nยบ
40ste jaargang / 21 september 2007
18 /
2007
TIJDSCHRIFT VOOR WATERVOORZIENING EN WATERBEHEER
NIEUWE KABINETSVISIE OP HET WATERBELEID VERSLAG NATIONALE CONFERENTIE WATERBEHEER INTERVIEW MET ANS VERSTEEGH HELDERE MEREN IN 2015?
UW MEDEWERKERS VERKNOCHT AAN NIEUWE PROCEDURES. HET KAN. Veel medewerkers zitten niet te wachten op verandering. Dus kun je ook niet verwachten dat ze nieuwe werkroutines zomaar accepteren. Daarom beschrijven we bij Eiffel niet alleen de nieuwe administratieve organisatie en interne controles. Maar richten we ons ook op de medewerkers zelf. Zo hebben we bij een groot productiebedrijf met 5 verschillende vestigingen in Nederland en België, één uniforme werkroutine geïmplementeerd. Bedrijfsmatig een logische ingreep natuurlijk. Maar krijg de mensen in de organisatie maar eens mee. Dat kan alleen door ze op de juiste manier te betrekken in het voortraject. Want dan merken ze dat de verandering niet opgelegd wordt, maar dat ze die zelf realiseren. En dan worden ze enthousiast. Dan worden medewerkers ‘change agents’. En kan er opeens een heleboel. WWW.EIFFEL.NL
Gezocht: daadkrachtige minister
D
e miljoenennota stond afgelopen dinsdag wederom in het teken van de verdeling van het uit te geven geld. Water speelt in die verdeling (nog) geen grote rol. Ook in de discussies rond het te besteden geld gaat het niet in de eerste plaats om de ruimtelijke ordening van het land en de rol van water daarin. Het gaat vooral om wat wij zelf te besteden hebben: verdeling van de welvaart. In de discussies die de watersector zelf voert over wat de komende jaren (en decennia) wel en niet aan werkzaamheden nodig is om Nederland veilig te laten zijn en prettig om in te wonen, valt op dat van het kabinet veel meer enthousiasme en pit gevraagd wordt. Ook tijdens de Nationale Conferentie Waterbeheer heerste weer een sfeer van: we missen een bevlogen minister die ons helpt en daadkracht uitstraalt. Enige lamlendigheid overvalt vervolgens de
H2O tijdschrift voor watervoorziening en waterbeheer verschijnt ééns per 14 dagen Officieel orgaan van Stichting tot uitgave van het tijdschrift H2O en haar participanten: - Vereniging van Waterbedrijven in Nederland - Koninklijke Vereniging voor Waterleidingbelangen in Nederland - Nederlandse Vereniging voor Waterbeheer - Kiwa Water Holding BV Uitgever Rinus Vissers Redactie Peter Bielars (hoofdredacteur) Michiel van Zaane Gerda Pieters Redactiesecretariaat Dora Pompe Redactieadres en uitgeverij Postbus 122, 3100 AC Schiedam telefoon (010) 427 41 65 telefax (010) 473 26 40 e-mail h2o@nijgh.nl Bezoekadres: ’s-Gravelandseweg 565 3119 XT Schiedam Redactiecommissie Harry Tolkamp (voorzitter/NVA) André Struker (KVWN) Frits Vos (VEWIN) Gerda Sulmann (Kiwa Water Research) Advertentieverkoop Roelien Voshol (010) 427 41 54 Brigitte Laban (010) 427 41 52 Mediaorder Carola Sjoukes (010) 427 41 41 Suzanne Klüver (010) 427 41 40 telefax (010) 473 20 00 Abonnementenservice Pauline Roos Tini van Schijndel telefoon (010) 427 41 08 telefax (010) 426 27 95 Abonnementsprijs € 95,- per jaar excl. 6% BTW € 126,- per jaar voor buitenland € 8,- losse exemplaren excl. 6% BTW Abonnementen gelden voor één jaar en worden – zonder tegenbericht – automatisch verlengd. Opzeggingen dienen schriftelijk uiterlijk 6 weken voor het aflopen van de abonnementsperiode te geschieden aan bovenstaand postadres. Druk en lay-out Den Haag mediagroep b.v., Rijswijk Copyright Nijgh Periodieken B.V., 2007 Het auteursrecht op de inhoud van dit tijdschrift wordt uitdrukkelijk voorbehouden. Overname van artikelen alleen na schriftelijke toestemming van de uitgever. www.vakbladh2o.nl
groep aanwezigen met gelukkig een paar uitzonderingen (zie het verslag verderop in dit nummer). Terwijl er volop ideeën zijn, loopt de uitvoering regelmatig spaak of komt helemaal niet van de grond. Oorzaak: het niet kunnen of willen samenwerken of een competentiestrijd tussen de verschillende overheden. De vraag is of de bevlogen waterbeheerders nog lang blijven wachten. Of zwermen ze uit naar China, Japan, Indonesië, India, etc.? Niet nog méér regels, zeker geen nieuwe. Aanpakken, daar houdt de gemiddelde Nederlandse waterbeheerder van. Dat élan verdient steun van de rijksoverheid. We moeten op zoek naar een geschikte minister. Peter Bielars
inhoud nº 18 / 2007 4 / Nieuwe visie van kabinet op waterbeleid 6 / Verslag Nationale Conferentie Waterbeheer 9 / Verdroging Kennemerduinen bestreden Jos van Brussel en Piet Veel
12 / Interview met Ans Versteegh, teamleider drinkwater RIVM Maarten Gast
6
15 / ‘Sluis aan Zee’: water als drager voor een sterkere economie Teun Morselt
16 / Herstel vismigratie in Noord-Nederland in volle gang Jeroen Huisman, Herman Wanningen, Peter Paul Schollema, Martin Kroes en Piet Riemersma
20
18 / Hevelvistrap is een geschikte oplossing voor knelpunten Jappe Beekman, Kees van Os en Guus Kruitwagen
20 / Stand van zaken rond diffuse verontreiniging water Eilard Jacobs, Peter Schipper, André Bannink en Arno van Breemen
24 / Nieuwe steenbekleding zeeweringen
33
vergroot bescherming Zeeland Johannes Odé
26 / Meet- en regeltechniek: feedforward control Peter-Jules van Overloop
31 / Heldere meren in Nederland in 2015: droom of werkelijkheid? Harry Hosper, Rob Portielje en Eddy Lammens
34 / Toepassing zeolieten voor verwijdering ammonium bij de drinkwaterzuivering Anneke Abrahamse, Weren de Vet, Petra Scholte en Bas Heijman
37 / Oplossing van waterraadsels dichterbij Hans van Sluis
40 / Hoe gevoelig is de Nederlandse natuur voor verzilting? Maurice Paulissen, Eric Schouwenberg, Jouke Velstra en Wieger Wamelink
Bij de voorpagina: Eén van de vispassages die de afgelopen jaren in het stroomgebied van de Drentse Aa zijn aangelegd (het Loonerdiep) (foto: Herman Wanningen) (zie pagina 16 e.v.).
Nieuwe visie van kabinet op het waterbeleid Het beheer van het Nederlandse watersysteem moet de komende jaren veel duurzamer worden. Bovendien moeten de economische mogelijkheden die water biedt, beter worden benut. Dit stelt staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat Tineke Huizinga in de watervisie ‘Nederland veroveren op de toekomst’, waarmee het kabinet twee weken geleden instemde. Met het 94 pagina’s tellende document presenteert Huizinga haar plannen om water een sturende factor te laten worden bij het inrichten van de ruimte.
D
e watervisie is uitgewerkt aan de hand van vijf speerpunten: Nederland klimaatbestendig maken, economische mogelijkheden benutten, versterking van de natuur- en waterkwaliteit, bijdragen aan ontwikkelingssamenwerking en vergroten van de betrokkenheid bij water van de burger. De visie is de eerste stap in de richting van een Nationaal Waterplan, zoals de Waterwet voorschrijft en waarvan de eerste in 2009 klaar moet zijn. De watervisie moet een nieuwe impuls aan het Nederlandse waterbeleid geven. Dat is onder andere nodig omdat de natuurlijke veerkracht van het watersysteem door menselijk ingrijpen grotendeels is verdwenen. Mede door de klimaatveranderingen wordt juist op deze ‘sponswerking’ een steeds groter beroep gedaan. Om extreme weersomstandigheden beter op te kunnen vangen, moeten natuurlijke processen worden hersteld en moet het water meer ruimte krijgen. Staatssecretaris Huizinga introduceert daarom een
afwegingskader om bij beslissingen over locatiekeuzes, (her)inrichting van gebieden of wijken en het ontwerp van gebouwen en infrastructuur, de klimaatbestendigheid te vergroten.
Deltacommissie Het grote risico van klimaatverandering is dat de zeespiegel zodanig stijgt dat de bestaande wijze van kustverdediging niet langer voldoet. Een Deltacommissie nieuwe stijl onder leiding van voormalig minister van Landbouw Cees Veerman zal begin volgend jaar advies uitbrengen over de bescherming van de Nederlandse kust en het achterland. Daarbij wordt niet alleen rekening gehouden met de resultaten voor de korte en middellange termijn, maar ook met de verre toekomst, zelfs tot 2200. De commissie zal zich ook buigen over de ruimtelijke kwaliteit van de kust. Het kabinet zal het advies van de commissie betrekken bij haar visie op de kust, zoals die in het eerste Nationale Waterplan in 2009 zal worden opgenomen.
Economie Huizinga is van mening dat mogelijkheden voor economische ontwikkeling vaak gemist worden, omdat waterbeheer niet door een economische bril wordt bekeken. Zo levert de noodzakelijke opknapbeurt van de Afsluitdijk niet alleen een flinke kostenpost op, maar biedt het ook mogelijkheden om inkomsten te genereren. Bijvoorbeeld door de veiligheidsfunctie van de Afsluitdijk te combineren met duurzame energiewinning, transport over land en water, recreatie, natuurontwikkeling, visserij of wonen. Het combineren van functies rondom de Afsluitdijk kan ook belangrijk zijn voor de exportpositie van Nederland als innovaties daar in praktijkomstandigheden getest kunnen worden. Het kabinet wil extra aandacht voor innovaties op het gebied van water, omdat dit niet alleen de nationale economie kan versterken, maar ook van groot belang is voor de exportpositie van de watersector. Die positie staat onder
Begin van aanpak zwakke kustlocaties Het ministerie van Verkeer en Waterstaat is begonnen met de versterking van de zeeweringen van Ouddorp en Noordwijk. Beide zeeweringen worden gezien als zwakke schakels in de Nederlandse kust en zijn de eerste van in totaal acht kustlocaties die versterkt gaan worden. Zeedijk het Flaauwe Werk in Ouddorp op Goeree-
Overflakkee wordt zowel verhoogd als verbreed. Waterschap Hollandse Delta, uitvoerder van het Zuidhollandse project, verhoogt de bestaande dijk met drie meter over een afstand van 1,5 kilometer. Landinwaarts wordt het Flaauwe Werk 30 meter breder. Voor de verhoging is 300.000 tot 400.000 kubieke meter zand nodig. Tegelijkertijd met de dijkversterking komen er
Een grijper haalt een deel van het duin weg voor de boulevard van Noordwijk (foto: Hoogheemraadschap van Rijnland).
4
H2O / 18 - 2007
nieuwe strandopgangen en worden nieuwe fiets- en wandelpaden op de dijk aangelegd. Verder worden droge en natte ecologische verbindingen aangelegd. Eind 2008 moeten de werkzaamheden zijn afgerond en zal het Flaauwe Werk bestand zijn tegen mogelijke verdere zeespiegelstijging en zwaardere golfslag. Het Hoogheemraadschap van Rijnland is verantwoordelijk voor de versterking van de kust van Noordwijk. De duinen worden hier 50 meter breder gemaakt, in de richting van de zee. Onder de duinen, grenzend aan de boulevard, wordt een dijk gebouwd. Deze dijk wordt afgedekt met duin, zodat hij niet zichtbaar is en de boulevard op een natuurlijke manier overgaat in de duinen. Het strand ligt door de duinverbreding iets verder weg, maar blijft net zo breed als voorheen. Het strand is nu uit veiligheidsoverwegingen gesloten voor publiek. Uiterlijk eind april 2008 moet het weer toegankelijk zijn. ‘Zwakke Schakels’ is één van de programma’s van het ministerie van Verkeer en Waterstaat om overstromingen in Nederland te voorkomen. Andere programma’s zijn onder andere de Maaswerken, ‘Ruimte voor de Rivier’ en het Hoogwaterbeschermingsprogramma. Tot 2015 wordt via deze wegen ongeveer vijf miljard euro geïnvesteerd in veiligheidsmaatregelen.
actualiteit druk en Nederland heeft grote moeite haar wereldwijde marktaandeel vast te houden en uit te breiden. Om de Nederlandse reputatie in de wereld hoog te houden, ontwikkelt het kabinet een internationaal marketingprogramma. Hiermee vraagt Nederland aandacht voor innovatieve concepten van eigen bodem. Ook de bestaande wateractiviteiten waar Nederland bekend mee is geworden - zoals landaanwinning en baggerwerken - zullen in het marketingprogramma worden opgenomen.
Integraal beleid De watervisie geeft invulling aan de wens om het waterbeleid integraal aan te pakken: meer samenwerking tussen verschillende partijen - van burger tot overheid- en meer balans tussen veiligheid, ecologie en economie. Een voorbeeld hiervan is de zuidwestelijke delta. Na de watersnoodramp in 1953 zijn de meeste zeearmen van de delta afgesloten door keringen, dammen en sluizen. Dit heeft de bescherming tegen overstromingen weliswaar sterk verbeterd, maar de ecologische waarden van het gebied zijn hard achteruit gegaan en de waterkwaliteit is sterk gedaald. De drie deltaprovincies Zeeland, Zuid-Holland en Noord-Brabant voeren samen met het Rijk een programma uit waarbij veiligheid wordt gecombineerd met verbetering van de waterkwaliteit en de economische ontwikkelingen in het gebied.
Meer geld voor internationale waterprojecten Om een extra bijdrage te leveren aan oplossingen voor de internationale waterproblematiek opent 25 september de vijfde tender van het programma Partners voor Water. De miljoenentender staat open voor Nederlandse bedrijven en/of organisaties die met partijen in het buitenland werken aan innovatieve waterprojecten en zo een bijdrage leveren aan onder meer het behalen van de millenniumdoelen op het gebied van water en sanitaire voorzieningen.
E
erdere tenders van ‘Partners voor Water’ leidden tot een groot aantal succesvolle projecten en bevordering van de Nederlandse waterexportpositie. Zo is de Nederlandse expertise ingezet bij het tegengaan van overstromingen in Indonesië en bij het opsporen van offshore zoetwatervoorraden met informatie uit olieboringen voor de kust van Thailand. Naast deze concrete projecten werd door ‘Partners voor Water’ onder meer het volgende bereikt:
Meer ruimte geven aan water en andere klimaatbestendige maatregelen moeten meer draagvlak krijgen van de Nederlandse bevolking. Grotere bewustwording van de problematiek moet uiteindelijk leiden tot meer betrokkenheid bij het bedenken van de oplossingen. De campagne ‘Nederland leeft met water’ wordt daartoe geïntensiveerd en ook toegespitst op regionale vraagstukken die mensen kunnen herkennen. Jongeren vormen daarbij een aparte doelgroep omdat zij op termijn de verantwoordelijkheid zullen dragen voor de vraagstukken die nu in kaart worden gebracht (zie ook pagina 6). Het kabinet erkent dat de waterproblematiek niet alleen in Nederland speelt, maar een mondiaal vraagstuk is. Ook onderschrijft het kabinet de mening van de Verenigde Naties dat toegang tot veilig drinkwater en sanitaire voorzieningen een voorwaarde is om ook andere ontwikkelingsdoelen te bereiken. Nederland wil actief bijdragen aan de realisatie van de millenniumdoelstelling voor water, door de Nederlandse kennis en ervaring op het gebied van water- en deltatechnologie ter beschikking te stellen aan ontwikkelingslanden. In het programma Partners voor Water werken de ministeries van Buitenlandse Zaken, Ontwikkelingssamenwerking, Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, Economische Zaken, Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en Verkeer en Waterstaat samen om de Nederlandse waterinzet in het buitenland te versterken. Tijdens de Nationale Conferentie Waterbeheer op 12 en 13 september in Rotterdam waren de meeste reacties vanuit de watersector op deze watervisie positief.
een versterkte internationale reputatie van de Nederlandse watersector door succesvolle internationale conferenties, zoals het Wereld Water Forum en Aquaterra (deltatechnologie); een betere afstemming tussen ministeries en de watersector over missies met bewindslieden en inbreng bij internationale fora en beurzen; het betrekken van publieke en private partijen bij waterinnovatie; het opzetten van de zogeheten microwaterfaciliteit, waarin kleine onderzoeksafdelingen ondersteund worden in hun internationale plannen; het opzetten van een Wikipedia-achtig Smart Water Web om waterkennis internationaal te delen.
In 2006 zijn 26 voorstellen in het kader van de stimuleringsregeling gehonoreerd. Dit jaar wordt eenzelfde aantal verwacht. De vraag naar producten en diensten van de Nederlandse watersector neemt volgens het Netherlands Water Partnership aanzienlijk toe. Oorzaken hiervan zijn onder andere de klimaatverandering en de toenemende groei van de bevolking. Nederland staat inmiddels bekend om de integrale aanpak die water verbindt met bijvoorbeeld natuur, ruimtelijke ordening en economische ontwikkeling. Ondanks dit imago heeft Nederland internationaal nog een relatief klein aandeel in het oplossen van mondiale waterproblemen. Een extra inspanning is nodig om de snelle groei van de wereldmarkt en de technologische en maatschappelijke veranderingen bij te houden. Het programma wordt mogelijk gemaakt door vijf ministeries: Verkeer & Waterstaat, Buitenlandse Zaken, VROM, LNV en Economische Zaken. De uitvoering ligt in handen van de EVD in samenwerking met het Netherlands Water Partnership. De looptijd van het programma is van 2005 tot en met 2009. Voor meer informatie: Simon Warmerdam (EVD) (070) 778 80 55 of Lennart Silvis (NWP) (015) 215 17 28.
Waterpiramide langs A13 Langs de A13 bij Delft staat sinds het begin van deze maand een enorme witte tent die een duurzame oplossing moet bieden voor het tekort aan schoon drinkwater in Afrika. In oktober zal de piramide naar Afrika worden getransporteerd om daar dagelijks zo’n 1000 tot 1250 liter zout -en brak water te zuiveren en 300 tot 400 mensen van schoon drinkwater te voorzien.
De waterpiramide moet de aandacht vestigen op het 165-jarig bestaan van de TU Delft. Hoofdthema van het lustrum is Duurzaamheid in Afrika. Oud TU-student ir. Martijn Nitzsche ontwikkelde de piramide en won daarmee in 2006 de innovatieprijs voor kleinschalige toepassingen van de Wereldbank.
D
e waterpiramide pompt zout water op dat verdampt door de tropische temperaturen en vervolgens neerslaat. Hierdoor is nauwelijks energie nodig en wordt het water al voor 99 procent gezuiverd. Het is voor de eerste keer dat het is gelukt dit eenvoudige principe op grote schaal toe te passen. De buitenkant van de tent wordt gebruikt om regenwater op te vangen en op te slaan voor drogere tijden. De tent heeft een grondoppervlakte van bijna 600 vierkante meter, is ruim negen meter hoog en heeft een diameter van bijna 30 meter. H2O / 18 - 2007
5
Burger duidelijker maken dat het ernst is met waterproblemen Waterbeheerders en beleidsmakers moeten meer werk gaan maken van de bewustwording bij het grote publiek van de huidige en toekomstige waterproblemen. Dat was de teneur van de meeste lezingen tijdens de tiende Nationale Conferentie Waterbeheer van Studiecentrum voor Bedrijf en Overheid op 12 en 13 september in De Doelen in Rotterdam. Bij een overstroming in de Randstad kan de materiële schade oplopen tot ver boven de 100 miljard euro vanwege de concentratie van waardevolle gebouwen, industrie en infrastructuur. Dat wateroverlast door toenemende neerslag deels veroorzaakt wordt door simpele zaken als het betegelen van achtertuintjes is bijvoorbeeld vrijwel niet bekend bij de burger.
D
e meeste Nederlanders weten inmiddels dat er iets moet gebeuren om nieuwe overstromingen in Nederland te voorkomen, maar ze voelen zich niet betrokken bij de oplossing, aldus dijkgraaf Alfred van Hall van Waterschap Hunze en Aa’s als één van de eerste sprekers tijdens de conferentie. Hij mist het bewustzijn bij de gemiddelde Nederlander over zijn medeverantwoordelijkheid voor de inrichting van het land. Directeur Ruimte van het ministerie van VROM, Peter Torbijn, maakte duidelijk dat het Rijk zal blijven investeren in de Randstad, maar dat de ruimtelijke inrichting achter dijken kritischer bekeken zal worden. De
Zuidplaspolder bij Gouda vormt daarvan een voorbeeld. Torbijn noemde ook Almere, waar de discussie begonnen is over het binnen of buiten de bestaande dijken bouwen nu deze stad qua omvang in de komende decennia gaat verdubbelen. Hoogteverschillen in regio’s moeten meer bepalend zijn voor de inrichting van een gebied, meent hij. Wateroverlast door zware regenval in dichtbevolkte gebieden kan deels aangepakt worden als burgers duidelijk gemaakt wordt dat zij bijvoorbeeld hun achtertuintjes niet allemaal moeten verharden. Dijkgraaf Lambert Verheijen van Aa en Maas wees op de volgens hem slechte informatie-
De deelnemers aan de Nationale Conferentie Waterbeheer hebben op de laatste dag vijf punten op de agenda geplaatst voor de politici: een coördinerend minister voor klimaat Adequaat reageren op klimaatverandering is voor Nederland van existentieel belang. Toch dreigt het tussen wal en schip te vallen. Ministers van LNV, Verkeer en Waterstaat en VROM leggen persoonlijke accenten op voedselkwaliteit, water, mobiliteit, milieu en woonwijken. Juist klimaat vraagt inhoudelijke congruentie en een consistente koers die niet onderhevig is aan de uitslag van politieke peilingen; leiderschap bij gebiedsontwikkeling Gebiedsontwikkeling is een veelbelovende aanpak om problemen met water om te buigen naar kansen. Nog te vaak kúnnen (wetgeving) of dúrven (cultuur en leiderschap) overheden niet door te pakken, als een kleine minderheid zich met hand en tand blijft verzetten tegen ruimtelijke veranderingen. Overheden verschuilen zich dan achter elkaar, want verantwoordelijkheden zijn onvoldoende helder. Dit frustreert een ruime meerderheid, die blijft hangen in zich opstapelende problemen; geld voor uitvoering Na vele jaren van ontelbare hoeveelheden plannen is het hoog tijd voor uitvoering. De Watervisie van het kabinet zet weer in op nieuwe plannen en is broodmager waar het gaat om publieke middelen. Dit terwijl de evaluatie van de ramp in New Orleans laat zien dat voldoende geld voor waterbeheer de ramp had kunnen voorkomen; private partijen bij het waterbeheer van de 21e eeuw Waterbeheer is in Nederland nog voor een zeer groot deel een publieke zaak. Nu het omgaan met water zich meer ruimtelijk gaat manifesteren, veel meer middelen gaat vragen en gebaat is bij creatieve onorthodoxe oplossingen, is het zaak dat overheden private partijen er veel nauwer bij betrekken; communicatie over klimaatverandering Klimaat lijkt een hype, terwijl het voor Nederland ernst is. Communiceer feiten die het midden houden tussen ontkenning en vergroting van wat er op ons afkomt. Accepteer dat we aan de vooravond staan van zeer ingrijpende ruimtelijke veranderingen. Pas na acceptatie kunnen we als land van innovatieve ondernemers van de nood een deugd maken.
6
H2O / 18 - 2007
voorziening vanuit het Rijk over de besluitvorming rond de noodoverloopgebieden. “Daarvan is niets in praktijk gebracht. De mensen uit de genoemde gebieden gaan nu zelf aan het werk”, hierbij verwijzend naar de inwoners van de Overdiepse Polder. Financieel blijkt de aanleg van noodoverloopgebieden (in de Ooijpolder en de Beerse Overlaat) niet haalbaar. Waterschap Aa en Maas is nu zelf ook druk doende met plannen om rond ‘s-Hertogenbosch compartimenteringsdijken aan te leggen. De stad kampte tot voor kort met wateroverlast als zowel de Aa als de Dommel veel water aanvoerden. Beide rivieren komen bij ‘s-Hertogenbosch bij elkaar. In 1995 brak één van de dijken aan de zuidkant van de stad, waardoor de snelweg A2 twee weken onder water kwam te staan. Het risico op overstromingen is ter plekke - ook vanwege de lage ligging van de omgeving van ‘s-Hertogenbosch - behoorlijk groot. Verheijen mist de aandacht hiervoor. “Alle aandacht gaat naar de kust. Daar is het probleem zichtbaarder dan in hoog Nederland”. Terugkomend op de informatievoorziening moest hij kwijt dat hij er versteld van staat dat de burgemeesters die volgend jaar bij een overstromingsoefening zullen worden betrokken, hiervan zo weinig kennis hebben. “De commissie Luteijn is mislukt, omdat pas na het uitkomen van haar rapportage de discussie plaatsvond met de betrokken overheden en bewoners”. Waterschap Aa en Maas gaat nu de discussie aan om eventueel de veiligheidsnormen te verhogen. Rob de Bruin van AON Risico Management Nederland ging in op de verzekerbaarheid van overstromingsrisico’s. Hij vergeleek daarbij de situatie in Nederland met die in België, Franrkijk, Duitsland, Groot-Brittannië en de Verenigde Staten. De Bruin pleitte voor aansluiting bij de Fransen en Belgen. Daar moet iedereen zich verplicht op de reguliere polis meeverzekeren voor natuurrampen. De Staat speelt hierbij de rol van herverzekeraar naast de private verzekeraars. In Duitsland doet de overheid niet mee en is ook geen sprake van een verplichting. De premie hangt hier af van het risicoprofiel van de locatie.
verslag
Binnen de waterketen zal de samenwerking tussen gemeenten en waterschappen op korte termijn het meeste resultaat opleveren. Door hardere afspraken met betrekking tot (het boeken van) concrete resultaten moet de burger de doelmatigheid in de waterketen in zijn portemonnee terug zien. Dit kan alleen gerealiseerd worden als de bestuurders zich conformeren aan besparingen binnen de afvalwaterverwerking. Dit blijkt uit het onderzoek van Hoffman Krul & Partners onder de betrokkenen in de waterketen. De resultaten werden gepresenteerd tijdens de Nationale Conferentie Waterbeheer. Dit jaar is het bestuursakkoord Waterketen ondertekend. Het moet bijdragen aan een doelmatigere en transparantere waterketen. Efficiency is nodig om de stijgende kosten (klimaatverandering, waterkwaliteit, vervangen riolering) binnen de perken te houden. Het bestuursakkoord is vormgegeven door het Rijk, het Interprovinciaal Overleg, de Unie van Waterschappen, Vewin en de Vereniging Nederlandse Gemeenten. Al vele jaren wordt gesproken over samenwerking in de waterketen. Er zijn ook vele initiatieven gestart; meer dan 300 samenwerkingsverbanden staan geregistreerd. Verschillende onderzoeken hebben besparingsmogelijkheden aangetoond. Realisatie hiervan blijkt echter lastiger. De belangrijkste doelen waartoe de samenwerking moet leiden, zijn: minder maatschappelijke lasten, betere service naar de burger en bedrijven en een structureel integraal beheer van de afvalwaterketen. Alle partijen vinden dat het tot een vorm van samenwerking moet komen. Burgers en bedrijven moeten hiervan het meeste profiteren. Uit het onderzoek blijkt dat samenwerking tussen de waterschappen en de gemeenten op De hoogste slagingskans op korte termijn.
korte termijn de grootste kans van slagen heeft. Alle respondentgroepen zijn ervan overtuigd dat deze samenwerking veruit meer kans van slagen heeft dan een andere combinatie van samenwerking: tussen drinkwaterbedrijven en gemeenten of tussen drinkwaterbedrijven en waterschappen. De nadruk bij de samenwerking tussen gemeenten en waterschappen betreft vooral de afvalwaterverwerking en de waterplannen. De meningen over wie het voortouw in de samenwerking moet nemen, verschillen. De VNG en de Unie van Waterschappen hebben in september 2006 een kader aangegeven voor permanente samenwerking in het afvalwatersysteem. Hierin worden de waterschappen, als knooppunt van het zuiveren van afvalwater, gepositioneerd als trekker van dit proces. Hoffman, Krul & Partners vroeg de respondenten een rapportcijfer te geven voor hun beeld met betrekking tot de voortgang en diepgang in samenwerking. Voor de samenwerking tussen gemeenten en waterschappen wordt gemiddeld een 7 gegeven; beduidend hoger dan de andere samenwerkingsmogelijkheden. Provincie en Rijkswaterstaat zijn over het algemeen positiever over de verschillende combinaties van samenwerking. De reden van dit verschil zou verder onderzocht moeten worden.
Beleving en werkelijkheid liggen uit elkaar De respondenten is ook gevraagd welk onderdeel het beste voor samenwerking in aanmerking komt. Dit oordeel is uitgezet tegen de samenwerkingsinitiatieven. Hieruit blijkt dan men vooral mogelijkheden ziet in waterplannen en kennisuitwisseling. De werkelijkheid laat een ander beeld zien. Hier ligt de samenwerking vooral bij afstemming van investeringen,
waarbij tweederde betrekking heeft op de optimalisatiestudies van het afvalwatersysteem (OAS). Deze studies worden, naast Aquario en Waternet, als één van de successen van de samenwerking gezien. Met het bestuursakkoord waterketen is een volgende stap gezet in de samenwerking in de waterketen. Een gemiste kans in het akkoord is de mate van vrijheid en het gegeven dat alleen gesproken wordt over inspanning en niet over concrete resultaten, aldus de geënquêteerden. Het doen van een benchmark levert immers nog geen efficiency op. Als we de burger de verbeteringen willen laten ervaren, dient de vrijblijvendheid plaats te maken voor concrete resultaatafspraken, waardoor alle bestuurders doelmatigheid in de waterketen tot hun prioriteit benoemen.
Samenvattend De drinkwaterbedrijven blijven voorlopig aan de kant staan. Om de samenwerking in de waterketen sneller vorm te geven, waardoor de burger inderdaad het voordeel krijgt wat hem wordt beloofd, dient de aandacht vooral gericht te worden op de samenwerking tussen waterschappen en gemeenten. Hierbij nemen de waterschappen de leidende rol op zich. Bestuurders moeten prestaties laten zien: tien procent verlaging van de afvalwaternota in drie jaar. In het licht van het Bestuursakkoord Waterketen dienen de organisaties verplicht de voortgang tot samenwerking aan te tonen en dienen de resultaten van benchmarking te leiden tot efficiencyverbeteringen. Realisatie en ambities met betrekking tot de doelstellingen in de waterketen mogen immers niet afhankelijk zijn van de ‘individuele’ bestuurder.
Remco Heijnen (Hoffman Krul & Partners)
Beste onderdeel van samenwerking.
Baat bij samenwerking.
H2O / 18 - 2007
7
Nieuw fonds voor sanitatie in ontwikkelingslanden Chris Zevenbergen.
Slechts tien procent van de Duitsers heeft zich tot nu toe verzekerd voor natuurrampen (onder andere overstromingen). In GrootBrittannië speelt de overheid weliswaar ook geen rol en is ook geen sprake van een verplichte verzekering, maar hier is wel een laag eigen risico ingevoerd, waardoor bijna iedereen zich verzekert. Bij de recente zware overstromingen is de ontstane schade (van circa 4,5 miljard euro) uit te betalen. Wel is meteen de discussie ontstaan of de volgende keer de schade weer is uit te keren. Volgens De Bruin kan in Nederland de materiële schade bij een overstroming in de Randstad oplopen tot ver boven de 100 miljard euro. De opnieuw zeer bevlogen Chris Zevenbergen van Dura Vermeer maakt zich grote zorgen over het niet meewerken van de bouwsector in Nederland aan de discussies over de toekomstige inrichting van het land en de rol van water daarin. In programma’s als ‘Leven met water’ is de bouw niet vertegenwoordigd. Die sector heeft momenteel meer dan genoeg opdrachten voor VINEX-wijken. Bovendien kampt de bouw met een personeelstekort. Toch is het de bouw die uiteindelijk het nieuwe beleid zal moeten uitvoeren. Volgens Zevenbergen zorgt de verandering in klimaat ervoor dat statistieken niet meer kloppen, de risicoinschatting moeilijker wordt en daarmee ook het bedenken van de beste oplossing voor een waterprobleem. De bouwsector zal aanpassingen in de ruimtelijke inrichting moeten doorvoeren die deels terugggedraaid kunnen worden. Zevenbergen mist bij de landelijke overheid een sterk pleitbezorger die eisen stelt. Koplopers in de watersector moeten gestimuleerd worden. De rest komt vanzelf wel, gelooft Zevenbergen. Hij ziet in Meerstad in Groningen een voorbeeld van samenwerking zoals die elders in Nederland nog nauwelijks voorkomt. Hij gelooft ook dat Nederlanders nog wat kunnen leren van Japanners. Naar aanleiding van enkele wederzijdse bezoeken mist Zevenbergen het slagvaardige karakter van de Japanners die de afgelopen jaren in een fors tempo enorme waterinfrastructurele voorzieningen hebben gebouwd.
8
H2O / 18 - 2007
De tweede dag van de conferentie stond in het teken van gebiedsontwikkeling. Watergraaf Peter Glas van De Dommel maakte zich ook druk, nu om de tergend langzame besluitvorming als slechts enkele individuen allerlei procedures aangrijpen om iets tegen te houden. Glas pleitte ervoor dat een besluit onherroepelijk wordt na een bepaalde tijd. Ook over het tempo van de gemeenten als het om stedelijk waterbeheer gaat, was hij niet zo te spreken. Pas eenderde van alle gemeenten beschikt over een gemeentelijk waterplan. En ook het rijksbeleid ten aanzien van de grote rivieren scoort bij Glas niet hoog. Het werk aan regionale wateren stagneert volgens hem regelmatig omdat de beleidsontwikkeling voor het hoofdwatersysteem langzaam verloopt. Op dit moment is nog steeds een kwart van de primaire waterkeringen niet in orde en van nog eens een kwart is nog steeds onbekend hoe de staat ervan is. Voorzitter Henry Meijdam van de VROM Raad pleitte ervoor om de klimaatverandering niet langer primair te zien als dreiging, maar als aanleiding om na te denken over een nieuwe strategische inrichting van Nederland. Hij is voorstander van het organiseren van een spraakmakende manifestatie om te komen tot een breed gedragen maatschappelijke visie op een klimaatbestendig Nederland.
Hoe ervaart de burger veiligheid? Jop Groeneweg van de Universiteit van Leiden maakte de aanwezigen duidelijk dat eigenlijk alleen klinisch depressieven een redelijk juiste risicoperceptie hebben. Alle andere mensen kunnen risico’s moeilijk inschatten of schatten deze ronduit verkeerd in. Dagelijkse doden in het verkeer zijn minder erg dan éénmaal in de zoveel jaar een aantal doden bij bijvoorbeeld geweld door een maniak op een school in de Verenigde Staten.
De Nederlandse ontwikkelingsorganisatie Simavi heeft het fonds Hoge Nood opgericht voor de aanleg van sanitaire voorzieningen en voorlichting over hygiëne op scholen in Azië en Afrika. Hiermee loopt de organisatie vooruit op het VN-jaar van sanitatie: 2008.
W
ereldwijd hebben 2,6 miljard mensen geen beschikking over een toilet, latrine of andere sanitaire basisvoorzieningen. Samen met het gebrek aan schoon drinkwater is dit de oorzaak van een groot aantal ziekten, waaronder diarree. Jaarlijks sterven 1,8 miljoen mensen aan de gevolgen van diarree, vooral kinderen. Op scholen in ontwikkelingslanden is het vaak slecht gesteld met de hygiëne. Vooral meisjes gaan vaak niet naar school, omdat daar geen toiletten zijn. Hun behoefte moeten doen in het struikgewas is onveilig voor de meisjes én onhygiënisch. Simavi wil dan ook zoveel mogelijk toiletblokken op scholen bouwen. Daarnaast moet het Hoge Nood fonds ook voorzien in voorlichting over hygiëne aan schoolkinderen. Uit onderzoek blijkt bijvoorbeeld dat gevallen van diarree met 33 procent verminderd kunnen worden als de handen na toiletgang worden gewassen. Ook op scholen waar geen stromend water aanwezig is, kunnen de handen toch gewoon worden gewassen door gebruik te maken van een jerrycan met een kurk. Simavi voert al twee jaar campagne voor betere toegang tot sanitaire voorzieningen in Afrika en Azië. Zo liet de organisatie afgelopen jaar een wc-kalender maken waarop bekende Nederlandse moeders poseren op door kunstenaars beschilderde toiletpotten. Op 26 november houdt Simavi samen met het Netherlands Water Partnership , het International Water and Sanitation Centre en WASTE (een organisatie voor duurzame stedelijke ontwikkeling van de armen), een symposium voor Nederlandse organisaties die werkzaam zijn binnen het werkveld van sanitatie. Op deze dag wordt in Nederland ook het startschot gegeven voor het VN-jaar van sanitatie; de internationale aftrap vindt plaats op 21 november in New York. Voor meer informatie: Wendy Lambers (023) 531 80 55.
achtergrond
Verdroging Kennemerduinen bestreden Op 1 mei 2002 werd de drinkwaterwinning in de Kennemerrduinen beëindigd. Nu, ruim vijf jaar later, blijkt dat de verdroging van het 5000 hectare grote nationale park vergaand is bestreden en dat de gevreesde grondwateroverlast aan de duinrand is uitgebleven. Die conclusie is te trekken uit onderzoek van het waterleidingbedrijf PWN. Gemeenten in de regio Zuid-Kennemerland, waterleidingbedrijf PWN, Hoogheemraadschap van Rijnland en de provincie hebben daarom op 19 september een punt gezet achter dit aanvankelijk omstreden project. en door inkoop van drinkwater van het naburige bedrijf Waternet. In de toekomst zullen de duinen alleen in noodsituaties worden gebruikt, bijvoorbeeld wanneer water uit de Rijn onbruikbaar is door een chemische ramp.
Natuurherstel vergt meer
Een natte vallei in de Kennemerduinen.
D
oordat grondwater indertijd de enige betrouwbare bron (vrij van bacteriën en virussen) was voor de drinkwatervoorziening en in het westen van Nederland alleen de duinen zoet grondwater bevatten, bouwden de grote steden eind 19e eeuw grondwaterpompstations in de duinen. Zo deed de gemeente Haarlem dat in 1898 in de duinen bij Overveen. Met de toename van de vraag naar drinkwater, vooral na de Tweede Wereldoorlog, leidde dit tot steeds grotere verdroging van de Kennemerduinen. In de jaren ‘70 waren de soorten van het natuurlijke, natte duinecosysteem vrijwel verdwenen. In 1984 werd de Grondwaterwet van kracht waarin de verdeling van beschikbaar grondwater tussen de betrokken belangen werd geregeld. In de duinen van ZuidKennemerland ging het hierbij vooral om de tegenstelling tussen drinkwaterwinning en de natuur. Kort gezegd werd de afweging met name beïnvloed door de argumentatie dat de openbare drinkwatervoorziening inmiddels over alternatieve zuiveringstechnieken beschikte en het duingebied een nationaal park was met hoge (potentiële) natuurwaarden. In het provinciaal Grondwaterplan (1986) werd voor dit gebied voorgeschreven dat de duinwaterwinning
in de Kennemerduinen moest worden teruggebracht van 9.5 naar twee miljoen kubieke meter per jaar. Bij die vermindering zou weer natuurlijk open water - en daarbij een complete nat-droog-gradiënt - ontstaan. De winningen aan de rand van de duinen, samen circa vijf miljoen kubieke meter per jaar, werden hierbij ongemoeid gelaten. De vermindering werd na realisatie van alternatieve drinkwateraanvoer en het treffen van maatregelen tegen grondwateroverlast in 1998 uitgevoerd. In datzelfde jaar besloot PWN om de winningen in en om het nationaal park helemaal te staken. Uit overwegingen van volksgezondheid wilde PWN, dat na een fusie ook het beheer had gekregen over de Kennemerduinen en de grondwaterwinningen, overgaan tot centrale ontharding. Dit bleek bij de relatief kleine en verspreid liggende pompstations duurder uit te pakken dan bij de bestaande grotere eenheden buiten de Kennemerduinen. Nadat opnieuw maatregelen werden getroffen om grondwateroverlast te voorkomen, werd de winning in en rond de Kennemerduinen op 1 mei 2002 volledig stopgezet. Het voorzieningsgebied van PWN in Zuid-Kennemerland wordt vanaf die datum voorzien van water uit de Rijn dat in Heemskerk wordt gezuiverd,
Voor natuurherstel is alleen een stijging van het grondwater niet voldoende. Een stijgende grondwaterstand leidt in verdroogde gebieden tot mineralisatie, zeker wanneer de bodem landbouwkundig is gebruikt. In de duinvalleien van ZuidKennemerland is dit het geval. Zo vond in de valleien jarenlang aardappelteelt plaats. De mineralisatie leidt tot een grotere voedselbeschikbaarheid voor planten en daardoor tot verruiging, zoals groei van brandnetels. De beoogde kenmerkende vegetaties van voedselarme duinvalleien kunnen daardoor niet tot ontwikkeling komen. Om dit te voorkomen, is het het meest ideaal om de bewerkte bovengrond weg te nemen (plaggen en afgraven) en weer te laten stuiven tot op het grondwater, zodat weer een schone uitgangssituatie ontstaat. Verschraling kan ook worden bereikt door maaien en afvoeren of door begrazen. In het Masterplan Regeneratie Duinvalleien is aangegeven welke valleien geplagd en gemaaid moeten worden. Een groot deel van deze werken is inmiddels uitgevoerd. Jaarlijks wordt ook een flink oppervlak gemaaid. Verder is sinds een aantal jaren integrale begrazing in het nationaal park ingevoerd. Met de uitvoering van deze werken is een bedrag van 2,9 miljoen euro gemoeid geweest. Kosten voor maaien en grazen bedragen circa 60.000 euro per jaar. Prioritaire habitats, zoals natte duinvalleien en stuifzandgebieden, zijn hierdoor zowel in omvang als in kwaliteit sterk vooruit gegaan. Dit geldt ook voor de flora en met name rode lijstsoorten, zoals parnassia, knopbies, rode ogentroost, moeraswespenorchis, slanke duingentiaan en vele andere. Ook de vogelwereld reageerde op de vernatting door vestiging van pioniersoorten als kleine - en bontbekplevier. Verder namen soorten van natte habitats als blauwborst, rietgors en bosrietzanger sterk toe. De toename van stuivend zand bevorderde de daarvan afhankelijke insectensoorten en de zandhagedis. De talloze meertjes en plasjes leidden verder onder andere tot een groei van het aantal libellensoorten. Deze ontwikkelingen zijn nog lang niet ten einde.
H2O / 18 - 2007
9
Natte kelders en tuinen Het besluit om de waterwinning helemaal te stoppen was omstreden omdat vrees bestond voor grondwateroverlast aan de duinrand. Kelders, kruipruimten en tuinen zouden onder water komen te staan als het duinwater niet meer zou worden opgepompt. Daar kwam bij dat de verantwoordelijkheden rond het grondwaterbeheer onduidelijk waren en dat er in die periode, tussen 1998 en 2001, al volop sprake was van grondwateroverlast. Bewoners in de regio weten de overlast aan de vermindering van de grondwaterwinning die in de jaren ervoor al had plaatsgevonden. Provincie en PWN wezen de hoge neerslag als hoofdoorzaak aan. Zo viel in 1998 in Overveen maar liefst 1140 millimeter regen, terwijl de jaarlijkse hoeveelheid normaal 800 tot 900 millimeter bedraagt. PWN en provincie stelden dat het verminderen van waterwinning alleen effect had in de duinen en direct aan de duinrand. Maar daar waren tussen 1996 en 1998 al voorzieningen getroffen en waren nu geen klachten. Er werd tussen 1999 en 2002 veel onderzoek verricht, niet alleen door PWN, provincie en gemeenten, maar ook door Vereniging Eigen Huis. Deze kwam tot de conclusie dat de stijging van het grondwaterpeil twee hoofdoorzaken had: de toegenomen regenval en de aanleg van nieuwe riolering. Eigen Huis constateerde dat de wateroverlast zich met name voordeed in oudere wijken, waar de oorspronkelijke gresbuizenriolering door scheurtjes als een drainage werkte. Bij vervanging door waterdichte buizen ging de drainerende werking verloren.
Verantwoordelijkheden onduidelijk Ook de vraag wie nu verantwoordelijk was voor het betalen van maatregelen, gaf aanleiding tot stevige discussies. Aan de ene kant kon worden gesteld dat de veroorzakers moesten betalen. Dat waren PWN en provincie, omdat zij de verdroging van de duinen wilden bestrijden. Aan de andere kant kon ook worden gezegd dat PWN een vergunning had om grondwater te winnen, maar geen plicht. Waarom zouden gemeenten, waterschappen en woningeigenaren hier niet hoeven te investeren om droge voeten te houden, terwijl ze dat op andere plaatsen in Nederland wel moeten. Het initiatief om de waterwinning stop te zetten kreeg veel aandacht en verschillende malen werden kritische Tweede Kamervragen gesteld over de oorzaken van grondwateroverlast en de verantwoordelijkheden. Gelukkig wilden betrokken overheden en PWN elkaar niet juridisch bevechten, maar hadden zij besloten om problemen via overleg op te lossen. Daarbij is uiteindelijk afgesproken dat PWN en de provincie mee zouden betalen in situaties waar de invloed van stopzetting van de waterwinning duidelijk aanwezig was en dit tot hogere kosten dan gangbaar leidde. Het meeste werd geïnvesteerd in wijken in Bloemendaal en in het duingebied zelf. Hier zou de grondwaterstand behoorlijk stijgen en waren maatregelen snel nodig. Maar ook in Velsen, Haarlem, Heemstede en Zandvoort
10
H2O / 18 - 2007
Parnassia.
werden voorzieningen tegen grondwateroverlast getroffen.
Maatregelen en urgentie Het totale bedrag dat is geïnvesteerd om schade te voorkomen, bedroeg ongeveer twaalf miljoen euro. De maatregelen verschilden van karakter. Laaggelegen terreinen in de duinen, zoals een camping en een volkstuincomplex, werden door PWN opgehoogd; een oude waterloop die was dichtgegooid werd door het Hoogheemraadschap van Rijnland hersteld en in woonwijken legden de gemeenten drainagesystemen aan. Daarbij werd onderscheid gemaakt tussen urgente en minder urgente maatregelen. Urgente maatregelen moesten worden uitgevoerd voordat de waterwinning helemaal werd gestopt en niet-urgente maatregelen konden ook later worden getroffen. In het laatste geval ging het vooral om gebieden in Haarlem en Heemstede. Door het stopzetten van de waterwinning zou de grondwaterstand hier maar een paar centimeter stijgen. Met de aanleg van drainage kon worden aangesloten op de planning van regulier rioleringswerk, zodat kosten konden worden bespaard. Naast deze maatregelen besloten gemeenten, provincie en PWN ook om particulieren drie jaar lang subsidie te verlenen voor bouwkundige maatregelen tegen grondwateroverlast. De subsidieregeling werd vooral gebruikt voor het waterdicht maken van kelders en kruipruimten. Bijkomend positief effect was dat droogpompen van kelders en kruipruimtes niet meer nodig was. De riolering werd minder belast en in natte tijden vond minder overstort vanuit de riolering plaats. Het mes sneed zo aan twee kanten. De regeling werd opengesteld voor alle woningeigenaren in de gemeenten Haarlem, Bloemendaal, Velsen en Heemstede. In totaal werd ruim driehonderd keer subsidie gegeven.
Blauwborst.
Vinger aan de pols Om goed te kunnen controleren of de berekeningen wel klopten en om in te kunnen grijpen als dat onverhoopt nodig mocht zijn, werd afgesproken om de grondwaterstand goed te meten. Dat gebeurde de afgelopen jaren op tientallen plaatsen in de duinen en in het stedelijk gebied buiten de duinen. Uit de metingen bleek dat de grondwaterstand in de duinen één tot enkele meters is gestegen. In woonwijken aan de duinrand is de grondwaterstand door de aanleg van drainagesystemen niet of nauwelijks omhoog gekomen. Integendeel, in een aantal woonwijken is deze daardoor tot enkele decimeters gedaald. Na de aanvankelijke twijfels en discussies is het project intussen een succes geworden. De natuur heeft zich hersteld en nergens in Nederland is de verdroging op zo’n grote
achtergrond Waterberging bij tuinders verlengd tot 2010 Het Hoogheemraadschap van Delfland heeft besloten de waterberging in gietwaterbassins tot 2010 voort te zetten. Evaluatie heeft uitgewezen dat deze waterberging door tuinders helpt bij de bestrijding van wateroverlast.
T
uinders stellen hun bassins in september, oktober en november ter beschikking voor eventuele opslag van regenwater. Het watersysteem wordt daarmee minder belast. In het najaar laten de tuinders de gevulde bassins namelijk gedeeltelijk leeglopen in de omringende sloten en voeren het af. In de bassins ontstaat dan ruimte voor het opvangen van zware regenbuien. Eerder ontbrak die bufferruimte, omdat de bassins toen tot de rand toe waren gevuld. De tuinders blijven ĂŠĂŠn euro per beschikbaar gestelde kubieke meter ontvangen. Het project dat in 2002 begon, zou oorspronkelijk tot eind dit jaar lopen. In 2010 besluit Delfland op basis van een nieuwe evaluatie of het project verder wordt verlengd. Voor meer informatie: Margreet Vermeer (015) 260 81 08.
Vlotterkering voor Woudse polder Het Hoogheemraadschap van Delfland gaat binnenkort beginnen met de aanleg van een vlotterkering, bedoeld als tijdelijke waterkering van de Woudse polder. Hier legt het hoogheemraadschap een omvangrijke calamiteitenberging aan die hoge waterpeilen en dijkdoorbraken langs de Zweth moet voorkomen.
A
schaal bestreden. Ook voor wat betreft de aanpak van grondwateroverlast is het project een voorbeeld geworden. Partijen hebben ondanks het ontbreken van duidelijke regels over de verantwoordelijkheid goede
afspraken gemaakt en er is geen grondwateroverlast ontstaan. Jos van Brussel (Provincie Noord-Holland) Piet Veel (PWN)
ls er veel regen valt, kan Delfland water opslaan in de calamiteitenberging om de kaden te ontlasten. Als de vlotterkering wordt ingezet, heeft de berging in de Woudse polder een capaciteit van 800 miljoen liter water. De tijdelijke kade wordt bovenop de bestaande kade gebouwd, over een lengte van 1150 meter. De vlotterkering bestaat uit een drijvend onderdeel (de vlotter) met daarop een deksel die als kering dient. Als de vlotterkering niet wordt gebruikt, hangt deze in betonnen bakken die zijn verzonken in de kade. Wanneer water uit de polder in de bakken wordt gepompt, drukt de vlotter de kering vanzelf omhoog. Door het drijfvermogen van de vlotter blijft de kering op zijn plaats.
H2O / 18 - 2007
11
ANS VERSTEEGH, TEAMLEIDER DRINKWATER RIVM:
“Nooddrinkwatervoorziening steeds actueler” De tijd dat in Nederland een apart Rijksinstituut voor Drinkwatervoorziening bestond, ligt inmiddels vele jaren achter ons. De drinkwaterbedrijven zijn groot geworden en hebben hun eigen deskundigen in dienst op het gebied van winning, zuivering en distributie. Vewin heeft niet meer de plicht om een tienjarenplan te maken dat op basis van de planning van de afzonderlijke bedrijven aangeeft hoe de drinkwatervoorziening in de toekomst wordt zekergesteld. Dat de drinkwatervoorziening een taak van de overheid is, staat in eigen land geheel buiten discussie. Dat de centrale overheid daarin haar eigen rol heeft, blijkt uit de nieuwe Drinkwaterwet die op stapel staat. De deskundigheid van het Rijk op drinkwatergebied is, behalve bij het ministerie van VROM, verankerd bij het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM). Verslag van een gesprek met ir. Ans Versteegh, teamleider Drinkwater, ergens in één van de vele gebouwen die in de bossen van Bilthoven het complex van het RIVM vormen.
Waar ben ik nu beland? “Je bent hier bij de sector Milieu en Veiligheid van het RIVM. In de zeer nabije toekomst gaan wij het Centrum voor Gezondheid, Milieu en Inspectieadvisering heten. Dit centrum is onderdeel van één van de vier sectoren die het RIVM kent. De andere drie zijn Volksgezondheid en zorg, Infectieziektenbestrijding en Geneesmiddelen en Voeding. Op dit terrein zijn verder nog gehuisvest het Natuur en Milieu Planbureau (NMP) en het Nederlands Vaccinatie Instituut (NVI) - dat de productie en distributie van vaccins voor het rijksvaccinatieprogramma verzorgt. Het RIVM en het NVI vallen onder het ministerie van VWS; het NMP onder het ministerie van VROM. Het zijn inmiddels alle drie agentschappen. Marc Sprengers is directeur-generaal van het RIVM en Reinout Woittiez is directeur van de sector Milieu en Veiligheid. Binnen deze sector ben ik teamleider drinkwater.”
Wat doen jullie op drinkwatergebied? “Wij bekijken de hele keten van bron tot tap. Wij houden ons bezig met de bescherming van de bronnen, zowel oppervlaktewater als grondwater, de implementatie van de Kaderrichtlijn Water en met alles wat betrekking heeft op de kwaliteit van drinkwater, zowel de normstelling als de rapportage. Beveiliging vormt tegenwoordig ook een belangrijk punt. Daarnaast onderhouden we vele buitenlandse contacten.” “We doen ons werk overigens niet alleen. Er is ook inbreng van de afdelingen Straling en Microbiologie, de club die vroeger onder leiding van Arie Havelaar stond. We doen veel projecten voor het ministerie van VROM, zowel voor de beleidsdirectie als voor de Inspectie.”
Kunt u een voorbeeld geven? “Recent is ons gevraagd om de legionellawetgeving te evalueren. Wij verzamelen dan zoveel mogelijk informatie, we houden interviews en we maken een rapport. Voordeel is dat we hier in huis een grote achterban hebben die we kunnen raadplegen. We hebben contacten met alle
12
H2O / 18 - 2007
GGD’s. Alle meldingen van patiënten met legionellose worden hier geregistreerd. Wij beschikken daarnaast over de gegevens van alle waterleidingbedrijven. Uiteindelijk gaat zo’n rapport via de minister, met de aanbevelingen van de beleidsdirectie, van het ministerie naar de Tweede Kamer.”
Neemt het aantal legionellabesmettingen toe of af? “Het aantal patiënten dat geteld wordt, neemt toe. Het aantal meldingen van Legionella in drinkwaterinstallaties is min of meer constant. Ze komen vooral uit ziekenhuizen en zwembaden. Juist in ziekenhuizen heb je te maken met kwetsbare personen. De aanleg van installaties moet en kan beter. De inspectietaak van de waterleidingbedrijven wordt ook weer aangetrokken. Collectieve installaties moeten in ieder geval achteraf gecontroleerd worden. Alles overlaten aan de installatiebedrijven, ook al zijn deze gecertificeerd, blijkt onvoldoende te werken.” “Onze sector kent ook een milieuongevallendienst die 24 uur per dag, zeven dagen in de week paraat is. Deze wordt ingeschakeld bij milieucalamiteiten, rukt uit met meetapparaten en neemt monsters. De dienst levert assistentie bij bijzondere zaken, ondersteunt vaak de brandweer die zijn eigen meetdienst heeft. We moeten binnen een half uur na binnenkomst van de melding uitrukken en binnen twee uur ter plaatse zijn. We worden zo’n 50 keer per jaar opgeroepen, meestal bij branden, waarbij het gaat om de vraag of schadelijke stoffen vrijkomen.”
zoals Giardia, Cryptosporidium en virussen. Dat bleek niet het geval. Uitrukken voor drinkwater is overigens een uitzondering.” “De mobiele meetapparatuur wordt steeds professioneler. We hebben zelfs een mobiel lab voor chemische, biologische en nucleaire agentia. Dat zijn onder andere gevaarlijke bacteriën die terroristen zouden kunnen gebruiken. Het is gelukkig nog nooit voorgekomen, maar we moeten er wel rekening mee houden. De overheid is uiteindelijk verantwoordelijk voor de volksgezondheid.” “Dat is eigenlijk de rode draad in ons werk: de volksgezondheid beschermen, informatie geven en zaken regelen. We zijn nu bezig met de leveringsplannen, waarin een paragraaf over de nooddrinkwatervoorziening opgenomen moet zijn. Het leveren van drie liter drinkwater per persoon per dag bij calamiteiten is een wettelijke plicht van de bedrijven geworden. De beveiliging van de bedrijven is aangescherpt, overigens ook door de sector zelf. Er moet geoefend worden voor calamiteitssituaties, samen met de gemeenten. De distributie van flessen water is een centraal punt van zorg. Je moet van elkaars voorzieningen op de hoogte zijn. PWN heeft bij het incident in Haarlem jerrycans uit Drenthe kunnen lenen. Met particuliere bedrijven worden afspraken gemaakt over wat zij in noodsituaties kunnen doen. De voorraden moeten op orde zijn.”
“Verslapping aandacht grootste bedreiging”
Was het RIVM ingeschakeld bij de E. coli-besmetting in Haarlem en omgeving? “Ja. PWN heeft zelf de E. coli gemeten. Wij controleerden of ook pathogenen in het drinkwater terechtgekomen waren,
U noemde buitenlandse contacten? “We zijn betrokken bij de herziening van de EU-drinkwaterrichtlijn. Om de vijf jaar start een proces van herziening of bijstelling, dat op zich ook zo’n vijf jaar duurt. We verwachten volgend jaar een herziene versie van deze richtlijn. Nieuw punt is het opstellen van waterveiligheidsplannen, een gedachte die gepropageerd wordt door de VN-wereldgezondheidsorganisatie WHO. Bedoeling is dat het gehele systeem van voorzieningen bekeken wordt, van bron tot tapkraan, en dat verbeterpunten worden aangegeven. Ook moet een betere monitoring plaatsvinden, vergelijkbaar met de methodiek die bij de voedselcontrole gebruikt wordt: de HACCP-systematiek (Hazard Analysis and Critical Control Points). De huidige EU-richtlijn richt zich alleen op het water dat uit de kraan komt. In de toekomst gaat die zich meer richten op het
interview CV 1951 1978-1985
geboren in Vinkeveen studie Milieuhygiëne Landbouwhogeschool Wageningen 1985-heden RIVM 1985-1987 onderzoeker watermicrobiologie 1987-1992 onderzoeker en projectleider drinkwater 1992-1998 projectcoördinator drinkwater 1998-2006 hoofd beleidsadvisering en onderzoek drinkwater 2007-heden teamleider drinkwater
komende jaren aandacht. Nu de kernramp in Tsjernobyl alweer 20 jaar geleden plaatsvond, zakt de aandacht voor straling weg. Bij ons bestaat die aandacht nog wel degelijk. We houden rekening met stralingsrisico’s als gevolg van kernongevallen, we ontwikkelen een monitoringsstrategie en regelen analysecapaciteit. Er is een crisiscentrum en we houden oefeningen.”
Hoe groot is het team?
Ans Versteegh.
gehele proces. Een bijstelling van het aantal te controleren parameters is bij de komende herziening niet te verwachten.” “Namens de Europese Unie zijn we ook betrokken bij de implementatie van de drinkwaterrichtlijn in Polen en Bulgarije als nieuwe lidstaten. We trainen de mensen uit deze landen in de invulling van het denken in termen van microbiologische risico’s en in het nakomen van de rapportageverplichting.” “Uitgangspunt voor de risicobenadering is een infectierisico van 10-4. Dat wil zeggen dat per 10.000 inwoners iemand maximaal eenmaal per jaar een watergerelateerde infectie mag oplopen. Dat hoeft nog niet te betekenen dat deze persoon ook ziek wordt. Dit uitgangspunt is dan de basis om het zuiveringsproces door te rekenen op de verwijdering van bacteriën, virussen en protozoa, uitgaande van het ruwe water dat je ter beschikking hebt.”
Verandert er nog meer in de EU-richtlijn? “In de drinkwaterrichtlijn komen ook bepalingen over materialen en chemicaliën in contact met drinkwater. Regelen op Europees niveau is lastig, maar moet wel gebeuren. Er komen steeds nieuwe producten op de markt waarover wij een toxicologisch advies geven. In het kader van de legionellabestrijding bijvoorbeeld komen naast de UV-technieken en membraanfilters - die zijn toegestaan - methoden voor koperzilverionisatie en anodische oxydatie op
de markt. Bij die laatste worden ter plaatse chloorhoudende verbindingen gevormd. Wij moeten beoordelen of dergelijke technieken ook inderdaad werkzaam zijn en of de normen voor koper-, zilver- en chloorproducten in acht genomen worden. We doen dat samen met Kiwa. Binnen de EU is een netwerk van regulateurs opgericht, waarvan ik samen met Wennemar Cramer van het ministerie van VROM deel uitmaak.”
Ziet u nog bedreigingen? “De drinkwatervoorziening in Nederland is redelijk goed georganiseerd. We hebben nog maar een klein aantal bedrijven, wat de sector overzichtelijk en goed te controleren maakt. Grootste bedreiging is het verslappen van de aandacht voor de kwaliteit. De bedrijven stellen zich zakelijker op dan vroeger. Goed is goed genoeg, dat is ook een gevolg van de benchmark. Aandacht voor de kwaliteit van het systeem blijft belangrijk. Aandacht voor de bronnen eveneens. De kwaliteit van de Rijn en Maas is veel beter geworden, maar incidenten blijven mogelijk. Hetzelfde geldt voor grondwaterwinningen die kwetsbaar zijn door oude stortplaatsen, oude bodemverontreiniging, intensieve landbouw etc. We zijn samen met de drinkwaterbedrijven begonnen met een pilot voor het opstellen van gebiedsdossiers waarin we aangeven wat voor activiteiten in beschermingsgebieden plaatsvinden en welke risico’s daaraan verbonden zijn. De invloed van een veranderend klimaat op de drinkwatervoorziening verdient de
“Het team telt vijf medewerkers. Zelf ben ik teamleider. De andere medewerkers zijn gespecialiseerd in de KRW en bronnen, beveiliging en terrorisme, dataverwerking en rapportages en kwaliteitsaspecten en leveringsplannen. We hebben een opdrachtenpakket van anderhalf à twee miljoen euro per jaar. We maken binnen het RIVM ook gebruik van microbiologen, toxicologen, stralingsdeskundigen en incidentenspecialisten. “ “Zelf heb ik na een HBO-analistenopleiding Milieuhygiëne in Wageningen gestudeerd, bij de vakgroep Waterzuivering, met daarbij Gezondheidsleer en ook toxicologie in Utrecht. Vanaf 1985 werk ik bij het RIVM, eerst twee jaar bij watermicrobiologie, sinds 1987 bij centra waartoe de afdeling Drinkwater behoorde. Van onderzoeker ben ik projectleider, -coördinator en nu teamleider geworden.”
Bestaat bij het RIVM voldoende aandacht voor drinkwater? “Het aantal mensen dat zich met drinkwater bezighoudt, is bij het ministerie van VROM ten opzichte van vroeger gedaald. Steeds meer beleidsvragen schuiven richting RIVM. Ook onze capaciteit is beperkt. Dat vraagt om slimme keuzes, geen overbodig werk doen, deskundigheid die elders aanwezig is, inzetten. Wij werken vraaggestuurd, de minister bepaalt wat we onderzoeken, wij bepalen zelf hoe we het doen. Het beleid en de politiek trekken zich veel van onze rapporten aan, ook al is men soms niet gelukkig met de uitkomsten van het onderzoek. Het zijn openbare documenten die als ze eenmaal opgesteld zijn, blijven zoals ze zijn. Onze onafhankelijke rol, in de wet vastgelegd, is een belangrijke verworvenheid. Onze eigen taak is te zorgen voor de kwaliteit die daarbij hoort.” Maarten Gast
H2O / 18 - 2007
13
DynaSand®: het enige echte continu zandfilter
Nordic Water Benelux BV Van Heuven Goedhartlaan 121 1181 KK Amstelveen T +31(0)20 5032691 F +31(0)20 6400469 www.nordicwater.nl info@nordicwater.nl
Wereldwijd zijn er al meer dan 20.000 units geplaatst. Continu zandfilter voor
Biologisch filter voor
drinkwater proceswater, koelwater oppervlaktewater afvalwater grondwater fosfaatverwijdering
nitrificatie denitrificatie
SISTAG PLAATAFSLUITERS volgens het
ontwerp
BZi YZ <VidgXVb( VaaZh eg^bV ^c WZZaY
DEGELIJK, BETROUWBAAR en BEPROEFD Leveringsprogramma
BZi YZ <VidgXVb( kVc GVY^d" YZiZXi^dc `jci j WdkZc\gdcYh YZ dcYZg\gdcYhZ aZ^Y^c\Zc Zc Wj^oZc ^cheZXiZgZc# Od adhi j egdWaZbZc gdcYdb aZ^Y^c\hnhiZbZc ^c ZZc bjb kVc i^_Y de#
- Doorlaten DN50 - DN1600 - Druk klasse PN10 - PN100 - Materialen van Gietijzer tot Hastelloy - Bediening Hand, Pneumatisch, Elektrisch AUMA en Hydraulisch.
• 100% dicht • in beide richtingen • geen dode ruimte aan de onderzijde • gemachineerde plaat • gepolijste plaat • meskant
• plaat geleiding • spoelhoeken • dichting uit de stroming • nastelbare dichting • geen stopbus pakking • met schrapers
=WjehYWc)
Bray Controls Benelux Stevinstraat 4c 1704RN HEERHUGOWAARD Telefoon : +31 (0)72 572 1410 Telefax : +31 (0)72 572 1710 E-mail : sales@bray.nl Website : www.bray.nl
Kddg WZigdjlWVgZ ^c[dgbVi^Z j^i YZ \gdcY
EdjZ[a Z[ l[[bp_`Z_]^[_Z lWd ^[j =WjehYWc) ioij[[c0 ; nWYj[ _dif[Yj_[ lWd l[hijeff_d][d [d X[iY^WZ_]_d][d _d Xk_i#" b[_Z_d]# e\ h_eebioij[c[d 7kZ_e _d]Wd] leeh ifhWWaefdWc[ :_]_jWb[ h[YehZ_d] /& c_d$ Id[bb[ efXekm [d [[dlekZ_][ X[Z_[d_d] >e][ \ejeamWb_j[_j lWd ef][dec[d X[[bZ[d J<J B9: ced_jeh c[j edjif_[][bZ Z_ifbWo leeh efj_cWWb YedjhWij" p[b\i X_` l[[b b_Y^j_dlWb 8el[d]hedZi efifeh[d !Z_[fj[# c[j_d] lWd YWc[hW Z$c$l$ HWZ_eZ[j[Yj_ed aWX[bpe[a[h
?dj[h[ii[5 X[b !)' & )'* ,, *- && \Wn !)' & )'* ,, *' )& _d\e6hWZ_eZ[j[Yj_ed$db mmm$hWZ_eZ[j[Yj_ed$db HWZ_eZ[j[Yj_ed 9edj_d[djWb ;khef[ ?dZkijh_[ijhWWj '' -&*' =: Êi#>[[h[dX[h]
achtergrond ‘Sluis aan Zee’: water als drager voor een sterkere economie Het project ‘Sluis aan Zee’ bestaat uit de bouw van 400 aan het water gelegen woningen in combinatie met herstel van cultuurhistorie, vaarwegen en natuurontwikkeling. De realisatie leidt tot een forse economische impuls voor het bedrijfsleven en de middenstand in het westen van Zeeuws-Vlaanderen. Door de komst van nieuwe inwoners en recreanten stijgen de bestedingen naar verwachting jaarlijks met een kleine acht miljoen euro. De werkgelegenheid die met het project is gemoeid, wordt geschat op ruim 600 structurele en tijdelijke banen. Daarnaast kunnen de gemeente én het waterschap een aanzienlijke stijging van de inkomsten tegemoet zien.
‘S
luis aan Zee’ behelst op hoofdlijnen het in ere herstellen van de oude vaarverbinding tussen de kern van de gemeente Sluis en de Noordzee, de reconstructie van de historische stadswallen, de aanleg van 140 hectare droge en natte natuur, de bouw van 300 woningen en 100 appartementen, de aanleg van een jachthaven en de aanleg van een golfterrein (zie de kaart). De initiatiefnemers brengen de grond in ontwikkeling en gaan op zoek naar beheerders en exploitanten voor het gebied. Zo wordt bijvoorbeeld gesproken met het Zeeuwse Landschap over het beheer van de natuurgebieden. Het project biedt goede grond voor regionaal ondernemerschap, omdat initiatiefrijke ondernemers kansen zien voor het exploiteren van tal van activiteiten, zoals de exploitatie van een rondvaartboot en een zeilschool en de verhuur van kano’s en motorboten. ‘Sluis aan Zee’ geeft een forse economische impuls aan de regio. De bestedingen in de regio nemen naar schatting met ruim acht miljoen euro per jaar toe. De middenstand en de dienstverlening in Sluis zullen hiervan profiteren. De bestedingen worden gedaan door bijvoorbeeld de nieuwe inwoners. Deze mensen, die over het algemeen over een hoog besteedbaar inkomen beschikken (omdat het een duur segment woningen betreft), zullen hun inkopen grotendeels in de streek doen.
de uitvoering van al deze werken ontstaat tien jaar lang werkgelegenheid voor circa 500 mensen (per jaar) in met name de bouwnijverheid en aanverwante sectoren. Het verlies aan arbeidsplaatsen in de landbouwsector lijkt in vergelijking hiermee gering. In welke mate de arbeidsmarkt in het westen van Zeeuws-Vlaanderen in staat is om hieraan invulling te geven, is in deze studie overigens niet onderzocht.
Opbrengsten De OZB-inkomsten voor de gemeente Sluis zullen door de komst van nieuwe woningen en appartementen naar schatting toenemen met 276.000 euro per jaar. Dit is een behouden schatting als nagegaan wordt dat ook nog andere gebouwen zullen verrijzen die in deze som niet zijn meegenomen, zoals het clubhuis van het golfterrein en gebouwen voor de water-
sportvereniging of jachthaven. Ook de inkomsten uit het rioolrecht nemen jaarlijks met ongeveer 68.000 euro toe. Daarnaast zullen de uitkeringen aan het Gemeentefonds toenemen met naar schatting 118.000 euro per jaar vanwege de nieuwe inwoners. Naast de blijvende extra inkomsten voor de gemeente is er ook een incidentele bate. Uit de opbrengst van bouwleges wordt een bedrag van in totaal 3,8 miljoen euro verwacht. De gemeente Sluis kan dus met de realisatie van ‘Sluis aan Zee’ op structurele extra inkomsten rekenen in de ordegrootte van vier tot vijf ton per jaar en daarnaast op een eenmalige baat van ongeveer 3,8 miljoen euro. Hiertegenover staan mogelijk ook extra kosten, maar deze zullen naar schatting beperkt zijn (bijvoorbeeld extra inspanningen voor het verlenen van bouwvergunningen). Het Waterschap Zeeuws-Vlaanderen kan rekenen op extra inkomsten uit de verontreinigingsheffing, de ingezetenenomslag en de omslagheffing als gevolg van de bouw van nieuwe woningen en appartementen. De totale meeropbrengsten van het waterschap worden geschat op 300.000 euro per jaar (75.000 + 30.000 + 195.000 euro). Teun Morselt (Blueconomy)
Het plangebied en de verschillende onderdelen. Buiten deze kaart vallen het herstel van de vaarweg tussen Sluis en Cadzand, de aanlegsteiger bij Retranchement en diverse infrastructurele ingrepen inclusief een nieuwe zeesluis.
De economische impuls heeft tot gevolg dat de werkgelegenheid toeneemt. De structurele werkgelegenheid als gevolg van de realisatie van het project wordt ingeschat op circa 145 arbeidsplaatsen. Dit is blijvende werkgelegenheid. Daarnaast is er ook een grote toename van de tijdelijke werkgelegenheid in de aanlegfase van het project. De tijdelijke werkgelegenheid zal naar verwachting 344 arbeidsplaatsen bedragen gedurende tien jaar (per jaar). De totale werkgelegenheid, inclusief indirecte arbeidsplaatsen, wordt op circa 612 banen ingeschat. Onder andere met de uitbating van het golfterrein en de diverse andere aan water en natuurgerelateerde ondernemersinitiatieven (rondvaartboot, zeilschool) is blijvende werkgelegenheid gemoeid. De investeringen in ‘Sluis aan Zee’ zijn omvangrijk. In totaal gaat het om 245 miljoen euro. Daarbovenop komen de investeringen van derden in bijvoorbeeld steigers en nutsvoorzieningen, waardoor dit bedrag in werkelijkheid nog hoger ligt. Met
H2O / 18 - 2007
15
Herstel vismigratie in Noord-Nederland in volle gang Herstel van vismigratie is vanuit de Kaderrichtlijn Water een belangrijke opgave. In de KRW vormt vis één van de ecologische groepen waarvoor doelen worden opgesteld en maatregelen uitgewerkt. Tevens is deze groep een belangrijk beoordelingselement voor de ecologische kwaliteit van het water. De waterbeheerders worden dan ook aangespoord vismigratieknelpunten aan te pakken. De waterschappen Noorderzijlvest en Hunze en Aa’s stelden in 2005 samen met de Hengelsportfederatie Groningen-Drenthe de visie ‘Van Wad tot Aa’ vast en besloten daarmee de vismigratieproblemen gestroomlijnd aan te pakken. De uitvoering is inmiddels in volle gang.
V
eel karakteristieke vissoorten zijn uit de Nederlandse wateren verdwenen. Enerzijds heeft dit te maken met waterkwaliteitsproblemen, anderzijds met de strakke inrichting van de watergangen. Barrières, zoals gemalen, stuwen en sluizen, spelen hierbij een belangrijke rol. Deze zorgen voor een versnippering van de leefomgeving van vis. De paaien opgroeigebieden zijn onbereikbaar. Het bereikbaar maken van de leefgebieden van vis is niet alleen belangrijk voor vis, maar ook voor dieren die afhankelijk zijn van vis, zoals visetende vogels (lepelaar, visdiefje, ijsvogel). Het probleem, een barrière, is vaak snel gesignaleerd. Is het echter ook een ecologisch knelpunt? Welke maatregelen kunnen we nemen? Een antwoord op deze vragen is niet altijd direct te geven. Realisatie van vispassages gebeurde vaak op ad-hoc basis, zonder samenhangend beleid en zicht op de resterende knelpunten in het stroomgebied. Daarnaast bestonden de nodige vragen over het nut en de noodzaak rond vismigratie, ook bij waterschapsbesturen. Voor de Hengelsportfederatie Groningen-Drenthe, Waterschap Hunze en Aa’s en Waterschap Noorderzijlvest is het bovenstaande reden geweest om een gezamenlijke visie op te stellen over de problemen met vismigratie. De visie moet tot meer aandacht leiden voor de geconstateerde problemen en de basis leggen voor een meer gestructureerde en doelmatige aanpak van de problemen binnen de twee beheergebieden van de waterschappen. Het plan voor herstel van vismigratie is gebaseerd op een analyse van de verschillende watersystemen. Centraal hierin staat de vraag: hoe functioneren de watersystemen momenteel voor vis en welke visecologische relaties (in tijd en ruimte) zijn aanwezig? Belangrijk is dat het gehele stroomgebied, van Waddenzee tot en met de bovenlopen van de beken, in beschouwing wordt genomen. De verschillende stroomgebieden bevatten wateren van uiteenlopende aard. Daarom is een verdeling gemaakt in zoetzout-overgangen, polderwateren, boezemwateren en beken.
16
H2O / 18 - 2007
In potentie vormt ieder kunstwerk een barrière. In deze optiek zijn binnen het gehele studiegebied meer dan duizend knelpunten aanwezig. Het is praktisch niet mogelijk, maar zeker ook niet nodig om alle knelpunten op te lossen. Tevens is geïnventariseerd welke vissoorten in het stroomgebied voorkomen en welke migratiebehoefte deze soorten hebben (zie de tabel). Daarom is per waterschap een gebiedsgerichte uitwerking
gemaakt. Hierin zijn onder andere de belangrijkste waterlopen geïdentificeerd. Voor deze prioritaire waterlopen en gebieden is geïnventariseerd waar barrières voorkomen. Voor de geselecteerde knelpunten zijn vervolgens maatregelen voorgesteld. Door rekening te houden met onder andere het type kunstwerk, peilverschil, doelsoorten en afvoer is bij de keuze voor een maatregel per locatie telkens een inschatting gemaakt
Deze stuw in het Oostervoortse diep is één van de prioritaire knelpunten in het beheergebied van Waterschap Noorderzijlvest (foto: Jeroen Huisman).
achtergrond gemalen ook vissen beschadigen. Onderzoek naar nieuwe visvriendelijke technieken is daarom in gang gezet. Door de keuze van heldere uitgangspunten is bij de waterschappen meer draagvlak ontstaan en vindt intussen gestructureerd overleg plaats tussen ecologen, hydrologen en projectleiders. Uitgangspunt is dat een aangelegde vismigratievoorziening ook daadwerkelijk functioneert. De waterschapsecoloog neemt nu standaard deel aan het ontwerp en de realisatie van een traject. In de nazorgfase van de projecten wordt voortaan een evaluatieonderzoek opgenomen.
Stenen vispassage in het Anreperdiep ter hoogte van Assen. Regelmatig onderhoud is noodzakelijk om de werking van de vispassage te garanderen. De hydroloog geeft aanwijzingen en tips (foto: Herman Wanningen).
voor de oplossingsrichting (natuurlijk, seminatuurlijk, technisch of aangepast beheer) en de kosten. De visie kent de volgende uitgangspunten: Realisatie van vrije vismigratie tussen de zee en de bovenlopen van beken in 2015; Bij renovatie of vernieuwing van kunstwerken in de overige wateren wordt geanalyseerd in hoeverre een vismigratievoorziening noodzakelijk is; Het aanhouden van het stand-stillprincipe conform de KRW. Er worden geen nieuwe knelpunten aangelegd; Bij de aanpak van migratieknelpunten wordt idealiter de meest natuurlijke oplossing gekozen en wordt rekening gehouden met de landschappelijke inpassing. De studie resulteerde in een overzicht van respectievelijk 97 en 100 prioritaire knelpunten voor Waterschap Noorderzijlvest en Waterschap Hunze en Aa’s. In de periode
tot 2016 wordt getracht de aangegeven migratiebarrières passeerbaar te maken. Gekozen is voor een gefaseerde aanpak die aansluit bij het tijdschema van de KRW. Sinds het vaststellen van de visie in 2005 door de waterschapsbesturen zijn de herstelplannen in een stroomversnelling geraakt. Diverse projecten zijn inmiddels begonnen of zijn alsnog binnen lopende en nieuwe herinrichting opgenomen. Sprekende voorbeelden hiervan zijn de herinrichtingsprojecten in de stroomgebieden van het Peizerdiep, Ruiten Aa/Runde, Hunze en de Drentse Aa. In het stroomgebied van Peizerdiep zijn bijvoorbeeld 17 vispassages in voorbereiding. De gehele Ruiten Aa wordt de komende tien jaar in het kader van de totstandkoming van de ecologische hoofdstructuur Westerwolde over een lengte van 25 kilometer passeerbaar voor vissen gemaakt. Ook de gemalen hebben inmiddels de nodige aandacht. Naast een barrièrewerking kunnen
Ook bij externe partijen, zoals provincies, de Dienst Landelijk Gebied en natuurbeschermingsorganisaties, bestaat draagvlak voor de visie en worden de uitgangspunten in het beleid en in uitvoeringsprojecten meegenomen. Door combinaties te zoeken met lopende en nieuwe herinrichtingen kunnen migratieknelpunten relatief goedkoop worden uitgevoerd. Dit geldt eveneens voor de renovatie en vernieuwing van gemalen, stuwen en sluizen. Het uitgangspunt ‘van Wad tot Aa’ heeft inmiddels een vaste plaats gevonden in het maatregelenplan dat dit jaar voor de KRW wordt uitgewerkt. Hiermee hebben de waterschappen invulling gegeven aan het ‘KRW-proof’ realiseren van een gezonde visstand. Jeroen Huisman (Waterschap Noorderzijlvest) Herman Wanningen en Peter Paul Schollema (Waterschap Hunze en Aa’s) Martin Kroes (VisAdvies) Piet Riemersma (Grontmij)
Kusttweedaagse
B
belangrijke migratieroute en leefgebied voor reofiele (beek)vissoorten
B1 B2
soorten die tussen stilstaand en stromend water migreren soorten die binnen stromend water migreren
C
belangrijke migratieroute en leefgebied voor overige (eurytope) soorten
De Kusttweedaagse op 4 en 5 oktober staat dit jaar in het teken van vismigratie. De jaarlijkse bijeenkomst wordt deze keer gecombineerd met een reguliere bijeenkomst van het Platform Herstel zoetzoutovergangen. De Kusttweedaagse is een mix van presentaties en excursies die door RIKZ en RIZA worden verzorgd voor betrokkenen bij het kustbeheer. Omdat het thema van dit jaar, vismigratie, samenvalt met een al geplande bijeenkomst van het Platform Herstel zoetzoutovergangen, is besloten de krachten te bundelen. De eerste dag vindt plaats in IJmuiden en omgeving. Deelnemers die ook de tweede dag meemaken, vertrekken in de namiddag naar Den Helder. Het programma van de tweede dag bestaat grotendeels uit excursies in Den Helder en de omgeving van Kornwerderzand.
C1 C2
soorten die een groot leefgebied nodig hebben soorten die relatief hoge eisen stellen aan paaien opgroeigebied
Voor meer informatie: Hans Drost (0320) 29 83 30 of Roel Doef (0320) 29 73 07.
Indeling van wateren op grond van drie categorieën.
(sub)categorie omschrijving
doelsoorten
A
belangrijke migratieroute en leefgebied voor diadrome soorten
A1
soorten die tussen Waddenzee en (benedenlopen van) rivieren migreren soorten die tussen Waddenzee en (bovenlopen van) beken migreren soorten die tussen Waddenzee en polders/boezems migreren
A2 A3
zeeprik, bot, aal, fint, spiering rivierprik, aal aal, driedoornige stekelbaars
winde, alver kopvoorn, serpeling, riviergrondel
meerval snoek
H2O / 18 - 2007
17
Hevelvistrap is een geschikte oplossing voor knelpunten Vorig jaar is de eerste hevelvistrap ter wereld geplaatst op een stuw in de Hertogswetering bij Berghem, ten noorden van Oss. De resultaten van een monitoringsonderzoek van vorig jaar mei tot en met afgelopen mei laten zien dat deze vistrap passeerbaar is voor vissen met een uiteenlopende zwemcapaciteit. Waterschap Aa en Maas beschouwt de hevelvistrap als een goed alternatief voor andere technische vismigratievoorzieningen.
M
et dit innovatieve nieuwe type vistrap wil het waterschap een alternatief hebben voor locaties waar vismigratieknelpunten opgelost moeten worden, maar waar geen ruimte is voor de aanleg van een (semi-natuurlijke) conventionele vistrap. Vanuit verschillende plekken in en buiten Nederland wordt met veel belangstelling gekeken naar de ervaringen met de hevelvistrap. De Hertogswetering is een ruim 30 kilometer lange, lijnvormige watergang in het noordoosten van Noord-Brabant. De wetering is in 1100 gegraven ten behoeve van de afwatering van het achterliggende gebied. De Hertogswetering is een zogeheten ecologische verbindingszone voor weidevogels, moerasvogels, poelkikker en de grote en kleine modderkruiper. Deze twee laatste zijn bepalend voor de inrichting van de waterloop zelf; de weide- en moerasvogels stellen eisen aan de inrichting van de omgeving. Voor aanleg van de verbinding zijn de oevers aangepast. Daarnaast kreeg de Hertogswetering de functie van viswater. Dit heeft tot gevolg dat bestaande vismigratiebarrières binnen de Hertogswetering opgeheven moeten worden. De stuw in de Hertogswetering bij Berghem is in het voorjaar van 2006 grondig gerenoveerd en daarbij voorzien van een hevelvistrap. Het hoogteverschil tussen de peilen aan weerszijde van de stuw bedraagt maximaal 1,4 meter. Het werkingsprincipe van de hevelvistrap berust op een hevel waarin een luchtbel zit. De grootte van de luchtbel is bepalend voor het debiet in de hevelvistrap. Nadat het aangevoerde water door de hevelwerking over het hoogste punt in de hevelvistrap De hevelvistrap.
is gebracht, stroomt het water over een reeks schotten die vergelijkbaar zijn met de schotten in een conventionele vistrap. De tussenschotten, die telkens een hoogteverschil van tien centimeter overbruggen, verdelen het totale hoogteverschil over de stuw in kleine stappen. Hiermee is het peilverschil eenvoudig te overbruggen voor vissen. Om de mogelijkheden voor de passage van slechtere zwemmers te verbeteren, zijn in de vistrap borstels aangebracht. Deze lopen vanaf de bodem van elk compartiment door tot in de doorzwemopening.
Praktijkervaring De ervaringen in het afgelopen jaar waren positief. Met het peilbeheer treden geen problemen op. Het debiet door de hevel heen is zo gering dat ook in droge periode voldoende peil gehandhaafd kan worden. In het eerste jaar is geen onderhoud gepleegd; er heeft zich geen vuil opgehoopt in of voor de vistrap. De enige negatieve ervaring was een vandaal die vlak na plaatsing van de vistrap ĂŠĂŠn van de kijkvensters heeft ingeslagen. Herhaling hiervan is voorkomen door plaatsing van extra dik, onbreekbaar polycarbonaat. De vishevel is door de vrij hoge plaatsing duidelijk aanwezig in het landschap. Niet iedereen vindt dit mooi.
Monitoring Aangezien de geplaatste hevelvistrap het eerste exemplaar betreft van dit nieuwe type vistrap, heeft Waterschap Aa en Maas opdracht gegeven aan ingenieursbureau Witteveen+Bos om de passage van vissen te monitoren. Dat gebeurde door aan de instroom- en uitzwemzijde van de hevelvistrap een fuikconstructie aan te brengen. In de maanden mei, juni, augustus en oktober van 2006 hebben medewerkers van het waterschap de fuik gelicht en de vangsten geregistreerd. Van maart tot en met mei van dit jaar heeft een visserijbedrijf de lichting van de fuik en de registratie van de vangsten verzorgd. De fuik heeft in totaal gedurende 88 dagen achter de uitzwemopening gestaan. In deze periode zijn 29 lichtingen uitgevoerd.
Resultaten Gedurende de onderzoeksperiode zijn 612
18
H2O / 18 - 2007
vissen gevangen die elf vissoorten vertegenwoordigden. Daarnaast zijn rivierkreeftjes en kikkervisjes in de fuik aangetroffen. De aantalsverdeling en het lengtebereik per soort is weergegeven in de tabel. Vangstsamenstelling in aantal en lengtebereik per soort.
vissoorten
aal alver baars blankvoorn brasem kolblei kleine modderkruiper riviergrondel snoek snoekbaars zeelt overige soorten rivierkreeft kikkervis
aantal
lengtebereik (cm)
33 8 163 153 48 1 35 168 1 1 1
20-67 4-14 6-17 5-15 9-42 5 4-10 4-16 12 23 5
9 150
Conclusies De totale vangst was divers van samenstelling: zowel goede (snoek, blankvoorn) als minder goede zwemmers (kleine modderkruiper, riviergrondel). Dit laat zien dat de stroomsnelheid over de schotten de hevelvistrap geschikt maakt voor passage van vissen met uiteenlopende zwemcapaciteit. Het totaal aantal vissen dat tijdens de onderzoeksperiode is gevangen, was niet hoog. Waarschijnlijk is dit het gevolg van een gering aanbod van vis. Uit het onderzoek komt naar voren dat de hevelvistrap een geschikt alternatief is voor andere technische vismigratievoorzieningen. Een voordeel van dit type is dat minder ruimte nodig is dan bij andere types. Nader onderzoek aan de hevelvistrap in andere watertypen (onder andere een stromend water en met een groter visaanbod) zal moeten aantonen of de hevel voor alle vissoorten van alle lengteklassen goed functioneert. Voor meer informatie: Jappe Beekman (073) 615 68 11.
Jappe Beekman en Kees van Os (Waterschap Aa en Maas) Guus Kruitwagen (Witteveen+Bos)
GIET UW WERVING VOOR OPLEIDING & PERSONEEL IN HET JUISTE VAT Reserveer ook uw personeelsadvertentie in H2O, hét tijdschrift voor watervoorziening en waterbeheer.
010 - 4274180
Dalfsen ligt in het Overijssels Vechtdal en telt bijna 27.000 inwoners. De Vecht stroomt door een groot deel van de gemeente. De dorpskernen Dalfsen, Nieuwleusen, Lemelerveld, Hoonhorst en Oudleusen kenmerken zich door vitaliteit en ondernemingslust. Het gemeentebestuur zet zich ervoor in om deze dynamiek op peil te houden en te stimuleren. Daarom werken
Om op een goede manier uitvoering te geven aan onze ambities op het werkterrein riolering/water zoeken wij ter versterking van ons team een ervaren en gedreven
Adviseur Watermanagement m/v 36 uur per week indicatief gewaardeerd in schaal 10 (max. € 3.639,--)
bij de gemeente Dalfsen ongeveer 200 enthousiaste medewerkers die op professionele wijze een bijdrage
Definitieve waardering moet nog plaatsvinden. Er bestaat de mogelijkheid bij excellent functioneren in aanmerking te komen voor de prestatieschaal.
leveren aan de doelstellingen van de gemeentelijke organisatie. Samen geven zij vorm en inhoud aan een sociale, klantgerichte en ondernemende gemeente, waarin kwaliteit voorop staat. Door de fraaie omgeving en de nabijheid van Zwolle met grootstedelijke voorzieningen, is Dalfsen in trek als woon- en recreatiegebied. Meer informatie: www.dalfsen.nl
Wij zoeken een intermediair tussen de gemeente en alle andere partijen die te maken hebben met het werkterrein water. Je bent hierbij o.a. belast met het adviseren over de toepassing van het waterbeleid en je ontwikkelt en implementeert waterbeleid. Nieuwsgierig geworden? Bezoek dan onze website www.dalfsen.nl. waar je uitgebreide informatie vindt over deze vacature. Jouw sollicitatiebrief en curriculum vitae mail je vóór 3 oktober 2007 naar sollicitaties@dalfsen.nl. Voor meer informatie kun je contact opnemen met Bert Spies, hoofd van de afdeling Ontwikkeling en Grondzaken (0529) 48 82 32. Acquisitie n.a.v. deze advertentie, en/of het gebruik maken ervan voor eigen doeleinden, wordt niet op prijs gesteld.
Stand van zaken rond diffuse verontreiniging water In Belo Horizonte (Brazilië) vond van 27 tot en met 31 augustus het IWA-symposium ‘Diffuse pollution and urban drainage’ plaats met circa 140 deelnemers, waarvan vier uit Nederland. Zij luisterden naar bijdragen over het (concept-) uitvoeringsprogramma diffuse bronnen, pesticiden in grondwater en stedelijk waterbeheer. De combinatie van presentaties en discussies, variërend van wetenschappelijk onderzoek (vooral oorzakenanalyses), toegepast onderzoek (vooral over maatregelen) en beleid (evaluaties, nieuwe richtlijnen) werd door de meeste deelnemers als waardevol ervaren en is voor herhaling vatbaar.
R
alph Heath begon met een indrukwekkende presentatie van de problemen in de Derde Wereld aan de hand van voorbeelden uit zijn eigen land: Zuid-Afrika. Hij plaatste de watervraagstukken in het perspectief van de verdeling van de welvaart. De Amerikaanse hoogleraar Vladimir Novotny beschreef de vier paradigma’s die water in de loop der eeuwen heeft doorlopen. De volgende 50 jaar zal de wereldbevolking met 50 procent toenemen, waarvan de grootste groei zal plaatsvinden in de steden. We staan nu aan het begin van het vijfde paradigma, constateerde hij: de weg naar hergebruik en recycling van afvalwater onder het motto ‘bringing blue water to green cities’.
Verkeersemissies Het gedrag en herkomst van verkeersemissies wordt steeds beter begrepen. Opvallend is dat nog in veel (ook Europese) landen onderzoek wordt verricht naar de samenstelling van ‘runoff ’ van wegen, maar dat ze qua meetmethodes en vertaling naar vrachten onderling slecht vergelijkbaar zijn. Ten opzichte van Nederlandse studies bestaat nauwelijks aandacht voor verwaaiing of het gedrag in wegbermen. Chris Jefferies van Abertay University Schotland liet zien hoe in het Verenigd Koninkrijk met meetopstellingen de effectiviteit van SUDS (Sustainable Urban Drainage Solutions, veelal bezinkvijvers of -greppels) wordt gemeten met het doel om de ontwerpen te verbeteren. Uitgebreid wetenschappelijk labonderzoek in Noord-Amerika bevestigt dat uiteenlopende typen wegdekmateriaal marginaal uitlogen en niet of nauwelijks bijdragen aan de emissies in ‘runoff ’. Door het Chinese Research Centre for Eco-environmental Sciences is onderzoek verricht naar geschikte ‘tracers’ om de herkomst van verontreinigingen in stedelijk water, al of niet aan deeltjes gebonden, te bepalen. De beste resultaten worden bereikt met Berylium-7 en Lood210. In het oog sprong ook een Frans promotieonderzoek van Pauline Robert naar de metaalbelasting van daken in Parijs. Gehalten zink die afstroomden van dakoppervlak in praktijkopstellingen varieerden (omgerekend) van twee tot vier gram per m2 per jaar en worden gezien als een belangrijke bijdrage aan de zinkbelasting in het oppervlaktewater.
Brazilië Natuurlijk zijn ook de watervraagstukken van gastland Brazilië en gaststad Belo Horizonte
20
H2O / 18 - 2007
aan de orde gekomen. Brazilië is een enorm land (vijfde van de wereld in oppervlakte) waar de waterproblematiek sterk verschilt per streek. Naast het Amazonegebied (twaalf procent van de totale wereldvoorraad zoet water) zijn er semi-aride gebieden met watertekorten en (sub)tropische gebieden waar de intensieve neerslag tot overstromingen leidt. Maar het moeilijkst te beheersen is toch wel de watervoorziening in de grote steden als Sao Paulo met meer dan 20 miljoen inwoners. Slechts een klein deel van het afvalwater wordt gezuiverd en steeds meer arme mensen gaan langs de rivieren wonen waardoor hun huizen, meestal vrij gammele hutjes, steeds weer overstromen. Een andere belangrijke verontreinigingsbron zijn hier de talrijk aanwezige mijnen, vooral wanneer deze gesloten worden.
Modelonderzoek eutrofiëring Op dit soort internationale congressen worden relatief veel modelonderzoeken gepresenteerd, omdat dit voor studenten nu eenmaal in korte tijd is uit te voeren. Een goed voorbeeld van de voorzichtigheid waarmee met modelresultaten omgegaan moet worden, werd gepresenteerd door Heiko Sieker uit Duitsland. Hij berekende de eutrofiëring van een deel van het stroomgebied van de Spree in Berlijn met een rioleringsmodel én met een model voor diffuse verontreiniging. De uitkomsten verschilden aanzienlijk, vooral doordat verschillende invoerdata worden gebruikt. Toch wordt dit soort modelresultaten gebruikt voor het bepalen van beleid.
Microbiologische kwaliteit Fiona Brennan van het Teagasc Environmental Research Centre uit Ierland sprak
over het lekken van E. coli uit mest door de grond tijdens een lysimeter-experiment. Het doorlekken blijkt een relatie te hebben met de intensiteit en de lengte van een regenbui. Opvallend is dat zelfs na een doorlooptijd van meer dan acht jaar er in één specifieke grondsoort nog E. coli blijken te overleven. Ook Robert Davies-Colley van het National Institute of Water and Atmospheric Research verrichtte onderzoek naar E. coli en wel naar de vracht die meekomt met regenval en overstromingen in agrarische gebieden in Nieuw-Zeeland. De pieken in afvoer en E. coligehalten komen vrij goed overeen. Een ‘first flush’-effect is zichtbaar, met dien verstande dat de E. coli-piek net voor de afvoerpiek ligt. Dit wijst op een groot effect van verdunning na de ‘first flush’. Berekeningen laten zien dat 95 procent van de totale vracht aan E. coli in een gebied afkomstig was van regenbuien, terwijl de normale vracht slechts verantwoordelijk is voor de overige vijf procent. In een experiment is onderzoek gedaan naar de opname van E. coli door een grove grindbodem, die verrassend hoog blijkt te zijn: rond 80 procent verwijdering. Biofilm blijkt een grote invloed te hebben op de snelheid van opname van E. coli. Eric van Bochove van Agriculture and Agri-Food Canada schetste de ontwikkeling van een risico-indicator voor verontreiniging door pathogenen. Canada beschouwt pathogenen als serieuze bedreiging voor de waterkwaliteit uit de landbouw naast stikstof, fosfaat en bestrijdingsmiddelen. De risico’s voor de volksgezondheid komen niet alleen door contact met water, maar ook de mogelijke besmetting met pathogenen via contact met melkproducten en dan met
verslag Medicijnen in drinkwater Geneesmiddelen komen, vaker dan enkele jaren geleden, in zeer lage concentraties voor in drinkwater en drinkwaterbronnen. De hoeveelheden zijn zo laag dat de effecten op de volksgezondheid zijn te verwaarlozen. Dit blijkt uit onderzoek van het RIVM in opdracht van het ministerie van VROM. Het onderzoek is een vervolg op een inventarisatie van vier waterinstituten in 2003. Destijds werd de aanwezigheid van vier geneesmiddelen in het drinkwater aangetoond, inmiddels zijn dat er 15. De medicijnen die in het vorige onderzoek werden aangetoond, zijn ook nu weer aangetroffen. De pijnstillers acetylsalicylzuur (overwegend afkomstig van aspirine) en fenazon en het epilepsiemiddel carbamazepine werden het vaakst aangetroffen. Incidenteel werden resten van het antidepressivum fluoxetine (Prozac) aangetroffen. Om de verspreiding van humane en diergeneesmiddelen naar water te verminderen, stelde het kabinet begin dit jaar een pakket aan beleidsmaatregelen voor, zoals het beperken van geneesmiddelengebruik, het inzamelen en vernietigen van ongebruikte medicijnen en het ontwikkelen van geneesmiddelen die het lichaam beter opneemt en die makkelijker in het milieu afbreken.
name door retrovirussen. Om de bronnen en emissieroutes te achterhalen, gebruiken ze in wetenschappelijk onderzoek fecale coliforme bacteriën als surrogaatparameter voor alle ziekteverwekkende kiemen in mest afkomstig van de veehouderij.
Bestrijdingsmiddelen Nederland presenteerde op het congres de resultaten van metingen van bestrijdingsmiddelen in het grondwater die recent ten behoeve van de KRW zijn uitgevoerd (zie kader) en de successen die zijn geboekt met het project Schone Bronnen. Opvallend was de presentatie van Canadees onderzoek naar bestrijdingsmiddelen in grote rivieren. Opvallend door de successen om met uitgekiende meetmethodes zeer lage detectielimieten te bewerkstelligen (picogrammen per liter) en het feit dat talrijke bestrijdingsmiddelen in de rivieren zijn aangetroffen, met een vermoedelijke herkomst van een ander continent via de lucht! Ook daar meten ze veel bestrijdingsmiddelen in grondwater. Hun bestrijdingsmiddelenbeleid is (nog) veel minder streng dan Nederland.
Kaderrichtlijn Water Mike Revitt van het Urban Pollution Research Centre van de Middlesex University vertelde over een project waarin de reductiemaatregelen voor prioritaire stoffen worden beschouwd. Dit project wordt door de Europese Commissie vanuit het zesde kaderprogramma gesponsord en omvat het verzamelen van gegevens over in totaal
67 stoffen. Omdat het drie jaar durende project nog maar net is gestart, zijn nog geen resultaten te melden, maar de dialoog met belanghebbenden wordt als een belangrijk onderdeel van het project gezien. Ray Earle, coördinator van de Eastern River Basin District, legde de Ierse implementatie van de Kaderrichtlijn Water uit aan de hand van het Three Rivers Project. Rond Dublin liggen twaalf gemeenten die niet gewend zijn om binnen een stroomgebied samen te werken. Honderden gemeenteraadsleden op één lijn krijgen voor het stroomgebiedbeheerplan is niet gemakkelijk. Techniek is niet het punt, maar wel de politieke en bestuurlijke wil. Er zijn flinke investeringen gedaan in afvalwaterbehandeling en er moeten nog flinke investeringen gedaan worden voor de bescherming van drinkwater. De meeste maatregelen om waterkwaliteitsprobleem aan te pakken, richten zich op de landbouw. In Ierland is de kostenterugwinning een moeilijk punt bij de implementatie. Opvallend is dat Earle zich daarbij laat adviseren door de Amerikaanse econoom Sean Blacklocke. Blacklocke liet zich in een indrukwekkende presentatie uitermate sceptisch uit over de Europese verwachtingen van het ‘vervuiler betaalt’-principe, dat volgens hem door economen in de jaren ‘60 en ‘70 al onderuit is gehaald. Hij is vanuit zijn ervaringen met de Amerikaanse aanpak voorstander van het ‘vervuiler betaalt meer’principe en pleit bij de KRW-implementatie voor een vorm van emissiehandel: laat de lozers het waterkwaliteitsprobleem zelf
onderling oplossen, dan wordt het water schoner tegen lagere kosten. Arno van Breemen presenteerde het Nederlandse concept uitvoeringsprogramma diffuse bronnen van het ministerie van VROM. Met name Engeland bleek geïnteresseerd in participatie in de acties op Europees niveau.
Veldexcursie Natuurlijk was er ook een veldexcursie: in dit geval een bezoek aan de nog maar gedeeltelijk in gebruik genomen rioolwaterzuivering van Belo Horizonte. Het is de grootste anaërobe zuivering ter wereld, geheel ontworpen volgens het Lettingaprincipe, dat bij uitstek geschikt is voor de tropen omdat het proces bij een hoge afvalwatertemperatuur beter werkt. Als de inrichting geheel in bedrijf is genomen, zal het afvalwater van twee miljoen inwoners hier gezuiverd worden. Doordat de rwzi benedenstrooms aan de rivier ligt en door het gekozen zuiveringsprincipe, zijn alleen pompen nodig voor het verpompen van surplus slib naar de indikker (centrifuges). De rest van de afvalwaterinzameling, -transport en -zuivering gebeurt door de zwaartekracht. Andere bezochte objecten waren een verlaten ijzermijn die als waterrecreatiepark herontwikkeld wordt, een retentievijver en een drinkwaterbedrijf.
Grote verschillen In zijn algemeenheid valt op zo’n internationale conferentie in een ontwikkelingsland natuurlijk op hoe verschillend de problemen zijn en de stadia waarin de aanpak van de problemen zich bevinden. In de westerse landen is er regelgeving die strenger of uitgebreider wordt, zoals de KRW. Op zich zijn de problemen bekend, maar richt onderzoek zich op de precieze achtergronden en meest effectieve maatregelen. In ontwikkelingslanden is sprake van herkenning en vaak ook al van regelgeving. Maar bij het laatste ontbreekt vaak nog implementatie, handhaving en voor maatregelen bijna altijd het geld. De problemen zijn ook vaak zo onvoorstelbaar groot. Wat bijvoorbeeld te denken van een rivier die grotendeels gevoed wordt met het ongezuiverde afvalwater van Mexico City, één van de grootste steden ter wereld met 20 miljoen inwoners. En het enige wat er gepresenteerd kan worden is een onderzoek naar de eutrofiëringgraad van het stuwmeer in die rivier en die is hoog.
Wijzigende samenstelling Tijdens de conferentie vond ook een wisseling van de wacht plaats bij de IWA Specialist Group Diffuse Pollution: voorzitter Ralph Heath droeg de hamer over aan de Ier Ray Earle en secretaris Arno van Breemen werd opgevolgd door Peter Schipper. Daarmee is de betrokkenheid van Nederland en de NVA in het internationale circuit van diffuse verontreiniging weer voor drie jaar gegarandeerd. Eilard Jacobs (Waternet) Peter Schipper (Grontmij) André Bannink (Vewin) Arno van Breemen (IVW)
H2O / 18 - 2007
21
Afdelingshoofd De afdeling Organische
Je taken: Je stuurt de afdeling
Onze wensen: Een univer-
Analyse en Monstername
aan en levert een bijdrage aan
sitaire opleiding in een
(ca. 20 medewerkers)
de beleidsontwikkeling van
bedrijfseconomische,
verricht en coördineert alle
het laboratorium. Je bent lid
bedrijfskundige en/of che-
uitvoerende werkzaamheden,
van het Managementteam en
mische richting met ruime
zoals de monstername en het
rapporteert aan de directeur
werkervaring, waarvan
Waternet en het Hoogheemraad-
biologisch en organisch che-
van de Stichting.
minstens 3 jaar als leiding-
schap Hollands Noorderkwartier
misch onderzoek. Voor deze
Verder voer je het personeels-
gevende. Je beschikt over
(HHNK).
afdeling zijn we op zoek naar
beleid en het financieel- eco-
algemene management-
een fulltime afdelingshoofd
nomisch beleid van de afde-
vaardigheden en kent de
Waterproef verricht o.a. bemon-
ling uit en draag je zorg voor
financieel-economische en
steringen, laboratoriumanalyses
de uitvoering van de voor de
administratieve processen,
en rapportages voor onderzoek
afdeling vastgestelde taken
zoals de begrotings- en
van afvalwater, oppervlakte-
met de daartoe ter beschik-
beleidscyclus. Je hebt
water en waterbodems.
king gestelde mensen en
inzicht in bestuurlijke, func-
middelen. Je bent verant-
tionele en organisatorische
woordelijk voor het up to date
verhoudingen binnen de
houden van kennis binnen
organisatie en bent vaardig
de afdeling en doet voorstel-
in het ontwikkelen van be-
len voor en/of zorgt voor
leid. Kennis van chemische
implementatie van nieuwe
analyse strekt tot aanbeve-
methoden en technieken.
ling. Je kunt zowel zelf-
in beweging is naar een meer
Je bewaakt het afdelings-
standig als in teamverband
marktgerichte en marktconforme
budget en maakt periodieke
werken en bent een goede
dienstverlening met een hoge
overzichten. Tevens maak je
organisator, die in staat is
kwaliteitsprijsverhouding. Bij
aan de hand van de gegevens
structuur aan te brengen in
Waterproef werken ruim
(bedrijfskundige) analyses en
de werkzaamheden.
50 medewerkers.
prognoses en verzorg je de
Verder beschik je over
verslaglegging.
goede communicatieve en
Stichting Waterproef is gevestigd in Edam en is het gemeenschappelijk laboratorium voor
De uitvoering van deze taken wordt verricht door een enthousiast en professioneel team van medewerkers binnen een jonge organisatie die volop
contactuele vaardigheden en je bent flexibel.
Wij bieden: Het salaris
Meer informatie: Meer infor-
Reageren: Je schriftelijke
bedraagt afhankelijk van
matie over de organisatie
sollicitatie met motivatie
kennis en ervaring maximaal
vind je op onze website
en curriculum vitae kan tot
1 4.734,- bruto per maand
www.waterproef.nl.
28 september a.s. gericht
(schaal 12) bij een volledige
Voor meer informatie over
worden aan Stichting
(37-urige) werkweek. Hier-
de functie kan contact
Waterproef, afdeling M&O
naast bieden wij uitstekende
worden opgenomen met
t.a.v. Cees Eenhoorn,
secundaire arbeidsvoor-
Ron van Leuken, directeur,
Adviseur Werving, Postbus
waarden, zoals flexibele
of Willie van den Berg,
94370, 1090 GJ Amsterdam
werktijden, keuzesysteem
afdelingshoofd, te bereiken
of per e-mail:
arbeidsvoorwaarden, bijdrage
via telefoonnummer (0299)
sollicitatie@waternet.nl.
in kinderopvang en ouder-
391 770 respectievelijk
schapsverlof.
(0299) 391 760.
Acquisitie wordt niet op prijs gesteld.
48526 Waterproef H2O.indd 1
29-08-2007 15:39:20
Norit, ‘leading in purification’, is wereldmarktleider op het gebied van totaaloplossingen en turnkey projecten voor de water-, dranken-, voedingsmiddelen-, zuivel- en farmaceutische industrieën. De Norit groep telt ca. 1400 medewerkers, heeft vestigingen in 15 landen en levert aan klanten in meer dan 100 landen. Daarnaast heeft Norit wereldwijd eigen productielocaties, constructie- en installatiefaciliteiten. Om het succes van het salesteam van Norit Activated Carbon verder uit te bouwen, zijn wij voor het hoofdkantoor in Amersfoort op zoek naar een zelfstandige
Application Support Engineer (m/v) Ons internationaal Marketing Team zoekt per direct een enthousiaste collega die geïnteresseerd is in een technisch/ commerciële functie.
Functie Samen met jouw collega’s zorg jij voor de technische ondersteuning van onze verkoopafdeling en onze klanten. Na een gedegen inwerkperiode word jij de deskundige op het gebied van actieve kool technologie. Je hebt als kernactiviteit de verhuur en het beheer van mobiele filters. Je hebt daarover contact met onze fabrieken in Nederland, Engeland en Italië. Daarbij specialiseer jij je in de actieve kool toepassingen voor de segmenten Food en Water. Je ondersteunt en adviseert de sales managers en de klanten en je komt met oplossingen. Je inventariseert toepassingsmogelijkheden van actieve kool en de mogelijke problemen. Je bezoekt regelmatig onze internationale klanten en geeft presentaties. Je houdt de ontwikkelingen goed in de gaten en schrijft technisch/commerciële documentatie. Profiel Je beschikt minimaal over een HTS-opleiding bij voorkeur in de richting Werkbouwtuigkunde. Je hebt affiniteit met de waterzuiveringsindustrie, gaszuivering en voedingsmiddelenindustrie. Je hebt ervaring opgedaan in een productieomgeving, bij een leverancier van systemen, bij een waterschap of waterleidingbedrijf. Je wilt nu je ervaring en kennis aanwenden in een internationale, technischcommerciële, zelfstandige functie.
Een commerciële instelling is een vereiste voor deze uitdagende baan. Je hebt uitstekende kennis van de Engelse taal in woord en geschrift; Duits en/of Frans is een pré. Je bent gewend om zelfstandig te werken en bent bereid om regelmatig te reizen in het buitenland. Steekwoorden s 3TERK COMMERCIÑLE KLANTGERICHTE INSTELLING s .IET ALLEEN VERANTWOORDELIJK ZIJN maar verantwoordelijk voelen s %EN hWHY NOTv ATTITUDE IN PLAATS VAN hYES BUTv s 0RO ACTIEF IN PLAATS VAN REACTIEF s 2ESULTAATGERICHT s 0ROBLEEMOPLOSSEND s 3TRESSBESTENDIG s (ANDS ON MENTALITEIT s %NTREPRENEURSHIP s 'EVOEL VOOR HUMOR Wij bieden s %EN MARKTCONFORM SALARIS EN GOEDE SECUNDAIRE arbeidsvoorwaarden s 'OEDE CARRIÒRE PERSPECTIEVEN IN EEN INTERNATIONALE organisatie s %EN DYNAMISCHE ONDERNEMING MET EEN NO NONSENSE mentaliteit, waar succes beloond wordt
Sollicitatieprocedure Ben je geïnteresseerd in deze vacature en voldoe je aan het functieprofiel? Stuur dan jouw brief met CV binnen 2 weken na het verschijnen van de advertentie naar: Norit Nederland B.V., Postbus 105, 3800 AC AMERSFOORT t.a.v. Marjolein Blaauw, P&O Manager of per e-mail: application@norit.com. Voor meer informatie, kijk op onze website: www.norit-ac.com Indien je specifieke additionele informatie wenst, kunt je contact opnemen met de heer J. Boere, Business manager, via telefoonnummer 06.21892835, of per e-mail: boere.jos.nl@norit.com
In een serie van tien artikelen laat H2O de komende maanden de daadwerkelijke waterbeheerders aan het woord: mensen die de gemalen laten werken, de dijken versterken, drinkwaterleidingen aanleggen, etc. Dit is de derde aflevering. Tijdens een zware storm afgelopen winter beukten de golven hoog tegen de dijk (foto: Rien Vroegop).
Nieuwe steenbekleding zeeweringen vergroot bescherming Zeeland Sinds 1 april van dit jaar wordt hard gewerkt aan de nieuwe steenbekleding van de dijk aan de Oosterschelde bij de stad Tholen. Vóór het stormseizoen moet het werk zijn afgerond.
D
e versterking van de zeeweringen in Zeeland speelt sinds 1997. Verantwoordelijk hiervoor is het Projectbureau Zeeweringen, een samenwerkingsverband van Rijkswaterstaat en de twee waterschappen van Zeeland. Begin dit jaar was het dijktraject Steeland - Poortvliet Schakerlooppolder aan de beurt: een traject van 3700 meter ten westen van Tholen.
“Hier troffen we een gat aan in de bekleding van de dijk. Het is tijdelijk dichtgestort.” Het aanbrengen van breuksteen.
24
H2O / 18 - 2007
De bestaande stenen bekleding wordt vervangen door een zwaardere of versterkt met extra stenen en gietasfalt. Volgens de
veiligheidsnorm voor zeeweringen moet de stenen bekleding van de dijken in Zeeland bestand zijn tegen een superstorm, die gemiddeld eens in de 4000 jaar voorkomt. Rien Vroegop (48), opzichter Projectrealisatie van het Waterschap Zeeuwse Eilanden, weet hoe belangrijk de versterking van de dijken is: “De bestaande steenbekleding is getest door de waterschappen. Er zijn behoorlijk wat stukken die niet voldoende sterk zijn om een stormvloed te kunnen weerstaan die statistisch eens in de 4000 jaar voor kan komen, de veiligheidsnorm die de water-
Graafmachine haalt delen van de oude basaltbekleding weg.
achtergrond
Onder de hoogwaterlijn is een dikke laag grove breuksteen gestort die gefixeerd wordt met gietasfalt met daarop een laagje fijner breuksteen waarop wieren zich kunnen vastzetten.
Het ingieten van de breuksteen met gietasfalt.
schappen in Zeeland moeten garanderen. We troffen zelfs een breed gat aan van een meter diep in de bekleding van deze dijk. Als bij hoog water en zware westerstorm de golven uren achtereen blijven beuken, kan zo’n gat snel groter worden met alle gevolgen van dien.” De getijdenwerking bij Tholen is ruim drie meter, van -1.50 NAP tot +1.80 NAP. Daarmee moet ook rekening gehouden worden bij de uitvoering van de werkzaamheden.
+1.80 NAP eerst een overgangsconstructie. Daarboven brengen we op het talud een filterlaag aan van tien centimeter steenslag op een doek die ervoor zorgt dat de kleilaag in de dijk blijft. De filterlaag dient er voor om het water zo snel mogelijk af te voeren uit de dijk.”
de filterlaag plaatsen we over een breedte van tien meter betonzuilen tot op een hoogte van +4 m. NAP. Op een dag legt een kraan makkelijk 100 m2 betonzuilen. Maar er is nog wel wat handwerk te doen, zoals bij het haventje. Daar hebben we basaltblokken met de hand gezet. Dat is niet machinaal te zetten.”
Betonzuilen
Het werk moet uiterlijk 1 november klaar zijn.
Even verderop is een kraan bezig betonblokken te plaatsen op de filterlaag. Rien: “Op
Tekst en foto’s: Johannes Odé
Bijna alles machinaal
Rien Vroegop op de versterkte dijk bij het haventje.
Op verschillende plaatsen tegen de dijk zijn machinisten met hydraulische graafmachines aan het werk. Handwerk is er nauwelijks bij. Rien Vroegop somt de verschillende werkzaamheden op: “Je begint aan de teen van de dijk met een kreukelberm van grove breuksteen over een breedte van vijf meter en 80 cm hoog. Daarna breng je een laag aan van 40 cm breuksteen op de bestaande glooiing. Die gieten we vervolgens vast met asfalt. Tenslotte strooien we op de bovenste laag kleine breuksteen om de aangroei van wier en andere planten te bevorderen.” Hoger tegen het talud is een graafmachine bezig met het weghalen van de oude basaltbekleding. Hiervoor in de plaats komt een nieuwe stenen bekleding met betonzuilen. Rien: “We plaatsen op een niveau van Boven de gemiddelde hoogwaterlijn wordt een filterlaag aangelegd met steenslag op een waterdoorlatend geotextiel.
Een kraan legt met gemak 500 vierkante meter betonblokken per dag.
H2O / 18 - 2007
25
Richtlijn moet kwaliteit nieuwe waterleiding garanderen Waterleidingbedrijven en aannemers hebben een richtlijn opgesteld waarmee de kwaliteit van het aanleggen, onderhouden en beheren van waterleidingnetten beter kan worden gegarandeerd. Dit ‘Standaard Toets- en Inspectieplan’ legt de wederzijdse verantwoordelijkheden vast en levert de informatie voor toetsing tijdens de voorbereiding en uitvoer van uitbestede werkzaamheden aan de ondergrondse waterinfrastructuur.
W
aterleidingbedrijven besteden de aanleg van leidingnetten steeds vaker uit aan aannemers. Controle over de kwaliteit is hierbij van groot belang. Beide partijen hebben behoefte aan heldere, uniforme afspraken over de systematiek en criteria voor die kwaliteitsbeheersing. In een werkgroep met vertegenwoordigers uit de aannemerswereld én waterleidingbedrijven hebben zij in het afgelopen jaar daarom gezamenlijk een systematiek ontwikkeld die een aanvulling vormt op bestaande kwaliteitssystemen als de Certificatieregeling Kabelinfrastructuur en Buizenlegbedrijven en de Hygiënecode Drinkwater. De richtlijn heeft de vorm van een tabel waarin per activiteit wordt vastgelegd hoe de kwaliteit wordt beheerst: Wat voor type controle vindt plaats? Welke partij is verantwoordelijk voor de uitvoering van die controle en op welke criteria wordt getoetst? Ook kan separaat worden vastgelegd hoe de opdrachtgever de werking van het Toets- en Inspectieplan wil gaan verifiëren.
een gezamenlijke verantwoordelijkheid bij de voorbereiding en uitvoering van het werk. Het werken met de richtlijn moet ervoor zorgen dat onderlinge afspraken over de kwaliteitsbeheersing altijd worden vastgelegd en dat de efficiëntie van de werkzaamheden én de onderlinge samenwerking verbetert. De richtlijn zal op basis van ervaringen in de praktijk zonodig aangepast worden. Op 29 november vindt een minisymposium plaats over het Toets- en Inspectieplan.
Jos Frijns (Kiwa Water Research) Jaap Zondervan (Vitens) Jelle de Boer (Bouwend Nederland) Henk Herremans (Visser & Smit Hanab) Aanleg van een waterleiding in Tilburg door Brabant Water en sYnfra (één van de twee pilots waar de richtlijn is getest).
De werkgroep adviseert om in de aanbestedingsfase al vast te leggen dat het Standaard Toets- en Inspectieplan van toepassing zal zijn op het werk en het vervolgens als basis te gebruiken voor de onderlinge samenwerking. Na gunning kan het plan dan voor de werkzaamheden van het project nader worden ingevuld. Zo wordt kwaliteitszorg een integraal onderdeel van het contract en
Brabant Water koopt KWO-systeem Arnhem De gemeente Arnhem heeft het koude- en warmteopslagsysteem bij het Centraal Station van Arnhem verkocht aan Brabant Water. Hiermee gaat het drinkwaterbedrijf de koeling en verwarming regelen van de nieuw te bouwen kantoren, transferhal, winkel en woningen aan de zuidkant van het spoor. Inmiddels zijn al twee gebouwen aangesloten op het KWO-systeem.
H
et KWO-systeem bestaat uit acht bronnen die op 170 meter diepte liggen: vier bronnen voor koud en vier voor warm water. Het water wordt omhoog en omlaag gepompt. De bronnen liggen 350 meter uit elkaar. Via leidingen zijn die met elkaar en met de gebouwen verbonden. In de zomer wordt de koude van koud water door een warmtewisselaar afgestaan aan het gebouw. Het gebouw geeft haar warmte af aan het systeem. Deze warmte wordt opgeslagen in de vier warme bronnen. Met de koude wordt het gebouw gekoeld. In koude perioden werkt het systeem precies andersom en wordt warmte afgestaan aan de gebouwen en koude opgeslagen in de koude bronnen. De gemeente Arnhem geeft op deze wijze invulling aan haar klimaatbeleid om de kooldioxide-uitstoot te halveren en minimaal tien procent duurzame energie te gebruiken in het nieuwe deel van het centrum.
Oasen en GeoDelft ontwikkelen filterpulsapparaat Drinkwaterbedrijf Oasen heeft samen met GeoDelft een nieuw bemonsteringsapparaat voor (drinkwater)filters ontwikkeld. Het apparaat is bedoeld om de controle te verbeteren van zandfilters die worden gebruikt bij het zuiveren van grondwater voor het maken van drinkwater.
Z
andfilters zijn complexe, natuurlijke systemen voor waterbehandeling. Een filterbed is circa twee meter diep. Soms is het belangrijk om in een filterbed te kunnen kijken en metingen te verrichten om het zuiveringsproces te controleren of te verbeteren. Oudere filterbedden zijn vaak verkleefd door onder andere ijzer- en kalkafzettingen uit het grondwater. Hierdoor is het niet mogelijk diep onder het oppervlak te kijken. Bestaande steekapparaten, zoals de veenboor en het Lathouder
26
H2O / 18 - 2007
steekapparaat, kunnen dan niet over de gehele filterdiepte bemonsteren. Vanwege de toepassing in drinkwaterfilters worden zeer strenge eisen gesteld. Het systeem dient vrij van olie en goed desinfecteerbaar te zijn. Daarnaast moet efficiënt gewerkt kunnen worden in besloten filterruimtes. Om verkleefde filterbedden na te bootsen, zijn testen uitgevoerd in het laboratorium van GeoDelft. Hierbij zijn een draai- en pulssysteem beproefd. Het draaisysteem viel af vanwege te beperkte indringdiepte in het zand en beschadiging van het apparaat. Het ontwikkelde filterpulsapparaat is getest op een sterk verkit drinkwaterfilter van Oasen. Binnen enkele uren konden op verschillende plaatsen in het filterbed monsters genomen worden over de gehele hoogte van het filterbed.
Het pulssysteem bestaat, naast de slaghamer, uit een conus, steekbus en diverse verlengstukken. Voor meer informatie: weren.de.vet@oasen.nl. Het filterpulsapparaat.
Nieuw lectoraat Water Services Management
informatie Zuiveringsstation Bergambacht vernieuwd
De Noordelijke Hogeschool Leeuwarden en Vitens-Evides International beginnen op 1 oktober met het lectoraat Water Services Management. Het moet gaan bijdragen aan het versterken van de watersector in Nederland en in ontwikkelingslanden. Het lectoraat biedt aan ongeveer 50 studenten de mogelijkheid tot het volgen van een studie. Daarnaast worden deskundigen van waterbedrijven in ontwikkelingslanden via cursussen bijgeschoold. Als lector is Siemen Veenstra (49) benoemd.
Vandaag, 21 september, neemt drinkwaterbedrijf Oasen de nieuwbouw van de zuiveringsinstallatie in Bergambacht officieel in gebruik. De verbouwing duurde twee jaar. Rond Gouda komt daardoor voortaan zacht water uit de kraan.
V
itens-Evides International en de Noordelijke Hogeschool Leeuwarden willen met het lectoraat kennisoverdracht en -ontwikkeling realiseren en stimuleren. Om direct handen en voeten te geven aan de samenwerking zijn begin deze maand 20 waterbeheerders uit China met een programma in Nederland begonnen. De Chinese delegatie wil in Leeuwarden ontdekken hoe Nederland de huidige en
toekomstige problemen in de drinkwatervoorziening, riolering en afvalwaterzuivering het hoofd wil gaan bieden. Het programma biedt daarnaast de mogelijkheid uitgebreid kennis te maken met het Nederlandse bedrijfsleven. Lector Simon Veenstra heeft jarenlang gewerkt in het internationale onderwijs en onderzoek bij UNESCO-IHE in Delft. Sinds 2002 werkt hij bij Vitens en richt zich daar vooral op de internationale projecten van Vitens-Evides International.
D
rinkwaterbedrijf Oasen bouwde een grote onthardingsinstallatie (zie H2O nr. 11 van 2006), vernieuwde al het leidingwerk en de filters in het zuiveringsstation en knapte ook de buitenkant van de gebouwen op. In april van dit jaar kon het drinkwaterbedrijf de eerste van de zes onthardingsreactoren in gebruik nemen, waarvan twee als reserve dienen. De afgelopen maanden daalde de hardheid van het water van ruim 14 graden naar rond de 8,5 graden Duits. Hiermee is het onthardingsproces voltooid.
Emissiemodule voor analyse stofstromen STOWA en WL|Delft Hydraulics hebben een emissiemodule ontwikkeld die waterbeheerders helpt met het analyseren van stofstromen in een stroomgebied. De module aggregeert informatie over de bronnen van verontreinigende stoffen in een gebied en berekent de emissie van die stoffen naar het oppervlaktewater. Zo kan het stroomgebied eenvoudig geschematiseerd worden. Hierdoor kan de waterbeheerder maatregelen onderbouwen om de waterkwaliteit te verbeteren.
D
e emissiemodule verbindt in feite de emissiegegevens met de simulatiemodellen voor oppervlaktewater. De module kan zowel zelfstandig als in combinatie met de modellen DUFLOW en SOBEK draaien. In de toekomst worden koppelingen met andere systemen ontwikkeld. Uiteindelijk zou de module aan moeten gaan sluiten op het nationaal modelinstrumentarium. De informatie over de vervuilingsbronnen kan bestaan uit gegevens van emissiere-
gistratie, gedetailleerde modellen zoals STONE voor de uitspoeling van nutriënten uit landelijk gebied of eigen meetgegevens. De uitkomsten kunnen worden gerapporteerd en eventueel ook toegeleverd aan een simulatiemodel voor de waterkwaliteit. De ontwikkeling van de module is betaald door STOWA en WL|Delft Hydraulics. De laatste partij staat garant voor het beheer en onderhoud. De module wordt na afloop van het project gratis beschikbaar gesteld aan de waterschappen en Rijkswaterstaat. Waterschappen moeten
Procesoperator Ruud de Jong van Oasen bij één van de onthardingsreactoren.
wel betalen voor het beheer en onderhoud. Anderen kunnen de module kopen. De module komt als bèta-versie in oktober beschikbaar. Op 20 november wordt samen met het RIZA een symposium in Driebergen verzorgd dat in het teken staat van emissieberekeningen en stofstroomanalyses. Voor meer informatie: Michelle Talsma (STOWA) (030) 232 11 99, Erik de Goede (WL|Delft Hydraulics) (020) 285 84 75 of Hella Pomarius (Waterschap Rivierenland) (0344) 64 92 10.
‘Afvalwaterdagen’ De ministeries van VROM en Verkeer en Waterstaat verzorgen nog twee ‘afvalwaterdagen’ waarop zij de nieuwe regelgeving ten aanzien van de afvalwaterlozingen presenteren. De voorlichtingsbijeenkomsten geven een beeld van de belangrijkste ontwikkelingen op het gebied van afvalwater en de consequenties hiervan. Herziening van de regelgeving vindt plaats via de Wet gemeentelijke watertaken, die op 1 januari aanstaande in werking treedt.
Gemeenten, milieudiensten, waterkwaliteitsbeheerders en provincies zijn verantwoordelijk voor de uitvoering van de nieuwe regelgeving. Voor deze partijen zijn de wijzigingen ingrijpend, omdat een verschuiving in taken en bevoegdheden optreedt. Tijdens de ‘afvalwaterdagen’ komen onder andere het beleid ten aanzien van hemelwater, de overgang van vergunningplicht naar algemene regels, de inzet van nieuwe instrumenten waaronder de gemeen-
telijke verordening en de wijziging in taken en bevoegdheden aan bod. De eerste bijeenkomst vond plaats op 18 september in Rotterdam. De eerstvolgende staat gepland voor 25 september in Zwolle en de laatste vindt plaats op 2 oktober in Eindhoven. U kunt zich aanmelden via www.infomil.nl/ afvalwater of (070) 373 55 75.
H2O / 18 - 2007
27
Meet- en regeltechniek: ‘Feedforward control’ In een serie van vijf artikelen wordt ingegaan op de theoretische achtergrond van meet- en regeltechniek, toegepast op het operationele beheer van de waterlopen in Nederland. In dit artikel wordt de tweede, na ‘Feedback control’, meest toegepaste regelmethodiek beschreven: ‘Feedforward control’.
‘F
eedforward control’ baseert zijn regelacties niet direct op het regeldoel, maar op de mate waarin meetbare verstoringen het regeldoel verstoren. Belangrijkste eigenschap van ‘Feedforward control’ is dan ook dat de ingang van deze regelaar een meting van een verstoring is. Dit in tegenstelling tot de ‘feedback’-regelaar, waarbij de afwijking van het regeldoel de ingang is. Om de uitwerking van de verstoring op het regeldoel te bepalen, maakt de ‘feedback’-regelaar altijd gebruik van een model. Dit kan een tabel, formule of een volledig dynamisch model zijn. De werking van ‘Feedforward control’ wordt getoond in het schema van de regeling van een waterlichaam, zoals een meer, dat kan worden geschematiseerd als een reservoir. Het dynamische gedrag van het reservoir is: dh(t) Qd(t) - Qc(t) ––––– = –––––––––– dt As waarbij h de waterstand is, Qc het regeldebiet, Qd het verstoringdebiet en As het bergend oppervlak representeert. Aangenomen wordt dat de verandering van de waterstand klein genoeg is om het zijtalud te verwaarlozen. Om de waterstand niet van het streefpeil te laten afwijken, wordt de afgeleide van de waterstand op nul gesteld. Hieruit volgt dat het regeldebiet gelijk moet zijn aan het verstoringdebiet: Qd(t) - Qc(t) dh(t) ––––– = –––––––––––– = 0 dt As
fi Qc(t) = Qd(t)
De resulterende ‘feedforward’-regelaar heeft dan een zeer eenvoudige overdrachtsfunctie met de waarde 1. Toepassing van deze triviale regelaar levert echter problemen op. De meting van de instroom in het meer, het verstoringdebiet, is niet nauwkeurig uit te voeren. In het geval van een instromende rivier is de meting van het debiet al moeilijk. Debietmetingen zijn over een langere periode moeilijk onder een nauwkeurigheidsmarge van tien procent te krijgen. Daarbij moet dan nog de niet meetbare inloop of onttrekking ten gevolge van neerslag, verdamping, kwel, etc. worden opgeteld. Deze moeten worden geschat uit meteorologische variabelen en grondwaterstanden. Een rekenvoorbeeld leert dat een fout van 15 procent in het constante instroomdebiet van één kubieke meter per seconde op een meertje van 100.000 m2 (1.000 bij 100 meter) en toepassing van de ‘feedback’-regelaar na 24 uur leidt tot een waterstandafwijking van: 1.15 - 1.0 Qd - Qc Δh = ––––––– ΔT = ––––––––– • 86400 = 0.13m 100000 As zonder dat daarop een corrigerend mechanisme reageert. Hetzelfde geldt
28
H2O / 18 - 2007
overigens bij het uitvoeren van de regelacties. Als in tabellen van de leverancier of in ijkingstabellen een bepaalde stand van een stuw bij een bepaalde bovenstroomse waterstand een bepaald debiet oplevert, betekent dit nog niet dat dit debiet in de werkelijkheid ook zo nauwkeurig optreedt. Door de jaren heen kan de elektromotor minder krachtig zijn geworden, speling zijn ontstaan in de mechanische overbrenging, kroos de stroming over deze stuw belemmeren, etc. Het moge duidelijk zijn dat ‘Feedforward control’ een krachtige regelmethodiek is die direct reageert op een verstoring, maar zeker geen nauwkeurige methode is. De oplossing hiervoor ligt in de combinatie met ‘Feedback control’. In het voorbeeld levert deze combinatie het volgende algoritme op: k
Qc(k) = Qd (k) + Kp • e(k) + Ki • Σ e(l). i=0
Hierbij is e de afwijking tussen referentie en waterstandmeting, ∑e de sommatie van deze afwijking, k de tijdstapindex, Kp de proportionele versterkingsfactor en stelt Ki de integrerende versterkingsfactor voor. Met het ‘Feedforward’-gedeelte wordt een snelle reactie verkregen, terwijl de ‘feedback’-term ervoor zorgt dat het geheel op lange termijn niet wegloopt van het streefpeil. Een ‘feedforward’-regelaar die veel in irrigatiesystemen wordt toegepast, is ‘Flow routing’. Dit is het door het kanalensysteem leiden van veranderingen in waterstroom door op de juiste momenten de kunstwerken te verstellen. De benodigde waterstroomveranderingen worden bepaald uit een watervraagschema. Dit schema wordt iedere dag opgesteld aan de hand van vooraf doorgegeven bestellingen van watergebruikers, bijvoorbeeld landbouwers. Als de looptijden van boven- tot benedenstrooms van iedere waterloop bekend zijn, kan een schema worden opgesteld van alle vereiste kunstwerkverstellingen in de tijd. Als voorbeeld wordt een lang kanaal met een
gemiddelde looptijd van één uur genomen. Als een landbouwer gedurende 45 minuten wil irrigeren, te beginnen om 13:00 uur, dan wordt dit water om 12:00 uur losgelaten bij het bovenstroomse kunstwerk. Onder gemiddelde omstandigheden functioneert dit goed. De looptijd van het kanaal is echter afhankelijk van vele factoren, die variëren gedurende het jaar. De belangrijkste parameter, de bodemwrijving, neemt door begroeiing van waterplanten in de zomer toe, hetgeen tot langere looptijden leidt. Ook verandert de looptijd met het debiet dat door het kanaal wordt getransporteerd. Stel dat de looptijd op een bepaald moment 45 minuten is in plaats van een uur: om 12:45 uur bereikt het water de locatie van de inlaat van de watergebruiker en gedurende 15 minuten stroomt het water ongebruikt door richting een spilkunstwerk. De landbouwer kan van 13:00 tot 13:30 uur gebruik maken van zijn bestelde water. In dit voorbeeld reduceert de efficiëntie van de waterlevering naar: Qinlaat • 1800 Vgeleverd ––––––– = –––––––––––– = 67% Vbesteld Qinlaat • 2700 Het is wederom duidelijk dat ‘Feedforward control’ alleen nauwkeurig is, wanneer het gebruikte model (in dit geval de looptijden) perfect is. Aangezien dit in werkelijkheid niet mogelijk is, is het gebruik van ‘Feedback control’ noodzakelijk. Andersom is het wel mogelijk om een wateraanvoersysteem te ontwerpen dat volledig op ‘Downstream feedback control’ is gebaseerd. Peter-Jules van Overloop (TU Delft afdeling Watermanagement)
verenigingsnieuws Het jaar 2008 nadert; de waterkwaliteitsbeheerders in Nederland werken toe naar de stroomgebiedbeheersplannen die voor de Kaderrichtlijn Water moeten worden opgesteld. Een belangrijk onderdeel hierin is het analyseren en afwegen van een pakket aan emissiereducerende maatregelen. Hiervan is de keuze van maatregelen voor de (afval)waterketen/rwzi’s een belangrijk onderdeel. In de Decembernota 2006 is een lijn uitgezet die de regio’s afwegingsvrijheid biedt in deze keuzes.
Workshop ‘Worden we beter van meten?’ NVA-programmagroep 2 (verzameling en transport afvalwater) verzorgt op 3 oktober de workshop ‘Worden we beter van meten?’ bij DHV in Amersfoort. Meten aan riolering en stedelijk water wordt door sommigen als vanzelfsprekend beschouwd en door anderen sceptisch bezien. De één meet omdat het in de overstortvergunning verplicht is gesteld en de ander om daar zelf baat bij te hebben. Op de vraag wat het nut is van meten, blijft het echter nog vaak stil. Wat doen gemeenten en waterschappen met de meetgegevens? Leidt meten tot andere investeringen en heeft het invloed op beheer en onderhoud van de afvalwaterketen? De workshop moet leiden tot handvaten om betere keuzes te maken opdat partijen als zij meten er ook daadwerkelijk beter van worden. De opzet van de bijeenkomst wordt mede op basis van inbreng van de deelnemers bepaald. Na aanmelding ontvangen zij per e-mail een aantal vragen. Aan de hand van deze vragen geven zij hun visie op meten aan de riolering en stedelijk water en hun motto voor de workshop. De doelgroep bestaat uit riolerings- en waterkwaliteitsbeheerders, adviseurs én sceptici met betrekking tot meten aan riolering en stedelijk water. Geïnteresseerden kunnen hun interesse voor deelname kenbaar maken door een e-mailbericht te sturen naar Wouter.Stapel@ DHV.com. Deelname is gratis.
Symposium ‘KRWmaatregelen in de (afval)waterketen vergeleken’ NVA-programmagroep 3 (afvalwaterbehandeling), de Unie van Waterschappen en het Ministerie van Verkeer en Waterstaat houden op 4 oktober het symposium ‘Lokale smaak of taak? KRW-maatregelen in de (afval)waterketen vergeleken’ in Orpheus in Apeldoorn.
Dit symposium is het derde in een drieluik. Het eerste, op 26 april 2006 in Arnhem, ‘KRW en rwzi, eerste opzet en uitwerking’ gaf een overzicht van de activiteiten en beelden van dat moment. Het tweede op 19 juni jl. gaf een overzicht van innovatieve technieken voor vergaande afvalwaterzuivering. De nadruk in dit derde deel ligt op de afwegingsprocessen bij de waterkwaliteitsbeheerders in de aanloop kort voor de definitieve stroomgebiedbeheersplannen. Op welke wijze heeft de regio invulling gegeven aan de keuze voor het al dan niet opnemen van maatregelen? Wat is de achterliggende gedachte hierbij geweest en op welke wijze is omgegaan met bepaalde onzekerheden? Een aantal waterschappen heeft dit afwegingsproces doorlopen en komt tot uiteenlopende uitkomsten. Wat zit hier achter en wat kunnen we daarvan leren? Het gaat om vragen als: Welke keuzes zijn of worden gemaakt en waarom? Zijn lokale omstandigheden in het ontvangend watersysteem en de afvalwaterketen leidend of zijn bestuurlijke keuzes bepalend voor de gekozen maatregelen? Hoe wordt omgegaan met afwenteling? Op welke wijze worden maatregelen met elkaar afgewogen en geprioriteerd? Het symposium is aan het begin van het najaar gepland om een mogelijkheid te bieden voor kennisdeling en discussie voordat de definitieve maatregelen worden gekozen. Hiermee wordt beoogd steun te geven aan beleidsmakers en beslissers in hun afwegingsproces en de kwaliteit van de maatregelenpakketten te verhogen. Voor meer informatie: Paul Roeleveld (030) 220 79 22 of Stefan Weijers (0411) 61 84 62. Aanmelden is mogelijk via de NVA-internetpagina www.nva.net.
De Contactgroep Stedelijk Waterbeheer van de NVA komt weer bijeen op 18 oktober, in het kantoor van Royal Haskoning in Nijmegen (Barbarossastraat 35). De bijeenkomst begint om 14.00 uur en heeft als thema ‘Water in de stad en stedelijke vernieuwing’. Deelname is zoals altijd gratis, maar wel deelname vooraf graag melden via csw@arcadis.nl.
WATERCOLUMN
Zin en onzin
I
n een verhaal van een politiek adviseur wordt onderscheid gemaakt tussen ‘politiek van de argumenten’ en ‘politiek van de affiniteit’. Zijn stelling is dat zodra mensen overtuigd zijn van een bepaalde dreiging inhoudelijke argumenten er steeds minder toe doen. Het publiek is onwetend en durft niet het risico te lopen om een verkeerde keuze te maken. In dergelijke situaties kiest men de partij of leider niet op inhoudelijke gronden, maar vooral omdat men er een zekere affiniteit mee heeft. Bush heeft deze strategie, aldus de schrijver, met succes toegepast bij de laatste twee presidentsverkiezingen. De democraten kwamen met argumenten en wezen op de complexiteit van vraagstukken als terrorisme, milieu en zorg. Bush kwam met simpele verklaringen en stelde ‘je bent voor of tegen’. De honderden ‘Bushisms’ (domme uitspraken van Bush) hebben hem daarbij niet gehinderd. Is dit onderscheid tussen ‘kiezen op basis van argumenten’ of kiezen vanwege ‘affiniteit’ met een bepaalde aanpak ook van toepassing op het waterbeheer? De boodschap van de commissie WB21 was duidelijk: de effecten van klimaatverandering, zeespiegelrijzing en bodemdaling maken een andere aanpak van het waterbeheer noodzakelijk. De gewenste aanpak was in een begrijpelijke trits verpakt: vasthouden - bergen - afvoeren. Tevens zou 60.000 hectare extra waterberging gerealiseerd moeten worden. De toon was gezet en is de afgelopen jaren alleen maar sterker geworden. Al Gore die ons de ongemakkelijke waarheid laat zien. Dit geldt ook voor de verschillende klimaatrapporten, die zonder uitzondering op het belang van goed waterbeheer hameren. Het feit dat we ook de afgelopen jaren herhaaldelijk wateroverlast hebben gehad speelt natuurlijk ook mee. En anderen liften daar weer op mee. Denk aan de recente Nuon-reclame, die een directe relatie legt tussen de uitstoot van kooldioxide en diverse waterrampen. Water krijgt veel aandacht, maar met de toenemende aandacht bij publiek en politiek is het onvermijdelijk dat ook steeds meer berichten in de media verschijnen en uitlatingen worden gedaan die lastig met goede argumenten zijn te onderbouwen. Het is een schone taak voor onze vereniging om het debat over de zin en onzin van mogelijke strategieën voor het waterbeheer levendig te houden. Want voordat je het weet zijn we klimaatscenario’s aan het bekijken en worden er conclusies getrokken in de trant van: ‘We are ready for any unforseen event which may or may not happen.’(G.W. Bush) Fons Nelen (NVA)
H2O / 18 - 2007
29
Een andere richting?
IndustrialIT Extended Automation System 800xA geeft u alle veerkracht. Bij aanpassingen en veranderingen in uw applicatie speelt hergebruik van standaard oplossingen een grote rol. In System 800xA kunt u zelf een standaard definiëren op ieder niveau door uw gehele plant. Veranderen uw automatiseringsbehoeften, dan worden wijzigingen in een gedefinieerde standaard consequent en automatisch op ieder niveau doorgevoerd. Engineering change management registreert dit. System 800xA maakt uw wijzigingen zo inzichtelijk en beheersbaar en voldoet hiermee volledig aan de FDA 21 CFR part 11 eisen. Ontdek ABB op Elektrotechniek 2007 1 t/m 5 oktober Jaarbeurs Utrecht SIL-training 27 en 28 november te Etten-Leur heidi.baart@be.abb.com
ABB b.v. Mon Plaisir 40 NL-4879 AN Etten-Leur Tel. +31 (0)76 5086200 E-mail info@nl.abb.com Website www.abb.nl
Neem voor meer informatie contact op met onze afdeling Process Automation.
platform
Harry Hosper, Rijkswaterstaat RIZA Rob Portielje,Rijkswaterstaat RIZA Eddy Lammens, Rijkswaterstaat RIZA
Heldere meren in Nederland in 2015: droom of werkelijkheid? Algenbloei is een hardnekkig probleem. Voor het zoete water vormt de fosfaatbelasting de belangrijkste stuurvariabele, maar meren en plassen knappen meestal niet vanzelf op als je de fosfaatkraan dichter draait. Voor herstel van helder water en biodiversiteit is vaak meer nodig. Inrichtings- en beheersmaatregelen in de meren zelf kunnen dan voor het gewenste resultaat zorgen. Vooral brasemvisserijen blijken effectief te zijn, maar soms ook aanpassing van het peilbeheer of aanpassing van de morfologie van het systeem. Heldere meren in 2015 lijkt een realistisch perspectief voor de meeste Nederlandse meren.
H
elder water met een rijke vegetatie en een gevarieerde visstand met zo min mogelijk overlast van algen (en waterplanten); dat zal in het algemeen de doelstelling zijn voor de Nederlandse ondiepe (ĂŠĂŠn tot drie meter) meren en plassen. De Kaderrichtlijn Water (KRW) vraagt om realisatie hiervan zo mogelijk al in 2015, maar gaat dat ook lukken? De emissiereductie voor fosfaat als gevolg van diverse maatregelen (behandeling stedelijk afvalwater, invoering fosfaatvrije Veluwemeer deze zomer: aantrekkelijk en veilig zwem- en speelwater, een heel seizoen lang (foto: Ingo Hosper).
wasmiddelen, aanpak diffuse bronnen), is succesvol. In de Rijn daalde het gehalte totaalfosfaat van 1,0 naar minder dan 0,20 mg/l in de periode 1975-2000 (zie afbeelding 1). In de ondiepe meren en plassen zien we een afname van 0,30 naar 0,10 mg/l (zie afbeelding 2 op pagina 32). De hoeveelheid totaalstikstof is ongeveer gehalveerd. De hoeveelheid algen (chlorofyl) daalt ook en het doorzicht neemt toe (zie ook afbeelding 2). Het betreft hier medianen; dus ongeveer de helft van de meren voldoet in 2005 al aan de werknorm voor totaalfosfaat. Dit klinkt allemaal heel positief, maar we zijn er nog niet. De chlorofylgehalten zijn
weliswaar ook aanzienlijk gedaald, maar liggen voor een meerderheid van de locaties nog duidelijk boven de norm van 23 mg/m3, die als voorlopig resultaat uit de intercalibratie is gekomen (zie afbeelding 2). Er zijn dus flink wat meren die wel (of bijna) voldoen aan de norm voor totaalfosfaat, maar nog niet aan die van chlorofyl (zie kwadrant C in afbeelding 3 op pagina 32). Het echte herstel van de helderheid en de biodiversiteit (bijvoorbeeld de terugkeer van ondergedoken waterplanten en watervogels) moet bij de meeste meren nog komen. Tot nu toe zijn er maar een paar meren waar dit wel het geval is. Dit betreft bijvoor-
Afb. 1: Het gehalte totaalfosfaat in de Rijn (data Rijkswaterstaat RIZA).
H2O / 18 - 2007
31
beeld de keten van de Veluwerandmeren (zie afbeelding 4). Juist in deze meren is in aanvulling op emissiereductie intensief gevist op brasem1),2),3). In troebele meren en plassen zit vaak veel brasem. Vermindering van de fosfaatbelasting leidt niet (snel) tot minder brasem. Een hoge brasemstand kan het herstel in de weg staan. De grote vissen woelen voordurend in de waterbodem op zoek naar voedsel. Dit zorgt ervoor dat waterplanten (bijvoorbeeld kranswieren) en ook driehoeksmosselen zich moeilijk kunnen vestigen (zie afbeelding 5)4). Waterplanten bevorderen de biodiversiteit en houden het water helder. In veel Nederlandse meren kan de driehoeksmossel een belangrijke rol spelen, niet alleen als voedsel voor duikeenden, maar ook in het filteren van zwevende stof (inclusief algen) en dus in het helder houden van het water. Het omwoelen van sediment door vis leidt tot het versterkt vrijkomen van fosfaat en mogelijk ook van (overwinterende) blauwalgen. In het Wolderwijd-Nuldernauw is begin jaren 90 intensief gevist op initiatief van de waterbeheerder. In het Veluwemeer en Drontermeer wordt commercieel op brasem gevist (dus zonder bemoeienis van de waterbeheerder). Dit geldt ook voor andere meren in het IJsselmeergebied, zoals het Zwarte Meer, het Eemmeer en het Gooimeer. Ook in deze meren zien we duidelijk tekenen van ecologisch herstel5),6) (zie afbeelding 4).
Afb. 2: Het gehalte totaalfosfaat, totaalstikstof, chlorofyl en het doorzicht. Voor een variabele set van gemiddeld 80 ondiepe meren in Nederland is de mediaan voor zomerhalfjaargemiddelden weergegeven10), aangevuld met data voor 2003-2005. De horizontale lijnen geven de voorlopige normen aan voor de ‘goede ecologische toestand’ van ondiepe meren11),12). Leidend hierin is de chlorofylnorm (naast algensoortensamenstelling). Deze is ten opzichte van 12) alvast aangescherpt van 30 naar 23 mg/m3, als verwacht resultaat van het lopende EU-intercalibratieproces (internationale afstemming van KRW-doelen).
Hoe verder met het herstel van ondiepe meren? De fosfaatgehalten naderen nu de niveaus (< 0,10 mg/l)7) waarbij visstandbeheer kan zorgen voor snel en structureel herstel. Verdere optimalisatie van de behandeling van stedelijk afvalwater en uitvoering van bestaand beleid voor meststoffen in de landbouw zullen naar verwachting zorgen voor enige verdere daling van de fosfaatgehalten. In sommige stroomgebieden waarin de effluenten nog een belangrijke bijdrage leveren aan de totale fosfaatbelasting, kan invoering van een vierde trap in de afvalwaterzuivering nodig zijn. In het stroomgebied van de Eem (Eemmeer en Gooimeer) is hierover al overeenstemming bereikt8). Het toestaan van iets grotere peilfluctuaties in merengebieden kan zorgen voor minder behoefte aan inlaat van gebiedsvreemd (hard) water en daardoor minder interne eutrofiëring9). Brasemvisserijen kunnen planmatig worden voorbereid in de visstandbeheerscommissies die voor steeds meer watergebieden actief zijn. Hierin werken sportvisserij en beroepsvisserij samen met de water- en natuurbeheerder. De verwachting is dat de visserijen een aantal jaren moeten worden volgehouden; in bepaalde gebieden is mogelijk een reguliere onderhoudsvisserij nodig. Het commercieel benutten van de vangsten, zoals nu ook al gebeurt, zal de visserijen zeker aantrekkelijker maken. De sportvisserij vreest een minder goede visstand voor hengelaars (minder vis) en is daarom terughoudend als het gaat om deze
32
H2O / 18 - 2007
Afb. 3: Ligging en aantallen van ondiepe meren die voldoen aan de werknormen voor zowel totaalfosfaat als chlorofyl (kwadrant A), alleen chlorofyl (kwadrant B), alleen totaalfosfaat (kwadrant C) of geen van beide (kwadrant D). Per meer zijn de gemiddelden over de periode 2000 tot en met 2005 genomen. Gezien de dalende trends in deze periode geeft dit een iets te pessimistisch beeld van de huidige toestand.
vorm van beheer. Minder vis, maar wel meer soorten, is in het algemeen wat de praktijk laat zien. Een goede monitoring en evaluatie van herstelprojecten in samenwerking met de sector kan helpen om ook bij de sportvissers het draagvlak te vergroten. Aanpassing van het gevoerde peilbeheer (meer natuurlijke fluctuaties) en van de morfologie van de meren (lokaal dieper of ondieper maken) zijn andere effectgerichte maatregelen die in bepaalde situaties succesvol kunnen zijn. Mogelijkheden hiertoe en risico’s hiervan zouden verder moeten worden verkend, bij voorkeur in de vorm van pilots. In een recente brief (d.d. 11 juli 2007) pleit het Directoraat Generaal Water voor een
intensievere afstemming en kennisdeling tussen waterbeheerders. Zoek elkaar vaker en meer op, luidt de boodschap. Dit leidt naar verwachting tot betere werkwijzen en daarmee tot betere uitkomsten. Voor de meren en plassen kunnen we hiermee direct aan de slag, gebruik makend van bestaande netwerken. Op het landelijke niveau opereert al vele jaren met succes het Platform ecologisch herstel meren. Onder deze paraplu zou een team aan de slag kunnen met als opdracht het opstellen van een ‘routekaart’ naar helder water. Een eerste activiteit zal dan zijn een actueel landelijk overzicht te maken van toestanden en trends in de fysisch-chemische en biologische kwaliteitselementen van de KRW.
platform
Afb. 5: Minder bodemwoelende brasem betekent minder omgewoeld sediment en daardoor meer kansen voor kranswieren (waterplanten) en driehoeksmosselen en daarmee helder water (wat weer zorgt voor meer kranswieren enz.). Brasem mijdt sterk begroeide waterbodems4). Afb. 4: Doorzicht in de randmeren. Aangegeven zijn de zomerhalfjaargemiddelden voor Zwarte Meer, Veluwemeer, Wolderwijd, Eemmeer en Gooimeer (data Rijkswaterstaat RIZA).
Helder water in 2015? Ja, wij denken dat dit een realistisch perspectief is voor het merendeel van de Nederlandse meren en plassen. De randvoorwaarden voor nutriënten worden steeds beter en vooral brasemvisserijen blijken in de praktijk effectief te zijn om het herstel op gang te brengen. Nooit meer drijflagen van blauwalgen? Nee, dat lijkt ons niet realistisch. Frequentie en intensiteit zullen behoorlijk afnemen en daarmee ook de overlast, maar een incidentele blauwalgenbloei hoort bij van nature relatief voedselrijke watersystemen. LITERATUUR 1) Meijer M.-L. (2000). Biomanipulation in The Netherlands: fifteen years of experience. Proefschrift Wageningen Universiteit. 2) Lammens E., E. van Nes en W. Mooij (2002). Differences in the exploitation of bream in
3)
4)
5)
6)
three shallow lake systems and their relation to water quality. Freshwater Biology 47, pag. 2435-2442. Ibelings B., R. Portielje, E. Lammens, R. Noordhuis, M. van den Berg, W. Joosse en M.-L. Meijer (2007). Resilience of alternative stable states during the recovery of shallow lakes from eutrophication: Lake Veluwe as a case study. Ecosystems 10, pag. 4-16. Lammens E., E. van Nes, M.-L. Meijer en M. van den Berg (2004). Effects of commercial fishery on the bream population and the expansion of Chara aspera in Lake Veluwe. Ecological Modelling 177, pag. 233-244. Noordhuis R. (2007). Ontwikkelingen in de aquatische ecologie van het Zwarte Meer. RWS RIZA-rapport 2007.007. Portielje R. en K. Oostinga (2003). De waterkwaliteit en ecologie van het Eem- en Gooimeer. H2O nr. 3, pag. 22-24.
7) Janse J. (2005). Model studies on the eutrophication of shallow lakes and ditches. Proefschrift Wageningen Universiteit. 8) Nieuwkamer R., R. van den Boomen, K. van den Herik en E. Rijsdijk (2006). Bestrijding van de eutrofiëring in de zuidelijke randmeren. H2O nr. 11, pag. 29-32. 9) Michielsen B., L. Lamers en F. Smolders (2007). Interne eutrofiëring van veenplassen belangrijker dan voorheen erkend. H2O nr. 8, pag. 51-54. 10) Portielje R., L. van Ballegooijen en A. Griffioen (2004). Eutrofiëring van landbouwbeïnvloede wateren en meren in Nederland - toestanden en trends. RIZA-rapport 2004.009. 11) Van der Molen D., P. Boers en N. Evers (2006). KRW-normen voor algemene fysisch-chemische kwaliteitselementen in natuurlijke wateren. H2O nr. 25/26, pag. 31-33. 12) Heijnis F. en C. Evers (2007). Afleiding getalswaarden voor nutriënten voor de goede ecologische toestand voor natuurlijke wateren. STOWA-rapport 2007-02 en RIZA-rapport 2007-001.
Veluwemeer op 3 mei jl.: de zogeheten helder waterfase met een doorzicht tot drie meter (foto: Harry Hosper).
H2O / 18 - 2007
33
Anneke Abrahamse, Kiwa Water Research Weren de Vet, Oasen Petra Scholte, Waternet Bas Heijman, Kiwa Water Research / TU Delft
Toepassing zeolieten voor verwijdering ammonium bij de drinkwaterzuivering Bij meer dan 60 procent van de drinkwaterproductiebedrijven heeft het ruwe water een ammoniumgehalte dat boven de drinkwaternorm van 0,2 mg/l ligt. Bij grondwater gaat de aanwezigheid van ammonium vaak samen met die van methaan en ijzer- en/of mangaan. Methaan wordt grotendeels fysisch verwijderd door beluchting; de rest wordt door methanotrofe bacteriën omgezet tijdens snelfiltratie. Ammonium, ijzer en mangaan worden normaal gesproken ook in snelfilters verwijderd, waarbij het ammonium wordt omgezet door nitrificerende bacteriën. De omzetting van methaan en ammonium leidt tot vorming van biomassa. Deze hoopt op in de snelfilters en wordt gedeeltelijk door terugspoelen verwijderd. Bij sommige grondwaterzuiveringen is snelfiltratie de laatste zuiveringsstap; in dat geval kan biomassa uitspoelen naar het reinwater en in het distributienet terechtkomen, waar het mogelijk leidt tot groei van Aeromonas of Legionella1). Verwijdering van ammonium op een andere wijze biedt daarmee wellicht mogelijkheden voor het verhogen van de biologische stabiliteit. Het is daarom interessant aanvullende technieken voor ammoniumverwijdering te zoeken. Eén van de mogelijkheden is ionenwisseling met zeolieten.
B
epaalde zeolieten werken als kationwisselaars en verwijderen tamelijk specifiek ammonium; zij zouden kunnen dienen als fysisch-chemische (voor)behandeling. Een fysisch-chemische verwijdering zou ook nuttig kunnen zijn bij incidentele situaties waar de biologische ammoniumverwijdering moeizamer verloopt, bijvoorbeeld bij oppervlaktewaterwinningen bij een lage watertemperatuur. Om de toepassingsmogelijkheden van zeolieten voor ammoniumverwijdering te verkennen is een haalbaarheidsstudie verricht. Hiervoor zijn casussen ingebracht door Oasen en Waternet en zijn labexperimenten uitgevoerd. Hieruit blijkt dat de meerkosten van zeolietfiltratie beperkt zijn als het een gewone snelfiltratiestap kan vervangen. Het regenereren van de zeolieten en mogelijkheden voor hergebruik van het regeneraat moeten verder worden uitgewerkt.
gezuiverd tot drinkwater met het volgende zuiveringsschema: cascadebeluchting, droogfiltratie, beluchting, droogfiltratie, pelletontharding, snelfiltratie, actieve koolfiltratie en UV. Ammonium komt in het grondwater gedurende het hele jaar in een hoge concentratie voor (gemiddeld 9 mg/l). De bedrijfsnorm van Oasen voor ammonium in het reine water bedraagt 0,1 mg/l. Bij incidentele piekproductie is dit niet altijd te realiseren. Door het gebruik van zeolieten kunnen deze pieken wellicht worden opgevangen. In deze studie zijn de volgende twee opties bestudeerd: zeoliet als poederdosering aan het opgepompte water of het water na de eerste snelfilters én een zeolietfilter na het eerste snelfilter. Bij het verzameld filtraat van het eerste snelfilter wordt een ammoniumconcentratie van 3 mg/l aangenomen.
Oppervlaktewater Waternet Grondwater Oasen Op pompstation Reijerwaard van Oasen in Ridderkerk wordt op dit moment grondwater
34
H2O / 18 - 2007
In de waterleidingplas te Loenderveen wordt grondwater uit de Bethunepolder verzameld. Dit water ondergaat de volgende
behandeling in Loenderveen en na transport op zuiveringsstation Weesperkarspel: vlokvorming, sedimentatie, waterleidingplas, snelfiltratie, ozonisatie, ontharding, biologische actieve koolfiltratie en langzame zandfiltratie. De ammoniumconcentratie in het influent van de snelfilters is in de zomer laag (0,2 mg/l) om in de winter toe te nemen tot boven 1 mg/l. Mede gezien de lage watertemperatuur is de nitrificatie in die periode kritisch. Een aangepaste bedrijfsvoering (onder andere fosforzuurdosering bij lage watertemperatuur) dient te worden toegepast om de gewenste ammoniumafbraak te kunnen waarborgen. De ammoniumconcentratie blijft hiermee onder de drinkwaternorm. Bij de zuivering in Loenderveen en Weesperkarspel kunnen zeolieten op de volgende manieren worden ingezet: als een apart zeolietfilter direct na de snelfiltratiestap in Loenderveen én als laag op de langzame zandfilters. Bij de berekeningen aan deze casus is als ammoniumconcentratie van het influent 0,3 mg/l genomen, dat met de
platform behandeling moet worden teruggebracht tot maximaal 0,04 mg/l.
Capaciteit ionenwisseling Looptijden van zeolietfiltratie zijn berekend in de modelomgeving Stimela. De benodigde parameters, K en n uit de Freundlich adsorptie-isotherm werden voor beide watertypes afzonderlijk bepaald in batchexperimenten (zie afbeelding 1). Vanwege de relatief lagere ammoniumconcentratie in het water uit Loenderveen bestaat meer competitie met de andere kationen dan in de casus van Oasen. Hierdoor is de adsorptie van ammonium per gram zeoliet lager dan bij het water van Oasen. De selectiviteit van verschillende kationen voor clinoptiloliet (het gebruikte zeoliet) neemt af in de volgorde: Cs > Pb > NH4 > K > Na > Cd > Ca > Fe > Mg. Hoewel de selectiviteit van de meest voorkomende ionen in water lager is dan die van ammonium, worden toch behoorlijke hoeveelheden van deze kationen uitgewisseld, omdat ze in hogere concentraties aanwezig zijn dan ammonium. Dit is in tabel 1 te zien voor kalium, calcium en magnesium. Tabel 1: Adsorptie van kationen op clinoptiloliet (4 g zeoliet/l), bepaald in een erlenmeyer.
NH4+ K+ Ca2+ Mg2+
ion startconcentratie (mg/l)
evenwichtsconcentratie (mg/l)
3,0 9,7 130 23
1,1 3,0 86 20
Poederzeolietdosering In de casus van Oasen is aangenomen dat na het eerste snelfilter de ammoniumconcentratie circa 3 mg/l bedraagt (bij pieken kan dit overigens hoger zijn). Bij een gewenste effluentconcentratie van 0,1 mg/l kan met behulp van de adsorptie-isotherm worden berekend dat 13 gram zeoliet per liter moet worden gedoseerd. Hierbij is ervan uitgegaan dat binnen de realiseerbare contacttijd, die waarschijnlijk maximaal 20 minuten is, volledig evenwicht is ingesteld. Uit experimenten blijkt dit voor een korrelgrootte van 0,2-0,5 mm niet zo te zijn, maar bij kleinere korrelgroottes wellicht wel. Het poederzeoliet wordt afgevangen op het volgende filter en zal daar tijdens spoelen worden verwijderd. Naar verwachting is hergebruik niet mogelijk, omdat het zeoliet vervuild zal zijn met deeltjes (onder andere ijzer- en mangaanoxides). Voor dosering is bij een gemiddeld debiet van 285 kubieke meter per uur 91 ton zeoliet per dag nodig. Toepassing van poederzeolietdosering is daarmee geen reële optie.
Zeolietfiltratie Met het model Stimela is voor de casus van Oasen de doorbraakcurve van ammonium berekend voor een twee meter dik zeolietbed met een filtratiesnelheid van 2,8 m/uur, zoals in de huidige snelfilters het geval is. Het model voorspelt dat ammonium gedurende een aantal dagen volledig wordt verwijderd, vervolgens doorbreekt en dat na negen tot 13 dagen een effluentconcentratie van 0,1 mg ammonium per liter wordt bereikt. Voor de casus van Waternet is een doorbraakcurve van ammonium berekend voor een twee meter dik filterbed en een snelheid van zes meter per uur. De looptijd bedraagt ongeveer acht dagen. Het lijkt niet mogelijk
Zeolieten zijn mineralen met een poreuze structuur. Zo’n 50 à 60 verschillende soorten natuurlijke zeolieten zijn te onderscheiden die op uitgebreide schaal worden gedolven op vele vulkanische plaatsen ter wereld. Daarnaast bestaan inmiddels meer dan 100 synthetische zeolieten, die onder andere worden gebruikt in wasmiddelen en als katalysator in de petrochemische industrie. Zeolieten zijn aluminosilicaten met een open structuur waarin kationen kunnen worden gebonden. Afhankelijk van de grootte van de holtes zullen sommige ionen wel en andere niet door de zeolieten kunnen worden opgenomen. De ionen zijn niet sterk gebonden, zodat zeolieten als ionenwisselaar kunnen worden gebruikt. Drie veel gebruikte typen zeoliet voor ammoniumverwijdering zijn clinoptiloliet, phillipsiet en mordeniet. De drie typen verschillen in de ordening van de kristalroosters, waardoor de poriediameters verschillend zijn. Voor toepassing in de waterzuivering blijkt clinoptiloliet het meest geschikte type vanwege de goede verhouding tussen de ammoniumadsorptie en de slijtvastheid.
een zodanig zeolietfilter te ontwerpen dat gedurende de gehele moeilijke (winter) periode van ongeveer 50 dagen de ammoniumconcentratie tot de gewenste waarde kan worden verlaagd zonder tussentijdse regeneratie. Een zeolietlaag van enkele tientallen centimeters op de langzame zandfilters zou dankzij de lage filtratiesnelheid waarschijnlijk gedurende maximaal een maand ammonium kunnen adsorberen. Ook dit is echter een te korte periode. Chemische regeneratie van de zeolietlaag lijkt niet mogelijk, omdat dit het langzame zandfilter verstoort; vervanging van de laag is in de praktijk waarschijnlijk lastig uit te voeren.
Regeneratie Na gemeten doorslag van ammonium kan de ionenwisselingscapaciteit worden hersteld door het zeolietbed te regenereren. Uit literatuur en kostenberekeningen blijkt dat zeolietfiltratie alleen economisch kan worden bedreven als de regeneratievloeistof wordt hergebruikt. Om ophoping van ammonium in het regeneraat te voorkomen, kan dit microbiologisch of door middel van strippen worden verwijderd. In onderzoeken naar microbiologische omzetting van ammonium werd ammonium met een zoutoplossing vrijgemaakt uit het zeoliet. Of het ammonium ook zonder zout beschikbaar kan komen voor de micro-organismen zal nader moeten worden onderzocht. Afhankelijk van de toepassing zijn verschillende concepten denkbaar voor verwijdering van ammonium met zeolieten en regeneratie van de zeolieten: 1. het opvangen van pieken gevolgd door biologische regeneratie 2. polishing gevolgd door biologische regeneratie 3. anaërobe verwijdering van ammonium gevolgd door aërobe biologische regeneratie 4. anaërobe verwijdering van ammonium gevolgd door regeneratie met NaCl + NaOH, waarbij ammoniak uit de regeneratievloeistof wordt gestript 5. én anaërobe verwijdering van ammonium gevolgd door directe uitblazing van ammoniak uit de kolom. Ad 1. Gedurende korte perioden optredende ammoniumpieken kunnen door zeolieten worden afgevlakt, doordat deze ammonium snel kunnen adsorberen. Zodra de ammoniumconcentratie weer naar beneden gaat, komt ammonium (wellicht) vrij en wordt microbiologisch omgezet. Of ammonium vanzelf vrijkomt of dat daarvoor regeneratie met een zoutoplossing nodig is, is, zoals hierboven aangegeven, nog niet duidelijk. Ad 2. Voor het verwijderen van de laatste restjes ammonium (polishing) moet ervoor worden gezorgd dat de belading van de zeolieten laag is. Dit wordt waarschijnlijk niet bereikt met een microbiologische omzetting, maar wel door een beladen filter te spoelen met een zoutoplossing. Het ammonium in de zoutoplossing kan vervolgens in een aparte reactor door micro-organismen worden
H2O / 18 - 2007
35
behoorlijke aanpassingen nodig zijn die de nodige kosten met zich meebrengen. In een nieuwe zuiveringsopzet zijn het echter reële en potentieel interessante concepten.
Kosten van zeolietfiltratie
Afb. 1: Evenwicht tussen opgelost ammonium en belading van zeoliet voor de twee casussen en de daaruit berekende ionenwisselingsisothermen, bepaald met verzameld voorfiltraat uit Ridderkerk en synthetisch water met een ionensamenstelling vergelijkbaar met snelfiltraat uit Loenderveen (11°C, zeolietkorreldiameter 0,5-1,0 mm). Qe = evenwichtsconcentratie van ammonium geadsorbeerd door het zeoliet (in mg/g), Ce = evenwichtsconcentratie van ammonium in de oplossing (in mg/l).
Als de zeolietfiltratie op pompstation Reijerwaard de tweede droogfiltratiestap geheel vervangt (casus Oasen, tweede optie), bedragen de meerkosten van het gebruik van zeolieten twee eurocent per kubieke meter, bij een levensduur van het zeoliet van drie jaar of 4,5 eurocent per kubieke meter als het zeoliet jaarlijks moet worden vervangen (zie afbeelding 2). Voor Loenderveen liggen de kosten bij een zeolietfilter na de huidige snelfiltratie hoger. Aangenomen is dat met een zoutoplossing wordt geregeneerd waarbij tien bedvolumes aan regeneratievloeistof nodig is, dat honderd maal wordt hergebruikt. De kosten zitten voornamelijk in het verdampen van de vloeistof nadat het honderd maal is gebruikt. De kosten voor randapparatuur om de regeneraatstroom te kunnen hergebruiken, zijn niet meegenomen bij de berekening.
Nog te beantwoorden vragen
Afb. 2: Kosten van zeolietfiltratie op pompstation Reijerwaard te Ridderkerk ten opzichte van (enkele) snelfiltratie, bij honderd maal en oneindig hergebruik van het regeneraat.
omgezet, mits de zoutconcentratie niet te hoog is. Door de zeolietfilters afwisselend te regenereren, kan een continue microbiologische regeneraatbehandeling worden gerealiseerd. De biologische regeneratie kan uitgevoerd worden als nitrificatiesysteem (filter of slib) of gecombineerd worden met denitrificatie in bijvoorbeeld Annamox. In het laatste geval wordt NH4 geheel omgezet in N2-gas en hoeft geen NO3 te worden geloosd. Ad 3. In dit nieuwe concept wordt het zeolietfilter anaëroob bedreven en aëroob geregenereerd in een nitrificatiefase. De nitrificerende micro-organismen zijn inactief tijdens de anaërobe adsorptiefase, maar worden weer actief tijdens de beluchte nitrificatiefase. Door recirculatie kan desgewenst waterverlies worden geminimaliseerd. Onderzekerheden in dit concept zijn de desorptiesnelheid van ammonium tijdens de aërobe fase en de overleving en herstelduur van de gewenste micro-organismen. Ad 4. Wanneer ammonium in een eerste (anaërobe) zuiveringsstap met zeolieten uit het anaërobe grondwater wordt verwijderd, hoeft het merendeel van het ammonium niet meer biologisch te worden omgezet. Hierdoor wordt minder biomassa gevormd in de zuivering. De zeolieten worden chemisch
36
H2O / 18 - 2007
geregenereerd met NaCl in basische oplossing, waarbij ammonium vrijkomt door uitwisseling met natriumionen. Door de hoge pH wordt ammonium omgezet in ammoniak. Dit kan vervolgens worden verwijderd in een striptoren, waarna de regeneratievloeistof weer opnieuw kan worden gebruikt. Om het water anaëroob te houden, moet worden gewerkt met gesloten filters en ook in de striptoren mag geen zuurstof worden overgedragen naar het regeneraat. Voordat dit concept kan worden toegepast, zal moeten worden bekeken of calciumcarbonaatneerslag een probleem vormt. Omdat bij dit concept de zeolieten worden toegepast op het ruwe water, wordt de uitwisselingscapaciteit maximaal benut. Als fysisch-chemische verwijdering van ammonium inderdaad een positief effect heeft op de biologische stabiliteit, dan is anaërobe zeolietfiltratie als eerste stap de meest gunstige optie. Ad 5. Gelijk aan het voorgaande concept, maar misschien is het ook mogelijk ammonium vrij te maken van het zeoliet door alleen met natronloog te spoelen en vervolgens de ammoniak uit het filter te blazen. Dan is geen aparte striptoren nodig. Om de twee laatste concepten bij de huidige productielocaties toe te passen, zouden
Bij onderzoek naar de haalbaarheid van fysisch-chemische ammoniumverwijdering met zeolieten werd geconcludeerd dat ammonium reproduceerbaar wordt verwijderd met clinoptiloliet. De adsorptiecapaciteit neemt af door de aanwezigheid van andere kationen in het te behandelen water. In beide praktijksituaties lijkt ammoniumverwijdering met zeolieten mogelijk te zijn voor enkele centen per kubieke meter geproduceerd water - in de casus Oasen geldt dit alleen bij vervanging van een snelfiltratiestap door zeolietfiltratie. Voor de oppervlaktewatercasus wegen de kosten niet op tegen de huidige bedrijfsvoering met fosforzuurdosering in koude periodes. De belangrijkste te beantwoorden vragen liggen op het gebied van regeneratie: Kan het regeneraat langdurig worden hergebruikt of neemt daardoor de ionenwisselingscapaciteit van de zeolieten teveel af met als resultaat korte looptijden? Het antwoord hierop is bepalend voor de werkelijke kosten. Of met deze fysischchemische verwijdering van ammonium een verbetering van de reinwaterkwaliteit kan worden gerealiseerd in termen van biologische stabiliteit, zou nog kunnen worden onderzocht. LITERATUUR 1) Van der Wielen P. (2006). Moleculaire detectie van nitrificerende en methanotrofe bacteriën in de grondwaterzuivering. Kiwa Water Research. BTO 2006.069.
platform
Hans van Sluis, DHV
Oplossing van waterraadsels dichterbij Geen stof is voor de mens zo vertrouwd en vanzelfsprekend als water. Tegelijk is water voor de wetenschap een zeer bijzondere stof, waarvoor de chemische formule H2O niet voldoende is om alle eigenschappen ervan te verklaren. Sommige eigenschappen, zoals het feit dat ijs op water drijft en de mogelijkheid om tal van andere stoffen erin op te lossen, zijn door de wetenschap min of meer begrepen, maar de invloed van fysische krachten als magnetisme, gemoduleerde elektromagnetische velden, hoge turbulentie en ultrageluid is nog zeer raadselachtig. Watervitalisering wordt meestal niet eens tot het domein van de wetenschap gerekend. Eerder werd in dit tijdschrift een overzicht van niet-conventionele benaderingen en technieken gegeven1). Daarbij leek er een onoverbrugbare kloof te bestaan. Er zit nu duidelijk beweging in de zaak. Wereldwijd wordt veel fundamenteel onderzoek aan water verricht, vooral binnen de chemie en de hydrodynamica. Recente resultaten daarvan kunnen grote consequenties hebben voor het denken over waterkwaliteit en voor de technieken waarmee water wordt behandeld of gezuiverd. Ze worden echter nog onvoldoende met elkaar in verband gebracht. Ook staan de nieuwe inzichten nog ver af van de dagelijkse praktijk van waterbeheer en waterbehandeling. Goed en gedegen toepassingsonderzoek is nodig om daarin verbetering te brengen.
W
ater was in de oudheid naast vuur, lucht en aarde één van de vier elementen waaruit de wereld is opgebouwd. Dat komt nog terug in de aggregatietoestanden van nu, met water als oerbeeld voor de vloeibare toestand. Water op zichzelf is tegenwoordig één van de onnoembaar vele stoffen die met behulp van de chemie kunnen worden onderscheiden. Toch is er nog steeds iets speciaals aan water.
Hoewel de chemische formule H2O wordt geacht de stof in al zijn facetten weer te geven, is H2O juist als chemische verbinding een buitenbeentje. Het past namelijk als vloeistof helemaal niet bij de waterstofverbindingen van de naaste buren van zuurstof in het periodiek systeem van elementen (zie tabel 1). Methaan, ammoniak, fluorwaterstof en zwavelwaterstof zijn bij kamertemperatuur
Het grote publiek loopt in zekere zin vóór op de vakwereld. Al vele jaren bestaat een bloeiende bedrijfstak rond niet-conventionele technieken voor waterbehandeling, die zowel aan de consument als het watergebonden bedrijfsleven apparatuur levert voor legionellabestrijding, smaakverbetering, groeibevordering en oogstverbetering. De belevingswaarde van water en de ontvankelijkheid voor subtiele invloeden hebben onder meer de Japanner Masuru Emoto wereldwijd beroemd gemaakt. Zijn foto’s van smeltend ijs onder de invloed van vervuiling, muziek, spraak en meditatie2) spreken zo sterk tot de verbeelding dat ze via de film ‘What the bleep do we know?’ van William Arntz zelfs tot in de bioscoop zijn doorgedrongen. Emoto’s werkwijze, de boodschap van de genoemde film en vele andere ‘feiten’ zijn vaak ter discussie gesteld. Ook het gegeven dat sommige op dit gebied actieve leveranciers van apparatuur al meer dan een eeuw bestaan, bewijst natuurlijk niets, al is het wel moeilijk voorstelbaar dat een zo lange geschiedenis alleen op ‘broodje aap’-verhalen is gebaseerd. Wat in wetenschappelijke zin echter veel meer gewicht in de schaal legt, zijn de resultaten van recent fundamenteel fysisch-chemisch, biochemisch en hydrodynamisch onderzoek aan water. In het licht van deze onderzoeksresultaten zijn de claims van de niet-conventionele behandelingstechnieken een stuk minder onmogelijk dan veelal wordt gedacht.
en atmosferische druk allemaal gassen. Zelfs de waterstofverbindingen van de veel zwaardere elementen arseen, antimoon, seleen, telluur, broom en jood zijn gasvormig. Op methaan na zijn al deze stoffen zeer giftig en agressief, terwijl water bij uitstek levendragend en -beschermend is (zie ook afbeelding 1). Water bezit nog vele andere afwijkende fysische eigenschappen (anomalieën). Het drijfvermogen van ijs en de maximale dichtheid bij 4°C zijn daarvan de bekendste Tabel 1: Aan water verwante waterstofverbindingen in het chemisch periodiek systeem. Water is de enige vloeistof.
groep
IV
V
VI
VII
CH4
NH3
H 2O
HF
3
PH3
H2S
HCl
4
AsH3
H2Se
HBr
5
SbH3
H2Te
HI
periode
2
H2O / 18 - 2007
37
(zie afbeelding 2). Op de uitstekend gedocumenteerde internetpagina van Martin Chaplin3) worden meer dan 60 anomalieën opgesomd. Veel recent fundamenteel wetenschappelijk onderzoek aan water richt zich op de moleculaire structuur (chemie) en op meerdimensionale stromingsverschijnselen (vloeistofdynamica).
Chemie onderkent structuren Het H2O-model van de chemici in zijn meest simpele vorm is plat en gaat uit van losse moleculen. Het levert, zoals reeds aangegeven, geen verklaring voor het vloeistofkarakter van water. Met een wisselwerking tussen de drie-atomige watermoleculen in de vorm van waterstofbruggen is het hoge kookpunt wel verklaarbaar (zie afbeelding 1). De details van infrarood- en röntgenspectra van water worden verklaard door uit te gaan van een geordend driedimensionaal netwerk van tetraëdervormige watermoleculen4). Ieder zuurstofatoom is gebonden aan twee ‘eigen’ waterstofatomen en via de waterstofbruggen ook aan twee van de buren (zie afbeelding 3). Een verrassende ontdekking van de laatste jaren zijn de inhomogeniteiten in dit netwerk. Watermoleculen vormen clusters, die veel stabieler zijn dan op grond van de levensduur van de gewone waterstofbruggen is te verwachten. Chaplin5) heeft het bestaan van eenheden van 20 en van 280 watermoleculen aannemelijk gemaakt. Tijdens recent onderzoek6), waaraan onder andere de Universiteit van Nijmegen bijdroeg, is men er in geslaagd de afwijkende fysische eigenschappen van water, kookpunt, smeltpunt en vele andere anomalieën, nauwkeurig kwantitatief te voorspellen. Daarmee is bewezen dat water een vloeistof is, zou je kunnen zeggen. Dat nieuws was zelfs een dagbladvermelding waard7). Volgens het genoemde onderzoek zijn gemiddeld 3,8 waterstofbindingen en -bruggen rond een zuurstofatoom intact. Dat is minder dan de vier die theoretisch mogelijk zijn. Het driedimensionale netwerk van watermoleculen is daardoor niet star en eenvormig, maar uiterst flexibel en veranderlijk, doordat de waterstofbruggen voortdurend nieuw worden gevormd en weer verbroken. De variabiliteit van de clustergrootte, de precieze structuur en levensduur van de clusters en de invloed van omgevingsfactoren daarop zijn hiermee nog niet opgehelderd. Het is echter wel duidelijk dat watermoleculen niet zomaar als harde knikkers willekeurig langs elkaar schuiven en stuiteren, maar dat sprake is van een gevarieerd en variabel fluïde medium met talrijke verschillende, naast elkaar bestaande structuureenheden met een levensduur van soms uren of dagen. Op zichzelf zijn dit soort substructuren bij vaste stoffen een bekend verschijnsel waarvan de eigenschappen worden bestudeerd in de materiaalkunde. Het is echter nieuw dat dit concept ook van toepassing blijkt te zijn op de vloeistof water8), en dat de substructuren in water beïnvloedbaar zijn. Bezien vanuit zo’n perspectief wordt de sensitiviteit van water voor subtiele fysische invloeden, zoals verandering van de reactiviteit van metaalionen in oplossing of van de stabiliteit
38
H2O / 18 - 2007
Afb. 1: Kookpunten van water en verwante waterstofverbindingen.
Afb. 2: Invloed van de temperatuur op de dichtheid van vloeibaar water en ijs.
Afb. 3: Driedimensionaal netwerk van watermoleculen3).
van kalkafzettingen onder invloed van magnetisme of ultrageluid, veel minder raadselachtig.
Vloeistofdynamica ontdekt patronen en ritme Water en stroming zijn bijna synoniem. Water probeert door stroming de kleinste hoogte- of drukverschillen onmiddellijk te vereffenen. Stroming van water kan laminair of turbulent zijn, afhankelijk van de
verhouding tussen de zwaartekracht en de kracht die de stroming aandrijft. Deze twee stromingstoestanden zijn elk qua snelheidsverdeling heel eenduidig en kennen vaste, relatief simpele wetmatigheden. In het overgangsgebied tussen laminair en turbulent treden daarentegen verschijnselen op met een grote vormenrijkdom. Opvallend is ook het ritmische karakter hiervan. De vormen herhalen zich in de ruimte, zoals bij meanders, of in ruimte en tijd tegelijk
platform onderzochte medium. Men neemt dan aan dat het water niet zuiver genoeg is geweest. Men is daar kennelijk zo zeker van dat deze aannames nooit worden geverifieerd. De afwijkende meetuitkomsten worden vervolgens ter zijde gelegd. Zo’n eenvoudig voorbeeld uit de laboratoriumpraktijk laat zien hoe de gangbare wetenschappelijke aanpak de kans om iets verrassends te vinden, kleiner maakt. In 1928 was er dan ook een slordige laborant voor nodig om de ontdekking van penicilline mogelijk te maken11).
Goed onderzoek noodzakelijk
Ritmisch golfpatroon onder invloed van stroming en wind10).
(wervels, golven) (zie foto). Wervelvormen van twee mengende fluïde fasen zijn afgebeeld in een rapport van Schwenk9).
Prikkelende hypotheses
schuifkrachten die op de vloeistof werken. Verandering van de onderlinge samenhang van de grote moleculen van harsen, eiwitten, synthetische polymeren, etc., hebben een grote invloed op de viscositeit en dat uit zich in het stromingsgedrag. De hiervoor besproken aanwezigheid van grote clusters van watermoleculen zou heel goed kunnen verklaren waarom ook water zich onder bepaalde omstandigheden niet-Newtons gedraagt! Een analoge redenering kan ten aanzien van de oppervlaktespanning van water worden geformuleerd. De claim van sommige leveranciers van apparatuur voor magnetische waterbehandeling of van watervitalisatoren dat de oppervlaktespanning van het water daalt, komt daarmee in een ander daglicht te staan.
De gangbare hydrodynamische modellen zijn gebaseerd op vaste waarden voor de viscositeit en oppervlaktespanning van water. Sommige andere vloeistoffen dan water, zoals verf, yoghurt en gesmolten plastic, gedragen zich ‘niet-Newtons’: de viscositeit verandert onder invloed van de
Waarom wordt zo’n basaal verschijnsel niet waargenomen of gemeten? Een min of meer voor de hand liggende verklaring zou kunnen zijn dat eventuele afwijkende meetresultaten altijd worden toegeschreven aan ‘sporenverontreinigingen’ in het
Hof en Van Doorne van de TU Delft onderzochten buisstroming in het genoemde overgangsgebied en vonden lopende golven in de stromingsrichting en meertallige axiale symmetrie in het snelheidsprofiel10). Ook hier is dus sprake van ritme c.q. periodiciteit en semi-permanente structuren. Bij de meeste technische toepassingen van water en bij waterbouwkundige constructies zijn zulke processen overigens ongewenst en vermijdt men het overgangsgebied. Het thema ‘Ruimte voor de Rivier’ uit de moderne rivierkunde is een uitzondering hierop.
Verkenning van ritmische stroming tijdens de KVWN/NVA-najaarsvergadering in 2005.
Veel verspreid empirisch materiaal over water laat waarnemingsresultaten zien die niet passen in het gangbare H2O-model van losse, elkaar niet beïnvloedende moleculen. Omdat de methodische aanpak van deze onderzoeken vaak zwak is en onconventionele concepten ter verklaring worden aangedragen, dringt dit materiaal zelden door in de officiële wetenschappelijke literatuur. De recente wetenschappelijke ontwikkelingen op het raakvlak van chemie en stromingsleer werpen nieuw licht op deze materie en zouden de raadselachtige invloed van magnetisme, etc. kunnen ophelderen. Ongenuanceerde scepsis is daarom niet langer op zijn plaats, te meer omdat deze verschijnselen mogelijk van groot belang zijn voor de menselijke gezondheid en de bescherming van natuur en milieu. De erop gebaseerde technieken zijn milieuvriendelijk en duurzaam. Goed en gedegen toepassingsonderzoek is noodzakelijk om kaf en koren te leren onderscheiden en om de potenties ten volle te benutten. De professionele watersector kan vanuit een open, innovatiegerichte instelling deze ontwikkelingen mede sturen en versnellen. LITERATUUR 1) Gast M. en H. van Sluis (2006). Het wezen van water. H2O nr. 8, pag. 20-22. 2) Emoto M. (1999). The message from water. Hado Kyoikusha. 3) Chaplin M. (2003). Water structure and behavior. 4) Berendsen H. (1979). Water, het meest bekend, het minst begrepen. Chemisch Weekblad pag. 483-489. 5) Chaplin M. (1999). A proposal for the structuring of water. Biophysical Chemistry nr. 83, pag. 211-221. 6) Bukowski R. et al (2007). Predictions of the properties of water from the first principles. Science nr. 315, pag. 1249-1252. 7) Van Wayenburg B. (2007). Watermoleculen voor het eerst precies in de computer gesimuleerd. NRC Handelsblad 10 maart 2007. 8) Roy R. et al (2005). The structure of liquid water. Novel insights from materials research, potential relevance to homeopathy. Materials Research Innovation nr. 4, pag. 577-608. 9) Schwenk T. (1996). Sensitive chaos - the creation of flowing forms in water and air. Second edition. Rudolf Steiner Press. 10) Wilkens A., M. Jacobi en W. Schwenk (2005). Understandig water. Floris Books. 11) Hof B. et al (2004). Experimental observation of nonlinear traveling waves in turbulent pipe flow. Science pag. 1594-1598.
H2O / 18 - 2007
39
Maurice Paulissen, Alterra / Wageningen Universiteit en Researchcentrum Eric Schouwenberg, Alterra / Wageningen Universiteit en Researchcentrum Jouke Velstra, Acacia Institute / Vrije Universiteit Amsterdam Wieger Wamelink, Alterra / Wageningen Universiteit en Researchcentrum
Hoe gevoelig is de Nederlandse natuur voor verzilting? Door klimaatverandering, zeespiegelstijging, bodemdaling en veranderingen in het waterbeleid zal verzilting van grond- en oppervlaktewater toenemen. Vormt zilt water een bedreiging of biedt het mogelijkheden voor hoogwaardige natuur? Dit artikel geeft de resultaten weer van een verkennende studie naar de gevoeligheid voor verzilting van natuur in laag Nederland. Gegevens over zouttolerantie van soorten en levensgemeenschappen blijken schaars. Vaak gaat het om (kwalitatief) deskundigenoordeel. Een robuuste normering voor het water- en natuurbeheer, die rekening houdt met de gevoeligheid van levensgemeenschappen voor verzilting, is wenselijk. Het systeem van zoutgetallen volgens Ellenberg biedt een basis om de gevoeligheid van vegetatietypen voor verzilting te kwantificeren en chloridenormen voor natuurdoeltypen af te leiden.
N
ederland heeft een lange traditie in het uitbannen van invloeden van de zee op het achterland. Voor de landbouw, de veiligheid en de drinkwatervoorziening van WestNederland was het zaak de zee buiten de deur te houden. Geleidelijk is een scherpe en kunstmatige grens ontstaan tussen zoet en zout water, met weinig ruimte voor natuurlijke overgangen en brakke milieus. De harde waterbouwkundige ingrepen hebben negatieve effecten op de kwaliteit van natuur en landschap. Ook bodemdaling en zeespiegelstijging (mede als gevolg van klimaatverandering) dwingen beleidsmakers en waterbeheerders de traditionele verhoudingen tussen zoet en zout te heroverwegen. Waterbeheerders zijn steeds meer gaan ijveren voor het ‘meegroeien met de zee’, een ‘veerkrachtige kustverdediging’ en herstel van zoet-zoutovergangen1),2). Verzilting als mogelijkheid of bedreiging voor natuurwaarden in laag Nederland? De deskundigen zijn het er niet over eens. Sommigen betogen dat verzilting kan leiden tot het ontstaan of het uitbreiden van interessante brakwatermilieus met soorten die in de loop van de 20e eeuw zeldzaam zijn geworden als gevolg van bijvoorbeeld de deltawerken3),4). Anderen benadrukken de nadelige effecten van de inlaat van (licht) brak water op zoetwatergevoede natuurgebieden. Zo stierf krabbenscheer in de polder Groot Wilnis-Vinkeveen af tijdens de droge zomer
40
H2O / 18 - 2007
van 20035). Duidelijk is dat de gevolgen van verzilting voor natuurwaarden grotendeels afhankelijk zijn van het type natuur. Gezien de bestaande onduidelijkheid is een verkennende studie uitgevoerd naar de zouttolerantie van natuur6). Hoe gevoelig voor zout zijn levensgemeenschappen in laag Nederland? Is verzilting desastreus of biedt het mogelijkheden voor de ontwikkeling van nieuwe natuurwaarden? Welke informatie is beschikbaar en welke kennislacunes zijn er? De studie is verricht als onderdeel van het project ‘Leven met Zout Water - Natuur’ van STOWA en het BSIKprogramma ‘Leven met Water’. De resultaten vormen een eerste stap naar een normering-
systeem voor het water- en natuurbeheer, dat rekening houdt met de gevoeligheid van levensgemeenschappen voor verzilting. We hebben hierbij gebruik gemaakt van de systematiek van natuurdoeltypen6),7).
Chlorideranges en voorlopige normen voor natuurdoeltypen Methode
Gegevens over zouttolerantie van levensgemeenschappen zijn schaars6). Aannamen over de gevolgen van verzilting voor natuur in Nederland zijn grotendeels gebaseerd op deskundigenoordeel. Een toetsbare, consistente en kwantitatieve benadering is wenselijk.
Afb. 1: Stappenplan voor de berekening van gemiddelde chlorideconcentratie en bandbreedte voor een natuurdoeltype. De chloridenorm is gedefinieerd als de gemiddelde waarde plus 2 x de standaardafwijking (SD, zie curve).
platform natuurdoeltype aquatisch (1) of semiaquatisch (0,5)
natuurdoeltype
3.69 3.59 3.60 3.67 3.65 3.66 3.57 3.62 3.63 3.53 3.55 3.56 3.28 3.50 3.6 3.27 3.43 3.54 3.64 3.35 3.61 3.42 3.52 3.46 3.51 3.25 3.29 3.49 3.1 3.39 3.34 3.31 3.17 3.21 3.38 3.22 3.24 3.32 3.14 3.15 3.19 3.18 3.16 3.26 3.10 3.8 3.20 3.11 3.48 3.13 3.41 3.40 3.12
eiken-haagbeukenbos van zandgronden eiken-haagbeukenhakhout en -middenbos van zandgronden park-stinzenbos bos van bron en beek eiken- en beukenbos van lemige zandgronden bos van voedselrijke, vochtige gronden elzen-essenhakhout en -middenbos laagveenbos hoogveenbos zoom, mantel en droog struweel van het rivierenen zeekleigebied wilgenstruweel eikenhakhout en -middenbos veenmosrietland akker van basenrijke gronden langzaam stromende bovenloop trilveen natte duinheide zoom, mantel en droog struweel van de duinen bos van arme zandgronden droog kalkrijk duingrasland ooibos natte heide (moerasheide) zoom, mantel en droog struweel van de hogere gronden droge duinheide akker van basenarme gronden natte strooiselruigte nat schraalgrasland rivierduin en -strand droogvallende bron en beek bloemrijk grasland van het rivier- en zeekleigebied droog kalkarm duingrasland dotterbloemgrasland van veen en klei geĂŻsoleerde meander en petgat zwakgebufferde sloot bloemrijk grasland van het zand- en veengebied zwakgebufferd ven (zwakgebufferde duinplas) moeras nat, matig voedselrijk grasland gebufferde poel en wiel gebufferde sloot kanaal en vaart gebufferd meer dynamisch rivierbegeleidend water natte duinvallei langzaam stromende rivier en nevengeul langzaam stromend riviertje duinplas zoet getijdenwater strand en stuivend duin brak stilstaand water binnendijks zilt grasland kwelder, slufter en groen strand brak getijdenwater
0,5
0,5 0,5 0,5
0,5 0,5 1 0,5 0,5
0,5 0,5
0,5 0,5 0,5 0,5
0,5 1 1 1 0,5 0,5 1 1 1 1 1 0,5 1 1 1 1 1 0,5 0,5 1
aantal vegetatieopnamen
chloriderange (mg/l in ondiep grondwater) minimum (-4 SD)
gemiddelde
'norm' (+2 SD)
maximum (+4 SD)
(-2 SD)
552
0
0
69
210
351
604 66 555 1664 663 1206 1038 837
0 0 0 0 0 0 0 0
0 0 0 0 0 0 0 0
69 70 70 70 71 72 72 72
210 211 212 223 216 217 217 228
351 352 354 375 362 362 361 383
855 1069 3044 371 297 315 148 857 1159 1008 1098 186 1387
0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0
0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0
77 77 78 79 81 81 82 82 82 83 83 84 85
231 231 250 241 230 242 228 245 248 262 240 241 264
385 385 421 402 379 402 373 408 414 442 397 399 444
2172 425 361 1117 1338 383 500 2597 1057 335 1754 541 1671 896 4320 1839 2077 3157 3003 2523 2189 1154 1259 1178 922 1351 178 1350 1446 3315 40
0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 13486
0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 1208 1217 13674
85 85 86 88 88 89 91 93 95 95 95 95 97 97 99 100 107 108 120 125 130 136 143 147 150 151 167 241 5585 5917 13863
259 240 241 248 262 255 263 254 281 258 291 289 256 297 301 268 344 346 342 355 352 425 349 352 437 358 603 623 9962 10617 14051
433 394 396 408 435 420 435 415 468 420 488 484 416 496 502 436 581 583 563 584 574 714 555 557 725 565 1038 1005 14339 15317 14239
zoutklassen (mg/l chloride) zeer zoet < 150
zoet 150-300
licht brak 300-1000
brak 1000-5000
brak-zout 5000-10.000
zout > 10.000
Tabel 1: Chlorideranges van natuurdoeltypen in laag-Nederland, gebaseerd op Ellenberg zoutgetallen en gerangschikt naar oplopend chloridegemiddelde en oplopende norm.
Als basis voor een stelsel van chloridenormen hebben we gebruik gemaakt van chlorideranges voor natuurdoeltypen gebaseerd op Ellenberg zoutgetallen6). Allereerst zijn voor individuele vegetatieopnamen standplaats-
condities afgeleid door het gemiddelde te berekenen van de Ellenberggetallen van de aanwezige indicerende soorten (zie kader). Vervolgens zijn door verdere bundeling van vegetatieopnamen, op basis van hun
toebehoren aan plantengemeenschappen, chlorideranges berekend voor natuurdoeltypen (afbeelding 1). Hierbij is gebruik gemaakt van een gegevensbestand met 160.000 vegetatieopnamen11). Deze databank
H2O / 18 - 2007
41
weerspiegelt de aantalsverhouding tussen de associaties (plantengemeenschappen op een gedetailleerd classificatieniveau) binnen Nederland. Per natuurdoeltype hebben we de gemiddelde chlorideconcentratie en een voorlopige chloridenorm, hierna ‘norm’ genoemd, berekend (afbeelding 1). Resultaten
De kleuren in tabel 1 corresponderen met de zoutclassificatie van Wamelink en Runhaar10). Met uitzondering van zeven natuurdoeltypen uit voornamelijk brakke milieus valt de gemiddelde chlorideconcentratie voor alle doeltypen in het zeer zoete bereik (< 150 mg/l). Op drie uitzonderingen na ligt de chloridenorm in het licht brakke bereik of lager (< 1000 mg/l). De classificatie van Wamelink en Runhaar blijkt hier weinig onderscheidend (tabel 1).
Verfijning van de normen Afgaande op Ellenberg zoutgetallen (tabel 1) is de conclusie: hoe natter het natuurdoeltype, des te meer zoutindicerende plantensoorten er voorkomen. Maar betekent dit dat aquatische natuurdoeltypen minder gevoelig zijn voor verzilting dan (semi)terrestrische? Voor het water- en natuurbeheer is, meer dan de chloriderange, de gevoeligheid voor verzilting belangrijk. Loopt een natuurdoeltype met een lage gemiddelde chlorideconcentratie en norm (afgeleid uit tabel 1) daadwerkelijk significante schade op als in een droge periode licht brak water wordt ingelaten? Om de gevoeligheid van natuurdoeltypen voor verzilting te kunnen kwantificeren, moeten eerst de bepalende factoren worden geïdentificeerd. Afbeelding 2 vermeldt een aantal van deze factoren. De volledigheid en het precieze gewicht van de afzonderlijke factoren zou onderwerp van discussie en onderzoek moeten worden. We hebben de gevoeligheid voor verzilting geanalyseerd op basis van de factoren die in afbeelding 2 in hoofdletters zijn weergegeven6). Afbeelding 3 toont de gevolgde methode en tabel 2 de resultaten. De hersteltijden zijn overgenomen uit een studie over waterberging en natuur13) en de Effectenindicator van LNV14). Hoewel aquatische natuurdoeltypen vooral voorkomen bij relatief hoge gemiddelde en maximumchlorideconcentraties (tabel 1), lijken juist deze doeltypen gevoelig voor verzilting. De geschatte gevoeligheid is vooralsnog arbitrair, maar de resultaten lijken plausibel (tabel 2). Bosdoeltypen verschillen sterk in gevoeligheid voor verzilting, ondanks dat voor alle bosdoeltypen relatief lage chloridegemiddelden en normen gelden. Dit is in overeenstemming met grote verschillen in zouttolerantie tussen boomsoorten16). De resultaten tonen dat verzilting zowel mogelijkheden kan bieden als een bedreiging kan vormen voor natuurwaarden. De chloridenorm ligt voor 37 van de 53 natuurdoeltypen in het zoete bereik (tabel 1). Binnen deze groep lijken bijvoorbeeld ‘hoogveenbos’, ‘geïsoleerde meander
42
H2O / 18 - 2007
code
naam natuurdoeltype
3.63 3.17 3.42 3.34 3.28 3.15 3.21 3.6 3.8 3.10 3.14 3.16 3.18 3.43 3.46 3.1 3.62 3.27 3.29 3.57 3.65 3.66 3.31 3.32 3.39 3.24 3.55 3.35 3.51 3.26 3.49 3.22 3.59
hoogveenbos geïsoleerde meander en petgat natte heide (moerasheide) droog kalkarm duingrasland veenmosrietland gebufferde sloot zwakgebufferde sloot langzaam stromende bovenloop langzaam stromend riviertje langzaam stromende rivier en nevengeul gebufferde poel en wiel dynamisch rivierbegeleidend water gebufferd meer natte duinheide droge duinheide droogvallende bron en beek laagveenbos trilveen nat schraalgrasland elzen-essenhakhout en -middenbos eiken- en beukenbos van lemige zandgronden bos van voedselrijke, vochtige gronden dotterbloemgrasland van veen en klei nat, matig voedselrijk grasland bloemrijk grasland van het rivier- en zeekleigebied moeras wilgenstruweel droog kalkrijk duingrasland akker van basenarme gronden natte duinvallei rivierduin en -strand zwakgebufferd ven (zwakgebufferde duinplas) eiken-haagbeukenhakhout en -middenbos van zandgronden park-stinzenbos bos van arme zandgronden bos van bron en beek eiken-haagbeukenbos van zandgronden ooibos zoom, mantel en droog struweel van de duinen eikenhakhout en -middenbos bloemrijk grasland van het zand- en veengebied binnendijks zilt grasland zoom, mantel en droog struweel van de hogere gronden zoom, mantel en droog struweel van het rivierenen zeekleigebied brak stilstaand water duinplas natte strooiselruigte strand en stuivend duin zoet getijdenwater brak getijdenwater kanaal en vaart akker van basenrijke gronden kwelder, slufter en groen strand
3.60 3.64 3.67 3.69 3.61 3.54 3.56 3.38 3.41 3.52 3.53 3.13 3.20 3.25 3.48 3.11 3.12 3.19 3.50 3.40
geschatte gevoeligheid totaalscore
hersteltijd (jaren)
6 6 6 6 6 6 6 6 6 6 6 6 6 6 6 6 5 5 5 4 4 4 4 4 4 4 4 4 4 4 4 4
>25 0-50 0-50 10-25 3-25 3-10 3-10 0-10 0-10 0-10 0-10 0-10 0-10 0-10 0-10 ? >25 >10 10-50 >50 >25 >25 10-50 3-50 3-50 0-50 0-50 10-25 3-10 0-10 0-10 0-10
3 3 3 3 3 3 3 2 2 2 2
>50 >50 >25 >25 >25 10-25 0-10 >50 10-50 10-50 0-50
2 2 2 2 2 2 2 2 1 0
0-50 3-10 0-10 0-10 0-10 ? ? ? 3-10 0-10
Tabel 2: Geschatte gevoeligheid voor verzilting van natuurdoeltypen in laag-Nederland (gerangschikt op afnemende gevoeligheid, daarna op afnemende hersteltijd).
en petgat’ en ‘natte heide’ gevoelig voor verzilting. ‘Natte strooiselruigte’ en ‘bloemrijk grasland van zand en veen’ lijken minder gevoelig. Verzilting biedt kansen aan natuurdoeltypen als ‘binnendijks zilt grasland’ en ‘brak getijdenwater’ (tabel 2). Een laag geschatte gevoeligheid voor verzilting betekent niet automatisch dat de
hersteltijd na het optreden van zoutschade door extreme piekbelasting, kort is. Ook voor weinig gevoelige natuurdoeltypen zoals ‘binnendijks zilt grasland’ en ‘akker van basenrijke gronden’ zijn soms lange hersteltijden gevonden (tabel 2).
platform gevoeligheid voor verzilting nog niet worden onderbouwd met meetgegevens. Verder weten we nog weinig over het effect van frequentie en duur van chloridepieken op natuurdoeltypen. Kennis over uitspoeltijd van zout ontbreekt voor natuurdoeltypen
De in tabel 2 genoemde hersteltijden zijn in feite geschatte natuurontwikkelingstijden. Er is weinig bekend over de benodigde tijd voordat zout is uitgespoeld. Dit is echter een belangrijke component van de hersteltijd. De uitspoeltijd kan lokaal verschillen, afhankelijk van verschillen in hydrologie en bodemtextuur. Naar verwachting zijn generalisaties mogelijk op het niveau van natuurdoeltypen of categorieën van hydrologisch of bodemkundig verwante natuurdoeltypen. Sulfaateffect onderscheiden van chlorideeffect
Afb. 2: Conceptueel diagram van bepalende factoren voor de gevoeligheid van een natuurdoeltype voor verzilting.
Zoute en brakke wateren hebben niet alleen hoge chlorideconcentraties, maar ook hoge sulfaatconcentraties. Sulfaat kan negatieve effecten hebben op soorten en ecosystemen. Deze ongewenste effecten worden veroorzaakt door sulfidetoxiciteit en interne eutrofiëring als gevolg van sulfaatreductie of verzuring ten gevolge van sulfideoxidatie18). Ecohydrologie beschouwen op niveau natuurdoeltype en op gebiedsniveau
Het is belangrijk rekening te houden met ecohydrologische verschillen tussen natuurdoeltypen (en daarbinnen tussen verschillende natuurgebieden). Hierbij kan worden gedacht aan puur hydrologische verschillen (herkomst en aanvoerroute water, lokale hydrologie) en aan ecohydrologische verschillen (hoe diep wortelt een soort, is dat in een zoetwaterlens of in dieper liggend brak water, etc.). In deze studie is de ecohydrologie van een natuurdoeltype of van individuele terreinen zoveel mogelijk losgekoppeld van de aannames die zijn gebruikt bij het schatten van de gevoeligheid voor verzilting. De rol van de ecohydrologie verdient aandacht in vervolgonderzoek, bijvoorbeeld in gebiedsgerichte casestudies.
Conclusie Afb. 3: Bepaling van de geschatte gevoeligheid van natuurdoeltypen voor verzilting. Aanname 3 op basis van Rabe et al.15).
Meer kennis nodig over gevoeligheid natuur voor verzilting Naar aanleiding van het verrichte onderzoek zijn kennislacunes en oplossingsrichtingen geïdentificeerd6). Het opvullen van deze leemtes is belangrijk om te kunnen komen tot solide chloridenormen voor natuur. Nieuwe normering voor chloride gewenst
Momenteel bestaat geen dekkend, kwantitatief stelsel van chloridenormen voor natuurdoeltypen. Verzilting zal in toenemende mate leiden tot mogelijkheden én bedreigingen voor doeltypen en doelsoorten in laag Nederland. Daarom bestaat dringend behoefte aan normen, gebaseerd op de gevoeligheid van natuurdoeltypen en doelsoorten voor verzilting.
Het gebruik van Ellenberggetallen biedt hiervoor een basis, maar ook de faunacomponent verdient aandacht. Het streven is op termijn de normering rechtstreeks te baseren op meetgegevens. Een normeringsysteem kan in de toekomst worden ingezet om ruimtelijke verschillen in chloridetolerantie van natuur weer te geven. Gekoppeld aan gegevens over kwaliteit en aanvoerroutes van water kan een dergelijke kaart worden ingezet om voor specifieke gebieden bedreigingen weg te nemen en mogelijkheden te creëren. Meer meetgegevens ter onderbouwing gegevens uit deskundigenoordeel
In tegenstelling tot de chlorideranges afgeleid uit Ellenberggetallen9),17), kon de
Verzilting zal in toenemende mate leiden tot mogelijkheden én bedreigingen voor natuurwaarden in laag-Nederland. De gemiddelde chlorideconcentratie valt voor het grootste deel van de natuurdoeltypen in het zeer zoete bereik. Voor de meeste doeltypen ligt de norm, zoals gedefinieerd in deze studie, hoogstens in het licht brakke bereik. Toch lijken natuurdoeltypen sterk te verschillen in de werkelijke gevoeligheid voor verzilting. Voor het water- en natuurbeheer is een solide stelsel van chloridenormen, gebaseerd op de gevoeligheid van natuurdoeltypen, van grote waarde. We hebben een eerste aanzet gegeven tot de ontwikkeling ervan. Om tot een chloridenormering te komen, is meer kennis nodig over de gevoeligheid van levensgemeenschappen voor verzilting. Dit kan worden bereikt via experimenteel onderzoek. De verkregen resultaten kunnen
H2O / 18 - 2007
43
De indicatiegetallen voor plantensoorten van Heinz Ellenberg berusten op expertkennis en daarnaast op metingen van standplaatskenmerken8). De indicatiegetallen zijn later door anderen gevalideerd. Het gaat onder meer om de bodemfactoren vocht, zuurgraad en zoutgehalte. Aan plantensoorten is voor deze factoren een getal toegewezen dat overeenkomt met één van de klassen waarin de betreffende factor is opgedeeld. De standplaatsconditie voor bijvoorbeeld zout kan worden berekend uit een vegetatieopname als het gemiddelde van de waarden van de indicerende soorten. Voor Ellenberg zoutgetallen ziet de klassenindeling er als volgt uit: waarde naam
0 1 2 3 4 5 6
toelichting
zoutmijdend zoutverdragend
alleen op bodems zonder zout meest op zoutarme tot zoutvrije bodems, soms op licht zouthoudende bodems (0-1.000 mg/l chloride) oligohalien vaker op bodems met zeer gering chloridegehalte (500-3.000 mg/l) β-mesohalien meest op bodems met gering chloridegehalte (3.000-5.000 mg/l) α/β-mesohalien meest op bodems met gering tot matig chloridegehalte (5000-7.000 mg/l) α-mesohalien meest op bodems met matig chloridegehalte (7.000-9.000 mg/l) α-meso-/polyhalien op bodems met matig tot hoog chloridegehalte (9.000-12.000 mg/l)
Ellenberg zoutgetallen blijken goed te correleren met gemeten chlorideconcentraties in laag-Nederland9),10). Verdere empirische onderbouwing is echter gewenst vanwege de onzekerheidsmarges rond Ellenberggetallen12).
via ruimtelijke (model)studies worden ingezet om voor specifieke gebieden bedreigingen weg te nemen en kansen te creëren. LITERATUUR 1) Ministerie van Verkeer en Waterstaat (1989). Water voor nu en later. Derde Nota Waterhuishouding. 2) Helmer W., P. Vellinga, G. Litjens, H. Goosen, E. Ruijgrok en W. Overmars (1996). Meegroeien met de zee. Naar een veerkrachtige kustzone. Wereld Natuur Fonds. 3) Huitema D., S. Brouwer en J. Velstra (2007). Verzilting: beleidsprobleem in wording. H2O nr. 16, pag. 18-19. 4) Van der Sluis T., D. Prins en G. van Wirdum (1995). Brak water in Westzaan. De Levende Natuur nr. 96, pag. 122-126. 5) Runhaar J., P. Verdonschot, R. Nijboer, J. van Bakel, M. Blok, R. Hendriks en H. Massop (2006). Natuur in de verdringingsreeks. Alterra. Rapport 1302. 6) Paulissen M., E. Schouwenberg en G. Wamelink (2007). Zouttolerantie van zoetwatergevoede natuurdoeltypen. Verkenning en kennislacunes. Alterra. Rapport 1545. 7) Bal D., H. Beije, M. Fellinger, R. Haveman, A. van Opstal en F. van Zadelhoff (2001). Handboek Natuurdoeltypen, tweede, geheel herziene editie. Expertisecentrum Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. 8) Ellenberg H., H. Weber, R. Düll, V. Wirth, W. Werner en D. Paulissen (1991). Zeigerwerte von Pflanzen in Mitteleuropa. 3. Auflage. Scripta Geobotanica 18, pag. 9-166. 9) Ertsen A., J. Alkemade en M. Wassen (1998). Calibrating Ellenberg indicator values for moisture, acidity, nutrient availability and salinity in the Netherlands. Plant Ecology 135, pag. 113-124. 10) Wamelink G. en J. Runhaar (2000). Abiotische randvoorwaarden voor natuurdoeltypen. Alterra. Rapport 181. 11) Schaminée J. e.a. (1995-1999). De vegetatie van Nederland, deel 1-5. Opulus Press.
44
H2O / 18 - 2007
12) Schouwenberg E., H. Houweling, M. Jansen, J. Kros en J. Mol-Dijkstra (2000). Uncertainty propagation in model chains: a case study in nature conservancy. Alterra. Rapport 001. 13) Runhaar J., G. Arts, W. Knol, B. Makaske en N. van den Brink (2004). Waterberging en natuur. Kennisoverzicht ten behoeve van regionale waterbeheerders. STOWA. Rapport 2004-16. 14) Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (2007). Natuurwetgeving gebieden - effectenindicator. www.synbiosys. alterra.nl/natura2000/effectenindicator. 15) Rabe R., W. Nobel en A. Kohler (1982). Effects of sodium chloride on photosynthesis and some enzyme activities of Potamogeton alpinus. Aquatic Botany 14, pag. 159-165. 16) Zolg M. (1979). Oekologisch-chemische Untersuchung der Auswirkung der Streusalzanwendung auf einige Blattinhaltstoffe verschiedener Strassenbaumarten. Proefschrift Technische Universität Berlin. 17) Goedhart P. (2005). Response curves for plants species and vegetation types as a function of soil characteristics. www.abiotic.wur.nl. 18) Lamers L. (2001). Tackling some biogeochemical questions in peatlands. Proefschrift Katholieke Universiteit Nijmegen.
agenda 24 september, Amsterdam Leven met zout water symposium over de stand van zaken rond verzilting, met aandacht voor de vraag hoe hiermee omgegaan moet worden: bestrijden of aanpassen? Organisatie: Vrije Universiteit Amsterdam. Informatie: hooe@geo.vu.nl.
24 september, Nieuwegein Keramische membranen workshop over de laatste ontwikkelingen op het gebied van keramische membranen. Organisatie: Kiwa Water Research, IWA en Techneau. Informatie: Marieke van der Kamp (030) 606 95 69.
26 september, Groningen Innovaties op het gebied van waterkwaliteit bijeenkomst over vijf concrete innovaties die voor een betere waterkwaliteit kunnen zorgen: tankloos reinigen van riolen, het flexfilter, gescheiden sanitatie, waterwaardeketen en de dijkdeuvel. ‘s Middags volgt een bezoek aan de saneringswerkzaamheden van een voormalige rioolwaterpersleiding tussen Groningen en Delfzijl die ernstig vervuild is met kwik en arseen. Organisatie: GMB. Informatie: Wim in ‘t Veld (0488) 44 94 49.
27 september, Gouda Nationale sluizendag studiedag over de cultuurhistorische waarde van sluizen en andere waterwerken, met een officiële presentatie van de Stichting Historische Sluizen en Stuwen. Organisatie: STOWA, Stichting Historische Sluizen Nederland en de gemeente Gouda. Informatie: stowa@stowa.nl.
27 september, Groenekan Wat(er) is het probleem? Wat(er) is de oplossing? symposium ter gelegenheid van het 50-jarig bestaan van het Centrum voor Limnologie en het Centrum voor Estuariene en Mariene Ecologie én het 15-jarig bestaan van het Nederlands Instituut voor Ecologie (NIOO) over welke bedreigingen Nederland te wachten staan op het gebied van waterkwaliteit en -kwantiteit, met onder andere een bijdrage van minister Jacqueline Cramer van VROM. Informatie: Froukje Rienks (0294) 23 93 03.
27 september, Capelle a/d IJssel Bouwen en wonen bij hoge grondwaterstand discussiemiddag over het bouwen van woningen en de aanleg van infrastructuur in gebieden met hoge grondwaterstanden. Organisatie: Werkgroep Stedelijk Grondwater. Informatie: Bram Bot (010) 220 08 83.
27 september, Nieuwegein De wonderlijke wereld van de microbiologie discussiebijeenkomst waarop Dick van der Kooij (Kiwa) en Mark van Loosdrecht (TU Delft) ingaan op biofilms op oppervlakken in contact met (leiding)water en
het verkrijgen van biofilms en microbiële aggregaten in de juiste structuur. Ook aandacht voor de bestrijding van microbiologische groei in koelwatersystemen en microbiologie in industriële afvalwaterzuiveringsinstallaties. Organisatie: Stichting Kennisuitwisseling Industriële Watertechnologie. Informatie: (030) 606 94 44.
4 oktober, Amsterdam Trenddag voor de watersector bijeenkomst over mondiale trends die mogelijkheden bieden voor de watersector, met name de drinkwaterbedrijven. De bijeenkomst bouwt voort op het BTO-project Horizonscanning. Organisatie: Kiwa Water Research. Informatie: Dieuwke Voorhoeve (030) 606 97 24.
9-12 oktober, ‘s-Hertogenbosch Riolering en stedelijk watermanagement zesde editie van de tweejaarlijkse vakbeurs Riolering, met enkele belangrijke vernieuwingen, zoals speciale aandacht voor stedelijk waterbeheer, een aparte hal voor bedrijven met grote apparaten, (vracht)auto’s en machinewagens en zaaltjes voor themapresentaties. Organisatie: HoLaPress. Informatie: Claire de Natris (040) 208 60 43.
12 oktober, Tiel Vanuit water doordacht bijeenkomst over de regionale en landelijke ervaringen met de watertoets. Organisatie: Platform Waterpraktijk, Waterschap Rivierenland en Rijkswaterstaat. Informatie: wdr@waterpraktijk.nl.
15 oktober, Scheveningen Duurzaam, natuurlijk! symposium over duurzaam terreinbeheer en de effecten daarvan op onder andere de drinkwaterwinning. Organisatie: Duinwaterbedrijf Zuid-Holland, Vewin en Stichting Milieukeur. Informatie: Caroline Montanus (DZH).
15-16 oktober, Amsterdam Remediatie, karakterisatie en monitoring van grondwatervervuiling internationaal congres dat alle facetten van remediatie, karakterisatie en monitoring van bodem- en grondwatervervuiling belicht. Organisatie: TNO. Informatie: Niels Hartog (030) 256 47 46.
16-17 oktober, Leeuwarden TTIW het openingscongres van het nieuwe Technologisch Top Instituut Watertechnologie. Informatie: Heleen Sombekke (058) 284 62 00.
18 oktober, Driebergen Af en toe een bui, in de middag kans op onweer
de rwzi en het functioneren van randvoorzieningen. Organisatie: STOWA. Informatie: Bert Palsma (030) 232 11 99.
18-19 oktober, Utrecht Water wegen: op zoek naar de rol van water in de ruimtelijke ordening congres over de belangen die schuilgaan achter de waterproblematiek en de rol die geografen kunnen spelen in dit werkveld. Organisatie: Vereniging van Utrechtse Geografiestudenten. Informatie: (030) 253 27 89.
24 oktober, Delft Leven met water in de stad symposium over de stand van zaken rond het bouwen op en met water, met name in de steden. Organisatie: NIROV, BNA en SBR. Informatie: Sandra Broekhof (0182) 54 06 50.
25 oktober, Rotterdam Halen de beide waterwetten ongeschonden de Staatscourant? congres dat oorspronkelijk op 31 mei gepland stond over de Waterwet en de Wet gemeentelijk watertaken. Brengen de nieuwgekozen Eerste Kamerleden nog wijzigingen in één van beide wetsvoorstellen aan? Organisatie: HolaPress Congresbureau. Informatie: www.riolering-congressen.nl.
30 oktober, Breda Waterbouwdag 2007: de nieuwe waterbouw bijeenkomst over de nieuwe richting waarin waterbouw zich wellicht gaat ontwikkelen, met zeer geavanceerde technieken die een evenwichtige ontwikkeling van het gewenste ecosysteem niet in de weg mogen staan. Organisatie: CUR. Informatie: Cora Hoogeveen of Sandra Broekhof (0182) 54 06 50.
30 oktober, Arnhem Nationale conferentie baggerspecie zevende editie van de landelijke conferentie over de stand van zaken rond baggerspecie, met dit jaar aandacht voor het nieuwe Besluit bodemkwaliteit en de beëindiging van de Subbied-regeling. Organisatie: Studiecentrum voor Bedrijf en Overheid. Informatie: (040) 297 49 80.
31 oktober, Zwolle De ontdekking van de ondergrond symposium over een gebiedsgerichte aanpak van de ondergrond, waardoor problemen door grondwatervervuiling, verdroging en vernatting effectiever kunnen worden bestreden. Organisatie: Gemeente Zwolle, ingenieursbureau TTE en Sdu. Informatie: Martine de Haan (038) 498 20 10.
symposium over regenwater, met aandacht voor onderzoek naar onder meer de kwaliteit van regenwater, het effect van afkoppelen op
H2O / 18 - 2007
45
handel & industrie Eekels hergebruikt oude pompen Eekels Pompen uit Barendrecht start een recyclingactie voor pompen. Wie zijn oude, metalen pomp inlevert, ongeacht merk, bouwjaar, staat of type, krijgt een nieuwe Grindex-pomp voor de halve prijs. De pompen van Grindex behoren tot de meest gebruikte in onder andere de bouwsector. De pompen staan bekend om hun robuustheid en het ongelimiteerd mogen drooglopen. Eekels Pompen wil met deze actie, die loopt tot 30 september, niet alleen meer pompen verkopen, maar ook de oude pompen verantwoord afvoeren. Het bedrijf hoopt hiermee een voorbeeldfunctie te vervullen. Voor meer informatie: (0180) 69 69 42.
Verdubbeling levensduur buizen Bergschenhoek Civiele Techniek introduceert een nieuwe coating voor haar bestaande spiraal gegolfde stalen duiker buizen, de zogeheten spirosol buizen. Een beschermlaag, genaamd Trenchcoat, maakt de buis bestand tegen agressieve vloeistoffen. Dit kan tot een verdubbeling van de levensduur leiden. De Trenchcoat is een zwarte, zwaar belastbare film, die onder hoge temperaturen wordt aangebracht op een verzinkte staalplaat. De film vormt één geheel met het zink. Door de beschermlaag kunnen de buizen nog breder worden toegepast. Deze buis combineert de voordelen van de duurzaamheid van kunststof en de sterkte van staal. De Trenchcoat is bestand tegen alle agressieve vloeistoffen, zoals zuren, zouten en logen, zoals deze tegenwoordig voorkomen in het oppervlaktewater en bufferbassins. Trenchcoat voldoet aan de De extra beschermde buizen.
eisen uit de RAW-systematiek en wordt geleverd met een KOMO-certificaat. Spirosol buizen zijn tien maal lichter dan beton. Daardoor is als fundering een grondverbetering veelal voldoende. Spirosol buizen worden door Bergschenhoek Civiele Techniek geproduceerd met een diameter van Ø300 tot Ø2500 mm. Ook zijn diverse hulpstukken leverbaar, zoals putten, knikken en flenzen. De standaard lengtes bedragen zes, acht en tien meter en zijn veelal uit voorraad leverbaar. Bergschenhoek Civiele Techniek richt zich op de weg- en waterbouw. Met haar waterbeheersingsproducten neemt Bergschenhoek Civiele Techniek een sterke positie in, zowel in Nederland als daarbuiten.
Ammoniumbepaling met één sonde Hach Lange levert met de ammoniumsonde NH4D sc een compacte cartridge waarin alle sensoren geïntegreerd zijn. Deze sonde is ideaal voor gebruik in beluchtingstanks en een rendabele oplossing voor kleine installaties. De sonde kan lang werken zonder kalibratie. Interferentie door de aanwezigheid van kalium wordt automatisch gecompenseerd en zwevende stof veroorzaakt geen storing op het meetresultaat. Ook analyseert de sonde het monster zonder dat een voorbereidingsstap noodzakelijk is. Doordat alle individuele elektroden in de cartridge zijn gecombineerd, worden fouten bij verwisseling voorkomen. Afhankelijk van de uitvoering kunnen tot acht verschillende sensoren worden aangestuurd. Integratie in een bestaand Profibussysteem of -netwerk is ook mogelijk. Voor meer informatie: (0344) 63 62 86.
Nieuw veiligheidsrelais voor pompstations
Het relais bewaakt de werking van sensoren en controleert het absoluut veilig uitscha-
H2O / 18 - 2007
Voor meer informatie: Ruud Dofferhof (070) 333 34 04.
Voor meer informatie: D. van der Linde of T. van den Bulk (010) 524 26 50.
Siemens heeft haar programma elektronische veiligheidsrelais uitgebreid met de 3TK2826 als multifunctioneel apparaat met diverse veiligheidsfuncties. Dit relais kan gebruikt worden bij pompstations voor drink-, afval- of oppervlaktewater.
46
kelen van uitgangen. De gebruiker kan in totaal acht functies activeren en instellen. De 3TK2826 biedt de mogelijkheid een sensor met twee contacten of twee sensoren met ieder één contact aan te sluiten. Het relais controleert op sluiting naar aarde en op een kruislingse sluiting in de (sensor)aansluitingen. Verder kan het relais automatisch herstarten na een spanningsuitval, bewaakt starten en de aanlooptest uitvoeren. Vooral het automatisch starten na een spanningsuitval is interessant voor de waterwereld. Daardoor hoeven medewerkers niet meer naar het pompstation om de installatie op te starten.
Logisticon levert zuiveringsinstallatie aan North Water Logisticon Water Treatment in Groot-Ammers levert een zuiveringsinstallatie aan North Water voor de locatie Veendam. Hier wordt oppervlaktewater uit het Wildervanckkanaal geschikt gemaakt om als industriewater gebruikt te worden. North Water, een gezamenlijke onderneming van Waterbedrijf Groningen, Evides en Waterleidingmaatschappij Drenthe, heeft een contract gesloten met kunststoffabrikant Kisuma in Veendam om water ‘op maat’ aan het bedrijf te leveren. Kisuma wil haar productiecapaciteit uitbreiden en heeft dus meer water nodig. North Water heeft de bouw van de zuivering op haar beurt weer uitbesteed aan Logisticon. De nog te bouwen installatie maakt gebruik van onder meer vlokvorming, lamellenseparatie, ultrafiltratie en omgekeerde osmose om het water uit het kanaal tot gedemineraliseerd water te zuiveren. De capaciteit van de zuivering bedraagt ongeveer 5.000 kubieke meter per dag. Als alles goed gaat, wordt de installatie in februari 2008 opgeleverd. Voor meer informatie: (0184) 60 82 60. De ultrafiltratiemembranen.
Wanneer u echt gerustgesteld wilt zijn .... wat kunnen wij nog meer voor u doen? Nog een bewezen kwaliteitsproduct van Georg Fischer, ons PVC-U leidingsysteem. Dit biedt u een voordelige oplossing voor het veilig en efficiĂŤnt transporteren van vloeistoffen. Chemisch resistent, snel en eenvoudig te monteren, als standaard of klantspecifiek verkrijgbaar en volledig traceerbaar dankzij een unieke code, en Meer! Voor uw rust gaat onze productsupport verder: scholing, advies, technische handboeken, een CADbibliotheek ĂŠn een levenslange garantie!
PVC-U50jaarervaringPVC-UlevenslangegarantiePVC-UCAD/bibliotheekPVC-U technischeondersteuningPVC-UvolledigtraceerbaarPVC-Uwereldwijdbeschikbaar
GF-0715
Georg Fischer N.V. Postbus 35, 8160 AA Epe Lange Veenteweg 19, 8161 PA Epe Telefoon: 0578/678222 Fax: 0578/621768 E-mail: nl.ps@georgfischer.com Internet: www.georgfischer.nl
Ziet u de vissen? Wij zien ook een uitdaging om duurzaam met het water op aarde om te gaan. Veolia Water zuivert en levert wereldwijd elke dag meer dan 17 miljard liter drinkwater. We recyclen daarnaast afvalwater voor de industrie en landbouw en zijn voortdurend op zoek naar oplossingen om uitputting van natuurlijke bronnen tegen te gaan. In Nederland zijn we betrokken in het eerste Publiek Private Samenwerkingsproject in de afvalwater sector, de Harnaschpolder. We zijn trots om als hoofdaannemer samen met onze partners aan dit project te werken.
Milieubescherming is een industriĂŤle uitdaging.
www.veoliawater.com