nº
40ste jaargang / 29 juni 2007
13 /
2007
TIJDSCHRIFT VOOR WATERVOORZIENING EN WATERBEHEER
thema stedelijk waterbeheer DE INVULLING VAN DE GRONDWATERZORGPLICHT MILIEURISICO’S DIEPINFILTRATIE AFGEKOPPELD REGENWATER “WATER IN DE STAD BENUTTEN VOOR ENERGIE EN VOEDSEL”
Wavin Azura
Duurzaam Waterbeheer
‘I’m singing in the rain’ Het totaalconcept voor duurzaam waterbeheer met: Infiltratie units, waaronder Wavin Azura Q-Bic Wavin Nederland B.V.
Infiltratiebuizen en bezinkputten
Postbus 5 7770 AA HARDENBERG
Het SmartDrain systeem
Telefoon 0523-288165 Telefax 0523-288678 Internet www.wavin.nl E-mail info@wavin.nl
Filter- en scheidingsystemen Save kolken Tegra putten (kunststof) lijnafwatering
Duurzaam Waterbeheer
Veiligheid
V
eiligheid stond in de afgelopen twee weken weer diverse keren centraal. Zo werden de eerste resultaten bekend van de proef in Delfzijl met de golfoverslagsimulator. Die stemden tot grote tevredenheid. De met gras begroeide dijk blijkt veel sterker dan verwacht. Verder meldde Rijkswaterstaat in IJmuiden te gaan zoeken naar samenwerking met andere partijen en financiering voor enkele kansrijke innovaties die te maken hebben met de relatie tussen het versterkte broeikaseffect en de veiligheid van Nederland. De beheerders van de stormvloedkeringen in de Nieuwe Waterweg, de Oosterschelde, het Haringvliet en bij Ramspol bezegelden tenslotte een nieuwe samenwerking met Rijkswaterstaat waarbij kennis en ervaring uitgewisseld gaat worden over het beheer en onderhoud van de genoemde stormvloedkeringen.
H2O tijdschrift voor watervoorziening en waterbeheer verschijnt ééns per 14 dagen Officieel orgaan van Stichting tot uitgave van het tijdschrift H2O en haar participanten: - Vereniging van Waterbedrijven in Nederland - Koninklijke Vereniging voor Waterleidingbelangen in Nederland - Nederlandse Vereniging voor Waterbeheer - Kiwa Water Holding BV Uitgever Rinus Vissers Redactie Peter Bielars (hoofdredacteur) Michiel van Zaane Marjon Hoogesteger Redactiesecretariaat Dora Pompe Redactieadres en uitgeverij Postbus 122, 3100 AC Schiedam telefoon (010) 427 41 65 telefax (010) 473 26 40 e-mail h2o@nijgh.nl Bezoekadres: ’s-Gravelandseweg 565 3119 XT Schiedam Redactiecommissie Harry Tolkamp (voorzitter/NVA) André Struker (KVWN) Frits Vos (VEWIN) Gerda Sulmann (Kiwa Water Research) Advertentieverkoop Roelien Voshol (010) 427 41 54 Brigitte Laban (010) 427 41 52 Mediaorder Carola Sjoukes (010) 427 41 41 Suzanne Klüver (010) 427 41 40 telefax (010) 473 20 00 Abonnementenservice Pauline Roos Tini van Schijndel telefoon (010) 427 41 08 telefax (010) 426 27 95 Abonnementsprijs € 95,- per jaar excl. 6% BTW € 126,- per jaar voor buitenland € 8,- losse exemplaren excl. 6% BTW Abonnementen gelden voor één jaar en worden – zonder tegenbericht – automatisch verlengd. Opzeggingen dienen schriftelijk uiterlijk 6 weken voor het aflopen van de abonnementsperiode te geschieden aan bovenstaand postadres. Druk en lay-out Den Haag mediagroep b.v., Rijswijk Copyright Nijgh Periodieken B.V., 2007 Het auteursrecht op de inhoud van dit tijdschrift wordt uitdrukkelijk voorbehouden. Overname van artikelen alleen na schriftelijke toestemming van de uitgever. www.vakbladh2o.nl
Over de veiligheid van de dijken en keringen in Nederland bestaat al enige tijd discussie. Sommigen menen dat die veiligheid helemaal niet zo groot is en dat veel te weinig geld uitgetrokken wordt om de veiligheid van de burger te kunnen blijven garanderen. Anderen zien in de vele kustbeschermings- en dijkversterkingsprojecten die momenteel lopen, het bewijs dat Nederland nog nooit zo veilig is geweest als anno 2007. De wet van de remmende voorsprong heeft Nederland parten gespeeld. We moeten goed bij de les blijven. De omstandigheden wijzigen door de veranderingen in het klimaat en de toenemende bebouwing van het land. We moeten dus kritisch blijven over de mate van veiligheid tegen water in Nederland. Peter Bielars
inhoud nº 13 / 2007 / *thema 4
/ Nog veel potentie in klassieke zuiveringsmethoden
6
/ Interview met Gerard Rundberg, directeur Wereld Waternet Maarten Gast
8* / Grondwaterzorgplicht: ook een grondwatermonitoringsplicht? Jelle Buma, Niels van Oostrom en Roelof Stuurman
7
12* / Interview met Frans van de Ven, hoofddocent stedelijk waterbeheer TU Delft Maarten Gast
16 / Kwaliteit van analyses in het waterbodembeheer en de rol van AS 3000 hierin R. van der Meer
20 / Interview met Michiel van Haersma Buma, dijkgraaf van het Hoogheemraadschap van Delfland
12
22* / Actieplan voor diffuse bronnen in Noord-Holland Martine Beuken-Greben, Simon Zijlstra en Hans Overbeek
24* / Inzicht in milieurisico’s van diepinfiltratie van afgekoppeld regenwater
20
Ronald Bos, Marc Balemans, Pieter Stuyfzand en Benno Drijver
30 / Symposium op hoog niveau voor jubilerend UNESCO-IHE
33 / Verenigingsnieuws 37 / Hoe bruin water leidt tot een nieuwe aanpak Jan Vreeburg, Jasper Verberk, Peter Schaap en Hans van Dijk
41 / De wondere wereld van de deeltjes in het pompstation Karin Teunissen, Anneke Abrahamse, Harry Leijssen en Hans van Dijk
45 / Bijzondere bemonsteringstechnieken in drinkwaterleidingen Wim Hoogenboezem, Frans Ens en Ed Gijsbers
48 / Agenda
Bij de omslagfoto: Eén van de belangrijkste problemen in het stedelijk waterbeheer: verstopte afvoeren en daardoor langdurig water op straat.
Nog veel potentie in klassieke zuiveringsmethoden In beproefde afvalwaterzuiveringsmethoden, zoals zandfiltratie en actiefslib, zit nog veel potentie. Door deze technieken te verbeteren en te combineren kan het effluent van de awzi’s en rwzi’s nog schoner worden. Met het oog op de implementatie van de Kaderrichtlijn Water is dit wellicht geen overbodige luxe. Want hoewel uit de Decembernota van 2006 bleek dat inrichtingsmaatregelen het meest effectief zijn om de KRW-doelen te halen, is de kans groot dat ook het effluent van de zuiveringen schoner moet worden. Met name aan de verwijdering van nitraten en fosfaten zouden strengere eisen gesteld kunnen worden. Maar ook nieuwe technieken, bijvoorbeeld uit de drinkwaterzuivering, zouden wel eens hun intrede kunnen doen bij de afvalwaterzuivering. Dat bleek tijdens het NVA-congres ‘Vergaande zuivering: wat kan en wat wíl je er mee?’ op 21 juni op rwzi Horstermeer.
U
it de eerste resultaten van de gebiedsprocessen voor de KRW blijkt dat de inrichtingsmaatregelen verreweg dominant zijn, volgens Willem Mak van Coördinatiebureau Stroomgebieden Nederland. Op regionaal niveau worden bijna geen maatregelen tegen eutrofiëring genomen en ook niet tegen prioritaire en andere vervuilende stoffen. Terwijl, naar zijn persoonlijke mening, op het gebied van nutriënten nog wel het nodige kan gebeuren bij de afvalwaterzuiveringen. Door bijvoorbeeld de klimaatverandering en de Kaderrichtlijn mariene wateren zouden rwzi’s opnieuw in beeld kunnen komen voor extra maatregelen. Ook de nieuwe conceptlijst prioritaire stoffen, waarop bijvoorbeeld medicijnen staan, zullen ervoor zorgen dat
afvalwaterzuivering opnieuw onder de loep wordt genomen. Omdat het onmogelijk is mensen te verbieden medicijnen te gebruiken, moeten deze elders uit het water worden gehaald. De rwzi lijkt daarvoor de aangewezen plaats, hoewel urinescheiding bij nieuwbouw daar een wezenlijke bijdrage aan kan leveren. Ook Diederik van der Molen (Rijkswaterstaat RIZA) voorziet dat rwzi’s in bepaalde gevallen meer nutriënten moeten gaan verwijderen. Dat is wel afhankelijk van de uiteindelijke normen die aan het oppervlaktewater gesteld worden en de ontwikkeling van de hoeveelheid nutriënten in het water. De trend is nu dalend, maar waar deze stopt is niet duidelijk. Ook als een rwzi een duidelijke bijdrage levert aan de hoeveelheid
Ook op rwzi Maasbommel is geëxperimenteerd met verschillende nazuiveringstechnieken van het effluent.
4
H2O / 13 - 2007
nutriënten in het oppervlaktewater moet uiteraard het zuiveringsrendement omhoog. Op dit moment wordt gewerkt aan een Algemene Maatregel van Bestuur voor de KRW. Hierbij wordt eens in de zes jaar gekeken naar de monitoringsresultaten om te voorkomen dat Nederland ‘op slot gaat’. De AMvB omvat alleen de goede ecologische en de goede chemische toestand. De andere doelen worden opgenomen in de stroomgebiedsbeheerplannen. Het eerste concept van deze AMvB verschijnt dit najaar. Een oude bekende zuiveringstechniek is het actiefslibproces. Volgens Jan Willem Mulder (Waterschap Hollandse Delta en STOWA) kan deze techniek nog beter zuiveren dan nu het geval is. Vroeger werden concentraties
verslag / actualiteit Aa en Maas ontvangt Maasprijs van 10-15 mg stikstof en 1 of 2 mg fosfor per liter effluent beschouwd als de grenzen van de actiefslibmethode. Later werden deze normen bijgesteld naar de huidige norm van 5 mg stikstof en 0,3 mg fosfor per liter. De haalbaarheid met alleen actiefslib werd als onzeker gezien. In de toekomst zouden deze normen nog strenger kunnen worden. Omdat nog niet duidelijk is hoe streng de normen in de KRW zullen worden, wordt voorlopig het MTR aangehouden: 2,2 mg stikstof en 0,15 mg fosfor (A-norm). Uit onderzoek op de zuivering Heenvliet blijkt dat de huidige normen, de genoemde 5 mg stikstof en 0,3 mg fosfor per liter, gedurende lange periodes gehaald worden met alleen actiefslib. Uit modellering van de resultaten van een grootscheepse inventarisatie blijkt dat de A-norm voor nitraat met alleen actiefslib lastig wordt maar niet onmogelijk. Recirculatie, minimaal 30 maal, helpt hierbij. Ook op andere manieren kan verwijdering van nitraat met actiefslib worden gestimuleerd. De A-norm voor fosfor is wél moeilijk haalbaar. Het halen van beide normen wordt stevig geholpen als zwevend stof verwijderd wordt middels bijvoorbeeld filtratie of een membraanbioreactor. Een andere ‘klassieker’ is zandfiltratie: discontinu en neerwaarts doorstroomd en continue, opwaarts doorstroomd. Voor de verwijdering van fosfor is discontinu meer geschikt, voor nitraten continue zandfiltratie. Het bereiken van de A-norm is moeilijk realiseerbaar, volgens Paul Janssen van DHV. Om toch die lage waarden te halen, is voorafgaand een goed actiefslibproces noodzakelijk, dat al veel nutriënten verwijderd. Op dit moment is een consortium van vijf grote Nederlandse ingenieursbureau’s bezig met onderzoek naar zandfiltratie. De doelen zijn om de kosten te verlagen, de doorstroomsnelheid te verhogen en het zuiveringsrendement te verhogen. Ook combinaties met andere zuiveringstechnieken worden bekeken. Awzi Leiden Zuid West is een soort speeltuin voor onderzoekers, blijkens het verhaal van Jeffrey den Elzen van het Hoogheemraadschap van Rijnland. Hier worden verschillende technieken in verschillende combinaties onderzocht. De onderzoeken lopen nog, maar wel blijkt het belang van voorzuivering. Dit moet goed gebeuren om de rest van het zuiveringsproces zo optimaal mogelijk te laten verlopen. Dat betekent dat eerst de bestaande installatie optimaal benut moet worden voor stappen worden toegevoegd. Ook rwzi Horstermeer is het toneel van verschillende experimenten. Zo staat er een multimediafilterinstallatie en een biologisch actievekoolfiltratieinstallatie. De testresultaten van beiden bieden perspectief, maar er
moet nog veel gebeuren volgens Anne-Marie te Kloeze van Witteveen+Bos. Zo zou een volgende stap het 1-STEP filter kunnen zijn: One Step Total Effluent Polishing. Ook wordt nog gekeken naar Bewegend Bed Absorptie. De uitdaging is om dit soort technieken op grote schaal en op korte termijn beschikbaar te maken. Jans Kruit van Royal Haskoning ging op zoek naar de ‘KRWZI-code’, dé oplossing om de KRW-eisen op een rwzi te realiseren. In een geanimeerd verhaal kwam hij tenslotte tot de conclusie dat de toevoeging van korrelkool na de nabezinktank de beste oplossing was voor de KRW-praktijk. Korrelkool verwijdert metalen, medicijnen en hormoonverstorende stoffen goed en is ook goed in het verwijderen van zwevende stoffen. Nadeel is de gevoeligheid voor chemisch slib. Misschien kunnen de afvalwaterzuiveraars nog wel wat leren van de drinkwaterwereld. Technieken die al heel gewoon zijn bij drinkwaterbedrijven doen misschien ook wel hun intrede op rwzi’s en awzi’s. Tenminste, als Danny Treksel van Kiwa met zijn pleidooi voor het toevoegen van oxidatieve omzetting de toehoorders kon overtuigen. Uit zijn verhaal bleek dat de verschillende manieren van oxidatieve omzetting (UV/ waterstofperoxide, ozon/waterstofperoxide, Fenton, ozon/UV en ozon) een toegevoegde waarde kunnen hebben als extra stap bij de bestaande awz’s en rwzi’s, maar dat ook de nadelen van die technieken (bijproducten, haalbaarheid) in beschouwing moet worden genomen. Rwzi Ootmarsum is een mengeling van oud en nieuw. Op de zuivering zelf wordt gebruik gemaakt van een hybride MBR-installatie: MBR, nabezinktanks en discontinue zandfiltratie. Het water loopt via de Wiemselbeek en de Hollandergraven in Ottershagen, een natuur/overstromingsgebied in ontwikkeling. In de zomer vormt het effluent de helft van het beekdebiet. Dick de Vente van Waterschap Regge en Dinkel ging in op ecologisering als nageschakelde techniek. Hierbij wordt het water ecologisch zo veranderd dat het zonder problemen kan worden opgenomen in het ontvangende systeem of dit systeem zelfs versterkt. In dit geval zou natuurgebied Ottershagen dus profiteren van het effluent, dat speciaal is aangepast voor het gebied. Een mooi streven, maar ecologisering kan ook nadelen hebben. Door de nutriëntenrijkdom kan algenbloei optreden, zuurstofloosheid, nalevering vanuit de bodem, peildaling in de zomer en is het onderhoud lastig. Dit was de tweede bijeenkomst over afvalwaterzuivering en de KRW van de NVA-programmagroep afvalwaterzuivering. Eind september wordt het derde deel van de drieluik gehouden.
Waterschap Aa en Maas ontving op 14 juni tijdens een driedaags IWAcongres in Maastricht, samen met het nog te bouwen Maasziekenhuis in Boxmeer, de internationale Maasprijs. Zij krijgen de prijs voor het scheiden van urine en afvalwater. De sterk vervuilende urine wordt gescheiden opgevangen en separaat behandeld.
I
n het nieuw te bouwen Maasziekenhuis wordt in het hoofdgebouw gescheiden sanitatie toegepast. De urine, inclusief de hoge concentraties stikstof en fosfaat en eventuele medicijnresten, wordt in een aparte tank opgeslagen en komt niet meer op de afvalwaterzuivering terecht. Waterschap Aa en Maas betaalt mee aan de investering die nodig is om de gescheiden sanitatie aan te leggen en staat garant voor het resterende bedrag. De Maasprijs is ingesteld om de waterkwaliteit van de Maas verder te verbeteren. De prijs is een wisseltrofee die om de ongeveer vier jaar door de vorige winnaar wordt overgedragen aan de nieuwe winnaar. Voor meer informatie: www.riwa-maas.org.
Gescheiden urine-inzameling op Windesheim Hogeschool Windesheim, Waterschap Groot Salland, gemeente Zwolle, de firma DYKA, STOWA en Grontmij gaan een gescheiden urine-inzameling opzetten in een nog te realiseren gebouw van de hogeschool.
W
indesheim gaat in het nieuwe schoolgebouw 110 scheidingstoiletten en 30 urinoirs plaatsen. Speciale leidingen zorgen voor de inzameling en het transport van de urine. Voor het uitvoeren van praktijkgericht onderzoek naar afzettingen van urinesteen in inzamel- en transportleidingen stelt DYKA een werkplek ter beschikking aan een student. Grontmij en STOWA bieden een student een werkplek voor onderzoek naar de acceptatie van gescheiden urine-inzameling. De gemeente Zwolle zorgt voor doelmatige inzameling en transport van de urine naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie Zwolle van het Waterschap Groot Salland. Het waterschap zet zich tenslotte in om ingezamelde urine te behandelen en mogelijkheden voor urineverwerking te onderzoeken.
H2O / 13 - 2007
5
GERARD RUNDBERG, DIRECTEUR WERELD WATERNET:
“Bijdrage aan millenniumdoelstellingen moet opdracht worden” Na Aquanet, Aqua for All, WMD en Vitens-Evides International is er nu Wereld Waternet, de nieuwe stichting waarin Waternet, het Amsterdamse waterketenbedrijf, zijn buitenlandse activiteiten heeft ondergebracht. Op 4 juni jl. presenteerde Maarten van Poelgeest, wethouder Bedrijven van Amsterdam, deze nieuwe organisatie tijdens de speciale vergadering van het Water and Sanitation Program van de Wereld Bank, die in Amsterdam plaatsvond. Maarten Gast had een gesprek met Gerard Rundberg, de directeur van Wereld Waternet, over de opzet en de doelstelling van deze nieuwe loot van Waternet.
“A
ls je me vraagt om de opzet van Wereld Waternet toe te lichten, moet ik bij Waternet zelf beginnen. Bij de samenvoeging van Waterleidingbedrijf Amsterdam (WLB) en DWR bracht elk bedrijf zijn buitenlandse activiteiten in. WLB had al vele jaren contacten met collega-drinkwaterbedrijven in bijvoorbeeld Indonesië, Egypte en Suriname. Die contacten waren alleen op drinkwater gericht. DWR had zijn specifieke samenwerkingsrelaties: op Aruba op rioleringsgebied en in Letland op waterschapsgebied.”
“Door de vorming van Waternet hebben we nu alle aspecten op watergebied in huis. Als integraal waterbedrijf kunnen we inspelen op de wens van een integrale aanpak, die steeds duidelijker wordt. En dat is niet alleen een wens, dat is pure noodzaak als we een duurzame bijdrage willen leveren aan het realiseren van de millenniumdoelstellingen van de Verenigde Naties. Met duurzaam bedoel ik een bijdrage waar de mensen blijvend iets aan hebben. Niet een soort cijferfetisjisme, waarbij alleen het getal van zoveel aansluitingen of toegangen belangrijk is, maar het helpen opbouwen van een
systeem dat blijft functioneren. Dat bereik je niet door ergens heen te gaan, huizen aan te sluiten op de waterleiding of latrines neer te zetten en dan weer te vertrekken. Daarvoor zijn WOP’s nodig (Water Operator Partnerships) waarbij je helpt om organisaties op te bouwen die zelf de millenniumdoelstellingen gaan realiseren. Een moderne vorm van twinning. De kern is dat zij het moeten doen en wij moeten helpen organisaties op te bouwen die dat kunnen, die de problematiek ook integraal aanpakken: drinkwater, afvalwater, bescherming van de bronnen etc.” “Minister Koenders zal op 30 juni op Schokland een convenant met de watersector, zowel publiek als privaat, sluiten over het realiseren van de millenniumdoelstellingen, voor zover dat Nederland betreft. Oorspronkelijk werd alleen gedacht aan een convenant ondertekend door het Ministerie van Ontwikkelingssamenwerking, een convenant dat alleen over ‘samenwerken’ sprak. Als watersector hebben we erop ingezet dat het een convenant van de regering wordt, wat ook ondertekend wordt door de ministeries van VROM, V&W, EZ en Buitenlandse Zaken. Een convenant dat een opdracht aan de watersector inhoudt. Geen vrijheid, maar een verplichting.” “De regelgeving mag dan geen belemmering meer zijn. Nu is het de bedrijven niet toegestaan om de kosten van buitenlandse activiteiten of een deel daarvan ten laste te brengen van de gebonden klant of het risico daarop af te wentelen. Als VROM de wet op dat punt aanpast, krijgen wij ook de ruimte om zo’n taak als opdracht uit te voeren. Het wordt dan ook veel gemakkelijker om die bedrijven bij een project of bij een probleem te betrekken, die daar goed in zijn. Allerlei combinaties worden dan mogelijk.”
Ontmoeting met de Wereldbank Op 4 en 5 juni jl. vond de jaarlijkse vergadering van de Raad voor het Water en Sanitatie Programma (WSP) van de Wereldbank in Amsterdam plaats. De eigenlijke vergadering van het WSP werd bijgewoond door prins Willem-Alexander als voorzitter van de Adviesraad voor Water en Sanitatie van de secretaris-generaal van de Verenigde Naties. Wereld Waternet, NWP en Aqua for All hadden, in overleg met DGIS (Ministerie van Ontwikkelingssamenwerking), het initiatief genomen om aansluitend aan deze vergadering een gedachtewisseling te laten plaatsvinden met leden van de Nederlandse watersector. De benadering van de Wereldbank De Wereldbank heeft als doel de armoede in de wereld te reduceren en de leefomstandigheden van mensen in ontwikkelingslanden te verbeteren. Zij doet dit werk al vanaf begin jaren 60 en is thans eigendom van 180 landen. Het beleid van de bank steunt op twee pilaren. De ene is het bevorderen van een klimaat voor het doen van investeringen, het scheppen
6
H2O / 13 - 2007
van werkgelegenheid en het bevorderen van een duurzame ontwikkeling e.d. door het verbeteren van de fysieke infrastructuur. De andere is het investeren in de bestrijding van de armoede en het stimuleren van de ontwikkeling van mensen. Voor de realisatie van dit beleid worden zowel bijdragen van de leden als privaat kapitaal aangewend. De oorzaken van de achterstanden De millenniumdoelstellingen van de VN zijn bekend. In 2015 moeten 1,6 miljard meer mensen dan nu toegang hebben tot sanitaire voorzieningen en 1,1 miljard tot schoon drinkwater. Om dat te halen, moeten in de delen van de wereld met de grootste achterstand, Afrika, Zuid- en Oost-Azië, 25 tot 40 miljoen nieuwe aansluitingen of toegangen per jaar gerealiseerd worden, een gigantische uitdaging. Daarnaast verschuift de oorzaak van de achterstanden. Rond 1980 was dat schaarste, het gevolg van het achterblijven van investeringen door de overheid. Rond 1990 begonnen de effecten van groei van de bevolking en
urbanisatie, maar ook en vooral van verslechtering van de waterkwaliteit en sterke daling van het grondwater mee te spelen. Oorzaken waarbij de activiteiten van de private markt veel invloed hadden. Vanaf 2000 legt de klimaatverandering een nieuw accent, enerzijds mondiaal overal effect hebbend, anderzijds specifiek regionaal, zoals in deltagebieden op zeeniveau. Een oorzaak die een beroep doet op de samenleving als geheel. Publiek of privaat Vraag is nu hoe de effectiviteit van publieke voorzieningen verhoogd kan worden. Hoe de corruptie bestreden kan worden, is inmiddels een onderwerp dat bespreekbaar is. Betere benutting van de bestaande voorzieningen moet bevorderd worden. Lekverliezen moeten drastisch terug, renovatie van bestaande stelsels gaat boven nieuwe investeringen. De samenwerkingsvormen die de Nederlandse bedrijven kiezen, zijn daarom interessant en veelbelovend, omdat zij tot doel hebben de eigen organisatie in de ontwikkelingslanden te versterken.
interview / verslag van ons medewerkersbestand (17 mensen) in het buitenland in te zetten. Je hebt dan in totaal een budget van drie à vier miljoen euro per jaar nodig. We denken daarvoor aan drie financiële stromen. De eerste vormen donaties en sponsoren. De gemeente sponsort al jaren ons werk in Suriname voor een deel. Vanaf 2008 kunnen onze klanten ook een vrijwillige bijdrage gaan leveren. De tweede stroom zijn de subsidies van bijvoorbeeld de VNG en de betaalde opdrachten van DGIS of van anderen. De derde stroom moet komen uit afspraken met bedrijven die in het buitenland opereren en die behoefte hebben aan onze kennis en ervaring op het gebied van procestechnologie, van beheer en onderhoud, van notaproductie enz. Over uiterlijk vijf jaar wil ik quitte draaien en de schuld die we nu opbouwen, afgelost hebben.”
Gerard Rundberg (links) in gesprek met kroonprins Willem-Alexander.
“In wezen vraagt een duurzame aanpak om nog verdere verbreding. In Suriname bijvoorbeeld waren we bezig dorpen in het binnenland van drinkwater te voorzien. Toen kwam die grote watersnood en werd het duidelijk dat je er niet was met alleen drinkwater. Ook niet met goed drinkwater, goede sanitaire voorzieningen en een goed waarschuwingssysteem voor hoog water. Het gaat om de vraag of die dorpen wel op een geschikte plaats en op een juiste hoogte gebouwd zijn. Hoe de economische ontwikkelingsmogelijkheden zijn, het onderwijs, de gezondheidszorg. Je moet proberen een hele regio tot ontwikkeling te brengen, de millenniumdoelstellingen op alle gebieden op elkaar afstemmen en er één totale ontwikkeling van maken.”
“Dat geldt niet alleen in Suriname, dat speelt net zo op het platteland in Afrika. En als je de regio’s tot een betere ontwikkeling weet te brengen, maak je het voor de mensen interessant daar te blijven wonen. Niet weg te trekken naar de steeds groter wordende steden, waarin de problemen nog veel moeilijker oplosbaar zijn. Dat eist een complexe aanpak en vraagt veel organisatietalent. Maar ik zie het wel als het doel waar we naar toe moeten. Daarvoor heb je in die landen dan ook de private bedrijven nodig. Met de publieke alleen kom je er niet.”
‘Full cost recovery’ Theo Schmitz van VEWIN memoreerde dat Nederland na de oorlog dankzij de Marshallhulp zijn infrastructuur op orde heeft kunnen krijgen. Kan dan in ontwikkelingslanden ‘full cost recovery’ gevraagd worden? Neen, was het duidelijke antwoord, dat is vaak niet te halen. Met het in rekening kunnen brengen van de kosten van beheer en onderhoud mag je dikwijls al blij zijn. Aangepaste tariefstructuren kunnen een volgende stap vormen. ‘Full cost recovery’ is wel het einddoel.
van de klimaatverandering. Een veld dat voor vele bedrijven interessant kan zijn en relatief beperkte investeringen vraagt.
Het belang van gegevens Onderstreept werd het belang van goede gegevens. Gegevens om de feitelijke situatie te kennen, gegevens over de mensen, over de voorzieningen en de bronnen. Maar ook gegevens om onderlinge bedrijfsvergelijking mogelijk te maken, zoals het aantal mensen per aansluiting, de hoeveelheid die geleverd wordt en de hoeveelheid die betaald wordt. Gegevens zijn nodig om goede prognoses te kunnen maken, bijvoorbeeld van de reële effecten
“Ik vind niet dat we als BV Nederland te versnipperd bezig zijn. We lopen elkaar in het buitenland echt niet voor de voeten. Ieder heeft zijn contacten en we moeten de ruimte hebben om overal die deskundigheid in te schakelen die nodig is. Bedrijven en overheden, maar ook universiteiten en hogescholen. Als het gaat om de vraag van Gatze Lettinga en van Jules van Lier of de westerse benadering überhaupt wel geschikt is voor warme landen, dan moeten we hen erbij kunnen halen en samen kunnen onderzoeken of een scheiding tussen zwart en grijs water een betere aanpak is, die ook nog realiseerbaar is. Alleen op die manier kom je tot echt duurzame voorzieningen.” Maarten Gast
“We beginnen nu met projecten in de landen waar we al actief zijn. Daar proberen we tot een meer integrale aanpak te komen. We streven ernaar om over vijf jaar één procent
Het bijzondere probleem van de sanitaire voorzieningen In een grote stad als Jakarta komt de aanleg van riolering niet van de grond. Geen politicus wil zijn naam aan dit onderwerp verbinden. Septic tanks verzadigen de ondergrond, waardoor deze miljoenenstad in zijn eigen afval dreigt weg te zakken. Op het platteland moet het gebruik van toiletten bevorderd worden. Voorlichtingsacties over het oplopen van diarree zijn nodig. Grote borden melden ‘In dit dorp doe je je behoefte niet in de open lucht’. De investeringen in sanitaire voorzieningen zijn hoog en de opbrengsten laag. De weerstand tegen betalen is groot. Microfinanciering werkt, kleine voorzieningen waar een eigenaar belang bij heeft, kunnen een aanpak zijn. Opleiding van vrouwen is wezenlijk om het belang van goed drinkwater en goede sanitaire
voorzieningen in het bewustzijn van de mensen te krijgen. Wat hebt u het liefst? Een vraag van Jeroen van der Sommen van NWP. Het antwoord was duidelijk. Bouw relaties op, stuur altijd je beste mensen, breng geen of weinig overhead in rekening, draag het risico zelf. Hoe kleiner het project, des te nauwer de relatie. Ga dáárheen waar de behoeften het grootst zijn. Besef dat de markt voortdurend verandert en dat andere landen hun eigen koers volgen. Wees dus flexibel, start ergens en bouw ervaring op. Besef dat de belangrijkste ‘P’ in onze afkortingen die van Partnership is. Zonder samenwerking tussen mensen bereik je niets. Maarten Gast
H2O / 13 - 2007
7
Grondwaterzorgplicht: ook een grondwatermonitoringsplicht? Gezien de aankomende grondwaterzorgplicht voor gemeenten is de verwachting dat het aantal permanente gemeentelijke grondwatermeetnetten in Nederland toeneemt. Deze tendens is echter niet duidelijk. Het is blijkbaar geen uitgemaakte zaak; waarom aan grondwater meten als er nooit overlast is? Op basis van een algemene analyse van mogelijke grondwatersituaties in de Nederlandse gemeenten is de conclusie, dat het kweken van ‘grondwaterbewustzijn’ het belangrijkst is voor een goede invulling van de zorgplicht. De opbouw en borging van kennis over het lokale en regionale grondwatersysteem zijn daarbij cruciaal, maar dat hoeft niet altijd met een permanent meetnet.
M
et de Wet gemeentelijke watertaken wordt voor het eerst in de geschiedenis de zorg voor het adequaat omgaan met ondiep grondwater in stedelijk gebied geregeld. Gemeenten krijgen daar een belangrijke rol in. De belangrijkste elementen daarin zijn het adequaat vervullen van een loketfunctie voor de burger en een doelmatige aanpak van structurele grondwateroverlast. Voor een goede invulling van deze rol is kennis van het grondwatersysteem nodig. Eén van de manieren om deze kennis op te bouwen, is een permanent grondwatermeetnet. TNO heeft een inventarisatie gemaakt van gemeentelijke grondwatermeetnetten, met behulp van gegevens uit DINO (de centrale opslagplaats bij TNO voor onder andere grondwatergegevens in Nederland), een enquête, uitgevoerd door studenten van de universiteit van Wageningen, en een quickscan via internet. Het resultaat is weergegeven in afbeelding 1. In een aanzienlijk deel van de ‘ja’-gemeenten bestaat het meetnet uit een paar DINOmeetpunten, hoofdzakelijk in het landelijk gebied. Naar schatting beschikt een kwart tot een derde van alle gemeenten over een grondwatermeetnet in stedelijk gebied.
Afb. 1: Gemeenten met en zonder grondwatermeetnet. Gebaseerd op gegevens uit DINO, een enquête onder de gemeenten (2006) en aanvullende informatie betrokken van het internet.
Ogenschijnlijk is er dus volop aanleiding voor groei van het aantal meetnetten. De werkelijkheid is echter anders. In februari 2006 werd in H2O gemeld dat een forse daling van het aantal grondwatermeetpunten te zien is. De achterliggende oorzaak zou zijn dat gemeenten hun geld liever aan andere dingen uitgeven. Ook zijn er gemeenten die hun meetnet willen afstoten, omdat men geen idee heeft waarvoor men eigenlijk meet, soms al vele decennia lang. Het is blijkbaar geen uitgemaakte zaak; waarom aan grondwater meten als er nooit overlast is? Een globale analyse van de gemeentelijke grondwatersituatie, resulterend in een eenvoudig beslisschema, kan uitkomst bieden.
Klachtenregistratie alleen niet voldoende? Voor de analyse is ervan uitgegaan dat alle gemeenten vroeg of laat over een waterloket zullen beschikken waar particulieren en bedrijven met hun klachten terecht kunnen. Om een eventuele onderschatting van structurele grondwateroverlast te voorkomen, is het daarbij belangrijk dat men het loket ook daadwerkelijk weet te vinden. In het verleden werden particulieren met wateroverlast nogal eens van het kastje naar de muur gestuurd. Het zal de nodige communicatie vergen om van iedereen het vertrouwen te winnen. Een andere aanname is dat binnen de gemeente een eenduidige visie bestaat op het begrip ‘structurele grondwateroverlast’, bijvoorbeeld in termen van aantal klachten per wijk in opeenvolgende jaren. Dit is een vraagstuk op zichzelf dat buiten het kader van dit artikel valt. Een voor de hand liggende vraag van gemeenten is of dit waterloket niet voldoende zou zijn om aan de wettelijke verplichtingen te voldoen. Het antwoord hangt voor een belangrijk deel af van de manier waarop het klachtenloket wordt ingericht. Het voordeel van klachtenregistratie ten opzichte van een grondwatermeetnet is dat de vertaalslag tussen toestand en perceptie niet gemaakt hoeft te worden. Een klacht betekent automatisch dat overlast wordt ervaren. Een ander voordeel is dat investeringen in een meetnet worden vermeden in gebieden waar niets aan de hand is. Een derde pluspunt is dat er geen ruimtelijke vertekening is, zoals die wel kan optreden
8
H2O / 13 - 2007
bij grondwatermeetnetten. Meetpunten zijn vaak om praktische redenen beperkt tot openbaar terrein, dat niet altijd geohydrologisch vergelijkbaar is met particulier terrein. Een voorbeeld: in Nederland is in het verleden vaak bouwrijp gemaakt volgens de cunettenmethode. Hierbij wordt goed doorlatend zand onder de wegen en soms ook de bebouwing aangebracht, terwijl elders de minder goed doorlatende oorspronkelijke bodem aanwezig blijft. Het is dan denkbaar dat volgens de metingen geen grondwateroverlast optreedt, terwijl men het water overal in de kruipruimte heeft staan. Met een klachtenregistratiesysteem kan structurele grondwateroverlast goed in kaart worden gebracht, mits ook de afhandeling van de klacht adequaat is. Een overlaststappenplan komt dan goed van pas. Zo’n plan dient ten eerste om vast te stellen of het wel om overlast door grondwater gaat en niet bijvoorbeeld door een bouwkundig gebrek of lekkende leiding. Om te beginnen moet de indiener van de klacht een korte vragenlijst invullen. In een aantal gevallen zal vervolgens een lokale inspectie nodig zijn om de toedracht te bepalen. Dit kan bijvoorbeeld door het nemen van watermonsters en/of het meten van grondwaterstanden. Wanneer blijkt dat in een bepaald gebied sprake is van structurele grondwateroverlast, staat de gemeente voor de taak om doelmatige maatregelen te faciliteren. Hieruit volgt zeker niet automatisch dat de gemeente deze maatregelen ook moet financieren en beheren, maar in sommige gevallen kunnen maatregelen in het openbare gebied het meest doelmatig (b)lijken. Om deze doelmatigheid vast te stellen, zijn grondwaterstandsmetingen dan het meest geëigende middel. Vervolgens moet alle verzamelde informatie digitaal worden gearchiveerd en goed gedocumenteerd. Cruciaal voor het kweken van ‘gemeentelijk grondwaterbewustzijn’ is de laatste stap: het periodiek opstellen en beschikbaar stellen van een rapportage waarin deze informatie op een toegankelijke manier wordt geïnterpreteerd en gepresenteerd. Dit kan bijvoorbeeld door middel van een ‘waterloket-jaarverslag’, waarin het optreden van (grond)wateroverlast in ruimte en tijd wordt beschouwd in relatie tot weersomstandigheden en andere mogelijke oorzaken.
*thema Bij een minimaal noodzakelijke invulling van de grondwaterzorgplicht is de hierboven beschreven strategie, waar alleen gebruik wordt gemaakt van projectmatige, tijdelijke meetnetten, in principe voldoende. In principe, want er zijn een paar uitzonderingsgevallen waarvoor wel permanente meetnetten nodig zijn. Het gaat daarbij om zeer verschillende, specifieke meetdoelen. Omdat het meetdoel sterk bepalend is voor het meetnetontwerp, kan dan ook niet gesproken worden van een generiek, universeel bruikbaar ‘basisgrondwatermeetnet’. De eerste uitzondering betreft grondwateronderlast oftewel schade aan funderingen in klei- en veengebieden door te lage grondwaterstanden. Anders dan bij grondwateroverlast gaan er vaak jaren overheen voordat een te lage grondwaterstand zich vertaalt in merkbare schade. Deze schade, die per woning kan oplopen tot vele tienduizenden euro’s, kan alleen worden gesignaleerd door
actualiteit / verslag
langdurige monitoring van grondwaterstanden. Een permanent meetnet is dan ook noodzakelijk. De tweede uitzondering betreft gebieden waar de grondwaterstand kunstmatig en omkeerbaar verlaagd is en waarvan verwacht mag worden dat deze verlaging vroeg of laat wordt teruggedraaid. Bekend zijn stedelijke grondwaterwinningen die op zeker moment (deels) ontmanteld worden, maar vernattingsmaatregelen in natuurgebieden vlakbij de stad kunnen hier ook toe worden gerekend. Het is goed voorstelbaar dat een gemeente er belang bij heeft om dit soort oorzaken voor structurele grondwateroverlast te kunnen aantonen. Of dat mogelijk is met metingen van diepe stijghoogten en freatische grondwaterstanden, is situatieafhankelijk en moet eerst worden vastgesteld in een geohydrologische studie. Hoe dan ook zal de formele opzegtermijn van de onttrekkingsvergunning vaak te kort zijn voor een goede nulmeting, zodat in het potentiële
invloedgebied van de winning alsnog een meetnet nodig kan zijn. In feite gaat het dan om een projectmeetnet met een permanent karakter. Ook bij andere typen ingrepen zijn meetnetten moeilijk weg te denken, maar vaak kan dan worden volstaan met tijdelijke projectmeetnetten. Voorbeelden zijn bouwlocaties, afkoppeling van verhard oppervlak en renovaties van oude rioleringen. Het is dan wel van belang dat de tijd benodigd voor een goede nulmeting wordt ingepast in de besluitvorming rond het project.
Gemeentelijke ambities Tot nu toe lag de nadruk in deze analyse op een minimale invulling van de grondwaterzorgplicht, waarbij gemeenten alleen doen wat als strikt noodzakelijk kan worden beschouwd. Uiteraard zijn er gemeenten die hun grondwaterbeleid op een ambitieuzere manier willen vormgeven. Deze ambitie kan bijvoorbeeld bestaan uit de wens om meer inzicht in het grondwatersysteem te
Zorgplicht voor grondwater leeft bij gemeenten Ruim 300 voor het merendeel gemeenteambtenaren kwamen af op de Grondwaterdag van Stichting RIONED op 14 juni in Ede. Met veel vragen; er zijn weinig congressen waarbij zoveel tijd nodig is voor het beantwoorden van vragen. Waarschijnlijk 1 januari 2008 treedt de nieuwe grondwaterzorgplicht voor gemeenten in werking. Voor gemeenten die tot nu toe weinig deden met klachten van burgers over grondwateroverlast of -onderlast, is er nog veel werk aan de winkel.
E
én van de belangrijkste vragen die nog beantwoord moeten worden, wellicht via jurisprudentie, is wat gemeenten aanmoeten met grondwateroverlast door stopzetting van grootschalige grondwateronttrekkingen door industrie of drinkwaterbedrijven. Een ander probleem, waar gemeenten wel wat aan kunnen veranderen, is de grondwateroverlast die veroorzaakt wordt door lekkende riolering. Vaak hebben oude riolen een drainerende werking gekregen. Als verschillende riolen vernieuwd worden, treedt vervolgens grondwateroverlast op. De andere oorzaken (verzakkingen en slecht bouwrijp maken) zijn vaak slechts indirect te verhelpen. Hoewel de gemeente weliswaar de rol krijgt van regisseur van het grondwaterbeleid, wordt de gemeente niet de beheerder van het grondwater. Of die rol bij de waterschappen komt te liggen, is nog een punt waarover veel discussie plaatsvindt. De bestemming van gronden is daarbij een belangrijk onderwerp. Zo hinderen parkeergarages de waterhuishouding en -berging. Sowieso is de inrichting van een gebied vaak erg bepalend voor het al dan niet voorkomen van grondwateroverlast. Zo stopt DSM haar grondwaterwinning in Delft. Daardoor krijgt de omgeving een flink hogere grondwaterstand. De gemeente hanteert sinds kort als gedragslijn dat wanneer het grondwaterpeil hoger ligt dan 50 cm onder maaiveld, bij groot onderhoud aan de weg of riolering tegelijkertijd grondwatermaatregelen worden genomen, aldus René van der Werf.
Maar niet altijd is de oorzaak van grondwateroverlast zo eenvoudig aan te wijzen. Toen PWN de waterwinning in de duinen bij Heemskerk staakte, ontstonden ook problemen met hogere grondwaterstanden. Na uitgebreid onderzoek bleek slechts een deel van de klachten rechtstreeks te maken te hebben met de stopzetting van de winning, het andere deel had te maken met de kleibodem en de grote hoeveelheid regenwater die gevallen was. Inzicht krijgen in de stedelijke geohydrologie is volgens Johan Bouma van Wareco van groot belang voor de gemeenten. Hij pleitte in Ede voor een soort watertoetsverplichting bij de vervanging van riolen. Daarnaast vindt hij dat elke gemeente een goede registratie moet hebben van klachtenmeldingen en een grondwatermeetnet. Naar aanleiding van klachten kan de gemeente dan meten om een objectief beeld te krijgen van de werkelijke grondwaterproblemen. Omdat bewoners op hun eigen perceel een eigen verantwoordelijkheid hebben, moeten zij goed geïnformeerd worden door de gemeente over de eventuele aanwezigheid van drainage. Die informatie ontbreekt nu nog vaak. Zelfs gemeenten weten vaak niet waar in het verleden drainage aangelegd is. De gemeenten moeten straks een waterloket hebben waar burgers terecht kunnen voor vragen over grondwaterproblemen. Tijdens de grondwaterdag werd erop gewezen dat zo’n loket er niet voor de sier moet zijn, maar vooral inhoudelijk vormgegeven moet worden. Stichting RIONED komt overigens
dit najaar met een aparte module over grondwater die deel gaat uitmaken van de Leidraad Riolering. Advocaat Wouter Haeser van het bureau Houthoff Buruma zei niet te verwachten dat gemeenten straks voor alle grondwaterproblemen verantwoordelijk gesteld worden. Wel gelooft hij dat in nieuwe situaties het beleid strikter gehandhaafd zal gaan worden. De beoordeling van de naleving van de grondwaterzorgplicht door gemeenten zal vooral afhangen van de inspanningen die de gemeenten treffen om problemen te voorkomen. De genoemde gedragslijn in Delft bijvoorbeeld kan ervoor zorgen dat deze gemeente minder snel aansprakelijk gesteld wordt wanneer zich nieuwe problemen met grondwater voordoen. Goed bouw- en woonrijp maken voorkomt onder andere deze problemen. Volgens David Biron van Witteveen+Bos zitten steeds meer gemeenten opgescheept met grondwateroverlast in nieuwbouwwijken, omdat projectontwikkelaars zich niet bezig hebben gehouden met de afwatering en drainage van het terrein. Als de bouw begint, verdwijnt de projectontwikkelaar uit beeld en komt de verantwoordelijkheid op het bord van de gemeente te liggen. Meerdere sprekers op de RIONED-bijeenkomst klaagden erover dat onvoldoende rekening gehouden wordt met de bodemopbouw. Steeds vaker wordt gebouwd op locaties die uit waterhuishoudkundig oogpunt eigenlijk niet geschikt zijn voor bebouwing.
H2O / 13 - 2007
9
krijgen, teneinde te kunnen anticiperen op autonome trends of toekomstig beleid, zoals de KRW. Een permanent meetnet is dan zeker zinvol, maar alleen als de meetdoelen duidelijk zijn (bijvoorbeeld: de invloed van klimaatverandering op de freatische grondwaterstand in kaart brengen) en als men een goede conceptuele hypothese heeft over het grondwatersysteem (bijvoorbeeld: het grondwatersysteem in de stad wordt sterk beïnvloed door de grondwateraanvulling in een aangrenzend regionaal infiltratiegebied). De meerwaarde van een permanent meetnet voor de invulling van de grondwaterzorgplicht schuilt namelijk niet zozeer in het kunnen bevestigen van klachten(patronen) aan de hand van gemeten grondwaterstanden en trends daarin. Veel waardevoller is dat men kan uitleggen wat de oorzaak is van de klachten of zelfs dat men klachten kan voorkómen door te anticiperen op bepaalde trends. Ambitieuzere gemeenten doen er dan ook goed aan eerst een grondwatersysteem- en beleidsanalyse uit te voeren voordat tot structurele grondwatermonitoring wordt overgegaan. Qua doelmatigheid is het daarbij de uitdaging om projectmatige meetpunten zodanig te plaatsen dat ze ook kunnen worden opgenomen in het permanente meetnet. Afbeelding 2 geeft weer hoe gemeenten, afhankelijk van hun ambitie en de lokale situatie, met de grondwaterzorgplicht in relatie tot monitoring om zouden kunnen gaan.
Conclusie Voor een goede invulling van de grondwaterzorgplicht is het kweken van ‘grondwaterbewustzijn’ het belangrijkst. De opbouw
Afb. 2: Beslisschema van de grondwaterzorgplicht in relatie tot grondwatermonitoring.
en borging van kennis over het lokale en regionale grondwatersysteem zijn daarbij cruciaal, maar dat hoeft niet altijd met een grondwatermeetnet. Zonder ‘grondwaterbewustzijn’ kan zo’n meetnet zelfs tot de beruchte datakerkhoven leiden, omdat men niet weet hoe men de informatie optimaal kan gebruiken. Een goed georganiseerd - en voor de burger ook goed zichtbaar klachtenloket kan in combinatie met een doordacht overlaststappenplan een beter en doelmatiger alternatief zijn. In gebieden met kans op grondwateronderlast of kunstmatig en omkeerbaar verlaagde grondwaterstanden is een permanent meetnet wel noodzakelijk. Bij een meer ambitieuze
invulling van de grondwaterzorgplicht schuilt de meerwaarde van een permanent meetnet vooral in het kunnen aantonen van oorzaken van grondwateroverlast en het anticiperen op autonome trends of toekomstig beleid. Jelle Buma, Niels van Oostrom en Roelof Stuurman (TNO Bouw en Ondergrond)
Grondwatermodellen voor Noord- en Zuid-Nederland Voor Noord-Nederland is sinds kort een grondwatermodel beschikbaar dat de gevolgen van ruimtelijke ingrepen voor het grondwater toont. Hierdoor kunnen verschillende partijen al aan de vergadertafel zien wat hun plannen te betekenen. Het model heet MIPWA en is dan ook door verschillende partijen ontwikkeld.
D
e Methodiekontwikkeling Interactieve Planvorming ten behoeve van het Waterbeheer, zoals het model voluit heet, kan gebruikt worden door de noordelijke vier provincies, twee drinkwaterbedrijven, zes waterschappen, drie gemeenten, de Dienst Landelijk Gebied en TNO. MIPWA is in eerste instantie ontwikkeld voor het ondersteunen en vaststellen van het Gewenste Grond- en Oppervlaktewaterregime (GGOR). Maar het project (of eventuele uitbreidingen daarvan) kan misschien ook een rol spelen bij de uitvoering van beleidslijnen, zoals Waterbeleid 21e eeuw. MIPWA biedt bijvoorbeeld de mogelijkheid om te laten zien wat uitbreidingen van het stedelijk gebied, het verplaatsen van een waterwinning of het aanleggen van een waterberging voor het grondwater betekent. Daardoor worden technische discussies in gebiedsprocessen vereenvoudigd. Het model is nu geschikt voor een gebied van ongeveer
10
H2O / 13 - 2007
een miljoen hectare, met een randzone van ongeveer twee miljoen hectare.
IBRAHYM Ook in Limburg is een gebiedsdekkend computersimulatiemodel ontwikkeld waarmee waterstromen in de bodem kunnen worden voorspeld: IBRAHYM. Dat staat voor Integraal Beheersgebieddekkend RegionAal HYdrologisch Modelinstrumentarium. Het model is ontwikkeld door Waterleiding Maatschappij Limburg, de waterschappen Roer en Overmaas en Peel en Maasvallei en Provincie Limburg. IBRAHYM laat zien wat met het grondwater en beken gebeurt als de omstandigheden veranderen. Daarbij kan het gaan om klimaatverandering, gewijzigde neerslagpatronen, maar ook (ruimtelijke) ingrepen in het landelijk gebied en het herstellen van beken. De komende twee jaar wordt het model verbeterd om alle vragen over wateroverlast,
droogte en schade door water te kunnen beantwoorden. Voor het model zijn de meest recente gegevens van het oppervlakteen grondwater en de bodem gebruikt. Bijkomend voordeel was dat alle partijen hun gegevens kritisch tegen het licht hebben gehouden en deze op uniforme wijze hebben aangeleverd. Het model benadert de werkelijkheid zeer dicht. De deelnemende partijen zullen de gegevens in het model continu op peil houden en waar nodig uitbreiden. De opgedane kennis en ervaring die IBRAHYM heeft opgeleverd, staat ook ter beschikking van derden. Voor meer informatie over MIPWA: Hans Hooghart van TNO (030) 256 44 77 of Warry Meuleman (038) 455 72 16. Voor meer informatie over IBRAHYM: Nila Taminiau van Waterschap Peel en Maasvallei (077) 389 12 24 of de Provincie Limburg (043) 389 70 73.
µ=H NXQQHQ DOYDVW OHNNHU RHIHQHQ YRRU DOV HU VWUDNV ZDW ZDWHU LQ VWDDW ¶
Ze worden steeds meer aangelegd in nieuwbouw-
Ze voeren overtollig water af naar een plek waar het
wijken. Wadi’s. Een soort geulen waar het water in
de grond in kan. Wilt u weten wat er nog meer voor
kan stromen als het hard regent. En dat doet het steeds
oplossingen zijn om met water om te gaan? Kijk dan
vaker. Die wadi’s zijn niet diep, maar ze helpen wel.
eens op www.nederlandleeftmetwater.nl.
www.nederlandleeftmetwater.nl
FRANS VAN DE VEN, HOOFDDOCENT STEDELIJK WATERBEHEER TU DELFT:
“Water in de stad voor energie en voedsel benutten” Het water in de stad is herontdekt. In de vele nieuwbouwwijken die overal in Nederland in de periode 1950-1980 zijn aangelegd, hadden grachten en singels eigenlijk alleen de functie om het regenwater op te vangen en af te voeren. Begin jaren tachtig kwam er aandacht voor de kwaliteit van dat water. ‘Stedelijk water’ werd een aparte categorie in de systemen voor de beoordeling van die waterkwaliteit. Het effect van lozingen vanuit de verschillende soorten rioolstelsels werd vergeleken. Verbeterde stelsels werden ontwikkeld. In Amsterdamse grachten werden ecovlotjes neergelegd waarop planten konden groeien en vogels broeden. Inmiddels is wonen aan het water het ultieme aanbod van projectontwikkelaars, bestaat aandacht voor de beheersing van het stedelijke grondwater, voeren gemeenten waterplannen uit en hebben de waterschappen met die gemeenten afspraken over wie wat doet aan het water in de stad. Maar er zijn nog vele ideeën over wat verder mogelijk is. Verslag van een gesprek met dr. ir. Frans van de Ven, die reeds vele jaren stedelijk waterbeheer doceert aan de TU Delft en daarnaast aan het RIZA in Lelystad verbonden is.
Wat is jouw functie aan de TU Delft? “Ik heb een deeltijdfunctie van 1,5 dag per week als hoofddocent Stedelijk Waterbeheer. Daarnaast ben ik bij het RIZA adjunct-hoofd van de afdeling landelijke zaken. ‘Landelijk’ hier in de zin van ‘het gehele land betreffend’. Dus nationaal, niet internationaal. Wij houden ons bezig met de Kaderrichtlijn Water en het waterbeheer voor deze 21e eeuw, met het beleid ten aanzien van droogte en dergelijke. Verder ben ik secretaris van het kennisplatform van het Nationaal Bestuursakkoord Water, de plek waar vanuit alle geledingen kennisdragers en -vragers elkaar ontmoeten en gezamenlijk de kennisagenda voor de komende jaren wordt opgesteld. Ook via het programma ‘Leven met Water’ werk ik aan de ontwikkeling van de kennis die nodig is om het nieuwe waterbeheer - ook in de stad - vorm te geven.”
het stedelijk waterbeheer betrokken en stuurt goed mee. De watertoets wordt langzaamaan benut als een instrument om proactief te sturen.”
Verandert hierdoor veel? “We willen veel meer met het water in de stad dan vroeger. We willen meer oppervlaktewater, het water vasthouden en een perfecte kwaliteit om te kunnen vissen en eventueel zelfs te zwemmen in het water. We willen water van een ecologisch hoog niveau en we willen in, aan en om het water wonen.” “Volgende stappen dienen zich aan. We hebben in Delft een promotieonderzoek lopen naar ‘de gesloten stad’. We denken over het energie winnen uit het water en aan voedselproductie in het water. Al het water in de stad is in feite één grote zonnecollector.
Wat doceer je? “Het stedelijk waterbeheer betreft het beheer van oppervlaktewater, regenwater en grondwater in de bebouwde omgeving, in relatie tot de waterketen. Voor mij is de infrastructuur van drinkwatervoorziening en riolering een gegeven, dat uiteraard wel een relatie met het stedelijk water heeft. Wij houden ons vooral bezig met water en bodem, het bouwrijp maken, de stedelijke inrichting, het gebruik van het water in de stad en zowel de kwaliteit als de kwantiteit van dat water.” “Het begint met de stedelijke waterplannen, die nu opgepakt worden door de gemeenten en waterschappen, vaak op initiatief van de gemeente, soms op initiatief van het waterschap. De laatste tien jaar zie je een grote sprong vooruit in de communicatie tussen gemeente en waterschap. Het waterschap raakt meer en meer bij
12
H2O / 13 - 2007
CV 1954 geboren in Udenhout 1972-1979 studie Cultuurtechniek, Landbouwuniversiteit Wageningen 1979-1987 Rijksdienst IJsselmeerPolders, hoofd afvoerhydrologie en waterwinning 1986-heden docent, later hoofddocent Stedelijk Waterbeheer, TU Delft 1988 promotie TU Delft, proefschrift ‘Van neerslag tot rioolinloop’ 1987-1994 hoofd hydrologie en geohydrologie RIZA 1994-2000 senior medewerker van afdeling WRL RIZA 2000-heden adjunct-hoofd afdeling WRL RIZA
Voor een nieuwbouwwijk in Heerhugowaard hebben we uitgerekend dat 15 procent oppervlaktewater voldoende is om alle woningen in die wijk te verwarmen. Het principe is dat je, wanneer de temperatuur van het water hoger is dan 18°C, dit gaat koelen met koud grondwater, de warmte opslaat in de bodem en deze ‘s winters weer benut. De vraag is wie het oppakt en wie het gaat beheren. Bij kantoren is vooral koeling nodig omdat computers zoveel warmte produceren. Voor de Zuidas in Amsterdam heeft Nuon een vergunning van het Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht gekregen om koud water uit de onderlaag van de Nieuwe Meer te benutten voor de koeling van kantoorgebouwen. Deze projecten staan nog in de kinderschoenen, maar ze openen de weg naar nieuwe gebruiksmogelijkheden.”
Je noemde ook voedselproductie? “Je ziet dat in stedenbouwkundige ontwerpen het percentage open water langzaam groeit van zes naar acht tot tien, zelfs twaalf procent. Ook als je de effecten van de klimaatverandering meetelt, is acht procent genoeg voor berging. Als je het regenwater in de bodem infiltreert, ligt dat percentage zelfs lager. Die hogere percentages oppervlaktewater zijn dus gevolg van het feit dat we water mooi vinden, dat we eraan willen wonen.” “Je ziet ook dat steeds meer grond aan de landbouw onttrokken wordt en dat landbouwgrond grootschalig ingezet wordt voor de productie van biobrandstof, waardoor die gronden niet meer beschikbaar zijn voor de voedselproductie. De vraag is dus hoelang we nog voldoende grond hebben voor de productie van ons voedsel en de productie van veevoeder. In Japan zie je rijstvelden in de steden en wordt lotus in de grachten verbouwd. Vraag is nu of we het van nature voedselrijke water bij ons niet kunnen en moeten inzetten voor groenteteelt, op drijvende moestuinen bijvoorbeeld, of voor visteelt.” “Een derde ontwikkeling waaraan we aan de TU Delft werken, is die van het drijvend bouwen. Rutger de Graaf, die bij ons een promotieonderzoek verricht, heeft onlangs met zijn team de Deltacompetitie gewonnen met een ontwerp voor een drijvende stad in het IJmeer als verbinding tussen Amsterdam en Almere. Zij hebben een keten van drijvende eilanden, pontons dus, ontworpen waarop woningen en kantoren komen, verbonden met bruggen.”
Wat is het voordeel boven vaste eilanden of polders? “De Deltacompetitie was door Royal Haskoning opgezet om inventiviteit en creativiteit te stimuleren op het gebied van de techniek van bouwen in relatie tot water, om nieuwe visies te ontwikkelen, die ook weer exportmogelijkheid van Nederlandse kennis kunnen worden. Ook in Sjanghai zijn we bijvoorbeeld met dit idee bezig. Voordeel is dat je je nader gaat verdiepen in drijftechnieken, die niet alleen in water, maar ook in veengebieden toegepast kunnen worden.” “In de Bloemendaalse polder bij Naarden bijvoorbeeld moet een nieuwe wijk komen.
*thema De bodem bestaat daar uit negen meter heel slap veen, eigenlijk dik water. Daar zou je de traditionele manier van bouwen met zandophoging en heipalen eens moeten vergelijken met een drijvende wijk. Je voorkomt dan de zettingproblemen die je altijd hebt met zo’n ondergrond. We denken aan bouwen vanaf het water. Een vaarpolder nieuwe stijl met 20 procent open water, grote drijfunits, wellicht van piepschuim, waarop de huizen komen, en tuinen op het veen eromheen. Vraag is hoe je daar één geheel van maakt, welk waterbeheer erbij hoort?”
Je houdt je ook met grondwater bezig? “Ja, grondwater hoort er ook bij. Het oudste knelpunt is de grondwateroverlast, die nu eindelijk wordt aangepakt, maar ook warmte- en koudeopslag zijn aan de orde. De Wet Gemeentelijke Watertaken gaat de gemeenten een titel geven om maatregelen te nemen bij grondwateroverlast door vernieuwing van de riolering, door het stoppen van de waterwinning of door onjuiste aanleg van nieuwe wijken. Ik mocht laatst optreden in het programma Kassa van de VARA. Bij een woning in Amsterdam-Zuidoost, net een jaar opgeleverd, stond 40 cm water in de kruipruimte en dat leverde vocht en stank op. Dan rijst de vraag waarom we in het westen van Nederland nog altijd kruipruimten blijven aanleggen. Vroeger waren die nodig, omdat houten vloeren op een vochtige ondergrond zonder ventilatie wegrotten. Maar met betonvloeren heb je dat probleem niet. Toch bouwen we nog altijd met kruipruimten. Eigenlijk zijn die niet nodig. Leidingen kun je door kokers in de vloeren laten lopen of buitenom leggen, zoals op zandgrond ook gebeurt. Met isolatie kun je koude en vocht tegenhouden. In het consortium Leven met Water zijn we bezig met een nieuw handboek voor het bouwrijp maken van terreinen. Een module over de ontwatering is al klaar (zie www.bouwrijp.nl). Een volgende module gaat over het klimaatbestendig bouwen.”
interview
Wat versta je daaronder?
Heb je veel studenten?
“Je vraagt je dan af wat de klimaatverandering betekent voor de inrichting van het watersysteem, de bebouwing en de infrastructuur. In Engeland en Duitsland noemt men dat bij het bouwen in beek- en rivierdalen ‘wet-proofing’ en ‘dry-proofing’ ofwel waterbestendig en waterwerend bouwen. ‘Wet-proofing’ wil zeggen dat je het water in de huizen laat komen, maar dat je die zo hebt ingericht dat je water en modder weer snel kwijt kunt. Stenen vloeren dus, geen kruipruimte e.d.. ‘Dry-proofing’ wil zeggen dat je het water buiten houdt, dat muren geen water doorlaten. En let op: klimaatverandering kan ook minder water betekenen. Hoe voorzie je dan in de waterbehoefte van tuinen en het openbaar groen? In Melbourne is men begonnen met het gebruik van effluent voor het irrigeren van de tuinen. Gebruik van drinkwater voor dat doel is verboden. In Nederland zou je daarvoor grachtwater kunnen gebruiken. En als je het effluent van de rwzi op een verantwoorde manier terugbrengt in het stedelijk watersysteem, heb je uit kwantitatief oogpunt nooit watertekort.”
“Per jaar volgen zo’n 25 studenten het college dat ik geef, voor vierde en vijfde jaars, in het Engels, gedurende een half jaar. Van de studenten is 20 procent buitenlander. Tweederde komt uit watermanagement en gezondheidstechniek, eenderde uit de bouwkunde en technische bestuurskunde. Ik begeleid drie promovendi. Rutger de Graaf heb ik al genoemd. Fransje Hooimeijer bestudeert het bouw- en woonrijp maken in Nederland: de geschiedenis van de relatie tussen techniek en het stedenbouwkundig plan, de ontwikkeling daarin en de vraag hoe dat beter kan. Toine Vergroesen ontwikkelt een integraal rekeninstrumentarium voor het stedelijk waterbeheer. Hij koppelt modellen voor kwaliteitsontwikkeling, waterafvoer en grondwaterbeheer aan elkaar, zodat je een totaalbeeld krijgt van de effecten van ingrepen.”
“De kwaliteit is dan het punt van zorg. Je zult het systeem dan goed moeten inrichten en beheren. Maar dat speelt ook al bij het lozen van regenwater op de grachten. Regenwater is niet schoon, de meeste verontreiniging zit echter gebonden aan de zwevende stof. Maar als je bij de RWA-uitlaat een verdieping maakt om het slib op te vangen, voor voldoende waterplanten en oeverbegroeiing zorgt en voor ondiepe stukken waar het zonlicht de bacteriën doodt, kom je met je waterkwaliteit een heel eind. Ik zou een groot onderzoek willen om al die samenhangen en effecten eens goed uit te zoeken, zodat we de waterkwaliteit in stadswateren actief kunnen verbeteren.”
Zie je nog een volgende stap? “Ik kijk met grote belangstelling naar wat Deltares met stedelijk water gaat doen. Het probleem van verstedelijking en waterbeheer is een mondiaal onderwerp. Het reikt veel verder dan alleen de problematiek van een slechte of ontbrekende drinkwatervoorziening en onvoldoende sanitiare voorzieningen. Hoewel dat al een gigaprobleem is. In deltagebieden waar veel grote steden liggen, komt daar de invloed bij van zeespiegelrijzing en klimaatverandering. Hoe ga je die duurzaam inrichten?” “De problematiek speelt hier, maar ook elders. Langs de Theems wordt een grote stad ontwikkeld om de groei van Londen op te vangen, deels beneden hoogwaterpeil gelegen. Maar dat gebeurt ook in Bangkok, Sjanghai en Tokio.“
“Drijftechniek ook toepassen in veengebieden” ”Voor de Nederlandse expertise een gouden kans. In veel deltagebieden komt daar de zettingproblematiek nog bij. Daar weten we hier ook alles van. We zullen proactief moeten reageren op al die problemen. Hoe meer geïnvesteerd vermogen, des te gemakkelijker extra investeringen te verdedigen zijn. Bovendien kun je in stedelijk gebied gemakkelijker ruimte voor water creëren dan in landelijk gebied. Elke procent meer water betekent voor een boer verlies van productieruimte. In het stedelijk gebied betekent elke procent meer water nieuwe waarde, doordat nieuwe ruimte ontstaat voor andere functies. Bij de grootschalige renovatie van wijken die eens gaat komen, betekent dat volop nieuwe kansen.” Maarten Gast
13
verslag / actualiteit Nieuwe Leidraad Rivieren: ook aandacht voor rivierverruiming De Leidraad Rivieren, die al ruim 20 jaar fungeert als een belangrijke basis voor versterking van bijna alle rivierdijken in Nederland, is vernieuwd. Na vijf jaar hard werken werd de nieuwe leidraad op de jaarlijkse bijeenkomst van het Expertise Netwerk Waterkeringen (ENW) op 14 juni in Arnhem overhandigd aan Anita Wouters, plaatsvervangend directeur-generaal van DG Water. De nieuwe leidraad laat zien dat niet alleen technische vernieuwingen worden meegenomen. Ook de omslag in het ‘waterdenken’, met aandacht voor rivierverruiming, komt aan bod.
D
e Leidraad Rivieren is indertijd opgesteld door de toenmalige Technische Adviescommissie Waterkeringen. De opvolger van deze commissie is het Expertise Netwerk Waterkeringen. Deze nam ook het vernieuwen van de leidraad over. Na jaren trouwe dienst was de leidraad enigszins verouderd. Technische en maatschappelijke ontwikkelingen, robuust ontwerpen, meer aandacht voor ecologische kwaliteit, de verplichte vijfjaarlijkse toetsing van waterkeringen en tenslotte een andere opzet van leidraden en technische rapporten maakten een nieuwe leidraad noodzakelijk. De belangrijkste wijzigingen zijn dan ook dat naast keringen ook aandacht wordt geschonken aan rivierverruiming. Verder worden het boven- en benedenrivierengebied gezamenlijk behandeld, is er meer aandacht voor het proces en minder voor de techniek. De nieuwe leidraad bestaat uit vier delen en een aantal technische rapporten. Het eerste deel is een algemeen deel; het tweede deel behandelt de verkenning van het ontwerpproces; deel drie de rivierdijken en het laatste deel de rivierverruiming. Door de veranderde opzet is de Leidraad Rivieren ook niet langer alleen bedoeld voor beheerders van waterkeringen, maar is die voortaan ook geschikt voor gemeenten, belangenorganisaties en zelfs burgers. Anita Wouters is blij met de vernieuwde leidraad en hoopt dat deze ook jaren kan meegaan. De leidraad sluit volgens haar goed aan bij het huidige beleidsproces, waar
ook andere dan de traditionele partijen aan bod komen bij planstudies. Maar als het dan toch fout gaat, moeten we voorbereid zijn. Ruurd Reitsma, luitenantgeneraal buiten dienst en lid van het programmabureau Taskforce Management Overstromingen (TMO), gaf aan dat nog veel valt voor te bereiden. Als er een overstroming komt, gaat die het bevattingsvermogen te boven. Mensen hebben dan ook de neiging scenario’s op te stellen die we wél kunnen bevatten. Helaas houden overstromingen zich, net als ‘de vijand’ in oorlogssituaties, zich nooit aan modellen en scenario’s. Dat vereist dus veel improvisatievermogen, maar ook voorbereiding van de bestuurders. Essentieel is dan ook dat waterbeheerders en algemene bestuurders elkaar weten te vinden en samenwerken. Overstromingen zijn vaak regio-overschrijdend. Waar de regie van rampenbestrijding nu bij de gemeenten ligt, moet deze opgeschaald worden naar regionaal of zelfs landelijk niveau. De taak van het TMO ligt in het (helpen) opstarten van initiatieven die die voorbereiding faciliteren. Zo helpt deze organisatie onder meer bij het samenstellen van landelijke expertiseteams, het bevorderen van planvorming, het invullen van de rol van waterbeheerders en tenslotte het bevorderen van oefeningen. Volgend jaar vindt Viking II plaats en in de eerste week van november 2008 volgt een grote, nationale overstromingsoefening.
Plaatsvervangend directeur-generaal van het DG Water, Anita Wouters, ontvangt het eerste exemplaar van de Leidraad Rivieren uit handen van ENW-voorzitter Gert Verwolf het eerste exemplaar van de Leidraad Rivieren (foto: Rob Jasztrebski).
Keten van korte geulen in Overijssel Bij Westenholte (Overijssel) zou een keten van korte geulen door de uiterwaarden moeten worden aangelegd om de veiligheid te vergroten. Dat adviseert het provinciebestuur van Overijssel aan staatssecretaris Huizinga van Verkeer en Waterstaat.
B
ij Westenholte moet de dijk in het kader van ‘Ruimte voor de Rivier’ worden verlegd. Uit overleg met de bewoners blijkt dat zij de dijk verder willen terugleggen dan oorspronkelijk was gepland. De afstand tussen de dijk en de aan te leggen nevengeulen in de uiterwaard wordt dan groter. Dat is gunstig voor de stabiliteit van de dijk. Ook het idee voor de keten van korte geulen is (mede)afkomstig van de bewoners. Het Ministerie van Verkeer en Waterstaat bekijkt de aangedragen oplossingen en komt deze maand met een besluit over de te nemen maatregelen. Daarna maakt de provincie Overijssel een definitief ontwerp waarover eind dit jaar of begin volgend jaar besluitvorming plaatsvindt. De bewoners in het gebied hebben een belangrijke inbreng bij de totstandkoming van het definitieve ontwerp.
Kuks voorgedragen als watergraaf Regge en Dinkel Het algemeen bestuur van Waterschap Regge en Dinkel heeft besloten, dr. Stefan Kuks (45) voor te dragen om te worden benoemd tot voorzitter/watergraaf van het waterschap.
S
tefan Kuks heeft in de loop der jaren veel relevante kennis en ervaring opgedaan: als senior research associate op het terrein van waterbeheer bij de Universiteit Twente, als promovendus (in 2004) op een proefschrift over waterbeheer en als lid en later vice-voorzitter van het dagelijks bestuur van Waterschap Regge en Dinkel. Uiteindelijk zijn deze brede kennis en (bestuurlijke) ervaring bepalende factoren geweest om uit veel goede kandidaten voor hem te kiezen. De voordracht van het algemeen bestuur gaat naar de provincie Overijssel, vervolgens naar de minister van Verkeer en Waterstaat en dient uiteindelijk in een Koninklijk Besluit te worden vastgelegd. Het waterschap hoopt dat de heer Kuks per 1 september a.s. kan worden geïnstalleerd.
14
H2O / 13 - 2007
Wa l l i n g f o rd S o f t w a re Slimme oplossingen voor de waterindustrie
• InfoNet linkt klantinformatie aan infrastructuur • InfoNet integreert zich/is complementair met alle marktleidende GIS en CMMS systemen • InfoNet levert een zeer uitgebreide, aanpasbare set van validatiegereedschappen • InfoNet houdt de historiek bij van alle opmetingen, modelwijzigingen, inspecties, mutaties, klachten onderhoud, etc. Alles is dus traceerbaar. • InfoNet reduceert data-manipulatie en data-omvorming • InfoNet verhoogt de eenvormigheid van data bij alle gebruikers en beheerders en dwingt data te leveren conform contract specificaties • InfoNet biedt een complete set van structuren: Leidingen, putten, pompen, pompstations, huisaansluitingen, overstorten, fittings, roosters, afsluiters, etc. • InfoNet creÍert niet enkel een inventaris maar ook connectiviteit. • InfoNet linkt alle opmeetgegevens, inspecties en incidenten rechtstreeks aan de respectievelijke infrastructuur • InfoNet genereert toestandscores en -klasses maar ook criticiteit • InfoNet registreert onderhoudsacties en onderhoudsresultaten • InfoNet genereert waarde- en depreciatierapporten • InfoNet vergelijkt, valideert, kuist en corrigeert uw data
w w w. w a l l i n g f o r d s o f t w a r e . c o m Gilbert Joncheere Wallingford Software Benelux Sales De Schaggelen 18, 2390 Westmalle, BelgiĂŤ Tel: +32 3 309 25 56 Email: gilbert.joncheere@wallingfordsoftware.com
Wallingford Software
InfoWorks and FloodWorks are registered trademarks of Wallingford Software Limited
Kwaliteit van analyses in het waterbodembeheer en de rol van AS 3000 hierin Met het Besluit Uitvoeringskwaliteit Bodembeheer (de Kwalibo-regeling) wordt een kwalitatief hoogstaander (water)bodemonderzoek in Nederland beoogd. Voor de waterkwaliteitsbeheerders is het daarbij van wezenlijk belang dat analyseresultaten bruikbaar zijn voor het onderscheiden van de in het waterbodembeheer toegepaste klassenindeling. De huidige analyses op basis van huismethodes uitgevoerd door het merendeel van de commerciële laboratoria in Nederland zijn hier niet geschikt voor. Worden (inter)nationale genormaliseerde referentiemethoden toegepast, een praktijk die wordt toegepast door de laboratoria van de waterkwaliteitsbeheerders in Nederland, dan blijken deze analyses wel geschikt. Daarmee zijn analyses in het waterbodembeheer, uitgevoerd door het merendeel der commerciële laboratoria, onbruikbaar. Het accreditatieschema 3000 (AS 3000), zoals dat in het kader van de Kwaliboregeling verplicht gesteld is, biedt daarbij niet de kwaliteitsgarantie die met deze regeling wordt beoogd.
M
et het van kracht worden van de Kwalibo-regeling, en als vervolg hierop het binnenkort verwachte Besluit Bodemkwaliteit, wordt beoogd het (water)bodemonderzoek in Nederland een kwaliteitsimpuls te geven. Deze wettelijke regelingen houden voor onder meer de analyses en het veldwerk bij waterbodemonderzoek in, dat intermediairs (adviesbureaus, laboratoria, aannemers, grondbanken, etc.) erkend moeten zijn voor deze werkzaamheden. Erkenning van veldwerk zal daarbij gebaseerd worden op de accreditatie conform AS 2000 of certificatie conform beoordelingsrichtlijn BRL 2000. Erkenning van de analyses is gebaseerd op accreditatie conform AS 3000. Deze documenten worden opgesteld onder verantwoordelijkheid van de Stichting Infrastructuur Kwaliteitsborging Bodembeheer. Op het moment van schrijven van dit artikel ligt AS 2000 ter kritiek en wordt de bestaande AS 3000 uitgebreid met het onderdeel waterbodemanalyses. AS 3000 is gestart met de onderdelen grond- en grondwateranalyses. Omdat het doel van de Kwalibo-regeling het verbeteren van de kwaliteit is, is dit tevens het afgeleide doel voor AS 3000. De vraag die dan voor de hand ligt, is hoe het nu gesteld is met de kwaliteit van analyses in Nederland. Vanuit het belang van de waterkwaliteitsbeheerders in Nederland zijn in het kader van de Kwalibo-regeling met name de analyses in de waterbodem van belang. Dit artikel richt zich dan ook alleen op deze analyses. Hierbij moet vooral gekeken worden naar het gebruik van de resultaten. Met andere woorden: de kwaliteit van analyseresultaten in het waterbodembeheer wordt bepaald door de bruikbaarheid van deze resultaten in dit beheer. Een belangrijk aspect, zo niet het belangrijkste aspect, van deze bruikbaarheid wordt bepaald door de (on)mogelijkheid tot het onderscheiden van de in het waterbodembeheer toegepaste klassenindeling. Onderstaand wordt getracht antwoord te geven op deze geschiktheidsvraag en de
16
H2O / 13 - 2007
afgeleide vraag of AS 3000 in staat is de eventuele problemen die er nu zijn op te lossen.
Waterbodemonderzoek door Wetterskip Fryslân Bij Wetterskip Fryslân is het gebruikelijk dat het verkennend waterbodemonderzoek wordt uitgevoerd door het laboratorium van de waterkwaliteitsbeheerder. Daarbij voert het laboratorium het vooronderzoek, het veldwerk en de analysewerkzaamheden uit. Daarnaast verzorgt het laboratorium de rapportage van dit onderzoek. Zowel de veldwerkzaamheden als de analyses zijn al sinds jaar en dag door de Raad voor Accreditatie geaccrediteerde verrichtingen. De ervaring van de medewerkers van het waterschapslaboratorium met waterbodemonderzoek is dan ook groot. Vervolg onderzoeken, zoals een nader waterbodemonderzoek of een saneringsonderzoek, worden normaliter uitbesteed aan adviesbureaus. Daarbij wordt vanuit efficiencyoverwegingen over het algemeen ook het veldwerk en de analysewerkzaamheden uitbesteed. Hiermee is Wetterskip Fryslân tevens in staat om regelmatig een goede vergelijking te kunnen maken met de markt voor zowel de prijs-kwaliteitsverhouding1) als de analyseresultaten.
Resultaten van een typisch waterbodemonderzoek Een goed voorbeeld van een recent uitgevoerd onderzoek is het nader waterbodemonderzoek in enkele watergangen in Lemmer. Dit waterbodemonderzoek is eind 2006 uitgevoerd door Oranjewoud en begin dit jaar gerapporteerd2). Voorafgaand aan dit nader waterbodemonderzoek is onder andere in 1999 een verkennend waterbodemonderzoek in dezelfde watergangen in Lemmer uitgevoerd door het laboratorium van Wetterskip Fryslân3). Dit voorjaar is het genoemde nader waterbodemonderzoek van de Binnenhaven/ Zijlroede te Lemmer gerapporteerd. Een
citaat uit dit onderzoek aangaande de analyses van OCB en PCB luidt: “Tijdens het laboratoriumonderzoek is gebleken dat vrijwel in alle gevallen (59 van de 62 monsters) de rapportagegrenzen (behaalde detectielimiet) voor de gehalten aan OCB’s en PCB’s sterk verhoogd waren. De detectielimiet varieerde van 1 ug/kg DS tot maximaal 130 ug/kg DS. Volgens de NEN 5734 dient deze detectielimiet maximaal 1 ug/kg DS te bedragen. De verhoogde detectielimiet van organochloorbestrijdingsmiddelen heeft in circa 40 procent van de gevallen (23 st.) als gevolg dat de beoordeling van het gehalte ≤ klasse 3 wordt. Voor de PCB’s geeft de verhoogde detectielimiet in circa 20 procent van de gevallen (10 st.) een beoordeling ≤ klasse 3.” “Voor de begrenzing van de verontreiniging tot maximaal klasse 2 is een dergelijke detectielimiet niet voldoende. Door het laboratorium is aangegeven dat de verstoring van de bepaling van OCB’s en PCB’s het gevolg is van een extreme monstermatrix (combinatie van stoffen in het monster in afwijking op de blancobepaling) in combinatie met een laag drogestofgehalte. Het laboratorium geeft aan de monsters voor te behandelen volgens NEN-ISO 10382, welke de NEN 5734 heeft vervangen. De detectie vindt plaats met de zogenaamde GC/MS (massaspectrometrie). De GC/MS-methode is een relatief goedkope en snelle methode om de gehalten aan OCB’s en PCB’s te bepalen en geeft een extra bevestiging over de aanwezige stof, maar is gevoeliger voor afwijkende monstermatrices.” Opvallend aan dit onderzoek is dat het in vrijwel alle onderzochte monsters onmogelijk is op basis van de analyseresultaten een onderscheid te maken in de klassen waarin waterbodem wordt ingedeeld. In 40 procent van de monsters is zelfs geen onderscheid te maken tussen de klassen 0, 1, 2 en 3. Hierdoor is het op basis van dit onderzoek niet mogelijk de begrenzing van het geval van ernstige
*thema
bodemverontreiniging vast te stellen. Een begrenzing die in het kader van de Wet Bodembescherming noodzakelijk is, alvorens een sanering mag worden uitgevoerd.
Geschiktheid van huidige analyses voor waterbodemonderzoek De geschiktheid van analyses voor waterbodemonderzoek wordt beoordeeld aan de hand van het in de inleiding genoemde criterium dat een analysemethode onderscheidend genoeg moet zijn om een onderscheid te kunnen maken in alle klassen die binnen het waterbodemonderzoek gehanteerd worden. De resultaten van een bestudering van een groot aantal verkennende en nadere waterbodemonderzoeken in opdracht van Wetterskip Fryslân, die getoetst zijn aan dit criterium, zijn: de analyses van de metalen, PAK en minerale olie Deze voldoen zonder uitzondering aan het gestelde criterium en zijn daarmee prima bruikbaar voor het indelen in alle klassen bij het waterbodemonderzoek. Dit is onafhankelijk van het laboratorium dat deze analyses heeft uitgevoerd; • de analyse van hexachloorbenzeen, organochloorbestrijdingsmiddelen (OCB) en polychloorbifenylen (PCB) Deze voldoen bij het merendeel van de commerciële laboratoria in veel gevallen niet •
aan het gestelde criterium, terwijl het laboratorium van Wetterskip Fryslân in alle gevallen in staat is wel te voldoen aan het criterium. Hebben commerciële laboratoria de analyses uitgevoerd, dan blijkt in 50 procent van de gevallen geen onderscheid gemaakt te kunnen worden tussen de klassen 0, 1 en 2 en in 30 procent van de gevallen is zelfs geen onderscheid mogelijk tussen de klassen 0, 1, 2 en 3. Deze resultaten rechtvaardigen de conclusie dat de betrokken commerciële laboratoria in een groot deel van het waterbodemonderzoek in Nederland bij de analyses van hexachloorbenzeen, OCB en PCB niet in staat zijn een onderscheid te maken in de bij het waterbodemonderzoek gehanteerde klassen. Daarmee zijn deze analyses, uitgevoerd door de commerciële laboratoria op dit moment niet geschikt voor gebruik binnen het waterbodembeheer. Het laboratorium van Wetterskip Fryslân is wel in staat om bij alle analyses onderscheidend genoeg te zijn, waardoor vastgesteld kan worden dat het voor elk laboratorium technisch haalbaar moet zijn dergelijke analyseresultaten te produceren.
Oorzaken De mogelijke oorzaken waarom commerciële laboratoria niet in staat blijken te zijn alle in het waterbodemonderzoek relevante analyses op een adequate wijze uit te voeren zijn:
opinie
een andere prijs-kwaliteitsverhouding oftewel het veel duurder zijn van overheidslaboratoria In onderzoeken zoals die zijn beschreven1), staat het marktconforme werken van overheden centraal. In de afgelopen jaren zijn de laboratoria van de waterkwaliteitsbeheerders in Nederland (verenigd in het Integraal Laboratorium Overleg Waterkwaliteitsbeheerders, de twaalf laboratoria van de waterkwaliteitsbeheerders in Nederland) daarbij regelmatig doorgelicht. In alle gevallen is de conclusie dat deze ILOWlaboratoria zonder uitzondering in staat zijn marktconform te werken. Daar kan de oorzaak dus niet in liggen; • de wijze waarop de verschillende laboratoria hun analyses uitvoeren De ILOW-laboratoria hechten sterk aan genormaliseerde (inter)nationale normen, zoals de bekende NEN-normen. Door te streven naar normconform werken en hooguit gelijkwaardigheid aan een norm als afwijking te accepteren, wordt geanalyseerd volgens (inter)nationaal geaccepteerde referentiemethoden. Commerciële laboratoria hebben daarentegen vanuit een commerciële blik veelal gekozen voor huismethodes. Daarbij zijn zij blijkbaar niet in staat om dezelfde prestaties te leveren als verkregen kunnen worden met de referentiemethoden. •
Kijken we als voorbeeld naar de analyse van PCB in waterbodem, dan volgen de ILOW-
H2O / 13 - 2007
17
Grote groep bestrijdingsmiddelen niet toegestaan Het gebruik van een grote groep bestrijdingsmiddelen en biociden is niet toegestaan. Het College van Beroep voor het bedrijfsleven heeft in een uitspraak een lijst van bestrijdingsmiddelen en biociden afgekeurd. Volgens de ministeries van VROM en LNV kunnen veel middelen toch gebruikt worden, omdat het een oude lijst betreft. Bovendien gaat het om een procedurele afwijzing, geen inhoudelijke. Deze uitspraak heeft dan ook geen directe gevolgen voor de beschikbaarheid van deze middelen. laboratoria vrijwel altijd de norm: analyse met GC-ECD. De ECD-detectie is daarbij zeer gevoelig. De commerciële laboratoria kiezen bij de analyse van PCB vooral voor de GC-MS-techniek in combinatie met grootvolume-injectie. De MS-detectie heeft daarbij een hoge selectiviteit, iets waartoe de ECD-detectie niet in staat is, maar heeft als nadeel een lagere gevoeligheid, terwijl deze techniek in combinatie met de meestal toegepaste grootvolume-injectie gevoeliger is voor storingen afkomstig uit de matrix. Een goede ‘cleanup’ in combinatie met een silicagelscheiding maakt dat matrixstoringen worden gereduceerd, waarbij de silicagelscheiding vanuit kostenoverwegingen nogal eens achterwege gelaten wordt. De ILOW-laboratoria lossen het probleem van de selectiviteit op door bij aanwezigheid van PCB altijd een bevestiging uit te voeren met de GC-MS-techniek (niet voor niets is deze bevestiging in de norm verplicht opgenomen). Ondanks deze uitgebreidere aanpak zijn de ILOW-laboratoria toch in staat deze analyse uit te voeren voor een marktconforme prijs. Dit wordt mede veroorzaakt door de hoge graad van specialisatie van deze laboratoria op het gebied van waterbodemonderzoek uit de eigen regio. Een specialisatie die een commercieel laboratorium slechts met grote moeite zal kunnen evenaren.
Gaat AS 3000 dit oplossen? Op de in de inleiding gestelde geschiktheidsvraag is een helder antwoord gegeven: technisch kan onderscheidend genoeg geanalyseerd worden, maar blijken in de praktijk met name de commerciële laboratoria in veel gevallen niet in staat dit waar te maken. De afgeleide vraag of AS 3000 dit probleem gaat oplossen, is op dit moment nog niet te beantwoorden. Juist het deel dat handelt over de analyses in de matrix waterbodem, wordt op dit moment geschreven en de resultaten daarvan zijn nog niet bekend. Op basis van de laatste beschikbare concepten, waarbij de prestatiekenmerken van waterbodemanalyses sterk
18
H2O / 13 - 2007
zijn gerelateerd aan die van landbodemanalyses, kan wel voorzichtig geconcludeerd worden dat het nog maar de vraag is of AS 3000 in staat zal blijken te zijn te voldoen aan de verwachting tot kwaliteitsverbetering, zoals die met Kwalibo wordt nagestreefd. Conform de huidige conceptversie van AS 3000 geeft deze misschien wel dezelfde kwaliteit in laboratoriumland, maar zeker niet voldoende kwaliteit; iets waarmee de waterkwaliteitsbeheerders als opdrachtgever van veel waterbodemonderzoek niet akkoord kunnen gaan. Het is duidelijk dat hier een belangrijke sturende taak is weggelegd voor de rijksoverheid.
Conclusie Uit dit onderzoek, op basis van een groot aantal rapportages van verkennend en nader waterbodemonderzoek, blijkt dat gestreefd moet worden naar het zoveel mogelijk uitvoeren van analyses conform (inter)nationaal geaccepteerde referentiemethoden en zorg te dragen voor zodanige prestatiekenmerken, dat analyses in staat zijn tot voldoende onderscheid in de kwaliteitsklassen die in het waterbodembeheer gebruikt worden. De ILOW-laboratoria hebben laten zien dat dit niet hoeft te leiden tot substantieel hogere kosten. De opdrachtgevers van het waterbodemonderzoek vervullen hierbij een belangrijke rol: zij zullen kritischer moeten zijn op de prestaties van de laboratoria. dr.ir. R. van der Meer (hoofd laboratorium Wetterskip Fryslân) NOTEN 1) Polhuis P., G. de Vries-Visser en H. Grafhorst (2006). Zelf doen of uitbesteden: een dilemma voor de overheid. B & G pag. 5-8. 2) Oranjewoud (2007). Nader waterbodemonderzoek Binnenhaven/Zijlroede, fase 2 te Lemmer (FR/081/404). Projectnummer 10269-165745. 3) Laboratorium Wetterskip Fryslân (1999). Verkennend waterbodemonderzoek Zijlroede en Binnenhaven te Lemmer. Projectcode 220-E024.
H
et College van Beroep voor het Bedrijfsleven (CBB) keurde de lijst met bestrijdingsmiddelen en biocides op 4 mei af. Deze middelen zijn volgens de rechter van het CBB onvoldoende getest op schadelijkheid voor mens, dier en milieu voordat zij op de markt kwamen. Daarom werden deze middelen illegaal verklaard. Ook stelde het CBB dat alsnog een toetsing plaats moet vinden voor deze middelen. De twee zaken waren aangespannen door de Zuid-Hollandse Milieufederatie en Stichting Natuur en Milieu tegen toelatingsbesluiten van respectievelijk de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en het College voor de Toelating van Bestrijdingsmiddelen. De overweging was dat de middelen niet afdoende waren getest op de gevolgen voor levende wezens. De minister van LNV kan, volgens de wetgeving, ontheffing verlenen voor een middel of de wetgeving wijzigen als daarmee grote belangen gediend zijn. Daardoor mogen echter geen risico’s optreden voor mens en dier. Volgens het College van Beroep is het mogelijk dat van de toegelaten middelen één of meer de gezondheid van mens en dier kan schaden. Volgens de betrokken ministers, minister Verburg van LNV en minister Cramer van VROM, heeft de uitspraak van het college voorlopig geen gevolgen voor de beschikbaarheid van de middelen. Het gaat volgens hen om een oude lijst. De huidige lijst en de vrijstellingen voor dit jaar worden niet geraakt door de uitspraak. Per 1 oktober treedt de nieuwe Wet gewasbescherming en biociden in werking. Daarmee wordt een aantal procedurele verbeteringen doorgevoerd. Om aan de bezwaren van het CBB tegemoet te komen, worden de overgangsbepalingen van de nieuwe wet aangepast. Als de nieuwe wet in werking treedt, wordt ook de lijst met toegestane middelen vastgesteld. Daarbij wordt ook de effectiviteit en de veiligheid voor mens, dier en milieu gewaarborgd.
%EN GECOMBINEERDE KIJK OP WATER
3TEDELIJK 7ATERBEHEER EN 2UIMTELIJKE /RDENING %EN INTERRESSANTE UITDAGING OM DIT GOED OP ELKAAR AF TE STEMMEN 'EVEN VAN EEN NIEUWE IMPULS AAN STEDELIJK WATERBEHEER ,EGGEN VAN ONDERLINGE VERBANDEN TUSSEN DE VERSCHILLENDE VAKGEBIEDEN MAAKT STEDELIJK WATERBEHEER TOT EEN SUCCES 7IJ KUNNEN HET -ET DESKUNDIGHEID VISIE BETROKKENHEID EN PASSIE 'RONTMIJ UW PARTNER WWW GRONTMIJ COM
PLANNING CONNECTING RESPECTING THE FUTURE
'RONTMIJ
Uw water, ons vak Lowara is het hart van het systeem dat water laat stromen en circuleren om een betrouwbare bron van het leven te worden. Met betrouwbare en efficiënte producten biedt Lowara oplossingen voor de meest uiteenlopende pompvraagstukken. Excellence in water technology. www.lowara.com
Lowara Nederland B.V. Postbus 54 4180 BB Waardenburg Tel.: (+31) (0) 418 - 65 50 60 lowaranl.info@itt.com
dat nodig is. De enige vraag is dan wie de rente moet betalen.”
Dijkgraaf Michiel van Haresma Buma.
DIJKGRAAF VAN HAERSMA BUMA VAN DELFLAND:
“Geen geld is geen reden om niets te doen” Uit Zeeland, ‘het land dat water heet’, komt de nieuwe dijkgraaf van het Hoogheemraadschap van Delfland. Na 21 jaar burgemeesterschap in diverse plaatsen vond Michiel van Haersma Buma het tijd voor een nieuwe bestuurlijke uitdaging. Hij volgt bij Delfland Piet Heijn Schoute op, die ook burgemeester was voordat hij dijkgraaf werd. Per 1 april is Van Haersma Buma dijkgraaf van het schap. Hij heeft een duidelijke mening over de taken en plichten van een waterschap. “Wij moeten de burger beschermen. Je kunt niet wachten tot er geld is om maatregelen te nemen. Geen geld is geen reden om niets te doen.” Die houding komt goed van pas bij een waterschap dat veel grote projecten op stapel heeft staan, zoals het aanpakken van de zwakke plekken langs de Delflandse kust en bij Scheveningen.
N
a twee maanden voelt Van Haersma Buma zich als een vis in het water. De belangstelling voor water is hem met de paplepel ingegoten. Hoewel hij pas drie jaar was toen de watersnoodramp in Zeeland plaatsvond, heeft hij daar via de overlevering veel van meegekregen. Toen de gelegenheid zich voordeed om dijkgraaf te worden, ging hij daar dan ook graag op in. “Ik ken het gebied al, inclusief bestuurlijke verbindingen, mensen en begrippen. Dat komt goed van pas bij de verschillende projecten die in Delfland lopen. Een goed voorbeeld is een kadeversterking in de Commandeurspolder in de gemeente Midden-Delfland. We pakken deze kade nu samen met de gemeenten aan. Zo creëren we draagvlak. Dat is een ander soort proces dan tot nu toe is gevoerd.” De belangrijkste projecten die nu spelen in het beheergebied van het Hoogheemraadschap van Delfland zijn ongetwijfeld
20
H2O / 13 - 2007
de zwakke schakels Delflandse kust en Scheveningen. “Onlangs was staatssecretaris Huizinga op bezoek. Ik heb haar toen meegenomen naar het strand van Ter Heijde om de situatie uit te leggen. De werkelijkheid is altijd anders dan op kaarten en tekeningen. Door ze te bezoeken kun je de projecten veel beter visualiseren.” “Of het bezoek van de staatssecretaris ermee te maken heeft weet hij niet, maar Van Haersma Buma vindt niet dat zijn schap te klagen heeft over overheidssteun. “Delfland heeft niet te klagen over overheidssteun, maar landelijk gezien is dat anders. Dat is overigens geen reden om niets te doen als het probleem heel groot is. Als waterschap heb je de plicht om af te wegen of je je het kunt veroorloven om te wachten tot er iets misgaat. Je kunt immers moeilijk de primaire waterkeringen laten overstromen omdat je geen geld hebt. Je kunt altijd geld lenen als
Omdat een waterschap zich bezighoudt met omgevingsgevoelige taken, is het belangrijk dat de burgers ook betrokken zijn bij het schap. Burgers ervaren vaak een grote afstand tot waterschappen. Daar is nog een schone taak weggelegd voor de schappen. Van Haersma Buma is overtuigd van het nut van digitalisering om burgers te betrekken. “Digitalisering is een goede mogelijkheid om Delfland ‘om de hoek te brengen’. Omwonenden moeten de activiteiten van het waterschap kunnen zien. Waar betaal je voor? We proberen ook een herkenbare huisstijl te creëren. Een voorbeeld daarvan is de vormgeving van gemalen die in de bebouwde kom worden geplaatst. Deze zien er allemaal hetzelfde uit en zijn gedeeltelijk van glas, zodat omwonenden kunnen zien wat er gebeurt. Transparant werken. Je moet van buiten naar de organisatie kijken.” Eén van de zaken die Van Haersma Buma opvielen tijdens zijn eerste maanden is de hoeveelheid normen. “Er zijn heel veel normen: voor regenval, dijken enzovoort. Die normen zijn altijd gebaseerd op gemiddelden. Maar wat gebeurt er echt? En wat betekent dat op de lange termijn? We moeten met elkaar de langetermijnscenario’s verder uitwerken: de Unie van Waterschappen, Verkeer en Waterstaat en VROM. We moeten alle invalshoeken dekken. Dat moet niet alleen in studiecommissies gebeuren. We moeten ook de creativiteit van de mensen stimuleren. Een voorbeeld is de droogte. Doordat Delfland een eigen zoetwatertoevoer heeft (de Brielse Meerleiding), speelt dit probleem in Delfland nog niet. Maar we moeten er toch naar kijken, want het kan invloed hebben op de lange termijn.” “Ik heb genoeg technische kennis om te kunnen oordelen. Niet op details als hoeveel kubieke meter per uur, maar wel wat het betekent voor het hele systeem. Je krijgt ook met andere problemen te maken. Wat doe je met duikers op het terrein van particulieren? Kan daar wel genoeg water door? Sommigen doen niets aan het onderhoud daarvan, met als gevolg dat ze verstopt raken. Moet je als waterschap dat onderhoud overnemen? En dan de Kaderrichtlijn Water. Wat spreek je af met de gemeenten? Wat moet de gemeente gaan doen? Wat kost het? Uit mijn tijd als burgemeester ken ik de problemen met fosfaten al. Uiteindelijk hoef je niet alles te weten, veel kennis is bij de medewerkers te vinden.”
interview
“Ik ben ambivalent over de waterketen. We hebben in Nederland de neiging alles aan elkaar te knopen. Standaardisatie moet geen dogma worden, maar moet waar het kan. Je ziet de waterleidingbedrijven al opschalen; dat loopt niet synchroon aan de ontwikkelingen met de waterschappen. Toon maar aan dat het waterbeheer beter kan, dat de waterketen voordelen heeft. Als een waterketen de oplossing is, waarom is het dan niet al eerder gerealiseerd? Ik denk dat de grootte van een waterschap afhankelijk is van het gebied. Een grens is maar een lijntje op de kaart. Bovendien hebben we net een fusieronde in de waterschapswereld achter de rug. Daarom is het niet de tijd om een structuurdiscussie te voeren. Het werk moet gewoon gebeuren. Wel worden door de veranderende maatschappij oude grenzen ‘onlogisch’. Daarom moeten waterschappen samenwerken. Zuid-Holland kent vijf waterschappen. We stellen samen met de provincie
Zuid-Holland een agenda op om problemen aan te pakken. We hebben een pragmatische aanpak. Het geld van de burgers moet zo goed mogelijk besteed worden. “Wij zijn samen met een aantal gemeenten in waterweggebied bezig om het waterketenconcept uit te werken. Ik vind dat een goede zaak. Wij voeren geen structuurdiscussie, maar praten over maatwerk. Want alleen dan kom je echt vooruit. Daarbij verliezen we natuurlijk niet uit het oog dat de kosten voor alle partijen moeten dalen danwel minder moeten stijgen.” “Een grote verandering die er aankomt, heeft te maken met de waterschapsverkiezingen. In plaats van op individuele personen zal men kunnen stemmen op lijsten. Vergelijkbaar met verkiezingen voor bijvoorbeeld de gemeenteraad. Het wordt dus anders, maar de vraag is nog ‘hoe’. We moeten ons voorbereiden op die verandering. We moeten bijvoorbeeld goed kijken naar de
manier waarop hoogheemraden worden gekozen. We zouden een ‘hearing’ kunnen houden, zoals ze dat in de VS doen. Laat de kandidaat-hoogheemraad maar aan de verenigde vergadering vertellen waarom hij of zij kandidaat is en wat hij of zij kan. Het waterschap beheert tenslotte de belangen van de burger, en dat moet transparant zijn.” “Ik wil dat Delfland over tien jaar bekend is bij de burgers en dat bekend is wat Delfland in hun buurt doet. Ook wil ik dat de wateropgave in het gebied voor het grootste gedeelte is voltooid, inclusief de waterkwaliteit. En de waterschappen; die moeten gewoon blijven bestaan. We moeten geen energie steken in een existentiediscussie, want die energie kun je niet aan andere zaken besteden. En laten we eerlijk zijn: om waterschappen af te schaffen moet de Grondwet twee keer gewijzigd worden, dat gebeurt toch niet.”
“Een transparant gemaal in de huisstijl van het hoogheemraadschap, symbool voor de nieuwe aanpak.”
H2O / 13 - 2007
21
Actieplan voor diffuse bronnen in Noord-Holland De waterbeheerders in Noord-Holland vragen in de Wvo-vergunning voor de riooloverstorten om een Actieplan Diffuse Bronnen. De Amsterdamse stadsdelen hebben als eerste die plannen geleverd, waarmee de waterbeheerders inzicht hebben gekregen in het beheer van de openbare ruimte. Gebleken is dat de stadsdelen hun verantwoordelijkheid in het bestrijden van verontreiniging in de openbare ruimte serieus nemen. Wanneer de voornemens in de actieplannen worden geborgd binnen de brede gemeentelijke planvorming, ligt een verbetering van de oppervlaktewaterkwaliteit binnen handbereik.
Toepassen van kunststofleidingen.
D
e waterkwaliteit in Amsterdam en omgeving is sinds de jaren zeventig, na het van kracht worden van de Wet verontreiniging oppervlaktewater (Wvo), sterk verbeterd. De verbetering stagneert echter de laatste jaren. Eén van de oorzaken is de verontreiniging door diffuse bronnen in het stedelijk gebied. Regenwater spoelt een deel van verontreinigingen, zoals uitlogende bouwmetalen, bestrijdingsmiddelen en straatvuil, via het rioolstelsel het oppervlaktewater in. De bestrijding van diffuse verontreiniging van oppervlaktewater is een taaie materie. Waterbeheerders hebben hiernaar in de jaren negentig veel onderzoek verricht en diverse instrumenten ingezet. De problemen buiten het reguliere werkproces van de waterbeheerder plaatsen, bleek echter niet te werken. De waterschappen besteden tegenwoordig weinig tijd aan specifiek onderzoek naar diffuse bronnen. De waterbeheerders zoeken daarentegen concrete instrumenten om in te zetten, zoals vergunningverlening en handhaving.
Wvo-vergunning Diffuse emissies in het stedelijk gebied komen via het rioolstelsel in het oppervlaktewater. Daarom hebben de waterschappen in Noord-Holland, Rijkswaterstaat NoordHolland en de hoogheemraadschappen Amstel, Gooi en Vecht, Hollands Noorderkwartier en Rijnland besloten om de Wvovergunning in te zetten om aandacht te vragen voor diffuse bronnen in de openbare ruimte.
22
H2O / 13 - 2007
De gemeente vraagt voor de lozing van afvalwater uit het rioolstelsel een vergunning aan bij de waterbeheerder. De waterbeheerder verplicht de gemeente in de vergunning om een Actieplan Diffuse Bronnen op te stellen. Het doel van zo’n plan is om het bestaande beleid van de gemeente voor de beperking van verontreiniging door diffuse bronnen in beeld te brengen en zo nodig te intensiveren. De aanpak is gericht op bewustwording bij de gemeenten, het optimaal inzetten van bestaande bevoegdheden, het benoemen van activiteiten en plannen en het voorkómen van het ontstaan van nieuwe problemen. Als overheidsorgaan zal de gemeente ook invulling moeten geven aan de voorbeeldfunctie bij het voorkomen van diffuse verontreinigingen. In Amsterdam is met deze methode al succes geboekt. Alle 14 stadsdelen hebben het afgelopen jaar een actieplan ingediend met een beschrijving van het omgaan met potentiële verontreinigende activiteiten in de openbare ruimte.
Kennisuitwisseling Begin april vond een bijeenkomst plaats waarop veel kennis is gedeeld tussen alle betrokken partijen. Verschillende sprekers gaven toen hun visie op het onderwerp diffuse bronnen. Corine Baltus (RIZA/ Waterdienst) lichtte het nieuwe rijksbeleid toe: chemische bestrijding op verharding is alleen toegestaan indien wordt voldaan aan de gebruiksvoorschriften van het middel. Aan het gebruik van de bestrijdingsmiddelen is de verplichting van certificering gekoppeld. Ook is vereist dat de DOBmethode (Duurzaam Onkruid Beheer) of een vergelijkbare methode wordt toegepast en er mag niet worden gespoten in volgens de Kaderrichtlijn Water aangewezen beschermde gebieden. Corné Kempenaar van Wageningen UR (afdeling Plant Research International) gaf inzicht in de methoden voor het effectief bestrijden van onkruid zonder chemie. De universiteit heeft ervaring met het opzetten van praktijknetwerken voor gemeenten om kennisuitwisseling over onkruidbestrijding te bevorderen. Het opzetten van een kennisnetwerk voor Amsterdam zal door de stadsdelen zelf opgepakt worden.
Onderwerpen in actieplan De ingediende actieplannen hebben de waterbeheerders veel kennis opgeleverd. De Amsterdamse stadsdeelraden leverden veel informatie over preventie van diffuse emissies. Ook werd duidelijk welke onderwerpen in het Actieplan Diffuse Bronnen thuishoren. Bovendien is voor de gemeenten die nog een plan moeten
indienen, een raamwerk gemaakt dat ze kunnen gebruiken als leidraad bij het opstellen van een actieplan. De onderwerpen in het Actieplan Diffuse Bronnen zijn: straatreiniging / zwerfafval, (chemische) onkruidbestrijding, inrichtingsmateriaal / bouwmaterialen, wegen, gladheidsbestrijding, hondenpoep, auto’s wassen, gevelreiniging, publieksinformatie en tenslotte borging in eigen (milieu)beleidsplan.
Toetsing Voor de toetsing van de plannen is een beleidskader opgesteld. De waterbeheerders letten vooral op de eerste drie punten en het laatste punt. Om te voldoen aan de verplichting in de Wvo-vergunning moet voor deze onderwerpen worden voldaan aan minimale eisen. In het kader wordt voor de belangrijkste onderwerpen de visie van de waterbeheerders gegeven. Daarnaast worden voorbeelden van mogelijke preventiemaatregelen ter bestrijding van diffuse emissies gegeven. De waterbeheerders hebben overigens ook voor de overige onderwerpen richtlijnen opgesteld.
Beoordeling Uit de beoordeling van de plannen van de stadsdelen blijkt dat de ambities in de Amsterdamse wijken hoog liggen ten aanzien van het terugdringen van diffuse bronnen. Op de belangrijkste punten werden alle plannen als voldoende beoordeeld. De stadsdelen hebben veel aandacht voor straatreiniging in het kader van de aanblik van de openbare ruimte, maar ook het oppervlaktewater is hiermee gebaat. Van de 14 stadsdelen passen negen géén chemische middelen toe voor onkruidbestrijding. De andere stadsdelen werken met het zogeheten DOB-systeem. Alle stadsdelen zijn zich bewust van hun voorbeeldfunctie om bij bouwprojecten niet-uitlogende materialen toe te passen. Stadsdelen vinden het wel lastig om het gebruik van uitlogende bouwmaterialen door externe partijen, zoals projectontwikkelaars, terug te dringen. Door Centrale Stad Amsterdam is de ‘Milieuvoorkeurslijst openbare ruimte Amsterdam’ opgesteld. De stadsdelen kennen deze lijst en meestal verstrekken ze informatie met richtlijnen over bouwmaterialen aan initiatiefnemers. In het geval van IJburg is een convenant gebruikt om de afspraken over het gebruik van bouwmaterialen vast te leggen. De waterbeheerders in Noord-Holland hebben ook over het vervolg van de plannen nagedacht. Na Amsterdam zal ook de andere
*thema
achtergrond / actualiteit blijkt bruikbaar. Tijdens de kennisbijeenkomst bleek dat de stadsdelen meer inzicht kregen in hoe het beheer van de openbare ruimte de waterkwaliteit beïnvloedt. Deze bewustwording blijkt een duidelijke stimulans bij stadsdelen voor uitvoering van de plannen. Door het opnemen van de onderwerpen uit het actieplan in eigen beleid wordt de uitvoering ervan geborgd. Het Actieplan Diffuse Bronnen maakt het mogelijk om praktisch om te gaan met deze eens zo taaie materie. Martine Beuken-Greben (Waternet) Simon Zijlstra (Zijlstra projectleiding en advies) Hans Overbeek (Rijkswaterstaat NoordHolland)
Onkruidbestrijding met een borstelveegmachine.
gemeenten om een actieplan gevraagd worden. De waterbeheerders vinden dat het Actieplan Diffuse Bronnen niet een op zichzelf staand plan moet zijn, maar ingebed moet worden binnen de gemeentelijke planvorming (waterplan, gemeentelijk rioleringsplan, groenbeheerplan en/of milieubeleidsplan).
vergunningen. Waterschappen zullen naar verwachting wel enige ruimte behouden voor maatwerk. Wat dit gaat betekenen voor de voorwaarden die aan lozingen uit riooloverstorten gesteld kunnen worden, is nog niet duidelijk. Wel blijft het wenselijk dat gemeenten actief aandacht besteden aan het voorkomen van diffuse emissies in de openbare ruimte naar oppervlaktewater.
Waterwet De verwachting is dat volgend jaar de nieuwe Waterwet van kracht wordt. Als gevolg hiervan zullen lozingen op oppervlaktewater meer met algemene regels gereguleerd gaan worden in plaats van met
Hoe verder? Het voorbeeld van de Amsterdams stadsdelen is in ieder geval positief. De toepassing van het Wvo-instrument voor het vragen van een Actieplan Diffuse Bronnen
Goede opkomst bij demonstratie nieuwe spuittechnieken Ongeveer 50 agrariërs waren aanwezig bij de demonstratie van emissiereducerende spuittechnieken in Schoonebeek op vrijdag 1 juni jl. De demonstratie is de aftrap van een project dat CLM en DLV Plant in opdracht van Waterschap Velt en Vecht uitvoeren. Het doel van het project is de introductie van emissiereducerende spuittechnieken in het beheersgebied van Velt en Vecht.
D
• straatreiniging Straatreiniging is een onderwerp dat niet snel in verband wordt gebracht met de bestrijding van diffuse bronnen. Het is echter een goede manier om diffuse bronnen in het algemeen te bestrijden. Door het geregeld reinigen van de straat is er weinig zwerfvuil, belandt minder aan stof gebonden verontreiniging in het riool, wordt het ontstaan van onkruid voorkomen en wordt overlast door hondenpoep bestreden. Door afstemming van vuilnisophaaldiensten met straatvegers kunnen direct zwerfvuil en gemorste (vloei)stoffen worden verwijderd. Een beheerplan openbare ruimte (veegplannen), waarin staat dat vuilnisophaaldiensten met straatvegen is afgestemd, is een goed instrument om uitvoering te borgen;
• aanpak (chemische) onkruidbestrijding Voor het gebruik van bestrijdingsmiddelen geldt dat een zware inspanningsverplichting op de gemeente rust om het eigen gebruik van bestrijdingsmiddelen stop te zetten of sterk te verminderen. Er zijn voldoende alternatieven beschikbaar voor het bestrijden van onkruid (borstelen, branden of heet water). Chemische bestrijding op verharding is alleen toegestaan indien wordt voldaan aan de gebruiksvoorschriften van het middel;
aanpak inrichtingsmateriaal De aanpak van bouwmaterialen is er vooral op gericht om de emissies van uitlogende bouwmetalen, zoals koper, zink of lood, zowel bij nieuwbouw als bij renovatie/(her)inrichting, te voorkomen. De gemeente streeft ernaar om ook het gebruik van onbehandelde uitlogende bouwmaterialen door projectontwikkelaars en particulieren te verminderen. In dit kader zou de gemeente de volgende instrumenten in kunnen zetten: voorlichting aan bouwbedrijven en initiatiefnemers, voorwaarden bij aanbesteding stellen, het opnemen van een milieuparagraaf in de gemeentelijke bouwverordening, het afsluiten van een convenant met de bouwende of renoverende partij en het voorkomen van een directe lozing door bodempassage toe te passen bij afstromend regenwater. •
ijkgraaf Wolthuis benadrukte dat het gebruik van deze spuittechnieken niet alleen winst oplevert voor het waterschap (betere waterkwaliteit) maar ook voor de agrariërs zelf (lagere middelkosten). In een aardappelperceel van akkerbouwer Kuper werden vervolgens verschillende technieken gedemonstreerd: een spuit met sleepdoek, een spuit met luchtondersteuning en een spuit met lucht-vloeistofdoppen (Airtec). Met behulp van watergevoelig papier lieten DLV Plantadviseurs het spuitbeeld en de drift van de verschillende spuitsystemen zien. IJzebrand Rijzebol (LTO Noord) sloot af met het pleidooi om gezamenlijk de emissies te verminderen. De techniek hiervoor is beschikbaar en schoon water is volgens hem een gezamenlijk belang. In 2008 wil CLM met een aantal agrariërs ook daadwerkelijk aan de slag met de sleepdoek of luchtondersteuning. Voor meer informatie: Yvonne Gooijer van het CLM (0345) 47 07 19 of Bert Huizinga van DLV-Plant 06 51 50 42 14.
H2O / 13 - 2007
23
Inzicht in milieurisico’s van diepinfiltratie van afgekoppeld regenwater Diepinfiltratie van regenwater van de daken van Arnhem-Centraal is mogelijk als de dakafwerking en afvoermaterialen geschikt zijn, de stofdelen worden afgevangen en de putten goed bereikbaar zijn voor onderhoud. Dit zijn de belangrijkste uitkomsten van het onderzoek dat de gemeente Arnhem liet uitvoeren door Kiwa Water Research. In een eerder stadium had IF Technology al aangetoond dat diepinfiltratie technisch en economisch haalbaar was. De gemeente Arnhem wil een duurzaam systeem, maar wil als overheid alleen een systeem kiezen waarvan de milieurisico’s bekend zijn. Daarbij gaat het niet alleen om de effecten op korte termijn, maar vooral ook om de op langetermijneffecten.
H
et herinrichtingsproject ArnhemCentraal, dat bij het gelijknamige station ligt, wordt een intensief bebouwd stedelijk gebied. Daar is geen ruimte om afgekoppeld regenwater te bergen in oppervlaktewater of om via traditionele oplossingen te infiltreren. De gemeente Arnhem heeft daarom IF Technology eind 2005 een haalbaarheidsonderzoek laten doen naar de mogelijkheden van berging van regenwater in de diepe ondergrond. Dit was een logisch vervolg op de koude-warmteopslag die het bureau voor het gebied heeft helpen ontwikkelen. Uit de haalbaarheidstudie blijkt dat diepinfiltratie technisch en economisch mogelijk is. Vervolgens heeft Arnhem als eerste gemeente in Nederland aan
Kiwa Water Research gevraagd: is een goed en duurzaam functionerend grondwaterinfiltratiesysteem mogelijk? De studie is gericht op Arnhem-Centraal, maar is in hoofdlijnen ook toepasbaar op diepinfiltratie van regenwater elders in de hoger gelegen delen van Arnhem. De infiltratieplannen zijn beperkt tot regenwater dat van de gebouwen afkomt (het dakwater). Voor deze locatie heeft de gemeente Arnhem ervoor gekozen het regenwater dat van wegen en parkeerplaatsen afkomt, af te voeren via het vuilwaterriool. Aanbesteding van de bouwplannen voor Arnhem-Centraal vindt naar verwachting nog dit jaar plaats. De gemeente geeft als
Afb. 1: Impressie van het regenwaterinfiltratiesysteem Arnhem-Centraal.
voorwaarde mee dat regenwater moet worden afgekoppeld. Of de diepinfiltratie daadwerkelijk gerealiseerd gaat worden, is afhankelijk van de aanbesteding. Gezien de ligging en mogelijkheden van berging van regenwater maakt diepinfiltratie een grote kans. De gemeente Arnhem beschikt niet alleen over een helder overzicht van de mogelijke risico’s, maar heeft daarbij ook inzicht in de mogelijke oplossingen om die risico’s te beperken (zie tabel).
Bouwvoorschriften De eerste vijf genoemde risico’s hebben te maken met het uitlogen van zware metalen naar het regenwater of het meevoeren van zwevende stof. Dat laatste, het transport van zwevende stof met het regenwater, is te voorkomen met eenvoudige aanpassingen in het systeem zoals de aanleg van roosters en een bergbassin. Het risico van uitloging van zware metalen of andere stoffen vanuit de dakbedekking en/of de transportleidingen is te voorkomen door voor te schrijven welke materialen mogen worden gebruikt. Hiervoor is het noodzakelijk dat bij de bouwvoorschriften criteria worden opgenomen. Zo kunnen ontwerpers van de gebouwen dit al in een vroeg stadium in hun plannen opnemen. Zo blijkt uit onderzoek van Van Woert en anderen dat bekleding van daken met grind, lava of een grasmat tot een aanzienlijke kwaliteitsverbetering kan leiden.
Voorzuivering Voor een haalbaar en onderhoudsarm systeem is een voorzuivering nodig om verontreiniging van het grondwater te voorkomen en versnelde verstopping van de putten door meevoeren van zwevend materiaal tegen te gaan. Kiwa Water Research heeft een vernieuwend ontwerp bedacht waarin een berging/bezinkbassin is gecombineerd met een vortex (zie afbeelding 3); dit reduceert de risico’s van verstopping en verontreiniging sterk. De vortex (zie afbeelding 2) draait de verontreiniging
24
H2O / 13 - 2007
*thema
achtergrond
Tabel: Milieurisico s op een rij - overzicht risico’s en de maatregelen om deze te beperken.
mogelijke risico’s naar activiteit
mate van risico
1.
uitloging zware metalen vanuit dakbedekking
hoog
2.
uitloging zware metalen vanuit regenwaterafvoer
hoog
3.
mogelijk
4.
meevoeren van stoffen (blad, uitwerpselen vogels, veren, etc.) via dak schoonmaakmiddelen van daken in het water
5. 6.
uitloging transportleidingen naar regenwater insluizing verontreiniging in transportleiding
geen geen
7. 8. 9. 10.
hoog
doordringen zwevende stof tot in watervoerend pakket verstopping put door zwevende delen onvoldoende infiltratiecapaciteit invloed van grondwaterstroming op verontreinigd grondwater 11. invloed op kwo-systeem/invloed van kwo-systeem op regenwaterinfiltratiesysteem
er als het ware uit en werkt als een soort centrifuge, wat de doorstroming van het water bevordert. Het systeem wordt op het punt van zuivering verder uitgewerkt. Risico’s van zwevende stof (zie de risico’s genoemd bij 7 en 8 in het schema) zijn te beheersen door ervoor te zorgen dat deze stoffen boven op de daken blijven en daar gemakkelijk kunnen worden verwijderd. Dan pas gaat het regenwater naar de diepe ondergrond. Overigens hoeft het water niet zo diep te worden geïnfiltreerd. Met hydrologisch onderzoek is de doorlatendheid en porositeit van de watervoerende pakketten berekend. Daaruit blijkt dat zowel het eerste als het tweede watervoerende pakket geschikt zijn. Ook uit de risico-analyse blijkt dat diepinfiltratie in de eerste twee watervoerende pakketten weinig invloed zal hebben Afb. 2: Voorbeeld van een interessante optie ter eliminatie van zwevende stof via een zogenaamde vortex-separator met perifere overlaat (Balmforth, 1986).
mogelijk mogelijk geen geen geen
risicobeperkende maatregelen
bouwbeperkende maatregelen opleggen (voor zover mogelijk), geen gebruik van zinken of koperen dakbedekking bouwbeperkende maatregelen opleggen (voor zover mogelijk), geen gebruik van zinken of koperen regenwaterafvoerleidingen platte daken voorzien van grind, lava of grasmat, aanbrengen roosters die grofste vuil tegenhouden, aanleg bergbassin en/of vortex gebruiksmaatregel, voorschrijven biologisch afbreekbare schoonmaakmiddelen, mogelijkheid om regenwater periodiek af te laten stromen naar riool (o.a. bij schoonmaakwerkzaamheden) optimale materiaalkeuze (pvc-leiding zoals toegepast bij drinkwater) goede afdichting leidingen, controle bij oplevering en tijdens gebruik, transportleidingen diep genoeg leggen, leidingen opnemen in klicsysteem aanleg bergbassin en/of vortex aanleg bergbassin en of vortex, put met zandvang ontwerpcriterium ontwerpcriterium ontwerpcriterium
op de lokale/subregionale grondwaterstand of op het grondwaterstromingspatroon. Gezien de doorlatendheid en het geringe infiltratiedebiet worden geen problemen verwacht. Vanwege de koude-warmteopslag in de derde laag is regenwateropslag in dat pakket af te raden. Bovendien zou dat het systeem onnodig duur maken. Afb. 3: Ontwerp Kiwa Water Research van een infiltratieput met concentrische voorraadtank (waarin voorzuivering). 1 = bovenste inlaat regenwater voor infiltratieput vanuit voorraadtank; 2 = onderste inlaat regenwater voor infiltratieput vanuit voorraadtank (pas werkend na voldoende langdurige droge periode); 3 = inlaat regenwater tot voorraadtank; 4 = afvoer vuil water uit voorraadtank richting riool; 5 = lokale grondwaterspiegel; 6 = filter infiltratieput; 7 = grindomstorting put; 8 = voorraadtank plus voorzuivering (niet ingetekend; zou vortex-separator kunnen zijn); 9 = zandvang infiltratieput. r1 = straal voorraadtank (b.v. 2,0 m); r2 = straal infiltratiestijgleiding en putfilter (b.v. 0,4 m); r3 = straal boorgat beneden 12 m-MV (= straal infiltratiefilter plus straal omstorting; b.v. 0, 8 m).
Situering putten Een systeem van vier putten met opslag in het eerste watervoerende pakket is het meest efficiënt. Infiltratielocaties aan de oostzijde hebben de voorkeur, vanwege de aanwezigheid van een grondwaterverontreiniging in het eerste watervoerende pakket aan de westzijde van het bouwplan. Randvoorwaarde is, dat met een regenwaterinfiltratiesysteem de grondwaterkwaliteit niet negatief beïnvloed wordt en dat het systeem geen invloed heeft op andere grondwateronttrekkingen of daardoor wordt beïnvloed. Bij het ontwerp moet met deze factoren rekening worden gehouden. Mocht gekozen worden voor een put aan de westzijde, waar een per- en tri-vuilpluim zit, dan is een verkennend onderzoek naar de invloed van infiltratie op verontreiniging (én viceversa) gewenst. Ook het te gebruiken materiaal van de putten is dan van belang, omdat per en tri oplosmiddelen zijn die effect kunnen hebben op PVC.
Onderhoud De putten zelf moeten goed toegankelijk zijn voor monitoring, beheer en onderhoud. Er moet een aansluiting naar het riool aanwezig zijn om water te kunnen lozen als de putten worden geregenereerd. Daarnaast is het raadzaam om de waterkwaliteit van het infiltrerende regenwater én het grondwater te monitoren. Bij eventuele realisatie van de diepinfiltratie komt er in ieder geval een beheer- en onderhoudsplan met uitwerking van de regeneratiemethode. Ronald Bos (gemeente Arnhem) Marc Balemans (Kiwa Water Research) Pieter Stuyfzand (Kiwa Water Research) Benno Drijver (IF Technology)
H2O / 13 - 2007
25
Grondwaterbelasting kan duurzamer Op basis van de Wet Belasting op Milieugrondslag (Wbm) legt het Rijk sinds twaalf jaar grondwaterbelasting op aan ‘houders van een inrichting tot het onttrekken van grondwater’. Ofschoon bij de Wbm het milieudoel secundair is (het fiscale doel staat voorop) is een meer duurzame uitwerking te bepleiten, volgens Jos Peters.
D
e prijs van drinkwater daalt, maar de overheid werkt daaraan niet echt mee. Gemiddeld is een kwart van de prijs belasting: grondwaterbelasting, belasting op leidingwater, provinciale en gemeentelijke heffingen (precario) en BTW. Als een waterbedrijf grondwater gebruikt, is het totaal aan belastingen op de levensbehoefte drinkwater nóg hoger: 40 procent van de prijs. Slechts 60 procent is kostenvergoeding voor materialen, energie en personele kosten. Voor een opgepompte kubieke meter bedraagt de grondwaterbelasting 19 cent. Onder voorwaarden is een winning onbelast, bijvoorbeeld als het opgepompte water brak is. Ook kan sprake zijn van korting (‘infiltratieaftrek’) van 16 cent per kubieke meter bij kunstmatige infiltratie. Als de overheid grondwaterbelasting niet wil afschaffen (omdat deze nodig zou zijn als baten voor de schatkist) dan zou je van een wet op milieugrondslag toch op zijn minst mogen verwachten dat deze duurzaam omgaan met water stimuleert. Hieronder twee foute voorbeelden van hoe weinig milieuvriendelijk de Wbm uitwerkt.
waterbedrijven. Om allerlei redenen nemen deze winningen af, of ze stoppen helemaal, met grondwateroverlast als resultaat: natte tuinen, vochtige kelders, water in kruipruimtes. Overlastwater wordt in riolen gebracht en soms draineren deze onbedoeld de omgeving. ‘Rioolvreemd’ water belast het riool en vervolgens de rioolwaterzuivering (rwzi). Het leidt tot overstorten en andere emissies op oppervlaktewater via het effluent van de rwzi. Dat kan duurzamer, want grondwateroverlast houdt ook een kans in. Het kan bronnen beschikbaar maken als men water wint met het oogmerk het voorkomen van overlast. In juli 2003 is besloten dat zo’n winning niet aan grondwaterbelasting wordt onderworpen. Echter indien men het water gebruikt of doorlevert, is winning wél belast. Dus partijen die zich het lot van burgers aantrekken en grondwateroverlast bestrijden door water te onttrekken, ontvangen hiervoor geen beloning, maar zelfs een aanslag als ze iets anders doen met het water dan onbenut lozen. Op goed gedrag volgt een aanslag. Oeverfiltratie is wél kunstmatige infiltratie
Nuttige inzet wordt ontmoedigd
Van oudsher vind je in stedelijk gebied grondwaterwinningen van industrieën en
In augustus 1875 brachten onderzoekers verslag uit aan burgemeester en wethouders van Nijmegen van een studiereis ‘naar het
Door het stoppen van grondwaterwinningen kunnen particulieren overlast ondervinden. Op de foto opkruipend grondwater in de muren.
aanleggen van waterkunsten in Duitschland’. De bevindingen waren aanleiding in Nijmegen putten nabij de Waal te maken om ‘het onderaardsche rivierwater dat in den oeverzoomen dringt’ te winnen. Dit is voor zover bekend de eerste verhandeling over oeverinfiltratie. Generaties hydrologen is met de paplepel ingegeven dat oeverinfiltratie een vorm van kunstmatige infiltratie is, want door de mens bewust gecreëerd en in stand gehouden. De belastinginspecteur is een andere mening toegedaan. Hij stelt zich op het standpunt dat oeverfiltratie natuurlijk is en dat waterbedrijven daarom niet in aanmerking komen voor infiltratieaftrek. Waterbedrijven hebben geprocedeerd tot aan de Hoge Raad en geen gelijk gekregen. In een Arrest van april 2005 is geoordeeld dat voor infiltreren van water vereist is dat met betrekking tot het te infiltreren water zelf een menselijke, kunstmatige activiteit heeft plaatsgevonden teneinde infiltreren mogelijk te maken. En daarmee is oeverfiltratie niet lager belast dan grondwaterwinning. Dit is des te meer onlogisch, omdat voor een gecombineerde (overigens nooit gerealiseerde) inrichting voor grondwaterwinning met voorschakeling van oeverfiltratie en diepinfiltratie (een zogenaamde OEDI) wél een laag tarief geldt van zes cent per kubieke meter. Bedrijven kunnen dus per kubieke meter 13 cent voordeel halen in belasting door oevergrondwater via putten opnieuw te infiltreren en weer op te pompen. Waarom dát milieuvriendelijker zou zijn en een gereduceerd tarief rechtvaardigt, ontgaat mij volledig. Hoe kan het duurzamer?
Op basis van de Wbm innen waterbedrijven voor de algemene middelen jaarlijks ongeveer 150 miljoen euro grondwaterbelasting. Zonder de wet nodeloos ingewikkeld te maken, kan deze duurzamer uitwerken als voor oeverfiltratie een gereduceerd tarief zou gelden en als het benutten van water dat beschikbaar komt bij het bestrijden van overlast, vrijstelling van de winning niet in de weg zou staan. Te bepleiten is tevens dat de opbrengst van grondwaterbelasting direct voor milieudoelen beschikbaar is. Dat kunnen regionale milieudoelen zijn: een duurzame waterhuishouding of een duurzaam streekproduct, wat drinkwater feitelijk is. Jos Peters (DHV)
26
H2O / 13 - 2007
*thema
opinie / actualiteit
Glastuinbouw in de weer met (afval)water De gemeente Westland en Ontwikkelingsmaatschappij Het Nieuwe Westland laten plannen ontwikkelen voor het uitwisselen van onder andere water tussen de glastuinbouw in het gebied Hoge Geest en de toekomstige woonwijk Poelpolder. Daarbij wordt met name gekeken naar piekberging van hemelwater en hergebruik van huishoudelijk afvalwater door de glastuinbouw.
I
n de gemeente Westland ligt het grootste glastuinbouwcomplex ter wereld. De glastuinbouwbedrijven zouden gebruik kunnen maken van het afvalwater dat huishoudens in het gebied produceren. Het intensieve ruimtegebruik in Westland vraagt daarnaast om creatieve oplossingen voor het bergen van water als gevolg van piekbuien. Ook hiernaar wordt gekeken in het haalbaarheidsonderzoek.
gelijkheden. Daarnaast worden de rollen en verantwoordelijkheden van de samenwerkende partijen (gemeente, projectontwikkelaar, tuinder, hoogheemraadschap en provincie) in beeld gebracht. De studie moet leiden tot een uitvoerbaar plan, waarna de betrokken partijen tot uitwerking en uitvoering kunnen overgaan. Voor meer informatie: B. Assies van de gemeente Westland (0174) 67 33 03.
Het haalbaarheidsonderzoek is met name gericht op de technische toepassingsmo-
Half miljoen voor projecten in Zuid-Holland De provincie Zuid-Holland geeft in 2007 470.000 euro subsidie aan zeven innovatieve waterprojecten. De projecten, zowel in stedelijk als landelijk gebied gelegen, zijn gericht op waterberging en/of waterkwaliteit en dienen meerdere doelen. De subsidies komen voort uit de nieuwe provinciale subsidieregeling Stimulering Waterprojecten die sinds eind vorig jaar van kracht is.
E
en project voor ondergrondse waterberging in Capelle a/d IJssel heeft het grootste bedrag toegekend gekregen: 150.000 euro. Dit project realiseert een waterberging onder het wegoppervlak, waarbij het tegelijkertijd het regen- en rioolwater van elkaar scheidt. De schaal waarop dit gebeurt is nieuw in Nederland. Bij succes zal het concept in meerdere wijken worden toegepast. 75.000 euro is er voor het project GroenBlauwe As/Emmastraat in Gouda. Hier wordt de capaciteit van het oppervlaktewater vergroot en tevens de ruimtelijke kwaliteit verbeterd. Bij de plannen voor de reconstructie wordt ook de mogelijkheid van een ondergrondse waterberging meegenomen. De zuurstofmenginstallatie Zegerplas in Alphen aan den Rijn krijgt hetzelfde bedrag, net als de ondergrondse waterberging Museumpark Rotterdam. De menginstallatie moet de overmatige bloei van blauwalgen in de Zegerplas terugbrengen. De andere projecten betreffen een recreatiegebied in de gemeente Nederlek (33.333 euro), het Veenweideproject II van Hoogheemraadschap van Rijnland (37.500 euro) en de herinrichtingsopgave van stad en groen in de Tuin van Noord/Van Voorthuijsenlocatie in Leiden (25.000 euro).
Provincie en Wetterskip Fryslân maken afspraken over prestaties De provincie Friesland en Wetterskip Fryslân hebben afspraken gemaakt over te behalen resultaten in het waterbeheer. Deze zijn vastgelegd in een prestatieovereenkomst. Met het ondertekenen hiervan willen de provincie en het waterschap hun nauwe samenwerking bevestigen met concrete afspraken. Het is de bedoeling dat elk jaar een nieuwe prestatieovereenkomst wordt opgesteld.
I
n de prestatieovereenkomst zijn afspraken opgenomen over de voorbereiding van nieuwe waterplannen, over het uitvoeren van eenduidige communicatie
over waterbeheer en over enkele inhoudelijke onderwerpen. Sommige afspraken zijn een formalisering van de bestaande praktijk of eerder gemaakte afspraken. Ook zijn afspraken gemaakt over onderwerpen die niet bij het waterbeleid of -beheer thuishoren, maar die wel een relatie hebben met het watersysteem, zoals het Friese Merenproject, het Provinciaal Meerjarenprogramma Landelijk Gebied en zwemwater. Beide partijen willen jaarlijks bij voorkeur aan het begin van de zomer de prestatieovereenkomsten ondertekenen, na de vaststelling van het meerjarenprogramma van het waterschap. Eraan voorafgaand wordt elk
jaar de uitvoering van het waterhuishoudingsplan, het waterbeheerplan en de prestatieovereenkomst van het voorgaande jaar geëvalueerd. Bij deze eerste prestatieovereenkomst wordt in de loop van het jaar gekeken welke afspraken overbodig blijken te zijn en welke juist aangescherpt moeten worden of ontbreken. De naleving van de overeenkomst wordt bewaakt in het managementoverleg Water van de provincie en het Wetterskip Fryslân en het bestuurlijk overleg tussen de gedeputeerde water van de provincie en de dijkgraaf.
H2O / 13 - 2007
27
DynaSand®: het enige HFKWH FRQWLQX ]DQGÀ OWHU
Hoe houd jij je onderhoudskosten in balans?
Nordic Water Benelux BV Van Heuven Goedhartlaan 121 1181 KK Amstelveen T +31(0)20 5032691 F +31(0)20 6400469 www.nordicwater.nl info@nordicwater.nl 2007-03
Uitgebalanceerde services voor een betere uptime en lagere onderhoudskosten Totale kosten Doelgebied: Optimale bedrijfszekerheid Minimale kosten
Geen onderhoud
Te veel onderhoud
Verlaag uw kosten Door onderhoud efficiënt aan te pakken kunt u de kosten ervan verlagen. Daarom maken we samen met u graag een plan om de assets in uw plant op een uitgekiende manier te managen.
Verbeter uw uptime Naast overzicht krijgt u ook inzicht: in enkele muisklikken weet u precies in welke staat uw installed base verkeert en hoe u deze in optimale conditie kunt krijgen en houden. Met als resultaat een verbeterde uptime.
Wereldwijd zijn er al meer dan 20.000 units geplaatst. Continu zandfilter voor
Biologisch filter voor
drinkwater proceswater, koelwater oppervlaktewater afvalwater grondwater fosfaatverwijdering
nitrificatie denitrificatie
s -!!47%2+ ). 0/,9%34%2 "%(5):).'%. s 0OLY 0RODUCTS BIEDT MET HET $%4/3 -/$5,!)2 "/573934%%- TYPE 'ARRISON EEN UNIEK CONCEPT VOOR HET DUURZAAM ONDERBRENGEN VAN UW KOSTBARE APPARATUUR EN INSTALLATIES
Niveau van preventief onderhoud
+%.-%2+%. s FLEXIBELE MAATVOERING s CHEMISCH RESISTENT s ONDERHOUDSARM
s GELUIDSISOLEREND s INBOUWMOGELIJKHEDEN VAN VENTILATIE EN ELEKTRAVOORZIENINGEN s IN ALLE 2!, KLEUREN LEVERBAAR
Specialist in onderhoud Endress+Hauser maakt al meer dan vijftig jaar serieus werk van onderhoud. Met een scala aan uitgebalanceerde diensten en softwaretools ondersteunen we u graag in elk aspect van het onderhoudsmanagement. www.nl.endress.com/services
s %%. 3934%%- 6%,% /0,/33).'%. s
Endress+Hauser BV Tel. (035) 695 86 11 www.nl.endress.com info@nl.endress.com
0OLY 0RODUCTS "6 "RUNINGSSTRAAT s ,! 7ERKENDAM 4EL &AX % MAIL INFO POLYPRODUCTS NL
BEZOEK OOK ONZE WEBSITE WWW POLYPRODUCTS NL
actualiteit Herinrichting Blakterbeek zichtbaar geslaagd De herinrichting van de Blakterbeek en Heesbeemden ruim een jaar geleden door Waterschap Peel en Maasvallei heeft een zichtbare verbetering opgeleverd. De beek werd van een groot, langzaam stromend ‘kanaal’ weer een natuurlijk stromende beek. Langs het natuurgebied De Blakt en Heesbeemden is het waterpeil verhoogd om de natuurlijke doorstroming van dit gebied weer op gang te brengen. De aanwezigheid van vissoorten in de beek, zoals de kleine modderkruiper en riviergrondel, bevestigt dat het waterschap met haar opzet op de goede weg is.
D
e heringerichte beek, natuurlijk stromend, met verhoogde bodems en plaatselijke versmallingen, is aantrekkelijk voor veel soorten en gaat verdroging tegen. De drie nieuwe waterbuffers functioneren tot nu toe goed. Omwonenden zijn enthousiast en wandelen graag in de omgeving van de beek. Hiervoor zijn in de omheining speciale toegangspoorten gemaakt. Een tweede gedeelte van de herinrichting Blakterbeek is het weer zichtbaar maken van water in de kern van Kronenberg. De gemeente Sevenum neemt dit mee in het stedelijk waterplan, dat op dit moment wordt opgesteld. Het waterschap kijkt op basis van
dit plan of de waterdoelen voor Kronenberg en het bovenstroomse gebied gecombineerd kunnen worden. De Blakterbeek is een zijtak van de Groote Molenbeek. De beek stroomt onder andere door Kronenberg, langs het natuurgebied Blakt en Heesbeemden, landschapspark De Haagens en Sevenum. Maatregelen in het verleden waren gericht op het zo snel mogelijk afvoeren van overtollig regenwater. De verruimde beken zorgden voor een sterke verdroging van het stroomgebied van de Blakterbeek en in het natuurgebied Heesbeemden. Door de herinrichting is er nu voldoende schoner water in een natuurlijk ingerichte Blakterbeek, inclusief de zijbeken.
De natuurlijk ingerichte Blakterbeek (Waterschap Peel en Maasvallei).
Digitale spuiplanner spaart geld uit Hollandse Delta plant een kilometer riet Om het leidingnet van een drinkwaterbedrijf schoon te maken (te spuien) moet een spuiplan worden opgesteld. Tot voor kort was dit erg tijdrovend en kostbaar werk dat voornamelijk op papier werd gedaan. Oasen heeft daarom in samenwerking met SPIE Controlec Automation een computerprogramma ontwikkeld dat automatisch een spuiplan kan maken: de Spuiplanner. Dat programma bespaart Oasen vele tienduizenden euro’s per jaar.
De natuurvriendelijke oevers van het Piershilse Gat in de Hoeksche Waard krijgen over de lengte van een kilometer riet. Bij een nieuwe watergang elders in het gebied plant Waterschap Hollandse Delta verschillende soorten waterplanten. De planten versterken de oevers en verbeteren de waterkwaliteit.
L
angs de watergang worden tien verschillende plantensoorten geplant: Oeverzegge, Kleine en Grote Lisdodde, Pijlkruid, Zwanebloem, Gele Lis, Kattestaart, Egelskop, Kleine Watereppe en Gele Waterkers. Dezelfde soorten worden ook aan de zuidkant van het Piershilse Gat gezet. Langs de westoever van dit water komen de rietplanten. Om de nieuwe beplanting mogelijk te maken, zijn de bestaande bomen en struiken gerooid. Hierdoor is de openheid van het landschap hersteld.
Spuien van het waterleidingnet in Vianen.
I
n dit programma, dat een beetje op Google Earth lijkt, geef je eenvoudigweg aan welk gebied je wilt spuien. Vervolgens doet het programma de rest van het werk. Er wordt direct een plan gemaakt, met duidelijke plattegronden waarin staat aangegeven hoe er moet worden gespuid. In het plan staat zelfs welke afsluiters er open of dicht moeten en hoeveel minuten een leiding moet worden gespuid. Die gegevens worden naar de laptop in de bus van een monteur gestuurd, zodat hij meteen aan de
slag kan. Het programma is gekoppeld aan het klantenbestand van Oasen. Zo kunnen gelijktijdig met het spuiplan brieven worden gemaakt voor sommige klanten in het te spuien gebied, zoals bedrijven die water als grondstof voor levensmiddelen gebruiken. Door de nieuwe software kunnen de spuiprogramma’s jaarlijks worden hergebruikt en bespaart Oasen honderden manuren.
De werkzaamheden zijn onderdeel van het Vlietproject, dat uit verschillende natuurprojecten langs kreken in de Hoeksche Waard bestaat. Dit project, dat de Hoeksche Waard meer dan 65 hectare waterberging oplevert, moet in 2015 zijn afgerond.
Voor meer informatie: cor.van.grieken@oasen.nl.
H2O / 13 - 2007
29
Symposium op hoog niveau voor jubilerend UNESCO-IHE Het UNESCO-IHE bestaat dit jaar 50 jaar, reden voor een symposium dat van 13 tot en met 15 juni in Delft plaatsvond onder de titel ‘Water for a Changing World: Enhancing Local Knowledge and Capacity’. Meer dan 300 vertegenwoordigers van ministeries, internationale ontwikkelingsorganisaties, VNorganisaties en waterbedrijven namen deel. Onder de deelnemers bevonden zich velen van de circa 14.000 oud-studenten van het instituut, waaronder verscheidene ministers en andere hooggeplaatste personen.
H
et symposium in Delft behandelde één van de meest kritieke factoren in het bereiken van de millenniumdoelstellingen van de VN: de opbouw van professionele en institutionele capaciteit in de watersector in ontwikkelingslanden. De millenniumdoelstellingen voor het jaar 2015 bieden een kader in de strijd tegen armoede en honger. Schoon drinkwater en goede sanitaire voorzieningen spelen hierbij een cruciale rol. Terwijl Azië in het laatste decennium goed richting de doelstellingen is gevorderd, heeft in Afrika 42 procent van de bevolking nog geen toegang tot veilig drinkwater. Naar verwachting zullen in 2015 wereldwijd nog bijna 2,4 miljard mensen zonder goede sanitaire voorzieningen leven. Menselijke kennis en vaardigheden ter plaatse vormen een cruciale factor voor het bereiken van de doelstellingen en zijn daarnaast onontbeerlijk om de continuïteit van de inspanningen te garanderen. Het doel van het symposium was het formuleren van een routekaart met daarop de noodzakelijke acties voor verbetering van de capaciteit op lokaal niveau. Daar is deze immers van het grootste belang. Het symposium bestond uit drie dagen vol met plenaire toespraken van hoogwaardigheidsbekleders in de ochtend, en parallelle thematische workshops in de middag. Reeds tijdens de eerste dag kondigde de staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat, Tineke Huizinga-Heringa, aan om het Memorandum of Understanding met het UNESCO-IHE te zullen verlengen. Verkeer en Waterstaat zal Kroonprins Willem-Alexander als één van de panelleden.
30
H2O / 13 - 2007
1,2 miljoen euro beschikbaar stellen voor onder meer de organisatie van cursussen, beursen voor studenten en projecten samen met het ministerie. Hierna schetste professor Charles Vörösmarty aan de hand van een groot aantal aansprekende voorbeelden en animaties de toenemende complexiteit en de groter wordende problemen over de afgelopen decennia. Daarbij belichtte hij nadrukkelijk het belang van degelijke wetenschap, en impliciet ook van een goede communicatie vanuit de wetenschap. Het was duidelijk dat zijn verhaal indruk maakte bij het publiek. Professor Stefan Uhlenbrook sprak vervolgens over de historie van het UNESCOIHE, de plaats van het instituut in de internationale waterarena, en de samenwerkingsverbanden over de hele wereld, zoals met het International Hydrological Programme (IHP) van UNESCO. Tijdens de middagsessies op de eerste dag kwamen onderwerpen als urbanisatie, waterveiligheid, milieu-integriteit, bestuur, informatie- en communicatiesystemen aan de orde. De tweede dag werd toegespitst op kennisontwikkeling en onderzoek, het delen van kennis en de benodigde kennis voor ontwikkeling. De resultaten uit de sessies werdden tijdens de slotsessie op de derde dag gepresenteerd. De laatste middag vond in theater De Veste in Delft plaats. Het publiek luisterde onder andere naar toespraken van plaats-
vervangend directeur-generaal Marcio Barbosa van UNESCO en zag enkele culturele voorstellingen. Onder deskundige én ontspannen leiding van professor Huub Savenije liet een panel met onder anderen de relevante ministers van Oeganda, Indonesië en Mozambique (allen alumni), de voorzitter van de World Water Council, de vice-voorzitter van Suez, en niet te vergeten kroonprins Willem-Alexander, zijn gedachten gaan over de afgelopen dagen en de te volgen richtingen voor de toekomst. In zijn dubbelrol van zowel alumnus van UNESCOIHE als voorzitter van de VN-Adviesgroep voor Water en Sanitaire Voorzieningen, UNSGAB, lichtte de prins toe dat onderwijs, vooral in de eerste levensjaren, van het grootste belang is. Waterproblemen zijn complex; vergelijk ze met de kubus van Rubik: alles grijpt in elkaar. Je kunt evenwel het beste met de blauwe zijde beginnen, want deze is van het grootste belang. Kort verwees hij naar klimaatverandering en het belang van biologische brandstof. Tegelijk waarschuwde de prins dat bijvoorbeeld voor de bouw van rietsuiker voor de productie van ethanol zeer veel water nodig is. Roestam Sjarief, secretaris-generaal van het ministerie van Publieke Werken van Indonesië verwees naar de goede samenwerking met Nederland (V&W en VROM) op het gebied van water en klimaat: in Indonesië is onlangs een gezamelijke workshop gehouden ter voorbereiding op de COP-13. Aan het eind van de slotsessie in theater De Veste werden meerdere Memoranda of
verslag
Een goedgevulde zaal met bezoekers uit alle windstreken.
Understanding ondertekend, onder meer met de Asian Development Bank. De discussies tijdens de drie dagen maakten duidelijk dat de financiering voor opleidingen in ontwikkelingslanden sinds 1995 vertienvoudigd zijn. Ze vormen nu een kwart van de totale uitgaven van donoren en banken. Instituties zijn hierdoor sterker geworden en de vooruitgang is meer duurzaam geworden. Desalniettemin zijn er 2 miljard nieuwe armen bijgekomen, is de druk op water toegenomen, zijn de problemen complexer geworden, en zijn er problemen als klimaatverandering bijgekomen. De deelnemers uit 36 verschillende landen richtten zich dan ook op de ontbrekende zaken bij de implementatie van ontwikkelingsbeleid en op mogelijkheden om hierin te voorzien om tot handelen en veranderingen te komen. Hun aanbevelingen zijn onder meer: • beschouw lokale actoren als partners, niet louter als ontvangers van vooraf bepaalde ‘oplossingen’; • maak gebruik van lokale kennis en stimuleer leiderschap; • onderwijs en training zijn cruciaal, op alle niveaus; • betere communicatie met beleidsmakers en maatschappij is noodzakelijk; • maak de urgentie van problemen duidelijk; • betrek alle belanghebbenden en zorg voor coördinatie en integratie; • laat het zuiden zelf de juiste oplossingen bedenken. “Voor nieuwe uitdagingen moeten kennis en vaardigheden worden opgebouwd die verder reiken dan de ontwikkeling van personeel”, vulde Richard Meganck, directeur van UNESCO-IHE, desgevraagd aan. “Er moet een kentering komen in ons denken en handelen. We moeten inzien dat andere investeringen in de sector slechts een slag
in het water zijn als we op de lange termijn niet over deskundigen beschikken die zich bezighouden met waterbeheer: capaciteit opbouwen is werk van lange adem”, aldus professor Meganck, “maar het is de enige manier om in de periode na de millenniumdoelstellingen te kunnen voortbouwen op de successen die in de watersector zijn bereikt.”
de export van waterkennis, en voor het in stand houden van ‘Nederland Waterland’. De bijeenkomst trok een groot aantal belangrijke personen en persoonlijkheden, die allen enthousiast waren over het onderwerp, en spraken over een inspirerende en motiverende bijeenkomst. Betere ambassadeurs kan men zich niet wensen.
Het is duidelijk dat het UNESCO-IHE één van de paradepaardjes is als het gaat om
IHE hét internationale instituut voor wateronderwijs Toen Nederland na de watersnood in 1953 het Deltaplan ontwikkelde, verzocht de toenmalige ambassadeur van Oost-Pakistan (nu Bangladesh), Begum Raána Liaquat Ali Khan, de Nederlandse regering om de opgedane kennis en ervaring te delen met andere landen die met soortgelijke problemen kampten. Daarmee was het IHE geboren, met een op dat moment unieke missie: “Een bijdrage leveren aan de opleiding van deskundigen en capaciteiten opbouwen bij organisaties in de watersector, kenniscentra en andere instellingen die werkzaam zijn op het terrein van waterbeheer, het milieu en infrastructuur, in ontwikkelings- en overgangslanden.” In 1957 vond de eerste internationale opleiding Waterbouwkunde plaats, die werd gevolgd door 44 deelnemers uit 21 verschillende landen. Vanwege het succes verzochten de WHO en de OESO de instelling om meer opleidingen aan te bieden. De eerste directeur van het Instituut, ingenieur L. Mostertman, leidde deze ontwikkelingen. In 1970 hadden meer dan 1.000 ingenieurs uit 90 landen de elf maanden durende opleiding van het Instituut gevolgd. Een nog groter aantal had korte cursussen en seminars gevolgd. Het Instituut ging ook op maat gesneden cursussen aanbieden, voor specifieke doelgroepen met eigen onderwijsbehoeften. In 1977 kreeg het instituut een nieuwe naam, ‘International Institute for Hydraulic and Environmental Engineering’. Na de pensioenering van Mosterman in 1985 nam Wil Segeren de verdere structurering van het instituut in handen. In 1986 werd het eerste MSc-diploma uitgereikt, in 1994 het eerste PhD-diploma. En dan wordt in november 2001, tijdens de 31e Algemene Conferentie van UNESCO, besloten dat het IHE deel van UNESCO zal gaan uitmaken. Anderhalf jaar later wordt dit een feit. Het instituut is intussen onder leiding van Wim van Vierssen. Het UNESCO-IHE Institute for Water Education is nu een onderdeel van UNESCO, voor de verzorging van het onderwijs binnen de waterafdeling van UNESCO. Het aantal medewerkers is 187, directeur is de Amerikaan Richard Meganck. Zij werken voor 200 Master-studenten per jaar, 50 PhD-onderzoekers en 300 deelnemers aan korte cursussen. Vrijwel alle deelnemers keren na afronding van de opleiding terug naar hun land van herkomst.
H2O / 13 - 2007
31
0WFSTUPSU PG CFSHJOHTQSPCMFNFO %F HFN (SPOJOHFO IFFGU EF WPMHFOEF PQMPTTJOH
) + 8JFGGFSJOL # 7 5FYUJFMTUSBBU $" 0MEFO[BBM 1PTUCVT ") 0MEFO[BBM )PMMBOE 5FMFGPPO 'BY & NBJM JOGP!XJFGGFSJOL OM *OUFSOFU XXX XJFGGFSJOL OM
N I EU W E S C H ROE FC E N T R I F UG A A LWA A I E R V E RW E R K T G ROV E SL I BBE S TA N DDE L E N ZON DE R V E R S TOP P I NG E N
Naast de bestaande hydraulieken voor de Amarex KRT- en Sewatec-pompen introduceert KSB een nieuwe roestvaststalen schroefcentrifugaalwaaier (type D) in combinatie met een van buitenaf nastelbare hardstalen slijtconus. Hiermee worden zelfs grove slibbestanddelen probleemloos verwerkt. De vrije doorgang van minimaal 100 mm voorkomt ook bij lage toerentallen verstopping. De nieuwe D-waaier maakt het KSB-programma compleet: voor elk type afvalwater is er nu een pomp op maat. Inclusief de zekerheid van een hoog rendement en maximale bedrijfszekerheid. Voor informatie en documentatie: KSB Nederland B.V., Postbus 211, 1160 AE Zwanenburg, tel.: 020 4079800, fax: 020 4079801, www.ksb.nl
032 07
Nieuw!
Nu ook in roestvaststaal
verenigingsnieuws Voorbereid op de Waterwet
Verslag KVWNvergadering 15 juni Na de huishoudelijke vergadering van de NVA was het op 15 juni de beurt aan de KVWN om haar huishoudelijke vergadering te houden. Het complete verslag wordt in het volgende nummer van H2O geplaatst, onderstaand vast de belangrijkste punten. Belangrijk agendapunt was uiteraard de voortgang van de fusie met de NVA. Het proces wordt gestuurd vanuit het Waterfederatiebestuur. Het bestuur heeft verschillende werkgroepen ingesteld, o.m. op financieel en juridisch gebied. Ook de afronding van de bestaande verenigingen verdient de juiste aandacht. Het bestuur is nu aan het kijken naar de verwachtingen van de leden: wat verwachten zij van de nieuwe vereniging. Daarbij is het belangrijk de mening van de werkgevers van de leden te vragen: wat moet de vereniging bieden om de eigen medewerkers in de gelegenheid te stellen lid te worden en aan bijeenkomsten deel te nemen? De NVA werkt aan het 50-jarig jubileum dat volgend jaar plaatsvindt. De NVA wil dit nog vieren, maar daarbij vooral vooruitkijken en daar de KVWN bij betrekken. Op dit moment zijn twee zaken van belang: de nieuwe statuten en de naam van de nieuwe vereniging. Deze zijn beide nodig om bestendiging van het predikaat Koninklijk aan te vragen. Omdat die procedure veel tijd kost, is de goedkeuring met de statuten en de naam nu nodig. De NVA heeft inmiddels in de ledenvergadering al ingestemd met beide. Ook is een nieuw concept van de statuten aan de leden voorgelegd dat is samengesteld aan de hand van de bestaande statuten van KVWN en NVA die erg veel op elkaar lijken. De voorzitter vraagt om instemming met deze statuten. Na een aantal opmerkingen van één der leden worden de concept-statuten met inachtneming van de voorgestelde wijzigingen, door de ledenvergadering goedgekeurd. Tenslotte wordt gesproken over de naam van de gefuseerde verenigingen. Daarvoor is een prijsvraag onder de leden uitgeschreven. Zo’n 100 inzendingen zijn binnengekomen. Criteria waren onder meer geen afkortingen, geen Latijnse namen en geen namen met de combinatie ‘management’. Het Waterfederatiebestuur heeft gekozen voor de naam: (Koninklijk) Nederlands Waternetwerk, met de roepnaam: Waternetwerk. De ledenvergadering stemt, net als de NVA leden, in met deze nieuwe naam.
Op 6 juni verzorgde de NVA-programmagroep Bestuurlijk-juridische aspecten van het Waterbeheer een symposium over de Waterwet. Zo’n 50 belangstellenden namen deel. De aftrap werd gedaan door Judith Marijnissen van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat. In haar inleiding lichtte ze de Waterwet toe en vertelde ze de laatste stand van zaken. In 2006 heeft de Raad van State advies uitgebracht over het wetsontwerp, waarna het in september 2006 naar de Tweede Kamer is gestuurd. Afgelopen maart heeft een hoorzitting plaatsgevonden. Er bleek veel steun van de koepels en het bedrijfsleven te zijn voor de Waterwet. Naar verwachting wordt eind dit jaar de behandeling van de Waterwet in de Tweede Kamer afgerond. Ook zullen het Waterbesluit en de invoeringswet dan tot een afronding komen. De inwerkingtreding van de Waterwet - alsmede het Waterbesluit en de Invoeringswet - is begin 2009 beoogd. De Waterwet integreert negen bestaande Nederlandse wetten tot één integrale wet. Daarnaast vragen ook Europese richtlijnen om implementatie, waarvoor de Waterwet als paraplu zal gaan dienen. De Waterwet stelt regels voor waterkwantiteit (veiligheid, wateroverlast en waterschaarste), waterkwaliteit (bescherming en verbetering van chemische kwaliteit) en kent functies toe aan het gebruik van water. Het belangrijkste principe uit de wet is het begrip watersysteem, waartoe zowel oppervlaktewater, grondwater, waterkeringen als oevers behoren. In de Waterwet worden taken en bevoegdheden neergelegd bij het rijk, provincies, waterschappen en gemeenten. Uitgangspunt is dat de taken decentraal belegd worden, tenzij er sprake is van bovenlokale belangen (provinciale taak) , bovenregionale belangen (rijkstaak) of internationale belangen (rijkstaak). De Waterwet kent een planstelsel met zesjaarlijkse cyclus. De provincie speelt als gebiedsregisseur een belangrijke rol in het planstelsel. Het waterplan krijgt daarbij de status van structuurplan. Dat houdt in dat ruimtelijke instrumenten ingezet kunnen worden om doelen uit het waterplan te behalen. Daarnaast gaan zes watervergunningen op in één watervergunning en komt er één loket voor de watervergunning en de omgevingsvergunning. De watervergunning wordt niet geïntegreerd in de omgevingsvergunning.
WATERCOLUMN
Water in de stad
V
ier woorden. Niet eens een zin met een werkwoord of zo. Geen slogan of statement. Gewoon de plaatsaanduiding van het water. Waar? In de stad. Dus niet in een dorp of op het platteland. Nee, ín de stád. Zo was het ooit en de gedachte aan het bruine water in de grachten van Amsterdam komt in je op. Ook de overgelopen kaden in Roermond staan in mijn geheugen gegrift. Water in de stad. Eerst gegraven waterlopen om het waterpeil te reguleren, vuil in kwijt te kunnen of turf en vis en ander nuttigs mee aan te voeren per boot. Later kwam de Boldootkar om de stront netjes af te voeren en werden de grachten weer gedempt, omdat ruimte nodig was voor trams en auto’s. Maar er is iets veranderd aan die vier woorden. De professional heeft sinds de ontdekking van de diffuse bronnen, de riooloverstorten, de maakbare natuur en wateroverlast in de stad veel meer water in gedachten bij het water in de stad dan de grachten van vroeger. Water-in-de-stad is gewoon één woord geworden: een begrip, voor alle problemen en later ook voor de kansen die dat biedt. We inventariseerden de problemen, bedachten oplossingen voor de afspoeling van metalen en andere viezigheid uit onze huizen en tuinen, speurden alle riooloverstorten in Nederland op. We ontwierpen een watertoets om de stedenbouwers met hun neuzen op de feiten van een uitvoerbare waterhuishouding te drukken. En nu? We dachten alles gehad te hebben en toen kwam ook nog het ‘klimaat’: de zeespiegel stijgt, de rivieren krijgen in de winter een grotere afvoer, de Nederlandse bodem klinkt nog verder in en het weer wordt grilliger. Tropenbuien in de zomer gaan onze straten en tunnels in de steden onder water zetten en de grachten zullen overstromen! We gaan plannen maken voor het-leven-methet-water, ook-in-de-stad! Joke Botterweg (NVA)
Omgevingsbeheer Zuid-Holland Zuid
Hoewel de watervergunning en de omgevingsvergunning naast elkaar zullen blijven bestaan, zullen beide vergunningen voor de aanvrager in de nabije toekomst achter één loket verdwijnen. In de regio ZuidHolland Zuid wordt momenteel gewerkt aan de vorming van één loket voor vergunningverlening en handhaving. Floor Hartog, de tweede inleider, beschreef hoe de regio ZuidHolland Zuid is gekomen tot zo’n regionale dienst. De regio kent 500.00 inwoners en
H2O / 13 - 2007
33
verenigingsnieuws 11.000 Wm-plichtige bedrijven. De regio werd gekenmerkt door een verscheidenheid aan procedures, coördinatiebepalingen en voorschriften bij de gemeenten in de regio. Daarnaast vormde een bezuinigingsoperatie in de gemeente Dordrecht aanleiding om te komen tot vergaande integratie op het gebied van vergunningverlening en handhaving in de regio. Uiteindelijk leidde dat tot de start van het project ‘Innovatie Vergunningverlening en handhaving’, die moet uitmonden in één regionale dienst voor vergunningverlening en handhaving. In de aanloop naar de vorming van de regionale dienst werden ICT en werkprocessen in onderlinge samenhang bezien. Dat leidde tot een divers krachtenveld, wat goed geanalyseerd werd. Al snel bleek dat er kansen lagen in het combineren van gegevens en processen. Zowel ambtelijk als bestuurlijk ontstond een ‘drive’ om de samenwerking gestalte te geven. Er werd een concept ontworpen, waarin de ‘frontoffice’ de contacten tussen overheid en klant onderhoudt en de processen bewaakt. De midoffice (onzichtbaar voor de klant) ziet toe op de vorm, het tempo en de technische omgeving. De backoffice tenslotte (ook onzichtbaar voor de klant) is belast met de inhoud. Half 2007 moet deze hele structuur operationeel zijn. Grondwaterbeheer
De laatste inleider, Peter de Putter, ging in op het onderwerp grondwaterbeheer uit de Waterwet. In 1989 werd het begrip integraal waterbeheer geïntroduceerd in de Nota Waterhuishouding. Zowel grond- als oppervlaktewater werden in hun onderlinge samenhang bezien. De Europese Kaderrichtlijn Water heeft grondwater als onderdeel van de watersysteembenadering. Een goede grondwatertoestand is daarbij een milieudoelstelling. Anno 2007 wordt de Grondwaterwet geïntegreerd in de Waterwet. In de Waterwet valt in hoofdstuk 4 te lezen dat grondwaterbeleid onderdeel is van het planstelsel. Ook de samenhang tussen grondwater en de omgevingswetgeving is van belang. Beleid en normstelling is gebaat bij een goede samenwerking tussen provincie en waterschap. Normstelling voor regionale wateren - inclusief grondwater - geschiedt via provinciale verordening. Daarnaast kunnen eventueel algemene regels of vergunningplichten in waterschapskeuren worden opgenomen. Komend jaar zullen veel waterschappen daarom hun keur moeten aanpassen en provincies hun verordening. Gedeputeerde staten blijven bevoegd gezag voor een aantal grote grondwateractiviteiten; voor het overige wordt het waterschapsbestuur bevoegd gezag. De Putter stond vervolgens nog stil bij een aantal vraagpunten. Zo houdt nu de provincie een register bij, waar zij dat straks samen met de waterschappen moet doen. Daarnaast blijft de grondwaterheffing bij de provincie. Maar wat als de waterschappen ook geld willen hebben voor onttrekking? Waterschappen kennen geen grondwaterheffing en zullen hiervoor hun watersysteemheffing gebruiken. Voor wat betreft schadevergoeding worden de meeste
34
H2O / 13 - 2007
bepalingen uit de oude Grondwaterwet over genomen in de Waterwet. Tenslotte zullen mogelijk bestuurlijke afspraken gemaakt moeten worden om de samenwerking tussen waterschap en gemeente nader te regelen. Discussie
In de afsluitende discussie werd nog een aantal kwesties aan de orde gesteld, waaronder met name de taakverdeling tussen verschillende overheidsorganen: waterschap - provincie op het gebied van grondwaterbeheer, maar vooral ook waterschap - gemeente met het oog op de (nieuwe) gemeentelijke zorgplichten voor hemelwater en grondwater. Dimitri Poos
Intercultureel Watermanagement, een openbaring Op 7 mei vond bij het Koninklijk Instituut voor de Tropen in Amsterdam het symposium Intercultureel Watermanagement plaats, georganiseerd door de KVWN/NVA Contactgroep Internationaal en het Netherlands Water Partnership (NWP). De bijna 40 deelnemers werd een spiegel voorgehouden ten aanzien van hun gedrag in relatie tot houding en cultuur in het buitenland. Daarnaast vond een geanimeerde discussie plaats over hoe informatie over gewoontes en cultuur in relatie tot waterwerkzaamheden toegankelijk kan worden gemaakt voor KVWN- en NVA-leden wanneer zij met een buitenlands project te maken krijgen. ‘De betekenis van water in internationaal perspectief’
Na een kort welkomstwoord door Raimond Hafkenscheid (NWP), net terug van drie jaar werken aan een drinkwaterproject in Indonesië, werden de deelnemers door Jacob Vossestein van het KIT meegenomen op een culturele watertocht. Jacob vertelde ons dat cultuur is als water; het is onopvallend maar in alles aanwezig en het is essentieel en onvermijdbaar. Hij gaf ons ook een beeld van onze culturele achtergronden. Deze worden, volgens Jacob, bepaald door onze strijd tegen het water; daarom zijn Nederlanders pragmatisch, functioneel, nuchter, nemen eigen verantwoordelijkheid, en zijn weinig hiërarchisch ingesteld. Ook onze onze handelstraditie; Nederlanders zijn geldbewust (belust?), kosmopolitisch, onderhandelaars en gericht op korte contacten (opportunistisch). Verder spelen mee onze protestante dominantie; we zijn inhoudelijk gericht, rationeel, hebben weinig oog voor decorum, we zijn individualistisch, debatteerders (ja maar, zit ons ingebakken) en we werken bottom-up. Ook ons republikeins verleden (zolang zijn we nog geen koninkrijk); we zijn selfmade, zelfbewust en eigenwijs. Tenslotte leven we in een welvaartcomfortzone; Nederlanders zijn verwend, eerder goed georganiseerd dan ijverig. Hieruit vloeit voort hoe Nederlanders
omgaan met hiërarchie en daaraan gerelateerde aspecten zoals macht en de acceptatie daarvan, status en representatie, toegankelijkheid, besluitvorming, transparantie (versus corruptie), vertrouwen, verantwoordelijkheid en het omgaan met kritiek (dat kunnen we beter dan het geven/ontvangen van complimenten). Vervolgens kregen we de cultuurverschillen wereldwijd voorgeschoteld, waarbij onze westerse/stedelijke cultuur werd gezet naast de niet-westerse/plattelandscultuur. Om een indruk te geven van de weerbarstigheid van cultuurverschillen werden deze vergeleken met een gelaagde ui. Hierbij staat de diepste laag voor de basisaannames, de geschiedenis en religie, de middelste laag voor normen en waarden en maatschappelijke ontwikkelingen en de buitenlaag voor voorwerpen en gedrag, economie en technologie. De buitenste lagen zijn het gemakkelijkst om over te praten en eventueel te veranderen, bij de binnenste is dat nauwelijks mogelijk. Jacob gaf ons ook een aantal adviezen mee: • Respecteer de status van mensen in het buitenland in alle opzichten (de buitenlandse partner komt met een grote delegatie: dat is status); • denk om je eigen status; niet te bescheiden; wees trots op je bedrijf, bijvoorbeeld het waterschap dat al in 1200 is opgericht, dat profileert ; • presenteer je als (hooggeplaatst) lid van de groep; • neem tijd voor elk contact: koetjes en kalfjes, snuffelen, complimenten; • blijf ook later de relatie ‘masseren’; • zorg iets van land/volk/religie/taal te weten; • leer omgaan met gunsten vragen/geven (is niet noodzakelijkerwijs corruptie; is ook informatie geven, krijgen); • vermijd directe kritiek en confrontatie (praat met een omweg); • stel geen gesloten vragen (die leiden altijd tot ja); • kom beloften altijd na (ook i.v.m. opvolgers). Tenslotte stelde Jacob de belangrijke vragen: moet je je altijd aanpassen? Kun je je eigenlijk wel aanpassen? Het KIT heeft hiermee ruime ervaring. De managementuitdagingen voor keuzes hiervoor worden bepaald door drie aspecten: belangen, culturen, en omstandigheden. ‘Interculturele samenwerking in het waterbeheer; kansen en valkuilen’
Daarna gaf Michel Demmers zijn ervaringen weer met het opzetten en uitvoeren van EU projecten op het gebied van integraal kustbeleid in Roemenië en Bulgarije. Hij was voorheen wethouder in Zandvoort en nu door het Hoogheemraadschap van Rijnland ingehuurd om projecten van Rijnland in het buitenland te begeleiden. Volgens Michel wordt de bestuurscultuur in Roemenië sinds de val van het communistische, centraal geleide bewind, bepaald door eigen toko’s (van gemeenten), intermenselijke relaties, voor wat hoort wat, ondoorzichtig bestuur,
verenigingsnieuws en ‘frozen conflicts’. Daardoor ontstaat onbetrouwbare politiek, slechte samenwerking tussen overheden, sterke verkokering en door geld gestuurde macht. Michel heeft heel wat moeten praten, eten en drinken om zijn project op de rails te krijgen. Daarbij was politieke vrienden vinden uitgangspunt. Deze moesten ervan worden overtuigd dat slecht water- en kustbeheer ertoe leidt dat in het op toerisme gerichte gebied aan de Zwarte Zee, uiteindelijk de toeristen weg zouden blijven en er dus op termijn vermindering van inkomsten in het verschiet lag. Geen goed water is geen geld verdienen. Daarbij gaf de (gewezen) politicus Michel Demmers ook nog eens aan dat waterbeheer langetermijnwerk is, en waarschuwde hij voor politici die doorgaans alleen maar op de korte termijn zijn gericht. Hier moeten de waterschappen ook nog maar eens over nadenken voor zij teveel politici binnen hun bestuur halen. Er gaat volgens Michel ook veel goed in de Oost-Europese landen: zij hebben de wil om hard te werken, hebben de wil tot verandering, kunnen verrassend open zijn, zijn leergierig, hebben een goed eigen inzicht in technisch inhoudelijke zaken, en zijn politiek en maatschappelijk bewust. Tenslotte de ervaring hoe Rijnland (Michel) hen ‘helpt’: door als ‘derde’ partij in de regie mee te doen, door goede vragen te stellen, en een ‘onbelast’ verleden, waardoor je zaken bij elkaar kunt brengen. Hoe ‘helpen’ de Roemenen ons: door ons inzicht te geven in onze remmende voorsprong, te laten zien dat wij het niet beter weten. En tenslotte als slotconclusie: wij doen het zo gek nog niet.
Ook werd gesuggereerd informatie via internet over ervaringen beschikbaar te maken, bijvoorbeeld via Google Earth. Gewaarschuwd werd echter dat als te veel onderhoud dient plaats te vinden, een dergelijke site niet van de grond komt. Ook als te veel informatie van mensen wordt verwacht zal het niet lukken. Tenslotte beëindigde dagvoorzitter Raimond Hafkenscheid de bijeenkomst met de constatering dat cultuurverschillen een duidelijk en erkend aandachtsgebied zijn, waarvoor vanwege de toenemende aandacht van drinkwaterbedrijven, waterschappen, en andere bedrijven waaraan zorg besteed moet worden. Er zijn diverse suggesties gedaan waarmee de contactgroep aan de slag kan. De bijeenkomst werd besloten met een geanimeerde borrel, terwijl er een overweldigend aantal evaluatieformulieren werd ingeleverd. Dick Luijendijk
Deelnemerslijsten Vanaf heden zullen de deelnemerslijsten van symposia en andere NVA- en KVWN-activiteiten vanaf de uiterlijke aanmelddatum online gepubliceerd worden. De lijsten worden getoond in PDF en achter de log-in, alleen leden kunnen ze dus bekijken. In de lijst worden namen en werkgevers opgenomen zodat deelnemers kunnen zien wie er allemaal komen en wellicht samen kunnen reizen etc. De pagina ‘deelnemerslijsten’ is te vinden in het menu onder ‘activiteiten’.
Kennisuitwisseling en netwerken
Tijdens de discussie haakte Henk Lubberding (UNESCO-IHE) in op het gelaagde ui-systeem van Jacob Vossestein. Als het met die binnenste laag zo moeilijk is om daarop te anticiperen, terwijl hij wel essentieel is voor het werk, waarom sturen we dan Nederlanders naar het buitenland? Is het dan niet veel beter om mensen uit het buitenland (die al die lagen bezitten) hierheen te halen en hen onze ervaringen hier over te brengen? Na discussie werd geconcludeerd dat beide nuttig is. Voor een optimale kennisuitwisseling kunnen gezamenlijke bijeenkomsten van de contactgroep met IHE-studenten nuttig zijn. Op de vraag van Eric Eggers of er niet een platform voor best practices van intercultureel watermanagement kan komen gaf Lida Schelwald aan bezig te zijn met een boek over cultureel watermanagement. Het boek moet een inzicht geven in hoe water wordt gemanaged in diverse culturen en religies. Binnenkort kan iedereen zijn informatie kwijt en ook lezen op de internetsite waterandcultureplatform. De werkzaamheden voor het boek worden ondersteund door ondermeer UNESCO-IHE en de Unie van Waterschappen. Suggesties werden ook gedaan voor bijeenkomsten om over specifieke landen ervaringen uit te wisselen en om bijeenkomsten in het Engels te houden waardoor het voor mensen uit de betreffende landen interessant wordt om deel te nemen (suggestie Tineke Kabbes, Derde Kamer).
Fotowedstrijd in Neerslag Het inspireert om over techniek te schrijven. Het is ook inspirerend om foto’s te maken van een technische installatie. En met de digitale fotografie is dit zo gebeurd. Neerslag wil dit graag stimuleren en organiseert daarom een fotowedstrijd. U kunt uw foto’s insturen rond een bepaald thema. De foto, samen met een korte toelichting, wordt dan geplaatst in Neerslag. We beginnen in 2007 met het thema ‘vergistingsinstallatie’. Kent u een bepaalde vergistingsinstallatie die er artistiek uitziet of die om een andere reden interessant is om te fotograferen? Stuur ons dan de foto met korte toelichting naar de redactie van Neerslag: info@nva.net. De foto dient aan de volgende eisen te voldoen: Een digitaal bestand als EPS, JPEG of TIFF in een resolutie van tenminste 300 dpi. Eventueel kan ook de originele foto worden aangeleverd. Beoordeling
De ingezonden foto’s worden beoordeeld op basis van de volgende criteria: • Technische kwaliteiten; bijvoorbeeld scherpte, gebruik en controle over licht.
•
•
Abstracte kwaliteiten; bijvoorbeeld compositie, vorm en kleur, kleurbalans, dynamiek. Sfeer en inhoud; bijvoorbeeld: zegt het wat over het de installatie, roept het iets op, heeft het ‘een verhaal’?
Voor elk criterium geeft de jury een beoordeling op een schaal van 1-10. De inzending met het meeste aantal punten is de winnaar. Winnaar
De winnaar van de fotowedstrijd krijgt, behalve de eer, natuurlijk ook het bekende Neerslaghorloge. Ook zal de winnende foto worden uitvergroot (20 x 30) en in een lijst aan de winnaar worden overhandigd.
Vooraankondigingen Op 5 september verzorgt de Commissie Watervoorziening van de KVWN een workshop over klimaatverandering in het Waterhuis in Nieuwegein. Het symposium over afkoppelen in optimalisatiestudies van de KVWN/NVA-programmagroep Waterketen, dat gepland stond voor 7 juni, is verzet naar 18 september en vindt plaats in de Jaarbeurs in Utrecht. Afkoppelen van verhard oppervlak: duurzaam, doelmatig? Daarover verschillen de meningen. Waar iedereen het over eens lijkt te zijn is dat het veel geld kost. Wanneer is de keuze voor afkoppelen verstandig en wanneer niet? Wanneer is afkoppelen zijn geld waard? Met behulp van praktijkvoorbeelden en een groepsdiscussie wordt helder gemaakt welke aspecten belangrijk zijn voor de keuze: voor of tegen afkoppelen. Niet de keuze op zich staat hierbij centraal, maar vooral het proces en de afwegingen die leiden tot deze keuze. Tenslotte wordt beschouwd of een optimalisatiestudie van het afvalwatersysteem (OAS) een nuttig instrument kan zijn om deze keuze weloverwogen te onderbouwen of dat er wellicht betere instrumenten beschikbaar of te bedenken zijn. Doel van het symposium is inzicht vergroten in de aspecten die bepalend zijn voor de keuze voor of tegen afkoppelen en de manier waarop de voor- en nadelen inzichtelijk kunnen worden gemaakt. Contacten leggen en onderhouden met professionals op het gebied van de afvalwaterketen en afkoppelen van verhard oppervlak. Doelgroepen zijn medewerkers van gemeenten, waterschappen, vergunningverleners en vertegenwoordigers van kennisinstituten en ingenieursbureaus, betrokken bij het onderwerp afkoppelen van verhard oppervlak. Aanmelden kan t/m 11 september via www.nva.net en www.kvwn.nl.
H2O / 13 - 2007
35
! )' # )* % , % *! $ % $ % ( % )"+% *&* # /&( ,&&( & $ - * (,&&(/ % % % - * (- % %)* ## * , % + &' &%) % &+ % / ,&&( + % % (&% &&( ( ! *! $ ) )' # ) ( % 0 ' &( % % 0 - * (- %'+** % 0 &% ( &+
0 % ( &')# 0 & $&% (/& " 0 (&% $ # %
)) # % &)* +) $), (* * # . $ # % & *! $ %# %* (% * --- *! $ %#
!6+ $› /0,/33).' !,3 ´ $% ,%)$).' (%%&4
!6+ .%$%2,!.$ "6 0OSTBUS !" 6!!33%. 4EL &AX E MAIL INFO AVK NL NL WWW AVK NEDERLAND NL
platform
Jan Vreeburg, Kiwa Water Research / TU Delft Jasper Verberk, TU Delft Peter Schaap, Kiwa Water Research Hans van Dijk, TU Delft
Hoe bruin water leidt tot een nieuwe aanpak ‘In Nederland maken we het beste drinkwater van de hele wereld.’ Zo beginnen veel artikelen in dit blad over de kwaliteit van het drinkwater. En met reden, want het geproduceerde drinkwater met de vele meertraps zuiveringen is dik in orde, zoals blijkt uit de benchmarks van Vewin en de jaarlijkse rapportage van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM). Toch worden per jaar naar schatting 3.000 tot 6.000 klachten over bruin water gemeld bij de waterleidingbedrijven. Intuïtief denkt men dikwijls dat de klachten geassocieerd zijn met de aanwezigheid van gietijzer in het leidingnet en dus niets met de zuivering te maken hebben. In de afgelopen jaren is intensief onderzoek verricht naar de werkelijke aard en oorzaak van bruin water en dat heeft geleerd dat de deeltjesbelasting van het drinkwater zelf in combinatie met de hydraulica in het leidingnet de belangrijkste rol speelt. De oplossingen liggen dan ook in het verlagen van de deeltjesbelasting en het verbeteren van de hydraulische omstandigheden. De resultaten van het onderzoek zijn bijeengebracht in het proefschrift ‘Discolouration in drinking water systems: a particular approach1) waarop Jan Vreeburg op 25 juni promoveerde aan de TU Delft.
D
e functie van een drinkwaterleidingnet kan worden gekarakteriseerd met de slogan die ooit door een multi-utilitybedrijf werd gebruikt: ‘een onzichtbare service’. De service is letterlijk onzichtbaar, omdat het leidingnet zich onder de grond bevindt. Het is ook lang figuurlijk onzichtbaar gebleven als schakel in de drinkwatervoorziening die invloed kan hebben op de waterkwaliteit. De drinkwaterAfb. 1: Deeltjesgerelateerde processen in een leidingnet.
leidingnetten zijn daardoor altijd het domein geweest van de fitters. Het ontwerpen en bouwen van leidingnetten wordt meer beschouwd als een vakmanschap dan als een werkgebied voor ingenieurs en wetenschappers. De eerste prioriteit is helder en technisch van aard: voldoende transportcapaciteit om het belangrijkste doel van een drinkwaterbedrijf te verwezenlijken, namelijk het leveren van water in voldoende hoeveelheid.
Dat het leidingnet een belangrijke rol kan spelen bij de verandering van de waterkwaliteit is duidelijk geworden in het onderzoek naar de aard en de oorzaak van bruin water. Dit onderzoek is begonnen in de jaren negentig en is gedeeltelijk binnen het bedrijfstakonderzoek van de Nederlandse waterleidingbedrijven uitgevoerd en gedeeltelijk in implementatieprojecten waarin min of meer theoretische concepten getoetst konden worden aan de werkelijkheid. In feite heeft ieder waterleidingbedrijf in Nederland meegewerkt aan het onderzoek. Het resultaat hiervan is een conceptueel model van de deeltjesgerelateerde processen in een leidingnet (zie afbeelding 1). De kern van het model is het deeltjestransport door het netwerk en de productie en bezinking van deeltjes in het netwerk. Dé oorzaak voor het optreden van bruin water is de incidentele opwerveling van het door de deeltjes gevormde sediment. Dit kan bijvoorbeeld worden veroorzaakt door het gebruik van een brandkraan, het breken van een leiding of een uitzonderlijk hoog verbruik tijdens warme dagen. De deeltjes die het sediment vormen, zijn afkomstig van verschillende processen. Ze worden aangevoerd met het drinkwater
H2O / 13 - 2007
37
in de vorm van gesuspendeerde stoffen of zwevende deeltjes. Deeltjes worden ook in het leidingnet gevormd, doordat leidingen corroderen en roestdeeltjes afgeven of doordat opgeloste stoffen uitvlokken tot bezinkbare deeltjes. Ook de afsterving van biofilm kan deeltjes produceren. De hydraulische omstandigheden in distributienetten zijn wisselend, maar meestal erg rustig. Door de lage snelheden zullen deeltjes die kunnen bezinken ook daadwerkelijk bezinken. Uiteindelijk leidt dit tot een laagje sediment in het leidingnet dat de kans op het ontstaan van bruin water bepaald: hoe meer los sediment, des te meer potentieel kan opwervelen.
Meetmethoden Meten is weten: de basis voor ieder wetenschappelijk onderzoek. Maar wat te meten en vooral hoe te meten? Uiteindelijk zijn we geĂŻnteresseerd in het ontstaan van de sedimentlaag in het leidingnet die gevormd wordt door de deeltjes. De met deeltjes gerelateerde processen hebben echter geen constant effect op de accumulatie van die deeltjes in de leiding. De deeltjesconcentraties in het drinkwater zijn niet constant; corrosie en biofilmvorming zijn afhankelijk van contacttijd, maar ook de hydraulica kent een dynamisch karakter. Dit betekent dat metingen in staat moeten zijn om gedurende langere tijd deze processen te volgen. Voor het onderzoek zijn verschillende nieuwe meetstrategieĂŤn ontwikkeld, gebaseerd op het continu meten van de deeltjesgerelateerde parameters waarvan troebelheid en deeltjestellingen de meest belangrijke zijn. Continue troebelheidmetingen worden al langer gebruikt om de waterkwaliteitsprocessen in het leidingnet in beeld te brengen. Als de meetlocaties goed zijn gekozen, kunnen de processen in afbeelding 1 worden
Afb. 2: Karakteristiek troebelheidpatroon bij meting op drie locaties. Het effect van bezinking is te zien in de afnemende troebelheid in de stroomrichting. De verblijftijd kan worden bepaald door de (milde) piek die op de zuivering wordt gemeten te volgen in het leidingnet. Ook zal de piek stroomafwaarts iets breder worden vanwege dispersie.
herkend aan de karakteristieken van de gemeten troebelheidpatronen. De grafieken in afbeeldingen 2 tot en met 4 geven een aantal karakteristieken met de bijbehorende processen. De karakteristieken laten ook zien dat met monsternemingen het onderliggende proces niet eenvoudig kan worden geĂŻdentificeerd. Als klachten over bruin water in een gietijzeren leidingnet in de vroege ochtend optreden, kan dit zowel opwerveling van sediment zijn als gevolg van de verhoogde snelheden (afbeelding 3) als het resultaat zijn van actieve corrosie (afbeelding 4). Een analyse van het troebele monster
zal ook geen uitsluitsel geven, omdat in beide monsters een grote hoeveelheid ijzer gevonden zal worden. In het eerste geval is dat ijzer afkomstig van deeltjes in het drinkwater, mogelijk gevormd door postflocculatie of doorslag van het filter, in het tweede geval van corrosieproducten van de leiding. Slechts in het tweede geval is het vervangen van gietijzeren leidingen een deel van de oplossing, maar in gietijzeren leidingen is de vervuiling slechts zelden voornamelijk aan corrosie te wijten. Sinds kort zijn deeltjestellers beschikbaar gekomen die het mogelijk maken om een meer kwantitatieve bepaling te doen door het
Afb. 3: Karakteristiek troebelheidpatroon voor opwerveling van sediment. Tijdens piekverbruiken in de ochtend neemt de troebelheid toe als gevolg van opwerveling door de verhoogde snelheden. In het distributienet is dit meestal hoger dan in het transportnetwerk, omdat in het distributienetwerk grotere snelheidsverschillen optreden.
Afb. 4: Karakteristiek troebelheidpatroon voor corrosie van gietijzer. Gedurende de lage verbruiksperioden in de nacht met als gevolg langere contacttijden neemt de troebelheid toe. Als het verbruik in de ochtend weer toeneemt, wordt het water met de hogere troebelheid weggespoeld. Dit verschijnsel treedt voornamelijk op in het distributienetwerk.
38
H2O / 13 - 2007
platform Het zuiveringsproces: een belangrijke bron van deeltjes
Afb. 5: Het principe van de opwervelingpotentiemeting. Een leiding wordt geïsoleerd door een aantal kleppen te sluiten en een extra spui wordt aangebracht. Hierdoor ontstaat een extra snelheid van 0,35 m/s in de leiding gedurende een bepaalde tijd.
berekenen van het deeltjesvolume in het water dat het leidingnet inkomt en de ontwikkeling daarvan in het leidingnet. Het berekende deeltjesvolume tesamen met de verdeling van de deeltjesgrootte geven informatie over wat er gebeurt met de deeltjes en waar de mogelijkheden liggen om de deeltjesbelasting te verminderen. Met deze metingen is vooral de bijdrage van de zuivering goed in beeld te brengen, maar ook deeltjesproducerende processen in het leidingnet. Naast deze directe meetstrategie is ook een indirecte meetstrategie ontwikkeld in de vorm van de opwervelingpotentiemeting (OPM) om het risico op bruin water in leidingen te kunnen meten. Het principe van de meting is dat een kleine verstoring in de stroomsnelheid in de leiding wordt
aangebracht en dat de reactie van de troebelheid wordt gemeten. Het troebelheidpatroon dat zo ontstaat, wordt op een aantal criteria beoordeeld en van een waarde voorzien (zie voor het principe van de meting afbeelding 5). De OPM blijkt een krachtig instrument om het risico op bruin water in een leidingnet vast te stellen. De flexibiliteit van het beoordelingssysteem van de metingen maakt het mogelijk om de gevoeligheid van de metingen zo in te stellen als noodzakelijk is voor de toepassing. Een aantal bedrijven past de meetmethode nu routinematig toe en heeft hiervoor speciale apparatuur ontwikkeld (zie foto’s).
Afb. 6: Het berekend deeltjesvolume voor het gewone drinkwater in het referentiegebied en het deeltjesvrije water in het onderzoeksgebied.
Om de invloed van de zuiveringsproces als bron voor deeltjes te onderzoeken zijn twee vergelijkbare gebieden in een distributienet in Franeker geïsoleerd. Het ene gebied is met gewoon drinkwater gevoed en wordt beschouwd als het referentiegebied. Het andere (het onderzoeksgebied) is gevoed met hetzelfde drinkwater, maar dan nabehandeld met ultrafiltratie om alle deeltjes te verwijderen zonder echter de andere karakteristieken van het water te veranderen. Beide gebieden bevatten ongeveer zeven kilometer leiding met ruim 500 aansluitingen. Het verschil in deeltjesbelasting van de beide gebieden is weergegeven in afbeelding 6. De belasting is berekend uit de deeltjestellingen. Daarbij worden de deeltjes in verschillende diametercategorieën geteld en uit deze aantallen deeltjes met een gemiddelde diameter per categorie wordt het totaal deeltjes volume berekend uitgedrukt in de eenheid ppb (parts per bilion). Het is duidelijk dat een zeer significant verschil bestaat tussen de beide deeltjesbelastingen. De proef heeft in totaal ongeveer anderhalf jaar geduurd en is begonnen met het schoonmaken van beide gebieden, zodat de uitgangspositie voor beide netten gelijk was. Om de verschillen tussen de beide gebieden voor wat betreft sediment opbouw
Afb. 7: OPM-waarden in het onderzoeks- en referentiegebied tijdens het experiment. Na schoonmaken is de OPM voor beide gebieden ongeveer 3, daarna loopt de OPM voor het referentiegebied op en stabiliseert de waarde voor het onderzoeksgebied.
Aangepaste meetapparatuur voor het doen van OPM-analyses. Links de troebelheidsmeter en de computer om de meetgegevens op te slaan en te analyseren. Rechts de aangepaste standpijp waarmee de volumestroom gemeten kan worden en bovendien een visuele beoordeling van het water kan plaatsvinden.
H2O / 13 - 2007
39
te bepalen, is gedurende een aantal perioden het deeltjesvolume in beide netten op verschillende plaatsen gemeten. Tevens is regelmatig de OPM gemeten. De resultaten daarvan zijn weergegeven in afbeelding 7. In afbeelding 7 is te zien dat de beide netten ongeveer dezelfde uitgangspositie hadden, zowel voor als na het initiële schoonmaken. In het onderzoeksgebied blijft de gemiddelde opwervelingspotentie gedurende de onderzoeksperiode nagenoeg constant, terwijl in het referentiegebied de OPM na anderhalf jaar weer in de buurt is van de oorspronkelijke waarde. Om de hoeveelheid geaccumuleerd sediment te bepalen, zijn na anderhalf jaar beide gebieden schoongemaakt, waarbij van het sediment monsters zijn genomen en er een analyse is gemaakt van de samenstelling daarvan. De resultaten hiervan zijn weergegeven in de tabel en afbeelding 8. In het onderzoeksgebied blijkt veel minder sediment terug te vinden dan in het referentiegebied (een factor 12 verschil) en de relatieve samenstelling blijkt ook te verschillen. Het gehalte organisch stof in het onderzoeksgebied blijkt relatief hoger te zijn dan in het referentiegebied, maar gezien het verschil in absolute hoeveelheid is in het referentiegebied veel meer organische stof aanwezig. Meer biologische analyses zijn niet gedaan, maar het is aannemelijk dat er meer ontwikkeling is in biologisch materiaal in de aanwezigheid van sediment. Dit kan verklaard worden doordat het sediment zelf een contactoppervlak biedt voor het vormen van een biofilm. Eerdere veronderstellingen dat
de aanwezigheid van sediment ook een effect heeft op de biologische stabiliteit van het water lijken hierdoor bevestigd te worden. Beide metingen, OPM en sedimentbepaling na schoonmaken, wijzen erop dat in dit geval de belasting met deeltjes vanuit het drinkwater de belangrijkste bron is voor vervuiling van het leidingnet. In dit geval is na anderhalf jaar ongeveer weer hetzelfde risico op bruin water bereikt als voordat het gebied werd schoongemaakt.
Zelfreinigende leidingnetten Het beheersen van de accumulatie van deeltjes door het hoog houden van de snelheid in de leidingen is volgens het model van deeltjesgerelateerde processen één van de manieren om het risico op bruin water te beperken. De snelheid in de leidingen moet zodanig zijn dat de deeltjes die gedurende de perioden van lage watervraag op een dag bezinken, tijdens perioden van hogere watervraag van die dag weer worden opgewerveld. De ontwerpregels voor deze zogeheten zelfreinigende leidingnetten zijn eind 1999 geïntroduceerd in de Nederlandse bedrijfstak. Het economische succes van deze nieuwe ontwerpregels (20 procent goedkoper dan de conventionele leidingnetten) is al tijdens de BTO-bijeenkomst van 2006 en de Vakantiecursus van 2007 gepresenteerd. De totale besparing in de periode 2000-2006 wordt geschat op 50 tot 100 miljoen euro. De theoretische verwachtte winst op de waterkwaliteit van de nieuwe leidingnetten kon pas daadwerkelijk worden vastgesteld toen deze netten eenmaal gerealiseerd waren. Tijdens een uitgebreide analyse van de prestaties van deze nieuwe leidingnetten
Resultaten spuimonsters.
onderzoeksgebied referentiegebied
gespuide lengte (m)
verwijderd sediment (gr)
verwijderd sediment per meter (mg/m)
5.840 5.370
525,08 5.725,52
89,9 1.071,2
Afb. 8: Relatieve samenstelling van het sediment in het onderzoeks- (Ond) en referentiegebied (Ref). Het gehalte organische stof in het onderzoeksgebied ligt hoger dan in het referentiegebied, dat voornamelijk wordt gecompenseerd in het onbekende gedeelte. De ‘errorbars’ geven de standaarddeviatie van de metingen aan (n = 15 respectievelijk 20).
ten opzichte van conventionele leidingnetten binnen het onderzoeksprogramma van de duinwaterbedrijven DZH, PWN en Waternet is aangetoond dat de waterkwaliteitswinst daadwerkelijk gerealiseerd werd. Het onderzoek werd uitgevoerd in 2006 tijdens een zeer warme periode van dat jaar in juni en begin juli. In het conventionele distributienet bleek toen het volume aan deeltjes dat in het gebied gebracht werd voortdurend kleiner te zijn dan het volume van de deeltjes die het net weer verliet. Door de bijzondere, extreme, verbruikssituatie op dat moment is de conclusie dat er continu sediment werd verwijderd dat gedurende een langere periode is geaccumuleerd. In het nieuwe zelfreinigende net was een evenwichtiger verhouding tussen het volume aan deeltjes dat het leidingnet inging en weer verliet: gedurende 80 tot 85 procent van de tijd was het ingaande deeltjesvolume groter dan het uitgaande deeltjesvolume, maar gedurende 15 tot 20 procent van de tijd was het uitgaande deeltjesvolume groter dan het ingaande volume. Dit betekent dat het in 80 procent van de tijd geaccumuleerde sediment in 20 procent van de tijd weer wordt verwijderd. Een meer gedetailleerde beschrijving van dit experiment is te vinden in het proefschrift. De conclusie is dat hiermee is aangetoond dat het principe van zelfreinigende leidingnetten ook in kwalitatief opzicht werkt.
Hoe nu verder? Het al eerder aangehaalde proefschrift heeft aan de ene kant het karakter van een afsluiting, maar is aan de andere kant ook het begin van een nieuwe benadering van het probleem van bruin water in het leidingnet. Het onderzoek heeft zich sterk gericht op de analyse van de oorzaak en op de maatregelen die te nemen zijn om het probleem te beheersen. Onder andere door de inzet van de nieuwe opwervelingpotentiemeting en het continu meten van troebelheid en deeltjes is het inzicht in de rol die het leidingnet speelt helder geworden. Dit heeft geleid tot een nieuwe en bijzondere aanpak van het beheer en het ontwerp van een leidingnet. Vooral het ontwerpen van zelfreinigende leidingnetten heeft een ommekeer bewerkstelligd in de traditionele aanpak en een nieuwe focus gecreëerd die als revolutionair gekenschetst mag worden. Het is echter duidelijk geworden dat een belangrijke oorzaak van het probleem niet ligt in het leidingnet, maar in een aspect van de drinkwaterkwaliteit dat tot nu toe niet beschouwd werd als een significante factor, namelijk de troebelheid of het deeltjesvolume af pompstation. Het beheersen van deze factor zal een nieuwe aanpak van conventionele zuiveringen noodzakelijk maken, in het bijzonder voor wat betreft de bedrijfsvoering van de snelfiltratie en het terugspoelen hiervan. Wellicht dat dit ook tot nieuwe en opzienbarende benaderingen leidt die een vergelijkbare verbetering van de waterkwaliteit én de kosten kan bewerkstelligen. LITERATUUR 1) Vreeburg J. (2007). Discolouration in drinking water systems: a particular approach. TU Delft/Kiwa Water Research.
40
H2O / 13 - 2007
platform
Karin Teunissen, TU Delft, thans Duinwaterbedrijf Zuid-Holland Anneke Abrahamse, Kiwa Water Research Harry Leijssen, Vitens Hans van Dijk, TU Delft
De wondere wereld van de deeltjes in het pompstation In de klassieke zuivering worden beluchting en snelfiltratie toegepast om onder meer ijzer uit het water te verwijderen. Bij onvolledige ontijzering wordt het leidingnet nog belast met opgelost ijzer en ijzerdeeltjes, waardoor klachten over bruin water kunnen ontstaan en van tijd tot tijd spuiacties nodig zijn. In samenwerking met Vitens en de TU Delft is op pompstation Harderbroek van Vitens Flevoland onderzoek uitgevoerd naar de processen en parameters die van belang zijn bij de verwijdering van ijzer. Het uiteindelijke doel van het onderzoek is het streven naar ‘deeltjesvrij’ water af pompstation, in het kader van Q21. Hierbij bleek dat operationele ingrepen als het terugspoelen en het schakelen van een filter een significante invloed hebben op de totale deeltjesconcentratie na snelfiltratie. Is de zuivering dan toch de bron van deeltjes? Deeltjestellingen geven antwoord. Bij kolomexperimenten werd een verrassend hoge ijzer(II)concentratie gemeten in het cascade-effluent. Komt de oxidatie wel op gang? Kolomexperimenten geven mogelijkheden voor optimalisatie.
B
ij de bereiding van drinkwater uit grondwater is de ijzerverwijdering vaak het belangrijkste proces. Maar deze verwijdering verloopt lang niet altijd volledig. IJzer is de primaire oorzaak voor gekleurd water. IJzerdeeltjes zorgen voor verschillende esthetische en operationele problemen, zoals slechte smaak, kleur, sedimentatie en incidentele resuspensie van deeltjes in het distributienet. Jan Vreeburg sprak in ‘De wondere wereld van de deeltjes in drinkwater’ al het vermoeden uit dat de pompstations een grote bron zijn voor deeltjes in het leidingnet5). Daarnaast kan Afb. 1: Oxidatie van ijzer als functie van de pH3).
opgelost ijzer in het reine water in het net alsnog uitvlokken en voor een extra deeltjesbelasting zorgen. Het is dus van belang om beide te verwijderen: ijzerdeeltjes en opgelost ijzer. In Nederland geeft de drinkwaterwet een norm voor totaalijzer in het reine water van 200 μg/l. Verberk1) liet zien dat zelfs een ijzerconcentratie van 10 μg/l al tot uitvlokking in het net kan leiden. Binnen het BTO-project ‘Klassieke zuivering’ is onderzoek gedaan naar de ijzerverwijdering bij grondwaterpompstation Harderbroek (Vitens Flevoland) met als doel de ijzerconcentratie in het reine water verder te
verminderen en te streven naar ‘deeltjesvrij’ water. Hierdoor kan de spuifrequentie worden verlaagd. Daarnaast is een opzet gemaakt voor een ijzerverwijderingsmodel, zodat de kennis op meer locaties kan worden gebruikt.
IJzerverwijdering Binnen de klassieke grondwaterzuivering wordt ijzer verwijderd door het anaërobe grondwater te beluchten en te filtreren. In de filters kunnen verschillende mechanismen een rol spelen: vlokkingsfiltratie, adsorptieve en biologische ontijzering. Welke van deze mechanismen dominant is hangt sterk af van de grondwaterkwaliteit en de procescondities2). In de praktijk verlopen deze processen parallel en is het lastig om de verschillende mechanismen te kwantificeren. IJzer komt in anaëroob grondwater voor als opgelost ijzer(II). Door de oxidatie van ijzer(II) met zuurstof ontstaat ijzer(III). De oplosbaarheid van dit ijzer(III) is zo laag dat het geoxideerde ijzer(III) snel precipiteert in de vorm van ijzer(III)hydroxidedeeljes. Deze kleine deeltjes kunnen vervolgens verder uitgroeien tot filtreerbare vlokken. De reactie is sterk pH-afhankelijk. Een lage pH verlaagt de reactiesnelheid. Afbeelding 1 laat de relatie zien tussen de pH en de snelheid van oxidatie. De vlokvorming hangt af van de menging en de verblijftijd.
H2O / 13 - 2007
41
Afb. 2: Zuiveringsschema pompstation Harderbroek.
Afb. 3: IJzerconcentratie (totaal ijzer) in het reine water van Harderbroek.
Deeltjesteller in bedrijf.
Onderzoek
Na spoelen en schakelen nog veel meer deeltjes
Bij vlokkingsfiltratie worden de gevormde ijzerhydroxidevlokken verwijderd in een snelfilter. Bij adsorptieve ontijzering wordt het opgeloste ijzer(II) geadsorbeerd aan het oppervlak van de zandkorrels. In contact met zuurstof oxideert dit geadsorbeerde ijzer en vormt daarbij weer nieuwe plekken voor adsorptie. Deze mechanismen zijn in Stimela (Matlab/Simulink) gemodelleerd en in de literatuur zijn waarden gevonden voor kalibratieparameters. Omdat tijdens deze fase van het onderzoek slechts een beperkt aantal procescondities is getest, kon het model nog niet verder worden gevalideerd. Met het uitvoeren van een deeltjesfingerprint is een vinger gelegd op de wondere wereld der deeltjes. Een relatie wordt gelegd tussen operationele ingrepen in de zuivering en deeltjesdoorslag door het snelfilter. En met kolomexperimenten is het inzicht in de ontijzering te pompstation Harderbroek aanzienlijk vergroot, maar heeft ook vragen opgeroepen voor verder onderzoek. Dit gaat gebeuren op proeffilterschaal. Het uiteindelijke doel, het produceren van deeltjesvrij water om de schoonmaakfrequentie van het leidingnet omlaag te brengen, komt dichterbij.
Pompstation Harderbroek De zuivering op pompstation Harderbroek bestaat uit cascadebeluchting, zandfiltratie, torenbeluchting en de reinwaterkelders (afbeelding 2). De maximale productiecapaciteit van het pompstation bedraagt 1.800 kubieke meter per uur en de gemiddelde productie 800 kubieke meter per uur. Het reine water van
42
H2O / 13 - 2007
Harderbroek voldoet aan de wetgeving voor drinkwater. Toch is Vitens niet tevreden met de troebelheid en ijzerconcentratie. Het drinkwaterbedrijf wil door het verlagen van deze parameters de spuifrequentie verminderen en klachten over bruin water voorkómen. De gemiddelde ijzerconcentratie is 40 μg/l (zie afbeelding 3).
Overal deeltjes Om inzicht te krijgen in de vorming en verwijdering van (voornamelijk) ijzerdeeltjes, is op verschillende plaatsen in de zuivering het water gekarakteriseerd met deeltjestellingen en chemische analyses. Hiermee is de ‘nulsituatie’ vastgelegd en is een deeltjesfingerprint van het proces verkregen. De resultaten hiervan verschijnen binnenkort4). In het hier beschreven onderzoek is met name gekeken naar de deeltjesdoorslag van de snelfilters, omdat deze bepalend zijn voor de deeltjesbelasting van het distributienet. Voor dit onderzoek zijn de metingen in het filtereffluent gebruikt. Hierbij is onderscheid gemaakt tussen het vóórkomen van deeltjes tijdens stabiele (constante) bedrijfsvoering en vlak na operationele ingrepen. Twee operationele ingrepen zijn bekeken: een schakeling tussen filters en het terugspoelen van filters. De deeltjesgrootteverdeling is gemeten met een 8 kanaals deeltjesteller in de deeltjesgrootterange van 1 tot 100 μm. De deeltjestellingen zijn omgerekend naar deeltjesvolumes om de bijdrage van operationele ingrepen aan de deeltjesbelasting van het distributienet te kwantificeren. Deze omrekening is uitgewerkt in het kader.
De resultaten van de deeltjestellingen zijn in de afbeeldingen 4 en 5 weergegeven, waarbij de aantallen zijn omgerekend naar volume. Direct na het schakelen en het terugspoelen van een filter is een duidelijke toename in het aantal deeltjes en deeltjesvolume te zien. De piek na het schakelen van een filter duurde 30 minuten. De gemiddelde deeltjesconcentratie tijdens de piek is 19 (volume)ppb, terwijl dit 3 ppb is tijdens stabiele zuivering. Wanneer een filter eens per dag wordt geschakeld, is de deeltjesbelasting in dat halve uur (twee procent van de tijd) 15 procent van de dagelijkse deeltjesbelasting.
Het volume van een gemiddeld deeltje wordt bepaald met behulp van de nominale diameter dg. 1 volume V(p) = –– pd3g 6 Het totale volume aan gemeten deeltjes is dan: V = N * Vp 1 (μm)3 / ml = = =
(μm3/m) 10-18 m3 / ml 10-18 m3 / 10-6 m3 10-12 m3 / m3
1 ppb
= 10-9 m3 / m3
1 ppb
= 1000 (μm)3 / ml
platform
Afb. 4: Deeltjesvolume in filtereffluent tijdens het schakelen van het filter.
Daarnaast is een duidelijke piek in deeltjesvolume te zien gedurende de eerste vier uur nadat het filter is teruggespoeld (afbeelding 4). De totale filterlooptijd bedraagt 32 uur. Met een deeltjesconcentratie in de piek van bijna 20 ppb zorgt het eerste filtraat na het terugspoelen van een filter in 13 procent van de tijd (vier uur) voor 45 procent van het deeltjesvolume. Hiermee is dus voor het eerst experimenteel bewezen dat Jan Vreeburg gelijk had met zijn stelling dat incidenten verantwoordelijk zijn voor het grootste deel van de deeltjesbelasting5). Om de bijdrage van deze pieken te verminderen wordt aanbevolen de zuivering zo vlak mogelijk te bedrijven en na het terugspoelen van een filter het eerste filtraat te recirculeren.
Minder deeltjes leiden tot schoner net en minder spuien De situatie op pompstation Harderbroek (A) is vergeleken met de resultaten van eerder onderzoek bij een ander pompstation van Vitens (B): een pompstation met anaëroob grondwater met veel organische stof met als laatste stap snelfiltratie (zie tabel). Op Harderbroek bedraagt de gemiddelde deeltjesconcentratie in het reine water 5 ppb. Het distributienet bij pompstation Harderbroek moet nu eens per drie jaar worden schoongemaakt. Op pompstation B is de deeltjesconcentratie in het drinkwater 15 ppb. Daar ligt de reinigingsfrequentie ook hoger: ieder jaar. In een deel van het distributienet van pompstation B is een proef uitgevoerd waarbij de zuivering is uitgebreid met ultrafiltratie. De deeltjesconcentratie werd hierdoor verlaagd naar minder dan 1
Afb. 5: Deeltjesvolume in filtereffluent na het terugspoelen van het filter.
ppb. Metingen in het distributienet, dat voor het uitvoeren van de proef schoongemaakt was, geven een verwachte schoonmaakfrequentie van eens in de tien tot twaalf jaar. Hieruit lijkt de verwachting bevestigd dat een duidelijke relatie bestat tussen de deeltjesconcentratie in het reine water en de schoonmaakfrequentie van het distributienetwerk. Om de schoonmaakfrequentie van het distributienetwerk daadwerkelijk omlaag te krijgen, zouden drinkwaterbedrijven zich moeten richten op een gemiddelde deeltjesconcentratie in het reine water van minder dan 1 ppb.
Oxidatie tweewaardig ijzer heel traag Met vier kleine kolommen (diameter 9 cm, hoogte 40 cm) is de filtratiestap nagebootst. De kolommen waren voor 25 cm gevuld met materiaal uit de zandfilters (grind 0,8-1,25 mm). Op deze manier konden parameters snel gevarieerd worden. De toegepaste filtratiesnelheid was net als in de praktijkfilters 10,4 m/h. De kolommen zijn gevoed met ruw water, waarbij de voorbehandeling steeds wisselde. Elk experiment duurde vier uur, waarbij na één en na vier uur het influent en effluent van de kolommen zijn geanalyseerd op troebelheid, deeltjes en Fe2+ en totaal ijzer. Na elk experiment zijn de kolommetjes teruggespoeld met kraanwater. Hierbij
bedroeg de expansie van het filterbed 20 tot 28 procent. Eerst is onderzoek verricht naar de invloed van de vlokvorming en -breuk in de cascades. G-waarde, verblijftijd, beluchting en ijzer(II)concentratie zijn gevarieerd. Daarna is de filtratiestap in twee van de vier kolommen gewijzigd: natronloog is aan het influent toegevoegd en bij enkele kolommen is het filtermateriaal vervangen door marmer (Juraperle korrels 1,1-1,8 mm) (zie foto). Als eerste zijn de experimenten uitgevoerd waarbij de G-waarde, de verblijftijd, de ijzer(II)concentratie en de beluchting gevarieerd zijn. De verschillende experimenten leverden echter geen significant verschil op in het filtereffluent. Wel viel op dat in het influent het ijzer voornamelijk in opgeloste vorm (niet-geoxideerd ijzer(II)) voorkwam (afbeelding 6). De oxidatie is dus helemaal niet op gang gekomen. pH-metingen (<7.5) gaven reden een trage oxidatie aan te nemen.
Snellere oxidatie na pH-verhoging Om dit fenomeen verder te onderzoeken is het experiment uitgevoerd met natronloogdosering, tot een pH van 8,0. Daarnaast is in een experiment het filtergrind vervangen door marmerkorrels. Beide experimenten zorgen voor een afname van
Kolomopstelling met marmerfiltratie en filterzand Harderbroek.
Relatie deeltjesconcentratie in volume ppb in rein water en schoonmaakfrequentie distributienet.
pompstation
B A B + UF
gemiddelde deeltjesconcentratie in rein water (ppb)
15 5 1
schoonmaakfrequentie distributienet
eens per jaar eens per drie jaar eens per tien tot twaalf jaar (verwachting)
H2O / 13 - 2007
43
de ijzer(II)concentratie in het filtereffluent (afbeelding 7). Met de pH-verhoging wordt de oxidatie dus aanzienlijk versneld. De concentratie totaal ijzer in het filtereffluent veranderde echter nauwelijks door een toename van de ijzer(III)concentratie. Een hogere pH zorgt dus voor een betere ijzeroxidatie en ijzer(II)verwijdering, maar optimalisatie van vlokvorming en -verwijdering is nog nodig om de totale ijzerverwijdering te verbeteren. Het is echter de verwachting dat met een hoger filterbed (twee meter in plaats van de kolommen van 30 cm) het ijzer(III) beter verwijderd zal worden. Met de kolomexperimenten werd de sterke invloed van de pH op de ijzeroxidatie bevestigd. In afbeelding 8 is de ijzer(II)concentratie op een logaritmische schaal uitgezet tegen de pH. Opvallend is de zeer sterke correlatie, die ook overeenkomt met de theoretische verwachtingen uit de literatuur.
van de wondere wereld der deeltjes toch tot nieuwe inzichten leidt en... een betere zuivering! LITERATUUR 1) Verberk J., L. Hamilton en K. Oâ&#x20AC;&#x2122;Halloran (2006). Water Science and Technology: Water supply jaargang 6 nr. 4, pag. 35-43. Volume mass, chemical composition and origin of particles in drinking water transportation pipelines.
2) Lerk C. (1965). Enkele aspecten van de ontijzering van groundwater. Proefschrift Technische Universiteit Delft. 3) De Vet W. (2007). Persoonlijke communicatie. 4) Raffin M., K. Teunissen en W. Siegers (2007). Particle fingerprint method development - Fingerprint of the treatment of Harderbroek. BTO 2007.015. 5) Vreeburg J. en J. van Dijk (2005). De wondere wereld van de deeltjes in het drinkwater. H2O nr. 7, pag. 33-35.
Afb. 6: IJzer(II) en ijzer(III)concentratie in cascade effluent.
Conclusies Voor het verminderen van de deeltjesvracht naar het distributienet van pompstation Harderbroek worden twee wegen bewandeld. Als eerste wordt de deeltjesvracht verlaagd door het aanpassen van de bedrijfsvoering. De fingerprint liet zien dat de operationele ingrepen, zoals het schakelen en het spoelproces, een significante bijdrage leveren aan het totale deeltjesvolume in het filtereffluent. Voor Harderbroek luidt dan ook het advies om de zuivering zo vlak mogelijk te bedrijven en het eerste filtraat te recirculeren. Het tweede pad is een verdere verlaging van de deeltjesvracht door de verbetering van de ontijzering. De kolomexperimenten gaven inzicht in de oxidatie op Harderbroek. In de huidige situatie is de oxidatiesnelheid maatgevend, welke gelimiteerd wordt door een te lage pH. Hierdoor is het meeste ijzer, na de beluchting, nog aanwezig als opgelost ijzer(II). Een verhoging van de pH leidt tot betere oxidatie van ijzer(II). De vlokvorming en verwijdering van ijzer(III) behoeft nog extra onderzoek. Op pompstation Harderbroek worden nu de voorbereidingen getroffen voor pilotfilteronderzoek. Daarop kunnen ook de natronloogdosering en de marmerfiltratie verder onderzocht worden. Een eerste opzet is gemaakt voor een ijzerverwijderingsmodel in Stimela. Het model geeft snel inzicht in alternatieven zonder dat voor elk alternatief aparte experimenten noodzakelijk zijn. De resultaten van het pilotfilteronderzoek zullen het model verder verbeteren door validatie en kalibratie. Naast de resultaten op pompstation Harderbroek is de opgedane kennis wellicht breder inzetbaar. Zo lijkt een relatie te bestaan tussen de deeltjesconcentratie in het reine water en de schoonmaakfrequentie van het distributienet. Misschien moet zelfs nagedacht worden over een richtlijn voor deeltjesvolume. Een deeltjesconcentratie van minder dan 1 ppb lijkt veelbelovend om het distributienet schoon te houden. Het onderzoek werd gekenmerkt door vele verrassingen en heeft duidelijk gemaakt dat we de klassieke zuivering weliswaar onder de knie hebben, maar dat een gedegen studie
44
H2O / 13 - 2007
Afb. 7: IJzer(II) en ijzer(III)concentratie bij kolomexperimenten met natronloogdosering of marmerfiltratie.
Afb. 8: Relatie ijzer(II)concentratie en pH tijdens kolomexperimenten.
platform
Wim Hoogenboezem, Het Waterlaboratorium Frans Ens, Het Waterlaboratorium Ed Gijsbers, Het Waterlaboratorium
Bijzondere bemonsteringstechnieken in drinkwaterleidingen Het distributiesysteem van drinkwaterleidingen is een ondergronds en gesloten systeem. Het water dat door dergelijke systemen stroomt, kan fysische, chemische en/of biologische veranderingen ondergaan die de waterkwaliteit ongunstig beïnvloeden. Jaarlijks worden in Nederland duizenden drinkwatermonsters genomen die op allerlei eigenschappen worden onderzocht. Dit soort monsters wordt na voldoende doorstroming meestal via huisaansluitingen bij afnemers thuis genomen. Op die manier kan men inzicht krijgen in de kwaliteit van het drinkwater zoals dat bij de afnemers thuis uit de kraan komt. Als het vermoeden bestaat dat in de hoofd- of transportleiding processen plaatsvinden die een rol spelen bij verslechtering van de waterkwaliteit, kan het nodig zijn informatie te verzamelen over de processen in de leiding zonder deze processen te verstoren. Dit artikel beschrijft twee bemonsteringsmethoden die hiervoor zijn gebruikt.
E
en voorbeeld van dergelijke specifieke vragen heeft betrekking op het voorkomen van Aeromonasbacteriën in distributiesystemen. Aeromonas werd in de jaren tachtig in drinkwater ontdekt en aanvankelijk geassocieerd met Aeromonas-soorten die vanwege het bezit van endotoxines diarree kunnen veroorzaken. In de loop van de jaren bleek echter dat een aantoonbaar verband tussen
het voorkomen van Aeromonas-bacteriën in drinkwatersystemen en het optreden van diarreegevallen in Nederland ontbreekt1). In de laatste decennia is duidelijk geworden dat Aeromonas-bacteriën meer als een indicator voor ongunstige situaties in distributiesystemen kan worden opgevat, bijvoorbeeld slechte doorstroming, stagnant water of vervuiling door ophoping van sediment.
Afb. 1: Factoren die de groei van Aeromonas in distributieleidingen kunnen bevorderen.
Uit allerlei onderzoek, dat in diverse distributiesystemen werd uitgevoerd, bleek dat groei van Aeromonas-bacteriën kan worden gestimuleerd door een aantal factoren. Het patroon van het distributienet is hierbij van belang: vermazing, te geringe doorstroming en delen met stagnant water stimuleren de groei (zie afbeelding 1). Ook biofilmvormingssnelheid en AOC-gehalte spelen uiteraard een belangrijke rol. Verder bleek dat opgehoopt sediment in leidingen een aanleiding voor verhoogde aantallen Aeromonas kan zijn. In suspensies van leidingsediment werden gehaltes van meer dan een miljoen bacteriën Aeromonas per 100 ml aangetoond. De watertemperatuur is eveneens een factor van betekenis. Groei van Aeromonas treedt vooral op bij watertemperaturen boven de 12°C. Verder is ook de watersoort van belang (zie afbeelding 1).
‘Gelaagd leidingwater’ en kwaliteitsverschillen Voor verreweg de meeste situaties is de bemonstering van water uit de hoofdleiding via een tapkraan bij de afnemers thuis een betrouwbare methode, mits men er zeker van is dat de dienstleiding vóór de bemonstering voldoende wordt doorstroomd. In sommige gevallen is het gewenst detailinformatie te verzamelen over de verdeling van het water met bacteriën in het water van de
H2O / 13 - 2007
45
hoofd- of transportleiding. In het geval dat tijdelijk minder water door een hoofd- of transportleiding stroomt dan waarvoor de betreffende leiding werd gedimensioneerd, is de stroomsnelheid aanmerkelijk lager dan normaal. Het water zal dan een sterk laminair stromingspatroon vertonen. Laminaire stromingspatronen kenmerken zich door verschillende lagen, waarbij het water in het centrale deel van de buis de grootste snelheid zal hebben, een aanzienlijk deel van het water dicht bij de wand zal stilstaan of vrijwel stilstaan (zie afbeelding 2). Stagnant water verblijft uiteraard veel langer in het distributiesysteem en geeft Aeromonasbacteriën de tijd zich te vermenigvuldigen tot ongewenst hoge aantallen. Het is daarom de verwachting dat het water langs de wand een hoger gehalte aan Aeromonas-bacteriën bevat.
Bemonsteren op de centimeter Onderzoek naar lokale kwaliteitsverschillen in een leidingdeel werd in 2001 mogelijk door een toestel dat ontworpen en uitgevoerd is door het PWN-laboratorium (thans Het Waterlaboratorium) en de toenmalige meterherstelwerkplaats van PWN. Het toestel bestaat uit een metalen buis (bemonsteringslans) die via een ontluchtingspunt in de te onderzoeken leiding wordt gebracht. Om de kans op vervorming van de (10 mm) lans te voorkomen, werd kort voor de bemonstering de toevoer van de leiding afgesloten. Vervolgens werd de lans op de gewenste diepte in de leiding gebracht en het water door de op de lans gemonteerde monsterkraan in de monsterfles gebracht (zie afbeelding 2). Inmiddels bestaan er ook lansen die in operationele situaties kunnen worden toegepast. Nadeel van deze techniek is dat de leiding moet worden opgegraven om het ontluchtingspunt te bereiken. In oktober 2001 deed zich de gelegenheid voor deze techniek in de praktijk toe te passen in een transportleiding die één week ervoor was gepropt en afgespuid. Door in een recent gereinigde leiding te meten kan men er zeker van zijn dat de verkregen resultaten niet door opgehoopt sediment worden beïnvloed. De resultaten van deze meting laten inderdaad vrij grote verschillen in Aeromonas-gehalten zien. In het bovenste deel van de leiding werden een aantal monsters genomen, dat resulteerde in een gemiddeld gehalte van circa 800 Aeromonas per 100 ml. In het centrale deel van de leiding ligt het concentratieniveau rond de 600 per 100 ml en het gehalte in het gebied dicht in de buurt van de bodem van de leiding blijkt gemiddeld 1400 per 100 ml te bedragen. Na de bemonstering is de bodem afgezocht naar leidingsediment, maar dit werd niet aangetoond. Dit geeft aan dat de verkregen resultaten niet werden beïnvloed door Aeromonas uit sediment. Met deze bemonsteringmethode kan het vermoeden over aanwezigheid van min of meer stagnante waterlagen met daarin hogere aantallen Aeromonas aannemelijk worden gemaakt. Achteraf gezien zijn bij deze bemonstering teveel monsters genomen. Als men te veel monsters in het gebied direct langs de wand neemt, wordt het verdwenen water
46
H2O / 13 - 2007
Afb. 2: Schematische weergave van verschillende lagen van water die als laminaire stroming (bij lage stroomsnelheid) ontstaan. Naarmate de kleur van de laag lichter is, wordt een hogere snelheid of anders kortere verblijfstijd bereikt. De bemonstering is in een laag (vrijwel) stagnant water gebruikt.
aangevuld, waarschijnlijk vanuit een meer centraal gelegen gebied waardoor een volgende meting in dat gebied al snel wordt beïnvloed door ‘verdunning’.
Bemonsteren op afstand Een tweede situatie waarbij een lansbemonstering kon worden getest, was in een gebied met aanhoudende klachten over bruin water. Het vermoeden bestond dat de klachten werden veroorzaakt door ophoping van licht opwervelbaar sediment in een zinker (200 mm) onder een vaart. Besloten werd een bijzondere variant van bovengenoemde bemonsteringsmethode toe te passen om dit vermoeden te bevestigen en onnodige overlast voor de afnemers te voorkomen. Bij dit onderzoek werd een 15 meter lange sonde (diameter 10 millimeter) via een schuin geplaatste inlaat in de leiding gebracht. Door de schuine stand is er geen gevaar voor vervorming. De sonde werd horizontaal in de leiding gebracht en tot in het laagste deel van de zinker gestuurd. Een tweede sonde werd op vier meter stroomafwaarts van de zinker geplaatst met de opening van de sonde op tien centimeter boven de bodem. Na kunstmatige verhoging van de stroomsnelheid met behulp van een stroomafwaarts gelegen brandkraan kon met behulp van troebelheidmetingen eenduidig worden vastgesteld dat het licht opwervelbaar sediment in de zinker lag. Met deze meting werd aangetoond dat de klachten worden veroorzaakt door lokaal opgehoopt sediment in de zinker. De aard en samenstelling van het sediment kon worden bepaald door via de sonde in het laagste deel van de zinker een hoeveelheid materiaal te bemonsteren. Het sediment bevatte allerlei ongewervelde dieren, roest, detritus, kalk, zand en kooldeeltjes. Met deze methode is het mogelijk precies op de verdachte plaats te monsteren, waarmee het probleemgebied nauwkeurig kan worden vastgesteld. De verkregen analyseresultaten leverden een betrouwbaar beeld van het probleem en maakte het mogelijk dit met een beperkte doelgerichte schoonmaakactie op te lossen.
Waardevol instrument voor specifieke vragen Nadeel van de methode is dat deze alleen in blootgelegde leidingen kan worden uitgevoerd en dat ontluchtingspunten aanwezig moeten zijn. Dat beperkt de toepasbaarheid van de methode. Aanvullende metingen, met technisch verbeterde lansen, zijn nodig om een beter inzicht te krijgen in de snelheid waarmee Aeromonas-bacteriën in dit soort situaties kunnen groeien en welke bijdrage dit levert aan de problemen die dit soort bacteriën veroorzaken in sommige leidingsituaties. Deze methode biedt tevens de mogelijkheid allerlei andere parameters te onderzoeken: andere soorten bacteriën, dierlijke organismen, temperatuur, troebelheid, zuurstofgehalte e.d. Zeker is dat deze bemonsteringsmethode een bijdrage kan leveren aan detailkennis over processen die zich in drinkwaterleidingstelsels afspelen, zowel op fysisch, chemisch als biologisch gebied. LITERATUUR 1) Havelaar A., F. Schets, A. van Silfhout, W. Jansen, G. Wieter en D. van der Kooij (1992). Typing of Aeromonas strains from patiens with diarrhoea and from drinking water. Journal of Applied Bacteriology 72, pag. 435-444.
!PPLIKON !NALYTICAL VOOR NAUWKEURIGE EN ROBUUSTE ON LINE MONITORING VAN ALLE WATERSTROMEN OP 4OXISCHE STOFFEN ALS s 4OTAAL #YANIDE s 4OTAAL &ENOL s $IVERSE ZWARE METALEN
"ELASTENDE STOFFEN ALS
s !MMONIA s .ITRAAT s .ITRIET s 4OTAAL &OSFAAT s 4OTAAL 3TIKSTOF
!LERT
"ELANGRIJKE PARAMETERS ALS s (ARDHEID s 6ERZADIGINGSINDEX
!PPLIKON !NALYTICAL ON LINE !NALYZERS
6OOR MEER INFORMATIE EN NOG VEEL MEER APPLICATIES
!NALYSE METHODEN CONFORM DE OFFICIÃ&#x2018;LE NORMEN .%. )3/ !34- EN TOEPASSING VAN ANALYTISCHE TECHNIEKEN DIE EEN MEETBEREIK VANAF MICROGRAMMEN PER LITER MOGELIJK MAKEN TITRATIE COLORIMETRIE IONCHROMATOGRAFIE EN VOLTAMMETRIE
!PPLIKON !NALYTICAL "6 /N LINE !NALYZER DIVISIE 4EL WWW APPLIKON ANALYZERS COM
GIET UW WERVING VOOR OPLEIDING & PERSONEEL IN HET JUISTE VAT Reserveer ook uw personeelsadvertentie in H2O, hét tijdschrift voor watervoorziening en waterbeheer.
010 - 4274180
agenda 5 juli, Utrecht Grensoverschrijdende milieuen waterverontreiniging symposium over de mogelijkheden die het Europees recht biedt aan lidstaten en decentrale overheden om actie te ondernemen tegen grensoverschrijdende milieu- en waterverontreiniging. Organisatie: Wetenschapswinkel Rechten van de Universiteit Utrecht. Informatie: (030) 253 70 25.
5 september, Rotterdam CO2-reductie tiende editie van dit jaarcongres met als ondertitel: 20 procent minder uitstoot in 2020. Het Europese en nationale klimaatbeleid komen aan de orde, evenals de gevolgen van de doelstelling, de haalbaarheid en de kosten. Organisatie: Euroforum. Informatie: (040) 297 49 77.
12-13 september, Rotterdam Nationale conferentie waterbeheer tiende editie van de tweedaagse conferentie over alle actuele aspecten van het waterbeheer in Nederland. Organisatie: Studiecentrum voor Bedrijf en Overheid. Informatie: (040) 297 49 80.
13 september, Amersfoort Kostencalculaties in de watersector jaarlijkse bijeenkomst van deskundigen die zich bezighouden met kostencalculaties in de watersector. Informatie: Jan-Hendrik Vos (033) 468 22 48.
13 september, Zeist Vergezichten op water, aarde en samenleven tweede bijeenkomst waar maximaal 35 (top)bestuurders uit de watersector debatteren over een transitie naar een klimaatbestendige samenleving aan de hand van een lezing over de toekomstige inrichting van Nederland. De uitslag van de discussie vormt de basis van een nationaal debat op 20 september. Organisatie: BlomBerg Instituut. Informatie: (073) 684 25 25.
20 september, Zeist Transitie naar de eerste klimaatbestendige samenleving ter wereld?! slotconferentie voor een breed publiek van deskundigen over de omschakeling van de Nederlandse samenleving naar de eerste klimaatbestendige ter wereld, aan de hand van twee debatsessies van (top)bestuurders uit de watersector. Dit debat stond oorspronkelijk gepland voor 7 juni. Organisatie: BlomBerg Instituut. Informatie: (073) 684 25 25.
27 september, Scheveningen ISSO-Najaarsoverleg relatiedag voor de installatiesector, met dit jaar als thema: Duurzaamheid in de installatiepraktijk. Organisatie: ISSO. Informatie: www.isso.nl.
4 oktober, Amsterdam Trenddag voor de watersector bijeenkomst over mondiale trends die mogelijkheden bieden voor de watersector, met name drinkwaterbedrijven. De bijeenkomst bouwt voort op het BTO-project Horizonscanning. Organisatie: Kiwa Water Research. Informatie: Dieuwke Voorhoeve (030) 606 97 24.
9-12 oktober, ‘s-Hertogenbosch Riolering en stedelijk watermanagement zesde editie van de tweejaarlijkse vakbeurs Riolering, met enkele belangrijke vernieuwingen, zoals speciale aandacht voor stedelijk waterbeheer, een aparte hal voor bedrijven met grote apparaten, (vracht)auto’s en machinewagens en zaaltjes voor themapresentaties. Organisatie: HoLaPress. Informatie: Claire de Natris (040) 208 60 43.
12 oktober, Tiel Vanuit water doordacht bijeenkomst over de regionale en landelijke ervaringen met de watertoets. Organisatie: Platform Waterpraktijk, Waterschap Rivierenland en Rijkswaterstaat. Informatie: wdr@waterpraktijk.nl.
15-16 oktober, Amsterdam Remediatie, karakterisatie en monitoring van grondwatervervuiling internationaal congres dat alle facetten van remediatie, karakterisatie en monitoring van bodem- en grondwatervervuiling belicht. Informatie: Niels Hartog van TNO (030) 256 47 46.
16-17 oktober, Leeuwarden TTIW het openingscongres van het nieuwe Technologisch Top Instituut Watertechnologie. Informatie: Heleen Sombekke (058) 284 62 00.
25 oktober, Rotterdam Halen de beide waterwetten ongeschonden de Staatscourant? congres dat oorspronkelijk op 31 mei gepland stond over de Waterwet en de Wet gemeentelijk watertaken. Brengen de nieuwgekozen Eerste Kamerleden nog wijzigingen in één van beide wetsvoorstellen aan? Organisatie: HolaPress Congresbureau. Informatie: www.riolering-congressen.nl.
30 oktober, Breda Waterbouwdag 2007: de nieuwe waterbouw bijeenkomst over de nieuwe richting waarin waterbouw zich wellicht gaat ontwikkelen, met zeer geavanceerde technieken die een evenwichtige ontwikkeling van het gewenste ecosysteem niet in de weg mogen staan. Informatie: Cora Hoogeveen of Sandra Broekhof van CUR (0182) 54 06 50.
25-28 november, Maastricht World Water Sustainability & Renewable Energy eerste editie van een vijfdaags congres waarbij kennis en ervaring op het gebied van duurzaam watergebruik en hergebruik van energie wordt uitgewisseld. Organisatie: WREN en InterExpo Caribbean NV. Informatie: www.wrenuk.co.uk of www.interexpo.biz.
Buitenland
12-18 augustus, Stockholm World Water Week internationaal watersymposium, dat dit jaar in het teken staat van duurzaamheid. Organisatie: Stockholm International Water Institute. Informatie: www.siwi.org of www.worldwaterweek.org.
3-6 september, Belo Horizonte (Brazilië) FITABES 24e editie van de belangrijkste Braziliaanse beurs met parallel lopend congresprogramma op het gebied van (drink)water en riolering, met een Nederlands-Belgisch paviljoen. Organisatie: ABES en AIDIS. Informatie: Sebas van den Ende +55 21 2537 4338 of www.real-alliance.com.
3-6 september, Brisbane (Australië) Riversymposium tiende editie van het internationale rivierensymposium. Informatie: Emily Smigrod +61 7 3034 8230 of emily@riverfestival.com.au.
5-7 september, Gent Automation in Water Quality Monitoring driedaagse conferentie over automatisering in het waterbeheer, met aandacht voor zowel kwantiteits- als kwaliteitsbeheer. Organisatie: IWA. Informatie: www.biomath.ugent.be/ autmonet2007.
9-12 oktober, Antwerpen - Wastewater reclamation and reuse for sustainability zesde IWA-congres over duurzaam hergebruik van water. Informatie: Aquafin 0032 3 450 49 72 of eev.breugelmans@aquafin.be.
30 oktober - 1 november, Tel Aviv Watec vierde editie van deze vakbeurs waarin de Israëlische watertechnologie centraal staat. Tijdens de tegelijk gehouden conferentie staan (water)ontwikkelingslanden in Afrika, Azië en Zuid-Amerika centraal. Organisatie: Kenes Exhibitions. Informatie: www.watec-israel.com.
H2O / 13 - 2007
49
echniek ecologie geografie stedenbouw geo-informatie waterbeheer verkeer & vervoer directie en toezicht wegbeheer emkunde communicatie landschapsarchitectuur groenbeheer rioolbeheer civiele techniek integraal beheer openbare ru desie planologie riooltechniek ecologie geografie stedenbouw geo-informatie waterbeheer verkeer & vervoer directie en ht wegbeheer bodemkunde communicatie landschapsarchitectuur groenbeheer rioolbeheer civiele techniek integraal be nbare ruimte geodesie planologie riooltechniek ecologie geografie stedenbouw geo-informatie waterbeheer verkeer & v irectie en toezicht wegbeheer bodemkunde communicatie landschapsarchitectuur groenbeheer rioolbeheer civiele tech graal beheer openbare ruimte geodesie planologie riooltechniek ecologie geografie stedenbouw geo-informatie waterbe keer & vervoer directie en toezicht wegbeheer bodemkunde communicatie landschapsarchitectuur groenbeheer rioolbe ele techniek integraal beheer openbare ruimte geodesie planologie riooltechniek ecologie geografie stedenbouw geo-inmatie waterbeheer verkeer & vervoer directie en toezicht wegbeheer bodemkunde communicatie landschapsarchitectuu geodesie landschapsarchitectuur civiele techniek
Kragten Schoolstraat 8 Herten T 0475-395979 W kragten.nl
Gemeentelijk waterplan Valkenburg a/d Geul
2OYAL (ASKONING ZOEKT ADVISEURS RIOLERING EN WATERBEHEER 6OOR ONZE ADVIESGROEP ZOEKEN WIJ VOOR DIVERSE KANTOREN
*UNIOR !DVISEURS RIOLERING EN STEDELIJK WATERBEHEER STANDPLAATS .IJMEGEN 7ERKZAAMHEDEN L *E WERKT IN TEAMVERBAND AAN WATER EN RIOLERINGSPROJECTEN IN HET STEDELIJK
GEBIED
*E HOUDT JE ONDER MEER BEZIG MET ACTIVITEITEN IN HET KADER VAN RIOLERINGS
L
AFKOPPEL EN WATERHUISHOUDINGSPLANNEN
*E HOUDT JE TEVENS BEZIG MET MODELBEREKENINGEN RUIMTELIJKE INPASSING EN
L
VORMGEVING
*E ADVISEERT OVER PROGRAMMA´S VAN EISEN EN BEHEER EN ONDERHOUD
L
2OYAL (ASKONING IS EEN INTERNATIONAAL EN MULTIDISCIPLINAIR BUREAU VAN CONSULTANTS ARCHITECTEN EN INGENIEURS $E ADVIESDIENSTEN BESTRIJKEN HET BREDE VELD VAN DE DUURZAME INTERACTIE TUSSEN DE MENS EN ZIJN OMGEVING OP HET GEBIED VAN 2UIMTELIJKE /NTWIKKELING )NFRASTRUCTUUR 4RANSPORT "OUWMANAGEMENT !DVIES !RCHITECTUUR "OUW 'EBOUWINSTALLATIES )NDUSTRIpLE )NSTALLATIES -ILIEU 7ATER +UST 2IVIEREN EN -ARITIEM 2OYAL (ASKONING HEEFT DIVERSE VESTIGINGEN PROJECTKANTOREN DOCHTERONDERNEMINGEN EN PARTNERS OVER DE HELE WERELD "INNEN DE ADVIESGROEP 2IOLERING 3TEDELIJK 7ATERBEHEER BREIDEN DE WERKZAAMHEDEN ZICH STEEDS VERDER UIT 4EVENS BLIJFT HET VAKGEBIED ZICH ALS GEVOLG VAN NIEUWE WETGEVING EN RICHTLIJNEN TELKENS OPNIEUW ONTWIKKELEN !LS JE EERST NOG MEER WILT WETEN KUN JE BELLEN MET +OEN "ROERSMA VAN DE !DVIESGROEP 2IOLERING 3TEDELIJK 7ATERBEHEER TELEFOON
WWW WERKENBIJROYALHASKONING COM
0RO½EL L *E BENT EEN ENTHOUSIASTE INITIATIEFRIJKE TEAMSPELER L *E HART GAAT SNELLER KLOPPEN VAN STEDELIJK WATER EN DUURZAME OPLOSSINGEN L *E BESCHIKT OVER HET VERMOGEN OM GESTRUCTUREERD EN ANALYTISCH
VRAAGSTUKKEN AAN TE PAKKEN
+ENNIS EN ERVARING L *E HEBT KENNIS VAN HET VAKGEBIED OP MINIMAAL ("/ NIVEAU L "IJ VOORKEUR HEB JE ERVARING OP GEDAAN MET HET UITVOEREN VAN
MODELBEREKENINGEN EN HET OPSTELLEN VAN ENKELE VAN DE GENOEMDE PLANVORMEN
)S JE INTERESSE GEWEKT $AN KUN JE ONLINE SOLLICITEREN VIA ONZE WEBSITE $EZE VACATURE VIND JE ONDER DE DISCIPLINE ³#IVIELE 4ECHNIEK´ /P DEZE MANIER KOMT JE SOLLICITATIE OP DE JUISTE PLAATS BINNEN ONZE ORGANISATIE TERECHT
" ! ! ! ! !
!
! ! ! #
Beleidsmedewerker vergunningen bodem- en grondwater ( 1.0 fte)
p www.flevoland.nl
handel & industrie Leidingen reinigen met lucht
ATECA bestaat vijf jaar
Aquador uit Arkel levert de nieuwe Air Comprex Systeem Unit, die (drink)waterleidingnetten met lucht schoonmaakt.
Legionellabestrijder ATECA bestaat vijf jaar. Het in Den Haag gevestigde bedrijf bestrijdt Legionella met koperzilverionisatie.
Dit systeem maakt gebruik van een computergestuurde puls van water en lucht die binnen de leidingen voor een hoge reinigingssnelheid zorgt. De lucht wordt zodanig in de leidingen gebracht dat een optimale mix van water en lucht ontstaat die het vuil
verwijdert. Ook alle sedimentvervuiling verdwijnt. Er wordt gewerkt bij een halve bar onder de bedrijfsdruk, zodat mechanische overbelasting ontstaat. Door het gebruik van water en lucht zijn geen chemicaliën nodig. Het systeem is speciaal ontwikkeld voor (drink)waterleidingnetten met grotere diameters. Het systeem kan alle lengtes en diverse diameters behandelen. Voor meer informatie: www.aquador.nl.
Ultrasone clamp-on flowmeter Met de KROHNE OPTISONIC 6300 kan snel en eenvoudig het vloeistofdebiet in een bestaande, gesloten leiding worden gemeten. De sensoren worden snel en eenvoudig aan de buitenkant van de leiding bevestigd met een snelkoppeling. Doordat de sterkte van het meetsignaal ook in het display wordt weergegeven, wordt bij elke installatie de optimale opstelling behaald. De flowmeter
is inzetbaar bij leidingdiameters van DN 15 tot en met DN 4.000. Het temperatuurbereik loopt van -50 tot +200 °C. Tenslotte is de flowmeter ATEX gecertificeerd. Voor meer informatie: www.krohne.nl.
De KROHNE OPTISONIC 6300 flowmeter bevestigd op een leiding.
Het door ITECA gevoerde ICA-systeem werkt met een elektrodekamer waar, door een potentieelverschil op pure koper- en zilverelektroden te zetten, beide metalen ionen loslaten. Niet alleen de bacteriën in het water worden aangepakt, de metaalionen dringen ook door in de biofilm. De waarden blijven ruim onder de normen van de Waterleidingwet: 2.000 μg koper per liter en 100 μg zilver. Om deze concentraties in de gaten te houden controleert ATECA al haar geplaatste installaties op afstand. Het ICA-systeem is één van de alternatieve methodes voor legionellabestrijding dat eind vorig jaar door de overheid is goedgekeurd. Het bedrijf heeft in haar vijfjarig bestaan 35 locaties legionellavrij gemaakt. Door de stevige groei van het bedrijf is op korte termijn een verhuizing naar een ruimere locatie op komst. Voor meer informatie: www.ateca.nl.
Belastingen waterschap met Getronics PinkRoccade Het gemeenschappelijke belastingkantoor van de waterschappen Vallei & Eem, Zuiderzeeland en Veluwe maakt voor het heffen en innen van de waterschapsbelastingen gebruik van het Integrale Belasting Systeem van automatiseerder Getronics PinkRoccade.
Nieuwe directeur Duijvelaar Pompen Ir. Jens Deltrap is vanaf 1 juni de nieuwe algemeen directeur van Duijvelaar Pompen. Hij is de opvolger van Jan Stoop. Stoop heeft Duijvelaar zien groeien tot een internationaal bekend bedrijf op het gebied van schoon- en vuilwatertransport. Na 36 jaar heeft hij besloten het stokje
52
H2O / 13 - 2007
over te dragen. Zijn opvolger, Jens Deltrap, heeft brede managementservaring. Na zijn studie als bedrijfskundig ingenieur aan de TU Eindhoven bekleedde hij diverse functie bij de multinational Ammeraal Beltech, waaronder de functie van algemeen directeur. Voor meer informatie: www.dp.nl.
Het gemeenschappelijke belastingkantoor van de drie waterschappen staat in Harderwijk en voert de naam Tricijn. De drie partijen maakten individueel al gebruik van het IBS. Na een evaluatie hebben de partners besloten IBS te blijven gebruiken. Het systeem ondersteunt de belastingprocessen van waterschappen optimaal tegen een goede prijs/prestatueverhouding. Op dit moment maken 14 van de 26 belastingheffende waterschappen gebruik van het IBS. Voor meer informatie: www.getronics.com.
Wij zijn trots op het resultaat. Jij ook? Ondernemen in een complexe omgeving maar met overzicht, betrokkenheid en verstand van zaken. Resultaatgericht: iedereen zegt het, slechts enkelen maken het waar. ARCADIS: infrastructuur – milieu – gebouwen. Los van elkaar maar ook integraal. We geven de samenleving vorm door creatief te zijn in onze oplossingen en daadkrachtig in de uitvoering. Als medewerker van ARCADIS verlaat je gebaande paden. Je bent onderdeel van een netwerk van zakelijke professionals. Ingericht rondom klanten, zodat deze direct profiteren van onze kennis en ervaring. Wij zijn trots op het resultaat. Jij ook?
De divisie Water adviseert en begeleidt opdrachtgevers en partners op het gebied van kusten en rivieren, havens en vaarwegen, regionaal en stedelijk water. Niet alleen in Nederland, maar in toenemende mate ook in het buitenland. Opdrachten zijn afkomstig van waterschappen, het ministerie van Verkeer en Waterstaat, aannemers en baggeraars, havenbedrijven, provincies en gemeenten. Onze inbreng varieert van advisering, ontwerpen, het maken van bestekken tot directievoering. De medewerkers van divisie Water opereren vanuit verschillende ARCADIS-kantoren. Onze vestiging Apeldoorn heeft de volgende vacatures:
Specialist watersystemen KRW / WB21 De specialist verricht acquisitie vanuit eigen netwerk (KRW en WB21) en is belast met de uitvoering en begeleiding van projecten op het gebied van KRW, gebiedsprocessen en onderzoeken. Ook begeleidt hij junior medewerkers en bepaalt de inzet van medewerkers en houdt zich bezig met de inhoudelijke begeleiding van offertes. Academische of HBO-opleiding (waterkwaliteitsbeheer).
Senior specialist geohydrologie De specialist geohydrologie bepaalt mede het gezicht van ARCADIS op het terrein van water en acquireert opdrachten vanuit zijn eigen netwerk, heeft een uitvoerende en begeleidende rol binnen projecten. Hij coacht junior medewerkers en bepaalt mede de inzet van medewerkers. Ook begeleidt hij offertes op een inhoudelijke wijze. Academische opleiding (geohydrologie) met minimaal 5 jaar ervaring.
Specialist watersystemen De specialist verricht diverse projectgebonden werkzaamheden binnen de disciplines waterkwaliteit, waterkwantiteit en (geo)hydrologie, zoals: bijdragen aan berekeningen, projectvoorstellen en projectrapportages. HBO of academische opleiding (watersysteemanalyses, gericht op modelleren en rekenen) met 3-5 jaar ervaring.
Imagine the result
Specialist riolering De specialist is verantwoordelijk voor het (mede) opstellen van offertes, het doen van projectvoorstellen en berekeningen uitvoeren en rapportages verzorgen binnen sterk wisselende waterprojecten. De nadruk zal liggen op stedelijk water en riolering. De specialist werkt onder begeleiding van een senior en deels zelfstandig. HBO of academische opleiding (hydrologie/civiele techniek), stedelijk water/riolering en 3-5 jaar ervaring.
Commercieel adviseur riolering De adviseur die onze positie in de markt van riolering en stedelijk water in oost en noord Nederland gaat versterken, wil deze markt bewerken, opdrachten verwerven en projectvoorstellen schrijven. Hij begeleidt en coacht de junior medewerkers. Academische of HBO opleiding (hydrologie/civiele techniek) en gespecialiseerd in riolering en stedelijk water.
Junior specialist inrichting watersystemen De junior specialist richt zich op het werkveld regionaal waterbeheer. Gebiedsplannen kunnen de stap voor de inrichting betekenen (peilbesluiten, GGOR, bodemdalingstudies, ontwerp traject landinrichting e.d.), maar zeker ook de stap naar het ontwikkelen van eigen concepten. Kortom: van engineering tot creatieve/slimme gebiedsplannen tot engineer-contracting. Je gaat deelnemen aan het Junioren Ontwikkelingsplan van ARCADIS. HBO of academische opleiding (cultuurtechniek), waterhuishouding. Geïnteresseerd? Kijk voor de volledige vacatureteksten en informatie over ARCADIS op onze internetsite. Jouw brief en cv ontvangen wij graag via www.arcadis.nl/carriere uiterlijk 14 dagen na verschijningsdatum. Voor informatie kun je contact opnemen met Henk Mittendorff, hoofd projectbureau, telefoonnummer 06-27061834.
Garantie Als u een rioolbuis in de grond stopt, wilt u die waarschijnlijk uw leven lang niet meer terugzien. Toch graaft Nederland jaarlijks tientallen kilometers riolering op. Wegens reconstructies, lekkages, aantasting en ander ‘onvoorzien’ ongerief. EuroCeramic-producten zijn gemaakt van keramiek: 100% natuurlijk en bestand tegen alles wat in het riool wordt geloosd. Zo sterk dat we durven garanderen dat de komende honderd jaar geen spade de grond in hoeft. En dat is prettig. Ook voor generaties na u.
EuroCeramic – Stationstraat 9 – 5951 AW Belfeld (NL) – Tel: 077-4751456 Fax: 077-4751419 – E-mail: info@euroceramic.nl – Internet: www.euroceramic.nl
$ $ $ & # $ $ $ $ $ !$ !$ ! $ $ $ $ $ !$ $ % $ " #,(# , , ," ,! " ! , " , # ,& , # ,4-,& " # ," !# 0,( , " , ## ## ,# #"!# , , , , ,"# ' !, , , , , ## , " , &, , # , # " ,' , , ## 0, , "# , ,! ,' , , , , '" , # , #& ! , ,# #"!# , ., , # # " 0,( , , , &,#" , ## & #& ,& , , # ,## , , , ,! 0
" ! $ $ $ . $ %
% % !