nº
41ste jaargang / 27 juni 2008
13 /
2008
TIJDSCHRIFT VOOR WATERVOORZIENING EN WATERBEHEER
thema stedelijk waterbeheer PRAKTISCHE INVULLING VAN HET STEDELIJK WATERBEHEER “ROTTERDAM KOPLOPER OP WATERGEBIED” WATERASPECTEN IN DE NIEUWE WET RUIMTELIJKE ORDENING
Wavin Nederland B.V.
Wavin Azura Duurzaam Waterbeheer Het totaalconcept voor duurzaam waterbeheer met:
Infiltratie units, waaronder de inspecteerbare Wavin Q-Bic IT-buizen voor zowel horizontale als verticale infiltratie Het SmartDrain systeem Save kolken voor optimaal afvangen van straatvuil Tegra inspectieputten Kunststof lijnafwatering
Wavin helpt u graag met het efficiĂŤnt ontwerpen en berekenen van uw projecten
www.wavin.nl
Wavin Nederland B.V.
Postbus 5, 7770 AA HARDENBERG
DĂŠ innovatieve oplossing voor
Telefoon 0523-288165 Telefax 0523-288587
Internet www.wavin.nl E-mail info@wavin.nl
Duurzaam Waterbeheer
Serieus aan de slag
D
it themanummer staat in het teken van het stedelijke waterbeheer. Voor de gemeente-ambtenaren die zich met de waterhuishouding bezighouden, is de laatste jaren veel veranderd. Ging het tot voor kort enkel en alleen over de riolering, nu is het inmiddels gemeengoed dat een gemeente van enige omvang zich bezighoudt met het inpassen van water in woonwijken, het centrum en in parken. Water heeft een plaats (terug)gekregen in de ruimtelijke inrichting van een dorp of stad. Iedere gemeente volgt daarbij wel zijn eigen koers, zo blijkt ook uit de bijdragen in deze uitgave. Geen enkele gemeente heeft hetzelfde aantal ambtenaren die zich met water kunnen bezighouden. Samenwerking met het waterschap is daarom
H2O tijdschrift voor watervoorziening en waterbeheer verschijnt ééns per 14 dagen Officieel orgaan van Stichting tot uitgave van het tijdschrift H2O en haar participanten: - Vereniging van Waterbedrijven in Nederland - Koninklijke Vereniging voor Waterleidingbelangen in Nederland - Nederlandse Vereniging voor Waterbeheer - Kiwa Water Holding BV Uitgever Rinus Vissers Redactie Peter Bielars (hoofdredacteur) Michiel van Zaane Gerda Pieters Redactiesecretariaat Dora Pompe Redactieadres en uitgeverij Postbus 122, 3100 AC Schiedam telefoon (010) 427 41 65 fax (010) 473 26 40 e-mail h2o@nijgh.nl Bezoekadres: ’s-Gravelandseweg 565 3119 XT Schiedam Redactiecommissie Harry Tolkamp (voorzitter/NVA) André Struker (KVWN) Frits Vos (VEWIN) Gerda Sulmann (Kiwa Water Research) Advertentieverkoop Roelien Voshol (010) 427 41 54 Brigitte Laban (010) 427 41 52 Mediaorder Carola Sjoukes (010) 427 41 41 Sigrid van der Kind (010) 427 41 40 fax (010) 473 20 00 Abonnementenservice Pauline Roos (010) 427 41 08 Tini van Schijndel (010) 427 41 08 e-mail abo@nijgh.nl fax (010) 426 27 95 Abonnementsprijs € 99,- per jaar excl. 6% BTW € 131,- per jaar voor buitenland € 8,50 losse exemplaren excl. 6% BTW Abonnementen gelden voor één jaar en worden – zonder tegenbericht – automatisch verlengd. Opzeggingen dienen schriftelijk uiterlijk 6 weken voor het aflopen van de abonnementsperiode te geschieden aan bovenstaand postadres. Druk en lay-out Den Haag mediagroep b.v., Rijswijk Copyright Nijgh Periodieken B.V., 2008 Het auteursrecht op de inhoud van dit tijdschrift wordt uitdrukkelijk voorbehouden. Overname van artikelen alleen na schriftelijke toestemming van de uitgever. www.vakbladh2o.nl
niet alleen verstandig, maar soms ook noodzakelijk. En het levert ook geen maatregelen op waarmee het waterschap in de problemen komt. Problemen tussen het waterschap en de gemeente lijken zich weinig voor te doen. Voor de gemeente-ambtenaar die zich met water bezighoudt, is het werk veel interessanter geworden. Hij kan zich nu ook profileren met iets boven de grond, iets wat bovendien de leefomgeving aantrekkelijker kan maken en waarvan de inwoners ook elke dag plezier kunnen hebben. En soms kosten die voorzieningen bovengronds ook heel wat minder dan de riolering. Het enige dat nog rest, is uitbreiding van de afdelingen water of hoe ze ook mogen heten. Want aan voldoende menskracht ontbreekt het nog wel eens. Peter Bielars
inhoud nº 13 / 2008 / *thema 4
/ Volop discussie over gevolgen klimaatontwikkeling
6* / Praktische invulling van het stedelijk waterbeheer
8* / John Jacobs en Arnoud Molenaar: “Rotterdam koploper op watergebied” Maarten Gast
10* / Wateraspecten in de nieuwe Wet
8
ruimtelijke ordening Peter de Putter en Mirjam Aerts
12* / Watervisie geeft waterplan en GRP sturingskracht Peter Ganzevles, Koen Westrik, Annemarie Wolters en Erik Oosterom
14* / Pragmatische aanpak van de stedelijke wateropgave
14
Thomas de Mey, Henry Legtenberg en Jan Willem van den Barg
16* / ‘Water in de wijk’ Hanna Tijbosch, Judith Harrewijn en Hans van Ammers
18 / Innoveren met de Mannen van de WIT 20 / Sanitation Challenge 2008: voorbij de heilige huisjes?
18
Bas van Vliet, Miriam van Eekert, Grietje Zeeman en Adriaan Mels
29* / Quick scan stedelijke wateropgave grondwater voor invulling NBW Marja Segers, Herman de Jonge, Jos Moorman en Tim Verhagen
32* / Anti Bulking Reactor reinigt grondwater biologisch tegen lage kosten Gert Leurink, Arie van Lit, Simon Moolenaar en Bart Manders
35 / 2D modelleren waardevol voor regionaal waterbeheerder Marlies Zantvoort, Frans van Kruiningen, Nico ten Heggeler en Maarten Spijker
39 / Nieuwe beslissingsondersteunende systemen voor het operationele waterbeheer Sander Loos, Henk van Norel, Jacques Esenbrink, Arnold Lobbrecht
Bij de omslagfoto: In Veghel is een kleine waterval aangelegd in de Aa. De cascade werkt als een stuw. Water wordt nu langer vastgehouden (zie pagina 13).
Volop discussie over gevolgen klimaatontwikkeling Tijdens de Nationale Droogtedag op 18 juni in Utrecht is druk gediscussieerd over de gevolgen van de klimaatveranderingen volgens de KNMI’06-klimaatscenario’s en de haalbaarheid van diverse maatregelen. De bijeenkomst was bedoeld als presentatie van de tweede Droogtestudie. Ook de plaats van de watertekorten in het Nationaal Waterplan en de regionale verdringingsreeksen kwamen uitgebreid aan bod tijdens de drukbezochte bijeenkomst.
H
erbert Berger van de Waterdienst van Rijkswaterstaat begon de bijeenkomst met een terugblik op de eerste Droogtestudie: een integrale verkenning naar het waterbeleid in situaties van watertekort. Berger zette de belangrijkste conclusies van deze studie nog eens op een rij: watertekorten komen in Nederland regelmatig voor, maar vereisen momenteel nog geen grote ingrepen. Regionale optimalisatie in de watervoorziening is nog wel mogelijk. De klimaatscenario’s die in het kader van Waterbeheer 21e eeuw zijn opgesteld, zullen leiden tot een toename van de watertekorten, waardoor waakzaamheid is geboden. De publicatie van de KNMI’06-klimaatscenario’s vormde de aanleiding voor de tweede Droogtestudie, met als doel de effecten op de droogteschade te bepalen en mogelijke grootschalige maatregelen te verkennen. Volgens deze scenario’s leidt de klimaatverandering tot een aantal negatieve gevolgen voor de zoetwatervoorziening in Nederland. Door de stijging van de zeespiegel zal de zoute kwel bijvoorbeeld toenemen, evenals de zoutindringing. Dit laatste wordt ook mede veroorzaakt door dalende rivierafvoeren tijdens de zomer. Een geringere rivierafvoer zorgt voor een afname van het zoetwateraanbod. Een stijgende temperatuur leidt ten slotte tot een toename van de verdamping in de zomer. In de tweede Droogtestudie is gekeken naar de gevolgen die deze ontwikkelingen kunnen hebben voor de landbouw en de scheepvaart. Bij enkele scenario’s zal een forse fysieke opbrengstderving plaatsvinden voor de landbouw. Die verschilt per regio en is onder meer afhankelijk van de plaatselijke weersomstandigheden en het regionale waterbeheer. In Midden-Nederland kan de inkomstenderving oplopen tot meer dan 20 procent. Niet iedereen in de zaal was het overigens eens met deze sombere prognoses. Zo wees één van de aanwezigen erop dat bij de berekeningen geen rekening is gehouden met de verhoging van het kooldioxidegehalte in de lucht, waardoor de huidmondjes zich minder ver hoeven te openen, wat de verdamping doet verminderen.
bij de klimaatscenario’s. Zo zou het IJsselmeer/Markermeer als grootschalige berging kunnen dienen voor laag Nederland. Hoog Nederland zou water kunnen gaan vasthouden. Het kanaliseren van de IJssel en/of de Waal zou een instrument kunnen zijn om meer water naar het noorden of het westen te sturen. De verkenning gaf aan dat het IJsselmeer/Markermeer als grootschalige waterberging mogelijkheden biedt om het water voor de lage delen in het noorden en westen van het land te leveren. Hiertoe is een grotere marge nodig in peilen dan nu mogelijk is. De maatregelen die daarvoor nodig zijn, lijken op het eerste gezicht kosteneffectief uit te vallen. Vasthouden van water op hoge gronden lijkt te weinig effectief te zijn om de effecten van de klimaatscenario’s op te vangen. Bovendien vermindert dit de landbouwschade maar weinig vanwege de vernatting die ook optreedt. Deze maatregel pakt wel gunstig uit voor de natuur.
Nationaal Waterplan Luit-Jan Dijkhuis van het DG Water ging in op de zoetwatervoorziening in het Nationaal Waterplan. Het huidige beheer en beleid is gericht op verziltingsbestrijding in het benedenrivierengebied, met name door het zoetspoelen van de Nieuwe Waterweg teneinde de zoetwaterinlaat bij Gouda te garanderen. Dijkhuis zette dit beleid af tegen de ontwikkelingen die op ons afkomen door de toekomstige klimaatveranderingen (afnemende neerslag in de zomer, daardoor toenemende verdamping en dus extra behoefte aan water en afname van de watertoevoer door de Rijn in de zomer en daardoor toenemende verzilting van het benedenrivierengebied). De conclusie van het verhaal was dat bij handhaving van het huidige beleid voor alle vier KNMI’06-scenario’s het benedenrivierengebied zal verzilten en dat de huidige strategie van zoetspoelen dus niet klimaatbestendig is. De huidige beheerpraktijk zal daarom moeten worden losgelaten, wat gevolgen kan hebben voor de watervoorziening in heel Nederland. Nieuwe, alternatieve strategieën voor de watervoorziening zullen worden verkend (2008-2011) en vervolgens aan weer een nieuwe reeks klimaatscenario’s (in 2012) worden getoetst.
Verdringingsreeks Eelco van Beek van Deltares presenteerde een verkenning van mogelijke maatregelen
4
H2O / 13 - 2008
Harold van Waveren, ook van de Waterdienst van Rijkswaterstaat, hield ten slotte een
presentatie over de regionale verdringingsreeksen die een uitwerking zijn van de landelijke verdringingsreeks. De verdringingsreeks bepaalt de verdeling van het beschikbare rijkswater in tijden van watertekort en is opgezet om prioriteiten te kunnen geven aan de verschillende watervragers. In 2003 is een verdringingsreeks nieuwe stijl opgesteld, die uit vier categorieën bestaat. Daarbij gaat veiligheid en het voorkomen van onomkeerbare schade (categorie 1) voor nutsvoorzieningen (categorie 2), die vervolgens weer voor kleinschalig hoogwaardig gebruik gaat (categorie 3), waarna overige belangen (categorie 4) geprioriteerd worden op basis van economische en maatschappelijke afwegingen. Onder de laatste categorie vallen ook de scheepvaart, de landbouw en de natuur (voor zover geen onomkeerbare schade optreedt). In de verdringingsreeks nieuwe stijl mogen regio’s, onder regie van de provincies, een aantal onderdelen van de reeks zelf uitwerken, mits zij de prioriteitsvolgorde van de landelijke verdringingsreeks aanhouden. De uitwerking is niet verplicht, maar intussen is er al in tien provincies aan gewerkt. Regio’s krijgen de mogelijkheid zelf de relevante functies te bepalen en de reeks uit te werken in tijd, kubieke meters en in geld. De uitwerking bleek voor de regio’s Noord-Nederland, Amstelland en de Maas verschillend te zijn. Hoewel regionale uitwerking niet verplicht is, werd geconcludeerd dat dit wel zeer gewenst is.
Vewin kritisch over visie en ambitie overheid De Vewin verwijt de Nederlandse overheid te weinig visie en ambitie op drinkwatergebied te hebben. In het voorwoord van haar jaarverslag over 2007 stelt de belangenorganisatie dat de overheid nauwelijks oog heeft voor de belangen van de drinkwaterbedrijven, met name op het gebied van bronbescherming. Als voorbeelden geeft de Vewin het uitstellen van het halen van de KRW-doelen tot 2027, het in de optiek van de koepelorganisatie té makkelijk verstrekken van lozingsvergunningen en het toestaan van een hoge temperatuur van het oppervlaktewater. Dat leidt tot hogere zuiveringskosten voor de drinkwaterbedrijven, die worden betaald door de gebonden klanten.
V
olgens de Vewin geven de drinkwaterbedrijven nu al 44 miljoen euro per jaar uit aan extra kosten voor de zuivering van drinkwater. Die kosten kunnen op korte termijn oplopen tot 276 miljoen euro per jaar. Om het belang van de bronnen waaruit drinkwater wordt gewonnen te onderstrepen, heeft Vewin het jaarverslag opgesteld met als thema drinkwaterbronnen: rivieren, meren, bodem en duinen. Blijkens het jaarverslag is de Vewin zelf op dat gebied actief bezig geweest. Zo heeft de vereniging in de nieuwe Waterwet aangedrongen op aanpassing van de norm voor de lozingen van schadelijke stoffen. Deze norm zou afhankelijk moeten zijn van het debiet van de rivieren. Als gevolg van langere perioden van droogte die volgens verwachting steeds vaker zullen voorkomen, is het debiet van de rivieren in de zomer erg laag. Bij een geringe doorstroming is de concentratie van schadelijke stoffen uit landbouw en industrie hoog. Dat bemoeilijkt het produceren van de drinkwater.
actualiteit/verslag Nederland wil nieuwe derogatie Nitraatrichtlijn
Op Europees niveau heeft de Vewin zich beziggehouden met de Richtlijn Prioritaire Stoffen, die de aanwezigheid van stoffen in het oppervlaktewater reguleert. Door advies en informatie aan parlementsleden en medewerkers bij de Commissie te verstrekken is Europese regelgeving op dit gebied beter geworden voor de drinkwatersector. De insteek van de koepelorganisatie is daarbij uiteraard om zoveel mogelijk stoffen uit het oppervlaktewater te houden. Vorig jaar werden ook de resultaten van de vierde benchmark gepresenteerd, volgens een door het ministerie van VROM opgesteld protocol. De uitkomsten van deze benchmark, die in september aan minister Cramer werden overhandigd (zie ook H2O nummer 19 van vorig jaar) waren opnieuw goed. Toch wil de Vewin de bedrijfsvergelijking verder uitbreiden. Daarom worden op dit moment de mogelijkheden onderzocht voor een internationale vergelijking en een vergelijking met andere sectoren, zoals de energie- en telecomsector.
Nederland zet bij besprekingen in juli met de Europese Commissie in op derogatie van de Nitraatrichtlijn. Dat zegt minister Verburg van het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit in een brief aan de Tweede Kamer. Behalve uitstel van de invoering van de verscherpte gebruiksnormen wil het kabinet inzetten op bufferstroken, precisiebemesting, het terugdringen van het gebruik van kunstmest en mestbewerking en -verwerking.
D
e Nitraatrichtlijn stelt normen voor de hoeveelheid nitraat in het oppervlakte- en grondwater afkomstig uit agrarische bronnen. Daartoe moet het actieprogramma eens in de vier jaar, indien nodig, herzien worden. Nederland is nu bezig met het derde acrieprogramma, dat tot eind volgend jaar geldig is. Uit een evaluatie van de maatregelen blijkt dat Nederland tegen een paar problemen aanloopt. Vooral in het zuidelijke zand- en lössgebied wordt in het grondwater de norm van 50 milligram nitraat per liter niet gehaald met de gebruiksnormen zoals die zijn vastgelegd in het actieprogramma voor 2009. In het oppervlaktewater zijn de hoeveelheden nitraat in zoute/ brakke wateren te hoog voor de gewenste ecologische kwaliteit. Op de meeste plaatsen is het gehalte aan fosfaat ook te hoog voor de gewenste kwaliteit. Door nalevering uit de bodem is een snelle verbetering moeilijk. Om bedrijven niet in moeilijkheden te brengen door draconische maatregelen, wil minister Verburg de termijn waarop aan de verscherpte normen voldaan moet worden, verlengen. Behalve bufferstroken en precisiebemesting (‘goede landbouwpraktijk’) zet de minister in op de verwerking van dierlijke mest. De vorderingen op dat gebied zijn veelbelovend, volgens de bewindsvrouw. Bovendien draagt het terugwinnen van mineralen uit de mest bij tot een duurzame veehouderij. De minister wil de besprekingen met de Europese Commissie inzetten met als insteek dat verlenging van de derogatie geen probleem is voor het milieu.
H2O / 13 - 2008
5
Praktische invulling van het stedelijk waterbeheer Dit najaar moeten alle gemeenten in Nederland kenbaar maken welke maatregelen zij gaan treffen voor de ‘stedelijke wateropgave’. Een groot aantal gemeenten worstelt met de vraag wat écht goede en doelmatige maatregelen zijn. Stichting RIONED lukte het op 12 juni om zo’n 150 voor het merendeel gemeenteambtenaren naar Ede te krijgen voor een stand van zaken rond de wateropgave. Centraal stond de vraag hoe gemeenten doelmatige maatregelen kunnen realiseren in een omgeving die sterk gedomineerd wordt door regels en waarbij de gemeente een beperkt beeld heeft van het werkelijk functioneren van het watersysteem.
de vaststelling van de wateropgave, die min of meer wordt opgelegd aan de gemeente, vindt Nelen daarom niet de juiste weg. Het stimuleert volgens hem de gemeenten niet om samen te zoeken naar eventuele knelpunten in het watersysteem en doelmatige oplossingen ervan. Van groot belang is of de basisgegevens van het stedelijke watersysteem kloppen. Meermalen werd tijdens de bijeenkomst duidelijk wat er allemaal nog niet bekend is over het watersysteem. Ook worden her en der watersysteemanalyses gemaakt die hydrologen niet willen uitvoeren omdat ze volgens hen weinig zinvol zijn. Het hydrologische proces dreigt soms ondergeschikt te raken aan het bestuurlijke proces, meent Nelen. Nu is ieder stedelijk watersysteem anders en daarmee de stedelijke wateropgave maatwerk, zo werd ook duidelijk in Ede.
Voorbeelden
W
at is sowieso dé ‘stedelijke wateropgave’? Iedereen interpreteert dit begrip anders. Harry van Luijtelaar van Stichting RIONED omschreef de stedelijke wateropgave als de vraag vanuit de landelijke overheid naar het op orde brengen van het lokale watersysteem. In 2003 is in het Nationaal Bestuursakkoord Water afgesproken dat gemeenten en waterschappen voor 2006 de stedelijke wateropgave in kaart zouden brengen. Dat bleek niet eenvoudig. Nu, twee jaar later, moeten nog veel gemeenten aan die oproep voldoen. Fons Nelen van Nelen & Schuurmans, die de rode draad van de bijeenkomst neerzette, verwacht niet dat dat totaaloverzicht er snel zal komen. Daarmee blijft de ernst en de omvang van het watervraagstuk ook onduidelijk. Wat burgers en politici als wateroverlast kunnen beschouwen, zien waterbeheerders absoluut niet als wateroverlast. Tot nu toe heeft een 45-tal gemeenten een specifiek onderzoek naar ‘wateroverlast’ uitgevoerd. Voor de ene gemeente is de wateropgave de indicatie van de omvang van het probleem, voor de andere gemeente bestaat de opgave uit het vinden van de oplossing. Tussen de gemeenten bestaat ook een grote diversiteit in modellen, analysemethoden en maatstaven die voor dit vraagstuk worden gebruikt. De wateropgaven zijn daardoor onderling volstrekt onvergelijkbaar, aldus Fons Nelen. Het enige criterium dat in alle gevallen wordt gehanteerd, is de NBW-werknorm voor inundatie van het maaiveld van 1/100 jaar. Gemeenten worstelen tevens met de wijze waarop een (bestuurlijke) afweging wordt gemaakt tussen mogelijke oplossingen: de onderbouwing van maatregelen, het vaststellen van de kosteneffectiviteit en het bepalen van een zinvolle en haalbare strategie.
6
H2O / 13 - 2008
Als het doel van de afspraken van het Nationaal Bestuursakkoord Water was om de stedelijke wateropgave op de kaart te zetten en gemeenten en waterschappen te bewegen tot het nemen van maatregelen, dan is in de afgelopen jaren al het nodig bereikt, vindt Nelen. Het gevoel van urgentie is inmiddels bij alle partijen aanwezig. Is die urgentie nu ingegeven door een bestuurlijke druk of is in veel gemeenten daadwerkelijk sprake van een ontoelaatbaar risico ten aanzien van wateroverlast? Volgens Fons Nelen nemen momenteel nog veel gemeenten maatregelen om aan de werknorm te voldoen en niet omdat daarmee het risico op wateroverlast op kosteneffectieve wijze wordt gereduceerd. Hij trok in Ede een parallel met de basisinspanning in de rioleringszorg. In de afgelopen 15 jaar is vanwege bestuurlijke druk veel energie en geld gestoken in de realisatie van maatregelen om de vuilemissie uit de riolering terug te dringen. Hoe deze voorzieningen functioneren en welke bijdrage deze maatregelen leveren bij het realiseren van de milieudoelstellingen, is in veel gevallen niet of onvoldoende bekend. Volgens Nelen moeten gemeenten hieruit de les trekken dat ze zich vooral moeten richten op het opbouwen van kennis over het functioneren van het stedelijke waersysteem. Op basis daarvan kan dan een betere inschatting gemaakt worden van de risico’s op mogelijke wateroverlast en de doelmatigheid van maatregelen. Discussies over normen voegen daaraan volgens Nelen weinig toe. Dat veel waterschappen inmiddels een eigen normering ontwikkeld hebben voor
In Assen heeft de gemeente zelf het initiatief genomen om de wateropgave (voor het regenwaterstelsel) te bepalen. Op het gemeentehuis wordt water op straat acceptabel genoemd. Uiteindelijk gaan nu drie ‘slimme’ stuwen geplaatst worden. Ook wordt een meetplan uitgevoerd en een onderzoek verricht naar de wateropgave ten aanzien van de riolering. Deze maatregelen ontmoeten geen weerstand bij het waterschap. Wel wordt in Assen enigszins vreemd opgekeken naar de bouw van enkele vistrappen door het waterschap, waardoor het vasthouden van water door de gemeente moeilijk wordt. In Dordrecht zou volgens een grove berekening een tekort aan waterberging bestaan van zo’n 37 hectare (oftewel 74 voetbalvelden). Een veel gedetailleerde studie leidde echter tot een heel ander beeld: slechts één tot vijf hectare. Zo bleek geen 60 maar 37 procent van het grondoppervlakte verhard te zijn, was de capaciteit van het gemaal en de huidige berging in het riool in werkelijkheid groter. Ook leidde de voorgenomen afkoppeling van het regenwater juist tot hogere waterstanden vanwege een overlapping van de afvoerpieken. De afkoppelambities zijn daarom in Dordrecht verlaagd. Water op straat wordt in deze stad overigens niet geaccepteerd, omdat in Dordrecht veel sneller schade optreedt aan en in huizen dan in Assen. Het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier bracht de regionale wateropgave in verband met de stedelijke wateropgave. De toetsing aan de hand van een globaal model op peilgebiedsniveau geeft volgens Hollands Noorderkwartier voor het stedelijk
verslag/actualiteit Digitaal waterloket en risicokaart stedelijk water *thema
gebied vaak een te onnauwkeurig beeld van de werkelijke problemen. De hydraulische knelpunten vormen namelijk geen onderdeel van zo’n model. Het hoogheemraadschap kwam tot de conclusie dat de stedelijke wateropgave voor het oppervlaktewater niet per definitie inhoudt dat waterberging in bebouwd gebied moet plaatsvinden. Zo gaat Hollands Noorderkwartier de afvoer naar het Noordzeekanaal vergroten. Dat is voor het totale watersysteem gunstiger, aldus het hoogheemraadschap. In Werkendam is de kosten-batenanalyse leidend geworden voor de stedelijke wateropgave. De gemeente en het Waterschap Rivierenland samen wilden de landelijke afvoernorm niet toepassen, omdat die tot onaanvaardbaar hoge maatschappelijke kosten zou leiden en het risico op wateroverlast erdoor alleen maar zou toenemen. In de gemeente komt nu nauwelijks overlast voor. Van het koste wat kost realiseren van waterberging binnen de gemeente en elke vorm van afwenteling voorkomen, is dus bewust afgeweken.
De toename van de jaarlijkse hoeveelheid neerslag, de intensiteit ervan en de vergrote kans op een te hoge grondwaterstand laten zich steeds sterker gelden in de bebouwde omgeving. Waterschappen en gemeenten zullen omvangrijke aanpassingen moeten uitvoeren om deze wateroverlast tegen te gaan en de bebouwde omgeving klimaatbestendig te maken. Royal Haskoning introduceerde hiertoe begin dit jaar een digitaal waterloket en een risicokaart voor het stedelijk water.
E
én van de hoofdlijnen van de kabinetsvisie op het waterbeheer is dat het beleid in sterkere mate wordt gestoeld op een risicobenadering met oog voor het voorkómen van wateroverlast én met aandacht voor het beperken van de negatieve effecten hiervan. Bij ‘risicodenken’ in de bebouwde omgeving staan twee vragen centraal: welke wateroverlast/-schade accepteren burgers en bedrijven en wat mag absoluut niet gebeuren? En op welke wijze kunnen de waterrisico’s integraal (grondwater, oppervlaktewater, riolering en water op straat) in beeld worden gebracht? Volgens de kabinetsvisie dienen overheidsorganisaties de mogelijkheden voor burgers en bedrijven te maximaliseren om actief bij te dragen aan de planvorming. De ‘Wet verankering en bekostiging gemeentelijke watertaken’ spreekt in dit kader van een gemeentelijk (grond)waterloket.
Werkbaar Harry van Luijtelaar van Stichting RIONED vatte de bijeenkomst samen door te benadrukken dat gemeenten met de wateropgave rekening moeten houden bij de verdichting van het stedelijk gebied bijvoorbeeld en de aanleg van riolering. Bij nieuwbouwwijken moet ruimte gemaakt worden voor de opvang van zware buien, zowel boven als onder de grond. Voor de beoordeling van de regenwateropgave voor bestaande wijken is nog geen eenduidige toetsing voor handen. Daarom stelt Van Luijtelaar voor om voor de korte termijn creatieve en robuuste oplossingen te zoeken voor waterproblemen. Bij grote investeringen zou een extra veiligheidsmarge ingebouwd moeten worden. Het vasthouden aan de trits ‘vasthouden, bergen, afvoeren’ lijkt hem niet altijd de beste keus voor een gemeente, omdat dan sprake kan zijn van een overlapping van de stedelijke en landelijke afvoer, waardoor het probleem alleen maar groter wordt. Ook het automatisch bergen van water in de bebouwde kom kan soms een “domme” maatregel zijn, meent Van Luijtelaar, omdat berging pas effect heeft als het gestuurd wordt. Hij riep de aanwezigen daarom op ervoor te zorgen dat het waterbeheer in de bebouwde kom op essentiële punten op orde te hebben, maatregelen met betrekking tot het watersysteem theoretisch te onderbouwen maar vooral praktisch af te wegen en ook rekening te houden met de risicoperceptie bij burgers en politici.
Digitaal waterloket Royal Haskoning heeft het ‘digitale waterloket’ ontwikkeld. Via dit loket kunnen inwoners vragen stellen en klachten of wensen over water melden bij de gemeente. De melding wordt ruimtelijk vastgelegd (op een plattegrond) en opgenomen in een openbare databank. Een inwoner kan de databank zelf raadplegen. Na een melding reageert door middel van geautomatiseerd e-mailverkeer een ambtenaar op de vraag of klacht. Daarnaast dient het loket als communicatiemiddel om burgers en bedrijven te informeren over alle facetten van water, zoals wijzigingen in heffingen (door aangepaste wetgeving etc.), uit te voeren waterprojecten, duurzaamheidsbeginselen en educatie. Door middel van een huis-aan-huis (digitale) waterenquête worden de bestaande problemen (in de ogen van de inwoners en bedrijven) geïnventariseerd en wordt het digitale waterloket onder de aandacht gebracht.
Het eerste digitale waterloket is met gemeenten in het Land van Cuijk ontwikkeld. Wethouders Donkers (Cuijk) en Bos (Mill & St. Anthonis): “We zijn als vijf gemeenten samen in dit project gestapt om zoveel mogelijk de gemeenschappelijke deler te zoeken en daarmee ons ambitieniveau zo hoog mogelijk in te steken. Voortzetting van de goede samenwerking tijdens het opstellen van het waterplan (realisatie van de uitvoering) maakt het mogelijk een zo hoog mogelijk rendement te halen tegen zo min mogelijk kosten. Het gekozen proces waarvan het waterloket een onmisbaar onderdeel vormt, heeft bovendien voor een sterk lokaal draagvlak van het waterplan gezorgd.”
Risicokaart stedelijk water Voor de uitwerking van de risico-analyse ontwikkelde Royal Haskoning de ‘Risicokaart Stedelijk Water’. Deze geeft de gemeente en het waterschap, maar ook inwoners en bedrijven, in één oogopslag een ruimtelijk beeld van de (water)risico’s en de negatieve effecten (omvang wateroverlast) van de verwachte klimaatontwikkelingen voor zowel grond-, oppervlaktewater, riolering als water op straat. Royal Haskoning combineert de risicokaart en het digitale waterloket, waardoor waterschappen en gemeenten samen met burgers en bedrijven een beeld van de geaccepteerde wateroverlast kunnen creëren (en de bijbehorende financiële consequenties, zoals de hoogte en verdeling van de toekomstige rioolheffing). Door deze integrale aanpak kunnen de kosten voor het uitvoeren van de noodzakelijke aanpassingen aan het lokale watersysteem en de waterketen zo laag mogelijk gehouden worden. Samen met inwoners en bedrijven kunnen lokale overheidsorganisaties het watersysteem en de waterketen in het bebouwde gebied ‘veroveren op de toekomst’.
H2O / 13 - 2008
7
JOHN JACOBS EN ARNOUD MOLENAAR VAN WATERMANAGEMENT ROTTERDAM:
“Rotterdam koploper op watergebied” Vele jaren stond water in het algemeen niet hoog op de gemeentelijke agenda. Hoofdtaak qua uitvoering was de aanleg en beheer van de riolering. De laatste tien jaar is deze situatie volledig veranderd. Gemeentelijke waterplannen geven de burger inzicht in taken, uitdagingen en mogelijkheden op het gebied van het beheer van het stedelijk water. Zo ook in de gemeente Rotterdam. In oktober 2007 ‘lanceerde’, zoals het persbericht zei, wethouder Bolsius, belast met de portefeuilles Buitenruimte, Sport en Financiën, samen met de dijkgraven Oosters van Schieland en Krimpenerwaard, Van Haersma Buma van Delfland en Geluk van Hollandse Delta, het Waterplan 2 van deze gemeente. H2O berichtte daarover (nr. 20/2007). Aanleiding voor een gesprek voor dit themanummer over stedelijk waterbeheer met twee van de schrijvers, ir. John Jacobs, senioradviseur watermanagement, en drs. Arnoud Molenaar, thans programmamanager Rotterdam Climate Proof, beide werkzaam bij de Dienst Gemeentewerken Rotterdam. Een gesprek dat plaatsvond op de elfde etage van de kantoortoren in Rotterdam-West.
8
Wat is de kern van dit waterplan?
Houdt het water niet ook dreiging in?
“Waterplan 2 is een vervolg op het eerste waterplan, opgesteld voor de periode 2000-2005. Dat plan was meer een technisch rapport, dat de verdienste had dat het voor het eerst het hele watersysteem van Rotterdam in beeld bracht. Het was opgesteld in overleg met de toenmalige hoogheemraadschappen van Schieland en Delfland, het Waterschap IJsselmonde en het Zuiveringsschap Hollandse Eilanden en Waarden. De waterkwaliteit stond daarin centraal met een gebiedsdifferentiatie in drie zones met oplopende kwaliteit: de ‘compacte stad’ met het stedelijk water, de ‘blauwe ring’ daaromheen met een betere kwaliteit oppervlaktewater en ‘groene wiggen’ daarbinnen met een hoge waterkwaliteit.” “Het plan kende vier speerpuntprojecten: het Zuiderpark waar het oppervlaktewater uitgebreid werd van 21 naar 35 hectare, de Bergse Plassen waarvan de kwaliteit sterk verbeterde, het Singelplan waarbij de stadssingels van gevel tot gevel bekeken werden om tijdig ruimte te creëren voor afkoppelen van regenwater, gescheiden riolering etc. en de polder Zestienhoven waarin stadsuitbreiding gecombineerd werd met de aanleg van veel water en het water een sturend element werd.” “Het waren op zich complexe, maar heel succesvolle projecten, die mede tot gevolg hadden dat water bij ruimtelijke ordenaars en stedenbouwers tussen de oren kwam. Ook kwam de samenwerking met de waterschappen steeds beter van de grond.” “In de periode vóór 2000 werd water door de stedenbouwers beschouwd als één van de zeven plagen, die ruimte kostten die niet voor woningbouw benut kon worden. Nu wordt het gezien als één van de grootste mogelijkheden voor het aantrekkelijk maken van de stad.”
“Nadeel van Waterplan 1 was inderdaad dat het snel verouderd was, omdat het geen rekening hield met de klimaatverandering en de zeespiegelrijzing en ook niet met het Nationaal Bestuursakkoord Water en de Kaderrichtlijn Water. Wel werd het plan snel per deelgemeente van Rotterdam vertaald in uitvoeringsplannen, die ook gerealiseerd werden. Daden, geen woorden, dat is Rotterdam.” “In 2005 vond de tweede Architectuur Biennale plaats met als thema ‘De Zondvloed’, stedenbouwkundige architectuur en de afstemming op toekomstige waterproblemen. Wij hebben toen het plan ‘Rotterdam Waterstad 2035’ gemaakt met onze eigen diensten. Wel werden in de voorstudie externe bureaus ingeschakeld voor het aandragen van wilde ideeën, zoals het wonen op het water en het grootschalig toepassen van ‘groene’ daken.”
H2O / 13 - 2008
Hebben jullie een prijs gewonnen? “Ja, het plan kreeg de eerste prijs: de Vastgoed Award. Maar wij noemen dat hier vooral omdat het proces van het opstellen van dat plan zo belangrijk is geweest. Uit dat samen tekenen en rekenen is symbiose ontstaan. Vanuit die basis zijn we in 2006 aan Waterplan 2 begonnen, met een beperkt budget en met de opdracht dat plan binnen een jaar gereed te hebben. Dat is gelukt. We hebben er met 60 mensen aan gewerkt: medewerkers van Gemeentewerken Rotterdam, de Dienst Stedenbouw en Volkshuisvesting, het Ontwikkelingsbureau Rotterdam en de drie waterschappen waarin Rotterdam nu ligt: Delfland, Schieland en Krimpenerwaard én Hollandse Delta. Gelijktijdig is voor de verdere stedenbouwkundige ontwikkeling de Stadsvisie Rotterdam 2030
opgesteld. Elementen uit beide plannen zijn over en weer overgenomen.”
Wat zijn de hoofdelementen in het Waterplan 2? “Veiligheid, waterberging, kwaliteitsontwikkeling en de stedelijke opgave. Rotterdam heeft rond de 600.000 inwoners, een aantal dat de laatste jaren licht afnam. Maar ook de samenstelling van de bevolking verandert. Hoger opgeleiden trekken weg, steeds meer immigranten komen erbij. Qua bevolkingssamenstelling een negatieve spiraal. De stedelijke opgave is daarin verandering te brengen. Rotterdam moet weer een aantrekkelijke stad worden om in te wonen, maar ook een stad die studenten, creatieve mensen en innovatieve bedrijven aantrekt. Water vormt daarin een belangrijk element. Mensen wonen graag aan het water. Dat gegeven combineren we met het aanbrengen van extra berging die nodig is om de intensievere neerslag op te vangen: zo’n 60 à 80 hectare, voor elk peilgebied apart aangegeven. In RotterdamZuid bijvoorbeeld, dat bijna één peilgebied is met weinig waterlopen, zijn grote herstructureringen voorzien waarin nieuwe waterpartijen worden aangelegd. Ook voor Rotterdam-Noord voorzien we dergelijke ontwikkelingen. De havenfunctie is steeds verder naar het westen geschoven met als gevolg dat deze gebieden vrijkomen voor andere ontwikkelingen. Dat biedt enorme mogelijkheden voor het wonen en werken aan het water.”
Jullie noemden veiligheid als eerste. “Inderdaad als eerste, want het water komt van vier kanten op Rotterdam af: vanuit zee door de zeespiegelrijzing, vanuit het achterland door de grotere rivierafvoeren, vanuit de lucht door de zwaardere buien en vanuit de bodem door stijgend grondwater. Uitgangspunt is: Rotterdam is beschermd en blijft beschermd. We gaan daarbij uit van de verwachtingen uit het laatste rapport van het Intergovernmental Panel on Climate Change, dat een zeespiegelrijzing aan het einde van de 21e eeuw tussen 20 en 60 cm voorziet. Maar we houden ook rekening met de mogelijkheid van een grotere zeespiegelrijzing. De plannen stoelen op adaptief beleid en flexibiliteit in de planvorming door ruimte te houden voor eventueel aanvullende maatregelen. Alles wel binnen het redelijke. Als de zeespiegel één of anderhalve meter stijgt, moet Rotterdam dat aankunnen. Als het zeewaterniveau zes meter stijgt, komen we in geheel andere scenario’s terecht, maar dat geldt voor heel Nederland.”
Wat betekent dat concreet? “Dat realiseren we door gebouwen adaptief in te passen in de primaire waterkering, dijken tot een verbindende factor te maken in plaats van een scheidende en in parken stadsduinen aan te leggen in plaats van dijken, waardoor je een gevarieerde ecologische structuur krijgt, maar in geval van dreiging ook gemakkelijker een extra verhoging kunt aanbrengen.”
*thema
interview
zitten. In New Orleans wordt compartimentering aangebracht en in Jakarta worden de waterlopen gebaggerd. Rotterdam gaat zich ook profileren op het Wereld Water Forum volgend jaar in Istanbul en op de Wereldtentoonstelling in Shanghai in 2010. Op Europees niveau gaan we deelnemen aan twee Interregprojecten: Strategic Porttown Innovation in a Changing Environment (SPICE) - waarin we samenwerken met Hamburg, Kopenhagen, Edinburgh en Hull - en RIPPLE, waarin de vraag centraal staat hoe je stedelijke rivieren kunt gebruiken om het stedelijk gebied aantrekkelijker te maken. Langs de Rotte bijvoorbeeld staan alle gebouwen vanouds met de achterkant naar de rivier. In dit laatste project werken we samen met collega’s uit onder andere Londen, Trier en Luxemburg. Duidelijk is dat Rotterdam met zijn waterkennis goud in handen heeft.”
Wat was jullie loopbaan tot dusverre? John Jacobs: “Ik ben in 1966 geboren in Veldhoven. Ik studeerde aan de TU Delft John Jacobs en Arnoud Molenaar.
“De oude stadshavens liggen redelijk hoog. Daar is buitendijks veilig te bouwen, maar het water kan hoger dan het maaiveld komen te staan. We denken daarom voor de onderste verdiepingen aan een andere functie dan woningen, waarbij het niet zo bezwaarlijk is als er eens water binnen komt te staan. De verdere uitwerking van dit uitgangspunt vraagt nog veel studie naar detail. Daarbij kijken we ook naar de rol van de secundaire waterkeringen en compartimenteringsmogelijkheden.”
Hoe gaan jullie met grondwater om? “Het grondwater is benoemd. Het is dus als opgave in beeld gebracht. We beschrijven het huidige beleid en geven aan op welke punten nieuw beleid in de toekomst nodig is. De gemeente heeft daarbij vooral een regierol, want de grondwaterproblemen in deze stad zijn zo lokaal en vaak individueel verschillend, dat je ze ook alleen maar ter plekke kunt oplossen. Wel leggen we bij de vernieuwing van riolen - indien noodzakelijk - ook drains aan om nieuwe grondwaterproblemen zoveel mogelijk te voorkomen.” “Wat het regenwater betreft blijft de basisopvang de riolering. In de tuinsteden hebben we een verbeterd gescheiden stelsel. In het centrum ligt een gemengd stelsel met veel berging en overstortbemaling naar de Maas. Daar is geen ruimte voor gescheiden stelsels en voor de aanleg van extra water. Daar passen we innovatieve oplossingen toe, zoals het op grote schaal aanbrengen van ‘groene’ daken en het aanleggen van ‘waterpleinen’.” “Begroeide daken hebben naast waterberging ook andere voordelen, zoals energiebesparing in de zomer, het binden van kooldioxide en fijn stof, meer biodiversiteit en het tegengaan van de stad als hitteeiland. ‘Waterpleinen’ zijn pleinen die zo zijn ingericht dat ze bij zware regenval water kunnen bergen. We ontwerpen momenteel
“Het water komt van vier kanten op ons af”
een plein met 5.000 kubieke meter berging bovengronds en 5.000 kubieke meter berging ondergronds. Aanzienlijke hoeveelheden dus. Voor het rioolstelsel zelf verhogen we het onderhoud van 14 kilometer per jaar in 2000 naar 40 kilometer per jaar in 2010. We zitten inmiddels op 37 kilometer.”
Wat is het specifieke van Rotterdam Climate Proof? “Doordat Rotterdam de laatste jaren zo intensief met water bezig is, werden we zowel op ambtelijk als op bestuurlijk niveau niet alleen steeds enthousiaster, maar gingen ook onze ogen open: onze waterkennis is ook anders te benutten. ‘Van plaag naar kans’ werd dus niet alleen een stedenbouwkundige mogelijkheid maar ook een economische. Naast het dadenspoor uit het waterplan hebben we een kennis- en een profileringspoor opgezet. Binnen het nationaal programma Kennis voor Klimaat is de Rotterdamse regio een zogeheten hotspot, een speerpuntgebied. Voor verdere kennisinnovatie is 11 miljoen euro beschikbaar gesteld. Met de kennisinstituten uit de regio, zoals de TU Delft, de Erasmus Universiteit, Deltares en de Hogeschool Rotterdam is overleg begonnen om samen te gaan werken; met de TU Delft en de Hogeschool Rotterdam op het gebied van water- en klimaatadaptie. Dit najaar begint de hogeschool met een opleiding Watermanagement waarbij onze deskundigen lessen kunnen geven en de gemeente stageplaatsen voor studenten aanbiedt. We hopen op zo’n 30 à 40 studenten per jaar. Rotterdam is een ideale proeftuin.” “Contacten zijn gelegd met andere havensteden, zoals New Orleans, Shanghai en Jakarta om onze kennis in te zetten voor het oplossen van de problemen waar zij mee
watermanagement en ben afgestudeerd op irrigatie. Ik heb de opgedane kennis in Pakistan een half jaar in de praktijk gebracht. Terug in Nederland heb ik van 1992 tot 1997 deels als wetenschappelijk onderzoeker aan de TU Delft gewerkt bij Planologie, deels als projectleider bij het Bureau op Maat in Delft, een bureau voor duurzaam bouwen en systeemontwikkeling. In 1997 ben ik in dienst getreden van het Zuiveringsschap Hollandse Eilanden en Waarden in Dordrecht. Ik was daar beleidsmedewerker, later projectcoördinator. Vanaf 2005 werk ik bij Gemeentewerken Rotterdam als senior adviseur Watermanagement.” Arnoud Molenaar: “Ik ben in 1961 geboren in Upper Hutt, in Nieuw-Zeeland. Ik studeerde fysische geografie aan de Rijksuniversiteit Utrecht. Binnen die studie heb ik de waterkant gekozen, in het bijzonder de relatie met de waterbodem en vegetatieontwikkeling. Na mijn afstuderen ben ik vier jaar als onderzoeker aan de afdeling Milieukunde van deze universiteit verbonden gebleven. Ik verrichtte onderzoek naar de relatie tussen afvoer en waterkwaliteit bij regionale grensoverschrijdende rivieren, zoals de Dommel. In 1993 ben ik in Rotterdam komen werken als adviseur water op de afdeling milieubeleid van Gemeentewerken. In 2001 ben ik hoofd functioneel beheer waterhuishouding geworden, later hoofd strategie, beleid en advies, en tevens plaatsvervangend hoofd van de afdeling watermanagement. Sinds april van dit jaar ben ik programmaleider van Rotterdam Climate Proof.” Maarten Gast
H2O / 13 - 2008
9
Wateraspecten in de nieuwe Wet ruimtelijke ordening De nieuwe Wet ruimtelijke ordening (Wro) treedt 1 juli aanstaande in werking. Omdat regeren toch vooral vooruit zien is, gaan ondergetekenden in op de inhoud van deze wet en met name de wateraspecten hierin, met de nadruk op de praktijk van de Watertoets. Voor dit onderwerp is een lezenswaardige brochure verschenen van de landelijke Werkgroep Watertoets. Dit artikel is grotendeels gebaseerd op een bijdrage die we hebben geleverd aan een onderzoek naar de Watertoets van de Zuidelijke Rekenkamer en de Rekenkamer Oost-Nederland (zie de vorige uitgave van H2O).
M
et de komst van de nieuwe Wro vindt een aantal ingrijpende veranderingen plaats ten opzichte van de huidige Wro. Deze wijzigingen hebben gevolgen voor de toepassing van de Watertoets en de doorwerking van waterbelangen in de ruimtelijke ordening. Bij ruimtelijke keuzes zal rekening moeten worden gehouden met de hydrologische randvoorwaarden die het watersysteem aan het grondgebruik stelt. Wie dat niet doet, neemt het risico op schade in de vorm van bijvoorbeeld wateroverlast en onherstelbare milieuschade. Daarom dient water randvoorwaardelijk te zijn voor ruimtelijke ontwikkelingen, niet om het land op slot te zetten, maar juist om het te laten draaien. In deze bijdrage gaan wij vooral in op de inhoud van de nieuwe Wro in relatie tot de Watertoets.
De Watertoets De Watertoets is inmiddels goed bekend. De toets is vooralsnog niet veel meer dan een procesinstrument om te waarborgen dat waterhuishoudkundige aspecten een nadrukkelijke rol kunnen spelen in de afweging die past bij ruimtelijke ordeningsplannen en -besluiten. De Watertoets wordt afgerond met een waterparagraaf als toelichting bij bijvoorbeeld het bestemmingsplan. Nu garandeert een waterparagraaf geenszins een integrale planologische afweging; de juridische status is vrij zacht. Bestuurlijk gaat er een veel grotere kracht uit van het instrument: wie wil afwijken van hetgeen in de waterparagraaf is opgenomen, zal voor een zeer goede motivering moeten zorgen. De regeling van het bij de voorbereiding van bestemmingsplannen te voeren overleg is gehandhaafd in de nieuwe Wro. Er zijn wel een paar verschillen met de oude regeling. Zo was voorgeschreven dat ‘waar nodig’ overleg moest plaatsvinden met het bestuur van gemeenten wier belangen rechtstreeks in het geding zijn, en met bepaalde betrokken diensten van Rijk en provincie. Daarnaast moest steeds overleg plaatsvinden met het bestuur van bij het plan betrokken waterschappen. De overlegverplichting wordt nu iets anders: de aanduiding met wie precies moet worden overlegd is geschrapt. Het wordt aan de praktijk overgelaten hoe het overleg wordt gevoerd. Het spreekt hierbij voor zich dat bij het opstellen van het plan, naast afstemming met de verschillende overheidsorganisaties, ook overleg met belanghebbende organisaties en personen wenselijk kan zijn.
10
H2O / 13 - 2008
Structuurvisies Het Rijk, de provincies en de gemeenten zijn op grond van de nieuwe Wro verplicht hun beleid neer te leggen in ruimtelijke structuurvisies. Deze vervangen de planologische kernbeslissing (pkb), het streekplan en het structuurplan. De structuurvisies zijn vormen procedurevrij. De Watertoets is hierbij dan ook juridisch niet verplicht. Ons inziens een groot gemis en ook de Commissie van Advies inzake de Waterstaatswetgeving (CAW) heeft onlangs geadviseerd structuurvisies van een verplichte Watertoets en wateradvies te voorzien. Een ander belangrijk verschil tussen de structuurvisies en de huidige plannen is de afstemming tussen de verschillende plannen. De wettelijk verplichte afstemming tussen het waterhuishoudkundige en het ruimtelijke beleid op provinciaal niveau verdwijnt door de afschaffing van het streekplan. Wel bestaat de mogelijkheid om via het vaststellen van algemene regels en structuurvisies het ruimtelijk beleid af te stemmen op het waterhuishoudkundige beleid, maar dit is niet wettelijk verplicht.
Bestemmingsplannen en de Watertoets De uitvoering van het beleid, dat is vastgelegd in structuurvisies, krijgt in principe vorm door het bestemmingsplan. Met de nieuwe Wro verandert de bestemmingsplanprocedure. Deze wordt grofweg gehalveerd. Om de bestemmingsplanprocedure te verkorten, zijn de goedkeuring van het bestemmingsplan en de verklaring van geen bezwaar door Gedeputeerde Staten vervallen. De rol van de gemeenten wordt hiermee extra sterk en afgewacht moet worden of gemeenten niet teveel een eigen koers gaan varen. Het bijvoorbeeld maar door blijven bouwen zonder echt goed acht te slaan op de gevolgen voor de waterhuishouding (en heel concreet de mogelijk nadelige gevolgen voor burgers en bedrijven) hangt als een groot risico in de lucht. Wat ons betreft is het laten vervallen van de provinciale goedkeuring aan het bestemmingsplan geen verstandige keuze. Maar de tijd zal het leren. Hierna worden nog wel wat sturingsmogelijkheden genoemd. Het nieuwe Besluit ruimtelijke ordening (Bro) bevat net als voorheen de verplichting dat (meestal) de gemeente overleg pleegt met het waterschap en de provincie waarvan de belangen in het plan in het geding zijn. Ook de minister van VROM kan in het spel zijn. Gezien de inkorting van de besluitvormings-
procedures is het verplichte vooroverleg bij de voorbereiding van bestemmingsplannen beperkt tot die overheidsinstanties waarmee overleg werkelijk noodzakelijk is. In bepaalde gevallen kan door de gemeente of andere instanties die bij de Watertoets betrokken zijn zelfs worden afgezien van het overleg. Denkbaar is dat de onderscheiden betrokken instanties de verschillende overlegsituaties gaan categoriseren onder verschillende noemers: gevallen waarin een overleg niet noodzakelijk wordt geacht, gevallen waarin op basis van nader contact kan worden bekeken of overleg nodig is en gevallen waarin altijd overleg noodzakelijk is. Op deze wijze kan voor veel gevallen een belangrijke winst worden geboekt op het punt van het vermijden van onnodige bestuurslasten en van het bereiken van tijdwinst in de voorfase van de procedure. Om de voortgang ook echt voor elkaar te krijgen, kan de gemeenten bijvoorbeeld een duidelijke termijn stellen waarbinnen de overlegpartners dienen te reageren op een ontwerpplan. Duidelijk is dat nu de goedkeuring van GS vervalt, het belang van het vooroverleg toeneemt. Dit vraagt om een actieve houding van de provincie en het waterschap richting de gemeenten. Wensen en eisen van de provincie en waterbeheerder dienen al in een vroeg stadium van het planproces aan gemeente kenbaar te worden gemaakt. Hoe eerder in overleg wordt getreden, des te beter dit is. De uitkomsten van het gevoerde overleg worden opgenomen in de toelichting bij het bestemmingsplan. Het Bro sluit bij die regeling aan: vastgelegd is dat in ieder geval de bevindingen en resultaten van de watertoets en de wijze waarop rekening is gehouden met de gevolgen van het plan voor de waterhuishouding in de toelichting bij een bestemmingsplan - bijvoorbeeld in een waterparagraaf - worden neergelegd. Naast veiligheid en wateroverlast zullen daarbij ook de gevolgen voor de waterkwaliteit alsmede mogelijke verdroging bezien moeten worden. Bovendien dient te worden aangegeven hoe rekening is gehouden met het wateradvies dat door de waterbeheerder is verstrekt.
Sturende rol van provincie (en Rijk) Door de geheel andere opzet van de Wro is de rol van vooral de provincie (maar ook van het Rijk) een andere geworden. De goedkeuring van het bestemmingsplan door
*thema
achtergrond
maar als waterbeheerder afwachten of de provincie die rol ook echt oppakt is geen optie;
IJburg in Amsterdam.
GS komt in de nieuwe Wro dus niet terug. Wel komen er andere mogelijkheden voor de provincie om de uitvoering van beleid te sturen. Aan de provincie (en het Rijk) zijn nieuwe sturingsinstrumenten toegekend. Zo kan de provincie of het Rijk zelf een bestemmingsplan (‘inpassingsplan’) maken, indien een bepaalde ontwikkeling van provinciaal respectievelijk nationaal belang is. Zo’n inpassingsplan is inhoudelijk gelijk aan een bestemmingsplan en heeft dezelfde status. De provincie heeft hierbij vanaf het begin de regie over het hele proces en dient hierbij ook de Watertoets toe te passen. Zij zijn ook verantwoordelijk voor het regelen van de planschade, onderzoeksverplichting, planexploitatie e.d. Of er vaak inpassingsplannen zullen worden gemaakt, betwijfelen wij. Bij eventuele meningsverschillen, conflicten, e.d. zullen Rijk en provincie en de betreffende gemeente eerst toch vooral het bestuurlijke overlegcircuit doorlopen, voordat tot echt juridische stappen wordt overgegaan. Zo hoort het ook natuurlijk. Zowel de provincie als het Rijk kunnen algemene regels stellen over de inhoud van bestemmingsplannen. Het Rijk kan dit doen in een Algemene Maatregel van Bestuur. Het kan hierbij ook regels stellen over de inhoud van provinciale verordeningen. De provincie kan in de eigen provinciale verordening regels stellen die de gemeenteraad in acht moet nemen. Het moet hierbij wel gaan om bovengemeentelijke ruimtelijk relevante belangen. Gemeenten moeten binnen een jaar na inwerkingtreding van de Wro eventuele algemene regels uit een AMvB of provinciale verordening in het bestemmingsplan verwerken. Doen ze dit niet, dan kan de provincie of het Rijk een aanwijzing geven of zelf een inpassingsplan maken. De minister van VROM en de provincie hebben de mogelijkheid om, bij de vaststelling van een bestemmingsplan door
een gemeente, een bindende aanwijzing te geven. Er zijn twee soorten aanwijzingen: proactief (voorafgaand aan een specifiek geval) of reactief (incidentele afkeuring). Belangrijk is dat de provincie (GS) een gemeenteraad kan verplichten om ontoereikende bestemmingsplannen aan te passen. Of van deze aanwijzingsbevoegdheid gebruik zal worden gemaakt, vragen wij ons af. Het bestuurlijke klimaat van Nederland leent zich hier niet echt voor. Als één van de betrokken overheden, zoals de waterbeheerder, van mening is dat het bestemmingsplan of inpassingsplan niet voldoet, kan zij binnen zes weken een zienswijze indienen, een vorm van bezwaar dus. Na de vaststelling van het bestemmingsplan of inpassingsplan hebben de andere overheden overigens nog zes weken om te beoordelen of met de uitgebrachte zienswijze in het plan voldoende rekening is gehouden. Het indienen van een zienswijze is vereist om later eventueel beroep te kunnen instellen bij de Raad van State. Indien de initiatiefnemer van het bestemmingsplan of inpassingsplan de zienswijze ongegrond verklaart, kunnen betrokkenen (zoals de waterbeheerder) beroep aantekenen bij de Raad van State.
Conclusie Voor met name de waterbeheerders en de provincies is het in meer algemene zin zaak het volgende goed te onderkennen: •
De veranderingen in de Wro vragen om een andere werkwijze. Betrokkenen, niet in de laatste plaats de waterschappen en Rijkswaterstaat, zullen zich proactief en alert moeten opstellen om de waterbelangen te waarborgen;
•
Er zal steeds meer op samenwerking moeten worden gestuurd. De provincie is als ‘gebiedsregisseur’ bij uitstek de partij om die samenwerking te organiseren,
•
De kortere formele proceduretijd van bestemmingsplannen (en inpassingsplannen) betekent dat meer nadruk op het niet-formele voortraject komt te liggen. Het is van belang dat waterbeheerders en initiatiefnemers al in dat stadium contacten hebben om te bezien welke waterbelangen spelen, zodat deze kunnen worden meegenomen in het ontwerpplan;
•
Waar regionale belangen in het geding zijn, heeft de provincie de mogelijkheid een aanwijzing te geven omtrent de inhoud van het bestemmingsplan;
•
Als de waterbelangen onvoldoende zijn meegenomen, kan bijvoorbeeld de waterbeheerder de aandacht daarop vestigen in het wateradvies. Ook kan zij zienswijzen indienen tegen het bestemmings- of inpassingsplan. Het is ook slim dit te doen om de mogelijkheid van eventueel beroep bij de Raad van State niet te verliezen.
Als water goed is meegenomen in een ruimtelijke plan of besluit, is nog niet gegarandeerd dat het ook op de vastgelegde wijze wordt uitgevoerd. Alert zijn in de planfase is één ding, maar er als waterbeheerder bovenop zitten in de inrichtingsen beheersfase is nog even wat anders. Op termijn, zo verwachten wij, zullen de tentakels van de waterbeheerders zich uitstrekken over alle fasen van de ruimtelijke ordeningsketen. Voor de organisatie en de bedrijfsvoering van met name de waterschappen gaat dit heel wat betekenen. Maar die route zal uiteindelijk toch bevaren moeten worden, wil water echt sturend zijn bij de herinrichting van Nederland. Het zal wennen zijn, zeker ook voor de gemeenten, maar men moet tegelijkertijd niet bang zijn zich aan koud water te branden. Peter de Putter en Miriam Aerts (Sterk Consulting) NOTEN Commissie van Advies inzake de Waterstaatswetgeving (2008). Juridische versterking van de Watertoets. Groothuijse F. en H. van Rijswick (2005). Water en ruimtelijke ordening: méér dan de Watertoets alleen! (deel II). Bouwrecht nr. 5, pag. 384-401. Groothuijse F. (2005). Verwateren de watersysteembelangen in de nieuwe Wro? Milieu en Recht pag. 420-427. Sterk Consulting (2008). De positie van de Watertoets onder de nieuwe Wet ruimtelijke ordening en de Waterwet. Onderzoek in opdracht van de Zuidelijke Rekenkamer en de Rekenkamer Oost-Nederland. Werkgroep Watertoets (2007). De Watertoets in beweging. De gevolgen van de nieuwe Wro en Waterwet voor de Watertoets.
H2O / 13 - 2008
11
Watervisie geeft waterplan en GRP sturingskracht Water en riolering mogen zich verheugen in een toenemende belangstelling. De complexe relaties met ruimtelijke ontwikkelingen, milieu, natuur en recreatie maken het noodzakelijk na te denken welke mate van sturing moet uitgaan van water en riolering. De nieuwe module A500 van de Leidraad Riolering Visie op water in de gemeente biedt hiervoor een handreiking.
D
oor de verbreding van gemeentelijke watertaken schuift het gemeentelijk rioleringsplan (GRP) op naar het aandachtsgebied van een waterplan. De vraag rijst of een waterplan nog wel nodig is. Voor beide plannen geldt dat de uitvoering van water- en rioleringstaken een heldere uitleg vragen. Dit veronderstelt een duidelijke visie op waarom water en riolering in de eigen gemeente belangrijk zijn en wat de consequenties van ontwikkelingen zijn op het gebied van ruimte, economie, recreatie, natuur en milieu.
Stuur op andere visies In module A500 is de watervisie het resultaat van een proces, waarin uiteenlopende belangen en ontwikkelingen bij elkaar zijn gebracht en tegen elkaar zijn afgewogen. De watervisie is bedoeld om richting te geven aan andere (gemeentelijke) visies op het gebied van ruimtelijke ordening, verkeer en vervoer en de invulling van maatregelen in een rioleringsplan, waterplan of andere uitvoeringsplannen. Een watervisie is het aanknopingspunt om het ‘stuur’ te zetten op ruimtelijke ontwikkelingen. De (nieuwe) Wet ruimtelijke ordening, die 1 juli 2008 van kracht wordt, biedt de kans om met een watervisie invloed uit te oefenen op de verplichte structuurvisie en daarmee op bestemmingsplannen.
zichzelf. Is bijvoorbeeld de identiteit van een gemeente gediend met het herstel van oude waterlopen? Hoe krijgt natuur een eerlijke kans bij het inrichten van watergangen? Kan het herstel van een waterstructuur meeliften met ruimtelijke ontwikkelingen? Een overtuigende visie op deze processen is bij uitstek geschikt om de verandering te vertalen naar ruimtelijke plannen, zoals een (voortaan verplichte) structuurvisie.
Speelruimte in lokaal waterbeheer Met diverse wetten en beleidskaders geeft de rijksoverheid invulling aan water- en rioleringsbeheer. Een gemeente heeft sinds 1 januari van dit jaar de wettelijke zorg voor stedelijk afvalwater, hemelwater en grondwater. De wettelijke kaders bieden echter nog veel ruimte om invulling te geven aan: • De inrichting van water en riolering • De ambitie in de kwaliteit daarvan ten opzichte van een wettelijk minimum • De prioriteit en het tempo van maatregelen • De wijze en mate van dienstverlening • Het inrichten van de eigen organisatie • Het bestendigen van samenwerking • En niet onbelangrijk: wat het mag kosten. De watervisie geeft de richting aan de bovengenoemde onderwerpen. Het waterplan en/ of het (verbreed) GRP werken vervolgens de koers uit in een uitvoeringsprogramma.
Anticiperen op ontwikkelingen Een watervisie geeft aan hoe een gemeente, of de rijksoverheid zoals in het kader, in grote lijnen wil inspelen op ontwikkelingen om knelpunten te voorkomen. Dit betekent dat op lokaal niveau afgewogen moet worden welke ontwikkelingen van belang zijn en of deze structureel zijn. Dat het klimaat verandert bijvoorbeeld staat misschien niet meer ter discussie, onzeker is wel met hoeveel meer (hemel)water of juist drogere perioden rekening gehouden moet worden. Een ander voorbeeld is het consequent aanspreken van particulieren op de eigen verantwoordelijkheid een gewenste beleidskeuze of is dit een manier om de eigen publieke problemen af te wentelen?
Benoemen relaties met water Het stellen van de ‘waarom-water-vraag’ levert per definitie uiteenlopende gezichtspunten op. De natuurbeschermer zal bijvoorbeeld een andere kijk op flora en fauna in relatie tot water hebben als de leden van een hengelsportvereniging. Voor het ontwikkelen van een visie zal een gemene deler in leidende principes gevonden moeten worden. Het benoemen van de relaties en daarna het afwegen ervan is een uitdaging op
12
H2O / 13 - 2008
Benoemen onderwerpen watervisie Abstracte onderwerpen als waterkwantiteit, waterkwaliteit en beheer dienen bij voorkeur gekoppeld te worden aan beelden. Met het “het hebben van droge voeten”, “het kunnen zwemmen in helder water” en/of concrete vragen “willen we de natuur terug in de stad?”
is de boodschap van de eigen watervisie beter aan de man te brengen. Tenslotte zijn het die beelden waar inwoners een prijs voor moeten, maar ook willen betalen. Met het benoemen van onderwerpen geven we aan wat we belangrijk vinden. Ordening en formulering van onderwerpen kunnen het belang en urgentie van dat onderwerp extra benadrukken. Ook de vorm, waarin de visie wordt gepubliceerd, versterkt het belang als communicatiemiddel. Watervisies lenen zich ervoor om indrukwekkend en inspirerend te zijn.
Proces bepaalt smaak Het ontwikkelen van een visie op water en riolering lijkt in vele opzichten op het bereiden van een maaltijd. Of de watervisie aanspreekt (smaakt), hangt niet alleen af van de presentatie ( = recept + ingrediënten), maar bijvoorbeeld ook van de wijze hoe het tot stand komt en hoe de betrokken partijen er in (willen) staan.
Wat biedt module A500? De module A500 zet in op een gemeentelijke watervisie als stuur bij het inspelen op ontwikkelingen. Vanuit water en riolering is de watervisie in te zetten bij de uitwerking van een gemeentelijk rioleringsplan, een waterplan of het waterbeheersplan van een waterschap. Naar buiten toe maakt de watervisie onderdeel uit van plannen op het gebied van bijvoorbeeld ruimtelijke ordening, groenbeheer, verkeer, recreatie en milieu. Module A500 reikt een kapstok aan voor onderwerpen in een watervisie. De balans tussen de structuur (= inhoud), de organisatie van het proces (= organisatie) en de betrokkenheid (= participatie) geeft richting aan de invulling van de watervisie.
Nederland veroveren op de toekomst Klimaatverandering vraagt om een grondige bezinning op de gevolgen ervan voor allerlei aspecten van de Nederlandse samenleving. Voor de korte en middellange termijn (tot 2020) staan er nationaal, regionaal en lokaal al veel waterbeheerprojecten op stapel. Voor de langere termijn ontbreken die vooralsnog. In dat licht staan we nog voor ingrijpende en lastige keuzes. Droge voeten zijn niet vanzelfsprekend. Daar moeten we voortdurend tijd, energie en geld in blijven investeren. Tegelijkertijd is het realiseren van een duurzaam en klimaatbestendig Nederland, op weg naar de 22e eeuw, een inspirerend doel dat ook kansen biedt. Het belangrijkste is dat we geen hypotheek nemen op de toekomst. Daarom zal in deze kabinetsperiode de reservering van ruimte die water nodig heeft, van de grond komen. Het kabinet zorgt voor snelheid in dit proces door duidelijke regie en heldere kaders. Het kabinet vindt het vooral dringend noodzakelijk om de onzekerheden over de kustverdediging nu zo goed mogelijk te doorgronden. Een nieuw in te stellen Deltacommissie zal een gezaghebbend en fundamenteel advies aan het kabinet uitbrengen, over een toekomstvaste kustverdediging. Dat is een cruciale bouwsteen om Nederland klimaatbestendig te maken. (bron: Watervisie 2007, Ministerie van Verkeer en Waterstaat).
achtergrond/actualiteit Reest en Wieden wil Watercompensatiebank *thema
Invloed van de watervisie op andere waterplannen.
Waterschap Reest en Wieden wil een Watercompensatiebank in haar beheergebied oprichten, een plaats waar watergerelateerde maatregelen van verschillende partijen op slimme wijze bij elkaar gebracht kunnen worden. Hier kunnen partijen die plannen in de ruimtelijke ordening hebben, compenserende watermaatregelen elders realiseren als dat beter uitkomt.
B
ij plannen in de ruimtelijke ordening bestaat vaak een verplichting om binnen het plan compenserende maatregelen, zoals waterberging, te treffen. Vooral bij kleinschalige plannen kan dit lastig zijn, zodat de initiatiefnemer zijn plannen soms maar gedeeltelijk kan realiseren. De Watercompensatiebank maakt het mogelijk om de verplichting van compenserende maatregelen ‘af te kopen’. De maatregelen worden dan niet binnen het plan gerealiseerd, maar elders, zoals bij een beek. Hierdoor kunnen meer maatregelen die noodzakelijk zijn voor de Kaderrichtlijn Water en Waterbeheer 21e eeuw worden uitgevoerd. Het effect van de compenserende maatregelen wordt groter en helpt de Bijvoorbeeld de keuze voor een gescheiden afvoer van afvalwater en regenwater stelt eisen aan het gescheiden houden van die waterstromen. Dit vereist de organisatie van handhaving. Daarbij is een gerichte opleiding en training van medewerkers nodig om de handhaving uit te kunnen voeren en is een gerichte voorlichting van gebruikers noodzakelijk.
waterbeheerder, maar ook gemeenten, en andere organisaties bij het realiseren van hun doelstellingen. In een pilot gaat het waterschap Reest en Wieden met partners (gemeente, provincie, landbouworganisaties en terreinbeherende organisaties) het idee verder vormgeven. Het plan komt voort uit het project WaterWegen van de Unie van Waterschappen. Hierin is aan de 26 waterschappen gevraagd met vernieuwende projecten te komen. Er werden 84 voorstellen voorgelegd aan een jury. Met deze projectvoorstellen laten de waterschappen zien dat zij voor bestaande problemen nieuwe oplossingen hebben gevonden. Uit de voorstellen zijn er zes in verschillende categorieën als winnaar gekozen. De Watercompensatiebank is één van de zes winnaars.
Waterval Veghel gerealiseerd De aanleg van een kleine waterval in de Aa ter hoogte van Veghel is afgerond. Deze waterval, oftewel een cascade, zorgt voor een getrapte waterafvoer waardoor het waterpeil in de Aa beter te beïnvloeden is. De aanleg van de cascade begon in april en gebeurde in opdracht van Waterschap Aa en Maas en de gemeente Veghel.
Het verbeelden van een visie in een motto kan helpen om invulling te geven aan (operationele) plannen en de taakopvatting van de betrokken partijen. Hoe specifieker het motto is voor de eigen situatie, hoe meer het richting geeft aan uitvoeringsplannen. Een motto als “naar een watervriendelijke stad” zou voor elke gemeente kunnen gelden. Maar bijvoorbeeld “naar een helder waternetwerk” is specifieker. Dit veronderstelt dat samenhang in de structuur van oppervlaktewater ontbreekt, dat water beter van kwaliteit moet worden en dat de betrokken organisaties (gemeente, waterschap, drinkwaterbedrijf, provincie) helderheid willen in de onderlinge samenwerking. Een motto en hierdoor een visie, is krachtiger naarmate de eigen motivatie om te handelen duidelijker in de boodschap ligt. De aanleg van de cascade in Veghel.
De watervisie geeft richting aan de uitwerking van maatregelen in een (verbreed) GRP en/of waterplan. Water en riolering krijgen zo binnen en buiten de gemeente een duidelijke plaats in de ontwikkeling en uitvoering van alle andere beleidsvelden. Kortom, de watervisie verbindt water en riolering in de eigen gemeente voor een (nog) krachtiger sturing op de omgeving. Peter Ganzevles (Ganzevles Advies & Management) Koen Westrik en Annemarie Wolters (Tauw) Eric Oosterom (Stichting RIONED)
D
e cascade heeft de functie van een stuw. In droge perioden stroomt er relatief weinig water door de Aa. Door de cascade wordt water langer vastgehouden in de beek. Dit heeft een positief effect op de aanwezige waterplanten en -dieren. Op deze manier wordt de natuur in de stadskern van Veghel gestimuleerd. Ook bij hoog water houdt de cascade het waterniveau op peil. De cascade is zo ontworpen dat bij extra waterafvoer, door bijvoorbeeld extreme regenbuien, de waterstand toch op veilige hoogte blijft. Bij de cascade is een speciale vistrap aangelegd
waardoor vissen de barrière kunnen passeren. En ook met kanoërs is rekening gehouden. Voor hen is een speciale kanogoot gemaakt zodat de Aa in Veghel goed bevaarbaar blijft. De aanleg van deze cascade is een onderdeel van het Masterplan Aa Veghel. Dit plan is bedacht door de gemeente Veghel en waterschap Aa en Maas om samen een toekomstvisie, een inrichtingsplan en een uitvoeringsplan te maken voor het beekdal van de Aa in de gemeente Veghel. De Europese Gemeenschap en de provincie Noord-Brabant leveren een belangrijke bijdrage aan de financiering van de projecten.
H2O / 13 - 2008
13
Pragmatische aanpak van de stedelijke wateropgave In 2003 is in het Nationaal Bestuursakkoord Water afgesproken dat gemeenten in 2006 de stedelijke wateropgave zouden vaststellen. Deze doelstelling is niet gehaald. Als oorzaak wordt genoemd dat het stedelijk watersysteem erg complex is, waardoor het tijd vergt om goede rekenmodellen te bouwen. Daarom is bij de herziening van het bestuursakkoord in 2007 een nieuwe afspraak gemaakt. De stedelijke wateropgave zal nu dit jaar moeten worden vastgesteld.
D
e geringe voortgang van de afgelopen jaren laat zien dat we er niet komen als we ons blijven richten op modelbouw. Maar wat is het alternatief? In het beheergebied van Waterschap Velt en Vecht hebben de gemeenten de stedelijke wateropgave al in 2006 vastgesteld, zoals oorspronkelijk was afgesproken. Niet door zich te richten op de complexiteit, maar door de aandacht te richten op goede samenwerking en uitvoering van maatregelen. Wanneer gemeente en waterschap in staat zijn om hun praktijkkennis te delen, kan ook met eenvoudige berekeningen een goed resultaat worden bereikt. Begin 2006 hebben de besturen van Waterschap Velt en Vecht en de vier grootste gemeenten in het beheergebied afgesproken de stedelijke wateropgave samen vast te stellen. Grondwateroverlast, knelpunten in de riolering en wateroverlast door peilstijgingen in het oppervlaktewater zijn per gemeente gezamenlijk in beeld gebracht. De wateropgave werd bepaald zonder op dat moment al te discussieren over de gewenste maatregelen en de kostenverdeling. Medewerkers van waterschap en gemeenten voelden zich daardoor vrij om vanuit hun eigen deskundigheid en gebiedskennis aan te geven welke problemen zich in het veld voordoen. Natuurlijk waren er daarbij discussiepunten. Het uitgangspunt was dat deskundigen van zowel de gemeente als het waterschap zich moesten kunnen vinden in
de conclusies die uit een discussie werden getrokken. De wateropgave is per deelgebied bepaald door kleine groepjes deskundigen van gemeente en waterschap met een goede praktijkkennis van het stedelijke watersysteem. De opgave op grond van inhoudelijke overeenstemming werd vervolgens bestuurlijk vastgesteld. Pas daarna zijn bijeenkomsten belegd voor grotere groepen om maatregelen te bedenken die passen binnen het beleid van gemeente en waterschap. In deze fase blijkt het belangrijk om alle betrokkenen, van groenbeheerders en peilbeheerders tot stedenbouwkundigen, aan tafel te hebben. Want iedere oplossing heeft voor- en nadelen en het is belangrijk om vanuit verschillende werkvelden informatie beschikbaar te hebben voordat bestuurders een afweging maken. De stedelijke wateropgave is vastgelegd in de stedelijke waterplannen van gemeenten. Er is daardoor geen discussie over de grootte van de opgave in de uitvoeringsfase van deelprojecten, bijvoorbeeld bij het opstellen van gemeentelijke rioleringsplannen. Dit voorkomt vertraging van de uitvoering. Bovendien nemen projectleiders van uitvoeringsprojecten de stedelijke wateropgave voortaan vanaf het begin mee, omdat ze weten dat er een opgave ligt.
Welke norm voor wateroverlast? Een belangrijke keuze bij het bepalen van de wateropgave is de toetsingsnorm voor water-
Wonen aan het water in Emmen. Het huis links ligt hoog boven het waterpeil. Overstroming van het terras leidt niet tot wateroverlast voor de bewoners. Het huis in het midden ligt zo laag dat het water al bij kleine peilstijgingen de woning binnenstroomt.
14
H2O / 13 - 2008
De komende jaren wordt het centrum van Hardenberg grootschalig gerenoveerd. Dit is een omvangrijk project met diverse kleinere deelprojecten. Elk deelproject heeft een eigen projectleider. Als de totale wateropgave niet vooraf was vastgesteld, zouden het waterschap en de gemeente bij ieder deelproject opnieuw moeten onderhandelen over de noodzaak van het oplossen van knelpunten in het watersysteem. Doordat de totale opgave al in een vroeg stadium bekend was, kon hierover in het overkoepelende masterplan in ĂŠĂŠn keer een afspraak gemaakt worden. De gemeente houdt nu zelf de regie over het realiseren van de opgave per deelgebied.
overlast. Rioolstelsels worden ontworpen op buien die zich eens per twee jaar voordoen. Bij zwaardere buien mag het systeem falen. Dat betekent dat we het in Nederland acceptabel vinden dat eens per twee jaar gedurende korte tijd water op straat staat door overbelasting van de riolering. Voor overstroming vanuit het oppervlaktewater geldt een veel zwaardere norm. Slechts eens per honderd jaar mag hierdoor water op straat. Vanuit die twee verschillende benaderingswijzen ontstaat discussie. Want wanneer spreken we eigenlijk van wateroverlast? Waterschap Velt en Vecht en de gemeenten zijn hier praktisch mee omgegaan. Als
De keuze om geen complex hydraulisch model van het riolerings- en oppervlaktewatersysteem te maken is mede ingegeven door het feit dat wateroverlast vaak wordt veroorzaakt door processen die in modellen helemaal niet zijn meegenomen. Een veel voorkomende oorzaak van wateroverlast in het riool zijn verkeerd gelegde of verzakte rioolbuizen Ăłf verstoppingen door wortelingroei. In het oppervlaktewater raken duikers vaak verstopt door indrijvend vuil. Een andere oorzaak van wateroverlast die niet in modellen zit, is luchtinsluiting in regenpijpen. Door insluiting van lucht loopt de regenpijp tijdens een zware regenbui tot aan het dak vol water. De waterdruk die dan ontstaat, zorgt ervoor dat het riool via toiletpotten en doucheputjes tot afvoer komt. Het heeft weinig zin om met een model te berekenen dat het systeem voldaan zou hebben aan de ontwerpnormen, als het maar goed was aangelegd. De inspanningen kunnen beter gericht worden op het systematisch in kaart brengen van dit soort knelpunten door het raadplegen van beheerders en bewoners.
* thema
De keuze voor putdeksels als referentiepunt leverde voor alle stedelijke kernen een wateropgave op die door de wijkbeheerders als realistisch werd gezien. Een uitzondering was het kassencomplex bij Erica. Bij hoogwaterperioden in het verleden was de hoeveelheid berging in open water in dit gebied altijd veel te klein. Het waterschap moest noodpompen plaatsen om overstromingen te voorkomen. De eerste berekeningen lieten echter een enorm bergingsoverschot zien voor dit gebied. Uit nadere analyse van de gegevens bleek dat wegen en huizen vrij blijven van wateroverlast, omdat die voldoende hoog zijn gebouwd. De kassen in het gebied staan echter een meter lager. Dit is ver onder het straatpeil. Hierdoor ontstaat al veel economische schade bij kleine peilstijgingen. Op basis van dit inzicht werd een nieuwe berekening uitgevoerd, waaruit bleek dat inderdaad sprake was van een bergingstekort. Dit tekort is als bergingsopgave voor het gebied vastgesteld.
voorbeeld nemen we een stedelijk gebied met woningen aan het water. Wanneer het oppervlaktewater stijgt door extreme neerslag zullen eerst laaggelegen terrassen aan de waterkant onder water staan. Als dat niet ieder jaar gebeurt, heeft niemand daar moeite mee. Bij verdere stijging zal uiteindelijk water de woning binnen lopen. Dat is niet acceptabel, ook niet als het maar af en toe voorkomt. Een goed criterium voor overstroming vanuit oppervlaktewater zou dus zijn: het vloerpeil minus één centimeter. Helaas is deze hoogte niet af te leiden uit beschikbare gegevens. Wat gemeenten wel goed in beeld hebben, is de hoogte van putdeksels in de straten. Door alle gemeenten werd het acceptabel gevonden als het waterpeil stijgt tot 20 centimeter boven de laagste putdeksels. Dat komt er op neer dat het water nog niet de woningen instroomt en dat bewoners met droge voeten naar hun auto kunnen lopen, mits ze laarzen aantrekken natuurlijk.
Combineren van modelberekeningen en praktijkervaring De omvang van de wateropgave (uitgedrukt in kubieke meter bergingstekort) is berekend met een eenvoudig ‘bakjesmodel’. Per rioolstelsel is een waterbalans opgesteld voor het gecombineerde riolerings-, grond- en oppervlaktewatersysteem. Rekenen per stelsel sluit het beste aan bij de manier waarop gemeenten hun gegevens hebben geordend in gemeentelijke rioleringsplannen. Beheerders van het stedelijk gebied denken ook in stelsels; ze kunnen een wateropgave per stelsel goed toetsen aan hun praktijkervaring. Gekozen is voor een eenvoudige waterbalansbenadering in plaats van gedetailleerde hydraulische berekeningen. Dit leverde in eerste instantie nogal wat discussie op, omdat sommige deskundigen vonden dat het systeemgedrag daarmee niet voldoende nauwkeurig wordt gesimuleerd. Berekeningen met het bakjesmodel blijken een wateropgave op te leveren die zowel door de gemeente als door het waterschap als realistisch wordt ervaren. Omdat deskundigen zagen dat hun praktijkgevoel overeen kwam met de berekeningen, voelde men geen behoefte om gedetailleerd over
achtergrond
Zware buien in de zomer zorgen voor ondergelopen straten. In deze situatie spreken we nog niet van wateroverlast.
de modellen te discussieren. Zodra men vertrouwen had in de getallen, verschoof de aandacht naar het vinden van oplossingen.
Met welke onzekerheden rekening houden? Een belangrijke bron van onzekerheid bij het bepalen van de wateropgave zijn toekomstige ontwikkelingen in het klimaat en in het beleid. Het is moeilijk te voorzien op welke veranderingen het stedelijke watersysteem over 30 jaar berekend moet zijn. Dit is opgelost door te werken met het doorrekenen van extreme scenario’s, die de maximale bandbreedte aangeven waarbinnen het systeem zou moeten functioneren. Een bijkomend voordeel is dat niemand schrikt van de uitkomsten, omdat men weet dat het gaat om extremen. Het effect van klimaatverandering is bepaald door te rekenen met scenario’s waarbij de hoeveelheid neerslag in de ontwerpbui toeneemt met tien procent en 20 procent ten opzichte van de huidige situatie. In overleg met de gemeentes is ervoor gekozen om het scenario met een toename van tien procent neerslag als representatief te nemen voor de belasting van het watersysteem in 2050. Dit komt overeen met de landelijke afspraken. Ook het effect van afkoppelen is berekend, hoewel het uiterst moeilijk blijkt om in te schatten hoeveel hectare stedelijk gebied in de toekomst zal worden afgekoppeld. Beheerders denken vaak vanuit de herstructureringsprojecten die nu zijn voorzien. Men komt dan tot percentages tussen 30 en 50 procent. Voor het waterschap is het van belang om tot een zo hoog mogelijk percentage te komen. Hoe minder regenwater wordt afgevoerd naar de rioolwaterzuivering, des te lager de kosten van het zuiveringsproces. Daarom zijn op voorstel van het waterschap ook scenario’s doorgerekend waarbij 75 en 100 procent van het gebied wordt afgekoppeld. Dit leidt tot een grotere toevoer van water naar het oppervlaktewater, dus tot een grotere wateropgave. Toch kan een hoog afkoppelingspercentage op lange termijn winst opleveren voor alle partijen. Een voorbeeld daarvan is de manier waarop de gemeente Emmen en de waterschappen
Velt en Vecht en Hunze en Aa’s omgaan met afkoppeling. In het centrum van Emmen besteedt de gemeente de komende jaren 28 miljoen euro aan afkoppelingsmaatregelen. Hierdoor hoeft Waterschap Velt en Vecht de rioolwaterzuivering niet uit te breiden, wat anders zes miljoen euro zou hebben gekost. Het waterschap draagt daarom voor zes miljoen euro bij aan het afkoppelen. Hierdoor ontstaat kostenneutraal een flinke winst voor het milieu en een jaarlijkse kostenbesparing doordat het energieverbruik van de waterzuivering daalt.
Stand van zaken? Inmiddels is het anderhalf geleden dat de stedelijke wateropgave door de gemeenten binnen Waterschap Velt en Vecht is vastgesteld. Er zijn geen discussies meer over de ernst van de problematiek of de omvang van de opgave. De aandacht is gericht op het vinden van oplossingen en het realiseren van maatregelen. Met zichtbaar resultaat als gevolg. Thomas de Meij, Henry Legtenberg en Jan Willem van den Barg (Waterschap Velt en Vecht)
Een belangrijke bron van onzekerheid is de kans op het samenvallen van extreme gebeurtenissen. Zo ligt de stadskern van Hardenberg aan de rivier de Vecht. Wanneer het water in de rivier laag staat, leidt extreme neerslag niet tot problemen. De stadskern ligt op een hoge zandrug en kan vrij afwateren. Maar wanneer een hoogwatergolf op de Vecht samenvalt met extreem hoge lokale neerslag, dan ontstaat wateroverlast. De lozingspunten van het regenwaterriool verdrinken en kunnen hun water niet meer vrij lozen. De kans dat dit gebeurt, is zeer klein. Daarom is besloten om voor deze uitzonderlijke situatie speciale opstelplaatsen te maken voor noodpompen. In extreme gevallen kan zo het riool leeggepompt worden. De grotere afvoer op de Vecht wordt gecompenseerd door rivierverruimende maatregelen. Dure ruimtelijke maatregelen zijn dan niet nodig.
H2O / 13 - 2008
15
‘Water in de wijk’: bewoners dragen bij aan betere waterkwaliteit In verschillende wijken in het noorden van Arnhem gaat direct na de zomer de campagne ‘Water in de Wijk’ van start. Bewoners worden via verrassende activiteiten actief bij het Waterplan Arnhem betrokken. Per afgebakende doelgroep worden mensen bewust gemaakt van de noodzaak van juist gebruik van de riolering en het schoonhouden van het (oppervlakte)water. Het project is een vervolg op het gelijknamige project dat in 2006-2008 succesvol is uitgevoerd in vijf wijken in het zuiden van Arnhem.
D
e riolering in Arnhem, zowel op particulier als openbaar terrein, raakt onnodig verstopt en aangetast door (vaak onbewust) gedrag van grote groepen bewoners. Het (oppervlakte) water in Arnhem wordt daarnaast vervuild door bronnen die lokaal een groot effect hebben op de waterkwaliteit. Dit gedrag wordt vertoond door kleinere, specifiekere bewonersgroepen, maar is evenzo ongewenst. Het doel van de campagne ‘Water in de wijk’ is een betere werking van de riolering en vermindering van bepaalde (lokale) bronnen van waterverontreiniging. De gemeente en het waterschap kunnen hiermee veel geld besparen. Niet alleen hoeft minder tijd gestoken te worden in het opheffen van verstoppingen, ook kan in sommige gevallen worden afgezien van het treffen van dure technische voorzieningen om de waterkwaliteit te verbeteren. In Arnhem-Zuid zijn in het kader van deze campagne vijf deelprojecten uitgevoerd met als doel minder voedsel in het water door het verminderen van overmatig bijvoeren van
brood aan vissen en eenden, betere werking van het rioolstelsel door het voorkomen van verstoppingen en aantasting van eigen en gemeentelijke riolering, minder verontreiniging vanuit het rioolstelsel op het oppervlaktewater door het tegengaan en zo mogelijk ook verhelpen van verkeerde rioolaansluitingen op de gescheiden riolering. De campagne is medegefinancierd door de Europese Unie vanuit het Interreg IIIB-project Urban Water. Bewoners van het waterrijke stadsdeel Arnhem-Zuid zijn via een gerichte doelgroepbenadering aangesproken op de noodzaak van het op de juiste wijze gebruiken van de riolering en het schoonhouden van het (oppervlakte)water. Zo zijn binnen het deelproject ‘eenden voeren’ informatieborden geplaatst bij vijvers in een aantal parken. Het bijvoeren van eenden gebeurt meestal door gezinnen met kleine kinderen. Zij zijn zich er vaak niet van bewust dat te veel deegwaren in het water leidt tot vermindering van de waterkwaliteit en tot overbemesting van de waterkant daar waar de eenden zich
verzamelen. Met ‘eendenborden’ wordt op een luchtige manier -zonder verbod!aangegeven wat de gevolgen zijn van overmatig eenden voeren. Op probleemlocaties blijken de borden effectief. Er komt ook veel voedsel in de watergangen doordat onder een aantal allochtone bevolkingsgroepen voedsel vanuit geloofsovertuiging niet zomaar weggegooid mag worden. Voedsel wordt daarom gevoerd aan eenden, vissen of vogels. De gevolgen hiervan voor het watersysteem zijn meestal onbekend bij de groepen die dit gedrag vertonen. Voor allochtone groepen in de wijk Malburgen zijn bijeenkomsten georganiseerd om te werken aan bewustwording. Deze methode is intensief, maar effectief en gedegen. Eerder was in de wijk al ervaring opgedaan met speciale broodcontainers bij basisscholen. Met het WC-boekje ‘Onze grote boodschap’ worden bewoners bewust gemaakt van wat wel en niet thuishoort in het riool. Dit boekje is oorspronkelijk ontwikkeld
De drie excursies naar de rioolwaterzuivering in Arnhem-Zuid werden druk bezocht en kregen veel aandacht van de media.
16
H2O / 13 - 2008
*thema
achtergrond
Hiervoor is een toegankelijke flyer opgesteld. Aannemers en klusbedrijven ontvingen een brief met informatie. Via de internetpagina www.schoonwaterhoujehelder.nl worden particulieren en bedrijven gevraagd hun bijdrage te leveren aan schoon en helder water in Arnhem. Hier is informatie te vinden over goed gebruik van de riolering, het gescheiden rioolstelsel, afkoppelen en recreatie (eenden en vissen voeren). De Arnhemse waterpartijen zijn de gemeente Arnhem, Provincie Gelderland, Waterschap Rijn en IJssel, Waterschap Rivierenland, Vitens Gelderland en Rijkswaterstaat Oost-Nederland. Het Waterplan Arnhem is een gezamenlijk product van de Arnhemse waterpartijen. Hierin zijn alle onderdelen van het watersysteem beschreven en worden integrale oplossingen en maatregelen geformuleerd. De campagne ‘Water in de wijk’ in Arnhem-Zuid is in opdracht van de gemeente Arnhem opgezet en wordt uitgevoerd door SME Advies.
door Waterschap Groot Salland. Daarnaast werden de bewoners per brief persoonlijk uitgenodigd een kijkje te nemen bij een rioolgemaal bij hen in de buurt of de rioolwaterzuivering. Ze konden zo zien wat met hun afvalwater gebeurt. In de brief werd gerefereerd aan onlangs vernieuwde riolering en/of net uitgebaggerde sloten en vijvers. De bewoners waren op die manier al ‘wat waterbewust’. Daarmee werd hen gewezen op de noodzaak de riolering en het water goed werkend en schoon te houden. De drie excursiedagen in Arnhem zijn druk bezocht door bewoners en kregen veel media-aandacht.
Arnhem-Zuid kent hoofdzakelijk een gescheiden rioolstelsel. In een vrij groot deel van de gevallen blijkt de aansluiting niet goed te gaan. Regenwater is dan op het vuilwaterriool aangesloten en, wat veel erger is, het vuilwater op het regenwater. Ongezuiverd afvalwater komt zo direct in vijvers en sloten terecht. Om deze foutieve aansluitingen op te heffen en in ieder geval bij nieuwe woningen te voorkomen, is foldermateriaal ontwikkeld dat wordt meegestuurd aan bewoners wanneer informatie over bouwen of vergunningen wordt opgevraagd bij de gemeente. Ook in bouwmarkten wordt aandacht gevraagd voor dit probleem.
Persoonlijke benadering Met het project ‘Water in de Wijk’ krijgen de bewoners handelingsperspectieven aangeboden om zichzelf in te zetten voor een betere werking van de riolering en een betere waterkwaliteit, oftewel een duurzaam waterbeheer. De persoonlijke aanpak door het informeren van zo homogeen mogelijk en afgebakende doelgroepen was nieuw voor de gemeente en daarmee een innovatief middel om bewustwording en gedragsverandering teweeg te brengen. De wijkgerichte aanpak en persoonlijke benadering blijken effectief. Bewoners zijn wel degelijk bereid om mee te denken en mee te doen, zo blijkt uit monitoring. Bewoners geven aan de persoonlijke benadering zeer op prijs te stellen. Daarbij is het van belang de lokale situatie te benoemen zodat de persoonlijke benadering echt wordt gevoeld. Vanwege het succes in Arnhem-Zuid, wordt de campagne direct na de zomer voortgezet in Arnhem-Noord. Hanna Tijbosch en Judith Harrewijn (SME Advies) Hans van Ammers (Gemeente Arnhem)
advertentie
H2O / 13 - 2008
17
Innoveren met de Mannen van de WIT De Mannen van de WIT. Dat klinkt als een groep stoere mannen die als een soort A-team precies op het juiste moment te hulp schiet en opkomt voor de goede zaak. Hoewel beide mannenteams qua uiterlijk en achtergrond verschillen als dag en nacht, blijkt de vergelijking toch niet helemáál mank te gaan. De Mannen van de WIT - waarbij WIT staat voor Watertechnologie Innovatie Team - helpen innovatieve ondernemers hun watertechnologisch idee te op de markt te brengen en indien mogelijk ook te exporteren. Hun missie: zorg dat Nederland koploper blijft als het gaat om innovatie in watertechnologie.
D
e Mannen van de WIT zijn het nieuwste wapen van het in 2006 gestarte Innovatieprogramma Watertechnologie, dat wordt ondersteund door het ministerie van Economische Zaken en een samenwerkingsverband is van het Netherlands Water Partnership (NWP), SenterNovem en het Technologisch Top Instituut Watertechnologie (TTIW) Wetsus. Het programma wordt gecoördineerd en uitgevoerd door het Innovatiebureau Watertechnologie van het NWP. “In het innovatieprogramma vormen de Mannen van de WIT de laatste schakel in de innovatieketen”, zegt Tom Vereijken, directeur van het Innovatiebureau Watertechnologie. “De eerste twee onderdelen - Research & Development en toegepast onderzoek - worden uitgewerkt door TTIW Wetsus, hoewel ook Kiwa en TNO daar een rol in spelen. SenterNovem zorgt hierbij voor de benodigde subsidie. Maar op het gebied van commercialisering - waarbij het nieuwe product of idee vermarkt moet worden, bleek De Mannen van de WIT.
18
H2O / 13 - 2008
het innovatieprogramma in eerste instantie onvoldoende instrumenten te bieden. Daarom hebben we de Mannen van de WIT bedacht. Zes business developers die met een no-nonsense houding en opgestroopte mouwen de innovatieve ondernemer bij de hand nemen en hem helpen bij het vermarkten van zijn product.”
opzet van ‘de mannen’ is dat de ondernemer net zolang begeleid wordt totdat het product of de technologie vermarkt of geëxporteerd is. Aan vrijblijvende adviezen heb je niks. De mannen van de WIT zijn niet alleen door de wol geverfd - ze hebben zelf installaties ontworpen, verkocht en geëxporteerd - maar zijn vooral vasthoudend. Ze gaan net zo lang door tot het gezamenlijke doel bereikt is.”
Vasthoudendheid De Mannen van de WIT zijn allen al jarenlang werkzaam in uiteenlopende sectoren van de watertechnologie en beschikken over zowel technisch als commercieel inzicht. Behalve het werk voor het NWP hebben ze allemaal ook nog hun eigen werk, vaak een eigen bedrijf dat met watertechnologie te maken heeft. “We hebben bewust voor deze constructie gekozen”, zegt Vereijken. “Zo staan ze steeds met beide benen in de markt. Een innovatiemakelaar is pas succesvol als hij de markt waar zijn klanten zich op begeven, ook zelf ervaart.” Een andere voorwaarde voor succes is volgens Vereijken de vasthoudendheid van de mannen. “Nieuw aan de
Concrete voorbeeldprojecten In november vorig jaar zijn de Mannen van de WIT begonnen met het begeleiden van uiteenlopende bedrijven en ondernemers die wilden innoveren op het gebied van watertechnologie. Daarbij werd nog niet meteen de publiciteit gezocht, zodat ze bij de lancering op 27 mei meteen met concrete voorbeeldprojecten konden komen. Volgens Vereijken kwam het technologieprogramma het eerste jaar maar moeilijk van de grond in de zin dat ondernemers er niet innovatiever van werden of meer door gingen exporteren. “Ondernemers, met name uit het midden- en kleinbedrijf, hebben nauwelijks tijd al die
achtergrond
Installatie voor het behandelen van mestwater met membraantechnologie.
nieuwe regelingen en activiteiten tot zich te nemen, laat staan dat ze er iets mee doen. Daarom moeten ze de informatie zoveel mogelijk in hapklare brokken aangereikt krijgen. Dat doen we nu dus aan de hand van de voorbeeldprojecten waar de Mannen van de WIT de afgelopen maanden aan gewerkt hebben. Zo kunnen we heel concreet laten zien: dit was de situatie, de ondernemer had deze vraag, de Mannen van de WIT hebben dit en dat aan ondersteuning geboden en dat heeft geleid tot dit succes.” Eén van die voorbeeldprojecten die bij de lancering werd gepresenteerd is dat van uitvinder Aad van der Wijngaart die al 18 jaar innovatieve ontwerpen maakt voor onder meer de mestverwerking, maar deze ideeën niet eerder tot demonstratieniveau had weten te brengen. Vereijken: “Tot hij dus één van de Mannen van de WIT tegenkwam die hem in contact bracht met een bedrijf dat precies de juiste automatiseringsoplossing aanbood voor zijn uitvinding, namelijk een installatie voor het reinigen van mestwater met membraantechnologie. Inmiddels kan hij zijn uitvinding niet alleen demonstreren, maar helpen de Mannen van de WIT hem ook met het opstellen van een marktplan. Wellicht dat de uitvinding binnen afzienbare tijd ook nog geëxporteerd kan worden. Zo concreet werken de mannen dus.” Inmiddels werken de Mannen van de WIT aan zo’n 35 projecten van verschillende groottes en in uiteenlopende ontwikkelingsstadia. Om hun portfolio uit te breiden, worden regionale presentaties gehouden in verschillende delen van het land. Toch blijkt vaak dat veel nieuwe ideeën en technologieën verborgen zitten in de kast van ondernemers, ontwikkelaars, onderzoekers en gepromoveerden. Om bij die innovatieve ontwerpen te kunnen komen is veel aandacht,
mankracht en een gericht netwerk nodig, denkt Vereijken. “Dat kan je niet met een man of zes doen, daar heb je een organisatie voor nodig die sterke banden met het MKB heeft en daar ervaring mee heeft.” Als proef werkt het Innovatiebureau daarom in NoordNederland samen met Syntens en de NOM op het gebied van innovatiescans. Daarbij wordt gekeken of bedrijven innovatieve (water)technologie in huis hebben, of ze die eventueel ook exporteren en of er demonstratie-installaties aanwezig zijn. “Als we tegen een idee of ontwerp aanlopen dat we de moeite waard vinden om verder te ontwikkelen, zit zo’n bedrijf meteen al aan tafel met drie verschillende partijen die iets voor dat bedrijf kunnen betekenen. Indien nodig sturen we de Mannen van de WIT; zij proberen dan bijvoorbeeld een ‘launching customer’ of een licentienemer te vinden.” Behalve technologieleveranciers, levert een innovatiescan van bedrijven soms ook eindgebruikers op. “Soms stuit je op een bedrijf dat met een vraag zit waar wij het bestaan niet van wisten. Met een beetje geluk kunnen wij dat bedrijf dan weer koppelen aan technologie of innovatie die uit ons netwerk komt rollen.”
Nederland aan kop De Mannen van de WIT werken vanuit het NWP omdat ze zo gebruik kunnen maken van het enorme netwerk dat de organisatie in haar tienjarige bestaan heeft weten op te bouwen. “Dat netwerken is iets waar Nederland ontzettend goed in is”, zegt Vereijken die zelf ook niet gespeend is van een stevig netwerk in waterland: hij is behalve directeur van het Innovatiebureau Watertechnologie ook voorzitter van het Europees Water Partnership (EWP). Vanuit beide functies is hij in staat zowel het Nederlandse als het Europese spelersveld van de watertechnologie goed te overzien.
“Europa kijkt met open mond naar de manier waarop de Nederlandse watersector is georganiseerd. Met name de goede samenwerking tussen overheid, industrie en kennisinstellingen oogst veel bewondering.” Het voorbeeld van het Nederlandse NWP volgend, hebben Duitsland en Frankrijk onlangs soortgelijke organisaties opgericht. Finland heeft recentelijk een Innovatiebureau Watertechnologie opgericht. “Tot nu toe heeft Nederland een voorsprong op het gebied van watertechnologie van zo’n twee jaar”, zegt Vereijken. “Maar we moeten er hard aan werken om die koppositie te behouden, andere landen hoeven het wiel niet opnieuw uit te vinden en pikken het samenwerkingsconcept sneller op. We moeten dus constant vernieuwen en alert blijven.” De Mannen van de WIT hebben de opdracht gekregen een bijdrage te leveren aan het vergroten van de Nederlandse export op het gebied van watertechnologie. Behalve het begeleiden van ondernemers en het opzetten en versnellen van innovatieve projecten, worden de mannen ook ingezet bij activiteiten waaruit nieuwe ideeën kunnen ontstaan. “Dat kan variëren van een internationale beurs voor watertechnologie tot het organiseren van een workshop met vijf verschillende bedrijven die aan een innovatief project werken. Waar het om gaat is dat de mannen op de hoogte blijven van de nieuwste ontwikkelingen en zich bezig houden met kennisuitwisseling en alert blijven op nieuwe kansen”, aldus Vereijken. Zelf zit hij wat dat betreft ook niet stil. “Onlangs moest ik in Rusland een conferentie voorzitten waar ook een beurs bij was en waar veel Nederlandse bedrijven aanwezig waren. Ik ben enorm onder de indruk geraakt van de problemen die Rusland op watergebied heeft zonder dat daar ook nog maar iets aan gedaan wordt. Als we in zo’n land de randvoorwaarden weten te verbeteren om er zaken te kunnen doen - en daar kan ik als voorzitter van het EWP mooi aan meewerken - liggen er veel kansen voor de Nederlandse waterexport. Als we die potentie weten om te zetten in concrete resultaten is de kans groot dat we in de toekomst nog veel meer Mannen van de WIT nodig hebben,” zo besluit Tom Vereijken.
H2O / 13 - 2008
19
Sanitation Challenge 2008: voorbij de heilige huisjes? Momenteel leven ongeveer 2,4 miljard mensen zonder adequate sanitaire voorzieningen. Eén van de millenniumdoelen richt zich dan ook op de halvering van dit aantal voor 2015. Mede daarom is dit jaar door de Verenigde Naties uitgeroepen tot het Internationale Jaar van de Sanitatie. Dit vormde de aanleiding voor de leerstoelgroepen Milieubeleid en Milieutechnologie van Wageningen Universiteit, LeAF en TTIW Wetsus om onder auspiciën van IWA de ‘Sanitation Challenge: an International Conference on new Sanitation Concepts and Models of Governance’ te organiseren. Het congres vond eind vorige maand plaats in Wageningen met als voornaamste doel de verschillende groepen die betrokken zijn bij onderzoek, ontwikkeling en implementatie van (nieuwe) sanitatie in een wetenschappelijke omgeving bij elkaar te brengen en discussie over potentiële oplossingen, zowel op technisch als sociaal niveau, mogelijk te maken.
H
oe voorzien we die miljarden mensen van verantwoorde sanitatie? Hoe maken we de westerse toilet-, riool- en behandelingsystemen duurzamer? Deze vragen vormden de rode draad in alle 50 presentaties, die werden bijgewoond door ongeveer 120 proces- en milieutechnologen, stadsontwikkelaars, sociologen en een enkele architect. Ongeveer eenderde van de deelnemers was afkomstig van buiten Europa, met name uit Afrika en Azië. Van de resterende 80 deelnemers kwam ongeveer de helft uit Nederland. Een groot aantal van hen is betrokken (geweest) bij de door Wageningen (WUR) getrokken onderzoeks- en demonstratieprojecten DeSaR (Decentralized Sanitation and Reuse), Provide (over afval en sanitatie in de steden rond Lake Victoria in Oost-Afrika) en Switch (over nieuwe strategieën voor stedelijk (afval)waterbeheer). Duidelijk is dat nieuwe technologie alléén niet het antwoord biedt, net zo min als nieuw beleid alleen. De interdisciplinariteit van het congres over de Sanitation Challenge kwam tot uiting in meerdere sessies: •
20
Innovatiemanagement in sanitatie; theorie en praktijk van de toepassing van nieuwe sanitatieconcepten. Welke besluitvormingsmodellen pas je toe, wie doet daaraan mee?
H2O / 13 - 2008
•
Sociaal-ruimtelijke verankering van innovatieve oplossingen op het gebied van sanitatie. Hoe gaan we om met de lokale sociaal-economische en geografische omstandigheden bij het ontwerp en de implementatie van sanitatieconcepten?
•
Wat zijn de visies vanuit de twee uitersten in de keten: consumenten en boeren? Sanitatie is veel meer dan een toiletsysteem. Bij het sluiten van de kringloop staan huishoudens aan de ene kant en hergebruikers van nutriënten en water, over het algemeen de boeren, aan de andere kant van de keten.
•
Welke ‘nieuwe sanitatie’-concepten zijn beschikbaar en welke ‘gaten in de kennis’ worden onderkend voor zowel de westerse als de niet-westerse wereld? De complexiteit van oplossingen is niet alleen afhankelijk van de gewenste/ vereiste effluentkwaliteit, hergebruik van nutriënten en eisen met betrekking tot specifieke verontreinigingen, maar tevens in belangrijke mate van de gekozen inzameling (toilet-) en transportsystemen. Deze laatste zijn veelal afhankelijk van gewoontes, gewenst comfort en economische omstandigheden.
Tijdens de plenaire sessies stelde Martin Kropff, rector van Wageningen Universiteit, dat sanitatie midden in het Wagenings onderwijs en onderzoeksprogramma staat en een goed voorbeeld is van de missie van WUR: ‘Science for Impact’. Zeeman (Wageningen Universiteit LeAF) presenteerde een overzicht van beschikbare decentrale (‘nieuwe’) sanitatieconcepten en -toepassingen en onderstreepte dat doelstellingen van ‘nieuwe sanitatie’ voor ontwikkelde en
ontwikkelingslanden aanzienlijk kunnen verschillen. In ontwikkelingslanden is de promotie van gezondheid vaak de hoofddoelstelling, terwijl dat in ontwikkelde landen gezien wordt als een randvoorwaarde voor toepassing van nieuwe sanitatie. Lettinga (emeritus hoogleraar Wageningen Universiteit) brak een lans voor duurzaamheid als leidraad voor alle sanitatie en hergebruik concepten. Otterpohl (TUHH, Duitsland) liet zien welke concepten over de jaren heen reeds succesvol zijn toegepast en op welke gebieden verdere ontwikkeling noodzakelijk is. Aleid Diepenveen van TTIW Wetsus verzorgde een sessie met als titel ‘Sanitation Technology for developing countries: Business or Charity?’. Onder inspirerend voorzitterschap van Frederik Claassen van Microwater Facility discussieerden aanwezigen over stellingen over de rol van het bedrijfsleven in het behalen van millenniumdoelstellingen. Inleidingen werden verzorgd door Siemen Veenstra (Vitens), Sjef Ernes (Aqua for All), Adriaan Mels (LeAF), en Brendo Meulman (Landustrie). Peter Oosterveer van Wageningen Universiteit diende de sprekers van repliek. In de slotsessie stonden Spaargaren (Wageningen Universiteit) en Van Lier (LeAF/ Wageningen Universiteit) voor de taak het congres in een half uur samen te vatten. Uit de diversiteit van westerse en nietwesterse voorbeelden en vanuit de sociale en technische wetenschappen haalden zij de volgende punten naar voren: •
Decentrale sanitatie heeft zich inmiddels bewezen in pilot- en demonstratieprojecten. Voor verdere opschaling zal aanzienlijk geïnvesteerd moeten
Het congres had de primeur van de Mobisan, een nieuw sanitatiesysteem voor sloppenwijken en andere gebieden met hoge bevolkingsdichtheid (bijvoorbeeld vluchtelingenkampen). Voor het congrescentrum was een eerste demonstratie-unit geplaatst. Mobisan is ontwikkeld door Landustrie Sneek, Vitens-Evides International en LeAF. Vanaf oktober van dit jaar vindt er een demonstratieproject plaats in een sloppenwijk in Kaapstad. Juist in sloppenwijken ontbreken vaak goede sanitaire voorzieningen, door het vaak ‘tijdelijke’ karakter van deze wijken. De Mobisan unit bestaat uit een zeecontainer met een serie toiletten en een ruimte voor de beheerder. De verwerking van de opgevangen fecaliën vindt plaats in de unit zelf en bestaat uit het indrogen en mengen van de massa met behulp van een handmatige aandrijving aan de buitenkant van de unit. Urine wordt apart ingezameld en waarschijnlijk gebruikt als meststof in de landbouw. Partners voor Water van de EVD is cofinancier van dit demonstratieproject.
verslag worden in het winnen van vertrouwen van consumenten, boeren en gevestigde instanties;
voor inzameling en transport, hebben zich op een aantal plaatsen in Europa bewezen; •
•
Technologische uitdagingen voor zowel ontwikkelde als ontwikkelingslanden liggen bij de integratie van behandeling van grijs- en zwartwater en urine en bij hergebruik van water en nutriënten, bijvoorbeeld in de landbouw;
•
Voor de westerse landen liggen tevens uitdagingen in de ontwikkeling van nieuwe zuiveringstechnieken voor specifieke afvalstromen, bijvoorbeeld van ziekenhuizen;
•
Transport van geconcentreerde afvalstromen, zoals feces en urine, in zowel ontwikkelde als ontwikkelingslanden vergt verdere ontwikkeling. Vacuümsystemen,
De sociale wetenschappen spelen een grote rol in het formuleren van besluitvormingsmodellen, het winnen van vertrouwen bij eindgebruikers en de ruimtelijke inpassing van sanitatie infrastructuur.
Opvallend was dat er stevig tegen een aantal heilige huisjes werd geschopt. Decentraal of centraal beheerde sanitatie, de mate van scheiding aan de bron, het type toilet dat wordt toegepast, anaerobe of aerobe zuiveringstechnieken; alles staat open voor discussie. Sanitatiesystemen moeten aan lokale sociale, economische, geografische en culturele context zijn aangepast en moeten voldoen aan de principes robuustheid, toegankelijkheid en duurzaamheid.
Alle presentaties en uitgebreide samenvattingen van de posters zijn voor 25 euro exclusief verzendkosten verkrijgbaar via leaf@wur.nl. De presentaties zijn ook terug te lezen op de internetpagina www.sanitation-challenge.wur.nl.
Bas van Vliet (Wageningen Universiteit, Environmental Policy Group) Miriam van Eekert (LeAF, Lettinga Associates Foundation) Grietje Zeeman (Wageningen Universiteit, Milieutechnologie/LeAF) Adriaan Mels (LeAF/Wageningen Universiteit, Urban Environment Group)
Ontwikkelingen in de analyse van organische stoffen in water Ruim 70 medewerkers van waterleidingbedrijven, hoogheemraadschappen, onderzoeksinstituten en universiteiten in Nederland en België bespraken op 13 maart in het Waterhuis in Nieuwegein de ontwikkelingen in de analyse van organische microverontreinigingen in water. De bijeenkomst was een initiatief van Kiwa Water Research en werd ondersteund door Thermo Fisher Scientific, wereldwijd leverancier van laboratoriumbenodigdheden.
D
e vijf voornaamste trends die de aanwezigen signaleerden, waren: de opkomst van sensortechnieken, de kortere analysetijden, de verdergaande automatisering, geavanceerde analysetechnieken en de combinatie van chemisch en toxicologisch onderzoek.
Sensoren Geen laboratorium meer, maar de waterkwaliteit continu volgen via metingen met sensoren die eenvoudig te gebruiken zijn en slechts een bescheiden instrumentele investering vragen. Onderzoek naar het toepassen van de juiste sensoren hiervoor staat echter nog in de kinderschoenen, zo vertelde Wouter van Delft (Vitens Friesland). Veel kennis over sensoren wordt al ingezet bij het toepasbaar maken van sensortechnieken. In diverse samenwerkingsverbanden wordt deze kennis nu uitgewisseld. Van Delft benadrukte echter dat rechtstreekse sensormetingen uiteindelijk een onderdeel zullen blijven vormen van de kwaliteitsbewaking: het laboratorium zal minimaal als referentie nodig blijven.
Analysetijden De klassieke controle van bestrijdingsmiddelen in water wordt steeds verder uitgebreid met analyses van geneesmiddelen, verdovende middelen en industriële veront-
reinigingen. Ook het aantal te meten stoffen per analysetechniek neemt steeds verder toe, zo constateerden Paul Maan (Waterschap Hollandse Delta), Jonathan Beck (Thermo Fisher Scientific) en Corine Houtman (Het Waterlaboratorium). Met de huidige snelle analysetechnieken kunnen componenten in korte tijd worden bepaald, soms zelfs 100 verschillende stoffen in tien minuten.
liteit. De inzet van hoogwaardige apparatuur in combinatie met geavanceerde software zal in de toekomst mogelijkheden bieden om nieuwe stoffen in water te ontdekken. Deze ontwikkelingen werden onder meer besproken door Ariadne Hoogenboom en Piet Speksnijder (beiden Kiwa Water Research) en Pieter Joos (Antwerpse Waterwerken).
Automatisering
Chemisch en toxicologisch onderzoek
Om veel monsters in korte tijd te kunnen analyseren, is niet alleen de analysetijd van belang. Ook de tijd tussen de aankomst van de monsters en het uiteindelijke analyseresultaat is belangrijk. Bij Vitens in Friesland wordt de monsterontvangst en verdeling van de monsters met een geavanceerd systeem met barcodes en lopende banden uitgevoerd, zo liet Wouter van Delft zien. Ook een groot aantal analyses is volledig geautomatiseerd.
Analysetechnieken Met behulp van een zeer precieze massameting kan heel specifiek worden gezocht naar chemische componenten die niet in water thuishoren, zoals (resten van) geneesmiddelen. Ook wordt onderzoek uitgevoerd naar de aanwezigheid van zeer hydrofiele stoffen in water die mogelijk een bedreiging vormen voor de drinkwaterkwa-
De gevoeligheid en precisie van chemische meetmethoden nemen steeds verder toe, zodat steeds meer stoffen in water worden aangetoond. De vraag is echter wat het effect van deze aangetoonde stoffen is op mens en dier. Om deze risico’s in te schatten, zijn biologische testen nodig. In 1981 waren al meer dan 100.000 industriële chemicaliën in gebruik, maar was van slechts één procent de schadelijkheid bepaald. Bart van de Burg (Bio Detecton Systems) liet zien dat met specifieke testen (zoals de Calux-methode) breed kan worden gescreend op biologische effecten als (geno)toxiciteit en mutageniteit. Wanneer bij deze testen activiteit wordt gemeten, is dat een signaal om onderzoek uit te voeren naar de verantwoordelijke chemische stof(fen). Ton van Leerdam (Kiwa Water Research)
H2O / 13 - 2008
21
Extra investering 1,1 miljard euro Rijn-West noodzakelijk Volgens het Regionaal Bestuurlijk Overleg (RBO) Rijn-West is een stevig en samenhangend maatregelenpakket nodig om een flinke verbetering te bereiken van de waterkwaliteit in het deelstroomgebied. Daarvoor is een extra investering nodig, die het RBO voorlopig schat op 1,1 miljard euro tot 2027. Dit schrijft het RBO in de Adviesnota Schoon Water Rijn-West, die het op 12 juni presenteerde.
M
et dit stevige pakket aan maatregelen zal de waterkwaliteit in Rijn-West aanzienlijk verbeteren. Dat is ook nodig: 80 procent van de kanalen, plassen en andere wateren hebben op dit moment een slechte of ontoereikende ecologische kwaliteit. Met de voorgestelde maatregelen zal dit afnemen tot 49 procent in 2015 en slechts vier procent in 2027. Ook de chemische vervuiling neemt flink af: in 2027 zal het aantal wateren dat aan alle normen voldoet met tenminste éénderde zijn toegenomen. Het maatregelenpakket uit de Adviesnota omvat onder meer de inrichting van 1200 kilometer natuurvriendelijke oever, het verwijderen van grote hoeveelheden vervuilde bagger, het verminderen van vervuiling van grondwater door bestrijdingsmiddelen en maatregelen gericht op herstel van verdroogde natuurgebieden. Ook is plaatselijk functiewijziging van landbouwgronden voorzien en is een omvangrijk onderzoeks- en innovatiepakket afgesproken.
De samenwerking leidt tot resultaten op regionaal, nationaal en internationaal niveau. Met het voorgestelde maatregelenpakket voldoet de regio aan de eisen van de Europese Kaderrichtlijn Water. Als de plannen eind 2009 definitief zijn, zal de EU de verantwoordelijke overheden door een resultaatsverplichting aan de afgesproken maatregelen houden. Ook de andere Europese landen moeten eind 2009 hun plannen gereed hebben.
De kosten van de maatregelen hebben in de Adviesnota veel aandacht gekregen. De voorgenomen investering in waterkwaliteit is stevig, maar door spreiding in tijd kan de kostenstijging beperkt blijven. De Adviesnota voorziet over het deelstroomgebied Rijn-West gerekend een gemiddelde extra jaarlijkse kostenstijging van 0,3 procent. Uitgangspunt is een pakket maatregelen dat haalbaar, effectief en betaalbaar is.
Rijn-West omvat het grootste deel van de provincies Noord-Holland, Zuid-Holland en Utrecht plus het Gelderse Rivierengebied. In dit gebied, waarin ook de Randstad ligt, wonen 7,5 miljoen mensen. Acht waterschappen, vier provincies, ruim 200 gemeenten en verschillende rijksdiensten moeten hier tegelijk hun plannen maken, die ook nog onderling nauw samenhangen. De Adviesnota Schoon Water is een product van de samenwerking tussen al deze partijen. De Adviesnota geeft naast het overzicht van maatregelen, doelen en kosten een aantal gemeenschappelijke uitgangspunten die de verschillende overheden in hun eigen plannen zullen verwerken.
Brabantse waterprojecten platteland op koers De eerste bestuursovereenkomst tussen de Provincie Noord-Brabant en de Noord-Brabantse waterschappen is een succes. De gezamenlijke aanpak van waterprojecten in het landelijk gebied heeft geresulteerd in een versnelling van de uitvoering van de waterthema’s in Noord-Brabant, zo blijkt uit het rapport ‘Een vitaal platteland, Kans voor Water’.
I
n de eerste bestuurovereenkomst spraken de waterschappen en de provincie af om waterprojecten die voortvloeiden uit de reconstructie- en gebiedsplannen gezamenlijk te financieren. Het gaat dan om de aanpak van verdroging, de inrichting van beken en kreken, herstel van vennen, waterberging, ecologische verbindingszones en waterkwaliteit. De partijen verwachtten dat een bedrag van 90 miljoen euro beschikbaar zou zijn. Gedurende de
22
H2O / 13 - 2008
looptijd van de overeenkomst (2003-2008) werd er voor 134 projecten, met een totaal budget van 114 miljoen euro, een subsidie afgegeven. Eind vorig jaar waren hiervan 70 projecten afgerond en was 71 miljoen euro uitgegeven. De nog lopende projecten worden voor eind 2010 afgerond en opgeleverd. Dankzij de spin-off van de overeenkomst konden de waterschappen extra investeringen doen ter verbetering van het watersysteem, zoals bijvoorbeeld de sanering
van verontreinigde waterbodems. Hierdoor – en door hogere bijdragen van het Rijk, de Europese Unie en gemeenten – waren de extra investeringen van 24 miljoen euro mogelijk. Het succes van de gezamenlijke aanpak heeft tot verbetering van de Noord-Brabantse waterthema’s en het gehele platteland geleidt. Daarom hebben de partijen ondertussen een tweede bestuursovereenkomst (looptijd 1 januari 2008 tot eind 2013) afgesloten.
actualiteit Nieuwe eilanden voor de kust in particuliere handen
Samenwerking Rijkswaterstaat en Gegevensautoriteit Natuur
Een reeks kunstmatige eilandjes voor de Nederlandse en Vlaamse kust waarvan de kavels goedkoop verkocht worden aan particulieren. Dat is het plan van Adriaan Geuze, directeur van stedelijk en landelijk architectenbureau West 8. De eilanden zorgen voor kustbeveiliging ĂŠn een interessante ecologische zone. Hij sprak het idee uit tijdens de Waterdagenconferentie in Sliedrecht.
Rijkswaterstaat (RWS) en de Gegevensautoriteit Natuur (GaN) hebben onlangs een samenwerkingsovereenkomst ondertekend voor het inwinnen, beheren en benutten van informatie over flora en fauna op de terreinen van RWS. Doel van de samenwerking is om de beschikbaarheid en betrouwbaarheid van natuurgegevens verder te verbeteren. Rijkswaterstaat weet zo beter en sneller waar rekening gehouden moet worden met beschermde soorten.
D
e kern van het plan, ‘Hollands-oog, Happy Island’, is het creĂŤren van een reeks eilanden voor de Nederlandse en Vlaamse kust. Deze eilandjes zijn volgens West 8 om een aantal redenen nodig. Zo wordt niet alleen de kustlijn ten tijde van storm beschermd tegen de golven en de steeds hogere zeewaterstanden, ze creĂŤren ook een uitermate interessante ecologische zone tussen de eilanden en de oorspronkelijke kustlijn. Geuze benadrukte tijdens zijn presentatie dat met name het grootste eiland van het plan - het Happy Island - veel kansen biedt. Nederlanders kunnen op dit eiland goedkoop grond kopen. Dit zou volgens Geuze een zeer rendabele investering zijn. De koper bezit dan een eigen kavel op zo’n 30 kilometer afstand van de Nederlandse stranden. Ook benadrukte Adriaan Geuze dat het plan van West 8 absoluut uniek is op de wereld en van een onvoorstelbare omvang. De realisatie van het plan is afhankelijk van innovaties in onder andere de baggerindustrie. Volgens Geuze is het plan groots en zeker ook gedurfd, maar niet onrealistisch. Hij daagde de op de conferentie aanwezige vertegenwoordigers van de baggerindustrie uit om met plannen te komen, gedurfde plannen en innovaties die nu nodig zijn, maar ook grootse projecten die in Nederland in de toekomst uitgevoerd kunnen worden. Volgens Geuze is er in Nederland capaciteit en kennis genoeg om dergelijke projecten te kunnen realiseren.
D
e samenwerking tussen beide organisaties wordt meteen in praktijk gebracht door middel van een pilot die binnenkort start bij drie regionale diensten van Rijkswaterstaat: Limburg, Noord-Brabant en Utrecht. Rijks-
waterstaat kan bij het onderhoud en beheer van de in totaal 8.288 hectare bermen, taluds en oevers van rijkswegen en -kanalen gebruik maken van de Nationale Databank Flora en Fauna (NDFF) die is ontwikkeld door GaN, het Instituut Biodivesiteit en Ecosysteem Dynamica en de Stichting Veld Onderzoek Flora en Fauna. De NDFF is een systeem dat uitwisseling van natuurgegevens tussen terreinbeheerders, overheidsinstanties en bedrijven mogelijk maakt. Door de kwaliteit van de natuurgegevens te waarborgen en het gebruik ervan te bevorderen, wil de GaN de spanning verminderen tussen economie en ecologie. De samenwerking met RWS is het vierde pilotproject van de GaN; de bedoeling is dat de ervaringen later ook voor landelijke toepassing worden gebruikt.
Roeland Hillen (directeur Netwerk Water Rijkswaterstaat) en Jan van Groenendael (Gegevensautoriteit Natuur) ondertekenen de samenwerkingsovereenkomst.
advertentie
! )' # )* % , % *! $ % $ % ( % )"+% *&* # /&( ,&&( & $ - * (,&&(/ % % % - * (- % %)* ## * , % + &' &%) % &+ % / ,&&( + % % (&% &&( ( ! *! $ ) )' # ) ( % 0 ' &( % % 0 - * (- %'+** % 0 &% ( &+
0 % ( &')# 0 & $&% (/& " 0 (&% $ # %
)) # % &)* +) $), (* * # . $ # % & *! $ %# %* (% * --- *! $ %#
H2O / 13 - 2008
23
reactie Weerwoord op kritiek op ‘Innovaties in de watercyclus’ In H2O nummer 9 van 2 mei jl. schreven Jan Peter van der Hoek, Jan Hofman en Taco van Someren een artikel over innovaties in de watercyclus. Dat artikel lokte Cees Snaterse in H2O uit tot een kritische reactie. Onderstaand het weerwoord van Jan Peter van der Hoek en Roelof Kruize.
M
et verbazing hebben wij kennis genomen van de reactie van Cees Snaterse. Een zeer scherpe en ongenuanceerde reactie. Hoewel het artikel van Van der Hoek et al. zich richt op innovaties in de watercyclus, zowel technische als niettechnische, strekt de reactie van Snaterse zich uit tot het gehele fusieproces waaruit Waternet is voortgekomen. Tegelijkertijd wordt Waternet zelf als integraal watercyclusbedrijf ter discussie gesteld. Vanuit zijn betrokkenheid bij waterketen- en watercyclusaangelegenheden (Waterketen Gelderland, RIONED, NEN Stuurgroep Buitenriolering) is Snaterse uiteraard bekend met het feit dat echte vooruitgang in samenwerking in de waterketen en dewatercyclus slechts moeizaam tot stand komt in Nederland. De vorming van waterketenbedrijven is nog steeds beleiduitgangspunt van de rijksoverheid, zoals onder meer verwoord in het op 5 juli 2007 ondertekende Bestuursakkoord Waterketen. Vooralsnog is Waternet het enige tastbare, concrete resultaat op grotere schaal. De overige resultaten beperken zich slechts tot kleinschalige samenwerkingsinitiatieven en pilots. Inderdaad, technische innovaties alleen zijn niet genoeg om een watercyclusbedrijf vorm te geven. Cultuur, politieke sturing,
ontwikkelingsrichtingen - zoals genoemd door Snaterse - zijn elementen die minstens zo belangrijk zijn in een fusietraject. Daarin verschillen wij niet van mening met Snaterse. Waternet is ontstaan uit een fusie van de voormalige Dienst Waterbeheer en Riolering en Waterleidingbedrijf Amsterdam. In het fusietraject zijn alle aspecten die Snaterse noemt aan de orde geweest. Kennelijk heeft Snaterse zich te weinig in de ontstaansgeschiedenis van Waternet verdiept alvorens tot zijn kritiek over te gaan. We nodigen de heer Snaterse daarom uit hiervan poolshoogte te komen nemen bij Waternet. Dan kan hij ervaren dat ‘cultuur’ van meet af aan een belangrijk item is geweest in het fusieproces van Waternet, en nog steeds is. Dan kan hij zien dat werken aan de strategische innovatiegebieden meer is dan een “eenzijdig technocratische benadering” en bijdraagt aan meerdere aspecten: • doelgerichte samenwerkingsverbanden van mensen waarmee bestaande culturen doorbroken worden door ècht samen te werken en elkaar op te zoeken in concrete projecten in plaats van abstract over cultuur te praten; • het verder vormgeven van een innovatie agenda voor de waterketen, waarvoor wordt opgeroepen in het Bestuursakkoord Waterketen; en
Waternet en TU Delft onderzoeken innovatie watercyclus Waternet en de faculteit Civiele Techniek en Geowetenschappen van de TU Delft hebben op 27 mei een samenwerkingsovereenkomst gesloten om onderzoek te verrichten naar innovaties in de watercyclus. Het onderzoek zal zich vooral richten op de deelgebieden drinkwater, afvalwater en het watersysteem. De samenwerking wordt in eerste instantie aangegaan voor de duur van vier jaar en krijgt concreet vorm in - onder andere - afstudeerwerk van TU-studenten bij Waternet, promotieonderzoek door TU-promovendi en Waternetmedewerkers, postdoconderzoek aan de Technische Universiteit Delft en bij Waternet, deeltijdopleidingen van Waternetmedewerkers aan de Technische Universiteit Delft (MSc-opleiding) en het gebruik van het Technologisch Laboratorium Leiduin als ‘Watercyclus Laboratorium’. V.l.n.r. Jan Peter van der Hoek (Waternet), Hans van Dijk (TU Delft), Roelof Kruize (Waternet), Louis de Quelerij (TU Delft) en Ton Rosenhart (Waternet).
24
H2O / 13 - 2008
•
het nadenken over ontwikkelingsrichtingen voor Waternet en de gehele bedrijfstak, ook op langere termijn en buiten de bekende paden.
En tot slot, de stelling van Snaterse dat de doelmatigheidsverbetering die Waternet realiseert ook tot stand kan komen door efficiënt organiseren bij elk van de afzonderlijke spelers in de watercyclus, lijkt gelogenstraft te worden in de brief over de stand van zaken rond het waterketenbeleid die minister Cramer recent naar de Tweede Kamer stuurde: besparingen door drinkwaterbedrijven, waterschappen en gemeenten (riolering) beperken zich in de komende periode (tot 2015) tot respectievelijk 2,5 à vijf procent, tien en zes procent. De doelmatigheidsverbetering die Waternet realiseert, bedraagt ongeveer 13 procent, al te bereiken in 2010, en is in dat licht bezien geen geringe prestatie. Maar gelukkig gaat het bij Waternet om meer: ook kwaliteit, duurzaamheid, klantgerichtheid en innovatief vermogen staan bovenaan de agenda. Een integrale watercyclusaanpak biedt daarvoor mooie perspectieven. Jan Peter van der Hoek en Roelof Kruize (Waternet)
MC2008-38
...brengt al 10 jaar mensen bij elkaar
1997 199 97
1998
1999
2000
2001
2002
2003
2004
2005
2006
Korbee & Hovelynck is een bureau voor communicatieadvies en -onderzoek, gespecialiseerd in het creĂŤren van samenwerking tussen partijen die nodig zijn voor het maken en uitvoeren van beleid. Wij verzorgen de communicatiemiddelen die nodig zijn om de samenwerking te stroomlijnen en we doen sociaal-wetenschappelijk onderzoek waarmee beleidskeuzes onderbouwd kunnen worden. Rijks- en regionale overheden zijn onze belangrijkste opdrachtgevers; mobiliteit, water- en milieubeleid onze belangrijkste markten.
2007
2008 2009
Dorpsstraat 10 3732 HJ De Bilt tel 030 - 22 50 101 www.korbee-hovelynck.nl
Uw instrumenten tot in perfectie gestemd. Net zoals een piano gestemd dient te worden om de perfecte toonhoogtes te produceren, geldt dit voor kritieke procesmeetinstrumenten. Kalibratiediensten van Endress+Hauser bieden de vaardigheden en tools die nodig zijn om uw kwaliteit en veiligheid te garanderen, en zorgen ervoor dat uw meetinstrumenten gekalibreerd zijn tot in perfectie. Kalibratie van Endress+Hauser – een perfecte harmonie. www.nl.endress.com/kalibratie_services
Endress+Hauser BV Postbus 5102 1410 AC Naarden Tel. (035) 695 86 11 info@nl.endress.com www.nl.endress.com
verenigingsnieuws Delfland en gemeente Delft. Het symposium wordt georganiseerd door WaterKIP, het waterketenplatform van STOWA, RIONED, DG Water en Kiwa Water Research, en door de KVWN/NVA Programmagroep Waterketen. U kunt zich aanmelden bij: danielle.patist@ kiwa.nl. Meer informatie vindt u op de websites van de verenigingen.
WATERCOLUMN
Vakmanschap of spreadsheetmanagement? We hebben er dagelijks mee te maken: vakinhoudelijke vervreemding. Voorbeelden hiervan zijn de verpleegkundige die nog maar weinig aan het bed te vinden is en de verkoper in de winkel die geen verstand heeft van de artikelen die hij verkoopt. Dat bij McDonalds geen enkele kok werkt, bevreemdt ons inmiddels niet meer. Het eeuwenoude meesterschap waar we in Nederland zo trots op zijn, wordt – gezien de reclames – alleen nog gekoesterd in de kleinschalige bierbrouwerij. Zo langzamerhand begint het Angelsaksische model steeds meer voeten aan de grond te krijgen. Vakmanschap wordt vervangen door een bedrijfsvoering waarin processen opgeknipt zijn. Zoveel mogelijk regels en voorschriften vastgelegd in kwaliteitssystemen maken het mogelijk dat zonder veel vakmanschap het werk uitgevoerd kan worden. Het managen van vakmensen wordt vervangen door spreadsheetmanagement. Hoe staat het hiermee in onze waterwereld? Ik zie hier een zelfde ontwikkeling. Verhoudingsgewijs zijn steeds minder mensen bezig met het echte waterwerk en steeds meer mensen bezig met secundaire of managementtaken. Mede gedreven door benchmarken en kwaliteitssystemen richt het management zich meer en meer op het sturen via kentallen. De manager met verstand van wat er in de primaire processen gebeurt, wordt steeds schaarser. Wat heeft dit nu met onze vereniging te maken? Heel veel. Onze vereniging staat symbool voor het vakmanschap in de waterwereld. Waternetwerk is het platform waar vakmensen elkaar ontmoeten. Als spreadsheetmanagers geen behoefte aan dit platform hebben, is dat hun eigen keuze, maar geef uw vakmensen dan wel de ruimte om binnen Waternetwerk kennis te delen en te netwerken. Daar worden we allemaal beter van. Peter Weesendorp (NVA)
26
H2O / 13 - 2008
Foto’s en presentaties Agenda Onderstaand vindt u de gezamenlijke agenda van NVA en KVWN van vergaderingen, congressen en andere bijeenkomsten. Informatie voor deze agenda kan worden aangeleverd bij het KVWN/ NVA-bureau: (070) 414 47 78. 2 juli KVWN/NVA programmagroep Waterketen: Symposium ‘Op weg naar een klimaatneutrale waterketen’ Nieuwegein 19 september Gezamenlijke bestuursvergadering NVA/ KVWN Utrecht 30 september t/m 3 oktober KVWN Fitterijwedstrijden tijdens Aquatech Amsterdam 24 september bijeenkomst ICT-platform over integratie van proces- en kantoorautomatisering Nieuwegein 28 november WaterSymposium Harderwijk / Voorthuizen
Symposium over klimaatneutrale waterketen Tijdens een symposium op 2 juli worden de resultaten gepresenteerd van het project ‘Op weg naar een klimaatneutrale waterketen’. In dit project is de klimaatvoetafdruk van de waterketen bepaald, waarbij zowel het energieverbruik als de emissie van broeikasgassen in kaart gebracht zijn. Daarnaast zijn mitigatiemaatregelen benoemd waarmee de druk op klimaatverandering afneemt. Een aantal van deze maatregelen is getoetst voor een woonwijk in Delft. Ook andere klimaatinitiatieven van waterorganisaties worden op het symposium gepresenteerd. Het project ‘Op weg naar een klimaatneutrale waterketen’ wordt met ondersteuning van het ministerie van VROM en de STOWA uitgevoerd door Kiwa Water Research en Grontmij, in nauwe samenwerking met organisaties vanuit de hele waterketen: Brabant Water, Evides, Brabantse Delta,
Op de KVWN-website vindt u een aantal foto’s van het KVWN-congres en de presentatie van Wim van Viersen. NVA-leden kunnen een e-mail sturen aan het bureau en om de presentaties vragen van de NVA-dag van 6 juni. Op de website van de NVA vindt u een aantal foto’s van die dag.
Vooraankondigingen Op 25 september verzorgt de KVWN een ‘op weg naar huis bijeenkomst’ met als onderwerp het spanningsveld tussen de KRW en Natura 2000. Op 9 oktober houdt de Commissie Watervoorziening in samenwerking met de Reststoffenunie een workshop met als titel: ‘Van afvalstoffenproducent tot chemicaliënleverancier’.
Laatste nieuws over de fusie In april hebben de besturen van NVA en KVWN de stukken van de voorgenomen fusie ondertekend. De stukken zijn samen met de jaarrekeningen over de laatste drie jaar en de statuten van de verenigingen opgestuurd aan de notaris. Nu is in voorbereiding de agenda van de extra, ingelaste ledenvergadering op 3 oktober. U krijgt hiervoor binnenkort een oproep. Op deze vergadering wordt het formele besluit genomen te fuseren. Omdat op zo’n vergadering tweederde van de leden aanwezig moet zijn om een rechtsgeldig besluit te kunnen nemen, is deze vergadering ingevoegd - we verwachten namelijk niet dat we dat aantal zullen halen. De verenigingen kunnen dan een 2e ledenvergadering uitschrijven, waarop het besluit te fuseren weer geagendeerd is en dan is geen quorum vereist. Die vergadering is op 28 november..
Congressen tijdens Aquatech Tijdens de vakbeurs Aquatech, die van 30 september tot en met 3 september in de RAI in Amsterdam plaatsvindt, worden drie internationale congressen gegeven door Waternetwerk (KVWN en NVA) en de IWA. Het gaat om de congressen ‘Millenium Development Goals on Sanitation’ op 30 september en 1 oktober, ‘Design and Operation of Membrane
verenigingsnieuws Plants for Water, Wastewater and Industrial Effluent’ op 1 en 2 oktober en de ‘Conference on Industrial Water Treatment Systems’ op 2 en 3 oktober.
Sanitatie Op de eerste dag van Aquatech wordt de conferentie ‘Millenium Development Goals on Sanitation’ gehouden. Aanleiding is dat 2008 het jaar van de sanitatie is. De millenniumdoelen hebben een nieuwe impuls nodig om de doelstelling voor 2015 te halen. Vooral de doelen voor sanitatie komen steeds meer buiten bereik te liggen. Het is de bedoeling dat deze conferentie een plaats wordt om ervaringen uit te wisselen, huidige en komende problemen te erkennen en te ondervangen en (technische) vooruitgang te bespreken. Het programma wordt dan ook opgebouwd rond inzendingen van de bezoekers. Belangstellenden kunnen tot 15 maart bijdragen en posters inzenden. Mogelijke onderwerpen zijn: nieuwe technologie, ervaringen met samenwerkingsverbanden, sanitatie en stedelijke ontwikkeling, ‘best practices’, het gebruiken en aanpassen van bestaande infrastructuur, terugverdienen van investeringen, wet- en regelgeving en de duurzaamheid van de gekozen oplossingen. De voertaal van deze conferentie is Engels, er is geen simultane vertaling aanwezig. De kosten voor het bijwonen van deze conferentie bedragen 550 euro, voor IWA-leden 450 euro.
Membraantechnologie Op 1 en 2 oktober vindt een conferentie plaats over de toepassing van membranen voor het zuiveren van drink-, afval- en industriewater. Laagwaardige toepassingen, zoals koelwater en watergebruik voor agrarische doeleinden, staan centraal. De conferentie beoogt de kennis over membranen te bevorderen en ervaringen uit te wisselen. Ook komen het ontwikkelen en het gebruik van membranen aan de orde. De conferentie put gedeeltelijk uit ingezonden bijdragen. Voor 1 maart zijn inzendingen over bijvoorbeeld praktijkvoorbeelden, fouling en reiniging van membranen, verminderen van het energieverbruik, keramische membranen, etc. welkom. Ook deze conferentie wordt in het Engels gehouden zonder simultane vertaling. Voor IWA-leden kost het bezoeken van deze conferentie 450 euro, voor niet-leden 550 euro.
Industriële waterbehandeling Het derde en laatste gezamenlijke congres wordt gehouden op 2 en 3 oktober. Dan staan zuiveringssystemen voor industrieel water centraal. Het is de bedoeling dat tijdens deze conferentie vooral de leveranciers van technologie en apparatuur aan het woord komen over nieuwe ontwikkelingen. Maar ook hier zijn inzendingen welkom. Deze moeten op 1 maart binnen zijn en kunnen over onderwerpen gaan als biologische of chemische zuivering van industrieel effluent, behandeling van vaste afvalstoffen en problemen met specifieke verontreinigingen. Ook op deze conferentie is de voertaal
Engels. De deelnamekosten bedragen wederom 450 euro voor IWA-leden en 550 euro voor anderen.
scriptie te kiezen. De prijs wordt uitgereikt tijdens het gezamenlijk WaterSymposium dat eind november wordt gehouden.
Alledrie de congressen worden georganiseerd door IWA, Waternetwerk en Moorga. Informatie over de congressen is te vinden op www.moorga.com. Informatie over Aquatech is te vinden op www.aquatechtrade.com.
Om mee te kunnen dingen naar de prijs mag de deelnemer niet ouder dan 30 jaar zijn, de Nederlandse nationaliteit hebben en studeren (of net afgestudeerd zijn) aan een Nederlandse hbo- of wo-opleiding. De scriptie zelf moet op het moment van indienen al zijn goedgekeurd door de onderwijsinstelling en in het Nederlands of Engels zijn geschreven. De scriptie moet ingediend worden door een ambassadeur op de onderwijsinstelling. Een lijst van ambassadeurs en het reglement van de Scriptieprijs 2008 is te vinden op de website www.waterloopbaan.nl.
Historisch erfgoed en oude foto’s waardevol De afgelopen jaren heeft een groot deel van het historisch erfgoed uit de water(zuiverings)wereld een plek gekregen op de rwzi Dokhaven in Rotterdam. Zaken die binnenkort gesloopt, vervangen of weggegooid worden, kunnen over een aantal jaren wel eens van historisch belang zijn. Als u te maken krijgt mét het afbreken of verwijderen van objecten, installaties of apparatuur waarvan u denkt dat het de moeite waard is om het toch te behouden, meld dat aan het bestuur van de Historische Commissie (zie het Waterboek) of aan het bureau van de NVA/KVWN: info@nva.net.
Dia’s of foto’s van vóór 1990? Heeft u nog dia’s of foto’s van objecten uit de waterwereld van voor 1990, dan ontvangt de Historische Commissie van de NVA ze graag. Uiteraard worden ze teruggezonden indien u aangeeft dat u ze wilt houden. De Historische Commissie is bezig met het digitaliseren van dia’s en foto’s. Zij wil ze bewaren voor het nageslacht en ook publiceren op de internetpagina van Waternetwerk. Als u dia’s en/of foto’s uit de waterwereld (waterbeheer én drinkwater!) heeft van vóór 1990 waarvan u denkt dat die uit historisch oogpunt interessant kunnen zijn, dan kunt u deze sturen naar: Rob Vugts, Citroenstraat 8, 1326 GE Almere, (036) 523 15 56. U kunt ook gescande afbeeldingen digitaal doorsturen (op hoge resolutie oftewel 300 dpi): rhvugts@zonnet.nl.
NVA/KVWN Scriptieprijs 2008 Het kan nog een paar dagen: meedoen aan de NVA/KVWN Scriptieprijs 2008. Jongeren tot 30 jaar die een bachelor- of masterscriptie over een watergerelateerd onderwerp hebben geschreven, kunnen tot 1 juli nog meedingen naar de prijs. Die prijs bestaat uit een geldbedrag van 1.000 euro, een tweejarig lidmaatschap van de NVA/KVWN (Waternetwerk) inclusief een abonnement op vakblad H2O en de publicatie van het extract van de scriptie in datzelfde H2O én het vakblad Neerslag.
Publicatie ter kritiek Het College van Deskundigen Waterketen (voorheen C.K.W.) rekent een kritiektermijn van zes weken, vanaf de datum van deze publicatie voor onderstaande ter kritiek gepubliceerde beoordelingsrichtlijn: BRL-K618/06 ‘Watermeters’. De belangrijkste wijzigingen ten opzichte van BRL-K618/05 zijn: •
De eisen uit de IJkrichtlijn 75/33 zijn vervangen door een verwijzing naar NEN-EN 14154-1: ‘Watermeters - algemene eisen’ en NEN-EN 14154-3: ‘Watermeters beproevingsmethoden’.
•
Er is een testmethode opgenomen om de interne spanningen in het materiaal te kunnen bepalen. Deze eis is van toepassing op gegoten huizen van Cu legeringen met een wanddikte van minder dan 1,4 mm.
Belangstellenden worden uitgenodigd hun kritiek op deze ontwerp-beoordelingsrichtlijn binnen de aangegeven termijn te zenden aan de secretaris van het CvD-WK, Kiwa N.V., postbus 70, 2280 AB Rijswijk waar ook een exemplaar van deze ontwerp-beoordelingsrichtlijnen kan worden aangevraagd (070) 414 44 75.
De NVA/KVWN Scriptieprijs is ingesteld door beide verenigingen om jongeren meer te betrekken bij de watersector. De prijs is bedoeld om studenten te stimuleren het vakgebied water als onderwerp voor hun
H2O / 13 - 2008
27
Een gecombineerde kijk op
Stedelijk Waterbeheer en Ruimtelijke Ordening. Een interessante uitdaging om dit goed op elkaar af te stemmen.
Geven van een nieuwe impuls aan stedelijk waterbeheer. Leggen van onderlinge verbanden tussen de verschillende vakgebieden maakt stedelijk waterbeheer tot een succes. Wij kunnen het. Met deskundigheid, visie, betrokkenheid en passie. Grontmij, uw partner. www.grontmij.nl.
All it takes for water Monitoring and Data Network
Nijverheidsstraat 30, 6987 EM Giesbeek, The Netherlands
T +31 313 88 02 00 F +31 313 88 02 99
E info@eijkelkamp.com I www.eijkelkamp.com
*thema
platform
Marja Segers, Royal Haskoning Herman de Jonge, Royal Haskoning Jos Moorman, Waterschap Aa en Maas Tim Verhagen, Gemeente Schijndel
Quick scan stedelijke wateropgave grondwater voor invulling NBW Vanuit het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) hebben de gemeenten extra taken gekregen. Het akkoord benadrukt de gezamenlijke verantwoordelijkheid voor het op orde krijgen en houden van het totale watersysteem. Niet alleen voor de periode tot 2015, maar ook met een doorkijk naar 2050, moet worden vastgesteld wat de omvang is van de wateropgave. Royal Haskoning heeft samen met het Waterschap Aa en Maas en de gemeente Schijndel een Quick Scan Stedelijk Wateropgave Grondwater uitgevoerd. Met een tijdreeksanalyse en de grondwatergegevens van de gemeente Schijndel is inzicht ontstaan in de huidige locaties met grondwateroverlast en de frequentie van deze overlast. Ook is duidelijk geworden waar en hoe vaak in toekomstige klimatologische omstandigheden grondwateroverlast gaat optreden. De Quick Scan Grondwater dient nu als basis voor het verder uitwerken van het waterbeleid van de gemeente ten aanzien van grondwateroverlast.
O
m te voldoen aan de huidige en toekomstige waterwetgevingen besloot de gemeente Schijndel in 2006 een waterplan op te laten stellen door Royal Haskoning1). Bij het uitvoeren van interviews met inwoners bleek dat op enkele plaatsen in Schijndel regelmatig grondwateroverlast optreedt. Met name het noordwestelijk deel van de gemeente ondervindt regelmatig overlast als gevolg van hoge grondwaterstanden. De bodemopbouw in het stedelijke gebied van Schijndel geeft deels een verklaring voor deze hoge grondwaterstanden. De langgerekte bebouwing van Schijndel is historisch bepaald, doordat men zich
gevestigd heeft op een hoger gelegen zandrug. Onder deze zandrug bevindt zich op variërende diepte een ondoorlatende leemlaag. Bij hevige of langdurige regenval ontstaan ‘schijngrondwaterstanden’, die de relatief langdurige overlast veroorzaken. Verder naar de rand van de bebouwing komt men in lager gelegen gebied waar de leemlaag nog sterker aanwezig is en die zich dichter onder het maaiveld bevindt. Om de overlastlocaties duidelijker in beeld te brengen, is besloten om een Quick Scan Stedelijke Wateropgave Grondwater uit te voeren. Deze moest de gemeente en het waterschap uitsluitsel geven over waar en met welke frequentie de wateroverlast zich
Afb.1: Resultaat Tijdreeksanalyse voor peilbuis 45DL0076. De groene lijn geeft de voorspelde reeks weer en de rode punten de meetreeks.
voordoet. De analyse biedt de gemeente en het waterschap de mogelijkheid de knelpunten logisch en ook duurzaam op te lossen. Voor het uitvoeren van de Quick Scan Stedelijke Wateropgave Grondwater stelde Waterschap Aa en Maas voor tijdreeksanalyses te maken. In Schijndel staan relatief veel peilbuizen waarvan lange en betrouwbare meetreeksen beschikbaar zijn. Tijdreeksanalyse is daarom een kansrijke methode om beter inzicht te krijgen in de factoren die grondwaterstanden beïnvloeden.
Tijdreeksanalyse Tijdreeksanalyse is een statistische techniek die een relatie zoekt tussen invloedsreeksen (verklarende reeksen) en een grondwaterstandsreeks (resultaatreeks). Neerslag, verdamping, grondwateronttrekkingen en oppervlaktewaterpeilen kunnen als verklarende reeks worden gebruikt. Voor iedere grondwaterstandsreeks wordt een transfer-ruismodel gemaakt die de bijdragen van de verschillende verklarende reeksen kwantificeert en splitst. Bij een geslaagde analyse kan de grondwaterstandsreeks worden gesimuleerd (verklaard) door de optelsom van de verschillende verklarende reeksen. De simulatie zal de meetreeks nooit exact beschrijven door onnauwkeurigheden en onregelmatigheden in werkelijkheid, meting en modellering. Het verschil tussen de
H2O / 13 - 2008
29
simulatiereeks en de meetreeks wordt het residu of ruis genoemd. Voor betrouwbaar transfer-ruismodel moet het residu voldoen aan twee criteria2): • Het residu mag niet groter zijn dan 30 procent. Met andere woorden de meetreeks moet voor minimaal 70 procent worden verklaard door de verklarende reeksen. Dit percentage wordt het Explained Variance Percentage (EVP) genoemd; • Het residu mag geen trendmatige afwijking vertonen. Is er nog wel een trend in het residu, dan zijn niet alle invloedsfactoren in de analyse betrokken. Het ordenen en analyseren van de invoergegevens voor de tijdreeksanalyse is een zeer belangrijkste stap. Dit bepaalt namelijk de kwaliteit en bruikbaarheid van de uitkomsten. Bij te weinig grondwaterstandsgegevens kan geen betrouwbare tijdreeksanalyse worden uitgevoerd. Het huidige grondwatermeetstelsel van de gemeente Schijndel is altijd goed onderhouden. De relatief veel aanwezige peilbuizen met langere en betrouwbare meetreeksen, hebben tot groen licht geleid bij het onderzoek. Van alle beschikbare peilbuizen (binnen de bebouwde kom van Schijndel) zijn de meetreeksen geanalyseerd, en nietbetrouwbare metingen verwijderd.
Afb. 2: Overschrijding van de gesimuleerde grondwaterstand in de peilbuizen bij een minimale ontwateringsdiepte van 50 centimeter onder maaiveld bij een huidig neerslagpatroon in Schijndel. De kleur van de peilbuizen geeft de frequentie van optreden aan. De grootte van de symbolen geeft aan hoe lang een overschrijding duurt.
In totaal zijn 40 peilbuizen voor de analyse gebruikt. Voor elke peilbuis is een transferruismodel opgesteld met als verklarende reeksen de neerslag en verdamping voor de gemeten periode. Alle transfer-ruismodellen zijn vervolgens getoetst aan de twee bovengenoemde criteria. De peilbuizen in Schijndel hebben vrijwel allemaal een EVP tussen de 80 en 90 procent en geen van de peilbuizen vertoont een trendmatige afwijking. Afbeelding 1 toont voor een peilbuis de gemeten en de voorspelde reeks. De transfer-ruismodellen die voor de 40 peilbuizen zijn opgesteld, zijn gebruikt om grondwaterstanden te simuleren voor de huidige en de toekomstige klimatologische omstandigheden. Voor simulatie van het huidige klimaat is een willekeurige periode van 42 jaar doorgerekend. Hiervoor is de neerslag gebruikt van Benschop en de verdamping van De Bilt (voor beide zijn dagwaarden van januari 1960 tot december 2002 gebruikt). Voor simulatie van het toekomstige klimaat is in deze case uitgegaan dat de neerslag met tien procent toeneemt. Dit komt ongeveer overeen met het middenscenario voor 2050 uit WB21. De dagsommen van de toegepaste neerslagreeks bij de huidige situatie zijn hiervoor met tien procent verhoogd. Middels deze methode wordt per peilbuis een indicatie gegeven van de grondwaterstanden die zouden optreden in de huidige en toekomstige klimatologische omstandigheden.
Vertaling naar ruimtelijk beeld De informatie uit de tijdreeksanalyse is vertaald naar een ruimtelijk beeld. Per peilbuis is bepaald hoe vaak het water in de 42 doorgerekende jaren boven een
30
H2O / 13 - 2008
Afb. 3: Overschrijding van de gesimuleerde grondwaterstand in de peilbuizen bij een minimale ontwateringsdiepte van 50 centimeter onder maaiveld bij een huidig neerslagpatroon + 10 procent (toekomstig scenario) in Schijndel. De kleur van de peilbuizen geeft de frequentie van optreden aan. De grootte van de symbolen geeft aan hoe lang een overschrijding duurt.
omschreven toetsingsniveau komt. Gekeken is naar het aantal gebeurtenissen en niet naar het aantal dagen. Per overschrijding kan de grondwaterstand namelijk één of meerdere dagen achtereen het toetsingsniveau overschrijden. Om ook een indicatie te geven van de duur van de overschrijding, is voor iedere peilbuis berekend hoe lang het water gemiddeld per overschrijding boven het toetsingsniveau staat. In dit onderzoek zijn twee toetsingsniveau’s gehanteerd: het maaiveld en een ontwateringsdiepte van 50 centimeter onder maaiveld. Vaak wordt dit laatste toetsingsniveau als werknorm aangehouden. Deze komt voort uit de droogleggingseis van 70 centimeter in
watergangen, plus een opbolling van de grondwaterspiegel tussen de watergangen van 20 centimeter. Afbeelding 2 geeft bij een huidig neerslagpatroon weer hoe vaak de grondwaterstand in de gesimuleerde reeksen de minimale ontwateringsdiepte van 50 cm onder maaiveld overschrijdt. De kleur van de peilbuizen geeft de frequentie van optreden aan. De grootte van de symbolen geeft aan hoe lang een overschrijding duurt. In afbeelding 3 is de overschrijding van de minimale ontwateringsdiepte weergegeven bij een toekomstig klimaatscenario. Dezelfde afbeeldingen zijn ook gemaakt voor het
*thema toetsingsniveau maaiveld (maar hier niet weergegeven). Voor beide toetsingscriteria geldt dat zowel de frequentie als de duur van de overschrijdingen in heel Schijndel toenemen.
Conclusies De tijdreeksanalyse heeft op een eenvoudige manier inzichtelijk gemaakt waar zich in de huidige situatie grondwaterproblemen in de bebouwde kom van Schijndel voordoen. Grondwaterstanden aan maaiveld komen vooral voor aan de (noord)westrand. De minimale ontwateringsdiepte van 50 cm onder maaiveld wordt op veel meer locaties niet gehaald. In de toekomstige klimatologische omstandigheden nemen zowel het aantal overschrijdingen als de duur van de overschrijdingen toe. Alleen in het midden van het zuidelijk deel van de kern van Schijndel zijn de effecten van de klimaatsverandering gering. De conclusies over overschrijding van de ontwateringsdiepten zijn berekeningsuitkomsten. Dit wil echter niet zeggen dat de bewoners de hoge grondwaterstanden ook als wateroverlast ervaren. Lokale variatie in maaiveldhoogte kan betekenen dat de minimale ontwateringsdiepte niet meer wordt overschreden, of andersom verder (en frequenter) wordt overschreden. Ook de wijze van bouwen,
met en zonder (waterdichte) kelder of kruipruimte, is bepalend voor de grondwateroverlast.
Aanbevelingen De uitvoering van een dergelijke Quick Scan Stedelijke Wateropgave Grondwater biedt de gemeente en het waterschap een handvat voor verdere uitwerking van de wateropgave binnen het stedelijke gebied. Verschillende richtingen kunnen met het vervolg worden ingeslagen. Een voorbeeld hiervan is het verbeteren of aanleggen van particuliere en gemeentelijk drainagestelsels, Bij vervanging van bijvoorbeeld de riolering kan werk met werk gemaakt worden, en in de probleemgebieden het drainagestelsel geoptimaliseerd worden. Belangrijk is om na te gaan of op de locaties waar uit de berekeningen blijkt dat sprake is van grondwateroverlast ook daadwerkelijk grondwateroverlast heerst. Hiertoe dient wel het begrip grondwateroverlast binnen de gemeente gedefinieerd te zijn. Met de nieuwe zorgplicht van de gemeenten inzake grondwater is dit uiteraard een actueel thema. Middels het houden van een enquête in de wijken waar (potentieel) grondwateroverlast wordt berekend, kan men de uitkomsten verifiëren. Waar nodig is
platform
het meetnet uit te breiden. Verder kan ook gedacht worden aan het opzetten van een grondwaterloket, waar burgers klachten kunnen melden, om zodoende het beeld nader te detailleren en eventueel bij te stellen. De conclusies van de Quick Scan geven zowel inzicht in de locaties waar de grondwateroverlast zich nu voordoet als in de toekomst (onder andere klimatologische omstandigheden) en in welke mate. Door deze knelpunten tijdig te signaleren, kan op een logische en duurzame manier naar oplossingen gezocht worden. Dit voorkomt onnodige overlast. Ook wordt voldaan aan het Nationaal Bestuurakkoord Water en aan de nieuwe zorgplicht grondwater van de gemeenten. LITERATUUR 1) Royal Haskoning (2008). Waterplan Schijndel. 2) Von Asmuth W, M. Bierkens en C. Maas (2002). Transfer function noise modelling in continuous time using predefined impulse response functions. Water Resources Research nr. 12 pag. 1-23.
advertentie
Herten Schoolstraat 8 T 0475-395979 ‘s-Hertogenbosch Hambakenwetering 1 T 088-3366333 W kragten.nl
Stedelijk waterplan - Gulpen-Wittem landschapsarchitectuur groenbeheer rioolbeheer civiele techniek integraal beheer openbare ruimte geodesie planologie riooltechniek ecologie geografie stedenbouw geo-informatie waterbeheer verkeer & vervoer directie en toezicht wegbeheer bodemkunde communicatie landschapsarchitectuur groenbeheer rioolbeheer civiele techniek integraal beheer openbare ruimte geodesie planologie riooltechniek ecologie geografie stedenbouw geo-informatie waterbeheer verkeer & vervoer directie en toezicht wegbeheer bodemkunde communicatie landschapsarchitectuur groenbeheer rioolbeheer civiele techniek integraal beheer openbare ruimte geodesie planologie riooltechniek ecologie geografie stedenbouw geo-informatie waterbeheer verkeer & vervoer directie en toezicht wegbeheer bodemkunde communicatie landschapsarchitectuur groenbeheer rioolbeheer civiele techniek integraal beheer openbare ruimte geodesie planologie riooltechniek ecologie geografie stedenbouw geo-informatie waterbeheer verkeer & vervoer directie en toezicht wegbeheer bodemkunde communicatie landschapsarchitectuur groenbeheer rioolbeheer civiele techniek integraal beheer openbare ruimte geodesie planologie riooltechniek ecologie geografie stedenbouw geo-informatie waterbeheer verkeer & vervoer directie en toezicht wegbeheer bodemkunde communicatie landschapsarchitectuur groenbeheer ruimte geodesie planologie riooltechniek ecologie geografie stedenbouw geo-informatie waterbeheer verkeer & vervoer directie en toezicht wegbeheer bodemkunde communicatie landschapsarchitectuur groenbeheer rioolbeheer civiele techniek integraal beheer openbare ruimte geodesie planologie riooltechniek ecologie geografie stedenbouw geo-informatie waterbeheer verkeer & vervoer directie en toezicht wegbeheer bodemkunde communicatie landschapsarchitectuur groenbeheer rioolbeheer civiele techniek integraal beheer openbare ruimte geodesie planologie riooltechniek ecologie geografie stedenbouw geo-informatie waterbeheer verkeer & vervoer directie en toezicht wegbeheer bodemkunde communicatie landschapsarchitectuur groenbeheer rioolbeheer civiele techniek integraal beheer openbare ruimte geodesie planologie riooltechniek ecologie geografie stedenbouw geo-informatie waterbeheer verkeer & vervoer directie en toezicht wegbeheer bodemkunde communicatie landschapsarchitectuur groenbeheer rioolbeheer civiele techniek integraal beheer openbare ruimte geodesie planologie riooltechniek ecologie geografie stedenbouw geo-informatie waterbeheer verkeer & vervoer directie en toezicht wegbeheer bodemkunde communicatie landschapsarchitectuur groenbeheer rioolbeheer civiele techniek integraal beheer openbare ruimte geodesie planologie riooltechniek ecologie geografie stedenbouw geo-informatie waterbeheer verkeer & vervoer directie en toezicht wegbeheer bodemkunde communicatie landschapsarchitectuur groenbeheer rioolbeheer civiele techniek integraal beheer openbare ruimte geodesie planologie riooltechniek ecologie geografie stedenbouw geo-informatie waterbeheer verkeer & vervoer directie en toezicht wegbeheer bodemkunde communicatie
landschapsarchitectuur groenbeheer rioolbeheer civiele techniek integraal beheer openbare ruimte geodesie planologie riooltechniek ecologie geografie stedenbouw geo-informatie waterbeheer verkeer & vervoer directie en toezicht wegbeheer bodemkunde communicatie planologie riooltechniek ecologie geografie stedenbouw geo-informatie waterbeheer verkeer & vervoer directie en toezicht wegbeheer bodemkunde communicatie landschapsarchitectuur groenbeheer rioolbeheer civiele techniek integraal beheer openbare ruimte geodesie planologie riooltechniek ecologie geografie stedenbouw geo-informatie waterbeheer verkeer & vervoer directie en toezicht wegbeheer bodemkunde communicatie landschapsarchitectuur groenbeheer rioolbeheer civiele techniek integraal beheer openbare ruimte geodesie planologie riooltechniek ecologie geografie stedenbouw ie ge
H2O / 13 - 2008
31
Gert Leurink, Gemeente Utrecht Arie van Lit, DHV Simon Moolenaar, DHV Bart Manders, DHV
Anti Bulking Reactor reinigt grondwater biologisch tegen lage kosten Het stadspark in Utrecht, genoemd naar het riviertje de Grift, was niet altijd zo groen. In het verleden stond op het Griftpark een gasfabriek. Hierdoor zijn de bodem en het grondwater tot 50 meter diep verontreinigd geraakt. Opruimen van de verontreiniging bleek alleen tegen zeer hoge kosten mogelijk. Daarom is besloten de verontreiniging in te pakken. Een waterremmend scherm tot een diepte van 60 meter, een afdeklaag en een eeuwigdurende nazorgverplichting garanderen de veiligheid voor het stadspark. Pompen in het geïsoleerde gebied zorgen voor een continu verlaagd peil, zodat altijd water toestroomt naar het geïsoleerde gebied: de druk van het grondwater in het geïsoleerde gebied wordt dus permanent lager gehouden dan de druk van het grondwater in het eerste en tweede watervoerend pakket daarbuiten. Het sterk verontreinigde grondwater werd tot medio 2005 in een speciaal daarvoor gebouwde actiefslibinstallatie gereinigd. Dit artikel handelt over de consequenties van de toepassing van een nieuw zuiveringsprincipe: de Anti Bulking Reactor.
S
amen met de gemeente Utrecht heeft DHV ontdekt dat door inzet van vrije, niet vlokvormende, bacteriën, de zuivering betrouwbaarder is en de operationele kosten veel lager uitvallen. De vrije bacteriën zijn niet toegevoegd maar aanwezig in het grondwater uit de bodem van het Griftpark. Dit reinigingsprocédé zet DHV in als voorgeschakelde techniek bij
actief slibinstallaties onder de naam Anti Bulking Reactor (ABR) (zie kader). Wereldwijd is dit de eerste keer dat ABR wordt toegepast bij de reiniging van grondwater én als primair zuiveringsproces zonder nageschakelde actiefslibinstallatie.
ontwerp geldend voor biologisch actiefslibinstallaties en is in 1999 in gebruik genomen. De verontreinigingen in het influent zijn voornamelijk minerale olie, BTEX en PAK en in mindere mate fenol en cyanide. Cyanide breekt in de actief slibinstallatie niet af maar door de lage concentraties kan toch voldaan
De grondwaterzuiveringsinstallatie is gebouwd volgens een conventioneel
Afb. 1: De primaire waterlijn van de actiefslibinstallatie en de Anti Bulking Reactor. De gestippelde elementen zijn optioneel.
BELUCHTINGSTANK
BEZINKTANK
ZANDFILTRATIE
RETOURSLIB
ACTIEF KOOL FILTRATIE
BIOLOGISCH ACTIEF SLIB PRINCIPE
BELUCHTINGSTANK ABR PRINCIPE
32
H2O / 13 - 2008
BEZINKTANK
ZANDFILTRATIE
ACTIEF KOOL FILTRATIE
De Anti Bulking Reactor is door DHV ontwikkeld om uitspoeling van slib tegen te gaan bij actiefslibinstallaties. De reactor is nu voor het eerst ingezet als primair proces bij een grondwaterzuivering. In Nederland en China is het ABR-principe op 15 locaties operationeel. Door middel van sturing op hydraulische verblijftijd en zuurstofconcentratie kunnen alleen de snel groeiende, niet vlokvormende bacteriën overleven. Dit heeft als voordeel dat de zuurstofvraag en de slibproductie beide aanzienlijk dalen. De ABR is eenvoudig wat betreft systeemonderdelen en daardoor robuust en kostenefficiënt. Het ABR-proces is ook inzetbaar bij temperaturen beneden de 20°C.
*thema
platform
Tabel 2: Maximale geteste influentconcentraties. Tabel 1: Zuiveringsrendementen actief slib en Anti Bulking Reactor.
parameter
minerale olie BTEX naftaleen PAK totaal fenol
Wvo-norm (ug/l)
aanvoer (ug/l)
rendement (%) actief slib
200 10 5 70 50
2.900-3.600 1.050-1.500 1.350-1.600 1.850-2.700 35-50
86 100 99 99 91
rendement (%) anti bulking reactor
90 97 100 97 54
Tabel 3: Slibsamenstelling en productie actiefslib versus het principe van een Anti Bulking Reactor.
actiefslib
slibproductie per dag (kg d.s./m3 grondwater) organisch deel slib (%) productie slib op jaarbasis (ton)
worden aan de lozingseis voor cyanide vanuit de Wvo. De zuiveringsinstallatie bestaat uit een beluchtingstank, een nabezinktank, zandfiltratie en een optioneel bij te schakelen actief koolfiltratie (zie afbeelding 1). In de beluchtingstank vindt afbraak van de verontreinigingen plaats door bacteriën, aanwezig als vlokken. Deze vlokken (actief slib) zakken in de nabezinktank uit, waarna een pomp het actiefslib terugbrengt naar de beluchtingstank. Na zandfiltratie en een optioneel actief koolfilter wordt het water naar de effluentbuffer gepompt en geloosd op de communale waterzuivering van de gemeente Utrecht. Na uitgebreide proefneming en metingen is besloten full scale over te schakelen naar het ABR-principe. Er zijn geen veranderingen aan de installatie doorgevoerd. Het enige verschil is dat het actiefslib uit de waterlijn is gehaald op een moment dat het slib al vergaand gemineraliseerd is en toch al aan verversing toe is. De actiefslibvlokken zijn vervangen door de niet vlokvormende bacteriën die aanwezig zijn in het grondwater uit het geïsoleerde deel van het Griftpark, wat het sterkst verontreinigd is. Er is een herstartprotocol op basis van actiefslib ontwikkeld, dat in de praktijk getest is. Hierdoor is het mogelijk om binnen één dag weer volledig operationeel te zijn op basis van het oorspronkelijke actiefslibsysteem mocht het zuiveringsrendement van het ABR-principe onvoldoende zijn.
parameter
minerale olie BTEX naftaleen PAK totaal fenol
Wvo-norm (ug/l)
aanvoer (ug/l) anti bulking reactor
200 10 5 70 50
12.000 8.500 2.600 3.000 77
Tabel 4: Energieverbruik actiefslibinstallatie versus Anti Bulking Reactor.
anti bulking reactor
0,282 51 82
0,092 16 26
Daarnaast is het mogelijk het actief koolfilter als polijststap in te zetten. Het ABR-principe is met een gelijke zuurstofconcentratie in de beluchtingstank opgestart; later is dit gewijzigd om het optimum te bepalen.
Resultaten ABR-procédé Het ABR-principe reinigt de aangevoerde verontreinigingen waarbij hoge verwijderingrendementen worden bereikt, vergelijkbaar met het principe van een actiefslibinstallatie (zie tabel 1). Het effluent van de ABR-installatie blijft voldoen, ook bij snelle fluctuaties aan verontreiniging in het influent. Uit luchtmetingen bleek dat de verontreinigingen niet uitgeblazen worden in de beluchtingstank, maar dat daadwerkelijk biologische afbraak optreedt. De maximale concentraties die het ABR-principe kan behandelen waarbij nog voldaan wordt aan de Wvo-eis, zijn onderzocht, maar de absolute maxima zijn niet bepaald. Daarvoor is meer onderzoek nodig. Influentconcentraties waarbij nog voldaan wordt aan de Wvo-norm, zijn weergegeven in tabel 2. De slibproductie met het ABR-principe is om twee redenen lager dan tijdens het biologische principe: vanwege de veel lagere productie van de biomassa en omdat een slibcalamiteit zal uitblijven. Eén van de voordelen van het ABR-procédé is dat veel minder biologisch materiaal wordt afgevoerd als chemisch afval met een evident kostenvoordeel.
kWh/m3 kWh/dag
actiefslib
anti bulking reactor
1,20 1.000
0,90 725
Ondanks een goede technische bedrijfsvoering met een uitgebreide automatisering heeft zich bij de actiefslibinstallatie gemiddeld eens per twee jaar een ernstig slibprobleem voorgedaan. Dan sterft alle bioactiviteit in de beluchtingstank. De gehele slibmassa moet als chemisch afval worden afgevoerd naar een erkende verwerker. Bij het ABR-principe kunnen door het ontbreken van biologisch actief slib dergelijke problemen niet voorkomen. Het energieverbruik tijdens de ABR-periode is van 1.000 naar 725 kWh per dag afgenomen. Jaarlijks is hierdoor de uitstoot van kooldioxide 68 ton lager. Ter vergelijking, een gemiddeld huishouden verbruikt 4.000 kWh per jaar oftewel 11 kWh per dag.
Conclusie Grondwaterzuiveringsinstallaties zijn vaak traditioneel van ontwerp met relatief weinig optimalisatie inspanningen tijdens de instandhoudingperiode. Dit is onterecht. Dit onderzoek naar de toepasbaarheid van het ABR-procédé (Anti Bulking Reactor) laat zien dat aanzienlijke besparingen in geld en milieubelasting zijn te realiseren met een toegenomen bedrijfszekerheid. Het ABR-procédé is flexibel wat betreft fluctuaties in capaciteit en vuilvracht. De effluentkwaliteit voldoet hierbij steeds aan de eisen van de Wvo-vergunning. Het totale energiegebruik voor de IBC-maatregel met behulp van het ABR-principe is met 25 procent gedaald. Een verdere daling in de toekomst is mogelijk
H2O / 13 - 2008
33
Afb. 2: Voordelen ABR-procédé ten opzichte van het actiefslibprocédé. 100%
SLIB = SLIBPRODUCTIE VAR = VARIABELE JAARLIJKSE KOSTEN ENERGIE = ENERGIEVERBRUIK EN CO2 UITSTOOT BEDR = BEDRIJFSZEKERHEID FLEX = FLEXIBILITEIT HYDRAULISCHE BELASTING VUILLAST EN ZUURSTOF CONCUMPTIE
BIOLOGISCH ACTIEF SLIB PRINCIPE ABR PRINCIPE
SLIB
VAR
ENERGIE
BEDR
FLEX
door nog minder zuurstof in te brengen. De biodegradatie blijkt onafhankelijk van de zuurstofconcentratie, mits een nog exact te bepalen minimumpercentage zuurstof is ingesteld. Ook de slibproductie tijdens het ABR-procédé is een stuk lager: in de
actiefslibinstallatie werd jaarlijks 82 ton slib geproduceerd, terwijl dit in de Anti Bulking Reactor circa 26 ton is.
LITERATUUR Milieu Magazine (2008). Een toevallige innovatie: ABR voor Industriewater Eerbeek.
Afsterving van slib is bij deze zuiveringsmethode uitgesloten, waardoor de bedrijfszekerheid is verbeterd.
advertentie
Veiligheid en water, nu en later Vestiging Lelystad Botter 11-29 8232 JN Lelystad Vestiging Delft Elektronicaweg 12 2628 XG Delft Correspondentiegegevens: Postbus 2120 8203 AC Lelystad Telefoon: 0320 294242 Telefax: 0320 253901 E-mail: info@hkv.nl Internet: www.hkv.nl
Voor onze vestigingen in Lelystad en Delft hebben wij de volgende vacatures: adviseurs calamiteitenmanagement adviseur overstromingsberekeningen adviseur informatietechnologie
ontwikkelaar/programmeur projectmedewerker 1D/2D rekenmodellen adviseur risico en veiligheid
adviseur GIS Op onze website www.hkv.nl berichten wij uitgebreid over onze activiteiten en over bovenstaande vacatures.
34
H2O / 13 - 2008
platform
Marlies Zantvoort, HydroLogic Frans van Kruiningen, Hoogheemraadschap van Rijnland Nico ten Heggeler, Waterschap de Dommel Maarten Spijker, HydroLogic
2D-modelleren waardevol voor regionaal waterbeheer Voor het beantwoorden van watervraagstukken maken waterbeheerders in toenemende mate gebruik van 2D-modellen. Vooralsnog worden deze modellen vooral toegepast om overstromingen te berekenen die het gevolg zijn van het doorbreken van primaire waterkeringen. In dit artikel beantwoorden we de vraag of 2D-modellering ook een belangrijke rol kan spelen in het regionale waterbeheer. We behandelen hiervoor twee praktijktoepassingen: een beekherstelproject in hoog Nederland en een waterkeringproject in laag Nederland.
I
n het nationale waterbeheer wordt ruimtelijke modellering vooral toegepast voor het bepalen van overstromingsrisico’s en voor calamiteitenbestrijding. Een voorbeeld hiervan is het project Veiligheid Nederland in Kaart. In dit project brengt men voor een aantal dijkringen het
Een 1D-model simuleert de stroming in een watergang in één richting, namelijk de richting van de hoofdstroom. Stroming van het water dwars op deze hoofdstroom wordt in een 1D-model niet meegenomen. Deze modellen zijn dus niet geschikt voor het modelleren van overstromingen. Water stroomt bij een overstroming immers diffuus over het oppervlak. Om deze reden worden ruimtelijke modellen (2D) gebruikt. De basis van zo’n model is een hoogtebestand, bijvoorbeeld het Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN). Een hoogtebestand is opgebouwd uit hoogten van een gebied, uitgedrukt in een grid. De hoogteverschillen bepalen de door het 2D-model berekende stroming van het water over het maaiveld.
overstromingsrisico in kaart met behulp van 1D/2D-modellen. In het regionale waterbeheer werden tot voor kort op modelleringsgebied voornamelijk traditionele, ééndimensionale stromingsmodellen en neerslagafvoermodellen toegepast. Tegenwoordig wordt steeds vaker gebruik gemaakt van 2D-modellen voor het doorrekenen van ruimtelijke watervraagstukken, bijvoorbeeld in het kader van WB21-maatregelen (onder andere beekherstel). Ook voor het bepalen van de gevolgen van een doorgebroken boezemkade worden ruimtelijke modellen toegepast. Om te bepalen of het gebruik van 2D-modellen in het regionale waterbeheer daadwerkelijk een meerwaarde biedt in vergelijking met de eerdere aanpak bekijken we twee recente studies waarin 2D-modellering is toegepast. Het betreft één studie in laag Nederland (polder- en boezemgebied ) en één in hoog Nederland (vrij afwaterende beek), namelijk modellering van overstromingen als gevolg van boezemkadedoorbraken in Rijnland en een modellering van beekherstel in de Essche Stroom (Dommelstroomgebied). Per studie is kort het doel beschreven met een toelichting waarom voor ruimtelijke modellering is gekozen. Voor beide studies is geanalyseerd of het beoogde doel met de 2D-modellering is bereikt, welke mogelijkheden het biedt én wat de bepalende factoren voor een succesvolle modellering zijn.
Modellering overstromingen vanuit de boezem In opdracht van het Hoogheemraadschap van Rijnland is het Calamiteiten Informatie
Systeem (CIS) ontwikkeld. Het CIS heeft als doel waterbeheerders te ondersteunen tijdens een boezemkadedoorbraak door informatie te verschaffen over de (te verwachten) overstroming in de vorm van gedetailleerde overstromingsanimaties en grafieken. Om snelle besluitvorming mogelijk te maken, bevat het systeem een bibliotheek met 400 doorgerekende dijkdoorbraken. Door het raadplegen hiervan weet de waterbeheerder op welke wijze zijn gebied inundeert en welke inundatiediepten op welk moment ontstaan. De waterbeheerder kan ook potentiële maatregelen analyseren met het CIS, zoals het compartimenteren van de boezem. Daarnaast kan tijdens de doorbraak een nieuwe berekening worden uitgevoerd met het systeem om snel te kunnen bepalen waar ingrepen nodig zijn. Om ruimtelijk inzicht te krijgen in overstromingen vanuit de boezem, is het beschikbare boezemmodel van Rijnland uitgebreid met een 2D-model voor het CIS. De keuze voor het gebruiken van een ruimtelijk model was in deze studie eenvoudig: zonder 2D-modellering kan geen inzicht worden gekregen in de lokale gevolgen van overstromingen. Het toevoegen van een tweede dimensie leidt tot een complexere modellering. In deze studie zijn een tweetal aandachtspunten naar voren gekomen die van belang zijn voor een goed functionerend 2D-model: de rekentijd en de kwaliteit van het hoogtebestand. Het eerste aandachtspunt is dat een 1D/2D-model aanzienlijk trager rekent dan een 1D-model. Bovendien neemt de rekentijd sterk toe met het detailniveau van het hoogtebestand. De rekentijd kan
H2O / 13 - 2008
35
Afb. 1: In de eerste optimalisatiestap wordt de juiste balans gevonden tussen opschaling (detailverlies (2)) en rekentijd en wordt het ruwe hoogtebestand (1) geoptimaliseerd voor (lijn)elementen en het stedelijke gebied (3).
worden beperkt door het hoogtebestand op te schalen. In het CIS-project is opschaling van het hoogtebestand naar gridcellen van 25x25 m noodzakelijk gebleken om de rekentijd ook in een operationele situatie werkbaar te houden. Door opschaling neemt de nauwkeurigheid van het 2D-model echter af, omdat details verloren gaan (zie afbeelding 1). Deze details kunnen, hoe klein ook, de gesimuleerde overstromingspatronen in grote mate beĂŻnvloeden. Denk hierbij bijvoorbeeld aan de invloed van een verhoogde weg of fietstunnel; de aan- of afwezigheid van dit soort elementen bepaalt of een groot gebied wel of niet overstroomt. Een voorbeeld van de invloed van dit soort details is in afbeelding 2 te zien. Door het in het model wel of niet afsluiten van twee duikers in de Liniedijk verandert het overstromingspatroon in de Haarlemmermeer aanzienlijk. Het tweede aandachtpunt is daarom de vereiste kwaliteit van het hoogtebestand. Het opgeschaalde, ruwe AHN (Actueel Hoogtebestand Nederland) vormt de basis van het ruimtelijke model van Rijnland. In deze studie zijn twee stappen doorlopen om het hoogtebestand te optimaliseren voor het doel van het 2D-model. In de eerste optimalisatiestap zijn belangrijke elementen van het ruwe hoogtebestand gecorrigeerd om een correct inundatiebeeld te kunnen simuleren. Elementen zoals wegen, kaden en doorgangen zijn op basis van GIS-bestanden gecorrigeerd door middel van geavanceerde interpolatie- en filteralgoritmen. Extra aandacht is besteed aan het modelleren van de secundaire watergangen; deze zijn bepalend voor de manier waarop en de snelheid waarmee het water zich over het gebied verdeelt. Een voor Rijnland belangrijk doel van het CIS is om te weten wanneer het water na een dijkdoorbraak de verschillende stedelijke gebieden instroomt. In de ruwe data ligt het stedelijke gebied veelal te hoog, veroorzaakt door de aanwezige bebouwing. In de eerste optimalisatiestap is dit punt daarom gecorrigeerd, zodat in de bebouwde gebieden een bij de werkelijkheid aansluitend inundatiebeeld ontstaat. Afbeelding 1 geeft de resultaten weer van de eerste optimalisatiestap voor een deel van het hoogtebestand.
36
H2O / 13 - 2008
In de tweede stap is het hoogtebestand ter verificatie voorgelegd aan gebiedsexperts van het hoogheemraadschap. Het gebruik maken van deze gebiedskennis maakt het mogelijk om ook details op de gewenste wijze in het hoogtebestand te brengen. Vastgesteld is bijvoorbeeld of de duikers in de Liniedijk (zie afbeelding 2) open of gesloten zijn in de doorbraakberekeningen. De twee optimalisatiestappen van het hoogtebestand hebben geresulteerd in een 1D/2D-model waarmee de gevolgen van kadedoorbraken in Rijnland goed in kaart kunnen worden gebracht. Concluderend kan worden gezegd dat het toepassen van 2D-modellering in deze studie grote meerwaarde opleverde. Daarbij waren modellering op het juiste detailniveau en voldoende aandacht voor de optimalisatie van het hoogtebestand van cruciaal belang voor een voor Rijnland bevredigend resultaat.
Modellering beekherstel in de Essche Stroom De Essche Stroom is een vrijafstromende zijbeek van de Dommel die Waterschap de Dommel momenteel herinricht. Deze herinrichting bestaat uit hermeandering,
het verkleinen van het zomerbed en het verruimen van de uiterwaarden door het verplaatsen van kaden. Na uitvoering van deze ingrepen wijzigt het afvoer- en overstromingspatroon, doordat de uiterwaarden veel eerder dan voorheen gaan meestromen. Belangrijke randvoorwaarden voor een succesvolle herinrichting zijn dat de lokale waterstanden bij extreme neerslag niet toenemen en er geen extra debiet benedenstrooms wordt afgewenteld. Deze studie heeft als doel inzichtelijk te maken of met de huidige plannen voor herinrichting aan deze randvoorwaarden wordt voldaan. Om deze vraag te beantwoorden, is een model vervaardigd waarbij de uiterwaarden in 2D zijn gemodelleerd, terwijl het zomerbed in het 1D-model is opgenomen. Uit de met het model uitgevoerde berekeningen bleek vervolgens dat het verkleinen van het zomerbed resulteert in een onacceptabele toename van de waterstanden. Belangrijkste oorzaak hiervan is de te forse opstuwing bij plaatselijke vernauwingen in het uiterwaardenprofiel, bijvoorbeeld bij bruggen. De herinrichtingsplannen voor de Essche Stroom worden op het moment verder verfijnd op basis van de modelresultaten.
Afb. 2: Overstromingspatronen in de Haarlemmermeer twee dagen na doorbraak van de kade rond de Ringvaart. De cirkels geven aan waar de grootste verschillen in het overstromingspatroon optreden doordat de duikers in de liniedijk zijn gesloten.
platform Tijdens het ontwikkelen en het kalibreren van het Essche Stroom model is een aantal belangrijke aandachtspunten naar voren gekomen. Deze punten zijn in twee categorieën te verdelen: de optimalisatie van het hoogtebestand en de interactie tussen het 1D- en het 2D-model.
Afb. 3: Wanneer het water bij obstakels, zoals een abrupte vernauwing, opeens wordt ‘gedwongen’ van richting te veranderen, ontstaan stromingen dwars op de hoofdstroomrichting die de waterstanden in de rivier beïnvloeden.
De belangrijkste reden om in de studie ‘Modellering van beekherstel in de Essche Stroom’ te werken met een 2D-model is om het overstromingsproces ruimtelijk inzichtelijk te maken. Een tweede reden hiervoor is om de invloed van de ruimtelijke variatie van de uiterwaarden op de waterstanden nauwkeurig mee te nemen in de modellering. In de uiterwaarden is de stroming van het water veel meer afhankelijk
van ruimtelijke (hoogte)variaties dan in het redelijk uniforme zomerbed (zie afbeelding 3). De hoogteverschillen, obstakels en vernauwingen in de uiterwaarden veroorzaken 2D-stromingen met een niet te verwaarlozen invloed op de waterstanden; voor een nauwkeurige berekening van de waterstanden dienen deze 2D-stromingen te worden meegenomen (zie kader op pagina 41).
Het eerste aandachtspunt is ook in de overstromingstudie van Rijnland naar voren gekomen. Het AHN van het Essche Stroom gebied is opgeschaald naar 25x25 meter. Ook tijdens deze studie is veel aandacht besteed aan het vervaardigen van een correct hoogtebestand met behulp van automatische correctiealgoritmen en bijeenkomsten met gebiedsexperts. Het tweede belangrijke aandachtspunt dat uit deze studie naar voren is gekomen, heeft te maken met de interactie tussen 1D en 2D. In de Rijnland-studie is de locatie van de dijkdoorbraak het enige punt van interactie tussen 1D en 2D. In het Essche Stroom model is het 1D-model geïntegreerd in het ruimtelijke model, waardoor het water vanuit de hoofdstroom op elk punt het 2D-model kan instromen, mits de waterstand boven het maaiveld uitkomt. Uit verschillende kalibratieberekeningen blijkt dat de wijze waarop het 1D- en 2D-model water kunnen uitwisselen van groot belang is voor het behalen van bij de werkelijkheid aansluitende resultaten. Een onjuiste of onnauwkeurige koppeling tussen het 1D- en 2D-model kan bijvoorbeeld resulteren in een forse lokale opstuwing van waterstanden. De 2D-schematisatie van de uiterwaarden van de Essche Stroom heeft geleid tot een
Afb. 4: Verificatie van het gesimuleerde overstromingbeeld met het 1D/2D-model van de Essche Stroom aan de hand van luchtfoto’s van een overstroming uit 1995.
H2O / 13 - 2008
37
beter inzicht in het huidige en na beekherstel te verwachten overstromingsproces, mede door het nauwkeurig meenemen van 2D-stromingen. Als voorwaarde hiervoor geldt echter wel de inzet van specifieke expertise op het gebied van 1D/2D-modelleren én het gebruik van gedetailleerde gebiedskennis.
bij de communicatie met derden. Het kan in de vorm van overstromingsanimaties worden gebruikt bij het overbrengen en het bediscussiëren van ideeën. Tevens kunnen de gevolgen van bijvoorbeeld herinrichting op heldere en begrijpelijke wijze worden gepresenteerd.
Conclusie Extra mogelijkheden van ruimtelijke modellering Naast het beter meenemen van 2D-stroming biedt 2D-modelleren ook mogelijkheden voor modelverificatie en het communiceren van de uitkomsten. Van een regionaal stroomgebied is vaak slechts een beperkte hoeveelheid meetgegevens voor handen. Deze meetgegevens zijn veelal onvoldoende voor een goede modelkalibratie. De overstromingsbeelden en -animaties die met het 2D-model kunnen worden gemaakt, vormen dan ook een welkome aanvulling bij de verificatie van het model (zie afbeelding 4). Gebiedsexperts kunnen aan de hand van de beelden het overstromingsproces volgen en op basis van hun ervaringen aangeven waar het water bijvoorbeeld over een kade is gestroomd. Het model kan ook ondersteuning bieden
Uit de analyse van de beschreven casestudies blijkt dat het toepassen van 2D-modellering in het regionale waterbeheer vele voordelen biedt. Het creëert de mogelijkheid om regionale overstromingsberekeningen uit te voeren en kan ook bij andere ruimtelijke vraagstukken tot een betere simulatie van de werkelijkheid leiden. Het Essche Stroomproject is hiervan een voorbeeld. De inzichtelijkheid van de problematiek neemt sterk toe door het gebruiken van een ruimtelijk model. Het biedt bovendien kansen voor een betere kalibratie/verificatie en creëert ook op het communicatieve vlak grote meerwaarde. De ervaringen uit de besproken studies leren ons dat de kwaliteit van het hoogtebestand, die de basis vormt voor het ruimtelijke model, zeer belangrijk is. 2D-modellering dient daarom alleen te worden toegepast indien er voldoende kennis is om het
hoogtebestand verantwoord te corrigeren en optimaliseren. Door middel van geavanceerde automatische algoritmen en het inbrengen van gebiedskennis worden elementen als wegen, kaden, sloten en straten op de juiste wijze in het hoogtebestand gebracht. Om een betrouwbaar 1D/2D-model te krijgen, moet ook ruime aandacht worden besteed aan de interactie tussen de 1D- en 2D-modules. Wanneer beide delen niet correct op elkaar zijn afgestemd, zal dit de betrouwbaarheid van gesimuleerde afvoeren en waterstanden nadelig beïnvloeden. Het gebruik van 2D-modellering biedt een grote meerwaarde bij watervraagstukken met een ruimtelijke component. Een voordeel van ruimtelijke modellen ten opzichte van ééndimensionale modellen is de toename van inzicht in de problemen, gevolgen en oplossingen rond watervraagstukken. In vergelijking met 1D-modelleren is het toevoegen van een tweede dimensie bewerkelijker en vergt het meer detailkennis van het studiegebied. Deze extra inzet zal zich echter in veel gevallen terugbetalen met een veel grotere realiteitswaarde van de simulatieresultaten.
advertentie
Werken tussen wetenschap en praktijk WL | Delft Hydraulics, GeoDelft, de unit Bodem en Grondwater van TNO en delen van Rijkswaterstaat hebben hun krachten gebundeld in een onafhankelijk instituut voor deltatechnologie, Deltares. Deltares biedt innovatieve oplossingen voor water- en ondergrondvraagstukken, die het leven in delta’s, kust- en riviergebieden veilig, schoon en duurzaam maken.
De unit Zoetwatersystemen maakt deel uit van Deltares. De ruim honderd medewerkers doen onderzoek en geven specialistisch advies op het gebied van waterhuishouding, waterveiligheid, operationeel waterbeheer, rivierkunde en transport over water, waterkwaliteit en ecosystemen. De afdeling Waterhuishouding zoekt een startende:
onderzoeker/adviseur regionaal waterbeheer m/v Je werkt in binnen- en buitenland. In Nederland werk je aan projecten rond WB21 en GGOR. Onderwerpen zijn de koppeling van grond- en oppervlaktewatersystemen, de beschikbaarheid van water in droge periodes, de berging van water tijdens wateroverlast en het ontwerp van meetnetten.
werkomgeving Deltares biedt een informele, dynamische en internationale werkomgeving. We bieden goede opleidingsmogelijkheden en toekomstperspectieven. Onze arbeidsvoorwaarden zijn uitstekend. Je standplaats is Delft. belangstelling Voor meer informatie over de functies zie www.deltares.nl onder vacatures. Voor meer informatie kun je ook contact opnemen met Erik Ruijgh, afdelingshoofd ‘waterhuishouding’, tel. 015 2858735. Je sollicitatiebrief ontvangen we graag voor 27 juli 2008.
onderzoeker/adviseur stedelijk waterbeheer m/v In Nederland denk je mee over het ontwerp en beheer van oppervlaktewater in oude kernen en nieuwbouwwijken. Internationaal ben je betrokken bij urban drainage en urban flooding projecten in mega-cities zoals Singapore, Jakarta en Hongkong.
38
H2O / 13 - 2008
Deltares afdeling Personeel en Organisatie t.a.v. Eileen Cox Postbus 177, 2600 MH Delft of per email sollicitatie@deltares.nl
platform
Sander Loos, HydroLogic Henk van Norel, Waterschap Hunze en Aa’s Jacques Esenkbrink, Waterschap Reest en Wieden Arnold Lobbrecht, HydroLogic
Nieuwe beslissingsondersteunende systemen voor het operationele waterbeheer De toename van het aantal extreme weersituaties, in combinatie met de beperkte capaciteit van watersystemen, stelt steeds hogere eisen aan het operationele waterbeheer. Verscheidene waterschappen gebruiken daarom operationele beslissingsondersteunende systemen (BOS) die hen helpen met het dagelijkse peilbeheer en het waterbeheer in crisissituaties met wateroverlast of droogte. Deze systemen zijn gebaseerd op gedetailleerde hydrologische en hydrodynamische modellen, die worden gevoed met hoogfrequente en kwalitatief hoogwaardige meteorologische gegevens en weersverwachtingen. Dit artikel toont de nieuwste ontwikkelingen op het gebied van weerinformatie en BOS, introduceert een modulair platform voor die systemen en geeft de succesfactoren voor invoering van een BOS in een organisatie van waterbeheerders.
D
e hevige neerslag van de afgelopen jaren en de wateroverlast die daaruit volgde, heeft laten zien dat de beschikbare ruimte in watersystemen beperkt is en dat overlast onder de huidige omstandigheden vaak niet is te voorkomen. Omdat sprake is van een neerslagafvoerproces dat zich snel voltrekt (enkele uren tot dagen), is het van belang dat snel duidelijk is hoe en wanneer beschikbare operationele maatregelen effectief kunnen worden ingezet. Steeds meer waterschappen geven hoge prioriteit aan het optimaliseren van het operationele waterbeheer ten tijde van extreme situaties met behulp van een beslissingsondersteunend systeem. Deze worden ingezet als waarschuwingssysteem om een extreme situatie (hoogwater, extreme droogte) tijdig te zien aankomen. Gedurende de extreme situatie wordt het BOS gebruikt om diverse strategieën, zoals maalstops en de inzet van bergingsgebieden, vlot door te rekenen en af te wegen op basis van effectiviteit. Een operationeel BOS kan tevens worden ingezet in het dagelijkse peilbeheer, om bijvoorbeeld regelbare kunstwerken optimaal te benutten. Optimalisaties in het gebruik van de beschikbare capaciteit, energie en de daarbij behorende kosten, kunnen tot aanzienlijke kostenbesparingen leiden1).
Het BOS ondersteunt waterbeheerders in complexe beslisprocessen, zowel onder reguliere omstandigheden als tijdens acute crisissituaties. Het systeem dient op transparante, reproduceerbare en uniforme wijze diverse strategieën en weerscenario’s door te rekenen en de uitkomsten inzichtelijk te maken. Bij de inzet van operationele maatregelen, bijvoorbeeld de inzet van een bergingsgebied, speelt het tijdsaspect een belangrijke rol: een te vroege inzet kan betekenen dat de maatregel geen effect heeft en later niet meer kan worden gebruikt. Te laat inzetten betekent onnodige wateroverlast en schade. Het gaat bij een BOS juist om de planning van de informatievoorziening, het beslisproces en het effectueren van maatregelen2). Daarom is het essentieel dat het instrument te allen tijde direct gereed is voor gebruik, bedrijfszeker werkt, de benodigde antwoorden snel genereert en de resultaten op communicatief sterke wijze weergeeft.
Systematiek Het is de verwachting dat alle waterschappen binnen enkele jaren overgaan tot de invoering van een BOS, waarbij de geboden functionaliteit dient te worden afgestemd op het beheergebied en de gebruikers. De toenemende economische en maatschappelijke belangen bij accuraat waterbeheer dwingen waterschappen alle binnen hun
mogelijkheid liggende kennis en technieken in te zetten bij het uitvoeren van de waterbeheerstaak. Daarom is een systematiek ontwikkeld die waterbeheerders voorziet van weerkundige en waterhuishoudkundige informatie: HydroNET. Doel hiervan is het ondersteunen van watermanagers en hydrologen bij het efficiënt uitvoeren van hun operationele taak. Momenteel gebruiken tien waterschappen de systematiek. Operationele BOS-systemen die gebaseerd zijn op HydroNET, maken gebruik van actueel gemeten hydrologische invoergegevens, zoals van met telemetriesystemen gemeten waterstanden en stuwstanden. Daarnaast worden de systemen gevoed met actuele meteorologische informatie, zoals neerslag, wind en een weersverwachting voor de korte tot middenlange termijn. De voornaamste bron voor actuele meteorologische informatie voor landelijk en stedelijk waterbeheer is het KNMI3),4). De gegevensset die het KNMI operationeel beschikbaar heeft, is zeer compleet voor dit doel en ook de snelheid van levering en de leveringszekerheid zijn zeer groot. Van het KNMI worden gebruikt5): • de gebiedsdekkende radarneerslag: gekalibreerde drie-uurlijkse neerslagsommen, geleverd per uur. De vlakdekkende neerslag wordt voorbewerkt met
H2O / 13 - 2008
39
•
•
•
•
een GIS-programma waardoor gewerkt kan worden met gebiedsneerslag per peilgebied, deelstroomgebied of afvoergebied (zie afbeelding 1); de waarnemingen van automatische weerstations (ruim 40 in Nederland), geleverd per uur. Per station worden diverse variabelen gemeten, waaronder windkracht en richting, neerslag en temperatuur; de dagelijkse referentiegewasverdampingsgegevens, geleverd per dag; de verwachtingsgegevens van het Europese ensemble prediction system (EPS) van onder andere neerslag, windkracht en richting, tot 15 dagen vooruit, tweemaal per dag geleverd. Door te werken met kansklassen wordt ook een onzekerheidsband van de voorspelde resultaten beschikbaar gemaakt. Zo wordt een onzekerheid in de neerslagverwachting vertaald naar een onzekerheid van bijvoorbeeld een waterstandsvoorspelling of een afvoervoorspelling6),7); de uurlijkse weersverwachting van het high resolution limited area model (Hirlam), waaronder neerslag en wind, op hoge ruimtelijke resolutie, viermaal per dag geleverd. Ook op deze gegevens kan een vertaling naar afvoergebied worden uitgevoerd, waardoor de kwaliteit van de waterstandsverwachtingen verder toeneemt.
Afb. 1: Gekalibreerde neerslagradargegevens van het KNMI voor het beheergebied van Waterschap Hunze en Aa’s worden automatisch omgezet naar geografische informatie. Per rekentijdstap wordt vervolgens de neerslag per afvoergebied bepaald.
Het beslissingsondersteunend systeem is gebaseerd op drie lagen (zie afbeelding 2): de informatie presenteren voor visualisatie, rapportage (tabellen, grafieken, kaarten, tekst), analyse, aansturing en communicatie; de gegevens gebruiken, voorbewerken, rekenen met één of meer modellen en nabewerken tot informatie voor de presentatielaag en tenslotte de gegevens vergaren, opslaan en het beschikbaar stellen van relevante gegevens aan de andere lagen. Vanuit de gegevenslaag worden benodigde gegevens automatisch en met een instelbare frequentie (tot eens per uur) volledig geautomatiseerd aangeboden aan de bewerkingslaag. In deze laag start een berekening om waterstandsverwachtingen voor de komende dagen te bepalen. In de bewerkingslaag van het BOS kunnen in principe alle hydrologische en hydrodynamische modelinstrumentaria worden toegepast die in het Nederlandse waterbeheer worden gebruikt. Voorbeelden van veel gebruikte toegepaste instrumentaria zijn Sobek en AQUARIUS. Na beëindiging van de berekeningen worden gegevens nabewerkt voor de presentatie. In deze nabewerking worden toetsingen van verwachte waterstanden uitgevoerd (bijvoorbeeld: ten opzichte van kadehoogten), bergingsruimte in grondof oppervlaktewater berekend of schade berekend en inundatiekaarten gemaakt. De kracht van een BOS ligt in het gemak waarmee de gebruiker simulatiegegevens en nabewerkte gegevens kan visualiseren, waarbij hij/zij moet kunnen kiezen tussen diverse vormen van presentatie (kaarten, grafieken, tabellen, etc.). Gebruiksgemak is tevens van groot belang in crisissituaties,
40
H2O / 13 - 2008
Afb. 2: De drie lagen waarop het BOS-platform is gebaseerd.
waarbij beheerders en specialisten onder grote druk moeten werken. In het BOS wordt gewerkt met scenario- en strategieberekeningen. Scenarioberekeningen gaan uit van variaties in de voor de waterbeheerder oncontroleerbare randvoorwaarden, zoals buitenwaterstanden of de neerslag (bijvoorbeeld: minimum-, gemiddelde en maximale neerslagverwachting). Deze berekeningen geven de situatie weer indien de waterbeheerder niet ingrijpt. Een strategieberekening is een berekening waarin één of meer beheermaatregelen worden ingezet (bijvoorbeeld: voormalen of het optrekken van een stuw). Met deze werkwijze is het mogelijk om de effectiviteit van de inzet van beheermaatregelen (een strategie) door te rekenen onder verschillende randvoorwaarden (scenario’s). Voor de aansturing van het systeem zijn in de presentatielaag van het BOS intuïtief te bedienen schermen opgenomen, waarmee de gebruiker (maatregel)berekeningen kan
uitvoeren. Voor de analyse van resultaten is in het platform een compleet pakket van rapportage- en GIS georiënteerde presentatiefunctionaliteit beschikbaar, geïntegreerd in ArcGIS. Van diverse berekende gegevens worden GIS-kaarten gemaakt, waarbij onderscheid wordt gemaakt in statische en dynamische kaarten. Statische kaarten geven bijvoorbeeld een maximum behaalde waterstand per peilgebied of waterloop over een bepaalde verwachtingsperiode. De dynamische kaarten geven het verloop van een variabele in de tijd en kunnen worden geanimeerd, waarbij de situatie in discrete tijdstappen vloeiend kan worden getoond of stap-voor-stap doorlopen. Door een waterloop of een regelkunstwerk in een kaart aan te klikken kan een grafiek worden opgevraagd (zie afbeelding 3). Een andere mogelijkheid voor het presenteren en rapporteren van gegevens in een BOS wordt geboden door een rechtstreekse koppeling met MS Excel. Alle nabewerkte gegevens in het BOS kunnen
platform
Afb. 3: Voorbeeld van de presentatiemodule van het BOS Hoog Water van Waterschap Hunze en Aa’s8). In diverse kaarten worden de berekeningsresultaten gepresenteerd en geanimeerd. Door het selecteren van een waterloop in de kaart verschijnt een tijdreeksgrafiek (links). Hierin staan gemeten (witte achtergrond) en verwachte waterstanden (grijze achtergrond). Die zijn het resultaat van berekeningen met verschillende scenario’s voor de neerslag (minimum, gemiddeld en maximum) van de komende dagen. De tijdreeksgrafiek rechts toont het resultaat van een maatregelberekening (vasthouden van water bovenstrooms).
worden opgevraagd in deze, voor gebruikers van het systeem, vertrouwde werkomgeving. Dit biedt ruime flexibiliteit voor het maken van grafieken en spreadsheetberekeningen, bijvoorbeeld voor het vergelijken van opeenvolgende waterstandsprognoses in de tijd of de vergelijking achteraf van berekeningsresultaten met metingen. Deze informatie kan weer worden toegepast bij aanvullende kalibratie van het gebruikte hydrologische of hydrodynamische model of bij uitbreiding van: sturingsregels van regelkunstwerken, maatregelstrategieën of de schematisatie van het watersysteem in het model. Aan een operationeel BOS worden hoge eisen gesteld op het gebied van robuustheid, performance en beschikbaarheid. Zo dient het BOS bij het ontbreken van recente telemetriegegevens toch op basis van neerslagverwachting een waterstand- of afvoerverwachting op te stellen, waarbij wordt uitgegaan van geschatte waarden voor ontbrekende gegevens. Bij normaal bedrijf functioneren de systeemlagen in nauwe samenhang, maar de systeemlagen kunnen ook onafhankelijk van elkaar werken. Door deze onafhankelijkheid is het mogelijk om op alle drie niveaus (zie afbeelding 2) functionaliteit toe te voegen of te wijzigen, zonder dat dit invloed heeft
op de andere niveaus. Bovendien kunnen de drie lagen ook op verschillende computers functioneren, waardoor het beheer en gebruik kan worden gedistribueerd.
is aangegeven wat nodig is voor een succesvolle ontwikkeling en implementatie van een beslissingsondersteunend systeem bij een waterschap.
Bouw en implementatie
Naast de inbreng van kennis op het gebied van ICT en softwareontwikkeling dient ruime aandacht te worden besteed aan de kwaliteit van hydrologische en hydrodynamische modellering en de gebruikerswensen op het gebied van presentatie en communicatie van modelresultaten. Indien te weinig aandacht wordt besteed aan één van deze aspecten, zal het BOS niet voldoen aan de verwachting van de gebruikers. Dit kan worden voorkomen door bij de ontwikkeling en implementatie te werken volgens technieken en methoden die bekend zijn uit de ‘dynamic systems development method’ (DSDM). Hierbij heeft de eindgebruiker van het BOS, tijdens de ontwikkeling van het systeem, grote invloed op de uiteindelijke vorm.
De ontwikkeling en implementatie van een BOS vereist een integratie van de werkvelden watermanagement, kennismanagement en hydroinformatica. In afbeelding 4 Afb. 4: Integratie van kennis over techniek, hydrologische en hydrodynamische modellering en nauwe betrokkenheid van eindgebruikers leidt tot een succesvolle implementatie van een beslissingsondersteunend systeem.
Het is essentieel dat de ruimte voor maatwerk en specifieke wensen in een BOS-platform behouden blijft, aangezien elk watersysteem eigen karakteristieken heeft en het gebruik per waterschap kan verschillen, zoals dagelijks peilbeheer, crisisbeheer of een combinatie van beide. Omdat de HydroNETsystematiek open, modulair en generiek is
H2O / 13 - 2008
41
opgezet, kunnen aanvullende ontwikkelingen snel worden gerealiseerd en geĂŻmplementeerd. Daardoor is een gefaseerde invoer van een BOS mogelijk en kan een systeem op basis van gebruikerservaringen steeds verder worden uitgebreid. Zo kan een groeitraject worden ingezet, waarbij in eerste instantie alleen gebruik wordt gemaakt van de geavanceerde meteorologische informatie voor het operationele en strategische waterbeheer. Vervolgens wordt een koppeling gemaakt met een bestaand of nieuw model voor simulatie van het watersysteem onder de actuele weersomstandigheden. Een volgende stap is koppeling met een telemetriesysteem voor nauwkeurigere simulatie en het implementeren van maatregelstrategieĂŤn en sturingsstrategieĂŤn voor dagelijks peilbeheer en crisisbeheer. De stapsgewijze aanpak kan leiden tot een BOS dat beschikt over automatische kalibratieroutines, en dat zelfstandig advies geeft over de inzet van beheersmaatregelen met een optimale planning, voor bijvoorbeeld objectief crisisbeheer of energiezuinig dagelijks peilbeheer.
Conclusie De toegenomen maatschappelijke belangen, in combinatie met meer extremen in het weer en de krappere ruimte in water-
systemen, stellen hoge eisen aan het in Nederland te voeren operationele waterbeheer. Tegelijkertijd bestaat een ruim aanbod aan kennis, gegevens en technieken, die waterbeheerders in staat stelt de optimale beheerstrategie onder zowel reguliere als extreme omstandigheden te bepalen. Met behulp van BOS-systemen kunnen beslissingen over het te voeren beheer op objectieve en reproduceerbare wijze worden afgewogen, onderbouwd en gecommuniceerd. Met de invoering van een beslissingsondersteunend systeem geeft een waterschap invulling aan ÊÊn van haar primaire taken en verantwoordelijkheden op het gebied van waterbeheer en zorgt daarmee voor een betere veiligheid en actueel inzicht in de risico’s die samenhangen met het wel of niet nemen van operationele maatregelen.
4) Lobbrecht A. en S. van Andel (2005). Integrated urban and rural water management using modern meteorological data. 10th International Conference on Urban Drainage, Copenhagen/Denmark. 5) Lobbrecht A., G. Hiemstra, M. Talsma en Z. Vonk (2003). Neerslaginformatie voor het waterbeheer. H2O nr. 23, pag. 22-25. 6) Van Andel S., A. Lobbrecht en R. Price (2007). Rijnland case study: anticipatory control of a low-lying regional water system. In Thielen J. Bartholmes and J. Schaake (eds.). 3rd HEPEX workshop. Book of Abstracts, European Commission EUR22861EN. 7) Lobbrecht A., S. Loos, G. Versluis en M. Talsma (2004). Neerslaginformatie voor hoogwaterverwachting in De Overwaard. H2O nr. 18, pag. 29-31. 8) Van Overloop P., A. Lobbrecht, H. van Norel en S. Vos. (2005). BOS Hoog Water Groningen. H2O nr. 13, pag. 36-39.
NOTEN 1) Lobbrecht A. (1997). Dynamic Water-System Control - design and operation of regional water-resources systems. 2) Lobbrecht A., M. Spijker, J. Schadenberg en M. Talsma (2005). Effectief water vasthouden met anticiperende sturing. H2O nr. 16, pag. 39-42. 3) Lobbrecht A. en S. Loos (2004). From precipitation data to flood forecasting. 6th International Conference on Hydroinformatics - Liong, Phoon & Babovic (eds.), Singapore.
advertentie
LPN XFSLFO 4BNFO Als opzichter Civiel (specialisatie watermanagement) ben je een belangrijke schakel in het watermanagement. Je coÜrdineert de uitvoering van programma’s die er op gericht zijn om de watersystemen in de stad goed te laten functioneren. Hieronder valt het gehele rioolstelsel, het grondwater en een deel van het openbaar water. Je adviseert over het verbeteren en vervangen van de huidige systemen en denkt (in teamverband) mee in toekomstgerichte oplossingen. Je signaleert knelpunten, doet onderzoek en rapporteert. Kortom samenwerken, klantgericht, initiatief, overtuigingskracht en onafhankelijk denken zijn termen die op jou als opzichter van toepassing zijn.
Kortom, de directie Grondgebied zoekt een:
Alphen aan den Rijn is een stad met veel verschillende gezichten. Hart van het Groene hart, centrum van bedrijvigheid en bruisende ontmoetingsplaats van oude en nieuwe bewoners. Meer dan 71.000 mensen
0Q[JDIUFS $JWJFM [POEFS LPVEXBUFSWSFFT HBO, 36 uur per week (1fte), max E 3.418 (schaal 9)
leven met en naast elkaar in onze stad. Samen met hen willen we bouwen aan een prettige woon-, werken leefomgeving. Ieder vanuit zijn eigen invalshoek,
Interesse?
zijn eigen talenten en zijn eigen ambities.
Kijk op www.alphenaandenrijn.nl/vacatures voor meer informatie of bel Wim Dieho, unitleider Civiel,
Allemaal Alphen noemen we dat.
telefoonnummer (0172) 465 886.
;PWFFM HF[JDIUFO "MMFNBBM "MQIFO
42
H2O / 13 - 2008
8FSL KF CJK IFU 3JKL EBO XFSL KF BBO /FEFSMBOE )FU 3JKL JT EF WFS[BNFMOBBN WPPS BMMF NJOJTUFSJFT FO UJFOUBMMFO EJFOTUFO WFSTQSFJE PWFS IFU IFMF MBOE ;P O NFOTFO XFSLFO FS BBO NBBUTDIBQQFMJKL CFMBOHSJKLF WSBBHTUVLLFO FO EF VJUWPFSJOH WBO VJUFFOMPQFOEF QSPKFDUFO 7BO PVEFSFO[PSH FO LJOEFSPQWBOH UPU
&FO EJKL BBO FSWBSJOH
BTJFM[PFLFST 7BO WPFETFMWFJMJHIFJE FO &VSPQFTF SFHFMHFWJOH UPU CFMBTUJOHIFSWPSNJOHFO ;BLFO EJF POT BMMFNBBM SBLFO %BU NBBLU IFU XFSLFO CJK IFU 3JKL [P CJK[POEFS %FOL KF WFSEFS FO XJM KF WFSEFS ,JKL EBO PG EF[F WBDBUVSF JFUT WPPS KF JT 0G HB OBBS XXX XFSLFOCJKIFUSJKL OM WPPS BMMF BOEFSF CBOFO NFU JOIPVE ;PXFM NBOOFO BMT WSPVXFO LVOOFO TPMMJDJUFSFO UFO[JK BOEFST WFSNFME
)ZESPMPPH .JOJTUFSJF WBO -/7 %JFOTU -BOEFMJKL (FCJFE %-( ;XPMMF 0QMFJEJOH ICP PG XP NJOJNBBM [FT KBBS FSWBSJOH ,FOOJT WBO (*4 FO BHSP FO FDPIZESPMPHJF
4BMBSJTJOEJDBUJF CSVUPNBBOETBMBSJT CFESBBHU NBYJNBBM รถ CJK FFO VSJHF XFSLXFFL %-( WPFSU WFFMBM JO PQESBDIU WBO EF QSPWJODJF EF XBUFSTDIBQQFO PG 3JKLTXBUFSTUBBU JOUFHSBMF QSPKFDUFO VJU JO IFU MBOEFMJKL HFCJFE +JK MFWFSU EF WFSUBMJOH WBO XBUFSCFMFJE OBBS VJUWPFSJOH )JFSWPPS IFC KF LFOOJT WBO IZESPMPHJTDIF NPEFMMFO PQ IFU HFCJFE WBO BHSP FO FDPIZESPMPHJF +F LFOU EF QSBLUJKLPQMPTTJOHFO FO EF BEWJFTNBSLU "MT TQFDJBMJTU XFSL KF JO EF QSPKFDUFO TBNFO NFU FYUFSOF QBSUJKFO *OGP XXX XFSLFOCJKIFUSJKL OM -/7 )0
XXX XFSLFOCJKIFUSJKL OM
agenda 2 juli, Nieuwegein Klimaatneutrale waterketen symposium over de klimaatafdruk en mitigatiemaatregelen in de watersector. Organisatie: WaterKIP, Kiwa Water Research en Grontmij. Informatie: (030) 606 95 83 of danielle.patist@kiwa.nl.
4 september, Rotterdam Industrieel water congres over de stand van zaken rond industrieel water, met aandacht voor hergebruik van proceswater, ontzouting, membraantechnologie en koelwater én de strengere wetgeving voor het lozen of hergebruik van afvalwater. Aan het einde van de dag is een bezoek mogelijk aan de demineraliseringsinstallatie van Evides in Pernis. Organisatie: Euroforum. Informatie: (040) 297 49 77.
25 september, Utrecht Riolering jaarlijks terugkerende dag met 21 korte informatieve lezingen over allerlei zaken die met riolering te maken hebben, verdeeld over grondwater, regenwater, beheer én beleid en regelgeving voor technici. Organisatie: Stichting RIONED. Informatie: (0318) 63 11 11.
29 september - 3 oktober, Amsterdam Understanding of and adaptation to current and future climate Europese conferentie waarop experts op het gebied van klimaat en adaptatie en beleidsmakers die maatregelen moeten implementeren, met elkaar in discussie gaan over mogelijke oplossingen om de ruimtelijke ordening klimaatbestendig te maken. Eén van de sessies gaat over het klimaatbestendig maken van het watersysteem. Het KNMI is gastheer van deze Europese klimaatconferentie. Informatie: meetings.copernicus.org/ ems2008.
30 september - 3 oktober, Amsterdam Aquatech 22e editie van de grootste vakbeurs op het gebied van proces-, drink- en afvalwater in Nederland, met een congresprogramma dat georganiseerd wordt door de International Water Association. Organisatie: Amsterdam RAI. Informatie: (020) 549 12 12.
9 oktober, Utrecht Waterschapshuis en IDsW jaarlijkse editie van de netwerkdag die dit jaar in het teken staat van implementeren, architectuur en vraagsturing. Deze thema’s worden uitgediept met interactieve sessies. Organisatie: Het Waterschapshuis en IDsW. Informatie: www.idsw.nl.
23 oktober, Utrecht Water en gebiedsontwikkeling studiedag over gebiedsontwikkeling met water als centraal thema en specifiek aandacht voor ontwikkelingen op beleidsniveau en op het gebied van regelgeving. Organisatie: NIROV. Informatie: Martijn Vos (070) 302 84 11.
Buitenland
14 juni-14 september, Zaragoza (S.) Water and Sustainable Development wereldtentoonstelling EXPO die dit jaar in het teken staat van water en duurzame ontwikkeling. Informatie: www.expo2008.es.
17-23 augustus, Stockholm World Water Week De World Water Week staat deze keer in het teken van water voor een schone en gezonde wereld, met de focus op sanitatie. Dit forum is een ontmoetingsplaats om samenwerkingsverbanden aan te gaan en kennis en ervaringen uit te wisselen op mondiaal niveau. Organisatie: Stockholm International Water Institute. Informatie: www.worldwaterweek.org.
H2O / 13 - 2008
14e editie van de internationale conferentie voor gebruikers en producenten van kunststof pijpen. Vooral in Oost-Europa zijn kunststof pijpen aan een opmars bezig. De nadruk ligt dit jaar op het milieu. Organisatie: TEPFA, PE 100+, PVC4Pipes en Plastic Pipes Institute. Informatie: www.ppxiv.com.
1-3 oktober, Almeria (S.) CIERTA vijfde editie van de beurs en de tweede editie van de internationale conferentie over duurzame energie en watertechnologie. Organisatie: Camara Palacio de Exposiciones y Congresos. Informatie: www.almeriaferiasycongresos. com.
10-12 november, Beijing Water Expo China de zesde editie van deze internationale beurs voor de watersector in China. Organisatie: Chinese Hydraulic Engineering Society en Messe Frankfurt. Informatie: www.waterexpo.cn.
26-28 november, Hamburg Consequences of climate change and flood protection vierde editie van de internationale conferentie over de gevolgen van de klimaatverandering voor het waterbeheer in het algemeen en de bescherming tegen overstromingen in het bijzonder. Organisatie: Hamburg Messe und Congress GmbH. Informatie: www.acqua-alta.de.
2009
1-4 september, Brisbane Riversymposium elfde editie van het internationale congres over de rivieren. Informatie: www.riversymposium.com.
16-18 september, Kazakhstan WaterTech Central Asia eerste editie van deze beurs en conferentie over (drink)watertechnologie. Organisatie: Kenes Exhibition en ITECA. Informatie: www.iwtca.com/en.
ingezonden mededeling
44
22-24 september, Boedapest Kunststof pijpen
16-22 maart, Istanbul Wereld Water Forum vijfde editie van dit driejaarlijkse, internationale forum waarop alle watergerelateerde problemen, uitdagingen en kansen aan de orde. Bedoeld voor wetenschappers, politici en bestuurders, ngo’s en bedrijven om water hoger op de politieke agenda te zetten. Informatie: www.worldwaterforum5.org.
handel & industrie I-Real en Rivierenland meten overstorten
Verbeterde GatorCam leverbaar De GatorCam video-inspectiesystemen voor leidingen van Radiodetection zijn nu leverbaar met de nieuwe GatorCam3+ bedieningsmodule, met geavanceerde digitale videofunctionaliteit. Ook wordt bij elk systeem een nieuwe, universele en makkelijk te monteren borstelset geleverd waarmee het systeem snel kan worden aangepast aan verschillende leidingdiameters. De GatorCam3+ bedieningsmodule is uitgerust met een zeer helder industrieel TFT-scherm van 200 mm en neemt in volledige VGA digitale video op op Compact Flash-kaarten. Deze kaarten hebben een capaciteit tot acht gB, goed voor zeven uur aan opnames. Het opgenomen videomateriaal kan via een USB-kabel naar een pc of laptop worden overgedragen, voor bewerking met de bijgeleverde software FlexiSightTM. De kleine, maar stevige GatorCam3+ bedieningsmodule maakt gebruik van een geavanceerd digitaal platform waarmee de gebruiker beelden kan inzoomen, pannen of roteren tijdens het opnemen of afspelen om een beter zicht te krijgen op leidingfouten. De gebruiker kan foto’s maken van fouten die gerepareerd moeten worden en deze via Bluetooth draadloze technologie rechtstreeks naar een geschikte mobiele telefoon sturen. Alle hoofdfuncties worden bediend via een nieuw, duurzaam toetsenpaneel dat zelfs met werkhandschoenen te bedienen is. Met de nieuwe GatorCam3+ kan de klant tevens ter plekke uitgebreide rapporten produceren met het bedrijfslogo, de gegevens van de klant, foto’s met aantekeningen en observaties. Elk systeem is nu Het GatorCam video-inspectiesysteem.
uitgerust met een nieuwe, universele en gemakkelijk te monteren borstelset voor het centreren van camera’s van 25 mm in leidingen met een diameter van 25-100 mm en camera’s van 50 mm in leidingen met een diameter van 50-150 mm. De borstels zijn eenvoudig binnen enkele seconden te vervangen. Tenslotte worden alle systemen geleverd met een keuze uit duwkabels, van 35 m tot 150 m lang, en een roestvrijstalen kleurencamera met een diameter van 25 mm of 50 mm, die volledig is afgedicht tegen vochtindringing en is voorzien van felle en onderhoudsvrije LED-verlichting. Voor meer informatie: (0314) 66 47 00.
DHV krijgt onderscheiding voor Nereda Advies- en ingenieursbureau DHV is tweede geworden in de strijd om de European Business Awards for the Environment. In de categorie ‘eco-innovatieve processen’ moest de afvalwaterzuiveringstechniek Nereda alleen het Duitse Choren GmbH boven zich dulden. De EBAE is een tweejaarlijkse onderscheiding van de Europese Commissie en staat alleen open voor Europese bedrijven die al op nationaal niveau zijn onderscheiden voor hun eco-innovatie (producten of diensten die zowel innovatief, kosteneffectief en milieubeschermend zijn). Dit jaar waren er 125 internationale inzendingen en volgens de EBAE-organisatie kunnen finalisten zich reken tot de ‘Best of the Best’. Nereda is een technologie voor de zuivering van industrieel en huishoudelijk afvalwater. Deze Nederlandse innovatie is tot stand gekomen door een nauwe samenwerking tussen DHV, TU Delft, onderzoeksstichting STOWA, vijf waterschappen en met ondersteuning van technologiestichting STW en innovatieprogramma’s van SenterNovem. In Nederland is Nereda operationeel in de industrie. Met STOWA en diverse Waterschappen wordt toegewerkt om de technologie op korte termijn beschikbaar te maken voor grootschalige rioolwaterzuiveringen.
Waterschap Rivierenland gaat de overstorten en randvoorzieniningen van misschien wel 36 gemeenten monitoren. Het schap heeft daarvoor gekozen voor het open procesinformatiesysteem H2gO van I-Real uit Doetinchem. Waterschap Rivierenland heeft in de afgelopen twee jaar onderzocht hoe het de samenwerking met gemeenten verder invulling kan geven. In eerste instantie gaat het om het meten aan overstorten en randvoorzieningen met als doel efficiencyvoordelen te behalen (de meetverplichting). Daarna wordt dit verder uitgebreid naar de overige data van de rioolstelsels, waaronder ook de gemalen van het waterschap. Inmiddels is een intentieverklaring getekend en gaan het waterschap en mogelijk 36 gemeenten samenwerken. Voor het gezamenlijk monitoren van de overstorten en randvoorzieningen is gekozen voor het open procesinformatiesysteem H2gO van I-Real. Het procesinformatiesysteem H2gO sloot het beste aan bij de wensen en eisen opgesteld door een werkgroep bestaande uit gedelegeerden van zowel het waterschap als de diverse gemeenten. Enerzijds leest H2gO de data uit de bestaande telemetriesystemen van de gemeenten uit (dit kan ook handmatig bij gebruik van stand-alone meetapparatuur). Anderzijds is het ook mogelijk om H2gO als telemetriesysteem te gebruiken. De data van de meetapparatuur worden dan rechtstreeks ingelezen in H2gO middels mobiele of vaste datacommunicatie. Alle gegevens worden in een centrale databank bij het waterschap opgeslagen en ontsloten. Voor iedere gemeente wordt in het systeem een meetnet aangemaakt en via het internet krijgt de gemeente toegang tot de gegevens. De meetgegevens blijven eigendom van de betreffende gemeenten, maar het grote voordeel is dat het waterschap mee kan kijken en analyses kan maken met gegevens van alle gemeenten samen. De deelnemende gemeenten kunnen via H2gO eenvoudig voldoen aan de rapportageverplichtingen die vanuit de Wvo gesteld worden. H2gO levert namelijk automatisch alle verplichte rapportages zonder dat hier speciale bewerkingsacties voor nodig zijn. Middels H2gO kunnen er ook meerdere analyses gedaan worden, zoals het vergelijken van overstorten met de gevallen neerslag en debieten van rioolgemalen binnen één trendgrafiek of rapportage. Voor meer informatie: www.i-real.nl.
Voor meer informatie: www.nereda.nl.
H2O / 13 - 2008
45
0OLY 0RODUCTS SINDS PROFESSIONEEL SPECIALIST IN VEZELVERSTREKTE KUNSTSTOFFEN IS DE PRODUCENT VAN DETOS® POLYESTER BEHUIZINGEN (ET HIER GETOONDE TYPE 0OLY3HELTER BESCHERMT OP EFlCIÑNTE WIJZE POMPEN GEMALEN % INSTALLATIES ENZOVOORTS TEGEN WEERSINVLOEDEN Kenmerken s Standaardconcept s Lichtgewicht s #HEMISCH RESISTENT s KLEUREN LEVERBAAR s 3NEL TE PLAATSEN s ,ANGE LEVENSDUUR s 6ANDALISMEBESTAND
Industrieel, Flexibel, Demontabel. DETOS®
"RUNINGSSTRAAT s ,! 7ERKENDAM 4 s & % INFO POLYPRODUCTS NL s ) WWW POLYPRODUCTS NL
!6+ $› /0,/33).' !,3 ´ $% ,%)$).' (%%&4
!6+ .%$%2,!.$ "6 0OSTBUS !" 6!!33%. 4EL &AX E MAIL INFO AVK NL NL WWW AVK NEDERLAND NL
Wa l l i n g f o r d S o f t w a r e smarter solutions for the water industry -RJS;SVOW (I [IVIPHPIMHIRHI JEQMPMI ZER L]HVEYPMWGLI QSHIPPIVMRKWSJX[EVI -RJS;SVOW ;7 JSV ;EXIV 7YTTP]
ˆ 1MRMQEPMWIIV HI VMWMGS«W FMN LIX RIQIR ZER FIWPMWWMRKIR SQXVIRX Y[ XI FILIVIR RIX[IVOIR ˆ &ILEEP IIR QE\MQYQ EER IJ´GMIRXMI IR FITIVO HI XSXEPI TVSNIGXOSWXIR ˆ 3TXMQEPMWIIV HI O[EPMXIMX ZER HI VIWYPXEXIR HERO^MN IIR ^IIV YMXKIFVIMHI IR HSIPXVIJJIRHI WIX ZER ZEPMHEXMIW IR WRIPPI IR REY[OIYVMKI WMQYPEXSVIR
-RJS;SVOW '7 JSV 'SPPIGXMSR 7]WXIQW
ˆ 1E\MQEPMWIIV HI TVSHYGXMZMXIMX HERO^MN HI KIFVYMOWZVMIRHIPMNOLIMH LIX KVSXI EERXEP KIVIIHWGLETTIR ZSSV MQTSVX IR QSHIPSTFSY[ HI OVEGLXMKI EREP]WIQSKIPMNOLIHIR IR HI ^IIV XSIKEROIPMNOI VETTSVXIVMRK ˆ -RJS;SVOW MRXIKVIIVX ^MGL ^IIV QEOOIPMNO QIX FILIIVW]WXIQIR +-7 TPEXJSVQIR '%( QEEV SSO QIX ERHIVI L]HVEYPMWGLI QSHIPPIVMRKWWSJX[EVI -R HI^I FVERGLI FIWGLMOX ;EPPMRKJSVH 7SJX[EVI [IVIPH[MNH SZIV LIX KVSSXWXI XIEQ WSJX[EVISRX[MOOIPEEVW (MX IR IIR KIVITYXIIVHI SRHIVWXIYRMRK WXEER FSVK ZSSV GSRXMRYxXIMX MR TVSHYGXSRX[MOOIPMRK IR WYTTSVX
-RJS;SVOW 67 JSV 6MZIV 7]WXIQW
-RJS;SVOW ¦ TVSZIR L]HVEYPMG QSHIPPMRK WSJX[EVI JVSQ ;EPPMRKJSVH 7SJX[EVI PIEHMRK XLI [SVPH MR TVSZMHMRK WQEVXIV WSPYXMSRW JSV XLI [EXIV MRHYWXV] -RJS;SVOW (
8
/&
-RJS;SVOW MW E VIKMWXIVIH XVEHIQEVO SJ ;EPPMRKJSVH 7SJX[EVI 0MQMXIH
+MPFIVX .SRGLIIVI ;EPPMRKJSVH 7SJX[EVI &IRIPY\ 7EPIW (I 7GLEKKIPIR ;IWXQEPPI &IPKMt 8IP )QEMP KMPFIVX NSRGLIIVI$[EPPMRKJSVHWSJX[EVI GSQ
[[[ [EPPMRKJSVHWSJX[EVI GSQ
Water, wij zijn er gek op!
Voor een efďŹ ciĂŤnt waterplantmanagement: PGIM/Aqua U hoeft niet uit te knobbelen hoe u uw procesautomatisering zo optimaal mogelijk maakt. Dat doen wij graag voor u. En Goed! Zowel drink- als afvalwater en water qua infrastructurele werken is voor ABB al decennialang bekend gebied. Onze informatiebeheersystemen vereenvoudigen de procedures voor plantmanagement. Middels lokale en overkoepelende informatiesystemen komt belangrijke informatie vanuit de hele onderneming beschikbaar. De tool Power Generation Information Manager/Aqua is naast een data-warehouse ook een besluitvormingsplatform voor een kosten- en winstgericht operationeel beheer. Voor meer informatie neemt u contact op met onze afdeling Utilities SIL-training 9 en 10 september 2008 te Etten-Leur
ABB b.v. Mon Plaisir 40 NL-4879 AN Etten-Leur Tel. +31 (0)76 5086400 E-mail customerservice.el@nl.abb.com Website www.abb.nl
Automation.