nยบ
41ste jaargang / 7 maart 2008
5/
2008
TIJDSCHRIFT VOOR WATERVOORZIENING EN WATERBEHEER
thema: vakbeurs Aqua Nederland VERDROGING VAAK OVERSCHAT TOEKOMSTPLANNEN VOOR DE AFSLUITDIJK EFFECTIEVERE BESCHERMING VAN DRINKWATERBRONNEN
Hoogst betrouwbaar vervoer Houd het leven in beweging met Flygt afvalwateroplossingen Uw afvalwaterhuishouding dag in dag uit in beweging houden - dat is onze missie. Wij delen graag onze grondige kennis en uitgebreide ervaring, zodat we oplossingen kunnen garanderen die uiterst betrouwbaar zijn. Een solide techniek, ondersteund door onze lokale aanwezigheid in de hele wereld en de belofte van deskundige ondersteuning - altijd, waar ook ter wereld, is de garantie voor uw gemoedsrust. Door toegewijde service en technische innovaties zoals de revolutionaire N-hydraulica, zorgen de afvalwateroplossingen van Flygt voor een normale gang van zaken boven de grond. Voor afvalwateroplossingen waarop u kunt vertrouwen, gaat u naar: www.ygt.nl
Verdroging
H
et anti-verdrogingsbeleid van de afgelopen jaren is gebaseerd op een te hoog ingeschatte verlaging van de grondwaterspiegel. Het gaat om een verschil van ongeveer 25 centimeter, gemiddeld gezien over Nederland. Tot die conclusie komen wetenschappers van Alterra in Wageningen (zie pagina 51). Die conclusie trokken zij al eerder in dit vaktijdschrift (november 2006), maar het verhaal is nu verder uitgewerkt en uitgediept. Het verschil is een gevolg van een verkeerde interpretatie van gebruikte meetmethoden. Daar is men achtergekomen doordat die meettechnieken inmiddels zijn aangepast.
gemakkelijker te vinden zijn. Buffergebieden rond natuurgebieden hoeven namelijk minder groot te zijn en in het algemeen zijn minder rigoureuze maatregelen nodig, terwijl het effect van de maatregelen alleen maar groter zal zijn.
Het betekent niet dat het anti-verdrogingsbeleid nu op de schop kan of moet. Het maakt wel de weg vrij naar doelgerichtere en efficiëntere maatregelen tegen de verdroging. Het draagvlak daarvoor bij zowel de agrariërs als de natuurorganisaties zal daardoor ook
Het blijft dus interessant onderzoek dat de aandacht verdient van een heleboel waterbeheerders in Nederland.
H2O tijdschrift voor watervoorziening en waterbeheer verschijnt ééns per 14 dagen Officieel orgaan van Stichting tot uitgave van het tijdschrift H2O en haar participanten: - Vereniging van Waterbedrijven in Nederland - Koninklijke Vereniging voor Waterleidingbelangen in Nederland - Nederlandse Vereniging voor Waterbeheer - Kiwa Water Holding BV Uitgever Rinus Vissers Redactie Peter Bielars (hoofdredacteur) Michiel van Zaane Gerda Pieters Redactiesecretariaat Dora Pompe Redactieadres en uitgeverij Postbus 122, 3100 AC Schiedam telefoon (010) 427 41 65 telefax (010) 473 26 40 e-mail h2o@nijgh.nl Bezoekadres: ’s-Gravelandseweg 565 3119 XT Schiedam Redactiecommissie Harry Tolkamp (voorzitter/NVA) André Struker (KVWN) Frits Vos (VEWIN) Gerda Sulmann (Kiwa Water Research) Advertentieverkoop Roelien Voshol (010) 427 41 54 Brigitte Laban (010) 427 41 52 Mediaorder Carola Sjoukes (010) 427 41 41 Sigrid van der Kind (010) 427 41 40 telefax (010) 473 20 00 Abonnementenservice Pauline Roos Tini van Schijndel telefoon (010) 427 41 08 telefax (010) 426 27 95 Abonnementsprijs € 99,- per jaar excl. 6% BTW € 131,- per jaar voor buitenland € 8,50 losse exemplaren excl. 6% BTW Abonnementen gelden voor één jaar en worden – zonder tegenbericht – automatisch verlengd. Opzeggingen dienen schriftelijk uiterlijk 6 weken voor het aflopen van de abonnementsperiode te geschieden aan bovenstaand postadres.
Voor waterbeheerders heeft dit ook gevolgen, niet alleen voor het (grond)waterbeheer in het algemeen, maar ook - in verband met de grondwaterstroming - voor de waterkwaliteit en dus bijvoorbeeld voor het beleid ten aanzien van bestrijdingsmiddelen en mest.
Peter Bielars
inhoud nº 5 / 2008 / *thema 4
/ Nieuwe impuls Nederlands beschermingsbeleid drinkwaterbronnen door KRW Susanne Wuijts, Wennemar Cramer en Marleen van Rijswick
7 / Weinig graafschade aan rioleringsnet 8 / Studiereis langs KRW-landen Otto Cox
10 / Kiezen uit twee mogelijkheden voor het toekomstig waterbeheer
12 / Hans Oosters: “Niet meer aan de kant staan, maar meespelen” Maarten Gast
14 / Wetenschap vindt de weg naar de praktijk: het stroomgebied van de Dommel Suzanne van de Meulen, Eric Kessels en Jos Brils
22
16 / Een integraal model: een sprong vooruit of een stap te ver? Hella Pomarius, Hilde Ketelaar en Michiel Nieuwenhuis
18 / Zachter water in Maastricht Gert Reijnen en Rolf Cuipers
22 / Toekomstplannen voor de Afsluitdijk 27* / Grote opkomst verwacht bij tweede
57
editie vakbeurs Aqua Nederland
46 / Verenigingsnieuws 51 / Oorzaak en gevolg van numerieke verdroging Jaco van der Gaast, Henk Vroon en Harry Massop
Druk en lay-out Den Haag mediagroep b.v., Rijswijk
57 / Tijdelijke stormvloedkering beste
Copyright Nijgh Periodieken B.V., 2008 Het auteursrecht op de inhoud van dit tijdschrift wordt uitdrukkelijk voorbehouden. Overname van artikelen alleen na schriftelijke toestemming van de uitgever.
Maartje Swinkels, Matthijs van Leddem, A. Lansen en S. Dawks
www.vakbladh2o.nl
12
oplossing op korte termijn voor bescherming New Orleans
62 / Ontwerpcapaciteit van leidingen Johannes Kop
65 / Agenda
Bij de omslagfoto: De aanleg van een dubbele waterleiding onder de A2 bij Maastricht (foto: WML) (zie pagina 18).
Nieuwe impuls Nederlands beschermingsbeleid drinkwaterbronnen door KRW De effectiviteit van het Nederlandse beschermingsbeleid voor drinkwaterbronnen is recent onder de loep genomen in verband met de komst van de Kaderrichtlijn Water. De beleidsmiddelen blijken op zich voldoende te zijn, maar Nederland moet ze wel effectiever inzetten om de KRW-doelstellingen te bereiken. Een ondersteunend instrument hiervoor kan het gebiedsdossier zijn. Het RIVM en de Universiteit Utrecht hebben een protocol hiervoor ontwikkeld en getoetst voor drie drinkwaterwinningen. Het ministerie van VROM zal in overleg met provincies, waterbeheerders, gemeenten en waterleidingbedrijven de bestuurlijke besluitvorming over invoering van het gebiedsdossier voorbereiden.
D
e implementatie van de Kaderrichtlijn Water is aanleiding geweest voor het ministerie van VROM om in 2006 een aantal beleidsonderbouwende studies uit te voeren met betrekking tot de bescherming van de bronnen van de drinkwatervoorziening. De studies richtten zich met name op een aantal vragen en mogelijke knelpunten die bij het implementatieproces naar voren zijn gekomen, zoals wat de consequenties zijn van de implementatie van de KRW voor de bescherming van drinkwaterbronnen en hoe effectief het huidige beschermingsbeleid voor grond- en oppervlaktewater is. Uit studies van het RIVM1), Royal Haskoning3) en DHV5) komt als algemeen beeld naar voren dat de KRW voor wat betreft de bescherming van drinkwaterbronnen geen opdracht voor nieuwe beleidsinstrumenten neerlegt. De KRW dwingt wel om bestaand beleid actiever in te zetten. Rijk, waterbeheerders, provincies, gemeenten en drinkwaterbedrijven moeten er een tandje bij zetten. Op basis van deze bevindingen heeft het
ministerie van VROM een aantal acties geformuleerd (zie tabel) tegen de achtergrond van het vigerende beschermingsbeleid van de drinkwaterbronnen. Deze acties zijn op 12 december 2007 besproken en goedgekeurd in het Landelijk Bestuurlijk Overleg Water (LBOW)6). Inmiddels wordt een aantal van deze acties al uitgevoerd.
Gebiedsdossiers Uit de eerdere studie van het RIVM is het gebiedsdossier naar voren gekomen als een instrument dat ondersteuning kan bieden bij de inzet van beschermingsmaatregelen rondom een winning. Aspecten op het gebied van waterkwaliteit, -kwantiteit (voor zover relevant voor de waterkwaliteit) en beschermingsbeleid worden verzameld en in hun samenhang geanalyseerd. Op basis hiervan worden in het dossier maatregelen voorgesteld die direct gerelateerd zijn aan het verbeteren van waterkwaliteitsknelpunten. De feitelijke uitvoering van deze maatregelen is een bestuurlijke keuze. Deze dient plaats te vinden bij de daarvoor verantwoordelijke overheden, tenzij het
Acties beschermingsbeleid drinkwaterbronnen in relatie tot de implementatie van de Kaderrichtlijn Water.
actie
1. 2.
3. 4.
5.
6. 7. 8. 9.
4
afstemming normstelling grond- en oppervlaktewater met drinkwaternormen zichtbaar maken bijzonder beschermingsniveau in provinciale plannen, stroomgebiedbeheersplannen en de inzet van de provinciale milieuverordening daarbij nadere uitwerking gebiedsdossier operationalisering van de verzwaring van het drinkwaterbelang in de bestuurlijke belangenafweging en de nieuwe wettelijke taak van drinkwaterbedrijven op het gebied van de bescherming van hun bronnen (voortvloeiend uit de nieuwe Drinkwaterwet) opname waterlichamen, in plaats van punten of zones, waaruit water wordt onttrokken voor menselijke consumptie, in het Register Beschermde Gebieden uitwerken van een passend beschermingsniveau voor industriële winningen voor menselijke consumptie het in kaart brengen van grondwaterwinningen in eigen beheer en de mogelijkheden voor aanvullend beschermingsbeleid nadere uitwerking van huidige knelpunten grondwaterbescherming concretiseren van beschermingszones rondom innamepunten van oppervlaktewater voor drinkwaterproductie, gericht op de preparatiefase bij rampen
H2O / 5 - 2008
trekker
termijn
VROM
2008
provincie VROM
gereed
VROM
VROM/V&W
2008
provincie VROM/provincie VROM province/ waterbeheerder
2008
2008
maatregelen betreffen die het drinkwaterbedrijf in het kader van de uitvoering van zijn wettelijke taken zelf kan nemen. Het ministerie van VROM heeft het RIVM gevraagd een protocol voor het gebiedsdossier te ontwikkelen, dit te toetsen in de praktijk en daarbij aandacht te besteden aan de volgende vragen: Welke informatie moet worden verankerd in het gebiedsdossier? Wie voert de regie? Welke status moet aan het gebiedsdossier worden toegekend en hoe vindt verankering plaats? En hoe kan worden aangesloten op de KRW-gebiedsverkenningen en/of het leveringsplan op basis van de nieuwe Drinkwaterwet7)? Het gebiedsdossier heeft een tweeledig doel: het scheppen van een gemeenschappelijk inzicht in de factoren die van belang zijn voor de kwaliteit van het onttrokken water én het kiezen en inzetten van maatregelen die effectief zijn voor de verbetering van de waterkwaliteit op het onttrekkingspunt. Het dossier kan ook worden ingezet als toetsingskader voor de drinkwaterfunctie bij de ontwikkeling van ruimtelijke plannen en de vergunningverlening voor afvalwaterlozingen. Risicoanalyse, -beheersing en -reductie vormen belangrijke invalshoeken van het gebiedsdossier. Het gebiedsdossier kan ten slotte worden ingezet bij industriële winningen voor menselijke consumptie om de kwaliteitsaspecten in kaart te brengen en de eventueel daarbij behorende beschermingsmaatregelen in te zetten. Het gebiedsdossier is opgebouwd uit een aantal onderdelen: • een algemeen inleidend deel met daarin een toelichting op de achtergrond, het doel en de status van het gebiedsdossier voor deze specifieke locatie; • informatie over de bron (grond-, oevergrond- of oppervlaktewater) en de winning (wijze van inname, verwijderingscapaciteit ten aanzien van stoffen, omgaan met calamiteiten); • informatie over activiteiten in de nabijheid van het onttrekkingpunt van de winning met invloed op de waterkwaliteit;
actualiteit
•
•
informatie over voor de winning relevant beleid en regelgeving en de uitwerking daarvan in de praktijk (bijvoorbeeld provinciale milieuverordening, relevante bestemmingsplannen en milieu- en watervergunningen) en vertaling van deze informatie naar mogelijke maatregelen.
Het protocol voor het gebiedsdossier is voor een drietal winningen uitgewerkt: een oppervlaktewaterwinning (Heel), een
oevergrondwaterwinning (Bergambacht) en een grondwaterwinning (Goor). Een samenvatting van het dossier Bergambacht is hierboven te zien. De resultaten van de pilots zijn bediscussieerd in een bijeenkomst met vertegenwoordigers van de betrokken partijen. De uitkomsten laten zien dat het gebiedsdossier bruikbaar is om versnipperde informatie te bundelen die van belang is of kan zijn bij de bescherming van de winning. Op basis hiervan kunnen
passende beschermingsmaatregelen, gericht op preventie, risicoreductie en -beheersing, worden ontwikkeld. Het gebiedsdossier heeft daarmee een toegevoegde waarde. De bruikbaarheid ervan kan (verder) worden verbeterd door de bijdrage van lozingen of puntverontreinigingen aan de waterkwaliteit expliciet te maken.
Status en verankering Een wettelijke verankering van het gebiedsdossier is wenselijk, omdat dit meer houvast
H2O / 5 - 2008
5
Brussel (2012) of bij het opstellen van het volgende stroomgebiedsbeheersplan (2015).
Hoe verder
Relatie gebiedsdossiers met stroomgebiebeheersplannen en andere bestaande en toekomstige relevante plannen.
geeft over de aanwezigheid en inhoud ervan. Zowel de Wet milieubeheer en de provinciale milieuverordening als de nieuwe Drinkwaterwet bieden hiervoor aanknopingspunten. De meest logische plaats voor verankering vormt de Drinkwaterwet, die een verplichting bij drinkwaterbedrijven neerlegt om leveringsplannen op te stellen, waarin de veiligstelling van de drinkwatervoorziening
Parallel aan het RIVM-project wordt door DHV in opdracht van Rijkswaterstaat Waterdienst een beschermingszonedocument uitgewerkt voor alle innamepunten voor drinkwaterbereiding die aan rijkswater liggen. DHV heeft in eerdere studies een indeling van verschillende beschermingszones geïntroduceerd, die is gebaseerd op de veiligheidsketen (risicoanalyse Æ pro-actie Æ preventie Æ preparatie Æ repressie Æ nazorg) en waarbij men een indeling van het beschermingsgebied in een viertal beschermingszones hanteert. In het project wordt per innamepunt zone II (preventie/preparatie) uitgewerkt. Daarbij ligt de nadruk op het in beeld brengen van de risico’s van calamiteiten in de directe omgeving van het innamepunt en het nemen van maatregelen ter beperking van deze risico’s. Het gebiedsdossier concentreert zich met name op de structurele verbetering van de waterkwaliteit op het innamepunt. Het gebied wat daarvoor in de beschouwing wordt meegenomen, is daarom ook van grotere omvang. Het gebiedsdossier en het beschermingszonedocument vullen elkaar dus aan. Uit het oogpunt van eenduidigheid en herkenbaarheid lijkt het daarom wenselijk om op termijn beide documenten met elkaar te combineren. Als proef wordt dit jaar het gebiedsdossier en het beschermingszonedocument Heel geïntegreerd tot één document.
6
H2O / 5 - 2008
centraal staat en de gehele keten van bron tot kraan levering aan de orde is.
Invulling regierol De regierol bij het opstellen en onderhouden van het gebiedsdossier is noodzakelijk omdat maatregelen zich uitstrekken over meerdere beleidsterreinen (milieu, water en ruimtelijke ordening) en verantwoordelijke overheden (provincie, gemeente en waterbeheerder). Gelet op de verdeling van verantwoordelijkheden lijkt de regierol het beste te passen bij de provincie.
Tijdpad en relatie met gebiedsprocessen KRW Het implementatieproces van de KRW is inmiddels in volle gang. Inpassing van het gebiedsdossier in het KRW-proces is dus een punt van aandacht (zie schema hierboven). In de gebiedsprocessen worden op hoofdlijnen maatregelen uitgewerkt. De voortgang van deze uitwerking verschilt van gebied tot gebied voor wat betreft grondwater. Maatregelen spitsen zich met name toe op de sanering van puntverontreinigingen in grondwaterbeschermingsgebieden. Voor oppervlaktewater bestemd voor drinkwaterbereiding zijn nog geen specifieke maatregelen met betrekking tot de drinkwaterfunctie opgenomen in de maatregelenprogramma’s. Hiervoor wordt gewacht op de uitkomsten van projecten van DHV/Waterdienst (zie kader) en het RIVM. Een mogelijke inpassing zou kunnen plaatsvinden in de nadere detaillering van de maatregelen en de harmonisatie hiervan, die plaatsvindt tussen de onderlinge deelstroomgebieden. Dit legt wel grote tijdsdruk op de bestuurlijke besluitvorming en het daadwerkelijke opstellen van de gebiedsdossiers. Een andere mogelijkheid om de gebiedsdossiers in te passen in de KRW-maatregelenprogramma’s, is bij het opstellen van de tussenrapportage aan
Als vervolg op dit project8) kunnen vier vervolgstappen worden gezet, die - afhankelijk van de bestuurlijke besluitvorming - al dan niet achtereenvolgens worden doorlopen: • het voorbereiden van een principebesluit over de invoering van het gebiedsdossier door gezamenlijke uitwerking van de regierol en de wettelijke verankering van de verschillende betrokken bestuursorganen en Vewin. Het voortouw voor deze stap ligt bij VROM. Aandachtspunten hierbij zijn de invulling van de regierol bij oppervlaktewater- en oevergrondwaterwinningen, een nadere analyse van de verankeringsmogelijkheden in het Drinkwaterbesluit en/of Wet milieubeheer, een nadere inschatting van de benodigde inspanning, de relatie met het KRW-proces en de daarbij voorgeschreven termijnen en de openbaarheid van gegevens; • het nemen van een principebesluit door de verschillende bestuursorganen en Vewin over de invoering van het gebiedsdossier; • aanpassing en afronding van het protocol • en het invoeringtraject van de gebiedsdossiers. Susanne Wuijts (RIVM), Wennemar Cramer (ministerie van VROM) en Marleen van Rijswick (Universiteit Utrecht) NOTEN 1) Wuijts S. en M. van Rijswick (2007). Drinkwateraspecten en de Kaderrichtlijn Water: bescherming van drinkwater uit oppervlaktewater. RIVM. Rapport 734301028. 2) Wuijts S., J. Schijven, N. van der Aa, H. Dik, C. Versluijs en H. van Wijnen (2007). Bouwstenen Leidraad Grondwaterbescherming. RIVM. Rapport 73401029. 3) Van den Brink C. en M. Buitenkamp (2006). Vernieuwing grondwaterbeschermingsbeleid ten behoeve van de openbare drinkwatervoorziening. Royal Haskoning. In opdracht van het ministerie van VROM. 4) Van den Brink C. en M. Buitenkamp (2007). Duurzaam beschermen grondwater vereist meer inzet en sturing. H2O nr. 9, pag. 4-5. 5) DHV (2006). KRW en drinkwater uit rijkswateren, gevolgen van de Kaderrichtlijn Water voor bescherming drinkwatervoorziening uit rijkswateren. In opdracht van ministerie V&W/RWS/ RIZA. 6) VROM (2007). Uitvoering beleid inzake de bescherming van bronnen voor de drinkwatervoorziening in relatie tot de implementatie van de Kaderrichtlijn Water. Notitie opgesteld ten behoeve van het Landelijk Bestuurlijk Overleg Water. Ministerie van VROM. 7) Tweede Kamer (2006). Wetsvoorstel inzake nieuwe bepalingen met betrekking tot de productie en distributie van drinkwater en de organisatie van de openbare drinkwatervoorziening (Drinkwaterwet). Vergaderjaar 2006-2007, 30 895, nr. 2 en 3. 8) Wuijts S., M. van Rijswick en H. Dik (2008). Gebiedsdossiers voor drinkwaterbronnen: uitwerking van risico’s en ontwikkeling van maatregelen. RIVM. Rapport 734301032.
actualiteit
Weinig graafschade aan rioleringsnet Per 1.000 kilometer riolering vinden per jaar nog geen tien graafincidenten plaats, relatief gezien zeer weinig. Voor waterleidingnetten zijn dat er 29. Daarmee scoort de waterleiding gemiddeld. Dat blijkt uit de Nulmeting Grondroerdersregeling, een meting naar de hoeveelheid graafschade aan de leiding- en kabelnetten in Nederland. De nulmeting is uitgevoerd als referentie voor de Grondroerdersregeling, die zojuist door de Eerste Kamer is goedgekeurd. de totale (directe) schade niet zo hoog vergeleken met andere sectoren: 1.049.000 euro in 2006. Het gemiddelde schadebedrag per incident is 1.000 euro. De riolering is wel één van de sectoren waarvan de overheid hoopt de schade met de Grondroerdersregeling te verminderen. Nog niet alle gemeenten hebben het net goed digitaal in kaart gebracht; vooral de kleinere gemeenten lopen hier achter. De belangrijkste oorzaak van schade is volgens de netbeheerders dat geen informatie is opgevraagd of dat de verstrekte kwaliteit van de liggingsgegevens niet voldoende is. Maar de uitvoerder wordt ook genoemd als schuldige: hij werkt niet zorgvuldig genoeg of heeft geen proefsleuven gegraven.
Drinkwaterleiding
D
e Grondroerdersregeling verplicht het registreren van leidingen en kabels in de ondergrond door de betreffende beheerders. Door deze registratie voorafgaand aan werkzaamheden op te vragen, hoopt de overheid dat minder schade optreedt. Geen overbodige luxe, want volgens een raming van het NEN uit 2004 treedt 40.000 maal per jaar schade op: één incident per vijf graafwerkzaamheden. Om over vijf jaar te kunnen zien of de regeling resultaat heeft opgeleverd, heeft het ministerie van Economische Zaken deze nulmeting laten uitvoeren door kenniscentrum EIM. Daarbij zijn zeven soorten ondergrondse netten bekeken: riolering (inclusief afvalwaterzuivering), drinkwaterleiding, elektriciteit, gas, telecom, industriële transportleiding en openbare verlichting en verkeersregelinstallaties. De totale lengte van de verschillende netten bedroeg in 2006 1.305.820 kilometer. In dat jaar werden 38.480 graafincidenten gemeld met schade aan de leidingen tot gevolg.
Gemiddeld waren er 28,1 graafincidenten per 1.000 kilometer leiding. Het gemiddelde schadebedrag lag tussen de 700 en 1.200 euro per incident. De totale (directe) schade lag tussen 24,9 en 43,1 miljoen euro. De onderzoekers hebben uitsluitend gekeken naar deze directe schade aan de leidingen en kabels. De indirecte schade kan een veelvoud zijn van de directe schade. Onder indirecte schade verstaan de onderzoekers onderbrekingen van de via deze netten gedistribueerde producten en diensten, maar ook schade die kan ontstaan aan het milieu en veiligheidsrisico’s voor direct betrokkenen en omwonenden.
Riolering Uitgesplitst per sector treden bij de rioleringsnetten maar weinig incidenten op per 1.000 kilometer op: 9,6. In totaal waren er in 2006 1.049 graafincidenten. De reden hiervoor is dat de leidingen diep liggen en niet zo kwetsbaar zijn. Het rioleringsnet is met een totale lengte van 109.000 kilometer één van de kleinere netten. Daardoor is
Voor het waterleidingnet is de situatie anders. Hoewel qua lengte vergelijkbaar (115.985 kilometer in 2006) is dit net goed in beeld gebracht door de waterleidingbedrijven. Toch worden hier 29 graafincidenten per 1.000 kilometer leiding per jaar opgegeven, een totaal van 3.360 incidenten. De gemiddelde schade per incident wordt geschat op 570 euro. De totale directe graafschade per jaar komt daarmee op 1.915.000 euro. De oorzaken voor de incidenten is opnieuw het niet opvragen van liggingsgegevens door de uitvoerder, een onvoldoende kwaliteit van die gegevens (complexe ondergrond, ingewikkelde en moeilijk te lezen tekeningen, verkeerde schaal) en tenslotte tijdsdruk bij de aannemer, waardoor geen voorzorgsmaatregelen worden genomen en geen proefsleuven worden gegraven. Ter vergelijking: het grootste net is het telecomnet. In 2006 lag er in Nederland in totaal 530.300 kilometer kabel in de grond. Er werden 17.900 incidenten gemeld (34 per 1.000 kilmeter) met een gemiddelde directe schade van 750 euro. De totale schade kwam daarmee op 13.425.000 euro.
Evaluatie Na vijf jaar wordt de Grondroerdersregeling geëvalueerd en kan vastgesteld worden wat de effecten van deze wet zijn op de wijze waarop de informatie-uitwisseling plaatsvindt, op het aantal graafschades en het graafgedrag van de grondroerders. De Grondroerdersregeling treedt in werking als hij in de Staatscourant is gepubliceerd. Ten tijde van het ter perse verschijnen van dit nummer was dat nog niet gebeurd.
H2O / 5 - 2008
7
Studiereis langs KRW-landen In het hele Rijnstroomgebied wordt hard gewerkt aan de uitwerking van de Kaderrichtlijn Water. Veel is al bereikt, maar er moet nog een flinke stap gemaakt worden. Tot die conclusie kwamen de deelnemers aan de studiereis van het regionaal bestuurlijk overleg (RBO) Rijn-West naar Frankrijk en Duitsland onlangs. De delegatie, bestaande uit de gedeputeerden Water van de vijf betrokken provincies (Gelderland, Utrecht, Noord- en Zuid-Holland en Noord-Brabant) en de dijkgraven en hoogheemraden van de acht regionale waterbeheerders in dit gebied, bezocht Koblenz, Straatsburg, de stuw bij Iffezheim en het Murgtal in Baden-Württemberg.
D
e KRW (WRRL in Duitsland, DCE in Frankrijk) heeft in alle landen voor een vernieuwing in denken en werkwijze gezorgd, vooral door de nadruk op de ecologie en de samenhangende aanpak. De aanpak in Nederland, Duitsland en Frankrijk is op veel punten vergelijkbaar, bijvoorbeeld bij het formuleren van doelen, maatregelen en kosten en ten aanzien van de fasering. Al zijn er natuurlijk ook verschillen.
Wederzijdse inspanningen Nederland verwacht inspanningen van de bovenstroomse partners op een aantal punten, zoals het terugdringen van nutriënten en schadelijke stoffen en maatregelen voor hoogwaterbescherming. Maar die partijen verwachten ook het nodige van Nederland. Een belangrijk punt is de vismigratie. Duitsland investeert veel in vispassages, onder andere voor de trek van de zalm. Ook Frankrijk gaat op dit punt flinke investeringen doen. Maar dat heeft maar beperkt effect als Nederland ‘de voordeur dichthoudt’, zoals één van de gesprekspartners het uitdrukte. Daarmee doelde hij op het belang van het Kierbesluit voor de Haringvliet en ook op de bijvangst van zalm in de kustwateren en de benedenrivieren.
Politiek vertrouwen Het eerste reisdoel was Koblenz, waar de Internationale Commissie voor de Bescherming van de Rijn (ICBR) is gevestigd. De ICBR bestond oorspronkelijk uit vijf lidstaten plus de Europese Commissie. Door
de KRW is de structuur aangepast; nu zijn er negen staten bij betrokken, inclusief de niet-EU-leden Zwitserland en Liechtenstein. Deze zijn niet gebonden aan de KRW, maar zij maken wel afspraken over maatregelen om de waterkwaliteit te verbeteren. Besluiten van de ICBR hebben geen formele juridische status; het zijn politieke afspraken van de lidstaten. Net zoals in het RBO werkt men vanuit consensus en politiek vertrouwen, zonder over formele sancties te beschikken. Nederland heeft op dit moment een goede positie en wil die graag zo houden. Het nut hiervan bleek vrij recent toen vervuilde bagger beneden de stuw van Iffezheim in de Rijn werd gestort. Mede door de Nederlandse invloed is dat snel stopgezet. De ICBR is nauw betrokken bij de KRW, onder andere voor afstemming tussen verschillende deelstroomgebieden.
Tandje bijsteken De chemische kwaliteit van de Rijn is sinds het begin van de jaren 70 sterk verbeterd. Er is nog wel een stap nodig. Op de laatste Rijnministersconferentie is bijvoorbeeld nog geen lijst vastgesteld met normen voor kritische stoffen. De ecologie verbeterde, maar ook op dit punt moet nog veel gebeuren. De vispasseerbaarheid voor de zalm, zeeforel en andere soorten is daarbij zeker voor de bovenstroomse partijen een belangrijk punt. De ministersconferentie sprak afgelopen oktober ook uit dat de hoogwaterbescherming beter kan en dat onderzoek moet worden verricht naar een
De delegatie van RBO Rijn-West aan de Rijnoever in Koblenz (foto: Henno van Dokkum).
nieuw probleem dat meer aandacht gaat vragen: micro-verontreinigingen door medicijnen en huishoudchemicaliën. Dit zal voor het eerste stroomgebiedbeheersplan nog geen onderwerp zijn, maar mogelijk wel voor de volgende fase.
Frankrijk: meer aandacht voor milieu In Straatsburg werd de delegatie ontvangen door medewerkers van de Direction Régionale de l’Environnement (DIREN) oftewel de regionale directie van het Ministerie van Milieu, waaronder ook het waterbeheer valt. Behalve DIREN zijn ook het l’Agence de l’Eau (een soort waterschap) en de lokale en regionale overheden betrokken bij het waterbeheer. De aanpak van de KRW is, zeker voor Franse begrippen, redelijk decentraal en vergelijkbaar met de aanpak in Nederland. Op dit moment vindt in Frankrijk een grote verschuiving plaats in het denken over het milieu. Daar speelt de KRW een kleine rol in. Belangrijker is het Charte de la Grenelle Environnement, een programma dat op 25 oktober is vastgesteld na een publieke discussie van enkele maanden. Het moet nog worden geïmplementeerd maar de verwachting is positief, onder andere omdat het meer mogelijkheden biedt om de landbouw aan te spreken op de nutriëntenproblematiek en bestrijdingsmiddelen. In het Franse Rijnstroomgebied is in het algemeen sprake van een goede ecologie, maar er zijn wel problemen met nutriënten en bestrijdingsmiddelen. Bovendien zijn er veel kwetsbare gebieden. Op de verkoop van bestrijdingsmiddelen komt een belasting met drie tarieven, afhankelijk van de schadelijkheid van het middel. Een belangrijk doel is zicht te krijgen op de hoeveelheid van de verschillende middelen die wordt gebruikt. Verder wordt een extra inspanning geleverd voor verbetering van de rwzi’s en het terugdringen van ongerioleerde huishoudens. Opvallend is de manier waarop in de Alsace het brede publiek bij de KRW is betrokken. Alle huishoudens hebben een schriftelijke enquête ontvangen, waarvan meer dan 77.000 zijn teruggestuurd. Er komt waarschijnlijk nog een tweede ronde. Het publiek blijkt duidelijk belang te hechten aan schoon water en ook bereid te zijn daarvoor via de drinkwaterprijs te betalen. DIREN heeft een uitgebreide methodiek voor kostenberekening ontwikkeld. Een element daarbij is de drinkwaterprijs, waarin in Frankrijk ook de kosten van rioolwaterzuivering zijn
8
H2O / 5 - 2008
verslag plaatselijke apotheker tot maatschappelijke organisaties. Inmiddels zijn de problemen in beeld, al is nog niet alles in het kader van de KRW correct weergegeven. Er ligt nu een eerste concept van het maatregelenpakket. De Duitse delegatie benadrukte dat de maatregelen in samenspraak met ‘het veld’ zijn opgesteld. Bij de stuw werd de vispassage bezocht. Hier kunnen zalmen, zeeforellen en andere vissen een hoogteverschil van elf meter overbruggen. Het beheer van de vispassage is in handen van een hengelsportverbond, dat ook zorgt voor een uitgebreid tel- en onderzoeksprogramma. Hierbij worden gegevens uitgewisseld met Nederlandse partners. Het aantal vissen dat de passage gebruikt, neemt wel toe maar blijft nog steeds te klein.
Water voor de Murg Medewerkers van DIREN in Straatsburg presenteren de Franse KRW-aanpak (foto: Willem van Douwen).
opgenomen. Voorlopig is gekozen voor een stijging met 20 procent in zes jaar tijd. De totale kosten voor extra maatregelen in de periode tot 2015 liggen boven een miljard euro.
Duitsland: degelijk en pragmatisch De RBO-delegatie bracht in Duitsland eerst een bezoek aan de imposante stuw in de Rijn bij Iffezheim, waar zij werd ontvangen door een Duitse delegatie van het Umweltministerium Baden-Württemberg. De Duitse aanpak van de KRW is intensief, degelijk en tegelijk pragmatisch. Ook hier betekende de KRW een nieuwe werkwijze met aandacht voor de ecologie. Prioriteit op dit vlak hebben de vispasseerbaarheid en het garanderen van een minimumhoeveelheid water in de rivieren en beken. Onder andere vanwege de vele waterkrachtcentrales (alleen al 67 in Baden-Württemberg) is dit geen eenvoudige opgave. De rioolwaterzuivering is geen groot probleem, wel zijn er problemen met diffuse bronnen met stoffen als fosfaat, stikstof, pesticiden, zink, koper
en cadmium. In de benedenstroomse delen van de zijrivieren moet het nodige aan de hydromorfologie gebeuren. In Baden-Württemberg gaat men niet uit van het ‘one-out-all-out’-principe om de toestand van en waterlichaam aan te geven. Men geeft de toestand van een waterlichaam aan door vijf blokjes die de verschillende kwaliteitsaspecten weergeven (bijvoorbeeld vis, microfauna, chemie). Baden-Württemberg heeft 179 waterlichamen gedefinieerd, een laag aantal. Een reden is de wens zich te concentreren op de hoofdproblemen, namelijk de vissen en de diffuse belasting. Die problemen zijn niet goed via de kleine waterlichamen aan te pakken. Bovendien geeft deze aanpak de nodige flexibiliteit, vindt men. Ook hier viel op dat het brede publiek nadrukkelijk wordt betrokken bij de Kaderrichtlijn Water: via drie werksessies per gebied. Tussen de 60 en 150 mensen kwamen om de bijeenkomsten af, van de
De RBO-delegatie luistert naar uitleg over de vispassage in de Rijnstuw bij Iffezheim (foto: Willem van Douwen).
Het laatste deel van de studiereis bracht de RBO-delegatie naar het dal van de Murg, een zijrivier van de Rijn die ontspringt in het Zwarte Woud. De benedenloop is in het verleden gekanaliseerd. In de bovenloop vormen de vele papierfabrieken en waterkrachtcentrales een probleem. Het water van de Murg wordt ter plekke afgeleid voor energie-opwekking en voor gebruik als proceswater. Daardoor staat op veel plaatsen in de bedding niet of nauwelijks water. Omdat deze situatie doorgaans is gebaseerd op zeer oude waterrechten van de fabrieken, zijn voor het nemen van maatregelen langdurige en moeizame onderhandelingen nodig. Otto Cox
Attentie! De redactie wordt de laatste tijd regelmatig geconfronteerd met wijzigingen op reeds ingeleverde artikelen. Soms zijn deze wijzigingen zo ingrijpend dat gedane arbeid voor niets geweest is en opnieuw aan de bewerking van een artikel begonnen moet worden. De redactie gaat er vanuit dat ingeleverde artikelen definitieve versies zijn, waaraan de betrokken auteurs hun goedkeuring hebben gegeven. Het kan niet zo zijn dat gegevens in tabellen, kaarten en grafieken nog veranderd worden na indiening van een bijdrage. Van belang is ook dat ALLE illustraties in een artikel ALTIJD als losse grafische bestanden op hoge resolutie en minimaal over twee kolommen afdrukbaar opgestuurd moeten worden. Ten slotte accepteert de redactie voor pasfoto’s niet langer foto’s van de auteur op één of andere locatie. Een pasfoto moet het gehele gezicht recht van voren tonen en een neutrale achtergrond hebben. Voor meer informatie: (010) 427 41 65.
H2O / 5 - 2008
9
verslag Kiezen uit twee mogelijkheden voor het toekomstig waterbeheer Of de gehele Noordzeekust moet zwaar versterkt (zeewaarts uitgebreid) en ‘op slot’ gezet worden of de Nederlandse kust moet één groot estuarium worden met een zouttong die tot aan Nijmegen reikt. Dan moeten alle deltawerken afgebroken worden. Voor deze keuze staan we binnen vijf tot tien jaar, aldus hoogleraar klimaatverandering Pier Vellinga tijdens de presentatie van ‘De staat van het klimaat 2007’ in Den Haag op 19 februari. De rapportage is afkomstig van het Platform Communication Climate Change (PCCC), een samenwerkingsverband van vooraanstaande Nederlandse kennisinstituten op het gebied van klimaat. Minister-president Jan Peter Balkenende ontving het eerste exemplaar.
‘D
e staat van het klimaat’ is bedoeld als bijdrage aan de brede maatschappelijke discussie op klimaatgebied. Het warmer wordende klimaat biedt volgens de klimaatwetenschappers volop mogelijkheden voor innovatieve maatregelen, zowel op het gebied van vermindering van de uitstoot van de broeikasgassen als bij het anticiperen op de gevolgen van het warmere klimaat. Vellinga noemt klimaatverandering zelfs de ultieme test voor innovatie. Samenwerking is daarbij volgens hem cruciaal. Vellinga noemde de chemische industrie als een belangrijke speler in het geheel. Als deze industrie klimaatneutraal gaat produceren, zet dat zoden aan de dijk, aldus de hoogleraar. De landbouw wordt dan de belangrijkste veroorzaker van broeikasgassen. Met een groeiende wereldbevolking kan de uitstoot van methaan wel eens flink gaan stijgen, vreest Vellinga. Minister-president Balkenende noemde bij de presentatie de klimaatverandering een uitdaging. Hij gelooft dat wat de mens aangericht heeft, door hem of haar ook weer rechtgezet kan worden. Vellinga zelf is voorstander van heel brede dijken (zie het klimaatnummer van H2O van 16 november 2007). In het binnenland zijn er in feite ook slechts twee mogelijkheden: óf alles hoger bouwen (op terpen bijvoorbeeld of alleen op de hoge zandgronden van Nederland) óf de dijken langs de
rivieren versterken. Een breed gebied langs weerszijden van Rijn, Maas, Waal, Nederrijn, Lek en IJssel loopt de grootste kans op overstromingen. Vellinga ziet momenteel nog geen toename van dat risico, maar op termijn wel.
Aanpassingen in het waterbeheer Gezien de geografische ligging is borging van de waterveiligheid van het hoofdwatersysteem voor Nederland van oudsher altijd al van essentieel belang geweest. Anticiperen op toekomstige klimaatomstandigheden kan daar op voortbouwen, aldus de klimaatwetenschappers in ‘De staat van het klimaat 2007’. De huidige klimaatdiscussie dwingt Nederland na te denken over aanscherping van de bescherming tegen overstromingen op lange termijn. Bij de kustverdediging en het waterbeheer wordt momenteel alleen de overschrijdingkans als maat gehanteerd. Door de toenemende bebouwing, ook buitendijks, staat de bruikbaarheid van deze maat onder druk en wordt in de wetenschap gekeken naar alternatieven, bijvoorbeeld het overstromingsrisico. Deze kan gedefinieerd worden als de te verwachten kans (op een weerextreem) maal de te verwachten schade. Met een risicobenadering is tevens een effectiever en efficiënter waterveiligheidsbeleid mogelijk. Elementen hiervan kunnen zijn: differentiatie in normen, robuustere waterkeringen, zoals overstroombare dijken, en aangepast ruimtegebruik in gebieden met
hoge overstromingskansen en compartimentering van polders. Dit voorjaar verschijnt een tussenrapport over de veiligheid op de lange termijn van Nederland tegen overstromingen: ‘Aandacht voor veiligheid’. Deze rapportage vindt plaats in het kader van de programma’s Klimaat voor Ruimte en Leven met Water. Uiteindelijk moet het een discussieondersteunend systeem gaan leveren, en aan de hand van kaarten en beelden inzicht verschaffen hoe door middel van ruimtelijke aanpassingen Nederland klimaatbestendig kan worden voor de lange termijn (zie ook het artikel ‘Randstad in zicht’ in de vorige uitgave van H2O). Hierbij wordt, waar mogelijk, de risicobenadering gebruikt, waarbij de verwachte schade zoveel mogelijk in euro’s wordt uitgedrukt. Het op orde brengen van het stedelijk waterbeheer is één van de moeilijkste opgaven in het Nationaal Bestuursakkoord Water. In de context van klimaatverandering is met name de verandering in hevige neerslag van belang. Mede daarom heeft het KNMI de gegevens over hevige neerslag in de KNMI’06 scenario’s vertaald naar korte tijdsduren (per 5-60 minuten). Deze gegevens worden momenteel gebruikt in verschillende projecten binnen de onderzoekprogramma’s Klimaat voor Ruimte en Leven met Water, die zich richten op aanpassingsstrategieën in het stedelijk gebied.
Zuidplaspolder De Zuidplaspolder, aan de zuidzijde van de Randstad en grenzend aan het Groene Hart, ligt zes meter onder NAP. Delen van de polder zijn gevoelig voor bodemdaling. Ook grenst de polder aan de Hollandse IJssel, die in verbinding staat met de grote rivieren en de zee. Een dijkdoorbraak kan grote gevolgen hebben. Klimaatverandering zorgt voor toenemende risico’s op wateroverlast, droogte en mogelijk een toename van deels zout kwelwater. De polder moet zodanig ingericht worden dat de toekomstige bewoners en bedrijven geen last krijgen van dit soort effecten. Daarbij wordt het principe gehanteerd van ‘functie volgt peil’ in plaats van het huidige ‘peil volgt functie’. De Zuidplaspolder is aangewezen voor verstedelijking (7.000 tot 30.000 huizen) en glastuinbouw (280 hectare). Binnen het programma Klimaat voor Ruimte wordt voor dit gebied een inventarisatie gemaakt van mogelijkheden om dit te realiseren, in samenspraak met betrokkenen uit het gebied. Er worden wetenschappelijk onderbouwde risicokaarten en een regionaal klimaatschetsboek ontwikkeld (zie het themanummer over klimaat van H2O van 16 november 2007). Ideeën voor risicozonering, waterbuffers en vluchtroutes zijn inmiddels uitgewerkt. Het beoogde eindresultaat is een convenant om met de partijen in de Zuidplaspolder tot uitvoering van de opgedane ideeën en kennis te komen door aanpassing van de bestaande ruimtelijke ordeningsplannen.
10
H2O / 5 - 2008
De Zuidplaspolder (foto: Florrie de Pater).
...brengt al 10 jaar mensen bij elkaar
1997 199 97
1998
1999
2000
2001
2002
2003
2004
2005
2006
Korbee & Hovelynck is een bureau voor communicatieadvies en -onderzoek, gespecialiseerd in het creëren van samenwerking tussen partijen die nodig zijn voor het maken en uitvoeren van beleid.
ENVIRONMENTAL SOLUTIONS De nummer 1 Wereldbeurs voor milieu en afval brengt u een internationaal aanbod, volledige oplossingen en de inbreng van de marktleiders.
Wij verzorgen de communicatiemiddelen die nodig zijn om de samenwerking te stroomlijnen en we doen sociaal-wetenschappelijk onderzoek waarmee beleidskeuzes onderbouwd kunnen worden.
De volgende thema’s zijn nieuw op IFAT 2008:
• KUST EN VLOEDBESCHERMING • ENERGIEPRODUCTIE UIT AFVALMATERIALEN Gebruik deze wereldmarkt voor uw succes! Informatie onder www.IFAT.de
Rijks- en regionale overheden zijn onze belangrijkste opdrachtgevers; mobiliteit, water- en milieubeleid onze belangrijkste markten.
23 – 25 Sept. 2008 Shanghai www.ifat-china.com Experience the world‘s
New Munich Trade Fair Centre
2007
2008 2009
no.1 growth market
Dorpsstraat 10 3732 HJ De Bilt tel 030 - 22 50 101 www.korbee-hovelynck.nl
5 t/m 9 mei e
15 Internationale vakbeurs voor water, afvalwater, afval en recycling
Informatie: Van Ekeris Expo Service b.v. • Tel. 023 – 525 85 00 Fax 023 – 526 45 48 • info@vanekeris.nl • www.vanekeris.com
IFAT08-90x272.indd 1
10.01.2008 10:19:52 Uhr
DIJKGRAAF HANS OOSTERS VAN HET HOOGHEEMRAADSCHAP VAN SCHIELAND EN DE KRIMPENERWAARD:
“Niet meer aan de kant staan, maar meespelen” Bij de laatste herindeling van de waterschappen in Zuid-Holland is een nieuw hoogheemraadschap ontstaan dat bestaat uit twee wel zeer verschillende delen, namelijk het vooral stedelijk gebied van het voormalige Hoogheemraadschap Schieland en het typisch Hollandse weidegebied van het Hoogheemraadschap van de Krimpenerwaard. ‘Een weids slagenlandschap’, zoals één van de goed verzorgde brochures van dit nieuwe waterschap zegt. Een hoogheemraadschap dat met zijn 33.000 hectare één van de kleinste waterschappen is, anderzijds wel de grootste lengte aan watergangen kent, en waarin het diepste punt van Nederland ligt: de Zuidplaspolder (6,70 m -NAP). Het verslag van een gesprek met mr. Hans Oosters, de eerste dijkgraaf van het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard, in zijn werkkamer aan de Maasboulevard in Rotterdam met een schitterend uitzicht op de drukbevaren Nieuwe Maas.
Hoe is deze samenvoeging tot stand gekomen? “Dit hoogheemraadschap bestaat uit twee waterschappen met een lange geschiedenis. Schieland is opgericht ergens tussen 1270 en 1280. Een exacte stichtingsdatum is niet bekend. Het is daarmee één van de oudste waterschappen van Nederland. De Krimpenerwaard dateert van 1430, toen Jacoba van Beieren voor dat gebied een aparte bestuursorganisatie op watergebied neerzette. Met ingang van 1 januari 2005 zijn zij samengevoegd met het kwaliteitsbeheer in de Krimpenerwaard, dat vroeger bij het Zuiveringsschap Hollandse Eilanden en Waarden berustte.” “De combinatie van Schieland en de Krimpenerwaard maakt ons werk bijzonder boeiend doordat het zo verschillende gebieden zijn. De Krimpenerwaard ligt tussen de Hollandse IJssel en de Lek, een landelijk gebied met de problematiek van het beheer van de veenweidegebieden en het handhaven van de agrarische activiteiten. Schieland is sterk verstedelijkt, ligt tussen Rotterdam, Zoetermeer en Gouda, met vitale hoofdinfrastructuur zoals de spoorlijnen en de snelwegen tussen Gouda en Den Haag en tussen Gouda en Rotterdam.”
Wat hebt u in de afgelopen twee jaar als het meest bijzondere in uw werk ervaren? “Dat het waterbeheer in Nederland op een kruispunt staat, op twee kantelpunten zit, mede als gevolg van klimaatverandering, bodemdaling, etc. Het ene kantelpunt is dat je niet meer ééndimensionale technische keuzes kunt maken zoals vroeger. Er moet nu ook binnen het waterschap een veel bredere maatschappelijke afweging plaatsvinden. Is een oplossing duurzaam? Wat betekent ze voor de inwoners van het gebied en voor het gebied zelf? Welke gevolgen heeft ze voor
12
H2O / 5 - 2008
een verder terugtrekken van de traditionele bestuursgroeperingen.”
Vindt u dit een goede ontwikkeling? “Sommige mensen vinden dit een ramp voor de functionele democratie. Maar het is wel de realiteit. Wij moeten er zo goed mogelijk mee omgaan. De politieke partijen gaan meedoen. Als functionele democratie maakt het waterschap onderdeel uit van het algemeen belang en moet het ook opvattingen ontwikkelen over allerlei andere zaken dan het eigen taakgebied. Daarom heeft men gekozen voor een meer algemene bestuurssamenwerking. De kunst zal zijn om de voor waterschappen zo kenmerkende slagkracht te combineren met de voordelen van de bredere maatschappelijke weging die in een meer algemeen samengesteld bestuur zal plaatsvinden.” “In het waterbeheer is veel te doen. Daar moeten wij nu mee aan de slag. We moeten nu niet opnieuw structuurdiscussies gaan voeren. Dat wil niet zeggen dat de bestuurlijke drukte in het middenveld geen punt meer is. Maar ook het kabinet heeft ervoor gekozen om die discussie naar de achtergrond te schuiven en nu eerst aan het werk te gaan.”
Wat zijn de hoofdvragen voor uw hoogheemraadschap?
Hans Oosters
de ontwikkeling van de beheerskosten?” “Het andere kantelpunt is dat je als waterschap niet meer kunt afwachten wat anderen doen en je niet meer alleen faciliterend bezig kunt zijn, maar dat je een visie moet ontwikkelen en vooraan in het proces van de toekomstige ontwikkeling moet meepraten. Dat is een andere tak van sport die je moet leren, zowel bestuurlijk als ambtelijk. Daarbij komt dat ook de wijze van besturen van de waterschappen aan verandering onderhevig is. In november vinden overal tegelijk de verkiezing van de nieuwe waterschapsbesturen plaats, niet meer met personen maar met lijsten. Met als effect meer zeggenschap van de burger en
“Als eerste noem ik de Zuidplaspolder ten westen van Gouda met het diepste punt van Nederland. In de Nota Ruimte wees het vorige kabinet dit gebied aan voor de bouw van woningen en kassen. Met alle andere betrokken instanties kijken wij hoe we die polder het best kunnen inrichten. Wij gaan daarbij uit van de bodemstructuur. Die is zo diep, omdat het veen eruit gehaald is. Alleen in het zuidelijk deel is dat niet het geval. Dat stuk is dus nog gevoelig voor bodemdaling door inklinken van het veen. Dat deel willen wij vrij houden van bebouwing. Daar is ruimte voor natuur. In het middendeel - op de stroomruggen - komen de woningen, in het noordelijk deel - op de klei - de kassen. Deze keuze was niet zo tot stand gekomen als het waterschap niet vanaf het begin volwaardig aan de planontwikkeling had meegedaan.” “Probleem is dat bebouwing van de Zuidplaspolder in de discussie over de effecten van de klimaatverandering HET voorbeeld geworden is van wat je niet zou moeten willen. Alle plannen en ontwikkelingen daar worden steeds weer onder een vergrootglas gelegd. Hoe dieper des te gevaarlijker, luidt de redenatie. Dat is tot op zekere hoogte wel waar, maar daar niet bouwen - als een soort offer aan de klimaatverandering - lost niets op. Vele andere diepe plekken zijn immers al volgebouwd en zullen ook beschermd moeten worden. Je moet je dus afvragen hoe je de Zuidplaspolder zo duurzaam mogelijk kunt inrichten, hoe je ook de rest van Nederland veilig kunt maken.” “Een andere belangrijk punt voor ons is het waterbergend oppervlak in Rotterdam. Dat
interview CV 1962 geboren in Gouda 1982-1987 studie staats- en bestuursrecht Erasmus Universiteit Rotterdam 1987-2000 secretaris directieraad VNG / lid gemeenteraad Gouda 2000-2005 burgemeester Bergambacht 2004-2005 waarnemend burgemeester Ouderkerk 2005-heden dijkgraaf Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard
bedraagt maar twee procent, terwijl het vijf à zes procent zou moeten zijn om de stad droog en veilig te houden. Wij zijn dus voortdurend met de gemeente bezig hoe wij dit kunnen uitbreiden. Bijvoorbeeld door waar het maar mogelijk is pleinen verdiept aan te leggen, groene daken te stimuleren en onder parkeergarages waterberging te maken.” “Dan zitten wij nog met de afwatering van de boezem van Schieland - de Rotte - op de Nieuwe Maas. Bij hoogwater in de Maas en hevige regenval komt het peil in de Rotte te hoog en dreigen omliggende deels dichtbebouwde gebieden onder te lopen. Daarvoor gaan we nu een calamiteitenberging in het zuidelijk deel van de Eendragtspolder bij Zevenhuizen aanleggen (zie de vorige uitgave van H2O, red.). Met een berging van vier miljoen kubieke meter water krijgen wij twee etmalen speling. Die berging wordt gecombineerd met de ontwikkeling van recreatie en sport. Daar komt de nieuwe Olympische roeibaan als concurrent van de Bosbaan.”
U kiest niet voor de vergroting van de bemalingscapaciteit? “Neen, daarmee red je het niet. Onze algemene lijn is vergroting van de berging. Dat doen wij in de Zuidplaspolder door het verbreden van de hoofdtochten van vier à vijf meter naar 20 à 25 meter en door het ontsnipperen van de polders door verschillende peilgebieden weer met elkaar te verbinden. Dat is lastig genoeg als je daarvoor weer verbindingen onder de A12 of onder spoorlijnen door moet maken. Wij bouwen overigens wel nieuwe gemalen om grotere bedrijfszekerheid te hebben. Veelal vergroten we dan ook de bemalingscapaciteit.” “Een ander hoofddossier is de ontwikkeling van de Krimpenerwaard, een authentiek, Hollands landschap met weinig ontsluiting en weinig stedelijke druk. Landinrichting is daar nooit van de grond gekomen tot de jaren 90, toen besloten werd om van 10.000 hectare een kwart als natuurgebied te gaan inrichten. Men was daaraan begonnen door, als zich een gelegenheid voordeed, een gebiedje apart in te richten. Zo groeide men van de oorspronkelijke 30 peilvakken naar 80 peilvakken. Toen vanaf 2000 minder geld voor de landinrichting beschikbaar kwam, zijn wij ons gaan afvragen of die aanpak wel duurzaam genoemd konden houden. Het antwoord was ‘nee’. Wij hebben er nu voor
gekozen om natuur daar neer te leggen waar het gebied er qua bodem en qua waterhuishouding het meest geschikt voor is. Dat is in het noordelijk deel dat meer veen heeft. In het zuidelijk deel dat hoger ligt en meer kleiachtig is, kan zich de melkveehouderij verder ontwikkelen.”
U bent ook bezig met dijkversterkingsprojecten? “Aan de Lek en in Rotterdam beheren wij primaire waterkeringen. Tussen Schoonhoven en Krimpen aan de IJssel zijn wij met grote verstevigingprojecten bezig. De norm daar is een overschrijdingskans van 1:2000, terwijl bij de laatste toets bleek dat sommige delen niet hoger kwamen dan een veiligheid van 1:100. Er moet dus het nodige gebeuren. Deels moesten dijken nieuw aangelegd of bestaande nieuw gefundeerd worden, omdat ze weggezakt waren in de venige ondergrond, deels alleen verhoogd. Vergeleken met de weerstand tegen de dijkverhoging vòòr de grote afvoeren van 1993 en 1995 zijn wij nu duidelijk een fase verder. De mensen zijn ervan overtuigd dat het moet en zijn bereid tot overleg en tot meedenken. Maar het vinden van oplossingen waarbij je rekening houdt met bestaande bebouwing en ecologische waarden vraagt veel inventiviteit en tijd. In Ammerstol bijvoorbeeld loopt de dijk midden door het dorp. Verbreding van het binnentalud was daar niet mogelijk. Dan zouden teveel huizen weg moeten. Aanleg van een nieuwe kering zou de buitendijkse woningen hun prachtige uitzicht ontnemen en tot hoge schadeclaims leiden. Nu wordt over twee kilometer een diepwand aangelegd: een betonnen muur van één meter breed en 20 meter diep, gefundeerd op de zandlaag. Hij wordt weggewerkt in de oude dijk en is naderhand niet meer zichtbaar.”
Ik ben daar begonnen als beleidsmedewerker voor onderwijs en cultuur en geëindigd als secretaris van de directieraad. Intussen was ik in Gouda raadslid voor de PvdA geworden.” “In 2000 ben ik benoemd tot burgemeester van Bergambacht: een gemeente van ongeveer 10.000 inwoners in de Krimpenerwaard. Vanaf 2004 was ik tevens waarnemend burgemeester van Ouderkerk. Toen het nieuwe hoogheemraadschap opgericht werd, heb ik gesolliciteerd op de vacature van dijkgraaf en ben ik benoemd.” “Het werk van een burgemeester in een kleinere gemeente vond ik prachtig. Je was daar een soort meewerkend voorman. De benoeming tot dijkgraaf bracht voor mij veel nieuws: toevoeging van kennis en ervaring en de uitdaging van een nieuwe positie. De schaal van de huidige waterschappen is interessant, de betrokkenheid onderling is groot en er is goed overleg met Den Haag. Maar je positie is wel anders. De afstand tot de burger is groter. In Bergambacht tikte iemand op het raam als hij de burgemeester spreken wilde. De marmeren gang die hij hier moet aflopen, schept aanzienlijk meer afstand.”
Verwacht u nog fusiebewegingen in de toekomst? “De waterketengedachte leeft hier wel, maar wij zijn daar geen voortrekker van. Wij werken met de gemeenten aan stedelijke waterplannen en versterken van de relatie riolering-zuivering. Integratie met de drinkwaterbedrijven Evides en Oasen is niet in beeld.”
“Waterschappen op twee kantelpunten”
“Wat nog helemaal niet aan de orde is gekomen, is de implementatie van de KRW. Voor ons betekent die bijvoorbeeld dat wij de kwaliteit in de Kralingse Plas - een belangrijke recreatieplas - drastisch moeten verbeteren, zodat zich daar minder blauwalg ontwikkelt en er weer gezwommen kan worden. Technisch moeilijk omdat een complex van maatregelen nodig is, zoals baggeren, afdekken van bodemdelen enerzijds, actief visbeheer anderzijds. Het voorbeeld van de Bergse Plassen laat zien dat het kan. Daar zijn wij van een zichtdiepte van 20 cm tot een zichtdiepte van 1,5 tot twee meter gekomen, iets wat ons veel waardering van de bevolking heeft opgeleverd.”
Wat deed u vroeger? “Ik ben geboren in 1962 in Gouda. Ik heb staats- en bestuursrecht gestudeerd aan de Erasmus Universiteit in Rotterdam. Na mijn afstuderen in 1987 ben ik bij de Vereniging Nederlandse Gemeenten in dienst getreden.
“Binnen de waterschapswereld bestaan ook geen concrete fusieplannen. Er is samenwerking waar dat voordelen biedt, zoals bij de belastingheffing en bij de inkoop. Er is afstemming binnen het stroomgebied Rijn-West in het kader van de KRW. Maar organisatie op stroomgebiedniveau acht ik niet waarschijnlijk. Binding met en kennis van het gebied zijn kenmerken van het waterschap. De gevolgen van ingrepen moet je overzien. Daartoe moet je de schaalgrootte van waterschappen beperkt houden. De besturen worden steeds kritischer, letten er steeds scherper op dat wij waar leveren voor het geld dat wij van de burgers vragen. Wij moeten steeds meer uitleggen wat wij doen, waaraan het geld besteed wordt, waarom het kost wat het kost. Je moet rekening en verantwoording afleggen. Dat is goed. Die ontwikkeling gaat erg hard. Gelukkig maar.” Maarten Gast
H2O / 5 - 2008
13
Wetenschap vindt de weg naar de praktijk: het stroomgebied van de Dommel In Europese projecten is de weg van kennisontwikkeling naar praktijktoepassing lastig en lang. Soms wel 15 jaar lang, wordt beweerd. In dit artikel laten ondergetekenden zien dat dit zeker niet altijd het geval hoeft te zijn. Onverwachte verontreinigingen, aangetoond in het stroomgebied van de Dommel, kregen direct aandacht. De ontwikkelde grondwaterdatering bleek een waardevol hulpmiddel bij de evaluatie van de effectiviteit van het mestbeleid. Ook een deel van de in dit project ontwikkelde fundamentele kennis over het grondwatersysteem in dit gebied werd snel door waterbeheerders opgepikt en toegepast.
I
n Europese onderzoeksprojecten wordt veel fundamentele kennis ontwikkeld die ook van belang is voor het Nederlandse waterbeheer. De weg van bevinding naar toepassing wordt door zowel wetenschappers als eindgebruikers vaak als (te) lastig en (te) lang beschouwd. Dit is één van de bevindingen van de slotconferentie in Brussel van het Europese project HarmoniCA. AquaTerra is een grootschalig onderzoeksproject onder het 6e Kaderprogramma van de Europese Commissie. Het loopt van 2004 tot en met 2009 en ontwikkelt fundamentele, nieuwe systeemkennis voor integraal beheer van bodem, sediment en (grond)water in Europese stroomgebieden1). Het project ontwikkelt geïntegreerde modellen van systemen die rivieren, sediment, bodem en grondwater omvatten én andere geavanceerde instrumenten om stroomgebieden beter te beheren. Het onderzoek wordt uitgevoerd door 45 partijen uit 18 Europese landen. Veel onderzoek in het beheergebied van De Dommel wordt uitgevoerd door TNO Bouw en Ondergrond (nu onderdeel van Deltares). Zowel in het kader van AquaTerra als daarbuiten wordt onder meer door middel van workshops samengewerkt met de provincies Noord-Brabant en Limburg, de waterschappen De Dommel, Aa en Maas en Brabantse Delta én Actief Bodembeheer De Kempen (ABdK). Dit is een (milieu) programma dat op initiatief van de provincies Noord-Brabant en Limburg, het ministerie van VROM, gemeenten en waterschappen in het projectgebied in 2001 tot stand is gekomen. Het is gericht op het maatschappelijk verantwoord beheer van de met zware metalen verontreinigde bodem in en rond de Nederlandse Kempen. Complementair aan AquaTerra bestaat AquaTerra Nederland. De aanleiding voor het opzetten van dit project ligt in de algemene constatering dat nog onvoldoende gebruik wordt gemaakt van wetenschappelijke kennis over het beheer van water en dat wetenschappelijk onderzoek nog te weinig wordt gestuurd door vragen uit de praktijk van het beheer. In het project worden richtlijnen ontwikkeld voor een verbeterde communicatie tussen bestuur/beleid en wetenschap. Deze richtlijnen moeten de benutting bevorderen van kennis over waterbeheer. Door samenwerking tussen wetenschappers en eindgebruikers van de ontwikkelde kennis moet onderzoek beter aansluiten op vragen die in de praktijk leven.
14
H2O / 5 - 2008
Het Dommelstroomgebied vormt één van de bestudeerde casussen. De Dommel ontspringt in Vlaanderen bij de stad Peer en stroomt door de Kempen tot aan ‘s-Hertogenbosch, waar de Dommel uitmondt in de Maas. De Dommel is op de meeste plaatsen geërodeerd in het landschap, maar vooral in de lente komen overstromingen voor. De land- en waterbodem en het oppervlaktewater in met name het bovenstroomse deel van het stroomgebied van de Dommel (Boven Dommel) zijn sterk verontreinigd met zink en cadmium. Dit is een gevolg van de atmosferische depositie van deze metalen door de activiteiten van Nederlandse en Vlaamse zinksmelters in dit gebied in het verleden. Ook het gebruik van met zware metalen verontreinigde sintels - een afvalproduct van de zinkindustrie - voor het verharden van wegen, heeft bijgedragen aan de wijde verspreiding van de verontreiniging. Daarna was mest een voorname bron van metaalverontreiniging. In Overpelt in Vlaanderen is momenteel nog één zinkfabriek in gebruik die zware metalen loost in de Dommel2).
Het stroomgebied van de Dommel (paars).
kader van het Interreg-project BeNeKempen. Naar aanleiding van dit brede onderzoek is geconcludeerd dat de reeds ingezette aanpak gehandhaafd kan worden.
Nieuwe inzichten en kennis
Effectiviteit mestbeleid
In AquaTerra is in 2005 een zeer brede analyse (circa 65 elementen) uitgevoerd van opgeloste stoffen in de Boven-Dommel en haar zijrivieren de Run, Keersop, Tongelreep en Grote Aa. Hieruit bleek dat in de BovenDommel naast cadmium en zink veel elementen in verhoogde concentraties voorkomen die niet in standaard monitoringsprogramma’s zijn opgenomen. Het gaat om bijvoorbeeld zilver, thallium, rubidium, kobalt en molybdeen. Thallium komt bijvoorbeeld maar zeer beperkt voor in het milieu en is nooit eerder als probleemstof aangemerkt.
Ook de relatie tussen de grondwaterkwaliteit en de ouderdom van het grondwater is onderzocht. De Europese Grondwaterrichtlijn vraagt om omkering van de opwaartse trends in concentraties van onder andere landbouwgerelateerde verontreinigingen. Het aantonen van een dalende trend in de tijd is echter moeilijk vanwege onzekerheden over de reistijd van het grondwater (en de verontreinigingen) naar monitoringpeilbuizen. Op basis van aangetoonde concentraties op een bepaald moment kan niet worden bepaald wanneer verhoogde aanvoer van verontreinigingen heeft plaatsgevonden.
ABdK en het Waterschap De Dommel hebben op advies van TNO en na overleg met de Provincie Noord-Brabant en de GGD besloten om na te gaan of deze nieuwe kennis aanleiding geeft om de bestaande aanpak te wijzigen. Die bestaat uit het zoveel mogelijk beperken van lozingen (in dit geval vanuit Vlaanderen) en de gebruikers van oppervlaktewater - zoals kanoërs en (sport) vissers - via folders en persberichten blijvend informeren over de slechte kwaliteit van het oppervlaktewater in deze regio. Daarvoor zijn aanvullende metingen verricht naar het voorkomen van diverse, vaak weinig onderzochte elementen in het oppervlaktewater. Dit onderzoek is uitgevoerd in het
In dit onderzoek is binnen het provinciaal meetnet van de Provincie Noord-Brabant de ouderdom van het grondwater uit monitoringpeilbuizen bepaald met behulp van tritium/helium-isotopendatering. Deze is gebaseerd op het verval van tritium en de aanwezigheid van het vervalproduct helium. Door de tritium/heliumverhouding te bepalen, kan de ouderdom van grondwater worden vastgesteld. Hoe ouder het grondwater, des te meer tritium is vervallen tot helium. Uit de verhouding kan dan ook de reistijd van het grondwater in de bodem worden berekend. Door de ouderdom van het grondwater te koppelen aan de concen-
achtergrond
Vooral onder natte omstandigheden wordt veel landbouwverontreiniging met het grondwater meegevoerd naar het oppervlaktewater.
tratie van verontreinigende stoffen, kan voor de grondwaterkwaliteit een trend in de tijd worden waargenomen. Dit is onder andere voor nitraat gedaan. Het karakteriseren van deze trend gaf ook inzicht in de effectiviteit van maatregelen voor verbetering van de grondwaterkwaliteit. Zo bleek uit het onderzoek dat de nitraatconcentraties in het grondwater vanaf 1985 een neerwaartse trend vertonen. Dit is een gevolg van het door de Europese nitraatrichtlijn gestuurde Nederlandse mestbeleid, dat in dat zelfde jaar inging4).
waterschappen Peel en Maasvallei en Roer en Overmaas gaan dit model nu ook toepassen.
Grondwater verontreinigt oppervlaktewater
In een studie in opdracht van Provincie Noord-Brabant blijkt dat in de meeste Brabantse stroomgebieden het grondwater de belangrijkste bron vormt van oppervlaktewaterverontreiniging. Vooral onder natte omstandigheden, wanneer het bovenste grondwater langs korte stroombanen via sloten, greppels, drains en via oppervlakteafstroming de beken bereikt (zie schema), wordt veel landbouwverontreiniging, zoals koper, zink en nitraat, meegevoerd naar het oppervlaktewater. Rijkswaterstaat laat binnenkort op landelijk niveau een onderzoek uitvoeren naar de bijdrage van grondwater aan de kwaliteit van het oppervlaktewater.
Binnen AquaTerra is voor het stroomgebied van de Dommel ook een grondwatermodel ontwikkeld waarmee de interactie tussen grondwater- en oppervlaktewaterkwaliteit kan worden onderzocht. Hiermee kan worden geschat hoe bodemverontreiniging via uitspoeling bijdraagt aan de verontreiniging van oppervlaktewater. Dit model is in opdracht van ABdK en de Openbare Vlaamse Afvalstoffenmaatschappij (OVAM) verder ontwikkeld tot een grensoverschrijdend grondwatermodel. Hiermee kan met een fijnere resolutie op grote schaal gerekend worden. Alle bronnen van verontreiniging zijn in het model opgenomen. Aan de hand van scenario’s kan door beheerders worden onderzocht of processen te sturen zijn en hoe effectief maatregelen zijn. Het grondwatermodel is vervolgens door ABdK gebruikt bij het ontwerpen van het monitoringmeetnet in de Kempen. Hierin zijn gebieden aangewezen waar gemeten zou moeten worden en ook randvoorwaarden opgesteld voor de locatie van meetputten. De resultaten uit het meetnet worden daarna weer gebruikt als basis voor het grondwatermodel. Provincie Limburg en de
ABdK laat tevens een omvangrijke datering van het grondwater uitvoeren binnen het meetnet in de Kempen. Dit wordt mede gedaan om betrokkenen bestuurders en burgers een idee te geven van de termijn waarop veranderingen in de grondwaterkwaliteit plaatsvinden na toepassing van een beheersmaatregel. Dit is ook belangrijke kennis bij het vaststellen van realistische doelstellingen voor de (grond)waterkwaliteit.
Conclusie Uit de voorbeelden in dit artikel blijkt dat sommige fundamentele onderzoeksresultaten uit het Europese project AquaTerra direct worden opgepikt en in de praktijk worden toegepast door de beheerders in het stroomgebied van de Dommel. De kennis kon direct vertaald worden naar praktische instrumenten en maatregelen. Onverwachte bevindingen duidden op een - tot dat moment nog onbekend - mogelijk risico voor mens of natuur.
De vergaarde kennis over processen in de bodem en het oppervlaktewater en de relatie daartussen heeft bijgedragen aan het ontwerp van maatregelen ter verbetering van de (grondwater)waterkwaliteit in het stroomgebied van de Dommel. De ontwikkelde kennis kan ook bijdragen aan de bewustwording bij bestuurders en beheerders en bij het grote publiek over het gevolgen van de verontreiniging en de het tijdspad waarop maatregelen effect sorteren. Ook heeft AquaTerra en het daardoor gestimuleerde vervolgonderzoek aangetoond dat het noodzakelijk is om ‘nieuwe’ stoffen aandacht te geven om daarmee het potentiële (toekomstige) risico te beheersen en de potentiële risico’s in de juiste maatschappelijke context te plaatsen. Suzanne van der Meulen (TNO Bouw en Ondergrond, thans Deltares) Eric Kessels (Actief Bodembeheer de Kempen), Jos Brils (TNO Bouw en Ondergrond, thans Deltares)
NOTEN 1) Jansen S, J. Joziasse, H. Rijnaarts en J. Brils (2007). Veerkracht van de rivieren. H2O nr. 12, pag. 30-32. 2) RIZA (2007). Scenario analyses Dommel. Impact of sedimentation in the Dommel flood plain on heavy metal availability and bioaccumulation. RIZArapport 2007.014. 3) Royal Haskoning / TNO (2007). Invloed van grondwater op oppervlaktewater, regionale differentiatie in Noord-Brabant. In opdracht van Provincie Noord-Brabant. Projectnummer 9S5637. 4) Visser A, H. Broers, B. van der Grift en M. Bierkens (2007). Demonstrating trend reversal of groundwater quality in relation to time of recharge determined by 3H/3He. Environmental pollution 148, pag. 797-807.
H2O / 5 - 2008
15
Een integraal model: een sprong vooruit of een stap te ver? Het Waterschap Rivierenland heeft als pilot een modelinstrumentarium ontwikkeld voor de Bommelerwaard dat aansluit bij het Nationaal Modelinstrumentarium Hydrologie. Het voorziet in een koppeling tussen het grondwater, de onverzadigde zone, het oppervlaktewater, emissies en de waterkwaliteit. Daarbij is gedetailleerd gemodelleerd en per onderdeel gebruik gemaakt van de best beschikbare software. Met de opgedane ervaring en de ontwikkelde werkwijze kan voor het gehele beheergebied van het waterschap de komende twee jaar een modelinstrumentarium ontwikkeld worden.
W
aterschap Rivierenland is in 2006 begonnen met het opzetten van een modelinstrumentarium voor het oppervlaktewatersysteem, de onverzadigde zone en het grondwater voor het hele beheergebied. Met het oog op de toekomst is ervoor gekozen om aan te sluiten bij de landelijke modellen MODFLOW, METASWAP en SOBEK. Het modelleren van de waterkwaliteit vormt een belangrijk onderdeel van het instrumentarium. Gekoppelde waterkwantiteits- en waterkwaliteitsmodellen zijn nog behoorlijk zeldzaam. Onder andere de effectiviteit en efficiëntie van (KRW-)maatregelen op de waterkwaliteit zal ermee berekend worden. De waterkwaliteitsmodellen leveren aanvullende informatie op voor verbetering van het integrale monitoringsplan. Door het inzetten van modellen kunnen meetwaarden worden gecontroleerd en geïnterpoleerd in ruimte en tijd. Zo ontstaat een volledig beeld van de waterkwaliteit in het beheergebied. Daarnaast wordt de verbetering van de systeemkennis ingezet bij intern advies bij beleid, plannen en projecten.
Modelinstrumentarium Het modelinstrumentarium moet geschikt zijn om stationaire en niet-stationaire berekeningen en jaarrondberekeningen uit te voeren. Met de resultaten moet een betrouwbare water- en stoffenbalans over het water opgesteld kunnen worden. Het modelinstrumentarium dat is ingezet voor de pilot van de Bommelerwaard, is een combinatie van de rekenpakketten MODFLOW, SWAP en SOBEK (zie afbeelding 1). Dit is in lijn met het Nationaal Modelinstrumentarium. MODFLOW is gebruikt voor het grondwater, SWAP voor de onverzadigde zone in het onverharde gebied (METASWAP was namelijk nog niet beschikbaar), SOBEK-RR voor neerslag-afvoer in het verharde gebied en SOBEK-CF en SOBEK-WQ voor het oppervlaktewater. Ze zijn in de pilot ‘offline’ gekoppeld, oftewel de uitvoer van de ene modelcomponent is gebruikt als invoer voor de volgende. Het grondwatermodel is in 2006 al door het waterschap in MODFLOW opgezet. Het heeft een resolutie van 25 x 25 meter. De andere modellen zijn speciaal voor de pilot opgezet. De emissiecomponent is nieuw ontwikkeld voor de pilot, aangezien de Emissiemodule voor SOBEK en DUFLOW op het moment nog niet beschikbaar is. De emissiecomponent en het waterkwaliteitsmodel zijn opgezet voor chloride, stikstof, fosfaat, sulfaat, koper, zink en nikkel.
16
H2O / 5 - 2008
Afb. 1: Relatie tussen de verschillende modellen.
Naast een gedetailleerde beschrijving van de hydrologische processen is een hoog ruimtelijke detailniveau (kleine deelgebieden voor neerslagafvoerprocessen en alle A-watergangen in het hydraulische model) noodzakelijk. Om dat detailniveau te halen, is de invoer en uitvoer van alle modelcomponenten minimaal op dagbasis. Daarnaast is de invoer geoptimaliseerd door onder andere de neerslaggegevens te baseren op radarbeelden en op een gedetailleerde manier de riolering te modelleren. Alle componenten zijn doorgerekend voor de hydrologische jaren 2004 en 2005. De modelresultaten kunnen tenminste op dagbasis geanalyseerd worden. Op basis van deze gegevens kunnen water- en stoffenbalansen opgesteld worden voor elke gewenste periode.
Stappenplan Een product van de pilot is, naast het modelinstrumentarium, de ontwikkeling van een stappenplan dat kan worden toegepast in de overige gebieden van Waterschap Rivierenland (zie afbeelding 2). De opgedane ervaring en kennis tijdens de pilot is in dit stappenplan verwerkt. De eerste stap is het opstellen van een uitgangspuntennotitie. Hierin zijn alle
afspraken, uitgangspunten en aannamen vastgelegd. Om een model met het gewenste detailniveau te kunnen opzetten, zijn zeer veel gegevens van verschillende bronnen nodig. Tijdens de pilot is daarom als tweede stap een gegevensplatform opgezet in GIS. Dit wordt gebruikt om alle gegevens te controleren en op een overzichtelijke wijze te verzamelen. Door alle gegevens naar het gegevensplatform over te zetten, zijn de resultaten van de studie bovendien reproduceerbaar. Vervolgens is door middel van een aantal conversiemogelijkheden in GIS het gegevensplatform op eenvoudige wijze om te zetten naar de gewenste modelschematisaties. De gegenereerde modellen zijn getest door het uitvoeren van controleberekeningen. De laatste stap is het vaststellen van de waarde van de modelresultaten door toetsing aan meetgegevens. Op basis van de verzamelde benodigde meetgegevens is een waterbalans voor de Bommelerwaard opgesteld. Deze vergrootte het inzicht in het watersysteem. Bovendien is met de resultaten van het waterkwaliteitsmodel een fractieanalyse uitgevoerd. Hiermee kunnen de verschillende waterstromen binnen het watersysteem gevolgd worden. De berekende water-
Afb. 2: Stappenplan voor het opzetten van een modelinstrumentarium.
achtergrond kwaliteit van de zeven stoffen is vergeleken met de gemeten concentraties bij de vier gemalen.
Toekomst Tijdens het uitvoeren van de pilot kwamen de volgende punten naar voren: • De gekozen modelcomponenten zijn geschikt om het modelinstrumentarium op het gewenste detailniveau in ruimte en tijd op te bouwen voor het hele gebied van Waterschap Rivierenland. Ook voor het koppelen van de verschillende modelcomponenten waren de gebruikte schematisaties geschikt; • De pilot in de Bommelerwaard is begonnen met het opstellen van een water- en stoffenbalans op basis van meetgegevens. Dit heeft als belangrijkste resultaat opgeleverd dat meer inzicht is ontstaan in het watersysteem van de Bommelerwaard. Dit wordt gezien als een essentiële eerste stap op weg naar een betrouwbaar modelinstrumentarium. De resultaten van het huidige modelinstrumentarium zijn vergeleken met de meetgegevens. Hieruit kwam naar voren dat het model reageert zoals verwacht mag worden. Hierbij dient opgemerkt te worden dat aanvullende meetgegevens noodzakelijk zijn om een uitgebreide kalibratie uit te voeren; • Het opstellen van een stappenplan is als positief ervaren. Ook het opstellen van een uitgangspuntennotitie heeft zijn nut bewezen. Er dient voldoende tijd te worden ingepland voor controle van data en terugkoppeling met mensen die het gebied goed kennen; • Naast het inhoudelijke aspect kan het modelinstrument ook gebruikt worden in de communicatie en samenwerking met bestuurders, beleidsmedewerkers en andere doelgroepen. Het modelinstrumentarium voor de Bommelerwaard heeft zijn nut bewezen in de communicatie met het bestuur van het Waterschap Rivierenland en de Provincie Gelderland over de effecten van de uitbreiding van de glastuinbouw op de waterkwaliteit. Ook heeft het samenwerken met de vertegenwoordigers van de agrarische sector bij de modelinvoer gezorgd voor draagvlak en vertrouwen in de modelresultaten. De pilot heeft voldoende ervaring en kennis en een werkwijze opgeleverd om de opbouw van het modelinstrumentarium voort te zetten voor de rest van het beheergebied in de komende twee jaar. Voor de Albasserwaard wordt momenteel al een vergelijkbaar instrumentarium opgezet. De modellen MODFLOW voor het grondwater en METASWAP voor de onverzadigde zone zijn voor het hele beheergebied binnenkort gereed. Aansluitend worden de koppelingen met SOBEK ontwikkeld. Daarnaast vorderen de werkzaamheden rond de Emissiemodule. Deze genereert invoer voor het waterkwaliteitsmodel. Het oppervlaktewatermodel wordt opgezet per deelstroomgebied vanwege de beheersbaarheid van de modelgrootte en de rekensnelheid. Uiteindelijk zal het modelinstrumentarium per deelstroomgebied online gekoppeld rekenen.
Waterbalans Het modelinstrumentarium is ingezet om twee hydrologische jaren voor de Bommelerwaard door te rekenen. Uit de resultaten van beide jaren kwam een vergelijkbaar beeld naar voren. De hoeveelheid ingelaten water is constant gedurende het hele jaar, wat ervoor zorgt dat een deel van het systeem continu doorgespoeld wordt. In de zomer vindt infiltratie plaats vanuit het open water naar het grondwater. In de winter vindt juist afstroming plaats. Dit zorgt er voor dat de hoeveelheid uitgelaten water in de winter hoger is dan in de zomer (zie afbeelding 3). Afb. 3: Waterbalans op basis op modelresultaten voor 2004.
De gekozen opzet voor het modelinstrumentarium is ambitieus. Tijdens de pilot liep Waterschap Rivierenland regelmatig tegen de grenzen van de gebruikte software en de beschikbaarheid van gedetailleerde data en invoer aan. Toch concluderen we dat een modelinstrumentarium is ontwikkeld dat voldoet aan de beoogde doelstelling en toepasbaar is in de praktijk van de waterbeheerder.
We hebben daarmee een grote sprong vooruit gemaakt op weg naar een online gekoppeld modelinstrumentarium voor waterkwantiteit en waterkwaliteit. Wel blijft altijd het spanningsveld tussen een integraal model en een gedetailleerd model aanwezig. Hella Pomarius en Hilde Ketelaar (Waterschap Rivierenland) Michiel Nieuwenhuis (Nelen & Schuurmans)
Gemiddelde koperconcentratie Eén van de resultaten van het waterkwaliteitsmodel is de concentratie van de zeven gemodelleerde stoffen in de A-watergangen. Op de kaart is als voorbeeld de jaargemiddelde koperconcentratie weergegeven. Voor koper is het inlaatwater vanuit de Maas de grootste bron van de belasting. Op de kaart is de invloed van het inlaatwater op de koperconcentratie goed te zien. In het oostelijke afwateringsgebied wordt het hele jaar door Maaswater ingelaten en is de koperconcentratie hoog. In het noordwestelijke afwateringsgebied wordt geen water ingelaten en is de koperconcentratie laag. Afb. 4: Verspreiding van de jaargemiddelde koperconcentratie (niet gestandaardiseerd) in de Bommelerwaard (in mg/l).
H2O / 5 - 2008
17
Zachter water in Maastricht Directeur Ria Doedel van Waterleiding Maatschappij Limburg (WML) en wethouder Hazeu van Maastricht hebben op 28 februari officieel het zachtere drinkwater in deze stad ingewijd. Na de overname van de watervoorziening van de toenmalige Nutsbedrijven Maastricht in 2001 ontwikkelde WML een omvangrijk plan voor het leveren van zachter water aan Maastricht. Dat is nu bereikt. Bovendien garandeert het drinkwaterbedrijf nu in geheel ZuidwestLimburg een gelijke waterkwaliteit. Het project kreeg de naam Suavis, het Latijnse woord voor aangenaam of zacht. Suavis vergde een investering van 17 miljoen euro. Hiermee is een scala aan aanpassingen en optimaliseringen uitgevoerd op vier pompstations. Tevens zijn transportleidingen gelegd, reservoirs en drukverhogingsinstallaties aangepast en gebouwd. Onder de A2 is een dubbele waterleiding gelegd.
M
aastricht kreeg ten westen van de Maas tot afgelopen maand nog hard water (3,4 mmol/l). Plannen voor ontharding en verlaging van de nitraatconcentratie van de ongeveer zes miljoen kubieke meter drinkwater per jaar zijn destijds al gemaakt door Nutsbedrijven Maastricht. Tot uitvoering kwam het vooralsnog niet, mede door de overdracht aan WML. WML had al wel in hoofdlijn een leveringsplan voor zachter water voor Maastricht opgenomen in haar Strategisch Plan Drinkwatervoorziening Limburg, maar kon niet vooruitlopen vanwege financiĂŤle onzekerheden. WML onthardde eerst het grondwater van pompstation De Tombe op het nabijgelegen onthardingsbedrijf IJzeren Kuilen. Het gemengde ontharde water is gebruikt om zachter water te leveren aan Maastricht ten oosten van de Maas (twee miljoen kubieke meter per jaar). De ontharding van IJzeren Kuilen, ontworpen voor het ontharden van 13 miljoen kubieke meter per jaar, had daarvoor voldoende restcapaciteit. Nodig was wel het verbeteren van de bedrijfszekerheid van de toen nog storingsgevoelige ontharding met kalkmelk, de scheiding van het leveringsgebied Maastricht en het garanderen van de leveringszekerheid.
18
H2O / 5 - 2008
Het leveren van zachter water aan Maastricht ten westen van de Maas vergde ingrijpende voorzieningen. Het drinkwater werd namelijk geproduceerd door de pompstations Borgharen en Caberg, beide ten noorden van Maastricht. Pompstation Borgharen kan door hoog water volledig uitvallen, omdat het in de uiterwaarden van de Maas ligt. Ook past het niet in de Grensmaasplannen, waarvoor ter plaatse veel grind zal worden gewonnen. Pompstation Caberg ligt in een gebied waar stedelijke ontwikkelingen en een vuilstort de waterwinning veel beperkingen opleggen. De niet meer te renoveren zuivering was aan vervanging toe. Studies van Nutsbedrijven Maastricht en WML hadden al duidelijk gemaakt dat rond Maastricht geen bruikbare alternatieve winningen mogelijk zijn, als gevolg van het kwetsbare landschap, de kleinschaligheid van hydrologische mogelijkheden, nitraat en bestrijdingsmiddelen. Het leveringsplan voor zachter water voor Maastricht, dat voorzag in het aanvoeren van zachter water uit het noordelijk deel van Zuid-Limburg, werd daarom verder uitgewerkt. Het was mogelijk door de vergunningscapaciteit van de pompstations Roosteren, Susteren en IJzeren Kuilen in Maastricht te benutten, voorzieningsgebieden te verschuiven, transportleidingen
te leggen, reservoirs te renoveren en het verzwaren en bijplaatsen van pompen. Voor de productieplanning en verdeling is een gekoppeld prognosesysteem gebouwd op basis van de systematiek van Optimale Productie door Intelligente Regeling (OPIR). Een storingsbeheersplan is opgesteld voor het borgen van leveringszekerheid en waterkwaliteit. De winningen en zuiveringen van drie pompstations zijn aangepast voor een grotere productie en bedrijfszekerheid. Voor IJzeren Kuilen vergde dat een verhoging van de productiecapaciteit van 13 naar 15 miljoen kubieke meter per jaar. Met de voor Suavis benodigde productiecapaciteit van 1.100 kubieke meter per uur komt pompstation Susteren na tientallen jaren weer op de oorspronkelijke ontwerpcapaciteit. Wel moesten nieuwe putten worden bijgeboord en de winvergunning uitgebreid van vijf naar zes miljoen kubieke meter per jaar. Technische verbeteringen van de installatie en de automatisering waren nodig om de dosering van zuurstof beter te regelen en de voorfilters, gevuld met nieuw grind (0,8-1,2 mm), te spoelen met bedexpansie. Door de nieuwe voorzieningen verbetert de ontijzering, omdat het mechanisme van de adsorptieve ontijzering maximaal wordt benut. De ontijzering werkt het beste bij de maximaal haalbare filtratiesnelheid van twaalf meter per uur en een gelijkmatige filterbelasting. De zuurstofdosering vindt nu plaats in een gaskap bovenin de stalen snelfilters. De ontmanganing is, mede door de lage pH van 6,8, voor een deel verplaatst naar de nafiltratie. De nafilters zijn oorspronkelijk ingericht voor een verhoging van de pH naar 7,8, met een vulling van grof grind en tegenstroombeluchting. Hoewel gevreesd werd dat dit ongunstig zou zijn voor het verwijderen van mangaan en het filtreren van ijzerdeeltjes, bleek dat deze combinatie van zuiveringsdoelen een goede zuivering oplevert wanneer de productie gelijkmatig plaatsvindt. Experimenten met een klein proeffilter, met erna een beluchtings- en ontgassingstoren (BOT), leerde dat natfiltratie met zeer fijn grind (0,4-0,8 mm) ijzer en mangaan niet beter verwijdert en een BOT de pH niet verder verhoogt dan de bestaande droge nafilters. Een reinwaterberging met dagaccumulatie en een systeem voor OPIR maakt de gewenste gelijkmatige filterbelasting mogelijk.
achtergrond
De aanleg van een dubbele waterleiding onder de A2 bij Maastricht (foto: Anjo Petit). Schema van koppeling installaties naar Maastricht.
VZG. HOOGVELD
PS Hoogveld
Winning/Zuivering
VZG. SCHIMMERT
PS Susteren
PS Roosteren
res. Kolleberg
Winning/Zuivering Watertoren Schimmert res. Sweikhuizen
VZG. BEEKERBERG res. Schimmert
res. Beekerberg
OPB IJzeren Kuilen
PS Caberg VZG. LOUWBERG (MAASTRICHTWEST)
Res. Louwberg
M AA S
DVI Zakstraat
VZG. ST. PIETER (MAASTRICHTWEST)
Res. St. Pieter
PS Borgharen
MAASTRICHTOOST
Om verdroging te beperken is pompstation Roosteren gesitueerd in een meander van de Maas. Sinds 2001 zuivert een klassieke grondwaterzuivering, aangevuld met UV-desinfectie, een mengsel van geïnfiltreerd Maaswater en freatisch grondwater uit een radiaalput en een serie verticale ‘Maaswaterputten’. Ongemengd freatisch grondwater wordt gewonnen met verticale ‘grondwater’putten. De hydrologische situatie is complex, door de bodemopbouw, de invloed van de stand van het Maaswater op de grondwaterstromingen en een geologische breuk. Vóór de start van Suavis was al een systeemkeuze gemaakt voor het verhelpen van problemen met kwantiteit en kwaliteit. De gewenste uitbreiding van de maximale productiecapaciteit tot 1.400 kubieke meter per uur en verhoging van de leveringszekerheid, maakte een uitgebreider systeemkeuze nodig. Discussie over nut en noodzaak van actieve koolfiltratie, vanwege het aandeel oppervlaktewater, werd beslecht door het aantonen van een bentazonverontreiniging van het freatische grondwater uit de radiaalput. De actieve koolfiltratie is eind februari in gebruik genomen. De grondwaterputten, die afstromend freatisch water uit hogergelegen land wonnen, moesten worden vervangen. Ze verstopten snel en onomkeerbaar door het aantrekken van mengwater met ijzer en zuurstof. Ook moesten ze bij een hoge Maaswaterstand worden uitgeschakeld wegens een te lage mate van bescherming. Het bleek haalbaar deze nieuwe putten te boren in een dieper, goed beschermd watervoerend pakket. Bijkomend voordeel is dat
H2O / 5 - 2008
19
Renovatie van een installatie in Maastricht (foto: Anjo Petit).
dit diepe water duidelijk zachter is en vooral minder waterstof carbonaat bevat. De mate van kalkafzetting bij verwarmen (TACC90) wordt daardoor verlaagd. De winvergunning voor 2,5 miljoen kubieke meter per jaar werd na modellering en pompproeven verstrekt, door een deel van een clustervergunning voor de Roerdalslenk te benutten. Deze ligt voor een groot deel in Midden-Limburg. Curieus is dat het scenario ‘drinkwater toevoeren uit Midden Limburg’ hierdoor kon vervallen. Dat bespaart zo’n acht miljoen euro voor een transportleiding. Onthardingsbedrijf IJzeren Kuilen onthardt sinds 2001 grondwater van vier wingebieden. In 2005 kwam de hiervoor genoemde winning De Tombe daarbij. Voor Suavis moest de capaciteit van de ontharding worden verhoogd van 2.000 naar 2.400 kubieke meter per uur (oftewel van 13 naar 15 miljoen kubieke meter per jaar). Dieper ontharden en bijpassen van maximaal 400 kubieke meter per uur bleek niet wenselijk door een te grote hoeveelheid ‘carry over’. Tevens wordt de mate van redundantie te gering voor een continue levering van onthard water. Daarom is een vijfde onthardingsreactor geplaatst. Technische aanpassingen en aanpassingen aan de software zijn uitgevoerd om de hoge frequente van storingen, onder meer in de installatie voor het blussen, aanmaken en verdunnen van de kalkmelk, sterk te verlagen. De kalkmelkaanmaak heeft inmiddels de gewenste bedrijfszekerheid bereikt. OPIR regelt ook hier een gelijkmatige productie.
20
H2O / 5 - 2008
OPIR voor alle pompstations en reservoirs Sinds de inbedrijfstelling van IJzeren Kuilen in 2001 is OPIR op deze locatie operationeel. Op basis van de voorspelde verbruiken in de voorzieningsgebieden en de gewenste minimale en maximale niveaus in de reservoirs, genereert OPIR een optimale gelijkmatige productie en distributie. Voor Suavis wordt de bestaande OPIR van IJzeren Kuilen uitgebreid met de nieuwe voorzieningsgebieden, drukverhogingsinstallaties en reservoirs van Maastricht. Hiervoor is al aangegeven dat een gelijkmatige zuivering op pompstation Susteren de netvervuiling beperkt. Daarom gaat ook hier OPIR de winning, zuivering en distributie aansturen. Voor de leveringszekerheid wordt in Zuidwest-Limburg gewerkt met open voorzieningsgebieden. Dat is mogelijk omdat de drinkwaterkwaliteit van de productielocaties weinig verschilt. Omdat de voorzieningsgebieden Schimmert en Beekerberg zowel door IJzeren Kuilen als Susteren van drinkwater worden voorzien, dienen OPIR IJzeren Kuilen en OPIR Susteren met elkaar te kunnen communiceren.
Storingsbeheersplan Om de leveringszekerheid en de waterkwaliteit ook na de inbedrijfstelling van Suavis te kunnen borgen, is WML in 2007 gestart met het opstellen van een Operationeel Storings Beheersplan. In dit plan staan acties beschreven die achtereenvolgens dienen te worden uitgevoerd indien productielocaties of transportleidingen (gedeeltelijk) zijn uitgevallen. WML heeft ervaring
met dergelijke plannen voor Waterproductiebedrijf Heel en pompstation Roosteren. Door een plan op te stellen voordat storingen optreden en ermee te trainen, kan tijdens een storing snel worden gehandeld. In de loop der jaren worden de storingsbeheersplannen verbeterd met evaluaties van storingen. Gert Reijnen en Rolf Cuijpers (WML)
Themanummers Tot aan de zomer verschijnen nog drie themanummers: op 4 april staat drinkwater centraal, op 16 mei afvalwater en op 27 juni stedelijk waterbeheer. Wanneer u een bijdrage wilt leveren aan één van deze uitgaven, moet u de volgende kopijsluitingsdata in de gaten houden: • voor het themanummer drinkwater: 21 maart, voor (semi-)wetenschappelijke artikelen 7 maart; • voor het themanummer afvalwater: 2 mei respectievelijk 18 april; • voor het themanummer stedelijk waterbeheer: 13 juni respectievelijk 30 mei.
achtergrond/actualiteit Matchmaking op Wereldwaterdag Wereldwaterdag wordt dit jaar in Nederland op 18 maart gevierd. De Verenigde Naties heeft Wereldwaterdag in het leven geroepen om jaarlijks op 22 maart aandacht te vragen voor de wereldwijde waterproblematiek. Omdat 22 maart dit jaar op zaterdag voor Pasen valt, vindt de viering van Wereldwaterdag in Nederland plaats op 18 en 19 maart. Op en rond deze dag worden tal van activiteiten georganiseerd. Wereldwaterdag staat dit jaar in het teken van concrete resultaten op het gebied van de millenniumdoelen voor water en sanitatie.
U
nicef, het Netherlands Water Partnership (NWP) en Aqua for All organiseren voor de derde keer het watercongres op Wereldwaterdag. Het vindt plaats in het stadhuis van Rotterdam en is alleen op uitnodiging toegankelijk. Het congres krijgt de vorm van een marktplaatsof matchmakingbijeenkomst, waarbij kroonprins Willem-Alexander als eregast optreedt en een toespraak houdt. Een 15-tal organisaties met water- en sanitatieprojecten in ontwikkelingslanden neemt plaats achter de tafel en nodigen de partijen in de zaal uit zich bij hen aan te sluiten. Raimond Hafkenscheid van het NWP: “Het is de bedoeling veelbelovende projecten onder de aandacht te brengen en te helpen aan hun laatste ontbrekende elementen, zodat ze dit jaar van start kunnen gaan.” Sjef Ernes van Aqua for All: “De partijen achter de tafels bestaan voornamelijk uit ontwikkelingsorganisaties, bedrijven en banken, bijvoorbeeld Unicef, Cordaid, het Rode Kruis, maar ook Waterright BV, Haskoning en het SNS Reaal Waterfonds. Het is de bedoeling dat de partijen in de zaal, zoals drinkwaterbedrijven, waterschappen, ingenieursbureaus en financiers, concrete intenties ondertekenen om de projecten te ondersteunen. Wat daarbij de rol van Willem-Alexander zal zijn, blijft nog even een verrassing.”
Wandelen voor water Op woensdag 19 maart vindt de zesde sponsorloop Wandelen voor Water van Aqua for All plaats, waarbij ruim 9.000 kinderen van groep 7 en 8 van 211 basisscholen in het hele land zes kilometer wandelen met zes liter water in een rugzakje. Zo ervaren de kinderen wat veel van hun leeftijdsgenootjes in ontwikkelingslanden dagelijks moeten doen om aan water te komen. Door hun inzet te laten sponsoren door familie, buren en kennissen, levert het evenement geld op dat, na verdubbeling door Aqua for All, wordt besteed aan diverse projecten gericht op drinkwater of sanitatie. ‘Wandelen voor water’ werkt nauw samen met ZOA Vluchtelingenzorg, Simavi, Amref Flying Doctors en diverse kleine particuliere initiatieven en stedenbanden, serviceclubs zoals de Rotary en de publieke watersector. De verwachte opbrengst wordt geschat op 700.000 euro.
Actieweek Simavi Dit jaar lopen 56 scholen voor projecten van Simavi in Ghana en Bangladesh, waarbij goede sanitaire voorzieningen voor scholen worden gebouwd. “We werken samen met organisaties, die ons extra steunen. Zo organiseert Duinwaterbedrijf ZuidHolland een zogeheten pimpwedstrijd voor badeenden aan het einde van de
‘Wandelen voor water’ in Didam in 2006 (foto: Aqua for All).
‘Wandelen voor water’ met staatssecretaris Huizinga van Verkeer en Waterstaat in Heerenveen in 2007 (foto: Aqua for All).
loop. De opbrengst gaat naar het project in Ghana”, aldus Sandra van der Willigen van Simavi. “In Rotterdam verzorgt de Asian Aid Foundation een badeendjesrace op de Maas. De opbrengst daarvan gaat naar een waterproject van Simavi in Bangladesh.” Aansluitend op Wereldwaterdag houdt Simavi in de week van 23 tot en met 29 maart de jaarlijkse collecteweek voor water- en sanitatieprojecten.
Walk4Water Hulporganisatie ZOA Vluchtelingenzorg neemt op 29 maart het (wandel)stokje over van Aqua for All met ‘Walk4Water’, de sponsorloop voor volwassenen. Hierbij worden geen kleine flesjes water gedragen, maar hele jerrycans. Deelnemers mogen kiezen tussen hardlopen, wandelen of Nordic Walking. De opbrengst gaat naar een water- en sanitatieproject voor kinderen in Oeganda. Walk4Water wordt dit jaar voor de tweede keer georganiseerd.
Symposium Nethcid Op 20 maart vindt, ook in het kader van Wereldwaterdag, het symposium ‘The water professional of Tomorrow’ plaats, georganiseerd door stuurgroep Irrigatie en Watermanagement van de Wageningen Universiteit. Tien sprekers uit binnen- en buitenland zullen verschillende uitdagingen bespreken waarmee toekomstige waterprofessionals geconfronteerd zullen worden. Ook de consequenties van deze uitdagingen voor de benodigde kennis en vaardigheden van toekomstige waterprofessionals zullen uitgebreid aan bod komen. Inschrijven voor dit symposium kan door een e-mail te sturen naar gerda.defauw@wur.nl met vermelding van naam, adres en organisatie. De kosten bedragen 50 euro (tien euro voor studenten).
H2O / 5 - 2008
21
Toekomstplannen voor de Afsluitdijk De Afsluitdijk staat weer volop in de belangstelling. Vorig jaar werd het 75-jarige bestaan van de dijk uitgebreid gevierd, maar dit jaar staat vooral in het teken van de renovatie van de 30 kilometer lange waterscheiding. Zoals het in een polderklimaat betaamt, zijn ook burgers, ingenieurs, architecten, bedrijven en maatschappelijke organisaties uitgenodigd mee te denken over de toekomst van de Afsluitdijk. Dit resulteerde in een serie innovatieve, niet altijd voor de hand liggende ideeën om Nederlands’ trots niet alleen veiliger, maar vooral aantrekkelijker te maken.
B
ij de vijfjaarlijkse toetsing in 2006 bleek de Afsluitdijk niet meer te voldoen aan de veiligheidseisen uit de Wet op de Waterkeringen. Klimaatveranderingen zullen steeds zwaardere eisen aan de dijk stellen. Door de stijgende zeespiegel, dalende bodem en grotere toevoer van water, is de Afsluitdijk niet hoog genoeg om toekomstige stormen het hoofd te bieden. Ook het gras op de kruin en het binnentalud bleken onvoldoende erosiebestendig te zijn. De spuicapaciteit van de dijk bleek daarnaast te gering. De dijk moet dus hoger worden en van een extra spuisluis worden voorzien. Rijkswaterstaat heeft de hoognodige opknapbeurt van de Afsluitdijk aangegrepen om de dijk (weer) te positioneren als een soort ‘landmark’: een vernieuwde Afsluitdijk moet de wereld laten zien dat Nederland niet alleen koploper is in de watertechnologie, maar ook innovatief en ondernemend is. Rijkswaterstaat heeft in november 2007 Stichting Maatschappij en Bedrijf (SMO) opdracht gegeven alle plannen en ontwerpen uit de samenleving te verzamelen. SMO heeft hiertoe in januari en februari een vijftal ateliers gehouden met de thema’s ‘Bouwen met de natuur’, ‘Duurzame energie’, ‘Beleefbaarheid van de Afsluitdijk’, ‘Morfologie van de Afsluitdijk’ en ‘Architectuur van de Afsluitdijk’. In deze bijeenkomsten hebben individuen, organisaties en bedrijven met uiteenlopende achtergronden hun plannen en ideeën over de toekomst van de Afsluitdijk gepresenteerd aan een expertgroep onder leiding van Ed Nijpels. De ateliers resulteren in een projectenportefeuille waarin alle geïnventariseerde voorstellen voor de Afsluitdijk worden
Door middel van een prijsvraag dagen Rijkswaterstaat en CURNET derde- en vierdejaars HBO- en universitaire studenten van de studierichting Civiele Techniek uit om de dijk een nieuwe, extra functie te geven. Bij de beoordeling wordt bekeken of de ontwerpen innovatief en vernieuwend zijn, maar tegelijkertijd ook realistisch en uitvoerbaar. In principe wordt het winnende ontwerp uitgevoerd. Daarnaast krijgt de winnaar een reis naar Australië aangeboden ter waarde van 5000 euro. Studenten kunnen hun ontwerp nog tot 23 mei inzenden. Meer informatie is te vinden op www.afsluitdijkvandetoekomst.nl.
22
H2O / 5 - 2008
opgenomen. Alle bij de ateliers ingediende plannen worden tijdens een symposium op 14 maart aanstaande in Lelystad nog eens besproken. Via een marktverkenning worden vervolgens de meeste realistische en haalbare projectvoorstellen geselecteerd. De denktank onder leiding van Nijpels gaat de komende maanden op zoek naar financiers voor de meest haalbare en betaalbare plannen. In november krijgt staatssecretaris Huizinga van Verkeer en Waterstaat een advies van de denktank aangeboden. Vervolgens zal het kabinet een besluit moeten nemen, waarna begonnen kan worden met de vernieuwingsen renovatiemaatregelen voor de Afsluitdijk.
Slapende dijk Een aantal van de ingebrachte ideeën zijn inmiddels breed uitgemeten in de diverse media. Zo heeft Wubbo Ockels, hoogleraar Duurzame Technologie aan de TU Delft, een plan ontwikkeld voor een tweede dijk parallel aan de Afsluitdijk. Door op drie kilometer afstand in de Waddenzee een nieuwe dijk te bouwen die wél aan de veiligheidseisen voldoet, wordt de huidige Afsluitdijk gedegradeerd tot een ‘slapende dijk’. Tussen beide dijken ontstaat een zogeheten valmeer van 100 km2, uitgediept Plan Waterlely.
tot 30 tot 40 meter beneden de zeespiegel. Met de energie die met dit meer kan worden opgewekt (en opgeslagen), kunnen pieken en dalen in het stroomnet worden opgevangen. De oorspronkelijk Afsluitdijk kan worden uitgebreid met een busbaan die Amsterdam via Noord-Holland, Friesland en Groningen moet verbinden met NoordDuitsland. Ook wil Ockels een ‘Wall of Solar’ aanleggen op de Afsluitdijk: een 32 kilometer lange rij zonnepanelen die duurzame energie opwekken. Al deze ideeën moeten de Afsluitdijk tot ‘icoon van de wereld’ maken en tevens de hoge kosten voor de vernieuwing van de Afsluitdijk drukken. Ockels schat deze kosten op een bedrag tussen de 500 miljoen en één miljard euro. Met het creëren van het valmeer en de energiebesparing die dit oplevert, denkt Ockels zo’n drie miljard euro te kunnen besparen. Onduidelijk is nog wat het plan van Ockels precies zou moeten gaan kosten.
Plan Waterlely Ook het Plan Waterlely, een conceptidee van Alkyon Hydraulic Consultancy & Research, heeft aardig wat mediabelangstelling opgeleverd. Het plan bestaat uit het creëren van een binnenring ten zuiden van de Afsluitdijk, in de vorm van een blad
actualiteit Blue Energy Afgelopen november tekenden Rijkswaterstaat, Redstack en ENECO een intentieverklaring voor de ontwikkeling van een ‘Blue Energy’-centrale in of op de Afsluitdijk. Deze centrale, die elektriciteit opwekt door menging van zoet en zout water, is op laboratoriumschaal ontwikkeld en haalt elektriciteit uit een membraaninstallatie die gevoed wordt met een combinatie van zoet en zout water. De Afsluitdijk vormt een perfecte locatie voor de centrale, omdat hier zowel zout als zoet water beschikbaar zijn. De enige reststof van de centrale, brak water, kan gevoegd worden bij het zeewater in de Waddenzee, terwijl de hoeveelheid zoet water uit het IJsselmeer naar de Waddenzee afneemt. Bij de centrale wordt gebruik gemaakt van de RED-techniek (reversed electro dialysis), waarbij met een speciaal membraan tussen de zoet- en zoutwaterstromen zoutdeeltjes worden opgevangen. Die deeltjes geven elektrische stroompjes af en bij een samenspel van vele membranen ontstaat genoeg elektriciteit voor gebruik in woningen. De Blue Energy-centrale kan voorzien in tien procent van de totale Nederlandse elektriciteitsbehoefte (circa 3000 mW). Medio dit jaar moet duidelijk zijn welke voorwaarden zijn verbonden aan het realiseren van deze elektriciteitscentrale op de Afsluitdijk. Het plan is om vervolgens een kleine installatie van 10 à 50 kiloWatt te bouwen, waar tot 2010 de RED-techniek onder praktijkomstandigheden getest wordt. De capaciteit wordt in fasen uitgebreid tot een uiteindelijke 200 mW.
verbeteren. Daarnaast moet de dijk weer robuust en flexibel genoeg gemaakt worden om de effecten van de klimaatverandering te doorstaan en minstens honderd jaar mee te kunnen. Het plan bestaat uit een constructie van een overwegend zachte, brede en overslagbestendige ‘superdijk’ die meegroeit met de zee. De huidige Afsluitdijk vormt daarbij weliswaar de ruggengraat, maar is ingebed in een veilige, aantrekkelijke, brede strook van rietmoerassen (aan de zijde van het IJsselmeer) en zoute kwelders (aan de zijde van de Waddenzee), beide met een hoge natuurwaarde. Delen van de dijk die vanwege de veiligheid of andere randvoorwaarden niet kunnen worden verzacht, worden verzwaard. Deze harde constructies worden voorzien van verrijkte substraten, zodat een dijk ontstaat met habitats die voorheen niet beschikbaar waren en waarin vele soorten zich voortplanten, opgroeien en foerageren.
Impressie van de osmosecentrale.
In het plan blijft de huidige zeewering met de A7 intact en wordt deze aan weerszijden met zachte elementen uitgebreid. Zo wordt de huidige zeewering aan de zeezijde verbreed met een zandlichaam dat door zoutminnende vegetatie (duinstruweel en helmgras) wordt vastgelegd. Deze zone ligt gemiddeld vijf meter boven NAP en is ongeveer 100 meter breed. Hierdoor kan de zeewering al op korte termijn bestand zijn tegen superstormen. Vanaf de hoogwaterlijn wordt kweldervorming gestimuleerd dat aan de zeezijde wordt vastgelegd door zoutminnende vegetatie (duinstruweel, helmgras). Bij de ondieptes langs de noordwestzijde van de Afsluitdijk wordt een golfremmende vooroever aangelegd die kwelderbiotoop zal toevoegen. Hiertoe wordt de dijk zeewaarts uitgebreid met een sedimentlichaam van enkele honderden meters. Kweldervorming kan worden voortgezet langs de Friese kust richting Harlingen. van een waterlelie en met een oppervlakte van zo’n 200 km2. De ring heeft een flinke eigen opening in de Afsluitdijk (circa twee kilometer breed), voorzien van een stormvloedkering en een getijdencentrale met een bypass voor vis. Kern van dit plan is dus de aanleg van een zilt waterbekken in het IJsselmeer. Het is de bedoeling dat er wel zoet water vanuit het IJsselmeer het bekken kan worden ingelaten, maar dat het brakke water uit het kunstmatige meer niet het IJsselmeer kan instromen. Op het ritme van de getijden stroomt het water uit de Waddenzee het binnenmeer in. Daarbij ontstaat elektriciteit voor zo’n 75.000 mensen (circa 100 MW). De toegenomen getijdeslag in het binnenmeer wordt daarbij dus eerder als voordeel dan als nadeel gezien. De zoutgraad van het water van het nieuwe bekken kan gestuurd worden via een in de binnenring gemaakt inlaatwerk voor zoet IJsselmeerwater. Door dit zoete water ontstaan unieke mogelijkheden voor brakke intergetijdengebieden, herstel van zilte natuur en aanleg van mosselbanken.
De aan te leggen getijdencentrale zou ook nog gebruikt kunnen worden voor het waterbeheer van het IJsselmeer bij extreme weersomstandigheden. De turbines in de getijcentrale kunnen worden ‘omgezet’ op de pompstand, waardoor een gemaal ontstaat en de waterstand in het bekken nog veel lager kan worden gezet dan de laagwaterstand op de Waddenzee. Bij dreigende stormen en bij een grote aanvoer van rivierwater kan dit een aanzienlijke bergingsen bemalingcapaciteit opleveren.
De ondieptes langs de zuidoostzijde worden aangevuld met sediment, zodat een geschikte omgeving ontstaat voor vorming van golfremmend rietmoeras van enkele honderden meters breedte. Vorming van kwelders en moeras wordt actief gestimuleerd. Waar nodig worden luwe gebieden aan de zeezijde gecreëerd door aanleg van oesterriffen. Eventueel kunnen ook kunstmatige harde of zachte golfremmende structuren worden gecreëerd aan de IJsselmeerzijde.
Zachte superdijk
De ‘zachte superdijk’ kan in de toekomst worden uitgebreid met verschillende functies. Zo kan het concept gecombineerd worden met de aanleg van een brak- en zoetwatergetijdebiotoop, energiewinning (bijvoorbeeld de ‘blue energy’ centrale, zie kader) of met de al geplande extra spuicapaciteit.
Mindert de Vries van het kennisinstituut Deltares heeft een voorstel ingediend met de titel ‘Harde veiligheid door zachte gradiënten’. In samenwerking met Imares is geprobeerd een zo haalbaar mogelijk ontwerp te realiseren door zoveel mogelijk te bouwen met de natuur. In plaats van de Afsluitdijk hoger en harder te maken, kiest De Vries voor een ontwerp dat breder en zachter is. Het idee haakt aan bij het gegeven dat de Afsluitdijk onderdeel vormt van twee ecosystemen aan weerszijden van de dijk en heeft als doel deze ecosystemen te
Open Afsluitdijk De Waddenvereniging ziet de Afsluitdijk het liefst omgevormd tot een open stormvloedkering. Grote openingen in de dijk moeten zorgen voor een natuurlijke uitwisseling van zeewater, sediment, waterdieren en plankton.
H2O / 5 - 2008
23
Net als de Oosterscheldekering zouden deze gaten in de Afsluitdijk bij storm gesloten moeten worden. Zo blijft de veiligheid voor het achterliggende gebied gegarandeerd. Het doel van een open Afsluitdijk is het creëren van robuuste ecosystemen en het scheppen van ruimte voor sedimentatieprocessen. Een eerste stap in de richting van deze aanpak op lange termijn kan zijn een kleinere zoet-zoutovergang en de vorming van vooroevers. Vorig jaar presenteerde de Stichting Verantwoord Beheer IJsselmeer een soortgelijke visie, waarbij het estuariene karakter van het IJsselmeer hersteld moet worden door zout water toe te laten. Beide organisaties zien de Afsluitdijk het liefst als verbinding tussen Waddenzee en IJsselmeer en niet als de barrière die het nu vormt. Door de Waddenzee te verbinden met het IJsselmeer ontstaat meer ruimte voor natuurlijke processen en kunnen beide systemen daardoor klimaatverandering mogelijk beter opvangen. Ook de natuur, de visserij, de recreatie en wellicht de beroepsvaart kunnen van de veranderingen profiteren. Door het openstellen van de Afsluitdijk zal het zoete water in het IJsselmeer gedeeltelijk brak worden. Beide natuurorganisaties stellen dat de drinkwaterinlaat bij Andijk eenvoudig verplaatst kan worden. Ze willen het probleem van de zoetwateraanvoer voor de landbouw oplossen door te kijken naar de mogelijkheden voor een andere route: bijvoorbeeld door het water uit de IJssel via een randmeer achter de Noordoostpolder naar Friesland te voeren.
Nieuwe spui- en schutsluizen Om de spuicapaciteit te vergroten, heeft Rijkswaterstaat besloten een derde spuisluizencomplex aan te leggen dat in 2013 gereed moet zijn. Het complex zal hoogstwaarschijnlijk gebouwd worden ter hoogte van de knik in de Afsluitdijk ten westen van het voormalige werkeiland Kornwerderzand. Op deze locatie zijn de grootste waterstandsverschillen tussen IJsselmeer en Waddenzee te verwachten, zodat er extra efficiënt gespuid kan worden. Daarnaast is hier de invloed op de bodemfauna in de Waddenzee het geringst en zijn ter plekke de beste kansen voor intrek van vis naar het IJsselmeer. De nieuwe spuisluizen zullen het mogelijk maken om sneller overtollig water uit het IJsselmeer onder vrij verval in de Waddenzee te spuien. Nu gebeurt dat nog via twee complexen van spuisluizen aan beide uiteinden van de Afsluitdijk. Door klimaatveranderingen zal niet alleen de zeespiegel stijgen, maar zal ook een grotere wateraanvoer via de IJssel ontstaan. De huidige sluizen zijn op den duur niet meer in staat het IJsselmeerpeil te handhaven. Ook wordt het moeilijk de kans op wateroverlast te beperken en de kans op overstromingen binnen de wettelijke norm te houden. Bij het te bouwen spuisluizencomplex zal tevens een vispassage komen om de vistrek van zout naar zoet water bij de Afsluitdijk te vergemakkelijken.
24
H2O / 5 - 2008
De Afsluitdijk, zoals de milieubeweging die het liefst ziet. Het voorgestelde naviduct van Rijkswaterstaat bij Kornwerderzand.
actualiteit Op 14 maart worden tijdens een symposium in Lelystad de uitkomsten van de ateliers nog eens op een rijtje gezet en bediscussieerd. Het symposium vormt tevens de aftrap van de marktverkenning. Via een internationale uitvraag worden geselecteerde marktpartijen gevraagd uit de ideeĂŤn haalbare plannen samen te stellen. Het symposium vindt plaats van 9.00 tot 13.00 uur (inclusief lunch) in het theater- en congrescentrum Agora. Aanmelden kan door een e-mail te sturen naar loekie.holvast@rws.nl onder vermelding van naam en adres.
de golfoverslag. Deze toepassing van kunstriffen wordt momenteel ook voor de kwetsbare kustplaatsen aan de Noordzeekust bestudeerd, bijvoorbeeld in Scheveningen. Bijkomend voordeel is dat de kunstriffen voor de Afsluitdijk luwe gebieden creĂŤren, waardoor aangroei van nieuwe intergetijdengebieden en kwelders mogelijk is. Over een grote lengte langs de Afsluitdijk kunnen deze onderhoudsvrije riffen worden toegepast.
Versterken van de dijk met gaas en gras.
Kunstriffen en een ‘harde’ grasmat Royal Haskoning denkt dat verzwaring van de Afsluitdijk niet nodig is als de dijk beschermd wordt door kunstriffen die de golfaanval verminderen. Op locaties waar aanleg van kunstriffen niet mogelijk is, wordt de dijk versterkt met een onzichtbare en duurzame grasversterking (Smart Grass Inforcement). Volgens Gert Jan Akkerman van Royal Haskoning blijft bij deze optie de Afsluitdijk als ‘trots monument’ geheel intact
en blijft ruimte bestaan voor andere functies, zoals nieuwe vormen van energiewinning. Een snoer van kunstriffen die op de ondiepere plaatsen op enige afstand uit de Afsluitdijk worden aangelegd, moet de zwaardere golfslag ongevaarlijk maken. De brede riffen vormen vooral een obstakel voor de grote golven, waardoor deze zullen breken. De lagere en kortere golven zorgen voor een aanzienlijke afname van
Versterking van de Afsluitdijk is mogelijk met een grasversterkend systeem, zoals door Royal Haskoning en Infram is beproefd op een stuk zeedijk bij Delfzijl. Hiermee wordt een ‘overslagbestendige dijk’ gerealiseerd. De Afsluitdijk is dĂŠ dijk waar dit concept kan worden toegepast: het IJsselmeer kan immers gemakkelijk de beperkte hoeveelheid zout water opvangen die in extreme omstandigheden over de dijk slaat. Deze versterking kan in principe langs de gehele dijk worden toegepast. In combinatie met het snoer van kunstriffen kan aanleg van het gaas met daarop de grasmat beperkt blijven tot die plaats(en) waar de Afsluitdijk in de toekomst van nieuwe doorlaatmiddelen wordt voorzien en waar de diepere geulen aanwezig zijn. Het materiaal kost slechts een fractie van de kosten van dijkverzwaring.
advertentie
! )' # )* % , % *! $ % $ % ( % )"+% *&* # /&( ,&&( & $ - * (,&&(/ % % % - * (- % %)* ## * , % + &' &%) % &+ % / ,&&( + % % (&% &&( ( ! *! $ ) )' # ) ( % 0 ' &( % % 0 - * (- %'+** % 0 &% ( &+
0 % ( &')# 0 & $&% (/& " 0 (&% $ # %
)) # % &)* +) $), (* * # . $ # % & *! $ %# %* (% * --- *! $ %#
H2O / 5 - 2008
25
AQUATECH Leading trade exhibitions for process, drinking and waste water
WQA AQUATECH USA CONFERENCE EXHIBITION
25-28 MAR 26-28 MAR
2008
AQUATECH CHINA NE
W EXHIBITION 21-23 MAY
2008 AQUATECH AMSTERDAM
EXHIBITION 30 SEP - 03 OCT
www.aquatechtrade.com Organised by
Supported by
2008
*thema
informatie
Grote opkomst verwacht bij tweede editie vakbeurs Aqua Nederland Van 18 tot en met 20 maart kunnen waterprofessionals en andere geïnteresseerden van 13.00 tot 21.00 uur terecht in de Evenementhal in Gorinchem voor de tweede editie van de vakbeurs Aqua Nederland. Deze beurs is ten opzichte van vorig jaar met 50 procent gegroeid: waren er vorig jaar 106 exposanten, nu zullen dat er 155 zijn. Daarmee biedt Aqua Nederland ook meer noviteiten en innovaties op het gebied van waterbehandeling. Aanvullend bestaat de gelegenheid deel te nemen aan de twee symposia op de tweede en derde beursdag. (Waterschap Groot Salland) vertelt over het thema ‘Effluentpolishing met Bewegend Bed Adsorptie’ aan de hand van proeven in het Horstermeer met meerdere nageschakelde technieken. Andere praktijkvoorbeelden met betrekking tot het hoofdthema komen van Erik Bundgaard (Veolia Water Solutions & Technolgies Denemarken), Frans Knops of Harry Futselaar van Norit en Stefan Jansen van TNO Bouw en Ondergrond.
20 maart
N
a de eerste, succesvolle editie vorig jaar met ruim 3600 bezoekers, is besloten de vakbeurs Aqua Nederland voortaan jaarlijks te organiseren. De beurs, mede tot stand gekomen door de gelijknamige branchevereniging, staat inmiddels bekend als dé nationale vakbeurs voor waterbehandeling, watermanagement en watertechnologie. De exposanten zijn afkomstig uit verschillende disciplines in de waterbranche.
geselecteerd, wordt een beeld geschetst van de achterliggende gedachte om tot deze keuze te komen. Gerard Rijs (Rijkswaterstaat Waterdienst) en Cora Uijterlinde (STOWA) lichten de uitgezette onderzoekslijnen op het gebied van ‘KRW en rwzi’s’ naar nieuwe technologieën toe. Henry van Veldhuizen
Het symposium ‘De onbeperkte mogelijkheden van industrieel watergebruik’ vindt op donderdag 20 maart plaats. Hierin komen onder meer de volgende onderwerpen aan bod: waterhergebruik in de glastuinbouw (door Rogier Sterk van Aqua-Terra Nova), hergebruik van proceswater in de chemische industrie door toepassing van membraantechnologie (door Jos Eras van BASF), waterhergebruik binnen de drinkwaterproductie (door Peter Sjoerdsma van Vitens Watertechnologie) en verbetering van de afvalwaterkwaliteit voor hergebruik (door Erik Coenen van Sappi Lanaken). De vakbeurs is dagelijks geopend van 13.00 tot 21.00 uur. Voor meer informatie: www.evenementenhalgorinchem.nl.
Evenals vorig jaar richten de deelnemers van Aqua Nederland Vakbeurs zich op een breed scala aan wateronderwerpen, zoals waterzuivering en waterbehandeling waaronder proceswaterbereiding, drinkwaterbereiding, afvalwaterbehandeling, koel- en ketelwaterbehandeling, legionellapreventie, desinfectie, meet- en regeltechniek, pompen, filters, flowmeters, leidingsystemen, waterbouw, membraanbioreactoren, zwembadwaterbehandeling en laboratoria-apparatuur.
19 maart Op woensdag 19 maart vindt het symposium ‘Kansen voor watertechnologie in verband met Kaderrichtlijn Water’ plaats. Na een inleiding over de voorlopige KRW-maatregelen die de waterbeheerders in Nederland in afvalwaterketens en op de rwzi’s hebben
H2O / 5 - 2008
27
*thema
informatie
Hygiëne Onderhoud Collectieve Leidingwaterinstallaties Aquador heeft het concept Hygiëne Onderhoud Collectieve Leidingwaterinstallaties (HOCL) ontwikkeld. Het is gericht op al het hygiënisch onderhoud aan collectieve drinkwaterinstallaties in appartementen, huizen en kantoren oftewel alle gebouwen met een wettelijke zorgplicht. Bij controle van de wettelijke zorgplicht wordt de collectieve drinkwaterinstallaties in een gebouw beoordeeld op de technische en bacteriologische risico’s. Vaak blijkt dat door onvoldoende hygiëne bij regulier onderhoud aan bijvoorbeeld keerkleppen, afsluiters, hydrofoor of pompen, bacteriologische verontreinigingen ontstaan waardoor onder andere de groei van biofilm wordt bevorderd. Deze biofilm kan een gevaar voor de gezondheid vormen. Zelfs bij nieuw-
bouwprojecten worden regelmatig bacteriologische vervuilingen geconstateerd. HOCL helpt eigenaren van gebouwen te voldoen aan de wettelijke zorgplicht, doordat het de hygiënische toestand van het gehele drinkwaterleidingsysteem beoordeelt. Zo kunnen verhuurders van luxe appartementen of kantoren (die bijvoorbeeld lang leeg hebben gestaan) met het HOCL-certificaat aantonen dat het drinkwater veilig is.
Een basis-HOCL omvat temperatuurmetingen, legionella-onderzoek, bacteriologische (ATP) metingen en een rapportage, eventueel aangevuld met aanbevelingen. Het concept is uit te breiden met een onderzoek van individuele woningen, keerklepcontrole en technisch advies met betrekking tot het onderhoud van drukverhoginginstallaties. Voor meer informatie (0183) 56 11 99 of www.aquador.nl.
Efficiënte waterdistributie Waterbedrijven en -autoriteiten zijn verplicht tot de continue levering van water met de vereiste kwaliteit, hoeveelheid en druk. Bij veel installaties is het distibutiesysteem aangepast aan de dagelijkse piekuren. In deze gevallen zijn er veel periodes waarin het systeem werkt in een staat van ‘overproductie’, met bovenmatige druk in het systeem. De Bermad Dynamische Drukcontrole, die aangepast wordt aan veranderende condities gedurende de dag en van seizoen tot seizoen, is een hulpmiddel voor efficiëntere distributie. Het doel van de dynamische waterdrukcontrole is een ononderbroken drukregeling te bereiken zonder bovenmatige druk, terwijl de minimum druk als constante gehandhaafd wordt. De druk wordt aangepast aan de verwachte vraag. Deze wordt vooraf ingesteld aan de hand van het tijdstip of tijden of andere factoren. Deze worden op kritische plaatsen in het systeem gemeten. De belangrijkste onderdelen van het systeem zijn Bermad drukreduceerkleppen, die op kritieke punten bij de ingang van het drinkwatersysteem geïnstalleerd worden. Het gebruik van het systeem leidt tot minder
lekkages, vermindering van barstende pijpen (tot 50 procent) - waardoor de onderhoudskosten lager worden - en de levensduur van systeempijpen en -accessoires toeneemt. Ook ontstaat een optimale verhouding tussen de grootte van de infrastructuur en de vraag naar water, waardoor minder investeringen nodig zijn. Door de verhoogde betrouwbaarheid van de watervoorziening neemt de klanttevredenheid alleen maar toe. Tenslotte wordt minder energie verbruikt. Voor meer informatie: (078) 673 47 61 of www.bermad.nl.
De dynamische drukregeling.
Eenvoudig ontluchten van (afval)watersystemen De nieuwe ontluchter.
Brugco Agenturen uit Papendrecht is specialist in het ontluchten van (afval) watersystemen. Doordat steeds meer afvalwater wordt aangeboden aan de leidingwaternetten, neemt de overcapaciteit af. Ontluchten wordt daardoor belangrijker. Reden voor het bedrijf om haar Adpron SK3 ontluchters te verbeteren. De oorspronkelijke SK3 kent beperkingen. Dit gold vooral voor de maximaal toelaatbare druk in het leidingsysteem en de inbouwmaten van de ontluchter. De nieuwe Adpron SK3-II kent binnen kleinere inbouwmaten een groter drukgebied waarin de ontluchter werkt. Daarnaast is de nieuwe SK3-II minder gevoelig voor vervuiling. Vereenvoudiging in de diverse afdichtingen zorgt ervoor dat het toch al minimale
28
H2O / 5 - 2008
onderhoud verder teruggedrongen wordt. De nieuwe Adpron SK3-II is standaard leverbaar in twee uitvoeringen: één met en één zonder beluchtingspreventie. Beide uitvoeringen zullen op de vakbeurs in een proefopstelling getoond worden. Voor meer informatie: (078) 615 43 80 of www. brugco-agenturen.com.
DynaSand®: het enige echte continu zandfilter
Nordic Water Benelux BV Van Heuven Goedhartlaan 121 1181 KK Amstelveen T +31(0)20 5032691 F +31(0)20 6400469 www.nordicwater.nl info@nordicwater.nl
Wereldwijd zijn er al meer dan 20.000 units geplaatst. Continu zandfilter voor
Biologisch filter voor
drinkwater proceswater, koelwater oppervlaktewater afvalwater grondwater fosfaatverwijdering
nitrificatie denitrificatie
.6+ RQWZLNNHOW HQ SURGXFHHUW ILOWHUVSURHLHUV ILOWHUVWHUUHQ HQ GUDLQDJHV\VWHPHQ YRRU GULQNZDWHU HQ LQGXVWULHZDWHUEHKDQGHOLQJ 0DDN JHEUXLN YDQ YHOH MDUHQ YDQ H[SHUWLVH HQ YDNPDQVFKDS HQ QHHP FRQWDFW PHW RQV RS YRRU GH RYHU]LFKWVFDWDORJXV RI NRP PHW XZ VSHFLILHNH ZHQVHQ RI YUDJHQ
7HO ZZZ FQVFKPLGW QO
*thema
informatie Miniatuur fluorimeter
Elektrodemineralisatie voor zuiver water CHRIST HOLLAND presenteert op de vakbeurs Aqua Nederland de nieuwe elektrodemineralisatie SEPTRON Line 10-20. Met deze nieuwe lijn is de bereiding van zuiver water met een constante kwaliteit (waterkwaliteit type II, laboratoriumwater) geen enkel probleem meer.
Het Duitse bedrijf Trios Optical Sensors, in Nederland vertegenwoordigd door Elscolab Nederland, introduceert een miniatuur fluorimeter in onderdompeluitvoering: de MicroFlu. Door zijn compacte afmetingen past de SEPTRON Line 10-20 in iedere ruimte. Een innovatief en mobiel touch screen display vergemakkelijkt de aansturing tot op vijf meter afstand. Voor meer informatie: www.christ.nl.
Nieuwe vertegenwoordiger van pendelschakelaars
De nauwkeurige en goedkope fluorimeter kenmerkt zich door een combinatie van een kleine behuizing met stabiliteit. Dit maakt deze probe uiterst geschikt voor toepassingen en studies in meren, rivieren, oppervlaktewater, drinkwater en afvalwater. De MicroFlu is direct te koppelen aan SCADAsystemen en leverbaar in verschillende uitvoeringen volgens het ‘plug en meet’-principe. Het apparaatje biedt oplossingen voor het bepalen van het chlorofylgehalte, algenmonitoring, drinkwaterbewaking, aquacultuurbewaking, olie in water-bepaling en lekkagemetingen en Rhodamine- en CDOM-studies. Voor meer informatie: (030) 241 42 00 of www.elscolab.nl.
De miniatuur fluorimeter.
Condor Benelux is de exclusieve vertegenwoordiger van alle producten van Nolta. Daaronder vallen ook de pendelschakelaars, die zeer geschikt zijn voor gebruik in afvalwater. De SEPTRON Line 10-20.
Elektrodemineralisatie is een nieuwe techniek voor het demineraliseren van water met een laag zoutgehalte, bijvoorbeeld na een omgekeerde osmose. In feite is elektrodemineralisatie een combinatie van een membraantechniek (elektrodialyse) en een mengbed van ionenwisselaars. Een elektrodemineralisatiemodule bestaat in principe uit om-en-om geplaatste kation- en aniondoorlaatbare membranen, waarbij de ruimtes tussen de membranen afwisselend gevuld zijn met mengbed ionenwisselaarharsen en met roosterplaten voor het afvoeren van concentraat. Met twee elektroden wordt een potentiaalverschil over de membranen aangelegd. Door de module worden twee vloeistofstromen gevoerd: het permeaat en spoelwater voor de koeling van de elektroden en de afvoer van de verwijderde stoffen. Het behandelde water verlaat de module als high purity water. Deze techniek is in de SEPTRON Line door Christ geperfectioneerd. Hierin zijn diverse processtappen in één apparaat geïntegreerd. Het produceert 120 tot 2.000 liter zuiver water per uur. Dit water voldoet aan de eisen USP 29, EP norm PW/WFI, NCCLS/CAP en ISO 39639.
30
H2O / 5 - 2008
Door de gladde behuizing waarin bijna geen oneffenheden zitten, is de aangroei van vervuiling minimaal. De installatie is eenvoudig, omdat de schakelaar niet gefixeerd hoeft te worden met een kabelgewicht of een wandbevestigng in wand of put. De Nolta pendelschakelaar is ook leverbaar in een explosieveilige uitvoering. Voor meer informatie: (0182) 61 06 22.
Verlagen van TCO Op de vakbeurs Aqua Nederland toont Endress+Hauser zijn serie producten en diensten voor de drink-, afval- en proceswaterbranche. Centrale thema’s op de stand zijn gebruiksgemak, verhoogde beschikbaarheid en het verlagen van de TCO (total cost of ownership). De reductie wordt bereikt door onder andere de nieuwste generatie instrumenten te combineren met diensten als kalibratiemanagement en op de waterbranche afgestemde onderhoudsmethodieken. Het W@M-platform (Web-enabled Asset Management) maakt bijvoorbeeld een online beheer van de apparatuur mogelijk. Verder wordt op de stand een mobiele kalibratiewagen getoond, waarmee een snelle en eenvoudige, inline kalibratie op locatie mogelijk is. Voor meer informatie: (035) 695 86 11 of www.nl.endress.com.
Uw bron voor online hardheids-, ijzer-, chromaat-, chloor- en alkaliteitsmeting en besturingen voor onthardings- en RO installaties.
Postbus 960_ 7550 AZ Hengelo Telefoon 074-29 15 150_Telefax 074-29 15 350 info@prowater.nl_www.prowater.nl
s -!!47%2+ ). 0/,9%34%2 "%(5):).'%. s
JUMO AQUIS 500
0OLY 0RODUCTS BIEDT MET HET $%4/3 -/$5,!)2 "/573934%%- TYPE 'ARRISON EEN UNIEK CONCEPT VOOR HET DUURZAAM ONDERBRENGEN VAN UW KOSTBARE APPARATUUR EN INSTALLATIES +%.-%2+%. s FLEXIBELE MAATVOERING s CHEMISCH RESISTENT s ONDERHOUDSARM
Meetomvormer- / regelaarserie voor vloeistof-analyse Betreffende grootheden: pH, mV, mS/cm, μS/cm, mg/l, ppm
s GELUIDSISOLEREND s INBOUWMOGELIJKHEDEN VAN VENTILATIE EN ELEKTRAVOORZIENINGEN s IN ALLE 2!, KLEUREN LEVERBAAR
■Bediening: – tekstgestuurd – meervoudige taalkeuze – overzichtelijk toetsenbord ■Verlicht grafisch display ■Volledige regelfunctie (indien uitgangen gemonteerd zijn) ■Elektroden bewaking
stand 1
29
0OLY 0RODUCTS "6 "RUNINGSSTRAAT s ,! 7ERKENDAM 4EL &AX % MAIL INFO POLYPRODUCTS NL
BEZOEK OOK ONZE WEBSITE WWW POLYPRODUCTS NL
20.011-1.1.6.4.
s %%. 3934%%- 6%,% /0,/33).'%. s
internet: www.jumo.nl e-mail: info@jumo.nl telefoon: 0294 491491
*thema
informatie
Nieuwe flotatie-installatie EnviroChemie uit Haarlem presenteert de nieuwe Lugan 10.000 flotatieinstallatie. Deze totaal nieuw ontwikkelde (voor)zuivering heeft een capaciteit van tien kubieke meter per uur. De Lugan kan gebruikt worden als voorzuivering van biologische afvalwaterzuiveringsinstallaties of om afvalwater van wasprocessen, zoals reiniging voor voertuigen en onderdelenreiniging, zover te zuiveren dat het water in het riool geloosd kan worden. Na zuivering in de installatie voldoet het water aan de door de overheid gestelde grensDe Lugan 10.000 flotatie-installatie.
waarden voor pH-waarde, koolwaterstoffen, lipofiele stoffen en zware metalen. De CZV- en BZV-waarden worden door de zuivering sterk verlaagd. De Lugan-serie is leverbaar in capaciteiten van 1,5 tot 20 kubieke meter per uur. Voor meer informatie: (023) 542 69 13 of
Nieuwe kunststof LDPE LongLife tank EssenPack uit Elst gebruikt de vakbeurs Aqua Nederland om haar nieuwe Fusion opslagtank, serie TV, te presenteren. Deze nieuwe standaard opslagtank is geproduceerd volgens het rotatiegietprocédé: naadloos, spannings- en breukvrij. De steeds strenger wordende eisen vanuit de industrie vragen om betere mechanische eigenschappen, hygiëne, chemische resistentie en een langere levensduur van materialen. Samen met de fabrikant is een nieuw LDPE ontwikkeld onder de naam ‘LongLife’. Waar voorheen een opbouw van meerdere lagen nodig was om aan hoge eisen te kunnen voldoen, wordt dit nu gerealiseerd in één materiaaltype. De nieuwe generatie Fusion opslagtanks is uit voorraad leverbaar. Referenties zijn te vinden in de sectoren waterbehandeling, chemie en petrochemie, food, pharmachemie en tuinbouw. Voor meer informatie: (088) 002 10 10 of www.essenpack.nl.
Uitbreiding verticale meertrapspompen Grundfos, de uitvinder van de verticale meertrapspomp, breidt de CR-serie uit met een tweetal typen: de CR120 en CR150. De pompen hebben een maximale capaciteit van 180 kubieke meter per uur en zijn de grootste op de markt verkrijgbare verticale meertrapscentrifugaalpompen. De CR-serie heeft een hoogwaardig technisch ontwerp en is gemakkelijk aan te passen aan klantspecifieke toepassingen. Ook zijn de pompen zeer energiezuinig en hebben ze een hoog rendement. Daarnaast zijn de pompen onderhoudsvriendelijk. Grundfos produceert jaarlijks meer dan 16 miljoen pompen. Het bedrijf is daarmee één van ‘s werelds grootste pompproducenten. Met een marktaandeel van meer dan 50 procent is Grundfos wereldmarktleider in de circulatiepompen. Voor meer informatie: (088) 478 63 36 of www.grundfos.nl.
32
H2O / 5 - 2008
r op e m m u standn 159 VSK
Pompen Afsluiters Systemen ■
■
Revisie noodzakelijk? Er zijn ook alternatieven mogelijk. Wereldwijd vertrouwen klanten op onze pompen, afsluiters en systemen. Niet in de laatste plaats omdat efficiency, een lange levensduur en bovenal veelzijdigheid bij onze producten centraal staan. Neem nou de pomp van het type Etanorm van KSB. Een bewezen betrouwbare schoonwater normpomp, waarvan er alleen al in Nederland vele duizenden draaien; een pomptype dat uitblinkt in eenvoud, maar ook in mogelijke materiaal-, asafdichtings- en opstelvarianten. Een pomp die standaard geleverd kan worden in een uitvoering die geschikt is voor drinkwater. Vanwege zijn korte levertijd, genormeerde maatvoering volgens EN733 en concurrerende prijsniveau kan het een prima alternatief zijn voor een revisie van uw huidige pomp.
80012
KSB Nederland B.V. – Wilgenlaan 68 – 1161 JN Zwanenburg – www.ksb.nl – infonl@ksb.com
*thema
informatie
Een nieuwe UV-desinfectielijn: Demitec-UV Om beter aan de wensen van de markt te kunnen voldoen, presenteert Hatenboer-Water op de beurs Aqua Nederland de nieuwe UV-desinfectielijn: Demitec-UV. Naast de standaardsystemen kan een Demitec-UV-systeem geheel worden ontworpen en opgebouwd volgens de specifieke wensen en eisen van de gebruiker. UV-desinfectie wordt als zeer schoon aangemerkt, mede doordat de straling geen resten in het water achterlaat. UV-straling zorgt voor beschadiging van cellen van bacteriën en virussen, waardoor deze sterven. Ultraviolette straling is uitermate geschikt voor desinfectie van drinkwater en proceswater, ontsmetten van gietwater in de tuinbouw en legionellabestrijding. Daarnaast wordt UV toegepast voor het verwijderen van ongewenste stoffen, zoals chloramines in zwemwater of TOC in proceswater. Voor deze en andere toepassingen heeft Hatenboer-Water een reeks standaard systemen ontwikkeld van eenvoudig tot zeer geavanceerd. Bij het nieuwe Demitec-UVsysteem staan kwaliteit, betrouwbaarheid,
zekerheid en goede toegankelijkheid voor onderhoud centraal.
Voor meer informatie: (010) 409 12 00 of www.hatenboer-water.com.
Hatenboer-Water realiseert momenteel een project op een grote Nederlandse dierentuin. Deze dierentuin heeft een aantal zeer grote aquaria met delicate diersoorten die alleen gedijen in biologisch zeer zuiver (warm) zeewater. Vanwege een corrosieve omgeving heeft Hatenboer-Water speciale DemitecUV-systemen geproduceerd van HDPE. Dit materiaal is zeer goed bestand tegen corrosie en geeft geen stoffen af aan het zeewater. De kamers zijn zo geconstrueerd dat deze passen in het huidige waterbehandelingsysteem zonder grote aanpassing van het leidingwerk.
De Demitec-UV.
Advies over pompen
Ammoniak detecteren in koelsystemen
Behalve pompen voor bijna elke denkbare toepassing levert Johnson Pump uit Assen ook advies om samen met de klant tot praktische oplossingen te komen.
JUMO Meet- en Regeltechniek presenteert op de beurs zijn nieuwe serie AQUIS 500 voor de detectie van ammoniak. Gebruik van dit voordelige controleinstrument kan schade aan de installatie en het milieu voorkomen.
Johnson Pump draagt al jaren zorg voor alle soorten water, zowel in de aanvoer als in de afvoer van oppervlakte-, grond- of proceswater. De kosten van bedrijfszekere systemen zijn een bepalende factor. Energieverbruik en rendementoptimalisatie hebben de aandacht verlegd van de kostprijs van de pomp naar de gebruikskosten ervan, inclusief besturing omdat daar geld valt te besparen. Behalve advies biedt Johnson ook Eén van de pompen die 24 uur per dag Johnson Pump levert. service, ook op Aqua Nederland. Voor meer informatie: (0592) 37 67 90 of www.johnson-pump.com/nl.
34
H2O / 5 - 2008
Ammoniak wordt vanwege zijn goede thermodynamische eigenschappen niet alleen in kleine koel-, maar ook in industriële installaties als koelmiddel gebruikt. Daarbij is constante controle noodzakelijk, omdat ammoniak een agressieve en giftige chemische stof is en bij lekkage gevaar kan opleveren. De controle is des te belangrijker wanneer de betreffende installatie met grond- of oppervlaktewater gevoed wordt. De meeste installaties bestaan uit een primair (met ammoniak) en een secundair circuit. Het secundaire circuit bevat meestal een water-glycolmengsel of een ander koudetransportmedium. Bij de overdracht van het primaire naar het secundaire medium bestaat de kans op lekkage, bijvoorbeeld door corrosie van de koelleiding. Met name wanneer de koelleiding uit koper bestaat, kan de wanddikte van de leiding door de chemische reactie van koper met ammoniak zodanig afnemen dat het tot een lekkage leidt. Om dit te detecteren, is de JUNO AQUIS 500-serie ontwikkeld. De ionengevoelige sensor werkt in een bereik van 0,01 mg/l tot 20 g/l. Het bestaat uit een pH-glas- en een referentieelektrode. Beide elektroden bevinden zich in een speciale elektrolyt. Door een voor ammoniak poreus membraan zijn de pH- en
de referentie-elektrode van het medium gescheiden. In het ‘zuur’ overheersen ammoniumionen die door de sensor niet geregistreerd worden. Om een optimale registratie van ammoniak te garanderen, biedt JUMO voor de ammoniaksensor een speciaal doorstroomarmatuur aan. De bijbehorende meetomvormer/regelaar van de JUMO AQUIS 500 is eenvoudig te bedienen. Voor meer informatie: (0294) 49 14 96 of www.jumo.nl. Het detectieapparaat AQUIS 500.
type: toepassing: afmeting: situering: bouwtijd: ervaring:
LoeweLoewe.de
tanks en silo’s
Klinkt u dat niet als muziek in de oren?
Gewapend betonnen tanks; monoliet gestort Drinkwater, afvalwater, slib, enz. Diameter en hoogte tot 40 m. Bovengronds of ingegraven; ook in grondwater Zeer korte bouwtijd (speciale bekisting) Al meer dan 60.000 tanks gebouwd
Monostore® b.v. Goudplevier 107 (NL) 8271 GB IJsselmuiden Tel.: +31(0)38 - 33 707 00
Monostore® n.v. Hortensiastraat 12 (B) 2020 Antwerpen Tel.: +32(0)3 - 232 73 21
WWW.MONOSTORE.COM
OPSLAG
MILIEUZEKER
Eén aanspreekpunt voor instrumentatie, onderhoud, kalibratie en systeemintegratie Tankbouw in beton en staal
Endress+Hauser heeft voor de waterbranche een uniek one-stop-shoppingconcept ontwikkeld dat elke fase in de levenscyclus van een instrument afdekt. We adviseren u graag bij de aanschaf van een instrument, of helpen u met periodiek onderhoud, kalibratie, projectmanagement en systeemintegratie.
D RINKWATER H YGIËN E
Instrumentatie Endress+Hauser levert een brede reeks instrumentatie die volledig is afgestemd op de toepassing in afval-, drink- en proceswater.
HOCL: EEN NIEUW CONCEPT
Onderhoud Endress+Hauser helpt u graag uw instrumentatie in topconditie te houden en tegelijkertijd uw onderhoudskosten te verlagen.
Aqua Nederland Vakbeurs Gorinchem 18, 19 & 20 maart 2008 - Stand nummer 133
Kalibratie Professionele kalibratie voor praktisch elke parameter. Droge én natte kalibratie van flowmetingen volgens het uitvoeringsbesluit van de Unie van Waterschappen.
HYGIËNISCH ONDERHOUD COLLECTIEVE LEIDINGWATERINSTALLATIES De kwaliteit van drinkwater is niet af te meten aan het feit of het er helder en schoon uitziet. Bacteriën als Coli, kiemen en Legionella vormen een onzichtbaar gevaar met verstrekkende gevolgen voor de gezondheid. Onder alle omstandigheden is de eigenaar van het drinkwatersysteem verantwoordelijk voor het aanleveren van bacteriologisch betrouwbaar water. Geen of onvoldoende inwendig onderhoud van leidingen en installaties als drukverhogingpompen en hydrofoors is vaak het begin van een bacteriologisch probleem. Het leidingsysteem zelf kan nog eens groeibevorderend werken door opwarming en onvoldoende doorstroming. Om mogelijke problemen in kaart te brengen heeft Aquador het “Hygiënisch Onderhoud Collectieve Leidingwaterinstallaties” (HOCL) concept ontwikkeld. Uniek, praktisch en compact. HOCL is er enerzijds op gericht om snel een indicatie te verkrijgen van de mate waarin een systeem gevoelig is voor de groei van bacteriën en anderzijds wordt gecontroleerd of het water voldoet aan de drinkwaternorm.
B E Z O E K W W W. A Q U A D O R . N L V O O R M E E R I N F O R M AT I E
Systeemintegratie en projectaanpak Een team van betrokken specialisten assisteert graag bij detailengineering, projectinkoop, projectbegeleiding en systeemintegratie. Gorinchem 18, 19 en 20 maart 2008
Endress+Hauser BV Tel. (035) 695 86 11 info@nl.endress.com www.endress.nl
www.endress.nl
*thema
informatie
Onderzoeksprogramma Industrie en Water Kiwa Industrie & Water presenteert tijdens Aqua Nederland de mogelijkheden en resultaten uit het in 2006 gestarte OPIW. Dit Onderzoeksprogramma Industrie en Water biedt collectief onderzoek op maat: bedrijven kunnen intekenen op en meedoen aan wetenschappelijk onderzoek naar al hun specifieke waterproblemen. Inmiddels zijn 13 projecten afgerond. De resultaten hiervan en ervaringen van deelnemers zijn te zien en te horen in de stand van Kiwa. Eén ervan is het Handboek Koelwater. Hierin zijn de ‘best practices’ op het gebied van koelwater vastgelegd. Het biedt deelnemers als DSM, Akzo, Shell, Sabic Europe, DOW, Corus, EdeA en BASF de mogelijkheid om met elkaar kennis te delen en te leren van de ervaringen van anderen. Op de stand is ruim gelegenheid om te overleggen over deelname aan OPIW en om meer informatie te krijgen over de thema’s in
het programma 2008-2009, van alternatieve conditonering tot vergaande stikstof- en fosfaatverwijdering uit proces- en afvalwater. Het OPIW staat open voor alle eindgebruikers in de industrie en de overheid. Ook andere diensten van Kiwa Industrie & Water worden toegelicht, zoals de activiteiten op het gebied van zwembadwater, legionellabestrijding en de netwerkgroepen. Voor meer informatie: (030) 606 97 41 of www.kiwa-iw.nl.
Versterker voor flowmeters De IFC 100 is de nieuwste versterker voor KROHNE’s OPTIFLUX-familie magnetisch inductieve flowmeters en kan worden toegepast in combinatie met de diverse meetbuizen uit dezelfde serie.
Nieuwe vlotterschakelaars Nivotherm uit Hendrik-Ido-Ambacht introduceert een nieuwe lijn vlotterschakelaars op haar stand. Ze kunnen voor de meest uiteenlopende toepassingen gebruikt worden. Zo zijn de schakelaars geschikt voor pompsturing, overvulbeveiliging of laagniveaubewaking. Door de biconische vorm vindt vrijwel geen aangroei plaats van vaste deeltjes, waardoor het onderhoud tot een minimum wordt beperkt. Voor toepassing in explosiegevaarlijke omgevingen zijn er modellen met ATEX-certificaten. Alle modellen werken omni-directioneel, in alle richtingen, in tegenstelling tot vlotterschakelaars met een platte vorm. Om de schakelafstand te variëren, kunnen onbreekbare ballastgewichten aan de
kabel worden geklemd. Deze gewichten zijn leverbaar in kunststof of roestvast staal. De kabel wordt uitgevoerd in neopreen of hypalon (chemisch zeer bestendig). De inwendige schakelaar is een hoogwaardige microswitch en bevat geen kwik. De schakelaars zijn geschikt voor vloeistoffen met een dichtheid vanaf 0,7 tot 1,5 en temperaturen tot 90°C. Standaard kabellengten variëren van 0,4 tot 20 meter. Voor meer informatie: (078) 681 75 44 of www.nivotherm.nl.
De nieuwe serie vlotterschakelaars.
De IFC 100-meetversterker.
De versterker is speciaal ontwikkeld voor veel voorkomende toepassingen in onder meer de watersector. Hij meet met een meetonnauwkeurigheid van 0,3 procent en beschikt over alle marktconforme toelatingen. De versterker is speciaal ontwikkeld voor toepassingen die vragen om een economisch verantwoorde, maar technisch hoogwaardige meetoplossing, waarbij de functionaliteit van de eerder geïntroduceerde IFC 300-versterker als uitgangspunt fungeerde. Het instrument is standaard uitgerust met verschillende diagnosefuncties, die het mogelijk maken de werking ervan te diagnosticeren, alsmede de installatie in het proces en het proces zelf. Voor meer informatie: (078) 630 62 15 of www.krohne.com.
36
H2O / 5 - 2008
Drijvende kracht Le Pooleweg 9 2314 XT Leiden Tel.: 071 - 581 40 40 Fax: 071 - 581 40 49 E-mail: office@benelux.auma.com
Aandrijvingen voor afsluiters van Auma staan wereldwijd bekend als zeer veilig en betrouwbaar. Maar ze zijn ook en vooral klaar voor een toekomst waarin procesbeheersing, meer nog dan vandaag, draait om geïntegreerde automatische besturing. Om de productie te waarborgen en maintenance veiliger, eenvoudiger en goedkoper te maken, is Auma de logische keuze. Want de aandrijvingen van Auma zijn doeners én denkers tegelijk, die gemakkelijk te integreren zijn in elk gangbaar geautomatiseerd procesbesturingssysteem. Auma bekleedt al ruim 40 jaar een toppositie als ontwerper en producent van innovatieve aandrijvingen voor afsluiters. Conventionele, non-intrusive en explosieveilige aandrijvingen die toegepast worden in veeleisende omgevingen als waterbeheer en (petro-)chemie. Onze salesengineers werken graag met u mee aan de beste configuratie voor uw installaties. Maak eens een afspraak, en ontdek ons oplossend vermogen.
AUMA, SOLUTIONS FOR A WORLD IN MOTION
Dan zorgen wij voor het water… Het enige Chemicaliënvrije koelwater behandelingssysteem voor Verdampingscondensors en Koeltorens, volautomatisch en zonder toevoegingen.
Ook prima te implementeren in uw Legionella beheersplan.
Voor informatie en recensies gaat u naar www.hydrovrtx.nl of www.grenco.nl
*thema
informatie
Nieuwe VAG vlinderklep De EKN dubbel excentrische vlinderklep van VAG is nu ook beschikbaar in de ISO short-versie. Hierdoor kan de technisch hoogwaardige klep met lange levensduur ook gebruikt worden in kleinere ruimtes, zoals in pompstations en waterzuiveringsinstallaties. ODS toont hem op Aqua Nederland. De stabiele klepstand en de sluit-en openingstechiek van deze klep zorgen voor een betere ‘flow’ in het leidingsysteem. In sommige gevallen kan hierdoor gebruik worden gemaakt van een lichtere aandrijving. Daarnaast is er veel minder slijtage aan klep en zitting. Andere voordelen van de VAG EKN-klep zijn dat de zitting is gemaakt van ingelast en gepolijst nikkel en weerstand biedt aan cavitatie en corrosie. De klep zorgt voor een automatische afdichting in beide stromingsrichtingen. De klep heeft een gegarandeerde levensduur van 50 jaar.
De kleinere versie van de dubbel excentrische vlinderklep.
HydroGuard meet tot acht parameters
Voor meer informatie: (0180) 64 06 52 of www.odsbv.nl.
Trekvaste koppelingen voor pvc Prince Kunststofbouw gebruikt Aqua Nederland voor een primeur: het Solicon trekvaste koppelingssysteem voor pvc-buizen. De koppelingen zijn medio maart te koop. Solicon is een trekvaste verbinding voor pvc-leidingen voor distributie van water en gas. Het koppelingssysteem was al beschikbaar voor pe-buizen en is nu ook geschikt voor pvc-pn 10-buizen in diameters van 63 tot 160 millimeter. De trekvaste verbinding voor een diameter van 250 millimeter is in ontwikkeling. Het Solicon-systeem maakt het lijmen van de lijmbussen in het veld overbodig. Het verbinden van pvc-buizen met grotere diameters wordt eenvoudig: insteken en de
moer aandraaien. De Solicon-verbinding is een universeel systeem, volledig demonteerbaar en bijzonder gebruiksvriendelijk. Het product is verwerkbaar bij alle temperaturen en weersomstandigheden.
Roozeboom & Van den Bos Instruments uit Soest introduceert een nieuwe lijn meetapparatuur onder de naam HydroGuard. Hiermee kunnen met één instrument tot acht verschillende (water)parameters tegelijk worden gemeten. De te meten parameters zijn vrij- en totaalchloor, pH, redox, temperatuur, troebelheid, geleidbaarheid en de doorstroomcapaciteit. De HydroGuard is standaard uitgerust met een digitale uitgang, waarmee de metingen op afstand kunnen worden uitgelezen en het instrument op afstand bediend kan worden. Daarnaast is het mogelijk om de meting inclusief storingsmelding via internet en SMS overal ter wereld te bekijken en te analyseren.
Solicon is gecertificeerd conform de Kiwabeoordelingsrichtlijn BRL K-17301 voor pvc-buizen. Voor meer informatie: (0166) 60 95 90 of www.prince.nl.
Het nieuwe trekvaste koppelingssysteem voor pvc-buizen.
De HydroGuard 702.
De HydroGuard 702 biedt betrouwbare meetresultaten en een maximale flexibiliteit op het gebied van regelen. Colorimetrisch bepalen van chloor is sinds jaar en dag de industriële standaard in het laboratorium. Tot nu toe waren analysers die dit continue online deden, zeer kostbaar bij aanschaf maar ook in gebruik. De HydroGuard colorimetrische analyser biedt de gebruiker stabiele en betrouwbare metingen tegen een relatief lage aanschafprijs en onderhoudskosten. Voor meer informatie: (035) 543 15 11 of www.rb-instruments.nl.
38
H2O / 5 - 2008
Lowara
Intelligentie in de kop Hydrovar®, de frequentieregelaar van Lowara De eenvoudig te programmeren frequentie regelaar verandert pompen in intelligente besturingen die • automatisch druk aanpassen • minder onderhoud vergen • een langere levensduur geven • energie besparen tot 70% Monteer Hydrovar® gemakkelijk op uw pomp en het wordt voor u geregeld!
Lowara Benelux Postbus 54 4180 BB Waardenburg Web site: www.lowara.com - E-mail: lowaranl.info@itt.com
*thema
informatie
Proefopstelling waterzuiveringsonderzoek Wetsus is een onderzoeksinstituut dat zich richt op nieuwe waterzuiveringstechnieken. In verschillende proefopstellingen maakt Wetsus gebruik van producten van de firma Teesing. Deze producten zijn te zien op de beurs in Gorinchem. Wetsus heeft een proefopstelling ontwikkeld voor een proces waarin waterstof wordt geproduceerd uit afvalwater, een doorbraak voor zowel waterzuivering als duurzame energieproductie. Voor de waterstofreactor
maakt het kennisinstituut gebruik van de SERTO PVDF-koppeling van Teesing. Gekozen is voor een kunststof koppeling vanwege de voordelen op het gebied van chemische resistentie, het presteren in grote tempe-
Een opstelling met producten van Teesing.
ratuurverschillen, de FDA goedkeuring en het lichte gewicht vergeleken met een RVS-koppeling. Via de PVDF-koppeling en de teflonslangen wordt de reactor voorzien van water en worden de gassen afgevoerd. Behalve deze door Wetsus gebruikte producten levert Teesing alles op het gebied van pijpverbindingen, afsluiters en buizen. Voor meer informatie: (070) 413 07 32 of www.teesing.nl.
Scan van (afval) waterstromen Van Antwerpen Milieutechniek uit Borssele houdt zich bezig met waterbesparing, legionellapreventie en algenbestrijding. Ook optimaliseert het bedrijf waterzuiveringen. EĂŠn van de gepresenteerde activiteiten op Aqua Nederland is de waterscan, waarbij de (afval) waterstromen binnen een bedrijf in beeld worden gebracht om, waar mogelijk, geld te besparen. Om deze waterscan uit te kunnen voeren, heeft Van Antwerpen Milieutechniek monsternamesystemen in het verhuurprogramma gereed staan. Ook testapparatuur kan worden gehuurd, waarbij het rendement direct uit te rekenen valt middels een kosten-batenanalyse. Een andere ontwikkeling is legionellapreventie en algenbestrijding. Met ultrasoontechniek loopt momenteel een groot onderzoeksprogramma met veelbelovende resultaten. Van Antwerpen Milieutechniek heeft een breed kennisveld en kan hierdoor vele afvalwaterstromen behandelen, zowel door fysisch/chemische zuivering (zandcyclonen, lamellenseparatoren, PE-systemen, vlokmiddelen) als op biologisch vlak (membraanbioreactoren). Slibontwatering middels decanters en zeefbandpersen behoort eveneens tot de mogelijkheden. Voor meer informatie: (0113) 65 58 80 of www.vambv.nl.
Nieuwe productlijn UV-waterdesinfectie WEDECO, wereldleider in de fabricage van UV-desinfectie en ozonsystemen heeft onder de naam Spektron een nieuwe productlijn ontwikkeld. Hoewel Spektron specifiek voor de gecertificeerde drinkwatermarkt bedoeld is, worden de producten ook veel toegepast in de industrie. Bij de totstandkoming van de nieuwe productlijn is extra aandacht gegeven aan het optimaliseren van de UV-intensiteit en het homogeniseren van de tijd dat een micro-organisme wordt blootgesteld aan het UV-licht. Spektron is 30 procent efficiĂŤnter dan de conventionele UV-systemen die gebruik maken van lagedruklampen. UV-systemen die zijn uitgerust met midden-
40
H2O / 5 - 2008
druklampen, verbruiken zelfs vier keer meer energie om hetzelfde resultaat te behalen. Spektron kan gebruikt worden in een grote range waterkwaliteiten en overtreft de normen voor de desinfectie van drinkwater middels UV-licht. Voor meer informatie: (0492) 47 24 64 of www.wedecobv.com.
UV-desinfectie met Spektron.
Nooit meer problemen met uw waterdistributienet. De Watts EA-keerklep type FC is een enkelvoudige, controleerbare keerklep in geensde uitvoering. Deze keerklep onderscheidt zich door een lage drukval en is voorzien van een snel en eenvoudig verwisselbare keerklepinzet, zodat onderhoud in line kan worden uit in-line uitgevoerd. terugstro Naast een breed pakket terugstroombeveiligingseig toestellen levert Watts ook de eigenmedium EU100 gestuurde regeltoestellen EU100-Serie. Deze serie is in ruim 400 verschillende uitvoeringsvormen leverbaar. Van reduceer- en voordrukhandhavingstoestel tot aan uitvoe uitvoeringen voor complexe regeloplossingen.
Watts Industries Netherlands B.V. 98, Kollergang 14, 6961 LZ Eerbeek, Postbus 98 8, 6960 AB Eerbeek, Nederland Tel. +31 (0)313 67 37 00 Fax. +31 (0)313 65 5 20 73 www.wattsindustries.com E-mail info@wattsindustries.nl Internet www w.wattsindusstries.com
Watts Wa a tts tts Industries Indu In dustriies Netherlands Nether Net herll her B.V. is onderdeel van Watts Europe B.V. is ond o on nd derd erd rdee eel e e el va an Watt W a ttts Indu att at IIndustries ndu ndu usstr ttr
Wie betaalt natuurvriendelijke inrichting en onderhoud in natuurgebieden? In H2O nr. 1 van 11 januari jl. schreef Nico Broodbakker van Waternet een artikel over wie zou moeten betalen voor natuurvriendelijke inrichting en onderhoud van sloten en vaarten in agrarisch gebied. Wie zou moeten betalen voor inrichting en onderhoud van wateren in natuur- en recreatiegebieden is echter ook niet zo duidelijk als het lijkt. In dit artikel doet hij een voorstel wie wat zou moeten (mee)betalen en waarom.
D
e KRW beoogt de chemische en de ecologische toestand van alle oppervlakte- en grondwateren en die van de (grond)waterafhankelijke natuurgebieden te herstellen of te verbeteren. Veilig stellen van het gebruik van oppervlakte- en grondwater door de mens, met name als zwem-, recreatie- en drinkwater is hierbij inbegrepen. Er is een groot verschil tussen het doel van de KRW en de rapportage- en resultaatsverplichtingen naar de Europese Unie. De KRW is als begrip een eigen leven gaan leiden, maar eigenlijk is het weinig anders dan wat waterbeheerders al deden.
‘waterparels’. Maar laten we de rest van ons natte en waterrijke land niet vergeten. Een evenwichtig en economisch levensvatbaar gebruik van land en water is een randvoorwaarde voor verbetering en herstel van de ecologische waarden in Nederland. Ook van belang is de inrichting van voldoende ecologische verbindingen tussen (natuur) gebieden. Een dicht netwerk van verbindingen maakt het geheel robuuster. Als we dat én de natuurwaarden buiten officiële natuurgebieden verwaarlozen, gaan de geïsoleerde snippers met de hoogste natuurwaarden uiteindelijk ook verloren.
Met KRW-maatregelen in strikte zin bedoel ik maatregelen om de concentraties giftige (prioritaire) stoffen terug te dringen in alle wateren. Voor de grotere wateren (waterlichamen) komen daar nog maatregelen bij die de ecologische toestand verbeteren of herstellen. Alleen deze maatregelen rapporteren we aan de Europese Unie en daarmee leggen we ons als Nederland BV een resultaatsverplichting op.
Als we financieel breder kijken en streven naar een integrale aanpak, stoppen we vanzelf met het alsmaar opknippen in verschillende fondsen. Met een integrale blik kunnen we met hetzelfde budget meer doen. Kijk dus niet alleen naar de ecologische toestand en natte natuurwaarden in de meest waardevolle delen, maar betrek daar ook de op het eerste oog minder interessante gebieden bij. Gelukkig doen we dat vaak al. De praktijk is minder heftig dan hiervoor geschetst. Het ILG is een goed voorbeeld van de integratie van fondsen met een bredere inzet. Hopelijk wordt bij de herziening van het Programma Beheer in 2009 ook breder en integraler gekeken naar wat we kunnen doen aan de verbetering van de natte en droge ecologie tezamen.
Zijn we dan klaar? Eigenlijk niet. De KRW-wateren met rapportageplicht zijn alle grote grondwaterlichamen en oppervlaktewateren. Daarmee vormen ze vrijwel alle (natte) Natura 2000-gebieden en drinkwaterbronnen. Daarnaast zijn er in laag-Nederland ook ontelbare sloten en hoofdwatergangen, kleinere plasjes, moerasjes, wielen, dobben, vennen, etc. en vele (grond)waterafhankelijke (natuur)gebieden die niet binnen Natura 2000 of KRW-waterlichamen liggen. En niet te vergeten vele agrarische gebieden met natuurwaarden en weidevogelgebieden met een formele status in provinciale en waterschapsplannen. De Provincie Noord-Holland heeft deze laatstgenoemde gebieden zelfs opgenomen in de Provinciale Ecologische HoofdStructuur. Het gaat om sterk samenhangende belangen en één basisbelang: de verbetering van de ecologische toestand van water en land. Het is daarom onverstandig om ‘sectoraal’ gelden toe te wijzen aan deelbelangen, zoals verdroging, Natura 2000, NBW, WB21, natuur, water, landschap, recreatie of wat nu dreigt zelfs aan zogeheten KRW-maatregelen. Spijtig is ook dat programma’s voor particulier natuurbeheer beperkt worden tot bepaalde gebieden. De nadruk ligt logischerwijs op de meest kwetsbare en waardevolle gebieden, zoals Natura 2000- en andere natuurgebieden, tezamen met de provinciale
42
H2O / 5 - 2008
Er zijn echter nu nog te veel ‘potjes’ voor doelen die met elkaar verweven zijn. Bovendien dreigt er een apart ‘KRW-keurmerk’ bij te komen, terwijl de KRW slechts een procedurele aangelegenheid is. Dus liever geen aparte ‘KRW-maatregelenpot’. Alle maatregelen die de ecologische toestand van alle wateren en van (natte) natuur verbeteren en die duurzaam gebruik van water voor drinkwater, recreatie en agrarische en andere doeleinden veilig stellen, horen gewoon integraal te worden gefinancierd. Ze levert namelijk ook veel op voor de overige natuur. Het is goed dat de helft van de kosten van veel maatregelen, die nu als KRW-maatregel zijn benoemd, worden betaald uit het ILG. Een deel van de zogenaamde KRW-maatregelen is al gepland, de financiering is rond of ze zijn zelfs al in uitvoering. De KRW is niets nieuws. We pakken het nu dankzij de EU alleen beter gestructureerd, zo goed mogelijk onderbouwd en in samenhang aan. Het is ook belangrijk dat natuurbeheerders en recreatieschappen bereid zijn om in
Een natuurvriendelijke oever in De Peel.
de toekomst zelf meer geld te steken in inrichting en onderhoud, met name in ingrijpende maatregelen die de gewenste natuurwaarden verbeteren of herstellen. Van hen worden dus grote financiële inspanningen gevraagd voor het graven of herstel van petgaten, het inrichten van natuurvriendelijke oevers c.q. ondiepe waterzones en zeker niet als onbelangrijkste het baggeren van plassen en andere wateren en het meest optimale maaionderhoud voor de gewenste natuurwaarden. De benodigde bijdrage van natuurbeheerders en recreatieschappen is afhankelijk van het ILG-geld en andere subsidies én van de bereidheid van provincie en waterschap en wellicht ook gemeenten om mee te betalen. De aanwezige ‘gaten’ in de reikwijdte van het ILG kunnen door de provincies zonder veel moeite gevuld worden. Zo kunnen hieruit de dure baggermaatregelen in natuur- en recreatiegebieden worden vergoed. Waarom zouden de waterbeheerders dat moeten betalen? Gelukkig is al ILG-geld beschikbaar voor vernattingsmaatregelen en voor natuurvriendelijke inrichting en het graven van nieuwe waterlopen in combinatie met nieuwe natuur.
Wie is verantwoordelijk voor onderhoud? Bagger- en maaionderhoud in het water en op de kant is geregeld. Het is de taak van de eigenaar of de meest belanghebbende van water of oever. Vroeger keken waterschappen uitsluitend vanuit het benodigde doorstroomprofiel en naar vaargeulen. Het waterschap betaalt als het onderhoud van belang is voor de wateraan- en afvoer
opinie/verslag van vele (waterschapslasten betalende) ‘ingelanden’ ofwel het onderhoud van hoofdwatergangen en de boezem. Waterschappen verrichten nu ook het onderhoud in de meeste doorgaande wateren in stedelijk gebied die voor alle inwoners van belang zijn. Dat is logisch, want sinds 1997 betalen de ‘stedelingen’ als inwoners en eigenaren van huizen flink mee aan het waterschap. Vroeger deden gemeenten en/ of stadsdelen dat onderhoud zelf. Nu is hun taak beperkt tot het onderhoud van droge oevers, van wateren in en rond stadsparken, sportterreinen en begraafplaatsen en andere groengebieden in en rond de stad. Natuurbeheerders en recreatieschappen onderhouden de wateren en oevers waarvan zij eigenaar of beheerder zijn. Alleen als hoofdwatergang benoemde wateren worden door het waterschap onderhouden. De ‘terreinbeheerders’ zijn verantwoordelijk voor het baggeren van ‘hun’ overige wateren.
Baggeren in natuurgebieden en recreatieplassen is echter ook een algemeen belang voor alle inwoners van Nederland. Terreinbeheerders dragen ook flink bij aan de financiering van waterschapswerkzaamheden. Het is daarom redelijk dat provincies en waterschappen meebetalen aan kostbare baggermaatregelen in natuurgebieden en recreatieplassen. Een andere reden voor zowel provincies als waterschappen om mee te betalen, is de vervuiling van deze bagger met fosfor en stikstof en de toename van de hoeveelheid bagger in de afgelopen decennia. De oorzaak ligt in de jarenlange watervervuiling vanuit landbouw, industrie en rwzi’s (inwoners). Deze vervuiling is via de inlaat van water uit rivieren en kanalen in natuurgebieden gekomen. De ernst van de vervuiling is groter geworden, doordat de omgeving van de natuurgebieden daalt door drooglegging voor de landbouw en door veenafbraak. Het
water ‘lekt’ daardoor weg uit de natuurgebieden, zodat de afgelopen decennia veel extra, doorgaans vervuild, water moest worden ingelaten. Om voornoemde redenen is het redelijk dat ook provincies en waterschappen hun steentje bijdragen om in natuurgebieden de ecologische toestand en natuurwaarden van water, oevers en moerassen te verbeteren. Hetzelfde geldt voor de aanleg van natuurvriendelijke oevers in bijvoorbeeld recreatieplassen. Een bijdrage door de provincie en uit andere fondsen is redelijk, omdat het niet alleen gaat om water- maar meer nog om natuur-, landschaps- en recreatiebelangen. Dat geldt nog sterker voor directe natuurherstelmaatregelen, zoals het (uit)graven van petgaten en het verjongen van vegetatie. Het waterschap zal daaraan alleen incidenteel meebetalen. Nico Broodbakker (Waternet)
Transitie in de waterketen De zogeheten transitieproblematiek in de waterketen stond op 17 januari centraal in een bijeenkomst bij Van Hall Larenstein. Dagvoorzitter Maarten Nederlof (lector drinkwatertechnologie) leidde de bijeenkomst in met de stelling dat de waterketen in Nederland uitstekend georganiseerd is. Toch staat de waterketen volop in de schijnwerpers, onder andere omdat het Bestuursakkoord Waterketen pleit voor meer doelmatigheid en transparantie. Bovendien stelt de Europese regelgeving hogere eisen aan het effluent van de rioolwaterzuivering.
H
arry te Riele (Dutch Research Institute for Transition) noemde transitie een omslag in de maatschappij als gevolg van fundamentele veranderingen in uitgangspunten. Hij ziet een tegenstrijdigheid tussen de langzame transitieprocessen (30 tot 40 jaar) en de beleidscycli van vier tot vijf jaar. De vraag is daarom niet of en wanneer een transitie plaatsvindt, maar in welke fase men zit en hoe de transitie te sturen valt. Een voorbeeld van de transitie in het waterbeheer is het verschuiven van het water keren naar het water bergen.
de keten gesloten is. Samenwerking tussen betrokken partijen is hierbij van groot belang. Momenteel is een ontwikkeling te zien waarbij de aandacht verschuift van alleen de kwaliteit naar een integratie van kwantiteit en kwaliteit. In het integraal waterbeheer komen ruimtelijke ordening en water bij elkaar. Danel benadrukte het belang van de waardering van water in de stedelijke omgeving. Volgens hem moeten de effecten van innovaties gekwantificeerd worden met behulp van maatschappelijke kosten-batenanalyses.
Folkert Kuipers (Provincie Fryslân) liet weten dat de Provincie Friesland een voortrekkersrol wil spelen als het gaat om vernieuwingen in de waterketen. Naast het stimuleren van duurzame watertechnologie wil de provincie waar mogelijk belemmeringen wegnemen en initiatieven stimuleren. Een aantal projecten is reeds gerealiseerd. De provincie kan vooral een rol spelen als bindende factor, aldus Kuipers. Zo werken in de Friese Wateralliantie waterbedrijven, het midden - en kleinbedrijf en kennisinstellingen samen. De provincie, Vitens, Wetterskip Fryslân, Aquario, enkele gemeenten en Van Hall Larenstein zoeken samen naar wegen om de waterketen doelmatiger en duurzamer te maken.
Brendo Meulman (Landustrie) ging in op het project in Sneek, waar bij een aantal woningen afvalwater gescheiden wordt ingezameld (zwart en grijs water) en decentraal behandeld. In de nabije toekomst zal ook het grijze water met vergisting worden behandeld. Brendo benadrukte dat dit systeem een groot aantal voordelen heeft: een belangrijke reductie in rioolkosten, een lager chemicaliëngebruik en een lager energieverbruik: er wordt zelfs energie geproduceerd in de vorm van biogas. Het project is zo succesvol dat het project in Sneek op grotere schaal wordt uitgerold. De consument gaat er qua comfort niet op achteruit. Bovendien blijkt dat de bewoners bewuster omgaan met drinkwater, wat een waterbesparing oplevert van 25 procent.
Hans Danel (DHV) schetste de transitie in het waterbeheer van segmentatie - waarbij elementen in de keten afzonderlijk worden geoptimaliseerd - naar integratie, waarbij
Discussie Discussie ontstond rond de stelling of een rol is weggelegd voor de (provinciale) overheid
en de bestaande waterketenbedrijven. Innovaties krijgen immers vorm op basis van lokale initiatieven, veelal met behulp van het midden- en kleinbedrijf. De conclusie luidde dat transities inderdaad beginnen met lokale initiatieven, maar dat de overheid wel degelijk een stimulerende rol kan hebben door partijen met elkaar in contact te brengen en een financiële stimulans te geven in de vorm van subsidies. Daarnaast kan de overheid belemmeringen in de vorm van bestaande regelgeving wegnemen. Nederlof sloot de dag af met de stelling dat er diverse mogelijkheden zijn om de waterketen te verbeteren. Belangrijke aandachtspunten zijn het stimuleren van lokale initiatieven door de overheid, het samenwerken tussen verschillende partijen, het bewust maken en betrekken van de burger bij nieuwe initiatieven, het streven naar en kwantificeren van de toegevoegde waarde en het inventariseren van de bereidheid van de maatschappij en/of de individuele consument om het te betalen. Mogelijkheden liggen verder in het koppelen van water en energie, in het bundelen en delen van kennis en het benutten van aanwezige creativiteit. Met name bij nieuwbouw en renovatieprojecten ontstaan mogelijkheden voor het introduceren van nieuwe concepten, aldus Nederlof. Maarten Nederlof en Leo Bentvelzen (Van Hall Larenstein)
H2O / 5 - 2008
43
Leerarrangement voor projectleiders bij waterschappen Op 14 mei start de tweede ‘editie’ van het leerarrangement dat speciaal is ontwikkeld voor projectleiders en -managers van waterschappen, zodat zij onderling meer kennis en ervaringen kunnen uitwisselen. Gedurende zeven maanden werken de deelnemers anderhalve dag per maand langs twee sporen aan hun eigen ontwikkeling met het doel effectiever en doelgerichter te communiceren met derden. Het leerarrangement maakt deel uit van het programma ‘Leven met Water’ en wordt verzorgd door Wateropleidingen in Nieuwegein.
J
elle Agema, projectmanager bij Waterschap Brabantse Delta en één van de eerste deelnemers van het leerarrangement, past de in de cursus opgedane kennis regelmatig toe. “Met name op het gebied van het beïnvloeden van groepsprocessen heb ik veel geleerd. Voorheen bereidde ik me uitgebreid voor als ik een grote groep mensen te woord moest staan. Nu stap ik zo’n groep met veel meer vertrouwen tegemoet en weet ik beter hoe ik op bepaalde dingen moet reageren.” Het leerarrangement bestaat uit drie delen: plenaire sessies, intervisie en individuele coachingsgesprekken. De cursus gaat vooral in op de nieuwe uitdagingen waar waterschappen mee te maken krijgen, zoals het realiseren van de doelstellingen van de Kaderrichtlijn Water, WB 21 en NBW. Daarin staat de rol van projectleider als regisseur centraal. Volgens Els Vernooij van Wateropleidingen is het bijzondere aan het leerarrangement dat de cursisten uitgedaagd worden hun eigen kennis te construeren. “Ze bepalen zelf aan welke kennis ze behoefte hebben en op basis daarvan stellen wij het programma samen.” Formele en informele communicatie speelde in de eerste editie van het leerarrangement een hoofdrol. Agema: “We hebben in onze praktijk vaak te maken met projecten die gebaseerd zijn op vrijwilligheid. Bij een ecologische verbindingszone kunnen we de mensen in de streek bijvoorbeeld niet dwingen om hun grond af te staan. Om hun medewerking te krijgen, is een goede communicatie dus heel belangrijk. Het konijn uit de hoge hoed van het leerarrangement was de inzet van Richard Engelfriet, een bekende communicatiespecialist die ons door middel van rollenspelen heeft geleerd effectiever met derden te communiceren. Van die man heb ik heel veel geleerd.” Ook cursist René Iemenschot, projectleider van Waterschap De Dommel, zijn de lessen van Engelfried het meest bij gebleven. “Ik heb in de rollenspelen met hem bijvoorbeeld geleerd beter contact te maken met gespreksgenoten die een verborgen agenda
44
H2O / 5 - 2008
Gezamenlijke aanpak personeelstekorten watersector Het vinden van gekwalificeerde mensen die in de Nederlandse watersector willen werken, is nu al niet meer zo eenvoudig. Met de ontwikkelingen die de komende jaren op ons af komen, gaan de problemen op de arbeidsmarkt toenemen. Een gecoördineerde aanpak is nodig. Daarom verzorgt het programma Human Capital Water vier regionale bijeenkomsten als het begin van een gezamenlijke aanpak om toekomstige personeelstekorten in de watersector te voorkomen.
‘H
uman Capital Water’ is een programma waarin bedrijven, onderwijsinstellingen en de overheid gezamenlijk concrete acties uitvoeren op het gebied van onderwijs, arbeidsmarkt en personeelsbeleid. Het programma wordt gecoördineerd door het Netherlands Water Partnership (NWP). Deze bijeenkomsten moeten inzicht geven in de demografische ontwikkelingen die voor de watersector van belang zijn. Deelnemers discussiëren over identiteit en imago van de watersector; hoe kunnen we het waterwerkveld aantrekkelijker maken? Bovendien is een voorproefje te zien van een campagne die Human Capital Water met de Nederlandse watersector wil opzetten om talentvolle technici te inspireren tot het werken in de watersector. Foto: Wateropleidingen.
lijken te hebben. Door de vragen op een bepaalde manier te stellen, krijg je meer inzicht in de beweegredenen van die ander en boek je sneller resultaat.” Beide oud-cursisten hebben het leerarrangement als zeer nuttig ervaren. “Ik ben anders tegen mijn werk aan gaan kijken”, zegt Iemenschot. “Ik realiseer me meer dan voorheen dat we pas iets op watergebied kunnen bereiken als we de zaken op andere gebieden, zoals landbouw en recreatie, naar tevredenheid van alle betrokkenen weten op te lossen. Het leerarrangement heeft me wat dat betreft op het juiste spoor gezet.” Afhankelijk van de leerwensen van de deelnemers van de nieuwe editie van het leerarrangement, bestaat de mogelijkheid dat Richard Engelfried opnieuw gevraagd zal worden voor een communicatietraining. Voor meer informatie: (030) 606 94 12 of www.wateropleidingen.nl.
De regiobijeenkomsten vinden plaats op: • 25 maart - Hogeschool Zeeland, Vlissingen • 7 april - Dura Vermeer, Hoofddorp • 8 april - Royal Haskoning, Nijmegen • 15 april - Waterschap Groot Salland, Zwolle Deelnemende partijen zijn: Platform Bèta Techniek, TTIW Wetsus, TU Delft, DHV, VBKO, Wateropleidingen, Pieralisi, UNESCO-IHE, Unie van Waterschappen, Saxion Hogescholen, TNO, Norit en SenterNovem. Aanmelden kan tot uiterlijk twee weken vóór de regiobijeenkomst van uw keuze. Voor meer informatie over de regiobijeenkomsten of Human Capital Water kunt u contact opnemen met Renée Vergouwe (015) 215 17 36.
Ruimte voor ontwikkeling Werken bij de provincie Utrecht betekent een waardevolle bijdrage leveren aan de oplossing van maatschappelijke vraagstukken. Of het nu gaat om Mobiliteit, Natuur of Cultuur, de provincie speelt slagvaardig in op ontwikkelingen in de samenleving. Dat vraagt om een organisatie waarin innovatie de continue factor is. Focus op de omgeving, interne samenwerking, integraal denken en ruimte voor experimenteren zijn daarbij onze speerpunten. Onze nieuwe organisatiestructuur, met zelfstandig opererende teams en een kleine concerndirectie, vormt de basis. Ruimte geven aan ontwikkeling van de medewerkers vormt de randvoorwaarde voor ons succes.
Beleidsmedewerker Waterveiligheid
Beleidsondersteunend medewerker Waterveiligheid
De kern van jouw werk bestaat uit taken die voortvloeien uit het
Je levert een bijdrage aan het toezicht op de waterschappen op
toezicht op de waterschappen in het kader van de waterstaat-
het gebied van de waterstaatkundige veiligheid. Het zwaartepunt
kundige veiligheid. Bij al deze taken heb je een coördinerende en
van de taken ligt bij de regionale waterkeringen en je draagt zorg
inhoudelijke rol op het gebied van waterkeringen. Op Provinciaal
voor de taken die voortvloeien uit de Verordeningen waterkering.
niveau: het zwaartepunt van de taken ligt bij regionale water-
Het gaat hier o.a. om het begeleiden en beoordelen van de
keringen. Je draagt zorg voor de taken die voortvloeien uit de
veiligheidstoetsing van de regionale waterkeringen. Daarnaast
Verordeningen waterkering. Het gaat hier o.a. om het begeleiden
speel je een belangrijke rol in het initiëren van projecten die
en beoordelen van de veiligheidstoetsing van de regionale
bijdragen aan veiligheid van regionale waterkeringen. Daarnaast
waterkeringen. Op Landelijk niveau: vertegenwoordiging bij de
ben je binnen de provincie aanspreekpunt voor de provinciale
ontwikkeling van landelijk beleid m.b.t. regionale waterkeringen,
afstemming van regionale dijkverbeteringsplannen. Je hebt een
betrokkenheid bij beleidsontwikkeling Waterveiligheid 21e eeuw
relevante afgeronde opleiding op HBO-niveau en sterke affiniteit
en Veiligheid Nederland in Kaart. Daarnaast geef je interne en
met waterveiligheid en waterkeringen. Bij voorkeur heb je
externe advisering over dijkverbeteringsplannen, waterkerings-
ervaring met overstromingsmodellen. Je bent resultaatgericht en
beheersplannen en beoordeel je MER-procedures. Je hebt een
flexibel inzetbaar. Salaris max. € 3.513,- p.m. Vacaturenummer:
relevante academische achtergrond, met sterke affiniteit voor
BEW2008/24.
waterveiligheid en waterkeringen en kennis van overstromingsmodellen is een pré. Salaris max. € 4.108,- p.m. Vacaturenummer: BEW2008/32.
Kijk voor meer informatie over de vacature‘s en online solliciteren op
www.provincie-utrecht.nl
De provincie Utrecht hecht veel waarde aan een gezonde balans tussen werk en privé, op basis van een goed salaris en uitstekende arbeidsvoorwaarden. Graag reageren vóór 22 maart a.s. De provincie Utrecht hanteert de NVP-sollicitatiecode. Een assessment maakt deel uit van de procedure. Acquisitie naar aanleiding van deze advertentie wordt niet op prijs gesteld.
Samen maken we Utrecht mooier
verenigingsnieuws het symposium zullen gebruikers van diverse anaerobe zuiveringstechnieken uit Nederland en België aan het woord komen en toelichten hoe deze zuivering in de praktijk werkt.
WATERCOLUMN
Werk aan de Europese winkel
Aanmelden kan t/m 25 maart uitsluitend via het aanmeldingsformulier op de internetpagina van de NVA: www.nva.net.
“W
ater is geen gewone handelswaar, maar een erfgoed dat als zodanig beschermd, verdedigd en behandeld moet worden.” “Een goede waterkwaliteit draagt bij tot het veiligstellen van de drinkwatervoorziening van de bevolking.” Twee overwegingen van de Kaderrichtlijn Water, die het grote belang van water en drinkwater onderstrepen. Half januari doken hier en daar berichten op over het nieuwe Verdrag van Lissabon, dat de eerdere beoogde Europese grondwet die in Frankrijk en Nederland is stukgelopen, vervangt. Het verdrag is afgelopen december goedgekeurd door de Europese leiders, maar moet nog door de lidstaten worden geratificeerd. Het bevat een bepaling die de bevoegdheid om te beslissen over concurrentie exclusief bij de Europese Unie neerlegt en niet langer bij de nationale overheden. Privatisering van drinkwatervoorzieningen is in het verleden onder meer ingezet vanuit de overweging dat kapitaal gevonden moest worden om tot noodzakelijke investeringen over te kunnen gaan, zoals in het Verenigd Koninkrijk. Private aandeelhouders zouden dat geld kunnen genereren. Dat gebeurde niet: private aandeelhouders wilden snel komen tot rendementen voor henzelf en niet tot rendementen voor de andere belanghebbenden, zoals klanten. Het ongenuanceerde privatiseringstij is gelukkig enigszins aan het verlopen; de Wereldbank ziet weer meer in publieke ondernemingen dan in private drinkwaterbedrijven. De Nederlandse keuze voor het publieke eigendom werd in Europees verband als eigenzinnig afgedaan; inmiddels vindt menigeen dat die keuze getuigt van scherp inzicht. Het is de vraag of het Verdrag van Lissabon niet te makkelijk de deur openzet voor de Europese Commissie om drinkwater tot commercieel goed te verklaren, alle mooie overwegingen (geen gewone handelswaar) van de KRW ten spijt. Gelukkig is in een bijlage van het Verdrag van Lissabon wel opgenomen dat nationale en regionale overheden nog hun zegje kunnen doen over wat wel en niet zou moeten vallen onder ‘diensten van openbaar nut’. Het lijkt me goed als de drinkwatersector hierbij een handje helpt. Nicolette Rigter (KVWN)
46
H2O / 5 - 2008
Agenda Onderstaand vindt u de gezamenlijke agenda van NVA en KVWN van vergaderingen, congressen en andere bijeenkomsten. Informatie voor deze agenda kan worden aangeleverd bij het KVWN/ NVA-bureau: (070) 414 47 78. 3 april bijeenkomst van Technische Commissie Anaerobe zuivering over operationele aspecten van anaerobe installaties Wageningen 17 april excursie van NVA sectie Noord-Holland naar drinkwaterbedrijven PWN en Waternet Amsterdam 17 april bijeenkomst van de Contactgroep Stedelijk Waterbeheer Rotterdam 28 mei KVWN-voorjaarscongres met als thema ‘Transitiemanagement’ Nieuwegein 6 juni NVA-voorjaarsvergadering locatie nog niet bekend
Symposium ‘Operationele aspecten anaerobe installaties: ervaringen en oplossingen’ De Technische Commissie Anaerobie van de NVA verzorgt op 3 april in de Vakschool in Wageningen een symposium over de operationale aspecten van anaerobe installaties. De commissie wil op die dag kennis en ervaring uitwisselen op dit gebied én discussie oproepen over de toepassing van anaerobe processen bij de behandeling van afval- en proceswater. Voor de anaerobe behandeling van afvalwater en slib zijn veel soorten installaties ontwikkeld en in gebruik. In de praktijk worden de gebruikers soms geconfronteerd met omstandigheden die anders waren dan aanvankelijk was voorzien. Tijdens
Tweedaagse Studiereis naar Parijs gaat door Er zijn voldoende vooraanmeldingen binnengekomen om de studiereis naar Parijs op 29 en 30 mei plaats te laten vinden. Op dit moment wordt door de organisatie nog volop gewerkt om het programma rond te krijgen. Wel kunt u zich blijven vooraanmelden; u ontvangt dan automatisch bericht zodra er meer bekend is en hoe u zich definitief kunt aanmelden. Vooraanmelden kan via www.nva.net.
Kennismakingsdag waternetwerksecties Noord-Holland NVA Sectie Noord-Holland geeft haar leden de mogelijkheid om op 17 april contact te maken met collega’s van de drinkwaterbedrijven PWN en Waternet. U kunt die dag lid worden van de nieuwe vereniging Waternetwerk. Het lidmaatschap kost 22,50 euro per jaar. De ontvangst is op het AfvalEnergieBedrijf in Amsterdam. Daar volgt een rondleiding of op de rioolwaterzuivering in Amsterdam-West. ‘s Middags staat een bezoek aan productiebedrijf Heemskerk op het programma. De dag kost, inclusief lunch, vervoer per bus, borrel en maaltijd 50 euro per persoon. Gepensioneerden of personen onder de 30 jaar betalen 25 euro. Aanmelden kan t/m 10 april, uitsluitend via het aanmeldingsformulier op de internetpagina van de NVA: www.nva.net .
Congressen tijdens Aquatech Tijdens de vakbeurs Aquatech, die van 30 september tot en met 3 september in de RAI in Amsterdam plaatsvindt, worden drie internationale congressen gegeven door Waternetwerk (KVWN en NVA) en de IWA. Het gaat om de congressen ‘Millenium Development Goals on Sanitation’ op 30 september en 1 oktober, ‘Design and Operation of Membrane Plants for Water, Wastewater and Industrial Effluent’ op 1 en 2 oktober en de ‘Conference on Industrial Water Treatment Systems’ op 2 en 3 oktober.
verenigingsnieuws Sanitatie Op de eerste dag van Aquatech wordt de conferentie ‘Millenium Development Goals on Sanitation’ gehouden. Aanleiding is dat 2008 het jaar van de sanitatie is. De millenniumdoelen hebben een nieuwe impuls nodig om de doelstelling voor 2015 te halen. Vooral de doelen voor sanitatie komen steeds meer buiten bereik te liggen. Het is de bedoeling dat deze conferentie een plaats wordt om ervaringen uit te wisselen, huidige en komende problemen te erkennen en te ondervangen en (technische) vooruitgang te bespreken. Het programma wordt dan ook opgebouwd rond inzendingen van de bezoekers. Belangstellenden kunnen tot 15 maart bijdragen en posters inzenden. Mogelijke onderwerpen zijn: nieuwe technologie, ervaringen met samenwerkingsverbanden, sanitatie en stedelijke ontwikkeling, ‘best practices’, het gebruiken en aanpassen van bestaande infrastructuur, terugverdienen van investeringen, wet- en regelgeving en de duurzaamheid van de gekozen oplossingen.
Verslag excursie naar Waternet met als thema ‘de watercyclus’ De waterwereld in Nederland is versnipperd en onderhevig aan diverse dynamische ontwikkelingen. Eén integrale waterwet en de waterketenbenadering moeten ervoor zorgen dat die versnippering vermindert. Waternet (het eerste watercyclusbedrijf in Nederland) gaat een stap verder. Het beheert de watercyclus op integrale wijze en maatschappelijk verantwoord. Alle reden voor het Jongerenplatform van de KVWN en NVA om een bezoek te brengen aan dit bedrijf. Op 15 februari jl. werden ruim 30 personen, jong en oud, ontvangen op het hoofdkantoor te Amsterdam. Diverse sprekers (algemeen directeur Roelof Kruize, hoofd strategisch centrum Jan Peter van der Hoek, coördinator project Zuidas Kasper Spaan en zuiveringstechnoloog Joost Kappelhof ) hielden presentaties die specifiek gericht waren op de watercyclus. ‘s Middags werd één van de grootste rioolwaterzuiveringen van Nederland bezocht: rwzi Amsterdam-West. Deze ‘nier van Amsterdam’ heeft een capaciteit van ruim 30.000 kubieke meter per uur en produceert middels drie grote slibgistingstanks biogas dat benut kan worden voor de opwekking van elektriciteit en warmte. Terug op het hoofdkantoor werd de watercyclus nader bediscussieerd en werd de dag afgesloten met een borrel en een fantastisch uitzicht over de stad Amsterdam. Job Rook (namens het KVWN/NVA Jongerenplatform)
De voertaal van deze conferentie is Engels, er is geen simultane vertaling aanwezig. De kosten voor het bijwonen van deze conferentie bedragen 550 euro, voor IWA-leden 450 euro.
Membraantechnologie Op 1 en 2 oktober vindt een conferentie plaats over de toepassing van membranen voor het zuiveren van drink-, afval- en industriewater. Laagwaardige toepassingen, zoals koelwater en watergebruik voor agrarische doeleinden, staan centraal. De conferentie beoogt de kennis over membranen te bevorderen en ervaringen uit te wisselen. Ook komen het ontwikkelen en het gebruik van membranen aan de orde. De conferentie put gedeeltelijk uit ingezonden bijdragen. Ook deze conferentie wordt in het Engels gehouden zonder simultane vertaling. Voor IWA-leden kost het bezoeken van deze conferentie 450 euro, voor niet-leden 550 euro.
De rioolwaterzuiveringsinstallatie in Amsterdam-West.
Industriële waterbehandeling Het derde en laatste gezamenlijke congres wordt gehouden op 2 en 3 oktober. Dan staan zuiveringssystemen voor industrieel water centraal. Het is de bedoeling dat tijdens deze conferentie vooral de leveranciers van technologie en apparatuur aan het woord komen over nieuwe ontwikkelingen. Ook op deze conferentie is de voertaal Engels. De deelnamekosten bedragen wederom 450 euro voor IWA-leden en 550 euro voor anderen. Alledrie de congressen worden georganiseerd door IWA, Waternetwerk en Moorga. Informatie over de congressen is te vinden op www.moorga.com. Informatie over Aquatech is te vinden op www.aquatechtrade.com.
H2O / 5 - 2008
47
verenigingsnieuws Wie wint dit jaar de KVWN Junior Waterprijs? Ben of ken jij die jonge drinkwaterprofessional die het afgelopen jaar opzienbarend werk in de drinkwatersector heeft verricht? Draag jezelf of die ander voor als winnaar van de KVWN Junior Waterprijs - want bruisend werk verdient een bijzondere prijs! De winnaar ontvangt onder meer een vergoeding van reis- en verblijfskosten naar een vakinhoudelijk congres en een jaar gratis KVWN-lidmaatschap. Nominaties voor de prijs kunnen tot uiterlijk 1 mei ingediend worden. De prijs zal worden uitgereikt tijdens het KVWN-voorjaarscongres op 28 mei in het Waterhuis in Nieuwegein.
zijn na het volgen van deze cursus in staat om een basisrioleringsplan (BRP) te beoordelen op de inhoud, de kwaliteit en de volledigheid. Tijdens het proces van het opstellen van een BRP is hij of zij in staat om de juiste vragen te stellen, de kwaliteit van het plan te waarborgen en de tussenresultaten te toetsen. Tevens heeft hij of zij inzicht in de waarde van de verkregen informatie. De cursusdagen zijn: 1, 8, 15 en 22 april en 6 en 13 mei. De cursus vindt plaats in Utrecht. De deelnamekosten bedragen 875 euro.
Weer en waterbeheer In de praktijk bestaat een grote afstand tussen de werkvelden van de hydrologie en de meteorologie. Het doel van de cursus is waterbeheerders en beleidsmedewerkers op een praktische manier inzicht te geven in de kansen die de moderne meteorologie biedt voor het waterbeheer. Na de cursus, die bedoeld is voor medewerkers waterbeheer, peilbeheerders en beleidsmedewerkers van waterschappen, provincies, gemeenten en rijkswaterstaat, is de deelnemer in staat mee te denken en te adviseren over hoe weerkundige aspecten kunnen worden geĂŻntegreerd in het dagelijkse waterbeheer en hoe deze kunnen worden ingepast in beleidsstudies. Deze tweedaagse cursus wordt op 2 en 9 april in Wageningen gehouden. De kosten bedragen 1180 euro.
leren de begrippen die voorkomen in de watersector en de ontwikkelingen die van belang zijn voor de taken van de waterbeheerder. Deze cursus wordt op 15 april in Utrecht gehouden. Deelname kost 625 euro.
Grondwateroverlast in de stad Grondwateroverlast komt steeds vaker voor in stedelijk gebied. Water in kruipruimten, vocht en schimmels in kelders, funderingsschade en drassige tuinen zijn enkele voorbeelden waar bewoners, bedrijven en gemeenten mee te maken hebben. Wie aansprakelijk is voor de schade of verantwoordelijk voor de oplossing van het probleem, is vaak moeilijk te zeggen. De oorzaak van het probleem is niet eenduidig aan te wijzen en de rolverdeling is complex. De wet gemeentelijke watertaken legt met name een aanvullende rol bij de gemeente neer. Deze cursus helpt met de vraag: Hoe pak ik grondwateroverlast stapsgewijs aan? Na het volgen van deze cursus kunnen gemeenteambtenaren, beleidsmedewerkers waterbeheer, medewerkers van woningbouwverenigingen, Bouw- en Woningtoezicht, stedenbouwkundigen en projectontwikkelaars direct aan de slag met een plan van aanpak. De cursus, op 16 en 23 april in Utrecht, houdt rekening met problemen uit zowel hoogals laag-Nederland. De deelnamekosten bedragen 875 euro.
Kleinschalig baggerwerk
Leden werven leden Draagt u de verenigingen een warm hart toe? Wanneer KVWN- of NVA-leden een nieuw lid werven, ontvangen zij als dank een kleine attentie. Nieuwe leden kunnen op het aanmeldingsformulier op internet aangeven door wie zij zijn voorgedragen. Dus maak een ander lid!
Cursussen in het voorjaar Stichting Wateropleidingen uit Nieuwegein geeft de eerstvolgende drie maanden een zestal cursussen die verschillende facetten van het waterbeheer en de waterzuivering omvatten. Onderstaand een overzicht.
Opstellen en beoordelen van basisrioleringsplan Medewerkers riolering en waterbeheerders
48
H2O / 5 - 2008
Een belangrijke functie van baggeren is het op diepte houden van watergangen. Het succesvol laten verlopen van het opzetten, aanbesteden en uitvoeren van een baggerwerk vereist kennis. Dit geldt zowel voor opdrachtgevers als uitvoerders. Deze cursus richt zich op het kleinschalig onderhoudsbaggerwerk in al haar facetten: verkenningsfase, bestek, aanbesteding, uitvoering en controle. In de cursus komt ook de bestemming van de verwijderde specie aan de orde. Na het volgen van de cursus beschikt de cursist over de geactualiseerde kennis voor het succesvol opzetten, aanbesteden en uitvoeren van kleinschalige onderhoudsbaggerwerken. De cursus is opgezet in samenwerking met de Vereniging van waterbouwers in Bagger-, Kust- en Oeverwerken en wordt op 14 en 21 april gegeven. De eerste dag is in Utrecht, de tweede dag op locatie. De deelnamekosten voor deze cursus bedragen 920 euro.
Waterbegrippen Deze cursus richt zich voor de verandering niet op de waterbeheerders, maar op financiĂŤle- en administratieve medewerkers, telefonisten en communicatiemedewerkers. Het waterbeheer is continu in beweging en dat betekent dat binnen de waterschappen veel verandert. Om de klant goed te woord te kunnen staan en de taal van de inhoudelijk gerichte waterbeheerder te kunnen spreken, is deze cursus ontwikkeld. De deelnemers
Peilbeheer De peilbeheerder heeft een belangrijke taak om wateroverlast of verdroging te voorkomen. Deze taak wordt complexer door de stijgende zeespiegel, nattere winters, drogere zomers en een dalende bodem. Daarnaast is de druk op de ruimte, door bijvoorbeeld nieuwbouwwijken, toegenomen. Dit alles vraagt van de peilbeheerder een flexibele sturing van het watersysteem. In deze cursus leert de deelnemer eerst hoe het watersysteem werkt en hoe het grondwater en het oppervlaktewater op elkaar reageren. Vervolgens leert hij of zij hoe het grondwater gestuurd kan worden met peilbeheer en wat de effecten zijn van inrichtingsplannen op het peilbeheer. Denk hierbij aan woningbouw, waterberging, natuurterreinen of agrarisch gebied. Na het volgen van deze cursus, die op 20 en 27 mei in Zwolle plaatsvindt, heeft de deelnemer inzicht in de gewenste processen en effecten van peilbeheer op het watersysteem. De kosten voor deelname bedragen 850 euro. Voor meer informatie: Marco Miceli (030) 606 94 15 of Pim van Marissing (030) 606 94 08.
De stichting Het Waterschapshuis is de nog jonge regieorganisatie en het samenwerkingsverband voor ICT-activiteiten van de 26 Nederlandse waterschappen. Uitbreiding ten behoeve van andere (met ICT ondersteunde) bedrijfsprocessen ligt in het verschiet. Nieuwe projecten dienen zich aan en voor bestaande en ontwikkelde systemen wordt het functioneel beheer ingericht.
De stichting is op zoek naar een:
Directeur Netwerker met een brede scope
(37 uur per week)
Wat verwachten wij van onze directeur Als directeur van Het Waterschapshuis ben je eindverantwoordelijk naar het stichtingbestuur en contactpersoon voor de ambtelijke top en bestuurders van de waterschappen. Voor ons word jij het boegbeeld op nationaal niveau naar andere overheden en marktpartijen. Je zoekt met nuchter ICT-enthousiasme kansrijke initiatieven op voor de waterschappen en je medewerkers en zorgt voor de ontwikkeling van draagvlak en verankering in transparante bedrijfsprocessen.
Dit doe je met behulp van je werkervaring in een complexe omgeving. Om de functie goed te kunnen vervullen ben je een netwerker pur sang die een brede scope hanteert en belangen van de waterschappen goed kan interpreteren. Als leidinggevende zorg je ervoor dat medewerkers flexibel, creatief en innovatief hun werkzaamheden in een goede bedrijfsmatige organisatie kunnen uitvoeren.
Over welke competenties beschik je - Een teamplayer met een academisch werk- en denkniveau en overheidservaring in een complexe werkomgeving; - Een netwerker met een brede scope die op sensitieve wijze communiceert en anticipeert; - Een leider die betrouwbaar, coachend, creatief en inspirerend is; - Een strateeg met een uitermate flexibele instelling die ook kansen ziet en pakt; - Een collega die humor en relativeringsvermogen meebrengt.
Wat bieden wij De functie is geïndiceerd op salarisschaal 16 (€ 7012,00). Definitieve waardering van de functie moet nog plaatsvinden. Het Waterschapshuis kent daarbij een goed en uitgebreid pakket primaire en secundaire arbeidsvoorwaarden.
Informatie en sollicitatie Voor meer informatie over de inhoud van de functie, kun je contact opnemen met de heer Van ’t Land tel. (050) 304 89 10, over de procedure met Fleur Snelders tel. (0411) 61 84 91. Je kunt solliciteren vóór 15 maart 2008 door middel van een brief met motivatie, functie-relevante ervaringen en voorzien van je CV (vacaturenummer 08/HWH//001) mailen naar secrpo@dommel.nl. Een assessment maakt onderdeel uit van de selectieprocedure. Kijk op www.hetwaterschapshuis.nl voor een nadere profielschets.
Wij hebben vacatures om van te watertanden Aquatisch ecoloog 37 uur per week Waterschap Groot Salland • Opleiding: Universitair op het gebied van aquatische ecologie. Kennis van en ervaring met (multidisciplinair) projectmanagement. Resultaatgericht, analytisch en communicatief vaardig. • Salarisindicatie: brutomaandsalaris maximaal € 3642,bij een 37-urige werkweek • Referentie: 520.003 • Sluitingsdatum: 16 maart 2008
Rioleringsspecialist 37 uur per week Hoogheemraadschap van Rijnland • Opleiding: Afgeronde Hbo-opleiding, bijvoorbeeld op het gebied van civieletechniek. Kennis van relevante wet- en regelgeving. Beoordelen van complexe rioleringsplannen en geven van voorlichting en advies aan gemeenten. Analytisch, klantgericht en communicatief. • Salarisindicatie: brutomaandsalaris maximaal € 3642,bij een 37-urige werkweek • Referentie: 111222 • Sluitingsdatum: 4 april 2008
Water heeft een grote aantrekkingskracht op mensen. Misschien ook op jou. Want water is veelzijdig: grillig en onvoorspelbaar, maar ook onmisbaar voor bijvoorbeeld landbouw, natuur, scheepvaart en recreatie. De waterschappen zijn op zoek naar nieuwe manieren om water te bedwingen, te verdelen en te zuiveren. 24 uur per dag, 7 dagen per week. Dat vraagt om de gedrevenheid van starters en professionals die excelleren in hun vakgebied. Kijk op www.waterschappen.nl
platform
Jaco van der Gaast, Alterra Henk Vroon, Alterra Harry Massop, Alterra
Oorzaak en gevolg van numerieke verdroging Het digitale tijdperk heeft onder meer tot gevolg gehad dat de technieken en methoden om de grondwaterstand te meten, zijn aangepast. Numerieke verdroging heeft betrekking op een onjuiste inschatting van de freatische grondwaterstand als gevolg van verkeerde meet- en/of rekentechnieken. Hierdoor is de interpretatie van relatief eenvoudige metingen van de grondwaterstand in een aantal situaties niet meer correct. Dit heeft tot gevolg dat de freatische grondwaterstand in veel gevallen te laag wordt ingeschat, waardoor de verdroging in Nederland vaak systematisch wordt overschat. Aangezien een verkeerde inschatting van de freatische grondwaterstand meerdere gevolgen heeft, worden in dit artikel een aantal relevante maatschappelijke consequenties beschreven. Numerieke verdroging geeft tevens een verklaring voor het verschil tussen de waarneming en ervaringen van grondgebruikers en grondwaterstandsinformatie op basis van metingen of modelberekeningen. Hierdoor kan de kennis op het gebied van numerieke verdroging een brugfunctie vervullen tussen theorie en praktijk om draagvlak voor meer realistische oplossingen voor bijvoorbeeld het oplossen van verdrogingsproblemen, alsook de belasting van het oppervlaktewater en grondwater met nutriënten/bestrijdingsmiddelen te bevorderen. Samenvattend kan worden gesteld dat ook binnen de hydrologie geldt ‘meten is weten, mits we weten wat we meten’.
H
et niveau van de freatische grondwaterstand is van belang voor gebruiksfuncties zoals landbouw, natuur en het stedelijk gebied. De freatische grondwaterstand is het niveau waarop het grondwater een druk heeft die gelijk is aan de atmosferische druk. Onder dit niveau zijn alle poriën gevuld met water. Het verloop van de grondwaterstand wordt sinds de jaren 60 gekarakteriseerd door middel van een grondwatertrap, die de fluctuatie en het niveau van het grondwater weergeeft. De freatische grondwaterstand kan op verschillende manieren worden bepaald, bijvoorbeeld door middel van open boorgaten, peilbuizen en schattingen aan de hand van bodemkundige, landschappelijke en waterhuishoudkundige kenmerken. In een onderzoek naar de karakterisering van de freatische grondwaterstand in Nederland7) is een gemiddeld verschil van ongeveer 25 cm geconstateerd tussen getransformeerde grondwaterstandsmetingen naar Gt-parameters in open boorgaten versus die in peilbuizen (landbouwbuizen met een maximale filterdiepte van vijf meter). Deze constatering heeft geleid tot nader onderzoek naar meet- en karteringsmethoden in relatie tot verdroging9). Uit dit
onderzoek blijkt dat de verdroging in termen van een verlaging van de gemiddelde freatische grondwaterstand berekend op basis van peilbuisgegevens, in vergelijking met kaarten waarop de grondwatertrap is weergegeven, is overschat. De Gt’s op de kaarten zijn in het veld geschat op basis van onder meer profielkenmerken (bijvoorbeeld storende lagen in het bodemprofiel en roest en reductieverschijnselen), vegetatie, onten afwateringssituatie en landschappelijke ligging, al dan niet aangevuld met informatie uit gerichte grondwaterstandsopnamen in boorgaten en in peilbuizen. In een tweede analyse, waarbij gebruik is gemaakt van veldschattingen van de gemiddeld hoogste en gemiddeld laagste grondwaterstand (GHG en GLG), is nogmaals getracht deze overschatting van de verdroging te kwantificeren10). De overschatting van de verdroging in de tweede analyse bedraagt wederom ongeveer 25 cm, gemiddeld gezien over Nederland. De verschillen kunnen echter sterk variëren van plaats tot plaats en in de tijd en kunnen omschreven worden als numerieke verdroging9).
Oorzaak Numerieke verdroging kan worden gedefinieerd als een onjuiste inschatting (meestal
te droog) van de freatische grondwaterstand als gevolg van verkeerde meet- en/ of rekentechnieken die direct of indirect als gevolg van numerieke methoden zijn geïntroduceerd. Het belangrijkste voorbeeld van het genereren van numerieke verdroging is het steeds dieper plaatsen van peilbuizen met een dieper gelegen filter om droogstand van peilbuizen te voorkomen. Een peilbuis is een buis met een geperforeerd deel die in de bodem wordt geplaatst om het niveau van het grondwater vast te stellen of voor bewaking van de kwaliteit en kwantiteit van het grondwater. De aanleiding voor het dieper plaatsen van peilbuizen zijn zowel numeriek als praktisch van aard. Numerieke methoden, zoals het kalibreren/ijken van een tijdreeksmodel (computermodel), kunnen worden beïnvloed door droge standen in een peilbuis. Met droge standen in peilbuizen wordt het ontbreken van meetgegevens als gevolg van een grondwaterstand onder het niveau van de onderkant van het filter bedoeld. Daarnaast heeft het gebruik van automatische registratieapparatuur in de vorm van drukopnemers tot gevolg dat het een voorwaarde is dat een peilbuis permanent water bevat. Hierdoor heeft het digitale tijdperk, waarin veel gebruik wordt gemaakt van numerieke methoden, geleid
H2O / 5 - 2008
51
tot een overschatting van de grondwaterstandsdaling, welke omschreven zou kunnen worden als numerieke verdroging, waarbij de term numeriek vooral is ingegeven door de aanleiding. Vanuit deze benadering had digitale verdroging ook als term kunnen worden gehanteerd. In het artikel met de titel ‘Verdroging veelal systematisch overschat’9) is het mechanisme achter het geconstateerde verschil tussen metingen in open boorgaten en metingen in te diep geplaatste peilbuizen reeds beschreven en onderbouwd. Door de gelaagdheid (anisotropie) van de bodem hebben we veelal te maken met een weerstand tegen verticale grondwaterstroming. Van anisotropie wordt gesproken indien een materiaal niet in alle richtingen dezelfde eigenschappen heeft. Binnen de hydrologie betekent dit dat de hydraulische doorlatendheid op de schaal van primaire sedimentaire structuren anisotroop is. Sedimentaire structuren zijn variabel georiënteerd binnen en tussen lagen als gevolg van variatie in ruimte en tijd van de aanvoerrichting van sedimenten2). Daarnaast is voor anisotropie van belang in welke mate de bodemlagen afzonderlijk worden beschouwd, waardoor anisotropie mede afhankelijk is van de gehanteerde schaal. Bij de afvoer van het neerslagoverschot (neerslag minus verdamping) zal het grootste deel van het water altijd de weg van de minste weerstand volgen. De verdeling van de grondwaterstroming (fluxverdeling) is omgekeerd evenredig met de weerstand. Aangezien de afstand tot een waterloop over het algemeen relatief groot is, zal in perioden met een neerslagoverschot een verticale neerwaartse stroming door deze ondiepe weerstandsbiedende lagen plaatsvinden. Vervolgens kan het grootste deel van het af te voeren water via een relatief goed doorlatende laag in de ondergrond tot afvoer komen. Deze laag verzorgt het grootste deel van de afvoer (laterale stroming) naar de ontwateringsmiddelen (sloten, beken, wijken, buisdrainage). Het gevolg van deze weerstand in het bodemprofiel is, dat vooral in periodiek natte perioden met een neergaande grondwaterstroming (flux) de drukhoogte boven de relatief slecht doorlatende lagen hoger is dan onder deze weerstandsbiedende lagen. Dit drukhoogteverschil is nodig om de neergaande beweging van het grondwater mogelijk te maken en geeft tevens de verklaring voor het geconstateerde verschil in grondwaterstand tussen ondiepe peilfilters of open boorgaten en buizen met een dieper filter. In extreme situaties, wanneer de weerstand van de weerstandsbiedende laag hoog is, kan als gevolg van een zeer geringe verticale doorlatendheid - mits de diepe stijghoogte voldoende laag is - een onverzadigde zone ontstaan onder de weerstandbiedende laag. Een onverzadigde zone is het deel van de grond waarin de poriën zowel water als lucht kunnen bevatten. Wanneer dit aan de orde is, dan heeft men te maken met een schijngrondwaterspiegel. Om de overschatting van de verdroging bij het meten in te diep geplaatste buizen
52
H2O / 5 - 2008
Afb. 1: Situatieschets waarin de effecten van een toename van een onttrekking op de grondwaterstand in relatie tot metingen met peilbuizen is weergegeven.
inzichtelijk te maken, kan bijvoorbeeld worden uitgegaan van een onttrekking in een freatisch pakket die is toegenomen (afbeelding 1). Dan zal de afpompkegel groter worden. Dit heeft tot gevolg dat zowel het beïnvloede areaal als de verlaging toenemen. Indien relatief hoog in het bodemprofiel weerstandbiedende laagjes voorkomen, zal de freatische verlaging, welke gemeten kan worden in de ondiepe peilbuis (Δf ), kleiner zijn dan de verlaging van de stijghoogte in het dieper gesitueerde peilfilter (Δd), ook al vinden de metingen op dezelfde locatie plaats (afbeelding 1). Hetzelfde geldt ook voor die gebieden waar sloten de weerstandbiedende laagjes doorsnijden. In de praktijk blijkt ook vaak dat de waarnemingen en de hiermee samenhangende ervaring, soms omschreven als ‘beleving’, van grondgebruikers en terreinbeheerders ten aanzien van de hydrologische situatie op de percelen anders is dan metingen aangeven. Grondgebruikers en terreinbeheerders ervaren de grondwatersituatie vaak natter. Numerieke verdroging geeft de verklaring en onderbouwing van het verschil tussen de ‘beleving’ en metingen in te diep geplaatste peilbuizen. Hierdoor kan kennis op het gebied van numerieke verdroging de brugfunctie vervullen om de kloof tussen de theorie en praktijk te dichten, aangezien de theorie immers altijd dient te voldoen aan de praktijk. In het verleden, in ieder geval tot en met de jaren 70-80 van de vorige eeuw, was deze informatie algemeen bekend en werden er zelfs incidenteel kaarten gemaakt van de c-waarde in het dekzand14) of met stijghoogteverschillen5) voor een gedeelte van het zandgebied van Nederland (afbeelding 2). Naast het feit dat het in het verleden bekend was dat in zogeheten open zandprofielen
stijghoogteverschillen voor kunnen komen, geeft de kaart aan dat het geen incidentele verschillen zijn maar dat deze nagenoeg overal voor kunnen komen. Op de kaart is tevens te zien dat er zowel positieve als negatieve verschillen voor kunnen komen. In de gebieden met een neerwaartse grondwaterstroming (wegzijgingsgebieden) heeft het ondiepe grondwater een hogere stijghoogte en in de gebieden met een opwaartse grondwaterstroming (kwelgebieden) heeft het ondiepe grondwater een lagere stijghoogte. Dit impliceert dat in kwelgebieden sprake is van numerieke vernatting. Kwelgebieden worden echter gekenmerkt door natte omstandigheden, waardoor de aanleiding voor het dieper plaatsen van buizen minder aanwezig is. Ondiep geplaatste buizen zullen immers als gevolg van de kwel met de hiermee samenhangende natte omstandigheden niet droogvallen. Daarnaast kan worden opgemerkt dat men bij het meten van grondwaterstanden of stijghoogten in kwelgebieden veel bewuster omgaat met de meetgegevens in relatie tot de filterstelling. Deze informatie is namelijk noodzakelijk indien onderzoek wordt verricht naar kwel aan de hand van stijghoogteverschillen. Indien gekeken wordt naar arealen, dan blijkt dat het areaal aan kwelgebieden ten opzichte van de wegzijgingsgebieden vele malen kleiner is, waardoor eventuele numerieke vernatting in freatische buizen ook minder vaak voor zal komen. Tot slot moet worden opgemerkt dat ook in kwelgebieden de freatische grondwaterstand in natte perioden een hogere stijghoogte kan hebben om het overtollige neerslagwater af te kunnen voeren. In dergelijke gevallen kan in een kwelgebied tegelijk en/ of afwisselend numerieke vernatting en verdroging optreden9). Hierdoor kan een neerslaglens (zone met regenwatertype) in een kwelgebied ontstaan6).
platform met de weerstand die aanwezig is tussen het eerste watervoerend pakket en het freatische pakket. Bij de hogere weerstand als gevolg van anisotropie hoog in het bodemprofiel is de ruimtelijke interactie via het watervoerende pakket tussen gebieden groter (grotere spreidingslengte (λ)). Aangezien we vooral geïnteresseerd zijn in de freatische beïnvloeding in plaats van de beïnvloeding van het watervoerende pakket, dient men echter rekening te houden met de doorwerking vanuit het watervoerende pakket naar de freatische grondwaterstand. Deze doorwerking hangt af van de verhouding tussen de weerstand van het afdekkende pakket en de drainageweerstand8)). Naarmate de weerstand van het afdekkende pakket groter is, zal de freatische beïnvloeding kleiner zijn. Grondwatermodellen
Afb. 2: Verschil in stijghoogte tussen het diepe en ondiepe grondwater, gemeten op 7 november 1968 in 58 dubbele piëzometerlocaties met een diep filter in het watervoerende pakket en een filter in de zone waarin de grondwaterstand fluctueert5).
Technisch inhoudelijke gevolgen Afvoer
Indien men geen rekening houdt met een verticale weerstand hoog in het bodemprofiel, dan wordt de weerstand tegen de grondwaterstroming naar ontwateringsmiddelen (drainageweerstand) onderschat. Deze heeft op zijn beurt tot gevolg dat de interactie tussen grond- en oppervlaktewater te intensief wordt verondersteld. In de drainageformule van Ernst (1962)4) is echter wel rekening gehouden met een mogelijke verticale weerstand. Aangezien vooral in het zandgebied te weinig bekend is over deze verticale weerstand (zowel fysisch als ook de ruimtelijke verbreiding), kan deze moeilijk worden geparametriseerd en wordt deze weerstand mede hierdoor vaak niet in modellen meegenomen. Voorts is deze weerstand in het ondiepe bodemprofiel ook lange tijd verwaarloosbaar geacht, omdat het effect van deze weerstand op de grondwaterstand niet was onderkend dan wel niet werd gemeten als gevolg van onjuist geplaatste buizen. Een bijkomend aspect is de afhankelijkheid van tijd en situatie. Indien het waterprobleem van onderaf komt als gevolg van kwel, is de weerstand hoog in het bodemprofiel als gevolg van gelaagdheid (anisotropie) minder belangrijk, tenzij deze weerstandsbiedende laag dieper is dan ongeveer een meter en de kwel voor een belangrijk deel tegenhoudt. Indien het waterprobleem voornamelijk van bovenaf komt in perioden met relatief veel neerslag, zal een groot deel van het overtollige neerslagwater (uitgezonderd bovengrondse afvoer) door de ondiepe bodemlagen moet stromen alvorens het naar de ontwateringsmiddelen kan. In deze situatie is de verticale weerstand hoog in het bodemprofiel van groot belang. Daarnaast wordt de effectiviteit van maatregelen door aanpassingen in of aan het ontwateringstelsel overschat,
omdat hierdoor de interactie tussen gronden oppervlaktewater in werkelijkheid kleiner is dan gemodelleerd. Naast de overschatting van de interactie tussen grond- en oppervlaktewater heeft anisotropie hoog in het bodemprofiel ook tot gevolg dat de voeding van het grondwater veelal wordt overschat. In de voedingsweerstand wordt namelijk vooral in zandgebieden de verticale weerstand als gevolg van anisotropie hoog in het bodemprofiel doorgaans niet meegenomen. Dit heeft tot gevolg dat de infiltratie trager verloopt en de berging op het maaiveld meestal groter is dan verondersteld, hetgeen weer effect kan hebben op de verhouding tussen de ondergrondse afvoer en de bovengrondse afvoer, waarbij het aandeel bovengrondse afvoer ook meestal groter is dan verondersteld. Ruimtelijke interactie
Het niet verdisconteren van anisotropie hoog in het bodemprofiel heeft ook tot gevolg dat de interactie tussen gebieden anders is dan veelal wordt verondersteld. Mazure merkte in 1936 tijdens onderzoek in de Wieringermeer dat een reductie van de kwel optreedt bij toename van de afstand tot de toenmalige Zuiderzeedijk. “Er bleek een reductiefactor op te treden, welke een functie was van de verhouding van den straal R van den dijk en een lengte λ, welke wordt bepaald door de eigenschappen van den ondergrond en de bovenlaag en gelijk is aan √kDc.” De spreidingslengte (λ) is dus een maat voor de invloedsafstand van peilverschillen tussen gebieden. De formule van Mazure is gebaseerd op effectberekeningen in het eerste watervoerende pakket. In de meeste gevallen is men echter geïnteresseerd in de beïnvloeding op de freatische grondwaterstand. Voor effectberekeningen op de freatische grondwaterstand moet naast het toevoegen van de drainageweerstand ook rekening gehouden worden
Ook modellen, welke geijkt zijn op freatische grondwaterstanden uit peilbuizen (ondiepe peilbuizen tot een diepte van vijf meter), kunnen numerieke verdroging introduceren. Het kalibreren van modellen op grondwaterstanden uit peilbuizen die de freatische grondwatersituatie te droog weergeven, leidt ertoe dat de grondwaterstand met het model te droog wordt berekend. Deze te lage grondwaterstand kan alleen worden berekend indien de drainage/intreeweerstand te laag en/of de doorlatendheid van het freatische pakket te hoog wordt gekalibreerd. Hierdoor wordt de interactie tussen grond- en oppervlaktewater ten onrechte te intensief ingeschat, hetgeen ook effect heeft op effectberekeningen bij het doorrekenen van maatregelen. Een te intensieve interactie tussen het grond- en oppervlaktewater heeft tevens tot gevolg dat de grondwaterstandsfluctuatie (verschil tussen gemiddeld hoogste (GHG) en gemiddeld laagste grondwaterstand (GLG)) in de berekeningen te klein is. Het kan ook de c-waarde van de weerstandsbiedende laag onder het freatische pakket zijn die door de kalibratie te laag wordt ingeschat. In dit geval moet het bij een goed gekalibreerd model samengaan met een hogere inschatting van het doorlaatvermogen van het pakket eronder aangezien het teveel aan water van boven weer weg moet stromen. Een te droge inschatting van de grondwatertrap met modellen heeft directe gevolgen voor nabewerkingen in de vorm van geschiktheidsbeoordelingen en schadeberekeningen. Grondwateronttrekkingen
De anisotropie in het bodemprofiel heeft ook gevolgen voor het berekenen van de doorwerkingen van de veranderingen van de grondwaterstand in het freatische pakket naar het ondiepe grondwater als gevolg van grondwaterwinningen (afbeelding 1). Meestal wordt het effect van anisotropie in het bodemprofiel op de doorwerking niet of nauwelijks meegenomen, waardoor veranderingen in de grondwaterstand in het freatische pakket te veel lijken door te werken richting het ondiepe grondwater. Daarnaast zal ook het door de grondwaterwinning beïnvloede gebied in werkelijkheid groter zijn dan in eerste instantie wordt bepaald, omdat de spreidingslengte
H2O / 5 - 2008
53
Mais met schade als gevolg van wateroverlast op een gedraineerd perceel op een drainageproefveld te Scheerwolde (augustus 2007).
als gevolg van deze veelal niet verdisconteerde weerstand in werkelijkheid groter is, hetgeen ook effect heeft op de grondwateraanvulling.
Maatschappelijke gevolgen Verdroging
Het antiverdrogingsbeleid van de afgelopen jaren is ingezet op basis van informatie waarbij de verdroging in termen van een verlaging van de grondwaterstand met het oog op voorgaande te hoog is ingeschat. Om de mate van verdroging vast te stellen, wordt immers veelal gebruik gemaakt van grondwaterstandsinformatie1),3). Het onderkennen van numerieke verdroging heeft tot gevolg dat het verdrogingsprobleem in termen van een freatische grondwaterstandsdaling minder groot is dan tot nu toe verondersteld is. Hierdoor is het verdrogingsprobleem voor zover het betrekking heeft op een grondwaterstandsdaling getalsmatig minder groot en de oplossing in termen van hydrologisch herstel derhalve dichterbij. Dit heeft ook tot gevolg dat het beleid uiteindelijk doelgerichter en efficiĂŤnter kan worden uitgevoerd. Het merendeel van de voorgestelde maatregelen heeft namelijk betrekking op vernatting, terwijl de informatie op het gebied van numerieke verdroging de vernattingsopgave minder groot maakt. Ook in de Tweede Kamer wordt gesproken over hydrologisch herstel (Tweede Kamer 30 800 XIV nr 134) en niet zozeer over ecologisch
54
H2O / 5 - 2008
herstel, terwijl de ernst van het verdrogingsprobleem momenteel mede wordt ingeschat op basis van ecologische aspecten. Het voorkomen van plantensoorten wordt echter naast de vochttoestand ook voor een groot deel bepaald door kwaliteitsaspecten van water, bodem en bodemleven. Voor het hydrologisch herstel heeft kennis op het gebied van numerieke verdroging tot gevolg dat de voorgestelde vernattingsmaatregelen in een groot aantal situaties minder intensief hoeven te zijn, omdat ze beter aansluiten bij de situatie. Hierbij moet ook worden opgemerkt dat indien het omringende landbouwgebied te droog is ingeschat, ook de ruimte voor vernattingsmaatregelen vanuit landbouwkundig oogpunt veelal kleiner is. Daarnaast kunnen ook bepaalde buffergebieden minder groot zijn dan dat ze op basis van eerdere berekeningen/ visies zijn bepaald. De meer realistische oplossingen voor het verdrogingsprobleem hebben ook tot gevolg dat er zowel aan de kant van de agrariĂŤrs als aan de kant van de natuurorganisaties gemakkelijker draagvlak voor te vinden zal zijn. Enerzijds heeft dit te maken met het feit dat minder rigoureuze maatregelen noodzakelijk zijn en de bufferzones rond natuurgebieden veelal minder ruimte vragen. Anderzijds heeft de kennis op het gebied van numerieke verdroging tot gevolg dat de resultaten overeenkomen met de ervaringen en kennis van de betrokkenen in het gebied.
Landbouwschade in relatie tot grondwaterwinningen
Numerieke verdroging heeft ook effect op schadeberekeningen op basis van bijvoorbeeld modelberekeningen. Het gaat hierbij vooral om het effect op de natschade die door de te lage gemiddeld hoogste grondwaterstand (GHG) te laag wordt berekend. Ook dit is vooral het gevolg van anisotropie hoog in het bodemprofiel. Hierdoor wordt de doorwerking van de verandering van de grondwaterstand, bijvoorbeeld als gevolg van een freatische grondwateronttrekking, richting het ondiepe grondwater aanzienlijk gereduceerd. In het algemeen is het effect van anisotropie op de doorwerking van de verlaging van de grondwaterstand bij de GHG en gemiddelde voorjaars grondwaterstand (GVG) kleiner dan bij de gemiddeld laagste grondwaterstand (GLG), omdat de grondwateraanvulling tijdens GHG en GVG groter is en de weerstand hoog in het bodemprofiel meestal groter is dan bij de GLG. Dit houdt dan ook in, dat de eventuele berekende wateroverlastvermindering als gevolg van een grondwaterwinning in werkelijkheid ook minder is dan wanneer er geen anisotropie aanwezig is. Hierdoor kan bijvoorbeeld bij waterwinningen de verminderde natschade worden overschat. Hier tegenover staat dat de droogteschade kan zijn overschat. De droogteschade wordt ten opzichte van natschade echter als minder
platform
Greppel in een graslandperceel om wateroverlastproblemen te reduceren (april 2007).
problematisch ervaren. Daarnaast wordt bij landbouwschade bij grondwaterwinningen vaak gebruik gemaakt van een correctie op de verdroging in de vorm van een achtergrondverdroging (meestal wordt 10 tot 30 cm aangehouden). Het is echter de vraag of de achtergrondsverdroging met het oog op numerieke verdroging in het verleden goed is ingeschat. Aangezien de voedingsweerstand en daarmee de grondwateraanvulling wordt beïnvloed door anisotropie hoog in het bodemprofiel kan ook het areaal waarover de grondwateronttrekking invloed heeft, veranderen. Een geringere grondwateraanvulling heeft immers bij een gelijkblijvende onttrekking tot gevolg dat het onttrokken water uit een groter gebied afkomstig moet zijn, hetgeen overeenkomt met de grotere ruimtelijke interactie via het watervoerende pakket. Waterbeheer
Kennis over numerieke verdroging en anisotropie hoog in het bodemprofiel is ook van belang voor het waterbeheer. Een verticale weerstand hoog in het bodemprofiel is immers mede bepalend voor de mate waarin de grondwaterstand in het beheergebied van een waterschap te beheersen valt. Uit agrohydrologisch onderzoek in 199611) blijkt dat de effectiviteit van peilverhoging in waterlopen op de grondwaterstand in belangrijke mate wordt bepaald door de verticale weerstand
van het bodemprofiel. Vooral in nattere perioden worden de sturingsmogelijkheden van het grondwater door het oppervlaktewatersysteem beperkt door relatief slecht doorlatende lagen hoog in het bodemprofiel en de hiermee samenhangende, vaak ten onrechte verwaarloosde, verticale component van de drainageweerstand. Numerieke verdroging is hierdoor ook van belang voor de mate waarin grondwater gestuurd peilbeheer plaats kan vinden en daarmee ook voor de Waternoodsystematiek (GGOR) en het grondwatergestuurd peilbeheer. Daarnaast heeft de mate waarin sturing van het grondwater mogelijk is, onder andere gevolgen voor het inschatten van het effect van waterhuishoudkundige maatregelen die bijvoorbeeld in het kader van landinrichtingsprojecten zijn uitgevoerd. Het effect van deze ingrepen op de oorspronkelijke gekarteerde Gt’s (meestal natte Gt’s) is minder naarmate de verticale weerstand in het bodemprofiel groter is, waardoor de veronderstelde verbeteringen van de voormalige natte percelen in de vorm van drogere Gt’s minder zullen zijn dan dat men in eerste instantie heeft ingeschat. Monitoring
Kennis op het gebied van numerieke verdroging is van belang om aan te kunnen geven in hoeverre de gemeten stijghoogte overeenkomt met de freatische grondwaterstand. Dit geldt voor zowel metingen in
peilbuizen als voor incidentele metingen in open boorgaten, de zogeheten gerichte opnames. Anisotropie hoog in het bodemprofiel is immers bepalend voor de representativiteit van de metingen. Vooral bij incidentele metingen is het tijdstip van meten en de ‘tijdsafstand’ tot de GHG of GLG van belang. Als gevolg van anisotropie hoog in het bodemprofiel kan periodiek een natte grondwatersituatie optreden. Deze is in hoge mate bepalend voor een incidenteel gemeten grondwaterstand. Naarmate het moment van meten verder verwijderd is van het GHG- of GLG-moment, is de representativiteit van de meting geringer. Om dit probleem te ondervangen, wordt gebruik gemaakt van regressieanalyse, de stambuisregressie. Hierbij wordt de relatie gelegd tussen metingen in peilbuizen op hetzelfde tijdstip als de incidentele metingen en de GHG of GLG. Hierbij wordt echter veelal geen rekening gehouden met eventuele faseverschillen met betrekking tot de GHG en GLG en de overschrijdingsduur hiervan. De GHG en GLG hebben een overschrijdingsduur van ongeveer 20 tot 40 dagen. Indien de freatische grondwaterstand voor bijvoorbeeld 50 dagen per jaar wordt beïnvloed door een relatief slecht doorlatende leemlaag, is deze laag in hoge mate bepalend voor de GHG. Indien een gerichte opname wordt uitgevoerd in een relatief droge periode, hoeft de leemlaag geen invloed te hebben op de gemeten grondwaterstand. Dit heeft
H2O / 5 - 2008
55
tot gevolg dat de meting correct kan zijn, maar de berekende GHG middels stambuisregressie te laag uit zal vallen. Het gegeven voorbeeld kan uiteraard ook andersom voorkomen. Het komt er echter op neer dat voor zowel metingen in peilbuizen als metingen in open boorgaten geldt: meten is weten mits we weten wat we meten. De kennis over wat we meten, is met betrekking tot de freatische grondwaterstand vooral van belang om de representativiteit van de metingen in zowel ruimte als tijd te kunnen bepalen. Voor de kennis over wat we meten, is weer kennis over numerieke verdroging van belang. Met betrekking tot het meten van de freatische grondwaterstand kan worden gesteld dat de waarde en representativiteit van de metingen niet kan worden bepaald zonder informatie te hebben over de bodemgesteldheid, aangezien deze kennis van het systeem noodzakelijk is om meetgegevens te kunnen interpreteren. Waterkwaliteit
Water is voor veel stoffen de drager, waardoor de stroming van water door de grond bepalend is voor de verplaatsing van stoffen. Als gevolg van anisotropie hoog in het bodemprofiel is de berekende ondiepe oppervlakkige afvoer in de modelberekeningen meestal onderschat, waardoor de diepe ondergrondse afvoer wordt overschat. Dit heeft onder meer directe gevolgen voor waterkwaliteitsberekeningen. Hierdoor is kennis op het gebied van anisotropie ook van belang voor bijvoorbeeld het beleid ten aanzien van bestrijdingsmiddelen en mest.
Oplossingsrichting Om op een juiste manier te kunnen beoordelen of grondwaterstandsmetingen op puntlocatie als de freatische grondwaterstand kunnen worden beschouwd, heeft men met name informatie over de bodemgesteldheid nodig. Dit betekent dat voor ieder freatisch meetpunt een boorbeschrijving beschikbaar dient te zijn teneinde de kwaliteit en representativiteit in zowel ruimte als tijd van het meetpunt in te kunnen schatten. Voor nieuw in te richten freatische meetpunten is het opstellen van een protocol met betrekking tot de meetopstelling in relatie tot de bodemgesteldheid aan te bevelen. Hiervoor dient wellicht naast een literatuurstudie voor specifieke bodemgroepen nog aanvullend onderzoek te worden gedaan. Hierbij dient ook aandacht te worden besteed aan het effect van kortsluitstroming bij het gebruik van langere peilfilters die eventuele weerstandsbiedende lagen doorsnijden. In dit geval wordt een gemiddelde grondwaterstand over het doorboorde profiel bepaald en niet een potentiaal op een bepaalde diepte, hetgeen in de COLN-studie is geaccepteerd13). Ook voor het bestaande meetnet is het voor het meten van de freatische grondwaterstand van belang dat de bodemgesteldheid voor deze locaties in relatie tot de filterstelling bekend is. Daarnaast zal aanvullend onderzoek noodzakelijk zijn om een eventuele vertaalslag te kunnen maken tussen de reeds beschikbare meetgegevens en de freatische grondwaterstand.
56
H2O / 5 - 2008
De anisotropie van het bodemprofiel kan in beeld worden gebracht op basis van informatie uit bodemkaarten. Hierbij dient te worden opgemerkt dat op de bodemkaart niet alle informatie vermeld staat die noodzakelijk is om de mate van anisotropie in het bodemprofiel op een juiste manier kwalitatief te kunnen beoordelen. Hiervoor dient men echter ook de boorpuntinformatie te raadplegen. Daarnaast dient te worden opgemerkt dat boorpuntinformatie betrekking heeft op geroerdemonstername, waardoor zwak storende leembandjes moeilijk worden waargenomen en deze alleen worden beschreven indien de lagen een dikte hebben van minimaal vijf centimeter. Voor een getalsmatige vertaalslag moet de bodemkundige informatie worden omgezet naar bodemfysische informatie. Deze fysische eigenschappen van de bodem hebben betrekking op de doorlatendheids- en bodemvochtkarakteristiek van afzonderlijke bodemhorizonten. Hierbij is het vooral van belang dat de bodemfysische informatie niet wordt gemiddeld, maar dat deze voor de specifieke bodemlagen zo veel mogelijk afzonderlijk worden meegenomen. Op deze wijze kunnen bijvoorbeeld kaarten worden gemaakt van de verticale weerstand in het bodemprofiel. Vervolgens kan deze informatie gebruikt worden bij het bepalen van drainageweerstanden en de ruimtelijke interactie tussen gebieden. Hierbij dient te worden opgemerkt dat de verticale weerstand als gevolg van een variatie van de grondwaterstand in de tijd ook in de tijd kan verschillen. De bodemfysische informatie wordt ook gebruikt in hydrologische modellen. Het aanpassen van deze bodemfysische informatie heeft tot gevolg dat de doorlatendheden en bergingsmogelijkheden van de bodem veelal afnemen, hetgeen directe gevolgen heeft op de berekende grondwaterstanden, afvoeren, verdamping, kwel/wegzijging, enz. Daarnaast zijn de bovengenoemde aanpassingen van belang voor stoftransport. Om anisotropie hoog in het bodemprofiel correct te kunnen modelleren, kan het naast het verbeteren van de invoergegevens ook noodzakelijk zijn dat modellen worden aangepast.
LITERATUUR 1) Beugelink G., A. van Hinsberg, R. van Oostenbrugge, J. Clement en S. van Tol (2006). Hotspotkaart verdrogingsbestrijding. Milieu- en NatuurPlanbureau. 2) Berg E. van den (2003). The impact of primary sedimentary structures on groundwater flow; A multi-scale sedimentological and hydrogeological study in unconsolidated eolian dune deposits. Proefschrift Vrije Universiteit Amsterdam. 3) Braat L., A. van Amstel, A. Gerritsen, C. van Gool, N. Gremmen, C. Groen, H. Rolf, J. Runhaar en J. Wiertz (1989). Verdroging van natuur en landschap in Nederland. Beschrijving en analyse. Ministerie van Verkeer en Waterstaat. 4) Ernst L. (1962). Grondwaterstroming in de verzadigde zone en hun berekening bij aanwezigheid van horizontale evenwijdige open leidingen. Proefschrift Universiteit van Wageningen.
5) Ernst L., N. de Ridder en J. de Vries (1970). A geohydrologic study of East Gelderland: Netherlands. Geologie en mijnbouw nr. 6, pag. 457-488. 6) Ernst L. (1983). Wegzijging en kwel; de grondwaterstroming van hogere naar lagere gebieden. Rapport 7. ICW. 7) Van der Gaast J. en H. Massop (2003a). Karakterisering van de freatische grondwaterstand in Nederland; bepaling van de GxG en xG3 voor 1995 op puntlocaties. Alterra. Rapport 819. 8) Van der Gaast J. en H. Massop (2003b). Spreidingslengte voor het beheersgebied van Waterschap Veluwe; een maat voor het bufferzonebeleid. Alterra. Rapport 653. 9) Van der Gaast J. en H. Massop (2006). Verdroging veelal systematisch overschat. H2O nr. 21, pag. 25-29. 10) Van der Gaast J., H. Massop en H. Vroon (2007). Kwantificering verdroging. H2O nr. 3, pag. 25-28. 11) LBL (1996). Water op Peil. Perspectieven van waterconservering in het zandgebied van NoordBrabant; een agro-hydrologische analyse. LBL Noord-Brabant. 12) Mazure J. (1936). Geohydrologische gesteldheid van de Wieringermeer. Algemene landsdrukkerij. pag. 67-131, 13) Visser W. (1958). De landbouwwaterhuishouding van Nederland. COLN-TNO. 14) Wit K., H. Massop, J. te Beest en M. Wijnsma (1987). Hydrologische en bodemfysische parameters van het hoofdkanaal van de Twenthekanalen. (Traject Eefde-Lochem). ICW-nota 1751.
platform
Maartje Swinkels, Royal Haskoning Mathijs van Ledden, Royal Haskoning Joost Lansen, Royal Haskoning Stuart Dawks, Royal Haskoning
Tijdelijke stormvloedkering beste oplossing op korte termijn voor bescherming New Orleans Sinds de overstromingen in augustus 2005 in New Orleans wordt op verschillende fronten hard gewerkt aan de wederopbouw en bescherming van de stad. Het New Orleans District van het US Army Corps of Engineers (USACE) heeft de taak de overstromingskans in New Orleans op 1/100 per jaar te brengen in 2011. In dit kader is een stormvloedkering in de plannen opgenomen aan de oostkant van de stad. Het duurt nog zeker drie tot vier jaar voordat deze stormvloedkering gereed is. In opdracht van het USACE heeft Royal Haskoning een studie verricht naar de hydraulische effectiviteit van twee alternatieven om de gevolgen van een mogelijke orkaan in de tussenliggende periode te verlagen. De beschouwde alternatieven betreffen het ophogen van de huidige waterkeringen of de aanleg van een tijdelijke stormvloedkering. Mede op basis van de resultaten van deze studie heeft het USACE gekozen voor een tijdelijke stormvloedkering.
E
en groot deel van de inwoners van New Orleans woont in drie polders die beneden zeeniveau liggen (zie afbeelding 1): Orleans Metro, New Orleans
East en St. Bernard. Orleans Metro bestaat nagenoeg helemaal uit stedelijk gebied, behalve een kleine strook aan de oostzijde waar een industriegebied ligt. De westelijke
kant van New Orleans East kenmerkt zich door stedelijke en industriĂŤle bebouwing, de oostelijke helft is moerasgebied. Ook in St. Bernard is het oostelijke deel moerasgebied,
Uitzicht op de Paris Rd. brug over de GIWW vanaf de zuidoever. Dit is een mogelijke locatie voor een tijdelijke stormvloedkering.
H2O / 5 - 2008
57
Afb. 1: De drie polders waarin het grootste deel van New Orleans ligt. Tevens de locatie van de tijdelijke stormvloedkering bij het alternatief ‘Aanleg tijdelijke stormvloedkering’ en van de geplande definitieve stormvloedkering en de opgehoogde waterkeringsecties bij het alternatief ‘Optimaal verhogen waterkeringen’.
terwijl het gebied langs de Mississippi een stedelijke en industriële functie heeft. Diverse scheepvaartkanalen lopen langs en tussen deze drie polders: de Inner Harbor Navigation Canal (IHNC), de Gulf Intracoastal Waterway (GIWW) en de Mississippi River Gulf Outlet (MRGO) (zie afbeelding 1). Verder ligt aan de oostkant het Lake Borgne en aan de noordkant Lake Pontchartrain. In de huidige situatie staan de kanalen in open verbinding met de Golf van Mexico. Tijdens
orkaan Katrina in augustus 2005 is het water in de IHNC en GIWW hoog opgestuwd. Op diverse plaatsen zijn de waterkeringen doorgebroken en zijn de polders vrijwel geheel overstroomd. Alleen de relatief hooggelegen delen in Orleans Metro zijn droog gebleven. Gegeven de hoogte van de huidige waterkeringen langs de IHNC en GIWW wordt de overstromingskans voor de omringende polders geschat op ongeveer eens per 25
tot 50 jaar, afhankelijk van de locatie in de polder. Om het overstromingsgevaar vanuit Lake Borgne te beperken, is in de plannen van het USACE een definitieve afsluiting opgenomen van de IHNC en GIWW (zie afbeelding 1). Omdat dit nog zeker tot 2011 duurt, heeft het USACE daarom de mogelijkheden laten onderzoeken om in de tussenliggende periode alvast het omliggende gebied beter te beschermen. Royal Haskoning is gevraagd de hydraulische effectiviteit van de voorgestelde oplossingsrichtingen te beoordelen.
Afb. 2: Stroomschema voor het in kaart brengen van de overstroming.
Voor de IHNC en GIWW zijn grofweg twee tijdelijke maatregelen denkbaar: het ophogen van aanwezige waterkeringen of het aanleggen van een tijdelijke stormvloedkering in de GIWW. Een tijdelijke stormvloedkering die korter en lager is dan de uiteindelijke stormvloedkering kan in ongeveer een jaar aangelegd worden. Wel wordt verwacht dat de aanleg van een tijdelijke stormvloedkering hogere kosten met zich meebrengt dan het ophogen van de bestaande waterkeringen. Maar door langdurige onteigeningsprocedures kan het ophogen van waterkeringen te lang gaan duren.
In kaart brengen van overstroming per polder In deze studie zijn de volgende alternatieven geanalyseerd: • niets doen Er is uitgegaan van de huidige hoogte van de waterkeringen inclusief enkele geplande verhogingen. De hoogte van de keringen langs de IHNC en GIWW varieert van 4,0 tot 4,6 meter boven zeeniveau. De geplande
58
H2O / 5 - 2008
platform
Afb. 3: Overstromingsbeeld voor de situatie tot aan 2011 bij de verschillende alternatieven en bij een herhalingstijd van 50 jaar. De percentages geven aan hoeveel water over een bepaalde sectie stroomt ten opzichte van het totale volume water dat de betreffende polder instroomt.
H2O / 5 - 2008
59
verhogingen zijn gereed voor het orkaanseizoen van 2008; • optimaal verhogen waterkeringen Aanvullend op de huidige hoogte van de waterkeringen zijn in dit alternatief de keringen langs de IHNC en GIWW verhoogd tot een niveau gelijk aan de waterstand die eens per 100 jaar voorkomt; • aanleg tijdelijke stormvloedkering In dit alternatief is in het huidige waterkeringsysteem een tijdelijke stormvloedkering ter hoogte van de Paris Rd. geprojecteerd met een hoogte van 4,6 meter boven zeeniveau. Het effect van de alternatieven is niet per definitie hetzelfde voor lichte en zware orkanen. Daarom zijn drie orkanen geanalyseerd met een herhalingstijd van ongeveer 50, 100 en 500 jaar. Deze drie representatieve orkanen zijn geselecteerd uit een grotere verzameling van stormen die recentelijk is gebruikt voor het bepalen van waterstanden en golfkarakteristieken bij verschillende herhalingstijden langs de gehele kust van Louisiana1). Voor elk alternatief en voor iedere beschouwde orkaan zijn eerst de waterstanden en de golfkarakteristieken rondom de polders vastgesteld (zie afbeelding 2). Hiervoor zijn resultaten gebruikt van de waterbewegingsmodellen ADCIRC en SOBEK. De golfkarakteristieken zijn berekend met het golfmodel STWAVE met uitzondering van de kanalen. Daar zijn de empirische relaties van Bretschneider gehanteerd om een schatting te maken van de golfhoogte en -periode. Vervolgens is op basis van de kenmerken van de waterkering, en de golven en waterstanden, de golfoverslag en overloop naar de polders bepaald. Ten slotte is het volume water dat de polder instroomt, omgerekend naar een waterstand in de polder. Elke polder is daarbij opgesplitst in vijf subpolders vanwege de interne barrières, zoals secundaire waterkeringen en de aanwezigheid van spoorlijnen en wegen.
is deze storm het meest relevant, omdat de kans op voorkomen in de periode tot 2011 het grootst is (circa tien procent). Tabel 1 geeft het percentage overstroomd oppervlak weer bij de storm die eens per 50 jaar kan voorkomen. In afbeelding 3 is het overstroomde oppervlak ruimtelijk weergegeven. Tevens zijn in deze figuur de zwakste schakels van het systeem aangeduid (secties van de waterkering waarover een relatief groot percentage van het totale volume water dat de polder instroomt heen komt). Afbeelding 3a laat zien dat de gevolgen van een storm met een kans van 1/50 per jaar in het alternatief ‘Niets doen’ voor alledrie de polders al erg groot is. Dit geeft aan hoe groot de noodzaak is van een verbetering van de bescherming van dit gebied, zelfs voor een dergelijke korte periode. Voor St. Bernard leveren beide alternatieven een verbetering op voor het bewoonde gebied nabij de IHNC (subpolder SB1) (zie de tabel). De effectiviteit van beide maatregelen verschilt echter niet veel als de gehele polder wordt beschouwd. Dit komt omdat deze polder naast een zwakke schakel langs de GIWW ook aan de zuidkant een zwakke schakel heeft. De golfoverslag en overloop over deze zuidelijke waterkeringsectie leveren een grote bijdrage aan het totale volume water dat de polder instroomt. Ook in New Orleans East reduceren beide maatregelen de overstroming. In deze polder is het effect van een tijdelijke stormvloedkering duidelijk groter dan het effect van het verhogen van de waterkeringen (zie tabel). Vooral voor de subpolders New Orleans East 4 en 5 is dit verschil ook goed terug te
zien in de afname van het overstroomde oppervlak. In deze subpolders ligt de stedelijke bebouwing van New Orleans East. Voor de polder is de zuidelijke waterkeringsectie langs de GIWW een zwakke schakel (afbeelding 3). Bij het alternatief ‘Optimaal verhogen waterkeringen’ staat het water nog dicht onder de kruin van de dijk en is sprake van significante golfoverslag. Bij een tijdelijke stormvloedkering wordt de waterstand bij deze dijksectie drastisch verlaagd met minder golfoverslag als gevolg. Orleans Metro heeft veel baat bij zowel het ophogen van de waterkeringen als de aanleg van een tijdelijke stormvloedkering. Het effect van een tijdelijke stormvloedkering is duidelijk groter (zie tabel). Voor deze polder ligt de zwakke schakel in het oosten, in de waterkering langs het zuidelijk deel van de IHNC. Bij aanleg van de tijdelijke stormvloedkering worden de waterstanden ook in dit deel van het watersysteem verlaagd. Bij stormen met een kleine kans van voorkomen (1/100 en 1/500 per jaar) blijkt dat de polders New Orleans East en St. Bernard zwaar overstromen. De overslagvolumes over de waterkering langs deze polders zijn zo groot dat de waterkering waarschijnlijk op diverse plaatsen zal doorbreken. Orleans Metro heeft wel profijt van de tijdelijke maatregelen bij de stormen met een kleine kans van voorkomen.
Aanleggen tijdelijke stormvloedkering of ophogen waterkeringen? De overstromingsbeelden van New Orleans laten zien dat de overstromingsrisico’s momenteel groot zijn. Zelfs bij een storm
Percentage overstroomd oppervlak per subpolder voor de storm met kans van 1/50 per jaar voor de drie verschillende alternatieven.
niets doen
aanleg tijdelijke stormvloedkering
optimaal verhogen waterkeringen
40% 87% 93% 94%
63% 93% 80%
13% 71% 93% 87 %
38% 40% 34% 8% 78%
38% 52% 17% 2%
38% 40% 34% 8% 57%
56% 80% 26%
-
6% 60% -
St. Bernard (oppervlak 200 km2)
Bij het in kaart brengen van de overstroming zijn bemaling van de polders en neerslag niet meegenomen. Impliciet wordt aangenomen dat het drainagesysteem voldoende is om de regenval te verwerken, maar niet berekend is op grote overslagvolumes over de waterkering. Daarnaast is in deze studie niet gekeken naar het eventueel falen van waterkeringen. Dit laatste betekent dat er vanuit wordt gegaan dat de overstroming enkel wordt veroorzaakt door golfoverslag en overloop over dijken en keermuren. Bij de storm met een herhalingstijd van 100 jaar en zeker bij de storm met een herhalingstijd van 500 jaar, is de kans op falen van de waterkeringen in dit gebied erg groot.
60
SB1 SB2 SB3 SB4 SB5
New Orleans East (oppervlak 140 km2) NOE1 NOE2 NOE3 NOE4 NOE5
Effect alternatieven op het overstromingsbeeld
Orleans Metro (oppervlak 110 km2)
We bekijken de hydraulische effectiviteit van de alternatieven aan de hand van de resultaten van de storm met een kans van ongeveer 1/50 per jaar. De storm met een kans van 1/50 per jaar is gekozen, omdat de verschillen tussen de alternatieven bij deze storm het duidelijkst naar voren komen. Ook
OM1 OM2 OM3 OM4 OM5
H2O / 5 - 2008
platform met een grote kans van voorkomen (1/50 per jaar) is al sprake van een significante overstroming. Dit is in lijn met de risicoanalyses die zijn uitgevoerd na Katrina2). De hier getoonde resultaten benadrukken opnieuw dat het systeem in zijn huidige vorm op veel plaatsen erg zwak is en dat de overstroming als gevolg van Katrina geen toeval was. De waterkering is op veel plaatsen te laag en de kans op overstromen van de polders is daarmee groot. De huidige inspanningen van het USACE om het beschermingsniveau te brengen op 1/100 per jaar, zijn een eerste stap op weg naar een veiliger New Orleans. Deze studie laat ook zien dat de aanleg van een tijdelijke stormvloedkering effectiever is dan het ophogen van de waterkeringen langs de IHNC en GIWW. Omdat de tijdelijke stormvloedkering de waterstanden in de IHNC en GIWW significant verlaagt, wordt ook het volume water dat de polders instroomt drastisch gereduceerd. Vooral Orleans Metro profiteert hiervan, omdat de zwakste schakel van deze polder achter de
tijdelijke stormvloedkering ligt. De effectiviteit van beide maatregelen is minder groot voor St. Bernard en New Orleans East, omdat de zwakke schakels van het systeem deels buiten de IHNC en GIWW liggen. Dit toont aan dat een stormvloedkering niet voor alle zwakke schakels een oplossing vormt en daarom ook niet los gezien kan worden van andere beschermende maatregelen. Hiermee wordt de noodzaak van een systeemgerichte aanpak benadrukt. Mede op basis van deze gegevens heeft het USACE gekozen voor een tijdelijke stormvloedkering. Deze vormt momenteel een integraal onderdeel van de aanbesteding voor de uiteindelijke stormvloedkering aan de oostzijde van de stad. Hiermee wordt de tijdelijke stormvloedkering mogelijk op een andere locatie aangelegd dan in deze studie in de berekeningen is aangenomen. De tijdelijke stormvloedkering moet voor het orkaanseizoen van 2009 gereed zijn. In 2011 is de definitieve afsluiting van de IHNC en GIWW gepland. Daarmee zal dit gedeelte van New Orleans veiliger zijn dan voorheen.
LITERATUUR 1) FEMA/USACE (2007). Flood insurance study: Southeastern Parishes Louisiana, intermediate submission 1: scoping and data review (DRAFT). 2) IPET (2007). Performance evaluation of the New Orleans and Southeast Louisiana hurricane protection system. L. Link (editor). Volume 8, Risk and Reliability. 3) TAW (2002). Technical report wave run-up and wave overtopping at dikes. 4) USACE (2001). Coastal Engineering Manual. Engineer Manual 1110-2-1100, U.S. Army Corps of Engineers. 5) USACE (2007). Elevations for design of hurricane protection levees and structures, Lake Pontchartrain, Louisiana and vicinity hurricane protection project, west bank and vicinity (Final Draft). Prepared by New Orleans District. 6) Royal Haskoning (2007). Flood risk assessment IHNC/GIWW, interim period 2007-2011.
advertentie
Ontwerper riolerings- en waterhuishouding HBO werk - en denkniveau 36 uur per week (1 fte) Salaris: max ` 3.639,- (schaal 10)
Je verstaat je vak en je verstaat je stad
De medewerker die wij zoeken moet verschillende kwaliteiten meebrengen. Allereerst versta je het vak, en je hebt er plezier in om ontwikkelingen in het beroepsveld bij te houden. Maar wat we net zo belangrijk vinden: je moet de ambities van de stad kunnen delen, aanvoelen wat er leeft, echte samenwerking tot stand kunnen brengen. Kortom: professioneel ĂŠn de juiste instelling voor Alphen. Als je beide talenten in huis hebt, gaat het zeker klikken tussen jou en onze stad. Meer weten over de vacature? www.alphenaandenrijn.nl of bel (0172) 46 52 92
H2O / 5 - 2008
61
Johannes Kop
Ontwerpcapaciteit van leidingen Bij de openbare watervoorziening hebben vermaasde leidingnetten het nadeel dat in bepaalde delen stroomverlammingen en dode zones kunnen optreden, waarin sedimentatie van (organisch) materiaal kan optreden en kwaliteitsverslechtering van het water. Vermaasde leidingnetten hebben echter het voordeel dat bij leidingbreuk waterlevering via een omweg kan blijven plaatsvinden en dat bij lokale verhoogde waterafname (bijvoorbeeld bij brand) het eventuele negatieve effect daarvan op de druk- en waterverdeling veelal op acceptabele wijze over het net kan worden uitgesmeerd. Kiest men uit waterkwaliteitsoverwegingen voor een vertakt net, dan dient men voor de ontwerpcapaciteit van de leidingen de maximale capaciteit per huisaansluiting, de plaats en capaciteit van brandkranen*, specifieke leveringen aan bedrijven en het verschijnsel ‘afvlakking’ in gedachten te houden. kansrekeningen voor verschillende soorten afvlakkingscurven6). Gezien de overlappingen met irrigatie in het algemeen en beregening in het bijzonder is de ontwerpregel voor afvlakking - zoals gehanteerd in Nederland voor vertakte leidingnetten voor de huishoudelijke watervoorziening - vergeleken met de afvlakkingsregel volgens het binomium van Newton, zoals toegepast in de irrigatietechniek**.
Maximale capaciteit per aftappunt
O
nder ‘afvlakking’ wordt verstaan dat het debiet aan het begin van een aanvoerleiding minder zal zijn dan de som van de maximale capaciteiten van ieder op de leiding aangesloten aftappunten. Afvlakking is in wezen een kansmodel. Hoe groot is immers de zekerheid of onzekerheid dat men bij toepassing van afvlakking op een bepaald moment alle maximaal debietvragende aftappunten van het gevraagde water kan voorzien? Afvlakking is ook een bekend verschijnsel in de irrigatietechniek. Ook hier doet zich het verschijnsel voor dat een groot aantal identieke aftappunten op één leiding is aangesloten. Bekend uit Indonesië is de
62
H2O / 5 - 2008
zogeheten Tegalse capaciteitslijn, die het verband aangeeft tussen de hoeveelheid water per ‘bouw’ per seconde voor verschillende te bevloeien oppervlakken, uitgaande van 100 liter per seconde per bouw voor een areaal van 200 bouws2),3). In de Franse irrigatieprojecten in Noord-Afrika werd de Algerijnse capaciteitscurve gehanteerd. Beide krommen waren op empirie gestoeld. De Algerijnse curve voldeed aan een verdeling volgens het binomium van Newton4). Beregeningsstelsels lijken het meest op vertakte drinkwaterstelsels onder druk. De Fransman Clément ontwierp gebaseerd op kansrekening - hiervoor ontwerp-afvlakkingscurven5). In zijn dictaat ‘Wateraanvoer, -verdeling en afvoer’ gaat professor Schoemaker in op de toe te passen
Bij de levering van drinkwater wordt normaliter een maximale afnamecapaciteit per huisaansluiting van één liter per seconde (3,6 kubieke meter per uur) aangehouden. Dit komt goed overeen met de geciteerde 3,7 kubieke meter per uur in het boek ‘Drinkwaterprincipes en praktijk’1). Even een zijsprong naar de irrigatietechniek: bij oppervlaktebevloeiing door middel van open leidingen hangt de maximale capaciteit per aftappunt af van de soort oppervlaktebevloeiing7). Bij irrigatie door middel van leidingen onder druk (druppelirrigatie, beregening) worden normaliter respectievelijk de streng - waaraan een x-aantal druppelaars zijn gekoppeld - of de ‘lateral’ - die een y-aantal ‘sprinklers’ bedient (afhankelijk van de Amerikaanse rechthoekige opstelling, Europese rechthoekige opstelling, Europese driehoekige opstelling, etc.) als ‘aftappunt’ beschouwd8).
Afvlakking Bij het ontwerpen van de capaciteit van aanvoerleidingen ten behoeve van huishoudelijk waterverbruik wordt verondersteld dat de ontwerpcapaciteit - bij een voldoende aantal huisaansluitingen n (n groter of gelijk aan 10) - kleiner zal zijn dan het product van het aantal bediende huisaansluitingen en de maximale capaciteit per huisaansluiting
platform (m3/s). In Nederland hanteert men daarvoor thans veelal de gesimplificeerde formule1):
Tabel 1: Relatie tussen dekkingspercentage en reductie in aan te voeren debiet.
Qt = Q √n waarin Qt de capaciteit van de aanvoerleiding (m3/s) is, Q de maximale capaciteit per huisaansluiting (m3/s) en n het aantal huisaansluitingen. Constateringen in de praktijk zouden uitwijzen dat deze simplificatie wel leidt tot afwijkingen bij n > 1001). Dit lijkt niet zo vreemd, als men bedenkt dat bij bijvoorbeeld 900 aansluitingen een ontwerpcapaciteit van slechts 30 Q voldoende zou zijn. Dit wijst op een zeer gering dekkingspercentage. In de irrigatietechniek wordt in het algemeen de ontwerpcapaciteit van de aanvoerleidingen gebaseerd op een van te voren vastgesteld dekkingspercentage van (1- Wy) x 100%, waarin Wy de onzekerheidscoëfficiënt is. Daarbij wordt vaak een dekkingspercentage van 95 procent of meer aanbevolen.
Uitwerking begrip ‘dekkingspercentage’ Stelt men de capaciteit van een aanvoerleiding die n aftappunten bedient, gelijk aan de gesommeerde (maximale) capaciteit van de aftappunten - met ieder een (maximaal) debiet van Q (m3/s), dan geldt dat als geen enkel aftappunt gesloten is: Qt = nQ, bij een dekkingspercentage van 100% en een ‘onzekerheidscoefficient’ Wy = W0 = 0. Als één aftappunt afgesloten is, wordt Wy = W1 = 1/2n en wordt het dekkingspercentage: (1 - W1) x 100% = (1 -1/2n) x 100%. Bij twee afgesloten aftappunten geldt: 1 + n/1 W2 = –––––––– 2n
dekkingspercentage
onzekerheidscoëfficiënt Wy (%)
totaal aantal aftappunten
aantal virtueel afgesloten aftappunten (y)
Qt/Q
99,9 99 95 90
0,1 1 5 10
100 100 100 100
35 39 42 44
65 61 48 56
99,9 99 95 90
0,1 1 5 10
1.000 1.000 1.000 1.000
453 464 474 480
547 536 526 520
Tabel 2: Vergelijking van de resulterende ontwerpcapaciteit van de aanvoerleiding bij een dekkingspercentage van 95 procent en de resulterende ontwerpcapaciteit volgens de ontwerpnorm Qt = Q √n.
netgegevens n = 100
dekkingspercentage onzekerheidscoëfficiënt W (%) virtueel aantal afgesloten aftappunten y virtueel aantal aangesloten aftappunten (n-y) resulterende Qt/Q Qt/Q volgens Qt = Q √n
Dit levert de hiernaast staande tabellen op***. Vergelijking met de aanbevolen ontwerpcapaciteit voor (vertakte) drinkwaterstelsels geeft het volgende resultaat: (zie tabel 2) Zou bijvoorbeeld voor de ontwerpcapaciteit van de aanvoerleiding bij beregeningsstelsels de aanbevolen norm voor de (vertakte) drinkwaterstelsels worden gehanteerd, dan ontstaat het volgende beeld: (zie tabel 3)
Eerste conclusie De discrepantie tussen de ontwerpnormen voor (centrale) aanvoerdebieten in (vertakte) drinkwaterstelsels in Nederland en vergelijkbare stelsels in de irrigatietechniek elders in de wereld is opvallend groot, met name het verschil in het dekkingspercentage. Nadere bezinning hierover en eventueel nader onderzoek zou wellicht nuttig kunnen zijn.
95 5
95 5
95 5
42
474
5.000 (afgerond)
58 58 10
526 526 31,6
5.000 (afgerond) 5.000 (afgerond) 100
Tabel 3: Virtueel aantal aangesloten aftappunten en dekkingspercentage bij beregeningsstelsels bij hantering van de ontwerpnorm Qt = Q √n.
netgegevens
Met behulp van het binomium van Newton vinden we voor y afgesloten aftappunten: 1 + n + n(n-1) + . . + n (n-1) (n-2) . . (n-y + 2) –– –––––– ––––––––––––––––––––– 1 2! (y-1)! Wy = –––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––– 2n
totaal aantal aftappunten n = 1.000 n = 10.000
n = 100
Qt/Q volgens Qt = Q √n ingevoerde Qt/Q virtueel aantal aangesloten aftappunten (n-y) virtueel aantal afgesloten aftappunten y resulterende onzekerheidscoëfficiënt W (%) resulterende dekking (%)
totaal aantal aftappunten n = 1.000 n = 10.000
10 10
31,6 31,6
100 100
10
32
100
90
968
9.900
≈ 100 <1
≈ 100 << 1
≈ 100 <<< 1
LITERATUUR 1) De Moel P., J. Verberk en J. van Dijk (2005). Drinkwater - principes en praktijk (tweede herziene druk). Sdu Uitgevers. 2) Ravesteijn W. en J. Kop (2004). Bouwen in de Archipel. Burgerlijke openbare werken in Nederlands-Indië en Indonesië 1800-2000. Walburg Pers. 3) Ravesteijn W. (1997). De zegenrijke Heeren der Wateren. Irrigatie en staat op Java 1832-1942. Delft University Press. 4) Kop J. (1963). Reductie van irrigatiedebieten. De Ingenieur nr. 35. 5) Clément R. (1966). Calcul des débits dans les réseaux d’irrigation fontionnant à la demande. La Houille Blanche nr. 5, pag. 553-575.
6) Schoemaker H. (1980). Wateraanvoer, -verdeling en afvoer. Collegedictaat f18-deel I. Technische Hogeschool Delft. 7) Achtnich W. (1980). Bewässerungslandbau. Verlag Eugen Ulmer. 8) Molenaar A. (1960). Irrigation by sprinkling. FAO. *
De capaciteit per brandkraan is in Nederland normaliter 25 liter per seconde1). ** De volgende beschouwing laat het vraagstuk van bedrijfslevering en andere specifieke leveringen buiten beeld, alsmede het invullen van de eisen met betrekking tot het blussen van branden. *** met dank aan de ingenieurs L. Dorst en J. Wessels van het ingenieursbureau Boorsma in Drachten voor het geleverde rekenwerk.
H2O / 5 - 2008
63
Regelbare aandrijvingen? Afgestemde aandrijfoplossingen voor industrie en scheepvaart
INFOLIJN 0578 578 578
grote voorraden enorme know-how prima service 24 uurs service snelle levertijden
Motoren en frequentieregelaars Hoog en laagspanning Regelbare aandrijvingen t/m 10.000 kW Regelbare ATEX motoren Laagtoeren en permanentmagneetmotoren Van losse componenten t/m turn-key projecten ABB Regelaars t/m 355 kW direct uit voorraad leverbaar Eigen engineering, trainingen & opleidingen
Aalbosweg 24, Postbus 195, NL - 8170 AD Vaassen, Tel. 0578 578 578, Fax 0578 578 585, E-mail: info@helmke.nl
www.helmke.nl
!PPLIKON !NALYTICAL VOOR NAUWKEURIGE EN ROBUUSTE ON LINE MONITORING VAN ALLE WATERSTROMEN OP 4OXISCHE STOFFEN ALS s 4OTAAL #YANIDE s 4OTAAL &ENOL s $IVERSE ZWARE METALEN
"ELASTENDE STOFFEN ALS
s !MMONIA s .ITRAAT s .ITRIET s 4OTAAL &OSFAAT s 4OTAAL 3TIKSTOF
!LERT
"ELANGRIJKE PARAMETERS ALS s (ARDHEID s 6ERZADIGINGSINDEX
!PPLIKON !NALYTICAL ON LINE !NALYZERS
6OOR MEER INFORMATIE EN NOG VEEL MEER APPLICATIES
!NALYSE METHODEN CONFORM DE OFFICIÃ&#x2018;LE NORMEN .%. )3/ !34- EN TOEPASSING VAN ANALYTISCHE TECHNIEKEN DIE EEN MEETBEREIK VANAF MICROGRAMMEN PER LITER MOGELIJK MAKEN TITRATIE COLORIMETRIE IONCHROMATOGRAFIE EN VOLTAMMETRIE
!PPLIKON !NALYTICAL "6 /N LINE !NALYZER DIVISIE 4EL WWW APPLIKON ANALYZERS COM
agenda 13 maart, Utrecht Costa del Zandvoort een ontmoeting met waterdeskundigen uit Spanje en Nederland over ‘waterbeheer in tijden van schaarste en overvloed’. Welke strategieën volgen Spanje en Nederland om voorbij de doemscenario’s de blik vooruit te richten? Organisatie: Instituut Cervantes. Informatie: Itziar Muñoz-Colomina (030) 242 84 73.
18-20 maart, Gorinchem Aqua Nederland tweede editie van de vakbeurs voor de Nederlandse watersector. Organisatie: Aqua Nederland en Evenementenhal Gorinchem. Informatie: (0183) 68 06 80.
19 maart, Delft Partners voor Water bijeenkomst voor geïnteresseerden in de stimuleringsregeling van Partners voor Water. Informatie: (015) 215 18 91 of www.partnersvoorwater.nl.
20 maart, Wageningen De waterprofessional van morgen bijeenkomst waarop nationale en internationale sprekers ingaan op de vraag wat de waterdeskundige van morgen voor bagage moet hebben om het hoofd te kunnen bieden aan mondiale waterproblemen. Organisatie: Wageningen Universiteit en ICID-CIID. Informatie: Gerrit van Vuren (0317) 48 27 69 of Linden Vincent (0317) 48 41 95.
20 maart, Klundert Vergisting van biomassa bijeenkomst over de ontwikkelingen op het gebied van vergisting van biomassa, met onder meer aandacht voor de nieuwe vergistingstechniek met de naam Columbus en het decentraal vergisten van toiletwater bij 20 woningen in Sneek. Aansluitend een bezichtiging van de vergistings- en biowarmtekrachtkoppelingsinstallatie op industrieterrein Moerdijk. Organisatie: Projectgroep Biomassa en WKK. Informatie: Klaas de Jong (0521) 52 25 70 of Arjen de Jong (030) 691 18 44.
3 april, Wageningen Operationele aspecten anaerobe installaties symposium over de praktijkervaringen van Nederlandse en Belgische gebruikers van installaties voor de anaerobe behandeling van afvalwater, slib en vast afval. Organisatie: Technische Commissie Anaerobie van de NVA. Informatie: Henk Lubberding (015) 215 17 88.
3 april, Utrecht Eutrofiëring: werk in uitvoering laatste van drie symposia over wat bekend is op beleids- en onderzoeksniveau en wat er aan zit te komen als het gaat om het behalen van de ecologische doelstellingen uit de Kaderrichtlijn Water. De nadruk ligt nu op de beleidsopgave voor de komende jaren.
Organisatie: STOWA en Rijkswaterstaat Waterdienst. Informatie: Henny Blom van LNV (070) 378 44 52.
9 april, Utrecht Ruimtelijke ontwikkeling en grondwater symposium over onder meer de ervaringen met het vroegtijdig integreren van grondwater in ruimtelijke plannen. Organisatie: NIROV, Waterschap Groot Salland, Deltares en Vitens. Informatie: Hermine Erenstein (070) 302 84 70.
10 april, Leiden Gebiedsontwikkeling derde conferentie over de actuele stand van zaken omtrent gebiedsontwikkeling met onder andere de vraag wat de toegevoegde waarde is voor waterschappen. Organisatie: Nederlands Instituut voor de Bouw. Informatie: (040) 297 86 10 of www.bouw-instituut.nl.
22 april, Rotterdam Leren met water conferentie over de tot nu behaalde resultaten van het programma ‘Leven met Water’ en wat er nog moet gebeuren. Organisatie: Leven met Water, STOWA, Kennisplatform NBW, InnovatieNetwerk en CURNET. Informatie: www.kennisconferentiewater.nl.
23 april, Rotterdam Waterwonen congres over de verschillende mogelijkheden van wonen met of op het water. Het congres wordt op een schip gehouden, zodat er niet alleen over de verschillende projecten wordt gesproken, maar deze ook kunnen worden bekeken. Behalve de rondvaart wordt een plenaire bijeenkomst gehouden waarop minister Cramer (VROM) zal spreken. Organisatie: SEV, NEPROM en Leven met Water. Informatie: www.rostra.nl.
23-24 april, Den Haag Bodem tweedaagse lustrumeditie van deze jaarlijks terugkerende conferentie. Op de eerste dag alles over het nieuwe bodembeleid, de tweede dag staat in het teken van de rol en het spanningsveld tussen bodem en gebiedsontwikkeling. Organisatie: Studiecentrum voor Bedrijf en Overheid. Informatie: (040) 297 49 80.
24 april, Utrecht Grondwatermodellering in de stad middagbijeenkomst over het nut en de noodzaak van het modelleren van grondwater in de stad. Organisatie: Werkgroep Stedelijk Grondwater. Informatie: (010) 220 08 83.
met name over de risico’s én mogelijkheden in het stedelijk gebied. Organisatie: Wageningen Business School. Informatie: (0317) 48 40 93.
13-15 mei, Amsterdam Informatie-uitwisseling bij hoogwater, een Europese aanpak internationale slotconferentie van het NOAHproject, dat in 2004 begon om de Europese samenwerking en informatie-uitwisseling bij dreigende overstromingen te verbeteren. Organisatie: STOWA. Informatie: Ludolph Wentholt (030) 232 11 99.
15 mei, Amersfoort Industrieel watermanagement nu en in de toekomst tweejaarlijks symposium voor industriële watergebruikers met als thema technische innovaties en regelgeving en de uitreiking van de Young Professional Water Award. Organisatie: Stichting Kennisuitwisseling Industriële Watertechnologie. Informatie: (030) 606 94 44.
15 mei, Rotterdam Gebiedsontwikkeling regioconferentie over gebiedsontwikkeling rond Leiden, Den Haag, Rotterdam en Antwerpen, met onder meer aandacht voor de Zuidplaspolder en Delfland. Organisatie: Nederlands Instituut voor de Bouw. Informatie: Marisol Bisschops (040) 297 86 10.
19-21 mei, Wageningen Sanitation challenge IWA-congres over nieuwe vormen van sanitaire voorzieningen, met zowel aandacht voor de techniek als het beleid en praktijkervaringen. Organisatie: Leerstoelgroep Milieubeleid en het subdepartement Milieutechnologie van Wageningen Universiteit, LeAF en Wetsus. Informatie: (0317) 48 21 08.
20-23 mei, Utrecht Het Instrument jaarlijkse technologiebeurs waar producten en ontwikkelingen op het gebied van industriële elektronica, industriële automatisering en laboratoriumtechnologie aan de orde komen. Organisatie: Federatie van technologiebranches FHI. Informatie: www.hetinstrument.nl.
27 mei, Wageningen Water en stedelijk gebied tweede bijeenkomst van een driedelige lezingencyclus over actuele watervraagstukken, met name over de risico’s én mogelijkheden in het stedelijk gebied. Organisatie: Wageningen Business School. Informatie: (0317) 48 40 93.
13 mei, Wageningen Water en stedelijk gebied eerste bijeenkomst van een driedelige lezingencyclus over actuele watervraagstukken,
H2O / 5 - 2008
65
Merkongebonden onderhoud en revisie van pompen Het uitgangspunt van Weir Minerals Netherlands, producent van de bekende Begemann en Geho pompen, is een individuele benadering. Elke pomp heeft immers, door toepassing en omstandigheden, haar eigen onderhoudseisen. Bovendien zijn pompen vaak een essentiĂŤle schakel in een proces. Een gerichte ĂŠn preventieve aanpak is dus, ook kostentechnisch gezien, van het grootste belang. Ons deskundig team van allround technici beschikt over veelzijdige vaardigheden en moderne hulpmiddelen. Daardoor kunnen we ďŹ&#x201A;exibel opereren en is onze dienstverlening niet merkgebonden. Het vakmanschap uit zich verder door meer te doen, bijvoorbeeld waar nodig adviezen te geven voor pomp- en systeemverbeteringen.
www.weirminerals.com tel. 06-50663216, email: w.fransen@weirminerals.com
Bezoek ons op de
Aqua Nederland Vakbeurs 18-20 maart 2008 Evenementenhal Gorinchem www.evenementenhalgorinchem.nl
Water, wij zijn er gek op!
Voor een efďŹ ciĂŤnt waterplantmanagement: PGIM/Aqua U hoeft niet uit te knobbelen hoe u uw procesautomatisering zo optimaal mogelijk maakt. Dat doen wij graag voor u. En Goed! Zowel drink- als afvalwater en water qua infrastructurele werken is voor ABB al decennialang bekend gebied. Onze informatiebeheersystemen vereenvoudigen de procedures voor plantmanagement. Middels lokale en overkoepelende informatiesystemen komt belangrijke informatie vanuit de hele onderneming beschikbaar. De tool Power Generation Information Manager/Aqua is naast een data-warehouse ook een besluitvormingsplatform voor een kosten- en winstgericht operationeel beheer. Voor meer informatie neemt u contact op met onze afdeling Utilities Automation. SIL-training 11 en 12 maart te Etten-Leur
ABB b.v. Mon Plaisir 40 NL-4879 AN Etten-Leur Tel. +31 (0)76 5086400 E-mail customerservice.el@nl.abb.com Website www.abb.nl