Emile en Ferdinand nr 2016/4

Page 1

Emile& Ferdinand Magazine van

2016 | N°4 Gratis magazine

Afgiftekantoor: 3000 Leuven Masspost | P919288

Win 5 x 2 vrijkaarten voor deze tentoonstelling te Brugge!

’’

3 7

Juridisch debat Pro en contra het voorstel voor een andere invulling van de rol van onderzoeksrechter Philip Traest en Philippe Van Linthout

11

Jonge Juristen Toekomstverwachtingen van een student rechten Maxime Verheyden

13

Gerecht & Cultuur Tentoonstelling De kunst van het recht. Drie eeuwen gerechtigheid in beeld

Actualiteit: Vluchtelingen Hoe minderjarige vluchtelingen sterker tot hun recht laten komen? Interview met Bruno Vanobbergen

16

Op Drift Comedy over Vluchtelingen Bert Gabriëls

En ook

N iet te missen data 

...


EDITORIAAL

Beste auteurs, beste klanten, Beste LEZERS,

Veel

leesplezier!

Voor u ligt nummer 4 van Emile & Ferdinand, het Nederlandstalige magazine van Larcier Group. De grote najaarstentoonstelling in het Groeningemuseum ‘De kunst van het recht. Drie eeuwen gerechtigheid in beeld’ geeft stof tot nadenken voor iedereen die met recht en gerechtigheid bezig is. U maakt er kennis met bekende kunstwerken, waaronder Gerard Davids ‘Oordeel van Cambyses’, maar ook, oude drukken, manuscripten en objecten, niet vanuit een exclusief kunsthistorisch perspectief, maar in de context van hun oorspronkelijke functies, namelijk die van het recht en de rechtspraak. U heeft de kans om 5 x 2 toegangskaarten te winnen! (Ge)recht en cultuur zijn en blijven met elkaar nauw verbonden. We kondigen u nu al graag aan dat we in volgende nummers van E&F ook aandacht zullen besteden aan het festival OP.RECHT.MECHELEN. Blijf ons volgen! E&F duikt ook in de debatten die de juridische community bezig houden. De commissie van experten die minister Geens aanstelde om een nieuw wetboek van strafprocesrecht voor te bereiden en uit te werken, suggereert onder meer om de rol van onderzoeksrechter anders in te vullen. Philip Traest, advocaat, hoogleraar en lid van de commissie, en Philippe Van Linthout, onderzoeksrechter, geven argumenten pro en contra. We geven ook graag het woord aan een kersverse Master in de Rechten, die popelt om de vergaarde theoretische kennis om te zetten in de praktijk. Maxime Verheyden blikt samen met ons vooruit op zijn stap op de arbeidsmarkt en geeft de lezers van E&F inzage in zijn toekomstverwachtingen van een jonge jurist aan de hand van een aantal interessante vragen, onder meer of juristen voortaan met een computer moeten concurreren om een job… E&F houdt de vinger aan de pols van de maatschappelijke ontwikkelingen. In een actua-dossier ‘Vluchtelingen’ belicht Kinderrechtencommissaris Bruno Vanobbergen een aantal knelpunten waarmee minderjarige vluchtelingen, en dan specifiek de niet-begeleide, vaak geconfronteerd worden.

COLOFON Hoofdredacteur Herman Verleyen Redactieteam Herman Verleyen, Bert Van Vaerenbergh, met medewerking van Elisabeth Courtens en Anne-Laure Bastin

We sluiten af met een vrolijker noot: comedian én jurist gespecialiseerd in verblijfs- en vluchtelingenrecht, Bert Gabriëls maakt een comedy-voorstelling voor jongeren over het vluchtelingendebat. Hij behandelt voor ons een aantal interessante stellingen uit deze voorstelling: Waarom geen opvang in eigen regio? Is er een aanzuigeffect? Mislukt de integratie? Uiteraard stelt u zich de vraag: ‘Is comedy over dit thema mogelijk? en zo ja, is het wel slim om dat te doen?’ Of is het juist nuttig? Ontdek wat hij zelf te vertellen heeft…

We wensen u veel leesgenot! De redactie van Emile & Ferdinand

Lay-out Julie-Cerise Moers (Cerise.be) © Larcier Group n.v. Verantwoordelijke uitgever Marc-Olivier Lifrange, CEO Larcier Group n.v. Hoogstraat 139, Loft 6 - 1000 Brussel Berichten die bestemd zijn voor de redactie kunnen worden verzonden via e-mail: emileenferdinand@larciergroup.com

2|Emile & Ferdinand|Nr.4|2016

Dit magazine is ook van u! Aarzel niet om ons artikels over te maken. Ook uw suggesties of opmerkingen op gepubliceerde bijdragen zijn welkom! Stuur ons uw berichten op: emileenferdinand@larciergroup.com


GERECHT & CULTUUR

Win 5 x 2 tickets voor de expositie

Stuur een e-mail naar emileenferdinand@larciergroup.com

Tentoonstelling

De eerste 5 inzenders ontvangen dan 2 toegangskaarten voor deze tentoonstelling

De kunst van het recht.

© Sarah Bauwens

Drie eeuwen gerechtigheid in beeld

Links: Tine Van Poucke, Curator en publiekswerking tentoonstelling. Rechts: Vanessa Paumen, Curator en coördinator tentoonstelling

Geregeld biedt het Groeningemuseum in tijdelijke tentoonstellingen nieuwe invalshoeken aan de bezoekers. Zo plaatst de grote najaarstentoonstelling ‘De kunst van het recht. Drie eeuwen gerechtigheid in beeld’ bekende kunstwerken, waaronder Gerard Davids ‘Oordeel van Cambyses’, en minder bekende werken in de periode van ca. 1450 tot ca. 1750 in een nieuwe, cultuurhistorische context. Schilderijen, werken op papier, oude drukken, handschriften en objecten worden niet vanuit een exclusief kunsthistorisch perspectief benaderd, maar worden geduid in de context van hun oorspronkelijke functies, namelijk die van het recht en de rechtspraak.

...

2016|Nr.4|Emile & Ferdinand|3


GERECHT & CULTUUR

...

Gerard David , Het oordeel van Cambyses, 1498, Olieverf op paneel

HET OORDEEL VAN CAMBYSES Doorgaans worden bezoekers van het Groeningemuseum in Brugge in de eerste zaal meteen geconfronteerd met een van de meest aangrijpende stukken van de collectie: ‘Het oordeel van Cambyses’, een indrukwekkend tweeluik geschilderd door Gerard David aan het eind van de vijftiende eeuw. Vooral het rechterpaneel waarop een man in nauwkeurig detail levend wordt gevild, wekt bij de toeschouwers niet alleen verbazing en afschuw op, maar roept zeker ook enkele vragen op. Het schilderij wordt in de vaste opstelling gepresenteerd in de context van Brugse stadsopdrachten, samen met courantere onderwerpen zoals ‘Het Laatste Oordeel’. Maar wat hebben deze werken nog meer met elkaar gemeen? Waarom werden schilderijen met het verhaal van Cambyses en met de voorstelling van het Laatste Oordeel

4|Emile & Ferdinand|Nr.4|2016

tijdens de vijftiende en zestiende eeuw door het stadsbestuur besteld? We kunnen ons moeilijk voorstellen dat voor de stadhuizen van vandaag dergelijke taferelen zouden worden gevraagd van hedendaagse kunstenaars. DE TENTOONSTELLING De initiële ambitie van curatoren Vanessa Paumen en Tine Van Poucke was om met deze tentoonstelling het rechtshistorisch erfgoed in kaart te brengen en tegelijkertijd de functies zowel als de betekenissen ervan toe te lichten. Met de eigen stedelijke collecties - het Groeningemuseum, het Gruuthusemuseum, het Brugse Vrije en de Openbare Bibliotheek - als uitgangspunt, aangevuld met enkele bruiklenen, hadden ze aanvankelijk een expositie voor ogen die vanwege het onverwachte perspectief en de inhoudelijke diepgang ongetwijfeld gesmaakt zou

worden door het publiek. In zeer korte tijd is de omvang van dit project echter behoorlijk toegenomen. Tijdens de voorbereiding van de tentoonstelling bleek – ook internationaal – veel belangstelling te bestaan voor het thema en werd de beslissing genomen om het project op een beduidend grotere schaal aan te pakken. De tentoongestelde kunstwerken laten de rijkdom zien van de thematiek en de vele media waarin die in de kunst terug te vinden is tijdens de periode van circa 1450 tot 1750. Niet alleen in schilderijen, maar ook op glasramen, in prenten en tekeningen, in verluchtingen van handschriften, in illustraties van oude drukken en in zilveren en houten voorwerpen komen gerechtigheid en rechtspraak aan bod. Het tentoonstellingsparcours leidt de be-


GERECHT & CULTUUR

zoeker in vier grote zalen en vijf kleinere kabinetten langs rechtshistorische thema’s. In zaal 1 ligt de focus op het Laatste Oordeel in de context van de rechtszaal. Van hieruit maakt de bezoeker in zaal 2 kennis met fascinerende en vandaag vaak niet langer gekende verhalen uit de Bijbel, geschiedenis en legenden die tot inspiratie dienden voor de schepenen die recht spraken. Deze exempla iustitiae of gerechtigheidstaferelen worden getoond aan de hand van schilderijen, prenten en tekeningen. Een vaak voorkomend onderwerp was het Oordeel van Cambyses. Het moest rechters aanmanen hun taak op een goede manier uit te voeren zonder zich te laten omkopen. Gerard David bracht dit thema op een aangrijpende manier in beeld. Bovendien is zijn tweeluik één van de vroegste uitbeeldingen van het onderwerp. In de zestiende eeuw wordt dit thema zeer populair in de schilder- en prentkunst. Zaal 3 toont de verschillende wijzen waarop kunstenaars het verhaal van Cambyses, Sisamnes en Otanes voorstellen. In de kabinetten wordt stilgestaan bij de rechtspraktijk in de late middeleeuwen en vroegmoderne tijd. Daar wordt gefocust op de rechtspraak in Brugge en op de Brugse jurist Joos de Damhouder, een veel geciteerde autoriteit in het strafen strafprocesrecht. Daarnaast gaat de aandacht naar fascinerende aspecten van het strafrecht in het ancien régime: de bloederige folterpraktijken en executies en de zogenaamde vonnis- of boetestukken. De tentoonstelling sluit af in een grote zaal rond de allegorie van gerechtigheid en Vrouwe Justitia. UITZONDERLIJKE STUKKEN ‘De kunst van het recht’ brengt bijzondere objecten naar het Groeningemuseum, waaronder enkele kunstwerken die zelden of nooit worden geëxposeerd. Zo verlaat het Laatste Oordeel dat rond 1499 voor de Nederlandse stad Maastricht werd geschilderd, voor het eerst in decennia tijdelijk zijn originele locatie in het Maas-

‘De kunst van het recht’ toont aan welke vooruitgang geboekt is in ons rechtssysteem én hoe kwetsbaar dat systeem met zijn principes uiteindelijk blijft

Claes Jacobsz. van der Heck, Het oordeel van Cambyses, 1620, olieverf op paneel trichtse stadhuis om naar een museum te komen. Ook een fascinerend schilderij uit het stadhuis van Geraardsbergen, dat de stijl van Jheronimus Bosch oproept, zal kunnen pronken naast andere panelen besteld door vijftiende- en zestiende-eeuwse stadsbesturen. De stad Wesel (Duitsland) laat een topstuk uit haar collectie uitzonderlijk naar Brugge komen. De Hanzestad Gdańsk (Polen) stelt een van de zeven werken ter beschikking die Hans Vredeman de Vries schilderde voor het stadhuis en die nog steeds bewaard worden op hun oorspronkelijke locatie. Een Duitse privéverzamelaar van glasramen deelt vijf boeiende collectiestukken met het tentoonstellingspubliek. Ook uit een Antwerpse privécollectie komt een schilderij. Colijn de Coter, een Vlaamse primitief uit de omgeving van Rogier van der Weyden, vertoeft weer even in de Lage Landen vanuit een semiparticuliere ver-

zameling uit de Verenigde Staten. Daarnaast dragen Belgische en Nederlandse collecties bij aan de tentoonstelling door middel van talrijke prenten, tekeningen en objecten. Vooral het Rijksmuseum Amsterdam en de Koninklijke Bibliotheek van België leenden verschillende kostbare werken uit. Het overweldigende succes van de bruikleenaanvragen wijst erop dat er een grote interesse bestaat om werken vanuit een nieuwe invalshoek te duiden. Met deze tentoonstelling en de bijbehorende catalogus (Lannoo) wil het Groeningemuseum graag tegemoetkomen aan die interesse. De thematiek recht en gerechtigheid is bijzonder rijk, maar aangezien de objecten vaak gerealiseerd zijn in opdracht van openbare besturen maken veel wer-

...

2016|Nr.4|Emile & Ferdinand|5


GERECHT & CULTUUR

...

Petrus Pieters, Tomyris met het hoofd van Cyrus, 1610

ken nog steeds deel uit van hun originele locatie. Denk maar aan de schouw van het Brugse Vrije met het in albast gebeeldhouwde verhaal van Suzanne en de grijsaards. Of aan schilderijen die als panelen in de muren van de raadszalen ingewerkt zijn en de Vrouwe Justitiabeelden op de gevels van stadhuizen of zoals op de Civiele Griffie van Brugge. Ook zijn vele werken die voor raadszalen werden gecreëerd te groot om in het Groeningemuseum tentoongesteld te worden, zoals Victor Bouquets versie van het ‘Oordeel van Cambyses’, in 1671 geschilderd voor het Nieuwpoortse stadhuis. Waar relevant worden deze werken in de catalogus geduid. ‘De kunst van het recht’ toont ook aan - en dat lijkt ons vandaag actueler dan ooit - welke vooruitgang geboekt is in ons rechtssysteem én hoe kwetsbaar dat systeem met zijn principes uiteindelijk blijft. De tentoonstelling belicht hoe de principes

6|Emile & Ferdinand|Nr.4|2016

van de rechtspraak tijdens uitzonderlijke situaties bedreigd werden, maar hoe ze toch ook altijd stevige verdedigers hebben gevonden. In die zin verschaft ‘De kunst van het recht’ misschien ook hoop in moeilijke tijden. Recht is ook altijd kunst. Zo heeft ‘De kunst van het recht’ twee betekenissen: hoe kunst het recht toont en tegelijkertijd hoe recht op zich ook wel kunst is. WETENSCHAPPELIJK COLLOQUIUM De tentoonstelling gaat gepaard met een wetenschappelijk colloquium in januari 2017, waar een dertigtal onderzoekers uit verschillende landen een bijdrage zal leveren aan het lopend wetenschappelijk onderzoek rond recht als thema in de kunst. De makers van de expo hopen dat de tentoonstelling, de catalogus en het colloquium verder onderzoek in het veld van de rechtsiconografie en de rechtsiconologie zullen stimuleren.

DE TENTOONSTELLING PRAKTISCH LOCATIE: Groeningemuseum, Dijver 12, 8000 Brugge PERIODE: van 28 oktober 2016 t.e.m. 5 februari 2017 TICKETS: € 8,00 (inclusief permanente collectie en Brugse Vrije)

€ 6,00 (> 65 j. en 12-25 j.)

ratis: -12 jaar & G leerlingen basis en middelbaar onderwijs begeleid door leerkracht

ratis met Museumpas, G met Lidkaart Vrienden Musea Brugge

MEER INFO OP WWW.MUSEABRUGGE.BE


JURIDISCH DEBAT Emile & Ferdinand duikt ook in de debatten die de juridische gemeenschap bezig houden. De commissie van experten die minister van Justitie Koen Geens aanstelde om een nieuw wetboek van strafprocesrecht voor te bereiden en uit te werken, suggereert onder meer om de rol van onderzoeksrechter anders in te vullen en over te stappen naar een eengemaakt stelsel van strafrechtelijk vooronderzoek. Zou dit kunnen gepaard gaan met een verlies van rechten voor de partijen bij een vooronderzoek? Of komt het de efficiëntie ten goede? Of gaat het debat eigenlijk niet over de efficiëntie binnen het vooronderzoek, maar over macht en het in eigen handen houden van die macht?

Philip Traest en Philippe Van Linthout

geven argumenten pro en contra in dit debat Een nieuw model van vooronderzoek De vraag of de functie van onderzoeksrechter al dan niet zou moeten afgeschaft worden is in werkelijkheid naast de kwestie. De vraag is immers niet of deze functie dient te blijven bestaan, wel of de invulling van dit voor de rechtsstaat essentieel mandaat niet dient te worden herbekeken.

Philip Traest Advocaat bij de balie te Antwerpen, buitengewoon hoogleraar strafrecht en strafvordering UGent

In België hanteren wij nog steeds de Napoleontische Code d’instruction criminelle uit 1808. Weliswaar werd dit wetboek enkele keren aangepast, zeker wat het vooronderzoek betreft. In de geest van de opstellers ervan was het vooron-

derzoek onder de leiding van een onderzoeksrechter de regel. Gaandeweg heeft zich in de praktijk het opsporingsonderzoek onder leiding van de procureur des Konings ontwikkeld en werd dit ook wettelijk erkend. Het resultaat is dat het vooronderzoek in strafzaken thans een duaal systeem is geworden waarbij minder dan 10% van de vooronderzoeken de vorm aanneemt van een gerechtelijk onderzoek onder de leiding van een onderzoeksrechter.

...

2016|Nr.4|Emile & Ferdinand|7


JURIDISCH DEBAT

D e vraag is of er geen aanleiding bestaat om, zoals in vele andere en ons omringende landen, over te stappen naar een stelsel van een enkele vorm van vooronderzoek

...

Komt daarbij dat als gevolg van verschillende herzieningen de positie en vooral de participatierechten van de partijen (bv. recht op inzage van het dossier, recht om bijkomende onderzoeksdaden te vragen…) veel meer en sterker zijn uitgewerkt in het gerechtelijk onderzoek dan in het opsporingsonderzoek. De vraag is dan ook of er geen aanleiding bestaat om, zoals in vele andere en ons omringende landen, over te stappen naar een stelsel van één enkele vorm van vooronderzoek waarin enerzijds de tussenkomst van een rechter voor essentiële onderzoeksdaden gegarandeerd blijft en waarin anderzijds de participatierechten van de partijen versterkt worden en een rechter als aanspreekpunt voor de partijen kan fungeren. De overstap naar één model van strafrechtelijk vooronderzoek betreft dus niet de afschaffing van de onderzoeksrechter maar enkel de overstap naar een stelsel waarin de rechter eenzelfde controlebevoegdheid bezit als nu (zelfs ruimer aangezien deze ook zal bestaan in de zaken die nu aan een opsporingsonderzoek worden onderworpen) maar het onderzoek zelf niet meer leidt. Deze keuze is zeker niet ingegeven door een wantrouwen ten aanzien van de

8|Emile & Ferdinand|Nr.4|2016

onderzoeksrechter maar enkel door de wens van een meer coherent stelsel van vooronderzoek dat bovendien aansluit bij een trend die onmiskenbaar in de lidstaten van de Europese Unie aanwezig is. Enkele voordelen kunnen de overstap naar dergelijk uniform vooronderzoek rechtvaardigen. De onderzoeksrechter zal in dergelijk systeem manifest een meer onafhankelijke positie bekleden. Hij zal een zuiver rechterlijke functie vervullen met meer afstand en derhalve een onbetwistbare onpartijdigheid. Overigens verkeert de huidige onderzoeksrechter reeds in die situatie in de gevallen (waaronder sedert de Potpourri II-wet ook de huiszoeking) waarbij het parket gebruikt maakt van de figuur van de mini-instructie op grond van art. 28septies Sv. De ongelijke positie van de partijen (verdachte en benadeelde) tijdens het vooronderzoek op het vlak van participatierechten wordt op deze wijze rechtgetrokken en niet meer afhankelijk gemaakt van de (veelal toevallige) omstandigheid of een dwangmaatregel en derhalve een gerechtelijk onderzoek al dan niet noodzakelijk is. Het weze duidelijk dat ook bij betwistingen tussen het openbaar ministerie en

de partijen op dit punt de rechter een rol moet te spelen hebben. Het strafrechtelijk beleid zal ook op een meer uniforme wijze kunnen ten uitvoer gelegd worden. Dit betekent zeker niet het toekennen van een soort van almacht aan het openbaar ministerie. Immers, ook in dergelijk eengemaakt stelsel van vooronderzoek zal overeenkomstig de Europese Richtlijn ter zake een rechtsmiddel ingevoerd worden waardoor een benadeelde voor een rechter zal kunnen opkomen tegen een naar zijn oordeel onverantwoorde beslissing om niet te vervolgen. In dit verband is het duidelijk dat bij een eengemaakt stelsel van vooronderzoek het openbaar ministerie nog meer dan nu zal geresponsabiliseerd worden. De instantie die het onderzoek geleid heeft zal vervolgens een beslissing moeten nemen over de verdere richting van het dossier en in geval van vervolging voor de rechter ten gronde de bevindingen van dit onderzoek moeten hard maken. Ook de partijen en de rechter zullen hun verantwoordelijkheid nemen, respectievelijk door een gepast en tijdig gebruik te maken van de verleende participatierechten en door ongemotiveerde verzoeken van het openbaar ministerie af te wijzen. Er kan aldus niet worden gezegd dat de overstap naar een eengemaakt stelsel van strafrechtelijk vooronderzoek gepaard gaat met een verlies van rechten voor de partijen bij een vooronderzoek. De stroomlijning die dergelijke stap met zich brengt, gaat immers gepaard met een rechterlijke controle die minstens even groot en (gelet op de uitbreiding van de participatierechten van partijen) zelfs groter is dan in de huidige strafrechtspleging.


JURIDISCH DEBAT

Pleidooi voor het behoud van de rol van onderzoeksrechter Laat ons het debat over het al dan niet behoud van de onderzoeksrechter eens trachten eerlijk te voeren. Laten we daarom een aantal valse, steeds terugkerende, argumenten even parkeren. Dat lucht voor ons niet enkel op, maar dat brengt ook het debat terug naar de essentie. Neen, de onderzoeksrechters reageren niet vanuit een louter corporatistische reflex want zij behouden hoe dan ook hun job en zouden nog steeds als rechters (mogelijks van het onderzoek) beslissingen moeten nemen over de meest ingrijpende privacy en vrijheid beperkende maatregelen. En ja er zijn, net zoals bij het openbaar ministerie trouwens, onderzoeksrechters die al eens een fout maken, en ja, ook net zoals in andere jobs, zijn er al eens mensen die dwarsliggen. Het is trouwens al te gemakkelijk om zo maar, ongenuanceerd en zonder gegronde reden, “tegen” te zijn. Laat ons daarom eens allemaal samen gefundeerd “voor” iets zijn.

Philippe Van Linthout Onderzoeksrechter te Antwerpen, afdeling Mechelen en Covoorzitter van de Vereniging van Onderzoeksrechters

Voor een juist evenwicht tussen de verschillende bij een strafonderzoek betrokken actoren, voor een correcte afweging en grondige controle op de privacy en vrijheid ingrijpende onderzoeksmaatregelen, voor het juist evenwicht tussen de rechten van verdediging en de rechten van een slachtoffer en voor een echte waarheidsvinding door een onafhankelijk magistraat.

Laat het ons over de jobinhoud hebben. Daar gaat het over. Essentieel is het feit dat naar Belgisch recht de onderzoeksrechter een dubbele hoed op heeft. Enerzijds is hij verantwoordelijk voor het leiden van zijn onderzoeken en het behalen van een mooi resultaat. Of je dat nu de waarheidsvinding noemt – à charge en à décharge – of het kunnen landen met een mooi dossier, finaal willen we allemaal dat justice will be done. Anderzijds is de onderzoeksrechter binnen datzelfde onderzoek de bewaker van de inzet van de politionele middelen en de hoeder van de fundamentele rechten en vrijheden. Hij ziet er niet alleen op toe dat niet lichtzinnig met macht wordt omgegaan, maar hij legt ook uit waarom die macht werd gebruikt. Hij kan dat doen in alle onafhankelijkheid, ongeknecht door het door politici en openbaar ministerie gevoerde beleid. De kunst van de combinatie van deze twee factoren, hoe bijzonder en hoe moeilijk ook, is essentieel in het debat over het voortbestaan van de functie van de onderzoeksrechter in België. Het maakt ons daarbij absoluut niet uit of ze het elders al jaren met of zonder onder-

... 2016|Nr.4|Emile & Ferdinand|9


JURIDISCH DEBAT

M en heeft in het verleden herhaaldelijk

...

zoeksrechter doen. Het gaat ons om de Belgische rechtstaat. Deze dubbele hoed zorgt er immers voor dat op het moment dat de beslissingen er toe doen – niet post factum – deze met kennis van zaken worden genomen. Een controle op het politioneel optreden, de politionele technieken, de bijzondere politionele technieken en op de vorderingen en het optreden van het Openbaar Ministerie moet kunnen gebeuren door experten in het dossier en niet naast het dossier, opdat deze controle efficiënt en effectief zou kunnen gebeuren.

Men heeft in het verleden herhaaldelijk vastgesteld dat een uitholling van de macht van de onderzoeksrechter zal leiden tot overbelasting van het openbaar ministerie (die immers alle dossiers van de onderzoeksrechters opnieuw in hun schoot geworpen krijgen) en tot ongezonde versterking van de macht van de politiediensten door gebrek aan terdege en noodzakelijke controle1. Waarom dienen we helaas vast te stellen dat eens om de zoveel tijd, steeds opnieuw, kost-

vastgesteld dat een uitholling van de macht van de onderzoeksrechter zal leiden tot overbelasting van het openbaar ministerie... bare tijd en energie verspild wordt aan het hernemen van dit reeds gevoerde debat? Omdat het debat eigenlijk niet gaat over de efficiëntie binnen het vooronderzoek, zoals het naar de buitenwereld al eens gepresenteerd wordt, maar over macht en het in eigen handen houden van die macht. Voor de rechtspracticus die al eens een onderzoek geleid heeft, is de efficiëntieballon van een sneller of eerlijker onderzoek door een rechter van het onderzoek snel doorprikt. Hoe zullen complexe dossiers immers in hun vergevorderde staat aangeboden worden aan een rechter van het onderzoek, tenzij samengevat in een synthese proces-verbaal of in een – hopelijk – gemotiveerde vordering van het openbaar ministerie? De rechter van het onderzoek zal dan verwacht worden een weinig kritische en gedweeë handtekenmachine te worden. De tijd is immers steeds kostbaar, kort en de druk is hoog. Of toch niet? In het andere geval zal de rechter van het onderzoek zich telkenmale, dit is bij elke nieuwe machtiging

of verlenging ervan (tap, inkijk, netwerkzoeking, gedwongen medewerking, huiszoeking, aanhouding…) in het dossier moeten inwerken. Dit veronderstelt duidelijk, voor een werkbare praktijk, een (digitaal) parallel dossier om samen met het openbaar ministerie de zaak te kunnen volgen en een vorderende magistraat die in de zwaarste dossiers quasi komt inwonen bij de rechter van het onderzoek om de aanvullende vorderingen een na een te kunnen stellen. Een vooruitgang naar meer efficiëntie of een grondiger onderzoek kan men dit niet noemen. Een afglijden naar minder controle, naar een al te sterke wapenongelijkheid, noemen we het dan zeker weer wel. De knelpunten van de gerechtelijke onderzoeken zijn algemeen bekend en hebben zelden te maken met het onderzoek en nog minder de onderzoeksrechter an sich, maar wel met de wijze dat dit onderzoek kan afgesloten worden en hoe de zaak finaal voor de rechtbank kan worden gebracht. Daar zit de duidelijke flessenhals in de strafrechtelijke procedure. Zullen we daar eens op focussen en het probleem oplossen?

Lees hierover het standpunt nog maar eens na van de professoren Franchimont en Bosly, niet de minsten, samen met de grondige rechtsvergelijkende studie van – thans Substituut Procureur Generaal – dr. Bart De Smet, van een kleine twintig jaar geleden. De analyse en het debat van toen blijken bijzonder actueel (Wetsontwerp tot verbetering van de strafrechtspleging in het stadium van het opsporingsonderzoek en het gerechtelijk onderzoek, Parl. St. Kamer, 1996-97, nr. 857/17 p. 94 e.v.).

1

10|Emile & Ferdinand|Nr.4|2016


JONGE JURISTEN

Toekomstverwachtingen

van een student rechten en vragen die hij zich hierbij stelt

Maxime Verheyden Master in de Rechten 2016. Momenteel LL.M.-student aan Harvard University. Start vanaf september 2017 in het corporate team van Eubelius

E&F houdt de vinger aan de pols en geeft het woord aan een kersverse Master in de Rechten, die aan de poorten van de arbeidsmarkt staat. Zoals velen popelt hij om de vergaarde theoretische kennis om te zetten in de praktijk. Maxime Verheyden blikt samen met ons vooruit op deze stap en geeft de lezers van E&F inzage in zijn toekomstverwachtingen van een jonge jurist aan de hand van drie vragen.

Mijn zomerstages in verschillende advocatenkantoren hebben me gesterkt in de overtuiging dat starten aan de balie de juiste eerste stap is voor mij. Hieronder bespreek ik mijn toekomstverwachtingen en focus ik hierbij op drie vragen. Zal ik met een computer moeten concurreren om een job? Wat is de invloed van initiatieven inzake maatschappelijk verantwoord ondernemen op mijn keuze voor een werkgever? Ik ben nieuw in de wereld van het werken, val ik dan onder het ‘nieuwe werken’? ZAL IK MET EEN COMPUTER MOETEN CONCURREREN OM EEN JOB? Klassiek associeert men automatisering met repetitieve taken. Op het eerste gezicht zou men dus denken dat de advocaat achteraan in de rij staat van de beroepen die door computers vervangen worden. Op dit moment is de computer eerder een (weliswaar onmisbaar geworden) hulpmiddel. Zo laten juridische databanken toe sneller en efficiënter rechtsbronnen op te zoeken. Het Amerikaanse softwareprogramma Ravel biedt dan weer de mogelijkheid een patroon te achterhalen in de beslissingen van rechters in bepaalde staten en te bepalen welke factoren deze rechters wellicht zullen beïnvloeden.1 Een andere toepassing is de software die bijvoorbeeld in door Amerikaans recht beheerste procedures wordt gebruikt om uit het grote aantal documenten die tijdens de discovery2 aan de tegenpartij worden overgemaakt nuttige bewijsstukken te selecteren. Het is reeds aangetoond dat een dergelijke e-discovery betere resultaten kan opleveren dan wanneer deze uitsluitend manueel uitgevoerd wordt.3 In de bovenstaande gevallen dient software zich aan als een hulpmiddel, dat door de advocaat handig gebruikt kan worden om zich te focussen op werkzaamheden die menselijke nuance vereisen. Maar alles wijst erop dat computers binnenkort niet enkel een hulpmiddel, maar voor bepaalde taken zelfs een vervanger van juristen zullen worden...

...

https://www.ravellaw.com/judges (consultatie 5 september 2016). Onder ‘discovery’ verstaat men in de Verenigde Staten het geheel aan procedurele middelen die gebruikt kunnen worden om een tegenpartij in een procedure, voor het eigenlijke proces, te verplichten bepaalde informatie mee te delen die relevant is voor de oplossing van het geschil. Typisch gaat het om een massa aan informatie, waarvoor tegenwoordig handig gebruikt gemaakt wordt van software. Zie bijvoorbeeld over discovery: L.L. TEPLY en R.U. WHITTEN, Civil Procedure, New York, Foundation Press, 2009, 817 e.v. 3 M. R. GROSSMAN en G.V. CORMACK, “Technology-Assisted Review in E-Discovery Can Be More Effective and More Efficient Than Exhaustive Manual Review”, Richmond Journal of Law and Technology, XVII, afl. 3, 48 p. 1 2

2016|Nr.4|Emile & Ferdinand|11


JONGE JURISTEN

...

De ingrijpende verandering die er aankomt, is dat artificiële intelligentie computers toe zal laten om een afgewerkte juridische dienst, in de vorm van een juridisch advies, volledig zelf te construeren. De snelheid waarmee deze evolutie plaats zal vinden is moeilijk te voorspellen en zal bovendien wellicht geografisch verschillen. ‘Kleinere’ juridische markten, zoals de Belgische markt, zouden eventueel wat langer ‘gespaard’ kunnen blijven. Maar de evolutie lijkt in elk geval imminent en onafwendbaar. In de Verenigde Staten ‘rekruteerde’ het advocatenkantoor BakerHostetler zo recent een artificiële intelligentie-toepassing. Het gaat om ROSS, een toepassing die gebruik maakt van Watson, een cognitief systeem van IBM.4 ROSS is als kersvers lid van het ‘Bankruptcy, Restructuring and Creditors’ Rights team’ in staat op een in standaardtaal gestelde vraag een juridisch gefundeerd antwoord te geven, dat hij construeert aan de hand van zijn opzoekingen in rechtspraak en rechtsleer. ROSS houdt steeds een oogje in het zeil om te kunnen signaleren wanneer nieuwe gerechtelijke uitspraken een zaak beïnvloeden. Zo lijkt ROSS in eerste instantie voor bepaalde taken een alternatief voor een beginnende advocaat-stagiair of een paralegal, die bovendien geen nood heeft aan slaap, pauzes of vakantie. Uit een recente survey bij de leidinggevenden van grote Amerikaanse advocatenkantoren bleek alvast dat 47% van de respondenten het mogelijk achtte binnen de 5 tot 10 jaar bepaalde paralegals door computers te vervangen. Voor eerstejaarsadvocaten bedroeg dit percentage 35%.5 Toch denk ik niet dat het angstzweet moet uitbreken bij toekomstige of reeds actieve advocaten. Het lijkt er immers niet op dat er snel een computer komt die alle andere taken van advocaten efficiënter zal uitvoeren. Het gaat voorlopig immers enkel om relatief eenvoudige, maar arbeidsintensieve, juridische opzoekingen die wel reeds tot een volledig juridisch advies kunnen leiden. Zo komt er voor advocaten meer tijd vrij om zich bezig te

houden met taken die een menselijke toets vereisen, zoals bijvoorbeeld in overleg met de cliënt de meest aangewezen tactiek selecteren. Eerder dan rechtstreekse concurrenten te worden, zullen ROSS en consoorten de advocatuur en bij uitbreiding de rechtsfaculteiten wellicht nopen tot het herzien van de opleiding van jonge advocaten en rechtenstudenten zodat zij optimaal met dergelijke toepassingen kunnen (samen)werken. WAT IS DE INVLOED VAN INITIATIEVEN INZAKE MAATSCHAPPELIJK VERANTWOORD ONDERNEMEN OP MIJN KEUZE VOOR EEN WERKGEVER? Net zoals bij vele generatiegenoten vormt maatschappelijk verantwoord ondernemen (MVO) een belangrijk criterium bij de keuze van mijn professionele oriëntatie. Opgezadeld met een niet altijd even rooskleurige wereld, voelen we ons verantwoordelijk om ons steentje bij te dragen. Met veel interesse volg ik dan ook de groeiende tendens in de Belgische bedrijfswereld in het algemeen en in de advocatuur in het bijzonder om initiatieven rond MVO te ontwikkelen. Maatschappelijk verantwoord ondernemen werd door de Vlaamse decreetgever omschreven als “het continue verbeterproces, waarbij de onderneming in overleg met de belanghebbenden van de onderneming vrijwillig en op systematische wijze zowel economische, sociale als milieuoverwegingen in de algehele bedrijfsvoering integreert”6. De kritische lezer zal opmerken dat vele van dergelijke overwegingen reeds voor het ontstaan van het begrip ‘MVO’ door verschillende ondernemingen in aanmerking genomen werden. Wat nu fundamenteel veranderd lijkt te zijn, is de enorme marketingwaarde van MVO, waardoor geen enkel (groot) bedrijf zich kan permitteren de boot te missen.7 IK BEN NIEUW IN DE WERELD VAN HET WERKEN, VAL IK DAN ONDER HET ‘NIEUWE WERKEN’? Ten slotte zal het mij benieuwen in welke mate het opkomende ‘nieuwe werken’ zich in de advocatuur zal doorzetten. Dit populaire begrip is een verzamelnaam voor een heel aantal initiatieven die de flexibiliteit van het werken benadrukken. Uiteraard is een advocaat als zelfstandige minstens theoretisch onafhankelijker en dus flexibeler qua tijdsindeling dan de juridisch adviseur met een werknemersstatuut. Nochtans zal dit gegeven niet volstaan om te stellen dat een advocatenkantoor het ‘nieuwe werken’ toepast. Zonder een waardeoordeel te vellen over de opportuniteit hiervan, wordt het interessant te zien of de Belgische advocatenkantoren massaal aparte kantoorruimtes gaan afschaffen of zelfs een fysiek kantoor tot een minimum gaan beperken en opteren voor een volledig onlinekantoor in de cloud.

4 K. TURNER, “Meet ‘Ross’, the newly hired legal robot”, The Washington Post, 16 mei, https://www.washingtonpost.com/news/innovations/wp/2016/05/16/meet-ross-the-newly-hired-legal-robot/ (consultatie 30 augustus 2016). 5 ALTMANN WEILL, Law Firms in Transition, 2015, 82, http://www.altmanweil.com/dir_docs/resource/1c789ef2-5cff-463a-863a-2248d23882a7_document.pdf (consultatie 6 september 2016). 6 Art. 4, §3 decreet 17 december 2012 betreffende de ondersteuning van het ondernemerschap op het vlak van de sociale economie en de stimulering van het maatschappelijk verantwoord ondernemen, BS 26 maart 2012, 19.095. 7 Vergelijk M. WYCKAERT, “Parole parole parole. Over echte en holle slogans in het Belgisch vennootschapsrecht”, TRV 2013, (94) 97, nr. 5.

12|Emile & Ferdinand|Nr.4|2016


ACTUALITEIT: MINDERJARIGE VLUCHTELINGEN

Hoe minderjarige vluchtelingen sterker tot hun recht laten komen? Bruno Vanobbergen Bruno Vanobbergen is Kinderrechtencommissaris. Hij werkt regelmatig mee aan Tijdschrift voor Jeugd en Kinderrechten (TJK), met onder meer bijdragen over het Nieuwe schoolinschrijvingsrecht; Labeling, Uitsluiten en insluiten; De rechtspositie van minderjarigen in detentie; Kinderen en levenseinde…

Tijdschrift voor Jeugd en Kinderrechten (TJK)

De Klachtenlijn van het Kinderrechtencommissariaat ontvangt heel regelmatig vragen en klachten over en van ‘kinderen op de vlucht’. Van de kinderen en jongeren zelf, maar ook van mensen uit hun directe omgeving. Voogden botsen op moeilijkheden in hun zoektocht naar een duurzame oplossing voor hun pupil. Verantwoordelijken in de opvang maken zich zorgen over de gebrekkige psychologische begeleiding die ze als instelling kunnen geven. Scholen zijn kwaad dat hun leerlingen die al jaren bij hen school lopen van de ene op de andere dag al hun ontwikkelingskansen worden ontnomen. Omdat deze signalen vaak gekoppeld zijn aan structurele knelpunten, publiceerde het Kinderrechtencommissariaat eind 2013 het dossier “Heen & Retour”. In dit interview belicht Bruno Vanobbergen een aantal problemen waarmee minderjarige vluchtelingen vaak geconfronteerd worden. Hij overloopt achtereenvolgens problemen gerelateerd aan onderwijs, aan psychologische hulp en aan een verblijf in de pleegzorg. Daarbij wordt vooral aandacht besteed aan de problematiek van niet-begeleide minderjarige vreemdelingen.

...

2016|Nr.4|Emile & Ferdinand|13


ACTUALITEIT: MINDERJARIGE VLUCHTELINGEN

...

Emile & Ferdinand: Geeft het feit dat kinderen hier schoollopen, niet automatisch recht op asiel of verblijf in België?

Bruno Vanobbergen: Nee, dat is geen automatisme. Toch houdt de overheid bij een uitwijzing soms wel eens rekening met de schoolloopbaan van de jongere. Ouders zonder wettig verblijf putten dan wel geen rechten uit het schoolgaan van hun kinderen, dat hun kinderen hier schoollopen, speelt soms wel mee in de beoordeling van hun integratie hier. Uit de rechtspraak van de Raad van State blijkt dat het schoollopen van kinderen in bijkomende orde relevant kan zijn in de concrete beoordeling van een regularisatieverzoek. Opmerkelijk zijn ook de uitspraken van burgerlijke rechtbanken, waarin rechters oordelen dat kinderen het recht hebben hun schoolloopbaan af te maken en ze dus aan het hele gezin een tijdelijk verblijf toestaan in afwachting van het eind van het schooljaar of van de schoolcarrière. Bij die uitspraken vallen verwijzingen naar internationaal bepaalde grondrechten op. Kan een beroep doen op deze grondrechten dan uitwijzingen verhinderen?

Dat belet niet dat schoolgaande kinderen uitgewezen worden.

14|Emile & Ferdinand|Nr.4|2016

I n de zoektocht naar concrete oplossingen voor de problemen waar kinderen en jongeren op de vlucht vandaag opbotsen moeten we het Kinderrechtenverdrag telkens opnieuw als de standaard naar voor schuiven Meer dan eens protesteren vrienden, scholen en kinderrechtenorganisaties daartegen. Leerkrachten, leerlingen en directies reageren soms scherp als een leerling uitgewezen wordt en van de ene op de andere dag niet meer komt opdagen. Een bijzondere groep vormen die jongeren die op het moment dat ze 18 worden een bevel tot het verlaten van het grondgebied krijgen terwijl ze aan de vooravond staan van het behalen van een diploma secundair onderwijs. Jongeren op de vlucht klagen dat de uitwijzing ze belet om hun opleiding af te maken. Die opleiding afmaken zou ze nochtans sterker maken en ze in veel gevallen beter in staat stellen een toekomst uit te bouwen in hun land van herkomst. De opleiding afmaken kan in principe op twee plaatsen: in Vlaanderen, in de school waar ze nu zitten, of in het land van herkomst. Naar gelang van de concrete situatie zal het ene of het andere meer opportuun zijn. Voor jongeren die hier al jaren zijn en op korte termijn (bijvoorbeeld één of twee jaar) hun opleiding in Vlaanderen kunnen voltooien, is het wellicht in de meeste gevallen het meest aan-

gewezen ze de mogelijkheid te geven hun opleiding hier af te maken. Daarvoor is dan voor henzelf (en veelal ook voor hun gezin) een tijdelijke verlenging van de verblijfsvergunning nodig. Daaraan zouden voorwaarden over de studievorderingen gekoppeld kunnen worden. Wat is het standpunt van het Kinderrechtencommissariaat?

Het Kinderrechtencommissariaat vraagt al enige tijd aan de federale overheid om in overleg met de Gemeenschappen te onderzoeken onder welke voorwaarden voor jongeren (en hun gezin) die een bevel kregen om het grondgebied te verlaten, hun verblijfsvergunning tijdelijk verlengd kan worden om ze in staat te stellen hun opleiding in België af te ronden. In verband met het recht op psychologische hulp, kunt u ons het probleem en de omvang ervan schetsen?

Van de 761 kinderen en jongeren die in 2014 als niet-begeleide


ACTUALITEIT: MINDERJARIGE VLUCHTELINGEN

buitenlandse minderjarige in een federaal onthaal-, oriëntatie- en observatiecentrum aangemeld werden, bleek 36% om verschillende redenen bijzonder kwetsbaar te zijn. Dat zijn jongeren met een dringende nood aan aangepaste psychologische begeleiding, zo vernemen we van Fedasil (Federaal Agentschap voor de Opvang van Asielzoekers). De kosten voor ambulante psychologische hulp worden evenwel enkel nog terugbetaald voor bewoners van de opvangcentra van Fedasil en partners zoals het Rode Kruis, Caritas of Vluchtelingenwerk Vlaanderen. Het gevolg is dat kinderen en jongeren die elders opgevangen worden (waaronder zij met een erkenning als vluchteling op zak) voor psychologische hulp aangewezen zijn op de reguliere hulpverlening. De praktijk leert dat dat allesbehalve probleemloos loopt. Die reguliere hulpverlening is voor hen weinig toegankelijk en niet voldoende gespecialiseerd in de problemen waarmee zij kampen. Waarom is die psychologische hulp zo belangrijk?

Experten melden ons dat veel kinderen en jongeren op de vlucht vaak juist pas na die moeilijke, onzekere periode waarin ze nog op hun erkenning wachten, in staat zijn om de psychische trauma’s te verwerken die ze als vluchte-

ling opliepen. Dus precies in de fase waarin psychologische hulp voor het afsluiten van een moeizaam proces en het begin van een nieuw leven zou kunnen zorgen, is ze het minst beschikbaar. Biedt verblijf in pleegzorg een betere bescherming tegen uitwijzing?

Wij besteedden het afgelopen jaar bijzondere aandacht aan de groep kinderen zonder papieren die in een pleeggezin verblijft of verbleef. Een verblijf in de pleegzorg regelt hun verblijfssituatie niet. Hooguit wordt hun verblijf in België ‘getolereerd’ zolang de plaatsingsmaatregel loopt. Op het einde van de plaatsing of na hun 18e verjaardag worden ze het land uitgewezen. Voor sommige kinderen heeft dat desastreuze gevolgen. Er is niet alleen de uitwijzing op zich. Uit de klachten bij de Klachtenlijn blijkt dat jaren leven in onzekerheid de ontwikkeling van de kinderen hypothekeert. Deze problematiek vraagt een snelle oplossing. Deze oplossing mag zich niet beperken tot het ondersteunen van pleegouders en medewerkers van diensten voor pleegzorg in individuele verblijfsprocedures of het versterken van hun expertise. Voor de betrokken kinderen en jongeren is een structurele oplossing nodig. Zij moeten minstens

tijdelijk verblijfsrecht krijgen voor de duur van de beschermingsmaatregel. Ten slotte bepleiten we dat de plaatsende instantie, hulpverleners en pleegouders een stem krijgen in de individuele beoordeling van de wenselijkheid van een permanent verblijfsrecht. Wat moet de leidraad zijn in het zoeken naar oplossingen en in het overheidshandelen in het algemeen?

Ongetwijfeld de integriteit van het kind. In de zoektocht naar concrete oplossingen voor de problemen waarop kinderen en jongeren op de vlucht vandaag opbotsen moeten we durven het Kinderrechtenverdrag telkens opnieuw als de standaard naar voren te schuiven. Onze grondwet dwingt ons daar ook toe. “Elk kind heeft recht op eerbiediging van zijn morele, lichamelijke, geestelijke en seksuele integriteit”. Zo luidt artikel 22bis. Het artikel is een van de belangrijkste vertalingen van het Kinderrechtenverdrag in onze nationale wetgeving. Het zou het fundament van onze kijk op en ons handelen met kinderen moeten zijn. Maar het lukt niet. We slagen er tot op vandaag onvoldoende in om onze grondwet na te leven. We weten dus wat gedaan de komende tijd.

2016|Nr.4|Emile & Ferdinand|15


ACTUALITEIT: COMEDY OVER VLUCHTELINGEN

Op Drift:

y d e m Co

over Vluchtelingen

Een voorstelling voor jongeren over het vluchtelingendebat.

Bert Gabriëls studeerde rechten tijdens de vorige Vluchtelingencrisis in de jaren ’90, werkte als jurist voor de juridische dienst van Foyer vzw in Molenbeek, voor Dienst Vreemdelingen van de Stad Antwerpen, voor Vluchtelingenwerk en Advocatenkantoor Verstrepen & Chabot, en werkte onder meer mee aan het boek Wet & Duiding Verblijfswetgeving. Sinds een aantal maanden schrijft hij aan een comedyvoorstelling voor scholen over de vluchtelingencrisis, en hij ziet al wel eens iemand de wenkbrauwen fronsen wanneer hij dat vertelt. Is het mogelijk en zo ja, is het wel slim om dat te doen? Zoals hij zelf zegt: “Ik denk van wel, maar ik moet eerlijk toegeven dat ik het resultaat ga afwachten om er zeker van te zijn.” We laten hem verder aan het woord. Hij formuleert een paar stellingen die hij in de voorstelling behandelt. Misschien eerst nog even wat voorgeschiedenis... BERT GABRIËLS:

Bert Gabriëls Comedian én jurist

16|Emile & Ferdinand|Nr.4|2016

“ Sinds 2008 werk ik vooral als comedian, maar de laatste jaren vaker met een juridische insteek. Ik gebruikte een aantal rechtskwesties in m’n laatste show “Van Mij Mag Het”, en nam in 2016 deel aan het programma “Terug naar Eigen Land”, waarin we zelf de vluchtelingenroute aflegden vanuit het Midden-Oosten naar Europa. In deze docureeks mocht ik juridisch weerwerk bieden tegen de meningen van enkele migratiekritische politici. Op zich is dat niet gelukt - het was eerder een partijtje buikgevoel tegen buikgevoel

- maar het programma gaf wel een pakkend beeld van de impasse waar zowel de vluchtelingen als de politiek samen in verzeild zijn geraakt. Tijdens dat programma heb ik alvast één ding geleerd; een migratiebeleid dat tegelijk menselijk en performant wil zijn, is pas mogelijk als links en rechts naar mekaar willen luisteren. Maar vermits links en rechts er voordeel bij hebben om mekaar te beschuldigen, stopt het debat ook daar, en wordt er niet echt een antwoord geformuleerd op mekaars bekommernissen. Wat we van een volgende generatie


ACTUALITEIT: COMEDY OVER VLUCHTELINGEN

hopelijk kunnen verwachten, is dat ze niet stil blijven staan bij het benoemen van die problemen, maar opnieuw in oplossingen gaan denken. Het is evident dat een goed beleid oplossingen moet formuleren die een antwoord bieden op alle bekommernissen. Wie de geschiedenis er even bij neemt, kan trouwens ontdekken dat er op de meeste kwesties ook al verschillende antwoorden en oplossingen zijn geformuleerd, en dat de effectiviteit van die oplossingen in principe gecheckt zou kunnen worden. Hieronder probeer ik al kort een paar stellingen te formuleren die ik in de show kwijt wil. Ieder die bedenkingen heeft, wordt warm opgeroepen die met mij te delen. We willen de jeugd geen onzin op de mouw gaan spelden, niet waar? OPVANG IN EIGEN REGIO Een eerste bekommernis, die zeker sinds de oorlog in Syrië vaak opduikt, is: “Waarom vangen ze vluchtelingen niet op in hun regio?” Waarom zouden wij in België aan mensen onderdak en geld moeten geven, terwijl er in hun regio landen genoeg zijn die kunnen helpen; Egypte, Turkije, Saoudi-Arabië, Qatar,... De stelling dat het grootste deel van de vluchtelingen naar Europa komt, kan worden genuanceerd; naast de 7 miljoen vluchtelingen die binnen Syrië bleven, verblijft 76% van de Syrische vluchtelingen in de buurlanden, en met name in Turkije (2,7 miljoen), Libanon (1 miljoen), Jordanië (600.000), en een klein deel in Irak en Egypte. Zelfs het vaak genoemde Saoudi-Arabië nam eigenlijk wel een deel van de Syriërs op, al noemen ze die daar geen vluchtelingen, en hebben ze hun eigen methode om ze te selecteren. Zelf spreken ze over 2,5 miljoen, het enige bevestigde cijfer ligt tegen de 500.0001. 1

De bekommernis dat sommige landen veel meer vluchtelingen opvangen dan andere blijft wel overeind, en er zijn ook al verschillende oplossingen voor op papier gezet. De meest efficiënte oplossing is diplomatiek; landen zetten zich aan tafel en verdelen de koek. In 1956 werden 200.000 Hongaarse vluchtelingen zonder veel poespas verdeeld over 36 landen. 7000 kwamen naar België; in vergelijking met de toenmalige bevolking ging het om een aandeel dat dubbel zo groot was als de erkenningen van crisisjaar 2015. Het land gaf geen krimp. Andere pogingen om vluchtelingen te verdelen zijn de techniek van eerste asielland en veilig alternatief land. Een groot aantal asielzoekers wordt om die reden ook een verblijf in Europa ontzegd. Binnen Europa geldt daarboven ook de zogenaamde Dublin-Verordening, waarbij asielzoekers teruggestuurd kunnen worden naar het eerste Europees land waar ze gespot geweest zijn. Kortweg, op de vraag waarom vluchtelingen niet opgevangen worden in hun eigen regio, kan geantwoord worden dat dat op dit moment de facto al massaal gebeurd, dat de regelgeving dat ook verplicht, en dat het beleid een groot deel van de asielzoekers terugzendt naar een veilige alternatieve plek. Dat asielzoekers desondanks doorstromen naar verderliggende landen, is meestal te wijten aan de situatie in het land van eerste opvang; vaak is er gebrek aan onderwijs, recht op tewerkstelling en gezondheidszorg. En dat betekent ook dat de financiering van de opvang in

de regio een rechtstreekse invloed heeft op de toekomstige instroom van nieuwe asielzoekers. Het is wat dat betreft best zorgwekkend te noemen dat er voor die opvang internationaal steeds minder geld wordt vrijgemaakt. OPVANG IN BELGIË: HOEVEEL KUNNEN WE NOG AAN? Dat veel vluchtelingen voldoende redenen hebben om verder te trekken, wil natuurlijk nog niet zeggen dat het verstandig is om ze massaal naar hier te halen. Zowel voor de vluchtelingen zelf als voor de inwoners van de gastlanden is het nuttig om eerst te onderzoeken hoeveel mensen een land kan opvangen zonder schade toe te brengen aan de welvaart, de sociale zekerheid, of de samenleving. Maar hoeveel kan een land aan? In Duitsland zijn er in 2015 een miljoen asielzoekers aangekomen, en Merkel zegt “wir schaffen das”. In ons land kwamen er 35.000 binnen en onze Staatssecretaris Francken noemde die toestand onhoudbaar. Beide stellingen kunnen waar zijn, maar waarop moeten we ons baseren om die conclusie te trekken? De meningen zijn netjes verdeeld. Voor de enen is het zonder meer duidelijk dat vluchtelingen handenvol geld kosten, en is minder vluchtelingen per definitie gelijk aan minder kosten. Anderen stellen dat vluchtelingen een winst kunnen zijn voor de samenleving, en hekelen vooral het spenderen van miljarden aan de bewaking van de grenzen. Maar het kan allebei; er zijn voorbeelden van vluchtelin-

F. De Bel-Air, Migration Profile: Syria, Migration Policy Centre & Robert Shuman Center for Advanced Studies, Issue 2016/02, Februari 2016.

...

2016|Nr.4|Emile & Ferdinand|17


ACTUALITEIT: COMEDY OVER VLUCHTELINGEN

...

genstromen die negatief uitpakken voor een gastland, en er zijn voorbeelden van het tegendeel. En hoe zit het in België? Het is jammer, maar wat de impact was op onze economie van de mensen die pakweg de laatste 30 jaar asiel hebben gevraagd, hebben we helemaal niet gemeten. Er is me één onderzoek bekend, naar de groep vluchtelingen die een erkenning kregen tussen 2003 en 2006 en daarvan bleek in 2009 63% aan het werk - niet voltijds, maar globaal gezien voor 4/5 aan het werk. 25% bleef ten laste van de overheid. De rest was inwonend gezinslid. Een eenmalige studie uit 2011 van de OESO over alle Europese landen spreekt globaal van een 50% tewerkstelling na 5 jaar. Dat zijn geen cijfers om van te gaan juichen, maar de conclusie van een negatieve impact is daarmee ook niet echt gestaafd. En feit is dat we van de tewerkstelling of fiscale bijdragen van de overgrote meerderheid van de instroom eigenlijk niks weten. Stel je voor dat we deze kwestie even niet als messias of als doemdenker zou bekijken, maar als manager. Dan zou je na meting van de werkelijke kost, kunnen uitzoeken welke opties er zijn om de situatie te verbeteren. Ten eerste: minder vluchtelingen binnen laten. Maar ook dat kost weer geld. De overeenkomst met Turkije bijvoorbeeld, waarbij we dat land hebben gevraagd om van hun 2,7 miljoen vluchtelingen niemand meer te

18|Emile & Ferdinand|Nr.4|2016

steuning, maar dat een goede ondersteuning door andere asielzoekers weer gezien kan worden als een uitnodiging om te komen. De reden waarom Merkel kop van jut is in Europa, is niet dat ze vluchtelingen die in Duitsland aankomen wou helpen, maar dat ze door dat te verkondigen, massaal veel meer vluchtelingen aantrok. Dat dilemma legt een hypotheek op elk compromis tussen rechts en links. Ieder die vluchtelingen helpt, maakt zich schuldig aan nieuwe instroom, en ieder die de instroom wil beperken, doet dat vaak door het moeilijk te maken voor de mensen die hier al zijn. laten vertrekken, kost Europa 6 miljard. En het sluiten van de grenzen betekent ook dat je miljoenen mensen letterlijk opsluit in kampen. Een tweede mogelijkheid is geen sociale uitkering meer geven. Maar mensen dakloos maken gaat er niet voor zorgen dat ze makkelijker werk vinden. Een andere mogelijke oplossing is zelf een selectie maken van de vluchtelingen die je in het land toelaat, zodat er een groter deel sneller aan het werk is. De eenvoudige redenering dat je uit de miljoenen vluchtelingen die in kampen zitten te wachten, misschien de profielen zou kunnen halen die in dit land een aantal knelpuntberoepen komen invullen, is een voor de hand liggend idee. Een pertinent bezwaar tegen deze manier van denken is dat het immoreel is om hulp aan mensen in nood te laten afhangen van economisch nut. Anderzijds is de huidige manier van werken eveneens onmenselijk, en ook nog eens inefficiënt. De ‘procedure’ van selectie die daaruit volgt is onmenselijk en voor sommigen zelfs dodelijk, en de groep mensen die nog tussen de mazen glipt komt in niets overeen met de selectie die voor Europa economisch voordelig zou zijn. We verliezen dus op alle vlakken. AANZUIGEFFECT Een belangrijk dillema in het vluchtelingenbeleid is dat een vlotte integratie bevorderd wordt door een goede onder-

De oplossing voor dit dilemma stond eigenlijk al in het Verdrag van Genève, maar wordt niet meer toegepast. Het Verdrag geeft namelijk geen enkel land de verplichting om vluchtelingen op te vangen. Het geeft de verplichting om uit te zoeken of iemand al dan niet terug kan naar de bescherming van zijn nationale overheid, en zoniet, vast te stellen dat die persoon onder de bescherming valt van de internationale gemeenschap. Als dat zo is, is hij of zij vluchteling, en moet die vervolgens, ergens in de internationale gemeenschap, asiel krijgen. Het verdrag zelf bepaalt echter niet welk land asiel moet verlenen, en de vluchteling mag niet kiezen in welk land hij asiel krijgt. De eerder genoemde Hongaarse Vluchtelingen in Oostenrijk werden in 1956 allemaal daar erkend, en nadien verdeeld. In dat geval is er geen sprake van aanzuigeffect: als men in België erkende vluchtelingen asiel had gegeven in pakweg de Filippijnen of Jamaica, dan wordt het voor de gelukzoekers onder hen een beetje knullig om eerst een fortuin te spenderen aan een illegale doortocht tot in Brussel. INTEGRATIE Een laatste bekommernis betreft de integratie van vluchtelingen, en die bekommernis geldt meteen ook voor alle vreemdelingen in het land, en overstijgt de economische berekening. Zelfs al zou het bewezen zijn dat een deel van de vluchtelingen de staat voordeel zou ople-


ACTUALITEIT: COMEDY OVER VLUCHTELINGEN

veren, zou de weerstand nog altijd even groot zijn, als blijkt dat hun sociale integratie te wensen overlaat.

Meer informatie over de voorstelling, en ook een mogelijkheid om te reageren: www.bertgabriels.be

In de eerste plaats is het niet correct om vluchtelingen een moeizame integratie te verwijten. Het aandeel van de erkende vluchtelingen in de migraties van de laatste 30 jaar is een fractie. Het is mogelijk dat de kleine groep vluchtelingen misschien niet tot het problematische gedeelte behoort. Dus we moeten eerst kijken wie we bedoelen met ‘migranten die niet goed integreren’. Als we de migratiecijfers bekijken blijkt dat de meeste migraties onproblematisch zijn. Het overgrote deel van de migratiecijfers in België betreffen EU-onderdanen, waaronder vooral Nederlanders en Fransen. Als we naar de geschiedenis kijken zien we sinds 1960 een instroom van zeer grote groepen Italianen, Polen, Grieken en Spanjaarden, wiens massale inwijking niet heeft geleid tot het vormen van etnische groepen die als fundamenteel anders worden gezien. Voor die groepen mogen we dus trots vaststellen dat het migratie- en integratiebeleid is gelukt. Dat andere groepen een minder succesvol traject hebben gevolgd, kan te maken hebben met hun moment van instroom en hun juridische positie; de Marokkaanse en Turkse gastarbeiders hadden zich net in België gevestigd op het moment dat hun tewerkstelling instortte. En hun juridische positie maakte dat ze niet de keuze hadden om tijdelijk naar hun land terug te keren, zonder hun voet tussen de deur in Europa voorgoed te verliezen. Hun etnische groepsvorming kan verder ook te maken hebben met de culturele afstand, en met de kettingmigratie door gezinsvorming, en met allerhande vormen van discriminatie. Er is een overaanbod aan mogelijke oorzaken. Maar feit is dat de situatie van wederzijds wantrouwen met wederzijdse inbreng is ontstaan, en dat ze ook alleen met wederzijdse inzet kan verholpen worden. In dat opzicht kan het al helpen om mekaars gedrag niet te snel te culturali-

seren. Het is opvallend dat wanneer iemand ‘dood aan de Christenen’ roept, er politici zijn die zeggen dat we een nieuwe wet nodig hebben om het verheerlijken van terrorisme te verbieden, terwijl dat gewoon een racistische oproep tot geweld is, en dus strafbaar. Er wordt ook door velen verkeerdelijk van uit gegaan dat de antiracismewet gemaakt is om vreemdelingen te beschermen, en dat is absurd; vreemdelingen worden er net zo hard door gestraft als autochtonen. Wanneer een allochtoon een westerse vrouw aanrandt, en uit zijn verklaring blijkt dat hij haar oneervol vond vanwege de westerse kledij, kan die man extra zwaar gestraft worden vanwege dat racistische motief. Maar in praktijk wordt de strafverzwaring voor racisme alleen maar ingeroepen tegen autochtone Belgen. Blijkbaar vinden blanken zelfs racisme een voorrecht voor blanken, en dat volledig in hun nadeel. De wet zelf is in ieder geval niet zo bedoeld, het is de knullige uitvoering ervan die de situatie scheeftrekt. Het is het onrecht dat bevochten moet worden, niet de vreemdheid. WAAROM COMEDY OVER DIT THEMA? Tot slot nog even de vraag waarom het nuttig of nodig zou zijn om grapjes te

gaan maken over dit ernstige en soms schrijnende stukje werkelijkheid. Wel, ik denk dat deze voorstelling zonder humor voor een groot stuk zijn doel zou missen. Mijn ervaring met een vorige schoolvoorstelling, over gebruik en misbruik van sociale media, heeft me geleerd dat een relevante grap bij de jongeren beter beklijft dan een normatieve boodschap, en dat een normatieve boodschap op zich ook vanzelf een tegenreactie oproept. En daarnaast ben ik er er eerlijk van overtuigd dat je een onderwerp pas in alle mogelijke perspectieven kan zien, als je er ook mee kan lachen; het helpt gewoon om de eenzijdigheid in te zien van één enkel standpunt.

Bert Gabriëls werkte mee aan Wet & Duiding Verblijfswetgeving Larcier - 2014 - 472 p. - € 96

2016|Nr.4|Emile & Ferdinand|19


SAVE THE DATES ➔ DRIE AVONDSESSIES ‘HET LEVEN VAN EEN VENNOOTSCHAP’ (DE PINTE)

• De oprichting van een vennootschap (15 november 2016) • Joint Venture en geschillenbeslechting (22 november 2016) • Ontbinding en vereffening van een vennootschap (6 december 2016)

➔ STUDIEAVOND ECHTELIJKE MOEILIJKHEDEN & DE VENNOOTSCHAP EN DE ECHTSCHEIDING

17 november 2016 - Communicatieloft Gent

➔ STUDIENAMIDDAG HET DECREET COMPLEXE PROJECTEN IN DE PRAKTIJK

(reeks Omgeving TeRecht) 17 november 2016 - Radisson Blu Antwerpen

➔ STUDIENAMIDDAG ONROEREND ERFGOED (reeks Omgeving TeRecht)

6 december 2016 - Radisson Blu Antwerpen

JAARBOEKEN OVERHEIDSOPDRACHTEN OP STRADA LEX Deze tweetalige publicaties, uitgegeven door EBP Consulting en geschreven door specialisten uit de praktijk: Constant De Koninck, Peter Flamey, Patrick Thiel en Bjorn Demeulenaere, zijn nu geïntegreerd in het aanbod van Strada lex (9 edities). Op die manier vindt u elk jaar meer dan 1.000 pagina’s onuitgegeven inhoud, met bijdragen over actuele knelpunten van het Europese en Belgische overheidsopdrachtenrecht. Deze jaarboeken zijn raadpleegbaar als monografieën via het tabblad Boekenplank in Strada lex

➔ ONTBIJTSEMINARIE KRITISCHE BESPREKING BELANGRIJKSTE BESLISSINGEN VLABEL 2015 EN 2016. Ter gelegenheid van de lancering van de reeks ‘oVER Vlaamse Erf- en Registratiebelasting” 22 november 2016 (Zwijnaarde) of 8 december 2016 (Leuven)

➔ STUDIENAMIDDAG BEËINDIGING VAN VENNOOTSCHAPSMANDATEN

Voor meer informatie www.stradalex.com

24 november 2016 - Redloft Gent

➔ STUDIENAMIDDAG EEN PRAKTISCHE KIJK OP KERKELIJK EN BURGERLIJK HUWELIJK.

De hervorming van het kerkelijke huwelijksrecht 24 november 2016 - KU Leuven

➔ STUDIENAMIDDAG DE ALGEMENE ANTIMISBRUIKBEPALING EN SUCCESSIEPLANNING

29 november 2016 (Leuven) of 9 maart 2017 (Sint-Martens-Latem)

➔ ONTBIJTSEMINARIE BASISOPLEIDING ONTSLAGRECHT

1 december 2016 - Redloft Gent

➔ COLLOQUIUM COMPROMIS EN AANSPRAKELIJKHEID:

Wie is aansprakelijk? De verkoper, de koper, de immobiliënagent, de notaris, wie nog? 1 december 2016 - Brussel

➔ BERICHT AAN HET NOTARIAAT - PRAKTIJKGERICHTE OCHTENDSESSIES

• Praktische notariële aandachtspunten bij internationale planningen 15 november 2016 (Diepenbeek) • Familiale vermogensplanning bij kinderen met een beperking 29 november 2016 (Leuven)

> SURF NAAR WWW.LARCIERGROUP.COM om de interviews met onze auteurs en redactieleden te ontdekken, en kom er alles te weten over de komende events en onze nieuwe publicaties

GAZLARNL4 ISBN : 9781-1009-8608-1

20|Emile & Ferdinand|Nr.4|2016

INFORMATIE EN INSCHRIJVINGEN: Larcier Opleiding opleiding@larciergroup.com Online inschrijvingen via www.larciergroup.com/opleiding

Follow us on

Bent u nog niet geabonneerd op Emile & Ferdinand? Abonneer u gratis op emileenferdinand@larciergroup.com


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.