Veterinair september 2024

Page 1


Veterinair

Kliniekstudie blauwtong bij Nederlandse schapen- en rundveebedrijven

Op de door GD onderzochte schapenbedrijven en melkveebedrijven is meer variatie in het klinisch beeld gezien dan tijdens de epidemie in 2023. Dit blijkt uit onderzoeksresultaten naar het verloop van BTV-3-infecties en de effecten op de gezondheid van gevaccineerde schapen en runderen. GD voert dit onderzoek uit in opdracht van het ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur (LVVN).

Het doel van dit onderzoek was om meer inzicht te krijgen in het verloop van de effecten van BTV­3­infecties in 2024 op de gezondheid van schapen en runderen in een situatie waar de dieren volledig (drie weken na afronden vaccinatie) zijn gevaccineerd. Hiervoor zijn gedurende twee weken acht schapenbedrijven en twee rundveebedrijven, bevestigd besmet met BTV­3 die zich in de beginfase van de uitbraak bevonden, gevolgd.

De meestvoorkomende klinische verschijnselen die werden gerapporteerd op de acht deelnemende schapenbedrijven waren kreupelheid, verminderde eetlust, sloomheid, vermagering en gezwollen lippen, neus en/of kop. Het percentage schapen met ziekteverschijnselen varieerde sterk tussen de bedrijven van 8 tot 80 procent van de schapen. Van de schapen waar ziekteverschijnselen waren vastgesteld, was aan het eind van de tweewekelijkse studieperiode 8 procent gestorven en 31 procent genezen. Het grootste deel van de schapen met ziekteverschijnselen (61 procent), vertoonde aan het einde van de studieperiode nog ziekteverschijnselen.

De meestvoorkomende klinische verschijnselen die werden gerapporteerd op de twee gevolgde melkveebedrijven waren koorts, sloomheid, melkproductiedaling, verdikte kroonranden en een verminderde eetlust. Het percentage runderen met ziekteverschijnselen op de rundveebedrijven was op het ene bedrijf 36 procent en op het andere 23 procent. De dieren die een melkproductiedaling lieten zien, gaven gemiddeld 16,8 liter minder melk per dag over de gehele studieperiode van twee weken (variatie tussen 3 en 44 liter productiedaling). Van de runderen met ziekteverschijnselen was aan het eind van de tweeweekse studie één dier gestorven (0,7 procent). Daarnaast was 12 procent reeds genezen, was 1 procent afgevoerd en vertoonde 51 procent van de dieren nog ziekteverschijnselen.

De resultaten van deze studie geven een impressie van de gevolgen van de huidige blauwtonguitbraak tijdens de eerste weken. De verwachting is dat de morbiditeit en mortaliteit op de gevolgde bedrijven de komende periode nog verder zal oplopen, aangezien de bedrijven in het begin van de uitbraak zaten en het aantal zieke dieren op deze bedrijven op dat moment nog een stijgende trend vertoonde.

Nienke Snijders-van de Burgwal Msc , dierenarts

drs. Emma Strous-van de Kerkhof, Europees specialist rundergezondheid dr. Nannet Fabri , veterinair epidemioloog

Nieuwe weergave

Vanaf nu kunt u in VeeOnline gebruikmaken van de nieuwe weergave Programma’s. In deze nieuwe weergave staan de statussen van certificeringsprogramma’s bij elkaar in één overzicht, met uitzondering van IBR en schaap/geit, deze volgen later.

Met het zoekfilter maakt u snel een gepersonaliseerd overzicht met de informatie die u nodig hebt. Per programma kunt u tot drie jaar terug de status bekijken. Daarnaast worden de gegevens direct verwerkt. Zo heeft u dus altijd de actuele informatie bij de hand.

De Veekijker: voor alle veterinaire vragen

Voor veterinaire vragen is de Veekijker rechtstreeks te bereiken op 088 20 25 555. Via een keuzemenu kiest u de diersoort waar u informatie over wilt hebben. Voor de verschillende dier soorten gelden andere openingstijden:

Rund: 08.30 – 12.00 uur en 12.45 – 17.00 uur

Rund uiergezondheid: 15.00 – 17.00 uur

Kleine Herkauwers: 15.00 – 17.00 uur

Varken: 08.30 – 12.00 uur en 12.45 – 17.00 uur

Pluimvee: 08.30 – 17.00 uur, spoedgevallen 24/7

Paard (Helpdesk): alleen voor infectieuze aan doeningen 15.00 – 17.00 uur

10 jaar Helpdesk Paard

Tien jaar geleden, in 2014, is de Helpdesk Paard opgericht met als doel om dierenartsen in het veld te woord te staan over infectieziekten bij paarden. Dit was destijds een initiatief van de Sectorraad Paarden en het ministerie van Economische Zaken.

De Helpdesk wordt bemand door specialisten van GD en de faculteit Diergeneeskunde. Zij kunnen advies op maat geven over een casus of er samen met de dierenarts over sparren.

De informatie die uit het veld wordt opgehaald via de Helpdesk kan snel worden gebundeld. Zo kunnen er, indien er noodzaak toe is, snel stappen gezet worden samen met de sector. Op deze manier kan niet alleen de verspreiding van endemische ziekten gemonitord worden, maar kan bijvoorbeeld ook de insleep van nieuwe infectieziekten vroegtijdig gesignaleerd worden. De Helpdesk vormt hiermee een belangrijke spil in de paardengezondheidszorg in Nederland.

Inmiddels is de Helpdesk Paard een begrip onder paarden dierenartsen. In het afgelopen jaar waren er 517 contactmomenten. De vragen die via deze telefoondienst binnenkomen, gaan dus niet alleen over de meest voorkomende infectieziekten, maar ook komen westnijlvirus, tekenencefalitis of piroplasmose langs. Het is mooi om te zien hoe de Helpdesk al tien jaar lang ondersteuning biedt aan dierenartsen en de paardensector.

De Helpdesk Paard is bereikbaar via 088 20 25 555 op werkdagen tussen 15.00 en 17.00 uur.

Vetdiarree bij biggen

De Veekijker werd gebeld over een casus op een vermeerderingsbedrijf. Er waren al langere tijd problemen met ‘vettige diarree’ bij biggen van 1 tot 3 weken oud. De oorzaak van vetdiarree bij jonge biggen is vaak onderwerp van discussie en heeft zelden één enkele oorzaak.

In veel gevallen worden aanwijzingen voor meerdere infectieuze oorzaken gevonden, bijvoorbeeld positieve testuitslagen voor zowel Clostridium perfringens type A, rotavirus en/of coccidiën. Soms wordt zonder nader onderzoek gesuggereerd dat vetmobilisatie bij de zeug en verhoogde vetgehaltes in de zeugenmelk een oorzaak kunnen zijn van vetdiarree. Soms wordt zelfs het zeugenvoer aangepast. Echter, dit levert niet altijd een duidelijk effect op.

We spreken van vetdiarree of steatorrhoea bij biggen wanneer hun ontlasting een vettig karakter kent, meestal wit of geel van kleur. Vetdiarree wijst op een malabsorptie ­ of maldigestiediarree, waarbij de vetvertering en ­ opname verstoord zijn. De vet vertering vindt plaats in de dunne darm en kan verstoord raken door darmschade, verminderde lipaseactiviteit, of problemen met de productie of uitscheiding van gal.

Darmschade is geen onbekend fenomeen bij biggen en kent vele oorzaken. Vlokatrofie kan al optreden na een korte periode van vasten of ten gevolge van bijvoorbeeld een rotavirus­infectie. Coccidiën kunnen het darmslijmvlies daadwerkelijk aantasten en daarbij voor een verminderde (vet)vertering zorgen. Cystoisospora suis is de meest voorkomende veroorzaker van coccidiose bij biggen.

Regelmatig concludeert de Veekijkerdierenarts dat of de toegepaste reiniging, of de desinfectiestap van de kraamstal, of allebei, onvoldoende is om opname van gesporuleerde oöcysten te voorkomen. Oöcysten zijn immers bestand tegen veel mechanische en thermische invloeden. Desinfectantia met cresol als werkzame stof zijn toegestaan en effectief tegen oöcysten. Bij de evaluatie van toltrazuril, een veelgebruikt preventief middel, komen vaak verbeterpunten naar voren. Deze gaan vooral over de dosering in verhouding tot het gewicht van de big en de leeftijd waarop het middel wordt toegediend.

Er is genoeg reden om bij vetdiarree eerst de preventieve maatregelen tegen infectieuze aandoeningen te evalueren en aan te scherpen, voordat het voer van de zeugen wordt aangepast.

dr. Tijs Tobias , Europees specialist varkensgezondheidszorg

Strooiselonderzoek

Er worden door melkveehouders veel verschillende soorten ligboxstrooisel gebruikt. Naast de gangbare ligboxstrooisels als zaagsel, (gehakseld) stro en mengsels van bijvoorbeeld stro, kalk en water, wordt ook vaak gebruikgemaakt van de dikke fractie rundermest. Ook paardenmest en stropellets worden als strooisel gebruikt.

Als de omstandigheden voor bacterievermeerdering gunstig zijn, kunnen (omgevingsgebonden) mastitisverwekkers zich snel vermenigvuldigen. Eens te meer is er behoefte aan het kwantificeren van de infectiedruk in het ligbed van het melkvee. Hiervoor heeft GD het strooiselonderzoek, waarbij ligboxstrooisel (van ligbed en/of voorraad) onderzocht kan worden op de aanwezigheid van de omgevingsgebonden mastitisverwekkers Klebsiella spp. en E. coli. Bij de uitslag is een tabel opgenomen, waarin op basis van internationaal literatuuronderzoek afkapwaarden vastgesteld zijn voor aantallen van mogelijke mastitisverwekkers in de verschillende soorten ligboxbedekkingen. Op basis van het aantal kolonievormende eenheden per gram materiaal wordt onderscheid gemaakt in de toekenning ‘goed’, ‘dubieus’ of ‘onvoldoende’.

SCAN DE QR­ CODE VOOR MEER INFORMATIE OVER UIERGEZONDHEID

Uitbreiding Verse Koeiencheck

Koeien hebben na afkalven een verhoogde kans om gezondheidsproblemen te ontwikkelen. Bij een lage voeropname rondom de partus kunnen bijvoorbeeld hypocalcemie, ketose of leververvetting ontstaan. De Verse Koeiencheck brengt de metabole status van verse koeien in beeld aan de hand van verschillende klinisch-chemische parameters in serum.

In de afgelopen twee jaar zagen we bij koppelinzendingen van de Verse Koeiencheck de meeste afwijkende uitslagen voor het NEFA­ gehalte (20 procent), het BHBZ­ gehalte (16 procent) en de activiteit van het enzym CK (23 procent) in serum. Bij 10 procent van de ingezonden monsters was er sprake van hypocalcemie. Deze zomer is de Verse Koeiencheck uitgebreid met vier nieuwe bepalingen: haptoglobine, de albumine ­ globuline ­ ratio, totaal bilirubine en AST. De check geeft daarmee nu ook inzicht in de ontstekingsstatus en de leverfunctie bij verse koeien.

dr. Saskia van der Drift , onderzoeker R&D en drs. Ant Koopmans , dierenarts

Lymfomen bij het rund

In de afgelopen tien jaar is bij pathologisch onderzoek twintig keer een lymfoom bij het rund vastgesteld, zeventien maal bij postmortaal onderzoek, tweemaal in een huidbiopt en eenmaal in een excisiebiopt van een lymfeknoop.

Een lymfoom (synoniem lymfosarcoom, leukose) is een neoplasie/tumor van onrijpe lymfocyten en komt bij alle diersoorten, inclusief de mens, voor. Bij het rund wordt onderscheid gemaakt tussen de sporadische vormen van lymfoom (jeugdleukose, huidleukose en thymussarcoom) en de enzoötische vorm, die wordt veroorzaakt door het Bovine Leukosevirus, een oncogeen retrovirus. De twintig gevallen van lymfoom bleken allen te behoren tot de sporadische vorm: dertien gevallen van multicentrisch lymfoom, waaronder negen dieren jonger dan twee jaar, vallend onder de definitie van jeugdleukose, driemaal een cutaan lymfoom, drie dieren met lymfoom in respectievelijk de thymus (thymussarcoom), longen en dunne darmen, en eenmaal in een verworpen vrucht.

Enzoötische bovine leukose (EBL), de enzoötische vorm, wordt gekenmerkt door een multicentrisch voorkomen van lymfoom in uit­ en inwendige lymfeknopen, en organen als lebmaag, hart, nier, lever, milt, ruggenmerg en uterus. Omdat EBL volgens de Animal Health Law een meldingsplichtige en bestrijdingsplichtige dierziekte betreft (categorie C+D+E) worden alle gevallen van lymfoom bij runderen ouder dan twee jaar gemeld als verdenking van EBL bij de NVWA, ook de gevallen van lymfoom die niet multicentrisch zijn. De mel dingen zijn nader onderzocht door de NVWA. De dieren zijn volgens de geldende Europese regelgeving serologisch getest door WBVR en bleken negatief voor EBL.

Sinds 1999 is Nederland officieel vrij van EBL en vindt bewaking van de vrije status plaats door middel van steekproefsgewijze serologische screening van bloed ­ en tankmelkmonsters. In het slachthuis worden jaarlijks ongeveer tien gevallen van lymfoom bij runderen ouder dan twee jaar aangetroffen, die op dezelfde wijze nader onderzocht worden. Ook hieruit blijkt tot nu toe dat het de sporadische vorm van lymfoom betreft.

Hoewel de meeste Europese landen de EBL­vrije status genieten, blijft alertheid op EBL op zijn plaats.

drs. Klaas Peperkamp , veterinair patholoog

Uitbraken met ILT-wildtypevirus

In de afgelopen weken zijn vier pluimveekoppels in de Gelderse Vallei besmet geraakt met infectieuze laryngotracheïtis (ILT), veroorzaakt door wildtypevirus. De koppels bevinden zich binnen een straal van 5 kilometer in een regio met veel pluimveebedrijven. De uitbraak leidde tot ernstige symptomen.

Getroffen koppels

• Vleeskuikens (7 weken oud): trager groeiend ras met duidelijke luchtwegverschijnselen en verhoogde uitval.

• Leghennen (38 weken oud): gevaccineerd met een recombinant pokkenvaccin (FP ILT + AE). De dieren vertoonden duidelijke luchtwegproblemen, verhoogde uitval en een daling van zowel voeropname als eiproductie.

• Leghennen (26 weken oud): gevaccineerd met HVT ILT op de broederij en FP ILT + AE tijdens de opfok. De symptomen waren milder, met lichte luchtwegproblemen en een geringe eiproductiedaling.

• Vleeskuikenouderdieren (44 weken oud): gevaccineerd met HVT ILT op de broederij. De klinische verschijnselen waren mild, maar er was wel sprake van een aanzienlijke daling in voeropname en eiproductie.

Van recombinante vaccins is bekend dat zij een vermindering van klinische verschijnselen en uitscheiding van virus na infectie kunnen geven. Ze voorkomen het aanslaan van virus in het koppel niet. Voor gebieden met een verhoogd risico is het raadzaam om meer dan één vaccinatie toe te passen. De aanpak van ILT is onder meer gericht op:

• Alertheid: snelle diagnostiek via sectie en PCR is essentieel bij symptomen.

• Preventie: goede bedrijfshygiëne is cruciaal om de verspreiding van het virus te minimaliseren.

• Vaccinatie: correcte toediening van ILT­vaccins is noodzakelijk; bij gebruik van levend CEO ­vaccin is oogdruppelvaccinatie vereist.

• Regionale aanpak: bij aanhoudende problemen kan een gecoördineerde regionale aanpak noodzakelijk zijn. drs. Jeanine Wiegel , dierenarts

GA NAAR DE VERSE KOEIENCHECK

Haal dieren uit risicoweides leverbot

De ontwikkeling van leverbot in de leverbotslak duurt gemiddeld enkele maanden. Het vrijkomen van de staartlarven uit de leverbotslakken gebeurt onder Nederlandse omstandigheden voornamelijk in de nazomer en herfst. Vanaf eind augustus wordt daarom de kans op besmetting met leverbot door opname van besmettelijke cysten vanuit de weide groter, dus op bedrijven waar leverbot speelt is het verstandig om dieren vanaf nu niet meer op bekende risicopercelen te weiden. Om op een bedrijf beter inzicht te krijgen bij welke diergroepen de besmetting optreedt is in de leidraad leverbot een stroomschema ontwikkeld. Bij dieren die voor het eerst weidegang hebben gehad kan vanaf vier weken na opstallen door middel van bloedonderzoek op antistoffen (steekproef) gecontroleerd worden of binnen deze diergroep een besmetting heeft plaatsgevonden.

Veterinair is een uitgave van Royal GD Redactie: Marian Aalberts, Tara de Haan, Daphne de Leeuw, Mirthe de Wit, Katrien van den Brink, Annemieke Medema, Klaas Peperkamp

Eindredactie: Jessica Fiks

Vormgeving: Dock35 Media

Druk: Senefelder Misset Doetinchem B.V.

Uitgever: GD

Overname van artikelen is toegestaan na schriftelijke toestemming van GD.

ISSN 1388 ­ 4042

Postbus 9, 7400 AA Deventer T. 088 20 25 500 www.gddiergezondheid.nl info@gddiergezondheid.nl

Alle genoemde tarieven zijn exclusief btw en basiskosten.

Enquête onderzoek antibioticumgebruik

Graag vragen wij aandacht voor een internationaal onderzoek naar het gebruik van antimicrobiële middelen tegen mycoplasma’s bij landbouwhuisdieren, waar GD in participeert. We hebben uw hulp nodig om informatie te verzamelen over uw gewoonten met betrekking tot het voorschrijven van antimicrobiële middelen voor mycoplasma ­infecties. De resultaten van deze vragenlijst worden gebruikt om laboratoriumprotocollen voor antimicrobie le gevoeligheidstests voor veterinaire mycoplasma’s verder te ontwikkelen, te helpen bij de klinische interpretatie van de gegevens (MIC) en dierenartsen te ondersteunen in meer verantwoord gebruik van antibiotica bij de behandeling van mycoplasmainfecties bij bij runderen, kleine herkauwers, varkens en pluimvee.

VUL DE ENQUÊTE IN

Save the date! 5 november cursus ‘Bacteriologie en antibiogram‘

We organiseren op 5 november voor dierenartsen, praktijkassistenten en laboranten de rundveecursus ‘Bacteriologie en antibiogram melk’. In één dag leert u onder deskundige begeleiding de basistechnieken voor het uitvoeren van bacteriologisch onderzoek en het maken van een antibiogram. Naast theorie gaat u onder begeleiding van onze experts, zelf in tweetallen aan de slag in onze praktijkruimte in het laboratorium. Na de cursus heeft u de kennis voor het correct uitvoeren van bacteriologisch onderzoek, het interpreteren van resultaten en het uitvoeren van gevoeligheidstesten.

MEER INFORMATIE EN AANMELDEN

Vroegtijdig verminderde mobiliteit leren herkennen?

Volg dan de eendaagse praktische training door één van de gecertificeerde trainers in uw regio en word een RoMS ­ gecertificeerde trainer. Het vroeg ontdekken en direct effectief behandelen van dieren met een verminderde mobiliteit speelt in de aanpak van klauwgezondheid op een melkveebedrijf een cruciale rol. De mobiliteitsscore beoordeelt de beweging van koeien op een gestandaardiseerde manier, variërend van score 0 (perfecte mobiliteit) tot score 3 (ernstig verminderde mobiliteit). In de score worden zaken als paslengte, pasritme en belasting van de poten meegenomen. Dit overzicht zorgt ervoor dat u potentiële klauwproblemen vroegtijdig ontdekt en gericht actie kunt ondernemen.

MEER INFORMATIE EN AANMELDEN

50 procent korting op PPID/ACTH-test

Ontvang dit najaar weer 50 procent korting op het testen van pituitary pars intermedia dysfunction (PPID), aangeboden door Boehringer Ingelheim in samenwerking met GD. De actie geldt van 1 september tot en met 31 oktober 2024. Om deel te nemen aan de actie, dient u eerst de achtergrondgegevens in te vullen via de website van Boehringer Ingelheim. Vervolgens kunt u de voucher printen en gebruiken als inzendformulier. Omdat digitaal inschrijven binnen de actie dit jaar niet mogelijk is, geldt op alle inzendingen met voucher ons lagere basistarief.

SCAN DE QR­ CODE VOOR DEELNAME AAN DE ACTIE

Herinnering Brucella melitensis

Om de vrijstatus voor Brucella melitensis in Nederland te behouden, voert GD in opdracht van de overheid monitoring uit op willekeurig door de RVO geselecteerde schapen ­ en geiten ­ UBN’s. Heeft u binnen uw praktijk UBN’s die zijn geselecteerd en heeft u nog niet van alle UBN’s monsters ingestuurd? Dan willen wij u vragen om dit alsnog te doen. Wilt u een update van welke bedrijven in uw praktijk nog moeten tappen? Deze kunnen wij u geven. Stuur een e ­ mail naar c.t.bogt@gddiergezondheid.nl. Bedankt voor uw inspanning om samen deze vrijstatus te behouden!

NAAR DE LEIDRAAD LEVERBOT

Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.