Veterinair juli 2024

Page 1


Veterinair

Prevalentie blauwtong serotype 3 in de Nederlandse rundveepopulatie

Voor een goede inschatting van het risico op nieuwe blauwtonginfecties in 2024, is na afloop van 2023 een inschatting gemaakt van het percentage niet tegen BTV gevaccineerde runderen dat antistoffen heeft tegen blauwtong en daarmee waarschijnlijk beschermd is tegen nieuwe BTV-3-infecties in 2024. Dit is gedaan door tankmelk van alle Nederlandse melkveebedrijven die de afgelopen vijf jaar niet tegen blauwtong hebben gevaccineerd, te onderzoeken op aanwezigheid van antistoffen.

De resultaten laten zien dat ruim de helft van de Nederlandse melkveebedrijven reeds in contact is gekomen met het BTV-3-virus. Echter, op veel van de bedrijven is het percentage runderen met antistoffen nog beperkt. Dit resulteert er in dat na afloop van het BTV-3-uitbraakseizoen in 2023, slechts zo’n 20 procent van de volwassen runderen antistoffen heeft en daarmee de overgrote meerderheid (80%) nog niet. Het percentage dieren met antistoffen laat veel variatie zien tussen de twintig regio’s. Zo wordt geschat dat in het zuiden van Nederland nog maar zeer weinig dieren met antistoffen aanwezig zijn, terwijl in het kerngebied geschat wordt dat meer dan 40 procent van de runderen antistoffen heeft (figuur). Het percentage kalveren en jongvee met antistoffen ligt mogelijk nog lager. De resultaten onderschrijven het grote belang van het toepassen van vaccinatie bij runderen richting het nieuwe vectorseizoen in 2024.

dr. ir. Inge Santman-Berends, dr. Jet Mars, dr. ir. Anouk Veldhuis, onderzoekers en drs. Katrien van den Brink , dierenarts

Geschatte dierprevalentie op melkveebedrijf

Jacobskruiskruid in het weiland

Jakobskruiskruid is een giftige inheemse plant in Nederland, die pyrrolizidine-alkaloiden (PA’s) bevat en leverschade veroorzaakt bij dieren. Schapen en geiten zijn minder gevoelig dan paarden en runderen, die de plant meestal vermijden tenzij er geen ander voer is. De toxines blijven actief in gedroogde planten zoals hooi. Vergiftiging leidt tot leverbeschadiging, verlies van eetlust, depressie, geelzucht, fotosensibiliteit en oedeem, en kan acuut of chronisch zijn.

Het stellen van een diagnose is moeilijk door de vertraging tussen opname en symptomen. Preventie omvat het voorkomen van overbegrazing, het inspecteren van hooi, en het regelmatig verwijderen van de plant. Jakobskruiskruid behouden in niet-begraasde gebieden ondersteunt biodiversiteit. Begrip van risicofactoren en goed weidebeheer kunnen vergiftiging minimaliseren terwijl biodiversiteit behouden blijft.

dr. Deon van der Merwe , veterinair toxicoloog

Project botulisme

GD is, in opdracht van LNV, gestart met een project ‘Botulisme Onderzoek bij Rundvee’. Bij deelname aan dit onderzoek kunnen bedrijven die een botulisme-uitbraak doormaken, of bij een verhoogd risico op botulisme, hun dieren gedurende de loop van dit project (twee jaar) vaccineren tegen botulisme. Dierenartsen en veehouders kunnen zich bij de Veekijker Rund melden als zij mee willen doen met dit onderzoek, dat bestaat uit een uitgebreide enquête en bij een deel van de bedrijven uit een bedrijfsbezoek. GD verstrekt zelf géén botulismevaccin, maar doet enkel onderzoek naar de risicofactoren van botulisme op Nederlandse rundveebedrijven.

De Veekijker:

voor alle veterinaire vragen

Voor veterinaire vragen is de Veekijker rechtstreeks te bereiken op 088 20 25 555. Via een keuzemenu kiest u de diersoort waar u informatie over wilt hebben. Voor de verschillende dier soorten gelden andere openingstijden:

Rund: 08.30 – 12.00 uur en 12.45 – 17.00 uur

Rund uiergezondheid: 15.00 – 17.00 uur

Kleine Herkauwers: 15.00 – 17.00 uur

Varken: 08.30 – 12.00 uur en 12.45 – 17.00 uur

Pluimvee: 08.30 – 17.00 uur, spoedgevallen 24/7

Paard (Helpdesk): alleen voor infectieuze aandoeningen 15.00 – 17.00 uur

GA NAAR DE ONDERZOEKSPAGINA

Veterinair vooruit

In de jaren negentig van de vorige eeuw is in de EU het zogenaamde non-vaccinatiebeleid ingesteld voor een aantal belangrijke besmettelijke dierziekten zoals klassieke varkenspest, mond-en-klauwzeer en aviaire influenza. Deze dierziekten kwamen niet meer op grote schaal voor in de EU en het had meer voordelen om niet meer te vaccineren, dan om dat wel te doen.

Sinds die tijd is er veel veranderd. Zo is met de komst van PCR de diagnostiek sneller geworden en er zijn steeds meer en modernere vaccins beschikbaar die volgens het DIVAprincipe werken (dat er onderscheid gemaakt kan worden tussen besmette en gevaccineerde dieren). Met de komst van de Europese Animal Health Law in 2021 is vaccinatie weer een reële optie geworden in de bestrijding van dit soort zeer besmettelijke dierziekten. Ik noem dat veterinaire vooruitgang, al wil het nog niet zeggen dat we morgen grootschalig voor allerlei ziekten kunnen vaccineren. Nederland is geen geïsoleerd eiland en vaccinatie moet daarom ook internationaal, door onze handelspartners worden geaccepteerd als een veilige wijze van dierziektebestrijding. Een wetenschappelijk onderbouwde strategie helpt daarbij.

Heel specifiek voor aviaire influenza wordt op dat gebied hard aan de weg getimmerd. Sinds september 2023 loopt een veldproef om de effectiviteit van vaccinatie onder veldomstandigheden te onderzoeken. De eerste resultaten zijn positief. In een transmissiestudie op acht weken leeftijd bleek vaccinatie te werken in het voorkomen van klinische verschijnselen van vogelgriep en tegen infectie met het virus. De veldproef loopt tot medio 2025 en is er eentje van de lange adem, want men is juist ook geïnteresseerd in de bescherming bij oudere dieren. De eerst resultaten zijn in ieder geval weer een stap vooruit!

Darmdilataties

bij leggende dieren

Vanuit het veld ontving GD signalen van leg(vermeerderings)koppels met tegenvallende productie. In de stal worden hennen waargenomen die uit productie gaan en bij sectie wordt een dilatatie van het jejunum, eventueel uitlopend naar het ileum gezien. Deze afwijking is al een tiental jaren bekend en staat bekend onder de naam intestinal dilatation syndrome (IDS). De oorzaak van deze aandoening is nog onbekend.

Om te spreken van een beeld passend bij IDS, moet aan bepaalde voorwaarden worden voldaan in histologische preparaten. In de periode van 2022 tot en met 2024 ontving GD dieren van zestien koppels met witte leghennen en drie inzendingen van legmoederdieren van bruine rassen, waarbij op sectie bij een of meerdere dieren een lokale dilatatie van het jejunum werd waargenomen. In sommige gevallen liep de verwijding door tot in het ileum. Hoewel de darmdilataties er met het blote oog vergelijkbaar uitzagen, bleken er histologisch verschillen te zijn. Bovendien passen de histologische bevindingen niet bij alle koppels bij het klassieke beeld van IDS. Er lijkt geen relatie te zijn met leeftijd; de getroffen koppels varieerden van 24 tot 91 weken. Ook hebben we te maken met verschillende rassen.

Om te kijken of er een tot nu toe gemiste ziekteverwekker aanwezig is in deze darmen, is recent gestart met het inzetten van PathoSense bij nieuwe gevallen in de sectiezaal van GD. Daarnaast is er een samenwerking over dit onderwerp met de Universiteit Utrecht. Koppels die tegenvallen in productie en waarbij darmdilataties bij niet-leggende dieren worden gevonden, kunnen worden aangemeld voor verder onderzoek via Fiona Schoemaker (f.schoemaker@gddiergezondheid.nl) of Thijs Manders (t.t.m.manders@uu.nl).

Fiona Schoemaker-van Kaam MSc , dierenarts

Urolithiasis bij biggen

In het voorjaar van 2024 werd de Veekijker benaderd om mee te denken over een bedrijf met langdurige uitval van met name gespeende borgjes rond de 15 tot 20 kilogram. De reden voor de uitval bleek bij sectie buikvliesontsteking als gevolg van blaasrupturen en urineus flegmoon. Per werpweek kon de uitval oplopen naar 15 tot 25 dode biggen (3 tot 4 procent).

Nader onderzoek van de gestorven biggen toonde urolithiasis aan in de urethra. Een mannelijk dier heeft een langere en nauwere urinebuis dan een vrouwelijke big. Hierdoor is een borg meer gepredisponeerd om een fatale urolithiasis op te lopen dan een gelt. In de sectiezaal is materiaal van diverse biggen verzameld tijdens sectie. Het macroscopische en microscopische aspect van de blaasinhoud en de urinewegstenen pasten bij ophoping en vastlopen van uraatkristallen. Het extern, door middel van IR-spectrometrie, uitgevoerde onderzoek op de in de urethra vastgelopen concrementen paste hier ook bij.

Bij varkens kunnen uraten dergelijke klachten veroorzaken. Varkens kunnen uraat via de nieren uitscheiden. Risicofactoren daarbij zijn onder andere onvoldoende wateropname (sterk geconcentreerde urine), een negatieve energiebalans (vorming van purine-afbraakproducten uit (spier)eiwitten) en acidurie. In die situaties kunnen de uraten in hogere concentraties ophopen waarbij ze complexen vormen van debris en neerslaan als gruis. Naar aanleiding van de aangetroffen resultaten zijn in samenspraak met de practicus de watervoorziening, de pH en het soort startvoer aangepast en de klachten zijn niet meer teruggekeerd.

drs. Bas Engel , dierenarts

Onderzoeksproject ‘Wijs met Wormen’

In het kader van onderzoek naar worminfecties bij melkvee is GD betrokken bij het consortium ‘Wijs met Wormen’. In dit project werken onder meer Universiteit Utrecht, Wageningen University & Research, GD, Zoetis, COV, vertegenwoordigers van de melkveehouderij en veenweideprovincies samen.

Worminfecties zijn een vaak voorkomend probleem in de rundveehouderij. Als gevolg van klimaatverandering en een verhoging van de grondwaterstand in veengebieden zullen de parasieten beter kunnen ontwikkelen op het land. In combinatie met een toenemende resistentie tegen anthelmintica is de verwachting dat worminfecties in de komende jaren een groter probleem worden. Het doel van dit onderzoek is om de monitoring, diagnostiek en preventieve (management)maatregelen van leverbot en maagdarmwormen te verbeteren. Door duurzame managementstrategieën toe te passen, wordt de resistentieontwikkeling van de parasieten en de belasting op het milieu van anthelmintica tot een minimum beperkt. Uiteindelijk leidt dit tot praktische handvatten voor veehouders en dierenartsen om worminfecties zoveel mogelijk te voorkomen, en de gevolgen van een infectie te beperken door de behandeling te verbeteren. Melkveehouders in veenweidegebieden zijn door GD benaderd om deel te nemen aan dit onderzoek, dat duurt tot en met het weideseizoen van 2027. Voor meer informatie kunt u contact opnemen met het onderzoeksteam: Wijsmetwormen@uu.nl.

drs. Hannes Bijkerk , dierenarts (UU) en drs. Lonneke Nijhuis, dierenarts (GD)

Newcastle Disease aangetoond in gestorven

duif

Een duif die was gestorven na een periode van algemene ziekteverschijnselen werd recent aangeboden aan GD voor pathologisch onderzoek. Voor de dood had het dier een verminderde drink- en eetlust, vertoonde groene ontlasting, was nauwelijks actief en zat vaak bol.

Bij ontvangst verkeerde de duif in een goede lichaamsconditie, met normale bespiering. De milt en lever waren gezwollen en de lever vertoonde daarnaast ook multifocale necrose. In het jejunum waren zo veel spoelwormen aanwezig, dat ze een normale darmpassage bemoeilijkten. Breed onderzoek naar zowel bacteriële als virale oorzaken en histologie van diverse organen werden uitgevoerd om tot een diagnose te komen. Autolyse bemoeilijkte het microscopisch onderzoek. Er konden geen leverafwijkingen worden bevestigd, maar wel kon de aanwezigheid van ontstekingsinfiltraat worden uitgesloten. De milt was reactief, maar vertoonde geen ‘typische’ reactie leidend tot een specifieke diagnose. Ondanks het gebrek aan macroscopische afwijkingen, vielen microscopisch de sterk ontstoken nieren op. Er was een forse lymfoplasmacellulaire interstitiële nefritis met tekenen van beginnende uitdroging.

Bacteriologisch onderzoek op hartebloed en salmonellaonderzoek op darminhoud verliep negatief. PCR en IHC sloten Chlamydia psittaci (de veroorzaker van papegaaienziekte) en Mycoplasma gallisepticum uit. De trachea testte positief op de aanwezigheid van Newcastle Disease (NCD)virus (avian orthoavulavirus 1 is de nieuwe naam voor avian paramyxovirus 1). Sequencing wees uit dat het om een velogene duivenvariant van het virus ging (bekend als: pigeon paramyxovirus type 1 (pPMV-1)). Dit virus is zeer ziekteverwekkend voor duiven. Aangetaste dieren kunnen algemeen ziek zijn, lethargisch en na een relatief korte ziekteperiode sterven. De dieren stoppen vaak met eten en de nieren raken beschadigd, waardoor zij mest kunnen uitscheiden die veel gal en vocht uit de beschadigde nieren kan bevatten, terwijl er relatief weinig (verteerde) voerresten in zitten, waardoor de uitscheiding uiteindelijk waterig en groen is.

Mirthe de Wit MSc , dierenarts

Nieuw: Uitgebreid pakket respiratoir paard/veulen

In aanvulling op de respiratoire pakketten paard en veulen, heeft GD nu ook een uitgebreider respiratoir pakket ontwikkeld. Hiermee wordt op meerdere ziekteverwekkers getest die luchtwegproblemen kunnen veroorzaken. Dit pakket is geschikt voor zowel paarden als veulens.

Het nieuwe Uitgebreid pakket respiratoir (PCR) bevat de volgende onderzoeken:

• Streptococcus equi subsp. equi

• Equine herpesvirus (EHV) type 1

• Equine herpesvirus (EHV) type 4

• Equine influenzavirus

• Rhodococcus equi

• Equine arteritisvirus

• Equine herpesvirus (EHV) type 2

• Equine herpesvirus (EHV) type 5

• S. equi zooepidemicus

• Equine rhinitis type B-virus

Dit pakket biedt met name uitkomst wanneer de symptomen van de patiënt een minder duidelijk beeld geven, of als bij het eerste onderzoek geen primaire pathogenen worden aangetoond terwijl er toch een vermoeden is van een infectieuze oorzaak.

U kunt hiervoor zowel neusswabs als een broncho alveolaire lavage (BAL)-spoeling insturen. Ook is het mogelijk om maximaal drie monsters gepoold te laten onderzoeken.

Op de uitslag treft u bij de aangetoonde ziekteverwekkers de Ct-waarde aan. Dit geeft een indicatie van de hoeveelheid pathogeen per milliliter monstermateriaal. Met name bij de secundaire pathogenen kan dit de verdenking van de betrokkenheid van deze ziekteverwekker(s) in het veroorzaken van de klinische symptomen ondersteunen.

Tara de Haan MSc , projectleider NAAR HET NIEUWSBERICHT

Nieuws en mededelingen

Chronische leverbotinfecties bij schapen

Vanaf februari zijn in de sectiezaal bij meerdere schapen afwijkende levers vastgesteld ten gevolge van chronische leverbotinfecties. In veel gevallen vermeldde de anamnese dat de dieren in een verminderde conditie verkeerden en plotseling waren gestorven.

Het vaststellen van leverbot in het voorjaar betekent dat uitscheiding van leverboteieren optreedt, waardoor het land en vervolgens de leverbotslak geïnfecteerd kunnen raken. Het natte voorjaar maakt dat in veel gevallen de omstandigheden gunstig zijn voor de tussengastheer van leverbot. Zonder de leverbotslak Galba truncatula komt geen leverbotziekte voor. Deze tussengastheer leeft op plaatsen waar de bodem het grootste deel van het jaar vochtig is, zoals in greppels, slenken, vertrapte slootkanten en kwelplaatsen achter dijken. De leverbotslak heeft nauwelijks last van strenge winters, maar is wel gevoelig voor droogte. Bij verdenking van een leverbotinfectie is het essentieel om dit te bevestigen door middel van pathologisch onderzoek, bloedonderzoek of mestonderzoek alvorens een behandeling wordt ingesteld. Kartering van het voorkomen van de leverbotslak op percelen kan helpen in kaart te brengen welke percelen risicovol zijn en in bepaalde perioden van het jaar beter vermeden kunnen worden.

drs. Eveline Dijkstra , dierenarts MEER OVER LEVERBOT

Zomeractie

Worminfecties

Tankmelk

In juli is er een actie rond het abonnement Worminfecties

Tankmelk. Veehouders die zich hier uiterlijk 26 juli voor aanmelden, betalen het eerste kalenderjaar in totaal 38,75 euro voor vijf onderzoeken naar maagdarmwormen, longwormen en leverbot.

AANMELDEN KAN

DOOR DE QR-CODE TE SCANNEN

Veterinair is een uitgave van Royal GD

Redactie: Marian Aalberts, Tara de Haan, Daphne de Leeuw, Mirthe de Wit, Katrien van den Brink, Annemieke Medema, Klaas

Peperkamp

Eindredactie: Jessica Fiks

Vormgeving: Dock35 Media

Druk: Senefelder Misset Doetinchem B.V. Uitgever: GD

Overname van artikelen is toegestaan na schriftelijke toestemming van GD.

ISSN 1388-4042

Postbus 9, 7400 AA Deventer T. 088 20 25 500 www.gddiergezondheid.nl info@gddiergezondheid.nl

Alle genoemde tarieven zijn exclusief btw en basiskosten.

Cursus: interpretatie van bloeduitslagen

In de cursus ‘Interpretatie bloeduitslagen paard’ leren deelnemers hoe je bloedmonsters zo goed mogelijk instuurt voor nauwkeurige resultaten. In groepsverband worden uitdagende casussen, waarin theoretische kennis en praktijkervaring worden gecombineerd, begeleid door de specialisten inwendige ziekten paard dr. Mathijs Theelen (fD) en drs. Linda van den Wollenberg (GD). De cursus is interactief: door middel van een online programma kan met een smartphone op de verschillende vragen behorende bij de cases gestemd worden.

SCAN DE QR-CODE VOOR MEER INFORMATIE OVER DE CURSUS

Positieve uitslag Neospora Tankmelk? Wacht heronderzoek af

Heeft een veehouder een positieve tankmelkuitslag van onderzoek voor het abonnement Neospora Tankmelk? Wacht dan met de uitvoering van een plan van aanpak. Na één maand volgt namelijk automatisch een heronderzoek van de tankmelk, de uitslag van dit heronderzoek is leidend. Bloedjes die u voor brucellaonderzoek van verwerpers instuurt naar GD worden automatisch en kosteloos ook onderzocht op neospora als een veehouder deelnemer is aan Neospora Tankmelk. Ruim de helft van de verwerpersbloedjes van niet-deelnemers wordt niet op neospora onderzocht, terwijl neospora nog steeds een belangrijke oorzaak van verwerpen is. Of een veehouder deelnemer is, kunt u zien in VeeOnline. U kunt aanvullend onderzoek op neospora ook standaard aanvinken bij verwerpersonderzoek. Voor deelnemers aan Neospora Tankmelk worden dan geen kosten in rekening gebracht.

MEER OVER NEOSPORA

RoMS-erkende mobiliteitsscoorder worden?

Het vroeg ontdekken en direct effectief behandelen van dieren met een verminderde mobiliteit speelt in de aanpak van klauwgezondheid op een melkveebedrijf een cruciale rol. De mobiliteitsscore beoordeelt de beweging van koeien op een gestandaardiseerde manier, variërend van score 0 (perfecte mobiliteit) tot score 3 (ernstig verminderde mobiliteit). In de score worden zaken als paslengte, pasritme en belasting van de poten meegenomen. Deze evaluatie stelt veehouders, klauwverzorgers en dierenartsen in staat om klauwproblemen vroegtijdig te ontdekken en gericht actie te ondernemen. Wilt u ook leren om vroegtijdig verminderde mobiliteit bij melkkoeien te herkennen om pijnlijke klauwaandoeningen te voorkomen en de productiviteit en welzijn van het melkvee te verbeteren? Volg dan de cursus. Deze eendaagse praktische training wordt aangeboden in verschillende regio’s in het land door vijf gecertificeerde trainers.

MEER WETEN?

Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.