20071130084627

Page 1

nยบ

40ste jaargang / 30 november 2007

23 /

2007

TIJDSCHRIFT VOOR WATERVOORZIENING EN WATERBEHEER

thema proceswater INTERVIEW MET HEINEKEN-PROCESTECHNOLOOG WIM SCHAAP LEIDINGMATERIAAL BEร NVLOEDT LEGIONELLA NIET BIJ THERMISCH BEHEER GEVOLGEN EUROPESE INTERCALIBRATIE VOOR NEDERLAND BEPERKT



Ruimte

N

aar aanleiding van de gevolgen van een warmer en natter klimaat en de daarvoor benodigde extra ruimte voor water en een betere kustbescherming begint de discussie over de toekomstige inrichting van Nederland los te komen. Het laatste idee dat uit deze discussie voortkomt, is het eilandenplan in de Noordzee (zie daarvoor het commentaar in de vorige uitgave). Ook de Klimaatkaart (eveneens in het nummer van 16 november) roept veel reacties op. Centrale vraag hierbij is of Nederland nog wel voldoende ruimte heeft voor meer water(berging), woningen, wegen, bedrijventerreinen én niet te vergeten natuur en recreatie. Ik denk zelf dat Nederland redelijk vol zit, zeker in verhouding met het buitenland. Als je een week op een waddeneiland bent, merk je weer wat ruimte inhoudt. Alle ruimte op het

vasteland heeft een bestemming. In die zin is er nauwelijks nog ruimte over. Maar als zaken als waterberging en recreatie of woningbouw op het water samen kunnen gaan, dan ontstaat wel degelijk wat ruimte. Compacter bouwen en een verbod op het bouwen van ‘dozen’ op bedrijventerreinen helpen ook ruimte te creëren. Ruimte krijgt pas betekenis als de omgeving open is. Als de horizon (op zee) verpest wordt door dijken, torens of andere bebouwing, wordt de ruimte beperkt. Het voordeel van water(berging) is dat het ruimte maakt. Water schept dus ruimte en kan bovendien eventueel samengaan met recreatie en beperkte woningbouw. Peter Bielars

H2O tijdschrift voor watervoorziening en waterbeheer verschijnt ééns per 14 dagen Officieel orgaan van Stichting tot uitgave van het tijdschrift H2O en haar participanten: - Vereniging van Waterbedrijven in Nederland - Koninklijke Vereniging voor Waterleidingbelangen in Nederland - Nederlandse Vereniging voor Waterbeheer - Kiwa Water Holding BV Uitgever Rinus Vissers Redactie Peter Bielars (hoofdredacteur) Michiel van Zaane Gerda Pieters Redactiesecretariaat Dora Pompe Redactieadres en uitgeverij Postbus 122, 3100 AC Schiedam telefoon (010) 427 41 65 telefax (010) 473 26 40 e-mail h2o@nijgh.nl Bezoekadres: ’s-Gravelandseweg 565 3119 XT Schiedam Redactiecommissie Harry Tolkamp (voorzitter/NVA) André Struker (KVWN) Frits Vos (VEWIN) Gerda Sulmann (Kiwa Water Research) Advertentieverkoop Roelien Voshol (010) 427 41 54 Brigitte Laban (010) 427 41 52 Mediaorder Carola Sjoukes (010) 427 41 41 Suzanne Klüver (010) 427 41 40 telefax (010) 473 20 00 Abonnementenservice Pauline Roos Tini van Schijndel telefoon (010) 427 41 08 telefax (010) 426 27 95 Abonnementsprijs € 95,- per jaar excl. 6% BTW € 126,- per jaar voor buitenland € 8,- losse exemplaren excl. 6% BTW Abonnementen gelden voor één jaar en worden – zonder tegenbericht – automatisch verlengd. Opzeggingen dienen schriftelijk uiterlijk 6 weken voor het aflopen van de abonnementsperiode te geschieden aan bovenstaand postadres.

inhoud nº 23 / 2007 / *thema 4

/ Verdeling Rijnwater bij Pannerdensche Kop ter discussie

8* / Interview met procestechnoloog Wim Schaap bij Heineken: “Per glas bier drie glazen afvalwater” Maarten Gast

11 / Richtlijn voor het normeren van compartimenteringsdijken

15 / Geohydrologisch onderzoek voor het Wieringermeer Matthijs Bonte, Theo Witjes en Taco Vergeer

18 / Naar een informatiesysteem over de waterkwantiteit Arjan Peters, Fred van Bemmel, Sander Loos en Arnold Lobbrecht

8

21 / Opinie: Evaluatie Meststoffenwet 2006 voor een betere kwaliteit van het oppervlaktewater? Gé van den Eertwegh en Marianne Mul

23 / Opinie: KRW-criteria voor significante schade en onomkeerbaarheid Nico Broodbakker

39* / Invloed van de watertemperatuur op het gedrag van Legionella in leidingen van verschillend materiaal

39

Frank Oesterholt, Harm Veenendaal en Dick van der Kooij

42 / Nederlands macrofauna-maatlat voor rivieren internationaal vergeleken Roel Knoben, Marcel van den Berg, Ton Ruigrok en Niels Evers

Druk en lay-out Den Haag mediagroep b.v., Rijswijk

46 / Gevolgen Europese intercalibratie voor

Copyright Nijgh Periodieken B.V., 2007 Het auteursrecht op de inhoud van dit tijdschrift wordt uitdrukkelijk voorbehouden. Overname van artikelen alleen na schriftelijke toestemming van de uitgever.

Marcel van den Berg, Paul Latour, Diederik van der Molen en Bob Dekker

www.vakbladh2o.nl

4

Bas Kolen, Jakolien Leenders en Henk van Hemert

Nederland beperkt

49 / Integrale modellering van ozonisatie voor optimalisatie drinkwaterbereiding Alex van der Helm

57* / Behandeling koelwater kan duurzaam 59* / Uitbreiding waterfabriek Kisuma Chemicals binnen één jaar

Bij de omslagfoto: De waterfabriek van North Water (Waterbedrijf Groningen, Waterleidingmaatschappij Drenthe en Evides Industriewater) in Veendam wordt fors uitgebreid. North Water levert proceswater van demiwaterkwaliteit (zie pagina 59).


Verdeling Rijnwater bij Pannerdensche Kop ter discussie Juist bij het 300-jarig bestaan van het Pannerdensch Kanaal is de discussie losgebroken over het eventueel loslaten van de huidige verdeling van het rivierwater over de Waal en de IJssel, Neder-Rijn en Lek. Rijkswaterstaat wil de verdeling graag houden zoals die is. Provincie Gelderland is voorstander van meer water door de Waal en de Unie van waterschappen voelt juist wat meer voor meer water door de IJssel, mits de afvoer via en vanuit het IJsselmeer goed geregeld wordt. Duidelijk is dat het Pannerdensch Kanaal nog steeds de hoofdkraan van Nederland vormt en dat Nederland er heel wat anders uitgezien zou hebben als deze bypass tussen Neder-Rijn en Waal niet gegraven zou zijn.

O

p 14 november 1707 werd het Pannerdensch Kanaal officieel in gebruik genomen. Precies 300 jaar later, op 14 november jl. hield Rijkswaterstaat samen met Provincie Gelderland, de waterschappen Rijn en IJssel en Rivierenland, Staatsbosbeheer, Dienst Landelijk Gebied en de programmadirectie van ‘Ruimte voor de Rivier’ een symposium op het Pannerdensch Kanaal. Een heleboel vragen stonden op het programma: Moeten we in deze regio klimaatverandering vrezen? Waar vallen de klappen bij extreem hoog water? Hebben we ‘s zomers nog wel voldoende drinkwater, ook voor het westen van het land? Leveren alle ingrepen en aanpassingen van het riviersysteem voldoende op? En is de huidige verdeling van het Rijnwater over Waal, Neder-Rijn en IJssel nog wel van deze tijd? Met name die laatste vraag roept discussie op.

Professor H. de Vriend (TU Delft), met links van hem R. van Waveren (Waterdienst) en rechts van hem de professoren N. van Egmond (NMP) en S. Kroonenberg (TU Delft) (foto: Niek Michel).

Nu stroomt tweederde van de hoeveelheid Rijnwater bij de Pannerdensche Kop de Waal in en éénderde het Pannerdensch Kanaal. Vervolgens splitst die laatste hoeveelheid rivierwater zich bij Arnhem nogmaals in tweederde deel naar de Neder-Rijn en Lek en éénderde naar de IJssel. Volgens Siebe Schaap van de Unie van Waterschappen heeft deze verdeelsleutel erg lang goed gefunctioneerd en bleef de verdeling zelfs in 1995 bij het erg hoge rivierpeil nog intact. Ook aanpassingen in het kader van ‘Ruimte voor de Rivier’ en de stijging van de rivierafvoer bij Lobith van 16.000 naar 18.000 kubieke meter per seconde kunnen het Pannerdensch Kanaal en de omliggende rivieren aan. Alleen de te verwachten zeespiegelstijging kan wel eens voor problemen gaan zorgen, vreest Schaap. Dan moet er veel meer water door de Waal, die dat niet kan afvoeren. Via de IJssel is dat wel mogelijk, mits goed geregeld wordt dat het IJsselmeer meer water aankan. Of dat met meer gemaalcapaciteit moet gebeuren of met het opzetten van het peil, daarover is nog veel overleg nodig tussen Rijkswaterstaat en de betrokken waterschappen. Gedeputeerde Harry Keereweer stelde een nieuwe afvoerverdeling voor: niet langer 66 procent naar de Waal, 22 procent naar

4

H2O / 23 - 2007


verslag

Pannerdensche Kop (uit het boek ‘Verdeel en beheers! 300 jaar Pannerdensch Kanaal’ van Gerard van de Ven).

Neder-Rijn en Lek en 11 procent naar de IJssel, maar 69 procent naar de Waal, 20 procent naar Neder-Rijn en Lek en 11 procent naar de IJssel. De IJssel kan volgens Keereweer voorlopig een stijgend rivierpeil aan, althans wanneer aanpassingen van de rivierloop doorgevoerd worden bij Zutphen, Deventer en Kampen, maar de afvoer is wel begrensd. De Waal moet volgens hem de hoofdrol krijgen in de afvoer. Het is ook de rivier met het hoogste verhang (40 procent meer dan de IJssel en Neder-Rijn). De gedeputeerde wil dan wel afspraken maken met steden in de Randstad om niet langer dicht bij de rivieren te bouwen. De plannen zijn anders onmogelijk te realiseren, aldus Keereweer. Drie professoren (Kroonenberg, Van Egmond en De Vriend) lieten ook hun mening horen

over het Pannerdensch Kanaal. Kroonenberg (TU Delft) ziet de delta opschuiven naar het oosten als de Noordzeespiegel gaat stijgen. In feite zal de oorspronkelijke situatie rond het Pannerdensch Kanaal zich herstellen, denkt hij. Van Egmond (Milieu- en Natuurplanbureau), reagerend op de Waterkaart van Adriaan Geuze (zie de vorige H2O, pag. 26), benadrukte dat het aanpassen van de waterverdeling bij de Pannerdensche Kop in één keer moet gebeuren, faseren is onmogelijk. Het betekent volgens hem dat langs de Waal gigantische nieuwe dijken gebouwd moeten worden. Van Egmond is voorstander van een grotere rol van de IJssel, omdat het IJsselmeer eventueel gedifferentieerd kan overstromen, waar dat in de Randstad nergens kan zonder veel slachtoffers te maken. De Vriend (TU Delft) hamerde erop dat ook de morfologie van de

Splitsing van Neder-Rijn en IJssel bij Arnhem. De dijk links op de foto, de doorsnijding en het splitsingspunt liggen er nog net zo bij als in 1777 (uit het boek ‘Verdeel en beheers! 300 jaar Pannerdensch Kanaal’ van Gerard van de Ven).

rivieren in de gaten gehouden moet worden. Hij waarschuwde ervoor om bij de Pannerdensche Kop in te grijpen. Volgens De Vriend zal de bodem van de Waal vanzelf omhoog komen, waardoor meer water via de IJssel zal gaan stromen. Van Waveren (Rijkswaterstaat Waterdienst) tenslotte kon niet genoeg benadrukken dat Nederland veel vaker last zal krijgen / hebben van laag water in plaats van hoog water. Gemiddeld eens in de vijf tot tien jaar staat het water in de rivieren zo laag, dat het problemen oplevert voor de scheepvaart en de elektriciteitsvoorziening. Rijkswaterstaat zelf voelt niets voor een wijziging van de waterverdeling. Het rivierensysteem is daarvoor te gevoelig. Elke ingreep kan grote gevolgen hebben voor de achterliggende rivieren. Rijkswaterstaat heeft overigens zijn bestaan te danken aan het Pannerdensch Kanaal. Luc Kohsiek, plaatsvervangend directeur-generaal van Rijkswaterstaat ziet op kort termijn twee dingen gebeuren: het weghalen van de vegetatie langs de rivioeren en het meer ruimte geven aan de rivieren. Op lange termijn, wanneer het debiet bij Lobith opgelopen zou zijn tot 18.000 kubieke meter per seconde (meer kan waarschijnlijk niet), zal een deel van Gelderland onder water lopen via Duitsland, vreest hij. Maar dan is inmiddels het gehele Ruhrgebied ook ondergelopen. Die afvoernorm werd ook tijdens deze discussie zwaar in twijfel genomen.

Jubileumnummer Het laatste nummer van dit jaar, dat op 28 december uitkomt, staat in het teken van het 40-jarig bestaan van H2O. In januari 1968 kwam het eerste nummer van dit vaktijdschrift uit. Het jubileumnummer bevat onder meer interviews met de drie hoofdredacteuren van H2O, de voorzitter van de redactiecommissie Harry Tolkamp en één van de eerste auteurs, professor Koot.

H2O / 23 - 2007

5


actualiteit PWN mag niet fuseren met collega-waterbedrijven Het Noord-Hollandse waterleidingbedrijf PWN mag niet, zoals het zelf graag wil, fuseren met de collega-waterbedrijven DZH en Oasen. Gedeputeerde Staten van Noord-Holland stemmen niet in met deze plannen. Hoe de toekomst van het waterleidingbedrijf eruit gaat zien, is daardoor ongewis. Waterketenorganisatie Waternet ziet wel brood in een samenwerking.

D

e directies van PWN, DZH en Oasen waren er in principe al uit. Er was al een intentieverklaring getekend die in februari van dit jaar (zie H2O nr. 2, pag. 4) aan de aandeelhouders zou worden voorgelegd. Maar Gedeputeerde Staten gaven meteen aan liever de vorming van een waterketenbedrijf te zien waarin PWN zou opgaan. Uit onderzoek dat de Boston Consulting Group in 2006 uitvoerde, zou blijken dat een fusie met collega-waterleidingbedrijven de meest efficiënte optie was.

De provincie, die 100 procent van de aandelen van PWN in haar bezit heeft, heeft in februari een quick-scan door de TU Delft laten uitvoeren. Uit die scan bleek dat nog veel zaken onduidelijk waren. Er bestond aanzienlijk verschil van inzicht over de te verwachten voordelen. Ook werd verschillend gedacht over de synergie die bij de vorming van een waterketenbedrijf is te verwachten, de belangen van de burgers bij een eventuele fusie, het draagvlak bij gemeenten (die hun rioleringstaak moeten overdragen) en de bestuurlijke en organisatorische complexiteit.

Vanwege die onduidelijkheden werd toen besloten het besluit uit te stellen. Na de provinciale verkiezingen in maart gaf GS opdracht aan adviesbureau Boer & Croon nieuw onderzoek te verrichten. Dat zou aanvankelijk voor de zomer gereed zijn. Toch heeft GS besloten niet in te stemmen met de fusie. Komende week komt het rapport alsnog beschikbaar voor de belanghebbenden. PWN zal na bestudering van dat rappport met een officiële reactie komen, maar heeft al aangegeven op zoek te gaan naar andere wegen om zich zo goed mogelijk op de toekomst voor te bereiden. Waternet wil graag met PWN rond de tafel gaan zitten. In eerste instantie voor een intensieve samenwerking, maar op lange termijn sluit Waternet een fusie met PWN niet uit.

Opening internationaal ‘jaar van de sanitatie’ Tijdens de opening van het ‘jaar van de sanitatie’ van de Verenigde Naties op 21 november in New York benadrukte prins Willem-Alexander het belang van technische innovatie om de sanitaire voorzieningen wereldwijd te verbeteren. Afgelopen maandag, 26 november, gaf de kroonprins in Zaandam het startschot voor de Nederlandse lancering van het ‘jaar van de sanitatie’.

O

mdat vooral arme mensen in slechte hygiënische omstandigheden leven, moedigt de kroonprins met name de ontwikkeling aan van goedkope en eenvoudige toiletinnovaties. In zijn toespraak in New York probeerde prins Willem-Alexander zijn toehoorders zich te laten voorstellen hoe het zou zijn als er geen toiletten in het gebouw aanwezig zouden zijn. Dat de straten van New York nou niet

bepaald een prettige plek zijn om je behoefte te moeten doen en hoe onwaardig zoiets zou voelen. “Alle mensen wereldwijd hebben het recht op een gezond en waardig leven en het recht op sanisatie”, aldus de prins. Van de wereldbevolking beschikt 40 procent (2,6 miljard mensen) niet over een toilet. Met het tempo van de huidige ontwikkelingen zullen de millenniumdoelen, waaronder ook

wereldwijde toegang tot schoon drinkwater en goede hygiënische omstandigheden, niet vóór 2026 worden gehaald, terwijl de oorspronkelijke streefdatum 2015 is. Op het moment sterven iedere week naar schatting 42.000 mensen aan ziekten die in verband staan met gebrekkige sanitaire voorzieningen. Hoogste tijd dus, aldus de kroonprins, om regeringen op te roepen actie te ondernemen om het millenniumdoel van goede sanitatie dichterbij te laten komen. Willem-Alexander beloofde als voorzitter van de VN-werkgroep Water and Sanitation dat hij zich komend jaar extra gaat inzetten om sanitatie bovenaan de agenda van de wereldleiders te krijgen.

Minister en staatssecretaris bezoeken Waterkader Haaglanden Minister Cramer (Ruimte en Milieu) en staatssecretaris Huizinga (Verkeer en Waterstaat) hebben zich op 21 november tijdens een bezoek aan Waterkader Haaglanden op de hoogte gesteld van de waterproblematiek en de innovatieve oplossingen van overheden, bedrijven en kennisinstellingen in deze regio.

O

mdat het klimaat verandert, kampt Nederland - en in het bijzonder de regio Haaglanden - steeds vaker met enorme hoeveelheden regenwater in korte tijd. Dit zorgt regelmatig voor grote overlast, met name in dichtbebouwde wijken en in het kassengebied van het Westland waar het water moeilijk af kan vloeien. Slimme, innovatieve oplossingen moeten meer ruimte voor water creëren, zonder dat dit ten koste gaat van het wonen en werken of de natuur. Een voorbeeld van deze innovatie is een nieuw kassencomplex in Honselersdijk, dat de bewindslieden bezochten. Overtollig water wordt daar afgevoerd in een kelder onder de kas, om het later te gebruiken voor de bevloeiing van de kassen.

6

H2O / 23 - 2007

Waterkader Haaglanden is een samenwerkingsverband van het Stadsgewest Haaglanden met zijn negen gemeenten,

het Hoogheemraadschap van Delfland en de Provincie Zuid-Holland. Met subsidie van Economische Zaken zoekt het samenwerkingsverband in zes proeftuinen naar technieken om het watersysteem in de regio duurzamer en beheersbaarder te maken. De partijen streven ernaar het watersysteem in 2015 op orde te hebben.

Voorzitter Verkerk van Waterlanden (l.), staatssecretaris Huizinga, dijkgraaf Van Haersma Buma en minister Cramer krijgen uitleg over wateropvang en bevloeiing in het kassencomplex in Honselersdijk.


Wanneer u iets nodig hebt waarop u kunt rekenen ... is er maar één oplossing Nog een bewezen kwaliteitsproduct van Georg Fischer, ons PVC-U leidingsysteem. Dit biedt u een voordelige oplossing voor het veilig en efficiënt transporteren van vloeistoffen. Chemisch resistent, snel en eenvoudig te monteren, als standaard of klantspecifiek verkrijgbaar en volledig traceerbaar dankzij een unieke code, en Meer! Voor uw rust gaat onze productsupport verder: scholing, advies, technische handboeken, een CADbibliotheek én een levenslange garantie!

PVC-U50jaarervaringPVC-UlevenslangegarantiePVC-UCAD/bibliotheekPVC-U technischeondersteuningPVC-UvolledigtraceerbaarPVC-Uwereldwijdbeschikbaar

Uw projecten, onze uitdaging In airconditionings-, verwarmings- en waterbehandelingssystemen in utiliteitsbouw, residentiële en industriële toepassingen garanderen Lowara pompen hoge efficiëntie en betrouwbaarheid. Dit wordt bereikt door geavanceerde technologie en een specifiek ontwerp voor de circulatie van koud en warm water. Excellence in water technology. www.lowara.com

Lowara Nederland B.V. Postbus 54 4180 BB Waardenburg Tel.: (+31) (0) 418 - 65 50 60 lowaranl.info@itt.com

GF-0723

Georg Fischer N.V. Postbus 35, 8160 AA Epe Lange Veenteweg 19, 8161 PA Epe Telefoon: 0578/678222 Fax: 0578/621768 E-mail: nl.ps@georgfischer.com Internet: www.georgfischer.nl


WIM SCHAAP, PROCESTECHNOLOOG BIJ HEINEKEN:

“Per glas bier drie glazen afvalwater” Bier is er altijd veel gedronken. Vele steden in Nederland en ook daarbuiten hadden vroeger hun eigen brouwerij. Toen er nog gidsen waren in de rondvaartboten in Amsterdam, vertelden zij bij passage van de Brouwersgracht, dat er veel bier gedronken werd, omdat het drinkwater in de stad vroeger zo onbetrouwbaar was. Waar grondwater gebruikt werd, gaat dat verhaal niet op. Vele brouwerijen zijn inmiddels verdwenen. Zo ook uit Amsterdam, waar Heineken en Amstel grote bedrijven waren. In 1968 vond de fusie tussen beide concerns plaats. Aansluitend werd in 1972 de productie overgeheveld naar de nieuwe brouwerij in Zoeterwoude. Voor de bereiding van bier is veel water nodig. Bij de productie ontstaat veel afvalwater. Verslag van een bezoek aan Heineken en een gesprek met Wim Schaap, de procestechnoloog die bij de brouwerij voor water verantwoordelijk is.

Hoe belangrijk is water voor Heineken? “Water is heel belangrijk. Van het bier is 95 procent water. Heineken heeft in Nederland drie brouwerijen. In Zoeterwoude en in Wijlre, de vroegere Brand-brouwerij, maken wij pils voor onze drie hoofdmerken Heineken, Amstel en Brand. In ‘s-Hertogenbosch worden ook bijzondere bieren gemaakt: bruine bieren, wit bier en ‘light’ bier. Heineken is verder eigenaar van Vrumona-frisdranken in Bunnik. Wij produceren daar Pepsi Cola en Seven-Up in licentie, Sisi en Royal Club als eigen merk en Sourcy-water uit een eigen bron in de Utrechtse Heuvelrug. In veel andere landen heeft Heineken een eigen brouwerij waarmee het dikwijls ook lokaal bier in licentie produceert. De uitzondering hierop vormen de Verenigde Staten; een exportmarkt die vanuit Nederland bediend wordt.” “Heineken betrekt in Nederland drinkwater van Duinwaterbedrijf Zuid-Holland, Maaswater dus dat in de duinen geïnfiltreerd en daarna tot drinkwater bereid is. Een aparte leiding loopt hiervoor van het DZH-net naar Zoeterwoude. Omdat we in het leveringsgebied van Oasen zitten, vindt de levering plaats via Oasen. Voor ons is de kwaliteit ontzettend belangrijk. De eisen die we wereldwijd aan de kwaliteit van het water stellen, zijn hoger dan die voor drinkwater. Water moet vooral natriumarm zijn. We hebben voor het water van DZH gekozen vanwege het gehalte aan barium. Dat lag voor ons gunstiger dan het gehalte in het drinkwater dat Oasen in Zoeterwoude levert. Wij zijn namelijk al in 1981 begonnen met omgekeerde osmose (RO). Daarbij blijkt het bariumgehalte belangrijk voor het rendement dat je kunt halen.”

Hoeveel water gebruikt Heineken op jaarbasis? “De hoeveelheid schommelt op het ogenblik tussen de vier en zes miljoen kubieke meter per jaar. De leiding waarmee wij gevoed worden, heeft een diameter van 600 mm. Toen die in 1972 werd aangelegd, was het

8

H2O / 23 - 2007

watergebruik per eenheid product veel groter dan nu. Toen waren voor één glas bier tien glazen water nodig, nu minder dan vier. Zowel vanuit financieel oogpunt als vanuit milieuzorg hebben we het watergebruik drastisch teruggebracht. Verder reduceren wordt steeds moeilijker. We hebben een grens bereikt.” “Het drinkwater slaan we op in twee kelders van ieder 2.000 kubieke meter groot. Van daaruit onderscheiden we vier waterstromen voor de productie: brouwwater en ketelvoedingswater (samen ruim 60%), zacht water (20%), productiewater (10%) en gewoon drinkwater (minder dan 10% van de totale hoeveelheid). Het drinkwater is bedoeld voor de keukens, douches, toiletten, etc.” “De hoofdstroom is bij ons brouwwater. Daarvoor gebruiken we al sinds 1982 de RO, dus lang voordat de waterleidingbedrijven die gingen toepassen. We hebben een drietrapssysteem: de eerste trap bevat 25 buizen met membranen, de tweede trap twaalf en de derde trap zes. In elke trap gaat globaal de helft van het water door het membraan, de andere helft blijft achter. Die gaat dan naar de tweede trap, maar inmiddels is de concentratie aan zouten daarin verdubbeld. Er gebeurt dan weer hetzelfde, maar in de derde trap bedraagt de zoutconcentratie wel het viervoud van de oorspronkelijke concentratie. Het percentage water dat als totaal van deze drie trappen door de membranen is gegaan, heet de ‘recovery’. In 1982 zat Heineken op een recovery van 85 procent. In de jaren daarna is die telkens met één procent verhoogd tot we op 90 procent zaten. Daar hebben we het bij gelaten. We zijn namelijk bang voor zoutneerslagen bij verdere verhoging. Heineken kan zich geen enkel risico bij de waterbereiding permitteren, omdat we geen moment zonder water kunnen.”

Welke kwaliteit bereikt u met de omgekeerde osmose? “We sturen aan op een natriumgehalte van minder dan 14 mg/l en een hardheid lager dan 0,05°D. Het chloridegehalte ligt dan ook onder 10 mg/l. De oudste filtermodules die

nog in gebruik zijn, dateren van 1993. Die zijn binnenkort 15 jaar in bedrijf. We gaan nieuwe aanschaffen. Toen deze filters nieuw waren, brachten zij de geleidbaarheid terug tot 40 microsiemens. Bij het ouder worden nemen de retenties wat af. Ze zitten nu op 60 microsiemens. Als de geleidbaarheid boven de 100 microsiemens zou komen, krijgen we een procesalarm. Heineken heeft dit proces volledig geautomatiseerd.” “Het wordt zo gestuurd dat we zo weinig mogelijk oponthoud hebben. Het RO-water wordt opgeslagen in buffertanks met een totaal volume van 1.600 kubieke meter. Van daaruit wordt de brouwerij gevoed. Die werkt volcontinu, maar kent wel variaties in de bierproductie als gevolg van onderhoud, wisseling van biersoort en fluctuaties in de afname. Wij zorgen ervoor dat de voorraadtanks met RO-water voor de brouwerij op niveau blijven. We kunnen de voedingsflow per unit variëren tussen 120 en 200 kubieke meter per uur. Met twee units in bedrijf hebben we dus een variatieruimte van 160 kubieke meter per uur, wat voldoende regelbereik geeft om de waterproductie continu af te stemmen op de vraag en oponthoud te vermijden. Vroeger konden we de waterfabriek alleen aan- of uitzetten. Dat dat nu wel kan, hebben we te danken aan Karel Jansen, die hier vroeger werkte. Hij was een pionier in de waterwereld op het gebied van de RO-toepassing. Bij hem heb ik een goede leerschool gehad en veel ervaring opgedaan.”

Waarvoor wordt het RO-water gebruikt? “Voor het brouwen en als ketelvoedingswater. Het water dat het brouwproces ingaat, wordt eerst op 5°C gebracht, omdat daarmee het brouwsel, de wort, gekoeld wordt tot een temperatuur beneden 10°C. Dat lukt alleen met water van 5°C, dat daarbij zelf weer verwarmd wordt. Dan voegen we calcium toe, wat nodig is voor het gistproces. We werken met het beroemde Heineken-A-gist, een giststam die al in 1898 geïsoleerd is door dr. Elion, een leerling van Pasteur, en nog steeds gebruikt wordt. Om bier te maken worden mout en hop in water gekookt. Daar ontstaat het brouwsel dat in een week of vijf door de gistwerking omgezet wordt in bier. De gist zorgt voor de estervorming tijdens de afbraak van de mout en is daarmee bepalend voor de smaak. De juiste verhouding tussen water, gist, temperatuur en verblijftijd is hét geheim van de brouwer.” “Omdat Heineken geen smaakverschillen tussen bier van verschillende brouwerijen wil als gevolg van het gebruikte water moet het water overal aan dezelfde kwaliteitseisen voldoen, ook al is de bron heel verschillend. Op de Bahama’s is de bron bijvoorbeeld zeewater, in ‘s-Hertogenbosch is het grondwater. De RO-techniek maakt het mogelijk dit uitgangspunt te realiseren. In ‘s-Hertogenbosch werd vroeger alleen ijzer verwijderd; nu worden daar ook biologische NH4-verwijdering en zandfiltratie toegepast.


*thema

Maar binnenkort komt daar een RO-installatie te staan.” “Omdat het water in Zoetermeer relatief duur is, eisen wij een hoge recovery. Waar Heineken grondwater gebruikt, ligt de prijs per kubieke meter lager en heeft het bedrijf wat recovery betreft meer speelruimte. Het ketelvoedingswater wordt gebruikt om stoom te maken. Verliezen in het systeem worden aangevuld met RO-water, omdat dit geen hardheid heeft. “Het zachte water wordt gebruikt om reinigingsmiddelen aan te maken en de pasteurisatie-installaties te bedrijven. Ionenwisselaars halen de kalk eruit. Calciumionen worden vervangen door natriumionen, een proces dat altijd werkt. Wij willen geen kalkaanslag in de tanks en in of op de bierflessen. Ook daar werken wij met het sturen op het niveau in de voorraadtanks.” “Heineken gebruikt voor deze doelen geen RO-water, omdat de RO-waterproductie veel meer energie vraagt. Vroeger werkten de membranen bij een druk van 40 bar; inmiddels is dat gezakt tot acht à negen bar, maar het blijft een proces dat relatief veel energie vraagt.” “Het productwater is een mengsel van drinkwater en RO-water, dat gebruikt wordt voor het reinigen van de installaties en het spoelen van tanks en leidingen. Wij kunnen daarvoor geen RO-water gebruiken, omdat allerlei meters reageren op geleidbaarheid. Een tankleegmeter kan dan het signaal ‘leeg’ geven terwijl de tank vol zit.” “Voor dit water zijn de microbiologische eisen de meest kritische. Bier is een goede voedingsbodem voor bacteriën, maar wij

interview

willen nergens aangroei hebben. In dit water moet het aantal kiemen bij 37°C lager zijn dan 10/100 ml. Dit bereiken wij met een UV-filter vooraf, direct na het samenvoegen van de beide waterstromen.”

wekenlang één mg/l. De CVZ-concentratie is in deze nazuivering verder gereduceerd van 700 tot 40 mg/l. Het gezuiverde water wordt via een leiding van negen kilometer geloosd op het Korte Vlietkanaal.”

U heeft ook een eigen afvalwaterzuiveringsinstallatie?

Hoe bent u in deze functie terechtgekomen?

“Per glas bier gaan er tenminste drie glazen afvalwater het riool in. Dat water behandelen wij in een eigen awzi. Het afvalwater van de toiletten gaat naar de rwzi Leiden-Zuidwest van Rijnland. Wij hebben een anaerobe voorzuivering en een aerobe nazuivering. De voorzuivering bestaat uit twee anaerobe reactoren, die in serie geschakeld staan. Alle afvalwater gaat daar doorheen. Zij werken bij 30°C, de eerste met een verblijftijd van zes à zeven uur, de tweede van tien uur. In deze reactor vindt eigenlijk alleen CZV-afbraak plaats van 3.000 naar 700 mg/l. Daarbij ontstaat gas waarmee wij in een biogasmotor elektriciteit opwekken. Hiermee kunnen we vijf à zes procent van onze totale energiebehoefte dekken. Met het koelwater van deze motor wordt in de winter het hoofdkantoor verwarmd.” “De aerobe zuivering vindt plaats in twee carrousels met een verblijftijd van twee dagen, en aansluitend nabezinktanks. Ons slib is licht; we hebben slibindexen van 300 à 400 ml/l. Maar omdat de nabezinktanks gedimensioneerd waren voor in totaal negen carrousels, komen wij niet in de problemen. Door de dikke slibdeken is het effluent bijzonder helder met BZV’s van twee à drie mg/l, soms

“Ik ben in 1957 geboren in Katwijk aan Zee. Op mijn 15e ben ik al gaan werken, als machinist op een vissersboot. Er moest geld verdiend worden. Dat heb ik tot mijn 23e gedaan, een goede leerschool. In 1982 ben ik bij Heineken in dienst gekomen als operator. Ik heb eerst allerlei cursussen gevolgd: meet- en regeltechniek, kwaliteitsbeheersing, procestechniek e.d. In 1993 ben ik aan de avond-HTS in Delft verder gaan studeren: levensmiddelentechnologie. In januari 1998 ben ik bij de afdeling utilities aangesteld als technoloog. Deze afdeling is verantwoordelijk voor (afval)water, koeling en stroomvoorziening. Wij hebben een eigen warmtekrachtinstallatie. Ik ben verantwoordelijk voor de procesvoering op al deze gebieden, een zeer gevarieerde functie, waarbij geen dag hetzelfde is.”

Hebt u wel eens echte problemen met water gehad? “Ooit zat de zuiveringsinstallatie plotseling onder een dichte laag schuim. Zo’n beeld dat herinnert aan de tijd dat er nog fosfaten in de wasmiddelen zaten. Wij hadden geen

“Eisen aan water voor bier strenger dan voor drinkwater”

Wim Schaap

idee wat de oorzaak kon zijn en ook niet hoe wij er vanaf konden komen. In het afvalwater kwamen sporen minerale olie terecht die normaal in de vetvanger worden afgevangen. Niet zichtbaar (geen oliefilm), maar voldoende voor een enorme schuimvorming.”

Besteed Heineken wereldwijd aandacht aan water? “Alle bier uit onze brouwerijen wordt hier in het laboratorium in Zoeterwoude apart getest op kwaliteit en smaak. Die moet overal constant en gelijk zijn. En overal is water daarbij belangrijk. Vandaar ook die centrale normering voor water, waarover ik vertelde. ‘Aware of water’ vormt een centraal Heinekenthema wereldwijd. U treft plaquettes met dat thema in al onze brouwerijen aan. ‘Water is onmisbaar’ is de invulling die wij er in onze vestigingen in Nederland aan gegeven hebben. Dat zegt genoeg.” Maarten Gast

H2O / 23 - 2007

9


2OSSMARK 4IJDEN VERANDEREN KWALITEIT BLIJFT 0ROCESWATER 3INDS JAREN EEN SPECIALISME VAN 2OSSMARK (ONDERDEN INSTAL LATIES LEVERDEN WE AAN DE INDUSTRIE EN INSTELLINGEN 7E HEBBEN EEN SCHAT AAN ERVARING OPGEBOUWD 6OOR WELKE INDUSTRIETAK OOK WIJ HEBBEN EEN PASSEND SYSTEEM 6AN KLEIN TOT GROOT 6OOR ONTHARDING ONTIJZERING DEMINERALISATIE EN DESINFECTIE 4OT M H ZIJN ER STANDAARD SYSTEMEN $AARBOVEN LEVEREN WE OP MAAT ONTHARDERS MET TEGENSTROOM REGENERATIE GEAVANCEERDE 2/ SYSTEMEN #$) SYSTEMEN VOOR ULTRAPUUR WATER ONTIJZERINGSFILTERS 5 VINDT ONS BIJVOORBEELD IN DE PAPIERINDUSTRIE CHEMISCHE EN PETROCHEMISCHE INDUSTRIE EN DE VOEDINGSMIDDELENINDUSTRIE DAARNAAST OOK IN ZIEKENHUIZEN EN LABORATORIA 7IJ KENNEN DE WERELD VAN PROCESWATER EN NEMEN U GRAAG DE ZORG DAARVOOR UIT HANDEN

2OSSMARK 4HE -ARK OF %XPERIENCE 2OSSMARK 7ATERBEHANDELING B V „ #ELSIUSSTRAAT ": %DE ., „ 0OSTBUS "' %DE ., 4 „ & „ % INFO ROSSMARK NL „ ) WWW ROSSMARK NL


achtergrond

Richtlijn voor het normeren van compartimenteringsdijken Het compartimenteren van potentiële overstromingsgebieden kan een bijdrage leveren aan het streven om de overstromingsschade en het aantal slachtoffers na een doorbraak van de primaire waterkering te beperken. In Nederland liggen binnen de dijkringen al diverse keringen met een compartimenterende werking, zoals voormalige zeedijken maar ook boezemkaden, kanaaldijken en keringen langs regionale rivieren. Ook spoor- en snelwegen of geluidswallen kunnen een compartimenterende werking hebben. Recent is door HKV in opdracht van STOWA, het InterProvinciaal Overleg en de Unie van Waterschappen een richtlijn opgesteld voor het normeren van compartimenteringsdijken. Hiervoor zijn tien pilots uitgewerkt.

E

en compartimenteringsdijk kan veel effect hebben op de schade, dodelijke slachtoffers en getroffenen1) binnen een gebied. Een compartimenteringsdijk kan van verschillende zijden worden belast. Dit is afhankelijk van de locatie van de doorbraak. Ook de hydraulische belasting (hoogte en duur van de waterstanden op zee, rivier of meer) is van invloed op de werking. Een compartimenteringsdijk kan de gevolgen in een deel van de dijkring beperken, maar ook versterken door het sneller stijgen van het water en grotere waterdieptes. In de praktijk bestaan in Nederland diverse keringen die (kunnen) functioneren als compartimenteringsdijk of zelfs al zijn aangewezen als zodanig. Om daadwerkelijk ingezet te kunnen worden als compartimenteringsdijk is het van belang eisen (normen) te stellen waaraan deze dijken moeten voldoen. De keringen kunnen dan aan deze normen worden getoetst en zonodig verbeterd. Afb. 1.

De vraag is echter hoe hoog en sterk compartimenteringsdijken moeten zijn om een bijdrage te leveren aan de veiligheid voor het gebied. Als bijvoorbeeld de belasting op een dergelijke kering moet worden vastgesteld onder maatgevende omstandigheden, is het noodzakelijk dat in de voorliggende primaire kering eerst een bres is ontstaan. Het aantal vragen dat hierbij onmiddellijk wordt opgeroepen, is groot. Onder welke belastingcondities is die bres bijvoorbeeld ontstaan en waar? Hoe groot is de hoeveelheid water die het gebied instroomt? Die is immers weer afhankelijk van de hoogte en vorm van de hoogwatergolf bij de bres. Is het één bres of zijn er misschien meerdere bressen? Hoe verloopt de overstroming? In de richtlijn ‘Normeren van compartimenteringsdijken’ is een aanpak beschreven die een veiligheidsnorm toekent aan een compartimenteringsdijk. Deze norm is gebaseerd op de waterkerende functie van dergelijke

dijken en de verwachte economische schade, aantallen slachtoffers en getroffenen. Bij toepassing van de norm gaat men er vanuit dat de compartimenteringdijk al (voorlopig) is aangewezen. Dan is duidelijk welke compartimenteringdijken een additionele veiligheid bieden aan (een deel van) een dijkring, wat het effect van de dijk is op schade, het aantal dodelijke slachtoffers en getroffenen binnen de gehele dijkring, wat de kosten en baten inhouden en hoe geschikt de compartimenteringsdijk is om de overschrijdingsfrequentie van de waterstand op iedere plaats langs de dijk te berekenen. Hierdoor kan een bepaalde hoogte van de compartimenteringsdijk worden teruggeleid tot een frequentie. Op basis van deze gegevens en het inzicht in de schade en het aantal dodelijke slachtoffers en getroffenen kan besloten worden achteraf de kering niet aan te wijzen. Eenzelfde besluit kan genomen worden als blijkt dat kosten om een kering te laten voldoen aan de eisen op hoogte en sterkte niet opwegen tegen het belang van bescherming. Ook kan besloten worden om ondanks deze effecten een kering wel aan te wijzen op basis van andere bestuurlijke overwegingen.

Werkwijze De richtlijn noemt vijf stappen die tot normering van de compartimenteringsdijk leiden (zie afbeelding 1). Deze stappen beschrijven hoe een tracé van de compartimenteringsdijk kan worden vastgesteld binnen een dijkring en hoe een norm

De richtlijn beschrijft de technische ondersteuning bij de verschillende keuzes binnen het beleidsmatige proces tot aanwijzing en normering van een compartimenteringsdijk. De richtlijn is uitsluitend bedoeld om de methode voor bepaling van de schade- en slachtofferreductie te beschrijven en niet het aanwijzingsproces zelf.

H2O / 23 - 2007

11


Eenvoudig

verkleinen van eventuele afstanden bij evacuatie; het beschermen van een dijkringgebied tegen overstroming bij een doorbraak bij een ‘beneden-normatieve’ situatie; andere aspecten, zoals cultuurhistorie en verkeer en vervoer.

Complexe situatie Stap B: bepaal overstromingsscenario’s

Afb. 2.

Afb. 3.

kan worden vastgesteld. Eerst wordt een voorlopige norm opgesteld om de compartimenteringsdijk te toetsen aan de vereiste sterkte en een mogelijke kostenbatenanalyse. De definitieve norm wordt opgesteld op basis van deze informatie en overige bestuurlijke criteria. Hierdoor kan de voorlopige norm worden bijgesteld. De uiteindelijke aanwijzing geschiedt op basis van inzicht in het nut van de compartimenteringsdijk bij een overstroming als gevolg van een doorbraak van een primaire waterkering. Stap A: definieer systeem en functie

De eerste stap in het proces van aanwijzen tot normstelling is dan ook het definiëren van het systeem en de functie van de compartimenteringsdijk hierin. Kern van de definitie van het systeem is dat de relevante compartimenten worden onderscheiden. Afhankelijk van het gebied is de situatie meer of minder complex. In afbeelding 2 wordt een eenvoudige en een complexe situatie weergegeven. Het is niet zo dat iedere compartimenteringsdijk altijd een positief effect heeft op schade, dodelijke slachtoffers en getroffenen. Westfriese Oomringdijk achter de Hondsbosse Zeewering.

Afhankelijk van de locatie van de doorbraak van de primaire waterkering kan een kering ook een negatief effect hebben, namelijk een snellere stijging van de waterstand in het compartiment of een verdere afleiding van het overstromingswater naar andere kwetsbare gebieden (met name in het kustgebied). Het is dan ook van belang om zowel een positief als een eventueel negatief effect inzichtelijk te maken en te betrekken in een afweging. Overige voordelen van een compartimenteringsdijk kunnen bijvoorbeeld zijn: • het vertragen van de overstroming, waardoor het langer duurt voordat verder gelegen gebieden overstromen. In andere delen zal het water dan sneller stijgen; • het beperken van de omvang van het stroomgat, waardoor het herstel van de doorbraak kan worden vereenvoudigd als de doorstroming dit toelaat; • het beperken van de maatschappelijke ontwrichting door een verkleining van het overstroomde gebied; • het verkleinen van het aantal mensen dat geëvacueerd moet worden en het

Per compartiment worden overstromingsscenario’s opgesteld. Bij de aanwijzing van de breslocatie(s) per compartiment wordt uitgegaan van de locatie die naar verwachting tot de grootste schade leidt. Bij het definiëren van de scenario’s wordt een probabilistische aanpak gevolgd. Er is rekening gehouden met verschillende hydraulische belastingen en bijbehorende kansen. Op basis van klassen in belasting worden verschillende scenario’s opgesteld waarin onderscheid wordt gemaakt in de hoogte en de duur van de hydraulische belasting (zie afbeelding 3). De extremere belastingen zijn gekoppeld aan de decimeringshoogte die bij de overschrijdingsfrequentie van de waterstand bij de kering hoort. Ook is onderscheid gemaakt in klassen van zowel afvoer- als hoogtepercentielen. Ieder scenario heeft een eigen kans van voorkomen. De kans wordt bepaald door instrumenten voor het toetsen van de primaire waterkeringen. Door het combineren van alle relevante scenario’s en uiteindelijk het berekenen van de gevolgen voor de kering kan de overschrijdingsfrequentie van de waterstand bij compartimenteringsdijk worden bepaald. Ook vormt deze informatie de basis voor de kosten-batenanalyse (stap E van de richtlijn). Vanwege de verschillende belastingen zijn in de richtlijn verschillende typen watersystemen onderscheiden: kustgebied, merengebied, bovenrivierengebied en het benedenrivierengebied. Stap C: bepaal inrichtingsvarianten

De gevolgen van een overstroming hangen af van de grootte van de belasting en de situatie in de dijkring. In een inrichtingsvariant wordt de situatie van alle keringen in het gebied vastgesteld. Vervolgens wordt onderscheid gemaakt in inrichtingsvarianten met de compartimenteringsdijk als variabele: • de huidige situatie voor het maken van een inschatting van de huidige situatie; • de waterkerende kering (oneindig hoog en sterk) om de overschrijdingsfrequentie van de waterstanden in het betreffende compartiment en langs de compartimenteringsdijk te kunnen bepalen en • geen kering voor informatie waaruit onder meer kan worden afgeleid of de betreffende kering een positief of negatief effect op schade, slachtoffers en getroffenen heeft. Eventueel aanwezige kunstwerken of voorzieningen (overlaatconstructies) kunnen nog worden ingezet in geval van werkelijke gebeurtenissen. Mits de werking is gegarandeerd (technisch en organisatorisch), kan op basis van inzet van deze kunstwerken ook een extra inrichtingsvariant worden opgesteld.

12

H2O / 23 - 2007


achtergrond Enkele inzichten uit de pilots Op basis van de resultaten van het onderzoek blijkt dat compartimenteringsdijken soms een negatief effect hebben. Ook blijkt dat investeringen vaak niet rendabel zijn. Als zeer waardevolle gebieden (die ook van voldoende omvang moeten zijn) worden beschermd, dan lijkt compartimentering rendabel. In feite komt dat dan neer op het verkleinen van dijkringen en voorkomen van overlopen van deze keringen. Een andere uitkomst uit de cases is dat vaak sprake is van een tegengesteld effect in de bijdrage van de compartimenteringsdijk aan de reductie van schade en dodelijke slachtoffers.

Afsluitend Een compartimenteringsdijk achter de Hondsbosse Zeewering in Noord-Holland.

Het nut en de noodzaak van de compartimenteringsdijk wordt in de richtlijn gebaseerd op de variant ‘geen kering’ als referentiesituatie. Indien de kering niet wordt aangewezen en de handhaving en vergunningverlening vervalt, dan zullen ruimtelijke ontwikkelingen plaatsvinden waardoor de kering niet meer zal functioneren. Stap D: toetsen op veiligheid

Na vaststelling van de (voorlopige) norm kan optioneel worden vastgesteld of de veiligheid van de compartimenteringsdijk voldoet aan de voorlopig gestelde norm. De beoordeling van de veiligheid kan worden uitgevoerd volgens het katern Compartimenteringsdijken van de ‘Leidraad Toets op Veiligheid regionale waterkeringen’. Belangrijk resultaat van deze toets is het inzicht of investeringen (dijkverbetering) moeten worden gedaan om de compartimenteringsdijk te laten voldoen aan de norm. De toets resulteert in het oordeel dat ofwel de veiligheid aan de norm voldoet (het proces van aanwijzing en normering kan worden afgerond met een definitieve vaststelling van de voorlopige aanwijzing en normering) of dat de veiligheid niet aan de norm voldoet. Voor een definitieve vaststelling van de aanwijzing en normering kan op basis van een kosten-batenanalyse worden vastgesteld of de vereiste dijkverbetering voldoende rendabel is.

Stap E: kosten-batenanalyse

Op basis van de inzichten in de verschillende inrichtingsvarianten en het nut van de kering kan een kosten-batenanalyse worden uitgevoerd. Doel hiervan is om te kijken hoe rendabel investeringen zijn in de kering (kosten) en in relatie tot de vermeden schade en slachtoffers (baten). Op basis van deze analyse kan ook een optimum in de normstelling worden bepaald.

Normstelling Op basis van gevolgen voor schade, dodelijke slachtoffers en getroffenen bij de varianten en op basis van een weging van bestuurlijke aspecten kan het aanwijzingsbesluit worden herzien of genomen en kan een (voorlopige) norm worden opgesteld. Onderscheid wordt gemaakt in: • een eenvoudige aanpak waarin normklassen zijn benoemd (niet aanwijzen bij bewezen negatief effect, aanwijzen met als norm de ‘huidige situatie’2) en aanwijzen met een conditionele kans van 1/10 bij bewezen positief nut); • een geavanceerde aanpak op basis van een kosten-batenanalyse. De norm wordt hierbij gebaseerd op het optimum. In deze analyse worden de kosten voor het op hoogte en sterkte brengen van de compartimenteringsdijk beschouwd in relatie tot de baten.

De richtlijn ‘Normering van compartimenteringsdijken’ heeft de status van een zogeheten groene versie. De komende jaren wordt de richtlijn geëvalueerd in de praktijk. Op basis hiervan stelt men een definitieve blauwe versie op. De richtlijn is niet geschreven voor het aanwijzen van de locatie of het tracé van compartimenteringsdijken. Alhoewel delen van deze richtlijn hierbij gebruikt kunnen worden als hulpmiddel, wordt er in deze richtlijn van uitgegaan dat de compartimenteringsdijk in ieder geval voorlopig is aangewezen. Op basis van toepassing van de richtlijn blijkt het positief of negatief nut van deze keringen voor schade, dodelijke slachtoffers en getroffen voor de gehele dijkring. Deze kennis kan worden gebruikt als basis voor een brede afweging, waarbij ook andere bestuurlijke en politieke aspecten kunnen worden betrokken. Bas Kolen en Jakolien Leenders (HKV lijn in water) Henk van Hemert (STOWA) NOTEN 1) Bepaald met de schade- en slachtoffermodule van het Hoogwaterinformatiesysteem van Rijkswaterstaat Dienst Weg- en Waterbouwkunde. 2) Deze situatie zal dan in beeld gebracht moeten worden, op basis waarvan een norm kan worden geformuleerd.

advertentie

Ü i`}iÊV Õ Ìð

," /, / " Ê 1 /, /, / " Ê " /, / " ÊÊ

777° ," 9 ,° "

ÀÊ ÀiÊ Ì > Ê {Ê `iV>`iÃÊ ÜÊ ÜiÊ >ÛiÊ Lii Ê Ü À }Ê ÛiÀÞÊ ÃÕVViÃÃvÕ ÞÊ Ê Ì iÊ `iÛi « i ÌÊ > `Ê «À `ÕVÌ Ê vÊ i LÀ> iÊ «À `ÕVÌÃÊ v ÀÊ Ü>ÌiÀÊ > `Ê Ü>ÃÌiÊ Ü>ÌiÀÊ ÌÀi>Ì i Ì°Ê / ÃÊ } ÃÌ> ` }Ê iÝ«iÀ i ViÊ ÃÊ iÃÃi Ì > Ê v ÀÊ ÕÃ°Ê ÌÊ ÃÊ ÌÊ ÞÊ > Ê ` ëi Ã>L iÊ V Õ ÌiÀ«>ÀÌÊ Ì Ê ÕÀÊ «À viÃà > Ê V «iÌi ViÊ LÕÌÊ > à ÊÌ iÊ iÞÊÌ Ê«À Û ` }ÊÞ ÕÊÜ Ì Ê«À `ÕVÌÃÊ vÊÌ iÊ } iÃÌʵÕ> ÌÞÊ > `Ê >Ý Õ Ê«iÀv À > Vi°

," 9 ,Ê L , i }>ÕÃÌÀ>ÃÃiÊ£ ä £ È ÈxÓäÎÊ7 iÃL>`i ÊÉÊ iÀ > Þ /i °Ê³Ê{ ÊÈ££Ê ÈÓÊÈää£ v J VÀ `Þ >` À°`i

H2O / 23 - 2007

13


Wa l l i n g f o r d S o f t w a r e smarter solutions for the water industry -RJS;SVOW (I [IVIPHPIMHIRHI JEQMPMI ZER L]HVEYPMWGLI QSHIPPIVMRKWSJX[EVI -RJS;SVOW ;7 JSV ;EXIV 7YTTP]

ˆ 1MRMQEPMWIIV HI VMWMGS«W FMN LIX RIQIR ZER FIWPMWWMRKIR SQXVIRX Y[ XI FILIVIR RIX[IVOIR ˆ &ILEEP IIR QE\MQYQ EER IJ´GMIRXMI IR FITIVO HI XSXEPI TVSNIGXOSWXIR ˆ 3TXMQEPMWIIV HI O[EPMXIMX ZER HI VIWYPXEXIR HERO^MN IIR ^IIV YMXKIFVIMHI IR HSIPXVIJJIRHI WIX ZER ZEPMHEXMIW IR WRIPPI IR REY[OIYVMKI WMQYPEXSVIR

-RJS;SVOW '7 JSV 'SPPIGXMSR 7]WXIQW

ˆ 1E\MQEPMWIIV HI TVSHYGXMZMXIMX HERO^MN HI KIFVYMOWZVMIRHIPMNOLIMH LIX KVSXI EERXEP KIVIIHWGLETTIR ZSSV MQTSVX IR QSHIPSTFSY[ HI OVEGLXMKI EREP]WIQSKIPMNOLIHIR IR HI ^IIV XSIKEROIPMNOI VETTSVXIVMRK ˆ -RJS;SVOW MRXIKVIIVX ^MGL ^IIV QEOOIPMNO QIX FILIIVW]WXIQIR +-7 TPEXJSVQIR '%( QEEV SSO QIX ERHIVI L]HVEYPMWGLI QSHIPPIVMRKWWSJX[EVI -R HI^I FVERGLI FIWGLMOX ;EPPMRKJSVH 7SJX[EVI [IVIPH[MNH SZIV LIX KVSSXWXI XIEQ WSJX[EVISRX[MOOIPEEVW (MX IR IIR KIVITYXIIVHI SRHIVWXIYRMRK WXEER FSVK ZSSV GSRXMRYxXIMX MR TVSHYGXSRX[MOOIPMRK IR WYTTSVX

-RJS;SVOW 67 JSV 6MZIV 7]WXIQW

-RJS;SVOW ¦ TVSZIR L]HVEYPMG QSHIPPMRK WSJX[EVI JVSQ ;EPPMRKJSVH 7SJX[EVI PIEHMRK XLI [SVPH MR TVSZMHMRK WQEVXIV WSPYXMSRW JSV XLI [EXIV MRHYWXV] -RJS;SVOW (

8

/&

-RJS;SVOW MW E VIKMWXIVIH XVEHIQEVO SJ ;EPPMRKJSVH 7SJX[EVI 0MQMXIH

+MPFIVX .SRGLIIVI ;EPPMRKJSVH 7SJX[EVI &IRIPY\ 7EPIW (I 7GLEKKIPIR ;IWXQEPPI &IPKMt 8IP )QEMP KMPFIVX NSRGLIIVI$[EPPMRKJSVHWSJX[EVI GSQ

[[[ [EPPMRKJSVHWSJX[EVI GSQ


achtergrond

Geohydrologisch onderzoek voor het Wieringerrandmeer In de kop van Noord-Holland moet het Wieringerrandmeer van het voormalig Zuiderzee-eiland Wieringen opnieuw een eiland maken. Het realiseren van een groot meer in een diepe polder heeft duidelijk gevolgen voor de waterhuishouding, grondwaterstroming en grondwaterkwaliteit. Omdat het gebied te kampen heeft met verzilting, is een geohydrologisch onderzoek uitgevoerd. De effecten van drie ontwerpvarianten zijn hiervoor tegen elkaar afgewogen. Belangrijke aspecten hierbij waren de effecten die het meer heeft op grondwaterstanden en natschade en toename van zoute kwel. Ten behoeve van een integrale effectenrapportage zijn drie modellen beschouwd (zie afbeelding 2): • Halfland, waarbij een gedeelte van de polder Waard-Nieuwland wordt afgegraven voor het Wieringerrandmeer

Geschiedenis

Afb. 1: Ligging van het projectgebied Wieringerrandmeer (rode lijn).

D

e realisatie van het Wieringerrandmeer dient de regio een sociaal-economische impuls te geven. De bevolking vergrijst, de werkgelegenheid neemt af en de regio is overwegend slecht ontsloten. Daarnaast biedt het project mogelijkheden voor natuurontwikkeling, recreatie en wonen. Bovendien wordt het waterbeheer op deze manier enigszins voorbereid op de voortschrijdende klimaatsverandering. Om het Wieringerrandmeer vorm te geven, hebben de gemeenten Wieringen en Wieringermeer en de Provincie Noord-Holland door middel van een prijsvraag verschillende partijen uitgedaagd om een innovatief

ontwerp voor het gebied te leveren. Deze prijsvraag is gewonnen door de combinatie Lago Wirense, bestaande uit Boskalis, Volker Wessels en Witteveen+Bos. De jury concludeerde dat Lago Wirense de beste inzending was, omdat deze combinatie een hoge waterkwaliteit centraal stelde voor het welslagen van het plan. Water en waterkwaliteit lopen als een rode draad door het ontwerp en werken als katalysator voor toerisme en bedrijvigheid. Water vormde hierdoor een hoofdrol in de uitwerking van het planconcept. De uitwerking van het thema ‘water’ bestond uit een integraal geohydrologisch, hydrologisch en een ecologisch onderzoek naar de effecten van de realisatie van het Wieringerrandmeer.

Het eiland Wieringen is in de 14e eeuw ontstaan. Eén van de dijken die toen is aangelegd, is de Wierdijk, de laatst overgebleven wierdijk van Nederland. Het eiland kent een rijke geschiedenis. In de 17e en 18e eeuw vormde Wieringen samen met Texel een belangrijke losplaats voor de VOC-vloot. Het eiland beschikte destijds over een vloot van 20 lichtschepen. Hieraan kwam een einde door de aanleg van het Noordhollands Kanaal en doordat het stromingspatroon in het Marsdiep veranderde. Tijdens de 19e en 20e eeuw werd het eiland Wieringen beheerst door de opkomst en ondergang van de wierhandel. De polder WaardNieuwland is in het midden van de 19e eeuw onderdeel geworden van Wieringen. In 1924 werd de Amsteldiepdijk aangelegd tussen Wieringen en het vasteland, waarna in 1927 Het Wieringermeer, tussen het eiland en de Westfriese Omringdijk werd ingepolderd. Hiermee was Wieringen onderdeel geworden van het vasteland. Het was vanuit de waterhuishouding beter geweest als een randmeer tussen de polder en het eiland was aangelegd, vergelijkbaar aan de randmeren bij de Flevopolder. Dit is destijds wegens geldgebrek niet gebeurd. Nu, 80 jaar later, wordt het randmeer alsnog aangelegd.

Afb. 2: Ontwerpen voor het Wieringerrandmeer.

H2O / 23 - 2007

15


en de voorboezem wordt vergroot richting noorden; Nieuwland, waarbij de polder WaardNieuwland behouden blijft, maar wel een verbreding van de voorboezem plaatsvindt; Waterland, waarbij de gehele polder Waard-Nieuwland onderdeel wordt van het Wieringerrandmeer.

Voor ieder model geldt dat het toekomstige peil van het Wieringerrandmeer bijna vier meter hoger ligt dan het huidige polderpeil. Dit zal effect hebben op de geohydrologische situatie in het gebied. De gevolgen treden op in zowel kwantitatieve zin (verandering grondwaterstanden, hoeveelheid kwel of wegzijging) als in kwalitatieve zin (grondwaterkwaliteit en ligging zoet-zout grensvlak). Inmiddels zijn de genoemde modellen in een vervlechtingsproces met de streek verder uitgewerkt tot een concept-eindvariant: de schorrenvariant. Deze variant wordt momenteel verder uitgewerkt, geoptimaliseerd en beoordeeld op haar effecten.

Geohydrologische situatie en onderzoeksmethode In het onderzoeksgebied zijn twee zeer verschillende geohydrologische systemen aanwezig: het voormalig eiland Wieringen en de Wieringermeerpolder (zie afbeelding 3). Op Wieringen wordt het geohydrologische systeem bepaald door keileem in de ondergrond. Dit keileem is afgezet in de voorlaatste ijstijd (Saalien) en heeft geresulteerd in een geaccidenteerd maaiveld met topografische hoogte oplopend tot circa NAP +12 m. Op de hogere delen van Wieringen is sprake van een infiltratiesituatie, terwijl in de lagere delen, de zogeheten kogen, veelal sprake is van een kwelsituatie. Deze afwisseling van kwel en infiltratie is terug te vinden in de grondwaterkwaliteit: onder de hogere delen van Wieringen is een zoetwaterlens ontwikkeld, terwijl in de kogen het grondwater brak tot zout is. Door het ondiepe voorkomen van keileem is een optimale ontwatering voor landbouwfuncties moeilijk, wat tot gevolg heeft dat

Afb. 3: Geohydrologische doorsnede van Wieringen en het Wieringerrandmeer.

het grondwaterregime met name geschikt is voor grasland. Daarnaast wordt momenteel het peil opzettelijk hoger gehouden om een natuurfunctie te bevorderen. De Wieringermeerpolder wordt gekarakteriseerd door een lage topografische ligging, variërend tussen NAP -0,5 en -5 m. De Wieringermeerpolder is in vier bemalingsafdelingen opgedeeld met polderpeilen tussen NAP -4,6 en -6,6 m. Het waterhuishoudkundig systeem is hierdoor volledig aangepast op de landbouw. Het huidige grondwaterregime is, in combinatie met de wateraanvoer, hiervoor vrijwel optimaal. De grote drooglegging en lage polderpeilen resulteren echter wel in een hoge kweldruk, waardoor zout grondwater omhoog komt. Het voormalige eiland Wieringen en de Wieringermeerpolder worden gescheiden door de polder Waard-Nieuwland. Om de effecten te kwantificeren is een grondwaterstromingsmodel gebouwd met het programma SEAWAT-2000. Dit programma modelleert grondwaterstroming als gevolg van de druk die ontstaat door het verschil in dichtheid van zoet en zout grondwater. Het model is ten eerste gebruikt om de autonome ontwikkeling

(klimaatverandering, zeespiegelstijging en bodemdaling) over een periode van 150 jaar te simuleren. Vervolgens is het model verder verfijnd en zijn de effecten van de realisatie van het Wieringerrandmeer berekend.

Resultaten Autonome ontwikkeling en klimaatsveranderingen

Uit de berekening volgt dat de autonome ontwikkeling het meeste effect heeft op Wieringen en de aangedijkte polders. Uit de modelberekeningen volgt een sterke toename van zoute kwel met name in de polder Waard-Nieuwland en de kogen op Wieringen (afbeelding 4). Dit zal leiden tot een afname van de kwaliteit van het water in het Amstelmeerkanaal. Om deze te compenseren dient de vereiste doorspoeling vanuit de Zuiderhaven toe te nemen. In het zuidelijke deel van de Wieringermeerpolder en langs de IJsselmeerdijk treedt verzoeting op. Een opvallend resultaat van de modelberekeningen is dat de effecten van de autonome ontwikkeling niet constant in de tijd zijn: in de gebieden op Wieringen wordt een stijging van kwel berekend tot circa 2050/2100, waarna deze weer afneemt, terwijl de autonome ontwikkeling zelf lineair in de tijd is gemodelleerd. Het verschil wordt veroorzaakt door verzilting van het ondiepe grondwater in de laaggelegen gebieden op Wieringen. De verzilting van deze gebieden werkt als een positieve terugkoppelingsmechanisme. Hierbij leidt de toename van chlorideconcentraties bij gelijkblijvend polderpeil tot een vergroting van de neerwaartse hydraulische druk. Effecten van het randmeer

Het Wieringerrandmeer zal als groot infiltrerend, licht brak (500 mg Cl/l) oppervlaktewaterlichaam fungeren en daarmee de grondwaterhuishouding in de omgeving beïnvloeden. Hierdoor komt bij het Wieringerrandmeer een grondwaterscheiding te liggen. Dit betekent dat de geohydrologische systemen van Wieringen en de Wieringermeerpolder van elkaar worden gescheiden. Wieringen wordt in geohydrologische zin dus weer een echt eiland. De freatische grondwaterstand stijgt, variërend van 0,3 tot 0,5 m direct ten

16

H2O / 23 - 2007


achtergrond

Afb. 4: Autonome ontwikkeling van de verzilting van het ondiep grondwater.

noorden en zuiden van het meer tot 0,05 m op een afstand van circa 1,2 km. De grootste effecten (stijging 0,3 tot 0,5 m) treden op ten zuidoosten van het randmeer. Hier snijdt het randmeer door de deklaag, waardoor de wegzijging relatief groot is. Direct aan weerszijden van het Wieringerrandmeer zal verzoeting van het grondwater optreden door infiltratie van water in het Wieringerrandmeer (afbeelding 5). Buiten de verzoetende zone wordt diepergelegen zout grondwater naar boven gedrukt. Dit leidt tot een stijging van het chloridegehalte in het freatische grondwater van gemiddeld circa 200 mg/l. Het effect van verzoeting wordt op de lange termijn groter. Dit betekent dat het gebied waarbinnen verzoeting van het grondwater optreedt, op termijn groter wordt. De tijdstermijn waarop dit proces zich afspeelt, ligt echter wel in de grootte-orde van honderden jaren. De extra verzilting door het Wieringerrandmeer is vrij klein ten opzichte van de autonome verzilting. Om schade aan landbouwgewassen te voorkomen, is het cruciaal dat het Wieringerrandmeer gaat

Afb. 5: Effect van het Wieringerrandmeer op de verzilting van het ondiep grondwater.

fungeren als betrouwbare watervoorziening voor de landbouw. Door de bufferende capaciteit op de waterkwaliteit zal de waterkwaliteit in de toekomst meer constanter en betrouwbaarder zijn. In de huidige situatie kan het chloridegehalte van het Amstelmeerkanaal sterk variĂŤren, doordat de polder Waard-Nieuwland hierop uitslaat.

Conclusie De conclusie van het geohydrologisch onderzoek luidt dat de aanleg van het Wieringerrandmeer het geohydrologisch systeem tot op een afstand van circa vijf kilometer beĂŻnvloedt. In dit gebied stijgt de freatische grondwaterstand en stijghoogte en neemt de kwel toe. In de Wieringermeerpolder en de lagere delen van Wieringen leidt de toename van kwel tot een stijging van het chloridegehalte van het freatische grondwater. Onder de hogere delen van Wieringen leidt de aanleg van het Wieringerrandmeer tot een vergroting van de zoetwaterlens. De stijging van de grondwaterstanden heeft een negatief effect op de landbouw, maar biedt in de kogen op Wieringen mogelijkheden voor natuuront-

wikkeling. De negatieve effecten voor de landbouw zijn lokaal te mitigeren. Het Wieringerrandmeer veroorzaakt in eerste instantie een versterking van de autonome verzilting. Op termijn zal verzoeting optreden van het ondiepe grondwater. De autonome component is sterker dan de verzilting door de aanleg van het Wieringerrandmeer. Het randmeer kan in de toekomst gaan fungeren als een betrouwbare bron van landbouwwater. Randvoorwaarde hiervoor is wel een goed ontwerp, zowel van de diepteverdeling van het meer als van het inlaatwerk. Daarnaast is het belangrijk om te beoordelen of zoute kwel in de wortelzone kan doordringen en of deze met extra beregening kan worden weggespoeld uit het bodemprofiel. Beide vragen worden momenteel verder onderzocht in een nader hydrologisch onderzoek dat onderdeel uitmaakt van het definitief ontwerp van het Wieringerrandmeer. Matthijs Bonte en Theo Witjes (Witteveen+Bos) Taco Vergeer (Boskalis)

advertentie

H2O / 23 - 2007

17


Naar een informatiesysteem over de waterkwantiteit Waterschap Aa en Maas heeft de bestaande informatie over de waterkwantiteit in haar beheergebied gestroomlijnd en geautomatiseerd. Dat gebeurde in het project ‘Routeplan kwantiteitsdata op orde’. Het voorziet ook in wijzigingen in de werkprocessen bij het waterschap. De belangen van de betrokkenen bij waterkwantiteitsgegevens (leveranciers, gebruikers en ICT-ondersteuning) waren hierbij sturend.

T

raditioneel worden softwarepakketten vergeleken op basis van geboden functionaliteit. Vervolgens worden de werkprocessen rond waterkwantiteitsinformatie binnen de organisatie aangepast om met het nieuwe systeem te kunnen werken. Waterschap Aa en Maas heeft het gebruik van het systeem centraal gesteld; daaruit is een wensbeeld van een dergelijk systeem ontstaan. Hierbij is de mogelijkheid tot eigen ontwikkeling van het systeem nadrukkelijk open gehouden. De keuze tussen verschillende systemen (marktpakketten of eigen ontwikkeling) is niet alleen gebaseerd op de functionaliteit van een systeem, maar vooral op hoe het gegevensgebruik binnen de processen wordt ingevuld. Om aan te sluiten bij de wereld buiten het waterschap is bij de gegevensinwinning, -opslag en -uitwisseling nadrukkelijk rekening gehouden met standaardisatie (Aquo) en landelijke ontwikkelingen op het gebied van waterbeheer en ICT; de InformatieDesk standaarden Water (IDsW) is direct betrokken geweest bij het project. Bij de invulling van het ontwerp is gebruik gemaakt van vernieuwende technieken uit onder andere het kennismanagement en de softwareontwikkeling. Naast functionele aspecten beschrijft het ontwerp de verandering van werkprocessen van de

organisatieonderdelen rondom waterkwantiteitsgegevens. Zo is een nadrukkelijke rol weggelegd voor veldmedewerkers bij validatie van gegevens en worden onderhoud en controle van meetpunten expliciet benoemd. Zo ontstaat duidelijkheid over de kwaliteit en betrouwbaarheid van gegevens, het belangrijkste discussiepunt. Gegevensuitwisseling met andere systemen (binnen en buiten het waterschap) is mogelijk en een goede ontsluiting naar gebruikers van het waterkwantiteitssysteem is daarmee gewaarborgd. De aanleiding tot ‘Routeplan kwantiteitsdata op orde’ ligt in de sterk veranderende informatievraag en in tekortkomingen van de huidige werkwijze en applicaties rondom waterkwantiteitsdata. De veranderende informatievraag komt voort uit een sterke toename van de informatiebehoefte, zowel vanuit de eigen organisatie als daarbuiten. De daaraan gekoppelde toename van het aantal meetpunten maakt automatisering noodzakelijk. Daarnaast wordt het belang van de datakwaliteit groter door het gebruik van gegevens in bijvoorbeeld modellen en bij de onderbouwing van waterhuishoudkundige ingrepen. Metingen van waterkwantiteitsinformatie worden bij het waterschap vooral gegenereerd door geautomatiseerde meetstations; dataloggers die door

telemetrie met een centrale zijn verbonden en handmatige waarnemingen. Deze gegevens worden in de huidige situatie in ruwe vorm opgeslagen in de centrale post van het telemetriesysteem. De controle van registraties, de betrouwbaarheid en de toegankelijkheid van deze gegevens blijkt niet altijd voldoende te zijn. Veel van de handelingen om deze meetgegevens voor lange periode op te slaan (inclusief bewerken tot gebruiksklare gegevens), vinden plaats met verschillende softwarepakketten en zijn zeer arbeidsintensief (veel handmatige acties). Dit heeft, in combinatie met het grote aantal uitbreidingen van meetpunten, geleid tot grote achterstand in de verwerking van waterkwantiteitsgegevens. Hierdoor worden pas bij aanvraag van gegevens door bijvoorbeeld waterschapsmedewerkers en externe partijen (ingelanden, adviesbureaus) de reeksen gevalideerd en bewerkt tot bruikbare informatie. Dit kan bij latere gegevensaanvragen leiden tot een inefficiëntie of herhaling van werkzaamheden, omdat telkens validaties en bewerkingen moeten worden uitgevoerd. Tevens zijn de gegevens niet of moeilijk reproduceerbaar, omdat de gevolgde werkwijze niet is gestandaardiseerd. Ten slotte worden validaties en bewerkingen op deze manier vaak enige tijd na de meting uitgevoerd en ontbreekt als gevolg hiervan actuele kennis over de veldsituatie tijdens de meting, wat essentieel is in het validatieproces.

Eén van de debietmeetlocaties die zal worden opgenomen in het waterkwantiteitsinformatiesysteem.

Om het waterkwantiteitsinformatiesysteem (WIS) op gedegen wijze te onderbouwen, is een studie uitgevoerd waarin de huidige sterkten en zwakten in de huidige informatievoorziening zijn geanalyseerd en waarin de wensen en eisen van verschillende belanghebbenden in kaart zijn gebracht. Hiervoor zijn interviews gehouden en is tijdens workshops met behulp van technieken uit het kennismanagement nagedacht en gediscussieerd met medewerkers van het waterschap. Daarbij werden als belangengroepen onderscheiden: leveranciers van waterkwantiteitsgegevens, gebruikers van waterkwantiteitsdata, medewerkers met een faciliterende rol (bijvoorbeeld: ICT) en medewerkers met een managementpositie. Daarnaast hebben deelnemers van de belangengroepen met elkaar gediscussieerd over de informatievoorziening rondom waterkwantiteit. Daaruit bleek dat veel discussieonderwerpen konden worden gegroepeerd in hoofdthema’s; validatie en

18

H2O / 23 - 2007


achtergrond uitgevoerd volgens de MoSCoW-methodiek: ‘must haves’, ‘should haves’, ‘could haves’ en ‘would haves’.

Afb. 1: Het waterkwantiteitsinformatiesysteem.

kwaliteit van gegevens (31%), logboekinformatie en controle in het veld (10%), ontsluiting en presentatie (24%), omgang met grondwatergegevens (8%), omgang met projectmetingen (10%) en overige onderwerpen (17%). Aan de hand van de interviews en workshops is een zogeheten SWOT-analyse opgesteld. Het doel hiervan is inzicht te krijgen in de organisatorische sterkten, zwakten, kansen en bedreigingen waarmee rekening moet worden gehouden bij het ontwikkelen en implementeren van een nieuw informatiesysteem. De gevolgde werkwijze heeft geleid tot draagvlak voor vernieuwing van de werkprocessen en een nieuw informatiesysteem.

Resultaat Afbeelding 1 geeft het ontwerp van het informatiesysteem weer. Het heeft een modulaire opbouw. Dit geeft de mogelijkheid het systeem gefaseerd te ontwikkelen en te implementeren. Toekomstige uitbreidingen van of wijzigingen zijn te realiseren zonder dat de overige onderdelen van het systeem hoeven te worden aangepast. Vanuit de diverse bronnen voor inwinning van de waterkwantiteitsgegevens worden gegevensbestanden geautomatiseerd aangemaakt. Voor de uitwisseling van informatie met andere systemen is een rol voor het standaard UM-Aquoformaat weggelegd. Daarnaast kunnen medewerkers handmatig gemeten waarden of uit meetapparatuur uitgelezen gegevens (bijvoorbeeld: grondwaterloggers) invoeren. In de kwalificatiemodule wordt aan de gegevens labels toegekend die de kwaliteit van de gegevens omschrijven op basis van validatieregels. Vervolgens worden deze bestanden in een centrale databank geïmporteerd*. In deze databank vindt gestructureerde opslag plaats van zowel ruwe als gevalideerde gegevens; hierbij worden tevens de toegekende kwaliteitslabels opgeslagen. Gekozen is voor standaardisering bij de gegevensuitwisseling en bewust niet voor een standaard databankmodel. Na verwerking in de databank worden de gegevens gevalideerd op basis van de toegekende kwaliteitslabels. De validatie wordt verdeeld in primaire en secundaire validatiestappen. De primaire validatiestappen zijn bijvoorbeeld correcties op minimum, maximum en minimale of maximale

verandering van meetwaarden per tijdstap. Deze stappen verlopen volledig geautomatiseerd. De secundaire validatiestappen maken gebruik van kennis over het watersysteem (bijvoorbeeld waterbalansen, loginformatie van de meetpunten, lineaire regressiemodellen) en vinden plaats onder toezicht van een beheerder van het WIS. Tussen deze stappen bestaat de mogelijkheid voor veldmedewerkers om gegevens te bekijken, te markeren en van opmerkingen te voorzien indien zij vreemde waarden constateren of indien zij kennis hebben van bijzondere omstandigheden (bijvoorbeeld: verstorende onderhoudswerkzaamheden aan een meetinstrument/waterloop ten tijde van de meting). Deze opmerkingen worden vervolgens meegenomen in de secundaire validatie. Nadat de gegevens zijn gevalideerd, worden door het systeem afgeleide waarden berekend, zoals debieten, waterbalansen, stroomsnelheden en statistische gegevens. Rapportage en presentatie van gegevens in het systeem verlopen via een internet/intranetpagina die de gebruiker in staat stelt geografische overzichten, grafieken en tabellen van gegevensreeksen te bekijken of te kopiëren. Voor een gestroomlijnde informatievoorziening rond waterkwantiteitsgegevens is een goed logboeksysteem essentieel. Een gegevensbeheerder dient gemakkelijk een actueel overzicht te krijgen van uitgevoerde acties door geautomatiseerde procedures of gebruikers, alsmede eventuele foutmeldingen en andere bijzonderheden. Daarnaast dient de beheerder eenvoudig met daarvoor ontwikkelde schermen in dit logboek te kunnen zoeken, bijvoorbeeld op meldingen per locatie, gegevenstype, urgentie of gebruiker. Het opgestelde ontwerp van het WIS bevat een uitgebreide specificatie van de functionaliteit van het systeem en ondersteunende processen bij een volledig gestroomlijnde informatievoorziening. Dit eindresultaat wordt niet in één implementatieslag gehaald: de urgentie van stroomlijning van enkele kernonderdelen van de informatievoorziening is hoog, wat leidt tot een kort beschikbaar tijdspad voor realisatie. Tevens is het budget voor volledige realisatie niet direct beschikbaar. Daarom is ervoor gekozen een prioritering aan te brengen in de functionaliteit op basis van technieken die bekend zijn uit de DSDM (Dynamic Systems Development Method). De prioritering is

Verschillende marktpakketten zijn vergeleken. Ook is een afweging gemaakt tussen de marktpakketten en het laten ontwikkelen van een nieuw systeem. Hierin verschilt de aanpak ten opzichte van de traditionele aanpak, waarbij vaak wordt gekozen tussen marktpakketten op basis van de reeds door de pakketten geboden functionaliteit. Uiteindelijk bleek het toch mogelijk om het functioneel ontwerp te realiseren met een bestaand marktpakket, waarbij aanvullende functionaliteit binnen het pakket wordt gerealiseerd.

Conclusie Het project bij Waterschap Aa en Maas is een demonstratie van een succesvol traject om te komen tot een functioneel ontwerp voor een WIS, met behulp van innovatieve kennismanagementtechnieken en technieken uit de interactieve softwareontwikkeling. Door het vroegtijdig betrekken van verschillende belanghebbenden bij waterkwantiteitsinformatie binnen het waterschap is een ontwerp tot stand gekomen waarin de verschillende belangen van betrokkenen zijn meegenomen en waardoor een breed gedragen systeem is ontworpen. Het opstellen van een functioneel ontwerp met een prioritering volgens technieken uit de DSDM-methode is geschikt om een zorgvuldige afweging te maken tussen marktpakketten, eigen softwareontwikkeling of een combinatie van beide.

Vervolg Het project ‘Routeplan kwantiteitsdata op orde’ is met grote belangstelling gevolgd door andere waterschappen. In navolging van Waterschap Aa en Maas hebben diverse waterschappen zich ook als doel gesteld de informatievoorziening rondom waterkwantiteitsgegevens te stroomlijnen. Op initiatief van Waterschap Aa en Maas en HydroLogic hebben onlangs acht waterschappen een studie afgerond waarin een gezamenlijk basisontwerp voor een WIS is gedefinieerd. Dit ontwerp wordt door individuele waterschappen verder gedetailleerd om te komen tot een WIS op maat. Het waterschapsbrede basisontwerp is voorgelegd aan Het Waterschapshuis voor verdere uitwerking op procesniveau binnen het WIA (Waterschaps InformatieArchitectuur). Waterschap Peel en Maasvallei heeft, na het gezamenlijke project, samen met Waterschap Aa en Maas opdracht verleend voor het realiseren van een informatiesysteem conform het WIS. NOTEN * Lobbrecht A. en A. Witteborg (2005). Nut en noodzaak van hydrologische databases. H2O nr. 4, pag. 30-31.

Arjan Peters en Fred van Bemmel (Waterschap Aa en Maas) Sander Loos (HydroLogic) Arnold Lobbrecht (UNESCO-IHE en HydroLogic)

H2O / 23 - 2007

19


DynaSandÂŽ: het enige echte continu zandfilter

Nordic Water Benelux BV Van Heuven Goedhartlaan 121 1181 KK Amstelveen T +31(0)20 5032691 F +31(0)20 6400469 www.nordicwater.nl info@nordicwater.nl

Wereldwijd zijn er al meer dan 20.000 units geplaatst. Continu zandfilter voor

Biologisch filter voor

drinkwater proceswater, koelwater oppervlaktewater afvalwater grondwater fosfaatverwijdering

nitrificatie denitrificatie


opinie Evaluatie Meststoffenwet 2006 voor een betere kwaliteit van het oppervlaktewater? Dit voorjaar schreven ondergetekenden in dit blad een opinieartikel over de tussenstand inzake de evaluatie van de Meststoffenwet 2006. Intussen is het rapport van het Milieu- en Natuurplanbureau (MNP) ‘Werking van de Meststoffenwet 2006’ verschenen. Een omvangrijk document, met onder andere aandacht voor draagvlak en beleving van de wet en de daaruit voortvloeiende maatregelen. Onze aandacht gaat met name uit naar de effecten van de wetgeving en maatregelen op de kwaliteit van het Nederlandse open water. Op 6 december discussieert de politiek in en om de Tweede Kamer in een algemeen overleg over de Meststoffenwet.

D

e conclusie van het MNP is grofweg dat circa de helft van door landbouw beïnvloede wateren voldoet aan het maximaal toelaatbaar risiconiveau, dat het mestbeleid en maatregelen de komende 20 jaar weinig helpt, dat aanscherping ervan kan zonder het bemestingsadvies geweld aan te doen én dat de discussie over de kosten en de baten het draagvlak voor beleid en maatregelen zal bepalen. Wat hiervan te denken en te vinden? In de kabinetsvisie op het waterbeleid ‘Nederland veroveren op de toekomst’ staat te lezen dat de versterking van natuurwaarden rondom water en de verbetering van de waterkwaliteit stagneren. Effectieve maatregelen zijn volgens het kabinet nodig om deze stagnatie te doorbreken. Het MNP laat zien dat inderdaad maatregelen nodig zijn die verder gaan en effectiever zijn dan nu het geval. Maatregelen op rijksniveau lopen achter bij die op regionaal niveau sinds 1985. De emissies van stikstof en fosfaat uit de landbouw dragen daarom voor een - in de tijd - steeds groter deel bij aan de problemen rond stikstof en fosfaat in open water. KRW-waterdoelen staan onder druk. De prognose is dat deze op een onvoldoende aantal plekken gehaald worden wanneer stikstof en fosfaat de limiterende factoren zijn, zelfs over 20 jaar (...), vanaf nu in 2027. Het generieke beleid zegt momenteel vrij vertaald dat het ‘zo wel even voldoende is de komende jaren’. Dat is het dus niet volgens ons.

Vraagtekens bij de evaluatie De relatie tussen grond- en oppervlaktewater wordt weinig belicht en vaak naast elkaar behandeld. De relatie is erg relevant voor de problematiek. Beide compartimenten staan met elkaar in verbinding. De normstelling voor het ene is niet gelijk aan de normstelling voor het andere. Een voorbeeld: op één en dezelfde plek kan grondwater aan de stikstofnorm voldoen, maar dat water kan tegelijkertijd als het in aanraking komt met open water zorgen voor een normoverschrijding ter plekke. Het middelen van metingen en berekeningen om tot landelijke beelden te komen, is volgens ons onjuist. Al helemaal tegen het licht van het KRW-principe van beoordeling ‘one out, all out’. Als de toestand ten aanzien van stikstof en fosfaat in diverse regio’s van Nederland verkeerd i.c. met te grote afwijkingen worden berekend, hoe kan de berekening voor Nederland dan kloppen? Daarnaast kunnen stroomopwaarts gelegen gebieden de stroomafwaartse belasten via

afwenteling, vanwege samenhang van water in de ruimte. Onderscheid in seizoenen is van wezenlijk belang voor het schetsen van de problematiek van stikstof en fosfaat in open water. Dit onderscheid wordt niet of nauwelijks gemaakt in de analyse en berekeningen. Emissies van stikstof en fosfaat is één, waar en wanneer deze emissies plaatsvinden is twee en drie. Deze laatste twee stappen bepalen volgens ons in hoge mate welk milieucompartiment er last van heeft en welke doelen (niet) in gevaar komen.

Het STONE-instrument De onderbouwing van het mestbeleid inzake de watermilieuaspecten leunt voor een belangrijk deel op het STONE-instrumentarium. Dit is sinds de eerste helft van de 90’er jaren in de lucht en gaandeweg verbeterd. Er is veel menskracht en financiële middelen in geïnvesteerd. De MNP-tekst laat lezen dat de kwaliteit van de berekeningen te wensen overlaat. Naar onze mening zijn de berekeningen zodanig afwijkend van de situatie buiten in het veld dat de geschiktheid van het instrumentarium als geheel (data en model) teveel te wensen overlaat om de evaluatie degelijk te ondersteunen. De geschetste afwijkingen in berekende stofconcentraties qua niveau en qua afwijkingen in richting en trends (systematische fouten) wekken bij ons de behoefte aan een evaluatie van de ex-ante evaluaties van de afgelopen jaren. Daaruit moet blijken wat de kwaliteit (lees realiteitswaarde) van de berekeningen nu echt is. In combinatie met de beperkte dataset die er blijkbaar is om het instrument te calibreren (hoe zit het met verwerking van de DOVEprojecten?) komt het ons inziens erop neer dat de tekst inzake de ‘robuustheid van de conclusies’ op basis van de geschreven tekst ter discussie staat. De benadering van het fenomeen oppervlakte- en oppervlakkige afvoer is één van de aspecten die voor verbetering vatbaar zijn. Het is al langer bekend, reeds lang voor de eerste dagen van het generieke mestbeleid. Dat er nu nog empirische data en meer kennis nodig zijn, is een bewijs van het feit dat er te weinig langjarige coördinatie zit op het benodigde onderzoek voor de onderbouwing van mestbeleid en -maatregelen.

Bruikbaarheid en geschiktheid waterkwaliteitsgegevens Sinds het voorjaar van 2007 zijn we vanuit de regionale waterbeheerders met de RWS/

Waterdienst en het RIVM in goed gesprek om de monitoring van de chemische waterkwaliteit in den lande mede af te gaan stemmen op de meetdoelen en meetvragen vanuit het generieke mestbeleid. De afstemming is volgens ons broodnodig om de werking van beleid en maatregelen te kunnen toetsen aan de toestand in het veld. De problematiek rondom het uitrekenen van de situatie zoals boven geschetst maakt de behoefte aan goed velddatamateriaal alleen maar groter. We moeten spijkers met koppen gaan slaan in de monitoring van regionale wateren, in samenwerking met het Rijk. Zodat we tijdig voldoende data hebben voor een volgende ronde in de planvorming binnen de komende zes jaar.

En dus ... We vinden dat monitoring en modellering beter toegesneden kunnen worden op de thematiek. Daarnaast kunnen we in dit land een heleboel wél op dit moment met bestaande kennis. De landbouwsector en het Rijk zijn volgens ons aan zet, in samenwerking met de regio. In het andere geval gaat het de regionale waterbeheerder en daarmee de burger in Nederland die waterschapsbelasting betaalt extra geld kosten om voldoende schoon en gezond water te gaan krijgen. In KRW-termen heet dat afwenteling van de problemen, en daarmee van de kosten. Deze kwestie vinden we zeer relevant in de discussie rondom kosten en baten. Het rijksbeleid inzake meststoffen in open water loopt achter op de regio’s die hun aandeel in de oplossing van de problematiek hebben opgepakt sinds 1985. Materiedeskundigen én beleidsmakers bij Rijk en regio kunnen beter samenwerken dan nu het geval is, deze samenwerking juichen we toe. Langjarige coördinatie van onderzoek én monitoring is nodig om beleid en maatregelen succesvol te begeleiden. We hopen met bovenstaande een constructieve bijdrage te leveren aan de samenwerking tussen Rijk en regio, tussen mensen van de monitoring en modellering en tussen mensen van het beleid en de uitvoering. We nodigen betrokkenen uit tot een gesprek en meer en betere samenwerking, want samen weten en kunnen we meer. Voor een gezonde discussie, effectief beleid met draagvlak en schoon en gezond regionaal open water. Gé van den Eertwegh (Waterschap Rivierenland) Marianne Mul (Unie van Waterschappen)

H2O / 23 - 2007

21


Wij houden het graag luchtig

Atlas Copco is een begrip op het gebied van perslucht en loopt voorop als het gaat om kwaliteit, betrouwbaarheid en innovatie. We ontwerpen en fabriceren iedere machine volgens de laatste techniek, met de beste materialen en onder de hoogste kwaliteitsnormen. Ook besteden we veel aandacht aan het bedenken van milieuvriendelijke oplossingen. Het ontwerp van onze serie lagedruk compressoren is daar slechts één voorbeeld van. Deze machines hebben een absoluut olievrije werking, een aangenaam geluidsniveau van 67 dB(A), een extreem laag energieverbruik en een plug en play concept dat een aparte fundering en extra leidingwerk overbodig maakt. Wilt u weten wat de beste persluchtoplossing voor u is? Neem dan vrijblijvend contact met ons op. Ons telefoonnummer is 078-6230 230. U kunt ook mailen naar info@nl.atlascopco.com. Onze persluchtspecialisten geven u een advies op maat.

Atlas Copco Compressors Nederland Merwedeweg 7, 3336 LG Zwijndrecht Postbus 200, 3330 AE Zwijndrecht Tel (078) 6230 230 Fax (078) 6100 670

www.atlascopco.nl

Het brede leveringsprogramma van Atlas Copco omvat ook hogedruk lucht- en gascompressoren in verschillende capaciteiten, met of zonder frequentieregeling, persluchtdrogers, persluchtfilters, oliewaterscheiders, persluchtleidingsystemen, gereedschappen, generatoren, rots- en mijnbouwapparatuur. Committed to your superior productivity.


opinie KRW-criteria voor significante schade en onomkeerbaarheid ‘Significante schade’ en ‘onomkeerhaarheid’ zijn twee belangrijke criteria om te beoordelen of potentiële maatregelen voor KRW-waterlichamen wenselijk of uitvoerbaar zijn (zie H2O nr. 20, pag. 17). Waternet heeft voor Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht (AGV) een lijst concrete criteria opgesteld om maatregelen hierop te toetsen. Ook andere waterschappen hebben dit gedaan. De criteria worden hier gepresenteerd, zodat ook andere waterschappen en provincies hiermee hun voordeel kunnen doen.

C

oncrete eenduidige KRW-criteria voor significante schade en onomkeerbaarheid op regionaal of landelijk niveau ontbreken. Daardoor hebben veel waterschappen hun eigen concrete criteria opgesteld om maatregelpakketten voor de KRW te selecteren. Sinds kort bestaat wel een nationale notitie met criteria, maar die zijn zeer algemeen gesteld. Het gevaar bestaat dat Nederland door de Europese Unie beschouwd zal worden als een ongecoördineerde lappendeken van waterbeheerders met ieder een verschillende insteek en aanpak bij uitwerking van de KRW-verplichtingen. Het is ook de vraag of het voor de EU acceptabel is als blijkt dat de eindresultaten per waterschap teveel uit elkaar gaan lopen door het hanteren van verschillende toetsingscriteria. In de navolgende lijst zijn maatregelen opgenomen om vroegere ingrepen te herstellen die door Amstel, Gooi en Vecht als onomkeerbaar worden beschouwd of die significante schade opleveren. Deze lijst gebruikt het hoogheemraadschap als uitgangspunt en als algemene motivatie om bepaalde maatregelen niet mee te nemen in de eerste plancyclus van de KRW. Uiteraard kunnen dergelijke maatregelen toch worden opgevoerd als het positieve KRW-effect heel groot is en de maatregel voldoende bestuurlijk (en daarmee maatschappelijk) draagvlak heeft. Als bestuurlijk draagvlak of effectiviteit nog niet zeker is, dan wordt de maatregelen bestempeld als potentiële maatregel en gekoppeld aan een onderzoeksmaatregel. In 2015 wordt beslist of de potentiële maatregel wordt omgezet in een uitvoeringsmaatregel. Basisvoorwaarden en uitgangspunt bij de navolgende criteria is dat de provincies Noord-Holland en Utrecht hebben aangegeven uit te willen gaan van bestaande functies en gedwongen functieverandering zoveel mogelijk willen vermijden. Amstel, Gooi en Vecht signaleert wel dat gedwongen functieverandering op de langere termijn nodig kan zijn om tot effectieve oplossingen te komen. Het inrichten van bufferstroken en natuurvriendelijke oevers op privé-terrein zal, wat het hoogheemraadschap betreft, in ieder geval tot 2015, alleen op basis van vrijwilligheid plaatsvinden (zie H2O nr. 17, pag. 13).

• •

• •

De volgende maatregelen/ingrepen worden beschouwd als onomkeerbaar of geven significante schade:

het verwijderen van bebouwing en infrastructuur; het verwijderen van bruggen, sluizen, gemalen en stuwen (het passeerbaar maken van deze kunstwerken is wel mogelijk); het verwijderen van drainage; het stoppen van inlaat van water (optimaliseren van inlaat is wel mogelijk); verlegging van kaden of dijken; verbreden van wateren met méér dan twee meter en beheerstroken breder dan vier meter, tenzij op basis van vrijwilligheid; waterpeil hoger of lager dan de gebruiksfunctie vereist (landbouw minimaal 60 cm drooglegging). Tenzij hiervoor financiële compensatie geboden wordt en één en ander is vastgelegd of wordt in een peilbesluit of in een overeenkomst met de betreffende gebruikers (voorwaarde AGV: provincie of natuurbeheerder betaalt mee); Dit geldt niet wanneer sprake is van maaivelddaling waardoor de drooglegging minder dan 60 cm wordt. In dat geval zal het peil niet meer altijd verlaagd worden. De gebruiker heeft dan wel (soms) recht op financiële compensatie; waterpeilen hoger dan 40 cm beneden maaiveld of peilfluctuatie van meer dan 20 cm (voor peilen tussen 40 en 60 cm en peilfluctuatie met meer dan 20 cm éérst peilbesluit en bij grote schade nadeelcompensatie); meer dan 10 cm fluctuatie in peil in vaarwegen voor beroepsvaart; Het waterpeil in vaarwegen voor recreatievaart mag in het zomerhalfjaar niet verder zakken dan de maximaal toegestane diepgang op de vaarweg; geen aanleg van natuurvriendelijke oevers als daarmee een minimumareaal van vijf procent natuurvriendelijke oevers voor het hele waterlichaam niet kan worden bereikt; Het doorstroomprofiel van primaire en secundaire wateren en de vaarstrook van vaarwegen moet vrij blijven van plantengroei en daarmee ook van natuurvriendelijke oevers; niet meer dan vijf procent inkomstenderving in samenhangende gebieden van meer dan 500 ha (uitgangspunt provincie bepaalt en betaalt bij schade); niet meer dan vijf procent economische schade in samenhangende gebieden voor bedrijven en andere belangen (uitgangspunt provincie bepaalt en betaalt

bij schade), met uitzondering van effecten ten gevolge van een betere waterkwaliteit en/of effecten op de visstand; aantasting van cultuurhistorische en landschappelijke waarden tot een minimum beperken (tenzij compensatie of mitigatie mogelijk is); aantasting van natuurwaarden in Natura 2000-gebieden en in overige gebieden tot een minimum beperken of naar bevrediging van AGV en de natuurbeheerder compenseren of mitigeren.

Maatregelen waarbij sprake is van functieverandering, ook minder dan vijf procent, die niet beleids- of planmatig is vastgelegd of waarvan uitvoering vóór 2027 niet zeker is, ‘parkeert’ het hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht als potentiële maatregelen. Deze worden niet apart benoemd, maar expliciet opgenomen in de omschrijving van onderzoeksmaatregelen die hieraan gekoppeld worden. Het onderzoek kan bijvoorbeeld gaan over effectiviteit, realiseerbaarheid in tijd en ruimte, draagvlak en mate van vrijwilligheid. Over het verbreden van watergangen met natuurvriendelijke oevers plus een extra beheerstrook en het beheer daarvan door particulieren is al voldoende geschreven in het artikel in H2O nr. 19. Amstel, Gooi en Vecht wil naar Brussel een inspanningsverplichting vastleggen met een budget per jaar voor inrichting, aankoop van gronden en het geven van vergoedingen. Een resultaatsverplichting per waterlichaam kan niet worden vastgelegd, omdat nu nog niet duidelijk is waar en in hoeverre realisatie mogelijk is gezien het principe van vrijwilligheid. AGV wil maatregelen waarbij functieverandering, peilverhoging of -fluctuatie, aankoop van gronden, of inrichting en beheer van gronden van derden (beheerovereenkomsten) aan de orde is, niet expliciet meenemen in het KRW-maatregelenpakket tot 2015. Voor waterpeilen hoger dan 60 cm onder maaiveld of grote peilfluctuaties moet eerst een peilbesluit genomen worden, plus toekenning van eventuele nadeelcompensatie. Dergelijke potentiële maatregelen worden opgevoerd als onderzoeksmaatregel. Nico Broodbakker (senior beleidsaviseur Waternet)

H2O / 23 - 2007

23



SOUPLESSE In de aannemerij gaat het allang niet meer alleen om de techniek. Het verschil tussen meetellen en afvallen wordt ook bepaald door het elastisch vermogen. Hoever kun je je strekken? Door complete projecten onder te brengen bij één opdrachtnemer worden processen beter beheersbaar. Dat zorgt voor kwalitatief en financieel beter rendement. Kijk daarom ook eens wat GMB vóór en mét u kan doen. Als multidisciplinaire organisatie met activiteiten in de grond-, weg-, water-, beton- en industriebouw. Met een brede portfolio aan specialismen. En niet te vergeten: met het talent om zich soepel te schikken naar alle omstandigheden.

Bel voor meer informatie (0488) 44 94 49 of kijk op www.gmb.eu


Verlegging waterleiding A2 Terwijl het verkeer over de A2 voorbij raast, zijn mannen bezig met de aanleg van nieuwe waterleidingbuizen. Sinds mei 2006 worden hoofdtransportleidingen van Brabant Water verlegd in verband met de reconstructie van de snelweg.

B

rabant Water voorziet 2,4 miljoen inwoners van heel Noord-Brabant van drinkwater. Via een hoofdleidingnet van bijna 17.500 kilometer brengt Brabant Water drinkwater bij ruim één miljoen klanten thuis. Een deel daarvan wordt nu vervangen vanwege de verbreding van de A2. Het nieuwe wegdek komt op plekken waar nu leidingen liggen, waardoor Brabant Water genoodzaakt is op 24 plaatsen waterleidingbuizen te verleggen en nieuwe buizen te leggen. Tijdens de werkzaamheden wordt de drinkwatervoorziening gewaarborgd.

Mantelbuizen Vanaf waterproductiebedrijf Welschap zijn stalen mantelbuizen met een lengte

van twaalf meter en een doorsnede van 900 millimeter onder de A2 doorgedrukt met behulp van een persmachine en een grondboor die de grond afvoert. Aan de overkant van de weg is een groot gat gegraven waarin de mantelbuis uitkomt. Een stalen watervoerende buis van 700 millimeter is inmiddels door de mantelbuis getrokken en wacht op aansluiting op de reeds ingegraven nieuwe watervoerende buis langs de A2. Frank Stevenaar houdt toezicht op de uitvoering van het project. Hij is projectmedewerker aanleg regio Zuidoost: “Een mantelbuis onder de autosnelweg is noodzakelijk om te voorkomen dat bij een eventuele breuk van de watervoerende buis de weg beschadigt. Dat zou ernstige

economische gevolgen hebben, aangezien we hier onder één van de belangrijkste noord-zuidverbindingen zitten.”

Laswerk Naast het uitgegraven gat langs de snelweg is Gert Jan van der Pol van aannemingsbedrijf Van den Heuvel bezig met het lassen van een hoekstuk van de stalen watervoerende buis die moet worden aangesloten op de buis onder het wegdek. Bij dit karwei komt flink wat handwerk kijken: “Voor ik kan lassen, moet ik de buis verwarmen en een stuk van de mantel wegsnijden. Als de las gemaakt en bijgeslepen is, moeten we de cementcoating aan de binnenkant herstellen.” De aannemer heeft veel ervaring

Frank Stevenaar, toezichthouder van Brabant Water, bij de watervoerende stalen buizen die langs de verbrede A2 worden geplaatst. Gert Jan van der Pol last de stalen watervoerende buis aan elkaar.

Grondwerker Toon Govers maakt de waterleidingbuis vrij om een aansluiting te kunnen maken.

Hans Wouters, uitvoerder van aannemer Van den Heuvel, bij de reeds geplaatste watervoerende buis waarop de waterleiding aangesloten moet worden.

26

H2O / 23 - 2007


achtergrond Foute kop Het zal u niet ontgaan zijn: in H2O nummer 21 (pagina 20) stond een vreemde kop. Redactie en drukkerij staan voor een raadsel hoe dit kon gebeuren, daar de drukproef die fout niet liet zien. Desondanks onze excuses aan Waternet.

met het leggen en monteren van waterleidingbuizen. Hans Wouters, voorman op dit project: “We hebben een slimme machine ontwikkeld waarmee we ook bij slecht weer prima kunnen werken: Onder een kap hangen verschillende aansluitingen voor de las en slijpapparatuur.” Intussen houdt Hans Wouters een oogje in het zeil bij de graaf-

werkzaamheden: “We moeten voorkomen dat de wanden instorten, zodat we de gelaste verbindingsbuis kunnen plaatsen.”

komt hier veel meer neer op echt maatwerk. Bovendien heb je met dit project met veel meer instanties te maken. Die complexiteit maakt het aantrekkelijk.”

Maatwerk Frank Stevenaar: “Dit werk is veel aardiger dan het leggen van kilometers kunststofbuizen naar een nieuwbouwlocatie. Het

Tekst: Johannes Odé foto’s: Johannes Odé/Brabant Water

Aanboring bestaande waterleiding die onder druk staat (foto: Brabant Water).

Een stalen mantelbuis wordt via een boring onder de A2 doorgevoerd (foto: Brabant Water). Met een spiegellasapparaat worden 500 mm PE buizen aan elkaar gelast (foto: Brabant Water).

Onder beschermkap kunnen lassers van de stalen buizen hun apparatuur aansluiten (foto: Brabant Water). “Waterproductiebedrijf Welschap wordt vrijwel automatisch bestuurd,” zegt Albert Vonken, procestechnicus van Brabant Water. Hij werkt op vijf verschillende waterproductiebedrijven van het drinkwaterbedrijf (foto: Brabant Water).

H2O / 23 - 2007

27


Nooit meer problemen met de voordruk in uw waterdistributienet. De Watts EU 116 voordrukhandhaver is een eigenmedium gestuurd drukregeltoestel voor water dat een minimale voordruk handhaaft op de ingestelde waarde. Zo voorkomt u bijvoorbeeld dat er onderdruk onstaat in een retourleiding. Ook bij onverwacht grote waterafname blijft de voordruk goed op peil. De Watts EU 116 is eenvoudig te bedienen en heeft weinig onderhoud nodig. De Watts eigenmedium gestuurde regeltoestellen zijn in ruim 400 verschillende uitvoeringsvormen leverbaar.

Watts Industries Netherlands B.V. Kollergang 14, 6961 LZ Eerbeek, Postbus 98, 6960 AB Eerbeek, Nederland Tel. +31 (0)313 67 37 00 Fax. +31 (0)313 65 20 73 E-mail info@wattsindustries.nl Internet www.wattsindustries.com

Watts Industries Netherlands B.V. is onderdeel van Watts Industries Europe B.V.

Frequentieregelaars? Helmke levert maatwerk!

INFOLIJN 0578 578 578

grote voorraden enorme know-how prima service 24 uurs service snelle levertijden

Vermogens van 0,18 t/m 10.000 kW Uitvoeringen van IP 00 t/m IP 68 Ook in combinatie met ATEX motoren ABB frequentieregelaars t/m 355 kW uit voorraad leverbaar Van losse componenten t/m turn-key projecten Wij zijn fabrikaat onafhankelijk Eigen engineering, training en opleiding

Aalbosweg 24, Postbus 195, NL - 8170 AD Vaassen, Tel. 0578 578 578, Fax 0578 578 585, E-mail: info@helmke.nl

www.helmke.nl


H2O/Norit LineGuard in Oeganda Het waterfiltratiesysteem van Norit (LineGuard) dat H2O tijdens Aquatech 2006 in Amsterdam won en vervolgens schonk aan een weeshuis in Oeganda, is daar onlangs geïnstalleerd.

O

eganda lijdt al meer dan 30 jaar onder een burgeroorlog. De Tusaidana Foundation, een kleine welzijnsorganisatie uit Oeganda, kreeg het filtratiesysteem en installeerde het in een weeshuis in het noorden van het land. Met alleen het filtratiesysteem was het weeshuis er niet. Om het goed te laten lopen, was een energievoorziening en klein materiaal nodig. Dankzij schenkingen van Het waterfiltratiesysteem.

de Nederlandse ambassade (zonnepanelen), Filtrix (filters en andere benodigdheden en transport) en het Tusaidiane Fonds (batterijen, kast, klein materiaal en installatiekosten) is het project daadwerkelijk gerealiseerd. De installatie is uitgevoerd door Herman van Bezuijen (technicus), Godfrey Kasibante (loodgieter) en Kees Ebskamp (Tusaidiane Fonds). De huisvader van het weeshuis drinkt zijn eerste bekertje schoon water.

IWA betrekt kantoor in Den Haag De International Water Association (IWA)zetelt vanaf 14 november in Den Haag. De internationale organisatie heeft een kantoor betrokken in het gebouw van de SER aan de Bezuidenhoutseweg.

H

et IWA heeft als kerntaak om waterprofessionals wereldwijd te verenigen om een duurzaam waterbeheer op lokaal, nationaal én internationaal niveau te realiseren. Volgens Paul Reiter, topman van de IWA, is Den Haag een goede vestigingsplaats om dat doel te bereiken. “Den Haag geeft ons veel mogelijkheden om samen te werken met de wetenschap, publieke en private bedrijven die actief

zijn in het oplossen van problemen op het gebied van watervoorziening en sanitatie in ontwikkelde en niet-ontwikkelde landen.” Dat was niet de enige reden om Den Haag als vestigingsplaats te kiezen: een intensieve lobby van de gemeente Den Haag, de ministeries van Verkeer & Waterstaat en Economische Zaken, Vewin en de Nederlandse drinkwaterbedrijven was daar mede debet aan.

Nationaal Adviescentrum Vitale Infrastructuur Minister Ter Horst van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkszaken heeft op 8 november jl. het Nationaal Adviescentrum Vitale Infrastructuur (NAVI) geopend. Het gaat vitale sectoren, zoals de drinkwatervoorziening, adviseren en ondersteunen bij noodzakelijke veiligheidsmaatregelen.

I

n het NAVI gaan overheidsdiensten, zoals politie, AIVD en NCTb, nauw samenwerken met eigenaren en beheerders van vitale infrastructuur. Zij gaan informatie aanleveren over ontwikkelingen, trends en wijzigingen in de werkwijze van criminelen en terroristen. Op basis van deze informatie kunnen de vitale sectoren hun beveiligingsmaatregelen aanpassen of opvoeren. De vitale infrastructuur bestaat uit de energie- en drinkwatervoorziening, de telecommunicatie, de voedselvoorziening

en voedselveiligheid, de gezondheidszorg, de financiële infrastructuur, het keren en beheren van het oppervlaktewater, de openbare orde en veiligheid, de rechtsorde, het openbaar bestuur, het transport en de chemische en nucleaire industrie. De vitale sectoren zijn van elkaar afhankelijk. Uitval of verstoring van een vitaal product of een vitale dienst kan leiden tot een dominoeffect met aanzienlijke gevolgen in andere sectoren en daarmee voor de Nederlandse samenleving.

informatie Waterdienst en Deltares Het Rijksinstituut Kust en Zee (RIKZ), het Rijksinstituut voor Integraal Zoetwaterbeheer en Afvalwaterbehandeling (RIZA) en het waterbouwkundig deel van de Dienst Weg- en Waterbouwkunde (DWW) zijn per 1 oktober jl. samengevoegd tot de nieuwe Rijkswaterstaat Waterdienst in Lelystad.

D

e samenvoeging is het gevolg van een reorganisatie van Rijkswaterstaat, waardoor de specialistische diensten van dit overheidsorgaan verder gaan als vier landelijke diensten, waarvan de Waterdienst er één is. Met de reorganisatie moet de specialistische kennis van Rijkswaterstaat beter en efficiënter worden ingezet voor haar interne en externe doelgroepen. De nieuwe Waterdienst bestaat uit ruim 500 medewerkers. De Waterdienst wil een brug zijn tussen beleid, uitvoering en kennis. Ook Deltares, die per 1 januari aanstaande officieel begint, zal een belangrijke rol gaan spelen bij de kennisinfrastructuur. In deze organisatie bundelt Nederland zijn kennis, ervaring en specialisten op het gebied van water en ondergrond. WL|Delft Hydraulics, Geo Delft, TNO Bodem en Grondwater en delen van RIKZ, RIZA en DWW worden in deze zelfstandige stichting ondergebracht. Deltares gaat ruim 800 medewerkers tellen. Zij werken deels in Delft en deels in Utrecht.

Algemene Waterschapspartij Nederland heeft sinds 15 november een onafhankelijke partij die opkomt voor het algemene waterbelang. De Algemene Waterschaps Partij (AWP) hoopt in november 2008 voldoende kandidaten te hebben in de waterschappen om mee te kunnen doen aan de landelijke waterschapsverkiezingen.

A

fgevaardigen uit 20 van de 26 waterschappen waren naar Amsterdam gekomen om te participeren in de oprichting van de partij. Onder het motto ‘Voor mensen!’ wil het AWP met name gaan werken aan droge voeten en schoon water. In november 2008 worden bij alle waterschappen nieuwe besturen gekozen. Het is voor het eerst dat deze verkiezingen in het hele land tegelijkertijd worden gehouden; ook is het voor het eerst mogelijk via internet te stemmen. Nieuw is ook dat niet meer op individuele personen, maar op lijsten gestemd wordt. Aan de verkiezingen zullen onder meer belangengroepen, zoals politieke partijen en milieu- en natuurorganisaties, meedoen. Voor meer informatie: www.algemenewaterschapspartij.nl.

H2O / 23 - 2007

29


informatie Eemland anders ontstaan dan altijd gedacht Tijdens een symposium naar aanleiding van het 10-jarig bestaan van het Waterschap Vallei en Eem op 12 november jl. is het boek ‘Amersfoort lag aan zee’ van waterschapsarchivaris Margriet Mijnssen gepresenteerd. Het is een boek over het ontstaan van het landschap in het Eemland en de Gelderse Vallei.

I

n het ruim 200 pagina’s tellende boek komt Mijnssen tot een nieuwe visie op het ontstaan van het Eemland die niet strookt met de huidige algemeen aangenomen theorie. Op basis van archiefstukken stelt de schrijfster dat het moerasgebied waaruit het Eemland vroeger bestond, niet vanuit de Eem is drooggelegd maar vanaf de hogerliggende gebieden langs de rand.

Het boek geeft een beschrijving van het ontstaan van het Eemland en de Gelderse Vallei tot 1616. In 2009 hoopt Mijnssen de periode na 1616 te presenteren in een tweede boek. ‘Amersfoort lag aan zee’ is te koop in de boekhandel of te bestellen via de uitgever Stichting Publicatie Oud-Utrecht (www.spou.nl). Het boek (ISBN 978-90-5479-071-6) kost 30 euro.

Lessen van Katrina: preventie bovenaan “Als een ramp als Katrina Nederland zou treffen, is de evacuatieopgave veel groter en de kans op een goede afloop kleiner, omdat het verkeer vastloopt en wij niet gewend zijn te oefenen. Daarom staat preventie bovenaan de prioriteitenlijst.” Dat zegt directeur Matthijs Kok van HKV Lijn in Water en medewerker van de TU Delft, als één van de zes Nederlandse waterdeskundigen die in New Orleans de balans opmaaakten en hun bevindingen en indrukken in het boek ‘Twee jaar na Katrina’ hebben weergegeven.

N

ederland kan volgens de onderzoekers veel lering trekken uit het drama, hoewel de situatie in Noord-Amerika verschilt met die in Nederland. Omdat in Noord-Amerika vanwege de jaarlijkse orkanen regelmatig wordt ‘geoefend’ met evacuatie - niet tijdens, maar voor de storm - is de evacuatie tijdens Katrina ‘succesvol’ verlopen: 20 procent van de bevolking verkoos te blijven en één procent (duizend mensen) van de achterblijvers kwam om het leven.

Grensoverschrijdende samenwerking in rivierbeheer ‘Many rivers to cross’ is niet alleen een bekend liedje (van Jimmy Cliff ), maar ook de titel van een zojuist verschenen boek over grensoverschrijdende samenwerking in rivierbeheer van de auteurs Joris Verwijmeren en Mark Wiering.

S

troomgebiedbeheersplannen spelen een belangrijke rol in het hedendaagse waterbeleid. Rivierbeleid is onlosmakelijk verbonden met stroomgebieden. Daar stroomgebieden niet bij de landsgrenzen ophouden, krijgen stroomgebiedbeheersplannen automatisch een internationaal karakter. Na een verkenning van literatuur en onderzoek met betrekking tot dit onderwerp beschrijven de auteurs van ‘Many rivers to cross’ vijf voorbeelden van grensoverschrijdend rivierbeleid in

30

H2O / 23 - 2007

Europa. Door gebruik te maken van de juiste indicatoren en een uitgebreid analytisch kader, behandelt het boek zowel de mogelijkheden als de beperkingen van grensoverschrijdende samenwerking met betrekking tot de Europese rivieren. Een aanrader voor waterbeheerders die hun eerste schreden zetten op het gebied van internationaal rivierbeleid. ‘Many rivers to cross. Cross border co-operation in river management’ (ISBN 90-5972-076-8) kost 25 euro en is verkrijgbaar in de boekhandel.

Twee jaar na de overstroming is New Orleans nog lang niet hersteld. De directe schade van de overstroming wordt geschat op 30 miljard Amerikaanse dollars. De kosten van de maatschappelijke ontwrichting zijn niet bekend, maar waarschijnlijk vele malen groter. Kok: “De impact op de mensen is aanzienlijk en hoewel de bereidheid tot wederopbouw groot is, constateer ik dat de mensen vooral ook kwaad zijn door het falen van de infrastructuur. De veiligheid bleek niet zo groot als beloofd. De belangrijkste les die Nederland dan ook uit de ramp kan leren, is dat voorkomen beter is dan genezen.” ‘Twee jaar na Katrina. De catastrofale overstroming van New Orleans’ (ISBN: 978-90-77051-90-0) is verkrijgbaar via www.hkv. nl of telefonisch te bestellen: (0320) 294 242. Het boek kost 10 euro.


Uw partner in water North Water biedt oplossingen voor vraagstukken op het gebied van waterbehandeling en afvalwaterzuivering voor bedrijven in onder andere de (petro) chemische industrie, de voedingsmiddelenindustrie, de energiesector en industriële complexen. North Water verzorgt het ontwerp, de bouw en het beheer van de installaties en desgewenst ook de financiering. North Water is een joint venture van Evides Industriewater, Waterbedrijf Groningen en Waterleidingmaatschappij Drenthe. Deze drie bedrijven hebben hun expertise en ervaring op het gebied van water gebundeld.

North water

(050) 368 87 10 • Postbus 24 • 9700 AA Groningen • info@northwater.nl • www.northwater.nl


informatie Langste (foto)boek ter wereld: 140 meter Nederland, molens en water zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Om het grote aantal molens in Zuid-Holland te visualiseren, is een afdruk van alle pagina’s van het boek ‘Molenrijk Zuid-Holland, 224 molens in beeld’ achter elkaar afgedrukt op vinyldoek. Het 140 meter hoge en 63 centimeter brede boek is onlangs door 67 molenaars overhandigd aan Jan Franssen, de Commissaris van de Koningin in Zuid-Holland.

H

et molenboek is hiermee het langste boek ter wereld en is officieel aangemeld voor vermelding in het World Guinness Book of Records. Het 272 pagina’s dikke boek is een initiatief van de Provincie Zuid-Holland, het Erfgoedhuis Zuid-Holland en uitgeverij Watermerk. Behalve gedetailleerde informatie over de verschillende molens bevat het boek ook 450 kleurenfoto’s van fotograaf Eppo Notenboom. Speciaal voor dit boek heeft hij in het nationale molenjaar alle molens van

Noordzeegezichten “Met het boek Noordzeegezichten willen wij de Noordzee dichter bij de mensen brengen, een fascinerend gebied waar veel gebeurt wat nog steeds te weinig mensen weten.” Dat zei de nieuwe directeur van Stichting De Noordzee, Alex Ouwehand, toen hij 14 november het door zijn nieuwe werkgever geschreven boek overhandigde aan staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat, Tineke Huizinga.

H

uizinga schreef het voorwoord van ‘Noordzeegezichten’ en vertelt daarin dat de Noordzee zo druk is geworden dat ruimtelijke ordening een steeds belangrijker plaats inneemt. Begin volgend jaar zal een verkenning worden afgerond naar economische en ruimtelijke ontwikkelingen op de Noordzee, waarbij spanningen tussen verschillende gebruiksfuncties in

kaart worden gebracht. De Noordzee moet zodanig worden ingericht dat de gebruikers de Noordzee zo duurzaam mogelijk kunnen gebruiken. In het boekje worden de verschillende gebruiksfuncties kort en luchtig beschreven en in beeld gebracht. ‘Noordzeegezichten’ (ISBN 978-90-6410-460-2) kost 11,50 euro en is te koop in de boekhandel.

Twee ‘Noordzeegezichten’: staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat Tineke Huizinga krijgt het boekje uitgereikt door Alex Ouwehand, directeur van de Stichting De Noordzee (foto: Wim Spaans).

Zuid-Holland bezocht en op de gevoelige plaat vastgelegd. De tekst is van de Dordtse journalist/schrijver Henk Schröder. Het echte boek is 24,5 centimeter breed en 29 centimeter hoog. ‘Molenrijk Zuid-Holland, 224 molens in beeld’ (ISBN 978-90-78388-02-9) kost 34,50 euro en is in de boekhandel verkrijgbaar.

Twentse dalen en verhalen Dat Twente een prachtige natuur heeft, wist menig Nederlander al. Maar dat dit oostelijke deel van ons land ook zo’n 125 eeuwenoude bronnen heeft, lijkt een goed bewaard geheim te zijn. In ‘Zeven dalen, zeven verhalen - Over de bronnen van Twente’ wordt onthuld waar het water uit de grond omhoog borrelt en welke invloed dit heeft op de natuur.

D

e publicatie over de Twentse bronnen bevat niet alleen prachtige kleurenfoto’s, maar beschrijft ook de historie van de beekdalen en waterstromen. Daarnaast levert het boek interessante informatie over de flora en fauna die zich in en nabij de Twentse wateren bevinden. ‘Zeven dalen, zeven verhalen. Over de bronnen van Twente’ wordt uitgegeven door Nieuweind communicatie, reclame, pr uit Enschede in samenwerking met Waterschap Regge en Dinkel en de Provincie Overijssel (ISBN: 978-90-812249-1-8). De prijs bedraagt 14,95 euro.

32

H2O / 23 - 2007


E e n z o nnek laar concept voor v e e l z i jdige pompen: van KSB Wanneer u hoge eisen stelt aan een passende pomp voor bijvoorbeeld drinkwatertoepassingen en bedrijfszekerheid van uw pompsystemen vindt u bij KSB heldere standaard oplossingen. KSB biedt u pompen in droge en natte opstelling en afsluiters voor zowel drinkwater- als overige (vuil)watertoepassingen. Bovendien leidt de prima prijs-kwaliteitsverhouding tot lagere kostendruk en dus gunstige LCC. Lagere energiekosten met de frequentiegeregelde PumpDrive van KSB! PumpDrive verandert elke standaardmotor in een handomdraai in een besparingsmachine. PumpDrive is eenvoudig te monteren en te bedienen en is al in korte tijd zeer lonend. Uw pompen functioneren binnen de geldende systeemcondities voortaan telkens in het meest efficiënte werkgebied. KSB Nederland B.V. • Postbus 211 • 1160 AE Zwanenburg T 020 407 98 00 • F 020 407 98 01 • infonl@ksb.com • www.ksb.nl Energiebesparende PumpDrive; de innovatieve frequentieregeling voor alle standaardmotoren.

194 07

Etanorm met PumpDrive, ook leverbaar op andere pomptypen en voor kast- of wandmontage.

Drijvende kracht Le Pooleweg 9 2314 XT Leiden Tel.: 071 - 581 40 40 Fax: 071 - 581 40 49 E-mail: office@benelux.auma.com

Aandrijvingen voor afsluiters van Auma staan wereldwijd bekend als zeer veilig en betrouwbaar. Maar ze zijn ook en vooral klaar voor een toekomst waarin procesbeheersing, meer nog dan vandaag, draait om geïntegreerde automatische besturing. Om de productie te waarborgen en maintenance veiliger, eenvoudiger en goedkoper te maken, is Auma de logische keuze. Want de aandrijvingen van Auma zijn doeners én denkers tegelijk, die gemakkelijk te integreren zijn in elk gangbaar geautomatiseerd procesbesturingssysteem. Auma bekleedt al ruim 40 jaar een toppositie als ontwerper en producent van innovatieve aandrijvingen voor afsluiters. Conventionele, non-intrusive en explosieveilige aandrijvingen die toegepast worden in veeleisende omgevingen als waterbeheer en (petro-)chemie. Onze salesengineers werken graag met u mee aan de beste configuratie voor uw installaties. Maak eens een afspraak, en ontdek ons oplossend vermogen.

AUMA, SOLUTIONS FOR A WORLD IN MOTION


recensie Gereedschap voor het ontwerpen van een actiefslibsysteem De ondertitel van het ‘Handbook Biological Wastewater Treatment - Design and optimisation of activated sludge systems’ geeft de eigenlijke inhoud weer; het boek biedt gereedschap om een actiefslibsysteem op verschillende niveaus te ontwerpen en werkt toe naar een ontwerp dat gebaseerd is op investerings- en proceskosten. De lezer wordt door de zeer gestructureerde opbouw van het boek stap-voor-stap meegenomen naar uitgebreidere zuiveringsprocessen. De goed uitgewerkte voorbeelden verhelderen de opbouw en logica van het model en laten de lezer oefenen met het aangeboden materiaal.

D

at het handboek uiteindelijk is verschenen, berust op een groot toeval. Van der Lubbe startte zijn carrière in Brazilië bij Van Haandel. Daar kreeg hij het geprinte concept van dit boek. Toen hij in 2003 Van Haandel vroeg om de uiteindelijke versie, bleek dit slechts in het Portugees gepubliceerd te zijn, aangezien de computer met het Engelse manuscript gestolen was: de papieren versie bleek een uniek exemplaar. Samen hebben de auteurs de eerste versie gemoderniseerd, alsnog uitgegeven en een uitgebreide internetpagina (www.wastewaterhandbook.com) opgezet, waar delen van het boek gratis te copiëren zijn, evenals tekeningen om zuiveringen te ontwerpen. Het boek begint met een algemene inleiding over actiefslib om de algemene kennis over het onderwerp op te frissen. In hoofdstuk 2 wordt vervolgens een uitgebreide analyse gegeven van organische stof en de thermodynamische benadering van het metabolisme van de organismen. In de hoofdstukken 3, 4 en 5 worden modellen gepresenteerd voor de verwijdering van respectievelijk organische stof, stikstof en fosfaat (biologisch en chemisch). Hierin leggen de auteurs heel gestructureerd eerst de basis van de processen uit, waarna ze de massabalansen, stoichiometrie en kinetiek behandelen. De lezer wordt met goed uitgewerkte ontwerpvoorbeelden uitgedaagd om zelf afvalwaterzuiveringen te ontwerpen met de gepresenteerde procesmodellen. Door de aanname van ‘steadystate’-condities blijven de ontwerpmodellen relatief eenvoudig en goed hanteerbaar. Helaas wijken de gebruikte notities af van de IWA-modellen, wat tot veel heen en weer geblader naar de symbolenlijst leidt. In het boek komen ook nieuwe technologieën aan de orde. Zo gaat één van de hoofdstukken over membraanbioreactoren (inclusief een uitgebreid ontwerpvoorbeeld) en een beschrijving van aeroob korrelslib. Bij de stikstofverwijdering wordt stilgestaan bij processen als Anammox, Sharon en Babe. De laatste stap in het actiefslibproces, de bezinking en indikking van het slib, wordt beschreven voor een continu bedreven nabezinktank, die wordt ontworpen via de bepaling van de flux van slibdeeltjes (biomassa-concentratie). Voorts reiken de auteurs ontwerpinstrumenten voor slibstabilisatie en -vergisting aan en geven ze een

34

H2O / 23 - 2007

Een groep jonge, gepromoveerde watertechnologen geeft in dit vaktijdschrift een kritisch oordeel over internationale vakliteratuur. De recensenten zijn Jelle Roorda, Arjen van Nieuwenhuijzen, Bas Meijer, Adriaan Mels, Herman Evenblij, Jeroen Langeveld, Jasper Verberk en Merle de Kreuk.

Eindoordeel

model voor een zuivering met een anaërobe voorvergisting. Uiteindelijk wordt dit alles stap-voor-stap geïntegreerd in het eerstgenoemde model (gebaseerd op de kosten van investeringen en het proces). Anders dan de actiefslibmodellen gaat dit model uit van praktijkgerichte variabelen (zoals temperatuursfluctuaties) en minder van bijvoorbeeld zuurstoffluctuaties, aangezien deze in praktijk ingesteld worden en omdat kleine fluctuaties niet van invloed zullen zijn op het systeemontwerp. Daarom kunnen ze in dit technologenmodel als constant gezien worden. De lezer wordt aan de hand genomen langs de benodigde uitgangsparameters, kostengegevens, zuiveringseisen/doelen, systeemkeuzes en beperkingen. Wanneer deze duidelijk zijn, wordt het ontwerpmodel gepresenteerd voor de vijf meest gangbare configuraties van afvalwaterzuiveringsinstallaties, waarbij tankvolumes, flows en concentraties worden berekend en geoptimaliseerd en de meest economische variant voor het proces wordt bepaald. Dit alles natuurlijk weer aan de hand van rekenvoorbeelden, die tevens door op internet verkrijgbare tekeningen ondersteund worden. De lezer kan ook zelf hiermee aan de slag om zo het model te doorgronden.

Het is een prettig, zeer (soms bijna te) compleet, maar vooral verhelderend studie- en naslagwerk voor studenten en technologen. Het geeft de achtergrond van veel gebruikte systeemkeuze en ontwerpmodellen. De goed uitgewerkte rekenvoorbeelden zijn praktisch om mee te oefenen en werken zeer verhelderend. De notaties van de procesparameters zijn helaas af en toe wat verwarrend, maar gelukkig is ook een handige symboollijst opgenomen. Ook de bijbehorende interpagina heeft een grote toegevoegde waarde. Je kunt er een uitgebreide voorproeverij krijgen van het boek. Merle de Kreuk (TU Delft) ‘Handbook Biological Wastewater Treatment - Design and optimisation of activated sludge systems’ van Adrianus van Haandel en Jeroen van der Lubbe is een uitgave van Quist Publishing (ISBN 978-90-77983-22-5). De prijs bedraagt 66 euro. Voor meer informatie: www.wastewaterhandbook.com.


Evides Bron van Kennis Als toonaangevende waterpartner voor de industrie in Nederland is Evides Industriewater verantwoordelijk voor de productie en levering van industriewater, gedemineraliseerd en gedestilleerd water, landbouwwater en proceswater. Evides Industriewater heeft verschillende installaties voor industriewater- en afvalwaterzuivering in bezit en beheer. De installaties worden intern ontworpen en gebouwd. Daarna draagt Evides Industriewater langjarig zorg voor de waterlevering. Kortom: Evides Industriewater neemt haar klanten de zorg voor de watervoorziening graag uit handen!

Evides Industriewater Schaardijk 150 • 3063 NH ROTTERDAM Postbus 4472 • 3006 AL ROTTERDAM tel. +31 (0)10 293 51 72 www.evides.nl


verenigingsnieuws konden maken. Het feit dat Nederland op een groot aantal gebieden van het watermanagement voorop loopt in de wereld, maakt dat er niet makkelijker op. Het zoeken was eigenlijk naar een technologisch hoog ontwikkeld gebied waar om één of andere reden het water een heel belangrijke rol is gaan spelen, en dan ook nog bij voorkeur op het gebied van zowel oppervlaktewater als drink- en afvalwater.

WATERCOLUMN

De beste wensen voor het nieuwe jaar!?

M

isschien wel wat vroeg voor deze wens, zult u denken. Maar het nieuwe jaar voor onze vereniging begint nú al. Tijdens de najaarsvergadering van vandaag, 30 november, is immers de aftrap gegeven voor een boeiend en intensief jaar dat de aanloop vormt naar de fusie van beide verenigingen in waternetwerk. En als (aankomend) lid van die nieuwe vereniging zult u dat gaan merken! Sterker nog: vele van u zullen daar een rol in krijgen, want we willen zoveel mogelijk leden actief krijgen en betrekken bij de diverse momenten waarop in het nieuwe jaar de nieuwe vereniging ingeluid wordt. De besturen zijn volop bezig met de formaliteiten rondom het fusietraject (statuten, rechtspositie, predikaat koninklijk, organisatiestructuur). Gesprekken worden gevoerd met onze eigen geledingen en met externe belanghebbenden. Daarnaast wordt een estafette van activiteiten met en door leden georganiseerd om de nieuwe vereniging in te luiden. Het eindpunt is een feestelijke activiteit rondom de fusie in het najaar van 2008. Ik zie uit naar die estafette, want die zal zeker bijdragen aan het draagvlak voor ons waternetwerk. Ik verwacht komend jaar van NVA- en KVWN-leden een actieve opstelling en hoop vele van u te mogen begroeten. Dus: de beste wensen voor het nieuwe jaar! Cor Roos (voorzitter NVA)

Koninklijk Nederlands Waternetwerk Hare Majesteit de Koningin heeft bij monde van haar secretaris laten weten dat zij geen bezwaar heeft als Waternetwerk het predicaat ‘koninklijk’ blijft voeren. De brief hierover is op 13 november op het bureau binnengekomen. De voorzitters van KVWN en NVA zullen dit nieuws vandaag bekendmaken tijdens het WaterSymposium.

Vooraanmelding studiereis naar Singapore en Australië Na de succesvolle studiereis naar Spanje met het maximum van 30 deelnemers in 2004 is het een aantal jaren stil geweest rond de excursiecommissie. Dat wil niet zeggen dat er niets gebeurd is. Voortdurend is rondgekeken of er mogelijkheden waren die het organiseren van een studiereis zinvol Foto: Marjan van Houten.

36

H2O / 23 - 2007

Singapore is de laatste jaren toonaangevend in de wereld met een duidelijke visie op integraal waterbeheer. Public Utilities Board (PUB) is verantwoordelijk voor het gehele waterbeheer. In verband met het aflopen van het contract voor drinkwaterlevering uit Maleisië in 2011 wordt de lokale winning van drinkwater vergroot ém overgeschakeld op ontzilting en hergebruik van afvalwater. PUB won deze zomer de Stockholm Industry Water Award. Australië heeft de laatste jaren te lijden onder extreme droogte. Dit heeft geleid tot grote problemen op het gebied van de landbouw, de drinkwatervoorziening en de elektriciteitsopwekking. Veel maatregelen zijn genomen om de problemen het hoofd te bieden. Opvallend in Australië is dat de publieke opinie vorig jaar een grote ommezwaai heeft gemaakt in de richting van hergebruik van afvalwater. De excursiecommissie van de NVA wil bij voldoende deelname (meer dan 20 deelnemers) omstreeks oktober/november 2008 een studiereis van twee weken maken naar Singapore en Australië. Deze reis is bedoeld voor alle NVA- en KVWN-leden die kennis willen nemen van wat beleidsmatig, organisatorisch en technisch in Singapore en Australië speelt op het gebied van watermanagement. Alle onderwerpen van het waterbeheer zullen aan de orde komen (oppervlaktewater, drinkwater en afvalwater), maar ook de manier waarop de overheid


verenigingsnieuws omgaat met grote watervraagstukken en het beïnvloeden van de publieke opinie zijn belangrijke thema’s. Daarnaast zal aandacht besteed worden aan technologie-ontwikkeling en opleiding. Het is de bedoeling om op zaterdag te vertrekken naar Singapore met aankomst zondagochtend vroeg, daar op maandag en dinsdag twee dagen bezoeken te brengen en dan door te reizen naar Australië en daar de rest van de week en de volgende week de staten Victoria (Melbourne), New South Wales (Sydney) en Queensland (Brisbane) te bezoeken. De terugreis zal beginnen op vrijdag met aankomst in Amsterdam op zaterdagochtend vroeg. De kosten zullen zo laag mogelijk worden gehouden door waar mogelijk gebruik te maken van goedkope vluchten en hotels. Een ruwe schatting van de kosten is 3.000 euro per persoon.

Secties en Neerslag In de opmaat naar Waternetwerk en het openstellen van de secties voor de ‘waterleidingmensen’ verzorgt de sectie NoordHolland van de NVA een bijeenkomst op 17 april voor medewerkers van PWN en Waternet. Ook de medewerkers van het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier worden uitgenodigd, evenals natuurlijk de sectieleden van Noord-Holland zelf. Doel is de mensen bij drinkwaterbedrijven een platform te bieden voor hun eigen netwerk. Hun werk is immers deels vergelijkbaar met dat van de sectieleden bij de waterschappen. De huidige sectieleden krijgen er dan in één klap veel kennissen bij.

Vooraanmelding Er bestaan voldoende goede contacten om deze studiereis inhoudelijk tot een succes te maken. De invullling van een concreet programma zal pas gebeuren zodra een redelijke zekerheid bestaat dat zich tenminste 20 deelnemers definitief zullen aanmelden. Daarom is er tot 31 december aanstaande gelegenheid tot vooraanmelding. Hoewel deze vrijblijvend is, wordt er wel van uitgegaan dat de vooraanmelding ook gevolgd wordt door een definitieve aanmelding. Het minimum aantal deelnemers bedraagt 20, het maximum aantal 30. De volgorde van betaling zal bepalend zijn voor deelname. Vooraanmelding kan gebeuren door een e-mail te sturen naar kees.de.korte@waternet.nl. De excursiecommissie hoopt met deze Once In A Lifetime studiereis een bijzonder internationaal tintje te geven aan het 50-jarig bestaan van de NVA.

Winnaars scriptieprijs De jury van de scriptieprijs heeft uit negen inzendingen een winnaar kunnen aanwijzen. Eén inzending heeft een aanmoedigingsprijs ontvangen. Het zijn respectievelijk Pieter Pickhardt voor zijn scriptie ‘Design of a closed watersystem for the greenhouse horticulture’ en Annebeth Loois voor haar scriptie ‘The use of context scenario’s to enhance adaptive watermanagement’. Pieter krijgt een geldprijs van 1.000 euro, twee jaar lidmaatschap van KVWN en NVA en een oorkonde. Annebeth is al lid van de vereniging en krijgt een cadeaubon en ook een oorkonde. Een samenvatting van beide scripties wordt gepubliceerd in H2O nr. 24 van 14 december én in Neerslag. Vandaag, tijdens het WaterSymposium, ontvangen de winnaars hun prijs.

Juniorprijs Het KVWN-bestuur heeft weer het startsein gegeven voor de Juniorprijs. Binnenkort zullen aanmeldingsformulieren gestuurd worden aan bedrijven en instellingen.

Publicatie ter kritiek De Commissie voor Kwaliteitseisen van Waterleidingartikelen (C.K.W.) rekent een termijn van zes weken, vanaf de datum van deze publicatie, voor de ter kritiek gepubliceerde beoordelingsrichtlijn BRL-K632/03 ‘waterslagdempers’ De belangrijkste wijzigingen ten opzichte van versie 02 zijn: • De beproevingsopstelling is aangepast, zodat de reproduceerbaarheid van het resultaat wordt verbeterd; • De definitie en de waarde van de dempingsfactor is aangepast. Belangstellenden worden uitgenodigd hun kritiek op deze ontwerp-beoordelingsrichtlijnen binnen de aangegeven termijn te zenden aan de secretaris van de C.K.W., p/a Kiwa, postbus 70, 2280 AB RIJSWIJK, waar ook een exemplaar van de beoordelingsrichtlijn kan worden aangevraagd: (070) 414 44 75.

Nieuwe versie Vewin-werkbladen 4.4 A, B en C De serie Vewin-werkbladen met betrekking tot warmtapwaterinstallaties (WB 4.4 A, B,en C) is gereviseerd. De serie is door de Commissie Werkbladen per september 2007 vastgesteld. Tevens zijn het bestelblad en de inhoudsopgave (WB 0) aangepast.

beheersmaatregelen. In dit verband wordt ook de nachtstroomboiler besproken (artikel 8 van WB 4.4 A); opname van de mogelijkheid om naast drinkwater een middel met Kiwa ATA aan de primaire zijde van cv-ketels met een vermogen ≤ 45 kW toe te staan, inclusief een waarschuwing (artikel 9 van WB 4.4 B); opmerking met betrekking tot preventie van Legionella bij de beveiliging van collectieve levering van warm tapwater (artikel 11 van WB 4.4 B); opname van een advies om de warmtapwatertemperatuur niet te hoog te laten oplopen (artikel 7 van WB 4.4 C); en tenslotte een aantal opmaaktechnische aanpassingen (onder andere nummering figuren) om de duidelijkheid en leesbaarheid te vergroten.

Deze aanvulling van september 2007 en de overige werkbladen zijn te bestellen bij de Stichting Erkenning Installatiebedrijven (www.erkendinstallatiebedrijf.nl). Voor inhoudelijke informatie kunt u contact opnemen met Dirk Jan Menger (secretaris van de Commissie Werkbladen): dirk.jan.menger@kiwa.nl of (070) 414 46 60.

Workshop over kwaliteitsborging Kiwa Certificatie en Keuringen verzorgt op 19 december ‘s middags in Nieuwegein een workshop over kwaliteitsborging van waterbehandelingschemicaliën. Centraal tijdens de bijeenkomst staat de presentatie van de ‘Kwaliteitsrichtlijn voor chemicaliën ten behoeve van de bereiding van drinkwater’. Hierin worden de eisen, borging, controle en corrigerende maatregelen in de gehele keten van productieproces tot en met het uiteindelijke gebruik van chemicaliën in het zuiveringsproces beschreven. De workshop is interessant voor medewerkers van waterbedrijven (zuiveringstechnologen, procestechnici en inkopers) en waterlaboratoria en voor producenten, leveranciers en vervoerders van chemicaliën én voor handhavers. Voor meer informatie en aanmelding (tot 5 december) kan contact opgenomen worden met Marion Brakeboer: (070) 414 45 46.

De wijzigingen richten zich met name op de volgende punten: • aanpassing verwijzingen (onder andere wijzigingsblad NEN 1006 (2005) en Waterleidingbesluit hoofdstuk III C); • in de tabel met leidingwachttijden zijn wijzigingen aangebracht voor het materiaal PE-X (tabel nr. 3 WB 4.4 A); • nadere uitleg van de temperatuurregeling en temperatuurinstelling voor de preventie van Legionella en eventuele

H2O / 23 - 2007

37


Gasheldere ideeĂŤn voor water.

Komt u zuurstof tekort in uw waterstroom of zuivering, wilt u uw slibstroom reduceren, is de pH van uw waterstromen te hoog, wilt u kalkafzettingen voorkomen of mist u oxidatiekracht? Wij bieden u toepassingen voor de behandeling van drinkwater, afvalwater, slib en dergelijke. Linde Gas Benelux levert hiervoor niet alleen zuurstof, ozon en koolzuur, maar ook technologie, equipment en jaren ervaring. Specialisten met kennis van gassen ĂŠn water komen graag langs om u te helpen het gewenste resultaat te behalen.

Linde Gas-ideas become solutions.

Linde Gas Benelux B.V. Havenstraat 1, Postbus 78, 3100 AB Schiedam Tel. 010 246 14 70, Fax 010 246 15 06 www.lindegasbenelux.com water@nl.lindegasbenelux.com

1


*thema

platform

Frank Oesterholt, Kiwa Water Research Harm Veenendaal, Kiwa Water Research Dick van der Kooij, Kiwa Water Research

Invloed van de watertemperatuur op het gedrag van Legionella in leidingen van divers materiaal De watersamenstelling en de aard van de toegepaste leidingmaterialen zijn van invloed op de biofilmvorming in drinkwaterleidingen. Een toename van de biofilm bij temperaturen tussen 25 en 45°C vergroot de kans op aanwezigheid van legionellabacteriën. In een proefleidinginstallatie met een huishoudelijk tappatroon, in leidingen van vier verschillende materialen (koper, RVS, PEX of PVC-C), is het effect onderzocht van de temperatuur (25, 45, 55 en 60°C) op de concentratie van Legionella pneumophila in de biofilm en in het water. Het onderzoek is uitgevoerd in opdracht van Uneto-VNI, Copper Benelux en Arnomij Leidingsystemen2) in het laboratorium van Kiwa Water Research in Nieuwegein met het daar beschikbare drinkwater. Uit de resultaten blijkt dat de aard van het leidingmateriaal geen invloed heeft wanneer men zich houdt aan het thermisch beheer (koud water <25°C en warm water >60°C). Voor woninginstallaties wordt in NEN 1006 een warmwatertemperatuur voorgeschreven van 55°C of hoger. Alleen bij koper was sprake van voldoende thermische desinfectie bij een temperatuur van 55°C. Bij de andere materialen was dit het geval bij een temperatuur van 60°C. Voor woninginstallaties wordt daarom aanbevolen de norm van 55°C te verhogen tot 60°C.

U

it eerder onderzoek met een experimentele warmtapwaterinstallatie met een huishoudelijk tappatroon kwam naar voren dat legionellabacteriën zich vermeerderen in de biofilms van RVS, koper en cross-linked polyethyleen PE-Xa3). Inmiddels is eenduidig aangetoond dat Legionella pneumophila zich in biofilms uitsluitend vermeerdert in protozoa1). Dit betekent dat het voorkómen en bestrijden van de biofilmvorming in leidingwaterinstallaties de basis vormt voor de bestrijding van Legionella. Gebruik van water en materialen met een geringe biofilmvormingspotentie hoort dan ook een onderdeel te zijn van een structurele aanpak gericht op de beperking van de groei van Legionella in leidingwaterinstallaties. In het onderzoek uit 2002 werd een optimale groeitemperatuur voor Legionella (37°C) toegepast. Een belangrijke vraag die blijft voor de toepassing van verschillende leidingmaterialen in de praktijk, is of de keuze van

het leidingmateriaal van belang is als men zich houdt aan het thermisch beheer. Met andere woorden hoe ontwikkelt Legionella zich in het water en de biofilm van leidingen van verschillende materialen als de watertemperatuur consequent lager is dan 25°C en hoger dan 55°C of 60°C? De temperaturen van 55°C en 60°C verwijzen naar de eisen in NEN 1006 voor warm water in respectievelijk woninginstallaties en collectieve leidingwaterinstallaties. Omdat een installateur in een bouwproject bij voorkeur met één type leidingmateriaal werkt, is het antwoord op deze vraag relevant voor de installatiepraktijk. Voor de beantwoording van de vraag is in 2004 een onderzoek gestart met een proefleidinginstallatie met leidingen van verschillende materialen: koper, RVS, nagechloreerd of gehard PVC (PVC-C) en cross-linked polyethyleen (PE-Xa). Deze leidingen, met een lengte van 15 meter,

werden doorstroomd met leidingwater van verschillende temperaturen (25°C, 37°C, 55°C en 60°C). In de proefinstallatie is huishoudelijk gebruik van water gesimuleerd volgens NEN 5128 klasse 1 (basistappatroon met één douchetapping). Per materiaaltype was een boiler aanwezig die tijdens het hele onderzoek op 70°C stond afgesteld, een voedingsleiding voor koud water, een instelbaar thermostatisch mengventiel en vervolgens een leidingset met twee identieke leidingen van hetzelfde materiaal (één onderzoeks- en één controleleiding) van elk 15 meter lengte. Aan het eind van elke leiding bevonden zich achtereenvolgens uitneembare leidingstukjes voor biofilmonderzoek, een T-stuk met aansluiting op een circulatiepomp, een magneetklep die werd aangestuurd door het tapprogramma, een monsternamepunt voor watermonsters, een regelafsluiter en een flowmeter (vaste instelling op 3,5 liter/minuut).

H2O / 23 - 2007

39


Opkweken en onderzoek Bij de start van het project, maar ook na een onderzoekfase waarin de legionellabacteriën waren verdwenen, werden biofilm en legionellabacteriën opgekweekt. Hiertoe werd de installatie geënt door het plaatsen van een stukje siliconenslang met biofilm en L. pneumophila in de leidingen bij de uitneembare leidingstukjes. Vervolgens werd met behulp van een circulatiepomp het water continu gecirculeerd over de twee leidingen van hetzelfde materiaal. Om uitspoeling van legionellabacteriën tijdens opkweek te voorkomen, is een tapprogramma gehanteerd waarbij per leidingset eens per uur twee liter water is ververst (ongeveer 40 procent van de inhoud). Tijdens een opkweekfase stond het thermostatisch mengventiel ingesteld op 40°C. Omdat geen circulatie mogelijk is via de boiler en de verversing beperkt was, werd in de leidingset de optimale groeitemperatuur voor L. pneumophila niet bereikt. Het kweken van legionellabacteriën in de proefinstallatie kostte dan ook veel tijd. Bovendien moest in de koperen leidingset per opkweekfase vaak meerdere malen worden geënt om uiteindelijk voldoende groei van L. pneumophila te krijgen. Na het afronden van een opkweekfase werd achtereenvolgens de circulatie gestaakt, het entstukje verwijderd, de afsluiters in de verbindingsleidingen naar de circulatiepomp dichtgedraaid, het thermostatisch mengventiel ingesteld op de onderzoektemperatuur en het tapprogramma aangepast. Vervolgens is het effect onderzocht van het doorstromen van de leidingen volgens een huishoudelijk tappatroon met water van een vast ingestelde temperatuur op de legionellaconcentraties in de biofilm en in de waterfase. De onderzoeksduur per temperatuurinstelling varieerde van één tot enkele maanden. Bij iedere temperatuurinstelling zijn watermonsters en ook leidingstukjes onderzocht waarvan de biofilm met steriele wattenstaafjes werd verwijderd. Water en biofilm zijn vervolgens geanalyseerd op meerdere parameters, waaronder ATP en Legionella (zie tabel 1).

Invloed van dode leidingstukjes Tijdens het onderzoek is vastgesteld dat de relatief kleine ‘dode’ leidingstukjes met een lengte van enkele centimeters, die ontstonden bij het dichtdraaien van de afsluiters rond de circulatiepomp aan het eind van een opkweekfase, verantwoordelijk waren voor een onjuist beeld van de concentratie legionellabacteriën in het getapte water. Terwijl in de onderzoeksfase bij 60°C in de biofilm al langere tijd geen legionellabacteriën meer werden aangetroffen, bevatte het getapte water nog steeds legionellabacteriën. Na demontage werd de inhoud van de dode leidingstukjes bemonsterd en geanalyseerd. Hierbij werden zeer hoge concentraties L. pneumophila vastgesteld (tot 2 x 106 kve/l). Het vermoeden ontstond dat een klein deel van de legionellabacteriën vanuit deze dode leidingstukjes in de watermonsters terecht waren gekomen, waardoor het resultaat niet meer representatief is voor het water in de bemonsterde leiding. Deze

40

H2O / 23 - 2007

De gebruikte proefleidinginstallatie met huishoudelijk tappatroon.

Schematische weergave van de proefleidinginstallatie. Het thermostatisch mengventiel is voor het onderzoek ingesteld op respectievelijk 25, 45, 55 en 60°C.

waarneming maakte het noodzakelijk om delen van het onderzoek te herhalen, waarbij na een opkweekfase consequent de dode leidingstukjes werden verwijderd. Hiertoe werden de T-stukken die de verbinding vormden naar de circulatiepomp, vervangen door een recht stuk leiding.

tappatroon leidde bij de verschillende materialen tot legionellaconcentraties in de waterfase tussen 1 x 104 en 1 x 105 kve/l. Het ATP-gehalte en de concentratie L. pneumophila in de biofilm lagen voor alle materialen in de range van 300 tot 660 pg/ cm2, respectievelijk 23.700 tot 95.500 kve/ cm2 (zie tabel 2 en 3).

Resultaten In algemene zin zijn weinig verschillen waargenomen tussen de prestaties van de verschillende materialen in dit onderzoek, met uitzondering van koper. De legionellaconcentraties in de waterfase en in de biofilm waren bij koper tijdens het gehele onderzoek lager dan bij de andere materialen, met uitzondering van de onderzoeksfase bij 37°C. Een mengwatertemperatuur van 37°C - de referentiesituatie voor het onderzoek uit 2002 - in combinatie met een huishoudelijk

In de onderzoeksfase bij een mengwatertemperatuur van 25°C in combinatie met een huishoudelijk tappatroon handhaafden zich de legionellabacteriën bij RVS, PVC-C en PE-X gedurende een periode van bijna 100 dagen, zowel in de biofilm als in de waterfase in relatief lage concentraties. Bij koper daarentegen was aan het eind van de onderzoeksperiode L. pneumophila niet meer aantoonbaar in de biofilm en de waterfase (zie tabel 3).


*thema Ook een mengwatertemperatuur van 55°C in combinatie met een huishoudelijk tappatroon leidde bij RVS, PVC-C en PE-X tot geen of slechts een zeer geringe afdoding van legionellabacteriën in de waterfase (maximaal 0,57 log-verwijdering in 18 dagen). In de koperen leidingen verdween onder deze omstandigheden L. pneumophila wel volledig. Een mengwatertemperatuur van 60°C in combinatie met een huishoudelijk tappatroon leidde ook bij RVS, PVC-C en PE-X tot een snelle, volledige eliminatie van L. pneumophila. De onderlinge verschillen tussen de materialen zijn hierbij gering (gemiddeld 2,8 log-verwijdering in zes dagen). De berekende logverwijderingen bij 55°C en 60°C tonen aan dat de legionellabacteriën in de biofilm zich in de perioden tussen de tappingen (gedeeltelijk) kunnen herstellen. De langste periode waarin niet werd getapt, bedroeg zeven uur (nachtperiode). In totaal werd dagelijks 36 minuten getapt. De langste tapping duurde 800 seconden (douchetapping). Daarnaast waren er meerdere kortere tappingen, variërend in duur van 8,5 tot 84 seconden. Overigens blijkt uit de resultaten (zie tabel 2)

dat de biofilmconcentratie op het materiaal na verloop van tijd vooral wordt bepaald door de samenstelling van het water. De verschillen in groeibevorderende eigenschappen van de materialen blijken in het toegepaste watertype dus van ondergeschikt belang. Het onderzoek is uitgevoerd met drinkwater, bereid uit anaeroob grondwater met een gehalte opgeloste organische koolstof van ongeveer 2 mg/l. De remmende werking van koper op micro-organismen in de biofilm is waarschijnlijk de oorzaak van de geringere groei van L. pneumophila bij dat materiaal, alhoewel bij een temperatuur van 37°C juist bij koper de hoogste concentraties zijn gemeten (zie tabel 3).

Conclusies Dit onderzoek bevestigt de algemeen geformuleerde eis in NEN 1006, dat in een collectieve warmwaterinstallatie een temperatuur moet worden bereikt aan de tappunten van tenminste 60°C voor het realiseren van voldoende thermische desinfectie in de leidingen van die installatie. Het type leidingmateriaal heeft dan geen invloed. Tegelijkertijd toont dit onderzoek aan dat de vergelijkbare eis van 55°C voor warm

Tabel 1: Overzicht van de verschillende fasen van het onderzoek.

variatie in watertemperatuur per fase

start (dag)

eind (dag)

114 299 452 820

298 351 556 941

fase 1: vermeerdering van L. pneumophila bij 37°C fase 2: afdoding van L. pneumophila bij 55 en 60°C fase 3: gedrag van L. pneumophila bij 25°C fase 4: afdoding van L. pneumophila bij 55 en 60°C

Tabel 2: Biofilmconcentratie op de verschillende leidingmaterialen tijdens het onderzoek en in de statische BPP-test.

tijdstip monsterneming

biofilmconcentratie in pg ATP/cm2 PE-X PVC-C RVS koper

referentie BPP-test* na eerste opkweekfase (dag 112) eind onderzoeksfase bij 37°C (dag 295) eind onderzoeksfase bij 60°C (dag 351) eind onderzoeksfase bij 25°C (dag 547) eind onderzoeksfase bij 60°C (dag 946), herhaling

520 645 460 910 1.160 7.900

260 520 660 805 800 8.000

150 180 300 755 1.400 6.000

410 170 340 360 565 3.500

* De test op biomassaproductiepotentie voor de verschillende toegepaste materialen is uitgevoerd voorafgaand aan het onderzoek volgens Europese standaard4).

Tabel 3: Legionellaconcentratie in de biofilm op de verschillende leidingmaterialen tijdens het onderzoek.

tijdstip monsterneming

na eerste opkweekfase (dag 112) eind onderzoeksfase bij 37°C (dag 295) eind onderzoeksfase bij 60°C (dag 351) eind onderzoeksfase bij 25°C (dag 547) eind tweede onderzoeksfase bij 60°C (dag 946)

L. pneumophila in kve/cm2 PE-X PVC-C RVS koper

8.900 34.000 <1 5 <0,1

12.800 27.200 <1 575 <0,1*

345 23.700 <1 980 <0,1

* In de controleleiding van PVC-C is op dag 946 nog 34 kve/cm2 aangetoond.

3 95.500 <1 <3 <0,1

platform

water in woninginstallaties waarschijnlijk leidt tot onvoldoende thermische desinfectie bij normaal huishoudelijk gebruik, zolang geen koper wordt toegepast. Voor deze kleinschalige leidingwaterinstallaties is echter geen specifiek beleid ontwikkeld op het gebied van legionellapreventie, omdat het legionellarisico van deze installaties daarvoor niet groot genoeg wordt geacht. In de afgelopen jaren zijn toch regelmatig legionellabacteriën aangetroffen in woninginstallaties, waarbij in enkele gevallen ook sprake is van een identificatie als infectiebron5). Daarom wordt aanbevolen om de norm van 55°C die via NEN 1006 en het Bouwbesluit is geïntroduceerd, voor deze categorie te wijzigen naar 60°C. Voorwaarde blijft uiteraard dat verbranding moet worden voorkomen. In koudwaterleidingen die - tijdens tappingen - werden doorstroomd met water van 25°C kon L. pneumophila zich bij alle materialen (behalve koper) weliswaar handhaven, maar er was geen sprake van een toename van de concentratie in het water en de concentratie in de biofilm bleef laag. Dit onderzoek toont verder aan dat stagnatie van water in relatief kleine ‘dode’ leidingstukjes (maximaal circa vijf maal de inwendige diameter) een bron vormt voor ‘herbesmetting’ van leidingwaterinstallaties, waardoor de doeltreffendheid van het thermisch beheersconcept wordt ondermijnd. Bovenstaande leidt tot de conclusie dat in collectieve installaties, waarin thermisch beheer voor legionellapreventie op de juiste wijze wordt toegepast, de keuze van het leidingmateriaal een ondergeschikte rol speelt. Van goed thermisch beheer is sprake als water kouder is dan 25°C of warmer dan 60°C en geen stagnatie optreedt. In die situatie is het voor installateurs dus niet nodig om te differentiëren in het gebruik van materialen voor waterleidingen. Hiermee is de onderzoeksvraag die nog resteerde uit het onderzoek van 2002, beantwoord. LITERATUUR 1) Kuiper M., B. Wullings en D. van der Kooij (2005). Legionella pneumophila groeit in biofilms uitlsuitend in protozoa. H2O nr. 7, pag. 51-53. 2) Oesterholt F., H. Veenendaal en D. van der Kooij (2007). Invloed van de watertemperatuur op de groei van Legionella in een proefleidinginstallatie met verschillende leidingmaterialen. KWR-rapport 06.110. 3) Van der Kooij D., H. Veenendaal en W. Scheffer (2003). Biofilmvorming en groei van Legionella op leidingmaterialen in een experimentele warmtapwaterinstallatie. H2O nr. 11, pag. 19-21. 4) Van der Kooij D., P. Baggelaar, H. Veenendaal, L. Moulin, C. Carfitzen, H. Albrechtsen, D. Holt en B. Hambsch (2006). Standardising the biomass production potential method for determining the enhancement of microbial growth by construction product in contact with drinking water. Interlaboratory testing. Report EC Grant Agreement nbr. SI2.403889. 5) Versteegh J., P. Brandsema, N. van der Aa, H. Dik en G. de Groot (2007). Evaluatie Legionellapreventie Waterleidingwet. RIVM-rapport 703719020.

H2O / 23 - 2007

41


Roel Knoben, Royal Haskoning Marcel van den Berg, Rijkswaterstaat Waterdienst Ton Ruigrok, Waterschap Rivierenland Niels Evers, Royal Haskoning

Nederlandse macrofaunamaatlat voor rivieren internationaal vergeleken De KRW-maatlatten voor macrofauna in natuurlijke watertypen zijn internationaal vergeleken in het verplichte intercalibratieproces. Hierbij lag de nadruk op de klassengrenzen zeer goed-goed en goed-matig. Bij deze vergelijking is gebruik gemaakt van een gemeenschappelijke maatlat, de Intercalibration Common Metric-index (ICMi). Ondanks de matige correlatie met de index bleek dat de klassengrenzen van de Nederlandse maatlat binnen de berekende en afgesproken bandbreedte van de andere landen vallen. De klassengrenzen van de Nederlandse maatlatten hoeven dus niet aangepast te worden en zijn hiermee internationaal gevalideerd. deeld worden in overeenstemming met de normatieve definities in bijlage 5 van de KRW. Om de vergelijkbaarheid tussen de klassen in de verschillende lidstaten te garanderen, spreekt de KRW in bijlage 5 over een intercalibratie-oefening. Dit omvat twee aspecten: de Europese Commissie zal het samenstellen van een register van intercalibratielocaties faciliteren en de lidstaten moeten onderling hun klassengrenzen vergelijkbaar maken en afstemmen. Dus een waterlichaam dat in Duitsland het oordeel ‘goed’ (groen) krijgt, moet aan onze kant van de grens (bij vergelijkbare omstandigheden) met de Nederlandse methode ook het oordeel ‘goed’ krijgen. Zoals al eerder in H2O betoogd, zou dat kunnen betekenen dat Nederland haar klassengrenzen zou moeten aanpassen1). Dit artikel beschrijft de resultaten van dit proces van vergelijken en harmoniseren van de klassengrenzen voor macrofauna in kleine rivieren en beken.

Watertypen De Drentse Aa (Gasterense Diep) ter hoogte van De Heest is opgenomen in het intercalibratieregister voor de klassengrens zeer goed-goed.

D

e Kaderrichtlijn Water (KRW) beoogt de ecologische kwaliteit van waterlichamen binnen de Europese Unie op vergelijkbare wijze te presenteren. De lidstaten zijn vrij om een

42

H2O / 23 - 2007

eigen beoordelingsmethode of maatlat te gebruiken, maar een vereiste is wel het oordeel uit te drukken als een getal tussen 0 en 1: de Ecologische Kwaliteits Ratio (EKR). Bovendien moet deze EKR in vijf klassen onderver-

De voorbereidingen voor de intercalibratie zijn van start gegaan in 2002. Allereerst werd duidelijk dat een goede vergelijking van nationale maatlatten alleen maar zinvol is tussen vergelijkbare watertypes binnen eenzelfde ecoregio. De KRW presenteert in bijlage 11 een kaart met ecoregio’s op basis van biogeografische verschillen voor


platform fauna2). Desondanks is door onderhandelen een grote Geografische Intercalibratie Groep (GIG) tot stand gekomen die de centraalEuropese vlakten en de Baltische staten omvat en die loopt van het noorden van Spanje tot Estland. Binnen deze GIG zijn zes gemeenschappelijke riviertypen onderscheiden, waarvan er twee in Nederland voorkomen: • RC-1: kleine laaglandrivieren, gedomineerd door zand/klei, met een stroomgebied van 10 tot 100 km2, drie tot acht meter breed en met een gemiddelde alkaliniteit. Binnen dit type passen de Nederlandse typen R5 en de snelstromende varianten R14 en R18; • RC-4: matig grote laaglandrivieren, met een gemengde geologische herkomst, zandig tot kiezel substraat, een stroomgebied van 100 tot 1000 km2 en acht tot 25 meter breed. R6 en de snelstromende variant R15 vallen binnen dit type. Als voornaamste belastingen voor macrofauna in rivieren zijn organische belasting in combinatie met voedselrijkdom en hydromorfologische aanpassingen gekozen. Aanvankelijk bestond het idee om deze belastingen apart te onderzoeken, maar in vrijwel alle betrokken landen komen ze gelijktijdig voor en zijn er maar weinig plaatsen waar slechts één enkele belasting voorkomt.

de Intercalibration Common Metric-index (ICMi), die ontwikkeld is in het onderzoeksproject AQEM/STAR4). Dit is een zogeheten multimetric-methode, waarbij zes deelmaatlatten tezamen zowel de KRW-criteria dekken (soortensamenstelling en abundantie, gevoelige soorten en diversiteit) als de belangrijkste belastingen (organische en trofische belasting en fysieke ingrepen) (zie tabel 2). De meeste maatlatten werken op het taxonomisch niveau van families en sluiten aan bij de gangbare praktijk in de meeste lidstaten. De Nederlandse praktijk en KRW-maatlat werken voornamelijk op het gedetailleerdere soortniveau. De klassengrenzen zeer goed-goed en

goed-matig van de nationale maatlat voor elke lidstaat zijn met behulp van lineaire regressie uitgedrukt in de ICMi en vervolgens vergeleken. Voor de twee klassengrenzen is een bandbreedte samengesteld met de lidstaten waarvan de regressievergelijking voldeed aan kwaliteitscriteria voor de grootte van de dataset en de correlatiecoëfficiënt (zie afbeelding 1).

Kritiek op Nederlandse referentieomstandigheden Een cruciaal punt in de intercalibratie is dat de EKR de toestand ten opzichte van de referentiesituatie dient uit te drukken. Bij de vergelijking tussen maatlatten uit verschil-

Tabel 1: Nederlandse locaties in het officiële intercalibratieregister en hun voorlopige statusaanduiding (zomer 2007)3).

intercalibratietype

grens

naam EC-register

RC-1

goed-matig

Poppelsche Leij Gulp Oude Graaf (Hugten) Swalm (Hoosterhof ) Drentse Aa/Westerdiep Puntbeek Rammelbeek Niers (Zelderheide) Boekelerbeek

sterk veranderd natuurlijk sterk veranderd natuurlijk sterk veranderd sterk veranderd sterk veranderd natuurlijk sterk veranderd

zeer goed-goed

Rovertsche Leij Selzerbeek (Partij) Keersop Gasterensche Diep Ruenbergerbeek Rodebeek (Rothenbach)

sterk veranderd sterk veranderd sterk veranderd sterk veranderd natuurlijk natuurlijk

goed-matig

Beneden Dinkel Worm (Haanrade)

natuurlijk sterk veranderd

zeer goed-goed

Boven Dinkel

sterk veranderd

status

Verzamelde data

Door vier waterbeheerders van de Pleistocene zandgronden zijn 18 beken voor deze twee gezamenlijke typen voorgedragen. Dit gebeurde aan de hand van een aantal criteria (zie tabel 1). De meetpunten in deze beken moesten in elk geval de Nederlandse visie op de klassengrenzen goed-matig of zeer goed-goed representeren. Het probleem dat zich daarbij voordeed, was dat op dat moment nog geen maatlatten ontwikkeld waren die in overeenstemming waren met de KRW-eisen. Voor het register is een selectie gemaakt van minimaal twee locaties per klassengrens op basis van extensief grondgebruik, afwezigheid van belangrijke bronnen van belasting en bovenal het kwaliteitsoordeel met bestaande beoordelingsmethoden, waaronder EBEOSWA, de saprobie-index en de K135. Ook was net voor macrofauna de ongevalideerde conceptversie van de maatlatten ter beschikking gekomen, met discrete EKR-waarden. Uiteindelijk zijn gegevens van respectievelijk bijna 400 en 500 (RC-1 en RC-4) monsters in Nederlandse beken gebruikt.

RC-4

Afb. 1: De waarden van de klassengrens matig-goed (GM) van elke lidstaat, uitgedrukt in de ICMi. De horizontale band geeft het bereik weer waarbinnen nationale klassengrenzen geaccepteerd zijn. De waarden van de lidstaten tussen de gele en rode verticale lijn voldeden aan alle kwaliteitscriteria en hebben de bandbreedte bepaald. Lidstaten buiten de bandbreedte dienen de klassengrens aan te passen.

Vergelijkingsmethode Nadat de gemeenschappelijke watertypen vastgesteld waren en elke lidstaat een gegevensset had samengesteld, was het zaak om tot overeenstemming te komen over een vergelijkingsmethode. Een heikel punt, omdat de uiteindelijke consequentie van de intercalibratie aanpassing van de eigen, nationale maatlat zou kunnen betekenen. In de meeste lidstaten was die maatlat nog niet ontwikkeld, laat staan gevalideerd. Uiteindelijk is gekozen om eerst een pilot uit te voeren met een soort onafhankelijke maatlat,

H2O / 23 - 2007

43


lende landen is het dan ook van groot belang dat dit eindpunt voor eenzelfde watertype op gelijke wijze gedefinieerd is. Pas in een laat stadium van de intercalibratie is daar aandacht voor gekomen, omdat de ICMi bij de berekening per deelmaatlat de score normaliseert voor de nationale referentiesituaties. Met behulp van een set overeengekomen criteria voor (extensief ) grondgebruik en afwezigheid van specifieke belastingen is met behulp van GIS gezocht naar referentieomstandigheden in Nederland. Hierbij zijn aanvullend ook een aantal drempelwaarden voor chemische waterkwaliteit gebruikt. Dit leverde met de hakken over de sloot slechts één beek op: de Hierdense beek. Bovenstrooms is daar echter nog sprake van een (voormalig) intensief landbouwgebied. Op basis van drempelwaarden voor kwaliteitsparameters (onder andere fosfaat en stikstof ) voldeed uiteindelijk geen enkel meetpunt in de Limnodata Neerlandica. Nederland heeft dus geen beken onder actuele referentie-omstandigheden op grond van internationaal overeengekomen criteria voor minimale menselijke belasting. Voor de berekening van de ICMi houdt dat in dat de normalisatie van de deelmaatlatten uitgevoerd is met behulp van de 75-percentielwaarde van de EKR van meetpunten in klasse ‘zeer goed’. Hierop ontstond grote kritiek en even dreigde Nederland buiten de harmonisatie gehouden te worden. Het intercalibratieproces staat ook toe dat een bilaterale vergelijking met het buurland kan plaatsvinden. Om een beter gevoel te krijgen over de referentieomstandigheden voor laaglandbeken, is dan ook in september 2006 een monstername in Duitsland uitgevoerd. In twee Duitse referentiebeken - vergelijkbaar met het Nederlandse watertype R4-R5 zijn macrofauna en fytobenthos bemonsterd. De analyses zijn uitgevoerd door Waterschap Roer en Overmaas. De macrofaunamonsters van beide beken scoorden in de klasse zeer goed (EKR 0,82-0,86 op de KRW-maatlat van R4 en 0,88-0,90 op de ICMi), wat aangeeft dat de maatlat op dat niveau een realistisch oordeel geeft. Daarnaast is de maatlat gevalideerd met het expertoordeel van nationale experts die niet bij de ontwikkeling van de maatlat betrokken waren. Uiteindelijk is de Nederlandse benadering van referentieomstandigheden internationaal geaccepteerd. Dit onderdeel blijft echter aandacht behoeven voor de eerste ronde van stroomgebiedsbeheerplannen, omdat het sterk sturend is voor de vergelijking van ambities en omdat de referentiewaarde relatief zwak is onderbouwd ten opzichte van andere landen die wel nog actuele referentieomstandigheden kennen.

Afb. 2: Relatie tussen de ICMi en Nederlandse KRW-maatlat voor macrofauna (RC-4; n = 342 monsters).

indicatief zijn voor stroming en saprobie, terwijl in de Nederlandse situatie door het laaglandkarakter de stroming veel geringer is en regulering en morfologische aantasting een grotere rol spelen dan saprobie. Voor een beperkte dataset is aangetoond dat de relatie tussen een discrete parameter voor hydromorfologische druk en de KRW-maatlat beter is dan voor de relatie tussen die parameter en de ICMi. Bovendien bestaat de indruk dat de verontreinigingsgradiënt voor saprobie beperkter is dan in andere landen.

Ondanks de beperkte toepasbaarheid van de ICMi voor de Nederlandse situatie is toch besloten zolang mogelijk mee te doen in het (verplichte) intercalibratieproces en om geen bijzondere positie in te nemen. Als gevolg van de zwakke relatie met de ICMi voldeden de Nederlandse klassengrenzen niet aan de kwaliteitscriteria voor het bepalen van de geaccepteerde bandbreedte. Niettemin bleken onze beide klassengrenzen wel binnen deze bandbreedte te vallen (zie afbeelding 1). De consequentie hiervan is

Tabel 2: Deelmaatlatten van de Intercalibration Common Metric-index.

type informatie

maatlatten type

data maatlat

index

ASPT

abundantie

log (sel EPTD+1)

abundantie

1-GOLD

aantal taxa aantal taxa

FamTaxa EPTfam

diversiteit

Shannon/ Wiener-index

verklaring

weging in ICMi

tolerantie gemiddelde score per taxon

0,33

log van de som van het aantal individuen van een geselecteerde lijst families uit de ordes Ephemeroptera, Plectoptera, Trichoptera en Diptera 1 - relatieve abundantie van Gastropoda, Oligochaeta en Diptera

0,266

aantal alle voorkomende families aantal families van ordes Ephemeroptera, Plecoptera, Trichoptera SW = -1 * ∑ (ni/N) * ln (ni/N), waarin ni = aantal individuen van taxon i en N = totaal individuen

0,176 0,083

abundantie/habitat

0,06

rijkdom en diversiteit

0,083

Resultaten vergelijking klassengrenzen Voor een dataset van circa 400 monsters verdeeld over de vijf kwaliteitsklassen is de relatie tussen onze KRW-maatlat en de ICMi onderzocht. De relatie bleek vrij zwak en toont een grote spreiding (zie afbeelding 2). Dit heeft naar ons idee te maken met de aard van de maatlatten: de ICMi legt een sterk accent op indicatoren en indices die

44

H2O / 23 - 2007

Om een eerlijke vergelijking tussen nationale maatlatten te kunnen maken, is gesteld dat elke deelmaatlat genormaliseerd (tussen 0 en 1) moet worden voor de maximale waarde van die maatlat onder referentieomstandigheden in het betreffende watertype. In het geval actuele referentiesituaties bestaan, dient daarvan de mediane waarde genomen te worden. Bij gebrek aan referenties, zoals in Nederland, is de 75-percentielwaarde van de locaties in de klasse zeer goed genomen. De ICMi is binnen Aqem gevalideerd voor een Italiaanse en een internationale dataset. De wegingsfactoren van de internationale dataset zijn daarvan overgenomen. Het eindoordeel is het gewogen gemiddelde van de zes maatlatten.


platform

Impressie van Duitse referentie voor laaglandbeek (Furlbach).

Impressie van Duitse referentie voor laaglandbeek (Rotbach).

dat Nederland de klassengrenzen niet hoeft aan te passen en dat de macrofaunamaatlat voor (natuurlijke) rivieren formeel internationaal gevalideerd is. Van een aantal andere lidstaten bleken de grenzen buiten de boot te vallen. Nu de maatlatten gevalideerd zijn, is het interessant om terug te kijken op de locaties in het intercalibratieregister. Het blijkt dat een revisie geen overbodige luxe zou zijn. Op de Rovertsche Leij bleek bij nadere bestudering een rioolwaterzuivering in BelgiĂŤ te lozen. Voor andere locaties blijkt de huidige ecologische toestand soms behoorlijk af te wijken van de opgegeven klassengrens. Voor de meeste wateren geldt echter dat deze voorlopig zijn aangewezen als sterk veranderde wateren, waardoor niet de natuurlijke maatlat maar een afgeleide maatlat met het goed ecologisch potentieel als grens tussen goed en matig van toepassing zal zijn.

Evaluatie Het intercalibratieproces duurde vijf jaar en

was lastig. De exercitie hikte aan tegen het ontbreken van nationale maatlatten, goede gegevens en vergelijkingsmethoden. Al snel kwamen de lidstaten dan ook tot het inzicht dat het verplichte tijdpad van de intercalibratie niet correspondeerde met de overige eisen van de KRW. Monitoringsgegevens kwamen immers pas na 2006 beschikbaar. Ook de beoordelingsmethode voor het bepalen van de huidige toestand hoefde pas voor het eerste stroomgebiedsbeheerplan gereed te zijn. Zoals bekend zijn de KRW-verplichtingen echter onontkoombaar. De intercalibratie moest dan ook binnen het voorgeschreven tijdpad worden uitgevoerd. Dat gebeurde voornamelijk door specialisten en afgevaardigden die - ondersteund door het EC Joint Research Center van de EC in Ispra - regelmatig in internationale workshops bij elkaar kwamen en tussendoor huiswerk meekregen. Deze groepen werken onder mandaat van de Europese waterdirecteuren. De resultaten worden formeel bezegeld door het regulerende comitĂŠ van de Kaderrichtlijn Water. Voor Nederland is het hier beschreven

onderdeel van het werk door RIZA en DG Water, en via een uitbesteding aan Royal Haskoning, tot stand gekomen. Daarnaast is een klankbordgroep met waterbeheerders die meetpunten voor het register hebben geleverd, enkele keren bij elkaar geweest om de stand van zaken door te spreken. Het laatste jaar van de intercalibratie heeft ook Waterschap Rivierenland namens de Unie van Waterschappen deelgenomen aan de workshops, omdat de beleidsmatige consequenties belangrijk zouden kunnen worden. LITERATUUR 1) Van den Berg M en P. Latour (2005). Mogelijk strengere biologische normen door intercalibratie vanwege de KRW. H2O nr. 25/26, pag. 40-42. 2) Illies (1967). Limnofauna Europaea. 3) Europese Commissie (2005). Beschikking tot vaststelling van een register van locaties die deel zullen uitmaken van het intercalibratienet overeenkomstig Richtlijn 2000/60/EG van het Europees Parlement en de Raad, kennisgeving geschied onder nummer C(2005) 3140; (2005/646/ EG). 4) www.aqem.de; www.eu-star.at.

advertentie

6OLEKRRJWH HQ WURHEHOKHLG HIIOXHQW 9DQDI KHGHQGH]H WZHH EHODQJULMNH SDUDPHWHUV LQ ppQ VHQVRU • &RQWLQXH PHWLQJ YDQ EHLGH SDUDPHWHUV PDDNW HHQ RSWLPDOH VWXULQJ PRJHOLMN • 'H WURHEHOKHLGVPHWLQJ ]LHW GLUHFW YHUVWRULQJHQ LQ KHW EH]LQNLQJVSURFHV • %HLGH SDUDPHWHUV ]LMQ GH EDVLV YRRU HHQ EHWURXZEDUH DISRPSUHJHOLQJ

'H]H VHQVRU FRPELQHHUW EHZH]HQ XOWUDVRQH VOLEKRRJWH PHHWWHFKQLHN PHW HHQ EHWURXZEDUH ° LQIUDURRG WURHEHOKHLGVPHWLQJ +HW UHVXOWDDW LV RSWLPDOH FRQWUROH YDQ XZ EH]LQNHUV YRRU HHQ YHUUDVVHQG ODJH SULMV 7HOHIRRQ 7HOHID[ ( PDLO LQIR#LQYHQ QO :HEVLWH ZZZ LQYHQ QO

H2O / 23 - 2007

45


Marcel van den Berg, Rijkswaterstaat Waterdienst Paul Latour, Rijkswaterstaat Waterdienst Diederik van der Molen, Rijkswaterstaat Waterdienst Bob Dekker, Directoraat Generaal Water

Gevolgen Europese intercalibratie voor Nederland beperkt De Kaderrichtlijn Water schrijft voor dat normen voor de biologische toestand voor oppervlaktewateren vergelijkbaar zijn in de Europese lidstaten. De ‘goede toestand’ voor bijvoorbeeld waterplanten in Frankrijk moet vergelijkbaar zijn met de ‘goede toestand’ in een vergelijkbaar water in Nederland of Duitsland. De vergelijking is uitgevoerd voor onder andere algen (fytoplankton), waterplanten (macrofyten en fytobenthos) en macrofauna in rivieren, meren, kust- of overgangswateren. De resultaten van deze Europese intercalibratie zijn nu voor het stroomgebiedbeheersplan 2009 bekend. In een aantal gevallen moet de Nederlandse doelstelling voor natuurlijke wateren iets strenger worden, soms mag het iets minder streng en vaak is de goede ecologische toestand vergelijkbaar met andere landen en is dus geen aanpassing nodig. Al met al kan Nederland tevreden zijn met de uitkomsten. voor de goede toestand. Onder de paraplu van de gemeenschappelijk implementatiestrategie (CIS) zijn Europese waterexperts in verschillende geografische regio’s voor meren, rivieren, kust- en overgangswateren aan het werk geweest om deze klus te klaren. Nederland heeft deelgenomen in de centraal-Europese regio voor meren en rivieren en in de noordoostelijke Atlantische regio voor de kust- en overgangswateren. De organisatiestructuur en de algemene methoden zijn eerder beschreven4). In dit artikel zal worden ingegaan op meer gedetailleerde deelresultaten van de harmonisatie voor de verschillende soortgroepen.

Verschillen in methoden

Overleg met argumenten met inhoudelijke basis zijn belangrijk voor het tot stand komen van internationale vergelijking en harmonisatie (foto: Herman van Dam).

H

et bereiken van ‘de goede toestand’ voor oppervlaktewateren houdt voor de ecologie in dat een ‘lichte afwijking’ van een vrijwel onverstoorde toestand, ook wel referentie, wordt geaccepteerd. Lidstaten mogen deze ‘lichte afwijking’, rekening houdend met

46

H2O / 23 - 2007

de beschrijving in de KRW, zelf getalsmatig definiëren. Voor Nederland is dit beschreven in de documenten Referenties en conceptmaatlatten3). In de richtlijn is echter wel afgesproken dat lidstaten vergelijkbare beoordelingsresultaten moeten hebben

Voor de KRW moeten alle lidstaten maatlatten ontwikkelen om de biologische kwaliteit van het water te bepalen. De maatlat moet vijf klassen beschrijven van ecologische kwaliteit (inclusief de klasse ‘goed’) en moet een getal produceren tussen 0 en 1, waarbij de 1 staat voor de hoogste kwaliteit ook wel referentiewaarde genoemd, en de 0 voor een slechte kwaliteit. De intercalibratie is er met name op gericht om te zorgen dat de grens tussen de klasse ‘matig’ en de klasse ‘goed’, en die tussen ‘goed’ en ‘zeer goed’ een vergelijkbaar ecologisch


platform rivieren is de beoordeling van fytobenthos ongeveer een klasse strenger geworden. Uit nationale toepassingen bleek al eerder dat de uitkomsten een te positief beeld schetsten in vergelijking met beoordelingen van andere soortgroepen en expertkennis. Voor kustwateren is de oorspronkelijke deelmaatlat voor wieren verwijderd, omdat de systematiek te veel afweek van die in andere landen. Macrofauna

De beoordeling voor deze groep blijkt voor rivieren goed te vergelijken met andere landen en behoeft dus geen aanpassing. Voor de kustwateren is een nieuwe aanpak voorgesteld als gevolg van de vergelijking. Deze geeft een beter oordeel, zonder dat de resultaten voor de huidige toestand er systematisch door wijzigen. Vissen De Nederlandse maatlat voor waterplantensamenstelling in meren is soepeler geworden en is nu beter te vergelijken met andere Europese landen (foto: John van Schie).

niveau weerspiegelt voor dezelfde type wateren. Ondanks deze eisen om vergelijkbaarheid te bevorderen kunnen beoordelingsmethoden van lidstaten toch verschillen in de manier van meten, analyseren, rapporteren en in hun informatiebehoefte. Deze verschillen maken het onderling vergelijken niet tot een gemakkelijke opgave. Voor sommige parameters zijn de problemen relatief klein, omdat voor bemonstering en analyse Europese standaarden (CEN) bestaan die door alle lidstaten al enige tijd toegepast worden. Dit is het geval voor fytobenthos (microscopische algen op bijvoorbeeld riet of stenen) in rivieren. Voor macrofauna in rivieren bestaan weliswaar ook Europese standaarden, maar deze standaarden worden niet door alle lidstaten gebruikt en tussen landen blijken grote verschillen in meet- en analysemethoden te bestaan. Alleen voor de hoeveelheid algen werd een direct te vergelijken maat gebruikt, namelijk de concentratie chlorofyl-a. De verschillen in de uitgangsposities van gegevens en nationale beoordelingen hebben geleid tot de noodzaak tot verschillen in de aanpak van vergelijken en harmoniseren.

Resultaten Voor rivieren, meren en kustwateren zijn in alle geografische regio’s voor de meeste biologische groepen resultaten behaald. De

resultaten van de geografische regio’s waarin Nederland participeert, zijn weergegeven in tabel 1. Voor overgangswateren zijn formeel geen resultaten behaald. Per biologische groep zijn de resultaten hieronder beschreven. De resultaten staan in detail in technische documenten die geen juridische status hebben. Een samenvatting uit de technische documenten zal juridisch bindend worden vastgelegd in een besluit van de Europese Commissie (intercalibratiebesluit). Algen

Bij dit kwaliteitselement is de hoeveelheid uitgedrukt in chlorofyl geharmoniseerd. De nationale waarden voor meren, kustwateren worden iets aangescherpt, maar blijven ten opzichte van omringende landen nog steeds aan de hoge kant. Voor overgangsen kustwateren is ook de norm voor het optreden van de bloei van Phaeocystis iets strenger geworden. Voor meren heeft de bloeienmaatlat de toets der kritiek doorstaan. Met deze maatlat kunnen andere methoden die algensamenstelling beoordelen, goed vergeleken worden. Waterplanten

De norm voor waterplanten in meren is ongeveer 15 procent soepeler geworden. Voor rivieren is nog geen definitief resultaat geboekt, omdat de methoden van verschillende landen teveel van elkaar verschillen. Bij

Tabel 1: Overzicht van de resultaten van intercalibratie van toepassing voor het eerstvolgend stroomgebiedbeheersplan voor de eco-regio’s waarin Nederland valt. Grijs: niet van toepassing. Oranje: werk verricht maar geen officieel resultaat. Rood: geen werk verricht. Groen: werk verricht en deelresultaten beschikbaar. Blauw: werk verricht en volledig resultaat beschikbaar.

Algen (fytoplankton)

Rivieren Meren Kustwateren Overgangswateren

Waterplanten (macrofyten en fytobenthos)

Macrofuna

Vissen

De intercalibratie is voor deze soortgroep is pas recent begonnen. Op basis van een eerste afstemming is bij rivieren een deelmaatlat over de leeftijdsopbouw verwijderd. Overige uitkomsten hebben voor 2009 geen invloed op de maatlatten.

Niet zonder slag of stoot In het buitenland zijn de referentiewateren als een belangrijk ankerpunt voor de goede toestand gebruikt. Nederland bevindt zich in een lastige positie, omdat het als enige van alle Europese landen meestal niet over referentiewateren beschikt. Nederland heeft daarom gebruik moeten maken van alternatieve manieren voor het bepalen van de referenties, zoals buitenlandse referentiewateren, historische gegevens en expertbeoordeling. Bij rivieren en kustwateren heeft de acceptatie van deze Nederlandse alternatieve aanpak veel inspanning en overtuigingskracht gekost van experts. Ook heeft Nederland met succes gepleit voor een zekere interpretatieruimte bij de definitie van ‘vergelijkbaarheid van klassengrenzen’ om te voorkomen dat de grenzen exact hetzelfde moeten zijn. Beoordelingsmethoden worden nu als vergelijkbaar bestempeld als het verschil tussen de klassengrenzen binnen een bandbreedte van maximaal tien procent van de gehele maatlat (van ‘dood’ water tot referentie) valt.

Rol register onduidelijk In 2005 is door de Europese Commissie een register gepubliceerd met locaties die volgens de toenmalige beoordeling van de lidstaten representatief zijn voor hetzij de grens tussen ‘matig’ en ‘goed’, hetzij voor de grens tussen ‘goed’ en ‘zeer goed’1)). Nederland heeft 45 locaties voor opname in het register aangemeld: 18 in rivieren, 21 in meren en zes in overgangs- of kustwateren. Vooralsnog vormt het register een belangrijke officiële publicatie die echter door het werk van de afgelopen twee jaar is achterhaald. De intercalibratie zou uitgevoerd worden door informatie over de wateren uit het register onderling te vergelijken. In werkelijkheid heeft het register slechts een marginale rol gespeeld bij de intercalibratie. Beoordelingsmethoden zijn aangepast,

H2O / 23 - 2007

47


maar ook de gebruikte informatie voor de selectie van de wateren bleek incompleet of verouderd. Uiteindelijk is gebruik gemaakt van veel meer beschikbare gegevens om tot een betrouwbaarder vergelijking tussen de beoordelingsmethoden van lidstaten te kunnen komen. Een aanpassing van het register aan de huidige kennis over ecologische beoordelingen zou gewenst zijn. De Europese Commissie heeft dit overigens onderkend. Ze heeft echter aangegeven dat het aannemen van het intercalibratiebesluit, waarin de waarden van nationale beoordelingssystemen voor de goede ecologische toestand juridisch bindend worden vastgelegd, een hogere prioriteit krijgt dan het aanpassen van het register.

Bekrachtiging in besluit In het voorjaar van 2008 zal het regelgevend comité van de Kaderrichtlijn Water (zie artikel 21) de hier gepresenteerde resultaten naar verwachting bekrachtigen. Dit comité bestaat uit vertegenwoordigers van alle lidstaten en staat onder voorzitterschap van de Europese Commissie. Het comité zal een advies uitbrengen ten behoeve van een besluit van de Commissie over de intercalibratieresultaten. Vervolgens zal op grond

van een recent aangenomen resolutie ook instemming van het Europees Parlement nodig zijn, waarna de resultaten in het officiële blad van de Europese Gemeenschappen gepubliceerd gaan worden.

Eerste stap gemaakt Een eerste en belangrijke stap naar Europese geharmoniseerde doelstellingen voor de biologische waterkwaliteit van natuurlijke wateren is gezet. Hoewel veranderingen in onze maatlatten soms nodig waren, zijn gemiddeld genomen de veranderingen neutraal qua afstand ten opzichte van de referentie. Bovendien heeft Nederland veel hydromorfologische sterk gewijzigde wateren, waardoor de doelstelling van natuurlijke wateren niet altijd nagestreefd hoeft te worden. De Europese koepelorganisatie voor milieuorganisaties heeft op uitnodiging van de Commissie een oordeel gegeven over een deel van het werk2)). Hierin klinken zowel positieve als kritische geluiden door. Het proces kent in elk geval nog gaten, omdat een aantal van de definities van kwaliteitselementen niet compleet zijn en sommige biologische groepen (vis) of water categorieën (overgangswateren tussen zoet en zout) nog ontbreken (tabel 1). Naar

advertentie

. }{ y } y } }

) { } { }| } )& { }| } } | }z

y } } } } } y { | | } }

z y |z} | } } y |yy | } } y }} } yy |} }

} zyy } } }{ { } } }

. y |yy | ) )& } z } }} z} zyy } |yy |

} y } } { }} } } |} } y } } } } } } } |}

) } )& } } } } y } } }z} y } } } } y

}} |y ðë

48 |~ H2O / 23 - 2007

verwachting zal de intercalibratie voortgezet worden, maar de nieuwe resultaten zijn pas van toepassing voor het volgende stroomgebiedbeheersplan (2015). Dit biedt de kans voor Nederland en de andere lidstaten om de huidige maatlatten te verbeteren of te optimaliseren. De nu behaalde resultaten worden nu verwerkt in de nationale maatlatten voor natuurlijke wateren in de verwachting dat de resultaten definitief zullen worden vastgesteld door het Europees Parlement en de Europese Commissie. LITERATUUR 1) Europese Commissie (2005). Beschikking tot vaststelling van een register van locaties die deel zullen uitmaken van het intercalibratienet overeenkomstig Richtlijn 2000/60/EG (PB L 243 van 19.9.2005). 2) European Environmental Bureau (2006). NGO Technical Review of the Water Framework Directive Intercalibration Process. 3) Van der Molen D. en R. Pot (red.) (2007). Referenties en concept-maatlatten voor de Kaderrichtlijn water, deel meren, rivieren en kust- en overgangswateren. 4) Van den Berg M. en P. Latour (2005). Mogelijk strengere biologische normen door intercalibratie vanwege KRW. H2O nr. 25/26, pag. 40-42.


platform

Alex van der Helm, DHV / TU Delft

Integrale modellering van ozonisatie voor optimalisatie drinkwaterbereiding In Nederland zijn drinkwaterzuiveringen robuust en vaak overgedimensioneerd, waardoor ze minder gevoelig zijn voor wisselingen in debiet en de kwaliteit van het influent. De prestatie van de gehele zuivering is gebaseerd op de prestaties van de deelprocessen met voorafgestelde grenzen aan de procescondities. Verbeteringen in de bedrijfsvoering zijn gewoonlijk gericht op optimalisatie van deze deelprocessen, gebaseerd op vuistregels, kennis van bedrijfsvoerders en ervaring. Een integrale aanpak van de gehele zuivering leidt tot een meer efficiënte bedrijfsvoering. Een integraal model van een drinkwaterzuivering kan gebruikt worden ter ondersteuning van de bedrijfsvoering én voor procesbesturing. Dit leidt tot verbetering van de bedrijfsvoering van een drinkwaterzuivering en tot maximaal gebruik van de bestaande installaties, waardoor nieuwe investeringen kunnen worden uitgesteld.

O

m een integrale optimalisatie van de bedrijfsvoering van een drinkwaterzuivering uit te voeren, dienen expliciete doelen voor de bedrijfsvoering geïdentificeerd en gedefinieerd te worden. Drie mogelijke doelen zijn beoordeeld: waterkwaliteit, milieubelasting en kosten. De voorzuivering Loenderveen en drinkwaterzuivering Weesperkarspel van Waternet, het waterbedrijf voor Amsterdam en 25 omliggende gemeenten, zijn gebruikt als voorbeeld. De realiseerbare verlaging van de milieubelasting in vergelijking met andere activiteiten, zoals autorijden, en de kosten van de productie van drinkwater in Loenderveen en Weesperkarspel bleken klein te zijn. Een verlaging van de milieubelasting met tien procent door veranderingen in de bedrijfsvoering staat gelijk aan drie kilometer minder autorijden per consument per jaar. De operationele kosten van drinkwaterproductie vormen minder dan tien procent van de totale kosten van drinkwater inclusief distributie, afschrijving, belastingen, salarissen van kantoorpersoneel, etc. Als op deze operationele kosten tien procent bespaard kan worden door veranderingen in de bedrijfsvoering, resulteert dat in minder dan één procent verlaging van de kosten voor de consument. Deze effecten zijn relatief klein in vergelijking met de stijging van de milieubelasting en de

kosten voor de maatschappij, wanneer meer flessenwater gedronken zou gaan worden, als gevolg van onvoldoende (vertrouwen in de) kwaliteit van het kraanwater. Overheden en waterleidingbedrijven moeten zich richten op een onberispelijke kwaliteit van kraanwater. Een betrouwbaar, gezond en milieuvriendelijk imago van kraanwater is en blijft noodzakelijk om op zijn minst de stijging van het gebruik van flessenwater te stoppen. De verbetering van de waterkwaliteit moet dus het doel vormen voor integrale optimalisatie van de bedrijfsvoering en niet a-priori de verlaging van de milieubelasting of de kosten.

Alex van der Helm verdedigt zijn proefschrift op 3 december aan de TU Delft. Het proefschrift is getiteld ‘Integrated modeling of ozonation for optimization of drinking water treatment’. In dit artikel wordt een overzicht gegeven van het onderzoek, dat onderdeel uitmaakt van het project Promicit: een samenwerkingsverband van Waternet, TU Delft, DHV en ABB. Het project wordt gefinancierd door SenterNovem.

Modellering van ozonisatie Uit het onderzoek naar de doelen voor optimalisatie van de bedrijfsvoering van Weesperkarspel, bleek de ozonisatie een sleutelrol te vervullen in de zuivering. Om deze reden is de integrale modellering in dit onderzoek gericht op ozonisatie, waarbij assimileerbaar organisch koolstof (AOC), bromaat en de CT-waarde (maat voor blootstelling aan ozon) de belangrijkste parameters zijn. Voor de ontwikkeling en kalibratie van een model dat deze parameters beschrijft, zijn experimenten uitgevoerd in verschillende proefinstallaties, zowel op testbankschaal als op proefinstallatieschaal, met water van verschillende locaties. Het model is gekalibreerd en gevalideerd voor een breed toepassingsgebied door

gebruik te maken van verschillende opstellingen. Hierin is ozon gedoseerd in opgeloste vorm en met conventionele bellenkolommen. Daarnaast is contacttijd tussen ozon in water gecreëerd in een leiding met een propstroomkarakteristiek en in een reactor met de karakteristiek van een volledig gemend vat (zie afbeelding 1). Dit resulteerde in een integraal model voor ozon dat in staat is om voor verschillende hydraulische condities de ozonafbraak, de CT-waarde, E. coli-inactivatie, de afname van UV-absorptie bij 254 nm, de toename van de AOC-concentratie en bromaatvorming te voorspellen. Afbeelding 2 geeft een voorbeeld van de door het model berekende waarden en de gemeten waarden van een experiment dat is uitgevoerd in

H2O / 23 - 2007

49


Afb. 1: Experimentele opstelling met opgelost ozondosering waarbij contacttijd tussen ozon en water wordt gerealiseerd in een leiding en in een vat.

Afb. 2: Gemeten en berekende waarden voor ozon in water, bromaat, UVA254, AOC, E. coli en CT-waarde.

de proefinstallatie uit afbeelding 1. Te zien zijn de verschillen in de tijdschalen van de verschillende processen die optreden tijdens ozonisatie. De E. coli-inactivatie is in deze installatie na vijf seconden al vier logeenheden. Het overgrote deel van de snelle ozonconsumptie is geëindigd na ongeveer 20 seconden en de bromaatvorming stopt na ongeveer 700 seconden. Het stoppen van de snelle ozonconsumptie volgt uit de ozonconcentratie in water en aan de afname van UVA254. Deze stopt na ongeveer 20 seconden. De snelle ozonconsumptie wordt voornamelijk veroorzaakt door de directe reactie van ozon met de dubbele bindingen in aromatische verbindingen die voorkomen in natuurlijk organisch materiaal in het water. Dit gaat gepaard met een afname in de UVA254. Dit is een maat voor het aantal dubbele bindingen in het water. Om deze reden is in het model de snelle ozonconsumptie gerelateerd aan de daling van de

50

H2O / 23 - 2007

UVA254. Op basis van de modelberekening kan de CT-waarde nauwkeurig worden berekend. In het experiment in afbeelding 2 is de CT-waarde gelijk aan 1,65 (mg O3/l)*min.

Bedrijfsvoeringstrategieën Het model is gebruikt voor het evalueren van de huidige bedrijfsvoeringstrategie van de ozonpraktijkinstallatie van Weesperkarspel en voor het testen en beoordelen van een alternatieve bedrijfsvoering voor ondersteuning en procesbesturing van de ozoninstallatie. Afbeelding 3 (boven) geeft de bedrijfsvoering weer die tot voor kort op Weesperkarspel werd gehanteerd, waarbij de ozondosering 1,7 mg/l is bij een watertemperatuur boven de 12°C en anders 2,2 mg/l. Voor iedere maand is op basis van de gemiddelde watertemperatuur de bromaatconcentratie, de AOC-concentratie en de CT-waarde berekend. Hetzelfde is gedaan voor de bedrijfsvoeringstrategie, waarbij de

ozondosering is bepaald aan de hand van een setpoint voor de inactivatie van Giardia. Als voorbeeld is in afbeelding 3 (onder) een 2 loginactivatie van Giardia gekozen. Met behulp van een tabel van USEPA, die de relatie tussen CT-waarde en inactivatie weergeeft voor verschillende temperaturen, is de benodigde CT-waarde bepaald voor de verschillende maanden. In afbeelding 3 (onder) is te zien dat voor deze bedrijfsvoeringstrategie de ozondosering in de warme maanden omhoog moet in plaats van omlaag. Dit zal wel leiden tot hogere AOC-concentraties in de warme maanden. De bromaatconcentratie komt niet boven de 1 μg/l. Indien de hogere AOC-concentraties niet acceptabel zijn, kunnen met het model scenarioberekeningen worden uitgevoerd, waarin bijvoorbeeld het effect van DOC-verwijdering vóór ozonisatie wordt geëvalueerd. Het model is een hulpmiddel dat de consequenties zichtbaar maakt van veran-


platform

Afb. 3: Bedrijfsvoeringstrategieën: vaste ozondosering, twee setpoints afhankelijk van watertemperatuur (boven), 2 loginactivatie voor Giardia (onder).

Afb. 4: Snelle ozonconsumptie in de eerste 20 seconden contacttijd tussen ozon en water, gemeten waarden en berekende waarden op basis van een diffusielimitatiemodel.

deringen in de bedrijfsvoering. Het geeft waterleidingbedrijven de mogelijkheid om meer objectieve keuzes te maken voor de stuurparameters en is daarom een waardevol gereedschap voor het beheersen van de balans tussen desinfectie, AOC-vorming en bromaatvorming.

Opgelost ozon-propstroomreactor Met het experimenteel onderzoek en de modelstudies is het belang van goede hydraulische condities aangetoond. De desinfectiecapaciteit voor het ozongevoelige organisme E. coli blijkt drie tot vijf keer groter te zijn in een propstroomreactor dan in een volledig gemengd vat. Voor een efficiënte desinfectie is het van belang dat het gedoseerde ozon zo snel mogelijk volledig gemengd wordt over de te behandelen waterstroom, om te voorkomen dat delen van de waterstroom een ozon-

concentratie hebben die lager is dan de gemiddelde concentratie. Dit geldt voornamelijk wanneer relatief lage ozonconcentraties worden toegepast, zoals bij Waternet. Het concept van de opgelost ozon-propstroomreactor (dissolved ozone plug flow reactor of DOPFR), ontwikkeld tijdens dit onderzoek, richt zich op deze twee punten. In de DOPFR wordt ozon opgelost in een voorbehandelde deelstroom die vlak voor een statische menger aan de hoofdstroom wordt toegevoegd. Twee waterstromen mengen veel beter en sneller dan een gas- en een waterstroom. Op deze wijze kan het gedoseerde ozon door middel van de statische menger vrijwel instantaan gemengd worden met de totale waterstroom. Vervolgens wordt contacttijd gerealiseerd in een leiding met een propstroomkarakteristiek. Uit proefonderzoek in bellenkolommen op proefinstallatieschaal met relatief goede hydraulische eigenschappen

bleek dat grote kortsluitstromen op kunnen treden in de bellenkolommen. Gezien het belang van de hydraulische condities dient de toepassing en het ontwerp van conventionele bellenkolominstallaties in heroverweging genomen te worden.

Effect samenstelling en verwijdering van NOM Natuurlijk organisch materiaal heeft een grote invloed op de processen die optreden tijdens ozonisatie en is daarom een belangrijke parameter voor de efficiëntie van ozonisatie en voor de integrale modellering van ozonisatie. In de DOPFR was het mogelijk om ozonconcentraties te meten vanaf één à twee seconden verblijftijd. Dit gaf de mogelijkheid om de snelle ozonconsumptie te bepalen die optreedt door de reactie tussen ozon en NOM vanaf het moment dat ozon in het water aanwezig is. Uit de modellering bleek dat de snelheid van snelle ozonconsumptie in de

H2O / 23 - 2007

51


Afb. 5: Effect van ozonisatie op de samenstelling van NOM.

eerste 20 seconden contacttijd de kinetiek van diffusielimitatie volgt: 1 dc03 = -k c —— —— 03DL 03 dt 2√t

0 ≤ t ≤ tDL

waarin cO3 de concentratie van ozon in water (mg-O3/l) is, t de tijd (s), kO3DL de diffusie gelimiteerde snelheidsconstante voor snelle ozonconsumptie (1/√s) en tDL de duur van de diffusielimitatie (s). Dit is geïllustreerd in afbeelding 4, waarin de snelle ozonconsumptie is weergegeven in de eerste 20 seconden contacttijd tussen ozon en water met een concentratie opgelost organisch koolstof (DOC) van ongeveer 2 mg/l. NOM bestaat uit een grote verscheidenheid aan organisch materiaal en kan worden gekarakteriseerd door onder andere de molecuulgrootte. De effecten van de samenstelling van NOM en de verwijdering van NOM op de vorming van AOC, de vorming van bromaat en de CT-waarde zijn onderzocht. Met deze resultaten kan de hoeveelheid en het specifieke deel van NOM worden bepaald dat moet worden verwijderd om de efficiëntie van ozonisatie te verbeteren. Hiervoor is water van de productielocaties Leiduin en Weesperkarspel van Waternet, met verschillende

52

H2O / 23 - 2007

gehalten aan DOC, onderzocht. Tevens zijn experimenten uitgevoerd waarbij de DOC-concentratie van water uit Weesperkarspel is verlaagd met behulp van ionenwisseling of met actieve koolfiltratie. De resulterende vier watertypen zijn onderzocht in een bellenkolomproefinstallatie en in een testbank DOPFR. In afbeelding 5 is het effect van ozonisatie op de samenstelling van NOM weergegeven. Met behulp van een chromatografische techniek die moleculen op grootte scheidt in combinatie met online DOC-detectie en UVA254-detectie zijn de verschillende NOM-fracties bepaald. Hiermee is de SUVA (het quotiënt van de UVA254 en de DOC-concentratie) van de verschillende fracties berekend om de reactiviteit van de fracties met ozon te onderzoeken. De NOM-fracties in afbeelding 5 zijn de humuszuren met een moleculair gewicht van ongeveer 1000 g/mol, de bouwstenen met een moleculair gewicht van 300-500 g/mol en de kleine zuren. Door ozonisatie worden dubbele bindingen in grotere moleculen in de humuszuren en de bouwstenen aangevallen waarbij onder andere kleine zuren worden gevormd. Met deze methode kan het effect van ozonisatie op NOM-fracties worden onderzocht. Uit de experimenten kan de conclusie getrokken worden dat voor dezelfde

ozondoseringen de CT-waarde hoger is bij NOM-verwijdering door ionenwisseling of actieve koolfiltratie dan voor de situatie waarbij geen NOM wordt verwijderd. Een andere conclusie luidt dat de efficiëntie van ozonisatie sterker verbetert door de verwijdering van humuszuren uit NOM dan door verwijdering van de bouwstenen, omdat dit leidde tot minder AOC-vorming en minder bromaatvorming. Ionenwisseling wordt dus verkozen boven actieve koolfiltratie voor NOM-verwijdering voorafgaand aan ozonisatie, omdat de geteste ionenwisselaar meer humuszuren verwijderde.

Conclusie Tijdens dit onderzoek blijkt integrale modellering de drijvende kracht voor optimalisatie van de bedrijfsvoering gebaseerd op expliciete doelen (bedrijfsvoeringstrategieën), voor nieuwe ontwikkelingen in ontwerp (DOPFR) en voor het onderzoeken van veranderingen in het concept van een drinkwaterzuiveringsinstallatie (NOM-verwijdering). In het algemeen kan gesteld worden dat voor het modelleren van een proces, dat proces begrepen moet worden. Modellering leidt dan tot het vergroten, het toepassen en het vastleggen van kennis.


Zit uw netwerk al op slot?

Met de Security Services van ABB is uw systeem goed beveiligd! Is uw procesautomatisering ook steeds meer geïntegreerd in andere bedrijfssystemen met gebruik van internetfaciliteiten? Zijn er wachtdiensten en thuiswerkers die vanaf een vreemde locatie uw installatie benaderen? Dan kunnen onze systeemconsultants u uitstekend van dienst zijn met een ontwerp voor een ‘secure’ automatiseringssysteem. Dit betreft zowel informatie-integriteit en -beheer als beschikbaarheid en functionaliteit van het systeem. Daarbij komen aspecten aan bod als personeel, toegangscontrole, administratie en onderhoud, compliancy, fysieke security en de organisatie van het geheel. Uiteindelijk implementeert onze Service het veiligheidsontwerp en kan dit ook voor u onderhouden. Neem voor een verkennend gesprek contact met ons op.

ABB b.v. Mon Plaisir 40 4879 AN Etten-Leur Tel. +31 (0)76 5086200 E-mail automation.services@nl.abb.com Website www.abb.nl


agenda 3 december, Delft Integrated modelling of ozonation for optimization of drinking water treatment verdediging door Alex van der Helm van zijn proefschrift ‘Integrated modelling of ozonation for optimization of drinking water treatment’. Organisatie: TU Delft. Informatie: www.tudelft.nl.

11 december, Enschede Twente Water Centre middagsymposium ter gelegenheid van de formele start van het Twente Water Centre, een expertisecentrum op het gebied van watersystemen en bestuur, met zowel aandacht voor de kennis in de technische en natuurwetenschappen als die uit de sociale en bestuurswetenschappen. Vier mensen uit de Nederlandse watersector (Mark Dierikx, Arie Kraaijeveld, Johan van de Gronden en Huib de Vriend) geven hun toekomstvisie op de grote watervraagstukken en geven aan welke onderzoeksvragen hier in Nederland gesteld zouden moeten worden. Na afloop discussie met enkele hoogleraren. Informatie: Joke Meijer-Lentelink (053) 489 43 20 of water@utwente.nl .

13 december, Groenekan Eutrofiëring: oplossing in zicht? tweede bijeenkomst van een drieluik over de stand van zaken op beleids- en onderzoeksniveau ten aanzien van de Kaderrichtlijn Water. Na de emissies (op 20 november) staat nu eutrofiëring centraal oftewel de waterkwaliteit van meren, plassen en regionale wateren en de (ecologische) systeemanalyse. Organisatie: Ministerie van Verkeer en Waterstaat en STOWA. Informatie: Ans Riechelmann (0320) 29 85 84.

19 december, Nieuwegein Kwaliteitsborging van waterbehandelingschemicaliën workshop waarop de ‘Kwaliteitsrichtlijn voor chemicaliën voor de bereiding van drinkwater’ wordt gepresenteerd en bediscussieerd. In deze richtlijn worden de eisen, borging, controle en corrigerende maatregelen in de gehele keten van productieproces tot en met het uiteindelijke gebruik van chemicaliën in het zuiveringsproces beschreven. Organisatie: Productgroep Kiwa-ATA van Kiwa Certificatie en Keuringen. Informatie: Marion Brakeboer (070) 414 45 46.

19-20 december, Apeldoorn Stedelijk water: op de juiste koers of roeien tegen de stroom in? congres over de aanpak van vraagstukken met betrekking tot stedelijk water. Organisatie: Studiecentrum voor Bedrijf en Overheid. Informatie: (040) 297 49 80.

2008

11 januari, Delft Vakantiecursus in Drinkwatervoorziening en Vakantiecursus in Riolering & Afvalwaterbehandeling jaarlijkse nieuwjaarsreceptie van de Nederlandse watersector met de stand van zaken op het gebied van zowel drinkwater als afvalwater en riolering. Organisatie: TU Delft. Informatie: (015) 278 33 47.

24 januari, Nieuwegein Legionella: meten, weten en bestrijden nieuwjaarsbijeenkomst van de Stichting Kennisuitwisseling Industriële Watertechnologie over de ontwikkelingen rond de wijze van analyseren van Legionella, met aandacht voor de nieuwe specifieke kweekmethode voor L. pneumophila en de werking van de lab-on-a-chip. Informatie: (030) 606 94 44.

7 maart, Bussum Inspecties waterkeringen jaarlijkse bijeenkomst met de stand van zaken rond inspecties van waterkeringen en als rode draad deze keer de samenwerking tussen de betrokken partijen: beheerders, kennisinstellingen en bedrijven. Organisatie: STOWA en Rijkswaterstaat Waterdienst. Informatie: Wouter Zomer (0570) 64 58 11.

18-20 maart, Gorinchem Aqua Nederland tweede editie van de vakbeurs voor de Nederlandse watersector. Organisatie: Aqua Nederland en Evenementenhal Gorinchem. Informatie: (0183) 68 06 80.

13-15 mei, Amsterdam Informatie-uitwisseling bij hoogwater, een Europese aanpak internationale slotconferentie van het NOAHproject, dat in 2004 begon om de Europese samenwerking en informatie-uitwisseling bij dreigende overstromingen te verbeteren. Organisatie: STOWA. Informatie: Ludolph Wentholt (030) 232 11 99.

15 mei, Amersfoort Industrieel watermanagement nu en in de toekomst tweejaarlijks symposium voor industriële watergebruikers met als thema technische innovaties en regelgeving en de uitreiking van de Young Professional Water Award. Organisatie: Stichting Kennisuitwisseling Industriële Watertechnologie. Informatie: (030) 606 94 44.

19-21 mei, Wageningen Sanitation challenge IWA-congres over nieuwe vormen van sanitaire voorzieningen, met zowel aandacht voor de techniek als het beleid en praktijkervaringen.

54

H2O / 23 - 2007

Organisatie: Leerstoelgroep Milieubeleid en het subdepartement Milieutechnologie van Wageningen Universiteit, LeAF en Wetsus. Informatie: (0317) 48 21 08.

20-23 mei, Utrecht Het Instrument jaarlijkse technologiebeurs waar producten en ontwikkelingen op het gebied van industriële elektronica, industriële automatisering en laboratorium technologie aan de orde komen. Organisatie: Federatie van technologiebranches FHI. Informatie: www.hetinstrument.nl.

Buitenland

14-16 januari, Mumbai Water Management 2008 conferentie en beurs die in het teken staat van nieuwe ideeën op het gebied van watermanagement en innovaties in de watersector in het algemeen, met de nadruk op milieuvriendelijke technieken. Organisatie: Services International. Informatie: water@servintonline.com.

12-15 februari, Gent InfraTech Belgium eerste Belgische editie van deze beurs die de grond-, weg- en waterbouw bedient. Organisatie: Flanders Expo en Ahoy Rotterdam. Informatie: Saskia Vernooij (010) 293 32 04.

11-14 maart, Zaragoza SMAGUA 2008 18 editie van deze Spaanse water- en milieubeurs waar leveranciers hun nieuwe producten op watergebied laten zien. Organisatie: Feria de Zaragoza. Informatie: www.smagua.es.

1-3 april, Maleisië AsiaWater 2008 vijfde editie van deze waterbeurs met bijbehorend forum, de grootste in Azië. Op deze beurs is een apart paviljoen voor Europese en Noord-Amerikaanse bedrijven. Organisatie: Malaysian Water Association en MEREBO Messe Marketing. Informatie: www.asiawater.merebo.com.

27-29 april, Shanghai Water Supply & Drainage and Water Treatment negende editie van deze grootste waterbeurs in China. Organisatie: Shanghai ZM International Exhibition. Informatie: Helen Zhu (0086) 21 54 59 23 23 of www.wsdwtf.com.

5-9 mei, München - IFAT 15e editie van de internationale beurs op het gebied van water, afval en hergebruik, met daaraan parallel lopend een congresprogramma dat in het teken staat van (afval) water en de watersector in het algemeen. Organisatie: German Association for Water, Wastewater and Waste (DWA) en European Water Association (EWA). Informatie: (0049) 2242 872-189 of www.ewaonline.de.


JUMO AQUIS 500 Meetomvormer- / regelaarserie voor vloeistof-analyse Betreffende grootheden: pH, mV, mS/cm, μS/cm, mg/l, ppm â– Bediening: – tekstgestuurd – meervoudige taalkeuze – overzichtelijk toetsenbord â– Verlicht grafisch display â– Volledige regelfunctie (indien uitgangen gemonteerd zijn)

20.011-1.1.6.4.

â– Elektroden bewaking

internet: www.jumo.nl e-mail: info@jumo.nl telefoon: 0294 491491

Industriële waterbehandeling &ILTRATIE /NTHARDING $EMINERALISATIE /NTGASSING 56 DESINFECTIE

%52/7!4%2 " 6 4EL

/NTWERP q &ABRICAGE q -ONTAGE /PSTART q /NDERHOUD

INFO EUROWATER NL WWW EUROWATER NL

Uw bron voor online hardheids-, ijzer-, chromaat-, chloor- en alkaliteitsmeting en besturingen voor onthardings- en RO installaties.

Postbus 960_ 7550 AZ Hengelo Telefoon 074-29 15 150_Telefax 074-29 15 350 info@prowater.nl_www.prowater.nl


s -!!47%2+ ). 0/,9%34%2 "%(5):).'%. s 0OLY 0RODUCTS BIEDT MET HET $%4/3 -/$5,!)2 "/573934%%- TYPE 'ARRISON EEN UNIEK CONCEPT VOOR HET DUURZAAM ONDERBRENGEN VAN UW KOSTBARE APPARATUUR EN INSTALLATIES +%.-%2+%. s FLEXIBELE MAATVOERING s CHEMISCH RESISTENT s ONDERHOUDSARM

s GELUIDSISOLEREND s INBOUWMOGELIJKHEDEN VAN VENTILATIE EN ELEKTRAVOORZIENINGEN s IN ALLE 2!, KLEUREN LEVERBAAR

GIET UW WERVING VOOR OPLEIDING & PERSONEEL IN HET JUISTE VAT s %%. 3934%%- 6%,% /0,/33).'%. s 0OLY 0RODUCTS "6 "RUNINGSSTRAAT s ,! 7ERKENDAM 4EL &AX % MAIL INFO POLYPRODUCTS NL

Reserveer ook uw personeelsadvertentie in H2O, hét tijdschrift voor watervoorziening en waterbeheer.

010 - 4274180

BEZOEK OOK ONZE WEBSITE WWW POLYPRODUCTS NL

! )' # )* % , % *! $ % $ % ( % )"+% *&* # /&( ,&&( & $ - * (,&&(/ % % % - * (- % %)* ## * , % + &' &%) % &+ % / ,&&( + % % (&% &&( ( ! *! $ ) )' # ) ( % 0 ' &( % % 0 - * (- %'+** % 0 &% ( &+

0 % ( &')# 0 & $&% (/& " 0 (&% $ # %

)) # % &)* +) $), (* * # . $ # % & *! $ %# %* (% * --- *! $ %#


*thema

handel & industrie

Behandeling koelwater kan duurzaam Koelwater is een energievreter. Chemicaliën zijn nodig om de kwaliteit te garanderen: additieven om afzetting te vermijden en desinfectanten om te voorkomen dat de beruchte legionellabacterie kan gaan woekeren. Daarnaast is het water maar beperkt bruikbaar. Het bedrijf Kalsbeek werkte de afgelopen drie jaar aan een systeem om goed te kunnen koelen en toch zuiniger om te springen met het milieu. Het resultaat is de Ecaflo, een systeem gebaseerd op elektrodiafragmalyse. Die produceert drie afbreekbare stoffen die ervoor zorgen dat Legionella geen kans krijgt. Door deze techniek te combineren met onthard water en een goed meet- en regelsysteem is een milieuvriendelijke manier gevonden om koelwater te beheren. Ontharden, desinfecteren en bewaken. Met een combinatie van die drie stappen bedacht het waterbehandelingsbedrijf uit Assen een systeem om water te besparen. De Ecaflo is gebaseerd op de techniek van elektrodiafragmalyse. Met deze techniek is het mogelijk om uit drinkwater drie desinfectanten te produceren. De elektrodiafragmalysemodule bestaat uit een anode en een kathode, die worden gescheiden door een keramisch membraan. De anode en kathode staan onder spanning. Door het water met keukenzout op de juiste concentratie te brengen en vervolgens langs en door het membraan te sturen, ontstaan aan de anode reactieproducten met een hoog oxidatief gehalte: ozon, waterstofperoxide en onderchlorigzuur. De laatste (of anoliet) wordt door een doseerpomp proportioneel of tijdafhankelijk aan het koelwater toegevoegd.

daarentegen milieuvriendelijker. Wij maken met de Ecaflo middels elektrodiafragmalyse onderchlorigzuur aan, een oxidatief werkend desinfectiemiddel. Dit gebeurt ter plekke. De stof is dan het meest effectief. Het breekt snel af, maar dat werkt juist in ons voordeel. Want tegen de tijd dat het desinfectiemiddel zijn werk heeft gedaan, is het volledig afgebroken.” Bewaken

Een maximale bewaking is onontbeerlijk als je een goede bescherming met minimale milieubelasting wilt bieden. Daarom worden tenminste het chloorgehalte en het totale zoutgehalte continu gemeten en geregeld. “De bewakingsapparatuur is geïntegreerd in het totale proces. Alleen wanneer je een goed doseer-, meet- en regelsysteem onderdeel maakt van je product, is het een betrouwbare techniek”, aldus Schirmer.

Ontharden

Bij het ontharden van water stijgt de kalkverzadigingswaarde en ontstaat corrosie. “Dat geeft problemen bij bedrijven waar de leidingen van staal zijn”, aldus Hans Schirmer van Kalsbeek. “Duurzaam bouwen wordt steeds populairder. Als het leidingwerk en de koeltoren van kunststof zijn, loop je geen risico op corrosie. Als ook de warmtewisselaar van koper-nikkel is, kan met onthard water gewerkt worden. Dan ligt het waterverbruik een stuk lager. In plaats van 2,5 keer kun je met dezelfde hoeveelheid vier keer vooruit. De Ecaflo kan ook ingezet worden bij bedrijven waar nog niet duurzaam gebouwd wordt. Dan moeten voor het vermijden van afzetting nog wel additieven gebruikt worden. Wij streven echter naar een chemicaliënvrij systeem. Wij hebben dit deel van het proces vooraf wel onderschat. Door het gebruiken van een mix van hard en onthard water bleek het water tijdens het project geen stabiele factor. Bij een volgend systeem denken we dat geoptimaliseerd te hebben”, aldus Schirmer. Desinfecteren

Desinfectie is volgens Schirmer van groot belang. “Sinds het drama in Bovenkarspel (200 mensen werden ziek en 32 bezoekers stierven door een legionellabesmetting) wordt het gevaar van deze bacterie onderkend. Met de grote hoeveelheid industriële koelwatersystemen in Nederland vormt Legionella een groot risico. “Desinfecteren kan je op twee manieren doen: met biocides of met oxidatieve producten. De biocides zijn hoogtoxisch en niet afbreekbaar. Oxidatieve producten zijn

Mechanische waterbehandeling, zoals ‘onthardingstechnieken’ en chemische koelwaterbehandeling met additieven, waren altijd twee gescheiden werelden. Meestal werd uitgegaan van de chemie, omdat men geen combinatie maakte tussen de verschillende methodes. “Wij bedachten dat het mogelijk moest zijn om de systemen waarmee we al langer werkten, samen te voegen”, vertelt Schirmer. “Om een oordeel te hebben vanuit de gebruiker, zochten we contact met Corus en EdeA. Zij zagen veel in de techniek die wij bedacht hadden. Zij tekenden daarbij wel aan dat het implementeren van de technologie hen wat op moest leveren”, aldus Schirmer. Naast Corus en EdeA werkte Kalsbeek tijdens dit project ook met GTI, een grote gebruiker van koelwater. “GTI wilde overstappen naar groen koelwaterbeheer. Ik heb hen voorgesteld mee te draaien in dit project.” Zo werd TCN SIG Telehousing in Groningen het eerste bedrijf waar Ecaflo draaide. In dit ‘datahotel’ is de toegang geregeld tot het wereldwijde breedband lasvezelnetwerk. Dit gebouw biedt alle voorzieningen die voor telecommunicatiebedrijven en internet-serviceproviders nodig zijn om hun apparatuur veilig en onder optimale omstandigheden te laten functioneren. “Daarbij hoort dus ook 8.000 uur koeling per jaar”, vertelt Schirmer. “Als 24 uur per dag het hele gebouw vol staat met draaiende computers, dan kun je je voorstellen hoe heet het daarbinnen wordt. In 2006 introduceerden wij voor het ‘datahotel’ de Ecaflo. Net op tijd, want met het oude systeem

was niet voldoende drinkwater voorhanden geweest om de zomer van 2006 aan te kunnen. Dan zou het bedrijf waarschijnlijk stil hebben gestaan. Ecaflo heeft in Groningen storingsvrij gedraaid.” Besparing

Niet alleen draaide de Ecaflo storingsvrij; de cijfers over de besparingen die de Ecaflo oplevert zijn positief. Het waterverbruik ging van 50.000 kubieke meter naar 40.000 kubieke meter per jaar. Daarnaast gebruikt men geen niet-afbreekbare inhibitoren meer en zijn ook de biocides uit het systeem gehaald. “We gebruiken alleen nog afbreekbare biodispergator en zout”, vertelt Schirmer. “Wanneer uitgegaan wordt van een industrieel koelsysteem van 36 MWt kan dit een besparing opleveren aan milieuonvriendelijke inhibitoren van 25 ton per jaar. Voor de Ecaflo geldt een terugverdientijd van 1,5 jaar. Hierbij is de investering van de aankoop van de oorspronkelijke installatie niet inbegrepen, evenals de kosten voor het zoutverbruik van de ontharder en de Ecafloinstallatie.” Toekomst

Nu de pilot in Groningen succesvol blijkt, gaat Kalsbeek verder met de verfijning van het systeem. Basis van de elektrodiafragmalyse zijn de anode en kathode. Deze zitten in buizen van Russische makelij, genaamd de FEM. Uniek aan deze elektrodiafragmalysemodule is het keramisch membraan dat de anode en de kathode scheidt. Bij de start van het project werd het eerste model van de Ecaflo ontwikkeld met een FEM3. Onlangs werd een versie gemaakt met de FEM7. “Hiermee kunnen we veel grotere hoeveelheden water aan, bijvoorbeeld zwembaden”, aldus Schirmer. Binnenkort start Kalsbeek dan ook met de bouw van haar nieuwe installatie in Eemshaven. TCN SIG bouwt daar nu aan een ‘datahotel’ met twaalf koeltorens. “Met dit project krijgen we de kans om te bekijken of het ook op grote schaal goed zal functioneren. Als daar alles loopt, kunnen we de industrie in”, aldus de consultant. Voor meer informatie: www.kalsbeek.net. Het project is uitgevoerd met subsidie van het programma Milieu & Technologie van SenterNovem, dat de ontwikkeling en toepassing stimuleert van innovatieve processen, producten en diensten met een milieuvoordeel. Voor meer informatie hierover: www.senternovem.nl/ milieutechnologie of (030) 239 35 33.

H2O / 23 - 2007

57


All it takes for water Monitoring and Data Network Eijkelkamp Training & Consultancy

Uw schakel tussen theorie en praktijk! Beschikbare e+ sensoren: e+ RAIN e+ OVERFLOW e+ SOIL MCT e+ WATER L

Nijverheidsstraat 30, 6987 EM Giesbeek Nederland

T +31 313 88 02 00 F +31 313 88 02 99

E info@eijkelkamp.com I www.eijkelkamp.com


*thema

handel & industrie

Uitbreiding waterfabriek Kisuma Chemicals binnen één jaar Planvorming en realisatie van een forse uitbreiding van de capaciteit van de waterfabriek van North Water in Veendam binnen één jaar: deze snelle actie was nodig om op korte termijn groei mogelijk te maken van Kisuma Chemicals. Dit bedrijf verhoogt de productiecapaciteit de komende twee jaar met ruim 50 procent, dankzij de groeiende markt voor het milieuvriendelijke hydrotalciet, dat lood vervangt in kunststof (pvc). Uitgangspunt bij de planvorming was tevens minder biofouling en minder verbruik van drinkwater. De bouw van de uitbreiding is inmiddels in volle gang. Het Japanse familiebedrijf Kisuma Chemicals ontwikkelt al 60 jaar hoogwaardige farmaceutische en chemische producten op basis van hydrotalciet (magnesium-hydroxide). Hydrotalciet wordt toegepast in farmaceutische producten en kreeg vrij recent een innovatieve toepassing als vlamvertrager en stabilisator voor verschillende kunststoffen. In 1998 bouwde Kisuma Chemicals in Veendam haar eerste productielocatie buiten Japan. Veendam is gekozen vanwege de lokale beschikbaarheid van de basisgrondstof magnesiumchloride. Dit wordt geleverd door het naastgelegen Nedmag Industries. North Water levert dit bedrijf ook demiwater. Voor de productie van hydrotalciet levert North Water proceswater van demiwaterkwaliteit. Hiervoor is in 1998 een waterzuiveringsinstallatie gebouwd op basis van membraantechnologie. De zuiveringsinstallatie voor Kisuma is deels gecombineerd met die voor Nedmag Industries, waarvan North Water ook eigenaar en beheerder is. Vanaf het begin van het meerjarige leveringscontract is de capaciteit van de installatie in stappen uitgebreid.

Procesbeschrijving

Om de benodigde hoeveelheid coagulant te verminderen en/of bezinkeigenschappen van het slib verder te verbeteren, wordt continu een deelstroom van het bezonken slib gecirculeerd over de lamellenseparator. Het water uit de lamellenseparator wordt naar de buffertank geleid en het slib wordt met slibpompen als afvalstroom afgevoerd naar de slibopvang. Het water stroomt daarna in een buffertank. Vanuit de buffertank worden de acht parallel geschakelde ultrafiltratie-installaties gevoed. Hierin worden kleine deeltjes en bepaalde opgeloste stoffen uit het water gefilterd. Als derde stap wordt het water door middel van acht hyperfiltratie-installaties opgewerkt tot demiwater. Deze stap houdt het grootste gedeelte (meer dan 99 procent) van de zouten in het water tegen. Het permeaat wordt door een ontgasser geleid, waarna het naar een voorraadtank met een inhoud van 1.600 kubieke meter bij Kisuma wordt getransporteerd. Warmteterugwinning uit een andere productiestroom zorgt tijdens het transport naar de voorraadtank voor het opwarmen van het koude demiwater. Als ‘back-up’ is een drinkwateraansluiting aangelegd. Met het drinkwater kunnen drie

North Water levert industriewater en verwerkt afvalwater. Het samenwerkingsverband realiseert op maat gesneden installaties. North Water is een joint venture van Waterbedrijf Groningen, Waterleidingmaatschappij Drenthe en Evides Industriewater. Deze hebben hun expertise en ervaring op het gebied van water gebundeld. North Water biedt oplossingen voor vraagstukken op het gebied van waterbehandeling en afvalwaterzuivering voor bedrijven in onder andere de (petro)chemische industrie, voedingsmiddelenindustrie, energiesector en industriële complexen. North Water verzorgt het ontwerp, de bouw en het beheer van de installaties en desgewenst ook de financiering.

hyperfiltratie-installaties worden gevoed. In deze configuratie kunnen de processen van Kisuma beperkt verder gaan. Voor meer informatie: (050) 368 87 10.

Oppervlaktewater uit het nabijgelegen A.G. Wildervanckkanaal wordt in de waterzuiveringsinstallatie in drie processtappen opgewerkt tot demiwater. Eerst wordt het oppervlaktewater via een inlaatwerk met een automatisch grofvuilrooster verpompt naar de zuiveringsinstallatie. Grove vaste delen worden verwijderd. Om colloïdale en organische stoffen in belangrijke mate te verwijderen, wordt ijzerchloride gedoseerd in een cascademenger. Het zorgt ervoor dat het aanwezige slib, colloïdale stoffen en organisch materiaal samenklonteren, zodat het makkelijker kan worden verwijderd door de lamellenseparatoren en de ultrafiltratie-installatie. Voor het ontwikkelen van de ontstane vlok wordt een flocculatietank gebruikt. Tijdens de flocculatie botsen de gecoaguleerde stoffen tegen elkaar. Daardoor ontstaan grotere en dus beter sedimenteerbare stoffen. Zand en zwaar slib wordt onder in de flocculator in een conus verzameld en via slibpompen afgevoerd. Door de lamellenseparatie verdwijnt het grootste gedeelte van het slib (ijzervlokken) uit het water. Het slib kan continu worden afgevoerd door een bezinkoppervlak (lamellen) onder een hoek van 60°.

H2O / 23 - 2007

59



*thema

handel & industrie

Filtratiesysteem met hoge capaciteit Het bedrijf 3M uit Zoeterwoude levert met de CUNO-filters een filtratiesysteem met een zeer hoge capaciteit: per patroon kan 113 kubieke meter water per uur worden gefilterd. Omdat minder filters nodig zijn voor een grote capaciteit, kan de behuizing compact blijven. Eén CUNO-filtratiesysteem heeft dezelfde capaciteit als 24 standaard 40 inch-filterkaarsen. Het systeem is door het eenvoudige draai-en-kliksysteem makkelijk uit te breiden. Gereedschap is daarbij niet nodig. De filters zijn breed toepasbaar. Zo kunnen ze worden gebruikt in industriële voorfiltratiesystemen.

De CUNO-filters.

Voor meer informatie: Sandra van Leeuwen (071) 545 02 46.

Nieuwe geleidbaarheidsmeetcellen van JUMO JUMO uit Weesp levert met de BlackLine geleidbaarheismeetcellen, gebaseerd op het 4-elektrode-principe, een serie meetcellen die ook kunnen worden gebruikt op plekken waar tot nu toe alleen met inductieve systemen kon worden gemeten. De nieuwe meetcellen bevatten twee paar elektroden van roestvrij staal. Eén paar meet de stroom die door de meetvloeistof loopt, het tweede paar de spanning die op de meetvloeistof staat. Ook is een temperatuurmeter geïntegreerd die de temperatuur van de vloeistof meet. Deze meting wordt gebruikt ter compensatie van het geleidbaarheidssignaal. Door deze 4-elektrode meetcellen is één meetcel voldoende om het hele bereik van ongeveer 5 tot 500 ms/cm te meten. Een ander voordeel is de ongevoeligheid voor storende weerstanden, bijvoorDe nieuwe geleidbaarheidsmeetcellen.

beeld door lange aansluitkabels, vervuiling of polarisatie. De BlackLine meetcellen zijn geschikt voor gebruik in de (drink)waterzuivering en afvalwaterbehandeling én in ionenwisselaars. In combinatie met de JUMO AQUIS 500 CR kan met één meetcel het normale gebruik van een ionenwisselaar worden bewaakt. Hierdoor beschikt de gebruiker over een makkelijk te bedienen meetsysteem.

JUMO introduceerde eerder dit jaar geleidbaarheidsmeetcellen die geschikt zijn voor leidingen met een kleine diameter. Deze zijn zeer geschikt voor gebruik in zuiver water. Deze geleidbaarheidsmeetcel heeft een diameter van 16 mm en is geschikt voor montage in leidingen DN25. De meetcellen hebben een inbouwlengte van 100 mm. Daarmee kunnen ze in T-stukken volgens DIN 11852 met beenlengte van respectievelijk 50 en 58 mm worden ingebouwd. De cellen hebben een coaxiale opbouw en moeten in een bocht van de zuiverwaterleiding tegen de stromingsrichting in worden opgebouwd. Het te meten water komt gelijkmatig binnen in de ruimte tussen binnen- en buitenelektrode. Luchtbellen en aanstromingseffecten beïnvloeden zo de meetresultaten niet. De conductieve geleidbaarheidsmeetcellen zijn ontworpen voor toepassingen in ultra zuiver water (cellenconstante K=0,01; meetbereik 0,055 tot ca. 20μS/cm) en ‘gewoon’ zuiver water (K=0,1, 0,1.500μS/cm). JUMO staat op de VSK-beurs in februari in Utrecht. Voor meer informatie: (0294) 49 14 96.

Geavanceerde elektromagnetische debietmeters MJK uit Hoofddorp levert met de geavanceerde MagFlux debietmeters een magnetische fluxmeter met een hoge nauwkeurigheid, stabiele prestaties en weinig behoefte aan onderhoud. De debietmeter heeft geen bewegende delen, maar wel een doorstroom flowsensor en zelfreinigende elektrodes. De debietmeters gebruiken een beproefde en goedgekeurde sensor die een lineaire uitlezing weergeeft en leverbaar is in de maten DN 3 tot DN 1200. Grotere maten zijn op aanvraag leverbaar. Elke sensor heeft een eigen, unieke code, waardoor de koppeling met de elektronica in de meters razendsnel gaat zonder extra kalibratie. Ook de sensorrichting is vastgelegd. Per ongeluk een sensor achterwaarts instellen is er dus niet meer bij. De MagFlux beschikt verder over een datalogger die vrij is in te stellen. Op het beeldschermpje kunnen volledige grafieken worden weergegeven: debieten, datum, tijd en waarde voor elk logpunt. Na gebruik kunnen de gegevens permanent worden vastgelegd via een USB-aansluiting. Deze kan ook gebruikt worden om de interne programmatuur bij te werken. Verder beschikt de MagFlux over een 4-20mA-uitgang en relais voor besturing en/of alarmering. De debietmeter is speciaal ontwikkeld voor metingen in alle geleidende vloeistoffen, zoals drinkwater, afvalwater en slib. Voor meer informatie: (0251) 67 21 71.

H2O / 23 - 2007

61


!PPLIKON !NALYTICAL VOOR NAUWKEURIGE EN ROBUUSTE ON LINE MONITORING VAN ALLE WATERSTROMEN OP 4OXISCHE STOFFEN ALS s 4OTAAL #YANIDE s 4OTAAL &ENOL s $IVERSE ZWARE METALEN

"ELASTENDE STOFFEN ALS

s !MMONIA s .ITRAAT s .ITRIET s 4OTAAL &OSFAAT s 4OTAAL 3TIKSTOF

!LERT

"ELANGRIJKE PARAMETERS ALS s (ARDHEID s 6ERZADIGINGSINDEX

!PPLIKON !NALYTICAL ON LINE !NALYZERS

6OOR MEER INFORMATIE EN NOG VEEL MEER APPLICATIES

!NALYSE METHODEN CONFORM DE OFFICIÑLE NORMEN .%. )3/ !34- EN TOEPASSING VAN ANALYTISCHE TECHNIEKEN DIE EEN MEETBEREIK VANAF MICROGRAMMEN PER LITER MOGELIJK MAKEN TITRATIE COLORIMETRIE IONCHROMATOGRAFIE EN VOLTAMMETRIE

!PPLIKON !NALYTICAL "6 /N LINE !NALYZER DIVISIE 4EL WWW APPLIKON ANALYZERS COM


*thema

handel & industrie

Compacte RO-systemen voor ontzout water Lubron Waterbehandeling zal volgend jaar op de VSK beurs in Utrecht een nieuwe serie compacte omgekeerde osmose-installaties introduceren. Deze kunnen continu ontzout water produceren waaruit 98 procent van het zout is verwijderd. De mini-RO-installatie.

bouw begint in februari 2008. In juni 2009 kan Yara de zuiveringsinstallatie in gebruik nemen.

Ultrasone flowtransmitter met Atex-certificaat Een koeltoren.

Nieuw in het pakket zijn de BCD-drijvers. Deze kunnen gebruikt worden als een tijdelijke oplossing om onbeheersbare groei van Legionella tegen te gaan. Met de drijvers kunnen de BCD-tabletten op eenvoudige wijze in een open koelsysteem gebruikt worden. De snelheid waarmee de tabletten oplossen, is simpel te regelen met een verstelbaar rooster onderaan de drijver. Voor meer informatie: (0162) 42 69 31.

De mini-RO-serie is ontworpen voor processen waar een kleine hoeveelheid water van hoge kwaliteit met een hoge betrouwbaarheid nodig is. De mini-RO is gebouwd op een roestvaststalen frame en voorzien van onder andere rvs-drukbuizen. De installatie is computergestuurd met een eigen lcd-scherm en een continue geleidbaarheidsbewaking in de permeaatleiding. Om de permeaatkwaliteit en de levensduur van de membranen te verlengen, wordt na iedere productiestop een spoeling uitgevoerd. Een ander product dat Lubron introduceert, is het PURO-SEL-zouttablet. Dit regeneratiezout onderscheidt zich door de hoge mate van zuiverheid (99,9 procent), wat optimale bescherming biedt aan de waterontharder, waardoor men een langere levensduur kan realiseren. VSK is de vakbeurs voor de installatiebranche. De beurs vindt plaats van 11 tot en met 15 februari in de Jaarbeurs in Utrecht.

Schoon koelwater Koelwater kan een bron van microbiologische groei zijn. Om dit te beheersen en zo bijvoorbeeld de groei van Legionella te voorkomen, komt Lubron Waterbehandeling uit Oosterhout met Lubrox BCD, een snelle desinfectant. Door het gebruik van deze nieuwe desinfectant wordt biofouling in warmtewisselaars en koelmachines onder controle gehouden. Deze werken daardoor efficiënter. Lubrox BCD heeft hierdoor een dubbele werking: microorganismen worden bestreden en biofouling voorkomen. Hierdoor vult Lubrox BCD het mechanisch en chemisch onderhoud goed aan.

Evides Industriewater bouwt nieuwe demiwaterfabriek

Siemens bracht enige tijd geleden voor industriële toepassingen de Sitrans FUS060 ultrasone flowtransmitter op de markt. Deze transmitter is bij uitstek geschikt voor applicaties waar hoge eisen worden gesteld aan betrouwbaarheid en robuustheid. De flowtransmitter heeft een maximale afwijking van 0,5 procent en is geschikt voor gebruik met zowel een twee- als een vierstraals meetbuis. Beiden voldoen aan de eisen die de industrie stelt ten aanzien van onder andere reproduceerbaarheid en nauwkeurigheid. De vierstraals uitvoering voldoet ook aan de OIML R117-voorschriften en is daarmee een ideale oplossing voor applicaties die ijkwaardig moeten zijn. De FUS060 heeft een robuuste aluminium behuizing in de beschermingsklasse IP65. De flowmeter is gecertificeerd conform de ATEXvoorschriften, standaard voorzien van een LCD-scherm en beschikt over een analoge, een digitale en een relaisuitgang. Remon Roos (070) 333 34 95.

Evides Industriewater heeft een contract gesloten met Yara Sluisklil om een nieuwe demiwaterfabriek te bouwen. De drinkwaterzuivering komt op het terrein van de kunstmestfabrikant langs het kanaal van Gent naar Terneuzen.

Beheer en onderhoud waternet

Evides levert al jaren industriewater aan Yara vanaf de productielocatie St. Jansteen. Yara maakt hier zelf demiwater van. Omdat de waterfabriek van de kunstmestfabrikant aan vervanging toe is en naar verwachting een te lage capaciteit heeft voor de toekomst, is onderzocht of de productie van demiwater anders kan. Dat resulteerde in een contract voor de bouw van een demiwaterinstallatie door Evides. Het drinkwaterbedrijf gaat de installatie ontwerpen en bouwen, maar ook financieren en beheren.

Total Water Management Services (TWMS) uit Eindhoven beheert en onderhoudt waterleidingnetten voor overheid, bedrijfsleven, (zorg) instellingen en particulieren. Ook levert het bedrijf een zelfontwikkeld filter dat amoeben, algen en Cryptosporidium tegenhoudt.

In de nieuwe fabriek wordt niet alleen demiwater geproduceerd, maar ook condensaat uit andere delen van het productieproces van Yara opgewerkt tot demiwater, het zogeheten condensaatpolishing. In totaal gaat de nieuwe zuivering vijf miljoen kubieke meter demiwater leveren: drie miljoen kubieke meter water wordt geproduceerd en twee miljoen kubieke meter komt uit condensaatpolishing. De

TWMS past alle beheersconcepten toe die door het Ministerie van VROM zijn toegestaan om Legionella te bestrijden: thermisch, ultrafiltratie, UV, koper/zilver en anodische oxidatie. Ook beheert het bedrijf waterinstallaties van derden en zorgt voor de risicoanalyse, een beheersplan, technische sanering, reiniging en desinfectie en een serviceprogramma. Met miljoenen operationele beheersuren in installaties van derden is TWMS als contractpartner marktleider. Voor meer informatie: (040) 264 50 15.

H2O / 23 - 2007

63


handel & industrie *thema

Nieuwe colorimeter van Hach De POCKET colorimeter II, waarmee één parameter op eenvoudige wijze kan worden gemeten, is vernieuwd. Naast de analyse met HACH-testen kunnen de colorimeters nu ook analyseren met behulp van LANGE-kuvettentesten. Ook de hoeveelheid colorimeters is uitgebreid. Voor gebruik met de LANGEkuvettentest zijn POCKET’s voor de parameters CZV, fosfaat, ammonium en chloor toegevoegd. In totaal zijn nu 40 verschillende meters verkrijgbaar, die parameters van de A van aluminium tot en met de Z van zink bestrijken. Elke meter kan met twee kalibratielijnen worden ingeregeld. Alle functies zijn met

vier toetsen bereikbaar. De meters zijn verder volgens de IP 67 norm geconstrueerd, hebben instelbare verlichting van het scherm en zijn handzaam uitgevoerd, inclusief koffer. In combinatie met de direct inzetbare kuvettentesten met een nauwkeurig kwaliteitsborgingssysteem worden betrouwbare testresultaten geleverd. Voor meer informatie: (0344) 63 62 86.

Zelfborgende fittingen tot DN300 Viking Johnson heeft haar programma gepatenteerde, zelfborgende fittingen uit de FlexLock serie uitgebreid met fittingen met een diameter van DN300. De FlexLock fittingen zijn voorzien van roestvaststalen tanden die aan de pakking gegoten zijn. Deze tanden grijpen zich vast aan de buitenkant van de pijpen als de bouten worden aangedraaid. Hierdoor wordt voorkomen dat de pijpen loskomen door druk, maar tegelijkertijd kunnen de pijpen wel een beetje meebewegen. Dit is ideaal voor toepassingen boven de grond of in een zachte ondergrond. De fittingen zijn ook makkelijk los te maken en opnieuw De FlexLock fittingen.

te gebruiken. Alleen de pakking hoeft dan vervangen te worden. De FlexLock fittingen zijn leverbaar in diameters van DN50 tot DN300. Ze kunnen een druk aan van 10 bar of 16 bar, afhankelijk van de diameter. Om de fittingen tegen corrossie te beschermen, zijn ze gecoat. De fittingen zijn geschikt voor stalen en gietijzeren pijpen. Voor meer informatie: www.vikingjohnson.com.

Nieuwe terugstroombeveiliging van Watts Watts Industries Netherlands heeft haar terugstroombeveligingstoestel 9D vervangen door de nieuwe CA 9C. De reden is een gewijzigde beoordelingsrichtlijn. Kiwa heeft enkele maanden geleden de BRL K648/02 bindend verklaard. De normcommissie van de EN1717 heeft bepaald dat de constructie van de CA moet worden aangepast. Hierdoor reageert de beveiliging sneller op terugstromend vuil water. De Watts CA is een beveiliging die het terugstromen van verontreinigd water (vloeistofklasse 3) voorkomt. De beveiliging beschermt zowel tegen terugpersing als tegen terugheveling. De CA 9C is speciaal ontwikkeld voor kleinere aansluitingen op het waterleidingnet, zoals ontharders en ketels die kleiner zijn dan 45 kW. De CA 9C is verkrijgbaar in DN 15 en DN 20 met 1/2 of 3/4 inch binnendraadaansluiting en wordt geleverd inclusief trechter. Voor meer informatie: (0313) 67 37 00.

Amsterdam RAI neemt Chinese waterbeurs over Amsterdam RAI, onder meer organisator van de vakbeurs Aquatech, neemt de Chinese Water and Membrane Show over. Deze beurs op het gebied van membraantechnologie wordt samengevoegd met de eerste Chinese versie van Aquatech. Hierdoor ontstaat de grootste en meest uitgebreide waterbeurs in China. De Water and Membrane Show werd voor het eerst gehouden in 1997 en is uitgegroeid tot de belangrijkste membraanbeurs in China. Amsterdam RAI toonde zich verheugd met de overname. Door de samenvoeging met Aquatech ontstaat een breed georiënteerde beurs met veel noviteiten, waardoor de beurs interessant is voor zowel exposanten als bezoekers. Aquatech China wordt voor de eerste keer door de RAI georganiseerd in samenwerking met de China Council for the Promotion of the International Trade. De beurs krijgt ondersteuning van de IWA en de WQA. Tijdens Aquatech China verzorgt IWA een conferentie. Minstens 300 exposanten zullen in Shanghai hun producten en/of diensten tentoonstellen op een beursvloer van 15.000 vierkante meter. www.aquatechtrade.com.

64

H2O / 23 - 2007


Wavin Nederland B.V.

Wavin Apollo De volstrekt superieure waterleidingbuis Eigenschappen en voordelen: Toepasbaar bij hoge druk. Bestand tegen langzame scheurgroei. Slagvast. Goede krasvastheid.

0 MM ! 0 4 IN R A A B R E V NU OOK LE

www.wavin.nl

Wavin Nederland B.V.

Postbus 5, 7770 AA HARDENBERG

DĂŠ innovatieve oplossing voor

Telefoon 0523-288165 Telefax 0523-288587

Internet www.wavin.nl E-mail info@wavin.nl

Drukleidingen Water


!6+ $› /0,/33).' !,3 ´ $% ,%)$).' (%%&4

!6+ .%$%2,!.$ "6 0OSTBUS !" 6!!33%. 4EL &AX E MAIL INFO AVK NL NL WWW AVK NEDERLAND NL

Mensen met ambitie werken bij Grontmij De toenemende aandacht voor vraagstukken over water vraagt om hoogwaardige adviezen en integrale oplossingen. Wil jij in ons team van deskundigen en professionals meewerken aan innovaties die we verder kunnen ontwikkelen? Vind je mooie en complexe projecten een uitdaging

en kun je omgaan met vele uiteenlopende opdrachtgevers? Grontmij zoekt ambitieuze medewerkers die met deskundigheid, betrokkenheid en passie werken aan oplossingen.

Voor de afdeling Water en Natuur een onderdeel van Cluster Noord , met ruim 450 medewerkers en vestigingen in Haren, Assen en Drachten zijn wij op zoek naar een:

Adviseur Stedelijk waterbeheer Cluster Noord Capaciteiten: t integrale blik op het werkveld t uitdaging om als generale specialist op te treden t kennis van en ervaring met het inrichten van het stedelijk watersysteem t kennis van hydrologisch modelonderzoek

Geïnteresseerd? Kijk op www.werkenbijgrontmij.nl of neem contact op met: ThÊrèse de Wit , T 050-5334422 Direct reageren: recruitment.noord@grontmij.nl


Topprestaties Houd het leven in beweging met Flygt afvalwateroplossingen Uw afvalwaterhuishouding dag in dag uit in beweging houden - dat is onze missie. Wij delen graag onze grondige kennis en uitgebreide ervaring, zodat we oplossingen kunnen garanderen die uiterst betrouwbaar zijn. Een solide techniek, ondersteund door onze lokale aanwezigheid in de hele wereld en de belofte van deskundige ondersteuning - altijd, waar ook ter wereld, is de garantie voor uw gemoedsrust. Door toegewijde service en technische innovaties zoals de revolutionaire N-hydraulica, zorgen de afvalwateroplossingen van Flygt voor een normale gang van zaken boven de grond. Voor afvalwateroplossingen waarop u kunt vertrouwen, gaat u naar: www.ygt.nl


Kennis krijgt pas waarde als je er iets mee doet Daarom ondersteunt Kiwa Water Research u ook bij toepassing en onderhoud van kennis Kiwa Water Research Kiwa Water Research is hét kennisinstituut op het gebied van water en aanverwante milieuen natuuraspecten voor waterbedrijven, overheden en andere spelers in de watersector. Het voert het gezamenlijke onderzoeksprogramma BTO uit voor de drinkwaterbedrijven en hun (internationale) partners en werkt daarbij samen met diverse kennisorganisaties en advies- en ingenieursbureaus – een garantie voor innovatie en voortdurend actuele kennis. Blauw, groen, waterketen Kiwa Water Research biedt ministeries, provincies, waterschappen en terreinbeheerders oplossingen op maat voor watergerelateerde vraagstukken rond watersysteem en waterketen, waterkwaliteit en –kwantiteit, natuur, afvalwaterbehandeling en asset management. Kiwa Industrie & Water Industriële partners krijgen via Kiwa Industrie & Water efficiënt toegang tot waterkennis voor hún praktijk met ondersteuning bij dagelijkse watervraagstukken, implementatietrajecten, troubleshooting en kwaliteitsborging. Binnen het onderzoeksprogramma OPIW en met individuele bedrijven, brancheorganisaties en waterbedrijven ontwikkelt en implementeert Kiwa Industrie & Water innovatieve watertechnologie.

Bedrijfstakonderzoek van de waterbedrijven

Kiwa Water Research Kiwa Industrie & Water telefoon (030) 606 95 11

BTO

e-mail

info@kiwawaterresearch.eu

www.kiwawaterresearch.eu


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.