nยบ
40ste jaargang / 20 april 2007
8/
2007
TIJDSCHRIFT VOOR WATERVOORZIENING EN WATERBEHEER
thema drinkwater
TWEEDE KAMERLEDEN OVER DE DRINKWATERWET INTERVIEW MET NIEUWE DIRECTEUR WML RIA DOEDEL WAT LEVERT 6,7 MILJARD OP VOOR AANPAK WATEROVERLAST?
Drinkwater en de wereldvrede
A
fgelopen week heeft de VN-Veiligheidsraad voor het eerst gedebatteerd over de veranderingen in het wereldklimaat.
Juist aan de vooravond van dat debat brachten ex-topmilitairen van het Amerikaanse leger een rapport uit waarin zij waarschuwen voor aantasting van de wereldvrede en een toename van terrorisme omdat meer droogte en meer hitte in delen van de wereld waar de situatie al onstabiel is, die toestand verder zal destabiliseren. Vooral een toenemend gebrek aan schoon drinkwater zorgt voor een toename van een vluchtelingenstroom naar plaatsen waar wel voldoende (drink)water voorhanden is. Het aantal oorlogen om water zou ook toenemen. Met name de Amerikanen zouden betrokken kunnen raken in dergelijke oorlogen.
H2O tijdschrift voor watervoorziening en waterbeheer verschijnt ééns per 14 dagen Officieel orgaan van Stichting tot uitgave van het tijdschrift H2O en haar participanten: - Vereniging van Waterbedrijven in Nederland - Koninklijke Vereniging voor Waterleidingbelangen in Nederland - Nederlandse Vereniging voor Waterbeheer - Kiwa Water Holding BV Uitgever Rinus Vissers Redactie Peter Bielars (hoofdredacteur) Michiel van Zaane Marjon Hoogesteger Redactiesecretariaat Dora Pompe Redactieadres en uitgeverij Postbus 122, 3100 AC Schiedam telefoon (010) 427 41 65 telefax (010) 473 26 40 e-mail h2o@nijgh.nl Bezoekadres: ’s-Gravelandseweg 565 3119 XT Schiedam Redactiecommissie Harry Tolkamp (voorzitter/NVA) André Struker (KVWN) Frits Vos (VEWIN) Gerda Sulmann (Kiwa Water Research) Advertentieverkoop Roelien Voshol (010) 427 41 54 Brigitte Laban (010) 427 41 52 Mediaorder Carola Sjoukes (010) 427 41 41 Suzanne Klüver (010) 427 41 40 telefax (010) 473 20 00 Abonnementenservice Pauline Roos Tini van Schijndel telefoon (010) 427 41 08 telefax (010) 426 27 95 Abonnementsprijs € 95,- per jaar excl. 6% BTW € 126,- per jaar voor buitenland € 8,- losse exemplaren excl. 6% BTW Abonnementen gelden voor één jaar en worden – zonder tegenbericht – automatisch verlengd. Opzeggingen dienen schriftelijk uiterlijk 6 weken voor het aflopen van de abonnementsperiode te geschieden aan bovenstaand postadres. Druk en lay-out Den Haag mediagroep b.v., Rijswijk Copyright Nijgh Periodieken B.V., 2007 Het auteursrecht op de inhoud van dit tijdschrift wordt uitdrukkelijk voorbehouden. Overname van artikelen alleen na schriftelijke toestemming van de uitgever. www.vakbladh2o.nl
Die stroom klimaatvluchtelingen is al eerder voorspeld. Dat de kans op oorlogen om water toeneemt, ook. Maar, zoals al enkele jaren nu het geval is, trekt de huidige Amerikaanse regering daaruit maar bitter weinig conclusies. Bush blijft stoïcijns weigeren het Kyoto-protocol te ondertekenen om de uitstoot van kooldioxide (de belangrijkste bron van het huidige versterkte broeikaseffect en daarmee de opwarming van het wereldklimaat) te verminderen. Omdat dat geld kost en hem noodzaakt impopulaire maatregelen op korte termijn te nemen. Maar zelfs de genoemde ex-topmilitairen vinden dat nu kortzichtig. Want volgens hen kost het over enkele jaren niet alleen veel meer om nog iets te doen aan de opwarming van de aarde, maar gaat het dan ook ten koste van (meer) mensenlevens. Peter Bielars
inhoud nº 8 / 2007 / *thema 4
/ Wat levert 6,7 miljard euro voor de aanpak van wateroverlast op? Frits Kragt en Frank van Gaalen
8* / Elektrochemisch legionellabeheer niet te snel toepassen
10* / Interview met Ria Doedel Maarten Gast
12* / Tweede Kamerleden over de
10
Drinkwaterwet
16* / Aanpak putverstopping door chemische neerslagen kan en moet effectiever Gerard van den Berg, Gijsbert Cirkel en Benno Drijver
18* / Tien jaar praktijkervaring met membraanfiltratie bij WMD Rob Bos, Aleid Diepeveen en Hilde Prummel
26
20* / Actievekoolfiltratie moet dreiging bentazon in Limburg beteugelen Gert Reijnen, Hans Honée, René Hoeijmakers en Jonneke Klomp
26* / Nederlandse stichting helpt dorp in Mali aan drinkwater Roel Burgler
29 / Baten van KRW hangen af van verande-
51
ring chemische en ecologische toestand water Elisabeth Ruijgrok, Rob Nieuwkamer en Rob van den Veeren
41* / Evaluatie bevestigt effectiviteit ontwerpconcepten zelfreinigende netten Mirjam Blokker, Peter Schaap, Jan Vreeburg en Peter Horst
44*
/ Naar een effectievere diagnose, therapie en preventie van chemische put- en drainverstopping Pieter Stuyfzand
48 / V-stuw voor periodieke hydrologische gebiedsisolatie Anton Dommerholt, Ton Holtink, Peter Heuts en Fabrice Ottburg
51 / Interne eutrofiëring van veenplassen belangrijker dan voorheen erkend? Bruce Michielsen, Leon Lamers en Fons Smolders
Omslagfoto: Peter Tahl/WMD.
Wat levert 6,7 miljard euro voor de aanpak van wateroverlast op? De Decembernota 2006 geeft aan dat er 6,7 miljard euro nodig is om wateroverlast in het regionaal watersysteem en in de stad tegen te gaan. Het gaat hierbij niet om levensbedreigend overstromingsgevaar vanuit zee en rivieren maar alleen om schade door water op land en op straat. Het tegengaan van wateroverlast vanuit regionaal oppervlaktewater kost volgens de waterschappen 2,5 miljard euro. Deze financiële opgave is voldoende inzichtelijk gemaakt. Het is echter zeer verschillend en niet erg inzichtelijk wat de burger daarvoor krijgt. Bovenop de 2,5 miljard euro komt nog 0,9 miljard euro achterstallige baggeropgave voor het op diepte brengen van de waterlopen. Voor het stedelijke gebied worden in de Decembernota 2006 de kosten voorlopig geschat op 3,3 miljard euro, maar er is geen goed beeld van de opgave voor het tegengaan van stedelijke wateroverlast.
H
et overstromingsgevaar en de wateroverlast in de jaren negentig vormden de aanleiding voor de Startovereenkomst Waterbeleid 21e eeuw. Rijk, provincies, gemeenten en waterschappen zijn hierin overeengekomen dat naast techniek meer ruimte nodig is bij de inrichting van het watersysteem, om zo te anticiperen op klimaatverandering, bodemdaling, zeespiegelstijging en verstedelijking. Een eerste stap in de vaststelling van het benodigde geld en de ruimte werd in 2003 gezet met het opstellen van 16 deelstroomgebiedsvisies door provincies, waterschappen en gemeenten. In het Nationaal Bestuursakkoord Water van 2003 is aan de waterschappen en gemeenten gevraagd deze eerste, globale raming voor het regionale respectievelijk stedelijk watersysteem in 2005 nader te toetsen. Provincies en gemeenten zouden na integrale afweging de ruimtebehoefte dit jaar moeten vastleggen in hun provinciale- en gemeentelijke plannen. Het Milieu- en Natuurplanbureau (MNP) heeft onlangs ten behoeve van de Decembernota KRW/WB21 2006 een analyse uitgevoerd van de opgaven van waterschappen en gemeenten voor wateroverlast: de ‘Audit WB21’1). Het Centrum voor Onderzoek van de Economie van de Lagere Overheden (COELO) heeft op grond hiervan de lastenontwikkeling2) bepaald. In dit artikel worden de belangrijkste conclusies toegelicht.
Beperkt inzicht opgave regionale wateroverlast De financiële opgave voor wateroverlast vanuit regionaal oppervlaktewater is voldoende inzichtelijk. De waterschappen geven aan hiervoor 2,5 miljard euro nodig te hebben tot 2015. De waterschapslasten voor huishoudens stijgen hiermee tot 2015 met totaal negen procent (afbeelding 1). Op dit moment bestaat echter geen eenduidig beeld van het beschermingsniveau dat daarvoor geboden wordt. Dat komt niet zozeer door regionale fysieke verschillen, maar door de grote verschillen tussen
4
H2O / 8 - 2007
waterschappen in de gehanteerde aannames en gemaakte keuzen én onduidelijkheden in de consequenties daarvan. Bij deze 2,5 miljard euro moet nog de achterstallige baggeropgave van 0,9 miljard euro uit de maatschappelijke kosten-batenanalyse Waterbodems van 2005 opgeteld worden. De opgave van de waterschappen is namelijk gebaseerd op het op diepte zijn van de watergangen.
Nieuwe inzichten in klimaat Vrijwel alle waterschappen hebben zich in de toets van 2005 gebaseerd op het ‘oude’ WB21 klimaatscenario ‘Midden’ uit 2001, met tien procent toename van de neerslagintensiteit. De vraag is of de opgave ook bestendig is tegen de nieuwste klimaatscenario’s van het KNMI uit 2006. Daarin neemt de neerslagintensiteit in de winter ook met tien procent toe, maar in de zomer neemt deze toe met 27 procent. Uit berekeningen van een aantal waterschappen blijkt dat de omvang van de wateropgave erg gevoelig is voor hogere neerslagintensiteiten.
Verlaging van wateropgave Bij een aantal waterschappen is het berekeningsresultaat aan een beheerdersoordeel en een kosten-batenanalyse onderworpen. Na deze afweging neemt de opgave meestal aanzienlijk af, in één geval met 98 procent. Het beheerdersoordeel betreft veelal acceptatie van inundatie in beekdalen, lagere gebieden en natuur. De kosten-batenanalyse betreft geen maatschappelijke kostenbatenafweging, maar een zuiver financiële afweging van de kosten van de maatregelen en de vermeden schade (baten). Het is opmerkelijk dat zo’n analyse tot verlaging van de opgave leidt, omdat de NBW-werknormen, waarmee de opgaven bepaald zijn, al gebaseerd zijn op een evenwicht tussen kosten en baten. Bij het merendeel van de waterschappen is nog geen beheerdersoordeel en kostenbatenanalyse uitgevoerd. Deze waterschappen geven aan dat de opgave een eerste raming is, die gebruikt kan worden
voor de (maatschappelijke) kosten-batenanalyse en de integrale afweging. Allerlei keuzen zijn nog mogelijk. De opgave van 2,5 miljard euro kan verlaagd worden tot 1,5 miljard, als bij deze waterschappen de afweging tot een zelfde verlaging leidt als bij de waterschappen waar beheerdersoordeel en kosten-batenanalyse al achter de rug zijn. Het is echter ook mogelijk dat de opgave uiteindelijk hoger uitvalt. De Decembernota 2006 geeft namelijk aan dat het de taak van de provincies is om de gebiedsnormen en de daarvoor benodigde waterhuishoudkundige maatregelen vast te stellen. Op dit moment zijn de keuzen ten aanzien van de wateroverlastopgave meestal door de waterschappen gemaakt en niet door de provincies. Reeds gemaakte keuzen kunnen nog teruggedraaid worden, wat kan leiden tot een verhoging tot 3,5 miljard euro.
Ruimteclaim gehalveerd In de deelstroomgebiedsvisies van 2003 bedroeg de eerste inschatting van de benodigde ruimte 700.000 hectare, waarvan 630.000 (90%) voor vasthouden en 70.000 (10%) voor bergen (afbeelding 2)3). Bij de ruim 600.000 hectare vasthouden gaat het niet om wateroverlast maar voornamelijk om meestal vage en grof geschetste maatregelen ter bescherming van infiltratiegebieden met het oog op verdroging en waterkwaliteit. Volgens de toets van 2005 is voor wateroverlast nog maar 35.000 hectare waterberging nodig, dus de helft van de claim volgens de deelstroomgebiedsvisies en het Nationaal Bestuursakkoord Water in 2003. Ook de opgave in kubieke meters en de benodigde kosten zijn in de toets van 2005 gehalveerd ten opzichte van de deelstroomgebiedsvisies. Vooral bestuurlijke keuzen, zoals de acceptatie van wateroverlast in laaggelegen gebieden en natuur, hebben bijgedragen aan deze halvering, naast meer nauwkeurige berekeningen, minder strenge normen en het loslaten van beperkingen in de piekafvoer vanuit het regionaal water op de grote rivieren.
actualiteit
Afb. 3: Verhouding inzet maatregelen (vasthouden, bergen en afvoeren) voor het oplossen van de wateroverlast 2050.
Afb. 1: De diversiteit in aanpak en keuzen werkt door in de lastenontwikkeling.
en gemeenten zullen hierbij vanwege de integrale ruimtelijke afweging een grotere rol dan nu moeten gaan spelen om medio dit jaar de ruimtebehoefte in hun plannen vast te kunnen leggen. Een belangrijk deel van de keuzen zijn tot nu toe binnen de waterschappen gemaakt.
Geen grondwateroverlast Opvallend is dat in het NBW-proces de nadruk in het landelijk gebied volledig is komen te liggen op wateroverlast door inundatie vanuit het oppervlaktewater. Bij het merendeel van de waterschappen was vóór het NBW namelijk grondwateroverlast (droogleggingsnormen) en niet zozeer inundatie (NBW-werknormen) bepalend voor de inrichting van hun watersysteem. Grondwateroverlast treedt al op bij lagere oppervlaktewaterpeilen dan de ‘kantje-boord’ inundatiepeilen van de NBW-werknormen en is daarom strenger. Zo leidt het bij de waterschappen die de strengere droogleggingsnormen toegepast hebben, tot een verdubbeling van de opgave.
Geen beeld opgave stedelijk gebied Afb. 2: Maatregelen tegen wateroverlast in de deelstroomgebiedsvisies.
Voornamelijk berging Opvallend is dat in de toets van 2005 het tegengaan van wateroverlast vanuit oppervlaktewater voornamelijk gezocht wordt in de ruimtelijke maatregel bergen en niet zozeer in vasthouden: 80 procent van het teveel aan water wordt geborgen, 15 procent vastgehouden en 5 procent afgevoerd (afbeelding 3). Uit de toets kan niet worden afgeleid waarom de waterschappen voornamelijk voor bergen hebben gekozen. Het bergen betreft vooral de aanleg van ‘gestuurde’ bergingsgebieden en het vergroten van het oppervlak open water. De waterschappen geven aan de intentie te hebben zoveel mogelijk kleinschalig te bergen in combinatie met andere doelen. Bij gebruik komen de bergingsgebieden gemiddeld 70 tot 80 cm onder water te staan. Een dergelijke waterdiepte stelt aanzienlijke eisen aan de inrichting, dus is het aannemelijk dat de bergingsgebieden vrij groot zullen zijn. Dit beeld komt niet overeen
met de constatering in de Decembernota 2006 dat een verschuiving te zien is van grootschalige naar fijnmazige oplossingen. Hooguit dat door de halvering in benodigd bergingsgebied minder grootschalige berging nodig is en dat de waterschappen allereerst met fijnmazige maatregelen aan de gang zijn gegaan. Een enkel waterschap laat water sturend zijn. Het bestemt ruimte niet zozeer als waterbergingsgebied maar legt een planologische restrictie op, bijvoorbeeld als gebied ongeschikt voor bebouwing. Uit de Evaluatie Nationaal Bestuursakkoord Water4), die in 2006 is uitgevoerd en samengevat in de Decembernota 2006, blijkt dat in ruimtelijke plannen nog weinig reserveringen zijn opgenomen voor ruimte voor water. Voor het merendeel van de benodigde bergingsgebieden moet de vertaling van de wateropgave in concrete locaties nog plaatsvinden in de integrale gebiedsprocessen die zullen lopen tot 2015. De provincies
Nog geen betrouwbaar beeld bestaat van de maatregelen en kosten om wateroverlast vanuit oppervlaktewater, riolering en grondwater in het stedelijk gebied tegen te gaan. Doelen zijn niet expliciet vastgesteld. Vaak zijn bij het bepalen van de opgaven de wateroverlastdoelen en de middelen, zoals rioolvervanging en afkoppelen, door elkaar gehaald. Verder zijn de nu beschikbare opgaven gebaseerd op een zeer beperkt aantal onvergelijkbare gemeentelijke gegevens. De ruimtelijke consequenties zijn op dit moment dus nog onbekend. Deze hangen namelijk sterk af van de te stellen doelen en de te kiezen oplossingen. In het stedelijk gebied zijn de wateroverlastoplossingen sterk gekoppeld aan de inrichting van het gebied en het rioolsysteem. Inrichtingsmaatregelen, zoals verhoogde stoepranden en deurdrempels of verlaagde speeltuinen en parken, spelen een belangrijke rol in de directe bergingscapaciteit ‘op straat’ voor piekbuien. De ‘ruimte’ zal vooral op straat gevonden moeten worden. Het laten meeliften (‘werk-met-werk’) van wateroverlastmaatregelen met andere werkzaamheden, zoals rioolvervanging, wegbeheer, groenbeheer, nieuwbouw, stedelijke
H2O / 8 - 2007
5
Chinese vicepremier bezocht Nederland De Chinese vice-premier Hui Llangyu bezocht samen met een delegatie van 8 tot en met 11 april enkele infrastructurele waterprojecten in Nederland. Tijdens het werkbezoek zijn ook drie overeenkomsten tussen Nederland en China op het gebied van waterhuishouding en droogte ondertekend.
D
herstructurering en renovatieprojecten, werkt aanzienlijk kostenverlagend. Dit jaar moet de stedelijke wateropgave beter in beeld worden gebracht, maar in de Decembernota 2006 wordt toch een eerste inschatting van de kosten gegeven: ruim drie miljard euro. Als deze inschatting een juiste indicatie geeft, vallen de extra kosten om wateroverlast tegen te gaan in het niet bij de 25 tot 37 miljard euro die tot 2050 nodig is voor de vervanging van de rioolstelsels. Bij de dimensionering van nieuwe rioolstelsels lijkt nog geen rekening te worden gehouden met de verwachte toename in neerslagintensiteit.
Inzicht voor de overheid en de burger is gediend met eenvoud en dus met zo min mogelijk diversiteit. Een lokale aanpak van wateroverlast zal echter tot een meer gedifferentieerd systeem van normen leiden: op iedere locatie wordt een andere afweging gemaakt welke wateroverlast tegen welke kosten acceptabel is en wat dus als ‘op orde zijn’ wordt beschouwd. Dit kan bovendien leiden tot rechtsongelijkheid. De keuze voor een lokale, integrale aanpak of een meer uniforme aanpak, en daarmee voor doelmatigheid of transparantie en rechtsgelijkheid, is uiteindelijk een politieke keuze. Frits Kragt en Frank van Gaalen (Milieu- en Natuurplanbureau)
Inzicht versus integrale lokale aanpak De overheid en de burger willen vanuit het oogpunt van doelmatige besteding een betrouwbaar beeld hebben van de wateroverlastopgave en de daaruit voortvloeiende lastenontwikkeling. Zij willen weten wat ze voor hun geld kunnen verwachten. Inzicht staat echter op gespannen voet met een op doelmatigheid gerichte integrale aanpak op regionaal of lokaal niveau, waarvoor gekozen is in de Decembernota 2006. Bij een volledig integrale aanpak in ruimte en tijd worden meerdere problemen ter plekke en tegelijkertijd aangepakt, zoals de combinatie van waterberging en recreatie of het meeliften van de oplossing van rioolwateroverlast met rioolvervanging. Het per probleem inzicht geven wat het kost, is dan moeilijk. Hoe integraler en lokaler de aanpak, des te moeilijker is het om inzicht te krijgen in een thematisch probleem zoals wateroverlast. Om toch inzicht te kunnen bieden, moeten op een eenduidige, transparante wijze de doelen worden geformuleerd en de relaties tussen doelen, maatregelen, kosten(toedeling) en gemaakte keuzen worden vastgelegd. Hiervoor zijn strakkere afspraken nodig tussen de bij het proces betrokken partijen van rijk, provincies, waterschappen en gemeenten. Dit beperkt wel de bewegingsvrijheid.
6
H2O / 8 - 2007
NOTEN 1) Kragt F., F. van Gaalen, P. Cleij en W. Ligtvoet (2006). Audit Waterbeleid 21e eeuw, analyse van de opgaven wateroverlast volgens het Nationaal Bestuursakkoord Water. Milieu- en Natuurplanbureau. Rapport 5550600002/2006. 2) Gerritsen E., C. Hoeben en J. van der Veer (2006). Audit WB21: kosten- en lastenontwikkeling ten gevolge van de NBW-opgave wateroverlast. COELO. Rapport 06-3. 3) zie deelrapporten evaluatie deelstroomgebiedsvisies van het Milieu- en Natuurplanbureau: Gaalen F. van, F. Kragt en A. Keuren (2005). Toelichting op de landsdekkende maatregelkaart deelstroomgebiedsvisies. Rapport 500023001/2005. Kragt F., F. van Gaalen, G. Beugelink en W.Ligtvoet (2005). Afwenteling en blauwe knooppunten: sleutel tot duurzaam waterbeleid. Rapport 500023003/2005. 4) Werkgroep Evaluatie NBW (2006). Evaluatie Nationaal Bestuursakkoord Water, eindrapport Verantwoordend spoor.
e Chinese delegatie bekeek de Maeslantkering en de Afsluitdijk. Tijdens een ontmoeting met minister Eurlings en staatssecretaris Huizinga van Verkeer en Waterstaat is vooral gesproken over de samenwerking tussen Nederland en China op het gebied van waterbeheer en waterbouw. In 2004 tekende het ministerie reeds een Memorandum of Understanding met de Chinezen voor een periode van vijf jaar. In dat kader is een drietal overeenkomsten getekend tijdens het werkbezoek. De eerste overeenkomst heeft betrekking op samenwerking op het gebied van problemen met droogte. Alterra gaat China adviseren om met moderne technieken een ‘early warning system’ op te zetten dat tijdig waarschuwt voor droogte. De tweede overeenkomst is gesloten tussen de Chinese regering, Rijkswaterstaat en het Wereld Natuur Fonds over vismigratie. Bekeken wordt hoe de vismigratie rond waterwerken, zoals dammen, verbeterd kan worden. De laatste overeenkomst is gesloten tussen de onderzoeksinstituten WL|Delft Hydraulics en het Chinese Nanjing Hydraulic Research Institute. Beide instituten gaan nauwer samenwerken en vaker gezamenlijk onderzoek verrichten.
Lettinga wint Amerikaanse milieuprijs Prof.dr.ir. Gatze Lettinga, emeritus hoogleraar in de milieutechnologie aan de universiteit van Wageningen, heeft de prestigieuze Amerikaanse Tyler Prize 2007 gewonnen. Lettinga krijgt de prijs voor zijn grote verdiensten op het gebied van milieubescherming. Hij ontvangt de prijs, 200.000 dollar en een gouden medaille, vandaag (20 april) in Los Angeles.
G
atze Lettinga was van 1988 tot 2001 hoogleraar Anaerobe zuiveringstechnologie en hergebruik aan de universiteit van Wageningen. Tijdens zijn loopbaan wijdde hij zich aan het ontwikkelen van duurzame technologie met het oog op milieubescherming. Hij werd daarmee een wereldwijd erkende autoriteit op het gebied van anaerobe verwerking van afvalwater.
Een andere richting?
IndustrialIT Extended Automation System 800xA geeft u alle veerkracht. Bij aanpassingen en veranderingen in uw applicatie speelt hergebruik van standaard oplossingen een grote rol. In System 800xA kunt u zelf een standaard definiëren op ieder niveau door uw gehele plant. Veranderen uw automatiseringsbehoeften, dan worden wijzigingen in een gedefinieerde standaard consequent en automatisch op ieder niveau doorgevoerd. Engineering change management registreert dit. System 800xA maakt uw wijzigingen zo inzichtelijk en beheersbaar en voldoet hiermee volledig aan de FDA 21 CFR part 11 eisen. Neem voor meer informatie contact op met onze afdeling Process Automation.
ABB b.v. Mon Plaisir 40 NL-4879 AN Etten-Leur Tel. +31 (0)76 5086200 E-mail control@nl.abb.com Website www.abb.nl
verslag thema* Elektrochemisch legionellabeheer niet te snel toepassen Maatregelen tegen besmetting van drinkwater met Legionella moeten in principe op het thermische of fysische vlak liggen. Elektrochemisch beheer wordt sinds begin dit jaar weliswaar door VROM gedoogd, maar de toepassing mag alleen als de andere mogelijkheden geen soelaas bieden. Daarover bestaat nog wel eens verschil van mening, zo bleek ook tijdens het vierde congres over Legionella dat Euroforum op 29 maart in Eindhoven verzorgde.
Instructie In april en mei geeft kennisinstituut ISSO regionale instructiebijeenkomsten over de legionellapreventie ten aanzien van leidingwater en de nieuwe voorschriften met betrekking tot sanitaire installaties. Tijdens de bijeenkomsten komen alle nieuwe voorschriften en hulpmiddelen om Legionella in collectieve leidinginstallaties te voorkomen aan bod, zodat deelnemers deze in de praktijk kunnen toepassen. De instructies vinden plaats op 24 april in Eindhoven, 3 mei in Rotterdam, 8 mei in Zwolle, 15 mei in Heiloo en 22 mei in Bunnik. De deelnameprijs bedraagt 475 euro. Voor meer informatie: (010) 206 59 69 of www.isso.nl.
D
e congresdeelnemers misten VROM en de Arbeidsinspectie. Kiwa gaf wel acte de prèsence in de persoon van Bart Wullings. Hij ging in op de detectie van Legionella pneumophila in watermonsters met behulp van een kwantitatieve Q-PCRmethode (zie H2O nr. 5, pag. 39). Hij verwees
daarbij ook naar de uitslag van het onderzoek naar het voorkomen en de betekenis van L. anisa in leidingwaterinstallaties, dat Kiwa in opdracht van de VROM-Inspectie uitvoerde. Daaruit bleek namelijk dat de meeste legionellabacteriën tot de ongevaarlijke soort L. anisa behoren (zie dezelfde uitgave van
Publicatie ontwerpnorm legionella-analyse De methode voor de bepaling van Legionella in water is verbeterd. Het gepubliceerde normontwerp vervangt de methode uit 1991 en is op een aantal punten aangepast en uitgebreid. Belanghebbenden kunnen tot 1 juli bij NEN commentaar indienen op het normontwerp. Sinds de introductie van de methode in 1991 is de norm NEN 6265 veel toegepast in laboratoria. Aanpassing was nodig, omdat verschillende laboratoriumonderzoeken aantoonden dat verbeteringen mogelijk waren. Daarnaast hebben de gebruikers behoefte aan een methode die ook betrouwbare resultaten levert bij watermonsters met een relatief hoge concentratie aan storende flora. Op verzoek van het Ministerie van VROM is de monsterneming van watermonsters uit tappunten aangepast. De monsterneming die voor de bepaling van Legionella in het ontwerp Waterleidingbesluit wordt voorgesteld, is in het normontwerp overgenomen. Het monster wordt daarbij pas genomen na het doorspoelen van één liter water. Deze wijziging geldt alleen voor monsternemingspunten waarbij dit mogelijk is, zoals kraanwater, niet voor water uit moment- of drukknoppen. In de nieuwe methode zijn ook de verbeteringen verwerkt uit het wijzigingsblad uit 2003. Daarnaast is de berekening van het aantal kolonievormende eenheden verbeterd. Met de publicatie van de herziene methode beschikken alle betrokken laboratoria over een verbeterde referentiemethode voor de bepaling van Legionella. Voor meer informatie: (015) 269 03 03.
8
H2O / 8 - 2007
H2O, pag. 33). L. pneumophila daarentegen is wel voor meer dan 90 procent verantwoordelijk voor de gerapporteerde ziektegevallen. Antoine van Hoorn van Corus (op de dag van het congres werd het bedrijf onderdeel van het Indiase concern Tata Steel) vindt die Q-PCR-methode echter niet voldoende. Hij is voorstander van elektrochemisch beheer, oftewel zilver-koperionisatie of anodische oxidatie (zie ook de rubriek Handel & Industrie). Deze vormen van legionella-aanpak mogen echter pas toegepast worden als de andere beheersmaatregelen niet mogelijk zijn, er sprake is van een omvangrijke leidingwaterinstallatie en er een grote kans bestaat dat besmetting met Legionella gaat optreden. VROM gedoogt (het ministerie spreekt tegenwoordig liever over gedifferentieerd handhaven, red.) deze beheersvormen met als voorwaarde dat de inwerkstelling van de apparatuur vooraf gemeld moet worden. Overigens waren er in Nederland vorig jaar opmerkelijk veel meer gevallen van besmetting met Legionella dan de jaren daarvoor. Of dit komt door de hogere buitentemperatuur, het toenemende gebruik van oppervlaktewater of gevallen sneller en beter gemeld worden, is niet duidelijk. Wat opmerkelijk blijft, zijn de verschillende uitslagen bij verschillende laboratoria bij dezelfde monsters. Van belang is de hoeveelheid amoebes, want de bacterie koppelt zich hieraan. In principe is een goed bijgehouden drinkwaterinstallatie veilig en hoeft men daar niet te vrezen voor het voorkomen van Legionella.
AVK DÉ OPLOSSING ALS Ú DE LEIDING HEEFT
AVK NEDERLAND BV Postbus 73 8170 AB VAASSEN Tel. +31 (0)578 - 574490 Fax +31 (0)578 - 574459 e-mail: avknl@avk-nl.nl www.avknederland.nl
die organisatie kwam daarbij ook in beeld. We hadden na afloop allemaal zo’n gevoel van ‘daar zou ik ook nog weleens willen werken’. Drie weken later kreeg ik het eerste telefoontje over deze functie. Dat andere verhaal ging weliswaar over afvalwater, maar mijn interesse was gewekt. In de gesprekken die toen volgden met de Raad van Commissarissen en met de vertegenwoordigers van het bedrijf ben ik enthousiast geworden en heb ik ‘ja’ gezegd.
Wat zijn je eerste indrukken van het bedrijf en de sector?
Ria Doedel.
RIA DOEDEL, DIRECTEUR WATERLEIDING MAATSCHAPPIJ LIMBURG:
“Kabinet geeft geen koers aan voor de watersector” De provincie Limburg verrast de rest van Nederland af en toe. Toen enige jaren geleden alles erop leek te wijzen dat daar het eerste Nederlandse waterketenbedrijf tot stand zou komen, met als basis Waterleiding Maatschappij Limburg (WML) en het Zuiveringsschap Limburg, beide nutsbedrijven die het gehele grondgebied van deze provincie besloegen, werd uiteindelijk gekozen voor twee all-in waterschappen en bleef het rioolbeheer in handen van de gemeenten. Een verrassing was ook het plotselinge beëindigen van het dienstverband van Ed Hulshof als directeur van WML medio 2006. Geheel onbekend in de watersector was Ria Doedel, die met ingang van 1 januari tot nieuwe directeur van dit bedrijf benoemd is. Verslag van een gesprek met haar in het hoofdkantoor van WML op de rechter Maasoever met een fraai uitzicht op de rivier en de oude binnenstad.
Was de waterwereld nieuw voor jou? “Ja, die was echt helemaal nieuw. Ik heb de afgelopen 17 jaar als directeur gewerkt bij een aantal grote gemeenten: Maastricht, Eindhoven en Nijmegen. Ik was daar verantwoordelijk voor wat ik noem ‘de harde kant van de zachte sector’. Je moet dan denken aan werkterreinen als burgerzaken en belastingen. Dat zijn gemeentelijke taken die tot de zachte sector gerekend worden, maar die strak georganiseerde logistieke processen vereisen. In de personenadministratie mogen geen fouten zitten of komen. Een klein foutje in het systeem van waardebepaling of waardevastlegging voor de OZB kan verstrekkende financiële gevolgen hebben. Ik heb mij ook bezig gehouden met sociale diensten en met onderwijs, eveneens met grote infrastructurele projecten in die sfeer. Die kant ken ik dus ook.” “Aan de andere kant ben je als directeur binnen de gemeente ook verantwoordelijk
10
H2O / 8 - 2007
voor de beleidsondersteuning en -advisering op jouw werkgebied. Ik kan me voorstellen dat ik vanwege die ervaring op een gegeven moment benaderd ben voor deze functie. Er waren hier problemen geweest tussen het bedrijf en zijn aandeelhouders, bij ons de provincie en de gemeenten. In zo’n situatie heb je politiek-bestuurlijke ervaring nodig.”
Waarom heb je ‘ja’ gezegd tegen deze functie? “In zijn algemeenheid had ik besloten dat 17 jaar bij de gemeenten genoeg was geweest. Dat ik bijvoorbeeld niet de functie van gemeentesecretaris ambieerde, maar een functie in een ander verband wilde gaan zoeken. Tijdens een werkconferentie over de ontwikkeling naar de toekomst werd een bijzonder inspirerend verhaal gehouden over het proces van kwaliteitsontwikkeling bij een zuiveringsschap in de omgeving van Rotterdam. Het hele takenpakket van
“Het positieve beeld dat ik kreeg, is bevestigd. In de drinkwatersector is veel in beweging, zoals de schaalvergroting, de KRW, de dividenddiscussie en de bijdrage aan het bereiken van de millenniumdoelstellingen van de Verenigde Naties. Dat maakt het werk interessant. Binnen WML ontmoet ik mensen die heel erg betrokken zijn bij het bedrijf en bij het product drinkwater. Ook de organisatie staat goed, is mijn indruk.” “De materie is uiteraard nieuw voor mij. De uitdaging voor mijzelf is de komende tijd de goede balans te vinden tussen eindverantwoordelijkheid en materiedeskundigheid. Het moet in ieder geval zover komen dat ik een goede gesprekspartner ben en dat ik aan de deskundigen die wij hebben, de goede vragen stel.” “Inmiddels heb ik het gehele bedrijf bezocht. Ik vind het belangrijk om niet alleen stukken te lezen, maar ook zelf gezien te hebben waar het over gaat, om de mensen te ontmoeten. Dat is weer de basis voor volgende contacten. Het is me duidelijk geworden hoe groot het maatschappelijk belang van een goede drinkwaterlevering is. Als er wat aan een sporthal mankeert, is dat lastig en vervelend. Als het drinkwater niet in orde is, staat de samenleving op zijn kop.”
Vanuit welke achtergrond moet je die balans zien te vinden? “Ooit ben ik opgeleid op de Sociale Academie. Later heb ik allerlei opleidingen gevolgd in de sfeer van bestuurskunde, management en beleidadvisering. Zaken als facturering van watergelden, telefooncentra en informatie- en communicatietechnologie zijn voor mij gesneden koek. Maar processen als waterbehandeling en ontharding zijn daarentegen helemaal nieuw. Bij Kiwa begint binnenkort een VIP-opleiding: een stoomcursus voor mensen als ik. Er zijn meer leidinggevenden die niet, zoals vroeger gebruikelijk was, uit het vakgebied zelf komen. WML vormt daarvan een voorbeeld. Jacques Huberts kwam bij Nedcar vandaan, mijn voorganger Ed Hulshof kwam uit de papierindustrie. Maar ik laat me uiteraard ook door onze eigen deskundigen voorlichten. Het principe van de bioalarmering, de inname uit het Lateraalkanaal bij Heel kan ik uitstekend volgen zonder dat ik de details van het reageren van die mosselen, algen en watervlooien hoef te kennen.”
*thema
“We zijn net met Kiwa naar NoordAmerika geweest. Dat was heel leerzaam. De verschillen in de bereiding en de levering van drinkwater zijn groot, maar desondanks kunnen we van de Amerikanen leren. Bijvoorbeeld op het gebied van de samenhang in de waterketen. Daar gaat men veel verder in het hergebruik van water.”
Wordt al het drinkwater in Limburg nu onthard? “Wij zijn volop bezig met de bouw van onthardingsinstallaties. In Zuid-Limburg wordt nu overal onthard water geleverd. Volgend jaar geldt dat ook voor geheel Maastricht. In 2009 krijgen Roermond en omgeving onthard water en in 2010 komt ook de aparte installatie gereed die in Weert gebouwd wordt voor het noordelijk deel van Limburg, (zie ook pagina 21, red.). Het water in Zuid-Limburg is door de vele kalk in de bodem erg hard. Het effect van de ontharding is ook goed te merken. Zelf woon ik in Eijsden ten zuiden van Maastricht. Toen ik daar kwam wonen, had ik na een jaar al een nieuwe wasmachine nodig. Na drie jaar begaf die het ook weer. Dat is nu voorbij. Het realiseren van de afspraken die daarover gemaakt zijn, is ook politiek belangrijk.” “We hebben overigens nu een probleem in de omgekeerde richting. Van de 74 miljoen kubieke meter drinkwater die wij per jaar leveren, kopen we een deel in Duitsland in. In 2005 was dat 5,5 miljoen kubieke meter. Dat water komt uit de Eifel en is bijzonder zacht. In Kerkrade was men aan dat water gewend. In verband met verbetering van de leveringszekerheid wordt dat in de toekomst ons eigen water, dat wel zacht maar toch harder is. Die verandering levert problemen op voor de servicebedrijven die koffiezetapparaten leveren. Ook ziekenhuizen en aquariumhouders moeten alert zijn.”
Je sprak net over meer aandacht voor de waterketen. “Ja, ik weet dat de vorming van een waterketenbedrijf in Limburg indertijd niet gelukt is. Er is toen gekozen voor twee waterschappen: Roer en Overmaas in het zuidelijk deel van Limburg, Peel en Maasvallei in het noordelijk deel. Kennelijk woog toen het belang van de waterschapsstructuur zwaarder dan dat van de waterketen. Maar deze twee waterschappen hebben wel één zuiveringsbedrijf. En betere samenwerking behoeft niet altijd fusie te betekenen. In het oude plan moesten de gemeenten hun rioolbeheer overdragen. Maar dat hoeft niet, dat kan wettelijk zelfs niet. Ik denk veel meer aan een sterk uitvoeringsbedrijf à la Waternet dat zijn diensten aanbiedt aan gemeenten en waarmee een zakelijk beheerscontract te sluiten is zonder dat de gemeente zijn rol als opdrachtgever en regisseur kwijt raakt.” “Ik maak nu een ronde langs onze aandeelhouders: de provincie die 22 procent van de aandelen bezit en de 47 Limburgse
gemeenten die alle aandeelhouder zijn, om te polsen hoe men tegenover een dergelijke variant staat, op basis van vrijwilligheid en contractuele afspraken. Want als wij een dergelijke weg opgaan, moeten de gemeenten daar als aandeelhouder ook mee instemmen.”
Je noemde ook het proces van schaalvergroting. “Ik moet het wat algemener stellen. Onze Raad van Commissarissen is sterk van personele samenstelling veranderd. Hij bestaat uit acht leden: twee vertegenwoordigers van gemeenten, twee leden benoemd op voordracht van de gemeenten, twee leden benoemd op voordracht van de provincie en twee op voordracht van de ondernemingsraad. Benoemd ‘op voordracht van’ wil zeggen dat het niet automatisch burgemeesters, wethouders of gedeputeerden zijn. In de nieuwe Raad van Commissarissen zitten bijvoorbeeld ook een ondernemer en een directeur van een woningbouwcorporatie.” “De provincie is bezig met de vorming van een nieuw college van Gedeputeerde Staten. De nieuwe Raad van Commissarissen oriënteert zich op de toekomst.” “In grote lijn zien we vier mogelijkheden. De eerste is alles laten zoals het is en doorgaan als zelfstandig nutsbedrijf. Dat kan goed, dat leidt niet tot tariefstijging, maar we missen dan de ontwikkeling die landelijk gaande is. De tweede mogelijkheid is schaalvergroting. Fuseren met Brabant Water is een optie, was dat in het verleden ook al, maar er zijn meer mogelijkheden. Uitbreiden van Vitens met een lob naar het zuiden toe is denkbaar, maar hechter samenwerken met Evides bijvoorbeeld in de sfeer van onze dochteronderneming de e-WaterGroup ook. De e-WaterGroup is onder Jacques Huberts opgezet, maar relatief kleinschalig gebleven. Hij maakt onder andere demiwater in een aantal bedrijven, verzorgt lokale ontharding, maakt legionellabeheerplannen en heeft één groot project voor de levering van proceswater. Uitbreiding van de activiteiten samen met Evides op fiftyfifty-basis zoals nu in Delfzijl plaatsvindt, waarbij Waterbedrijf Groningen het water levert en Evides de kennis, zou een aantrekkelijke optie zijn. De derde variant is de aangepaste versie van een waterketenbedrijf zoals ik die zoëven geschilderd heb. De vierde mogelijkheid is intensiveren van de samenwerking over de grenzen heen, richting Duitsland, België of eventueel beide. Dat is een denkrichting die we nog nader moeten verkennen, want de structuren in die landen zijn complex. In België hebben we te maken met Vlaamse en Waalse bedrijven, in Duitsland met kleine waterbedrijven en
interview
CV 1956 geboren in Haarlem 1975-1979 Sociale Academie in Eindhoven 1975-1976 Woonwagenwerk in Eindhoven 1976-1979 Jongeren Advies Centrum in Eindhoven 1979-1986 Stichting Jeugdzorg en Gezinswerk in ‘s-Hertogenbosch 1986-1990 directeur Dacapo, instelling voor samenlevingsopbouw in Nijmegen 1990-1997 dienst Sociale Zaken en Welzijn gemeente Maastricht, directeur vanaf 1992 1997-2003 directeur dienst Werk, Zorg en Inkomen gemeente Eindhoven 2003-2006 directeur Directie Inwoners gemeente Nijmegen, tevens loco-gemeentesecretaris 2007-heden directeur WML
regionale Wasserverbände. Als laatste is er ook nog een combinatie van ontwikkelingen mogelijk.”
Wat zal de basis voor een afweging zijn? “Kostenreductie is altijd een belangrijk criterium. Maar daarnaast wordt in bestuurlijke kring grote waarde gehecht aan de maatschappelijke meerwaarde van een toekomstige ontwikkeling. Zoals een commissaris zei: ‘Wat is het belang van drie cent tariefverlaging als daar 100
“Betere samenwerking behoeft niet altijd fusie te betekenen” hoogwaardige banen mee verloren gaan?’ Behoud van werkgelegenheid dus, maar ook maatschappelijke verbondenheid, de relatie tussen schaal en de invloed die je als aandeelhouder kunt hebben. Een grotere omvang kan tot een hoger kennisniveau leiden, maar ook tot meer bureaucratie. Het gaat dus niet alleen om financiën en organisatie. Opvallend vind ik dat het nieuwe kabinet geen koers aangeeft voor de ontwikkeling van de watersector. Het CDA was in zijn verkiezingsprogramma voor versterking van de waterketen, de PvdA voor het opheffen van de waterschappen. Kennelijk zijn die items uitgeruild tegen andere onderwerpen. In het programma van dit kabinet wordt niet over sturing door het Rijk gerept. Het wordt aan de sector overgelaten. We zijn nu dus zelf aan zet.” Maarten Gast
H2O / 8 - 2007
11
Tweede Kamerleden over de Drinkwaterwet De nieuwe leden van het parlement kunnen al snel laten zien wat zij waard zijn op drinkwatergebied. Afgelopen december, kort na de beëdiging van de nieuwe Tweede Kamerleden, stuurde het kabinet het voorstel voor de Drinkwaterwet voor behandeling naar de Tweede Kamer. De waterwoordvoerders van een aantal politieke partijen geven, in willekeurige volgorde, in H2O hun visie op het nieuwe wetsvoorstel. watersector. Het toezicht vindt al plaats door de aandeelhouders zelf. Daar moet niet nog eens een bureaucratisch orgaan worden naastgezet dat vanuit Den Haag één keer per jaar bekijkt of het goed gaat. Wel kunnen wij ons voorstellen dat de aandeelhouders bij hun toezicht gesteund worden, bijvoorbeeld door een afdeling van de Nederlandse Mededingingsautoriteit die naar de jaarcijfers en de geldstromen kijkt. De NMa heeft daar specifieke expertise voor opgedaan bij de elektriciteitsbedrijven.”
snel de prijzen verhogen, maar eerst eens naar het dividend kijken.” “De PvdA is niet principieel tegen schaalvergroting. Maar soms zie je dat schaalvergroting leidt tot ontoegankelijkheid voor de consument. Dat mag niet gebeuren.” “Een toezichthouder voor de drinkwatersector is een rare constructie. De overheid is aandeelhouder en houdt dus zelf toezicht. Daar hoef je niet ook nog eens een toezichthouder bovenop te zetten. Vanwege de tarieven hoeft het niet, want die worden geregeld in de Drinkwaterwet. Dat is nu juist het mooie aan deze wet.”
Ad Koppejan.
Ad Koppejan (CDA) “De Drinkwaterwet is een helder wetsvoorstel, waarin een aantal zaken duidelijk geregeld wordt. In de wet worden duidelijke keuzes gemaakt, het kabinet wil bijvoorbeeld dat de drinkwaterbedrijven 100 procent overheidsbedrijven blijven. Het CDA vindt dat een goede zaak. De drinkwaterbedrijven hebben een maatschappelijke taak om drinkwater te produceren tegen een zo goed mogelijke prijs-kwaliteitverhouding. In de visie van het CDA verhoudt zoiets zich niet met een private onderneming.” “Wel wil de CDA-fractie extra waarborgen in de wet om de belangen van consumenten te beschermen. Het gaat immers om bedrijven met een monopoliepositie en gebonden afnemers. De tarieven dienen kostendekkend en kostengeoriënteerd te zijn. Dat de drinkwaterbedrijven efficiencywinst maken, is iets om trots op te zijn. Ze doen het goed. Maar voor de bestemming van die winst is maar een aantal keuzes te maken: investeren in betere voorzieningen, de dienstverlening optimaliseren of de tarieven verlagen. Het CDA is niet per definitie tegen dividend, maar die moet wel gemaximaliseerd worden en dat moet worden vastgelegd in de wet. Anders is het in strijd met de publieke doelstelling en is het meer een verkapte belastingmaatregel.” “De CDA-fractie vindt niet dat er een aparte toezichthouder moet komen voor de drink-
12
H2O / 8 - 2007
Roos Vermeij. Helma Neppérus.
Roos Vermeij (PvdA) “De PvdA vindt de Drinkwaterwet al met al een goede wet. Leveringszekerheid en continuïteit worden in deze wet gewaarborgd. Ook is de PvdA voor een verplichte benchmark. Een benchmark geeft een positieve prikkel. Het positieve aan een verplichting is dat niet alleen partijen die het goed doen eraan mee doen. Ook waterbedrijven waar het niet zo lekker loopt, moeten met de billen bloot. Alhoewel het daarmee in de drinkwatersector wel meevalt.” “Een punt van (een lastige) discussie vormen de winsten die de drinkwaterbedrijven maken. De winst of het dividend gaat naar de aandeelhouders. In de drinkwatersector zijn dat overheden. Die houden ook toezicht. Waar drinkwaterbedrijven op moeten letten, is dat wanneer de kosten stijgen zij niet te
Helma Neppérus (VVD) “Het is goed dat het wetsvoorstel er is en dat daarin wordt vastgelegd hoe de productie en distributie van drinkwater moet plaatsvinden. Het is tijd dat dit proces gemoderniseerd wordt. Schoon drinkwater is letterlijk van levensbelang. Belangrijk is ook dat drinkwater betaalbaar blijft.” “Maar de VVD heeft wel een aantal vragen, bijvoorbeeld over de tarieven. Met het oog op de huidige tendens van schaalvergroting vraagt de VVD-fractie zich af of er wel voldoende concurrentie blijft tussen de bedrijven. De drinkwaterbedrijven hebben weliswaar gebonden klanten, maar die zijn er niet bij gebaat dat een monopolie ontstaat. We moeten ervoor zorgen dat de tarieven laag blijven. Aan schaalvergroting zit ook een
*thema
grens. Met het oog op efficiëntie is schaalvergroting prima, maar het moet niet tot monopolievorming leiden.” “Het reserveren van een deel van de gelden voor vervanging en innovatie is een goede en ook logische zaak. Het moet wel in de boekhouding duidelijk en inzichtelijk worden aangegeven. Als de boeken transparant zijn, is het geen probleem. Als dividend naar de aandeelhouders, dus naar de gemeenten gaat, dan moet dat verwerkt worden in de drinkwaterprijs. Die moet dan omlaag. Want de inwoner betaalt uiteindelijk de prijs voor het drinkwater.” “Wij begrijpen van de drinkwatersector dat ze met de verplichte benchmark uit de voeten kan. Wij hadden zelf wel wat vraagtekens, maar als de sector aangeeft het prima te vinden, is dat voldoende voor ons. Wat belangrijk is aan de benchmark, is dat de kwaliteit van het drinkwater en de prijzen ervan in de gaten worden gehouden.” “De VVD ziet niet direct iets in een nieuwe toezichthouder. Als het om toezicht houden gaat, zijn daar in de eerste plaats de aandeelhouders. De VROM-Inspectie kan een rol vervullen als het gaat om de kwaliteit van het water. Een instantie als de NMa zou kunnen kijken naar de monopoliepositie van de waterbedrijven en de drinkwatertarieven nauwlettend in de gaten kunnen houden. Maar een nieuwe toezichthouder erbij is geen goed idee. Als je er voor elke sector één gaat instellen, krijg je een heel woud aan toezichthouders.”
rijkste zaken voor de SP zijn daarbij het aan banden leggen van schaalvergroting en de tarieven. Bij andere, voormalige, publieke bedrijven hebben we gezien dat schaalvergroting in het algemeen leidt tot het teruglopen van maatschappelijke controle en het oplopen van kosten. Daar moet iets over worden vastgelegd in de wet. Op ons initiatief heeft de Utrechtse econoom professor H. Schenk onderzoek gedaan naar de ideale schaalgrootte van de Nederlandse drinkwaterbedrijven. Een bedrijf als Vitens zit daar al een factor 5 boven. Het aandelenbezit van de provincies en gemeenten in dit bedrijf is zeer versnipperd. De publieke aandeelhouders zijn hierdoor vleugellam in het uitoefenen van hun controletaken. Je ziet ook dat de tarieven van Vitens hoger zijn dan die van een aantal concurrenten. Wat ons betreft wordt Vitens weer teruggebracht tot een kleiner bedrijf en wordt de schaalvergroting van andere drinkwaterbedrijven aan banden gelegd.” “Op het gebied van de tarieven is te weinig geregeld in het wetsvoorstel. De formulering ‘tarieven en voorwaarden die redelijk, transparant en niet discriminerend zijn’ is te vaag. Het kostprijsbeginsel moet helder geformuleerd worden. De SP-fractie stelt voor om uitkeringen aan aandeelhouders wettelijk te beperken tot een rentevergoeding over uitsluitend ingelegd kapitaal. Zo wordt verzekerd dat lagere overheden geen misbruik kunnen maken van hun natuurlijke monopoliepositie.” “Tot slot hebben we ook enkele vragen met betrekking tot de verplichte benchmark. In de wet is bijvoorbeeld niets geregeld voor wanneer een drinkwaterbedrijf buitengewoon slecht presteert. De SP vindt dat daar een sanctie op moet staan, maar die is niet in de wet opgenomen.”
actualiteit
“Verder vindt de Twee Kamerfractie van de ChristenUnie dat vanwege het moeizame toezicht op en de gebrekkige legionellapreventie bij collectieve watervoorzieningen de levering van drinkwater in eerste instantie bij de drinkwaterbedrijven dient te blijven. In het wetsvoorstel missen wij de aandacht voor het overeind houden van drinkwaterwinning uit grondwater. Grondwater is zuiverder. Voor de volksgezondheid en met het oog op kostenefficiëntie is het eigenlijk beter grondwater te gebruiken als grondstof voor drinkwater dan oppervlaktewater. Maar in het wetsvoorstel wordt daarover niet gesproken.” “Wat schaalvergroting betreft, daar zijn wij in principe niet op tegen. Wel moet per geval gelet worden op doelmatigheid. Wat het dividend betreft, hinkt het wetsvoorstel op twee benen. De ene keer wordt van kostendekking gesproken, de andere keer van winst. Maar bij een publiek bedrijf mag je eigenlijk niet van winst spreken. Wanneer door efficiency structureel geld over is, moet dit terug naar de gebonden klant door middel van lagere of gelijkblijvende tarieven.” Esmé Wiegman.
Esmé Wiegman (ChristenUnie)
Paul Jansen (foto: Thomas Manneke/SP).
Paul Jansen (SP) “Wij onderstrepen het belang van de wettelijke verankering van de publieke taken van de drinkwatervoorziening. De belang-
“Het is heel goed dat we nu in de afronding zitten van de bescherming van het drinkwater. Drinkwater is een eerste levensbehoefte. Die moet prioriteit hebben. Helder is ook dat de drinkwaterbedrijven voor honderd procent publiek eigendom blijven. Met het oog op leveringszekerheid en continuïteit is dat een goede zaak. Ook zijn wij blij met de verplichting van nooddrinkwatervoorzieningen en het oefenen daarmee. Wij vinden wel dat een dergelijke voorziening langer dan tien dagen gegarandeerd moet zijn en ook dat op een grotere schaal dan nu wordt gedaan geoefend moet worden.” “Wat de ChristenUnie ook opviel aan het wetsvoorstel is de onduidelijkheid over de aanduiding ‘publieke rechtspersoon’ als eigenaar van een drinkwaterbedrijf. Betekent dit dat ook andere dan in het distributiegebied gelegen gemeenten en provincies eigenaar kunnen zijn?”
H2O / 8 - 2007
13
:UIVER DRINKWATER %N INDUSTRIEWATER IN DIVERSE KWALITEITEN 6IEREN TWINTIG UUR PER DAG DAGEN PER JAAR 6OOR MILJOEN INWONERS EN HET BEDRIJFSLEVEN IN .OORD "RABANT 4EGEN DE LAAGST MOGELIJKE PRIJS 6ANZELFSPREKEND MAAR NIET ZOMAAR $E MEDEWERKERS VAN "RABANT 7ATER ZIJN DAGELIJKS IN TOUW OM KWALITATIEF PERFECT WATER TE LEVEREN -ET DE BIJBEHORENDE DIENSTVERLENING
$E SECTOR $ISTRIBUTIE IS VERANTWOORDELIJK VOOR DE LEVERING VAN DIT WATER $E DISTRIBUTIEREGIO S ZORGEN VOOR NIEUWBOUW RENOVATIE EN BEHEER VAN HET WATERLEIDINGNET 6IER VAKGROEPEN ONTWIKKELEN SAMEN MET DE REGIO S BELEID KENNIS EN DRAGEN ZORG VOOR PROCESOPTIMALISATIE )N EEN MENSGERICHTE INFORMELE CULTUUR WAAR VEEL AANDACHT IS VOOR GROEI EN ONTWIKKELING
6OOR DE VAKGROEP %XPLOITATIE /MGEVING ZOEKEN WIJ EEN FULLTIME
!DVISEUR /MGEVINGSMANAGEMENT M V $E VAKGROEP %XPLOITATIE /MGEVING ZORGT VOOR EEN EFFICIÑNT EN EFFECTIEF BEHEER VAN HET LEIDINGNET $AARNAAST IS DE VAK GROEP VERANTWOORDELIJK VOOR HET UITBOUWEN EN OPTIMALISEREN VAN SAMENWERKINGSRELATIES EN HET UITVOEREN VAN OMGEVINGS ANALYSES
*E DENKT VANUIT DE BELEVING VAN DE KLANT EN ZIJN OMGEVING *E ZOEKT NAAR EN VERBETERT DE SAMENWERKING MET ANDERE PARTIJEN ZOALS GEMEENTEN WATERSCHAPPEN EN ANDERE NUTS BEDRIJVEN "EN JIJ INITIATIEFRIJK EN KUN JE ANDEREN OVERTUIGEN VAN JOUW IDEEÑN +IJK DAN VOOR HET UITGEBREIDE FUNCTIEPROFIEL OP WWW BRABANTWATER NL
6OOR DE VAKGROEP )NFRATECHNIEK ZOEKEN WIJ EEN FULLTIME
0ROJECTLEIDER )NFRATECHNIEK M V $E VAKGROEP )NFRATECHNIEK BRENGT DE GROTE INFRASTRUCTURELE PROJECTEN TOT STAND $AARNAAST IS DE VAKGROEP VERANTWOORDELIJK VOOR DE VERDERE ONTWIKKELING EN VERBETERING VAN PROJECT VOORBEREIDING EN nUITVOERING BIJ DE WERKZAAMHEDEN AAN HET LEIDINGNET "ETROKKEN BIJ GROTE INFRASTRUCTURELE PROJECTEN VAN BEGIN TOT HET EIND 0ROJECTMANAGEMENT BESTEKVORMING AANBESTEDING FINANCIÑLE VERANTWOORDING JIJ WEET HOE JE EEN PROJECT SUCCESVOL LEIDT
+ENNIS EN BELEIDSONTWIKKELING ALSOOK HET OPTIMALISEREN VAN PROCESSEN KLINKEN JE NIET VREEMD IN DE OREN +UN JIJ NET ZO GOED ONDERHANDELEN ALS PLANNEN EN ORGANISEREN ,EES DAN MEER OP WWW BRABANTWATER NL -EER INFORMATIE $E STANDPLAATS VOOR BEIDE FUNCTIES IS HET HOOFDKANTOOR VAN "RABANT 7ATER IN S (ERTOGENBOSCH *E KUNT REAGEREN TOT MEI AANSTAANDE -EER INFORMATIE OVER DE FUNCTIES EN ARBEIDSVOOR WAARDEN VIND JE OP WWW BRABANTWATER NL !CQUISITIE NAAR AANLEIDING VAN DEZE ADVERTENTIE STELLEN WIJ NIET OP PRIJS
"RABANT 7ATER . 6 0OSTADRES 0OSTBUS "# S (ERTOGENBOSCH 4ELEFOON &AX )NTERNET WWW BRABANTWATER NL
.XQ MLM EHODQJHQ YHUHQLJHQ"
:HUN MH ELM KHW 5LMN GDQ ZHUN MH DDQ 1HGHUODQG +HW 5LMN LV GH YHU]DPHOQDDP YRRU DOOH PLQLVWHULHV HQ WLHQWDOOHQ GLHQ VWHQ HQ RQGHUGHOHQ YHUVSUHLG RYHU KHW KHOH ODQG 'DDU ZHUNHQ ]RzQ PHQVHQ DDQ PDDWVFKDSSHOLMN EHODQJ ULMNH YUDDJVWXNNHQ HQ GH XLWYRHULQJ YDQ XLWHHQORSHQGH SURMHFWHQ 9DQ RXGHUHQ ]RUJ HQ NLQGHURSYDQJ WRW DVLHO]RHNHUV 9DQ YRHGVHOYHLOLJKHLG HQ (XURSHVH UH JHOJHYLQJ WRW EHODVWLQJKHUYRUPLQJHQ =DNHQ GLH RQV DOOHPDDO UDNHQ 'DW PDDNW KHW ZHUNHQ ELM KHW 5LMN ]R ELM]RQGHU 'HQN MH YHUGHU HQ ZLO MH YHUGHU" .LMN GDQ VQHO RI HU KLHUQDDVW LHWV YRRU MH ELM VWDDW 2I JD QDDU ZZZ ZHUNHQELMKHWULMN QO YRRU PHHU LQ IRUPDWLH HQ DOOH DQGHUH EDQHQ PHW LQKRXG
ZZZ ZHUNHQELMKHWULMN QO
6HQLRU DGYLVHXU YHU]LOWLQJ 2IJKSWATERSTAAT å2):!åAFDELING %STUARIA å2OTTERDAM 2SOHLGLQJ :R HQ MDDU HUYDULQJ DIILQLWHLW EHVWXXU OLMNH SURFHVVHQ NHQQLV YDQ ZDWHUEHKHHU 6DODULVLQGLFDWLH %UXWRPDDQGVDODULV PD[LPDDO å ELM HHQ XULJH ZHUNZHHN 'H VHQLRU DGYLVHXU YHU]LOWLQJ KRXGW ]LFK EH]LJ PHW GH YUDDJ ZDW EHWHNHQHQ PDDWUHJHOHQ LQJUHSHQ HQ WRHNRPVWVFHQDULRzV YRRU GH ]RHWZDWHU EHVFKLNEDDU KHLG LQ GH GHOWD ]RGDW ]RYHHO PRJHOLMN UXLPWH JHJH YHQ NDQ ZRUGHQ DDQ GH JHZHQVWH IXQFWLHV ]RDOV GULQNZDWHUYRRU]LHQLQJ HQ ODQGERXZ -H EHQW YHU DQWZRRUGHOLMN YRRU GH XLWYRHULQJ YDQ SURMHFWHQ HQ YRRU HHQ JRHGH VDPHQZHUNLQJ PHW H[WHUQH SDUWLMHQ ,QIR ZZZ ZHUNHQELMKHWULMN QO 5:6 +2
Aanpak putverstopping door chemische neerslagen kan en moet effectiever Voor kostenefficiënte levering van betrouwbaar drinkwater zijn goed functionerende onttrekkingsystemen noodzakelijk. Chemische neerslagen in pompputten, horizontale drains, onderwaterpompen, leidingen en de zuivering kunnen resulteren in hoge onderhoudskosten en de leveringszekerheid ernstig in gevaar brengen. In 2006 hebben deskundigen uit de bedrijfstak hun ervaringen met chemische putverstopping uitgewisseld en gepleit voor een goede diagnose van het type verstopping en een efficiënte aanpak. Binnen het bedrijfstakonderzoek wordt het onderwerp nu verder opgepakt. Dit onderzoek is niet alleen van belang voor de drinkwaterbedrijven en andere grondwateronttrekkers, maar ook voor bijvoorbeeld beheerders van energie-opslagsystemen in de ondergrond.
O
ngeveer éénderde van alle pompputten in Nederland kampt met chemische neerslagen (chemische putverstopping). De Nederlandse waterbedrijven besteden jaarlijks zo’n zes miljoen euro aan regeneratie of vervanging van chemisch verstopte putten. Ook in het buitenland zijn chemische neerslagen verantwoordelijk voor een groot deel van de verstopte putten1). Kiwa Water Research heeft in de zomer van 2006 in het kader van het gezamenlijke bedrijfstakonderzoek rond putmanagement een workshop gehouden om ervaringen met verstopping door chemische neerslagen uit te wisselen. Pieter Dammers (DZH), Rob Lafort (Evides), Karel de Mey (Pidpa), Joelle Verstralen (Brabant Water), Nico Vanhove
(VMW), Rob Breedveld (Vitens MiddenNederland), Guus Willemsen (IF Technology) en Pieter Stuyfzand (Kiwa Water Research) presenteerden toen hun ervaring met chemische putverstopping. Nederlandse en Vlaamse waterbedrijven beschouwen putverstopping meestal als een geaccepteerd feit. Desondanks is men ervan overtuigd dat toegepast onderzoek naar chemische putverstopping zal bijdragen aan een efficiëntere en kosteneffectievere bedrijfsvoering. De deelnemers aan de workshop benoemden de volgende onderzoeksvragen: hoe kunnen we het optreden van chemische putverstopping voorspellen en (in een vroeg stadium) waarnemen, hoe kunnen we een verstopte put het beste regenereren en hoe kunnen we het ontwerp van een onttrek-
kingsysteem zo veranderen dat de kans op chemische putverstopping sterk vermindert en de eventuele aanpak van neerslagen eenvoudiger, succesvoller en kostenefficiënter verloopt? De kans op neerslagen is het grootst bij freatische winningen en in ondiepe terugwinputten en horizontale draineerleidingen van kunstmatige infiltratiesystemen. In Nederland wordt 35 tot 40 procent van al het geproduceerde drinkwater op die wijze gewonnen. Niet in alle gevallen hoeft dit ook meteen tot hoge onderhoudskosten of problemen met de leveringszekerheid te leiden. Waternet constateert bijvoorbeeld wel chemische verstopping van zijn ondiepe drains in het duingebied, maar niet in die mate dat het in de praktijk (na 50 jaar) al tot
Vorming van neerslagen beperkt zich niet alleen tot het filter, maar ook onderwaterpompen raken flink verstopt (foto: Brabant Water).
16
H2O / 8 - 2007
*thema
achtergrond
Regeneratie van een verstopte put met een hogedrukreiniger (foto: Brabant Water).
knelpunten heeft geleid. Dit neemt overigens niet weg dat er ter zijner tijd een groot probleem kan ontstaan. Ook winningen die onder een kleilaag zijn gelegen, lopen risico op chemische putverstopping. Wanneer de kleilaag dun is of lokaal doorsneden, kan zuurstof- of nitraathoudend grondwater toestromen naar de aquifer waaruit water wordt onttrokken. Winningen die alleen anoxisch (ijzerhoudend) grondwater onttrekken, lijken geen chemische putverstopping te vertonen. Bij Brabant Water bijvoorbeeld beperken chemische neerslagen zich tot enkele ondiepe winningen. Oasen dat op alle winningen, grotendeels oevergrondwaterwinningen, anoxisch water onttrekt, treft geen chemische putverstopping aan in de puttenvelden. Chemische putverstopping is ook een belangrijk aandachtspunt bij de toepassing van koude-warmteopslagsystemen2). Voordeel van dergelijke systemen is echter dat de stromingsrichting in het systeem elk half jaar wordt omgekeerd. De kans op het aantrekken van grondwater met een afwijkende samenstelling is daardoor aanzienlijk kleiner. Indien een energie-opslagsysteem zich bevindt onder een afdekkende kleilaag is normaal gesproken alleen risico op chemische neerslagen indien het systeem niet volledig luchtdicht wordt gehouden.
Hoe beperken we de risico’s? Wanneer een put op een locatie staat waar chemische verstopping reëel is, zijn goede aanleg en beheer extra kritisch. Toepassing van meerdere filterdieptes of introduceren van gescheiden transportsystemen zal de kans op chemische neerslagen verminderen of zelfs voorkomen. Dit geldt
ook voor het verdiepen of juist verondiepen van winningen en het toepassen van ondergrondse ontijzering. De regeneratiefrequentie en de hierbij toegepaste technieken variëren per waterbedrijf en soms zelfs per put. Een aantal bedrijven hanteert vaste onderhoudstermijnen. Algemeen is de indruk dat nog veel winst is te behalen door verbetering van de kennis over de inzetbaarheid en de effectiviteit van regeneratietechnieken. Ontwikkeling van technieken om te sturen op locaties waar uitvlokking plaatsvindt, kan kostenbesparend werken. Ook wordt nagedacht over de relatie tussen putverstopping en wijze van onttrekking. Waar mechanische verstopping (door accumulatie van deeltjes op de boorgatwand) lijkt te verminderen door regelmatig te schakelen (zie de vier platformartikelen over dit onderwerp in H2O nr. 2 en 3 van dit jaar), lijkt verstopping door chemische neerslagen juist te af te nemen door continu doorpompen (zodat de contacttijd tussen verschillende watertypen in de pompput zo kort mogelijk is).
Hoe nu verder? Putverstopping betekent niet alleen ongewenst verlies van wincapaciteit. Neerslagen in putten, horizontale drains, haalbuizen, en leidingen brengen tevens potentiële kwaliteitsrisico’s met zich mee. Juiste diagnose van het type verstopping is noodzakelijk om deze effectief te behandelen of te voorkomen. Mechanische en chemische putverstopping vergen hierbij een fundamenteel andere aanpak. De verwachting is dat een integrale aanpak van putverstopping op termijn zal leiden tot een forse kostenbesparing voor de bedrijfstak. Een efficiënte aanpak van chemische putverstopping lijkt mogelijk met heldere
protocollen voor optimale bewaking, behandeling en preventie. De onderzoeksbehoefte bestaat uit een analyse van (de vorming van) neerslagen, het kwantificeren van de effecten van verstopping op de bedrijfsvoering (en vice versa), het ontwikkelen van robuuste regeneratietechnieken en het ontwerpen en toepassen van methoden en instrumenten om chemische putverstopping te detecteren en voorspellen. Zie voor meer details ook het platformartikel van Pieter Stuyfzand, verderop in dit nummer, waarin hij onder meer een uitvoerige beschrijving geeft van de processen die verantwoordelijk zijn voor het optreden van chemische putverstopping. Nieuw onderzoek moet leiden tot het ontwerp van de kostentechnisch ‘ideale’ put (en puttenveld), inclusief aanbevelingen voor het ontwerp en de aanleg van een put, eventueel in combinatie met alternatieve boortechnieken. Binnen het gezamenlijke bedrijfstakonderzoek pakken Kiwa Water Research en de waterbedrijven dit onderwerp verder op. Gezien de brede impact van chemische putverstopping, ook buiten de drinkwatersector, is samenwerking met of cofinanciering vanuit andere sectoren hierbij zeker een optie. Gerard van den Berg en Gijsbert Cirkel (Kiwa Water Research) Benno Drijver (IF Technology) NOTEN 1) Houben G. en C. Treskatis (2007). Water well rehabilitation and reconstruction. McGraw Hill. 2) IF Technology (2004). Putverstopping door ijzerneerslag in Nederland. Rapport 2/53232. SenterNovem en Nederlandse Vereniging voor Ondergrondse Energieopslagsystemen (NVOE).
H2O / 8 - 2007
17
Tien jaar praktijkervaring met membraanfiltratie bij WMD In 1997 heeft Waterleidingmaatschappij Drenthe (WMD) de nieuwe zuiveringstechniek membraanfiltratie geïntroduceerd met twee pilotprojecten: de zuivering van gietwater voor de glastuinbouw in Erica en de zuivering van nijlpaardenwater van het Dierenpark Emmen (destijds nog het NoorderDierenpark). Het uitgangspunt was om eerst ervaring op te doen met nieuwe zuiveringstechnieken in ‘ander water’ om daarna mogelijk deze technieken toe te passen in de zuiveringsprocessen voor drinkwater. Na tien jaar is het tijd voor een evaluatie.
D
estijds werd gedacht dat het allemaal eenvoudig zou zijn: membraanfiltratie, het ei van Columbus. Met veel praktijkervaring en aanvullend technologisch onderzoek is de afgelopen tien jaar veel geleerd. Veel technologische en technische verbeteringen zijn doorgevoerd. De toepassing in het drinkwaterproces is gerealiseerd in de spoelwaterzuivering in productiestation Annen en Zuidwolde en sinds februari 2006 met de introductie van anaerobe nanofiltratie in het hoofdproces van de drinkwaterbereiding in Zuidwolde. WMD levert maatwerkoplossingen voor grootschalige industriële watergebruikers en de glastuinbouw. Voor Dierenpark Emmen wordt het afvalwater geschikt gemaakt voor hergebruik en specifiek water geleverd. Deze laatste toepassing heeft geresulteerd in een vrijwel gesloten, duurzame kringloopsluiting. Door maatwerkoplossingen aan te bieden voor industriële toepassingen, blijft hoogwaardig grondwater maximaal beschikbaar voor drinkwaterbereiding. Inmiddels is ervaring opgedaan met microfiltratie, ultrafiltratie, nanofiltratie en omgekeerde osmose. Tabel 1 geeft een overzicht van de praktijkinstallaties met membraantechnologie bij WMD.
Risico’s Ten tijde van de opstart van de gietwaterzuiveringen in Erica in 1998 en Klazienaveen in 1999 bestonden geen echte referentieprojecten waarbij op grote schaal ultrafiltratie werd toegepast op oppervlaktewater. Gedreven door innovatie was het voor WMD destijds een bewuste keuze om de nieuwe ultrafiltratietechnologie op praktijkschaal toe te passen. Voor het eerste project Erica is zo snel enthousiasme ontstaan, met name ook buiten WMD, dat met subsidie het project in één jaar bedacht, gebouwd en in bedrijf genomen is. Dit betekende het bewust nemen van risico’s (het doseren van een vlokmiddel voor ultrafiltratie was aanvankelijk niet voorzien). Deze risico’s zijn beperkt door de inzichten uit pilotonderzoek, voorafgaand aan de bouw van de membraaninstallaties. Naast het pilotonderzoek zijn de praktijkervaring en de samenwerking met Norit (membraanleverancier) en kennisinstellingen, zoals Wetsus, Kiwa en IHE, van grote waarde geweest bij het succesvol bedrijven van de installaties.
Chemicaliënverbruik In de praktijk bleek dat altijd wordt voldaan aan de gewenste waterkwaliteit en capaciteit. De membraaninstallaties hebben altijd geleverd conform ontwerpgrond-
Tabel 1: Membraantechnologie bij WMD.
productiecapaciteit (m3/h)
jaar van opstart
processtappen
bron
gietwater Erica
160
1999
UF
gietwater Klazienaveen
360
2000
UF
industriewater Norit
75
2000
CSF-UF-RO
spoelwater Annen
40
2001
UF
oppervlaktewater, vijver oppervlaktewater, vijver oppervlaktewater, kanaal spoelwater zandfilters
waterfabriek Dierenpark: productie bedrijfswater pinguïns nijlpaarden ontharding Zuidwolde proefinstallatie Emmen pompstation Valtherbos proefinstallatie Emmen spoelwater Zuidwolde
60 300 140 75 10 35 5 40
2002 2002 2002 2006 2001 2007 2007 2006
Living Machine-UF UF UF anaerobe NF UF UF MF/BAKF-RO UF
afvalwater bassin bassin grondwater effluent rwzi spoelwater zandfilters effluent rwzi spoelwater zandfilters
referentie
BAKF = biologisch actief koolfilter, CSF = continue zandfiltratie, Living Machine = afvalwaterzuivering gebaseerd op ‘constructed wetlands’.
18
H2O / 8 - 2007
slagen. De praktijk heeft wel geleerd dat bij bestaande ontwerpen met name het chemicaliënverbruik relatief hoog is. Debet hieraan is membraanfouling die - naast de kwaliteit van het voedingswater - wordt veroorzaakt door hoge ontwerpfluxen.
Ontwerpflux De UF-installaties zijn alle gebaseerd op het Xiga-concept van X-Flow, volgens het principe ‘inside-out’. De installaties zijn ontworpen op een relatief hoge bruto flux van minimaal 70 l/m/h. Inmiddels zijn de inzichten aangescherpt en zijn nieuwe UF-installaties ontworpen op lagere flux. Ook is het membraanoppervlak per module door de leverancier geoptimaliseerd van 35 naar 40 m2, met als gevolg dat in bestaande installaties de flux automatisch lager uitvalt. Een lagere flux betekent een meer stabiele bedrijfsvoering, in zijn algemeenheid zichtbaar in onder andere minder vlokmiddel en een lager energieverbruik. De praktijkervaringen hebben ook geresulteerd in de noodzaak van inline coagulatie. Gebleken is namelijk dat voor een stabiele bedrijfsvoering bij hoge flux een inline coagulatie met een ijzer- of aluminiumhoudend vlokmiddel noodzakelijk is. Afhankelijk van de waterbron varieert de vlokmiddeldosering tussen 0,5 en 15 ppm Al/Fe. Naast deze dosering voor een stabiele filtreerbaarheid op de ultrafiltratie wordt eveneens een deel van het vlokmiddel gedoseerd om foulende componenten, zoals natuurlijk organisch materiaal (NOM), te verwijderen voor een stabiele bedrijfsvoering van de RO-installatie. NOM en nog niet nader gespecificeerde componenten worden voorlopig verantwoordelijk gehouden voor de foulingproblemen om de spiraalgebonden RO-membranen.
Membraanfouling Membraanfouling is in de praktijk vaak technisch hanteerbaar en bovendien dé drijfveer voor innovatieve ontwikkelingen. In het algemeen zijn twee foulingmechanismen bepalend voor de bedrijfsvoering: scaling en (bio)fouling. Foulingproblemen op de UF-membranen zijn oplosbaar met het reguliere reinigingsprotocol met loog, zuur en chloorbleekloog. Enkele malen per jaar wordt een speciale reiniging uitgevoerd om ijzer- en mangaanscaling te verwijderen. Testen hebben aangetoond dat ascorbinezuur (vitamine C) en oxaalzuur succesvol metaalscaling verwijderen.
*thema
achtergrond
Een hoge flux kan gemakkelijk leiden tot een hoog chemicaliënverbruik, hetzij benodigd voor vlokkingsfiltratie, hetzij voor reiniging van de membranen. Een optimale flux is dus geen maximale flux! Daarnaast moet worden gerealiseerd dat ultrafiltratie en omgekeerde osmose slechts scheidingstechnieken zijn, waarbij concentraat vrijkomt. In Drenthe wordt het concentraat na bezinking geloosd op oppervlaktewater. Bij de gietwaterinstallatie in Klazienaveen hebben de aangescherpte lozingseisen ertoe geleid dat is overgegaan op een ander vlokmiddel. Het is belangrijk om van meet af aan in overleg te treden met de beheerder van het oppervlaktewater. Concentraatverwerking wordt dan geen sluitstuk, maar een integraal onderdeel van het zuiveringsproces.
The Living Machine: de zuivering van het nijlpaardenwater van het Dierenpark Emmen.
Scaling op RO-membranen kan goed worden beheerst met antiscalantdosering. (Bio)fouling is echter een lastiger probleem. Met verschillende kennisinstituten heeft WMD de afgelopen jaren op de installatie van Norit te Klazienaveen onderzoek verricht naar een geschikt antifoulingsmiddel, identificatie van de aard van de fouling, de waterkwaliteitsparameters in relatie met (bio)fouling én het type reinigingsmiddel c.q. -protocol. Bekend is dat de aard van de bron, veelal veenkoloniaal oppervlaktewater, bepalend is voor het ontstaan van biofouling. De installatie wordt gemiddeld eens per maand gereinigd. In het ontwerp is destijds uitgegaan van drie tot vier reinigingen per jaar. Ook andere referenties in Nederland blijken op een vergelijkbare - of veel hogere - reinigingsfrequentie te zitten. Volledige automatisering lijkt noodzakelijk. Het resulteert echter wel in hogere exploitatiekosten (arbeid, chemicaliën, energie, afschrijving membranen) dan beoogd.
Evaluatie De ervaring van de afgelopen tien jaar hebben drie succesfactoren aan het licht gebracht: goede kennis van de bron, een integraal procesontwerp en een gedegen kennis bij de operators. Succesvolle toepassing van membraantechnologie ligt primair bij gedegen kennis Rozenkwekerij.
van de bron. Met name bij de gietwaterinstallaties en de industriewaterzuivering Norit wisselt de waterkwaliteit sterk over de seizoenen. Bij Norit Klazienaveen lag bijvoorbeeld de concentratie NOM tijdens de pilotperiode relatief laag. In de praktijk wordt de installatie geconfronteerd met zeer hoge concentratie humusverbindingen in het voedingswater, met als gevolg een hoger vlokmiddelverbruik dan was voorzien. Een ander voorbeeld is dat het voedingswater van de gietwaterinstallaties in Erica en Klazienaveen in de zomerperiode, bij een hoge afname van gietwater door de tuinders en dus onttrekking van voedingswater, met regelmaat 2-waardig ijzer bevat, een vorm die niet wordt verwijderd door ultrafiltratie. Deze gereduceerde ijzervorm is tijdens het pilotonderzoek in 1998 niet aangetroffen. Doorslag van ijzer wordt nu voorkomen door de gereduceerde vorm te oxideren met permanganaat en zuurstof. Dus door aanpassingen van de bedrijfsvoering voldoet in alle gevallen de permeaatkwaliteit en de productiecapaciteit aan de ontwerpuitgangspunten. Er doen zich geen problemen voor met de waterkwaliteit, maar het chemicaliënverbruik ligt wel hoger dan voorzien. Het is een valkuil om, uit oogpunt van beperkte investering, membraaninstallaties te ontwerpen op een zo hoog mogelijke flux.
Een pro-actieve bedrijfsvoering is essentieel bij de toepassing van membraantechnologie. Relevante controle van de waterkwaliteit in allerlei stadia, evenals het functioneren van de membraaninstallaties. Werken met membraantechnologie vereist een hoog kennisniveau over de productieprocessen. Goede kennis van de productieprocessen en minstens zo belangrijk de locatiespecifieke aspecten vermindert de kans op risico’s, zodat adequaat kan worden gereageerd in bijzondere situaties.
Zuidwolde De vele praktijkervaringen met membraantechnologie voor industriewaterlevering zijn meegenomen in het ontwerp voor drinkwaterproductie. In de ombouw van drinkwaterlocatie Zuidwolde is naast een deelbehandeling met anaerobe nanofiltratie ook spoelwaterhergebruik geïntroduceerd. Deze installatie bestaat uit twee ‘skids’ met een totale capaciteit van 75 kubieke meter per uur en functioneert nu ruim één jaar volgens verwachting. De drukval over de nanomembranen is zeer stabiel bij een flux van 25 l/m/h en 80 procent opbrengst. De membranen worden dit voorjaar voor het eerst (preventief ) gereinigd. Spoelwater van de zandfilters wordt met behulp van ultrafiltratie hergebruikt.
Toekomstige projecten De praktijkervaring die is opgedaan met membraanfiltratie vormt voor WMD een goede basis voor toekomstige industriewaterprojecten. Samen met Waterschap Velt en Vecht wordt momenteel een omvangrijke levering voorbereid van ultrapuur water geproduceerd uit rwzi-effluent. Ook wordt expertise ingezet en uitgebouwd via innovatie van membraantechnologie samen met kennisinstellingen, zoals Wetsus en Kiwa. In het kader van het programma InnoWATOR van Economische Zaken is een subsidie verleend voor het project ‘Optimale membraansytemen’. Dit is een gezamenlijk project met IHE, Norit, Global Membrains, Waterleidinglaboratorium Noord, North Water en WMD (via Bètawater penvoerder). Rob Bos (Waterleidingmaatschappij Drenthe), Aleid Diepeveen (Waterleidingmaatschappij Drenthe, thans Wetsus) Hilde Prummel (Waterleidinglaboratorium Noord)
H2O / 8 - 2007
19
Actievekoolfiltratie moet dreiging bentazon in Limburg beteugelen Waterleiding Maatschappij Limburg kreeg in het najaar van 2006 te maken met een verhoogde concentratie van het bestrijdingsmiddel bentazon in het ruwwater van een aantal bronnen op pompstation Roosteren. Een deel van het ruwwater moest daardoor worden geloosd en kon niet meer als grondstof dienen voor de drinkwaterproductie. Hoewel de productiecapaciteit van Roosteren niet direct werd bedreigd, leverde dit een beperking op. Om weer de beschikking te hebben over volledige productiecapaciteit, moest de zuivering uitgebreid worden met een actievekoolfiltratiestap. WML heeft samen met Royal Haskoning alles uit de kast getrokken en in drie maanden een ontwerp gemaakt.
D
e lastige discussie over het nut en de noodzaak van actiefkoolfiltratie werd bij WML vorig jaar gevoerd. De invloed van de Maas en de Maaswerken op de watersamenstelling is aanwezig, maar gering. Er worden wel microverontreinigingen uit de Maas aangetoond, maar door een gericht winregime wordt nog ruim voldaan aan de wettelijke kwaliteitseisen. Het aantonen van bentazon maakte plotseling een einde aan de discussie. De herkomst bleek het akkerbouwgebied van Susteren. Susteren ligt enkele kilometers van de winplaats. Door de complexe bodemopbouw en de smalle verbreiding van de verontreiniging was de doorbraak van bentazon niet opgemerkt tijdens het bestrijdingsmiddelenonderzoek in de waarnemingsputten. Pompstation Roosteren is door WML in het verleden gerealiseerd om de verdroging te beperken. Er zijn twee winningen ontwikkeld voor het winnen van Maaswater, na een bodempassage. De eerste winning is begin jaren negentig gestart met een radiaalput
(horizontaal geboord), welke voor het eerst werd toegepast in Nederland. De radiaalput ligt tussen de Maas en het Julianakanaal. Een plaats waar veel water kan worden gewonnen, maar waar de ondergrond heterogeen is door de geologische opbouw. Het gewonnen water met de radiaalput is een mengsel van freatisch grondwater en tussen de tien en 30 procent Maaswater met een reistijd van ĂŠĂŠn tot anderhalf jaar. Tot recent was zuivering met enkel microzeven, beluchting en ontgassing en UV-desinfectie voldoende voor dit water. De tweede winning is eind jaren negentig gestart met een serie verticale putten, verdeeld in twee velden. De Gangeltbreuk doorsnijdt de twee velden. De putten ten westen van de Gangeltbreuk (de Maaswaterputten) winnen freatisch grondwater gemengd met maximaal 30 procent Maaswater. De putten ten oosten van de Gangeltbreuk (grondwaterputten) winnen uitsluitend freatisch grondwater. De zuivering van het gewonnen water uit de Maaswaterputten bestaat uit enkelvoudige
filtratie, beluchting en ontgassing en UVdesinfectie. De zuivering van het gewonnen grondwater is hetzelfde, behalve dat een dubbele filtratie noodzakelijk is door hogere concentraties ijzer en mangaan. Het geproduceerde water op pompstation Roosteren wordt naar pompstation Susteren gepompt, vanwaar het na menging met het lokaal in Susteren gewonnen en gezuiverde drinkwater wordt gedistribueerd. In 2005 is WML, met steun van Royal Haskoning, begonnen met een studie naar de mogelijkheden voor een optimalere winning en zuivering. Een teveel aan beperkingen van het winregime en een hogere productie vanaf 2008 maken dat nodig. Hiertoe is uitgebreid onderzoek verricht naar diverse varianten voor winning en zuivering van water, waaronder geohydrologische modellering van het complexe wingebied en hydraulische modellering van de zuivering. Het onderzoek leidde tot een aantal aanbevelingen, onder andere voor het vervangen van de freatische grondwaterputten door diepe grondwaterputten in de Roerdalslenk. In 2006 is een programma van eisen opgesteld voor het vervangen van de freatische grondwaterputten door vier putten in twee diepere, goed beschermde watervoerende pakketten. De zuivering wordt tevens met beperkte kosten beter aangepast aan de nieuwe situatie. Door het aantonen van bentazon moet de zuivering nu ook worden uitgebreid met een actievekoolfiltratiestap.
Het architectonisch ontwerp van het nieuwe gebouw met de acht actievekoolfilters.
Eind dit jaar in bedrijf Gezien de benodigde verhoging van de productiecapaciteit in 2008 moet eind dit jaar de actievekoolfiltratiestap op pompstation Roosteren gerealiseerd zijn. Binnen drie weken nadat WML de aanvraag bij Royal Haskoning had neergelegd, is het projectteam aan de slag gegaan. De ontwerptijd bedroeg slechts drie maanden. In deze periode zijn alle ontwerpkeuzes gemaakt en enkele onderdelen uitgekristalliseerd. De aannemer moet zelf voor een aantal zaken het detailontwerp maken. Om direct met de bouw te kunnen beginnen, is het constructieve ontwerp wel volledig uitgewerkt. Op basis van de door WML gestelde randvoorwaarden is het procestechnologisch ontwerp verder ontwikkeld. De recent opgedane ervaring bij de uitbreiding van de zuiveringsinstallatie Berenplaat (Evides)
20
H2O / 8 - 2007
*thema
Door het invoegen van de actievekoolfiltratiestap veranderen de hydraulische eisen aan de zuivering. Zo is een constante aanvoercapaciteit noodzakelijk voor optimale bentazonverwijdering en leidt de actievekoolfiltratiestap tot extra drukverliezen. De gevolgen van de veranderde hydraulische eisen zijn in beeld gebracht door middel van een hydraulisch model. Er is een hydraulisch model van zowel de bestaande als de toekomstige situatie opgezet. Daardoor was het mogelijk om de hydraulische lijn op te stellen, de minimale en maximale randvoorwaarden (debiet, opvoerhoogte) vast te stellen, de gevoeligheden van druk in relatie tot debiet in beeld te brengen én een pompselectie uit te voeren. In de oorspronkelijke situatie voeden bronpompen met een vast toerental de zuivering. Het extra drukverlies kan worden gecompenseerd door nieuwe bronpompen te installeren of de bestaande bronpompen met een extra druktrap te verbeteren. Met verbeterde bronpompen wordt aan de tweede eis echter niet voldaan, omdat als de Maas veel in peil varieert, een constante levering niet gegarandeerd is. Als alternatieven zijn de aanschaf van nieuwe toerengeregelde bronpompen en de aanschaf van één nieuwe toerengeregelde boosterpomp overwogen. Omdat de bronpompen pas vier jaar oud zijn, is voor de laatste oplossing gekozen.
met actievekoolfiltratie is hierbij benut om de procesvoering en daarmee de bedrijfsvoering van de nieuwe zuiveringsstap in te vullen. Bij het ontwerp is rekening gehouden met het later toevoegen van aanvullende behandeling, bijvoorbeeld met UV/waterstofperoxide voor de actievekoolfiltratie en het uitbreiden van de actievekoolinstallatie. Door toepassing van gesloten drukfilters kunnen het gebouw met de actievekoolfilters én de filterketels parallel gebouwd en gefabriceerd worden. Veel aandacht is besteed aan de hydraulische inpassing van de filtratiestap in het bestaande zuiveringsproces. Hiervoor was het noodzakelijk de pompfasen aan te passen en uit te breiden binnen het bestaande gebouw. De acht filterketels worden overzichtelijk in twee rijen van vier gerangschikt, waarbij het in- en
uitgaande leidingwerk in een tussengelegen leidingstraat wordt aangelegd. Het grondwater van de radiaalput en de Maaswaterputten kan separaat of gemengd worden behandeld. Omdat het verkrijgen van goedkeuring van de welstandscommissie en van de bouwvergunning niet vanzelfsprekend was, is direct gekeken of de uitbreiding architectonisch en bouwkundig in te passen was. Door een goede samenwerking met de gemeente is de toestemming op tijd verkregen. Vanwege de directe nabijheid van de Maas was een hoge grondwaterstand een belangrijk aandachtspunt voor de fundatie van het koolfiltergebouw. Door ballastbeton toe te passen, is dit ondervangen. De bouwkosten zijn onder controle gehouden
achtergrond
door de bouwdiepte en het bouwvolume te beperken. Qua vormgeving is verder aangesloten bij de architectuur van het bestaande gebouw. Een koolfiltergebouw behoeft weinig vermogen, waardoor de impact op de elektrotechnische installatie beperkt bleef. Voor de uitbreiding van de pompfasen is wel extra vermogen nodig, maar dit bleek nog binnen de bestaande installatie haalbaar. In de procesautomatisering is de koolfilterstap als onderdeel van de normale bedrijfsvoering ingepast.
Tijdelijk mobiele installatie Door een nauwe samenwerking tussen WML en Haskoning én de vergunningverleners bleek het mogelijk in zeer korte tijd een ontwerp voor de actiefkoolinstallatie op te leveren. Door veel te overleggen is tijdens het ontwerpproces voor beide partijen het ontwerp gaan leven, zodat de vaak noodzakelijke bezinktijd sterk kon worden beperkt. WML en Haskoning zijn er zo, (noodgedwongen), in geslaagd de projectdoorlooptijd en daarmee de bentazonbedreiging te beteugelen. Gezien het acute probleem is parallel een traject gestart om een tijdelijke mobiele installatie te realiseren, zodat ook deze zomer de concentratie bentazon onder controle kan worden gehouden. Gert Reijnen en Hans Honée (Waterleiding Maatschappij Limburg) René Hoeijmakers en Jonneke Klomp (Royal Haskoning)
Zacht water voor héél Limburg In 2010 beschikt héél Limburg over zachter water. Waterleiding Maatschappij Limburg heeft haar plannen om de gebieden waar ze nog relatief kalkrijk levert, geactualiseerd. Met de ontharding is een investering gemoeid van 25,5 miljoen euro.
V
an oudsher heeft Zuid-Limburg door de aanwezigheid van mergel veruit het hardste grondwater, met een hardheid van meer dan 20°D. Door de bouw en inzet van twee grote onthardingsinstallaties in Heerlen en Maastricht levert het drinkwaterbedrijf sinds 2001 in het overgrote deel van Zuid-Limburg zachter water van 10°D. Na overname van het waterbedrijf van de nutsbedrijven van Maastricht (tegenwoordig Essent) is WML ook daar begonnen met de ontharding van het water. Maastricht ten oosten van de Maas krijgt daardoor al zacht water sinds het voorjaar van 2005. Medio 2008 heeft ook Maastricht ten westen van de Maas zachter water. Daarvoor zijn grote aanpassingen van de leidinginfrastructuur en diverse installaties nodig. In Midden- en Noord-Limburg is het water nergens harder dan 14°D, aanmerkelijk lager
dus dan in Zuid-Limburg. Klantonderzoeken van WML wezen niettemin uit dat men in enkele specifieke gebieden graag zachter water wilde, met name in Weert en omgeving en in en ten noorden van Roermond. Ook daar gaat WML nu zachter water leveren. Swalmen en Beesel krijgen medio dit jaar zachter water wanneer WML het lokale pompstation in Asselt uit gebruik neemt en deze gebieden water uit Heel levert (10,8°D). Roermond en Roerdalen krijgen zachter water uit Heel ná realisatie van een belangrijke transportleiding in 2009: deze leiding is noodzakelijk voor de leveringszekerheid van dat gebied. Roermond, Roerdalen, Swalmen en Beesel krijgen water uit Heel omdat dit water gunstige kalkafzettingswaarden heeft. In de gebieden Weert-Hunsel (oplevering 2009) en Weert Noord-Nederweert-Meijel (oplevering 2010) worden onthardingsinstallaties gebouwd om straks het zachtere water te kunnen leveren. Tenslotte wordt dit najaar de onthardingsinstallatie van Heerlen technisch geoptimaliseerd. Daardoor krijgen ook de bewoners van Heerlen, Voerendaal en Gulpen-Wittem nog dit jaar water met een lagere kalkafzettenheid.
H2O / 8 - 2007
21
%EN HELDERE KIJK OP WATER
3CHOON DRINKWATER %EN NATUURLIJKE ZAAK .U EN IN DE TOEKOMST )N .EDERLAND EN DAARBUITEN 7E LEGGEN DE LAT STEEDS HOGER /NDERZOEK 0ROCESTECHNOLOGISCHE SYSTEEMKEUZE /NTWERP BESTEK ÏN DETAILLERING VOOR ALLE DISCIPLINES -ET DESKUNDIGHEID BETROKKENHEID EN PASSIE 'RONTMIJ UW PARTNER WWW GRONTMIJ COM
'RONTMIJ
PLANNING CONNECTING RESPECTING THE FUTURE
Uw bron voor online hardheids-, ijzer-, chromaat-, chloor- en
type: toepassing: afmeting: situering: bouwtijd: ervaring:
tanks en silo’s
alkaliteitsmeting en besturingen
Gewapend betonnen tanks; monoliet gestort Drinkwater, afvalwater, slib, enz. Diameter en hoogte tot 40 m. Bovengronds of ingegraven; ook in grondwater Zeer korte bouwtijd (speciale bekisting) Al meer dan 60.000 tanks gebouwd
voor onthardings- en RO installaties.
Monostore® b.v. Goudplevier 107 (NL) 8271 GB IJsselmuiden Tel.: +31(0)38 - 33 707 00
Monostore® n.v. Hortensiastraat 12 (B) 2020 Antwerpen Tel.: +32(0)3 - 232 73 21
WWW.MONOSTORE.COM
OPSLAG
MILIEUZEKER
Postbus 960_ 7550 AZ Hengelo Telefoon 074-29 15 150_Telefax 074-29 15 350 info@prowater.nl_www.prowater.nl
Tankbouw in beton en staal
Drentse hulp op drinkwatergebied in Indonesië De Nederlandse minister van Ontwikkelingssamenwerking verwacht van de drinkwaterbedrijven dat ze een substantiële bijdrage leveren om voor 50 miljoen mensen veilig drinkwater en sanitaire voorzieningen te verzorgen. Waterbedrijven hebben bij uitstek de kennis en ervaring om de hulp te verlenen die nodig is. Waterleidingmaatschappij Drenthe (WMD) wil over de eigen grenzen kijken. Niet alleen om de eigen kennis uit te dragen, maar ook om ze te verbreden. WMD richt haar activiteiten op het oosten van Indonesië (Noord-Sulawesi, de Molukken en Papua). In deze gebieden staat de watervoorziening er bijzonder slecht voor. Dat WMD in Indonesië actief is, komt onder meer door de grote Molukse gemeenschap in Drenthe. Het project moet in totaal drie miljoen mensen van schoon drinkwater gaan voorzien. Het gaat om elf miljoen euro, waarvan een kwart van WMD komt en driekwart van het Ministerie van Buitenlandse Zaken. centrum van de WMD-activiteiten in de Minahasa en daarbuiten. Dat komt onder meer tot uitdrukking door de vestiging van het WMD-kantoor, het waterlaboratorium, alsmede het trainingscentrum voor de opleiding van personeel. Het nieuwe waterbedrijf verwacht het huidige aantal van 25.000 huisaansluitingen binnen 15 jaar uit te breiden tot 100.000. In 2020 moet het bedrijf 600.000 mensen van betrouwbaar drinkwater voorzien. Het SNS REAAL Waterfonds stelt een krediet van twee miljoen euro beschikbaar voor de rehabilitatie van de infrastructuur van PT Air Manado. Het is de eerste grote investering vanuit dit Waterfonds. In haar afwegingen dit krediet te verstrekken heeft een groot vertrouwen in de kwaliteit van het WMD-management en de aanpak in Indonesië een belangrijke rol gespeeld.
De huidige staat van de zuiveringsinstallatie van Manado.
D
24
e waterbedrijven in Indonesië functioneren slecht en soms helemaal niet. Geld om het waterleidingsysteem op te knappen en uit te bouwen is er niet. Slechts zo’n 20 procent van de huishoudens heeft een aansluiting. De installaties zijn slecht onderhouden. Filters worden niet op tijd gespoeld of hebben het verkeerde filterzand, waardoor de waterkwaliteit slecht is. Net als afsluiters, waardoor veel water weglekt. Ook de bedrijfsvoering is niet efficiënt. De bevolking kampt met een schaarste aan schoon drinkwater. Het oppervlaktewater is vaak verontreinigd, waardoor veel ziektes voorkomen. De bevolking moet noodgedwongen duur flessenwater kopen. De kosten hiervan bedragen soms meer dan tien procent van het inkomen. De PET-flessen veroorzaken bovendien een groot milieuprobleem. Met de ondersteuning van het Ministerie van Ontwikkelingssamenwerking (7,5 miljoen euro) kan WMD (3,5 miljoen euro) de hoognodige verbeteringen van de drinkwatervoorziening oppakken.
mensen van veilig drinkwater te voorzien. Zes waterbedrijven in Biak, Merauke en Sorong (Papua) Ambon (Molukken), Manado en Tomohon (Noord-Sulawesi) draaien al op een nieuwe leest. WMD sluit partnerschappen met lokale waterbedrijven en neemt gedurende een periode van 15 jaar de bedrijfsvoering over. Deze partnerschappen krijgen de juridische vorm van een Indonesische naamloze vennootschap (PT). De benadering is gericht op herstel en aanleg van infrastructuur, technische ondersteuning, de introductie van moderne financiële en administratieve systemen en scholing van werknemers. Dit wordt vervat in masteren businessplannen die jaarlijks worden bijgesteld. De bedoeling van dit project is dat de Indonesische waterbedrijven binnen 15 jaar geheel zelfstandig en kostendekkend kunnen opereren. Op basis van ‘full cost recovery’ draagt WMD bij afronding van het project haar aandelen tegen nominale waarde weer (in lokale valuta) over aan het lokale waterbedrijf.
WMD gaat op elf plaatsen in Noord-Sulawesi, de Molukken en Papua de watervoorziening weer op gang helpen om drie miljoen
Manado
H2O / 8 - 2007
Manado, met één van de grotere waterbedrijven in Indonesië, functioneert als
De rehabilitatie houdt onder andere het herstel in van een deel van de waterzuivering in Manado. De dosering, coagulatie en sedimentatie worden aangepakt. Het filterzand wordt vervangen, de filterbodems vernieuwd en de desinfectie geoptimaliseerd. De technische staat van het leidingnet en de huisaansluitingen zijn in bijzonder slechte staat. Er zijn erg veel lekken. Door gebrek aan de juiste materialen en inzicht in de toepassing worden leidingen niet goed gerepareerd. De huisaansluitingen zijn vaak voorzien van meters die niet goed functioneren of stuk zijn. Daarnaast zijn er veel illegale aansluitingen. Kortom, een situatie waar iets aan moet worden gedaan. Het hele leidingnet wordt van begin tot eind op alle onvolkomenheden doorgenomen. Een gigantische klus. Daarom wordt het voorzieningsgebied in kleinere blokken verdeeld en per blok aangepakt. Zo laat WMD duidelijk zien dat we de watervoorziening willen verbeteren en waterverlies door lekkages willen voorkomen. Zodra een blok klaar is, kan het waterbedrijf van de klant verlangen dat zij de rekening op tijd betalen. Dit levert vervolgens weer het benodigde geld op dat weer geïnvesteerd kan worden in materialen voor de volgende blokken. Tijdens de renovatie wordt het gehele leidingnet opgezocht en vastgelegd in een leidinginformatiesysteem. Voor Sorong en Biak is dit al gereed.
*thema Werkbezoeken Monteurs Jantinus Weggemans en Jan Eefting zijn al verschillende malen op werkbezoek naar Indonesië geweest. Daar doen ze wat ze altijd doen: waterleidingen aanleggen, onderhouden en repareren. Maar de omgeving is totaal anders. Neem alleen al het waterleidingnet, dat zich op geen enkele wijze laat vergelijken met de infrastructuur in de Nederlandse bodem. “Er is zoveel kapot daar, dat hou je niet voor mogelijk”, zegt Eefting. WMD heeft weliswaar een container vol met materialen en gereedschap naar Indonesië laten verschepen, maar ter plekke is het volgens Eefting en Weggemans vaak roeien met de riemen die je hebt. Zo zagen ze al eens dat hun collega’s een plastic pijp verhitten met behulp van brandende kranten. En met evenveel verbazing keken ze naar medewerkers die lekken in buizen afdichtten met behulp van fietsbanden en beton aanlengden met koffiemelk. “t Werkt wel, maar zo moet het eigenlijk niet.” Om even te duiden hoeveel werk er nog op WMD en haar Indonesische partners wacht: het zal nog jaren duren eer alle inwoners over drinkwater beschikken.
WMD werkt nauw samen met Indonesische partners in de watersector. Deze samenwerking vereist veel en intensieve communicatie met alle partijen. Het is dan ook nodig dat er ter plekke permanent mensen aanwezig zijn om alle activiteiten te coördineren. Daarom heeft WMD een lokaal kantoor in Manado. Het Indonesië-team in Assen en de medewerkers in Manado
Sorong De resultaten van de inspanningen van WMD zijn duidelijk zichtbaar in de steden Ambon, Biak en Sorong. De situatie in Sorong is illustratief. In 2004 zat het waterbedrijf geheel aan de grond. Er was geen geld om de meest noodzakelijke betalingen te doen. De elektriciteitsrekening en salarissen konden niet meer worden betaald. Daarmee was de waterlevering volledig tot stilstand gekomen. De inwoners van Sorong, een stad met meer dan 140.000 inwoners, waren aangewezen op het gebruik van ongezuiverd rivierwater. In oktober 2005 is het nieuwe waterbedrijf met haar activiteiten begonnen. Inmiddels is de waterlevering hervat en zijn de nodige herstelwerkzaamheden uitgevoerd. De waterzuivering is gerepareerd, de grootste lekken in het leidingnet zijn gedicht. De organisatie is op orde gebracht en er is een nieuw boekhoudpakket in gebruik genomen. Sinds kort heeft de stad zeven dagen per week en 24 uur per dag water. Langzamerhand komt het waterbedrijf weer tot leven. Om dit mogelijk te maken, worden de medewerkers getraind, in het trainingscentrum in de stad Manado. De komende tijd zal nodig zijn voor het reactiveren van de al bestaande aansluitingen. Als dat eenmaal op orde is, zal het aantal aansluitingen
Soms komt er een halfuurtje water uit de kraan, meestal dagen achter elkaar niet. “Kun je je voorstellen”, zegt Eefting, “dat mensen ons belonen met applaus als ze weer op het
achtergrond
net zijn aangesloten? Dat zegt heel veel. Op zulke momenten ben ik trots dat ik dit werk namens WMD mag doen.”
Jan Eefting en Jantinus Weggemans op werkbezoek.
zijn verantwoordelijk voor de realisatie van projecten, het toezicht op de waterbedrijven en de strategische ontwikkeling. In augustus 2006 is in Manado het nieuwe opleidingsinstituut Wenang officieel geopend. Alle medewerkers van de waterbedrijven in Oost-Indonesië kunnen hier binnenkort terecht voor een basiscursus
worden uitgebreid. Op dit moment is nog maar minder dan 30 procent van de huizen aangesloten op het leidingnet. Doelstelling is om binnen 15 jaar meer dan 85 procent van de mensen van water te voorzien.
Lekkende transportleiding.
distributie, productie of administratie. De trainingen zijn modulair opgebouwd en kunnen daardoor op maat worden aangeboden. Opleiding zorgt ook voor het uniformeren van werkwijzen, goed materiaalgebruik en een goed kwaliteitsniveau. In het opleidingsinstituut is ook een bedrijfslaboratorium gevestigd. Het is de bedoeling dat alle locaties de beschikking krijgen over een eenvoudig lab waar pH, troebelheid, chloor, zuurstof, geleidingsvermogen en coli getest kunnen worden. Het lab gaat van start als trainingslab. In februari vond de eerste training voor het personeel van Biak, Sorong, Manado en Tomohon plaats. Nederlandse medewerkers van Waterleidinglaboratorium Noord ontwikkelden de training en verzorgen hem ook. Het gaat met name om het overbrengen van kennis op het gebied van de analysemethoden, het opzetten van meetprogramma’s, het instellen van de zuivering en het doseren van aluminiumsulfaat. De laboratoria in Biak, Sorong en Manado hebben nieuwe instrumenten en materialen. Deze zijn inmiddels geïnstalleerd. Het is de bedoeling om bij het trainingscentrum Wenang een geaccrediteerd water- en milieulaboratorium te bouwen. In dit lab kunnen gecompliceerdere testen geanalyseerd worden. Ook laboratoriumactiviteiten voor de commerciële markt, zoals de nabijgelegen goudmijnen, kunnen hier in de toekomst worden uitgevoerd. Deze mijnen sturen hun monsters voor kwikanalyses nu nog naar Jakarta. Het lab moet in 2008 gerealiseerd zijn en voorzien van een ISO 17025certificaat. Het lab moet voor mei 2009 vol in bedrijf zijn als de World Ocean Summit in Manado plaatsvindt. Karst Jan Hoogsteen
H2O / 8 - 2007
25
Nederlandse stichting helpt dorp in Mali aan drinkwater In 1990 maakte de Malinees Abdoulaye (Ablo) Diarra met een groep marionettenspelers een tournee door Nederland. Zij werden begeleid door de Nederlandse Monica van Steen, producer bij het Holland Festival. Op uitnodiging van Ablo bezocht Van Steen zijn geboortedorp Jigo, raakte onder de indruk van de armoede daar en besloot het dorp te helpen. Hij wilde al langer zijn dorp helpen. Nu precies tien jaar geleden richten ze, inmiddels als getrouwd stel, de stichting Jigo op, die in Nederland geld en goederen inzamelt om te helpen bij een duurzame en structurele ontwikkeling van het dorp. Eén van de speerpunten van de stichting is water.
O
mdat Ablo geen zusjes had, moest hij als kind water halen. Daarom weet hij uit ervaring hoe zwaar dat is en hoeveel tijd vrouwen dagelijks kwijt zijn met water halen. Ook voor de gezondheid is een open put, waar ook nog eens het vee komt drinken, niet erg bevorderlijk. De bestaande waterputten zijn inmiddels vervangen door twee nieuwe pompen, die elk tot 60 meter diep komen en voor schoner drinkwater zorgen. Geologisch onderzoek door een team uit China, betaald door de Verenigde Naties (het fonds International par Development Agricole) had uitgewezen dat er een immense onderaardse rivier loopt, vanwaaruit de pompen het water betrekken. De stichting heeft ook financieel bijgedragen aan de aanschaf van twee waterpompen in een buurdorp. Evenals in Jigo zijn nu aan beide zijden van dit dorp keurig ommuurde
26
H2O / 8 - 2007
betonnen waterplaatsen. Verder is in Jigo een heus waterleidingsysteem aangelegd. In 2004 is een vijf meter hoge watertoren geplaatst, gemaakt van gerecupereerd ijzermateriaal. Het dorp levert de mankracht, een bevriende loodgieter de benodigde kennis. De kosten van de watertoren en waterleiding tesamen bedroegen ongeveer 4.000 euro. Ablo probeert in het algemeen zoveel mogelijk bij alle constructies oud materiaal te hergebruiken. De toren heeft een container met een capaciteit van 3.000 liter. Van daaruit zijn leidingen aangelegd naar de tappunten bij de school, het gezondheidscentrum, de groentetuin, de wasplaats en de drinkplaats voor de dieren. De onlangs, vlakbij de watertoren gebouwde, grote wasplaats, met waslijnen, scheelt de vrouwen flink wat tijd aan sjouwen met water. Het afvalwater wordt naar een bekken geleid
waar de dorpelingen bakstenen maken voor hun woningen. Ook naar de vlakbij de school gebouwde kantine is water aangelegd, zodat de vrouwen die voor de schoolkinderen een middagmaaltijd bereiden over water kunnen beschikken, de kinderen nu ook drinkwater bij de school hebben en hun handen kunnen wassen voor het eten. In Mali wordt met de handen gegeten. Veel schoolkinderen komen van buiten Jigo. Ze gingen vanwege de afstand tussen de middag niet naar huis om te eten, wat hun schoolprestaties negatief beïnvloedde. Sinds er tussen de middag eten gemaakt wordt, is het aantal leerlingen behoorlijk gestegen. De gloednieuwe drinkwaterkranen staan nog te glinsteren in de tropische zon. Het wachten is op financiën voor de aankoop van de zonnepanelen en de elektrische pomp voor het watertransport. De geschatte kosten
*thema
achtergrond
bedragen 23.000 euro. Als die er eenmaal zijn, kan per uur 18 kubieke meter water opgepompt worden. En wordt het leven voor vooral de vrouwen en kinderen in Jigo een stuk aangenamer. Tekst en foto’s: Roel Burgler Voor meer informatie over de stichting Jigo: Monica van Steen (020) 620 88 62 of info@jigo.nl.
H2O / 8 - 2007
27
Gericht op de toekomst
pH-meter testo 206
#OMPACTE P( METER VOOR VLOEISTOFFEN Unieke combinatie van pH-insteekspits en temperatuurvoeler in een apparaat.
Onderhoudsvrij gel-electrolyt Ingebouwde temperatuurvoeler 1-, 2- of 3 puntskalibratie mogelijk Lekbestendige bewaringsgel Waterdichte TopSafe beschermhuls
.6+ RQWZLNNHOW HQ SURGXFHHUW ILOWHUVSURHLHUV ILOWHUVWHUUHQ HQ GUDLQDJHV\VWHPHQ YRRU GULQNZDWHU HQ LQGXVWULHZDWHUEHKDQGHOLQJ 0DDN JHEUXLN YDQ YHOH MDUHQ YDQ H[SHUWLVH HQ YDNPDQVFKDS HQ QHHP FRQWDFW PHW RQV RS YRRU GH RYHU]LFKWVFDWDORJXV RI NRP PHW XZ VSHFLILHNH ZHQVHQ RI YUDJHQ
"EL VOOR MEER INFORMATIE ADVIES OF DEMONSTRATIE TESTO BV, Randstad 21-53, Postbus 1026, 1300 BA Almere Tel 036-5487000, Fax 036-5487009, www.testo.nl, e-mail: info@testo.nl
7HO ZZZ FQVFKPLGW QO
E e n z o nneklaar concept voor v e e l z i jdige pompen: van KSB Wanneer u hoge eisen stelt aan een passende pomp voor bijvoorbeeld drinkwatertoepassingen en bedrijfszekerheid van uw pompsystemen vindt u bij KSB heldere standaard oplossingen. KSB biedt u pompen in droge en natte opstelling en afsluiters voor zowel drinkwater- als overige (vuil)watertoepassingen. Bovendien leidt de prima prijs-kwaliteitsverhouding tot lagere kostendruk en dus gunstige LCC. Lagere energiekosten met de frequentiegeregelde PumpDrive van KSB! PumpDrive verandert elke standaardmotor in een handomdraai in een besparingsmachine. PumpDrive is eenvoudig te monteren en te bedienen en is al in korte tijd zeer lonend. Uw pompen functioneren binnen de geldende systeemcondities voortaan telkens in het meest efďŹ ciĂŤnte werkgebied. KSB Nederland B.V. • Postbus 211 • 1160 AE Zwanenburg T 020 407 98 00 • F 020 407 98 01 • infonl@ksb.com • www.ksb.nl
194 07
Etanorm met PumpDrive, ook leverbaar op andere pomptypen en voor kast- of wandmontage.
Energiebesparende PumpDrive; de innovatieve frequentieregeling voor alle standaardmotoren.
achtergrond
Baten van KRW hangen af van verandering chemische en ecologische toestand water De baten van de verschillende ambitieniveaus van de Kaderrichtlijn Water in euro’s blijken een omvang van tussen de 1,3 en zes miljard euro te hebben, zo blijkt uit onderzoek van RIZA en Witteveen+Bos. De baten blijken toe te nemen naarmate het ambitieniveau hoger ligt, maar er is geen rechtevenredige toename. Het verschil in baten tussen de ambitieniveaus ‘beperkt’ en ‘fors’ (circa 2,8 miljard euro) bleek aanzienlijk groter dan het verschil in baten tussen de ambitieniveaus ‘fors’ en ‘maximaal’ (circa 440 miljoen euro). Er lijkt sprake te zijn van afnemende meeropbrengsten. Verder blijkt dat de baten vooral afhangen van de veranderingen in de ecologische toestand van het water. Of de baten de kosten ook overtreffen, kan op dit moment nog niet gezegd worden. Een deel van de baten kon namelijk nog niet becijferd worden, aangezien voor de kwaliteitsparameters waar die baten van afhangen (zoals doorzicht en bacteriologische kwaliteit) geen inschattingen van de effecten beschikbaar waren.
I
n dit artikel wordt de methodiek beschreven die is toegepast om de maatschappelijke baten van de Kaderrichtlijn Water te monetariseren op basis van de effecten van de maatregelen zoals de regionale waterbeheerders die inschatten. De methode is een uitwerking van de OEIsystematiek2). Het meest uitdagende hierbij is dat het verband tussen maatregelen en baten voor het grootste gedeelte niet rechtstreeks gelegd kan worden, omdat baten afhankelijk zijn van de chemische en ecologische toestand van het watersysteem1.
om welvaartsstromen die zich aan het oog van de markt onttrekken, ook wel sociaaleconomische waarden genoemd.
De drie baten van water
In het onderzoek naar de baten van de KRW zijn zowel de financiële als de economische waarden van water becijferd en vervolgens opgenomen in de strategische maatschappelijke kosten-batenanalyse (MKBA) voor de KRW die het Ministerie van Verkeer en Waterstaat vorig jaar liet uitvoeren. Intrinsieke waarden zijn buiten beschouwing gelaten, omdat deze geen onderdeel zijn van de kosten-batenanalyse, maar van diens zusje de milieueffectrapportage. Deze waarden kunnen dan ook naast de MKBA worden gezet2).
Maatschappelijke baten zijn welvaartsstromen, bestaande uit materiële en nietmateriële vormen van welvaart. Het bepalen van de baten van een goede chemische en ecologische toestand begint dan ook met de vraag: Hoe ontlenen wij welvaart aan schoon water? Dit kan doordat schoon water kasstromen genereert, zoals een toename van de winst op bootverhuur aan het meer of een stijging van vastgoedwaarden, maar ook doordat minder zwemrecreanten ziek worden en doordat mensen waarde hechten aan het doorgeven van schoon water aan hun kleinkinderen. Het gaat dus om concrete opbrengsten c.q. inkomsten, ook wel financiële waarden genoemd, én
Naast financiële en sociaal-economische waarden heeft water ook een ecologische of intrinsieke waarde. Deze waarde zal niet in euro’s worden uitgedrukt, omdat het buiten het domein van de economie valt2. Afbeelding 1 toont de drie verschillende waarden van water: de sociaal-economische, de financiële en de ecologische c.q. intrinsieke waarde.
KRW zijn dan ook gelijk aan de welvaartsveranderingen die optreden als gevolg van een verbeterde chemische en ecologische toestand van het water. Dit klinkt heel logisch, maar het betekent dat baten niet rechtstreeks te koppelen zijn aan KRWmaatregelen, maar wel aan de chemische en ecologische toestandveranderingen die de betreffende maatregelen teweeg brengen. Het denkschema uit afbeelding 2 laat zien dat baten veelal niet, maar kosten wél rechtstreeks aan maatregelpakketten zijn te koppelen. Hierdoor is de bepaling van de kosten eenvoudiger dan die van de baten. Om de baten van de KRW-maatregelen behorende bij verschillende ambitieniveaus te kunnen bepalen, is eerst de situatie zonder KRW, het nulalternatief, beschreven ten opzichte waarvan alle kosten en baten worden bepaald. Vervolgens zijn de verschillende mogelijke situaties met KRW ofwel de alternatieve ambitieniveaus, vastgesteld, zijnde ‘beperkt’, ‘fors’ en ‘maximaal’3. Na het vaststellen van de alternatieve ambitieniveaus is bepaald met behulp van welke maatregelpakketten deze alternatieven
Denkschema Het doel van de KRW is het bereiken van een goede chemische en ecologische toestand van het water. De baten van de
Afb. 2: Denkschema kosten en baten KRW. Nulalt. = nulalternatief, IER = ingreep-effectrelatie, WSA = watersysteemanalyse, DER = dosis-effectrelatie.
Afb. 1: De baten van water.
H2O / 8 - 2007
29
blijkt dat de visproductie met tien procent toeneemt, dient dit percentage vermenigvuldigd te worden met de hoeveelheid vis die in het betreffende gebied gevangen zou kunnen worden (x kg per hectare maal een visareaal van y hectare). Vervolgens wordt de aldus berekende omvang van de verandering vermenigvuldigd met een ‘prijs’ per eenheid. Deze prijs heeft betrekking op de bijdrage die de extra vis levert aan de maatschappij. Dit betreft niet de prijs van de vis bij de viskraam, maar de toegevoegde waarde. Dit is de verkoopprijs minus de kosten voor onder meer energie en andere kosten5. Elke batenpost wordt dus als volgt berekend: baat = % verandering x gebiedspecifieke hoeveelheid x ‘prijs’.
Het Gasterensche Diep
gerealiseerd kunnen worden en zijn de bijbehorende kosten en effecten ingeschat. Dit is gebeurd door de regionale waterbeheerders. Bij de effectinschatting gaat het om het verschil tussen de huidige en toekomstige kwaliteit na uitvoering van de maatregelen. Om dit te bepalen moest een relatie worden gelegd tussen enerzijds de maatregelen en de chemische toestand (stofconcentraties) in het water en anderzijds de maatregelen en de ecologische toestand van het water. Dergelijke relaties worden ingreep-effectrelaties genoemd. Deze kunnen worden bepaald met behulp van een watersysteemanalyse of aan de hand van expertoordelen worden ingeschat. Zoals vermeld hangen de maatschappelijke baten af van de verandering in de chemische en ecologische toestand. Door verschillen in de lokale situatie kan een maatregelpakket dat in gebied A en B tot bijvoorbeeld eenzelfde zuurstofconcentratie leidt, in het ene gebied wel maar in het andere gebied niet de baat van bijvoorbeeld ‘meer visvangst’ voortbrengen. Dit kan worden veroorzaakt door een verschil in de huidige zuurstofconcentratie in gebied A en B. Als de zuurstofconcentratie in gebied A bijvoorbeeld al voldoende was voor vissen, zal daar geen baat optreden tengevolge van de nieuwe (verbeterde) concentratie. Het is dan ook van groot belang om het verband te leggen tussen de verandering in stofconcentraties en de ecologische toestand en de maatschappelijke baten ofwel de welvaartseffecten. Dergelijke relaties worden dosiseffectrelaties (DER) genoemd. Zij vormden een cruciaal onderdeel van het batenonderzoek, maar waren niet in de literatuur beschikbaar. Ze zijn dan ook speciaal voor de uitvoering van de maatschappelijke kostenbatenanalyse voor de Kaderrichtlijn Water opgesteld. In een dosis-effectrelatie is, door op de x-as de stofconcentratie of ecologische toestand in het nulalternatief en de toekomstige concentratie of toestand in het KRW-alternatief in te vullen, op de y-as
30
H2O / 8 - 2007
de procentuele verandering in de baat af te lezen (zie afbeelding 3). Dosis-effectrelaties worden altijd geformuleerd in percentages van de maximaal haalbare hoeveelheid, om ze generiek te houden4. Om de welvaartseffecten daadwerkelijk te kwantificeren, wordt het uit de DER afgelezen percentage vermenigvuldigd met een gebiedsspecifieke (maximum) hoeveelheid. Ter illustratie: als uit de dosis-effectrelaties
Waar de kwantificering van de baat geschiedt met behulp van gebiedsspecifieke gegevens, kan voor de monetarisering veelal gebruikt worden gemaakt van generieke prijskaartjes, ontleend aan algemene bronnen zoals het CBS en het kentallenboek Waardering Natuur, Water, Bodem en Landschap in de MKBA1). Voor het voorbeeld ‘vis’ is dat de toegevoegde waarde van een kilogram vis (dat is de marktprijs van het product minus de productiekosten, wat de visvangst toevoegt aan de economie). Voor andere batenposten, zoals verminderde verdrogingschade in de landbouw of de recreatieve beleving buiten de markt om, worden heel andere typen prijskaartjes gehanteerd, zoals de vermeden verdrogingschade per
Mogelijke misverstanden Het denkschema dat in het onderzoek door RIZA en Witteveen+Bos gebruikt is om de baten van de KRW te bepalen, is niet eenvoudig en roept daarom de vraag op of het niet simpeler kan. Waarom meten we de baten van waterkwaliteit niet door de burgers in een enquête te vragen hoeveel zij over hebben voor schoner water? Reden hiervoor is dat dergelijke enquêteresultaten zeer onbetrouwbaar zijn wanneer niet duidelijk is hoe schoon het precies wordt en wat daar weer de gevolgen van zijn voor de burger. Er moet dus toch bepaald worden hoe schoon het wordt ofwel wat de verandering van de chemische en ecologische toestand is. Deze lastige stap van effectbepaling kan dus niet omzeild worden. Ook moet in de enquête inzicht gegeven worden in de precieze gevolgen van schoner water: wat betekent het voor zwemmers, de landbouw en drinkwaterwinning? Het is niet realistich dat geïnterviewde burgers dit alles goed op waarde kunnen schatten. Het is dan ook veel beter om al deze effecten individueel te ramen op basis van gegevens in plaats van op basis van lekenoordelen. Waarom kunnen bijvoorbeeld niet omzetstijgingen van waterafhankelijke economische sectoren gebruikt worden om de baten te ramen? Ten eerste is het van belang te beseffen dat dat omzetten voor ongeveer 90 procent uit kosten bestaan. Omzetstijgingen zijn dus geen baten, maar voornamelijk kosten. Alleen winsttoenames zijn baten. Ten tweede is het niet mogelijk om zonder inzicht in veranderingen in de chemische en/of ecologische toestand van het water uitspraken te doen over winststijgingen in sectoren. Niemand kan immers hard maken dat bijvoorbeeld drie procent meer recreanten komen als het water schoner wordt. Sterker nog: een toename van bijvoorbeeld het aantal recreatiebezoeken zal volledig afhangen van specifieke kwaliteitsaspecten én van de vertreksituatie. Zo is de toename van zwemrecreatiebezoeken vooral afhankelijk van doorzicht en algen. Alleen als deze kwaliteitsparameters een verbetering laten zien, kan hier een baat optreden. Bovendien treedt de baat alleen op daar waar de parameter nu onder de maat is en/of daar waar de verbetering groot genoeg is: als het doorzicht ergens al voldoende voor zwemmers is en het wordt nog beter, is er geen baat, en als het nu onvoldoende is en ondanks de verbetering straks nog steeds, is er ook geen baat. Men kan dus zonder dosiseffectrelaties geen baten ramen en zelfs geen slag in de lucht doen6.
achtergrond Baten per KRW-alternatief (in miljoenen euro voor heel Nederland).
batenposten
visvangst drinkwaterwinning landbouw bescherming tegen wateroverlast scheepvaart zwemrecreatie (volksgezondheid) voedselveiligheid recreatie woongenot natuurbaten (klimaat en volksgezondheid) niet-gebruikswaarde biodiversiteit verervingswaarde schoonwater contante Waarde in miljoenen euro contante waarde ondergrens contante waarde bovengrens
beperkt
fors
KRW-alternatieven maximaal
-86 PM PM PM PM 2 PM 254 704 554 265 0 1.693 1.354 2.031
-282 PM PM PM PM 6 PM 711 1.900 1.496 715 29 4.575 3.660 5.490
-948 PM PM PM PM 17 PM 873 2.309 1.818 869 78 5.014 4.011 6.017
PM = Deze posten zijn niet geraamd, omdat de verandering van de toestandparameters waarvan zij afhankelijk zijn, niet beschikbaar waren (het fysieke effect is niet bekend, waardoor het welvaartseffect niet kan worden bepaald).
Uit afbeelding 4, die afkomstig is uit de strategische MKBA, blijkt dat de kosten van de KRW de baten overtreffen voor de varianten ‘beperkt’, ‘fors’ en ‘maximaal’. Hoewel de baten toenemen met de mate van inspanningen in het waterbeheer, is sprake van een vorm van afnemende meeropbrengsten. Ook blijkt dat de kosten sterk stijgen bij toenemende inspanning, terwijl de baten nauwelijks toenemen. Toch mag nog niet de conclusie worden getrokken dat de KRW meer kost dan het oplevert, omdat nog niet alle baten zijn becijferd.
Gevoeligheidsanalyse In plaats van na te gaan wat het effect is van andere uitgangspunten betreffende grote batenposten op de resultaten, is gewerkt met een bandbreedte. Aangezien de bandbreedte van de effectschattingen door de regio’s zelf is geraamd op circa 20 procent, is deze bandbreedte gebruikt in de batenramingen weergegeven in de vorm van een onder- en bovengrens. Naast bandbreedtes in de effectschattingen kan ook de vorm van de dosis-effectrelatie van invloed zijn op de resultaten. Uit enkele vingeroefeningen met het batenmodel blijkt echter dat de vorm van de dosiseffectrelaties veel minder invloed heeft op de omvang van de contante waarde dan de bandbreedte in de effectramingen. De effectschattingen van de regio zijn dan ook van significante betekenis voor de gepresenteerde voorlopige batenraming.
Conclusies
Afb. 3: Voorbeeld van een dosiseffectrelatie.
gewastype of de betalingsbereidheid van recreanten voor een bezoek aan een gebied.
Uitkomsten Aan de hand van het beschreven denkschema zijn de baten bepaald van de KRW-alternatieven ‘beperkt’, ‘fors’ en ‘maximaal’ voor de zeven deelstroomgebieden van Nederland en voor de rijkswateren. Voor de bepaling van de verandering van de ecologische en chemische toestand van het water is gebruik gemaakt van inschattingen door de regionale beheerders. Deze inschattingen zijn aangeleverd in de vorm van effectentabellen met daarin een globale inschatting van het percentage doelbereik per KRWalternatief. Door deze percentages aan het doel te relateren, zijn inschattingen gemaakt van de toestand van elke parameter in het nulalternatief en in de KRW-alternatieven ‘beperkt’, ‘fors’ en ‘maximaal’. De tabel toont de resultaten van de globale batenraming op basis van de effecttabellen. Omwille van de overzichtelijkheid zijn de verschillende batenposten in deze tabel gegroepeerd.
De baten van de KRW voor Nederland liggen grofweg tussen de één en zes miljard euro. Zoals verwacht zijn de baten het grootst voor het alternatief ‘maximaal’ en het geringst voor het alternatief ‘beperkt’. Het bleek helaas niet mogelijk om de baten voor landbouw, drinkwaterwinning, wateroverlast, scheepvaart en voedselveiligheid in te schatten, omdat de kwaliteitsparameters waar deze baten van afhangen (zoals doorzicht en bacteriologische kwaliteit) door de stroomgebieden niet zijn meegenomen bij de effectbepaling. Eén en ander betekent dat de baten van de KRW naar verwachting groter zullen zijn dan gepresenteerd in de tabel. Uit deze tabel blijkt verder dat van de geschatte baten die van woongenot het grootst zijn, gevolgd door de baten van natuur, recreatie en ‘niet-gebruik’. De baten voor visserij blijken negatief te zijn, hetgeen te verklaren is uit het feit dat een afname van de nutriëntenhoeveelheden in het water minder visbiomassa tot gevolg heeft.
De belangrijkste conclusies die voortvloeien uit deze eerste poging om tot een orde van grootte schatting van de baten van de KRW te komen, zijn: • Het theoretisch kader, bestaande uit de trits ‘maatregelen - ecologische en chemische toestand verandering - baten’, biedt houvast bij het op gestructureerde wijze in beeld brengen van welke informatie precies nodig is om de baten van de KRW te berekenen; • De belangrijkste informatie die nodig is om deze baten te bepalen, zijn de ecologische en chemische toestand in het nulalternatief en in de KRW-alternatieven. De ecologische en chemische toestand dienen hiertoe te worden bepaald op grond van parameters waaraan baten kunnen worden opgehangen. De inschattingen van de ecologische en chemische toestand die nu door de regio’s zijn gemaakt, bevatten niet alle benodigde parameters, waardoor een aantal baten niet kon worden becijferd. Belangrijke parameters waarvoor gegevens ontbraken, waren doorzicht, zuurstof, relatieve bergingscapaciteit, riviercontinuïteit (knelpunten), waterdiepte en bacteriologische en virale waterkwaliteit; • Uit het batenonderzoek volgt dat de baten van de KRW afhangen van veranderingen in de toestand van het watersysteem. Het gaat dus om het verschil tussen het nulalternatief en de nieuwe toestand bij de verschillende KRW-ambities. Omdat de waterkwaliteitsverandering per waterlichaam zal verschillen, kunnen de baten eigenlijk alleen per waterlichaam correct worden berekend7;
H2O / 8 - 2007
31
Afb. 4: Contante waarde van de baten en uitgaven. •
Uit de kosten-batenvergelijking volgt op dit moment weliswaar dat de kosten de baten overtreffen. Er mag echter nog niet geconcludeerd worden dat de KRW een maatschappelijk onverantwoorde investering is, aangezien nog niet alle batenposten geschat konden worden wegens het ontbreken van gegevens over de bovengenoemde waterkwaliteitsparameters. Het is dus van belang voor de uitkomst van de MKBA om voor de ontbrekende kwaliteitsparameters ook effecten in te schatten.
Aanbeveling Wanneer we de baten van de KRW op waterlichaamniveau willen berekenen, doet zich het probleem voor dat Nederland circa 900 waterlichamen telt. Vanwege dit grote aantal is het qua onderzoeksinspanning niet haalbaar om voor elk individueel waterlichaam de ecologische en chemische toestand in het nulalternatief en in de KRW-alternatieven te bepalen. Om toch een realistische batenschatting te kunnen maken, kan gewerkt worden met voorbeeldgebieden, waarvan de baten vervolgens worden opgeschaald naar heel Nederland. De voorbeeldgebieden dienen zo gekozen te worden dat zij in het nulalternatief een vergelijkbare ecologische en chemische toestand hebben. Als dat zo is, zullen de waarden van de chemische en ecologische
parameters (zoals doorzicht, nutriĂŤnten en een natuurvriendelijke inrichting) een vergelijkbare omvang hebben. Indien verder geldt dat ook vergelijkbare maatregelen van toepassing zijn, zal ook de toestand in de KRW-alternatieven vergelijkbaar zijn. Aangezien lokale omstandigheden altijd van invloed zullen zijn op de maatregelen die te verkiezen zijn (bij een vergelijkbare toestand kunnen te verkiezen maatregelen toch verschillen), is het zinvol om per watertype bijvoorbeeld drie voorbeeldgebieden te kiezen met een zekere spreiding over het land. Elisabeth Ruijgrok en Rob Nieuwkamer (Witteveen+Bos) Rob van der Veeren (Rijkswaterstaat RIZA) NOTEN 1. Baten die wel direct samenhangen met maatregelen, zoals mogelijke verkoop van grind bij het aanleggen van nevengeulen, worden geacht direct in mindering te worden gebracht op de kosten van de maatregelen. Dit artikel richt zich op de baten die samenhangen met het realiseren van de betere ecologische toestand in het watersysteem. 2. De intrinsieke waarde moet niet verward worden met de zogeheten niet-gebruikswaarde van schoon water: de intrinsieke waarde weerspiegelt de gezondheid van het ecosysteem los van het menselijk belang en de niet-gebruikswaarde weerspiegelt onder andere de welvaart die mensen
ontlenen aan het doorgeven van schoon water aan hun kleinkinderen. Deze laatste waarde kan wel in euro’s worden uitgedrukt. 3. Dit zijn de varianten die ook in de strategische MKBA worden beschreven. Hierin wordt echter gesproken van de varianten ‘beperkt’, ‘fors plus’ en ‘maximaal’. Kortheidshalve wordt de variant ‘fors plus’ hier met ‘fors’ aangeduid; het betreft dezelfde variant. 4. Wanneer we dit niet zouden doen, zouden er absolute hoeveelheden (lees: omvang van baten) aan stofconcentraties gekoppeld moeten worden. Aangezien deze per watersysteemtype en per gebied zullen verschillen, zou dit uitmonden in een extreem groot aantal relaties. Dit zou een nauwkeurigheid suggereren die op basis van meetgegevens uit de literatuur niet onderbouwd kan worden. 5. Dit kan worden vergeleken met bijvoorbeeld pannenkoekenrestaurants: de meerwaarde voor de maatschappij wanneer meer mensen gaan uit eten, bestaat niet uit de extra omzet, maar uit de extra omzet minus de kosten voor de ingrediĂŤnten, het gas, de verwarming van het restaurant etc. Het gaat om de toename van de winst. 6. Dit blijkt ook bij de drinkwatersector: hier treden alleen baten op in de vorm van vermeden zuiveringskosten als de concentraties van bepaalde probleemstoffen in het water dusdanig dalen dat een zuiveringsstap kan worden overgeslagen. 7. Bij het opschalen van dergelijke lokale baten naar maatschappelijke baten zal onder meer rekening moeten worden gehouden met het substitutie effect en het feit dat als het water overal schoon is, de waarde van nog een schoon gebied minder is dan wanneer er weinig schone gebieden zijn. LITERATUUR 1) Ruijgrok E., A. Smale, R. Zijlstra, R. Abma, R. Berkers, A. Nemeth, N. Asselman, P. de Kluiver, R. de Groot, U. Kirchholtes, P. Todd, E. Buter, P. Hellegers, F. Rosenberg (2006). Kentallen waardering Natuur, Water, Bodem en Landschap, hulpmiddel bij MKBA. Ministerie van LNV. 2) Ruijgrok E., R. Brouwer en H. Verbruggen (2004). Waardering van natuur, water en bodem in Maatschappelijke Kosten Baten Analyses. Een handreiking ter aanvulling op de OEI-leidraad. Ministeries van V&W, EZ en LNV.
advertentie
! )' # )* % , % *! $ % $ % ( % )"+% *&* # /&( ,&&( & $ - * (,&&(/ % % % - * (- % %)* ## * , % + &' &%) % &+ % / ,&&( + % % (&% &&( ( ! *! $ ) )' # ) ( % 0 ' &( % % 0 - * (- %'+** % 0 &% ( &+
0 % ( &')# 0 & $&% (/& " 0 (&% $ # %
)) # % &)* +) $), (* * # . $ # % & *! $ %# %* (% * --- *! $ %#
32
H2O / 8 - 2007
Wij houden het graag luchtig
Atlas Copco is een begrip op het gebied van perslucht en loopt voorop als het gaat om kwaliteit, betrouwbaarheid en innovatie. We ontwerpen en fabriceren iedere machine volgens de laatste techniek, met de beste materialen en onder de hoogste kwaliteitsnormen. Ook besteden we veel aandacht aan het bedenken van milieuvriendelijke oplossingen. Het ontwerp van onze serie lagedruk compressoren is daar slechts één voorbeeld van. Deze machines hebben een absoluut olievrije werking, een aangenaam geluidsniveau van 67 dB(A), een extreem laag energieverbruik en een plug en play concept dat een aparte fundering en extra leidingwerk overbodig maakt. Wilt u weten wat de beste persluchtoplossing voor u is? Neem dan vrijblijvend contact met ons op. Ons telefoonnummer is 078-6230 230. U kunt ook mailen naar info@nl.atlascopco.com. Onze persluchtspecialisten geven u een advies op maat.
Atlas Copco Compressors Nederland Merwedeweg 7, 3336 LG Zwijndrecht Postbus 200, 3330 AE Zwijndrecht Tel (078) 6230 230 Fax (078) 6100 670
www.atlascopco.nl
Het brede leveringsprogramma van Atlas Copco omvat ook hogedruk lucht- en gascompressoren in verschillende capaciteiten, met of zonder frequentieregeling, persluchtdrogers, persluchtfilters, oliewaterscheiders, persluchtleidingsystemen, gereedschappen, generatoren, rots- en mijnbouwapparatuur. Committed to your superior productivity.
Risicokaart Twentekanaal maakt onvoorziene lozingen beter beheersbaar De brand bij bandenfabrikant Vredestein in Enschede leidde in augustus 2003 tot ernstige verontreiniging van het Twentekanaal. Met het vele bluswater kwamen giftige stoffen van het fabrieksterrein in het naastgelegen kanaal terecht. Nog steeds is de drinkwaterwinning uit het derde pand van het Twentekanaal niet hervat in verband met de slechte waterkwaliteit. Om beter voorbereid te zijn op een eventuele nieuwe calamiteit voerde ingenieursbureau BCC in opdracht van Rijkswaterstaat een studie uit naar risicovolle activiteiten in het stroomgebied van het Twentekanaal. De kennis over de risico’s van gevaarlijke stoffen is gecombineerd met kennis van het functioneren en beheren van watersystemen. Dit resulteerde in een risicokaart, waarmee Rijkswaterstaat bij onvoorziene gebeurtenissen gerichter maatregelen kan nemen, zoals proberen het bluswater op te vangen op de industrieterreinen.
D
e risicokaart maakt onderdeel uit van plannen van Rijkswaterstaat voor een betere bescherming van de waterkwaliteit van het Twentekanaal. Zo werkt de dienst aan een calamiteitenmodel dat ingezet kan worden bij verontreinigingen. Bij een dreigende calamiteit kan Rijkswaterstaat hiermee tijdig een adequate opruimingsstrategie bepalen en de risico’s van eventuele ecologische en/of economische schade minimaliseren. De brand bij Vredestein maakte duidelijk dat meer inzicht nodig is in de risico’s die samenhangen met de verspreiding en het milieu-effect van gevaarlijke stoffen in watersystemen. Dat inzicht wordt steeds belangrijker. De Kaderrichtlijn Water verplicht waterbeheerders te zorgen voor een goede ecologische toestand in watersystemen. Ook de chemische industrie moet hieraan een bijdrage leveren. Op 1 juni aanstaande treedt de nieuwe Het Twentekanaal bij Lochem.
Europese verordening REACH in werking die producenten en importeurs verplicht om chemische stoffen door te lichten en te testen op milieu- en gezondheidsrisico’s. Daarnaast groeit de druk op de ruimte die steeds intensiever wordt gebruikt en draagt de klimaatverandering bij aan een grotere kans op overstromingen. Rijkswaterstaat wil beter in staat zijn risico’s te reduceren door het tijdig kunnen nemen van technische en organisatorische beheersmaatregelen. Het Twentekanaal tussen Enschede en Zutphen en het zijkanaal naar Almelo vervullen een belangrijke functie op het gebied van af- en aanvoer van water, maar zijn ook van belang voor drink- en proceswater, ecologie en waterkwaliteit, regionale watervoorziening en scheepvaart. Als beheerder heeft Rijkswaterstaat opdracht gegeven een risicoanalyse voor de waterkwaliteit uit te voeren.
Doel van het onderzoek was het opstellen van een risicokaart voor de waterkwaliteit in het stroomgebied van het Twentekanaal. De basis hiervan vormt een risico-inventarisatie bij bedrijven met activiteiten die betrekking hebben op de verwerking en opslag van gevaarlijke stoffen en bij calamiteiten kunnen leiden tot onvoorziene lozingen op het oppervlaktewater. Deze kunnen bijvoorbeeld ontstaan door lekkages vanuit installaties, het falen van installaties of het optreden van brand. De risicobedrijven bevinden zich direct langs de oevers van het kanaal alsmede in het stroomgebied dat afwatert op het Twentekanaal. De risico’s verbonden aan het transport (over weg en water) van risicovolle stoffen zijn niet meegenomen in dit onderzoek. Het risico van stoffen wordt meestal bepaald op basis van: risico = kans x effect. Het mogelijk nadelig effect van een stof is onder andere afhankelijk van de intrinsieke eigenschappen van de stof, de vrijkomende hoeveelheid stof en het gebruiksdoel van het water (landbouw, drinkwater, waterecosysteem etc.). De kans dat het effect optreedt, is onder meer afhankelijk van de aangebrachte veiligheidsmaatregelen en de locatie. In dit onderzoek is vooral rekening gehouden met de kans op een onvoorziene lozing, gebaseerd op het type bedrijf en de afstand tot het water. Per bedrijf zijn de waterbezwaarlijke stoffen, de hoeveelheden, het aquatisch effect en het gedrag in beeld gebracht. De selectie van bedrijven en het verkrijgen van informatie over stofgegevens vond plaats via de vergunningen die afgegeven zijn door gemeenten en provincie. De bedrijven die onder de Integrated Pollution Prevention and Control-richtlijn of het Besluit Risico’s Zware Ongevallen vallen, zijn per definitie bestempeld als risicovol. Dit zijn de grote
34
H2O / 8 - 2007
actualiteit bedrijven die door hun activiteiten, bijvoorbeeld het op grote schaal werken met gevaarlijke stoffen, een groot milieurisico vormen. Andere geselecteerde bedrijfstypen zijn veelal productiebedrijven van chemische stoffen, levensmiddelen, cement en veevoeders. Ook de groothandels in vloeibare brandstoffen, kunstmest, zout en verf vormen potentiële risicobedrijven. Op de risicokaart zijn in totaal 80 bedrijven aangegeven die waterbezwaarlijke stoffen gebruiken of opslaan (zie kaart).
Aquatisch gedrag Voor het aquatisch gedrag van een stof is de Standard European Behaviour Classification gehanteerd. Deze indeling geeft aan naar welk compartiment een stof zich verplaatst nadat deze is vrijgekomen. Hierbij worden vier hoofdklassen onderscheiden: verdampers, drijvers, oplossers en zinkers. De klassenindeling is afhankelijk van de fysisch-chemische eigenschappen: fysische toestand, wateroplosbaarheid, dichtheid en dampspanning. Stoffen en producten kunnen tot meerdere klassen behoren. Voor de bestrijding van calamiteiten is informatie over het aquatische gedrag van gevaarlijke stoffen essentieel voor de keuze van de juiste beheersmaatregelen.
Aquatisch effect Een deel van de stoffen is giftig of schadelijk voor in het water levende organismen. Bij het indelen van deze stoffen naar aquatisch effect is aangesloten bij het vigerende classificatie- en labelingsysteem volgens annex 1 van de Europese richtlijn voor gevaarlijke stoffen (67/548/EC) met de relevante Rzinnen (gevaars- of waarschuwingszinnen). Deze geven meer uitleg over het specifieke gevaar van een product. Alle bedrijven met gevaarlijke stoffen moeten hieraan voldoen en deze informatie beschikbaar hebben. De R-zinnen zijn ook vermeld op de veiligheidsinformatiebladen die bij ieder product voor industrieel gebruik geleverd moeten worden. Het voordeel hiervan is dat niet alleen de betreffende eigenschappen op een consistente manier zijn ingedeeld, maar ook het effect is weergegeven. Bedrijfsactiviteiten langs het Twentekanaal in Hengelo.
Uitsnede van de risicokaart van Hengelo met daarop de bedrijven die waterbezwaarlijke stoffen gebruiken of opslaan.
Alle R-zinnen die een waterbezwaarlijkheid aanduiden, zijn meegenomen, bijvoorbeeld R-zin 50: zeer giftig voor in het water levende organismen. Hiermee vindt ook aansluiting plaats bij de algemene beoordelingsmethodiek van de Commissie Integraal Waterbeheer voor het inschatten van de schadelijkheid van stoffen voor het watermilieu. De R-zinnen zijn apart weergegeven op de risicokaart. Naast de toxische effecten die de R-zinnen beschrijven, spelen andere effecten op het aquatisch ecosysteem een rol: sterfte van aquatische organismen als gevolg van zuurstofdepletie, vorming van drijflagen (beïnvloeding zuurstofhuishouding, besmeuring van hogere organismen, visuele verontreiniging) en verzuring/verloging (verandering van de pH-waarde). Van in totaal 114 verschillende waterbezwaarlijke stoffen die voorkomen bij de risicobedrijven, zijn de hoeveelheden en aquatische effecten in beeld gebracht. Giftigheid is het meest voorkomende effect: ruim de helft van de geïnventariseerde stoffen heeft een toxisch effect op in het water levende organismen. Deze stoffen zijn voor het merendeel (op basis van volume) olieproducten. De meest toxische stoffen zijn aanwezig bij bedrijven in de chemische sector, metaaloppervlaktebehandeling en
rubberverwerking. Het gaat dan met name om verbindingen met chroom, cyanide, nikkel, kobalt en chloor.
Risicokaart Op de risicokaart wordt alle relevante informatie over bedrijven met risicovolle stoffen samengebracht met de omgevingsfactoren, zoals locatie en watersysteem. Tevens zijn de economisch en ecologisch kwetsbare gebieden en objecten (inlaten en sluizen) aangegeven. In een GISomgeving kunnen interactief de onderliggende gegevens van de bedrijven worden opgevraagd, zoals het type bedrijf, de milieuverontreinigende stoffen, de maximale opgeslagen hoeveelheden, het aquatisch effect en gedrag. Aan de hand van de gekoppelde databank zijn allerlei combinaties van gegevens op te vragen. Bijvoorbeeld: welke stoffen zijn opgeslagen bij de chemicaliëngroothandel in Hengelo? Of: welke bedrijven hebben stoffen die al bij kleine lozingen desastreuze gevolgen kunnen hebben? Zo kan men snel een (ruimtelijk) beeld krijgen van de gewenste informatie voor het bepalen van de te nemen maatregelen in de veiligheidsketen.
Conclusies Door het koppelen van kennis over de voorkomende gevaarlijke stoffen en het gebied, risicomanagement en waterbeheer ontstaat meer inzicht in de risico’s voor de waterkwaliteit van het Twentekanaal. Met de risicokaart zijn de locaties en schadelijke stoffen in beeld gebracht. De kaart is een praktisch middel voor het bepalen van de te nemen maatregelen, zowel in het watersysteem als op bedrijfsterreinen, zoals de opvang van bluswater ter plaatse. De risicokaart vormt ook een handig communicatiemiddel richting andere partijen dan bedrijven. De kaart is een aanvulling op de nationale emissieregistratie en vult het gat tussen deze registratie en het lokale watersysteembeheer, niet alleen op strategisch, maar ook op operationeel niveau. Arnold Osté (RPS*/Ingenieursbureau BCC) Martijn van Velthoven (RPS advies) David Kroekenstoel (Rijkswaterstaat/RIZA) Fred Tank (Rijkswaterstaat Oost-Nederland) *RPS is een milieuadviesbureau
H2O / 8 - 2007
35
Hoe houd jij je onderhoudskosten in balans?
- $ #
2007-03
Uitgebalanceerde services voor een betere uptime en lagere onderhoudskosten Totale kosten Doelgebied: Optimale bedrijfszekerheid Minimale kosten
Geen onderhoud
Te veel onderhoud
Verlaag uw kosten Door onderhoud efficiënt aan te pakken kunt u de kosten ervan verlagen. Daarom maken we samen met u graag een plan om de assets in uw plant op een uitgekiende manier te managen.
Verbeter uw uptime Naast overzicht krijgt u ook inzicht: in enkele muisklikken weet u precies in welke staat uw installed base verkeert en hoe u deze in optimale conditie kunt krijgen en houden. Met als resultaat een verbeterde uptime.
! ! ! ! ( !
2 -*&**.(((,.*!!) & -*&+/(((0!!$& -*&,(((,*!) $ ! ( ! & ! ("( ( ! ! -'/*(((%0*1 $ ! ! ! (
s -!!47%2+ ). 0/,9%34%2 "%(5):).'%. s 0OLY 0RODUCTS BIEDT MET HET $%4/3 -/$5,!)2 "/573934%%- TYPE 'ARRISON EEN UNIEK CONCEPT VOOR HET DUURZAAM ONDERBRENGEN VAN UW KOSTBARE APPARATUUR EN INSTALLATIES
Niveau van preventief onderhoud
+%.-%2+%. s FLEXIBELE MAATVOERING s CHEMISCH RESISTENT s ONDERHOUDSARM
s GELUIDSISOLEREND s INBOUWMOGELIJKHEDEN VAN VENTILATIE EN ELEKTRAVOORZIENINGEN s IN ALLE 2!, KLEUREN LEVERBAAR
Specialist in onderhoud Endress+Hauser maakt al meer dan vijftig jaar serieus werk van onderhoud. Met een scala aan uitgebalanceerde diensten en softwaretools ondersteunen we u graag in elk aspect van het onderhoudsmanagement. www.nl.endress.com/services
s %%. 3934%%- 6%,% /0,/33).'%. s
Endress+Hauser BV Tel. (035) 695 86 11 www.nl.endress.com info@nl.endress.com
0OLY 0RODUCTS "6 "RUNINGSSTRAAT s ,! 7ERKENDAM 4EL &AX % MAIL INFO POLYPRODUCTS NL
BEZOEK OOK ONZE WEBSITE WWW POLYPRODUCTS NL
!PPLIKON !NALYTICAL VOOR NAUWKEURIGE EN ROBUUSTE ON LINE MONITORING VAN ALLE WATERSTROMEN OP 4OXISCHE STOFFEN ALS s 4OTAAL #YANIDE s 4OTAAL &ENOL s $IVERSE ZWARE METALEN
"ELASTENDE STOFFEN ALS
s !MMONIA s .ITRAAT s .ITRIET s 4OTAAL &OSFAAT s 4OTAAL 3TIKSTOF
!LERT
"ELANGRIJKE PARAMETERS ALS s (ARDHEID s 6ERZADIGINGSINDEX
!PPLIKON !NALYTICAL ON LINE !NALYZERS
6OOR MEER INFORMATIE EN NOG VEEL MEER APPLICATIES
!NALYSE METHODEN CONFORM DE OFFICIÑLE NORMEN .%. )3/ !34- EN TOEPASSING VAN ANALYTISCHE TECHNIEKEN DIE EEN MEETBEREIK VANAF MICROGRAMMEN PER LITER MOGELIJK MAKEN TITRATIE COLORIMETRIE IONCHROMATOGRAFIE EN VOLTAMMETRIE
!PPLIKON !NALYTICAL "6 /N LINE !NALYZER DIVISIE 4EL WWW APPLIKON ANALYZERS COM
recensie ‘Membrane Technology for Waste Water Treatment’ ‘Membrane Technology for Waste Water Treatment’ is de uit het Duits vertaalde, herziene uitgave van een eerder werk. Het boek is bedoeld als instrument om de breedte van het toepassingsgebied van membranen in afvalwaterbehandeling (met name in Duitsland) te illustreren. Daarnaast is het bedoeld om de lezer gevoel te geven voor de vele aspecten rondom ontwerp, bouw en bedrijfsvoering van membraaninstallaties.
W
at het eerste opvalt aan deze Engelstalige uitgave, is de solide uitstraling: zware band, ruim twee centimeter breder dan A4, zware papierkwaliteit en een zeer rustige, ruim opgezette bladspiegel. Er is veel plaats ingeruimd voor grote kleurenillustraties, flowschema’s en foto’s. Het boek heeft een ver doorgevoerde heldere structuur met ruim 250 pagina’s hoofdtekst en circa 80 pagina’s bijlagen. Na een inleiding waarin de grondbeginselen van membraantechnologie worden besproken, volgen de twee belangrijkste hoofdstukken die respectievelijk communale en industriële toepassingen van membraantechnologie in de waterzuivering beschrijven. Daarna volgt een korte opsomming van beschikbare richtlijnen en standaarden bij het ontwerp van membraaninstallaties, waarna het boek afsluit met een samenvatting en vooruitblik. In de bijlagen is veel zinvolle en relevante informatie opgenomen. Meest in het oog springend hierbij zijn de werkrapporten van de ATV-DVWK-werkgroepen ‘Membrane technology’ en ‘Membrane bioreactor process’ waarin de huidige stand der techniek wordt gepresenteerd, met ontwerprichtlijnen. De Duitse organisatie ATV-DVWK zet zich in voor de ontwikkeling van een veilige en duurzame waterhuishouding. Zij richt daarbij op de vakgebieden van waterhuishouding, afvalwater, afval en bodembescherming.
MBR en nageschakeld Het eerste deel van het hoofdstuk over communale toepassingen van membraantechnologie gaat in op membraanbioreactoren. In dit deel worden 18 Duitse MBR’s besproken en zeven niet-Duitse, waaronder Brescia (Italië), Säntnis (Zwitserland), Ebisu (Japan) en Varsseveld in Nederland. Van de Duitse installaties is één installatie groter dan 15.000 i.e., namelijk rwzi Nordkanal met 80.000 i.e. Het tweede deel van dit hoofdstuk gaat in op toepassing van nageschakelde membraanfiltratie op communale afvalwaterzuiveringsinstallaties. Hier worden zes installaties besproken: drie in Duitsland, één in België, één in Polen en één in Singapore. Het hoofdstuk sluit af met een voorbeeld van een ontwerpberekening van een MBRinstallatie van 100.000 i.e. Het detailniveau van de beschrijving van de installaties is niet overal even hoog. Zo wordt van slechts enkele installaties het specifieke energieverbruik genoemd; ook de investeringen zijn niet van alle installaties bekend. Hetzelfde geldt voor andere operationele gegevens. Een aantal installaties is al meerdere jaren in gebruik. Het
38
H2O / 8 - 2007
zou interessant zijn om iets meer te weten te komen van praktijkervaringen. Deze informatie wordt slechts in een klein aantal gevallen genoemd en dan nog erg summier.
Industriële toepassingen In het boek worden 33 industriële toepassingen geschetst, variërend van microfiltratie tot omgekeerde osmose. De bedrijfstakken zijn eveneens zeer gevarieerd: van aardappelen visverwerking, via textiel- en papierindustrie tot plastics, metaalbewerking en percolaatwater van stortplaatsen. Opvallend daarbij is dat van de gepresenteerde installaties er slechts drie ouder zijn dan tien jaar. In vrijwel alle gevallen gaat het om toepassingen waarbij (een deel van) het gezuiverde water ergens in het productieproces wordt teruggebracht. De membranen worden veelal ingezet ten behoeve van waterbesparing en dan niet primair om het geloosde effluent een betere kwaliteit te geven. Er is moeite gedaan om zoveel mogelijk operationele informatie te ontsluiten, maar ook hier is het detailniveau per installatie verschillend.
Eindoordeel Dit boek geeft een toegankelijk overzicht van membraaninstallaties voor afvalwaterbehandeling, voornamelijk in het Duitse
Een groep jonge, gepromoveerde watertechnologen geeft in dit vaktijdschrift een kritisch oordeel over internationale vakliteratuur. De recensenten zijn: Jelle Roorda, Arjen van Nieuwenhuijzen, Bas Meijer, Adriaan Mels, Herman Evenblij, Jeroen Langeveld, Jasper Verberk en Merle de Kreuk.
taalgebied. De volle breedte van membraantechnologie (microfiltratie, ultrafiltratie, nanofiltratie, omgekeerde osmose en zelfs elektrolyse) wordt bestreken. Met veel en duidelijke illustraties en tabellen wordt een grote hoeveelheid informatie ontsloten. Met name de samenvattende tabellen zijn verhelderend. Het boek maakt duidelijk hoe breed het toepassingsveld van membranen in de praktijk is en geeft handvatten voor ruwe ontwerpberekeningen van membraaninstallaties. De bijlagen met de werkrapporten van de twee relevante ATV-DVWK-werkgroepen zijn een waardevolle aanvulling en geven het boek meerwaarde. De relatief lage prijs maakt dat de prijs-kwaliteitverhouding hoog ligt; voor 59 euro heb je een degelijk opgezet overzichtswerk in handen, mét een voorwoord gesigneerd door twee ministers en de president van het Federal Envionmental Agency in Duitsland! Herman Evenblij (Witteveen+Bos) ‘Membrane Technology for Waste Water Treatment’, onder redactie van prof.dr.ing. J. Pinnekamp en dr.rer.nat. H. Friedrich is een uitgave van FiW-Verlag (ISBN 3-939377-01-5, ISBN 978-3-939377-01-6). Voor meer informatie: www.fiw-verlag.de.
verenigingsnieuws Oproep aan alle leden
Agenda Onderstaand vindt u de gezamenlijke agenda van NVA en KVWN van vergaderingen, congressen en andere bijeenkomsten. Informatie voor deze agenda kan worden aangeleverd bij het KVWN/NVAbureau: (070) 414 47 78. 7 mei
symposium Contactgroep Internationaal over intercultureel watermanagement Amsterdam 9 mei
symposium NVA-programmagroep 6 over EU-Hoogwaterrichtlijn Amsterdam 1 juni
voorjaarsvergadering NVA en Klaarmeesterdag Middelburg 7 juni
symposium van de programmagroep Waterketen over afkoppelen in optimalisatiestudies 8 juni
bijeenkomst NVA-programmagroep 6 i.s.m. KNMI en ‘Klimaat voor Ruimte’ over de gevolgen van klimaatverandering voor het waterbeheer De Bilt 15 juni
voorjaarsvergadering KVWN Maastricht 21 juni
symposium NVA-programmagroep 3 ‘Vergaande zuivering, wat kan en wat wil je ermee?’ 5 september
workshop KVWN-commissie Watervoorziening over klimaatverandering Nieuwegein 9-12 oktober
IWA-congres over duurzaam waterhergebruik Antwerpen
Het bestuur van de Waterfederatie nodigt alle leden van de KVWN en NVA uit om mee na te denken over een naam voor de nieuwe vereniging na de fusie. De besturen van KVWN en NVA hebben een grote voorkeur voor een eigennaam, dus geen afkorting. Ook wordt ernaar gestreefd het predicaat ‘koninklijk’ van de KVWN te handhaven. Het bestuur van de Waterfederatie zal een voorselectie maken die wordt voorgelegd aan de besturen van KVWN en NVA, die uiteindelijk met een voordracht komen voor de ledenvergaderingen van de NVA op 1 juni en de KVWN op 15 juni. Stuur uw idee in voor 7 mei (per e-mail: info@ nva.net of info@kvwn.nl). U kunt hiermee een prijs winnen.
IWA-conferentie over relaties met klanten Op 14, 15 en 16 juni vindt in Maastricht de driedaagse conferentie ‘Customer connection’ plaats. De organisatie ligt in handen van IWA, KVWN, NVA en Waterleiding Maatschappij Limburg. Op vrijdagochtend wordt tevens het voorjaarscongres van KVWN gehouden. Het thema van de IWA-conferentie is klantenrelaties. Waar de klanten in het verleden door de nutsbedrijven als nummers werden gezien, is langzaam maar zeker het besef doorgedrongen dat de klanten de reden van bestaan zijn. Daarom beginnen ook de waterbedrijven en waterschappen meer aandacht aan hun klanten te besteden. Uiteraard zijn een goede drinkwaterkwaliteit of een goede afvalwaterzuivering hoofdzaak, maar ook de facturering, service, informatievoorziening en dergelijke worden onder de loep genomen. Ook wordt meer aandacht besteed aan het bereiken van de millenniumdoelen, als een maatschappelijke verplichting. De eerste dag, donderdag 14 juni, bestaat uit drie gezamenlijke sessies: ‘klanttevredenheid’, ‘kosten en regels’ en ‘nieuwe technologie’. Op het programma staat ook de uitreiking van de eerste RIWA-Maas-onderscheiding. De dag wordt afgesloten met een receptie in het stadhuis van Maastricht en een diner in de stad. Vrijdag 15 juni begint met de KVWNvoorjaarsvergadering. Daarna worden opnieuw drie sessies gehouden: ‘risico en vertrouwen’, ‘marketing’ en ‘hulp aan klanten’ staan dan centraal. Op zaterdag 16 juni staat een excursie op het programma naar twee waterproductiebedrijven van WML.
WATERCOLUMN
Blijft de vervuiler betalen ?
E
en maand geleden opende kroonprins Willem Alexander de afvalwatercentrale van Harnaschpolder: een rioolwaterzuiveringsinstallatie voor ruim één miljoen mensen in de omgeving van Den Haag en Delft. Een heugelijk feit waarmee een oplossing kwam voor de afvalstromen die voorheen minder gezuiverd de Noordzee in werden gepompt. Maar niet alleen in Nederland is het feest. Ook bij Brussel wordt dit najaar een rwzi opgestart van vrijwel gelijke grootte: ruim één miljoen mensen. Van deze nieuwe centrale zullen alle gebieden stroomafwaarts van de Maas profiteren. Zowel Brussel als Den Haag geven met hun nieuwe rwzi’s gevolg aan de verplichtingen onder de Kaderrichtlijn Water respectievelijk aan het principe ‘de vervuiler betaalt’. Een principe dat in Europa helder aangeeft hoe mensen hun leefomgeving in stand kunnen houden. Wie het zwarte water van de Gele Rivier in China heeft mogen aanschouwen, weet hoe schoon Europa’s welvaart is. Weinig twijfel dus over het nut van het principe ‘de vervuiler betaalt’. Alhoewel ... eind maart vond in de Europese hoofdstad Brussel een Wise-conferentie plaats. Ter gelegenheid van het 50-jarig bestaan van het éne Europa bogen wijze dames en heren zich een dagje over de toenemende schaarste van schoon water in Europa. Uitgebreid kwamen daar Europese rivieren in beeld én - zelfs zonder Al Gore - ook XXIe eeuwse vraagstukken als klimaatverandering. Opmerkelijk was dat die dag heel genuanceerd gesproken werd over de debieten van rivieren stroomopwaarts en stroomafwaarts. Onderscheid werd gemaakt tussen kwantiteit en kwaliteit van rivierdebieten op de verschillende plaatsen langs de Rijn, Wolga, Maas, Donau, Elbe, Ebro, Po, Arno en de Tiber. Daarmee samenhangend werd aan kwantiteit ook het principe ‘de gebruiker betaalt’ gekoppeld. Vermoedelijk ziet u de bui in de verte hangen. De dreiging dat benedenstroomse gebieden als de Randstad voor hogere drinkwaterkosten zullen worden geplaatst onder het principe ‘de gebruiker betaalt’. Weet u gelijk ook waar Vewin in Europa voor gaat: het is de vervuiler die moet blijven betalen. Theo Schmitz (Vewin)
30 november
najaarsvergadering KVWN/NVA
H2O / 8 - 2007
39
Toepasbaar bij hoge druk. Bestand tegen langzame scheurgroei. Slagvast. Goede krasvastheid.
MM ! 0 0 4 IN R A A B R E NU OOK LEV
Wavin Nederland B.V.
Postbus 5, 7770 AA HARDENBERG
Telefoon 0523-288165 Telefax 0523-288678
Internet www.wavin.nl E-mail info@wavin.nl
* thema
platform
Mirjam Blokker, Kiwa Water Research Peter Schaap, Kiwa Water Research Jan Vreeburg, Kiwa Water Research / TU Delft Peter Horst, PWN
Evaluatie bevestigt effectiviteit ontwerpconcepten zelfreinigende netten In 1999 zijn de ontwerpconcepten voor zelfreinigende distributienetten geïntroduceerd, die stellen dat in vertakte en met kleinere diameters aangelegde netten geen sediment accumuleert. Om deze te evalueren, zijn in de zomer van 2006 drie verschillende distributienetten getest op hun zelfreinigende werking. Met volumestroommetingen, deeltjestellingen en spuiproeven is onderzocht of sediment opwervelt of bezinkt en accumuleert. De metingen laten zien dat de ontwerpconcepten uit 1999, toegepast in het leidingnet van 2004, leiden tot zelfreinigende leidingnetten. In het vertakte net uit 2002 was sprake van bezinking en opwerveling en enige accumulatie van sediment; in de warme zomerdagen van juni en juli 2006 werd in dit net voldoende sediment opgewerveld en afgevoerd om te spreken van een zelfreinigend net op jaarbasis. In het vermaasde net accumuleerde sediment; dit net bleek niet zelfreinigend.
D
e nieuwe ontwerpconcepten voor distributienetten zijn in 1999 geïntroduceerd5). Deze houden in dat distributienetten vertakt en met kleinere diameters worden aangelegd. Het doel is om een voldoende hoge snelheid en een uniforme stromingsrichting te creëren, waardoor geen deeltjes in het leidingnet kunnen accumuleren. De maximale volumestroom wordt, op basis van het aantal woningen op een leiding en het aantal tapeenheden per woning, voorspeld met de zogenaamde q√n-methode4). De leidingdiameter wordt gekozen op basis van de berekende volumestroom en de ontwerpsnelheid van 0,4 m/s. Deze snelheid moet dagelijks optreden om eerder bezonken sediment op te wervelen. Sinds 2000 leggen steeds meer Nederlandse waterleidingbedrijven hun nieuwe distributienetten vertakt aan. De reden voor de overstap is dat dit leidt tot een reductie in aanlegkosten van circa 20 procent, voornamelijk vanwege de kortere en dunnere leidingen. In de praktijk worden de leidingdiameters echter geregeld groter gekozen dan op basis van de ontwerpcriteria mag worden verwacht. Reden hiervoor is de wens van de brandweer om bluswater te betrekken
uit het drinkwaternet. Op leidingen van Ø63 mm kan een brandkraan worden geplaatst met een capaciteit van veelal minimaal 30 kubieke meter per uur. Dit is voldoende in nieuwbouwwijken waar gebouwd is volgens moderne bouwvoorschriften. Wanneer een grotere bluswatercapaciteit nodig is, kiezen sommige waterleidingbedrijven voor grotere leidingen. Daardoor wordt de zelfreinigende werking mogelijk minder. De nu uitgevoerde evaluatie dient ter onderbouwing van de noodzaak leidingnetten aan te leggen met kleine leidingdiameters.
De uitgangspunten van de nieuwe ontwerpconcepten zijn in 2001 en 2002 getest in een laboratorium en bevestigd door metingen in de praktijk1),6),7),8). Deze metingen zijn echter niet gedetailleerd genoeg en geven te weinig houvast om het positieve effect van zelfreinigende netten te onderbouwen. Ook geven deze metingen geen uitsluitsel over de juistheid van de gekozen ontwerpparameters (te verwachten maximum volumestroom die met de q√n-methode wordt voorspeld en een snelheid van 0,4 m/s). In de zomer van 2006 zijn daarom in Hoofddorp metingen uitgevoerd om
Tabel 1. Minimum aantal achterliggende woningen voor verschillende leidingdiameters.
interne diameter (mm)
minimum aantal achterliggende woningen
ZPE 40 ZPE 50 PVC 63
35,2 44,0 58,2
1 4 12
PVC 90 PVC 110 PVC 160
83,0 101,6 147,6
46 100 250
commentaar
na brandkranen minimaal zes achterliggende woningen
maximaal 250 woningen per sectie
H2O / 8 - 2007
41
het effect van het ontwerp op de waterkwaliteit vast te stellen2). De metingen zijn gedaan in drie verschillende distributienetten: een vermaasd net (in de wijk Overbos), een vertakt net met concessies aan de diameter (in de wijk Floriande) en een vertakt net zonder concessies (verder aangeduid als vertakt-plus, in de wijk Pleinen). Het eerste net is in 1986 vermaasd aangelegd met leidingen van Ø150 en Ø100 mm en enkele takken van Ø63 mm; het tweede net is in 2002 vertakt aangelegd met leidingen van Ø110, Ø63 en enkele van Ø50 mm; het derde net is in 2004 vertakt aangelegd met kleinere diameters op basis van de zelfreinigende ontwerpconcepten uit 1999 (leidingen van Ø63, Ø50 en Ø40 mm). Tabel 1 toont het minimum aantal achterliggende woningen per diameter. De drie netten worden gevoed met dezelfde waterkwaliteit en zijn alle reeds enige tijd in gebruik. De hypothese is dat zelfreinigende netten, aangelegd volgens de nieuwe ontwerpconcepten, minder vervuilen dan conventionele netten. Om deze hypothese te kunnen toetsen is een aantal deelhypothesen opgesteld: In een net met kleine diameters zullen hogere stroomsnelheden optreden dan in een net met grotere diameters; in zelfreinigende netten zal de ontwerpsnelheid van 0,4 m/s frequent optreden; In een zelfreinigend net is de massa die het net ingaat gelijk aan de massa die het net verlaat; in een vervuilend systeem zal sediment bezinken en zal er minder massa uitgaan dan erin komt. Op momenten van grote vraag kan eerder bezonken sediment juist opgewerveld worden en is de massa die het net uitgaat groter dan de massa die erin komt; -
In zelfreinigende leidingen is de hoeveelheid per strekkende meter aanwezige sedimentmassa nul of in ieder geval veel lager dan in vervuilende leidingen. Dit betekent dat de troebelheid tijdens opwervelen (spuien) in een zelfrei-
deeltjesfractie (um)
1-2
2-3
3-5
5-7
7-10
10-15
15-20
>20
vertakt-plus
12-15 juni 15-19 juni 19-22 juni totaal
0,98 0,98 1,08 1,00
1,04 1,04 1,13 1,05
0,92 0,96 1,04 0,94
0,88 1,09 1,89 1,01
0,86 1,10 2,69 1,10
1,11 0,95 1,07 1,08
1,25 0,65 0,45 1,10
1, 06 1,26 0,78 1,07
vertakt
2-6 juni 6-9 juni 9-12 juni totaal
1,76 1,85 1,13 1,38
1,32 1,46 1,30 1,31
1,14 1,24 1,13 1,14
1,17 1,29 0,96 1,02
1,18 1,43 0,78 0,91
1,70 3,44 0,85 1,21
2,64 6,27 0,85 1,47
5,34 12,85 1,06 1,63
22-26 juni 26 juni-3 juli 3-6 juli totaal
0,41 1,39 1,39 0,96
0,52 3,31 3,17 1,82
0,82 4,32 4,71 2,76
2,32 5,23 9,80 5,49
8,71 5,28 17,85 9,93
18,53 6,30 30,06 16,68
14,26 11,56 35,03 18,27
15,3 7,76 6,60 9,80
vermaasd
Tabel 2. Aantal uitgaande deeltjes gedeeld door aantal ingaande deeltjes per klasse.
nigend net minder zal toenemen dan in een vevuilend net. In het onderzoek zijn deeltjestellingen, volumestroommetingen en spuiproeven uitgevoerd in de drie distributienetten. De volumestroommetingen en deeltjestellingen werden uitgevoerd tijdens de warme zomerdagen van juni 2006 toen het waterverbruik hoger was dan gemiddeld. De spuiproeven vonden eind augustus 2006 plaats.
Volumestroommetingen De volumestroommetingen zijn uitgevoerd op de aanvoerleidingen van de twee vertakt aangelegde gebieden. Hierachter bevonden zich in gebied ‘vertakt’ 373 (tijdens de testperiode was dit gebied geïsoleerd door één afsluiter dicht te zetten) en in gebied ‘vertakt-plus’ 157 huishoudelijke aansluitingen. Met SIMDEUM3) zijn de verbruikspatronen van deze gebieden gesimuleerd. De vergelijking van gemeten en gesimuleerde patronen geeft veel vertrouwen in de
Het spuien met de volumestroommeter en als inzet de deeltjesteller.
simulatiemethode. De q√n-methode (met 15 tapeenheden) overschat de gemeten maximum volumestroom met 35 procent en 85 procent (voor respectievelijk gebied ‘vertakt-plus’ en ‘vertakt’); SIMDEUM overschat de maximum volumestroom met slechts 20 procent. Bovendien geeft het model informatie over hoe vaak per dag de maximale volumestroom optreedt. Met SIMDEUM is vervolgens voor verschillende punten in het leidingnet de maximale snelheid berekend4). Zo is de eerste deelhypothese bevestigd. In gebied ‘vertakt-plus’ treden de hoogste snelheden op, in gebied ‘vermaasd’ de laagste. In gebied ‘vertakt-plus’ treedt de snelheid van 0,4 m/s regelmatig op.
Deeltjestellingen De tweede hypothese is getest met deeltjestellingen. Deeltjestellers zijn geplaatst op de voedende leiding (om gedurende tien dagen de ingaande deeltjes te tellen) en op verschillende leidingen in het gebied (om gedurende drie maal drie dagen de uitgaande deeltjes te tellen). De deeltjes worden geteld per grootteklasse (1-2 um, 2-3 um, 3-5 um, 5-7 um, 7-10 um, 10-15 um, 15-20 um en >20 um). Het totale volume van de deeltjes is bepaald met het aantal deeltjes per klasse, de diameter en de veronderstelling dat de deeltjes rond zijn. Het volume van de ingaande en uitgaande deeltjes wordt vervolgens met elkaar vergeleken (zie afbeelding 1). De deeltjestellingen tonen aan dat een gelijk volume aan deeltjes gebied ‘vertakt-plus’ verlaten heeft als er binnenkwam. In gebied ‘vertakt’ en gebied ‘vermaasd’ heeft tijdens het verhoogde waterverbruik in de warme en droge zomerperiode een groter deeltjesvolume het net verlaten dan er binnenkwam (respectievelijk 30 procent en 450 procent meer). Dit duidt op opgewerveld sediment dat eerder is bezonken. Uit de deeltjestellingen kan worden geconcludeerd dat het gebied ‘vertakt-plus’ zelfreinigend is. De gebieden ‘vertakt’ en ‘vermaasd’ zijn niet op dagelijkse basis zelfreinigend, maar wellicht is de opwerveling in een periode van verhoogde afname voldoende om de
42
H2O / 8 - 2007
* thema
Afb. 1: Deeltjesvolume dat een gebied ingaat (zwarte lijn) en uitgaat (blauwe lijnen, drie verschillende meetlocaties); (a) vertakt-plus; (b) vertakt; (c) vermaasd.
leidingen schoon te maken. De spuiproeven geven hier uitsluitsel. Uit de analyse van de deeltjestellingen blijkt dat in het vermaasde net relatief veel grote deeltjes (> 7 um) het net verlaten (zie tabel 2). Deze grote deeltjes komen nauwelijks voor in het aangevoerde water. De grote deeltjes zijn eerder bezonken of zijn in het leidingnet gevormd door het samenklonteren van kleine deeltjes.
Spuiproeven De spuiproeven van 30 en 31 augustus 2006 geven aanvullende informatie bij hypothese 2 en dienen verder om hypothese 3 te toetsen. De spuiacties zijn over brandkranen en dienstkranen gedaan met een spuisnelheid van 1,0 tot 1,5 m/s. Tijdens het spuien zijn de volumestroom en de troebelheid (online) gemeten. Tevens zijn spuimonsters genomen en in het lab geanalyseerd op troebelheid, concentratie ijzer en gesuspendeerde stof. De troebelheidsmetingen geven vooral een kwalitatief beeld van het sediment in de leiding. De troebelheid was met name aan het begin van de spuiactie verhoogd om daarna terug te keren naar een niveau van minder dan 1 FTU. Met behulp van de spuimonsters is het mogelijk om de troebelheid te kwantificeren en een relatie tussen troebelheid en massa vast te stellen. In gebied ‘vertakt-plus’ is tijdens de spuiproeven een lage troebelheid (< 2 FTU) gemeten. In gebied ‘vertakt’ is tijdens de spuiproeven eveneens een lage troebelheid gemeten. Blijkbaar is tijdens de verhoogde afname (in de warme zomerperiode) het meeste sediment reeds opgewerveld en afgevoerd. In gebied ‘vermaasd’ is tijdens de spuiproeven een troebelheid van 5 tot 10 FTU gemeten. Blijkbaar is hier tijdens de verhoogde afname slechts een deel van het sediment opgewerveld en afgevoerd. Uit de labmonsters kon een lineaire relatie
platform
Afb. 2: Relatie vmax en troebelheid.
tussen troebelheid en concentratie ijzer worden vastgesteld die gelijk was voor de drie gebieden. Voor gebied ‘vertakt-plus’ enerzijds en ‘vertakt’ en ‘vermaasd’ anderzijds werden verschillende lineaire relaties vastgesteld tussen troebelheid en concentratie gesuspendeerde stof. Blijkbaar is de samenstelling van de deeltjes in de gebieden niet precies gelijk. Van verschillende leidingdelen zijn geen online troebelheidsmetingen beschikbaar (deze metingen zijn alleen uitgevoerd bij spuiproeven over brandkranen, niet bij spuiproeven over dienstkranen) of zijn de on-line troebelheidsmetingen niet goed gelukt doordat het meetbereik te klein was. Daardoor kon de hoeveelheid sediment per strekkende meter niet betrouwbaar worden bepaald.
Conclusies In afbeelding 2 is de relatie tussen de maximumsnelheid (vmax, berekend met SIMDEUM) en troebelheid (van de spuimonsters) grafisch weergegeven. Een lijn die ongeveer de relatie FTU = 1/(2*vmax) weergeeft kan op de gegevens worden gefit. Hieruit blijkt dat hoe hoger de maximale snelheid vmax, hoe schoner de leiding is, en dat de relatie onafhankelijk is van de leidingdiameter. Bij een vmax van 0,25 m/s (bepaald met SIMDEUM) of groter geldt een troebelheid van < 2 FTU. De conclusie is gerechtvaardigd dat gebied ‘vertakt-plus’ zelfreinigend is. In het gebied ‘vertakt’ was sprake van bezinking en opwerveling, maar niet van accumulatie van sediment; in de warme zomerdagen van juni en juli 2006 werd voldoende sediment opgewerveld en afgevoerd om te spreken van een zelfreinigend net op jaarbasis. In het vermaasde net accumuleerde sediment; dit net is dus niet zelfreinigend. De q√n-methode overschat de maximale volumestroom; met SIMDEUM kan een betere schatting worden gemaakt. De
snelheid van 0,4 m/s was in het leidingnet van Hoofddorp ruim voldoende voor opwerveling. De werkelijke zelfreinigende snelheid kan zelfs lager zijn (afbeelding 2 duidt op 0,25 m/s). Met de metingen is aangetoond dat vertakte netten die zijn aangelegd met de ontwerpsnelheid van 0,4 m/s en de q√n-methode (met 15 tapeenheden) zelfreinigend zijn. Er is op dit moment geen reden om de ontwerpcriteria aan te passen van ‘q√n-methode + 0,4 m/s’ naar ‘Qmax op basis van SIMDEUM + 0,25 m/s’.
LITERATUUR 1) Beuken R. en P. Schaap (2002). Validatie van de ontwerpsnelheid voor zelfreinigende distributienetten. H2O nr. 5, pag. 25-27. 2) Blokker E. en P. Schaap (2006). Evaluatie zelfreinigende netten; metingen zomer 2006 in Hoofddorp (PWN). Kiwa Water Research. KWR 06.096. 3) Blokker M. (2006). Modelleren van waterverbruik in huishoudens. H2O nr. 6, pag. 48-51. 4) Blokker M., J. Vreeburg en L. Rosenthal (2006). Ontwerprichtlijnen voor zelfreinigende netten bij de duinwaterbedrijven. H2O nr. 8, pag. 34-36. 5) Boomen M. van den en J. Vreeburg (1999). Nieuwe ontwerprichtlijnen voor distributienetten. Kiwa. SWE 99.011. 6) Kreukniet A., G. Holterman, L. Bannink en M. van den Boomen (2003). Hoe zelfreinigend zijn zelfreinigende netten? H2O nr. 13, pag. 23-25. 7) Mul P., M. van den Boomen en M. de Koning (2002). Een eerste evaluatie van een zelfreinigend net. H2O nr. 8, pag. 28-30. 8) Vreeburg J., R. Beuken en P. Mul (2002). Nieuwe ontwerprichtlijnen voor distributiesystemen: de stand van zaken. H2O nr. 35 pag. 28-30.
H2O / 8 - 2007
43
Pieter Stuyfzand, Kiwa Water Research / Vrije Universiteit Amsterdam
Naar een effectievere diagnose, therapie en preventie van chemische put- en drainverstopping Pompputten, leidingen en zuiveringen die verstoppen, zijn duur en brengen de leveringszekerheid in gevaar. Terwijl de wetenschappelijke aandacht en aanpak de afgelopen jaren in Nederland uitging naar mechanische putverstopping (op de boorgatwand), bleef chemische putverstopping genadeloos toeslaan. Op veel puttenvelden in Nederland (en in de wereld) aanvaardt men de moeizame lijdensweg van een chemisch constiperende put, drain of leiding, zonder te weten dat er specifieke remedies bestaan en zinvolle preventieve maatregelen. Een snelle diagnose en een toegesneden aanpak zijn essentieel bij chemische verstopping, aangezien een neerslag in de tijd steeds hardnekkiger wordt. Het is wenselijk hiervoor een geprotocolleerde werkwijze te ontwikkelen, zoals in de geneeskunde.
O
ok pompputten hebben niet het eeuwige leven. Op de loer liggen verzanding, corrosie, biologische verstopping, mechanische verstopping van de boorgatwand (door deeltjes), en zeker niet de minst onbelangrijke, chemische verstopping van putfilter (zie foto), pomp en leidingen. Genoemde kwalen leiden niet alleen tot extra kosten voor onderhoud, versnelde afschrijving, een groter aantal reserveputten en hoger energieverbruik, maar ook tot extra milieubelasting via chemicaliëngebruik en meer nieuwbouw en sloop. Bovendien vermindert zo de leveringszekerheid. In Nederland lijdt volgens schattingen 30 procent van de putten onder verstopping door chemische neerslagen, dat is evenveel als onder mechanische putverstopping lijdt1). In het buitenland liggen de cijfers voor de chemische variant nog beduidend hoger. Chemische verstopping van zuivering en transportleidingen zorgt voor vergelijkbare problemen.
verschijnen van Kiwa Mededeling 433), waarin de omstorting en het maximaal toelaatbare putdebiet centraal stonden. In de periode 2000-2006 is vervolgens collectief onderzoek uitgevoerd naar de mechanische putverstopping, in BTO- en BTS-verband. Belangrijke inzichten in het proces zijn daaruit voortgekomen4), twee proefschriften zijn in voorbereiding en zowel curatieve als preventieve maatregelen worden inmiddels uitgetest. Met het verschijnen van het boek ‘Regenerierung und Sanierung von Brunnen’ door Houben & Treskatis5) zijn tenslotte nieuwe inzichten geopenbaard in onder andere de oorzaken van chemische putverstopping en in een doelmatiger regeneratie. Toch kwam tijdens een in juni 2006 gehouden workshop over chemische putverstopping naar voren dat chemische putverstopping een zeer algemeen probleem vormt in Nederland en Vlaanderen. Een probleem waarvan behandeling en preventie nog steeds verbetering behoeven.
Typen en oorzaken Onderzoek naar putverstopping kent een vrij lange historie. Onderzoek naar putverstopping door ijzerneerslagen startte in Nederland in 1968 en mondde in 1975 uit in Kiwa Mededeling 382). Verzanding van putten werd in 1976 aangepakt met het
44
H2O / 8 - 2007
Navolgende neerslagen worden onderscheiden, in volgorde van afnemend voorkomen (tabel 1): de ijzer(hydr)oxiden ferrihydriet (Fe3HO8.4H2O, vereenvoudigd tot Fe(OH)3) en goethiet (α-FeOOH); mangaanoxiden (vooral hausmanniet = Mn3O4, doch
tevens MnOOH en MnO2), die in Duitsland vrij frequent voorkomen bij oeverfiltraatwinningen; kalk (CaCO3), vooral in kalksteen aquifers; en aluminiumhydroxide (Al(OH)3), in bovenin verzuurde freatische aquifers. De belangrijkste oorzaken van chemische putverstopping zijn in volgorde van afnemende betekenis: de menging van verschillende watertypen in en rond de pompput (afbeelding 5), kortsluitstroming via het boorgat (bijvoorbeeld door slechte klei-afdichtingen) of putfilter (bijvoorbeeld tijdens stilstand in een pakket met verticale drukverschillen), ontgassing vooral bij vacuümsystemen en freatische putten met zeer grote afpompingskegel, introductie van atmosferisch zuurstof bij te grote afpompingskegel én turbulente stroming in de put. De belangrijkste reacties die tot neerslagvorming leiden zijn in tabel 1 samengevat. Micro-organismen spelen een belangrijke rol als katalysator van de meeste reacties. Vooral de ijzeroxiderende bacteriën Gallionella ferruginea, Thiobacillus ferrooxidans en Leptothrix ochracea zijn bekend. Zij zijn essentieel voor de verstopping omdat zij de oxidatie vele malen versnellen en hun biomassa (inclusief slijmen) sterk bijdraagt aan het verstoppingsproces. Gallionella
*thema
platform
een verhoogde temperatuur (gunstig voor endotherme reacties en vooral bacteriegroei), de aanwezigheid van kristallisatiekernen (veelal het neergeslagen materiaal zelf ) en afwezigheid van inhibitoren (die de precipitatie vertragen of verhinderen). Illustratief is de formule voor de reactiekinetiek van ijzeroxidatie door zuurstof (reactie 1B in tabel 1), die kan bogen op uitvoerig onderzoek6),7),8)): d[Fe2+]/dt = k1[Fe2+][O2][H+]-2+k2[FeIII][Fe2+][O2][H+]-1 Voorbeelden van verstoppende ijzerneerslagen in een verticale pompput (links: foto van Waternet) en een horizontale pompput (rechts: foto van Hydron Midden-Nederland).
met: [X] = activiteit van X in oplossing [mol/L]; k1 = 3 10-12 0.0464 e0.1535 T; k2 = 1.71 10-5 T = temperatuur [°C] De tweede term kan worden verwaarloosd, de temperatuurscorrectie is berekend uit literatuurgegevens8). Uit afbeelding 1 volgt dat de vorming van ijzerhydroxidevlokken zeer sterk afhangt van pH en temperatuur.
Tabel 1. Overzicht van de belangrijkste reacties die tot verstoppende neerslagen leiden. Het belang van de reacties met voorkomen = ?, is onbekend en verdient nader onderzoek.
Wanneer we de menging doorrekenen van twee watertypen, een zuurstofloze ijzerrijke met een zuurstofhoudende ijzerloze, beide iets oververzadigd aan kalk, dan blijkt uit afbeelding 2 het volgende. De hoogste reactiesnelheid hoeft geenszins samen te vallen met een optimale 1:1 mengverhouding. In afbeelding 2 ligt het optimum bij 80 procent (sub)oxisch met 20 procent anoxisch water, als gevolg van de hogere pH van eerstgenoemde. Verder blijkt de menging van twee kalkverzadigde watertypen de kalkverzadigingindex te verlagen, een bekend gegeven, hetgeen kalkprecipitatie als hoofdbron van verstopping hier uitsluit.
Diagnose en therapie
Afb. 1: De oxidatiesnelheid van Fe2+-ionen door zuurstof (dFe/dt) volgens reactie 1B in tabel 1, berekend met Eq.1, neemt toe met pH en temperatuur.
is autotroof (chemolithotroof ) en dus in staat om zich met opgelost koolzuurgas te voeden. Deze opname van CO2 en de oxidatie van slijmen en dode cellen in de biofilm mede door sulfaat verklaren dat het verstoppende materiaal tevens uit enige kalk en ijzersulfiden kan bestaan.
Risicofactoren De belangrijkste risicofactoren laten zich direct uit de reactievergelijkingen in tabel 1 afleiden, wetende dat een snelle reactie, hoge omzetting en goede aanhechting de
verstopping bevorderen. Doorslaggevend bij het ontstaan van neerslagen zijn dus de aanwezigheid rond het pompfilter van watertypen die met elkaar reageren, een goede menging van die watertypen door turbulentie in combinatie met lange contacttijden, hoge concentraties reagentia, een voorspoedige afvoer van reactieproducten (met name koolzuur) én ruwe oppervlakken en semistagnante zones in de put. Daarbij voegen zich de aanwezigheid van bovengenoemde bacteriën, voldoende nutriënten voor hen (met name stikstof en fosfaat),
Een juiste behandeling, bewaking en preventie vergen een geprotocoleerde aanpak, in analogie met de geneeskunde (afbeelding 3). Maar al te vaak wordt bijvoorbeeld een door ijzerhydroxiden verstopte put routinematig geregenereerd met chloorbleekloog. Dat oxideert de organische aangroei, hetgeen kortdurend iets helpt maar zeer ongunstig uitpakt jegens de ijzerhydroxiden die juist versneld verharden tot slechter oplosbaar goethiet. Wat dus ontbreekt, is een goede diagnose van de oorzaak van putverstopping, via een grondige anamnese (opname van voorgeschiedenis put inclusief data van verstopping en chemische analyses) en eventueel aanvullend onderzoek. Op basis van de uitslagen volgt een plan van aanpak inclusief het recept voor regeneratie (indien zinvol). De resultaten dienen bewaakt te worden om hetzij de diagnose hetzij de therapie bij te stellen. Essentieel is natuurlijk het onderscheiden van chemische en mechanische verstopping en in geval van chemische verstopping het type afzetting. Het is van het grootste belang om de behandeling van een chemische verstopping zo snel mogelijk in te zetten, omdat het neerslag anders verhardt of verdicht (afbeelding 4). Met het chemisch rijpen nemen namelijk het
H2O / 8 - 2007
45
reactieve oppervlak van het neerslag en de oplosbaarheid af. Dat is ongunstig voor een effectieve behandeling. Een effectieve behandeling start met mechanische middelen (zoals borstelen, jutteren, hoge druk lans en jetting) en wordt gevolgd door introductie (liefst sectiegewijs) van chemicaliĂŤn inclusief langdurig jutteren. Daarbij kan men zich bedienen van oxidatoren als waterstofperoxide en chloorbleekloog indien biomassa het hoofdprobleem vormt; zuren als HCl (redox-inert), oxaalzuur (tevens reductor) en HNO3 (tevens oxidator) indien het kalk, ijzer(hydr)oxiden of aluminiumhydroxide betreft; complexerende agentia zoals calgon (polyfosfaat) en Na-citraat als aanvulling op de zuren of reductoren ter verhoging van de oplosbaarheid van de metalen ĂŠn reductoren plus complexvormers. Laatstgenoemde is de aangewezen methode voor oplossing van ijzer(hydr)oxiden. Het Duitse, gepatenteerde Aixtractor 2.0 is zoâ&#x20AC;&#x2122;n middel dat uitstekend presteert5). Het is vergelijkbaar met een oude methode in de bodemkunde10), die bestaat uit Na-dithioniet, Na2CO3 en Nacitraat. Voordeel ervan is dat het niet zuur is, zodat metalen onderdelen van de put niet corroderen en het geen agressiviteit verliest aan bijvoorbeeld schelpkalk in de aquifer. Voor meer achtergrondinformatie en uitvoeringsdetails bij putregeneratiemethoden zie4),5).
Afb. 2: De kinetiek van ijzeroxidatie (dFe/dt) hangt ook af van de mengverhouding, en de kalkverzadigingsindex (SI) van het mengsel neemt af ten opzichte van de eindleden. Berekeningen zijn uitgegaan van onderstaande twee waterkwaliteiten.
Preventie en bewaking Preventieve maatregelen tegen chemische neerslagen kunnen bijvoorbeeld bestaan uit een gescheiden ondiepe en diepe winning (afbeelding 5), algehele verdieping van de winning, een beter putontwerp, of een aangepast putschakelschema. Een oude oplossing biedt de zogenaamde haalbuisconstructie, waarbij het diepere ijzerrijke grondwater gescheiden onttrokken wordt van het ondiepe zuurstofrijke water. Dit systeem leidt tot aanzienlijk minder neerslagvorming in het putfilter zoals Kiwa-Mededeling 38 laat zien (afbeelding 6), maar verplaatst het probleem naar de stijgleiding, afsluiters, transportleiding en zelfs de nazuivering (aldus P. Dammers van DZH). Problemen bij de pompput kunnen echter ten dele voorkomen worden met de zogeheten olifantstand9)). Het succes van een putregeneratie staat of valt met een vroegtijdige diagnose en snelle, toegesneden aanpak. Dat vergt een gedegen bewaking (monitoring) van de mate van verstopping (oplopende drukverschil tussen formatie en put of dalende specifieke debiet) en de aard van verstopping (mechanisch of chemisch, type neerslag). Dat kan via regelmatige peiling van stijghoogten binnen de put en in de omstorting (zie ook4)), regelmatige debietsmetingen en periodieke analyse van het opgepompte water uit elke put op bijvoorbeeld O2, NO3 en Fe-totaal, of op zwevend stof via een high volume sampler. Het volstaat daarbij om het afgefiltreerde materiaal te analyseren op Fe, Mn, Ca en Al na HNO3-extractie of het geheel met XRF te analyseren. De inzet van online technieken zoals divers, de UV-sonde en troebelingsmetingen, biedt goede perspectieven.
46
H2O / 8 - 2007
Afb. 3: Voorkomen is beter dan genezen. Een verstoppende pompput vergt een geprotocolleerde aanpak ongeveer volgens de geneeskunde.
Afb. 4: Rekristallisatie (chemische rijping door waterverlies) van vers ferrihydriet (algemeen) en lepido-crociet (zelden) tot goethiet (algemeen) en eventueel hematiet (zelden). Gebaseerd op gegevens in 5).
*thema
platform
Onderzoeksbehoefte De kosten van chemische putverstopping bedragen vermoedelijk, voor de drinkwatervoorziening in Nederland, zes miljoen euro per jaar. Dit is vergelijkbaar met de kosten van mechanische putverstopping 1). Het betreft zo’n 1.200 pompputten, die dus elk jaarlijks 5.000 euro extra kosten. Met een geprotocolleerde aanpak stoelend op collectief, integraal onderzoek (bijvoorbeeld in BTO-verband, van bron t/m zuivering) moet het mogelijk zijn om de pandemische, chemische putverstopping te voorkomen of beter beheersbaar te maken en zo de kosten minstens te halveren. De toenemende verspreiding van nitraat vormt een belangrijk punt van aandacht, omdat nitraat met tweewaardige ijzerionen kan reageren en zo de pandemie helpt te escaleren. Hier liggen wetenschappelijke vragen of die reactie wel voldoende snel verloopt en in hoeverre bacteriën helpen. Afb. 5: Maatregelen ter preventie van chemische putverstopping kunnen bestaan uit de gescheiden winning van bijvoorbeeld diep ijzerrijk en ondiep zuurstofrijk grondwater, binnen hetzij een pompput via een haalbuis (links, naar2)), hetzij een grondwaterwingebied (rechts, naar 11)).
Afb. 6: Het succes van de haalbuis in het voorkomen van verstopping door ijzerneerslagen blijkt uit het verschil in afgezet ijzer op objectglaasjes die telkens voor 14 dagen in de pompput gehangen werden op de aangegeven diepten. Boven: zonder haalbuis. Onder: met haalbuis. Beide situaties kennen een centrale zuigleiding. De eerste metingen betreffen een schone put. In de latere metingen zonder haalbuis vertoont de ijzerafzetting een uitbreiding naar de diepte. De metingen met haalbuis op aangegeven diepte (maart en augustus 1974) laten zien dat zich ter plaatse van de haalbuis ijzer afzet. In september 1974 werd de haalbuis opgetrokken naar 4 m-NAP, hetgeen tot aanzienlijk minder ijzerafzetting leidde. Bewerking van gegevens in 2).
Collectief onderzoek zou zich moeten richten op onder andere protocollen voor bewaking, therapie en preventie, een evaluatie van de effecten van chemische neerslagen op leidingen en nazuivering, methoden ter herkenning van redoxgrensvlakken in de bodem en ter bepaling van hun verplaatsingssnelheid én de hydraulische en hydrogeochemische processen in een putfilter tijdens stilstand van de pomp.
LITERATUUR 1) Schrama E., M. Balemans en C. van Beek (2001). Quick scan putverstopping en regeneratie bij 5 waterbedrijven. Kiwa-rapport BTO 2001-169c. 2) Kobus E. en W. Vlasblom (1975). Putverstopping door ijzerneerslagen te Castricum. KiwaMededeling 38. 3) Kobus E., T. Olsthoorn, H. Tuinzaad en A. de Vogel (1976). Omstortingen van waterwinningsputten en het maximaal toelaatbare putdebiet. KiwaMededeling 45. 4) IF Technology (2006). Voorkomen en verwijderen van putverstopping door deeltjes op de boorgatwand; richtlijnen voor ontwerp, realisatie, bedrijfsvoering en regeneratie van pompputten. Kiwa Water Research. 5) Houben G. en C. Treskatis (2003). Regenerierung und Sanierung von Brunnen. Oldenbourg Industrieverlag München. 6) Just G. (1908). Z. Phys. Chem nr. 63, pag. 385. 7) Lerk C. (1965). Enkele aspecten van de ontijzering van grondwater. Proefschrift TH Delft. 8) Stumm W. en J. Morgan (1981). Aquatic chemistry, an introduction emphasizing chemical equilibria in natural waters. J. Wiley & Sons. 9) Peters J., A. Stakelbeek, J. Demarteau, Q. Slings en J. Mostert (1990). Optimalisatie en renovatie infiltratiegebied Castricum; masterplan. Kiwarapport SWO 90.256. 10) Mehra O. en M. Jackson (1960). Iron oxide removal from soils and clays by a dithionite-citrate system buffered with sodium bicarbonate. In ‘Clays and clay minerals’. Proceedings 7th Natl. Congr., Pergamon, London. 11) Van Beek C. en M. Brandes (1977). Regeneratie van putten. H2O nr. 10, pag. 546-551. 12) Van den Berg G., G. Cirkel en B. Drijver (2007). Aanpak putverstopping door chemische neerslagen kan en moet effectiever. H2O nr. 8, pag. 16-17.
H2O / 8 - 2007
47
Anton Dommerholt, Wageningen Universiteit Ton Hoitink, Wageningen Universiteit Peter Heuts, Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden Fabrice Ottburg, Alterra
V-stuw voor periodieke hydrologische gebiedsisolatie Binnen diverse kaders (Natura 2000, Kaderrichtlijn Water) wordt gestreefd naar waterberging in natuurgebieden om de inlaat van gebiedsvreemd water van een lagere kwaliteit te beperken. Als een natuurgebied is verbonden met het omliggende stedelijke of poldergebied, wordt zeker bij aanhoudende regenval door de gemalen water met een relatief goede kwaliteit aan de polder of het stedelijke gebied onttrokken, waardoor ook water uit het natuurgebied wordt afgevoerd. Anderzijds wordt in de zomer rivierwater ingelaten om tekorten door bijvoorbeeld verdamping aan te vullen. Als men peilverschillen teweeg kan brengen door het natuurgebied te isoleren, kan regenwater worden vastgehouden en opgeslagen voor tijden van droogte, zodat in die periode minder of geen gebiedsvreemd water hoeft te worden ingelaten. In dit artikel wordt een nieuw ontworpen kantelstuw beschreven die alleen stuwt indien dat nodig is. Daarbuiten is de stuw geopend en daarmee voor vis passeerbaar.
D
e V-stuw is een in een damwand gemonteerde stuw die bestaat uit twee kleppen onder een hoek van 90°, die met een horizontaal scharnier zijn verbonden op een drempel op de bodem. De stuw is grotendeels van licht materiaal
vervaardigd en heeft daardoor drijfvermogen. Wanneer er geen of slechts weinig stroming is, staat de stuw open en kan vis passeren. De stuw sluit in beide stroomrichtingen bij een vrij gering waterhoogteverschil (ordegrootte één tot vijf centimeter)
Laboratoriumopstelling, kleppen verzwaard met hoeklijnen (variant D).
met als doel enerzijds het vasthouden van water, bijvoorbeeld in een natuurgebied, en anderzijds het tegenhouden van gebiedsvreemd water. Wanneer het waterhoogteverschil weer kleiner is geworden, zal de stuw autonoom en zonder elektronica weer opengaan. Het gedrag van de stuw is onder andere afhankelijk van de waterhoogte en de soortelijke massa van de kleppen, die met behulp van gewichten of materiaal met een groot drijfvermogen naar wens kan worden aangepast. De studie naar een principe-ontwerp van zo’n vispasseerbare stuw werd uitgevoerd door de leerstoelgroep Hydrologie en Kwantitatief Waterbeheer van Wageningen Universiteit in opdracht van STOWA. De eerste belanghebbende en initiatiefnemer van het project is het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden. Naar verwachting zal dit waterschap in de nabije toekomst een veldexperiment uitvoeren. Het uitgangspunt bij het ontwerp was, dat de stuw autonoom mechanisch dient te functioneren zonder elektronische voorzieningen. Het ontwerp bestaat uit een V-vormig element, opgebouwd uit twee kantelkleppen die aan de onderzijde zijn verbonden via een horizontaal scharnier (zie foto en afbeelding 3). De totale constructie heeft een lagere soortelijke massa dan water en heeft daarmee drijfvermogen waardoor, bij gelijke
48
H2O / 8 - 2007
platform
Afb. 1: Schematische dwarsdoorsnede. Links: stabiele situatie wanneer de stuw geopend is. Rechts: een waterstandverschil tussen beide zijden van de stuw doet de stuw onder een hoek α kantelen.
waterniveaus aan weerszijden van de stuw, de stuw in neutrale stand zal blijven staan. Wanneer een gemaal in de polder in werking wordt gesteld, ontstaat een waterstroom door de stuw richting de polder. Indien deze waterstroming en het hiermee samenhangende waterspiegelverhang een bepaalde drempelwaarde overstijgt, dient de stuw zich te sluiten. De hoogte van de kleppen dient zodanig te zijn dat bij overschrijden van de maximaal toegestane peilhoogte water over de stuwkleppen stroomt. Wanneer na verloop van tijd de waterniveaus weer bij benadering gelijk zijn geworden (bijvoorbeeld door verdamping van het water), zal de stuw weer opengaan en in de neutrale stand terugkeren. Wanneer het polderpeil meer stijgt dan het peil aan de zijde van het natuurgebied, zal een tegengesteld waterspiegelverhang ontstaan, dat de stuw naar de andere zijde zal doen sluiten. Hierdoor zal geen gebiedsvreemd water het betreffende gebied instromen.
Ontwerpfase In de ontwerpfase is een analyse uitgevoerd naar de hydrostatische onbalans die leidt tot het kantelen en uiteindelijk dichtgaan van de stuw. De stabiliteit van de kantelstuw hangt af van momenten om de centrale as van het scharnier, waar de twee kantelkleppen samenkomen. In de neutrale stand is de situatie volstrekt symmetrisch en is de som van de draaimomenten gelijk aan nul, wat kenmerkend is voor de stabiele situatie. Indien een beperkt waterstandverhang over de stuw ontstaat, zal water langs de zijkanten door de stuw stromen en zal zich een nieuw evenwicht instellen waarbij de centrale as van de kantelkleppen onder een hoek α met de verticaal komt te staan (zie afbeelding 1). Hierbij bestaat evenwicht tussen enerzijds de momenten als gevolg van hydrostatische drukverschillen tussen beide zijden van elk van de kantelkleppen en van directe stuwdruk door waterstroming en anderzijds de netto opdrijvende kracht die nu niet meer verticaal boven het scharnier aangrijpt. Van de twee dichtdraaiende momenten is het eerstgenoemde moment, als gevolg van hydrostatische drukverschillen, het grootst. De netto opdrijvende kracht is sterk afhankelijk van de soortelijke massa van de kleppen en van de waterhoogte (en daarmee het gedeelte van de kleppen dat boven water uitsteekt). Bij deze studie is als randvoorwaarde verondersteld dat de waterhoogte maximaal 20 cm fluctueert. Indien het debiet door de stuw verder toeneemt, zal bij een bepaalde hoek het
dichtdraaiende moment door het waterstandsverschil niet meer gecompenseerd kunnen worden door het tegengestelde moment door opdrijven, waardoor de stuw geheel sluit. Deze drempelwaarde van de hoek bedraagt 20° tot 30°, afhankelijk van de soortelijke massa van de kleppen en de waterhoogte. Een zwaardere klep leidt er toe dat de stuw gemakkelijker, dus bij een kleiner waterstandverhang sluit, maar heeft als nadeel dat de stuw pas in een laat stadium weer teruggaat naar de neutrale stand. Bovendien wordt de stuw onstabieler, vooral bij lagere waterhoogtes, terwijl het wenselijk is dat de stuw zoveel mogelijk geopend is wanneer er geen stroming is.
Aangepast ontwerp Om de ongewenste effecten van een relatief zware klep te beperken, maar de voordelen te behouden, is een aangepast ontwerp gemaakt. Uitgangspunt is een relatief lichte klep. De aanpassing bestaat uit een gewicht dat centraal boven in de stuw scharnierend is opgehangen (zie afbeeldingen 2 en 3). Het gewicht hangt in de neutrale stand verticaal naar beneden. Tot een kantelhoek van circa 20° blijft het gewicht verticaal onder het ophangpunt hangen en veroorzaakt dan een kantelmoment dat kwalitatief hetzelfde effect heeft als een grotere soortelijke massa van de kleppen. Bij grotere kantelhoeken dan circa 20° wordt het gewicht tegengehouden, waardoor het dichtdraaiende moment van het gewicht niet veel verder meer zal toenemen, terwijl het sluiten van de
Afb. 2: Schematische weergave van het aangepaste ontwerp met scharnierend opgehangen gewicht.
stuw doorgaat. Door deze constructie zal de stuw gemakkelijker weer terugkeren naar de neutrale stand dan het geval is bij vergelijkbare zwaardere kleppen. Om het soortelijk gewicht van de kleppen en de locatie van het zwaartepunt verder te controleren, is aan de onderzijde van de kleppen nog een strook met een groot drijvend vermogen (schuimplaat) over een hoogte van 0,20 en 0,29 meter aangebracht (zie afbeelding 3).
Laboratoriumexperimenten Het onderzoek in het laboratorium is uitgevoerd in een stroomgoot met een breedte van 2,40 meter. De breedte van de stuw bedroeg 1,50 meter. De stuw is V-vormig met een hoek van 90° en vervaardigd van watervast multiplex. Voor overige maatvoering zie afbeelding 3. Met
Afb. 3: Dwarsdoorsnede van de laboratoriumopstelling voor de varianten A, E, F en G.
H2O / 8 - 2007
49
behulp van een gradenboog werd de hoek van de stuw ten opzichte van de verticaal afgelezen. Op ongeveer twee meter bovenen benedenstrooms van de stuw was een peilbuis geplaatst, waarin met behulp van peilnaalden de waterhoogte werd gemeten.
Meetprogramma Eerst is een viertal varianten (tabel 1, varianten A t/m D) doorgemeten, waarbij steeds de soortelijke massa van de kleppen van de stuw is verhoogd. Vervolgens is een serie metingen uitgevoerd met het aangepaste ontwerp (tabel 1, varianten E t/m G, zie ook afbeelding 3). Elk van de varianten is doorgemeten voor vier verschillende (benedenstroomse) waterhoogtes (h2), waarvan de hoogste zich nog juist onder de bovenrand van de kleppen (in Tabel 1. Overzicht van de verschillende onderzochte varianten.
variant uitvoering
A B,C,D E
F,G
oorspronkelijk ontwerp, kleppen van 18 mm multiplex, gelakt beide kleppen verzwaard met resp. 4, 6 en 8 stalen hoeklijnen variant A + scharnierend opgehangen gewicht van circa 15 kg. Bij een hoek van ongeveer 20° wordt het gewicht gefixeerd als variant E, verhoogd drijfvermogen door strook schuimplaat over een hoogte van respectievelijk 0,20 meter en 0,29 meter aan de onderzijde van de kleppen.
neutrale stand) bevond en de laagste 0,20 meter lager was (tabel 2).
Resultaten Uit de uitgevoerde metingen blijkt voor de varianten A t/m D dat de stuw met de grootste soortelijke massa (D) bij kleinere debieten sluit dan die met de lagere soortelijke massa (A). Ook gaat het sluiten sneller bij de kleinste waterhoogtes, omdat daar een groter gedeelte van de kleppen boven water uitsteekt en dus een groter kantelmoment veroorzaakt (afbeelding 4a). Het weer terugkeren naar de neutrale stand gaat echter bij hoge soortelijke massa en lage waterhoogte veel moeilijker en soms zelfs pas bij een negatief waterspiegelverhang (afbeelding 5). Het gedrag van het aangepaste ontwerp (varianten E,F en G) komt bij het dichtgaan in grote lijnen overeen met dat van verzwaarde varianten van het oorspronkelijke ontwerp, afhankelijk van het toegepaste gewicht (afbeelding 4b). Het weer terugkeren naar de neutrale stand gaat echter veel gemakkelijker dan bij de gelijkmatig verzwaarde kleppen, door het grotere drijfvermogen van de schuimplaat en het feit dat het gewicht vanaf ongeveer 20° wordt tegengehouden (zie afbeelding 5).
Conclusie en discussie De V-stuw functioneert bij waterstanden tot maximaal 0,20 meter onder de rand van de kleppen goed. Bij de lagere waterstanden wordt de stuw instabieler en verloopt het weer terugkeren vanuit een gesloten Afb. 5: Hoogteverschil (Δh) waarbij de stuw weer opengaat vanuit een geheel gesloten situatie bij verschillende benedenstroomse waterhoogtes (h2) (gemeten ten opzichte van het hart van de as).
Tabel 2. Overzicht van de onderzochte benedenstroomse waterhoogtes.
waterhoogte
I
II III IV
laagste onderzochte waterhoogte, circa 0,25 m boven hart as 0,05 m hoger dan stand I 0,10 m hoger dan stand I 0,20 m hoger dan stand I, nog juist onder de bovenrand van de kleppen van de stuw
Afb. 4: Debiet Q waarbij de stuw sluit voor de varianten A t/m D (4a) en A + E t/m G (4b) voor de waterhoogtes I en IV.
50
H2O / 8 - 2007
situatie naar de neutrale stand moeilijk. Hierdoor blijft de stuw bij lage waterstanden relatief lang gesloten. Door de soortelijke massa van de kleppen te variëren of door het aanbrengen van een scharnierend of anderszins bewegend gewicht, al dan niet in combinatie met extra drijfvermogen, kan het weer terugkeren naar de neutrale stand worden beïnvloed. In het veld zal de V-stuw moeten worden gedimensioneerd op basis van de specifieke waterstandfluctuaties en de doelen die in het gebied worden gesteld ten aanzien van vismigratie. Een veldevaluatie van de hydraulische en ecologische functionaliteit van de V-stuw zal specifiek zijn voor de omgeving waarin de stuw wordt geplaatst. Daarbij wordt opgemerkt dat het altijd mogelijk is om de stuw in cruciale situaties handmatig open te stellen. LITERATUUR Heuts P. (2005). Ontwerp van een kantelstuw. Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden. Hoitink A., A. Dommerholt, P. Heuts en F. Ottburg (2007). Ontwerp van een vispasseerbare kantelstuw: de V-stuw. STOWA. Rapport 2007-04 (in druk).
platform
Bruce Michielsen, Hoogheemraadschap van Rijnland Leon Lamers, Radboud Universiteit Nijmegen Fons Smolders, onderzoekscentrum B-WARE
Interne eutrofiëring van veenplassen belangrijker dan voorheen erkend? Al jaren bestaat het vermoeden dat toename van de voedselrijkdom in oppervlaktewater in veengebieden voor een deel door versnelde afbraak van het veen zelf wordt veroorzaakt1). In dit artikel laten we aanwijzingen zien uit metingen dat interne eutrofiëring kwantitatief het belangrijkste probleem is in sommige plassen. Een combinatie van goed uitgevoerde maatregelen om de aanvoer van fosfor in de Geerplas te minimaliseren leidde slechts tijdelijk tot een sterke verbetering van de waterkwaliteit2). De natuurlijke veenbodem zelf bleek na verloop van tijd zoveel fosfor te produceren dat de waterkwaliteit slechter werd dan ooit. De implicaties zijn dat bestrijding van de externe aanvoer van nutriënten zinloos kan zijn zonder aanpak van de interne bronnen. Een andere implicatie is dat baggeren zonder het weren van gebiedsvreemd water een averechts effect op de waterkwaliteit kan hebben. Aan de hand van onderzoek aan de waterbodem kan het risico op interne eutrofiëring in combinatie met de kwaliteit van het inlaatwater vooraf ingeschat worden. Afbraak van legakker in het gebied van de Reeuwijkse Plassen: mineralisatie of windwerking, of beiden?
D
e Geerplas is een ondiepe laagveenplas van 30 hectare in het beheergebied van het Hoogheemraadschap van Rijnland. Het is het meest noordelijke onderdeel van de Langeraarse Plassen. Het water van de Geerplas was vóór de maatregelen troebel en eutroof, met totaalfosforwaarden in de waterlaag schommelend tussen 0.3 en 1 gram per kubieke meter en chlorofylconcentraties van 100 tot 250 milligram per kubieke meter. De bodem van de plas was tot 1989 bedekt met een dikke laag slib. In 1989 en 1990 zijn de volgende maatregelen getroffen in de Geerplas2): •
•
In 1989 en in 1991 is zoveel mogelijk bagger uit de Geerplas verwijderd. De bedoeling hiervan was om de sterke fosfornalevering van de bodem tegen te gaan; Tussen 1989 en 1999 is de plas hydrologisch geïsoleerd van de andere delen van de Langeraarse plassen. Bij een watertekort werd in die periode rechtstreeks water uit de Drecht ingelaten in tegenstelling tot de eerdere situatie waarbij water uit de Leidsche vaart via de zuidelijke plassen werd aangevoerd.
H2O / 8 - 2007
51
•
•
Overtollig water uit de Geerplas werd uitgeslagen op de Drecht. Daarnaast zijn de ontwateringssloten die in het noordwesten loosden op de Geerplas, afgesloten en is drainagewater van kassen via een gesloten leiding met de riolering verbonden; Voor het peilbeheer werd in de genoemde periode water ingelaten vanuit de Drecht. Om de fosforbelasting als gevolg van het inlaten van water te verminderen, werd dit inlaatwater chemisch gedefosfateerd, met een gemeten efficientie van 60 procent voor totaal-fosfor en 90 procent voor orthofosfaat; In het petgatengebied in het noordelijke deel van de Geerplas bevinden zich een aalscholver- en blauwe reigerkolonie. Het water dat direct of indirect met meststoffen van deze kolonies was verrijkt, werd via de kortst mogelijke route naar het gemaal bij de Drecht geleid. Uitwisseling met de plas werd voorkomen door een stelsel van dammen en diafragma’s.
Afb. 1: Totaal-fosforconcentraties in het oppervlaktewater van de Geerplas. De pijl geeft de start van de maatregelen weer.
De eerste jaren hadden de maatregelen zeer sterke positieve effecten op de waterkwaliteit. Vooral de afname van de fosforconcentratie was opvallend (zie afbeelding 1). Hierdoor nam de hoeveelheid algen sterk af en het doorzicht toe (zie afbeelding 2). In de zomer van 1994 begon de fosforconcentratie echter weer te stijgen. In de zomer van 1995 werd de concentratie zelfs even hoog als vóór het uitvoeren van de de maatregelen. Sindsdien is de fosforconcentratie verder gestegen. Na 1998 is de isolatie opgeheven en de fosforconcentratie is nu nog steeds hoger dan ooit en hoger dan in de andere plassen. De chlorofylconcentratie is - hoewel in de winter/voorjaar van 1994-1995 en 1995-1996 nog laag - in de zomer van 1995 gestegen tot waarden die vergelijkbaar zijn met de hoge concentraties die werden gemeten vóór het uitvoeren van de maatregelen. Uit analyse is overigens gebleken dat de lage hoeveelheden van fytoplankton in het winterhalfjaar samenvielen met hoge zoöplanktonbiomassa’s. Inmiddels is de hoeveelheid algen weer vergelijkbaar met de hoeveelheden die er waren vóór de maatregelen. Kortom, er komt ergens fosfor vandaan waardoor de maatregelen slechts tijdelijk een positief effect hebben gehad. Om erachter te komen waar, hebben we een balans op dagbasis opgesteld, rekening houdend met in- en uitgaande posten. Hiermee hebben we de verwachte fosforconcentratie berekend waarbij we er vanuit gingen dat geen fosforverbruikende processen optreden in het systeem. Een conservatieve berekening dus, om inzicht in de netto fosforfluxen te krijgen. De resultaten hiervan vergeleken we met de gemeten fosforconcentratie (zie afbeelding 3). Uit deze vergelijking blijkt dat er inderdaad een forse interne fosforbron moet zijn geweest. De voorspelde concentraties op basis van conservatief gedrag zijn namelijk veel lager dan de in werkelijkheid gemeten concentraties. Uit laboratoriummetingen
52
H2O / 8 - 2007
Afb. 2: Gemiddelde chlorofylconcentratie in de zomer in de Geerplas.
Afb. 3: De totaal-fosforbalans voor de Geerplas.
(kolomproeven) blijkt verder dat er in 1995 een forse toename is opgetreden van de fosfornalevering uit de bodem van de Geerplas. Wat is hiervoor de verklaring? Er zijn twee verklaringen mogelijk: lekkage van de schermen die de vogelkolonie isoleren van de rest van de plas of interne eutrofiëring vanuit de waterbodem.
Vogelkolonie? Eerst werd gedacht aan het lekken van de schermen die de vogelkolonies isoleren van de Geerplas5). Probleem hierbij is dat berekeningen (niet getoond) laten zien dat
de zeer grote stijging van de fosforconcentratie die in het voorjaar van 1995 optreedt, slecht verklaard kan worden uit een instroom van water uit de vogelkolonies naar de Geerplas. Hiervoor moet rond 300 kilo fosfor in twee maanden in het water terechtkomen. Dat er een hoeveelheid fosfor uit de kolonie naar de plas lekt, is overigens wel mogelijk. Maar volgens de extreme schatting waarbij het gehele watertekort in maart en april 1995 in de Geerplas wordt aangevuld met het fosforrijke water (2 mg P/l) uit de vogelkolonie, blijkt slechts tien procent van de toename hiermee te kunnen worden
platform makkelijk opwervelt en lang in suspensie blijft. Hiermee neemt de helderheid van de waterlaag nog verder af.
Afb. 4: Schematische weergave van de interne (2) en de externe (1) eutrofiëring in een veenplas.
De afbraak van organisch materiaal wordt sterk versneld door een toename van de alkaliniteit (bicarbonaatconcentratie) van een organische bodem3). In zure of zwakgebufferde veenbodems wordt de afbraak geremd door de zuurgraad van de bodem. Onder zure omstandigheden wordt de afbraak van organisch materiaal geremd doordat de interne pH van de organisch partikeltjes laag is. Een hogere alkaliniteit van het bodemvocht buffert de interne pH van de partikeltjes waardoor de afbraak op gang komt. Anaërobe afbraak van organisch materiaal genereert op haar beurt weer alkaliniteit waardoor een positieve terugkoppeling ontstaat op de afbraak. Uiteraard resulteert deze afbraak in het vrijkomen van nutriënten (onder andere ammonium en fosfaat), waardoor ook de trofiegraad van het systeem toeneemt. De eventuele toename van de neerslag van fosfaat met extra calciumcarbonaat wordt in veenplassen geheel overschaduwd door deze sterk versnelde afbraak4). Voor de afbraak van organisch materiaal onder anaërobe omstandigheden is niet alleen een voldoende hoge alkaliniteit van belang maar ook de aanwezigheid van zogeheten alternatieve elektronenacceptoren, die in plaats van zuurstof gebruikt kunnen worden voor de afbraak van organische verbindingen. Sulfaat zal in anaërobe bodems fungeren als alternatieve elektronenacceptor waardoor het de afbraak van organisch materiaal versnelt. Het bij de sulfaatreductie gevormde sulfide reageert verder met in de bodem aanwezige ijzercomplexen waarbij ijzersulfiden worden gevormd. Op deze wijze kan uiteindelijk het overgrote deel van het in de bodem aanwezige ijzer worden gebonden als ijzersulfide3). IJzer speelt een belangrijke rol bij de immobilisatie van fosfaat in de bodem. Het fosfaat vormt met ijzer verbindingen als Fe3(PO4)2 en FePO4. Verder wordt een deel van het fosfaat geadsorbeerd aan ijzer(hydr)oxiden. Naarmate een groter deel van het ijzer in de bodem gebonden is aan sulfide, zal minder fosfaat gebonden kunnen worden in de bodem, waardoor de fosfaatconcentraties in het poriewater sterk toenemen. De ijzerconcentraties in het poriewater zullen hierdoor zeer laag worden. Hoge ijzerconcentraties in het poriewater gaan de nalevering van fosfaat naar de waterlaag tegen, omdat ijzer en fosfaat gezamenlijk neerslaan op de overgang van de anaërobe bodem naar de aërobe waterlaag (de ‘ijzerval’). Wanneer door een toename van de sulfaatreductie de ijzergehalten in het poriewater dalen en de fosfaatconcentraties stijgen, zal ook de nalevering van fosfaat naar de waterlaag toenemen. Om deze reden is de verhouding tussen opgelost ijzer en opgelost fosfaat in het poriewater indicatief voor de mobilisatie van fosfaat naar de waterlaag3),4). Wanneer alle ijzer in de bodem gebonden is aan sulfide, kan er ook nog sulfide ophopen in het poriewater. Dit sulfide is giftig voor vele wortelende waterplanten en bodemmacrofauna.
verklaard bij de in de vogelkolonie gemeten fosforconcentraties. De hoeveelheid fosfor uit de 170 broedparen kan maximaal 30 of 40 kilo hiervan verklaren mits deze hoeveelheid meteen in de plas terechtkomt. Dit laatste is zelfs bij plotselinge lekkage zeer onwaarschijnlijk
Interne eutrofiëring? Interne eutrofiëring is verrijking van een watersysteem met nutriënten van binnen uit1). Voornamelijk door versnelde afbraak van bodemmateriaal treedt verhoging op van de beschikbaarheid van nutriënten
via het poriënwater van de bodem naar de waterkolom. Dit geldt met name voor veenbodems die in het verleden sterk opgeladen zijn met fosfaat. De beschikbaarheid van makkelijk afbreekbare organische stof voor afbraak zal dus in sterke mate bepalen hoe snel dit gaat. Veenbodems bestaan voor een groot deel uit afgestorven planten en zijn daarom in potentie onuitputtelijke bronnen van nutriënten. Naast de verhoogde mobilisatie van nutriënten leidt versnelde afbraak van veen ook tot de vorming van zeer fijn slib, dat
Voor het optreden van interne eutrofiëring door versnelde veenafbraak is het wel nodig dat stoffen als sulfaat en bicarbonaat in verhoogde mate worden aangevoerd. Deze aanvoer is van buiten het systeem via het gebiedsvreemde water. ‘Gebiedsvreemd water’ is niet goed gedefinieerd, maar we bedoelen met deze term het water dat bijvoorbeeld voor peilhandhaving wordt binnengelaten en tot een hogere aanvoer van bicarbonaat en sulfaat leiden dan onder meer natuurlijke omstandigheden. Gebiedsvreemd water werd in het verleden al gezien als een probleem vanwege de extra nutriënten die ermee worden aangevoerd. Nu wordt steeds meer begrepen dat de sulfaat- en bicarbonaatconcentratie op zichzelf al bepalend kunnen zijn voor de eutrofiëringstoestand van met name veenplassen. Omdat ook in het geval van interne eutrofiëring de oorzaak in feite van buiten komt, bestaat bestrijding ervan uit het weren van bepaalde stoffen van buiten de plassen die met het water meekomen. Voor een overzichtsartikel over interne eutrofiering verwijzen we naar Smolders e.a.3). In afbeelding 4 is het concept van externe eutrofiëring door aanvoer van nutriënten van buiten en interne eutrofiëring door veenafbraak weergegeven. Buiten de troebelheid is een ander teken van interne eutrofiëring de afbraak van de oevers die zelfs in de meest luwe delen van de plassen zichtbaar is. We zien ook in de plassen dat het veen soms loskomt van de bodem en er hele brokken ronddrijven. Dit wordt door de wetenschappers in overeenstemming geacht met veenrot door gebiedsvreemde stoffen. In afbeelding 5 zien we dat op momenten dat (gedefosfateerd!) water wordt ingelaten uit de Drecht de concentratie van bicarbonaat stijgt in de Geerplas (vanaf 1999 zijn er geen metingen meer van bicarbonaat). We zien verder dat niet al te lang daarna de concentratie aan orthofosfaat toeneemt. Dit is in lijn met de gedachte dat veenafbraak wordt versneld door de buffering van de pH. Natuurlijke remming door bij de afbraak gevormde zuren wordt tegengegaan door bicarbonaat. Let wel: de figuur laat de concentraties in de waterkolom zien en niet in het poriënwater.
Belangrijkste implicaties voor laagveenplassen Indien de waarnemingen inderdaad terug te voeren zijn tot de eerdergenoemde beschreven processen, zijn er belangrijke implicaties voor de effectiviteit van bepaalde ‘klassieke’ maatregelen tegen eutrofiëring3),4): • Baggeren als maatregel ter verbetering van de waterkwaliteit kán volgens dit concept averechts werken, omdat een veenlaag met een hoger gehalte aan gemakkelijk afbreekbaar materiaal en mogelijk ook hoge fosforconcentraties komt bloot te
H2O / 8 - 2007
53
moet rekening worden gehouden met de mogelijkheid dat interne eutrofiëring de positieve effecten van de (dure) maatregelen teniet doet.
Afb. 5: Bicarbonaat- en orthofosfaatconcentraties in de waterlaag van de Geerplas.
•
liggen, dat als substraat voor de versnelde afbraak kan dienen. Overigens betekent dit niet dat niet meer gebaggerd moet worden. Dit moet per geval bekeken worden en hangt onder meer af van de waterkwaliteit van het bovenstaande water en van de bodemkwaliteit; Defosfateren van inlaatwater kan ontoereikend zijn, omdat deze maatregel alleen
•
•
externe eutrofiering aanpakt en de stoffen (sulfaat en bicarbonaat) doorlaat die interne eutrofiëring veroorzaken; Het afbreken van veenoevers en -bodem tot slib is mogelijk in belangrijkere mate te wijten aan bodemchemische processen dan aan mechanische (golfslag)processen; Bij de verdere aanpak die wordt geformuleerd om laagveenplassen te herstellen,
LITERATUUR 1) Roelofs J. (1991). Inlet of alkaline river water into peaty lowlands: Effects on water quality and Stratiotes aloides L. stands. Aquatic Botany nr. 39, pag. 267-293. 2) Hoogheemraadschap van Rijnland (2000). Evaluatie eutrofiëringsbestrijdingsproject Geerplas. 3) Smolders A., L. Lamers, E. Lucassen en J. Roelofs (2006). Internal eutrophication: how it works and what to do about it - a review. Chemistry & Ecology nr. 22, pag. 93-111. 4) Lamers L. (red.), J. Geurts, B. Bontes, J. Sarneel, H. Pijnappel, H. Boonstra, J. Schouwenaars, M. Klinge, J. Verhoeven, B. Ibelings, E. van Donk, W. Verberk, B. Kuijper, H. Esselink en J. Roelofs (2006). Onderzoek ten behoeve van het herstel en beheer van Nederlandse laagveenwateren. OBN eindrapportage 2003-2006 (fase 1). Ministerie van LNV, directie Kennis. Rapport nr. 2006/057-O. 5) Van Duin E, L. Frinking, F. van Schaik en P. Boers (1998). Water Science and Technology jaargang 37, nr 3. pag. 183-192. IWA Publishing.
advertentie
DynaSand®: het enige HFKWH FRQWLQX ]DQGÀ OWHU
Nordic Water Benelux BV Van Heuven Goedhartlaan 121 1181 KK Amstelveen T +31(0)20 5032691 F +31(0)20 6400469 www.nordicwater.nl info@nordicwater.nl
GIET UW WERVING VOOR OPLEIDING & PERSONEEL IN HET JUISTE VAT
Wereldwijd zijn er al meer dan 20.000 units geplaatst.
54
Continu zandfilter voor
Biologisch filter voor
drinkwater proceswater, koelwater oppervlaktewater afvalwater grondwater fosfaatverwijdering
nitrificatie denitrificatie
H2O / 8 - 2007
Reserveer ook uw personeelsadvertentie in H2O, hét tijdschrift voor watervoorziening en waterbeheer.
010 - 4274180
Gasheldere ideeĂŤn voor water.
Komt u zuurstof tekort in uw waterstroom of zuivering, wilt u uw slibstroom reduceren, is de pH van uw waterstromen te hoog, wilt u kalkafzettingen voorkomen of mist u oxidatiekracht? Wij bieden u toepassingen voor de behandeling van drinkwater, afvalwater, slib en dergelijke. Linde Gas Benelux levert hiervoor niet alleen zuurstof, ozon en koolzuur, maar ook technologie, equipment en jaren ervaring. Specialisten met kennis van gassen ĂŠn water komen graag langs om u te helpen het gewenste resultaat te behalen.
Linde Gas-ideas become solutions.
Linde Gas Benelux B.V. Havenstraat 1, Postbus 78, 3100 AB Schiedam Tel. 010 246 14 70, Fax 010 246 15 06 www.lindegasbenelux.com water@nl.lindegasbenelux.com
1
agenda 24 april, Amersfoort Samen werken aan een optimaal afvalwatersysteem symposium over een doelmatige(re) samenwerking tussen gemeenten en waterschappen in de bebouwde omgeving die moeten leiden tot een efficiënter afvalwatersysteem. Organisatie: HolaPress Congresbureau. Informatie: (040) 208 60 60.
24 april, Dordrecht Samenwerken in de keten is goud waard debat over de innovatieve instelling en open dialoog die noodzakelijk zijn om een werkelijke waterketen te bewerkstelligen. Organisatie: GMB. Informatie: Wim in ‘t Veld (0180) 42 49 00.
24 april, Arnhem Kwaliteitsborging in de hydrobiologie tweede discussiedag over kwaliteitsborging in de hydrobiologie, met als thema: de praktijk. Er wordt gesproken over de huidige praktijk en de gewenste ontwikkelingsrichtingen daarin. De eisen en wensen van de Europese Commissie worden toegelicht. Aan de hand van praktijksituaties worden verschillende biologische kwaliteitselementen besproken. Organisatie: WEW, NEN, RIZA en STOWA. Informatie: www.wew.nu.
24-25 april, Leiden Grondwater: omgaan met overlast en onderlast tweedaags congres over de consequenties van de Grondwaterrichtlijn, aansprakelijkheid en verzekerbaarheid van grondwaterschade, industrieel grondwatergebruik, de aanpak en rolverdeling van grondwaterbeheer en funderingsproblemen en -oplossingen. Organisatie: Studiecentrum voor Bedrijf en Overheid. Informatie: (040) 297 49 80.
25 april, Delft Duurzaam stedelijk waterbeheer seminar waarin 20 internationale jonge onderzoekers zich bezighouden met twee casestudies op het gebied van duurzaam stedelijk waterbeheer: één uit Nederland en één uit Australië, met als doel tot verrassende innovatieve oplossingen te komen. Organisatie: Young Scientist. Informatie: www.youngscientistworkshop.nl.
25 april, Driebergen Investeringsbudget Landelijk Gebied congres over de samenvoeging van alle overheidssubsidies voor het landelijke gebied in het ILG en bijvoorbeeld de rol van de waterschappen in deze nieuwe financieringsstructuur, die sinds 1 januari geldt en er voor moet zorgen dat projecten voor het buitengebied integraler aangepakt worden door de betrokken partijen en een betere bescherming gaan bieden aan het landelijk gebied. Organisatie: Elsevier Congressen. Informatie: (070) 441 57 95.
56
H2O / 8 - 2007
26 april, Leeuwarden Wetsus informatiebijeenkomst over de verschillende onderzoeksthema’s, de samenwerkingsovereenkomsten met onder andere TNO en Kiwa en de ombouw van de stichting naar een technologisch topinstituut voor watertechnologie. Informatie: (058) 284 62 00.
26 april, Apeldoorn Assetmanagement gas- en waternetten symposium over het belang van het vergaren van de juiste informatie voor besluitvorming. Organisatie: Kiwa Training. Informatie: Marjan Westrik (055) 539 33 68.
26 april, Arnhem Maatschappelijke kostenbatenanalyses symposium over een (digitale) werkwijzer waarmee een maatschappelijke kostenbatenanalyse semi-automatisch kan worden uitgevoerd. Organisatie: STOWA en Leven met Water. Informatie: (030) 232 11 99.
23 mei, Utrecht Waterschappen Europa bewust workshop over het belang van de Europese wet- en regelgeving voor de Nederlandse waterschappen. Organisatie: Unie van Waterschappen. Informatie: Bart van der Helm (070) 351 97 28.
24 mei, Den Haag ‘Hollands Glorie’ en het dilemma tussen gevaar en overlast eerste van twee bijeenkomsten waarop maximaal 35 (top)bestuurders uit de watersector debatteren over de transitie naar een klimaatbestendige samenleving aan de hand van de stelling dat overstromingsgevaar een integraal onderdeel van de ruimtelijke planning in Nederland moet worden. De tweede bijeenkomst is op 13 september en de openbare slotconferentie op 20 september. Organisatie: BlomBerg Instituut. Informatie: (073) 684 25 25.
24 mei, Gouda INSIDE de resultaten van vijf jaar onderzoek naar dijkversterkingstechnieken door Nederlandse kennisinstellingen, ingenieursbureau’s en aannemers worden hier gepresenteerd. Deze onderzoeken werden (mede) gefinancierd door Rijkswaterstaat in het kader van WINN. Organisatie: Rijkswaterstaat en CUR Bouw & Infra. Informatie: (0182) 54 06 50.
24 mei, Nieuwegein Energiebesparing op rwzi’s bijeenkomst over de mogelijkheden tot energiebesparing op rioolwaterzuiveringsinstallaties. Organisatie: Kennisnetwerk Energiebesparing RWZI, SenterNovem, STOWA en Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden. Informatie: (030) 214 78 22.
31 mei, Rotterdam Halen de beide nieuwe waterwetten ongeschonden de Staatscourant? symposium over de implementatie en praktijkgerichte aanpak van de Waterwet en de Wet gemeentelijke watertaken met bijdragen van de ministeries van VROM en Verkeer en Waterstaat, Unie van Waterschappen en de VNG. Organisatie: HoLaPress. Informatie: (040) 208 60 00.
31 mei, Wageningen Overstromingsrisico’s, de relatie tussen ruimte, water en risico één van de zes debatten in de maanden januari t/m juni over de inrichting van het landelijk gebied. Organisatie: Tijdschrift Landwerk en KLV Studiekring Land- en Watergebruik. Informatie: Aad Hendrickx (0317) 42 29 66.
7 juni, Rotterdam Transitie naar de eerste klimaatbestendige samenleving ter wereld? slotconferentie van een nationale debatcyclus over water, aarde en samenleven. Organisatie: BlomBerg Instituut. Informatie: Eva Geensen (073) 684 25 26.
7 juni, Utrecht Effecten verzilting zoete-brakke watersystemen themadag met als onderwerp verzilting als oplossing voor waterkwaliteitsproblemen. Centraal staan het Volkerak-Zoommeer en het Lauwersmeer. Organisatie: Platform herstel zoet-zoutovergangen. Informatie: www.zoetzout.nl.
12 juni, Arnhem Nieuwe sanitatie bijeenkomst over de stand van zaken rond nieuwe sanitatiesystemen, met onder andere aandacht voor de beschikbaarheid van toe te passen toiletten en leidingmaterialen én de problemen die kunnen optreden. Organisatie: Koepelgroep Ontwikkeling Nieuwe Sanitatie Systemen. Informatie: (030) 232 11 99 of www.stowa.nl.
14 juni, Ede Grondwaterdag bijeenkomst waarop aktuele zaken rond grondwater centraal staan. Organisatie: Stichting RIONED. Informatie: (0318) 63 11 11.
14-16 juni, Maastricht Customer connection eerste congres van de International Water Association over de band tussen waterbedrijven en hun afnemers, met op de eerste dag het voorjaarscongres van de Koninklijke Vereniging voor Waterleidingbelangen in Nederland. Organisatie: IWA, KVWN en NVA. Informatie: www.moorga.com of (070) 414 47 78.
BZi YZ <VidgXVb( VaaZh eg^bV ^c WZZaY BZi YZ <VidgXVb( kVc GVY^d" YZiZXi^dc `jci j WdkZc\gdcYh YZ dcYZg\gdcYhZ aZ^Y^c\Zc Zc Wj^oZc ^cheZXiZgZc# Od adhi j egdWaZbZc gdcYdb aZ^Y^c\hnhiZbZc ^c ZZc bjb kVc i^_Y de#
=WjehYWc)
EdjZ[a Z[ l[[bp_`Z_]^[_Z lWd ^[j =WjehYWc) ioij[[c0 ; nWYj[ _dif[Yj_[ lWd l[hijeff_d][d [d X[iY^WZ_]_d][d _d Xk_i#" b[_Z_d]# e\ h_eebioij[c[d 7kZ_e _d]Wd] leeh ifhWWaefdWc[ :_]_jWb[ h[YehZ_d] /& c_d$ Id[bb[ efXekm [d [[dlekZ_][ X[Z_[d_d] >e][ \ejeamWb_j[_j lWd ef][dec[d X[[bZ[d J<J B9: ced_jeh c[j edjif_[][bZ Z_ifbWo leeh efj_cWWb YedjhWij" p[b\i X_` l[[b b_Y^j_dlWb 8el[d]hedZi efifeh[d !Z_[fj[# c[j_d] lWd YWc[hW Z$c$l$ HWZ_eZ[j[Yj_ed aWX[bpe[a[h
?dj[h[ii[5 X[b !)' & )'* ,, *- && \Wn !)' & )'* ,, *' )& _d\e6hWZ_eZ[j[Yj_ed$db mmm$hWZ_eZ[j[Yj_ed$db
Kddg WZigdjlWVgZ ^c[dgbVi^Z j^i YZ \gdcY
HWZ_eZ[j[Yj_ed 9edj_d[djWb ;khef[ ?dZkijh_[ijhWWj '' -&*' =: Êi#>[[h[dX[h]
Industrial Communications and Power Networks
ICPN van HARTING, één connectie voor Ethernet! Ethernet, als open standaard, doet steeds vaker haar intrede in industriële automatisering. Daarmee is het mogelijk geworden om industriële automatisering probleemloos te koppelen aan kantoorautomatisering en controlesystemen. De divisie Industrial Communications and Power Networks (ICPN) van HARTING voert een complete range switches, hubs, connectoren en bekabeling waarmee een snel, veilig en betrouwbaar powernetwerk aangelegd kan worden. Bent u op zoek naar één connectie voor Ethernet? Voor meer informatie of een vrijblijvende afspraak, kunt u bellen naar HARTING Nederland.
eCon 3080 8RJ45 IP30
mCon7050A 3A RJ45 IP65/67
sCon 3100 10RJ45 IP30
HARTING Nederland Larenweg 44 5234 KA ’s-Hertogenbosch Postbus 3526 5203 DM ‘s-Hertogenbosch T F E I
+ 31 (0)73 641 04 04 + 31 (0)73 644 06 99 nl@HARTING.com www.HARTINGbv.nl
handel & industrie *thema Legionella Elektrodiafrag- verwijderen malyse tegen met anodische Legionella oxidatie Het bedrijf Kalsbeek uit Assen introduceert met het gepatenteerde Ecaflo-systeem een bestrijding van Legionella gebaseerd op elektrodiafragmalyse. De Commissie van Deskundigen Materialen en Chemicaliën heeft een verklaring van geen bezwaar hiertegen afgegeven. Hierdoor kan systeem in de praktijk worden uitgetest. Met elektrodiafragmalyse is het mogelijk om uit drinkwater drie desinfectanten te produceren. De elektrodiafragmalysemodule bestaat uit een anode en een kathode, die gescheiden worden door een keramisch membraan. De anode en kathode staan onder spanning. Door het water met behulp van keukenzout op de juiste zoutconcentratie te brengen en vervolgens langs en door het membraan te sturen ontstaan aan de anode reactieproducten met een hoog oxidatief gehalte, te weten ozon, waterstofperoxide en onderchlorigzuur. Hierdoor wordt de biofilm, waarin Legionella zich kan ontwikkelen, afgebroken en de vorming van deze film tegengegaan. De reactieproducten zijn in een dusdanig lage concentratie aanwezig dat het water gewoon gedronken kan worden. Ook producten als trihalo methanen en bromaten kunnen niet ontstaan. Behalve gewoon keukenzout gebruikt het systeem geen chemicaliën. De verklaring van geen bezwaar is nog geen definieve toelating. De Ecaflo mag nu in collectieve leidinginstallaties worden geplaatst, maar wel gekoppeld aan een meetprogramma. Op basis van minstens tien locaties waar de Ecaflo is geplaatst en de meetresultaten daarvan neemt de Commissie een besluit over definitieve toelating.
het Belgische bedrijf Ecodis bestrijdt Legionella met anodische oxidatie. De Commissie van Deskundigen Materialen en Chemicaliën Leidingwatervoorziening heeft hiervoor onlangs een verklaring van geen bezwaar afgegeven. De op anodische oxidatie gebaseerde techniek van Ecodis vernietigt de bacteriën, virussen, algen en micro-organismen in het water én waterleiding. Daarbij worden vrijwel geen ongewenste trihalomethanen aangemaakt. Schadelijke bestanddelen als cyaniden, ammonium en humuszuren worden maximaal geoxideerd. Tenslotte wordt ook de biofilm aan de binnenzijde van de waterleiding afgebroken. Voor deze techniek is geen opwarming nodig en geen (al dan niet schadelijke) chemicaliën en zouten. Voor meer informatie: www.ecodis.eu.
LiquiTech tegen Legionella Ook Hatenboer-Water in Schiedam houdt zich bezig met legionellabestrijding: LiquiTech. Het maakt gebruik van koper/zilvertechnologie, die zoals bekend sinds kort onder voorwaarden is toegestaan (zie pagina 8). LiquiTech is niet nieuw en wordt buiten Nederland al 15 jaar toegepast. Er wordt gebruik gemaakt van een automatische dosering van koper- en zilverionen aan het water. Deze ionen doden bacteriën, waaronder Legionella. Ook als het water stilstaat, doen de ionen hun werk. Hatenboer biedt het LiquiTech als een totaalpakket: behalve de installatie zijn het onderhoud inbegrepen, monstername conform de wetgeving, geautomatiseerd beheer op afstand, integratie met een eventueel beheersysteem voor het betreffende gebouw, bereikbaarheid voor advies 24 uur per dag zeven dagen per week, een wekelijkse validatie en een kwartaalrapportage en tenslotte een VCA en een ISO9001:2000-certificaat. Hatenboer-Water biedt ook de mogelijkheid om bovenstaande te leasen. Voor meer informatie: (010) 409 12 00 of www.voorkomlegionella.nl.
Het LiquiTech-apparaat, dat gebruik maakt van koper- en zilverionen om Legionella te doden.
Voor meer informatie: (0592) 35 00 00.
Waterbesparing in de wasstraat Afvalwatertechniek Natuurbeton Milieu introduceert met Biological Recycling Omni Water (BROW) een mogelijkheid om waterbesparing door te voeren in wasstraten voor auto’s en vrachtwagens. Het afvalwater wordt gereinigd en aangevuld met regenwater, zodat men het gebruik van drinkwater tot een minimum kan beperken. Het vuilste water wordt voor de minderwaardige toepassingen gebruikt en het schoonste water (regenwater en osmosewater) alleen daar waar het nodig is. Het infiltreren van regenwater bij langdurige
58
H2O / 8 - 2007
buien zorgt voor de afvoer van overtollig regenwater en minimalisatie van het drinkwatergebruik. De nieuwste toevoeging is het gebruik van een combinatie van anti-scalingtechnieken en omgekeerde osmose voor een vlekvrij droogresultaat. Ook bacteriën zijn belangrijk binnen het systeem. Deze zuiveren het afvalwater in de ondergrondse putten. Het afvalwater wordt verrijkt met zuurstof via energiezuinige beluchters. Het water wordt daarna opgepompt, gefiltreerd en gebruikt in de wasstraat. De techniek wordt gepresenteerd op de AutovakRAI van 21 - 26 april in Amsterdam. Voor meer informatie: (0495) 46 12 12.
UW MEDEWERKERS VERKNOCHT AAN NIEUWE PROCEDURES. HET KAN. Veel medewerkers zitten niet te wachten op verandering. Dus kun je ook niet verwachten dat ze nieuwe werkroutines zomaar accepteren. Daarom beschrijven we bij Eiffel niet alleen de nieuwe administratieve organisatie en interne controles. Maar richten we ons ook op de medewerkers zelf. Zo hebben we bij een groot productiebedrijf met 5 verschillende vestigingen in Nederland en België, één uniforme werkroutine geïmplementeerd. Bedrijfsmatig een logische ingreep natuurlijk. Maar krijg de mensen in de organisatie maar eens mee. Dat kan alleen door ze op de juiste manier te betrekken in het voortraject. Want dan merken ze dat de verandering niet opgelegd wordt, maar dat ze die zelf realiseren. En dan worden ze enthousiast. Dan worden medewerkers ‘change agents’. En kan er opeens een heleboel. WWW.EIFFEL.NL
.HQQLV NULMJW SDV ZDDUGH DOV MH HU LHWV PHH GRHW Daarom ondersteunt Kiwa Water Research u ook bij toepassing en onderhoud van kennis Kiwa Water Research Kiwa Water Research is hét kennisinstituut op het gebied van water en aanverwante milieuen natuuraspecten voor waterbedrijven, overheden en andere spelers in de watersector. Het voert het gezamenlijke onderzoeksprogramma BTO uit voor de drinkwaterbedrijven en hun (internationale) partners en werkt daarbij samen met diverse kennisorganisaties en advies- en ingenieursbureaus – een garantie voor innovatie en voortdurend actuele kennis. Blauw, groen, waterketen Kiwa Water Research biedt ministeries, provincies, waterschappen en terreinbeheerders oplossingen op maat voor watergerelateerde vraagstukken rond watersysteem en waterketen, waterkwaliteit en –kwantiteit, natuur, afvalwaterbehandeling en asset management. Kiwa Industrie & Water Industriële partners krijgen via Kiwa Industrie & Water efficiënt toegang tot waterkennis voor hún praktijk met ondersteuning bij dagelijkse watervraagstukken, implementatietrajecten, troubleshooting en kwaliteitsborging. Binnen het onderzoeksprogramma OPIW en met individuele bedrijven, brancheorganisaties en waterbedrijven ontwikkelt en implementeert Kiwa Industrie & Water innovatieve watertechnologie.
Bedrijfstakonderzoek van de waterbedrijven
Kiwa Water Research Kiwa Industrie & Water telefoon (030) 606 95 11
BTO
info@kiwawaterresearch.eu
www.kiwawaterresearch.eu