VOOROP IN DIERGEZONDHEID NIEUWSBRIEF VOOR PRACTICI • JAARGANG 28 • NUMMER 5 • MEI 2022
Veterinair Vaste vergoeding monstername monitoring Brucella abortus, blauwtong en Brucella melitensis Het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit heeft, in afstemming met de KNMvD en CPD, voor 2022 de uitbetalingstarieven voor dierenartsen voor monstername in het kader van monitoring Brucella abortus, blauwtong en Brucella melitensis, aangepast. Door deze wijziging is het sinds dit jaar niet meer nodig om in VeeOnline een declaratieformulier in te vullen. Als de monsters op de juiste wijze worden ingeschreven, dus op het projectnummer, wordt de vergoeding automatisch verwerkt en uitbetaald. De declaratie wordt standaard uitbetaald als u bij het inschrijven het projectnummer selecteert, voor Brucella melitensis is dit: 2080064 Brucella melitensis. Per 1 januari 2022 ontvangt u, op basis van afspraken tussen het ministerie van LNV, de KNMvD en CPD, een vaste vergoeding per getapt bedrijf. Deze vergoeding is gebaseerd op de cao Dierenartspraktijken en inclusief arbeid, voorrijkosten, monstername, verzendkosten en materiaalkosten. GD voert deze monitoring uit in opdracht van LNV en besteedt de werkzaamheden voor monstername uit aan de dierenarts van de betreffende veehouder. GD betaalt de dierenarts op basis van de door LNV vastgestelde tarieven en declareert deze kosten vervolgens bij het Diergezondheidsfonds (DGF).
Caseous lymfadenitis vastgesteld bij importschapen uit Duitsland Eind 2021 heeft een dierenarts contact gezocht met GD in verband met een verdenking op caseous lymfadenitis (CL). Meerdere schapen hadden abcessen en littekens van eerder opengebarsten abcessen aan de kop. Ter bevestiging is een schaap met klinische klachten ingestuurd voor pathologisch onderzoek. Uit geabcedeerde lymfeknopen werd Corynebacterium pseudotuberculosis gekweekt. Nadere typering bij het RIVM heeft de diagnose CL bevestigd. Uit het gesprek met de schapenhouder bleek dat de handelaar van wie hij de geïmporteerde schapen had gekocht, in totaal zeshonderd schapen heeft geïmporteerd van hetzelfde bedrijf. Het is onbekend waar de overige dieren lopen en of in dit koppel ook CL voorkomt. In de afgelopen jaren is CL meermalen aangetoond in geïmporteerde schapen. Het is van belang dat houders die schapen willen importeren zich bewust zijn van het voorkomen van CL in omliggende landen. CL is een zoönose. Bij het aanbieden van de dieren voor de slacht wordt aanbevolen om de bevinding te vermelden op het VKI-formulier.
Ophaaldiensten rijden niet op Hemelvaartsdag Voor het ophalen van monstermateriaal werken we samen met PS Nachtdistributie. Zij halen op Hemelvaartsdag (26 mei) en tweede pinkersdag (6 juni) geen monstermateriaal op. U kunt monsters voor de eerstvolgende werkdag in het webportaal of via de app aanmelden en tot 18.00 uur wijzigingen doorgeven. PS Nachtdistributie haalt de monsters de eerstvolgende nacht waarin wordt gereden weer op. De ophaaldienst voor sectiemateriaal rijdt ook niet. De ophaaldienst kan indien gewenst tegen het vaste spoedtarief dieren ophalen en gekoeld bewaren tot de eerstvolgende werkdag. Meer informatie: www.gddiergezondheid. nl/ophaaldienst-feestdagen.
De Veekijker: voor uw veterinaire vragen Voor veterinaire vragen kunt u de Veekijker rechtstreeks bellen op 088 20 25 555. Via het keuzemenu kiest u de diersoort waar u informatie over wilt hebben. Voor de verschillende diersoorten gelden andere openingstijden: Rund: 08.30 – 12.00 uur en 12.45 – 17.00 uur Rund uiergezondheid: 15.00 – 17.00 uur Kleine Herkauwers: 15.00 – 17.00 uur Varken: 08.30 – 12.00 uur en 12.45 – 17.00 uur Pluimvee: 08.30 – 17.00 uur, spoedgevallen 24/7 Paard (Helpdesk): alleen voor infectieuze aandoeningen 15.00 – 17.00 uur
drs. Eveline Dijkstra, dierenarts kleine herkauwers Veterinair, mei 2022 -
1
René van den Brom manager afdeling Kleine Herkauwers
“Al het goede krijgt een passend vervolg” Op 15 april 1982 begon Piet Vellema als dierenarts kleine herkauwers bij GD in Drachten. In de loop der jaren is Piet op gebied van gezondheidszorg het 'kleine herkauwersgezicht' van Nederland geworden. Op geheel eigen wijze gebruikte hij zijn wetenschappelijke interesse en kennis om die vervolgens toepasbaar te maken voor de praktijk. Zo heeft Piet op het gebied van infecties meerdere uitbraken van besmettelijke dierziekten van dichtbij meegemaakt. Kenmerkend was dat Piet niet enkel vanuit de theorie dergelijke uitbraken benaderde, maar dat hij zich altijd een goed beeld wilde vormen door het probleem met eigen ogen te aanschouwen. Om vervolgens zijn bevindingen weer terug te brengen naar de wetenschap in de vorm van presentaties en publicaties. In deze column wil ik u informeren over het aanstaande vertrek van Piet Vellema bij GD per 30 juni aanstaande. Tevens wil ik hem vanaf deze plek heel hartelijk bedanken voor al zijn inspanningen op het gebied van kleine herkauwers, zowel nationaal als internationaal en als voormalig leidinggevende binnen GD. De zorg die hij als leermeester aan zijn team heeft besteed, maakt dat wij denken dat wij de collega’s in het veld ook in de toekomst goed van dienst kunnen blijven zijn. Dankzij Piet zijn kennis, inzet en doorzettingsvermogen is de gezondheidszorg voor kleine herkauwers in de afgelopen vier decennia naar een hoger niveau getild en heeft hij ervoor gezorgd dat deze zorg niet het 'zwarte schaap' binnen de diergeneeskunde is geweest.
SEIN: op de hoogte van droes-, rhinopneumonie- en influenzagevallen SEIN (Surveillance Equine Infectieziekten Nederland) meldt bevestigde gevallen van droes, rhinopneumonie en influenza in Nederland per e-mail aan deelnemende dierenartsen. Deze geanonimiseerde meldingen bevatten informatie over onder andere het aantal betrokken paarden en de klinische symptomen per geval. Daarnaast bevat elke melding een geografisch kaartje van Nederland waarin op tweecijferig postcodeniveau het gebied is gekleurd waarbinnen de uitbraak plaatsvindt. SEIN betreft een samenwerking tussen GD, Cluster paard (KNMvD) en Boehringer Ingelheim Animal Health. Op dit moment zijn al 170 praktijken deelnemer van SEIN en hebben we ruim driehonderd geadresseerden die de meldingen ontvangen! Dierenartsen kunnen zich aanmelden via www.seinalerts.nl. Daar vindt u ook een voorbeeld van een SEIN-melding en het geografische overzicht van de meldingen die zijn verstuurd in het eerste kwartaal van 2022. Er worden enkel meldingen verstuurd naar aanleiding van positieve uitslagen wanneer de betreffende praktijk deelnemer is van SEIN. Daarnaast wordt er voor een melding zo nodig contact opgenomen met de praktijk voor nadere informatie. Tara de Haan MSc, projectleider paard
Rectumprolapsen bij varkens Rectumprolapsen bij vleesvarkens worden niet vaak beschouwd als een ernstig gezondheidsprobleem. Volgens sommige auteurs is het verschijnsel de laatste jaren echter wel toegenomen. In incidentele gevallen leiden rectumprolapsen tot verhoogde uitval. In de literatuur is een scala aan risicofactoren benoemd, vaak gebaseerd op verzamelde casuïstieken, want veel experimenteel of fundamenteel onderzoek is niet uitgevoerd. Risicofactoren Oorzaken van rectumprolapsen zijn een verhoogde druk op het perirectale gebied of verslapping van ondersteunend weefsel. Risicofactoren die worden genoemd zijn ontstekingen, zoals proctitis (salmonellose, worminfecties), urethritis, vaginitis of cystitis met als gevolg irritatie en persen. Voedingsgerelateerde risicofactoren zijn brijvoedering, onbeperkt voeren, abrupte voerwijzigingen, obstipatie, hypo- of juist hypercalcemie en mycotoxinen. Nutriënten en grondstoffen die mogelijk een rol spelen: een hoog tarwegehalte, een hoge zetmeelconcentratie, een hoge energiedichtheid, een (zeer) hoog lysinegehalte, kaaswei, fyto-eostrogenen (isoflavonen), een laag vitamine E- of een laag vitamine D3-gehalte. Gebruik van een oraal antibioticum zoals tylosine kan leiden tot verstoring van de darmflora met als mogelijk gevolg overgroei met een schimmelinfectie. Bij eerste toepassing van lincomycine kan enkele dagen oedeemvorming in onder meer het perineale gebied optreden. Zenuw- en weefselbeschadigingen kunnen ook aanleiding geven tot een verhoogde gevoeligheid voor prolapsen. Te denken valt aan de gevolgen van zeer kort couperen van de staart of aan staartbijten. Sommige varkens zijn wellicht meer gepredisponeerd door genetische aanleg, inteelt, sekse (meer bij beren) of doordat ze als big een zeer laag geboortegewicht hadden. Ten slotte kan ook het stalklimaat een rol spelen, in het bijzonder bij forse temperatuurovergangen. Aanpak Belangrijk is om allereerst mogelijke risicofactoren te elimineren. Varkens met een prolaps kunnen miraculeus herstellen. In een aantal gevallen ontstaat een rectumstrictuur. Soms helpt het om de prolaps af te binden. Echter, vaak zullen de dieren het niet redden tot slachtrijp varken. dr. Theo Geudeke, dierenarts varken
2
Vervolgonderzoek mogelijk verwantschap salmonella-isolaten
Risicofactoren voor insleep IBR
Binnen de monitoring rundvee houden we zicht op de diergezondheid van Nederlands rundvee. De data-analyse en meldingen bij de Veekijker spelen een belangrijke rol bij het signaleren van trends en ontwikkelingen. Zo werd op initiatief van de Veekijker voor een salmonella-casus vervolgonderzoek ingezet naar een mogelijke verwantschap tussen salmonella-isolaten.
We berichtten eerder dat er in 2021 meer IBR-uitbraken zijn geweest. Wat zijn bewezen manieren van insleep van het virus? Recent publiceerde GD daarover. Via onderstaande QR-code kunt u dit artikel gratis lezen.
Het Veekijkerteam viel op dat binnen één praktijk met weinig Salmonella Dublininfecties, twee melkveebedrijven op circa vijf kilometer afstand van elkaar, daags na elkaar een kadaver instuurden met als uitslag ‘sepsis door infectie met S. Dublin’. Een Veekijkerdierenarts nam contact op met de dierenarts. Op bedrijf A bleek een klinische uitbraak van S. Dublin onder de kalveren te zijn en op bedrijf B was de sectie-uitslag van een gestorven pasgekalfde koe een eerste aanwijzing van een S. Dublin-infectie, zonder verdere kliniek in de veestapel. De dierenarts gaf aan dat bedrijf A mogelijk mest afvoerde naar bedrijf B. Na vergisting werd het digestaat (restproduct van de biogasproductie) gebruikt als biobedding in de ligboxen van de koeien op bedrijf B. In een pilotstudie is de verwantschap tussen beide isolaten onderzocht. Uit de resultaten van Whole Genome Sequencing door het RIVM, bleek dat de isolaten sterk genetisch verschilden. Er was op basis hiervan geen reden om uit te gaan van een verband tussen beide infecties. Een mooi voorbeeld van hoe geavanceerde diagnostiek het monitoringsteam kan helpen risico’s sneller en accurater in te schatten. drs. Jasper het Lam, dierenarts rund
Toename klinische uitbraken Mycoplasma gallisepticum (M.g.) Via het Early Warning System werd vanaf het vierde kwartaal van 2021 een toename in klinische uitbraken van M.g. bij commercieel pluimvee waargenomen. Eenzelfde genotype was betrokken bij de meest recente uitbraken bij kalkoenen en vermeerderingspluimvee, wat mogelijk duidt op een epidemiologisch verband (groene pijl, 1 partje = 1 uitbraakstam). Eerder onderzoek heeft ook aangetoond dat dezelfde genotypen voorkomen bij de verschillende pluimveetypen, zowel commercieel als niet commercieel. Dit laatste onderbouwt de brede aanpak van M.g. in de commerciële pluimveehouderij en het blijven monitoren van M.g.uitbraken bij niet-commercieel pluimvee. dr. Anneke Feberwee, dierenarts pluimvee * Grotere bollen met meerdere punten: meerdere isolaten die op basis van de 6 verschillende
Kleur: locatie van M.g.-isolaten Buiten Nederland Nederland 1999 - 2018 Nederland 2019 - 2022 Vorm: aantal M.g.-isolaten (elke taartpunt = 1 isolaat)
genen niet te onderscheiden zijn van elkaar.
1 isolaat
De afstand tussen de verschillende bollen (geme-
2 isolaten*
ten over de verbindingslijnen) geeft de mate van overeenkomst aan. Hierbij geldt, hoe korter de afstand, hoe groter de overeenkomst.
4 isolaten* meer dan 4 isolaten*
Zolang Nederland niet volledig IBR-vrij is, is er kans dat (her)introductie van de veroorzaker Bovine Herpesvirus 1 (BoHV-1) plaatsvindt, met economische en diergezondheidsschade tot gevolg. Succesvol uitbannen van IBR hangt af van het bestrijden van bestaande infecties, het voorkomen van insleep van nieuwe infecties op bedrijven en het tegengaan van verspreiding van IBRvirus binnen en tussen bedrijven. Via wetenschappelijk literatuuronderzoek zijn de risicofactoren voor de introductie van IBR op een bedrijf in kaart gebracht en er is gerapporteerd over twaalf publicaties. Dit waren Europese studies die risicofactoren kwantificeerden met odds ratio’s (OR) voor het beste vergelijk en relevantie voor de Nederlandse rundveepopulatie. Beschreven risicofactoren werden ingedeeld in zeven groepen, die betrekking hadden op: bedrijfskenmerken, management, dierkenmerken, aankoop, direct diercontact, buurtcontacten en indirecte factoren. De meest relevante factoren voor insleep en verspreiding van IBR op melkveeen vleesveebedrijven (OR>1) zijn bedrijfsgrootte (vaak door relatie met onderliggende risicofactoren), aankoop van runderen, veedichtheid, afstand tot naburige bedrijven en professionele bezoekers. Management en (in)directe diercontacten hebben een grote invloed op de bestrijding van IBR. Een gesloten bedrijfsvoering en het dragen van bedrijfskleding voor alle erfbetreders kunnen de belangrijkste routes van virusintroductie verhinderen. Doe er uw voordeel mee bij het beoordelen van insleeprisico’s en het geven van adviezen. drs. Frederik Waldeck, dierenarts rund Veterinair, mei 2022 -
3
Nieuws en mededelingen Monitoring westnijlvirus: gratis diagnostiek Westnijlvirus (WNV) is in 2020 voor het eerst in Nederland aangetoond. Ondanks dat we op dit moment inschatten dat de kans klein is dat muggen ziekteverwekkers zoals WNV overdragen op mensen en paarden, wordt de komende jaren op diverse manieren geprobeerd om WNV-circulatie zo vroeg mogelijk op te sporen. Heeft u tijdens het vectorseizoen, van mei tot en met november, een paard met neurologische verschijnselen? Stuur dan een serummonster naar GD. Deze diagnostiek wordt middels een ministeriële subsidie gefinancierd. Om deze kosten vergoed te krijgen, dient u een speciaal inzendformulier te gebruiken: www.gddiergezondheid.nl/wnv.
Veterinair is een uitgave van Royal GD | Redactie: Marian Aalberts, Tara de Haan, Daphne de Leeuw, Rob Nijland, Theo Geudeke, Katrien van den Brink | Eindredactie: Jessica Fiks | Vormgeving: Dock35 Media B.V. | Druk: Senefelder Misset Doetinchem B.V. | Uitgever: GD | Verschijningsf requentie: 12 keer per jaar Overname van artikelen is toegestaan na schriftelijke toestemming van GD. ISSN 1388-4042 Postbus 9, 7400 AA Deventer T. 088 20 25 500, www.gddiergezondheid.nl info@gddiergezondheid.nl Alle genoemde tarieven zijn exclusief btw en basiskosten.
Nieuw: GD-antistoffentest Mannheimia haemolytica Mannheimia haemolytica-infecties worden de laatste jaren significant vaker gevonden als doodsoorzaak bij runderen. Zowel bij kalveren als bij volwassen koeien (Biesheuvel et al., 2021). Vanwege de stijgende vraag naar laboratoriumdiagnostiek introduceert GD een serum-ELISA-antistoffentest. De meeste runderen maken op jonge leeftijd antistoffen aan tegen Mannheimia haemolytica. Gezonde volwassen runderen hebben meestal een hoger niveau antistoffen dan kalveren. Om onderscheid te maken tussen het ‘normale’ antistoffenniveau en een recente infectie, is gekozen voor een semikwantitatieve test met vijf antistoffenniveaus (geen antistoffen; weinig antistoffen; antistoffen; veel antistoffen; zeer veel antistoffen). Interpretatie uitslag Gezonde kalveren zullen meestal de uitslag ‘weinig antistoffen aangetoond’ hebben; gezonde volwassen runderen meestal ‘antistoffen aangetoond’. Een uitslag 'antistoffen aangetoond’ of hoger bij kalveren en ‘veel’ of ‘zeer veel’ antistoffen aangetoond bij koeien past bij een recente infectie. Om een recente infectie aan te tonen adviseren wij in de acute fase een serummonster van minimaal vijf dieren te nemen en na drie weken te herhalen. Een stijging van tenminste één niveau bij meerdere dieren wijst op een koppelinfectie. De test is nu beschikbaar: artikelnummer 12081, tarief 8,50 euro excl. btw en inzendkosten. drs. Jasper het Lam, dierenarts rund
Bezoek onze stand en experts bij VIV Europe
Risico’s aanvoer dierlijke mest op rundveebedrijf
VIV Europe strijkt in 2022 neer in de Jaarbeurs in Utrecht. Wij staan op stand 10.D030 dagelijks van 10.00 tot 18.00 uur klaar voor al uw vragen over diergezondheid. De ‘Meet our experts’-sessies bieden u de mogelijkheid om uw vragen één-op-één in onze stand te bespreken met de experts in hun vakgebied. • 31 mei: prof. dr. Ynte Hein Schukken • 1 juni: Manon Houben, DVM • 2 juni: prof. Sjaak de Wit, DVM, PhD, DipECPVS Wilt u verzekerd zijn van een afspraak met één van onze experts, mail dan naar: support@gdanimalhealth.com. Meer informatie: www.gdanimalhealth.com/viv2022.
Aanvoer van mest geeft risico op insleep van pathogenen zoals Salmonella enterica subsp. enterica (mest van herkauwers, varkens en pluimvee), Mycobacterium avium subsp. paratuberculosis (herkauwersmest) en Ascaris suum (varkensmest). GD adviseert dan ook om géén dierlijke mest aan te voeren. Als rundveehouders desondanks mest aanvoeren, dan kunnen risico’s worden beperkt door de mest uitsluitend op bouwland aan te wenden, niet in de mestput onder de stal op te slaan en mesttransport over het erf te vermijden. Gebruiken veehouders de mest ondanks de risico’s toch op grasland, dan kunnen zij het risico op insleep van salmonella deels beperken door: • de mest vóór aanwenden vier maanden apart op te laten slaan (zonder dat er verse mest bij komt); • na het aanwenden van de mest op een perceel minimaal zes weken te wachten met beweiding en winning van vers gras voor zomerstalvoedering; • in de tussentijd minimaal één kuil- of hooisnede van het perceel te winnen.
Parasitologie voor dierenartsen Dinsdag 5 juli 2022 organiseert GD Academy de cursus Parasitologie voor dierenartsen. Hierin worden de ins en outs rondom maagdarmwormen en leverbot besproken en is er gelegenheid voor een interactieve sessie met GD-medewerkers om casuïstiek te bespreken. Meer weten of aanmelden: www.gddiergezondheid.nl/academy.