mei tot en met november. Bij de meeste besmette paarden is alleen sprake van lichte koorts, lusteloosheid en gebrek aan eetlust. Globaal 10 procent van de besmette paarden zal echter zenuwverschijnselen laten zien, die kunnen variëren van spiertrillingen tot spierzwakte, gebrekkige coördinatie, verlammingen en veranderd gedrag. Het is voor ieder van groot belang dat een eventuele introductie van WNV in Nederland zo snel mogelijk wordt ontdekt. Laat daarom paarden met zenuwverschijnselen ook op WNV onderzoeken. Voor deze zogenaamde uitsluitingsdiagnostiek biedt GD een WNVantistoffen-ELISA aan. Let op dat de test geen onderscheid maakt tussen gevaccineerde en geïnfecteerde dieren. Een gevaccineerd paard krijgt ook een positieve uitslag. Let op: als u nadrukkelijk aan WNV denkt, belt u met de NVWA. WNV is niet bestrijdingsplichtig, omdat het paard een eindgastheer is. Positieve bevindingen zullen daarom geen directe gevolgen hebben voor de desbetreffende paarden en locaties waar de paarden gehouden worden. WNV is echter wel meldingsplichtig. Derhalve zullen positieve resultaten aan de NVWA worden doorgegeven en worden geconfirmeerd door WBVR.