20070504093107

Page 1

nยบ

40ste jaargang / 4 mei 2007

9/

2007

TIJDSCHRIFT VOOR WATERVOORZIENING EN WATERBEHEER

DUURZAME GRONDWATERBESCHERMING VEREIST MEER STURING INTERVIEW MET DIRECTEUR NIEUWE WATERDIENST BEHANDELING REGENWATER UIT GESCHEIDEN RIOOLSTELSEL EFFECTEN KLIMAATVERANDERING OP WATERKWALITEIT MAAS EN RIJN



Hoogwaterrichtlijn

H

et Europees Parlement heeft verleden week ingestemd met de Hoogwaterrichtlijn. Met deze richtlijn moeten de hoogwaterrisico’s op Europees niveau in kaart worden gebracht. Ook moeten landen beter gaan samenwerken om overstromingen te beheersen. Vooral dat laatste is voor Nederland van belang. Het beheer van de grote rivieren in de omliggende landen beïnvloedt namelijk de situatie in Nederland. De Hoogwaterrichtlijn houdt in dat per stroomgebied de problemen in kaart worden gebracht en vervolgens aan de hand van risicokaarten en stroomgebiedsbeheerplannen gezamenlijk worden aangepakt. De richtlijn biedt geen normen maar kaders. De lidstaten van de Europese Unie moeten zelf deze kaders invullen. Uiterlijk in 2009 moet de Hoogwaterrichtlijn in de nationale wetgeving zijn

H2O tijdschrift voor watervoorziening en waterbeheer verschijnt ééns per 14 dagen Officieel orgaan van Stichting tot uitgave van het tijdschrift H2O en haar participanten: - Vereniging van Waterbedrijven in Nederland - Koninklijke Vereniging voor Waterleidingbelangen in Nederland - Nederlandse Vereniging voor Waterbeheer - Kiwa Water Holding BV Uitgever Rinus Vissers Redactie Peter Bielars (hoofdredacteur) Michiel van Zaane Marjon Hoogesteger Redactiesecretariaat Dora Pompe Redactieadres en uitgeverij Postbus 122, 3100 AC Schiedam telefoon (010) 427 41 65 telefax (010) 473 26 40 e-mail h2o@nijgh.nl Bezoekadres: ’s-Gravelandseweg 565 3119 XT Schiedam Redactiecommissie Harry Tolkamp (voorzitter/NVA) André Struker (KVWN) Frits Vos (VEWIN) Gerda Sulmann (Kiwa Water Research) Advertentieverkoop Roelien Voshol (010) 427 41 54 Brigitte Laban (010) 427 41 52 Mediaorder Carola Sjoukes (010) 427 41 41 Suzanne Klüver (010) 427 41 40 telefax (010) 473 20 00 Abonnementenservice Pauline Roos Tini van Schijndel telefoon (010) 427 41 08 telefax (010) 426 27 95 Abonnementsprijs € 95,- per jaar excl. 6% BTW € 126,- per jaar voor buitenland € 8,- losse exemplaren excl. 6% BTW Abonnementen gelden voor één jaar en worden – zonder tegenbericht – automatisch verlengd. Opzeggingen dienen schriftelijk uiterlijk 6 weken voor het aflopen van de abonnementsperiode te geschieden aan bovenstaand postadres. Druk en lay-out Den Haag mediagroep b.v., Rijswijk Copyright Nijgh Periodieken B.V., 2007 Het auteursrecht op de inhoud van dit tijdschrift wordt uitdrukkelijk voorbehouden. Overname van artikelen alleen na schriftelijke toestemming van de uitgever.

geïmplementeerd. Daarna wordt de richtlijn per stroomgebied uitgewerkt. In de praktijk betekent bovenstaande dat Duitsland en België niet langer zonder overleg maatregelen kunnen nemen tegen hoogwater door bijvoorbeeld dijken te verhogen als ze daarmee de waterafvoer naar Nederland vergroten. Nu was met name in Duitsland de afgelopen jaren al een toenadering te bespeuren richting Nederland als het om maatregelen langs de Rijn betrof. Die samenwerking wordt nu minder vrijblijvend, wat moet resulteren in een meer samenhangend en veiliger rivierbeheer op Europees niveau. Die belangrijke ontwikkeling zat er al jaren aan te komen, maar nu wordt ze werkelijkheid. De waterbeheerders moeten hier tevreden mee zijn. Peter Bielars

inhoud nº 9 / 2007 4

/ Duurzaam beschermen grondwater vereist meer inzet en sturing Cors van de Brink en Martha Buitenkamp

8

/ Regionale waterberging is regionaal maatwerk

9

/ Afvalwater: duurzaamheid op grotere schaal bekijken

10 / Interview met Luitzen Bijlsma, directeur

4

Waterdienst Maarten Gast

14 / Stadsgewest Haaglanden helpt Bulgarije met waterbeleid

16 / Stand van zaken rond hormoonverstorende stoffen in oppervlaktewater Anja Derksen, Bas van der Wal en Bert Palsma

10

21 / Reactie: kanttekening bij het huwelijk van NVA en KVWN Maarten Gast

22 / Verenigingsnieuws 25 / Behandeling van regenwater uit gescheiden rioolstelsels: eerste resultaten EU-pilotonderzoek

29

Erik Liefing, Jeroen Langeveld, Henk Velthorst en Lisette Hoekstra-Berkhout

29 / Klimaatverandering en de waterkwaliteit van de Maas Michelle van Vliet en Gertjan Zwolsman

34 / Klimaatverandering en de waterkwaliteit van de Rijn Ad van Bokhoven en Gertjan Zwolsman

38 / Agenda 40 / Handel en Industrie

www.vakbladh2o.nl

Bij de voorpagina: De droogte van de afgelopen twee maanden levert voor de watervoorziening geen echte problemen op, wel hier en daar in de landbouw (foto: Herman Wanningen).


Duurzaam beschermen grondwater vereist meer inzet en sturing Uit de karakterisering van de waterlichamen in verband met de Kaderrichtlijn Water blijkt dat 40 procent van de grondwaterwinningen ‘at risk’ is1). Om de KRW-doelstellingen te realiseren, zijn daarom aanvullende maatregelen nodig. De Quick Scan Toekomst Grondwaterbescherming uit 20032) eindigde met de conclusie dat een koerswijziging noodzakelijk is om de grondwaterkwaliteit duurzaam te beschermen. De quickscan bevatte daarom beleidsaanbevelingen op dit punt. De implementatie van deze voorstellen stagneert echter en de uitvoering van het grondwaterbeschermingsbeleid is (te) vrijblijvend. Het Ministerie van VROM heeft onderzoek laten verrichten naar de implementatie van de aanbevelingen uit de quickscan. Hieruit blijkt dat vanuit de praktijk behoefte bestaat aan versterking van de sturing vanuit de overheid om het belang van de drinkwatervoorziening beter te waarborgen bij de besluitvorming over activiteiten en ruimtelijke ingrepen.

D

e stand van zaken rond de implementatie van de aanbevelingen uit de quickscan is besproken in een drietal regionale sessies verspreid over het land. Aanwezig waren vertegenwoordigers van VROM, provincies, drinkwaterbedrijven, waterschappen en kennisinstituten. De bevindingen zijn geanalyseerd en in een brainstorm met experts uitgewerkt tot een aantal ‘denkrichtingen’. Deze zijn in een landelijke workshop besproken met de deelnemers uit de regionale sessies én met de Werkgroep Grondwater en het Regionaal Afstemmingsoverleg Grondwater, beide onderdeel van de KRW-structuur.

waterkwaliteit, maar leidt mogelijk ook tot juridische actie en veroordeling vanuit ‘Brussel’. Gegeven dit knelpunt zijn grofweg twee mogelijkheden aan te geven: •

Waar de schoen wringt Uit een inventarisatie van de belangrijkste onderwerpen op het gebied van grondwaterkwaliteit en -bescherming blijkt dat het belang van de drinkwatervoorziening bij concrete besluiten niet zelden ondergeschikt is aan andere belangen: het belang van het grondwater weegt onvoldoende zwaar in de besluitvorming over het toelaten van functies en activiteiten. De noodzakelijke nieuwe impuls voor een effectieve en duurzame bescherming van het grondwater blijft hierdoor achterwege. Het grondwater is net als schone lucht een kwestie van algemeen belang. Vervuiling van het grondwater is ten opzichte van andere milieucompartimenten echter in het nadeel: de effecten zijn vaak niet zichtbaar en worden pas merkbaar na tientallen jaren, terwijl de benodigde hersteltijd van het grondwatersysteem hier een veelvoud van is. Een belangrijke pijler van de koerswijziging, namelijk bescherming van de grondwaterkwaliteit via ruimtelijke ordening, bleek daarmee in de praktijk onvoldoende om het belang van de drinkwatervoorziening te dragen. Om de koerswijziging te kunnen realiseren, is het nodig dat het belang van grondwater (als grondstof voor de drinkwatervoorziening) ten opzichte van andere belangen verzwaard wordt. Het niet (tijdig) realiseren van deze doelstellingen bedreigt niet alleen de grond-

4

H2O / 9 - 2007

Het belang van grondwater binnen de afweging van functies en activiteiten verzwaren ten opzichte van de andere belangen maar wel door dezelfde belangenbehartiger(s) laten uitvoeren; De belangenbehartiging veranderen: Het belang van grondwater voor de drinkwaterbereiding door een andere entiteit te laten behartigen dan de entiteit die de afweging van ruimtelijke functies en activiteiten moet maken, nu gebleken is dat bij die afwegingen het belang van de drinkwatervoorziening onvoldoende zwaar weegt.

Wat de eerste mogelijkheid betreft, kan men de huidige bevoegdheidsverdeling intact laten, maar het grondwater op de één of andere manier binnen de belangenafweging een groter gewicht te geven. Dit zou betekenen dat in de huidige situatie de instrumenten en maatregelen, handhaving en financiële organisatie moeten verbeteren. Dit komt neer op het met kracht implementeren van de belangrijkste aanbevelingen uit de quickscan. Wat de tweede mogelijkheid betreft, is het uitgangspunt dat provincies en gemeenten in de praktijk het grondwater onvoldoende gewicht geven in de belangenafweging als het gaat om de toelating van ruimtelijke functies en activiteiten. Daarom zal het belang bij bescherming van het grondwater op een ander niveau geregeld moeten worden. Dan is er een aantal opties denkbaar: publiek (sterkere sturing) De rijksoverheid wordt verantwoordelijk voor de grondwaterbescherming, waardoor een sterkere sturing van het grondwaterbeschermingsbeleid ontstaat. De rijksoverheid wijst grondwaterbeschermingsgebieden aan en

stelt generieke regels op voor de toelating van activiteiten en functies daarvan en ziet toe op de doorwerking en handhaving; publiek-privaat (regionale waterakkoorden) De overheid gaat op gebiedsniveau met de actoren in het gebied een gebiedscontract of regionaal waterakkoord aan, waarbij de doelen van het grondwaterbeschermingsbeleid, zoals vastgesteld in de KRW, gehaald moeten worden. Uitwerking vindt plaats onder regie van de provincie. De verantwoordelijkheid voor het halen van de doelen ligt bij het gebiedsorgaan; •

(semi-)privaat (beheer door drinkwaterbedrijven) De drinkwaterbedrijven, de feitelijke onttrekkers, worden verantwoordelijk voor het beheer van het grondwater voor de drinkwaterbereiding. Zij krijgen middelen om dit beheer uit te voeren, binnen de door de rijksoverheid gestelde beleidskaders. •


actualiteit Voorstel beleidsvernieuwing Behalve de KRW biedt met name ook de nieuwe Drinkwaterwet een basis voor het verzwaren van het belang van de drinkwatervoorziening, omdat deze wet de openbare drinkwaterwinning aanmerkt als een ‘dwingende reden van groot openbaar belang’. De Drinkwaterwet werkt op twee manieren in op de grondwaterbescherming: het verzwaren van het drinkwaterbelang bij besluitvorming door bestuursorganen en de wettelijke opdracht aan drinkwaterbedrijven om bij te dragen aan de bescherming van drinkwaterbronnen. De doorwerking van deze nieuwe wet naar de Wet milieubeheer en de (nieuwe) Wet ruimtelijke ordening moet echter nog plaatsvinden. In dit licht wordt voorgesteld het grondwaterbeschermingsbeleid op een aantal punten aan te passen: • Aanscherpen van de Wet milieubeheer met regels en doelvoorschriften op het gebied van de grondwaterkwaliteit; • Benutten van de mogelijkheden van de nieuwe Wet ruimtelijke ordening om via structuurvisies en bovengemeentelijke bestemmingsplannen het belang van de grondwaterwinning ruimtelijk beter te verankeren; • Verbeteren van de handhaving door een versterking van de rol van de VROMInspectie, regionale afstemming op het gebied van handhaving en het toekennen van een signalerende rol aan de drinkwaterbedrijven. Aanvullend op deze aangescherpte (uitvoering van) wetgeving is regionale flexibiliteit en maatwerk noodzakelijk. Daarvoor dient bij de toepassing van de watertoets grondwaterkwaliteit te worden meegenomen. Het opstellen van regionale waterakkoorden kan bijdragen aan benodigd draagvlak bij de uitvoering. Ter financiering van deze extra inspanning moeten er middelen komen voor de uitvoering van grondwaterkwaliteitsaspecten van het grondwaterbeheer. Met deze maatregelen wordt op een aantal verschillende aspecten het belang van grondwater beter geborgd: sterkere sturing (aanscherping wet- en regelgeving zal leiden tot een verbetering van het algemene beschermingsniveau), behoud van bestaande bevoegdheden en de behoefte decentraal en regionaal te regelen wat op dat niveau geregeld kan worden. Dit biedt de mogelijkheid het bijzondere beschermingsniveau af te stemmen op regionale omstandigheden. Aanvullend hierop speelt voor de implementatie ervan communicatie een sleutelrol. Voor de voorgestelde aanscherping en benutting van regels, verbeterde handhaving en instrumenten is draagvlak immers een voorwaarde, zowel bij betrokkenen die vertrouwd zijn met de kenmerken van grondwatersystemen als diegenen die dat niet zijn. Het is daarom van belang te werken aan draagvlak voor de geformuleerde maatregelen. Dit kan worden uitgewerkt in de vorm van een op te richten platform waarin kennis kan worden uitge-

wisseld en ervaringen gedeeld. Daarnaast zal het nodig blijven om bestuurders te wijzen op het belang van duurzaam beheer.

Reflectie Veel ruimtelijke processen worden in Nederland georganiseerd via interactieve sturing vanwege de grote complexiteit van het vraagstuk en afhankelijkheidsrelaties tussen betrokken private en publieke partijen. Een dergelijke aanpak vergroot in de regel het draagvlak bij betrokken partijen, de mogelijkheden tot maatwerk en het genereren van innovatieve oplossingen. Vanuit de regionale sessies wordt echter aangegeven dat het belang van grondwater bij dergelijke sturingsprocessen niet zelden ondergeschikt is aan andere belangen, waardoor het realiseren van grondwaterdoelstellingen niet of moeilijk realiseerbaar is. Zonder vangnet voor het belang van de drinkwatervoorziening zal een spanningsveld ontstaan tussen draagvlak dat nodig is voor het oplossen van complexe vraagstukken en het realiseren van doelstellingen3). Vanuit de praktijk van het grondwaterbeschermingsbeleid bestaat behoefte aan het versterken van het vangnet via versterking van de sturing. Dit vangnet schept de kaders voor innovatieve oplossingen die bijvoorbeeld via gebiedsprocessen of gebiedsgericht maatwerk kunnen worden uitgewerkt. Daarnaast is daadkracht nodig ten aanzien van implementatie en handhaving van de gezamenlijk overeen gekomen oplossing. Dit impliceert ook verschillende rollen van de overheid; enerzijds als regisseur van de interactieve planprocessen die streeft naar draagvlak, anderzijds de rol van het inhoudelijk bepalen en bewaken van de kaders waarbinnen de oplossingen gevonden moeten worden. Het lijkt wenselijk dat beide rollen niet door dezelfde bestuurslaag worden ingevuld wanneer het eenzelfde onderwerp betreft. In de praktijk betekent dit dat de regelgeving ten aanzien van grondwaterbescherming op landelijk niveau wordt opgesteld (aangescherpt) en vastgesteld. Op

regionaal niveau kunnen de provincies de rol van regisseur vervullen. Dit betekent een prominentere rol voor de nationale overheid in het stellen van de kaders. Daarmee wordt tevens de onderlinge verhouding tussen beide bestuurslagen scherper. Uit de resultaten komt als algemeen beeld naar voren dat de KRW noodzaakt bestaand beleid actiever te implementeren, gebruikmakend van grotendeels bestaand instrumentarium. Rijk, waterbeheerders, provincies, gemeenten en drinkwaterbedrijven moeten er een tandje bij zetten. Gebaseerd op signalen uit het veld bestaat behoefte aan een sterkere regisseursrol van het Rijk: de voorgestelde vernieuwing van het grondwaterbeschermingsbeleid roept op tot het gedeeltelijk herzien van de decentralisatie op dit punt, zonder dat dit zou moeten leiden tot verschuiving van de verantwoordelijkheden. Vanwege het doorgaans bovengemeentelijke en langetermijnbelang van grondwaterbescherming denken wij dat dit gerechtvaardigd is. Deze boodschap wordt als vertrekpunt genomen voor bestuurlijk overleg. Cors van den Brink (Royal Haskoning) Martha Buitenkamp (Anantis*) met dank aan Wennemar Cramer (voorzitter begeleidingsgroep) NOTEN 1) VEWIN (2006). Positie van de Nederlandse waterbedrijven ten aanzien van maatregelen om de KRW-doelstellingen te bereiken in grondwaterbeschermingsgebieden. 2) Royal Haskoning (2003). Quick Scan: toekomst grondwaterbescherming in Nederland. Rapport nr. 9M2243. In opdracht van VEWIN, VROM en IPO. 3) Driessen P. en H. van Rijswick (2006). Juridischbestuurlijke capaciteit in het waterbeheer. Enkele toekomstschetsen voor de externe integratie van water en ruimtelijke ordening. * Anantis is een adviesbureau dat zich bezighoudt met project- en procesmanagement.

Staatssecretaris Huizinga bezoekt Overijssel Staatssecretaris Huizinga van Verkeer en Waterstaat bezoekt deze weken allerlei organisaties om op de hoogte te raken van de actuele zaken op het gebied van verkeer en waterstaat. Zo bezocht ze op 23 april Waterschap Groot Salland in Zwolle. Dijkgraaf Sybe Schaap vertelde haar hoe het waterschap de verschillende wateropgaven die onder andere vanwege de klimaatverandering nodig zijn, gecombineerd wil uitvoeren. Verder bezocht de staatssecretaris de Vecht bij Dalfsen. Bij het nieuwe gemaal Vechterweerd was aandacht voor het wateraanvoerplan voor de toekomstige grondwaterwinning van Vitens. Ook werd ter plekke het nieuwe grondwatermodel voor Noord-Nederland gepresenteerd. Hiermee kunnen de consequenties van ingrepen in het landelijk gebied voor het grondwater nauwkeurig worden getoond. In Rouveen bezocht Huizinga tenslotte een waterbergingslocatie.

H2O / 9 - 2007

5


Rioolrecht meeste gemeenten in strijd met evenredigheidsbeginsel De gemeentelijke rioolheffing mag niet alleen door óf de eigenaren óf de gebruikers betaald worden. Dat blijkt uit een uitspraak van de rechtbank in Arnhem, waar een huiseigenaar in beroep was gegaan tegen de rioolrechten die de gemeente Nijmegen hem oplegde. De aanslag over 2006 was 1600 procent hoger dan het jaar daarvoor. De rechter oordeelde dat deze manier van kostentoedeling in strijd is met het evenredigheidsbeginsel en vernietigde de aanslag. Als deze uitspraak ook in hoger beroep blijft staan, betekent dit dat deze heffingssystematiek, die door het grootste gedeelte van de gemeenten gebruikt wordt, op de schop moet.

D

e gemeente Nijmegen heeft ervoor gekozen vanaf 2006 een kostendekkend systeem voor de rioolrechten in te voeren. Deze kosten worden uitsluitend verhaald op de ‘zakelijk gerechtigden’: ruwweg gezegd de eigenaren van de panden. Huurders van woningen blijven hierdoor in eerste instantie buiten schot. Daardoor worden de kosten over een kleine groep verdeeld. Volgens de rechtbank in Arnhem is deze manier van kostentoedeling in strijd met het evenredigheidsbeginsel. Omdat bijna 80 procent van alle Nederlandse gemeenten hun heffing op deze manier verdeeld, kunnen de gevolgen vérstrekkend zijn. De wet geeft gemeenten beleidsvrijheid om hun rioolheffing te innen. Dat heeft bij veel gemeenten een methodiek opgeleverd waarbij de kosten óf alleen de eigenaren óf alleen de

gebruikers in de heffing betrekt. Volgens de VNG is de uitspraak van de rechtbank in strijd met eerdere rechtspraak en de al jarenlange praktijk. De gemeente Nijmegen is dan ook in hoger beroep gegaan tegen de uiitspraak. Vereniging Eigen Huis verwacht een stortvloed van bezwaren tegen de opgelegde heffing als de uitspraak van de rechtbank in Arnhem ook in hoger beroep blijft staan. Voor de heffing over 2006 zal dat nog wel meevallen: in veel gemeenten is de bezwaartermijn van zes weken al verstreken. Maar over de heffing voor 2007, die volgend jaar betaald moet worden, bestaat bij gemeenten nu veel onzekerheid. Een slechte zaak volgens de VNG, omdat de gemeenten voor grote investeringen op rioleringsgebied staan. De koepelvereniging ziet niet veel heil in het omgooien van het

huidige stelsel. Volgens een woordvoerder maakt een systeem waarbij zowel gebruikers als eigenaren worden aangeslagen de inning duurder. Huurders die nu geen rekening krijgen, moeten dan wél rioolrecht gaan betalen. Eigenaren die ook gebruiker zijn, krijgen dan twee rekeningen. Dat zorgt voor extra administratieve kosten. Om aan de heersende onzekerheid een eind te maken, zal de VNG er bij het gerechtshof in Arnhem op aandringen het hoger beroep van Nijmegen met spoed te behandelen. In de tussentijd raadt de koepelvereniging gemeenten aan het rioolrecht in ieder geval wel te innen. Of de kostentoedeling op de nu gewraakte manier moet gebeuren of via een alternatieve manier wordt aan de beoordeling van de gemeenten zelf overgelaten.

Pleidooi voor omgevingsschap De nieuwe Grondwaterrichtlijn zal de rolverdeling tussen provincie, waterschap en gemeente ten aanzien van het grondwaterbeheer niet structureel wijzigen. Een betere afstemming en een werkelijke integratie van de verschillende beleidsvelden op dit gebied lijkt wel mogelijk als de huidige 26 waterschappen omgezet worden in omgevingsschappen, aldus dijkgraaf Lambert Verheijen van Aa en Maas tijdens het derde grondwatercongres van Studiecentrum voor Bedrijf en Overheid op 24 mei in Leiden.

O

ok in de Grondwaterrichtlijn blijven de bevoegdheden ten aanzien van grondwaterbeheer door elkaar heen lopen: de provincie staat garant voor het stragische beheer, het waterschap voor het operationele beheer en de gemeente voor het stedelijke grondwaterbeheer. Wat wel nieuw is, is het overleg met waterschappen over de grens met België en Duitsland. Zo overwegen de waterschappen in Noord-Brabant om samen met de waterschappen in Zeeland en Limburg, de betrokken provincies en alle betrokken gemeenten gezamenlijk te reageren op de Vlaamse bekkenplannen. Verheijen noemde de koude-/warmteopslag, waarbij energie uit grondwater gehaald wordt, als voorbeeld van een ontwikkeling waarvoor nieuwe beleidskaders opgesteld moeten worden. Iedereen in Nederland kan theoretisch met deze energievorm voort, omdat daarvoor voldoende grondwater beschikbaar is. Grondwater dat op de Nederlandse zandgronden de beste kwaliteit van Europa heeft, zo benadrukte de dijkgraaf.

6

H2O / 9 - 2007

Nu is onduidelijk wie verantwoordelijk is voor het grondwaterbeheer als het om deze nieuwe energievorm gaat. De stroomgebiedsbeheerplannen in het kader van de KRW vormen volgens Verheijen het eerste echte integratie-instrument voor duurzaam omgevingsbeheer. Daarop voortbordurend pleitte Verheijen voor een omgevingsschap als uitvoerende instantie die de verschillende beleidsvelden moet integreren. Een grondwatercollectief organiseert vervolgens het overleg tussen de verschillende diensten en ambtelijke betrokkenen. Het moet de integratie van de diverse publieke (grond)waterbelangen borgen en integreren tot één watervergunning. Het huidige waterschap zou hierbij een coördinerende rol kunnen spelen als regionale waterautoriteit. Professor Verschuuren, hoogleraar Europees en internationaal milieurecht aan de Universiteit van Tilburg, noemde de Grondwaterrichtlijn een voorbeeld van de nieuwe aanpak vanuit de Europese Unie om de lidstaten zelf de norm of richtlijn in te laten

vullen. De richtlijn geeft bijvoorbeeld slechts twee waterkwaliteitsnormen aan: één voor nitraat en één voor bestrijdingsmiddelen. Op nationaal niveau moeten vervolgens drempelwaarden bepaald worden voor onder andere stoffen die ook van nature in het grondwater voorkomen, zoals cadmium, lood, kwik en sulfaat. Ook hij is voorstander van overleg met het buitenland als het om internationale grondwaterlichamen gaat. Advocaat prof.mr. B. van Roels liet de aanwezigen weten dat het stopzetten van een grondwaterwinning gerechtelijk moeilijk aangepakt kan worden, omdat niemand van een vergunning gebruik moet maken. Hij zei dat naar aanleiding van problemen met een stijgend grondwaterpeil in gemeenten waar een (drinkwater)bedrijf stopt met het winnen van grote hoeveelheden grondwater. Zo onttrekt Grolsch in Hengelo 600.000 kubieke meter grondwater per jaar. De stad is daardoor van grondwateroverlast in de omgeving van de bierbrouwerij verlost. Geotechnisch adviseur bij de gemeente Rotterdam, ing. M. Brusse, tenslotte ziet als oorzaak van de toename in klachten over grondwateroverlast in steden de steeds krappere ruimte die in nieuwbouwwoningen vrijgehouden wordt tussen de kruipruimte en het grondwaterpeil én de lage vloeren die vaak niet meer boven het maaiveld uitkomen.


actualiteit

Optimalisatie afvalwatersysteem gaat niet vanzelf Uit de afvalwatersystemen valt meer te halen door technische ingrepen, maar ook door betere samenwerking tussen gemeenten en waterschappen. De opbrengsten bestaan uit kostenbesparing of een hoger milieurendement. Maar optimalisatiestudies op het terrein van afvalwatersystemen (OAS) vormen geen wondermiddel. Soms valt niets te optimaliseren, soms moet hard gewerkt worden om een relatief bescheiden resultaat te bereiken. Dat bleek op het symposium ‘Samen werken aan een optimaal afvalwatersysteem’, dat HolaPress op 24 mei in Putten verzorgde.

W

outer Stapel van DHV gaf daar aan dat de belangrijkste vraag is óf er een probleem is. Zo ja, dan is het ‘boerenverstand’ minstens zo belangrijk als minutieuze computermodellen en -berekeningen die vaak door de werkelijkheid achterhaald worden. Aan de hand van veel voorbeelden liet hij zien dat een eventuele optimalisatie in elk systeem anders is. Bij het nemen van maatregelen moet ervoor gezorgd worden dat die aansluiten bij de toekomst, de klimaatverandering en de eisen die de KRW stelt. Eén van de voorbeelden werd nader uitgewerkt, de optimalisatie in Ede. Deze gemeente voldeed niet aan de basisinspanning. Uiteindelijk bleek dat een gepland bergbezinkbassin niet nodig was door de rioolwaterzuiveringsinstallatie uit te breiden en via ‘real time control’ te gaan sturen. Daardoor hoefde Ede uiteindelijk ruim een half miljoen euro minder te investeren om alsnog aan de basinspanning te voldoen. Frank Groot belichtte de ervaringen met optimalisatiestudies vanuit het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier. De eerste studie werd in 1999 uitgevoerd, de laatste waarschijnlijk dit jaar. Uiteindelijk

hebben deze optimalisatiestudies een besparing van tien miljoen euro opgeleverd; de kosten bedroegen naar schatting één miljoen euro. De maatregelen die daarvoor nodig waren, varieerden nogal: uitruil van maatregelen in de waterketen of een compleet nieuwe waterketen. Ook waren er waterketens waarin geen optimalisatie viel te behalen. Heerhugowaard ligt in het beheergebied van Hollands Noorderkwartier. Simon Kuin van de gemeente Heerhugowaard gaf aan hoe men de samenwerking met het schap was aangegaan. Hoewel hij aangaf dat vertrouwen essentieel is, bleek ook dat alles op papier werd gezet. Dat vertrouwen in elkaar heel belangrijk is, gaven ook Evert van der Meide (Vereniging van Nederlandse Gemeenten) en Pia Eckstein (Unie van Waterschappen) aan. Zij belichtten van verschillende kanten de samenwerking die tot optimalisatie moet leiden. De VNG probeert haar leden duidelijk te maken wat de nieuwe Wet gemeentelijke watertaken voor mogelijkheden biedt, de Unie heeft daartoe de brochure ‘Permanente samenwerking in het afvalwatersysteem’ uitgegeven voor háár leden. Hans van der Eem van Welldra Procesmanagement tenslotte gaf aan dat een cultuuromslag nodig is voor optimalisatie: van eenmalig naar structureel.

Afvalwaterakkoord in Kampen Waterschap Groot Salland en de gemeente Kampen hebben een afvalwaterakkoord ondertekend met als doel (nog) nauwer samen te werken bij de inzameling en zuivering van afvalwater. Om te kunnen voldoen aan de basisinspanning moet de capaciteit van de riolering worden vergroot. Ook de rioolwaterzuiveringsinstallatie van Kampen moet aangepast worden om de grotere hoeveelheid afvalwater te kunnen verwerken. In een gezamenlijke studie zijn de maatregelen onderzocht. Het waterschap gaat de extra voorzieningen op de rwzi aanbrengen en zorgt ook voor een grotere pompcapaciteit van de hoofdrioolgemalen IJsselmuiden en Kampen. Daardoor kan de rwzi meer water verwerken en hoeven geen extra bezinbassins te worden aangelegd. Dit scheelt de gemeente bijna een miljoen euro, een voordeel dat al is doorberekend in het rioolrecht. Een ander voorbeeld van de samenwerking is het afkoppelen van regenwater. De gemeente gaat de komende jaren meerdere locaties afkoppelen, wat in het voordeel is van zowel de gemeente als het waterschap. Groot Salland wil met alle gemeenten in zijn beheergebied een dergelijk afvalwaterakkoord afsluiten. Kampen is de tweede gemeente met wie dat is gelukt: Zwolle was de eerste gemeente.

De urinereactor bij Reest en Wieden.

Eerste urinebehandelingsreactor Waterschap Regge en Dinkel heeft de eerste urinebehandelingsreactor in gebruik genomen. Gemiddeld zal één kubieke meter urine per week worden behandeld. De urine is nu nog grotendeels afkomstig van het hoofdkantoor van Waterschap Reest en Wieden, waar scheidingstoiletten staan. Het aanwezige ammonium wordt door nitrificatie omgezet in nitraat. Als het concept technisch en economisch haalbaar is, kan het op grotere schaal worden toegepast.

H

et scheiden en apart zuiveren van urine heeft als grootste voordelen dat de stikstofbelasting van de rwzi’s aanzienlijk afneemt en dat bij drukriolering stank en corrosie grotendeels achterwege blijven. Waterschap Regge en Dinkel experimenteerde al op kleinere schaal met biologische behandeling van urine. Het bleek redelijk eenvoudig om de ammonium te nitrificeren. Daarbij wordt de helft van het ammonium omgezet in een mengsel van nitriet en nitraat. Als het systeem dicontinu wordt belucht, zou op zeer eenvoudige wijze een groot deel van de stikstof uit urine te verwijderen zijn via nitrificatie en denitricatie. In dit project wordt echter geprobeerd om de nitraatvorming te optimaliseren. Het nitraatrijke product wordt toegepast in de gemeente Haaksbergen voor de bestrijding van stank en corrosie in de drukriolering van het buitengebied. Dosering van nitraat voorkomt de vorming van H2S, de oorzaak van stank en corrosie bij drukriolering. De proefreactor bij het hoofdkantoor van Reest en Wieden (zie foto) heeft een inhoud van 2,5 kubieke meter. Als het project succesvol verloopt, wordt ook in het beheergebied van Regge en Dinkel begonnen met de gescheiden inzameling van urine.

H2O / 9 - 2007

7


Regionale waterberging is regionaal maatwerk In 2015 moet de regionale wateropgave volgens het Nationaal Bestuursakkoord Water zijn volbracht. De waterschappen zijn druk bezig met die opgave. Hulp van de nieuwe Waterwet is er nog niet: deze zwerft momenteel rond in politiek Den Haag. Maar het lijkt erop alsof de waterschappen het ook zonder Waterwet, met de huidige middelen, prima redden. Elk schap is op zijn eigen wijze bezig met regionale waterberging: maatwerk dus. Toch zijn er overeenkomsten. Alle schappen hechten veel belang aan vrijwilligheid en draagvlak.

Een voorbeeld van herinrichting van een beek die hierdoor meer water langer kan vasthouden en zonder problemen kan overstromen: de Radewijkerbeek in het beheergebied van Waterschap Velt & Vecht.

D

at bleek tijdens een NVAbijeenkomst op 12 april in het splinternieuwe gebouw van Waterschap Rivierenland in Tiel. Deze bijeenkomst concentreerde zich vooral op het voorkomen van wateroverlast in landelijk gebied. Daarbij wordt de trits vasthoudenbergen-afvoeren gebruikt. Jan van Bakel van Alterra ging in op de ‘hydrologica’ van waterbergingsprincipes. Daarbij is het van belang het onderscheid tussen vasthouden en bergen te maken. Bij vasthouden wordt het water bovenstrooms tijdelijk geborgen; bij bergen wordt het water vastgehouden in het hoofdwatersysteem. De hydrologica van berging lijkt simpel, maar door de grote spreiding in ruimte en tijd is het treffen van de juiste maatregelen moeilijk. Ook kan soms spanning ontstaan met andere wateropgaven, zoals waterkwaliteit. Dat hoeft niet: er kan ook synergie ontstaan. Niels Nijmeijer van gastheer Rivierenland liet zien hoe zijn waterschap de wateropgave aanpakt. Eerst werd aan de hand van de normen in het NBW en de kaart met het landgebruik in het beheergebied de wateropgave berekend. Daarna werden de kubieke meters water doorgerekend naar maatregelen. Vanwege het draagvlak onder de bevolking werden die maatregelen samen met de streek opgesteld. Daarbij werden vier soorten maatregelen onderscheiden: het toelaten van knelpunten, dus niet ingrijpen, autonome maatregelen waar toch al aan

8

H2O / 9 - 2007

wordt gewerkt, hydraulische maatregelen en tenslotte maatregelen in het eigen watersysteem. De situatie bij Waterschap Vallei en Eem is heel anders dan bij Rivierenland, dat immers grote rivieren in haar beheergebied heeft. Bij Vallei en Eem wateren alle beken uiteindelijk af op de Eem en het Valleikanaal. Matthijs van den Brink van Vallei en Eem gaf aan dat uit onderzoek was gebleken dat water vasthouden bovenstrooms geen nut heeft: de oplossingen voor de wateropgave worden dan ook gezocht in het vergroten van de berging en het vergroten van de afvoer van het Valleikanaal. Bart Pastor ging in op het project Dynamisch beekdal De Aa. Waterschap Aa en Maas laat de Aa over een lengte van zeven kilometer meanderen. Daardoor krijgt de beek een effectieve lengte van elf kilometer. Dit dient meteen meerdere doelen: waterberging, piekreductie én beekherstel. Dat project moet in 2014 zijn afgerond. De tweede helft van de middag ging in op de financiële en juridische aspecten van (het aanwijzen van) waterbergingsgebieden. Henk Nobbe van Waterschap Vallei en Eem ging eerst in op wat de nieuwe Waterwet waarschijnlijk bevat over waterbergingsgebieden. Daarbij worden drie stappen onderscheiden: de aanwijzing van de gebieden, de inrichting en de ingebruikname. Voor het aanwijzen van gebieden geldt een gedoogplicht. Ook

moeten de gebieden worden opgenomen in zowel het (gemeentelijke) bestemmingsplan en de legger van het waterschap. Verder bevat de Waterwet een regeling voor schadevergoeding. Het gaat niet om een volledige vergoeding. Waterschappen overwegen de schadevergoeding aan te vullen om (meer) draagvlak te kweken. Na die algemene inleiding ging Nobbe in op de situatie bij Vallei & Eem. Hier is gekozen voor waterberging om schade te voorkomen. In gebieden die worden aangewezen als waterbergingsgebieden mogen geen nieuwe woningen of bedrijven komen. Deze gebieden worden vastgelegd in het streekplan van Utrecht en Gelderland en het reconstructieplan Gelderse Vallei/ Utrecht Oost. Het gaat in het beheergebied van Vallei & Eem om zeven gemeenten. Belanghebbenden kúnnen een ontheffing aanvragen bij de gemeente: deze moet overleggen met het waterschap. Vallei & Eem heeft een vergoedingsregeling opgesteld voor de agrariërs waarin de schade volledig vergoed wordt. Deze bestaat uit een jaarlijkse vergoeding voor gewasschade en een éénmalige uitkering voor de waardedaling van de aangewezen grond. De vergoedingen zijn afhankelijk van de frequentie waarmee het gebied onder water komt te staan. Ook de waardedaling kan verschillen. Naar schatting kost deze regeling het schap 1,5 miljoen euro per jaar om 650 hectare waterberging te realiseren. Ongeveer 70 procent van de grondeigenaren heeft inmiddels een overeenkomst getekend. In het beheergebied van Rivierenland is ongeveer 200 hectare grond nodig voor waterberging. Maar ook andere maatregelen worden uitgevoerd om aan de normen in het NBW te voldoen. Het totale pakket gaat ongeveer 47,5 miljoen euro kosten, maar het waterschap rekent op subsidie. Ook zorgt een aantal maatregelen voor gedeeltelijke realisatie van de Kaderrichtlijn Water. De benodigde grond wordt in eerste instantie via een stimuleringsregeling verworven: onteigening is een laatste redmiddel. Waterschap Aa en Maas worstelt ook met de vraag hoe waterberging op andermans land te realiseren. Dat kan onder dwang, met de gedoogverplichting, maar ook vrijwillig. Hiertoe kan een overeenkomst voor een blauwe dienst worden gesloten. Maar omdat alleen een dienst wordt geleverd als het land daadwerkelijk onder water staat, lijkt dit op staatssteun, wat niet is toegestaan. Aa en Maas heeft dan ook gekozen voor het opstellen van modelcontracten waarin een schadevergoedingssystematiek is opgenomen en regels over de (bepaling van) de schade.


verslag Afvalwater: duurzaamheid op grotere schaal bekijken Hergebruik of verregaande zuivering van afvalwater hoeft niet per se duurzaam te zijn. De duurzaamheid hangt ook af van de inspanningen die gedaan moeten worden óm het water verder te zuiveren of opnieuw te gebruiken. Daarom moeten overheden en bedrijven buiten hun eigen muren kijken om te zien of hun inspanningen daadwerkelijk duurzaam is. Waarbij een complicerende factor is dat het begrip ‘duurzaamheid’ verschillend gedefiniëerd wordt. Of zoals Johan Raap (CSM) opmerkte: “Als we het niet weten, gebruiken we maar Engelse termen.” Hij zei dat als dagvoorzitter tijdens het symposium ‘Afvalwater: weggooien is zonde’, dat NVA-programmagroep 3 op 19 april in Bilthoven hield.

H

et huidige systeem van afvalwaterafvoer en -verwerking is, maatschappelijk gezien, geoptimaliseerd: het is goedkoop, betrouwbaar en veilig volgens Raap. Dat maakt het moeilijk voor nieuwe, al dan niet duurzamere, technieken om door te breken. Want op de duurzaamheid van de hele keten valt nog wel wat af te dingen. Dat het ketendenken verrassende uitkomsten kan opleveren, bleek uit het verhaal van René Klein van het Centrum voor Milieuwetenschappen van de Universiteit van Leiden. Hij heeft zich beziggehouden met het ontwikkelen van instrumenten voor het meten van duurzaamheid. Als voorbeeld gaf hij een vergelijking van een IBA en een centrale zuivering. Eerst moest een methode ontwikkeld worden: welke aspecten neem je mee? Welke processen? De onderzoeksvraag was wat vanuit milieu-oogpunt de beste zuiveringsmethode is. Na het uitzoeken en verbinden van de processen die nodig zijn om de verschillende zuiveringen te realiseren en te laten functioneren, moeten de resultaten vertaald worden naar milieueffecten. Dan blijkt bijvoorbeeld dat een centrale zuivering slecht scoort op energieverbruik, maar goed op andere punten. Het is dan aan de bestuurders een afweging te maken wat belangrijk is. Uiteindelijk bleek dat een septic tank het beste scoort en de centrale zuivering het minst goed. Ook zei Klein dat, na onderzoek naar een MBR-installatie in Duitsland, deze techniek bepaald niet duurzaam te noemen is. Helle van der Roest van DHV ging daar verder op in. Hij gaf toe dat membraanbioreactoren in het begin veel energie verbruikten en veel chemicaliën vereisten, maar naarmate de techniek zich verder ontwikkelde, was van beiden minder nodig. Uit de laatste cijfers van dit jaar van de installatie in Varsseveld blijkt dat het energieverbruik nu net zo laag (of hoog) ligt als bij een conventionele zuivering. Ook het gebruik van chemicaliën lijkt mee te vallen, hoewel sommige aanwezigen zijn referentie daarbij wat in twijfel trokken. Bovendien kan de compactheid van de installatie ook als een duurzame factor meewegen.

(Waterschap Brabantse Delta). Wel poneerde hij de stelling dat de schaal van de bedrijfsvergelijking te klein is om de duurzaamheid te kunnen zien: het is maar een stukje van de totale keten. Als buitenstaander in de afvalwaterwereld liet Peter Slagter van Lloyds Register de aanwezigen opschrikken. Hij stelde dat hij, als leek, het idee kreeg dat door de overdimensionering van de huidige zuiveringen geen behoefte is aan het reduceren van de hoeveelheid afvalwater. Daarna ging hij, voor sommigen wat abstract, in op de manier waarop Lloyds de duurzaamheid bij bedrijven bekijkt. De belangrijkste conclusie is dat het implementeren van duurzame(re) maatregelen een zaak van tijd is, die in de structuur van het bedrijf verankert moet worden. Zuiveringsslib wordt nu vaak ter plaatse, op de zuivering zelf, vergist om energie op te wekken. Maar hoe duurzaam is dat eigenlijk? André Visser van Royal Haskoning stelde de vraag of het niet duurzamer was de energie uit het slib bij de eindverwerker te halen. Uit onderzoek blijkt dat de optimale situatie ontstaat als op de zuivering zelf geen slibvergisting meer plaatsvindt. Dan moet de tariefstructuur wel veranderen: nu moet de aanbieder betalen naar rato van de hoeveelheid aangeboden slib, wat slibvergisting op eigen terrein aantrekkelijk maakt. Maar moet het slib wel vergist worden? Waarom kan het zuiveringsslib niet, zoals in het verleden, opnieuw gebruikt worden?

Dat vroeg Leon Korving van SNB zich af. Bij waterzuivering blijft een gedeelte van de vervuiling achter in het slib: om te zorgen dat de vervuiling niet via de achterdeur weer terugkomt, is verantwoorde verwerking van het slib ook een taak van de afvalwaterzuiveraar. Bovendien is de wereldvoorraad fosfaat niet oneindig. Terugwinning kan lonend zijn. Ook levert de verbranding van slib niet zo heel veel energie op. Aan de hand van een aantal voorbeelden, onder andere fosfaathergebruik, liet Korving zien wat je met het slib kunt doen in plaats van verbranding. Als energiewinning uit het slib niet lonend is, zijn er dan andere manieren om energie uit het afvalwater te winnen? Volgens Tom Sleutels van Wetsus wel. Hij verricht onderzoek naar bacteriën die rechtstreeks energie kunnen afgeven terwijl ze het afvalwater gedeeltelijk omzetten. Het onderzoek speelt zich nog af op laboratoriumschaal. Ook kan deze methode geen vervanging worden voor het hele anaerobe zuiveringsproces, maar door op de juiste plaatsen in het proces deze bacteriën in te zetten kan energie opgewekt worden. Ook kunnen de bacteriën waterstofgas opwekken, waar de energie later uitgehaald kan worden. Piet de Boks, de enige die zich aan de titel van het congres hield, ging namens North Water, een samenwerkingsverband van Evides, Waterbedrijf Groningen en Waterleidingmaatschappij Drenthe, in op het hergebruik van afvalwater. Op de vraag of effluent een duurzame bron voor water is, kon hij geen eenduidig ‘ja’ zeggen. Toch wordt de belangstelling bij bedrijven steeds groter. Belangrijke factor daarbij is de terugverdientijd van de investering: die moet zo kort mogelijk zijn. Dat is niet altijd haalbaar. Daarom geeft Evides de voorkeur aan langlopende contracten. Een goed voorbeeld is Dow in Terneuzen. Dit bedrijf gebruikte zeewater in de procesvoering. Het zeewater is vervangen door het effluent van de rwzi Terneuzen.

MBR Varsseveld.

In de Bedrijfsvergelijking Zuiveringsbeheer wordt duurzaamheid meegenomen als vraag. In de vergelijking over 2006, die nu is begonnen, wordt meer aandacht besteed aan duurzaamheid dan in de vergelijkingen van 1999 en 2002. Dat vertelde Jack Jonk

H2O / 9 - 2007

9


LUITZEN BIJLSMA, DIRECTEUR WATERDIENST:

“Basishouding Rijkswaterstaat enorm veranderd” Met een zekere regelmaat is in H2O aandacht besteed aan de veranderingen in de organisatie van Rijkswaterstaat. Begin 2006 schetste André van Bennekom, toen hoofdingenieur-directeur van het RIZA, de ontwikkelingslijnen die voor de toekomst waren uitgezet (nr. 4 in 2006). In dezelfde tijd werd melding gemaakt van interne discussies die het kennisniveau binnen de organisatie op peil moesten houden. Afgelopen februari vertelde Harry Baayen als kwartiermaker over de oprichting van Deltares, waarin de kennisontwikkeling en het onderzoek op het gebied van bodem en water gebundeld wordt. Ditmaal een gesprek met ir. Luitzen Bijlsma, aangesteld als kwartiermaker, maar inmiddels benoemd tot directeur van de nieuwe Waterdienst van Rijkswaterstaat, in het na de brand in 2004 vernieuwde Smedinghuis in Lelystad. Op de tafel de Rijnprijs die het RIZA in 2002 van de toen 50-jarige WRK ontving.

Weer een nieuwe dienst? “Om de positie van deze nieuwe dienst duidelijk te maken, zal ik het hele veranderingsproces binnen Rijkswaterstaat van de afgelopen jaren schetsen. Rijkswaterstaat beheert de hoofdinfrastructuur in Nederland. Onderdeel daarvan is het hoofdwatersysteem: de grote rivieren, de grote waterbekkens, de kust en de Noordzee. Een aantal jaren geleden is besloten om een scheiding aan te brengen tussen beleid, uitvoering en inspectie. Rijkswaterstaat is in die driedeling de uitvoeringsorganisatie geworden, met de status van agentschap, met als taak de dienstverlening aan de gebruiker en het publiek. Daarmee is een hele cultuuromslag gepaard gegaan. Het waren niet langer ‘onze’ rivieren en dijken, waar iedereen verder vanaf moest blijven. Het belang van de gebruiker en de burger kwam centraal te staan. Rijkswaterstaat kreeg de opdracht zo effectief en efficiënt mogelijk diensten te verlenen. De hoofdinfrastructuur werd opgedeeld in drie netwerken: wegen, scheepvaart en watersystemen. De dienst werd afgeslankt van 11.500 naar 8.500 medewerkers door andere keuzes te maken.”

Welke andere keuzes? “Rijkswaterstaat voerde de actie ‘huis op orde‘, die ervoor zorgde dat iedereen efficiënter ging werken. Door standaardisatie van werkmethoden en procedures kon de overhead verlaagd worden. De derde hoofdkeuze was de invoering van het principe ‘markt, tenzij’ voor het aantrekken van deskundigen. In verband hiermee kwam ook een andere opzet van Rijkswaterstaat tot stand. Een onderscheid is aangebracht tussen ‘frontoffice’ en ‘backoffice’ diensten. De eerste verleent diensten aan de gebruiker en onderhoudt het contact daarmee. Daaronder vallen de regionale diensten, die nu dus niet meer directie heten, en de

10

H2O / 9 - 2007

Luitzen Bijlsma.

projectdirecties, zoals ‘Ruimte voor de Rivier’. Onder de tweede soort diensten vallen de landelijke diensten, die de landelijke taken uitvoeren, verantwoordelijk zijn voor de gemeenschappelijke voorzieningen, specialistische taken, kwaliteitsborging etc. Dit zijn netwerkdiensten. De Waterdienst is er daar één van, met het overzicht over het landelijk watersysteem.” “Andere ‘backoffice’ diensten zijn de Verkeersdienst, verantwoordelijk voor wegen en scheepvaart, de Bouwdienst en verder nog corporate diensten voor algemene voorzieningen.” “De Waterdienst wordt samengesteld uit delen van het RIZA in Lelystad, het RIKZ in Den Haag en het waterdeel van DWW in Delft. Het onderzoeksdeel van deze drie diensten gaat naar Deltares, de rest komt naar de Waterdienst. Mijn taak is ervoor te zorgen dat de Waterdienst er komt, de

afsplitsing naar Deltares te regelen en van de nieuwe dienst een succes te maken.”

Verandert de positie van het oude RIZA nu ook echt? “Ja, dat is zeker het geval. De Waterdienst moet de regionale diensten adviseren en ondersteunen, maar ook de landelijke beheertaken uitvoeren. Dat laatste is nieuw. Dat houdt bijvoorbeeld in het verdelen van het beschikbare water in tijden van droogte of het nemen van acute maatregelen bij grote calamiteiten. De nieuwe dienst wordt minder specialistisch, meer op het landelijk overzicht gericht.” “De specialistische kennis over hoogwaterbescherming, waterkwaliteitsontwikkeling en gebiedsontwikkeling komt bij Deltares te zitten. Maar de vertaling van die kennis naar de beheerpraktijk hoort weer bij de Waterdienst. Voordeel van deze splitsing is dat Deltares de kennisontwikkeling beter in een internationale context kan plaatsen. Vragen als: Hoe gedragen dijken zich bij overstromingen? Hoe leg je eilanden aan voor een kust? Hoe ontwikkelen blauwalgen zich? zijn geen specifiek Nederlandse vragen. Zaken als het beheer van de grote rivieren en de kustwateren, grensoverschrijdende beheersaspecten bij de rivieren en de gevolgen van besluiten van de Europese Unie voor de Nederlandse wetgeving zijn dat wel. Die komen bij de Waterdienst te liggen. De Waterdienst blijft namens Nederland betrokken bij bijvoorbeeld het internationale Rijnoverleg.”

Hoe wordt jullie verhouding tot de regionale diensten? “De projectdirectie Ruimte voor de Rivier bereidt de uitvoering van alle aanpassingen voor. Zij doet dat in overleg met de regionale diensten. Maar een belangrijke vraag als: Met welk model rekenen we aan de rivier, hoogwatergolven en laagwaterperiodes? komt bij de Waterdienst te liggen. Dat model moet voor alle betrokkenen hetzelfde zijn. Dat geldt ook voor ‘een overstromingskans van 1 op 2.000’. Wat zo’n uitgangspunt inhoudt, zal de Waterdienst moeten definiëren.” “Regionale diensten geven vergunningen. Aan welke eisen die moeten voldoen, zal de Waterdienst moeten aangeven. Die moeten zorgen voor eenheid, bij beheer en onderhoud en bij aanleg van voorzieningen. Daarnaast ondersteunt de Waterdienst de


interview CV 1948 1974 1974-1975 1975-1981 1981-1990 1990-2000 2000-2003

geboren te IJlst afgestudeerd TU Delft, civiele techniek Topografische Dienst, Delft Rijkswaterstaat, directie Waterhuishouding en Waterbeheersing, Dordrecht Rijkswaterstaat, directie Groningen, Deltadienst en directie Zeeland RIKZ, directielid en hoofd beleidsontwikkeling Wereldbank, Washington hoofd Bank Netherlands Water Partnership Program 2003-2006 Rijkswaterstaat, projectdirecteur De Maaswerken 2006-heden Rijkswaterstaat, kwartiermaker/directeur Waterdienst

beleidsontwikkeling op het ministerie, bij DG Water. De Waterdienst moet landelijke ontwikkelingen signaleren, de uitvoering van besluiten voorbereiden, vooruitzien naar de toekomst en meedenken in het aanpassen van de wetgeving en het hanteren van wetten in de praktijk.”

Hoe ben je op deze positie terechtgekomen? “Ik heb bij de toenmalige directie Waterhuishouding en Waterbeheersing in Dordrecht gewerkt en kort bij de regionale directie Groningen en vervolgens bij de Deltadienst en de directie Zeeland. Vanaf 1990 tot 2000 werkte ik bij het RIKZ. Als uitvloeisel van het tweede Wereld Water Forum in Den Haag in 2000 heeft Nederland extra ingezet op het stimuleren van waterprogramma’s. Daartoe is toen een samenwerking tussen de Wereldbank en de ministeries van Buitenlandse Zaken en Verkeer en Waterstaat tot stand gekomen: het Bank Netherlands Water Partnership Program. Als leider van dat programma ben ik 2,5 jaar bij de Wereldbank gestationeerd geweest. Doel was om waterprojecten meer kwaliteit te geven af te stemmen op duurzaam gebruik. Ik heb me toen bezig gehouden met zaken als het beheer van waterafvoerstelsels in stedelijke gebieden in Nigeria en de prijs van irrigatiewater in Argentinië en Brazilië. Moet je water gewoon verdelen of kun je de boeren er zo voor laten betalen dat de teelt van producten die het meeste opbrengen, gestimuleerd wordt? Bij de Wereldbank was het investeren in waterprojecten geen vanzelfsprekendheid. Die bank is uiteindelijk gewoon een bedrijf dat rendement wil maken en bij voorkeur risicoloze leningen met weinig risico verstrekt. Leningen voor investeringen in infrastructuur zijn riskant. Je hebt overal actiegroepen, er zijn altijd specifieke lokale omstandigheden, soms slechte aannemers. Grote projecten lenen zich altijd voor corruptiepraktijken. Daardoor ontstond de neiging bij de bank om zich terug te trekken uit waterproblemen. Door extra aandacht aan waterprojecten te geven, hebben we mede proberen te voorkomen dat de Wereldbank zo’n beweging zou maken. Eind 2002 ben ik teruggekomen naar Nederland en hoofdingenieur-directeur voor de Maaswerken geworden, een functie vergelijkbaar met die van projectdirecteur Ruimte voor de Rivier. Medio 2006 ben ik aangesteld als kwartiermaker van de Waterdienst.”

Solliciteer je naar zo’n functie of ben je gevraagd?

Wat worden de uitdagingen voor de Waterdienst?

“Rijkswaterstaat was vroeger een erg gesloten organisatie. Nu stromen meer mensen van buiten naar binnen en omgekeerd. Er is altijd een centraal carrièrebeleid geweest, maar sinds een aantal jaren is dat opnieuw opgezet. Er zijn nu drie carrièreladders: management, projectmanagement en specialist/adviseur. In welke richting je je ontwikkelt, is goed en professioneel geregeld. Veel aandacht wordt besteed aan beoordelingen en begeleiding. De salariëring is ook afgestemd op doorgroei op elk van die ladders. Een topspecialist en een topadviseur kunnen evenveel verdienen als een hoofdingenieur-directeur of een projectdirecteur. De carrièreontwikkeling voor de hogere functies wordt centraal geregeld en bewaakt.”

“De Waterdienst omvat straks ruim 500 fte’s in Lelystad. Ik verwacht na de zomer te kunnen starten. Er is een directieteam benoemd: Roeland Hillen wordt directeur hoofdwatersystemen, Roeland Allewijn directeur water en gebruik en Arie Versluis directeur van de interne bedrijfsvoeringdienst. Mensen mogen verhuizen naar Lelystad, maar zijn daartoe niet verplicht.

“Hoogwatersysteem robuust maken voor toekomst”

Maakt het gericht zijn op dienstverlening in de praktijk veel uit? “Dat is een enorm verschil, in de benadering van gemeenten, burgers en weggebruikers bij het werken aan de weg bijvoorbeeld. Laat je een versperring staan als er niet gewerkt wordt, omdat het voor jezelf handig is of haal je hem tijdelijk weg om het verkeer meer ruimte te geven?” “In het waterbeheer was vroeger onze houding als gemeenten of burgers iets wilden: neen, tenzij. Dan kwam een hele serie van eisen en voorwaarden op tafel. Nu is de houding: ja, mits andere belangen niet geschaad worden. Dat is een geheel andere basishouding. Als een boer vraagt zijn stallen te mogen uitbreiden in het winterbed van de Maas bijvoorbeeld, is het antwoord nu: ja, mits voldoende hoog aangelegd. Als een gemeente woningen in het winterbed wil bouwen, moet compensatie van de waterberging plaatsvinden of moeten die woningen op voldoende hoge palen staan.”

Medewerkers gaan hun kennis drie dagen per week in de regionale diensten inbrengen en werken dan daar. Daar leren ze ook veel meer dan wanneer ze op een kamertje in Lelystad zitten. Twee dagen per week moet men wel hier zijn om die ervaring centraal in te brengen, te verwerken en uiteraard af te stemmen.” “Met het ministerie wordt een ‘Service Level Agreement’ gesloten over het presteren van het hoofdwatersysteem. De Waterdienst moet dat systeem beheren en onderhouden en het functioneren meetbaar maken. We moeten het robuust maken voor de toekomst door het goed te verbouwen. ‘Ruimte voor de Rivier’, Maasvlakte, dijkverzwaring en kustversteviging maken daarvan deel uit. De implementatie van de KRW wordt een hoofdpunt. Bereiken we de beoogde ecologische kwaliteit? De invloed van de klimaatverandering moet onderdeel zijn voor alle maatschappelijke dynamiek. Bij wensen als wonen en/of werken aan het water is het ‘ja, mits’ een behoorlijke uitdaging.” Maarten Gast

“‘Ja, mits’ is veel moeilijker te hanteren dan ‘nee, tenzij’. Het dwingt je om belangen af te wegen, je af te vragen welke maatregelen mogelijk zijn, welke effecten die hebben en wie kosten draagt of compenseert. Maar het maakt het werk ook spannender, geeft meer bevrediging, maakt je meer onderdeel van de samenleving.”

H2O / 9 - 2007

11


Maximale waterstand in rivieren nauwkeuriger te bepalen De Utrechtse geowetenschapper Menno Straatsma heeft een methode ontwikkeld om de vegetatiehoogte en -dichtheid in riviergebieden in kaart te brengen. Met deze gegevens kunnen de maximale waterstanden van rivieren nauwkeuriger berekend worden, waardoor vervolgens de noodzakelijke hoogte van de dijken beter kan worden bepaald. Straatsma promoveerde op 18 april op deze methode aan de Universiteit van Utrecht.

D

oor klimaatverandering worden in de toekomst hogere waterstanden verwacht. Tegelijkertijd verandert de vegetatie op de uiterwaarden door natuurontwikkelingsprojecten. Naast bodemhoogte en zomerkaden hebben vegetatiehoogte en -dichtheid de grootste invloed op de waterstanden van rivieren. Hoe hoger en dichter de vegetatie op de uiterwaarden is, des te lager de stroomsnelheid van het water en des te

hoger het waterniveau. Doordat steeds meer mensen in riviergebieden wonen, is het van groot belang dat waterstanden nauwkeurig berekend kunnen worden. Op basis van deze waterstanden wordt de dijkhoogte gebaseerd. Straatsma bedacht een geautomatiseerde methode waarmee men de vegetatiestructuur snel en nauwkeurig in kaart kan brengen op basis van een dicht netwerk van

Met dit apparaatje wordt de locatie en hoogte van de rivier ter plekke genoteerd.

Speciale vistrap in de Aa of Weerijs Waterschap Brabantse Delta is begonnen met de aanleg van een speciale vistrap in de rivier de Aa of Weerijs: een Vertical Slot.

D

e speciale vistrap wordt geplaatst bij de stuw Watermolen in de Aa of Weerijs. Het is een smalle betonnen goot naast de stuw waarin omen-om schotten zijn geplaatst. Tussen de schotten zit voldoende ruimte om de vissen trede voor trede omhoog te laten zwemmen. Achter elke treden kunnen de vissen uitrusten voor de volgende sprong stroomopwaarts. De aanleg van de vistrap maakt deel uit van een serie maatregelen. Het waterschap legde eerder al vistrappen aan bij de stuwen Wielhoef, Wernhout, Egeldonk en Bakkebrug. Verder wordt het aantal vistrappen in het stroomgebied van de Mark en de Aa of Weerijs de komende jaren verder uitgebreid. Uiteindelijk worden 20 stuwen in het Nederlandse en Belgische gedeelte van deze rivieren vispasseerbaar gemaakt. Brabantse Delta werkt hiervoor samen met de Vlaamse collega’s.

12

H2O / 9 - 2007

De vispassage bij de stuw Watermolen in de Aa of Weerijs.

hoogtemetingen gecombineerd met kleurinformatie. Deze gegevens kunnen in korte tijd worden verzameld vanuit een helikopter of vliegtuig met een laserafstandsmeter. De metingen worden met nieuwe technieken omgezet naar vegetatiehoogte en -dichtheid. De kleurinformatie, vergelijkbaar met satellietbeelden, onderscheidt water, zand, wegen en weilanden. Om de opstuwing van water in de uiterwaarden te bepalen, heeft Straatsma ook een methode ontwikkeld: ‘3D float tracking’. Een drijver stroomt mee met het water en noteert de locatie en hoogte. Waterstandsverschillen en stroomsnelheden kunnen hiermee heel nauwkeurig bepaald worden. De huidige methoden om de opstuwing van het water door de vegetatie op uiterwaarden tijdens hoogwater te bepalen, kosten veel geld en zijn gezien de sterke stroming enigszins riskant. Daarom worden de rekenmodellen voornamelijk gevoed met data uit het laboratorium. De methode van Straatsma is direct in het veld toe te passen.

Aanleg van eiland in het Wolderwijd Rijkswaterstaat is bezig met de aanleg van een eiland in het Wolderwijd. Dit eiland maakt onderdeel uit van het natuurontwikkelingsproject De Natte As, een ecologische verbinding tussen verschillende eilanden en de Hierdense Beek bij Harderwijk (Gelderland) en het Harderbroek (Flevoland).

D

oor een aantrekkelijk landschap en een natte ecologische verbinding te creëren, ontstaat een prettig leef- en trekgebied voor kleine zoogdieren en reptielen. Ook schept het plan luwte, rust en foerageergelegenheid voor (trek)vogels. Voor het aanleggen van het natuurgebied wordt onder meer grond gebruikt uit een nieuw te realiseren vaargeul voor recreatievaart. Door de nieuwe geul kunnen boten sneller van Harderwijk op het Wolderwijd komen. De aanleg van het natuurgebied wordt in juni afgerond, de vaargeul is aan het einde van dit jaar gereed. De Natte As is een project van Rijkswaterstaat en LNV, gemeente Harderwijk, provincie Flevoland en Vereniging Natuurmonumenten.


actualiteit Aandacht in Maatregelen Groot Salland tegen blauwalg voor de kamsalamander in Almere Door bebouwing en aanleg van wegen wordt het leefgebied van de zeldzame kamsalamander bedreigd. De kamsalamander leeft in begroeide poelen of ruige graslanden en houtwallen. Waterschap Groot Salland gaat bij diverse herinrichtingprojecten tussen Deventer en OlstWesepe extra aandacht schenken aan de kamsalamander.

B

ij het waterschap staan de komende jaren diverse herinrichtingprojecten op stapel in het kader van ‘Ruimte voor Water’: waterbergingen in combinatie met natuurontwikkeling. Een aantal daarvan ligt ten noorden van Deventer. Van de gebieden Hengforden, De Rande, Frieswijk en De Bannink is bekend dat daar de kamsalamander voorkomt. De projecten bieden de mogelijkheid om met name voor deze amfibiesoort leefgebieden met poelen en verbindingszones te realiseren. Andere diersoorten profiteren daarvan mee. Om bij de herinrichtingprojecten van het waterschap rekening te kunnen houden met de kamsalamander, wordt dit jaar nog onderzoek verricht. In opdracht van Groot Salland, provincie Overijssel en gemeente Deventer gaan medewerkers van de onderzoeks- en kennisorganisatie op het gebied van amfibieën, reptielen en vissen RAVON dit voorjaar op zoek naar de salamanders in het gebied ten noorden van Deventer en ten zuiden van Olst en Wesepe.

De gemeente Almere, Rijkswaterstaat IJsselmeergebied en Waterschap Zuiderzeeland gaan gezamenlijk maatregelen nemen tegen de blauwalg die met name overlast veroorzaakt in de haven van Almere en omgeving.

I

n de zomer van vorig jaar had Almere erg veel last van stinkende drijflagen. De combinatie van warm water en veel voedingsstoffen leidde toen tot een explosieve groei van de blauwalgen. Daardoor ontstond stankoverlast en stierven vissen. Op initiatief van de gemeente is een actieplan opgezet om dergelijke overlast deze zomer te voorkomen. Bij de ingang van de haven komt een luchtbellenscherm. Ook worden drijfschermen aangebracht. Om aanwezige blauwalgen te bestrijden, wordt de inhoud van de jachthaven en de havenkom ververst vanuit het buitenwater. Drijflagen alg zullen zo snel mogelijk geruimd worden. Tenslotte wordt het water gemonitord door Rijkswaterstaat.

met de grondeigenaren overlegd moet worden over de aankoop van grond. De bouw van het gemaal begint volgend jaar en duurt ongeveer tien maanden.

Nieuwe spuisluizen in Afsluitdijk bij Kornwerderzand De nieuwe spuisluizen in de Afsluitdijk worden waarschijnlijk in een knik in de dijk bij Kornwerderzand geplaatst. Rijkswaterstaat moet, nu er een (voorlopige) locatiekeuze is, een MER opstellen en met een ontwerp komen. Deze voorbereidingen moeten in 2013 klaar zijn.

V

Ook elders in het land levert blauwalg veel overlast op. Het voorkomen en bestrijden van deze overlast staat nog in de kinderschoenen. Rijkswaterstaat is daarom bezig, met wisselende partners, met een aantal proefprojecten om de overlast te bestrijden. Zo wordt geëxperimenteerd met zogeheten modderballen en ultrasoon geluid.

anwege een verwachte hogere wateraanvoer vanuit de IJssel en een hogere zeewaterstand voldoen de huidige spuisluizen in de Afsluitdijk in de toekomst niet meer. Daarom is Rijkswaterstaat bezig met de voorbereidingen voor uitbreiding voor de spuicapaciteit. Bij de nieuwe spuisluizen komt ook een vispassage om de vistrek van zout naar zoet water via de Afsluitdijk te vergemakkelijken.

Nieuw gemaal in Eemnes

Uit het eerste deel van het MER blijkt dat de knik in de Afsluitdijk ten westen van Kornwerderzand de meest geschikte plek is voor de nieuwe spui. Op die locatie worden de grootste waterstandsverschillen tussen het IJsselmeer en de Waddenzee verwacht, zodat er extra efficiënt gespuid kan worden. Ook is op die plek de invloed op de bodemfauna van de Waddenzee het kleinst en zijn er de beste kansen voor de intrek van vis naar het IJsselmeer. Tenslotte kan de spuisluis hier het best in het landschap worden ingepast.

De kamsalamander.

Waterschap Vallei & Eem gaat een nieuw gemaal bouwen in de Maatpolder in Eemnes. Dit gemaal, dat in 2009 klaar kan zijn, moet de polder beschermen tegen overlast door overvloedige regenval.

B

ij hevige regenval kan het gemaal Eemnes het water niet snel genoeg afvoeren. Op verzoek van de grondeigenaren heeft het waterschap naar een oplossing gezocht. Na het onderzoeken van een viertal opties is besloten tot de bouw van een nieuw gemaal, omdat dit de meest betrouwbare optie is. Het waterschap verwacht voor deze optie het meeste draagvlak bij de aanliggende grondeigenaren. Wel moet het waterschap een aantal watergangen in de polder verbreden, zodat

Rijkswaterstaat moet ook rekening houden met een mogelijke versterking van de Afsluitdijk waarop momenteel wordt gestudeerd. De publicatie van het MER, het dijkversterkingsplan en de vergunning vanwege de Natuurbeschermingswet zal de tweede helft van 2008 plaatsvinden. Dan kan ook de formele inspraak beginnen.

H2O / 9 - 2007

13


Stadsgewest Haaglanden helpt Bulgarije met waterbeleid Overstromingen en vervuilde meren en rivieren zijn een grote zorg van de Bulgaarse overheid. Vooral in het kustgebied aan de Zwarte Zee, waar het toerisme een enorme groei doormaakt, zijn de problemen urgent. Het Stadsgewest Haaglanden biedt sinds kort zijn kennis aan om samen met de regio en de stad Bourgas een integraal waterbeleid te ontwikkelen. Begin april bracht een delegatie van het stadsgewest een bezoek aan het nieuwe EU-lid Bulgarije.

V

oor het bezoek aan de Zwarte Zeekust stonden enkele werkbijeenkomsten op het programma. De ‘Black Sea River Basin Directorate’ had belanghebbende organisaties uitgenodigd om kennis te maken met de Nederlandse aanpak. Het regionale waterbestuur staat voor de taak om binnen een jaar een beleidsstrategie water en een plan van aanpak tot stand te brengen. De regio moet daarmee ook gaan voldoen aan de Europese Kaderrichtlijn Water. Het waterbestuur wilde van Haaglanden horen hoe partijen en publiek in het proces van beleidsvorming kunnen worden betrokken. In de havenstad Bourgas is een probleemgebied aangewezen om te oefenen op geïntegreerde planprocessen. Verbreding van een waterverbinding tussen een meer en de zee wordt hier gecombineerd met de revitalisering van een oud industriegebied. In een eerste werkoverleg met grondeigenaren en overheidspartijen zijn de ideeën voor de herinrichting uitgewisseld. Het voornemen is om met hen in september op basis van een globaal plan een intentieovereenkomst te sluiten. In Bourgas vond ook een gedachtewisseling plaats met de burgemeesters uit de regio. Zij willen graag leren van de Nederlandse ervaringen met intergemeentelijke samenwerking. Onderwerpen als infrastructuur, afvalverwerking en waterkwaliteit behoeven in deze regio een gezamenlijke aanpak.

LOGO East Beide regio’s werken samen onder de vlag van het programma LOGO East van de VNG en het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Het doel van dit programma is om het lokale en regionale bestuur in de nieuwe lidstaten te ondersteunen door de uitwisseling van kennis. De regio in Bulgarije ligt net als Haaglanden in een delta en er spelen vergelijkbare waterproblemen. Daarnaast moeten beide regio’s voldoen aan de Europese richtlijnen voor waterkwaliteit. In Haaglanden wordt op dit moment, met rijksondersteuning vanuit het Fonds

14

H2O / 9 - 2007

Regiobestuurder Bas Verkerk van het Stadsgewest Haaglanden (l) en burgemeester Joan Kostadinov van de gemeente Bourgas (r).

Economische Structuurversterking, ervaring opgedaan met innovatie in technische oplossingen en met nieuwe samenwerkingsvormen op watergebied. Dat gebeurt onder auspiciën van het samenwerkingsverband Waterkader Haaglanden, waarin de Provincie Zuid-Holland, het Hoogheemraadschap van Delfland, de Haaglanden-gemeenten en het Ministerie van Verkeer en Waterstaat vertegenwoordigd zijn. In het HaaglandsBulgaarse project wordt samengewerkt met de ‘Black Sea River Basin Directorate’ in Varna en met de gemeente Bourgas. Naast het Stadsgewest Haaglanden nemen ook het Hoogheemraadschap van Delfland en het onderzoeksinstituut Alterra van de Universiteit Wageningen deel aan het project.

Steun ministeries De Haaglandse delegatie heeft ook gesprekken gevoerd met de onderministers van Regionale Ontwikkeling en van Milieu en Water in de hoofdstad Sofia. Zij kennen de Nederlandse expertise op watergebied, maar zijn vooral geïnteresseerd in de bestuurlijke aanpak van waterbeleid op lokaal en regionaal niveau. De bewindslieden zien graag de resultaten van het project tegemoet en willen daar ook waar nodig hun medewerking aan verlenen.

In Sofia is verder overleg geweest met zusterorganisaties van de VNG. Zij stellen belang in de verspreiding van kennis die in het project wordt opgedaan. Zij hebben voorgesteld om in het vervolg van het project praktijkcursussen voor hun leden te gaan organiseren.

Nederlands-Bulgaarse betrekkingen Het samenwerkingsproject met de regio Bourgas wordt ten volle ondersteund door de Nederlandse ambassadeur in Bulgarije. In een gesprek met de delegatie van het stadsgewest benadrukte hij het belang van uitwisseling op het bestuursniveau van de gemeenten en regio’s. Hij beschouwt deze bestuurslaag als cruciaal in het welslagen van de Europese eenwording. Het lokaal bestuur staat het dichtst bij de burger en daar moet de uitvoering van EU-richtlijnen op onder andere het gebied van water en klimaatveranderingen gestalte krijgen. Volgens de ambassadeur kunnen Nederlandse ervaringen Bulgaarse politici ondersteunen om nieuwe wegen in te slaan. Nederland heeft als tweede investeerder in het land een goede naam. Projecten als dat van Haaglanden kunnen volgens hem ook voor het bedrijfsleven de weg bereiden naar nieuwe initiatieven in dit jongste EU-land.

Sterke exportstijging watersector De Nederlandse waterexport is vorig jaar met tien procent gestegen. De waarde van de export steeg van 4,5 miljard naar ruim 4,9 miljard euro. Ruim 90 procent van de bedrijven in de watersector beoordeelt de situatie op de buitenlandse markt voor wateractiviteiten momenteel als gunstig tot zeer gunstig. In 2004 wees het Innovatieplatform onder leiding van minister-president Balkenende water aan als sleutelgebied van de Nederlandse economie. De sector heeft daarop - gecoördineerd door het NWP - het Innovatieprogramma Watertechnologie opgezet, ter stimulering van de kenniseconomie in de watersector. Het innovatieprogramma vormt een belangrijk onderdeel van een toekomstvisie van de watersector, die een verdubbeling van de export binnen een periode van vijf jaar beoogt. Die ambitieuze visie lijkt nu binnen bereik te komen. Het onderzoek naar de omzet is uitgevoerd door EIM, een organisatie die onderzoek verricht naar bedrijvigheid en beleid. Het Netherlands Water Partnership gaf opdracht voor het onderzoek.


actualiteit Oprichting Belgian Membrane Group In Leuven is op 18 april de Belgian Membrane Group (BMG) opgericht, een samenwerkingsverband van onderzoekscentra en membraanfabrikanten met het oog op de ontwikkeling van de membraantechnologie. De initiatiefnemers (het netwerk van Vlaamse waterzuiveringsbedrijven TNAV, de Vlaamse instelling voor technologisch onderzoek VITO en het Centrum voor Oppervlaktechemie en Katalyse van de KU Leuven) onderstrepen hiermee het belang van membraantechnologie als volwaardige scheidingstechniek.

D

e presentatie van de BMG gebeurde op een druk bijgewoonde studiemiddag over membraantechnologie in industrie en onderzoek. Ook in Vlaanderen raken steeds meer bedrijven vertrouwd met de technologie en zijn steeds meer voorbeelden van reële toepassingen voorhanden. Wél is de technologie nog volop in evolutie en moet deze nog optornen tegen een zekere argwaan. De Belgische membraangroep moet een forum gaan vormen voor huidige en toekomstige gebruikers van membraantechnologie. Volgens professor Ivo Vankelecom (COK, KU Leuven), de bezieler van de BMG, is het de bedoeling dat het forum de technologie vooruit helpt door uitwisseling van ervaring en het gezamenlijk aanpakken van knelpunten. Het is volgens hem belangrijk dat België die trein niet mist, omdat het een technologie is met sterke toekomstperspectieven. Namens VITO voegde Inge Genné, de verantwoordelijke voor onderzoek in membraantechnologie, hieraan toe dat een correct gebruik een uitgebreide applicatiekennis vergt. Schiet die tekort, dan leidt dit onvermijdelijk tot fouten die een verdere doorbraak van de technologie in de weg staan. De expertise is in Vlaanderen aanwezig. Door de geplande samenwerking binnen het membraanplatform zal die optimaal aangewend kunnen worden, gelooft zij. Genné werd hierin bijgevallen door de voorzitter van TNAV, Luc Geuens, hoogleraar aan de Karel de Grote-Hogeschool in Hoboken. De TNAV juicht de oprichting van de Belgian Membrane Group toe, omdat juist hiervoor het netwerk vier jaar geleden is opgericht: meerwaarde creëren door bundeling van krachten en het doorstromen van kennis van de onderzoekscentra naar de industrie, die op haar beurt met haar concrete ervaring een prikkel biedt voor het onderzoek. Voor meer informatie: www.tnav.be.

De baggerspeciematras langs de A2 bij Beesd.

Proef met baggerspeciematras is deels gelukt De proef met de zogeheten baggerspeciematras langs de A2, waar Rijkswaterstaat baggerslib als fundering gebruikte, is deels gelukt. Als bouwmateriaal voldoet het slib: het is en kan binnen enkele dagen na het storten en bewerken worden gebruikt. Het reinigingsproces verloopt niet zoals verwacht. Na ruim een jaar onder een laag asfalt te hebben gelegen, is de baggerspecie nauwelijks schoner geworden. Rijkswaterstaat heeft de proefstrook ter hoogte van Beesd weggehaald. Op die plek wordt een ecoduct aangelegd.

D

e baggerspeciematras is een uitvloeisel van het programma ‘Wegen naar de Toekomst’ van Rijkswaterstaat. In 2003 schreef Rijkswaterstaat de prijsvraag ‘De reinigende weg’ uit. Hierin werd bedrijven gevraagd een weg te ontwerpen die ook andere functies heeft dan alleen het vervoer van mensen en goederen. Eén van de twee winnende ontwerpen was de baggerspeciematras. Het is een weg die deels bestaat uit vloeibare baggerspecie, die tegelijkertijd gereinigd wordt. Het idee was afkomstig van het consortium GeoDelft en Boskalis Dolman. Rijkswaterstaat legde in het najaar van 2005 een proefvak aan langs de A2 bij Beesd. Onderzocht werd of baggerspecie uit rivieren en sloten direct toegepast kan worden als wegfundering en tegelijkertijd gereinigd kan worden onder de weg. De praktijkproef en metingen hebben nu uitgewezen dat

de baggerspecie binnen enkele dagen is om te vormen tot een ophooglaag voor de weg, die bovendien veel lichter is dan het traditionele zand, wat voordelen biedt in gebieden met ‘slappe’ grond. De baggerspeciematras voldoet aan alle functionele (civieltechnische) eisen die aan een dergelijke ophooglaag gesteld worden. Het reinigingsproces verloopt niet zoals verwacht. Na ruim een jaar monitoring is de baggerspeciematras nauwelijks schoner geworden. Rijkswaterstaat gaat onderzoeken waarom het reinigingsprincipe nog onvoldoende heeft gewerkt. Het andere winnende ontwerp van de prijsvraag is ‘De Rijksweg Sawa’. Deze is inmiddels aangelegd langs de A10 bij Amsterdam. De resultaten van deze proef komen in de loop van volgend jaar beschikbaar.

Baggerspecie omgezet in een parkeerplaats Recreatieschap RGV heeft plannen om baggerspecie te gebruiken als bouwstof om een parkeerplaats in het recreatiegebied Rhederlaag aan te leggen. Hiervoor wil het schap 1.500 kubieke meter bagger uit het gebied gebruiken.

H

et initiatief van het recreatieschap sluit aan bij het streven van de provincie om het gebruik van bagger als bouwstof te stimuleren. RGV zoekt steun bij de provincie en andere partijen, omdat de kosten van de verwerking hoog zijn en diverse vergunningen nodig zijn voor het gebruik van bagger. De provincie Gelderland wil minder bagger in depots opslaan. Dat staat ook vastgelegd

in een rapport dat eind vorig jaar verscheen. Het belang van goede verwerkingsmogelijkheden voor bagger is groot, omdat het opslaan van bagger in depots in toenemende mate lastig wordt door ruimtegebrek. Niet alle bagger kan hergebruikt worden; dat is mede afhankelijk van de grondsoort en de vervuilingsgraad. De komende tien jaar moet in Gelderland jaarlijks een half miljoen kubieke meter bagger worden verwijderd.

H2O / 9 - 2007

15


Stand van zaken rond hormoonverstorende stoffen in oppervlaktewater Uit contacten tussen STOWA en waterbeheerders blijkt dat behoefte bestaat aan een overzicht van het onderzoek naar hormoonverstorende stoffen in oppervlaktewater. Grontmij heeft zo’n overzicht opgesteld. Het vormt de basis voor dit artikel. De informatie is afkomstig van de monitoringsactiviteiten in Nederland én diverse buitenlandse onderzoeken.

O

ndanks beperkingen in de analysemethoden kan geconcludeerd worden dat hormonen en hormoonverstorende stoffen alom tegenwoordig blijken te zijn in het milieu. Concentraties in (afval)water lopen uiteen van ng/l tot μg/l. Er zijn ‘vervrouwelijkende’ effecten aangetoond bij vissen en andere waterorganismen in enkele regionale wateren waar het aandeel rwzi-effluent hoog is. Deze effecten bestaan onder andere uit geslachtsveranderingen en de aanwezigheid van vrouwelijk dooiereiwit bij mannelijke vissen. Niet alle stoffen zijn even hormoonverstorend. De natuurlijke hormonen en synthetische hormonen zijn het meest potent. Van ethyniloestradiol zijn zelfs bij enkele ng/l al effecten op vissen aangetoond. De chemische stoffen met een onbedoelde hormoonverstorende werking zijn veel minder potent. Voor het effect maakt het niet uit welke stof verantwoordelijk is; het totale effect telt. Voor vrouwelijke hormonen leveren de natuurlijke hormonen 17-beta oestradiol en oestron de grootste bijdrage aan de totale activiteit. De activiteit van stoffen met een onbedoelde hormoonverstorende activiteit is verwaarloosbaar. Het synthetische hormoon ethyniloestradiol is zo potent dat deze ook bij concentraties onder de detectielimiet kan bijdragen aan de totale activiteit. Screening op totaal hormoonverstorend effect is kosteneffectiever dan analyse van alle individuele stoffen. Hiervoor bestaan verschillende methoden. In Nederland wordt de ER-calux assay veel gebruikt.

Beleid Specifiek beleid op basis van hormoonverstorende stoffen als groep ontbreekt. Beleid vanuit andere kaders, waarbinnen ook deze stoffen vallen, bestaat wel. Hierbij moet onderscheid gemaakt worden in drie groepen van hormoonverstorende stoffen. De eerste groep zijn de stoffen met een onbedoelde hormoonverstorende werking. Hiervoor is het algemene stoffenbeleid, zoals onder andere vastgelegd in REACH, van toepassing. REACH houdt in dat voordat een stof wordt toegelaten de milieueffecten moeten worden onderzocht. Hierin wordt hormoonverstoring expliciet als één van de

16

H2O / 9 - 2007

milieueffecten genoemd. Gewerkt wordt aan een internationale norm voor het bepalen van hormoonverstoring, maar dit proces verloopt traag. Een aantal reeds toegelaten stoffen behoort tot de prioritaire stoffen uit de Kaderrichtlijn Water (nonylfenol, de ftalaat DEHP, gebromeerde vlamvertragers). Emissiereductie van deze stoffen zal dan ook vanuit de KRW worden aangepakt. De tweede groep zijn de actieve bestanddelen uit ‘de pil’. Deze liften mee met het beleid op het gebied van geneesmiddelen, hetgeen momenteel vormgegeven wordt. Dit beleid houdt voor ‘de pil’ in dat de emissie zoveel mogelijk zal worden beperkt door preventie, onder andere door afspraken te maken met de industrie over bijvoorbeeld nieuwe toedieningsvormen die leiden tot minder emissie of het vervangen van de actieve stoffen door andere stoffen met een betere afbreekbaarheid. Dergelijke afspraken zullen worden vastgelegd in een convenant. De derde groep zijn natuurlijke hormonen. Hiervoor is geen specifiek beleid. Wel lopen deze stoffen mee met emissiereducerende maatregelen die vanuit een ander insteek worden ingezet.

Emissiereducerende maatregelen Op dit moment worden diverse maatregelen genomen om emissie van stoffen naar het watermilieu te beperken, zoals vergaande zuivering bij rwzi’s, het apart inzamelen en behandelen van bepaalde afvalwaterstromen zoals urine of deelstromen binnen huishoudens of instellingen (alternatieve sanitatieconcepten) én binnen de landbouw het aanhouden van een bemestingsvrije zone langs oppervlaktewater. Belangrijkste motivatie om deze maatregelen te nemen lijkt het terugdringen van de emissie van voedingsstoffen (stikstof en fosfaat) naar het oppervlaktewater. Tegelijkertijd dragen deze maatregelen echter ook bij aan een emissiereductie van andere stoffen waaronder hormoonverstorende stoffen, maar bijvoorbeeld ook van geneesmiddelen.

Overige relevante activiteiten Zowel op nationaal als internationaal niveau wordt sterk ingezet op de uitwisseling van kennis en het gezamenlijk invullen van kennisleemten. Door de STOWA is in

De vorming van vrouwelijke eicellen (de sterretjes) midden in testisweefsel met spermatozoën (de pijltjes) in brasem.


achtergrond dit kader het ‘Netwerk monitoring nieuwe stoffen’ gestart, voor en door waterschappen. Kennisuitwisseling vindt plaats door middel van een themapagina op internet, een discussieforum en enkele malen per jaar een netwerkbijeenkomst. Tevens worden gezamenlijk activiteiten opgepakt en afgestemd. Ook de STOWA-koepelgroep ‘Ontwikkeling Nieuwe Sanitatie Systemen’ heeft raakvlakken met de problemen met hormoonverstorende stoffen, omdat nieuwe sanitatiesystemen mogelijkheden bieden de emissie te reduceren.

Monitoring in Nederland In 2002 is een groot verkennend onderzoek naar hormoonverstorende stoffen in oppervlaktewater afgerond (het Landelijk Onderzoek oEstrogene Stoffen: LOES). De resultaten zijn in meerdere rapporten van Rijkswaterstaat beschreven. Een samenvatting is gepubliceerd in de vorm van de brochure ‘Hormoonontregeling boven water’. Over LOES is onlangs door de SETAC een wetenschappelijk boek gepubliceerd: ‘Estrogens and xenoestrogens in the aquatic environment’. Naar aanleiding van het LOES-onderzoek hebben diverse andere monitoringen plaatsgevonden, onder andere naar hormoonverstoring bij vissen in regionale wateren. Ook zijn diverse monitoringen bij rwzi’s uitgevoerd. Hierbij is onder andere gekeken naar de effectiviteit van (aanvullende) zuiveringstechnieken, zoals zandfilters, helofytenfilters, actief-koolfilters en membraanbioreactoren. Geen enkele techniek wist alle activiteit te verwijderen. Een belangrijk deel van de ‘vervrouwelijkende’ activiteit lijkt aan actief slib gebonden te zijn. Tenslotte is een onderzoek

naar de emissie vanuit de landbouw uitgevoerd (nog niet gerapporteerd). De STOWA heeft tevens diverse studies laten uitvoeren, onder andere een review naar de state-of-the-art van hormoonverstoorders, een literatuurstudie naar de verwijdering van hormoonverstoorders uit afvalwater en een quickscan van kostenscenario’s voor vergaande zuivering (waarbij hormoonverstorende stoffen zijn meegenomen). Momenteel wordt binnen het Netwerk monitoring nieuwe stoffen een inventarisatie uitgevoerd van de uitgevoerde en geplande onderzoeken naar hormoonverstoorders (en andere ‘nieuwe’ stoffen) bij waterschappen. Diverse waterschappen nemen hormoonverstorende stoffen en/of de ER-calux assay mee in monitoringsonderzoek in oppervlaktewater en effluenten. Vrijwel het meeste onderzoek heeft zich op ‘vervrouwelijkende’ stoffen gericht. Meer en meer belangstelling ontstaat echter voor andere vormen van hormoonverstoring (‘vermannelijking’, schildklierhormoon). RIWA voerde recent een monitoring uit naar verstoring van het schildklierhormoon in het Nederlandse deel van de Rijn. Bij ruim de helft van de monsters werd activiteit gemeten. Parallel aan het onderzoek in (afval)water hebben diverse natuurorganisaties onderzoeken laten uitvoeren naar hormoonverstorende stoffen, onder andere weekmakers, in bloed, moedermelk, huisstof, kinderspeelgoed en verzorgingsproducten. Hormoonverstorende stoffen bleken in alle matrices aantoonbaar.

Hormoonverstoring komt in verschillende vormen voor, zoals verstoring van de vrouwelijke hormonen (oestrogenen), de mannelijke hormonen (androgenen) of het schildklierhormoon (thyroïdhormoon). Veruit het meeste onderzoek is verricht naar stoffen met een ‘vervrouwelijkende’ werking. Ruim 500 stoffen zijn bewezen of verdacht hormoonverstorend. Hierbij kan een onderscheid gemaakt worden in drie groepen van hormoonverstoorders: • natuurlijke hormonen: onder andere oestradiol, oestron en testosteron; • synthetische hormonen: ethyniloestradiol, mestranol (actieve bestanddelen uit ‘de pil’); • chemische stoffen met een onbedoelde hormoonverstorende werking: onder andere nonylfenolethoxylaten, nonylfenol, ftalaten, gebromeerde vlamvertragers, bisfenol A en DDT. Deze stoffen worden toegepast als industriële reinigingsmiddelen, weekmakers, in cosmetica, vlamvertragers, hulpstoffen bij de productie van plastics of als bestrijdingsmiddel. Natuurlijke en synthetische hormonen worden uitgescheiden door mens en dier. Industriële stoffen komen vrij bij de productie, maar ook tijdens de gebruiksfase. De rioolwaterzuiveringsinstallatie blijkt veruit de belangrijkste route te zijn voor hormoonverstorende stoffen. Het zuiveringsrendement in rwzi’s is over het algemeen goed (boven de 90 procent). Desondanks is geen enkele zuiveringstechniek in staat om alle ‘vervrouwelijkende’ activiteit te verwijderen. De emissie vanuit de landbouw naar het oppervlaktewater door bemesting of toepassing van bestrijdingsmiddelen is klein.

Internationaal onderzoek Binnen een aantal Europese projecten spelen hormoonverstorende stoffen een rol. Een deel van de projecten is inmiddels afgerond: • POSEIDON: zuivering van onder andere natuurlijke hormonen en ethyniloestradiol; • FIRE: onderzoek naar gebromeerde vlamvertragers; • EDEN: nieuwe eindpunten voor hormoonverstorende stoffen alsmede lage dosis studies en mengseltoxiciteit; • P-THREE: zuivering persistente polaire verbindingen, waaronder nonylfenol(ethoxylat)en; • ACE: effectmetingen van mengsels van oestrogenen in zoet- en zoutwaterorganismen; • MODELKEY: onder andere effectmetingen van hormoonverstorende stoffen; • NORMAN: creëren van een netwerk van laboratoria voor zowel chemische analyses als effectmetingen van nieuwe stoffen, waaronder hormoonverstorende. Beter ontsluiten van kennis en data. Bij een aantal van deze projecten zijn ook Nederlandse partijen betrokken, zoals Rijkswaterstaat (RIZA, RIKZ) en het Instituut Voor Milieuvraagstukken van de VU Amsterdam. Ook binnen de Global Water Research Coalition (GWRC), een internationaal samenwerkingsverband van twaalf onderzoeksinstituten waarvan STOWA en Kiwa Water Research deel uitmaken, wordt gewerkt aan hormoonverstorende stoffen. Voor Nederland is Kiwa Water Research hierbij betrokken. In dit kader is onder andere een toolbox voor bioassays opgesteld en is een vergelijking van analysemethoden voor hormoonverstorende stoffen in verschillende (afval)watermonsters en actief slib gemaakt. Daarnaast is een overzicht gemaakt van bronnen van hormoonverstorende stoffen, een prioritering en zijn onderzoeksbehoeften vastgesteld.

Vervolgonderzoek Om inzicht te krijgen in de aard en omvang van het probleem zijn meerdere typen onderzoek gewenst. Naast onderzoek naar het voorkomen van hormoonverstorende stoffen en ecotoxicologische studies is het gewenst om ook kennis te krijgen van de daadwerkelijk optredende effecten of vermoedens daarvan in het Nederlandse oppervlaktewater. De STOWA is zeer geïnteresseerd in de ervaringen van waterbeheerders. Anja Derksen (Grontmij) Bas van der Wal en Bert Palsma (STOWA)

Omdat het een diverse groep van middelen betreft, zijn verschillende analysemethoden nodig. Deze zijn nog niet uitontwikkeld. De hoge potentie van natuurlijke en synthetische hormonen vraagt om zeer lage detectielimieten (ng/l). De opwerking en extractie van het monster is medebepalend voor resultaat, maar nog niet goed gestandaardiseerd.

H2O / 9 - 2007

17


Bestemmingsplannen in de praktijk

Rechten en plichten van de waterbeheerder

De nieuwe Wet op de ruimtelijke ordening heeft gevolgen voor het opstellen van bestemmingsplannen. Elsevier Congressen geeft samen met SAB Adviseurs in de ruimtelijke ordening de tweedaagse cursus ‘Bestemmingsplannen in de praktijk’, waarop deze veranderingen maar ook alledaagse problemen aan de orde komen.

Om zijn werk goed uit te voeren moet een waterbeheerder aan veel regels voldoen. Ook de financiering en organisatie van het waterbeheer moet op orde zijn. Al die aspecten komen aan bod in de tweedaagse praktijkcursus ‘Rechten en plichten van de waterbeheerder’.

I

n deze cursus, die op 15 en 22 mei in Maarssen plaatsvindt, wordt eerst een kader op nationaal niveau geschetst. Daarna komt het op detailniveau uitwerken van de plannen aan de orde. Ook doet de cursist ervaring op door in een praktijkvoorbeeld zelf een bestemmingsplan uit te werken. Hierdoor kan de deelnemer zich beter inleven in de plannenmaker, waardoor tijdig problemen worden voorkomen en ruimte behouden blijft als het plan voltooid is. De deelnamekosten bedragen 1.499 euro per persoon. Voor meer informatie: (070) 441 57 95.

Natuurwet- en regelgeving in de praktijk Het Studiecentrum voor Bedrijf en Overheid verzorgt op 30 en 31 mei in Maarssen de cursus ‘Natuurwet- en regelgeving in de praktijk’.

O

p de eerste cursusdag wordt de Flora- en faunawet behandeld. De tweede dag komt de Natuurbeschermingswet aan de orde. Deelnemers horen alles over aandachtspunten bij aanvraag en besluitvorming op grond van de Natuurbeschermingswet 1998, de nieuwe instandhoudingsdoelstellingen voor de Natura 2000-gebieden en de betekenis van beheersplannen. Na twee dagen is de cursist volledig op de hoogte van actuele ontwikkelingen rond de Flora- en faunawet, de Natuurbeschermingswet en de Vogel- en Habitatrichtlijn. Ook kan een eigen casus worden behandeld: door voorafgaand aan de cursus de casus en een specifieke vraag te sturen kan deze uitgebreid worden behandeld. Voor deze cursus, waarvan de deelnamekosten 1.499 euro betalen, is wel enige basiskennis vereist. Voor meer informatie: (040) 297 49 80.

18

H2O / 9 - 2007

O

p 20 en 27 juni kunnen alle nietjuristen in waterland hun hart ophalen. De vraag wat wel en niet juridisch mogelijk is, komt aan de orde. Wat móet wat mág de regionale waterbeheerder?

Uiteraard komt nieuwe regelgeving, zoals de in ontwikkeling zijnde Waterwet en de net van kracht geworden Europese Grondwaterrichtlijn, aan de orde. Maar ook de aanpak van integraal stedelijk waterbeheer, de rol van water in de nieuwe Wet op de ruimtelijke ordening en de organisatie en financiering van het waterbeheer worden in de twee cursusdagen behandeld. De praktijkcursus van het Studiecentrum voor Bedrijf en Overheid vindt plaats in Utrecht. Deelname kost 1.599 euro. Voor meer informatie: (040) 297 49 80.

Decentrale slibverwerking Het behandelen en verwerken van rioolslib staat centraal tijdens een tweetal workshops die worden gegeven door de Stichting Schoner Transport en door Energieprojecten. com.

H

et belang van de Stichting Schoner Transport is dat door bijvoorbeeld beter ontwateren van het slib en meer indikking minder transport over de weg nodig is. Dat komt het milieu ten goede. Energieprojecten.com heeft als doel kennis over nieuwe energietechnologie te verspreiden. De insteek van beide partijen is dat door een andere behandeling van het slib het milieu minder belast wordt. Tijden de workshops wordt dan ook aandacht besteed

aan extra slibreductie en het opwerken van biogas door verbeterde vergisting, het optimaal ontwateren van slib, het duurzaam drogen ervan door zonnewarmte, warmtepomp en warmteterugwinning en de lokale verbranding en vergassing van gedroogd slib. De eerste workshop vindt plaats op 14 juni in Venlo. Per deelnemer geldt een bijdrage in de kosten van 25 euro. Leden van de projectgroep Biomassa & warmtekrachtkoppeling kunnen gratis deelnemen. De tweede workshop staat gepland voor 18 september. De locatie is nog niet bekend, maar zal in de noordelijke helft van Nederland zijn. Voor meer informatie: www.energieprojecten.com of www.schonertransport.nl.

Slibdroger op zonnewarmte bij de rioolwaterzuiveringsinstallatie van het Oostenrijkse Albstadt.


Barometer Duurzaam Terreinbeheer herzien De Barometer Duurzaam Terreinbeheer geeft handvatten aan terreinbeheerders om te bepalen of het terrein duurzaam beheerd wordt. Het certificatieschema is herzien. De nieuwe versie is op 1 april jl. van kracht geworden en blijft geldig tot 1 april 2009.

D

e Barometer kan drie niveau’s aangeven: brons, zilver en goud. Het bronzen niveau is gericht op verantwoord gebruik van bestrijdingsmiddelen met de DOB-methode op verhardingen zoals trottoirs en parkeerterreinen. ‘Zilver’ gaat een stapje verder: gebruik van chemische middelen is alleen toegestaan in bepaalde situaties. Daarnaast gelden ook strenge beperkingen voor chemische middelen op groene terreinen. Voor ‘goud’ tenslotte moet het beheer van verhard terrein helemaal zonder chemische middelen worden uitgevoerd. In groen gebied mag alleen in uitzonderlijke gevallen chemicaliën worden gebruikt. Bovendien stelt ‘goud’ aanvullende eisen op het gebied van terreinbeheer, zoals over zwerfafval, hondenpoep en bemesting. Een onafhankelijke certificatie-instelling controleert of het beheer van het terrein aan de eisen voldoet. Terreinbeheerders die in aanmerking willen komen voor de Barometer Duurzaam Terreinbeheer, kunnen contact opnemen met Kiwa. Voor meer informatie: www.duurzaamterreinbeheer.nl.

Paraat voor het klimaat? Onder de titel ‘Paraat voor het klimaat’ laat Rijkswaterstaat zien hoe deze rijksdienst zich voorbereidt op de klimaatverandering. In het Mobilion in Utrecht kunnen bezoekers zien, testen en ervaren hoe die voorbereidingen eruit zien. Ook krijgen bezoekers tips hoe ze zelf kunnen bijdragen aan een verminderde uitstoot van kooldioxide.

B

ij binnenkomst in het Mobilion wordt duidelijk hoe actueel de opwarming van de aarde is aan de hand van panelen vol krantenartikelen. Hoe gaan we de uitstoot van kooldioxide verminderen? In het gebouw zijn innovatieve ideeën te bekijken om ons aan te passen aan de klimaatverandering, bijvoorbeeld plannen om de duinen te versterken, drijvende wegen en een uitklapbare waterkering of wonen op terpen. Het Mobilion omvat een digitaal lab waarin bezoekers de klimaatverandering kunnen ondervinden. Er zijn verschillende spelletje op het gebied van water, energie, klimaat, verkeer en vervoer. In het ‘spiegelbos’ zien bezoekers films over het versterkte broeikaseffect en films die de effecten ervan op verkeer en vervoer, mobiliteit en ruimtelijke ordening tonen.

informatie Brochure over KRW en landbouw in Scheldegebied Speciaal voor het stroomgebied Schelde is de brochure ‘De Europese Kaderrichtlijn Water en Landbouw’ verschenen. In die brochure staan de hoofdlijnen van de KRW en de betekenis van de KRW voor de landbouw in het Scheldestroomgebied.

A

anleiding voor het uitbrengen van de brochure is het feit dat de KRW bij veel partijen vragen oproept. Een belangrijk deel van die vragen wordt beantwoord met een serie verschillende brochures. Dit is de tweede brochure uit die serie: de eerste richtte zich op gemeenten. Om voor verbetering van de waterkwaliteit te zorgen, moeten veel maatregelen worden genomen. Een deel daarvan betreft de landbouw. Daarbij gaat het bijvoorbeeld om anders omgaan met mest en bestrijdingsmiddelen zonder dat het bedrijfsresultaat daaronder lijdt. De brochure is op te vragen bij het Provinciaal Informatiecentrum Zeeland: (0118) 63 14 00.

De tentoonstelling ‘Paraat voor het klimaat is tot en met 31 mei in informatie- en communicatiecentrum Mobilion te zien. Het adres is: Groenewoudsedijk 2a in Utrecht. Voor meer informatie: (030) 284 07 84.

Nieuwe Leidraad Bodem De Dienst Weg- en Waterbouwkunde van Rijkswaterstaat en ingenieursbureau DHV hebben gezamenlijk de Leidraad Bodem ontwikkeld. Deze vertaalt het actuele bodembeleid, de Wet Bodembesluit en het Besluit Bodemkwaliteit naar de praktijk.

D

HV kreeg van DWW de opdracht de leidraad op te stellen. Ook zijn de al bestaande Leidraad Afvalstoffen en de Leidraad Bouwstoffen geactualiseerd. In de nieuwe versies is met name aandacht besteed aan de samenhang tussen de leidraden en de gebruiksvriendelijkheid. Met deze leidraden krijgen Rijkswaterstaat maar ook andere overheden, de aannemerij en adviesbureau’s inzicht in de actuele wet- en regelgeving rond het gebruik van grond- en bouwstoffen bij bijvoorbeeld waterbouwprojecten. De drie leidraden zijn apart te gebruiken en te bestellen. Voor meer informatie: www.dvi-leidraden.nl.

H2O / 9 - 2007

19


informatie Boek beschrijft deel geschiedenis van het bestuur van Delfland Een deel van de geschiedenis van het Hoogheemraadschap van Delfland is vastgelegd in het onlangs verschenen boek ‘Het bestuur van Delfland 1795-2007 - Stuurlui aan de wal’. Het naslagwerk, geschreven door Eduard Cremers, verhaalt in chronologische volgorde over het wel en wee van het bestuur en de bestuurders van het hoogheemraadschap in de laatste twee eeuwen van zijn bestaan.

democratische bestuursorganisatie. Het boek laat zien hoe de bezigheden van het schap zich hierna hebben ontwikkeld; van reglementen, gaarderboeken, instructies, waterwerken en kustverdediging tot ontzilting, de lozing van afvalstoffen, waterkwaliteitsbeheer en afvalwaterzuiveringsinstallaties.

Het boek begint met het overlijden van de laatste baluw-dijkgraaf, Jacob van der Lelij. Hierna werd besloten het ambt van dijkgraaf en baljuw te scheiden en de dijkgraaf voortaan te kiezen. Zo werd Delfland een

‘Het bestuur van Delfland 1795-2007 - Stuurlui aan de wal’ kost 29,50 euro en is af te halen en te betalen bij het team Oud Archief en Bibliotheek in het Gemeenlandshuis van Delfland, Phoenixstraat 32 in Delft.

Het boek eindigt met het afscheid van dijkgraaf Schoute op 1 april van dit jaar.

Cursus PAO De Stichting PostAcademisch Onderwijs in Delft verzorgt op 10 mei de cursus ‘Geforceerde consolidatie door waterstandsverlaging en onderdruk’.

V

oor het consolideren van slappe lagen in de ondergrond wordt traditioneel gebruik gemaakt van verticale drainage, eventueel in combinatie met een overhoogte. Dit kan worden omschreven als een passieve vorm van consolidatie. In de afgelopen jaren zijn enkele technieken op de markt gekomen die als een actieve vorm van consolidatie kunnen worden beschouwd: de IFCO- en de BeauDrainmethode. Hierbij wordt de consolidatie geforceerd door een verlaging van de waterstand of door het creëren van een onderdruk of door een combinatie van beide. Tijdens de cursus worden de twee systemen uitgelegd en beschreven. Verder komen analyses van projecten waar deze systemen zijn toegepast, aan de orde. De cursus is onder meer bedoeld voor geotechnische ontwerpers en projectleiders van ingenieurs- en adviesbureaus, medewerkers van Rijkswaterstaat en Provinciale Waterstaat. Deelname kost 535 euro. Voor meer informatie: (015) 278 46 18.

Cursus Future Water en KNMI FutureWater en het KNMI geven op 20 juni in De Bilt de cursus ‘Klimaatverandering en waterbeheer’.

Informatie over de watertoets De landelijke werkgroep watertoets met vertegenwoordigers van VNG, IPO, de Unie van Waterschappen, Verkeer en Waterstaat, VROM en LNV en Rijkswaterstaat houden dit voorjaar regiobijeenkomsten over de watertoets.

D

eze bijeenkomsten kunnen interessant zijn voor medewerkers bij gemeenten, waterschappen, provincies, Rijk en adviseurs die met de

20

H2O / 9 - 2007

watertoets bezig zijn. De presentaties en werkcolleges handelen over de uitkomsten van de landelijke evaluatie van de watertoets, locatiekeuzen, de risico- en kostenanalyse en de nieuwe Wet ruimtelijke ordening en de Waterwet. De bijeenkomsten vinden plaats op 22 mei in Deventer, 7 juni in Assen, 15 juni in Eindhoven en 26 juni in Utrecht. Voor meer informatie: www.watertoets.net.

D

eze cursus is opgezet voor waterbeheerders en beleidsmakers bij waterschappen, provincies en het Rijk en handelt over de klimaatveranderingsprocessen, de betekenis van de nieuwe KNMI-scenario’s en hoe deze gebruikt kunnen worden in het waterbeheer en het waterbeleid. Voor meer informatie: (0317) 46 00 50.


reactie Kanttekening bij het huwelijk van NVA en KVWN In de columns in nummer 5 en 6 wijdden Roelof Kruize namens de KVWN en Peter Weesendorp namens de NVA aandacht aan het beoogde samengaan van beide verenigingen. Liefdesverklaringen over en weer tussen twee gemeenschappen van vakbroeders en -zusters, die zich eind 2006 verloofden en waarvan het huwelijk in 2008 gepland is. Mooier kan het bijna niet. Er worden nog een paar gevoelige punten genoemd zoals het leeftijdsverschil, de al dan niet koninklijke komaf, de bruidschat of het huwelijkscadeau dat meegebracht wordt, maar toch, samen wordt de toekomst rooskleurig, welke kleur die rozen ook mogen hebben. Beide lezenswaardige columns, gericht op samengaan en samendoen.

Z

o begin je aan een huwelijk. Zelf ben ik van beide verenigingen lid en heb ik in beide sectoren met veel plezier gewerkt. Ik ben me ervan bewust dat drinkwatervoorziening en afvalwaterafvoer en -behandeling in het overgrote deel van de wereld toevertrouwd zijn aan één bedrijf, en ik heb ook niets tegen de waterketenbenadering in ons land. Toch heb ik behoefte aan het plaatsen van een kanttekening bij dit samengaan. Toen ik zelf binnen Amsterdam de overstap maakte van de afvalwatersector naar het drinkwaterbedrijf, heb ik ervaren hoe groot het verschil tussen beide sectoren en in het bijzonder tussen beide technologieën is. Peter Weesendorp schrijft: “De praktijkkennis van de drinkwater- en de afvalwaterzuiveringtechnieken gaan door vérgaande zuiveringstechnieken steeds meer op elkaar lijken”. Ik begrijp wat hij bedoelt, maar het is een constatering die alleen vanuit de afvalwaterbehandeling juist is. Vanuit de drinkwaterbereiding is dit niet zo. Ik zal proberen dit nader toe te lichten.

Afvalwaterzuivering Aan de kwaliteit van het gezuiverde afvalwater worden steeds hogere eisen gesteld. Om daaraan te kunnen voldoen, maakt men gebruik van derde en vierdetraps zuiveringstechnieken voor de verwijdering van stikstof en fosfaat, resten organische stof, milieuvreemde stoffen e.d. Technieken die grotendeels uit de drinkwaterbereiding afkomstig zijn. De kwaliteit van het effluent van de rwzi’s schuift steeds meer in de richting van die van het ontvangende oppervlaktewater. Zuiveringspercentages - uiteraard een globale parameter - nemen toe van 95 tot 98 à 99 procent. Kenmerk van de afvalwaterzuivering is en blijft dat deze een robuuste, relatief grove technologie vraagt die in staat moet zijn alles wat via het riool uit de samenleving wordt afgevoerd, te ontvangen en te verwerken. In de praktijk ligt het zwaartepunt bij fysische en bacteriologische processen. In de Telegraaf zag ik een foto van onze kroonprins bij de opening van de rwzi Harnaschpolder, met in het bijschrift de vermelding dat het gezuiverde afvalwater bijna drinkwater is. Ook daar zie ik het punt

opduiken waar ik bezwaar tegen heb. Deze nieuwe rwzi zal ongetwijfeld prima effluent produceren, maar drinkwater is echt nog iets geheel anders.

Drinkwaterbereiding De drinkwaterbereiding kent uitersten. Wanneer men als grondstof diep, niet verontreinigd grondwater kan gebruiken, zoals in Flevoland of in het oosten van Drenthe, behoeven slechts ijzer en mangaan, indien aanwezig, verwijderd te worden voorafgaande aan de distributie. Dankzij het vrijwel geheel ontbreken van organische stof is dit water zo schoon dat het zonder verdere behandeling gebotteld kan worden in flessen. De blauwe flessen Anl’eau van de WMD, die op de KVWN/NVA-bijeenkomst vorig jaar in Groningen werden uitgedeeld. Als water uit de Rijn of de Maas als bron voor de drinkwaterbereiding gebruikt wordt, ziet het verhaal er heel anders uit. Een reeks zuiveringstrappen is nodig om drinkwaterkwaliteit te bereiken, in het bijzonder wanneer bij de drinkwaterbereiding geen chloor gebruikt wordt. Een principe dat in ons deel van de wereld steeds meer uitgangspunt is en ook kan zijn. Om Amsterdam als voorbeeld te nemen: coagulatie en snelle zandfiltratie als voorzuivering, duininfiltratie als natuurlijke tussenstap en een nazuivering met wederom snelle zandfiltratie, ozonisatie en actieve koolfiltratie, ontharding en langzame zandfiltratie. Bij collega-bedrijven met membraanfiltratie, H2O2-dosering en UV-desinfectie. Het eindproduct is prima drinkwater, dat aan alle wettelijk eisen ruimschoots voldoet, maar als zodanig bepaald niet in flessen gebotteld kan worden. Daarvoor is het organische stofgehalte nog veel te hoog. Om aan te sluiten bij de zuiveringspercentages uit de afvalwatersector, men begint bij 99,5 procent en moet dan door naar 99,999 procent. Daarvoor zijn ook robuuste, maar verfijnde en hoogwaardige technologieën nodig, na jarenlang onderzoek in proefinstallaties afgestemd op de specifieke eigenschappen van de grondstof die voorhanden is. Processen waarbij de chemie meer centraal staat, met eigen gevoeligheden en vaak lage rendementen.

Verschil Om van rivierwater tot drinkwater te komen, moeten de concentraties bacteriën en virussen met 8 log eenheden (!) gereduceerd worden. Dat lukt alleen als zuiveringsstappen vernuftig op elkaar zijn afgestemd. Niet voor niets worden de laboratoria voor drinkwater en afvalwater niet samengevoegd of vindt, waar dat wel het geval is, na de voordeur een strikte scheiding plaats, dan wel een splitsing achteraf, zoals ooit in Haarlem en in Zwolle is gebeurd. Het gevaar van contaminatie van de drinkwatermonsters via de lucht, materialen of mensen is te groot. PWN sloot onlangs zijn inname in Andijk voor de bereiding van drinkwater uit IJsselmeerwater, toen een leiding brak op de rwzi Wervershoof, waarvan het water niet al te ver van dat innamepunt geloosd wordt. Er zijn plaatsen in de wereld waar drinkwater bereid wordt uit afvalwater. Daar ontbreekt het oppervlaktewater als egaliserende, verdunnende en revitaliserende tussenstap. Daar is de uitdaging om de fase van de drinkwaterbereiding goed op te zetten en goed te laten functioneren nog groter.

Een gelukkig huwelijk De afvalwaterzuivering maakt dus wel gebruik van technieken uit de drinkwaterbereiding, maar het omgekeerde is niet het geval. Sterker nog: de drinkwaterbereiding moet zijn eigen specifieke proceskennis en -kunde op niveau houden en afstand bewaren. In het huwelijk tussen NVA en KVWN acht ik het de uitdaging om de goede balans te vinden tussen wat zinvol en waardevol is om samen te doen en datgene wat men alleen moet doen om zijn eigen identiteit en individualiteit te bewaren en niet verstrikt te raken in de gedachte dat je in een huwelijk gezellig alles samen doet. De grootste opgave ligt op dit punt mijns inziens bij de KVWN. Met het afvalwater komt het wel goed. Maarten Gast

H2O / 9 - 2007

21


verenigingsnieuws Aanmelden voor symposia en andere bijeenkomsten

WATERCOLUMN

Twee ‘paspoorten’ of meer: van harte welkom

D

e Nederlandse drinkwatersector staat op hoog niveau, zowel op technisch gebied als wat het organiseren van de drinkwatervoorziening betreft. In toenemende mate is de sector bereid en bezig om die kennis uit te dragen naar landen waar water uit de kraan niet de normaalste zaak van de wereld is, zoals Indonesië, Mongolië, Vietnam en Ghana. Daarbij gaat het vaak om het brengen van technische oplossingen, maar dat is het niet alleen. Het is ook het organiseren van het beheer en onderhoud, het laten werken van een administratie: goede rekeningen uitsturen en deze ook betaald krijgen. Juist die organisatiekant vraagt om een aanpak waarbij inventief met cultuurverschillen wordt omgegaan. Diversiteit in projectteams is daarvoor een belangrijke voorwaarde. Dat is iets wat we nog niet echt in huis hebben. De drinkwatersector in Nederland is nou niet direct een bolwerk van diversiteit: een redelijk evenwicht tussen mannen en vrouwen hebben we nog niet bereikt, laat staan andere vormen van diversiteit. Ook los van de internationale activiteiten is diversiteit voor de sector van belang: om aantrekkelijk te blijven als sector om in te werken. Bij de krimpende arbeidsmarkt is het lastiger dan ooit om goede medewerkers te vinden. Waar Nederland en dus de Nederlandse arbeidsmarkt diverser wordt, zal de sector ook diverser moeten worden. Die diversiteit bestaat overigens niet alleen uit vrouw/man en autochtoon/allochtoon. Tot nu toe zijn de mensen die in de drinkwatersector werken voor het overgrote deel hun hele leven werkzaam in de drinkwatersector. Dat zal in de toekomst niet meer zo zijn; jongere mensen willen regelmatig wisselen van baan en geven de voorkeur aan het werken in lossere werkverbanden waarin hiërarchische lijnen en interne regels niet dominant zijn. Kortom: mensen met twee of meer ‘paspoorten’ zijn van harte welkom. Juist dat tweede paspoort maakt hen interessant voor ons: of dat paspoort nu staat voor andere werkervaring en een ander netwerk of voor allochtone komaf of een voor de sector atypische opleiding. Het welkom heten en laten voelen van nieuwe mensen is een zaak voor iedereen die in de drinkwaterwereld werkt. De KVWN kan en wil daaraan een specifieke bijdrage leveren als netwerkplatform en ontmoetingsplaats bij uitstek. Deelname aan KVWNactiviteiten is daarmee een investering in de toekomst: die van jezelf en die van de sector. Welkom dus: met twee of meer ‘paspoorten’ en oh ja: met één paspoort natuurlijk ook.

Agenda Onderstaand vindt u de gezamenlijke agenda van NVA en KVWN van vergaderingen, congressen en andere bijeenkomsten. Informatie voor deze agenda kan worden aangeleverd bij het KVWN/NVA-bureau: (070) 414 47 78. 7 mei

symposium Contactgroep Internationaal over intercultureel watermanagement Amsterdam

22

H2O / 9 - 2007

Eerste bijeenkomst Contactgroep Internationaal

9 mei

symposium NVA-programmagroep 6 over EU-Hoogwaterrichtlijn Amsterdam 1 juni

voorjaarsvergadering NVA en Klaarmeesterdag Middelburg 6 juni

bijeenkomst programmagroep bestuurlijkjuridische zaken van de NVA over de Waterwet Den Bosch 7 juni

symposium van de programmagroep Waterketen over afkoppelen in optimalisatiestudies 8 juni

bijeenkomst NVA-programmagroep 6 i.s.m. KNMI en ‘Klimaat voor Ruimte’ over de gevolgen van klimaatverandering voor het waterbeheer De Bilt

Op 7 mei houdt de Contactgroep Internationaal in samenwerking met het Netherlands Water Partnership (NWP) het symposium ‘Intercultureel watermanagement’ in het Tropenmuseum in Amsterdam. Internationale samenwerking op het gebied van waterbeheer, drinkwatervoorziening, sanitaire voorzieningen en afvalwaterzuivering neemt de laatste jaren toe. Uit praktijkervaringen van collega’s blijkt dat bij samenwerking op het gebied van waterbeheer niet alleen technische aspecten aan de orde komen, maar dat hierbij ook samenwerking- en managementvaardigheden gevraagd worden, toegespitst op processen en mensen. De Contactgroep Internationaal denkt dat aan de effectiviteit van internationale samenwerking kan worden bijgedragen wanneer collega’s, naast hun technische kennis, over kennis beschikken over het verenigen van belangen en het overbruggen van verschillen in het besturen van projecten en werkwijzen in diverse landen. Het symposium kan hierin meer inzicht geven.

15 juni

voorjaarsvergadering KVWN Maastricht 21 juni

symposium NVA-programmagroep 3 ‘Vergaande zuivering, wat kan en wat wil je ermee?’

Er worden twee voordrachten gehouden, gevolgd door kennisuitwisseling en netwerken waarbij ideeën over toekomstige behoeften worden besproken en hoe hieraan gevolg kan worden gegeven. Het is de bedoeling om het symposium af te sluiten met concrete aanbevelingen voor het vervolg van de contactgroep.

5 september

workshop KVWN-commissie Watervoorziening over klimaatverandering Nieuwegein 9-12 oktober

IWA-congres over duurzaam waterhergebruik Antwerpen 30 november

Nicolette Rigter (KVWN)

Tot nu toe was het gebruikelijk dat NVA-leden bij de convocatie voor een bijeenkomst een papieren aanmeldingsformulier ontvingen. Het NVA-bestuur heeft besloten de convocatie vooralsnog per post te blijven sturen, maar geen aanmeldingsformulier meer bij te voegen. Aanmelden kan dan alleen nog via internet. U moet zich per e-mail aanmelden of het formulier zelf uitprinten en dan faxen of per post opsturen. Leden die niet over internet beschikken, kunnen het bureau telefonisch verzoeken om toezending van een aanmeldingsformulier: (070) 414 47 78.

najaarsvergadering KVWN/NVA

De doelgroep van de bijeenkomst bestaat uit adviseurs en projectleiders met (toekomstige) ervaring met internationale waterprojecten en samenwerkingsverbanden.


verenigingsnieuws EU-Hoogwaterrichtlijn Op 9 mei verzorgt programmagroep 6 van de NVA een bijeenkomst bij Waternet in Amsterdam over de Hoogwaterrichtlijn van de Europese Unie. Medio dit jaar verschijnt de Hoogwaterrichtlijn. Van de Kaderrichtlijn weten we dat een Europese richtlijn veel kan betekenen. Is dat ook bij de Hoogwaterrichtlijn het geval? En hebben Nederlandse waterbeheerders ook wat aan deze richtlijn? De NVA-programmagroep 6 wil aan de hand van vier invalshoeken vooruitblikken naar de gevolgen van de Hoogwaterrichtlijn voor het Nederlandse waterbeheer. Loek Knijff van RWS/RIZA heeft de onderhandelingen rond de richtlijn van nabij meegemaakt en gaat op de inhoud van de richtlijn in. Chantal Raes van Waterschap Zeeuws-Vlaanderen laat haar licht schijnen over de betekenis van de richtlijn voor de dagelijkse beheerpraktijk en de samenwerking met Vlaanderen. Henk de Kruik van de Unie van Waterschappen gaat in op hoe de Unie tegen de richtlijn aankijkt. Frans Verhoef van de provincie Gelderland heeft eveneens de onderhandelingen van nabij meegemaakt en kan putten uit een dagelijkse samenwerking met NordrheinWestfalen.

Jaarlijkse NVA/ Klaarmeesterdag Op 1 juni vindt bij Waterschap Zeeuwse Eilanden in Middelburg de gecombineerde NVA-dag/Klaarmeesterdag plaats. Ontvangst, vergadering en lunch worden gehouden in het waterschapshuis. Na de lunch schepen we in op een rondvaartboot en zetten we koers naar het Veerse Meer, waar gevaren wordt langs een aantal eilanden en natuurgebieden. Aan boord houden André Marinisse en Albert Veraert een inleiding. André praat over het Veerse Meer: zoet en zout, het onderhoud en het doorlaatmiddel bij Kats; Albert over de milieuprijs die ZeeuwsVlaanderen onlangs heeft gewonnen. Na een stop in Veere, waar een aantal rondleidingen wordt gehouden, schepen we weer in. De maaltijd wordt daarna aan boord geserveerd. De vergadering begint om 10.30 uur. ‘s Avonds om 19.00 uur stapt u weer van de boot in Middelburg.

Vooraankondigingen Op 6 juni houdt de programmagroep bestuurlijk-juridisch van de NVA een bijeenkomst over de Waterwet. OP 7 juni verzorgt de gemeenschappelijke KVWN/NVA-programmagroep Waterketen een symposium over afkoppelen in optimalisatiestudies. Op 8 juni staat een symposium over de gevolgen van klimaatveranderingen op het waterbeheer op het programma.

NVA-programmagroep 6 organiseert deze bijeenkomst in De Bilt samen met het KNMI en ‘Klimaat voor Ruimte’. Op 21 juni verzorgt programmagroep 3 van de NVA een symposium met de titel: ‘Vergaande zuivering, wat kan en wat wil je ermee’?. Op 5 september staat de klimaatverandering nogmaals op het programma, nu in samenhang met het drinkwater. Deze bijeenkomst wordt verzorgd door de KVWNprogrammacommissie watervoorziening.

Bijzonder KVWNvoorjaarscongres over klantrelaties Het vertrouwde KVWN-voorjaarscongres is dit jaar in een bijzondere vorm gegoten. De KVWN is namelijk aan de beurt om de driejaarlijkse Benelux waterdagen op 14, 15 en 16 juni te organiseren. Samen met NVA en onze partners in België en Luxemburg is afgesproken om deze bijeenkomst een meer Europees karakter te geven. Daarvoor is ook samenwerking gezocht met IWA. Tijdens het congres staat de klant centraal in thema’s als klanttevredenheid, vertrouwen, nieuwe technologie, regulering en marketing. Het congres wordt perspectiefvol afgesloten met aandacht voor de millenniumdoelen: het voorzien van mensen in ontwikkelingslanden van goed drinkwater en afvalwaterverwerking. Dit thema wordt belicht vanuit het perspectief van de waterbedrijven. Tijdens het congres zal ook de RIWA-Maasprijs worden uitgereikt, waarbij natuurlijk aansluiting wordt gezocht bij het thema van de conferentie. Op zaterdag 16 juni kan deelgenomen worden aan een excursie. De tweedaagse conferentie vindt plaats in het hart van Maastricht. Waterleiding Maatschappij Limburg is gastheer. Naast het kennisnemen van de Europese ontwikkelingen op het gebied van klantrelaties biedt de conferentie, net als het voorjaarscongres 2006 in Groningen, een goede mogelijkheid om op informele wijze collega’s uit het waterveld te ontmoeten. En WML voegt daar een mooie couleur locale aan toe, onder andere met een ontvangst in het stadhuis van Maastricht en een diner in Chateau St. Gerlach. Voor meer informatie over het programma en inschrijving wordt verwezen naar internet: www.moorga.com.

De KVWN-ledenvergadering zal op vrijdag 15 juni, voorafgaand aan de tweede congresdag over klantrelaties worden gehouden, van 09.00-10.00 uur in het Crown Plaza Hotel in Maastricht.

Overeenkomst met Wallingsford Software Kiwa Water Research in Nieuwegein is een overeenkomst aangegaan met het Engelse bedrijf Wallingsford Software. Dit bedrijf ontwikkelt en implementeert het leidingnetberekeningsprogramma InfoWorks. Kiwa Water Research gaat de Nederlandse waterbedrijven ondersteuning bieden bij inhoudelijke en modelmatige vragen over InfoWorks. Andersom krijgt Wallingford Software voor de Engelse markt kennis ter beschikking over enkele software-instrumenten die Kiwa ontwikkelde in het bedrijfstakonderzoek voor de Nederlandse waterbedrijven. Een voorbeeld hiervan is de Spuiplanner, waarmee een drinkwaterbedrijf een efficiënt schoonmaakplan kan ontwikkelen. Voor meer informatie: Eelco Trietsch (030) 606 96 72.

Adresgegevens oudleden gezocht voor jubileummiddag Raad van Bijstand De Nederlandse drinkwatersector speelt al vele tientallen jaren een vooraanstaande rol op het gebied van waterkwaliteitsbewaking. Een belangrijke ontwikkeling in dat opzicht was de oprichting van de Raad van Bijstand van in Kiwa-verband samenwerkende waterleidinglaboratoria, afgekort de Raad van Bijstand. Deze werd in 1947 opgericht en is altijd de denktank en het kwaliteitsgeweten van de bedrijven geweest. De Raad van Bijstand is inmiddels overgegaan in de Adviesgroep Waterkwaliteit, maar zou dit jaar 60 jaar hebben bestaan. Daar wordt bij stilgestaan tijdens een jubileummiddag op 20 juni. Het programma zal bestaan uit een terugblik op 60 jaar waterkwaliteitsbewaking en de prominente rol die de Raad van Bijstand daarin vervulde. Daarnaast zal worden ingegaan op de huidige en toekomstige waterkwaliteitsbewaking. Aansluitend zal een maaltijd worden geserveerd, zodat deze zaken nog verder kunnen worden besproken met de (oud-)collega’s. Een 60-jarig bestaan houdt in dat mensen inmiddels andere werkgevers of bezigheden kunnen hebben. Hoewel er nog een officiële uitnodiging wordt gestuurd en getracht wordt zoveel mogelijk mensen te bereiken, is het verzoek aan oud-leden van de Raad van Bijstand om hun adresgegevens door te geven aan de organisatie. Dit kan bij Gemma van Beusekom van Kiwa Water Research, Postbus 1072, 3430 BB Nieuwegein. Voor meer informatie: (030) 606 97 40.

H2O / 9 - 2007

23


ALTIJD ZUIVER DRINKWATER

HET REVOLUTIONAIRE AIR COMPREX SPOELSYSTEEM Reiniging van transport- en distributieleidingen m.b.v. luchtcompressie en -expansie bij lage watersnelheden? Het Aquador Air Comprex Spoelsysteem staat garant voor een ongekend goed reinigingsresultaat!

B E Z O E K W W W. A Q U A D O R . N L V O O R M E E R I N F O R M AT I E

DynaSand®: het enige HFKWH FRQWLQX ]DQGÀ OWHU

Nordic Water Benelux BV Van Heuven Goedhartlaan 121 1181 KK Amstelveen T +31(0)20 5032691 F +31(0)20 6400469 www.nordicwater.nl info@nordicwater.nl

Wereldwijd zijn er al meer dan 20.000 units geplaatst. Continu zandfilter voor

Biologisch filter voor

drinkwater proceswater, koelwater oppervlaktewater afvalwater grondwater fosfaatverwijdering

nitrificatie denitrificatie


platform

Erik Liefting, Royal Haskoning Jeroen Langeveld, Royal Haskoning Henk Velthorst, gemeente Arnhem Lisette Hoekstra-Berkhout, Waterschap Rivierenland

Behandeling van regenwater uit gescheiden rioolstelsels: eerste resultaten EU-pilotonderzoek in Arnhem De gemeente Arnhem meet in het zuiden van de stad samen met Waterschap Rivierenland en Royal Haskoning op drie locaties de kwaliteit van het effluent uit een regenwaterriool: de drie proefinstallaties zuiveren middels een lamellenfilter, een zandfilter en een bodempassage. De eerste tussenresultaten van de metingen in 20061) tonen dat de kwaliteit van het afstromende regenwater in Arnhem voor sommige parameters de MTR-waarden overschrijdt. Daarnaast is gebleken dat de concentratie van onopgeloste bestanddelen sterk varieert gedurende een regenbui. Op basis van een analyse op onopgeloste bestanddelen van 233 monsters is voor deze locatie een verwijderingsrendement van ongeveer 28 procent berekend voor het lamellenfilter. Behuizing automatische monstername bij het lamellenfilter (rechts onder putdeksels).

O

ntvlechten en gescheiden afvoeren is populair. Regenwater wordt zoveel mogelijk apart van huishoudelijk afvalwater opgevangen en geloosd in stedelijk oppervlaktewater. Zo hoeft het schone regenwater niet afgevoerd te worden naar een rioolwaterzuiveringsinstallatie. De kwaliteit van het vanuit gescheiden rioolstelsels geloosde regenwater is echter niet per se hoog. Dit komt mede doordat het gescheiden houden van huishoudelijk afvalwater en regenwater in de praktijk erg lastig is. Door foutaansluitingen wordt het regenwater vermengd met huishoudelijk afvalwater. Daarnaast wordt regenwater door afstromen over vervuilde oppervlakten verontreinigd. De jaarlijkse vuilvrachten vanuit regenwaterrioleringen kunnen hierdoor groter zijn dan de emissies door overstorten van gemengde stelsels. Randvoorzieningen bij uitlaten van de regenwaterstelsels kunnen mogelijk een deel van de vervuiling afvangen, maar de effectiviteit van de meeste randvoorzieningen is nog onbekend. In het zuiden van de stad voert de gemeente Arnhem in samenwerking met Waterschap Rivierenland en Royal Haskoning een

H2O / 9 - 2007

25


meetprogramma uit. De Europese Unie ondersteunt het project met een Interregsubsidie vanuit het project Urban Water. Op drie locaties staan proefinstallaties opgesteld om regenwater uit een uitlaat te zuiveren: een lamellenfilter (ook wel lamellenafscheider genoemd), een zandfilter en een bodempassage. Het onderzoek loopt tot en met 2008.

Meetopstelling In de aanvoerleidingen van de randvoorzieningen zijn elektromagnetische debietmeters geïnstalleerd. De minuutgemiddelde waarden worden gelogd en via GPRS naar een hoofdpost verstuurd. De randvoorzieningen zelf zijn uitgerust met een automatisch monsternamesysteem, dat influent en effluent van de voorzieningen bemonstert. De automatische monstername start als het debiet 50 kubieke meter per uur overschrijdt. Iedere vijf minuten wordt een monster van 250 of 500 ml genomen. De automatische monstername is uitgerust met een koelkast, waarin de monsters geconditioneerd worden bewaard. Waterschap Rivierenland analyseert de monsters in haar laboratorium, gemengd of afzonderlijk op een keuze uit de parameters CZV, BZV, zwevende stof, Kjeldahl-N, ammonium, totaal fosfor, chloride, kalium, zware metalen, bacteriën en PAK’s. In het najaar van 2006 zijn in totaal 28 regenbuien bemonsterd. Bij 21 buien zijn monsters genomen bij het lamellenfilter, bij zeven bij het zandfilter en bij 20 buien bij de bodempassage. Het aantal bemonsterde buien voor het zandfilter is laag vanwege operationele problemen. In dit artikel worden deze buiten beschouwing worden gelaten.

Afb. 1: Verloop debiet en concentratie zwevende stof op 16 december 2006.

Kwaliteit afstromend regenwater Enkele resultaten van analyses op de influentmonsters van het lamellenfilter en de bodempassage staan in tabel 1. Het rapport van de Werkgroep Riolering West-Nederland (WRW) ‘Overzicht samenstelling afstromend regenwater’4) geeft gemiddelde waarden van verschillende parameters in afstromend regenwater. In tabel 1 staan deze waarden uitgezet tegen de waarden die gevonden zijn in Arnhem-Zuid. Het valt daarbij op dat de meetwaarden in Arnhem in het algemeen

Afb. 2: Verloop debiet en concentratie zwevende stof op 6 januari 2007.

Tabel 1: Gemiddelde analyseresultaten influent randvoorzieningen 2006.

locatie lamellenfilter aantal monsters

CZV (mg/l) BZV (mg/l) Kjeldahl-N (mg/l) ammonium (mg/l) fosfor (mg/l) droge stof (mg/l) koper (μg/l) lood (μg/l) zink (μg/l) coli totaal per 100 ml

26

H2O / 9 - 2007

11 6 9 9 9 151 8 8 8 5

gemiddelde concentratie

35,9 6,7 1,8 0,5 0,3 40,0 30,9 27,6 160,4 68.460

locatie bodempassage

mediaan

30 3,2 1,5 0,52 0,2 16 14,1 7,5 105 37.500

aantal monster

15 7 17 13 15 19 16 16 16 7

gemiddelde concentratie

38,5 8,9 2,4 0,9 0,3 35,7 28,9 29,5 117,7 141.429

mediaan

25 5,2 1,8 0,44 0,25 14 29,25 11,25 97,5 80.000

MTR (bij een zwevendstofgemiddelde concentratie volgens WRW van 30 mg/l)

103,91 11,84 3,33 1,20 0,30 33,90 38,63 215,86

2,2 0,15 3,8 220 40


platform Van november tot en met afgelopen februari zijn de monsters van twaalf verschillende buien apart geanalyseerd op onopgeloste bestanddelen. De gemeten influent- en effluentconcentraties gedurende enkele buien zijn uitgezet tegen het debiet in de afbeeldingen 1 t/m 3. De grafieken zijn vergelijkbaar met de resultaten van de overige buien.

Afb. 3: Verloop debiet en concentratie zwevende stof op 11 januari 2007. Tabel 2: Concentraties metalen influent lamellenfilter rond de jaarwisseling.

kalium (mg/l) koper (μg/l) lood (μg/l) zink (μg/l)

23-11-06

30-12-06

1-01-07

4-01-07

6-01-07

3,3 11,5 8 105

1,6 23 7 115

2,4 18,5 15,5 115

4,4 15,5 7 130

3,3 5 7 120

lager liggen dan de gemiddelden in het WRW-overzicht. Zo bedraagt de gemiddelde concentratie CZV bij het lamellenfilter 35,9 mg/l en bij de bodempassage 38,5 mg/l. De gemiddelde concentratie uit het WRWoverzicht is 103,9 mg/l. De gemiddelde concentratie koper bij de locatie van de bodempassage bedraagt 28.9 μg/l. Door de nabijheid van bovenleidingen van trolleybussen was verwacht dat deze waarde boven het landelijk gemiddelde zou liggen. De gemiddelde concentratie koper uit het WRWoverzicht is echter 33,9 μg/l. In tabel 1 zijn tevens de MTR-waarden voor oppervlaktewaterkwaliteit opgenomen. Het stedelijke oppervlaktewater in Arnhem-Zuid wordt volledig gevoed uit regenwaterriolen. Uit tabel 1 blijkt dat het water uit de regenwateruitlaten de MTR-waarden regelmatig overschrijdt. Voor PAK’s geldt dat de concentraties in het overgrote deel van de op PAK’s geanalyseerde monsters onder de detectiegrens lagen. In het bijzonder is gekeken naar de verontreiniging door zware metalen ten gevolge van het afschieten van vuurwerk rond de jaarwisseling. Volgens berekeningen bereikt in Nederland jaarlijks twee ton koper uit vuurwerk in het oppervlaktewater. Dit is drie procent van de totale koperbelasting2). Deze cijfers doen vermoeden dat de eerste regenbui na de jaarwisseling een significant grotere belasting van zware metalen meevoert. Fortuinlijk voor het onderzoek was dat rond de jaarwisseling enkele buien zijn

gevallen die bemonsterd konden worden. In tabel 2 staan de concentraties die zijn gemeten op influentmonsters afkomstig van het lamellenfilter. De resultaten van de uitgevoerde analyses ondersteunen de hypothese niet. De gehaltes aan metalen begin januari zijn niet significant hoger dan in december en in de daarvoor liggende periode.

Rendementen lamellenfilter In dit artikel wordt alleen gekeken naar de prestaties van het lamellenfilter, aangezien hier reeds een voldoende groot aantal monsters voor geanalyseerd is. Lamellenfilters worden momenteel frequent toegepast in de industrie en in de drinkwaterbereiding. Het principe van een lamellenfilter berust op een verschil in dichtheid tussen het water en de daarin aanwezige vervuiling. Door het dichtheidsverschil kan vervuiling in een lamellenfilter bezinken of juist opdrijven. Het is bekend dat onder andere zware metalen zich binden aan de fijne fractie van zwevende deeltjes in het water. Over de effectiviteit van een lamellenfilter voor de behandeling van regenwater is nog weinig bekend. Beweringen over hoge verwijderingsrendementen van lamellenfilters zijn zelden in de praktijk getoetst. In het onderzoek in Arnhem is gebruik gemaakt van een lamellenfilter met een ontwerpcapaciteit van 50 kubieke meter per uur (15 l/s). De oppervlaktebelasting is bij deze capaciteit één meter per uur.

Een aantal zaken is uit deze grafieken af te leiden: • Het verwijderingsrendement van zwevende stof is laag. De grafieken tonen dat het filter wel degelijk zorgt voor een verlaging van de concentratie zwevende stof. Het filter werkt beter bij hogere concentraties. In totaal zijn 233 monsters geanalyseerd op onopgeloste bestanddelen (zowel influent als effluent). De concentraties zijn gewogen gemiddelden met het gemeten debiet als weegfactor. De concentratie bij een hoger debiet telt immers evenredig zwaarder mee in de jaarlijkse vuillast. Het berekende gewogen gemiddelde rendement van verwijderen van zwevende stof voor alle 233 monsters bedraagt ongeveer 28 procent, berekend op basis van vuillast; • Gedurende praktisch elke bui varieert de concentratie onopgeloste bestanddelen aanzienlijk. Hierbij lijkt een relatie te bestaan tussen debiet en concentratie onopgeloste bestanddelen. In het algemeen wordt een hoger debiet met enige vertraging gevolgd door van een grotere concentratie zwevende stof. Wellicht dat de specifieke situatie in Arnhem, met regenwaterriolen die voor een deel onder het oppervlaktewaterpeil liggen, hierbij een rol speelt; • De variatie over de bui in vuilconcentraties heeft grote implicaties voor het beoordelen van meetgegevens van de kwaliteit van afstromende neerslag en lozingen uit gescheiden stelsels zoals deze in de afgelopen jaren verzameld zijn en thans worden opgenomen in de STOWA-regenwaterdatabank. Veel van deze meetgegevens zijn gebaseerd op steekmonsters, waarvan de representativiteit duidelijk te wensen overlaat. Dit leidt er toe dat het gebruik van deze algemene getallen met enige omzichtigheid moet plaatsvinden. Tevens stelt de constatering van de variantie over de bui hogere eisen aan toekomstige meetcampagnes in termen van monsternamedichtheid.

Verder onderzoek Tijdens het onderzoek in de gemeente Arnhem hebben enkele studenten van de Hogeschool Arnhem-Nijmegen onder begeleiding van Royal Haskoning onderzoek verricht naar de valsnelheden van de onopgeloste bestanddelen in het bemonsterde regenwater. Door middel van een kolomproef zijn de valsnelheden bepaald in het laboratorium van de TU Delft. Uit deze proeven blijkt dat ongeveer de helft van de zwevende stof gedurende de proef in het geheel niet bezinkt. Het is daarom te verwachten dat het maximaal te behalen bezinkingsrendement van een lamellenfilter niet hoger zal liggen dan ongeveer 50

H2O / 9 - 2007

27


de onopgeloste bestanddelen in geloosd regenwater (afkomstig uit een verbeterd gescheiden stelsel) een deeltjesgrootte heeft die ligt tussen 0,45 en 20 μm. Coagulatie van deze deeltjes is niet te verwachten, omdat de concentraties zo laag zijn dat de deeltjes niet tegen elkaar zullen ‘botsen’. Berendsen trekt op basis hiervan de conclusie dat het verwijderingsrendement van een lamellenfilter voor onopgeloste bestanddelen laag zal zijn. Heel dit jaar zullen nog monsters genomen worden bij de drie proefinstallaties. Hiermee zal het inzicht in de kwaliteit van het afstromend regenwater vergroot worden. Naar verwachting zullen op basis van de resultaten van een jaar meten ook uitspraken gedaan kunnen worden over het verwijderingsrendement van het zandfilter en de bodempassage. Mede op basis van deze resultaten zal medio 2008 de kosteneffectiviteit van de onderzochte randvoorzieningen in beeld worden gebracht. Lamellenfiter bezien van influentzijde.

Conclusies procent. Eén en ander zal in een volgende publicatie in H2O worden uitgelicht.

•

Het gemeten rendement en de uitkomsten van het onderzoek naar valsnelheden worden ondersteund door een recent afstudeeronderzoek van Berendsen3). Hierin is aangetoond dat ongeveer 98 procent van

De concentraties in het hemelwaterstelsel in Arnhem-Zuid zijn lager dan de gemiddelden zoals beschreven in het ‘Overzicht samenstelling afstromend regenwater’ van de WRW. Wel worden de MTR-waarden voor oppervlaktewaterkwaliteit uit de Vierde Nota Waterhuishouding overschreden;

•

•

•

De concentratie van met name onopgeloste bestanddelen varieert sterk gedurende een bui. Om een goed inzicht te krijgen in de kwaliteit van het afstromende regenwater, is het dus niet voldoende om eens per bui een steekmonster te nemen, maar moet gedurende de volledige bui bemonsterd worden; Op basis van de gemeten influent- en effluentconcentraties van onopgeloste bestanddelen bedraagt het rendement van het onderzochte lamellenfilter ongeveer 28 procent; Op basis van de resultaten van de valsnelheidbepaling kan worden gesteld dat het grootste deel van de onopgeloste bestanddelen in regenwaterafvoer zó langzaam bezinkt dat verwijdering door bezinking niet mogelijk is. Voor deze fijne fractie is een lamellenfilter dus ongeschikt.

LITERATUUR 1) Langeveld J. en H. Liefting (2007). Jaarrapport randvoorzieningen Arnhem 2006. Gemeente Arnhem. 2) Van den Broek J. en D. Gibney (2003). Vuurwerk doorgelicht. Natuurwetenschap & Techniek nr. 12. 3) Berendsen F. (2007). Lamellenafscheider; alternatief voor een verbeterd gescheiden stelsel? Afstudeerverslag HAS ‘s Hertogenbosch. 4) Boogaard F. en S. de Jong (2002). Overzicht samenstelling afstromend regenwater. Werkgroep Riolering West-Nederland.

advertentie

8 & 3 , & / . & 5 8"5 & 3

7PPS EF TFDUPS 8BUFSCFMFJE [JKO XJK PQ [PFL OBBS FFO

):%30-00(

@7 .

63&/ 1&3 8&&, ;80--&

'VODUJF JOIPVE *O EF GVODUJF WBO )ZESPMPPH CFDPNNFOUBSJFFS KF CFMFJETQMBOOFO FO CFPPSEFFM KF QMBOOFO WBO EFSEFO PQ IZESPMPHJTDIF BTQFDUFO +F JOJUJFFSU OJFVXF POUXJLLFMJOHFO PQ IFU HFCJFE WBO HFPIZESPMPHJF WFSSJDIU IZESPMPHJTDI POEFS[PFL FO SBQQPSUFFSU IJFSPWFS 'VODUJF FJT 8JK HBBO FSWBO VJU EBU KF CFTDIJLU PWFS FFO BDBEFNJTDI XFSL FO EFOLOJWFBV %JU CMJKLU CJK WPPSLFVS VJU FFO BGHFSPOEF PQMFJEJOH )ZESPMPHJF BBOHFWVME NFU FFO PQMFJEJOH PQ IFU HFCJFE WBO JOUFHSBBM XBUFSCFIFFS "DRVJTJUJF O B W EF[F BEWFSUFOUJF XPSEU OJFU PQ QSJKT HFTUFME

28

H2O / 9 - 2007

4BMBSJTJOEJDBUJF 8JK CJFEFO KF FFO NBYJNVN TBMBSJT WBO é TDIBBM CSVUP QFS NBBOE *OGPSNBUJF %F TPMMJDJUBUJFHFTQSFLLFO WJOEFO QMBBUT PQ FO KVOJ ,JKL WPPS NFFS JOGPSNBUJF PQ XXX XHT OM WBDBUVSF


platform

Michelle van Vliet, Universiteit Utrecht, thans TNO Gertjan Zwolsman, Kiwa Water Research

Klimaatverandering en de waterkwaliteit van de Maas Het is algemeen bekend dat klimaatverandering de afvoerpatronen van rivieren zal beïnvloeden. Voor een regenrivier als de Maas heeft dat vérstrekkende gevolgen. De verwachte toename van extreme afvoeren (droogte en hoogwater) leidt tot grote gevolgen voor het waterbeheer, bijvoorbeeld met betrekking tot veiligheid, scheepvaart en lozingen van koelwater. Effecten van klimaatverandering (extreme afvoeren) op de waterkwaliteit zijn tot op heden niet goed in kaart gebracht. In deze studie zijn de effecten van droogte en hoogwater op de waterkwaliteit van de Maas onderzocht, op basis van analyse van bestaande meetgegevens. De resultaten laten zien dat de waterkwaliteit op de grenslocatie Eijsden sterk verslechtert tijdens extreem lage afvoeren, door een combinatie van hoge watertemperaturen en stagnante condities van het rivierwater waardoor sterke algenbloei optreedt, minder verdunning van puntbronnen én toename van de uitwisseling tussen bodem en water (met name nutriënten).

I

n de laatste decennia zijn verschillende signalen van klimaatverandering waargenomen op het afvoerregime en extreme afvoeren van de Maas. Vijf van de zeven hoogste hoogwaterperioden in de Maas over de afgelopen eeuw vonden plaats in de laatste 15 jaar1). Daarnaast werd de Maas getroffen door langdurige droogte en door hittegolven, zoals in 2003 en 2006 . Dit leidt tot een groeiend vermoeden dat de intensiteit en frequentie van extreme afvoeren in de Maas aan het toenemen is als gevolg van een veranderend klimaat. Uitgaande van de geprojecteerde stijging van het aantal hittegolven en extreme weersituaties in Europa voor de komende eeuw2) is inderdaad te verwachten dat hoogwater en langdurige droogte in de Maas vaker zullen gaan voorkomen. Voorgaande studies naar de effecten van klimaatverandering op de Maas hebben zich voornamelijk gericht op effecten op de waterkwantiteit, vaak met betrekking tot veiligheid en scheepvaart. Toename van extreme afvoeren, in combinatie met een temperatuurverhoging van het rivierwater, kan echter ook van grote invloed zijn op de waterkwaliteit. Gelet op de belangrijke ecologische en recreatieve functies die de Maas vervult en het feit dat meer dan zes miljoen inwoners van Nederland en België afhankelijk zijn van de Maas voor hun drinkwatervoorziening, is het van groot belang om meer inzicht te krijgen in de effecten van droogte en hoogwater op de waterkwaliteit van de Maas. Een verkennende studie

naar de effecten van droogte op de waterkwaliteit, gebaseerd op een analyse van de zomer van 2003, is reeds uitgevoerd3). Het doel van het hier gepresenteerde onderzoek is een overkoepelend beeld te schetsen van de effecten van extreme afvoeren (droogte en hoogwater) op de waterkwaliteit van de Maas. Het onderzoek maakt deel uit van het onderzoeksprogramma ‘Risicoanalyse van klimaatverandering voor de drinkwaterproductie’, dat Kiwa Water Research uitvoert in opdracht van de Nederlandse drinkwaterbedrijven. In dit artikel ligt de nadruk op de verandering van de waterkwaliteit door extreme afvoeren, waarbij slechts een selectie van de resultaten kan worden gepresenteerd. Voor een volledig overzicht wordt verwezen naar het achterliggende rapport4).

Methode van onderzoek Om de effecten van extreme afvoeren op de waterkwaliteit en de drinkwaterfunctie van de Maas vast te stellen, is een uitgebreide data-analyse uitgevoerd. De waterkwaliteit van de Maas bij het meetstation van Eijsden (grens België-Nederland) is onderzocht tijdens twee langdurige droogteperioden van juni-november 1976 en in 2003 en tijdens drie hoogwaterperioden in december 1993, januari 1995 en januari 2003. Als referentieperiode voor de laagwaters is de periode van juni t/m november in het jaar voorafgaand en het jaar volgend op het droogtejaar

geselecteerd. Voor een aantal waterkwaliteitsparameters die sterk afhankelijk zijn van de watertemperatuur is echter alleen de zomerperiode (juni-augustus) van de droogtes en de referentieperioden vergeleken. Voor hoogwater is een periode van twee maanden voorafgaand aan en volgend op de hoogwaterpiek gebruikt als referentie. Door het korte tijdsbestek tussen de referentieperioden en de bestudeerde droogte en het hoogwater mag worden aangenomen dat andere veranderingen in het stroomgebied, die van invloed kunnen zijn op de waterkwaliteit (zoals veranderingen in landgebruik en emissiereductie), van ondergeschikt belang zijn. Naast Eijsden is de waterkwaliteit ook onderzocht bij Keizersveer (250 km stroomafwaarts van Eijsden) voor de droogte van 2003. Het doel hiervan was om effecten op de waterkwaliteit benedenstrooms vast te stellen. Uit eerder onderzoek was reeds bekend dat de kwaliteit van de Maas enigszins verbetert stroomafwaarts van Eijsden, door de instroom van diverse zijrivieren die over het algemeen minder belast zijn. In totaal zijn 40 waterkwaliteitsparameters betrokken in de analyse. Deze kunnen worden onderverdeeld in de volgende groepen: algemene waterkwaliteitsparameters (o.a. watertemperatuur, zuurstof, chlorofyl-a, zwevend stof ), macro-ionen (o.a. chloride, fluoride), nutriënten, zware metalen

H2O / 9 - 2007

29


Hoogwater in de Maas (foto: Hugo Jamin, Waterschap Roer en Overmaas).

Afb. 1: Afvoer van de Maas bij Eijsden voor de jaren 1975-1977 (a) en 2002-2004 (b). De getrokken zwarte lijn geeft de kritische afvoer van 24 kubieke meter per seconde aan.

(o.a. koper, zink, lood) en metalloïden (arseen, seleen), polycyclische aromatische koolwaterstoffen (PAK’s), bestrijdingsmiddelen en overige organische microverontreinigingen. Voor iedere parameter is vastgesteld of tijdens droogte en hoogwater significante concentratieveranderingen plaatsvonden ten opzichte van de referentieperioden. Bovendien is getoetst of algemene normen voor de waterkwaliteit of functiegerichte normen (drinkwaterproductie) worden overschreden tijdens droogte en hoogwater. De normenkaders waaraan is getoetst, zijn het Besluit Kwaliteitsdoelstellingen en Metingen Oppervlaktewater (BKMO), de grenswaarden van RIWA-Maas, milieukwaliteitseisen en normen voor prioritaire stoffen uit de Kaderrichtlijn Water.

Waterkwaliteit bij droogte Tijdens de droogte van 1976 was de afvoer van de Maas extreem laag, vergeleken met de referentieperioden (afbeelding 1a). De gemiddelde afvoer bij Eijsden over juni t/m november 1976 bedroeg slechts 13 kubieke

30

H2O / 9 - 2007

meter per seconde en het aantal dagen dat de afvoer beneden de kritische waarde van 24 kubieke meter per seconde lag, was 151 (op een totale periode van zes maanden). Hoewel de droogte van 2003 met een gemiddelde afvoer bij Eijsden van 38 kubieke meter per seconde minder extreem was dan die van 1976 (afbeelding 1b), lag het aantal dagen met kritisch lage afvoeren toch vrij hoog (73 dagen). De gemiddelde afvoer van de referentieperioden bij Eijsden bedroeg 63 respectievelijk 158 kubieke meter per seconde en het aantal dagen met een kritische afvoer (beneden 24 kubieke meter per seconde) van de referentieperioden varieerde van vijf tot 13. Door de instroom van zijrivieren (zoals de Roer, Niers en Dieze) en toestroming van grondwater is de afvoer bij Keizersveer hoger dan die bij Eijsden. De gemiddelde afvoer bij Keizersveer tijdens de droogte van 2003 (juni t/m november) bedroeg 76 kubieke meter per seconde, precies twee maal zo hoog als de afvoer bij Eijsden in dezelfde periode. Het aantal dagen met kritisch lage afvoeren was bij Keizersveer ook beduidend lager (14 dagen) dan bij Eijsden (73 dagen).

De effecten van droogte zijn dan ook minder extreem bij Keizersveer dan bij Eijsden, zoals hierna zal blijken. Algemene waterkwaliteitsparameters

Tijdens de zomer van 2003 (juni t/m augustus) lag de gemiddelde temperatuur van het Maaswater te Eijsden twee graden hoger dan de gemiddelde watertemperatuur in de zomer van 2002 en 2004 (23,7°C versus 21,7°C respectievelijk 21,5 °C). De norm van 25°C werd twaalf dagen overschreden in de zomer van 2003, ten opzichte van nul en twee dagen in 2002 en 2004. De maximumtemperatuur van het water bedroeg 26,9°C in 2003 ten opzichte van 24,1°C in 2002 en 25,6°C in 2004. Er was dus sprake van een sterke opwarming van het Maaswater tijdens de zomer van 2003, ten opzichte van de referentieperioden. Bij Keizersveer was de gemiddelde watertemperatuur in de zomer van 2003 (22,4°C) ook hoger dan die in 2002 en 2004 (20,8°C en 20,3°C), maar aanzienlijk lager dan bij Eijsden. Er is ook geen overschrijding van de 25°C-norm waargenomen bij Keizersveer in de zomer van 2003. Kennelijk koelt het


platform

Afb. 2: Fluorideconcentratie in de Maas bij Eijsden in de periode 2002-2004. De getrokken lijnen zijn de normen volgens het BKMO (1 mg/l) en de milieukwaliteitseis (1,5 mg/l).

Afb. 3: Relatie tussen de chlorideconcentratie en de afvoer bij Eijsden in de periode 2002-2004.

Afb. 4: Ammoniumconcentratie in de Maas bij Eijsden in de periode 2002-2004. De getrokken lijn is de BKMO-norm (1,2 mg/l).

Maaswater af tussen Eijsden en Keizersveer, wellicht door menging met (kouder) water van zijrivieren en afgifte van warmte aan de lucht gedurende de nacht.

tijdens beide droogte. Dit is in afbeelding 2 weergegeven voor fluoride gedurende de droogte van 2003. De concentratietoename ten opzichte van de referentieperioden was significant voor chloride, fluoride en sulfaat. De fluorideconcentratie bij Eijsden tijdens de droogte van 2003 lag bijna een half jaar boven de norm uit het BKMO voor productie van drinkwater (bij de feitelijke inlaatpunten Roosteren en Heel kan dit anders zijn geweest). Ook voor natrium, kalium en magnesium werd een toename van de concentratie waargenomen tijdens de droogte van 2003 (geen data beschikbaar voor 1976). Uit een nadere analyse bleek dat de gemeten concentraties kunnen worden beschreven als functie van de belasting en de afvoer, volgens de vergelijking6):

verhoogd tijdens de droogte van 1976 en 2003. Voor ammonium (afbeelding 4) was deze toename in concentratie significant voor beide droogte. Bovendien bleken ammonium, nitriet en orthofosfaat, net als voor de macro-ionen is geconstateerd, sterk gerelateerd te zijn aan de afvoer (afbeelding 5). Hieruit kan worden afgeleid dat deze concentratiestijgingen voornamelijk het gevolg zijn van een verminderde verdunning. Daarnaast zal een verhoogde ammonium- en fosfaatafgifte door de waterbodem onder stagnante condities waarschijnlijk ook hebben bijgedragen aan de stijging van ammonium en fosfaat in de Maas, zoals ook in andere rivieren is waargenomen7). Voor nitraat werd echter een tegenovergesteld gedrag gevonden, namelijk een afnemende concentratie tijdens beide droogte. Dit kan mogelijk verklaard worden door een verminderde aanvoer van nitraat (minder uitspoeling van landbouwpercelen)7),8) en een toename van de denitrificatie bij hogere watertemperaturen9). Bij Keizersveer werden vergelijkbare effecten op de waterkwaliteit met betrekking tot nutriënten waargenomen als bij Eijsden, maar de verslechtering van de waterkwaliteit was hier minder groot (in overeenstemming met het verschil in afvoer en watertemperatuur).

In een sterk met organische stoffen belast watersysteem als de Maas wordt bij hogere watertemperaturen over het algemeen een afname van de zuurstofconcentratie waargenomen, door toename van de biologische afbraak (respiratie) en afname van de zuurstofoplosbaarheid. Dit is inderdaad waargenomen op de locatie Keizersveer in 2003, waar de zuurstofconcentraties tijdens de droogte van 2003 gemiddeld circa één milligram per liter lager waren dan in de referentieperioden van 2002 en 2004. Bij Eijsden was echter geen sprake van lagere zuurstofgehaltes tijdens droogte (overdag), noch in 1976, noch in 2003. Bovendien werden bij Eijsden in 1976 incidenteel zeer hoge zuurstofgehalten gemeten (overdag), tot 16 mg/l, wat wijst op een grote mate van oververzadiging. Deze pieken in zuurstofconcentratie kwamen overeen met pieken in chlorofyl-a en duiden dus op algenbloei. Tijdens langdurige droogte zijn de condities voor algenbloei optimaal (bij Eijsden), door een combinatie van stagnant rivierwater, hoge watertemperaturen en hoge concentraties aan nutriënten. Overigens is de toename van zuurstof tijdens een algenbloei beperkt tot de dag. ‘s Nachts kan de zuurstofconcentratie aanzienlijk dalen door de omslag van fotosynthese naar respiratie5).

a C = ––– + b Q waarin C = concentratie in oppervlaktewater (mg/l), Q = afvoer (m3/s), a = chemische belasting (g/s) en b = achtergrondconcentratie (mg/l).

Bij Keizersveer zijn geen piekconcentraties in zuurstof en chlorofyl-a waargenomen tijdens de zomer van 2003. Tevens valt op dat de concentraties chlorofyl-a zowel in 2003 als gedurende de referentieperioden beduidend lager (factor 10) waren ten opzichte van de concentratieniveaus bij Eijsden. De betere doorstroming van de rivier (hogere afvoer) en de lagere watertemperaturen ten opzichte van Eijsden zouden een mogelijke verklaring kunnen zijn voor het ontbreken van een zomeralgenbloei bij Keizersveer.

Vanwege het korte tijdsbestek tussen de referentieperioden en de geselecteerde droogte kunnen a en b als constant worden beschouwd voor een gegeven tijdserie (bijvoorbeeld 2002-2004). Hierdoor worden veranderingen in de concentratie enkel bepaald door veranderingen in de afvoer. De toename van de concentratie bij lage afvoeren, zoals weergegeven voor chloride in afbeelding 3, is daarom direct het gevolg van verminderde verdunning van de chemische belasting. Vergelijkbare relaties zijn afgeleid voor fluoride, bromide, sulfaat, natrium, kalium en magnesium. Ook bij Keizersveer konden dergelijke relaties worden opgesteld. Concentratietoenamen in macro-ionen waren bij dit meetstation echter minder groot in vergelijking tot Eijsden, aangezien het effect van een verminderde verdunning (door afvoerdalingen) tijdens de droogte van 2003 minder sterk was.

Macro-ionen

Nutriënten

De macro-ionen vertoonden een aanzienlijke stijging in concentratie bij Eijsden

De concentraties ammonium, nitriet en orthofosfaat bij Eijsden waren aanzienlijk

Zware metalen en PAK’s

De (totaal)concentraties aan zware metalen en PAK’s in de Maas hangen nauw samen met de dynamiek van het zwevend stof. De concentratie zwevend stof bij Eijsden tijdens de droogte van 2003 was lager dan die van de referentieperioden (mediaan 4 mg/l in 2003 versus 7 mg/l in 2002 en 6 mg/l in 2004) en dat vertaalde zich in een afname van de concentraties aan (totaal) zware metalen en PAK’s. Als naar opgeloste metalen wordt gekeken, blijken de concentraties tijdens de droogte in 2003 voor sommige metalen wel hoger te liggen dan in de referentieperioden, al zijn de verschillen meestal niet significant (afbeelding 6). Dit is mogelijk een effect van verminderde verdunning van lozingen tijdens laagwater. Bij Keizersveer werd geen verandering in de totaalconcentraties aan zware metalen en PAK‘s gevonden tijdens de droogte van

H2O / 9 - 2007

31


Afb. 5: Relatie tussen concentratie en afvoer bij Eijsden voor ammonium, nitriet, orthofosfaat en nitraat in de periode 2002-2004.

Afb. 6: Boxplots van de concentratie van opgelost koper, nikkel en zink in de Maas bij Eijsden in 2002-2004 (juni tot november).

2003. Dit is in overeenstemming met het (constante) gedrag van zwevend stof bij dit meetstation over de periode 2002-2004.

Waterkwaliteit bij hoogwater Zware metalen en PAK’s

Tijdens het hoogwater van 1993, 1995 en 2003 werden aanzienlijke stijgingen in de concentratie zwevend stof in de Maas waargenomen als gevolg van versterkte erosie en opwerveling van verontreinigd bodemslib10). Voor het hoogwater van januari 1995 is dit weergegeven in afbeelding 7a. De toename in de concentratie van zwevend stof leidde tot een navenante toename van de (totaal)concentratie van zware metalen en PAK’s. Daarnaast zal een verhoogde af- en uitspoeling van het bovenste ondiepe grondwater ook een bijdrage hebben geleverd aan de concentratiestijging van zware metalen in het Maaswater11). Voor lood (afbeelding 7b) en fluorantheen werd de BKMO-norm voor bereiding van drinkwater enige tijd overschreden tijdens het hoogwater van 1995 bij Eijsden (bij de innamepunten is dit niet getoetst).

32

H2O / 9 - 2007

Chloride en nutriënten

De concentraties aan chloride (afbeelding 7b), ammonium (afbeelding 8a), nitriet en ortho-fosfaat lieten een duidelijke afname zien tijdens het hoogwater. Dit is het gevolg van toenemende verdunning van de chemische belasting. Voor nitraat werd echter geen duidelijke afname van de concentratie waargenomen (afbeelding 8b). Dit is in overeenstemming met het gedrag bij droogte en kan worden verklaard door de tegengestelde effecten van een toenemende verdunning enerzijds en toename in aanvoer van nitraat door versterkte uitspoeling/ afstroming van landbouwpercelen tijdens het hoogwater anderzijds. Concentraties van totaal fosfaat vertoonden een duidelijke stijging tijdens het hoogwater als gevolg van een toename in de concentratie zwevend stof.

Implicaties voor de drinkwaterproductie In deze studie is aangetoond dat extreme afvoeren (droogte en hoogwater) leiden tot een tijdelijke verslechtering van de waterkwaliteit van de Maas. De tijdschaal van het

hoogwater is relatief beperkt (weken), maar de effecten van droogte manifesteren zich op langere tijdschalen (maanden). Effecten van droogte zijn vooral waarneembaar bij de locatie Eijsden, door een combinatie van langdurig lage afvoeren en hoge watertemperaturen. Bij Keizersveer zijn de effecten van droogte geringer als gevolg van de toestroom van diverse zijrivieren. Bij een hoogwater neemt de concentratie zwevend stof in de rivier sterk toe, evenals de concentratie van stoffen die zich aan slib hechten, zoals zware metalen en PAK’s. Vanuit het oogpunt van de drinkwatervoorziening zijn vooral de droogtes relevant, omdat deze veel langer aanhouden dan het hoogwater, en door de geconstateerde bedreiging van de waterkwaliteit voor diverse parameters (toename watertemperatuur, algen, fluoride en ammonium). Waar verder rekening mee moet worden gehouden, is een stijging van de concentraties aan organische microverontreinigingen tijdens droogte, zowel bekende als ‘onbekende’ stoffen, door een afname van de verdunning van


platform

Afb. 7: Waterkwaliteit van de Maas (Eijsden) tijdens het hoogwater van januari 1995: afvoer en zwevend stof (a), afvoer, chloride en totaal lood (b). De getrokken lijn is de norm voor lood (30 μg/l) volgens het BKMO.

Afb. 8: Waterkwaliteit van de Maas (Eijsden) tijdens het hoogwater van december 1993: afvoer en ammonium (a), afvoer en nitraat (b).

communale en industriële effluenten12),13). Deze stoffen kunnen een directe bedreiging vormen voor de drinkwaterproductie. Zo werd de inname van Maaswater in de (na)zomer van 2003 twee maanden gestaakt door een onbekende stof (werknaam M431) die in te hoge concentraties voorkwam in het inlaatwater14). Hoewel het hier om een toegelaten lozing ging, werd het effect van de lozing versterkt door de lage afvoeren van de Maas op dat moment. Algemeen wordt aangenomen dat klimaatverandering zal leiden tot een toename van hydrologische extremen, zowel in intensiteit als in frequentie. Dat betekent dat de waterkwaliteit steeds meer in negatieve zin beïnvloed zal worden door klimaatverandering, zowel chemisch als ecologisch. Om deze effecten tegen te gaan zijn adaptieve maatregelen noodzakelijk. Een voorbeeld hiervan is een Wvo-lozingsvergunning die is afgestemd op de meest kritische hydrologische condities van de Maas. Heel concreet betekent dit dat de immissietoets15), waarmee de effecten van een lozing op de waterkwaliteit worden beoordeeld, beter kan worden uitgevoerd bij een realistisch laagwaterdebiet dan bij een gemiddelde afvoer (zoals thans het geval is). De afvoer van de Maas kan immers langdurig onder de jaargemiddelde afvoer liggen, met name tijdens droogte. Aanscherping van de immissietoets is niet alleen van belang voor een gezond ecosysteem, maar komt ook de gebruiksfuncties van de Maas ten goede, waaronder de drinkwaterfunctie.

LITERATUUR 1) Tu M., M. Hall, P. Laat en M. de Wit (2005). Extreme floods in the Meuse river over the past century: aggravated by land-use changes? Physics and Chemistry of the Earth 30, pag. 267-276. 2) EEA (2004). Impacts of Europe’s changing climate: an indicator-based assessment. Rapport 2. European Environment Agency. 3) Doomen A., J. Zwolsman, J-P. van der Hoek en M. Kortleve (2006). Waterkwaliteit van de Rijn en de Maas bij lage afvoeren: een verkenning na de droge zomer van 2003. H2O nr. 13, pag. 46-49. 4) Van Vliet M. (2006). Effects of droughts and floods on the water quality and drinking water function of the river Meuse: a preview of climate change? Rapport BTO 2006.073(s). Kiwa Water Research. 5) Zwolsman J. (2007). Klimaatverandering en waterkwaliteit - implicaties voor de KRW? (In voorbereiding). 6) Van der Weijden C. en J. Middelburg (1989). Hydrogeochemistry of the river Rhine: long term and seasonal variability, elemental budgets and pollution. Water Research 23, pag. 1247-1266. 7) Mulholland P., G. Best, C. Coutant, G. Hornsberger, J. Meyer, P. Robinson, J. Stenberg, R. Turner, F. Vera-Herrerra en R. Wetzel (1997). Effects of climate change on freshwater ecosytems of the SouthEastern United States and the Gulf Coast of Mexico. Hydrological Processes nr. 11, pag. 949-970. 8) Murdoch P., J. Baron en T. Miller (2000). Potential effects of climate change on surface-water quality in North America. Journal of the American Water Resources Association 36, pag. 347-366. 9) Admiraal W. en J. van der Vlugt (1988). High rates of denitrification in a storage reservoir fed with water of the river Rhine. Archiv für Hydrobiologie 113, pag. 593-605.

10) Zwolsman J., E. Wijma, A. Doomen en H. Middelkoop (2005). Modellering van de dynamiek van zwevend stof in de Maas. H2O nr. 12, pag. 38-40. 11) Rozemeijer J., H. Broers en A. Geerts (2007). Grondwater in Noord-Brabant zorgt voor overschrijding MTR-waarden oppervlaktewater. H2O nr. 4, pag. 40-43. 12) Berbee R., D. Kalf, P. van Duijn en M. Beek (2004). Vergeten stoffen in rwzi-effluenten in het Maasstroomgebied. Rapport 2004.018, RIZA. 13) Berbee R. en D. Kalf (2006). Risicovolle lozingen op de Maas. Onderzoek naar het voorkomenen effect van geloosde risicovolle stoffen (waaronder KRWstoffen) op de Maas door rioolwaterzuiveringen en industriële afvalwaterzuiveringen in het beheersgebied van RWS-Limburg. Rapport 2006.014. RWS-RIZA. 14) Juhasz-Holterman M. (red.) (2004). Verontreiniging Maas met Mw431; evaluatie en gevolg. Rapport Waterleiding Maatschappij Limburg. 15) CIW (2000). Emissie-immissie; prioritering van bronnen en de immissietoets. Commissie Integraal Waterbeheer.

H2O / 9 - 2007

33


Ad van Bokhoven, Universiteit Utrecht, thans CSO Adviesbureau Gertjan Zwolsman, Kiwa Water Research

Klimaatverandering en de waterkwaliteit van de Rijn Klimaatverandering zal leiden tot een versnelling van de hydrologische cyclus, op een wereldwijde, regionale en lokale schaal. Het vaker en langduriger optreden van hydrologische extremen, zoals droogte, heftige regenbuien en overstromingen, heeft niet alleen gevolgen voor de waterkwantiteit, maar ook voor de waterkwaliteit. In dit artikel wordt het effect van langdurige periodes van droogte op de waterkwaliteit van de Rijn besproken, aan de hand van metingen tijdens de droogte van 1976 en 2003. Aangetoond is dat de waterkwaliteit negatief wordt beïnvloed door (zomer)droogte. De toename van de watertemperatuur en van chloride tijdens droogte vormt een sluipende bedreiging voor de productie van drinkwater uit de Rijn. Om de effecten van droogte op de waterkwaliteit op te kunnen vangen, is reductie van de emissies die bij droogte tot problemen kunnen leiden (koelwater, chloride) noodzakelijk.

I

n mei 2006 publiceerde het KNMI vier klimaatscenario’s voor Nederland1). Volgens deze scenario’s worden de zomers gemiddeld warmer en zal de zomerneerslag, afhankelijk van het scenario, toenemen of afnemen. Het meest kritische scenario met betrekking tot waterkwaliteit en beschikbaarheid is W+, met een verwachte stijging van de gemiddelde zomertemperatuur van 3,8 graden en een gemiddelde daling van de neerslag van 19 procent in 2050 (ten opzichte van 1990). Wanneer dit scenario werkelijkheid wordt, zullen periodes van langdurige droogte en lage afvoeren zich vaker voordoen in Nederland. Met andere

woorden: het droge jaar 2003 kan in 2050 een gemiddeld jaar zijn. Dit heeft consequenties voor zowel waterkwantiteit als waterkwaliteit. Kennis over de effecten van langdurige droogte op de waterkwaliteit is op dit moment nog zeer beperkt. Dit betekent niet dat de effecten niet belangrijk zijn, maar dat deze effecten nog niet voldoende worden onderkend. Het is daarom belangrijk om de invloed van droogte op natuurlijke watersystemen te bestuderen. In het hier gerapporteerde onderzoek2) zijn de effecten van droogte op de waterkwaliteit van de Rijn onderzocht. Het doel van het

Tabel 1: Rivierafvoer in Lobith gedurende drie droge jaren (1976, 1991, 2003) en hun referentieperioden. N = aantal dagen dat de afvoer beneden de aangegeven drempelwaarde lag.

34

jaar

Q-min (m3/s)

Q-max (m3/s)

Q-gemiddeld (m3/s)

N < 1000 m3/s

N < 900 m3/s

N < 800 m3/s

1975 1976 1977

972 782 1.056

5.341 3.459 6.279

2.169 1.333 2.208

3 76 0

0 28 0

0 3 0

1990 1991 1992

900 794 869

7.093 6.712 4.887

1.851 1.752 2.017

16 46 28

0 24 5

0 3 0

2002 2003 2004

1.385 784 1.163

7.958 9.372 6.631

2.962 1.821 1.887

0 48 0

0 16 0

0 5 0

H2O / 9 - 2007

onderzoek was de invloed van historische droogte op de fysisch-chemische waterkwaliteit van de Rijn te bestuderen, de mogelijke consequenties van toekomstige droogte op de waterkwaliteit te voorspellen en de mogelijke consequenties voor de drinkwaterproductie te onderzoeken. Het onderzoek maakt deel uit van het onderzoeksprogramma ‘Risicoanalyse van klimaatverandering voor de drinkwaterproductie’, dat Kiwa Water Research uitvoert in opdracht van de Nederlandse drinkwaterbedrijven.

Methoden De rivierafvoer wordt op meetstation Lobith dagelijks gemeten sinds 1900. Het onderzoek is echter beperkt tot de periode 1970-2005, omdat betrouwbare waterkwaliteitsgegevens veelal pas beschikbaar zijn vanaf 1970 (voor sommige parameters, zoals chloride, zijn langere meetreeksen beschikbaar). Als criterium voor een droogtejaar is het aantal dagen gehanteerd dat de rivierafvoer in Lobith lager was dan de kritische drempel van 1.000 kubieke meter per seconde. Op basis van dit criterium zijn drie lange perioden van droogte onderscheiden in de genoemde periode: 1976, 1991 en 2003 (tabel 1). Hoewel we deze perioden aanduiden als zomerdroogte, dient opgemerkt te worden dat deze perioden doorliepen tot ver in de herfst (oktobernovember). Om de invloed van droogte op de waterkwaliteit van de Rijn vast te kunnen stellen, is de waterkwaliteit bij Lobith tijdens een


platform

Afb. 1: Rivierafvoer in Lobith in de jaren 1975-1997 en 2002-2004.

Afb. 2: Watertemperatuur in Lobith gedurende twee jaren van droogte (1976 en 2003) en hun referentiejaren.

droogtejaar vergeleken met die van de omliggende jaren. Door de korte tijdspanne tussen de referentiejaren en het jaar van droogte, mag worden aangenomen dat andere veranderingen in het stroomgebied die de waterkwaliteit kunnen beïnvloeden (zoals veranderingen in landgebruik en emissiereductie) te verwaarlozen zijn. De droogte van 1991 is minder bruikbaar voor dit onderzoek, omdat de referentieperioden (1990 en 1992) ook relatief droog waren en dus niet voldoende onderscheidend zijn (tabel 1). Daarom heeft dit onderzoek zich gericht op de droogte van 1976 en 2003. Betrouwbare waterkwaliteitsdata zijn verkregen via de website (www.waterbase.nl) en via RIWA-Rijn. De analyse was gericht op algemene waterkwaliteitsvariabelen, macroionen, nutriënten en zware metalen.

Resultaten en discussie Afbeelding 1 toont de rivierafvoer in Lobith gedurende de droogtejaren 1976 en 2003

en hun referentiejaren. Opgemerkt dient te worden dat het jaar 1976 droger was dan het jaar 2003, zoals blijkt uit het aantal dagen dat de afvoer minder was dan 1.000 kubieke meter per seconde (zie tabel 1). Bovendien werd de droogte van 2003 voorafgegaan door een sterk hoogwater, wat in het jaar 1976 niet het geval was (zie afbeelding 1). De temperatuur van de Rijn vertoont een sterk seizoensgebonden patroon (afbeelding 2), overeenkomstig het verloop van de luchttemperatuur. Een vergelijking tussen de watertemperatuur gedurende de zomer voor de jaren van droogte en hun referentiejaren wordt gemaakt in tabel 2. De watertemperaturen gedurende de zomers van 1976 en 2003, waarin een lange hittegolf plaatsvond, zijn duidelijk hoger dan in de referentiejaren (gemiddeld 1,4-1,8°C in 1976 en 1,4-1,6°C in 2003). Daarnaast dient te worden opgemerkt dat de watertemperatuur van de Rijn de laatste 30 jaar aanzienlijk is gestegen.

Tabel 2: Watertemperatuur te Lobith gedurende de zomerdroogtes van 1976 en 2003 en hun referentieperiodes.

zomer juni-augustus

totaal aantal metingen

min. (°C)

max. (°C)

gemiddeld (°C)

N > 25°C

1975 1976 1977

92 92 92

14.9 16.3 16.4

23.8 25.2 22.8

20.1 21.5 19.7

0 4 0

2002 2003 2004

92 92 91

18.7 18.9 18.3

24.3 27.5 25.9

21.7 23.1 21.5

0 18 1

Uit een vergelijking tussen de perioden 19751977 en 2002-2004 kan worden geconcludeerd dat de gemiddelde watertemperatuur in Lobith gedurende de zomer is gestegen met 1,7°C. Dit weerspiegelt mogelijkerwijs een toename van de koelwaterlozingen op de Rijn. De toename in watertemperatuur is van groot belang, omdat het de veerkracht van het watersysteem vermindert, waardoor de effecten van klimaatverandering slechter kunnen worden opgevangen. Zo overschreed de watertemperatuur in de zomer van 2003 vaak de ecologische drempel van 25°C, terwijl dit in de zomer van 1976 zelden het geval was (tabel 2). Bovendien was de maximumwatertemperatuur in 2003 (27,5°C) veel hoger dan in 1976 (25,2°C). Het is dus evident dat het vermogen van het riviersysteem om een stijgende luchttemperatuur op te vangen zonder (grote) ecologische schade de afgelopen 30 jaar sterk is gedaald. In tabel 3 wordt het gehalte aan opgelost zuurstof in de Rijn gedurende de droogte en hun referentiejaren getoond. Men zou verwachten dat droogte een negatieve invloed hebben op de concentratie van opgelost zuurstof, vanwege de hoge watertemperaturen (meer afbraak, lagere oplosbaarheid zuurstof ). Zo’n negatieve invloed kon echter niet worden vastgesteld. In feite was de gemiddelde concentratie opgelost zuurstof gedurende de zomer van 2003 zelfs (iets) hoger dan in de referentieperioden. De maximale opgeloste zuurstofconcentraties in 2003 (9.7 mg/l) weerspiegelen bovendien oververzadiging. Vermoedelijk zijn deze observaties gerelateerd aan een toename

H2O / 9 - 2007

35


van primaire productie (algengroei) tijdens droogte, zoals later wordt besproken. De concentratie van chlorophyl-a (een maat voor de hoeveelheid algen in het rivierwater) in het Rijnwater is over het algemeen hoog gedurende de lente en de zomer en laag in de herfst en de winter. Er dient te worden opgemerkt dat de huidige concentratie van chlorophyl-a in het rivierwater veel lager is dan 30 jaar geleden (tabel 4). Dit kan worden verklaard door een continue reductie van de belasting met nutriënten, als gevolg van de zuivering van industrieel en huishoudelijk afvalwater in de jaren 70 en 80 (tabel 5). Wanneer men kijkt naar de invloed van droogte, is het evident dat de concentratie chlorofyl-a veel hoger ligt gedurende een droogteperiode dan onder gemiddelde afvoercondities. De hoge watertemperatuur en de lagere stroomsnelheid van het water tijdens droogte zijn relevante factoren die een algenbloei kunnen veroorzaken of versterken. In tabel 5 wordt een overzicht gegeven van de concentratie nutriënten in de Rijn in Lobith gedurende de zomerdroogte. Alleen de ammoniumconcentraties zijn verhoogd. Dit is vooral duidelijk voor de droogte van 1976, toen de ammoniumconcentraties een orde van grootte hoger waren dan ze nu zijn. De stijging van ammonium gedurende droogte kan worden verklaard door de beperkte verdunning van huishoudelijk afvalwater, een min of meer constante (punt)bron van ammonium. De toename van ammonium gedurende de zomerdroogte is echter van beperkt belang vergeleken met de seizoenscyclus van ammonium, met hoge concentraties gedurende de winter en lage concentraties gedurende de zomer. Deze seizoenscyclus is gerelateerd aan de invloed van de temperatuur op de omzetting van ammonium in nitraat (nitrificatie)3). Effecten van de zomerdroogte zijn niet gevonden voor nitraat, nitriet en fosfaat (tabel 5). Voor nitraat kan dit wellicht worden verklaard door een daling van de aanvoer via uitspoeling (van landbouwgronden). Bovendien kan denitrificatie in de rivierbedding de nitraatconcentratie in het rivierwater verlagen, vooral wanneer de watertemperaturen hoog zijn4). Het is ook mogelijk dat een eventuele stijging van de nutriëntenconcentraties gedurende zomerdroogte wordt gecompenseerd door een

Afb. 3: Invloed van de afvoer op de concentratie chloride bij Lobith (data voor de jaren 2001 t/m 2005).

toename van de primaire productie, omdat droogte samenvalt met een toename van de hoeveelheid algen in het rivierwater (tabel 4). Voor macro-ionen, zoals chloride, sulfaat en natrium, maar ook voor bromide en fluoride, is een duidelijk effect van droogte op de concentraties waar te nemen. Dit is niet zo verrassend, omdat deze stoffen doorgaans niet-reactief (conservatief ) gedrag vertonen in oppervlaktewater. Voor conservatieve stoffen wordt de concentratie bepaald door de belasting en de afvoer, volgens de formule5) a C = ––– + b Q waarin C = de concentratie (mg/l), a = de menselijke belasting (g/s), b = de achtergrondconcentratie (mg/l) en Q = afvoer (m3/s). Een voorbeeld van de relatie tussen chloride en de afvoer in de Rijn is weergegeven in afbeelding 3. Uit deze figuur kan worden afgeleid dat de huidige zoutbelasting van de Rijn (bij Lobith) 96 kg/s is en dat de achtergrondconcentratie 48 mg/l bedraagt. Verder blijkt dat de concentratie chloride bij lage afvoeren kan stijgen tot boven de 150 mg/l. Bij een afvoer van 800 kubieke meter per seconde bedraagt de chlorideconcentratie (bij de huidige belasting) circa 170 mg/l, een

Tabel 3: Opgelost zuurstof te Lobith gedurende de zomerdroogte van 1976 en 2003 en hun referentieperioden.

zomer juniaugustus

36

totaal aantal metingen

O2-min (mg/l)

O2-max (mg/l)

O2gemiddeld (mg/l)

1975 1976 1977

13 14 13

4.5 4.2 4.2

7.5 7.4 7.8

5.83 5.55 5.85

2002 2003 2004

6 6 6

7.8 7.1 7.6

9.0 9.7 9.1

8.43 8.63 8.38

H2O / 9 - 2007

niveau dat in 2003 ook werd gehaald (maximaal 184 mg/l). Ter vergelijking: bij 200 mg/l chloride wordt de inname van oppervlaktewater voor de bereiding van drinkwater gestaakt. De verwachtingen voor de toekomst zijn niet gunstig. Regionale klimaatscenario’s voorzien dat de Rijn langzamerhand zal veranderen van een gecombineerde smeltwater- en regenrivier in een bijna compleet door regenwater gevoede rivier6). Dat betekent dat de toekomstige afvoer van de Rijn tijdens zomerdroogte nog aanzienlijk lager kan zijn dan het minimum van 2003 (784 kubieke meter per seconde), waarbij de grens van 200 mg/l chloride naar alle waarschijnlijkheid wordt overschreden. Dit zou de drinkwaterbedrijven langs de Rijn en het IJsselmeer in problemen kunnen brengen. Een verdere reductie van de chloridebronnen in het achterland (kalimijnen, bruinkoolmijnen en rwzi’s) kan dit probleem voorkomen.

Conclusies Klimaatverandering zal leiden tot een versnelling van de hydrologische cyclus, op een wereldwijde, regionale en lokale schaal1),7),8). Het vaker en langduriger optreden van hydrologische extremen, namelijk droogte, heftige regenbuien (overstorten) en overstromingen, heeft gevolgen voor de waterkwaliteit. Dit artikel heeft zich beperkt tot het effect van

Tabel 4: Concentraties chlorophyl-a te Lobith gedurende de zomerdroogtes van 1976 en 2003 en hun referentiejaren.

zomer juniaugustus

totaal aantal metingen

chl. a-min (μg/l)

chl. a-max (μg/l)

chl. agemiddeld (μg/l)

1975 1976 1977

9 13 12

13 26 18

54 151 98

31 88 54

2002 2003 2004

6 6 6

2 3 5

30 40 18

15 26 11


platform droogte op de waterkwaliteit van de Rijn. Aangetoond is dat de waterkwaliteit negatief wordt beïnvloed door (zomer)droogte. De afname in waterkwaliteit tijdens zomerdroogte is zowel gerelateerd aan de hoge watertemperaturen (bijvoorbeeld stijging van de primaire productie) als de lage afvoeren (beperkte verdunning van puntbronnen). Aan de andere kant is de uitspoeling van stoffen uit het stroomgebied verminderd tijdens droogte, waardoor de belasting van de rivier met nutriënten (met name nitraat) en bestrijdingsmiddelen lager zal zijn. Een vergelijking van de waterkwaliteit gedurende de zomerdroogte van 1976 en 2003 laat zien dat de invloed van droogte op waterkwaliteit groter zal zijn wanneer de waterkwaliteit al slecht is. Bijvoorbeeld, in de zomer van 1976, toen het rivierwater zeer eutroof was, was er sprake van een extreme algenbloei bij Lobith (maximumconcentratie chlorofyl-a van 151 μg/l, uitzonderlijk hoog voor een stromende rivier). Gedurende de zomer van 2003, toen de rivier mesotroof was, was de algenconcentratie veel lager (maximumconcentratie chlorophyl-a van 40 μg/l). Ook de mate waarin de rivier een hittegolf kan verwerken zonder aanzienlijke ecologische schade, zal afhangen van de feitelijke lozingssituatie (door koelwater).

Zoals gesteld is de achtergrondtemperatuur van de Rijn in de afgelopen 30 jaar sterk gestegen, waardoor de kans op overschrijding van de 25°C grens tijdens een hittegolf sterk is toegenomen, evenals de potentiële gevolgen voor het ecosysteem. In die zin is reductie van lozingen, om ongewenste verslechtering van de waterkwaliteit tijdens droogte te voorkomen, op te vatten als adaptatie aan de gevolgen van klimaatverandering. Verslechtering van de rivierwaterkwaliteit heeft effect op de ecologie en op de gebruiksfuncties, zoals recreatie, irrigatie en drinkwaterproductie. Wanneer men kijkt naar de drinkwaterproductie is het meest belangrijke aspect van een zomerdroogte waarschijnlijk de stijging van de watertemperatuur, omdat dit van invloed kan zijn op de microbiële activiteit in het distributienetwerk. Andere relevante consequenties van een zomerdroogte zijn de stijging van algen in het rivierwater (die tijdens het zuiveringsproces moeten worden verwijderd) en de toename van chloride en bromide. Voor de ecologie lijkt de verhoging van de watertemperatuur eveneens een probleem te worden. Het besef groeit dat realisatie van de goede ecologische toestand, zoals beoogd door de Kaderrichtlijn Water, mogelijk kan

Tabel 5: Gemiddelde concentratie van nitraat, nitriet, ammonium, orthofosfaat en totaalfosfaat in Lobith gedurende de zomerdroogtes van 1976 en 2003 en hun referentieperioden.

zomer totaal aantal jun-aug metingen

NO3-N (mg N/l)

NO2-N (mg N/l)

NH4-N (mg N/l)

ortho-P (mg P/l)

totaal P (mg P/l)

1975 1976 1977

18 18 17

-

-

0.29 0.47 0.29

0.32 0.37 0.39

0.66 0.93 0.70

2002 2003 2004

8 9 9

2.06 2.03 1.98

0.04 0.02 0.01

0.05 0.07 0.03

0.07 0.08 0.12

0.24 0.20 0.31

worden gefrustreerd door klimaatverandering, waarbij de stijging van de watertemperatuur tijdens droogte een belangrijke factor is9),10). LITERATUUR 1) KNMI (2006). Climate Change Scenarios 2006 for the Netherlands. Rapport WR 2006-01. 2) Bokhoven A. van (2006). The impact of climate change on the water quality of the Rhine river. Rapport BTO 2006.056(s). Kiwa Water Research. 3) Admiraal W. en Y. Botermans (1989). Comparison of nitrification rates in three branches of the river Rhine. Biogeochemistry 8, pag. 135-151. 4) Admiraal W. en J. van der Vlugt (1988). High rates of denitrification in a storage reservoir fed with water of the river Rhine. Archiv für Hydrobiologie 113, pag. 593-605. 5) Weijden C. van der, en J. Middelburg (1989). Hydrogeochemistry of the river Rhine: long term and seasonal variability, elemental budgets and pollution. Water Research 23, pag. 1247-1266. 6) Pfister L., J. Kwadijk, A. Musy, A. Bronstert en L. Hoffman (2004). Climate change, land use change and runoff prediction in the Rhine-Meuse basins. River Research and Applications 20, pag. 229-241. 7) EEA (2004). Impacts of Europe’s changing climate. An indicator-based assessment. Rapport 2. 8) IPCC (2007). 4th Assessment report. 9) Moren-Abat M., P. Quevauviller, L. Feyen, A. Heiskanen, P. Noges, A. Solheim en E. Lipiatou (red.) (2006). Proceedings international workshop ‘Climate change impacts on the water cycle, resources and quality’. Rapport EUR 22422. Climate Change and Natural Hazards series nr. 8. 10) EEA (2007). Climate change and water adaptation issues. Technical report nr. 2.

advertentie

H2O / 9 - 2007

37


agenda 10 mei, Arnhem Visie op de wateropgave thema-avond naar aanleiding van de brochure die de Dienst Landelijk Gebied vorig jaar oktober uitbracht over de wateropgave in Nederland. Organisatie: Alumnivereniging VVA-Larenstein. Informatie: (026) 369 57 25.

23 mei, Utrecht Waterschappen Europa bewust workshop over het belang van de Europese wet- en regelgeving voor de Nederlandse waterschappen. Organisatie: Unie van Waterschappen. Informatie: Bart van der Helm (070) 351 97 28.

23 mei, Den Haag Het water komt: aanpassen of wegwezen? kort debat (van 17.00 tot 19.00 uur) over de klimaatverandering en ruimtelijke ontwikkeling in relatie tot het regeerakkoord van het kabinet. Organisatie: Nirov. Informatie: (070) 302 84 39.

24 mei, Den Haag ‘Hollands Glorie’ en het dilemma tussen gevaar en overlast eerste van twee bijeenkomsten waarop maximaal 35 (top)bestuurders uit de watersector debatteren over de transitie naar een klimaatbestendige samenleving aan de hand van de stelling dat overstromingsgevaar een integraal onderdeel van de ruimtelijke planning in Nederland moet worden. De tweede bijeenkomst is op 13 september en de openbare slotconferentie op 20 september. Organisatie: BlomBerg Instituut. Informatie: (073) 684 25 25.

24 mei, Gouda INSIDE de resultaten van vijf jaar onderzoek naar dijkversterkingstechnieken door Nederlandse kennisinstellingen, ingenieursbureau’s en aannemers worden hier gepresenteerd. Deze onderzoeken werden (mede) gefinancierd door Rijkswaterstaat in het kader van WINN. Organisatie: Rijkswaterstaat en CUR Bouw & Infra. Informatie: (0182) 54 06 50.

24 mei, Nieuwegein Energiebesparing op rwzi’s bijeenkomst over de mogelijkheden tot energiebesparing op rioolwaterzuiveringsinstallaties. Organisatie: Kennisnetwerk Energiebesparing RWZI, SenterNovem, STOWA en Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden. Informatie: (030) 214 78 22.

38

H2O / 9 - 2007

31 mei, Rotterdam Halen de beide nieuwe waterwetten ongeschonden de Staatscourant? symposium over de implementatie en praktijkgerichte aanpak van de Waterwet en de Wet gemeentelijke watertaken met bijdragen van de ministeries van VROM en Verkeer en Waterstaat, Unie van Waterschappen en de VNG. Organisatie: HoLaPress. Informatie: (040) 208 60 00.

31 mei, Wageningen Overstromingsrisico’s, de relatie tussen ruimte, water en risico één van de zes debatten in de maanden januari t/m juni over de inrichting van het landelijk gebied. Organisatie: Tijdschrift Landwerk en KLV Studiekring Land- en Watergebruik. Informatie: Aad Hendrickx (0317) 42 29 66.

7 juni, Rotterdam Transitie naar de eerste klimaatbestendige samenleving ter wereld? slotconferentie van een nationale debatcyclus over water, aarde en samenleven. Organisatie: BlomBerg Instituut. Informatie: Eva Geensen (073) 684 25 26.

7 juni, Utrecht Effecten verzilting zoete-brakke watersystemen themadag met als onderwerp verzilting als oplossing voor waterkwaliteitsproblemen. Centraal staan het Volkerak-Zoommeer en het Lauwersmeer. Organisatie: Platform herstel zoet-zoutovergangen. Informatie: www.zoetzout.nl.

8 juni, Leeuwarden Hoe gaan we de gevolgen van klimaatverandering opvangen? internationaal congres met vooraanstaande sprekers van onder meer de Wereldbank, de Verenigde Naties, het Rode Kruis en de Nederlandse overheid over de adaptatie van de klimaatverandering. Moet de Hollandse delta anders ingericht en gebruikt gaan worden? Is Nederland sowieso bestuurlijk voorbereid op de verwachte klimatologische extremen? Organisatie: Noordelijke Hogeschool Leeuwarden. Informatie: Jan Dogterom of Silvana Fancel (058) 251 17 33.

12 juni, Arnhem Nieuwe sanitatie bijeenkomst over de stand van zaken rond nieuwe sanitatiesystemen, met onder andere aandacht voor de beschikbaarheid van toe te passen toiletten en leidingmaterialen én de problemen die kunnen optreden. Organisatie: Koepelgroep Ontwikkeling Nieuwe Sanitatie Systemen. Informatie: (030) 232 11 99 of www.stowa.nl.

14 juni, Ede Grondwaterdag bijeenkomst waarop aktuele zaken rond grondwater centraal staan, zoals de discussie over de aansprakelijkheid van gemeenten voor grondwaterschade. Organisatie: Stichting RIONED. Informatie: (0318) 63 11 11.

14 juni, Venlo - Nieuwe ontwikkelingen bij decentrale slibverwerking workshop over technieken voor ontwatering en desintegratie van zuiveringsslib, terugwinning van warmte van slibdrogers, slibdroging in kassen met zonnewarmte, thermische verwerking en de ervaringen van Waterschapsbedrijf Limburg met decentrale slibverwerking, met aan het einde van de dag een bezoek aan de rwzi Venlo. Organisatie: Stichting Schoner Transport en Energieprojecten.com. Informatie: Klaas de Jong (0521) 52 25 70.

14-16 juni, Maastricht Customer connection eerste congres van de International Water Association over de band tussen waterbedrijven en hun afnemers, met op de eerste dag het voorjaarscongres van de Koninklijke Vereniging voor Waterleidingbelangen in Nederland. Organisatie: IWA, KVWN en NVA. Informatie: www.moorga.com of (070) 414 47 78.

15 juni, Zeist Publieksrechtelijke spelregels bij gebiedsontwikkeling congres over de regelgeving bij gebiedsontwikkeling, met onder andere aandacht voor de Watertoets. Organisatie: Elsevier Congressen. Informatie: Maaike Braam (070) 441 57 34.

21 juni, Den Haag Hoogwater en de ruimtelijke opgave derde editie van het ROM-jaarcongres met dit jaar als thema de opgaven voor roafdelingen en waterteams op het gebied van hoogwater, met als gasten onder andere oud-VROM-minister Pieter Winsemius en directeur Wim Derksen van het Ruimtelijk Planbureau. Organisatie: Elsevier Congressen. Informatie: Maaike Braam (070) 441 57 34.

21 juni, Arnhem Kaderrichtlijn Water derde editie van het actualiteitcongres over de Kaderrichtlijn Water, met nu vooral aandacht voor de implementatie. Aan bod komen praktijkcases van Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier, Waterschap Groot Salland, Vereniging Industriewater, LTO Nederland, Provincie Friesland en de gemeente Tilburg. Organisatie: Studiecentrum voor Bedrijf en Overheid. Informatie: (040) 297 49 80.


agenda 21-22 juni, Delft High quality drinking water 2007 internationale workshop over de stand van zaken rond de drinkwaterkwaliteit anno 2007. Organisatie: Faculteit der Civiele Techniek en Geowetenschappen van de TU Delft. Informatie: Jasper Verberk (j.q.j.c.verberk@tudelft.nl).

27 juni, Zwolle Industrieel Water 2007 vijfde editie van Industrieel Water met aandacht voor onder andere het overheidsbeleid ten aanzien van industrieel watergebruik, het beheersen van de (water)kosten en een bedrijfsbezoek aan DOC Kaas in Hoogeveen. Organisatie: Euroforum. Informatie: (040) 297 49 77.

27 juni, Utrecht Juridische actualiteiten kabels en leidingen herhaling van de studiedag van eind 2006 over relevante ontwikkelingen en jurisprudentie op het gebied van kabels en leidingen. Organisatie: Elsevier Congressen. Informatie: Bastiaan van Heereveld (070) 441 57 51.

28 juni, Rotterdam Ondergrondse ordening congres over een betere afstemming van de aanleg van kabels en leidingen in de grond, met ook aandacht voor ondergrondse waterhuishouding en de plannen voor de Zuidplaspolder bij Gouda. Organisatie: Elsevier Congressen. Informatie: Bastiaan van Heereveld (070) 441 57 07.

12-13 september, Rotterdam Nationale conferentie waterbeheer tiende editie van de tweedaagse conferentie over alle actuele aspecten van het waterbeheer in Nederland. Organisatie: Studiecentrum voor Bedrijf en Overheid. Informatie: (040) 297 49 80.

20 september, Zeist Transitie naar de eerste klimaatbestendige samenleving ter wereld?! slotconferentie voor een breed publiek van deskundigen over de omschakeling van de Nederlandse samenleving naar de eerste klimaatbestendige ter wereld, aan de hand van twee debatsessies van (top)bestuurders uit de watersector. Dit debat stond oorspronkelijk gepland voor 7 juni. Organisatie: BlomBerg Instituut. Informatie: (073) 684 25 25.

9-12 oktober, ‘s-Hertogenbosch Riolering en stedelijk watermanagement zesde editie van de tweejaarlijkse vakbeurs Riolering, met enkele belangrijke vernieuwingen, zoals speciale aandacht voor stedelijk waterbeheer, een aparte hal voor bedrijven met grote apparaten, (vracht)auto’s en machinewagens en zaaltjes voor themapresentaties. Organisatie: HoLaPress. Informatie: Claire de Natris (040) 208 60 43.

15-16 oktober, Amsterdam Remediatie, karakterisatie en monitoring van grondwatervervuiling internationaal congres dat alle facetten van remediatie, karakterisatie en monitoring van bodem- en grondwatervervuiling belicht. Informatie: www.redoxtech.com of Niels Hartog van TNO (030) 256 47 46.

16-17 oktober, Leeuwarden TTIW het openingscongres van het nieuwe Technologisch Top Instituut Watertechnologie. Informatie: Heleen Sombekke (058) 284 62 00.

25-28 november, Maastricht World Water Sustainability & Renewable Energy eerste editie van een vijfdaags congres waarbij kennis en ervaring op het gebied van duurzaam watergebruik en hergebruik van energie wordt uitgewisseld. Organisatie: WREN en InterExpo Caribbean NV. Informatie: www.wrenuk.co.uk of www.interexpo.biz.

13 september, Zeist Vergezichten op water, aarde en samenleven tweede bijeenkomst van maximaal 35 (top)bestuurders uit de watersector debatteren over een transitie naar een klimaatbestendige samenleving aan de hand van een lezing over de toekomstige inrichting van Nederland. De uitslag van de discussie vormt de basis van een nationaal debat op 20 september. Organisatie: BlomBerg Instituut. Informatie: (073) 684 25 25.

Buitenland

22 mei, Leuven Duurzaam watergebruik in de industrie workshop en tentoonstelling over duurzaam watergebruik in de industrie, met veel aandacht voor proces- en koelwater. Organisatie: TNAV. Informatie: (0032) 56 77 13 10 of www.aquarama.be.

7 juni, Brussel Water security, does Europe have a strategy? politieke bijeenkomst over de mogelijkheden om op Europees vlak meer te doen aan anticiperend waterbeheer ten aanzien van klimaatveranderingen, veiligheid en investeringsmogelijkheden. Organisatie: Friends of Europe en de European Water Partnership. Informatie: Zuzana Vercinska (0032) 2 737 91 54.

11-14 juni, Seoul ENVEX 29e editie van de internationale milieutechnologiebeurs ENVEX in Zuid-Korea, met als één van de vier deelonderwerpen (afval)waterbehandeling, -zuivering en -hergebruik. Informatie: www.envex.or.kr.

20-22 juni, Antwerpen Publiek-private samenwerking in hergebruik van bagger driedaagse conferentie over ervaringen in het buitenland met publiek-private samenwerking op het gebied van hergebruik en verwerking van verontreinigde baggerspecie. Organisatie: Stichting REUSED. Informatie: (033) 434 35 00.

24-28 juni, Toronto - American Water Works Association’s (AWWA) Annual Conference & Exposition 2007 jaarlijkse beurs met ruim 500 exposanten uit de waterindustrie. Organisatie: AWWA. Informatie: Amerikaanse ambassade: (070) 310 24 17.

12-18 augustus, Stockholm World Water Week internationaal watersymposium, dat dit jaar in het teken staat van duurzaamheid. Organisatie: Stockholm International Water Institute. Informatie: www.siwi.org of www.worldwaterweek.org.

3-6 september, Belo Horizonte (Brazilië) FITABES 24e editie van de belangrijkste Braziliaanse beurs met parallel lopend congresprogramma op het gebied van (drink)water en riolering, met een Nederlands-Belgisch paviljoen. Organisatie: ABES en AIDIS. Informatie: Sebas van den Ende +55 21 2537 4338 of www.real-alliance.com.

3-6 september, Brisbane (Australië) Riversymposium tiende editie van het internationale rivierensymposium. Informatie: Emily Smigrod +61 7 3034 8230 of emily@riverfestival.com.au.

H2O / 9 - 2007

39


handel & industrie Nieuwe software voor grond- en oppervlaktewaterkwaliteitsgegevens Op de waterbeheerders komen bergen werk af in verband met de Kaderrichtlijn Water die een periodieke rapportage vergt van de waterkwaliteit. Dit vereist intensieve monitoringprogramma’s, die de hoeveelheid data zullen doen exploderen. HyCA (Hydro Chemische Analyse) is een computerprogramma dat het werk enigszins kan verlichten. Het neemt het gehele traject van data-invoer tot en met de rapportage door en controleert, selecteert en plot de gegevens snel in een tabel, grafiek, kaart of profiel. HyCA is geschikt voor iedereen die met waterkwaliteitsgegevens te maken heeft, op elk niveau. Het programma is evengoed toepasbaar op grond- als oppervlaktewater en levert antwoord op vragen over betrouwbaarheid, detectie van analysefouten, normoverschrijdingen, watertypen, verontreinigingsgraad en redoxniveau, en produceert tabellen, kaarten en profielen. Het computerprogramma bevat een databank met de chemische eigenschappen van de 1.900 meest voorkomende stoffen in oppervlakte- en grondwater (onder andere prioritaire stoffen, vergeten stoffen en KRW-stoffen). Alle stoffen zijn gekoppeld aan de twee internationale stofcoderingssystemen, namelijk het Amerikaanse CASnummer en het Europese EC-nummer. Beide systemen koppelen een numerieke code aan elke bekende chemische stof, zodat een parameter met verschillende namen altijd zonder verwarring geïdentificeerd wordt, waardoor één van de grootste problemen van databeheerders opgelost is. De basis van HyCA vormt een databank die vrijwel alle invoer accepteert. Wanneer nieuwe gegevens toegevoegd worden, controleert het programma automatisch op

dubbele metingen. Afwijkende eenheden worden geconverteerd in de standaard setting die de gebruiker verkiest. De optie om monsters te selecteren die een bepaalde grenswaarde overschrijden, maakt het mogelijk om uitschieters en foutieve metingen snel op te sporen en te corrigeren. Een ‘parametercalculator’ helpt bij het toevoegen van nieuwe ‘afgeleide’ parameters, via berekening uit reeds aanwezige parameters. Een ‘UnitConverter’ vereenvoudigt het omrekenen tussen verschillende eenheden. Een volledig geautomatiseerde ‘normoverschrijdingtoets’ identificeert binnen enkele seconden alle monsters die één van de volgende normen overschrijden: het Waterleidingbesluit uit 2001, de milieukwaliteitseisen voor gevaarlijke stoffen in de oppervlaktewateren en de normen van VN-gezondheidsorganisatie WHO. Andere normen zijn gemakkelijk op te nemen.

Hydrochemische diagnose Standaard worden alle monsters doorgerekend met CHEMCAL: een computerprogramma voor de berekening van het elektrisch geleidingsvermogen, de ionenbalans, het kalk-koolzuurevenwicht, watertype etc. van natuurlijke wateren. HyCA is bovendien direct verbonden met

Overzicht van de verschillende visualisatiemogelijkheden van HyCA.

PHREEQC-2, zodat met gemak allerlei hydrochemische berekeningen uit te voeren zijn. Standaard berekent PHREEQC2 alle mogelijke mineraalevenwichten, ionactiviteiten, pH, alkaliniteit, ionsterkte en ionenbalans voor alle monsters. Al deze berekende gegevens kunnen in de databank worden opgeslagen als nieuwe parameters en als zodanig in kaart gebracht worden. Voor meer geavanceerde hydrochemische berekeningen en modellering is HyCA verbonden met PHREEQC for Windows en PHREEQC Interactive. Alle functionaliteiten van beide programma’s zijn oproepbaar vanuit HyCA.

Visualisatie HyCA biedt snelle en gebruikersvriendelijke mogelijkheden voor visualisatie van waterkwaliteitsgegevens. Standaardopties zoals tijdsverlopen, staafdiagrammen en Box-Whisker plots vergen slechts een enkele muisklik (zie illustratie). Voor elke geselecteerde parameter en locatie(s) creëert HyCA onmiddellijk kaarten, in bovenaanzicht, dwarsdoorsnede en driedimensionaal, onder drie varianten: meetwaarden als getal, als cirkeltje waarvan grootte en kleur afhankelijk zijn van de meetwaarde én als een zogeheten contourkaart. U kunt een proefversie van HyCA ophalen vanaf de internetpagina www.hyca.nl. Deze bevat alle functionaliteiten van HyCA en is geldig voor 14 dagen.

Igor Mendizabal en Pieter Stuyfzand (Kiwa Water Research / Vrije Universiteit Amsterdam)

Digitale foto’s

A

ls u foto’s digitaal wilt doorsturen naar de redactie, neem dan eerst contact op. De resolutie van de foto’s moet namelijk minimaal 300 dpi bedragen op de ware grootte in het tijdschrift. Foto’s doorsturen met een lagere resolutie heeft geen zin. De beeldschermresolutie van foto’s bedraagt meestal slechts 72 dpi. Gebruik van het programma Powerpoint voor grafisch materiaal wordt afgeraden!

40

H2O / 9 - 2007


handel & industrie Inductie tegen kalkaanslag Ingenieursbureau A-Engineering uit Tilburg introduceert op de beurs Industrial Maintenance, die van 5 tot en met 7 juni in Ahoy in Rotterdam plaatsvindt, een nieuwe methode om kalkaanslag in (industriële) waterleidingen te voorkomen: inductie.

Norm voor CZV-bepaling aangepast Onlangs is de norm NEN 6633 voor de bepaling van CZV aangepast met een vermelding naar de norm NENISO 15705 voor CZV-kuvettentesten. Hach Lange in Tiel werkt met de ISO-kuvettentesten LCI 400 en 500 in combinatie met nieuwe fotometers geheel conform NEN-ISO 15705. NEN 6633 wordt gebruikt voor verwijzing in de wetgeving omtrent lozing van afvalwater, zoals bij indirecte lozingen op rioolwaterzuiveringen en bij directe lozingen op oppervlaktewater. NEN 6633 omschrijft een titrimetrische bepaling van CZV. Het analysemonster, bijvoorbeeld afvalwater, wordt in zuurmilieu, in aanwezigheid van zilversulfaat als katalysator en kwik(II)sulfaat als maskering van chloride, met een overmaat

kaliumdichromaat gekookt. De verbruikte hoeveelheid kaliumdichromaat wordt titrimetrisch bepaald en omgerekend naar de equivalente hoeveelheid zuurstof. De herziene versie van NEN 6633 is nu aangepast op het gebied van toevoeging van het kwik(II)sulfaat, inzetbaarheid bij afwijkende massaverhouding van chloride en CZV en de storing van bromide op de bepaling. De kuvettentesten LCI 400 en 500 van Hach Lange werken, in combinatie met de nieuwste fotometers, geheel conform de NEN-ISO 15705. Daardoor kunnen deze cuvettentests gebruikt worden voor de CZV-bepaling ten behoeve van de Wvovergunning. Daarbij gaat het om zowel de vergunning zelf als de interne controle. Voor meer informatie: (0344) 63 62 86.

Nieuwe directeur én jubileum Arnomij Arnomij Leidingsystemen bestaat 25 jaar. Tegelijkertijd maakt het bedrijf bekend dat de huidige oprichter en directeur Martin Paauwe per 1 januari 2008 vertrekt. Hij wordt opgevolgd door Fred Nijpjes.

Om de leidingen worden één of meerdere spoelen gewikkeld waarop (blok)spanning komt te staan. De veranderingen in het elektromagnetische veld moeten gestructureerde kalkaanslag voorkomen. A-Engineering brengt eerst het hele leidingnet in kaart. Aan de hand daarvan wordt bepaald hoeveel spoelen moeten worden geplaatst en waar deze moeten komen. De frequentie van de spanningen is afhankelijk van de doorstroomsnelheid van het water. Het effect hangt ook af van de watertemperatuur en de mate waarin het water in aanraking komt met lucht. De waterkwaliteit wijzigt niet. Wel wordt de levensduur van de aangesloten apparatuur verlengd. Door inductie kan worden bespaard op de kosten van onderhoud. Bovendien hoeven voor het verwijderen van kalkaanslag geen chemicaliën te worden gebruikt.

Intussen gaat het bedrijf door met het op de markt brengen van een aantal nieuwe producten. Zo verkoopt Arnomij de Nicoll Kenadrain afvoergeulen. Deze lijnafwatering is licht, breukvast en zelfreinigend. Ze is leverbaar in de breedtes 100, 150, 200 en 300 mm met een afdekking in alle gewenste kwaliteiten. Het programma voldoet aan de Europese norm EN 1433. Een andere noviteit zijn de Ecodren dubbelwandige hdpe regenwaterinfiltratiebuizen. Deze zijn ontwikkeld voor de aanleg, buffering en infiltratie van regenwater rond woningen en bij rail- en wegenbouw, maar ook voor vuilstortplaatsen. De buizen zijn uitwendig geribd en glad aan de binnenzijde. De infiltratiesleuven worden aangebracht op 135, 220 of 360 graden.

Een andere nieuwkomer in het programma is de Easy Clip, een mechanisch aanboorzadel dat geschikt is voor ieder type hoofdriolering met een diameter van 315 tot 1.000 mm en een maximale wanddikte van 100 mm. Tenslotte levert Arnomij de Waterloc infiltratieblokken voor regenwater. Hierin kan regenwater worden opgeslagen om in de bodem te laten infiltreren óf om op te slaan in regenwatertanks. De infiltratieblokken zijn sterk, licht van gewicht en makkelijk te installeren. Het ontwerp bestaat uit zelfreinigende, verticaal geëxtrudeerde honingraatstructuren in combinatie met spuitgegoten roosterafdekkingen. De blokken zijn geschikt voor belasting door voetgangers en licht verkeer. Voor diepere installaties zijn de speciale Waterloc HD-blokken ontwikkeld. De blokken hebben een volume van 0,25 kubieke meter per stuk en kunnen ook modulair opgebouwd worden tot een regenwateropslag van iedere gewenste afmeting. Met de bijbehorende klemmen kunnen de blokken rug aan rug worden bevestigd, zowel horizontaal als verticaal. Voor meer informatie: (0252) 41 69 50.

Voor meer informatie: J. Hamers (013) 631 63 63.

De Nicoll Kenadrain afvoergeul

H2O / 9 - 2007

41


AVK DÉ OPLOSSING ALS Ú DE LEIDING HEEFT

AVK NEDERLAND BV Postbus 73 8170 AB VAASSEN Tel. +31 (0)578 - 574490 Fax +31 (0)578 - 574459 e-mail: avknl@avk-nl.nl www.avknederland.nl

Drijvende kracht Le Pooleweg 9 2314 XT Leiden Tel.: 071 - 581 40 40 Fax: 071 - 581 40 49 E-mail: office@benelux.auma.com

Aandrijvingen voor afsluiters van Auma staan wereldwijd bekend als zeer veilig en betrouwbaar. Maar ze zijn ook en vooral klaar voor een toekomst waarin procesbeheersing, meer nog dan vandaag, draait om geïntegreerde automatische besturing. Om de productie te waarborgen en maintenance veiliger, eenvoudiger en goedkoper te maken, is Auma de logische keuze. Want de aandrijvingen van Auma zijn doeners én denkers tegelijk, die gemakkelijk te integreren zijn in elk gangbaar geautomatiseerd procesbesturingssysteem. Auma bekleedt al ruim 40 jaar een toppositie als ontwerper en producent van innovatieve aandrijvingen voor afsluiters. Conventionele, non-intrusive en explosieveilige aandrijvingen die toegepast worden in veeleisende omgevingen als waterbeheer en (petro-)chemie. Onze salesengineers werken graag met u mee aan de beste configuratie voor uw installaties. Maak eens een afspraak, en ontdek ons oplossend vermogen.

AUMA, SOLUTIONS FOR A WORLD IN MOTION



Gasheldere ideeĂŤn voor water.

Komt u zuurstof tekort in uw waterstroom of zuivering, wilt u uw slibstroom reduceren, is de pH van uw waterstromen te hoog, wilt u kalkafzettingen voorkomen of mist u oxidatiekracht? Wij bieden u toepassingen voor de behandeling van drinkwater, afvalwater, slib en dergelijke. Linde Gas Benelux levert hiervoor niet alleen zuurstof, ozon en koolzuur, maar ook technologie, equipment en jaren ervaring. Specialisten met kennis van gassen ĂŠn water komen graag langs om u te helpen het gewenste resultaat te behalen.

Linde Gas-ideas become solutions.

Linde Gas Benelux B.V. Havenstraat 1, Postbus 78, 3100 AB Schiedam Tel. 010 246 14 70, Fax 010 246 15 06 www.lindegasbenelux.com water@nl.lindegasbenelux.com

1


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.