20080711073618

Page 1

nยบ

41ste jaargang / 11 juli 2008

14/15 /

2008

TIJDSCHRIFT VOOR WATERVOORZIENING EN WATERBEHEER

INTERVIEW MET CEES VEERMAN NEDERLANDSE WATERSECTOR ZOEKT TOEGANG TOT CHINA DE (NEVEN)EFFECTEN VAN COMPARTIMENTERING VERSTERKEN BESTRIJDINGSMIDDELEN GEVOLGEN EUTROFIร RING?


Norit MBR .O DOUBTS .ORIT *UST PROOF

Norit MBR

AirliftTM MBR • Municipal applications

Norit MBR technology is typically placed outside the bioreactor. It is a clean and dry set-up, has high permeate quality through genuine ultraďŹ ltration membranes and provides easiest maintenance and cleaning. Based on the successful Crossow MBR concept, Norit developed the revolutionary AirliftTM technology. TM

Norit Airlift

MBR combines all beneďŹ ts of the out-of-basin pla-

• Typical waste loads are below 1,000 COD • Low energy < 0.25 kWh/m3

Crossow MBR • Industrial applications

cement of the membranes with low energy levels. Contact us to

• Typical waste loads range from 1,000 to 50,000 COD

hear which MBR concept is best for your situation.

• Proven robust and simple

www.mbr.norit.com


Geld verdienen of water laten stromen?

W

inst- en dividenduitkering door drinkwaterbedrijven gaat aan een maximum gebonden worden. Welk maximum dat wordt, is nog niet duidelijk. Maar een bedrag van 138 miljoen euro dat Evides aan dividend aan de aandeelhouders uitkeert, is straks verleden tijd. Daarvoor zorgde begin deze maand de Tweede Kamer bij de behandeling van de Drinkwaterwet. Als een soort wisselgeld was minister Cramer bereid het voorstel om de drinkwatersector onder toezicht te brengen van de Nederlandse Mededingingsautoriteit (NMa) definitief te schrappen. De NMa zal alleen toezien op kruissubsidies bij levering van water aan de industrie. De drinkwaterbedrijven in Nederland kunnen in principe al ruim tien jaar dividend uitkeren over het door de aandeelhouders (gemeenten en provincies) gestorte kapitaal. Dat dividend mocht niet meer zijn dan een rentepercentage dat iets boven het rendement van lopende H2O tijdschrift voor watervoorziening en waterbeheer verschijnt ééns per 14 dagen Officieel orgaan van Stichting tot uitgave van het tijdschrift H2O en haar participanten: - Vereniging van Waterbedrijven in Nederland - Koninklijke Vereniging voor Waterleidingbelangen in Nederland - Nederlandse Vereniging voor Waterbeheer - Kiwa Water Holding BV Uitgever Rinus Vissers Redactie Peter Bielars (hoofdredacteur) Michiel van Zaane Gerda Pieters Redactiesecretariaat Dora Pompe Redactieadres en uitgeverij Postbus 122, 3100 AC Schiedam telefoon (010) 427 41 65 fax (010) 473 26 40 e-mail h2o@nijgh.nl Bezoekadres: ’s-Gravelandseweg 565 3119 XT Schiedam Redactiecommissie Harry Tolkamp (voorzitter/NVA) André Struker (KVWN) Frits Vos (VEWIN) Gerda Sulmann (Kiwa Water Research) Advertentieverkoop Roelien Voshol (010) 427 41 54 Brigitte Laban (010) 427 41 52 Mediaorder Carola Sjoukes (010) 427 41 41 Sigrid van der Kind (010) 427 41 40 fax (010) 473 20 00 Abonnementenservice Pauline Roos (010) 427 41 08 Tini van Schijndel (010) 427 41 08 e-mail abo@nijgh.nl fax (010) 426 27 95 Abonnementsprijs € 99,- per jaar excl. 6% BTW € 131,- per jaar voor buitenland € 8,50 losse exemplaren excl. 6% BTW Abonnementen gelden voor één jaar en worden – zonder tegenbericht – automatisch verlengd. Opzeggingen dienen schriftelijk uiterlijk 6 weken voor het aflopen van de abonnementsperiode te geschieden aan bovenstaand postadres. Druk en lay-out Den Haag mediagroep b.v., Rijswijk

staatsobligaties lag. De aandeelhouders ontvingen geen dividend over de winst van het bedrijf. Door de enorme schaalvergroting in de vorm van Vitens en Evides is dat echter veranderd. Deze waterbedrijven bieden dividend over het vermogen. En dan gaat het in feite alleen nog om het geld, niet meer over de vraag of het publieke drinkwaterbedrijf nieuwe technologie wil gaan gebruiken. De waterbedrijven die geen dividend uitkeren, doen ook goede dingen, leveren net zo goed schoon drinkwater en tegen heel redelijke tarieven. Het is dus een fabel dat een drinkwaterbedrijf winst moet maken om bepaalde investeringen te kunnen doen. Er is in Nederland geen enkel drinkwaterbedrijf dat noodlijdend is en haar werk niet kan uitvoeren. Ik hoop dat de Eerste Kamer de Drinkwaterwet dan ook snel goedkeurt. Peter Bielars

inhoud nº 14/15 / 2008 4

/ Nieuw convenant verdrogingsbestrijding in Utrecht

5

/ Klimaatneutrale waterketen heeft vooral voorbeeldfunctie

6

/ Nederlandse watersector zoekt sleutel voor Chinese markt

10 / Interview met voorzitter Deltacommissie, Cees Veerman: “Rotterdam en omstreken misschien wel het grootste probleem”

6

Maarten Gast

16 / GGOR Limburg = Nieuw Limburgs Peil Nico Buytendijk en Frans Verdonschot

18 / Perspectievenbenadering voor waterbeheer op de lange termijn Pieter Valkering, Ron Cörvers, Astrid Offermans en Marjolein Haasnoot

10

22 / Meer water drinken, hype of heilzaam? Maarten Gast

24 / Drinkwaterbedrijven van de toekomst: water op maat Alexander Vos de Wael

26 / Kennismanagement voor waterschapsbrede informatiesystemen

16

Janneke de Graaf, Sander Loos, Arjan Peters en Fred van Bommel

33 / Recensie Engelstalig rapport onderzoek MBR Varsseveld Herman Evenblij

39 / Compartimentering in Friesland en Groningen om het overstromingsrisico te verminderen Carolien Steinweg, Arjen Hoekstra en Martijn Booij

Copyright Nijgh Periodieken B.V., 2008 Het auteursrecht op de inhoud van dit tijdschrift wordt uitdrukkelijk voorbehouden. Overname van artikelen alleen na schriftelijke toestemming van de uitgever. www.vakbladh2o.nl

43 / Worden in 2027 de doelen voor stoffen gehaald in rijkswateren? Rutger Engelbertink, Astrid Driesprong, Kees van de Ven en Joost van den Roovaart

47 / Kan belasting van watersystemen met bestrijdingsmiddelen de gevolgen van eutrofiëring versterken? Marieke de Lange, Gertie Arts en Olga Clevering

Bij de omslagfoto: Schoon water in een natuurlijke omgeving in Nederland (foto: Herman Wanningen)


Nieuw convenant verdrogingsbestrijding in Utrecht ondertekend Bestuurders en directieleden van natuur-, milieu- en landbouworganisaties en water- en terreinbeheerders in Utrecht hebben op 2 juli hun handtekening geplaatst onder het ‘Convenant verdrogingsbestrijding in TOP-gebieden’. Dit gebeurde tijdens een bijeenkomst in TOP-gebied Overlangbroek. In het convenant geeft de Provincie Utrecht aan hoe zij de komende vijf jaar, samen met de andere betrokken partijen, werkt aan het bestrijden van verdroging van natuur in de TOP-gebieden: de twaalf belangrijkste verdroogde natuurgebieden in de provincie Utrecht.

V

olgens gedeputeerde Binnekamp heeft het even geduurd om alle neuzen dezelfde kant op te krijgen, maar is dat uiteindelijk gelukt. “Nu kunnen we echt verder met het aanpakken van verdroging in onze provincie.” Sinds 1999 werkt de Provincie Utrecht samen met de andere betrokken partijen aan het bestrijden van verdroging van natuurgebieden. Het oude, nu nog geldende convenant, sluit niet goed aan bij de nieuwe aanpak van verdroging zoals geadviseerd door de landelijke Taskforce Verdroging. Deze adviseerde de provincie om tot 2015 alle aandacht en energie te richten op de aanpak van twaalf belangrijkste verdroogde gebieden. Door concentratie op een beperkter aantal gebieden kan een groter herstel van de natuur bereikt worden. Bij de aansturing van deze gebieden moet de provincie een grotere rol spelen dan voorheen. Er moeten duidelijkere afspraken met de gebieden komen over wat ieders rol is bij de aanpak van projecten. Ook moeten er afspraken komen over het doelgericht toepassen van instrumenten, zoals de inzet van middelen, grondaankoop en een integrale aanpak. Al deze adviezen van de

Taskforce zijn meegenomen en verwerkt in het nieuwe convenant. In de afgelopen jaren zijn natuurgebiedsplannen vastgesteld waarin voor alle natuurgebieden is aangegeven welke Utrechtse ‘natuurdoeltypen’ de provincie daar wil realiseren. Een natuurgebied is verdroogd als het gewenste grond- en oppervlaktewaterregime (GGOR) niet voldoet aan de eisen die de natuurdoeltypen in het natuurgebied stellen. Dat heeft zowel betrekking op de waterkwantiteit als de waterkwaliteit. Het eerste convenant op dit gebied werd in 1999 ondertekend door de Provincie Utrecht, water- en terreinbeheerders, natuur- en landbouworganisaties en het toenmalige waterleidingbedrijf Hydron. Het belangrijkste probleem de afgelopen jaren was het ontbreken van draagvlak. Het lukt meestal niet om alléén de natuurgebieden natter te maken: de omgeving van deze natuurgebieden wordt dan ook natter. Dat zijn meestal landbouwgronden en de boeren hebben daar problemen mee. Tot voor kort werden dan ook alleen die natuurgebieden vernat waarbij de omgeving er geen last had. Ook is op verschillende

De deelnemende partijen aan het nieuwe convenant verdrogingsbestrijding in de provincie Utrecht.

4

H2O / 14/15 - 2008

plaatsen het onttrekken van grondwater verminderd. De natuurterreinen die in de buurt liggen van zo’n grondwaterwinning, hebben daar baat bij gehad. Om de landelijke doelstelling van 40 procent herstel van verdroogde gebieden in 2010 te bereiken, moeten ook de ‘moeilijkere’ natuurgebieden worden aangepakt. De belangen van natuur aan de ene kant en landbouw, drinkwaterwinning en bebouwing aan de andere kant, vragen om verantwoorde keuzes. Dit betekent een flinke inspanning en een innovatieve houding van provincie en waterschappen. De genoemde knelpunten zijn een landelijk probleem. Daarom is in 2005 een landelijke Taskforce Verdrogingsbestrijding opgericht, die de knelpunten onderzoekt en voorstellen formuleert om de verdroging beter aan te pakken. De Utrechtse gedeputeerde Binnekamp is voorzitter van deze Taskforce.

Scherm tegen verdroging Waterschap Peel en Maasvallei legt een kunststof scherm van 1,7 kilometer lengte aan langs de zuidwestkant van de Peel om verdroging van het gebied tegen te gaan. Tenminste, dat is één van de voorstellen in de strijd tegen verdroging onder de noemer Nieuw Limburgs Peil (zie ook pagina 16). Door het plaatsen van het scherm wordt het weglekken van grondwater uit de Peel sterk afgeremd. Het grondwaterpeil in de zuidwesthoek van het natuurgebied stijgt twee tot tien centimeter, afhankelijk van de plaats en het jaargetijde. De maatregelen zijn noodzakelijk om het levende hoogveen ter plekke te laten herstellen. Het scherm is drie meter hoog en gemaakt van folie dat sterk, flexibel, eenvoudig aan te leggen én weer te verwijderen is. De beheerder van het natuurgebied, Staatsbosbeheer, verwacht het scherm in de toekomst niet meer nodig te hebben en wil het weer verwijderen om een natuurlijke overgang van het hoogveengebied naar het weidevogelgebied te herstellen.


actualiteit / verslag Klimaatneutrale waterketen heeft vooral voorbeeldfunctie De noodzaak tot klimaatneutraal werken is ook tot de waterketen doorgedrongen. Om de mogelijkheden van klimaatneutraal werken in kaart te brengen, is hiernaar onderzoek verricht. De belangrijkste (eerste) uitkomsten luiden dat in de waterketen, zowel op technisch als op sociaal vlak, mogelijkheden bestaan om klimaatneutraler te werken. De vraag is echter of dat ook moet gebeuren: de bijdrage van de watersector aan het Nederlandse ‘Global Warming Potential’ (GWP) bedraagt namelijk slechts ongeveer 0,8 procent. Zelfs als de watersector dat weet te halveren, is het effect op het totaal niet heel groot. Maar juist van de watersector, die een groot gedeelte van de verwachte gevolgen van de klimaatverandering moet opvangen, mag een voorbeeldfunctie worden verwacht. Dat bleek op het KVWN/NVA-symposium ‘Op weg naar een klimaatneutrale waterketen’ op 2 juli in Nieuwegein. Daar werden de resultaten van de studie, uitgevoerd door Kiwa Water Research en Grontmij (met ondersteuning van VROM en STOWA), bekendgemaakt.

J

os Frijns van Kiwa presenteerde de resultaten. De invloed van de watersector bedraagt 0,8 procent van het GWP (1,67 miljoen ton CO2-equivalent) van Nederland. De ‘grootverbuikers’ in Nederland zijn de zware industrie, de energiesector en het transport. Binnen de watersector neemt de behandeling van afvalwater het grootste deel van de GWP voor haar rekening. Zowel bij het produceren van drinkwater als het behandelen van afvalwater zorgt het energieverbruik voor het grootste GWP. De directe emissies, met name methaan en lachgas bij de afvalwaterzuivering, zorgen voor een verrassend groot aandeel van het GWP. Maar wat nu te doen om het GWP van de watersector te verlagen? Jelle Roorda (Grontmij) gaf een aantal potentiële maatregelen. Het energieverbruik in de hele keten kan aangepakt worden door het gebruik van groene energie, maar ook door energie te besparen door aanpassing van de installaties. Een andere mogelijkheid, die buiten de keten ligt, is zorgen dat consumenten minder drinkwater gebruiken. Dat levert automatisch ook minder afvalwater op. Warmte kan worden teruggewonnen uit afvalwater of uit slib. Slib kan ook gebruikt worden om energie uit op te wekken. Voor de directe emissie van broeikasgassen kan worden ingezet op (opnieuw) vermindering van het watergebruik, emissiearme zuiveringsconcepten en een andere verwerking van zuiveringsslib. Hoewel de zaal instemmend reageerde op het idee, werden de genoemde concrete maatregelen kritisch bekeken. Voorkomen moet worden dat maatregelen in de keten elders in de keten of daarbuiten problemen opleveren. Daarom zou het goed zijn het onderzoek uit te breiden tot buiten de waterketen. Mirabella Mulder (Grontmij) ging dieper in op de emissies van broeikasgassen uit de afvalwaterzuivering. In Nederland worden veel verschillende rwzi’s gebruikt met een zeer uiteenlopend energieverbruik en emissiecijfers. Van de zuiveringen zorgt 45 procent voor 60 procent van het energieverbruik. Een belangrijke optie om energie te besparen is door de inzet van voorbezinking of gisting en het nuttig gebruik van biogas. Een andere manier om de klimaatvoetafdruk te verminderen is de uitstoot van broeikas-

gassen te beperken. Dit is moeilijker dan het lijkt: in de kennis over emissies zitten veel omissies, met name over lachgas en methaan. De meeste gegevens zijn theoretisch; metingen in de praktijk zijn (nog) niet gedaan. Dit is noodzakelijk om gericht en effectief de uitstoot van deze gassen te beperken. Maar kunnen al die mooie ideëen ook in praktijk worden gebracht? En waar doe je dat dan? Een nieuwe woonwijk biedt een uitgelezen mogelijkheid nieuwe concepten te gebruiken. Daartoe hebben de gemeente Delft, Evides en het Hoogheemraadschap van Delfland de handen ineengeslagen voor de nieuwe Delftse woonwijk Harnaschpolder. In de noordwestelijke hoek van Delft, in de buurt van de gelijknamige afvalwaterzuiveringsinstallatie, worden tot 2012 in totaal 1.266 woningen gebouwd. Om de klimaatvoetafdruk zo klein mogelijk te houden, wordt een aantal mogelijkheden onderzocht. Zo zou de restwarmte van het effluent van rwzi Harnaschpolder kunnen worden gebruikt om de woningen te verwarmen. Maar de mogelijkheden om de klimaatvoetafdruk te beperken liggen niet altijd in de watersector. Evides onderzocht of het produceren van drinkwater voor de nieuwe wijk efficiënter kan. Dit water wordt geproduceerd op de locatie Kralingen. Met veel moeite zou Evides daar één procent van het totale GWP voor drinkwater kunnen besparen. De conclusie luidt dat GWP-maatregelen beter elders in de keten en bij de huishoudens kunnen worden gezocht. Ook het GWP van de afvalwaterzuivering voor de nieuwe wijk is onderzocht. Binnen het bestaande systeem valt niet veel meer te optimaliseren aan de energie-efficiëntie. Het gebruik van duurzame energie, in dit geval warmtewinning uit het afvalwater, kan wel heel voordelig zijn: een energiebesparing van 125 procent. Met andere woorden: van energieverbruiker wordt de rwzi energieproducent. Ook door andere ketenconcepten (grijs water voor de toiletspoeling, urinescheiding en vergisting van zwart water) is winst mogelijk. Welke maatregelen uiteindelijk worden gebruikt, is aan de gemeente Delft en de projectontwikkelaar. Zowel de sprekers (Rene van der Werf, Henk Ketelaars

en Bas Nanninga) als de aanwezigen in de zaal waren het erover eens dat deze plannen maatwerk zijn en sterk lokaal gebonden.

Rioolwaterzuivering Toch kunnen ook op overkoepelend niveau afspraken worden gemaakt voor een klimaatneutrale(re) waterketen. De Unie van Waterschappen tekende op 1 juli, een dag voor het symposium, een meerjarenafspraak met het ministerie van Economische Zaken om de energie-efficiëntie van de rioolwaterzuivering te verbeteren. Hielke van der Spoel (Waterschap Rivierenland, maar in dit verband lid van het Actieteam Meerjarenafspraak van de Vereniging van Zuiveringsbeheerders) ging in op deze afspraak. Heel concreet is een doelstelling van gemiddeld twee procent efficiëntie-verbetering per jaar gesteld, tot aan 2020. Opgeteld betekent dat dat de zuiveringen in 15 jaar in totaal 30 procent energie-efficiënter moeten gaan werken. In de meerjarenafspraak staan afspraken over het rapporteren van de resultaten. Hiervoor wordt één geïndexeerd kental gebruikt, een combinatie van de energie-efficiëntie, het gebruik van duurzame energie en hoe energiezuing de gehele productieketen is. Dat houdt in dat het reduceren van het (relatieve) energiegebruik meetelt, de ‘vermeden’ kooldioxide en het opwekken of inkopen van groene energie. Ten slotte wordt ook energie-optimalisatie verder in de keten (leveranciers, etc.) meegenomen in de rapportage. Belangrijke aantekening bij de meerjarenafspraak is dat het gaat om een inspanningsverplichting en geen resultaatsverplichting. Wel moet aangegeven worden waaróm eventueel de doelstelling niet gehaald is. Nu de ondertekening een feit is, moeten de waterschappen in actie komen. Het genoemde Actieteam komt waarschijnlijk in september met aanbevelingen voor het opstellen van de energie-efficiëntieplannen en de monitoring. Ook komt er een kennisnetwerk MJA dat bedrijvendagen gaat organiseren en gebruikersgroepen gaat opzetten. SenterNovem verleent (financiële) ondersteuning.

H2O / 14/15 - 2008

5


Nederlandse watersector zoekt sleutel voor Chinese markt Sinds China in 2001 lid werd van de VN-wereldhandelsorganisatie WTO en toegang kreeg tot de wereldmarkt, heeft de economie zich in een razend tempo ontwikkeld. Met de Olympische Spelen in het vooruitzicht is die groei alleen maar verder toegenomen. Inmiddels is de Chinese economie zelfs één van de snelst groeiende ter wereld. China biedt met zijn 1,3 miljard mensen een enorme markt voor de export, inclusief die van de Nederlandse watersector. Hoewel enkele bedrijven zeer succesvol zijn gebleken in het veroveren van de Chinese (water)markt, blijkt het moeilijker dan in eerste instantie gedacht om er vaste voet aan de grond te krijgen. “China biedt potentie, potentie en nog eens potentie, maar we moeten de juiste ingang nog vinden”.

A

an het woord is Alex Hooijer, coördinator van het programma 2g@there Watertechnologie China van het Netherlands Water Partnership (NWP). Dit programma heeft tot doel de commerciële betrokkenheid van de Nederlandse watertechnologiesector in de Chinese watermarkt te vergroten. “Verschillende Nederlandse bedrijven zijn de afgelopen jaren naar China afgereisd, maar hebben daar - op een enkele uitzondering na - niet de groei doorgemaakt waar ze op hoopten. Je zou zeggen dat deze bureaus in een land als China, met overstromingen en een zware druk op de waterinfrastructuur, een booming business zouden moeten doormaken. Helaas blijft tot nu toe de praktijk vaak sterk achter bij de verwachtingen.” Het aandeel van de Nederlandse watertechnologiesector is nu nog vrijwel te verwaarlozen, denkt Hooijer. “We zijn een hele kleine speler op de Chinese markt. Ik denk dat we niet moeten proberen om dat in procenten uit te drukken.” Een aantal bedrijven, waaronder Paques en Norit, is het gelukt zwarte cijfers te draaien in China. Paques zit al tien jaar in China, heeft

een groot regiokantoor in Shanghai en bouwt en ontwerpt daar installaties voor industriële afvalwaterbehandeling. Norit levert vanuit diverse vestigingen apparatuur voor proceswater- en drinkwaterbereiding. “Beide bedrijven zijn inderdaad succesvol in China. Andere bedrijven die hetzelfde hebben geprobeerd, hebben tot nu toe minder succes gehad”.

Ander zwaartepunt In een poging de deur naar de Chinese watersector verder open te duwen, is Nederland afgelopen jaar van richting veranderd. “Twee jaar geleden bracht de toenmalige staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat ook een werkbezoek aan China. Die missie richtte zich met name op deltatechnologie - vanuit de gedachte dat China daaraan door de vele overstromingen behoefte zou hebben. Uiteindelijk heeft die missie echter weinig concrete resultaten opgeleverd. Je zag dan ook dat de recente missie van Huizinga zich veel meer op watertechnologie toespitste. Binnen het NWP heeft het zwaartepunt voor China zich ook verlegd van de deltatechnologie naar

De Nederlandse missie met van links naar rechts Andy Wu (KPMG), Frits Dirks (Royal Haskoning), de Chinese (in het blauw) die de Nederlanders rondleidde, Freek Kramer (Witteveen+Bos), Jack Geboers (Philips), Marcus Flick (Evides), Jing Li (Paques) en Joost Jacobs (Norit).

de watertechnologie. Persoonlijk denk ik dat die verschuiving een beetje het ongemak weergeeft waarmee de Nederlandse overheid nu naar China kijkt. Zo van, verdorie, het is zo’n groot land, ze hebben zó veel nodig op watergebied, we weten alleen niet wát precies.”

DBFO Een mogelijkheid om de deur verder te openen, zou kunnen bestaan uit de kennis en kunde van Nederlandse bedrijven met betrekking tot het uitvoeren van zogeheten Design, Build, Finance and Operate (DBFO)contracten voor de toelevering en zuivering van industriewater. In dit licht heeft Evides Industriewater samen met Norit en de ingenieursbureaus Witteveen+Bos en Royal Haskoning een consortium gevormd onder de naam NethWater. Het verzorgt zowel de toelevering als de zuivering van het water én neemt het ontwerp, de bouw, de financiering en de werking van de benodigde installatie(s) voor zijn rekening. Dat kan voor één bedrijf zijn of voor een hele industriële zone. “Vrijwel alle industrieën hebben water nodig en moeten dat vervolgens weer zien te lozen. Maar water is niet hun core-business. Daarom zegt het consortium: houden jullie je bezig met júllie core-business, dan regelen wij alles op watergebied”, aldus Hooijer. Twee weken voorafgaand aan de beurs Aquatech in Shanghai reisde Hooijer met een speciale handelsmissie af naar China om het DBFO-concept bij de watergrootverbruikers in de petrochemie aan de man te brengen. In deze handelsmissie waren naast NethWater ook Aquatech, KPMG, Philips en Biothane vertegenwoordigd. “Juist in China bestaan mogelijkheden om als één bedrijf de hele waterafdeling van industrieën over te nemen. Bijvoorbeeld in Noord-China worden gigantische bedrijventerreinen en industrieën aangelegd die allemaal bij elkaar zitten en nu nog ieder voor zich de watertoevoer en -zuivering regelen. Via grootschalige waterbehandeling- en proceswaterproductie kan met een DBFO-contract de watervoorziening voor een langere termijn worden ontwikkeld. Dit levert een flinke kostenvermindering, vergroting van de efficiëntie en voldoende leveringszekerheid op. Wellicht kunnen we met de introductie van het DBFO-concept een stukje Nederland in China creëren.”

6

H2O / 14/15 - 2008


achtergrond

Een afvalwaterzuiveringsinstallatie van een petrochemisch bedrijf.

De Chinezen ontvingen de missie met wisselende aandacht en interesse. Bij sommige bedrijven werden ze volgens Hooijer ontvangen door een PR-persoon die een standaard bedrijfspresentatie hield, bij anderen werden ze ontvangen door een hoger geplaatst iemand en was de interesse serieuzer. “De Chinese petrochemische industrie blijkt bekend te zijn met het DBFO-concept, al wordt dit nog lang niet altijd toegepast. We hebben ze geprobeerd duidelijk te maken dat ze veel meer winnen als ze het hele totaalplaatje aan het consortium overlaten. Het is namelijk moeilijk om een continue watertoevoer te garanderen als de installatie niet door onszelf is ontworpen en gebouwd. Dat kan alleen als je in alles zelf de hand hebt gehad.” In Nederland moet water zo goed mogelijk worden gezuiverd voor het geloosd mag worden. In China wordt het milieu weliswaar steeds belangrijker, ook in de politiek, maar in de praktijk wordt zwaar verontreinigd water nog vaak zonder problemen in de rivier geloosd. Hooijer: “Binnen een paar jaar

zullen de Chinezen echter ook steeds meer aan internationale milieu-eisen moeten geloven en zullen ook zij hun industriewater beter moeten zuiveren. Vanwege de toenemende waterschaarste in geïndustrialiseerde gebieden in China zal de vraag naar toepassing van geavanceerde watertechnologie voor hergebruik van verontreinigde waterstromen sterk toenemen. Beide processen zullen de vraag naar hoogwaardige technologie doen toenemen en hierdoor zal het DBFO-concept meer aanspreken. Het is zaak dus om ‘erbij’ te zijn als dit proces in een stroomversnelling komt.”

Wijze lessen De handelsmissie naar China heeft een aantal wijze lessen opgeleverd. Zo blijkt de terughoudend van de Chinezen om een buitenlands consortium in te huren voor de waterproblematiek onder meer te maken te hebben met de houding van veel Chinezen. Hooijer: “In China is het ‘eerst zien, dan geloven’. En met zien bedoelen ze dan ook dat ze alles met eigen ogen willen zien; 500 referenties in het buitenland zijn minder

waard dan één in China. We zullen dan ook de mogelijkheden gaan aftasten om in China op korte termijn een demonstratie-installatie voor hergebruik van water te gaan bouwen.” Ook op communicatiegebied heeft de handelsmissie één en ander geleerd. “We hielden Engelstalige presentaties voor de bedrijven, maar het is dan maar de vraag of ze alles wel goed begrepen hebben. Een volgende keer moet alles in het Chinees vertaald worden.” Dat die volgende keer er gaat komen, ligt wel in de lijn der verwachtingen. Om verder te onderzoeken hoe je de Chinezen het beste kunt ‘bewerken’, wil Hooijer eerst uitgebreider gaan netwerken met de bedrijven en organisaties die al enige tijd in China actief zijn. “We hebben daar één ambassade en drie Nederlandse consulaten, verder zitten er een aantal Nederlandse business support units. Daar willen we meer gebruik van maken. Want in China geldt: “First make friends, than do business.”

H2O / 14/15 - 2008

7


China bestrijdt droogte met kunstmatige neerslag De Chinezen proberen het weer naar hun hand te zetten. Met kunstmatig opgewekte neerslag willen ze de opdrogende rivieren vullen en tijdens de Olympische Spelen zorgen voor mooi weer en schone lucht.

C

hina kampt - net als veel andere landen - met ernstige en groeiende watertekorten. Aan de ene kant is de vraag naar water explosief gestegen door de groeiende welvaart, de snelle industrialisatie en de geïrrigeerde landbouw. Aan de andere kant daalt het aanbod door slinkende (grond)watervoorraden en langdurige droogtes, mogelijk als gevolg van klimaatveranderingen. De Chinezen proberen de droogte nu te bestrijden door de kunstmatige opwekking van neerslag, ook wel cloud seeding genoemd. Afgelopen jaar hebben ze daarvoor op uitgebreide schaal verschillende methodes uitgeprobeerd in de provincie Qinghai in het

noordwesten van China, waar rivieren als de Gele Rivier en de Jangtze ontspringen. Vooral de Gele Rivier, de levensader van China’s droge noorden, heeft dringend meer water nodig. Steden en landbouwgebieden onttrekken er zoveel water aan dat de rivier vaak (nagenoeg) leeg is voordat deze de zee bereikt. Vooral de landbouwprovincie Shandong in de benedenloop van de rivier heeft daar veel last van. Volgens de Chinese nationale meteorologische dienst zou kunstmatig opgewekte regen in 2007 6,7 miljard kubieke meter water aan de rivieren hebben toegevoegd, zo meldt het Chinese persbureau Xinhua. Dat is ongeveer tweederde van de hoeveelheid die jaarlijks in Nederland valt en een toename met 30

procent van de gemiddelde neerslag over de laatste 30 jaar. In deze periode (juni-juli), wanneer het normaal veel regent, wil men de neerslag kunstmatig stimuleren. De lucht bevat dan veel vocht, maar soms net te weinig om het te laten regenen. Men probeert de natuur een handje te helpen door vanuit vliegtuigjes of met van de grond afgeschoten projectielen stoffen aan de wolken toe te voegen zoals zilveriodide, bevroren kooldioxide of hygroscopische (vochtaantrekkende) stoffen zoals zouten. Zij bevorderen de condensatie van waterdamp of de samenklontering van kleine waterdruppeltjes of ijsdeeltjes, zodat het net wel of langduriger gaat regenen.

Ambassade en Provincie Utrecht subsidiëren H2O-partners Sumatra De Nederlandse ambassade in Jakarta geeft de Stichting H2O-partners Sumatra een extra financiële bijdrage van 1,2 miljoen euro voor waterprojecten in het door de tsunami van december 2004 getroffen Atjeh. Omdat hulp aan Atjeh nog steeds noodzakelijk is, heeft de ambassade bovendien het financieringscontract met de stichting verlengd van augustus 2008 tot en met april 2009. De Provincie Utrecht heeft de stichting een extra bijdrage toegezegd van 415.000 euro.

D

e Stichting H2O-partners Sumatra - opgericht door de Nederlandse watersector na de tsunami - heeft de afgelopen drie jaar met succes delen van de watervoorziening hersteld in Atjeh. Voor zowel drinkwater- als sanitatieprojecten heeft de sector destijds vijf miljoen euro bijeengebracht, een bedrag dat de Nederlandse overheid verdubbelde. Partners voor Water droeg één miljoen euro bij. Na de tsunami wilde H2O-partners de situatie benutten om de oorspronkelijke voorzie-

ningen te verbeteren. De stichting streeft bij haar werk naar een duurzame economische ontwikkeling. Na het eerste jaar van noodhulp en plannen maken en het tweede jaar waarin alle projecten van start gingen, zijn in 2007 al veel projecten opgeleverd. Deze zomer worden ze afgerond. De projecten oogsten veel waardering bij de lokale drinkwaterbedrijven. SAB-SAS, de uitvoeringsorganisatie van H2O-partners in Indonesië, werkt nauw samen met de waterbedrijven en de lokale overheid. Vanwege de positieve resultaten verzochten

Veel aandacht gaat uit naar het maken van huisaansluitingen.

8

H2O / 14/15 - 2008

eind 2007 negen waterbedrijven in Sumatra H2O-partners de samenwerking ook na augustus van dit jaar voort te zetten. In opdracht van de gouverneur van Atjeh bereidt een werkgroep van inmiddels elf Indonesische en drie Nederlandse waterbedrijven (PWN, WMD en DZH) een langer durende samenwerking voor. Het idee is een overkoepelend bedrijf te vormen dat individuele waterbedrijven ondersteuning biedt op het gebied van investeringen en capaciteitsopbouw. Foto’s: Isabel Couwenberg/SAB-SAS

De rivier door de stad Sinabang is verbreed, uitgediept en van betonnen wanden voorzien. Zo kan de rivier weer zijn drainagefunctie vervullen. Sinabang overstroomt niet meer na hevige regenval.


actualiteit China is al langer bezig met het kunstmatig opwekken van neerslag. Toen Beijing enkele jaren geleden geteisterd werd door zware stofstormen, waarvan men tot in Zuid-Korea en Japan last had, werd ook kunstmatig regen opgewekt om het stof uit de lucht te laten neerslaan. Het heeft toen inderdaad geregend, maar niet alle meteorologen zijn er van overtuigd dat die regens inderdaad het gevolg waren van cloud seeding. Het is ook moeilijk te bewijzen of het anders niet geregend zou hebben. Ook claimen de Chinezen dat ze er enkele grote bosbranden mee geblust hebben. Voorafgaand aan de Olympische Spelen zijn ze in ieder geval van plan om met het kunstmatig opwekken van regen de lucht te zuiveren, de smogvorming te bestrijden en er zeker van te zijn dat het tijdens de openingsceremonie niet gaat regenen. Zeker is dat China wereldleider is in ‘regen maken’. Tussen regio’s zijn zelfs conflicten

ontstaan omdat men elkaar beschuldigt van het ‘stelen van regen’ door het opwekken van neerslag. Als de wolken boven gebied A kunstmatig zijn leeggeregend, zou er voor gebied B minder of niets overblijven, is de redenering. Volgens deskundigen en artikelen in het wetenschappelijke tijdschrift Journal of Weather Modification is dat onzin. Van de totale hoeveelheid vocht die over een gebied trekt, valt er hooguit tien tot 15 procent naar beneden in de vorm van neerslag. Met cloud seeding kan dat percentage maximaal tot 20 procent toenemen. Bovendien wordt het vocht in de atmosfeer doorlopend aangevuld door verdamping. In de Verenigde Staten doen commerciële bedrijven op kleine schaal aan kunstmatige opwekking van neerslag om de grootte van hagelstenen tijdens onweersbuien te reduceren, mist rond vliegvelden te

bestrijden of de sneeuwval in skigebieden te bevorderen. Tussen 1967 en 1972 deed het Amerikaanse leger er op grote schaal aan. Het 54e Weather Reconnaissance Squadron voerde toen in Vietnam Operation Popeye uit om de moessonperiode te verlengen met 30 tot 45 dagen. Zo probeerden de Amerikanen de befaamde Ho Chi Min route onbegaanbaar te maken en - in combinatie met bombardementen onder president Nixon - de kans op dijkdoorbraken van de rivieren bij Hanoi te vergroten. Hippies beweren zelfs dat het beroemde Woodstock festival in 1969 verregend is door cloud seeding van het Amerikaanse leger. Henk Donkers (sectie Geografie, Planologie en Milieu van de Radboud Universiteit Nijmegen)

Boeren belonen naar Engels voorbeeld Dijkgraaf Gerard Doornbos van het Hoogheemraadschap van Rijnland en voorzitter Teunis Jacob Slob van Natuurlijk Platteland West hebben tijdens de bijeenkomst ‘Is het gras bij de buren groener?’ op 24 juni de aftrap gegeven voor de pilot ‘Met maatwerk naar natuurlijk water, Rijnland en agrariërs samen aan zet’. De inzet van dit project is om te kijken hoe de vraag van Rijnland naar een betere waterkwaliteit in overeenstemming kan worden gebracht met het aanbod van agrarisch waterbeheer of blauwe diensten door de boeren.

D

aarvoor zal een watercoördinator de komende maanden bij de bedrijven langsgaan om samen met de boeren te bekijken wat hun wensen en ideeën zijn bij agrarisch waterbeheer. Samen

met de wensen en ideeën van Rijnland moet dit leiden tot maatwerk. Met deze aanpak wordt door Rijnland het advies opgevolgd van NAJK en CLM om de goede ervaringen die hiermee in Engeland

Gerard `Doornbos en Teunis Jacob Slob leggen de samenwerking vast (foto: H. Kuipers).

zijn opgedaan, ook hier toe te passen. Tijdens de bijeenkomst werden zo’n 30 mensen van ministeries, waterschappen en melkveehouders via een videoverbinding met Engeland bijgepraat over hoe dit systeem van environmental stewardship precies functioneert. Doornbos gaf aan dat het Hoogheemraadschap van Rijnland wil proberen om via samenwerking met de agrariërs op vrijwillige basis de normen te halen van de Kaderrichtlijn Water. Rijnland heeft daarvoor samen met Natuurlijk Platteland West, de koepelorganisatie van agrarische natuurverenigingen, ‘waterpakketten’ opgesteld. Deze kunnen bijvoorbeeld bestaat uit baggeren met de baggerspuit of natuurvriendelijk schonen van de sloten. Bij elk van deze pakketten hoort een passende vergoeding. In de Oostbroekpolder en de Blauwe Polder wordt deze aanpak voor het eerst uitgeprobeerd. De pilot gaat in eerste instantie twee jaar lopen.

H2O / 14/15 - 2008

9


CEES VEERMAN, VOORZITTER DELTACOMMISSIE:

“Rotterdam en omstreken misschien wel het grootste probleem” Op vrijdag 6 juni jl. vond in Boxtel de laatste vergadering van de 50-jarige NVA als zelfstandige vereniging plaats. Er werd achterom gekeken en vooruit geblikt. Begrippen als actief slib, denitrificatie en slibontwatering kwamen alleen aan de orde in de terugblik op datgene wat in de afgelopen jaren is bereikt. In het heden en de toekomst treden nieuwe begrippen en aandachtspunten naar voren als meerlaagsveiligheidsbeleid, EDO (ergst denkbare overstroming) en watercanon. Niet alleen in de kring van de vakmensen is de focus gericht op de uitdaging van het inspelen op de klimaatverandering. Landelijk heeft de regering de Deltacommissie ingesteld om haar te adviseren over de maatregelen die nodig zijn. Voorzitter van deze commissie is prof. dr. Cees Veerman, oud-minister van LNV, thans bijzonder hoogleraar Duurzame plattelandsontwikkeling in Europees perspectief aan de universiteiten van Wageningen en Tilburg. Omdat in september het rapport van zijn commissie verschijnt, moet hij dus al aardig op weg zijn. Verslag van een gesprek met Cees Veerman in het kantoor in Groesbeek van waaruit hij dit werk doet, hoog boven NAP, dichtbij de plek waar de Rijn Nederland binnenkomt.

Wat is de werkwijze van uw commissie? “Het is een staatscommissie. Dat wil dus zeggen: ingesteld door de regering bij kabinetsbesluit. Het instellingsbesluit dateert van september 2007 en is ondertekend door staatssecretaris Tineke Huizinga van Verkeer en Waterstaat en minister Guusje ter Horst van Binnenlandse

Deltacommissie prof. dr. Cees Veerman, voormalig minister LNV, voorzitter ir. Ineke Bakker, directeur Dienst Jeugd, Onderwijs en Samenleving, gemeente Rotterdam prof. dr. Jaap van Duijn, voormalig lid Raad van Bestuur Robeco, buitengewoon hoogleraar in de praktische effecten van de beleggingstheorie aan de Universiteit van Amsterdam en de Erasmus Universiteit Rotterdam en voormalig kroonlid van de SER prof. dr. ir. Louise Fresco, hoogleraar Duurzame Ontwikkeling in internationaal perspectief, Universiteit Amsterdam ir. A. Heidema, burgemeester van Deventer prof. dr. Pavel Kabat, hoogleraar Aardsysteemkunde en klimaathydrologie, Universiteit Wageningen Tracy Metz, lid Raad voor het Landelijk Gebied en redacteur NRC ing. Koos van Oord, voorzitter directiegroep Van Oord N.V. prof. dr. ir. Marcel Stive, hoogleraar Kustwaterbouwkunde, TU Delft

10

H2O / 14/15 - 2008

Zaken en Koninkrijksrelaties. De staatssecretaris heeft mij benoemd tot voorzitter. De commissie telt nog acht andere leden, die ikzelf heb kunnen uitzoeken. Allemaal onafhankelijk denkende, creatieve mensen (zie kader). Zij zijn wel door de staatssecretaris officieel benoemd.” “De waterwereld is mij helemaal niet onbekend. Ik ben vroeger lid van het bestuur van de Bronwaterleiding Hoekse Waard geweest, waarvan Cees Willems toen directeur was. (Bij de fusie van de waterleidingbedrijven in Zuid-Holland is dit bedrijf onderdeel geworden van Europoort, dat weer is opgegaan in het huidige Evides, MG). Ook was ik waarnemend dijkgraaf van het Waterschap De Grote Waard en lid van het dagelijks bestuur van het voormalige Zuiveringsschap Hollandse Eilanden en Waarden in Dordrecht. Dat was in de tijd dat Tonkes daar voorzitter was, een man met eigen ideeën, die anders waren dan die van de gemiddelde waterschapsbestuurder.”

Wat is de opdracht van de commissie? “Onze opdracht is inzicht te geven in de ontwikkelingen die van belang zijn voor de gehele Nederlandse kust, het rivierengebied en het achterland in de komende eeuw. Daarbij moeten we dus de zeespiegelstijging, de bodemdaling, de invloed van de klimaatontwikkeling op de afvoerpatronen van de grote rivieren, maar ook maatschappelijke ontwikkelingen in onze beschouwingen betrekken. Ons is gevraagd om 100 jaar vooruit te kijken, maar ook nog een doorkijk proberen te geven naar de 22e eeuw. De veiligheid van Nederland

staat bovenaan, maar bij onze voorstellen voor oplossingen en maatregelen moeten we ook de belangen van landbouw, natuur, recreatie, woningbouw, bedrijfsontwikkeling, etc. meenemen.” “Wat we als eerste gedaan hebben, is inventariseren wat die te verwachte ontwikkelingen zijn. Dat was niet gemakkelijk, want deze wetenschap is betrekkelijk jong en de modellen die gebruikt worden, zijn ook jong. Je kunt dus niet terugvallen op lange reeksen van gegevens. Pier Vellinga, collega van Pavel Kabat, heeft voor onze commissie alle expertise die elders op de wereld te vinden was, ingeschakeld en laten controleren of de uitkomsten van de modellen die we hanteren, congruent zijn met de uitkomsten van de modellen die elders gebruikt worden. Bijvoorbeeld of onze inzichten over het smelten van de poolkappen overeenstemmen met de inzichten van wetenschappers in Canada en de Verenigde Staten. Die mensen zijn ook hier naartoe gehaald om met elkaar een professionele opinie kenbaar te maken.” “Wat daar uitkwam, was bepaald geen tendens naar beneden toe. Niet ‘het valt wel mee’, wat je ook nog vaak hoort. Neen, er is een tendens om - weliswaar met onzekerheden omkleed - toch uit te gaan van een sterkere zeespiegelstijging. Daarbij komen de invloeden van veranderende windrichtingen, zwaardere stormen en veranderende regenpatronen in het bovenstrooms gebied van de rivieren. De intensiteit van buien neemt ontegenzeggelijk toe. Je ziet het in Nederland, je ziet het op mijn boerderij in de Dordogne waar we een uitzonderlijk nat voorjaar achter de rug hebben met dagen van 80 millimeter neerslag. Zelfs tweemaal sneeuw deze winter, iets wat nog nooit

CV 1949 geboren in Nieuw-Beijerland 1968-1973 studie economie, Economische Hogeschool Rotterdam 1971-1976 leraar economie, scholengemeenschap 1976-1997 wetenschappelijk medewerker / hoofddocent / buitengewoon hoogleraar Erasmus Universiteit Rotterdam 1983 promotie Landbouwuniverstiteit Wageningen op proefschrift over grond en grondprijs 1989-2002 voorzitter college van bestuur Universiteit Wageningen en Research Centrum 2002-2007 minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit 2007-heden bijzonder hoogleraar Duurzame plattelandsontwikkeling in Europees perspectief aan de Universiteit Wageningen en de Universiteit Tilburg 2007-heden voorzitter Vereniging Natuurmonumenten 2007-heden voorzitter wetenschappelijk instituut voor het CDA


interview gebeurd is. De laatste maïs moet nu, begin juni, nog gepland worden, terwijl het gewas hier al 25 centimeter hoog staat.”

Op welke stijging komt u uit? “Dat kan ik nog niet zeggen. We leggen de laatste hand aan de modeluitkomsten. Maar het wordt zeker meer dan de 80 centimeter aan het einde van deze eeuw. Omgekeerd worden de zomers droger en daalt de rivierafvoer van de Rijn, omdat die meer het karakter van een regenrivier krijgt. Dan krijg je dus de vraag: hoe gaat het met Nederland? Wat worden de samenstelling en de omvang van de bevolking, wat is de economische ontwikkeling? Worden wij alleen een kenniseconomie of willen wij ook de huidige rol van onze land- en tuinbouw intact houden? We zijn nu wel nummer twee op de wereld qua export uit de agrarische sector. Als we die positie willen houden, dan wordt de rol van het IJsselmeer als voorraadbekken in de toekomst heel belangrijk. In het bijzonder voor de landbouw. Je hebt als mens gemiddeld 3.000 Kcal per dag nodig, waarvan er 2.400 uit plantaardige en 600 uit dierlijk voedsel komen. Per 1.000 Kcal is voor meel 400 liter water nodig, voor groente 2.000 liter en voor vlees 4.000 liter. Zoet water is dus heel wezenlijk voor onze voedselvoorziening. En dus extra belangrijk als je denkt aan een voedselcrisis.” “Als je het peil van het IJsselmeer wilt opzetten, heeft dat vele consequenties: voor de verdeling van de afvoer tussen IJssel en Rijn, voor de dijken rond het IJsselmeer en voor de lozingsmogelijkheden vanuit bijvoorbeeld Noord-Holland. Je moet kijken naar de toekomst van de Afsluitdijk, naar de verdeling tussen zoet en zout water en naar de lozingsmogelijkheden op de Waddenzee. Maar op korte termijn moet wel een besluit genomen worden. Daartoe moet je een visie op het gehele IJsselmeer en het Markermeer ontwikkelen. Daar zijn we nu dus druk mee bezig. De uitkomsten kan ik nog niet geven. Die komen in september. Maar ik kan wel de dilemma’s schetsen. Je moet ook niet alles tot in of na 2050 willen regelen. De techniek schrijdt voort, inzichten ontwikkelen zich. Maar je moet nu basiskeuzen maken en ruimte scheppen voor verdere ontwikkeling in de toekomst.”

Aan welke basiskeuzen denkt u? “Bijvoorbeeld aan de wijze van kustbescherming. Eilanden voor de kust maken het niet veiliger. Als je eilanden wilt opspuiten, is dat om andere redenen. Het is overigens ook geen kleinigheid om eilanden aan te leggen waar het nu 35 centimeter diep is. Je kunt het zand dat daarvoor nodig is wel elders uit de Noordzee halen, maar het blijft een geweldige operatie. Bijkomende vraag die moeilijk te beantwoorden is, is wat de effecten op het ecosysteem elders in de Noordzee zijn. Wat heeft dat weghalen van zand voor effecten?” “Wat gebeurt er met de Waddenzee als de zeespiegel stijgt? Het is een uniek natuurgebied. Wat betekent het als je dat zou willen behouden? Aan welke maatregelen

kun je dan denken? Wat doen we in het zuidwesten van Nederland? De Westerschelde moet open blijven. Nederland kan alleen maar dijken verhogen. Maar in Antwerpen wordt het getijverschil nog groter dan het nu al is. Bovendien komt het op een hoger niveau te liggen. Daarover overleggen we met de Belgen. Je kunt ook land teruggeven aan de zee. Uit die discussie blijven wij weg. Er is een verdrag tussen Nederland en België. De haven van Antwerpen moet bereikbaar blijven en de diepgang van de schepen neemt sneller toe dan de zeespiegel stijgt.” “Ander punt is de Oosterschelde. Het milieu daar gaat achteruit. De geulen slibben dicht, het wordt een platte pannenkoek. Wat kan een oplossing bieden: opspuiten van platen, grotere openingen in de dam? Wat zijn de kosten en de baten van de alternatieven? Wat doen we met het Volkerrak/Krammergebied? Het meer is nu zoet, maar het zit vol algen en het stinkt. Zout maken helpt, maar hoe zit het dan met de zoetwatervoorziening van de landbouw? Wat is de invloed van zoute kwel? Er moet daar wel iets gebeuren.”

“Als we langs de kust omhoog gaan, komen we misschien wel bij het grootste probleem terecht: de situatie bij Rotterdam. Die is heel ingewikkeld en complex. Je ziet dat de havenactiviteiten steeds meer naar buiten verplaatst worden, straks naar een tweede Maasvlakte, eventueel een derde. Dat opent mogelijkheden voor woningbouw in de oude havens. Hoofdvraag is of je de huidige open verbinding met de zee kunt houden. Die verbinding is belangrijk voor de scheepvaart en voor de afstroming van het Rijnwater. Kun je - zoals de situatie nu is - de stad voldoende bescherming bieden bij grotere rivierafvoeren en een hogere zeespiegel of heb je een stelsel van sluizen en keringen nodig? Zo ja, wat is de invloed daarvan op de Biesbosch en andere grote natuurgebieden? Dat zijn heel complexe vraagstukken. Voor ons is en blijft punt nummer één het creëren van voldoende veiligheid, met aansluitend de kosteneffectiviteitvraag.”

“Geen paniek, maar nu wel basiskeuzen maken” Zouden we nieuwe hoofdinfrastructuur niet in het oosten van Nederland moeten plannen? “Daar zie ik weinig van terechtkomen. We hebben geprobeerd mensen naar Groningen te verplaatsen, maar de aanleg van een snelle spoorverbinding naar het noorden is afgehouden. Almere moet - hoe laag het ook ligt - steeds verder groeien, omdat iedereen dichtbij Amsterdam wil wonen. We komen waarschijnlijk al een stuk verder als we belangrijke nutsvoorzieningen beschermd aanleggen, noodaggregaten niet meer in de kelders van de ziekenhuizen plaatsen en grote computercentra op hooggelegen plekken in het land plaatsen. Zoals één van de grote Nederlandse banken overigens nu al doet.” “Ander punt is dat de mensen tegenwoordig steeds meer vervreemd lijken van basisomstandigheden. Als je in de uiterwaarden gaat wonen, loop je het risico op overstroming. Bij ons in het dorp zei men: “Als je het huis naast een café koopt, wordt er tegen je gevel gepiest”. Je ontkomt er niet aan dat je een zeker risico moet accepteren. Dat zie je ook bij de grote uitbraken van dierziektes als de mond- en klauwzeer en de vogelpest. Wat je kunt doen, is nagaan waar de kwade kansen vallen, hoe je risico’s kunt beperken. Wij zitten nu in gunstige omstandigheden, wij hebben tijd om maatregelen te bedenken en geld om die te betalen. Er is geen reden voor paniek. Maar we moeten wel alle creativiteit benutten en dan een aantal basiskeuzes doen. Oriëntatiepunten vormen voor verdere ontwikkelingen. Onze commissie komt met voorstellen. We zullen zien of het voor de politiek ook menens is.” Maarten Gast

H2O / 14/15 - 2008

11


WNF wil de zee omarmen Het Wereld Natuur Fonds wil de zee meer ruimte geven de Nederlandse kust te vormen en op sommige plaatsen verder landinwaarts te komen. In de kustzone moet de zeewering van een smalle lijn een brede strook worden door middel van zandsuppletie, dubbele duinenrijen en slufters. In estuaria zouden andere keringen moeten komen: open als het kan, dicht als het moet. De zoetwatervoorziening in het deltagebied moet zo geregeld worden dat veel minder zoet (Rijn)water nodig is. Het rivierwater kan dan naar de estuaria gevoerd worden om voedsel, zand en slib aan te voeren. Op die manier worden de gevolgen van de klimaatverandering op een natuurlijke wijze opgevangen. Dat schrijft het Wereld Natuur Fonds in het rapport ‘Hoogtij voor Laag Nederland’, dat op 24 juni aan voorzitter Veerman van de Deltacommissie is aangeboden.

H

et WNF constateert dat het in het verleden gevoerde beleid van ‘harde’ kunstwerken tot een aantal problemen heeft geleid. Zo wordt het handhaven van de deltawerken een dure aangelegenheid: nu zo’n 0,4 miljard euro per jaar, maar in de toekomst loopt dit bedrag op. Ook stelt het WNF dat de negatieve gevolgen steeds duidelijker worden: oevers in zeearmen kalven af vanwege het ontbreken van zandtransport en de natuurlijke veerkracht, biodiversiteit en waterkwaliteit lopen terug. Vissen en andere dieren kunnen de estuaria niet meer bereiken en kunnen de abrupte overgang van zoet naar zout niet goed aan. Zoutwatermoerassen en schelpdierbanken vangen geen slib meer. Op sommige plaatsen wordt het zoete water door blauwalgen onbruikbaar voor zowel recreatie als landbouw. De oplossing ligt volgens het WNF in het openen van zeearmen door kunstwerken die gesloten kunnen worden als dat nodig is. Een voorbeeld daarvan is de Maeslantkering, die in principe open staat maar dicht gaat bij dreigend gevaar. Polders die nu weinig bewoners hebben en weinig economisch perspectief op de lange termijn zouden een andere functie moeten krijgen. Deze vaak diepe polders worden vanzelf hoger door aanslibbing vanuit zee. Bestaande woningen zouden verplaatst moeten worden of op palen of terpen worden gezet. Omdat deze polders niet meer bemalen hoeven te worden, wordt het zoetwatersysteem ontlast. Het ‘uitgespaarde’ water kan voor landbouw of andere functies in hoger gelegen polders worden gebruikt. In de nieuw ingerichte polders ontstaan mogelijkheden voor viskweek, zoute teelt en natuurlijke zoutwatermoerassen. De zoetwatervoorziening in laag-Nederland, met name in het Groene Hart, verloopt nu grotendeels via het oppervlaktewater. Daardoor moet de verzilting worden teruggedrongen tot vlak bij zee. Dit kost enorme hoeveelheden zoet water. Zoet water voor de landbouw moet volgens het WNF op veel duurzamere wijze worden geregeld. In het Groene Hart betekent dit het verleggen van de innamepunten naar locaties verder stroomopwaarts. In het estuarium betekent dit het overschakelen op aangepaste landbouw, waterbesparing en het gebruik maken van de aanwezige zoetwaterbellen, maar zoet water kan ook via kleinere watergangen worden aangevoerd in plaats van via het Haringvliet en het Volkerak.

12

H2O / 14/15 - 2008

Tenslotte kunnen pijpleidingen overwogen worden, zoals nu voor de industrie op de Maasvlakte en op sommige eilanden (Zuid-Beveland) al gebeurt. De strategie van ‘open armen’ wordt dan gecombineerd met een gegarandeerde zoetwatervoorziening voor de landbouw. Alle overige sectoren profiteren van dit zoetwaterbeheer. Het herstel van de natuurlijke overgang van zoet naar zout wordt mogelijk. Daarnaast verbetert het perspectief voor de sport- en beroepsvisserij, recreatie en toerisme, claimt het WNF. Dit nieuwe beheer heeft vérstrekkende gevolgen voor de huidige gebruikers van het gebied en het zoete water. Om die gevolgen voor de gebruikers (landbouw, industrie, drinkwaterbedrijven, natuur- en stedelijke gebieden) te beperken ziet het WNF een aantal mogelijkheden voor de zoetwatervoorziening. Zo kan het rivierwater verder landinwaarts worden afgetapt. Via binnendijks gelegen watergangen kan het zoete water dan door heel West- en MiddenNederland worden vervoerd. Voor gebieden waar zoet water via de binnendijkse watergangen niet kan komen, zoals eilanden of afgelegen polders, zouden gesloten leidingsystemen kunnen worden gebruikt. Binnen die gebieden kunnen natuurlijke watergangen voor het verdere transport gebruikt worden. Een andere optie is, mits voldoende ruimte aanwezig is, het inrichten van zoetwaterbuffers. Vooral in ‘hoog’ laag-Nederland kan water worden opgeslagen dat in droge tijden aan intensieve landbouwgebieden in diepe polders wordt geleverd. Het WNF ziet kansen voor waterberging in het Groene Hart als een gordel van waterbuffers die bestaande natte natuurgebieden (Reeuwijk, Nieuwkoop) verbindt. Deze locaties kunnen ook gebruikt worden voor (landelijke) woningbouw. Als laatste optie zou het gebruik van ontziltingsinstallaties kunnen worden overwogen. Hoewel het WNF vanwege het hoge energieverbruik geen voorstander is van dergelijke installaties, kan het een laatste redmiddel zijn. Als transport van zoet water relatief kostbaar is of voor kapitaalintensieve landbouw of industrie bedoeld is, kan ontzilting op de lange termijn een optie zijn. zie ook het interview met Cees Veerman op de voorgaande pagina’s

Internationale samenwerking voor Waddenzee Minister Gerda Verburg van LNV heeft samen met de Duitse en Deense ministers van Milieu, Sigmar Gabriel en Troels Lund Poulsen, een intentieverklaring ondertekend over samenwerking voor de Waddenzee. De ondertekening vond eind mei plaats in het kader van de 9e conferentie van de partijen bij het biodiversiteitsverdrag van de Verenigde Naties in Bonn.

M

et de ondertekening benadrukken de drie ministers het belang van grensoverschrijdende samenwerking in dit natuurgebied. Doel is de samenwerking tussen de drie landen verder te verbeteren. Hiertoe moet onder andere een Wadden Sea Board worden opgericht. Met de ondertekening van de intentieverklaring is ook de Joint Declaration uit 1978 vernieuwd. De trilaterale samenwerking voor de Waddenzee tussen Denemarken, Duitsland en Nederland is 30 jaar geleden ontstaan. Met de start van het nominatieproces voor de Unesco Werelderfgoedlijst in februari van dit jaar heeft de samenwerking er een belangrijk onderwerp bij gekregen. De basis van de inzet van minister Verburg voor de grensoverschrijdende samenwerking is duurzame bescherming en ontwikkeling van de Waddenzee als natuurgebied en het behoud van het unieke open landschap.

Aanleg natuurgebied in Eemmeer Rijkswaterstaat werkt aan de aanleg van een natuurgebied in het Eemmeer. Het natuurgebied gaat bestaan uit slikplaten die worden omringd door een onderwaterdam van zand. Het slik is afkomstig uit de vaargeul waaraan onderhoud wordt gepleegd.

H

et natuurgebied krijgt een oppervlakte van ongeveer 25 hectare en komt tegen bestaande rietvelden aan te liggen. De slikplaten krijgen zeer flauwe onderwaterhellingen, wat goede kansen voor nieuwe rietontwikkeling biedt. Dat is weer gunstig voor verschillende vogelsoorten. De slikplaten zullen in het begin boven de waterspiegel uitsteken, maar door de slappe ondergrond zullen de platen wegzakken. Het project wordt aan het einde van dit jaar opgeleverd.


Calamiteitenberging Hoekpolder geopend Dijkgraaf Van Haersma Buma van het Hoogheemraadschap Delfland en burgemeester Van der Wel-Markerink van de gemeente Rijswijk hebben op 3 juli de calamiteitenberging Hoekpolder in Rijswijk geopend. Als het water in de Zweth te hoog komt te staan als gevolg van hevige regenbuien en het risico ontstaat dat de kaden het begeven, kan de berging worden ingezet voor het bergen van maximaal 235.000 kubieke meter water. De verwachting is dat het hoogheemraadschap eens in de tien tot 15 jaar hiervan gebruik zal maken.

D

e berging maakt deel uit van het programma ABCDelfland (Afvoeren BergingsCapaciteit Delfland). Hiermee treft Delfland maatregelen om de waterhuishouding in het beheergebied te verbeteren en optimale veiligheid te bieden. Uit onderzoek bleek dat er ruimte moest komen voor de opslag van ĂŠĂŠn miljoen kubieke water langs de Zweth. Eind 2006 is begonnen met de

aanleg van de calamiteitenberging Hoekpolder om een deel van deze opgave te realiseren. De opslagcapaciteit is vergelijkbaar met een voetbalveld met daarop 30 meter water. De vijver in de berging fungeert als buffer tegen wateroverlast in het gebied ten noorden van de begraafplaats in de Hoekpolder. Deze vijver heeft een capaciteit van drie miljoen liter oftewel 3.000 kubieke meter - water.

Met een draai aan de knoppen openen de dijkgraaf van het Hoogheemraadschap van Delfland en de burgemeester van Rijswijk de deuren van de inlaat naar de calamiteitenberging (foto: Rob Keeris).

actualiteit Actualisatie Nationaal Bestuursakkoord Water Het Rijk, provincies, gemeenten en de Unie van Waterschappen hebben op 25 juni het aangepaste Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW-Actueel) ondertekend. Met de actualisatie van het NBW onderstrepen de betrokken partijen nogmaals het belang van samenwerking om de waterhuishouding in Nederland duurzaam en klimaatbestendig te beheren.

I

n 2003 is de oorspronkelijke versie van het NBW ondertekend. Het bestuursakkoord heeft tot doel om in de periode tot 2015 de waterhuishouding in Nederland op orde te brengen en te houden en te anticiperen op klimaatverandering. Het gaat hierbij om de verwachte zeespiegelstijging, bodemdaling en de toename van extreem natte en extreem droge periodes. In de afgelopen vijf jaar is door alle partijen hard gewerkt aan het op orde brengen van de waterhuishouding in Nederland. Een groot deel van de destijds gemaakte afspraken is inmiddels uitgevoerd. De partijen gaan nu gezamenlijk verder met de uitvoering van de nieuwe afspraken in het akkoord. Daarin staat onder meer hoe zij moeten omgaan met klimaatveranderingen, de stedelijke wateropgave en de ontwikkelingen in woningbouw en infrastructuur. Ook schenkt het aangepaste NBW meer aandacht aan de implementatie van de Kaderrichtlijn Water: het realiseren van schoon en ecologisch gezond water.

Retentiegebied om te golven In Delden ligt sinds een half jaar een golfbaan die dienst kan doen als retentiegebied. De gemeente Hof van Twente en Waterschap Regge en Dinkel zorgden ervoor dat ruimte vrijkwam voor het kortstondig bergen van maximaal 25.000 kubieke meter water na zware buien. Het water kan kalm geloosd worden op de Vlierbeek, waardoor wateroverlast benedenstrooms uit moet blijven.

en daarna afvoeren als de piekbelasting is afgenomen. Die systematiek is ook toegepast in de Lage Mors. Op momenten dat er een overschot aan water is, zal de beek in de golfbaan uittreden en het water bergen. De aanleg van het gebied is zo gemaakt dat golfers

ook dan nog steeds een balletje kunnen slaan. Op oude topografische kaarten staat dit gebied aangegeven als het Deldensche Mors: het moeras bij Delden. Het is geen toeval dat deze oude plekken het meest geschikt zijn voor retentie en waterberging.

H

et waterschap heeft bijgedragen aan dit project in het kader van Waterbeheer 21e eeuw en de Kaderrichtlijn Water. Dit betekent aandacht voor een natuurvriendelijke inrichting en een systematiek waarbij water in eerste instantie zoveel mogelijk wordt opgevangen op de plek waar het tevoorschijn komt. Afwentelen moet zoveel mogelijk worden voorkomen. In de praktijk betekent dit zoveel mogelijk water vasthouden (in de grond), het vervolgens gedurende een periode bergen

H2O / 14/15 - 2008

13


Aantreffen Legionella anisa bij twee ziekenhuispatiënten past in beeld van geringe virulentie Het recente bericht dat bij twee ziekenhuispatiënten een infectie met Legionella anisa is waargenomen, stemt overeen met het bestaande beeld dat dit organisme veel minder virulent is dan L. pneumophila, de veroorzaker van de veteranenziekte. Maatregelen voor de preventie van legionellose dienen daarom met name te worden gericht op het verhinderen en bestrijden van de groei van L. pneumophila.

I

n het Infectieziekten Bulletin 5 van juni jl.1) wordt melding gemaakt van een infectie van Legionella anisa bij twee ziekenhuispatiënten. In één geval betrof het een persoon met verminderde afweer als gevolg van gebruik van immuunsuppressiva na niertransplantatie. Bij deze patiënt werd L. anisa geïsoleerd uit longspoeling. Tevens werd L. anisa uit het leidingwater van het ziekenhuis geïsoleerd. Het tweede geval betrof een waarneming van zeven jaar geleden bij een persoon die was opgenomen op de intensive care na een chirurgische ingreep. Uit de longbiopt werd L. anisa geïsoleerd en als besmettingsbron werd leidingwater vermoed. Behandeling met antibiotica was in beide gevallen was effectief. De beschrijving van deze gevallen roept enkele vragen op. Bij de eerste patiënt is onduidelijk of L. anisa de veroorzaker was van infectie of ziekte. Verder is niet vermeld of de uit longspoeling geïsoleerde stam eenzelfde genotypering heeft als de uit het leidingwater geïsoleerde bacteriën. In het tweede geval was sprake van longfibrose; ook hier is onduidelijk wat de invloed was van L. anisa op het ziektebeeld. L. anisa werd voor het eerst beschreven in 1985. In de wetenschappelijke literatuur worden vanaf 1989 incidentele gevallen gemeld van legionellose veroorzaakt door dit organisme2). Vrijwel steeds betrof het

patiënten met een sterk verminderde afweer en/of in de intensive care, of gevallen met een mild ziektebeeld, waaronder Pontiac koorts (een soort griep). Het bericht is dus in overeenstemming met het bestaande beeld dat L. anisa veel minder virulent is dan L. pneumophila, de veroorzaker van de veteranenziekte waarvan in Nederland meer dan 2.000 gevallen zijn gerapporteerd3). Uit de internationale literatuur kan bovendien worden afgeleid dat het aantal ziektegevallen dat bij ziekenhuispatiënten is veroorzaakt door L. anisa ook in het niet valt bij het aantal infecties veroorzaakt door andere micro-organismen die zich kunnen vermeerderen in de leidingwaterinstallatie, bijvoorbeeld Pseudomonas aeruginosa4). Voorkómen van infecties bij patiënten vraagt dus om preventieve maatregelen gericht op het verhinderen van blootstelling aan deze organismen. L. anisa wordt veel vaker dan L. pneumophila waargenomen in collectieve leidingwaterinstallaties. De bacterie wordt ook in woningen aangetroffen, met name als de koudwaterleidingen te dicht liggen bij de leidingen van de stadsverwarming2),5),6). Preventie van legionellose betekent echter preventie en bestrijding van de groei van L. pneumophila. Toepassing van selectieve methoden voor de detectie van L. pneumophila in (leiding) waterinstallaties vergroot het rendement van deze aanpak. De vermeerdering van andere

micro-organismen, zoals P. aeruginosa en L. anisa in leidingwaterinstallaties kan worden verhinderd door maatregelen van structurele aard, zoals het beperken van stagnatie en opwarming, selectie van leidingmaterialen en onderhoud van de installatie. De stijging van de temperatuur van het leidingwater door opwarming als gevolg van klimaatverandering versterkt het belang van deze maatregelen. Dick van der Kooij en Harm Venendaal (Kiwa Water Research) Gerrit Veenendaal en Gerhard Wubbels (Waterlaboratorium Noord) NOTEN 1) Suijkerbuik A. (2008). Patiënten met L. anisa-infectie. Infectieziekten. Bulletin nr. 5, pag. 156. 2) Van der Kooij D., G. Wubbels en G. Veenendaal (2007). Legionella-bacteriën in leidingwaterinstallaties behoren meestal tot de ongevaarlijke soort Legionella anisa. H2O nr. 5, pag. 33-35. 3) Versteegh J., P. Brandsema, N. van der Aa, H. Dik en G. de Groot (2007). Evaluatie legionellapreventie Waterleidingwet. RIVM-rapport 703719020/2007. 4) Anaissie E., S. Penzak en M. Dignani (2002). The hospital water supply as a source of nosocomial infections. Arch. Intern. Med. nr. 8, pag. 1483-1492. 5) Oesterholt F. en D. van der Kooij (2003). Legionella in woninginstallaties. H2O nr. 4, pag. 21-22. 6) Scheffer W. (2004). Stadsverwarming jaagt temperatuur leidingwater op. Intech K&S januari, pag. 14-17.

Jarig IGRAC trekt internationale belangstelling Het bij Deltares ondergebrachte International Groundwater Resources Assessment Centre (IGRAC) vierde op 5 juni met een symposium in Amsterdam haar vijfjarig bestaan. Vele belangrijke personen uit binnen- en buitenland woonden de bijeenkomst, onder leiding van IGRAC-directeur Peter Letitre, bij.

D

r. Alice Aureli van UNESCO benadrukte het grote belang van goede grondwatergegevens voor duurzame ontwikkeling. De directeurgeneraal van UNESCO, Matsuura, liet weten na de unanieme positieve besluitvorming door de lidstaten eind vorig jaar, met plezier uit te zien naar de ondertekening van de overeenkomst met Nederland die de auspiciënverlening door UNESCO bekrachtigt. Dr. Arthur Askew, sprekend namens de VN-wereldmeteorologische organisatie WMO, belichtte de historie van de totstandkoming van IGRAC en de grote interesse die internationaal voor het centrum bestaat, ook

14

H2O / 14/15 - 2008

bij de International Association of Hydrological Sciences (IAHS). De voorzitter van de International Association of Hydrogeologists (IAH), professor Stephen Foster, tevens voorzitter van het team voor grondwatermanagement van de Wereldbank, onderstreepte het belang van een centrum als IGRAC voor het bij elkaar brengen van degelijke wetenschappelijke gegevens over grondwater ter ondersteuning van nationaal en internationaal beleid. Voormalig IGRAC-directeur Jac van der Gun belichtte vervolgens de ontwikkeling en huidige stand van de kennis

Jac van der Gun, voormalig IGRAC-directeur.


verslag HeliXeR broedplaats voor waterinnovaties Op 11 juni vond de presentatie plaats van HeliXeR, een innovatief bedrijf dat is ontstaan uit het project ‘Water en gezondheid’, dat ruim een jaar geleden begon op initiatief van Brabant Water en Waterschap De Dommel. Het vestigt zich op de High Tech Campus in Eindhoven.

T

ijdens het openingssymposium werd HeliXeR de ‘broedplaats voor waterinnovaties’ genoemd. Centraal stond de ontmoeting tussen de werelden van water en gezondheid. Zowel commerciële belangen als oplossingen in een brede maatschappelijke context vormen de focus van HeliXeR. “De verbinding van de waterwereld met gerenommeerde kennisinstituten en de wereldspelers van het nationale bedrijfsleven is één van de essentiële kenmerken om te komen tot versterking van de internationale exportpositie van Nederland,” aldus de organisatoren. Dagvoorzitter Violet Falkenburg nam de gasten mee naar de wereld van de ‘belevingseconomie’. Trendwatcher Albert Boswijk trok de aandacht met het veranderend paradigma: denken vanuit totaal andere posities om te kunnen innoveren. En dan samen in totaal verrassende coalities. “Wat mensen boeit”, sprak Boswijk, “gaat altijd gepaard met emoties. Daar moeten we dan ook onze aandacht op richten.”

ontwikkelen op het snijvlak van water en gezondheid. HeliXeR richt zich hierbij op het maken van producten die rechtstreeks aansluiten op de dagelijkse leefwereld van de consument, inhakend op actuele trends en gebruikmakend van de nieuwste technologieën. Het bedrijf wil ook bijdragen aan het oplossen van maatschappelijke problemen voor een duurzame maatschappij en direct of indirect helpen aan de verbetering van de water- en sanitatievoorziening in ontwikkelingslanden. Het past in het streven van de overheid om watertechnologie geschikt te maken voor export en economische groei.

Knappe waterhoofden NWP-voorzitter Arie Kraaijeveld ondersteunt de initiatieven van HeliXeR. Hij presenteerde

Met de ondertekening van een Memorandum of Understanding bevestigde HeliXeR zich te gaan inzetten als regionaal centrum voor de Human Capital Roadmap van het NWP. In die rol zal het de band tussen bedrijfsleven en onderwijs gaan versterken en proberen jongeren enthousiast te maken voor een opleiding en carriére in het water.

De beide initiatiefnemers Henk Roelofs (Waterschap De Dommel) en Bjørn Hoogwout (Brabant Water) gaven hierna in een gesprek met de dagvoorzitter aan hoe HeliXeR samen met de participerende bedrijven zijn koers kiest. Het bedrijf is mede onder de vlag van Brainport Eindhoven tot stand gekomen en wordt gesteund door de overheid, Provincie Noord-Brabant en de gemeente Eindhoven. Participerende bedrijven zijn Philips Research, TNO en Kiwa Water Research én Brabant Water en Waterschap de Dommel. Andere grote partijen staan op het punt te besluiten ook te participeren. Dat is de bedoeling van HeliXeR: het ontstaan van verrassende coalities om daadkrachtig innovaties te

over grondwater op mondiale schaal, van de klassieke oudheid tot heden. Richard Carter, hoogleraar International Water Development aan de Cranfield University (Verenigd Koninkrijk) ging in op het grote belang van grondwater voor het behalen van de millenniumdoelstellingen. Hij verklaarde dat het aantal gerealiseerde wateraansluitingen in Afrika al vele jaren gelijk op gaat met de bevolkingsgroei, zodat het aantal nog te realiseren aansluitingen steeds ongeveer gelijk blijft. Het grootste deel van deze nieuwe aansluitingen zal met grondwater gevuld worden. Wat het gebruik van beschikbare data betreft is er een groot verschil tussen de mogelijkheden, kennis en kunde die westerse landen hebben en hetgeen elders aanwezig is. Het simpele feit dat gegevens via internet worden aangeboden, betekent niet automatisch dat deze ook voor alle bij grondwater

de doelstellingen van de Human Capital Roadmap met de bekendmaking van de eerste prijswinnaar van de ‘knappe waterhoofden’, een landelijke wedstrijd voor jongeren uit de hoogste klassen van het VWO op het gebied van waterprojecten. De genomineerde scholen waren allen tijdens een separaat programma aanwezig en presenteerden hun voorstellen aan een jury. Winnaars waren Fons Mentink, Frederique Baas en Michiel Roelofs van het Strabrechtcollege uit Geldrop. Zij gaan Nederland in augustus voor het eerst vertegenwoordigen tijdens de Junior Water Prize, een onderdeel van de Stockholm Water Week. Hun plan ‘El Oro Azul’ betreft ontzilting van het water voor de landbouw. Aan de Junior Water Prize nemen 30 landen deel. De prijs bestaat uit 5.000 dollar en een kristallen sculptuur.

Steun De participanten in HeliXeR, Guiljo van Nuland (algemeen directeur Brabant Water), Peter Wierenga (CEO Philips Research), Wim van Vierssen (directeur Kiwa Water Research) en Mart van Bracht (directeur TNO), benadrukten het belang van dit initiatief. Het officiële startsein van HeliXeR werd gegeven door gedeputeerde Annemarie Moons van de Provincie Noord-Brabant.

betrokkenen zijn te gebruiken: in veel landen is de toegang tot internet (nog) beperkt. Daarnaast is een grote investering in training en onderwijs noodzakelijk, aldus Carter. Professor Manuel Ramón Llamas van de Spaanse Koninklijke Academie der Wetenschappen schetste vervolgens hoe mondiaal grondwater van belang is voor een breed scala van sociaal-economische activiteiten. Veel irrigatiewater voor voedselproductie is bijvoorbeeld afkomstig van grondwater. Met een toenemende vraag naar voedsel zal ook de behoefte aan grondwater stijgen. Grondwater is een relatief veilige bron van water en ook een relatief zekere: de fluctuaties van grondwaterstanden zijn aanzienlijk geringer dan die van oppervlaktewater. Dit brengt buitengewoon krachtige mogelijkheden met zich mee voor adaptatie aan klimaatverandering, een thema dat voor

velen in de zaal een onderwerp voor een sessie tijdens het vijfde World Water Forum te Instanbul (2009) zou mogen zijn. Als laatste spreker toonde Roelof Stuurman (Deltares) een caleidoscoop aan ontwikkelingen en problemen waarbij grondwater een doorgaans ten onrechte onderbelichte rol speelt. In een groot deel van de penibele situaties, die verliepen van de achtertuin van de spreker tot het landelijke niveau, bleek achteraf dat besluiten zijn genomen zonder dat voldoende aandacht is geschonken aan het grondwater. De presentaties werden op prettige wijze afgewisseld met een harp- en dwarsfluitconcert, waarna de bijeenkomst werd afgesloten met de gelukwensen van de deelnemers aan het jarige grondwatercentrum.

H2O / 14/15 - 2008

15


GGOR Limburg = Nieuw Limburgs Peil Waterschap Peel en Maasvallei integreert in het Nieuw Limburgs Peil belangrijke waterthema’s als verdroging, waterkwaliteit en wateroverlast. Het krijgt daarbij hulp van de betrokken partijen. Hierdoor ontstaat draagvlak dat van groot belang is bij de uitvoering van de maatregelen. Het waterschap kiest daarmee voor een gebiedsdekkende en integrale aanpak voor het opstellen en bereiken van het gewenste waterpeil in 2015. Deze aanpak leidt tot vernieuwing in het waterbeheer.

I

n Limburg zijn in de vorige eeuw grote gebieden ontgonnen, met name ten behoeve van de landbouw. Door de nadruk op ont- en afwatering zijn de grondwaterspiegels structureel gedaald. Dit uit zich in verdroogde natuurgebieden, verdroging in de landbouw en lagere afvoeren in de beken. Al sinds 1989 proberen Provincie Limburg, de waterschappen en terreinbeheerders de verdroging te bestrijden, met name in de natuurgebieden. Met de ontwikkeling van het GGOR (het gewenste grondwater- en oppervlaktewaterregime) verbreden de partijen de aandacht sinds kort naar een integrale aanpak voor waterkwaliteit en -kwantiteit, gericht op alle belangen in het landelijke gebied. In het GGOR Limburg is het herstel van het functioneren van het watersysteem en met name de oorspronkelijk natuurlijke beken en beekdalen een belangrijk onderdeel. Waterschap Peel en Maasvallei heeft ervoor gekozen om het Nieuw Limburgs Peil gebiedsdekkend en integraal op te stellen. Niet alleen verdrogingsgevoelige natuurgebieden krijgen aandacht, maar juist ook de overige functies in het landelijke gebied, waarbij de landbouw het grootste oppervlak beslaat. Verdroging is immers niet alleen een probleem voor natuurgebieden, maar kan ook in de landbouwgebieden veel (economische) schade veroorzaken. In totaal zijn meer dan 200 mensen direct betrokken bij het proces. Begeleidingsgroepen dachten mee, koppelden terug naar de achterban en leverden ideeën. Door de streek actief erbij te betrekken, ontstaat een gedragen en integraal Nieuw Limburgs Peil. Kern hierbij is dat het Nieuw Limburgs Peil haalbaar, betaalbaar en realistisch is met het oog op 2015. Bij de keuze van maatregelen gaat de voorkeur uit naar duurzaamheid. De juiste functie moet op de juiste locatie liggen, waarbij water sturend is. Als dit niet mogelijk is, heeft de inzet van technische middelen,

zoals stuwen en aanleg van bijvoorbeeld peilgestuurde drainage, de voorkeur. Om de effecten van maatregelen inzichtelijk te krijgen is een model opgezet. Dit model is een integrale grond- en oppervlaktewatermodel genaamd IBRAHYM.

Uitgangssituatie Het proces neemt als uitgangssituatie het Provinciaal Omgevingsplan Limburg (POL) uit 2006. Dat is een integraal plan op hoofdlijnen. Met zogeheten perspectieven heeft de provincie functies en ontwikkelingsrichtingen aangegeven voor het landelijk gebied. De belangrijkste perspectieven voor het ontwikkelen van het Nieuw Limburgs Peil zijn de ecologische hoofdstructuur, de Provinciale Ontwikkelingszone Groen, ruimte voor veerkrachtige watersystemen, vitaal landelijk gebied, ontwikkelingsruimte voor landbouw en toerisme en dynamische landbouwgrond. De ecologische hoofdstructuur is bestaande en aangewezen nieuwe natuur. De Provinciale Ontwikkelingszone Groen en ruimte voor veerkrachtige watersystemen zijn zoekgebieden voor natuur en water en de ontwikkelingsruimte voor landbouw en toerisme en dynamische landbouwgrond leggen de nadruk op de landbouw. Voor deze perspectieven brengt het waterschap de effecten in beeld. Het waterschap doet dit ook voor stedelijke gebieden. De effecten van maatregelen in het landelijke gebied kunnen immers tot in de dorpen en steden merkbaar zijn. Daarnaast berekent IBRAHYM ook de effecten van afkoppelen van bebouwd gebied op het grondwater. De doelstelling van het Nieuw Limburgs Peil is te komen tot gezond water. Dit betekent dat het Provinciaal Omgevingsplan Limburg weliswaar het startpunt vormt van het proces, maar functioneren van het watersysteem blijft sturend voor het bepalen van het doel. Dit sluit ook aan bij de voorwaarde om zoveel mogelijk te komen tot duurzame maatregelen.

Maatregelen / resultaten Waterschap Peel en Maasvallei heeft in 2006 twee pilots doorlopen waarmee ze kennis en ervaring heeft opgedaan met het opstellen van het GGOR. Dit heeft ook geleid tot het omvormen van de naam GGOR naar Nieuw Limburgs Peil. Het Nieuw Limburgs Peil omvat niet alleen het opstellen van het GGOR, maar is ook een vernieuwend proces met de streek én een nieuwe aanpak van waterproblemen. Ook is de naam herkenbaarder voor de doelgroepen en het brede publiek.

16

H2O / 14/15 - 2008

Het Nieuw Limburgs Peil levert streefbeelden op voor het grond- en oppervlaktewater en een maatregelenpakket om deze te realiseren. Ook concretiseert het waterschap het huidige zoekgebied van veerkrachtige watersystemen en brengt deze in beeld via een eenduidige blauwe visie. Het maatregelenpakket maakt onderscheid tussen interne, lokale en gebiedsbrede maatregelen: • Interne maatregelen zijn bijvoorbeeld het dempen en verondiepen van watergangen en het aanleggen van kades om water vast te houden in natuurgebieden;

Lokale maatregelen, bijvoorbeeld functiewijziging, zijn mogelijk als een perceel te nat wordt voor het betreffende grondgebruik; • Gebiedsbrede maatregelen hebben betrekking op de omgang met beregening en bijbehorende vergunningen, drainages en het vasthouden van water met kleine stuwen in de haarvaten van het watersysteem. De gebiedsbrede maatregelen komen voort uit al ingezet beleid en uit de pilots Nieuw Limburgs Peil. Daarnaast wordt ingezet op herstel van natuurlijke beken en beekdal. •

Hieronder is een drietal gebiedsbrede maatregelen toegelicht. Beregening

Rondom belangrijke verdrogingsgevoelige natuurgebieden in Limburg heeft de provincie hydrologische bufferzones ingesteld. Binnen deze zones geldt een restrictief beleid voor beregeningen. Dit gold ook voor de bufferzones rond de natuurgebieden in de pilotgebieden. Uit de modelberekeningen kwam onder meer naar voren dat beregening weliswaar een grondwaterstandsdaling teweegbracht in de natuurgebieden, maar dat dit effect ruimschoots te compenseren is door optimalisering van het oppervlaktewatersysteem. Dit maakt dat de

Voor het doorrekenen van de maatregelen en scenario’s wordt het model IBRAHYM gebruikt. Dit model is opgesteld door Alterra en TNO in opdracht van de Provincie Limburg, Waterleiding Maatschappij Limburg, Waterschap Roer en Overmaas en Waterschap Peel en Maasvallei. Hiermee is een model opgezet dat gebruikt en gedragen wordt door een groot aantal partijen. Zij zorgen ook voor een verdere optimalisatie van het model. IBRAHYM is een geïntegreerd oppervlakteen grondwatermodel dat bestaat uit Sobek, Simgro en Modflow. Naast effecten van maatregelen worden ook kwel- en infiltratiegebieden in beeld gebracht. Met zogeheten stroombanen worden relaties gelegd tussen kwel- en infiltratiegebieden en de ouderdom van het grondwater bepaald. Naast IBRAHYM maakt Peel en Maasvallei ook gebruik van WAHYD. Hiermee wordt de huidige kwaliteit van het watersysteem in beeld gebracht. Met behulp van meetgegevens legt WAHYD relaties tussen de kwaliteit van het grondwater en de kwaliteit van het oppervlaktewater. Met deze relaties is de kwaliteit van het oppervlaktewater te herleiden als functie van de afvoer.


achtergrond

De Uffelsebeek.

bestaande onttrekkingen in deze gebieden gehandhaafd kunnen blijven, gecombineerd met een tijdelijke ‘bevriezing’ van nieuwe onttrekkingen. De verwachting is dat ook voor de rest van het beheergebied bestaande onttrekkingen gehandhaafd kunnen blijven in combinatie met het maatregelenpakket uit het Nieuw Limburgs Peil en een stop op nieuwe onttrekkingen. Stuwende Kracht

Al een aantal jaren loopt in Limburg het project Optimaal Waterbeheer in de Landbouw. Kern is het vasthouden van water in de boerensloten, de haarvaten van het watersysteem. Dit project is uitgebreid en heeft de naam De Stuwende Kracht gekregen. In het afgelopen jaar heeft het waterschap circa 1.000 stuwtjes geplaatst in zowel boerenslootjes als watergangen van het waterschap. Daarnaast vormt communicatie een essentieel onderdeel van Stuwende Kracht. Samen met de agrariërs gaat het waterschap na waar een stuw het beste kan staan. Ook na het zetten van de stuw coacht het waterschap de agrariër in het goed bedienen ervan. De agrariër krijgt hiermee een belangrijke functie voor een goed waterbeheer. Peilgestuurde drainage

Naar schatting 60 procent van de Limburgse landbouwgronden is gedraineerd met buizen. Bij dit systeem monden de buizen vaak direct uit in een open watergang of sloot op een diepte van 80 tot 120 centimeter onder het maaiveld. Het grondwater staat als gevolg hiervan gedurende het gehele jaar laag, ook in periodes waarin dat niet nodig is. Daardoor komen ‘s zomers vaak watertekorten voor die agrariërs door middel van beregening compenseren. Peilgestuurde drainage ondervangt dit probleem. Hierbij monden de drainagebuizen niet direct uit in

een sloot, maar in een verzameldrain. Deze mondt op zijn beurt uit in een verzamelput. In deze verzamelput kan de gebruiker vervolgens de afwateringshoogte van die verzameldrain naar eigen inzicht instellen. Afhankelijk van het grondgebruik is dat bijvoorbeeld in de zomer op een halve meter onder maaiveld voor bouwland of 30 centimeter onder maaiveld voor grasland. Deze manier van draineren heeft grote voordelen: in het vroege voorjaar kan het peil omlaag, zodat het perceel geschikt is voor de voorjaarswerkzaamheden. Na het zaaien kan het peil weer omhoog, zodat het water beschikbaar komt voor de planten. Het peil in het perceel is hiermee gedurende het hele jaar optimaal te reguleren.

Vernieuwend denken Het Nieuw Limburgs Peil is gericht op het jaar 2015 en voorziet in een haalbaar, betaalbaar en realiseerbaar pakket van maatregelen. Om het watersysteem ook voor de toekomst duurzaam te kunnen inrichten en beheren, is er de intentie voor het geven van een doorkijk tot het jaar 2030. Het waterschap ontwikkelt een nieuwe denkrichting voor de inrichting van beken en beekdalen die gericht is op het creëren van natuurlijk functionerende beken die in contact staan met het beekdal, oftewel een beekdalbrede benadering. Beken krijgen in het beekdal een brede oeverzone, waardoor ruimte ontstaat voor meanderen, inundaties en voorkomen van direct inspoeling van (voedings)stoffen uit de omgeving. Hiermee wordt een nieuwe weg ingeslagen naar het herstellen en gezond maken van het watersysteem en de verbetering van de beekecologie. In de visie van Waterschap Peel en Maasvallei schuilt de kracht van deze aanpak in de voordelen die het heeft voor natuur én

landbouw. Niet alleen is er meerwaarde voor de natuur in de vorm van heringerichte beken; ook problemen met hoge waterstanden en verdroging worden hiermee opgelost en voorkomen. Duidelijkheid

Uniek aan de beekdalbrede benadering is dat hiermee invulling wordt gegeven aan een stuk onduidelijkheid in de ruimtelijke ordening. Tot nu toe werden beken ingericht binnen de zogeheten zoekgebieden natuur en water. Onduidelijk was waar de functies natuur, landbouw en water in deze gebieden precies lagen. Het gevolg is veel discussie bij uitwerking en uitvoering van plannen. Met de nieuwe visie kan het zoekgebied worden geconcretiseerd. Hiermee krijgt water een directe invloed op de ruimtelijke ordening en schept duidelijkheid voor alle partijen. Vernieuwende inrichting

Parallel aan de beekdalbrede benadering ontwikkelt het waterschap een denkmodel dat verdere invulling geeft aan een concrete inrichting van het dynamische beekdal. In samenwerking met Alterra is het 5B-concept opgesteld. Het is afgeleid van het Amerikaanse driebufferzonesinrichtingsconcept. Beide concepten gaan uit van bufferzones gezien vanuit de beek richting het dal, waarbij elke zone specifieke kenmerken heeft. De zones uit het 5B-concept zijn: de beek, een beekbegeleidende boszone, een zone met bossages en recreatief medegebruik, een bufferzone tussen natuur en landbouw en de beekflank met landbouwgronden. Nico Buytendijk en Frans Verdonschot (Waterschap Peel en Maasvallei)

H2O / 14/15 - 2008

17


Perspectievenbenadering voor waterbeheer op lange termijn In de documentaire ‘De stem van het water’ verbeeldt Bert Haanstra de verbondenheid van de Nederlanders met het water. De documentaire laat zien hoe Nederlanders leven met water, hoe zij haar mogelijkheden voor recreatie en kostwinning benutten en hoe zij zich beschermen tegen haar kracht. Op dit moment zijn meerdere stemmen te horen met een antwoord op de vraag hoe we in het waterbeheer met klimaatverandering om kunnen gaan. De perspectievenbenadering kan helpen deze verschillende stemmen om te vormen tot een harmonieus geheel. Door uitgangspunten, aannamen en waardeoordelen expliciet te maken, vormt zij een basis voor een beter begrip van onderlinge standpunten en een vertrekpunt voor het zoeken naar een robuuste strategie voor waterbeheer.

H

et klimaat is wereldwijd aan het veranderen. Voor Nederland zijn de verwachtingen: hogere temperaturen, meer neerslag in de winter, langere droogteperioden in de zomer, grotere fluctuaties in de waterstand van de rivieren en een verdere stijging van de zeespiegel1). De lage ligging van grote delen van ons land en het streven om de verschillende

18

gebruiksfuncties zo optimaal mogelijk te laten functioneren, vereisen een strategie voor de lange termijn om de nadelige gevolgen van klimaatverandering het hoofd te bieden. De ruimtelijke inrichting en het waterbeheer in Nederland spelen daarbij een belangrijke rol. Het ontbreekt niet aan visies, maatregelen en ideeën om Nederland klimaatbestendig te maken2),3),4). Wat echter lijkt te ontbreken,

is een samenhangende, robuuste strategie voor waterbeheer op de lange termijn. De ‘perspectievenbenadering’ kan helpen bij het ontwikkelen van een dergelijke strategie. De benadering leert dat verschillende perspectieven op het watervraagstuk naast elkaar kunnen bestaan, maar geeft ook een handvat om de verschillende perspectieven en daaruit voortkomende oplossingen te combineren.

oplossing

omschrijving

dijken ophogen

Het verder ophogen en versterken van dijken en kades is een aanpak die al vele eeuwen met succes wordt toegepast. Volgens de voorzitter van de Unie van Waterschappen bieden hogere en sterkere dijken de beste bescherming tegen een hoger waterpeil.

dijken verbreden

Omdat de kans op dijkdoorbraak niet uit te sluiten is, leidt het alsmaar ophogen van dijken tot een steeds groter veiligheidsrisico. Vellinga e.a. pleitten daarom voor het verbreden van dijken (circa 300 meter breed) die niet kunnen doorbreken en waarop ruimte is voor bijvoorbeeld wonen, recreatie en natuur.

klimaatdijken en superkanaal

Om de veiligheid van Rotterdam e.o. te kunnen waarborgen, zou het rivierengebied als een superkanaal moeten kunnen functioneren dat aan weerskanten wordt begrensd door een flinke ‘klimaatdijk’. In de optiek van Rijkswaterstaat en Adriaan Geuze zou het overvloedige rivierwater zo snel mogelijk afgevoerd moeten worden richting de Zeeuwse delta.

‘Ruimte voor de rivier’

De bedijking van de grote rivieren heeft geleid tot kanalisering van het rivierengebied, waardoor de beschikbare ruimte om overvloedig water af te voeren sterk is afgenomen. Een scala aan maatregelen, zoals het verwijderen van stroombelemmerende objecten uit de uiterwaarden, het graven van nevengeulen, de aanleg van ‘groene rivieren’ en de inrichting van retentiegebieden, moet meer ruimte bieden voor water.

water stuurt ruimte

De controle van het watersysteem wordt in grote mate losgelaten. De ruimtelijke ordening past zich aan het watersysteem aan. Dit betekent bijvoorbeeld dat niet meer in de uiterwaarden wordt gebouwd. Voor het landelijk gebied geldt ‘functie volgt peil’. Maatschappelijke activiteiten passen zich aan het water(beheer) aan en niet omgekeerd.

waterbestendig bouwen

Door aangepast bouwen in waterrijke en overstromingsgevoelige gebieden kan ruimtelijke ontwikkeling worden gerealiseerd die niet ten koste gaat van de ruimte voor water. Drijvende constructies bijvoorbeeld bewegen met het waterpeil mee. Voorbeelden zijn drijvende woningen, kassen en nutsbedrijven, maar ook experimenten met drijvende wegen. Volgens een prijswinnend idee van studenten van de TU Delft is het technisch mogelijk een drijvende stad te bouwen, bijvoorbeeld in het IJmeer (zie ook het rapport ‘Overstromingsrisico als ruimtelijke opgave’, met een scala aan waterbestendige bouwvormen).

ophogen woon- en werkgebieden

Het bouwen op terpen is een oud idee. Nu wordt voorgesteld om complete woonwijken op terpen te plaatsen. Zo stellen bijvoorbeeld Aerts en Mulder voor om alle nieuwbouwlocaties in laaggelegen polders met circa vijf meter zand op te hogen, waardoor deze niet meer kunnen overstromen. Het benodigde zand kan worden gewonnen van de zeebodem en de meerkosten zouden een fractie vormen van de kostprijs van een woning.

wetlands in het IJsselmeer

De ‘Stichting Wetlands in het IJsselmeer’ meent dat de kwaliteit van natuur en landschap verbeterd kan worden, waarbij geïntegreerde oplossingen worden aanbevolen voor de ruimtelijke ordening, economische activiteiten en de ecologische hoofdstructuur. Natuurontwikkeling wordt betaald door bebouwing.

eilanden voor de kust

De aanleg van kunstmatige eilanden in zee voor de (kwetsbare) Hollandse kust levert een effectieve bijdrage aan de bescherming van het achterland en ontlast bovendien de ruimtelijke druk. De eilanden bieden antwoord op tal van prangende vraagstukken, zoals een energie-eiland, de aanleg van een nieuwe luchthaven en nieuwe woon- en werkgebieden.

verplaatsen naar hogere gronden

Omdat overstromingen steeds vaker dreigen, wordt het nodig geacht de risico’s te spreiden en wonen en werken te verplaatsen. Economische activiteiten worden zo veel mogelijk verplaatst van de Randstad naar hogergelegen gebieden in Oost- en Zuid-Nederland. In laag Nederland krijgen water en natuur de ruimte.

H2O / 14/15 - 2008


achtergrond Ze helpt bij het structureren van visies, ideeën en mogelijke toekomsten om zodoende een robuuste waterbeheerstrategie te formuleren.

Om Nederland klimaatbestendig te maken, zijn verschillende oplossingen en daaraan verbonden maatregelen mogelijk. Zonder volledig te willen zijn, wordt in bijgaande tabel een overzicht gepresenteerd van oplossingen die in uitvoering, voorgesteld of denkbaar zijn*. De oplossingen zijn divers en kunnen sterk afwijken van het huidige denkbeeld. Zo klinkt het ophogen van dijken vertrouwd, terwijl het verplaatsen van wonen en werken naar hogere gebieden al snel als een gotspe wordt ervaren. De mogelijkheden om Nederland klimaatbestendig te maken, zijn zeer verschillend. Elke aanpak is als zodanig valide, maar zij worden in de praktijk van het waterbeheer heel anders beoordeeld op aspecten als technische haalbaarheid, de termijn waarop oplossingen te realiseren zijn, betaalbaarheid, ruimte voor bepaalde gebruiksfuncties en maatschappelijk draagvlak. Ook lijken sommige oplossingsen elkaar uit te sluiten, terwijl anderen wellicht te combineren zijn. Om hier beter zicht op te krijgen, wordt de perspectievenbenadering gehanteerd.

Perspectieven In het kader van scenario-ontwikkeling kan gebruik worden gemaakt van een typologie van perspectieven5). Een perspectief kan worden opgevat als ‘de bril’ waardoor men naar de wereld kijkt, informatie filtert en interpreteert. Zij omvat de normen en waarden op basis waarvan men betekenis geeft aan de wereld om zich heen en welke leidend is voor handelen. Een perspectief omvat dus een wereldbeeld (de manier waarop de wereld en onzekere ontwikkelingen geïnterpreteerd worden) en een managementstijl (hoe men gezien het wereldbeeld handelt of zou moeten handelen). Vanuit de theorie worden verschillende stereotype perspectieven onderscheiden (zie afbeelding 1). In de discussie over klimaatverandering en waterbeheer kunnen de stereotype perspectieven als volgt worden ingevuld:

Volgens de hiërarchist is het klimaatprobleem serieus, maar controleerbaar. De hiërarchist gaat ervan uit dat met klimaatbeleid de gevolgen van klimaatverandering kunnen worden beperkt. Er wordt uitgegaan van meer ruimte voor water (bijvoorbeeld door het uitvoeren van rivierverruimende maatregelen) met als hoofddoel veiligheid en als nevendoel natuur. Waar dit te zeer wringt met andere ruimtelijke belangen (zoals stedelijke ontwikkeling), bieden kades en dijken een prima oplossing om de veiligheidsnorm te halen. Op enkele locaties waar de overheid niet meer garant kan staan voor de veiligheid of die nodig zijn voor berging/ afvoer van water, wordt bouwen strikt aan banden gelegd; Volgens de egalitair loopt het klimaatprobleem uit de hand. De egalitair heeft er weinig vertrouwen in dat de negatieve gevolgen van klimaatverandering met overheidsregulering of technologische ontwikkeling op te vangen zijn. De beste manier om klimaatverandering het hoofd te bieden, is een consequente ‘water stuurt’-aanpak, waarbij maatschappelijke functies zich aanpassen aan waterpeil, overstromingskans en natuur. In de meest extreme vorm vindt de egalitair dat lagergelegen gebieden in Nederland verlaten moeten worden. Een dergelijke verhuizing van mensen en kapitaal is volgens de egalitair een natuurlijk proces, waarbij geschiktere locaties worden gezocht voor wonen en werken, desnoods over de landsgrenzen heen; Volgens de individualist is er geen wezenlijk klimaatprobleem, maar biedt de discussie over klimaatverandering juist mogelijkheden op het gebied van zelfontplooiing en economie, bijvoorbeeld de aanleg van eilanden voor de kust en innovatieve en creatieve woonvormen op en om het water. Mocht de klimaatverandering onverwacht tot problemen leiden, dan zullen de vrije markt en technologische innovatie uitkomst bieden. Volgens de individualist moet de overheid stoppen met het creëren van schijnveiligheid in de vorm van dijken en normen en is het veel beter om het overstromingsrisico

Afb. 1: Enkele generieke kenmerken van de perspectieven in de typologie .

expliciet naar voren te laten komen door burgers en marktpartijen de mogelijkheid te bieden zich te (laten) verzekeren tegen waterschade. In dat geval wordt ook de keuze voor het op grote schaal ophogen van woongebieden een kwestie van kosten en baten. Met deze enigszins karikaturale beschrijvingen van de verschillende perspectieven op klimaatverandering en waterbeheer beschikken we over een denkkader waarmee de verschillende oplossingsrichtingen - die veelal elementen van verschillende perspectieven omvatten - te positioneren zijn. In afbeelding 2 zijn zij globaal geplaatst om een eerste indruk te geven van de zeer uiteenlopende ideeën, waardeoordelen en aannamen waarop de oplossingsrichtingen zijn gebaseerd.

Naar een robuuste waterstrategie De verschillende standpunten met betrekking tot het vraagstuk van klimaatverandering en waterbeheer lijken onoverbrugbaar. Dat komt omdat ze gebaseerd zijn op fundamenteel verschillende aannames over hoe de wereld werkt en hoe zij beheerd zou moeten worden (zij komen immers voort uit verschillende perspectieven). Vanuit de theorie van de perspectievenbenadering wordt deze diversiteit onderkend. Zij beargumenteert zelfs dat de verschillende perspectieven niet zonder elkaar kunnen bestaan, omdat elk perspectief bepaalde kernkwaliteiten bevat. Zo is de hiërarchist zeer daadkrachtig (maar mist innovatiekracht), is de individualist een bron van innovatieve ideeën (maar met weinig aandacht voor milieukwaliteit en solidariteit) en heeft de egalitair oog voor mens en milieu (maar ontbeert daadkracht). Op grond hiervan kan worden geconstateerd dat een vraagstuk als klimaatadaptatie en waterbeheer al snel in een welles-nietes discussie kan verzanden, eenvoudigweg omdat men elkaars perspectief niet onderkent of niet wil onderkennen. Om te komen tot een robuuste strategie is een constructieve dialoog tussen de perspectieven echter noodzakelijk, want dat is de enige manier om de kernkwaliteiten van de verschillende perspectieven met elkaar in verband te brengen.

Afb. 2: Perspectievendriehoek en mogelijke oplossingen.

H2O / 14/15 - 2008

19


voor risico’s, zodat de robuustheid van de oplossingen wordt vergroot. Bovenal is het een communicatie-instrument voor een beter begrip van onderlinge standpunten als basis voor een constructieve dialoog.

Dijkversterking bij Beneden-Leeuwen (foto: Waterschap Rivierenland).

Vanuit dit standpunt beschouwd biedt het denkkader van de perspectievenbenadering een aantal aangrijpingspunten om te komen tot een robuuste waterstrategie. Ten eerste kan worden nagegaan of de verschillende perspectieven wel voldoende in de huidige discussie over klimaatverandering en waterbeheer vertegenwoordigd zijn. Uit afbeelding 2 blijkt dat de huidige set aan mogelijke oplossingen het palet aan perspectieven redelijk dekt. De nadruk ligt op de hiërarchistische en individualistische invalshoek en duidelijk minder op de egalitaire. Een egalitaire insteek als ‘water stuurt’ is aanwezig, maar haar extreme variant ‘het verlaten van lagergelegen gebieden’ wordt in geen enkele beleidscontext serieus overwogen. Het is dus de vraag of de ‘echte’ egalitairen wel voldoende worden gehoord. Ten tweede biedt de perspectievenbenadering een vertrekpunt voor een robuustheidanalyse. Deze analyse kan worden beschouwd als een kritische dialoog tussen de vertegenwoordigers van verschillende perspectieven. Elk perspectief geeft daarbij op basis van haar eigen wereldbeeld kritiek op de oplossingsrichting(en) van de ander. Hiermee komen kwetsbaarheden (risico’s) van de mogelijke oplossingen boven tafel. In het geval van de aanleg van eilanden voor de kust bijvoorbeeld zal de egalitair wijzen op de risico’s voor landschap, natuur en milieu. De hiërarchist zal wijzen op de risico’s van een financieel debacle als de ruimtedruk stabiliseert, waardoor de opbrengsten van landaanwinning lager zullen zijn dan verwacht. Kijken we naar de oplossing ‘water stuurt’, dan zal de individualist onmiddellijk wijzen op de risico’s voor de economie, enzovoort. Het formeel toetsen van robuustheid in het kader van scenario-ontwikkeling gebeurt door het evalueren van verschillende toekomstbeelden, waarbij een samenhangende set oplossingsrichtingen (managementstijl) wordt gekoppeld aan verwachte ontwikkelingen (wereldbeeld) van juist een ander perspectief. Eerder onderzoek heeft aangetoond dat een dergelijke utopia/dystopia-analyse verfrissende inzichten biedt voor beleid6).

20

H2O / 14/15 - 2008

Tot slot kan vanuit het inzicht in de risico’s en kwetsbaarheden van verschillende oplossingsrichtingen gezocht worden naar synergie7). De verschillende perspectieven herbergen immers verschillende kernkwaliteiten die voor een robuuste waterstrategie gecombineerd zouden moeten worden. Vanuit de theorie van de perspectievenbenadering wordt hiervoor echter geen blauwdruk aangereikt. Welke waterstrategie en daaraan verbonden oplossingen worden voorgestaan, is op grond van louter wetenschappelijke kennis niet te bepalen, maar afhankelijk van de waardeoordelen van betrokken actoren en afhankelijk van de (regionale) situatie. Een voorbeeld van een mogelijke ‘synergieoplossing’ lijkt die van het ‘waterbestendig bouwen’ te zijn. Deze oplossing lijkt meer dan enige andere benadering aspecten te combineren van innovativiteit en eigen verantwoordelijkheid (individualist) en waterbewustzijn, het accepteren van hoogwater, en ecologische kwaliteit (egalilitair). De bezwaren komen naar verwachting vanuit hiërarchistische hoek, waar men zich zal afvragen of de veiligheid wel voldoende gewaarborgd is, of deze oplossing op grote schaal überhaupt wel uitvoerbaar is en of met deze aanpak niet waardevolle landbouwgrond verloren dreigt te gaan. De kanttekeningen van de hiërarchist zouden serieus genomen moeten worden, omdat ze kunnen bijdragen aan het verder aanscherpen van de oplossingsrichting. Ze zouden echter niet de reden mogen zijn om de uitvoering volledig te belemmeren.

In de huidige discussie over klimaatverandering, klimaatadaptatie en waterbeheer zijn er vooral ook vragen. Kan bijvoorbeeld de perspectievenbenadering worden gecombineerd met een kwantitatieve modelbenadering om op die manier robuuste oplossingen beter te onderbouwen? Kan de perspectievenbenadering worden toegepast om tot regionaal gedifferentieerde oplossingen te komen? Hoe kunnen we beter omgaan met perspectieven van actoren in samenleving, beleid en wetenschap? En hoe kunnen we op basis van de perspectievenbenadering komen tot sturing en transities op het vlak van waterbeheer? Deze en andere vragen staan centraal in het onderzoek ‘Perspectieven in Integraal waterbeheer’8) dat een consortium van Deltares, ICIS, DRIFT, Universiteit Utrecht, Universiteit Twente en anderen de komende jaren uitvoert9). Pieter Valkering, Ron Cörvers en Astrid Offermans (ICIS / Universiteit Maastricht) Marjolijn Haasnoot (Deltares) NOTEN 1) Van den Hurk B. et al. (2006). KNMI Climate Change scenarios 2006 for the Netherlands. KNMI Scientific Report WR 2006-01. 2) ARK (2006). Naar een klimaatbestendig Nederland: Samenvatting routeplanner 2050. Nationaal Onderzoeksprogramma Klimaat voor Ruimte. 3) Ministerie van Verkeer en Waterstaat (2007). Watervisie. Nederland veroveren op de toekomst. Kabinetsvisie op het waterbeleid. 4) H2O (2007). Themanummer klimaat. H2O nr. 22. 5) Thompson M., R. Ellis en A. Wildavsky (1990). Cultural Theory. Westview Press: Boulder, USA. 6) Van Asselt M. et al. (2001). Integrated water management strategies for the Rhine and Meuse basins in a changing environment. Final report of the NRP project O/958273/01. ICIS / Universiteit Utrecht. 7) Verweij M., M. Douglas et al. (2006). Clumsy solutions for a complex world: the case of climate change. Public Administration 84(4), pag. 817-843. 8) Valkering P. et al. (2008). Inspelen op verandering: Naar een robuuste en flexibele strategie voor waterbeheer. Eindrapport van de pilotstudie Perspectieven in integraal waterbeheer. Leven met Water-project P1015. ICIS. 9) Haasnoot M. et al. (2008). Research proposal perspectives in integrated water management in river deltas. Vulnerability, robust management strategies and adaptation paths under global change. Deltares.

Conclusie Wat betekent de perspectievenbenadering nu voor de beleidspraktijk? Laten we voorop stellen dat het geen blauwdruk is voor het ontwerpen van een robuuste waterstrategie. Het is primair een denkkader dat het mogelijk maakt om mogelijke oplossingen te plaatsen, te evalueren bij een veelheid aan mogelijke toekomsten, onderling te vergelijken en waar mogelijk te verbinden in een integrale strategie. Ook biedt het een vertrekpunt om oplossingen aan te scherpen door gericht aandacht te hebben

* In dit artikel beperken we ons tot het vraagstuk van overstromingen en wateroverlast en mogelijke oplossingen met betrekking tot de fysieke ruimte. De perspectievenbenadering is even goed toepasbaar op het vraagstuk van droogte en watertekort en mogelijke oplossingen met betrekking tot andere type (bijvoorbeeld bestuurlijke) maatregelen. De genoemde mogelijke oplossingen zijn vooral gebaseerd op maatregelen die genoemd werden in het themanummer van H2O eind 2007 (nummer 22) en de berichtgeving over klimaatadaptatie en waterbeheer in landelijke dagbladen.


achtergrond / actualiteit Bestrijding Test met biologische filters overlast om vervuiling membranen blauwalgen tegen te gaan In het kader van het project ‘Optimale membraansystemen’ begint deze maand een test naar het effect van de inzet van biologische filtratie in de voorbehandeling van het membraanvoedingswater. De verwachting is dat in het biologisch filter gecontroleerde bacteriologische groei plaats zal vinden, waardoor het aanbod van voedingsstoffen in de membraaninstallatie vermindert en biofouling beperkt blijft. Het onderzoek vindt plaats op het terrein van Waterschap Hunze en Aa’s. Waterschap Hunze en Aa’s en NorthWater zijn geïnteresseerd in de mogelijkheden om van laagwaardig rwzi-effluent hoogwaardig industriewater te maken. Om die reden heeft het waterschap de rwzi Veendam als testlocatie beschikbaar gesteld.

M

embraanfiltratie wordt op steeds grotere schaal ingezet om hoogwaardig proceswater te maken. De techniek biedt goede kansen om de waterkringloop te sluiten, bijvoorbeeld door het effluent van een rioolwaterzuivering met omgekeerde osmose-membranen op te werken tot gedemineraliseerd water. Een belemmering bij het werken met membraanfiltratie is het optreden van biologische vervuiling van de membranen: biofouling. Het is de hardnekkigste vorm van vervuiling, omdat het moeilijk beheersbaar is als het zich eenmaal voordoet en omdat het lastig te verwijderen is. Het uitsluitend beperken en beheersen ervan door middel van uitgebreide voorzuivering met behulp van chemicaliën - zoals tot nu toe gebruikelijk is - brengt nadelen met zich mee. Het gebruik ervan leidt tot hoge kosten en ongewenste milieubelasting. Bovendien sorteert het slechts tijdelijk effect. In 2006 heeft een groot aantal partijen elkaar gevonden in een initiatief van BètaWater om onderzoek uit te voeren naar het beheersen van biofouling. BètaWater, Global Membrains, Norit Process Technology, NorthWater, Waterlaboratorium Noord en Unesco-IHE sloegen de handen ineen in het project ‘Optimale membraansystemen: voorkomen en beheersen van (bio)fouling’, waarop subsidie

is verleend vanuit de InnoWator-regeling. Het project kent verschillende onderdelen, van fundamenteel universitair onderzoek tot toegepast onderzoek in de praktijkinstallaties van BètaWater in Klazienaveen en NorthWater in Veendam. Op de rwzi Veendam worden verschillende biofilters parallel getest. De proefinstallatie bestaat uit drie straten, waarbij het effluent van de rwzi als bron dient. De eerste proefstraat fungeert als referentiestraat. Hierin wordt het effluent achtereenvolgens behandeld door ultrafiltratie en omgekeerde osmose. Proefstraat twee bestaat uit ultrafiltratie, de bioprotector (biologisch filter) en omgekeerde osmose. De derde proefstraat bestaat uit een biologisch actief koolfilter, ultrafiltratie en omgekeerde osmose. Het effect van de biologische filters wordt beoordeeld op basis van het functioneren van de omgekeerde osmose-installaties en analyseresultaten vanuit het monitoringplan. Voor het onderzoek is één jaar uitgetrokken. Voor meer informatie: Henk Brink van BètaWater (0592) 85 45 07 of Dennis de Vogel van Waterlaboratorium Noord (050) 402 21 21.

Op de rwzi Veendam worden drie mogelijkheden voor het beheersen van biofouling op omgekeerde osmosemembranen parallel onderzocht.

In de gemeente Alphen aan den Rijn is de strijd met blauwalgen aangegaan door het ingebruiknemen van een luchtmenginstallatie. Zowel de gemeente als het Hoogheemraadschap van Rijnland verwachten dat zwemverboden in de toekomst niet meer zullen voorkomen in Alphen aan den Rijn. Nabij Tilburg is met succes blauwalg bestreden door een vlokmiddel en en een laagje klei.

D

e laatste jaren kreeg de Zegerplas in deze gemeente regelmatig een negatief zwemadvies of zelfs een zwemverbod. De blauwalg zorgde voor drijflagen die schadelijk zijn voor de gezondheid en bovendien flink kunnen stinken. Het hoogheemraadschap, de gemeente en de provincie wilden dan ook iets aan deze overlast doen. De luchtmenginstallatie is uniek in de manier van aanleggen en beluchten. Vier grote strengen in het diepe gedeelte van de plas en een ring in het ondiepe gedeelte zorgen voor een gelijkmatige beluchting. Door lucht te mengen met water ontstaat een stroming die de algen naar het diepe gedeelte trekt, waar ze afsterven. De techniek komt uit Engeland en wordt daar gebruikt voor reiniging van grotere wateren. Voor het eerst wordt deze techniek nu op kleine schaal toegepast in Nederland. De kosten voor de aanleg bedragen een miljoen euro. Rijnland neemt ruim 550.000 euro voor zijn rekening, de gemeente Alphen aan den Rijn 300.000 euro en de Provincie Zuid-Holland de resterende 150.000 euro.

Phoslock In een natuurbad ten zuidoosten van Tilburg is de jarenlange overlast van blauwalgen aangepakt met een vlokmiddel, dat ervoor zorgt dat de blauwalgen aan elkaar gaan klitten en door het gewicht naar de bodem zakken. Daarover is een laagje klei gelegd. Het water is sindsdien helder gebleven.

Aquatech H2O brengt op 26 september een nummer uit dat voor een belangrijk deel in het teken staat van Aquatech. Deelnemers aan deze beurs die redactionele informatie kwijt willen over hun bijdrage, kunnen die tot en met vrijdag 5 september aanleveren. Begeleidende foto’s moeten een hoge resolutie (300 dpi) hebben en het normale fotoformaat (10 x 15 cm). Voor meer informatie: (010) 427 41 65.

H2O / 14/15 - 2008

21


Meer water drinken, hype of heilzaam? Het bevorderen van onze gezondheid is een centraal beleidsthema. Bestrijding van overgewicht, meer bewegen, gezond eten, de overheid richt zich tot ons met een reeks oproepen en adviezen. Nu gaat het met onze gezondheid in fysieke zin in het algemeen erg goed. De gemiddelde leeftijd is hoog, 100 jaar worden is geen uitzondering meer. Onze prima drinkwatervoorziening en een sterk verbeterde sanitatie hebben daar de afgelopen 150 jaar de basis voor gelegd.

E

en hedendaags onderwerp van gesprek is het drinken van voldoende water. Water uit de kraan, water uit een flesje, al dan niet aan de kraan gevuld. Elke jongere lijkt het altijd bij zich te hebben. In kantoren staan steeds meer watertappunten, gewoon, gekoeld, met koolzuur. Op de laatste Aquatech werden hal na hal dergelijke apparaten aangeboden. ‘Hype of heilzaam?’ onder die titel verzorgde de Stichting WATER, Drager van Leven onlangs een studiebijeenkomst voor artsen en therapeuten over het belang van ‘meer’ water drinken. De Vewin maakte als koepel van de drinkwaterbedrijven deze bijeenkomst financieel mede mogelijk. Hierbij een beschouwing over deze vraag. Een vraag die de laatste tijd ook met een zekere regelmaat in de algemene pers en op televisie aan de orde kwam.

Terugblik Een 25 jaar geleden begon het werk van de Iraanse arts Badmanghelidj in de aandacht te komen. Deze arts had in de oorlog die van 1980 tot 1988 gewoed heeft tussen Iran en Irak, gewerkt in één van de grote krijgsgevangenkampen. De omstandigheden waaronder hij moest werken, waren uitzichtloos. Geen voorzieningen, geen medicijnen; alleen water had hij tot zijn beschikking. Tot zijn verbazing merkte hij dat, als zij water kregen, het beter met zijn patiënten ging, veel beter zelfs. Soortgelijke ervaringen werden overigens ook de Amerikaanse arts Hardeway opgedaan met frontsoldaten in de Vietnamoorlog. Bandmanghelidj is later in de Verenigde Staten gaan werken en heeft zijn verdere leven gewijd aan het onderzoek naar het belang van water bij de behandeling van ziekten. Van zijn hand verscheen een aantal boeken1),2), waarvan er één in het Nederlands vertaald is3). Kerninhoud van deze boeken is dat je tenminste twee liter water per dag moet drinken, gewoon water, echt water. Koffie, thee, frisdranken en sappen tellen niet mee als vervangers. Doe je dat niet, dan droogt je lichaam tot op zekere hoogte uit. Verdroging ligt naar zijn mening en ervaring dan ook aan de basis van een groot aantal ziekteverschijnselen, variërend van maag- en darmklachten tot reumatische aandoeningen en hoofdpijnen. De titel van zijn bekendste boek ‘Your body’s many cries for water’ is duidelijk. Het advies dat anderhalf à twee liter water drinken per dag gezond is, is algemeen bekend en maakt regelmatig deel uit van de adviezen voor een gezonder leven. Consequent acht glazen water per dag drinken eist echter zeker discipline.

Tegengas In januari van dit jaar kwam de NRC met een artikel van wetenschapsjournalist Wim Köhler

22

H2O / 14/15 - 2008

over de mythes over water drinken4). De titel ‘Tegen warme oorlellen’ is veelzeggend. Hij vecht aan dat ‘water een middeltje tegen alles zou zijn’. Köhler stelt dat wetenschappelijk onderzoek aangeeft dat cafeïnegebruik niet leidt tot meer plassen of ‘dik’ bloed. Het is niet wetenschappelijk bewezen dat je een mooiere huid krijgt, dat je nieren beter gaan functioneren, dat je gemakkelijk afvalt, etc. Er is geen duidelijke richtlijn voor de hoeveelheid vocht die je per dag tot je moet nemen. Officieel Amerikaans advies is 3,8 liter per dag, waarvan 2,9 liter zelf drinken en dus 0,9 liter via andere voedingsmiddelen. Het Nederlandse voedingscentrum zegt 2,6 liter per dag, waarvan anderhalve liter zelf drinken. Teveel water drinken kan ook, vooral wanneer dat water in korte tijd gedronken wordt. Het leidt vooral tot een gevaarlijke daling van het natriumgehalte in het bloed, ook tot een gevaarlijke zwelling van de hersenen, doordat het bloed teveel water heeft opgenomen. Bij marathonlopers zijn er zowel voorbeelden van mensen die door verdroging overleden als van slachtoffers van teveel water drinken. De Telegraaf kwam in april tweemaal met een artikel dat veel water drinken toch niet zo gezond zou zijn5),6). Beide gebaseerd op een rapport van wetenschappers van de Universiteit van Pennsylvania, die overigens niet anders gedaan hebben dan onderzoek van anderen te inventariseren. In het tweede artikel komt ook dr. Zietse, internist-nefroloog (nierspecialist) in het Erasmus Medisch Centrum aan het woord. Deze stelt dat er geen verschil is tussen water enerzijds en koffie, thee, frisdranken, soep, etc. anderzijds. Het gaat om het vocht, maar hoeveel vocht een mens

per dag nodig heeft, is niet wetenschappelijk onderzocht. Zijn advies is ‘het vochtgevoel volgen’. Een mening die hij onlangs ook in het televisieprogramma Radar uitdroeg.

Nederlands onderzoek Voor de studiebijeenkomst op 12 april jl. ging de Stichting WATER, Drager van Leven op zoek naar Nederlandse deskundigen die op basis van eigen onderzoek en ervaring iets konden zeggen over het belang van het drinken van water. Zij vond er twee. De eerste is dr. Mark Spigt, die na een studie fysiotherapie aan de Universiteit van Maastricht Bewegingswetenschappen cum laude afstudeerde en vervolgens als onderzoeker bij de afdeling Huisartsengeneeskunde promoveerde op een onderzoek naar het belang van meer water drinken voor het voorkomen van plasklachten bij oudere mannen en voor het bestrijden van hoofdpijn7). De ander was dr. Hielke Goslinga, vroeger als anesthesist-intensivist aan het Andreas-Lucas Ziekenhuis in Amsterdam verbonden, thans als arts-rheoloog aan het Medisch Specialisten Centrum in Breukelen, een kliniek waarin men mensen die op enigerlei wijze ‘vastgelopen’ zijn in het leven, zoals bijvoorbeeld mensen met een burn-out, weer tot functioneren probeert te brengen.

Onderzoek Mark Spigt In zijn onderzoek ging Spigt uit van de hypothese dat meer water drinken gunstig is om de plasklachten bij oudere mannen (zwakke straal, vaak moeten plassen, incontinentie) te doen verminderen. Voor zijn onderzoek benaderde hij 6000 mannen tussen 55 en 75 jaar. Uiteindelijk namen 140 mannen deel aan het onderzoek, waarvan


opinie

factor. Een hartinfarct treedt veelal bij inspanning, dus overdag, op. Dan speelt de diameter van de bloedvaten de hoofdrol. Dit onderscheid heeft grote consequenties voor de behandeling: verdunning van het bloed of operatie van een te nauw vat. Lichaam en geest zijn één. Beide zijn complexe systemen. Een ziekte heeft vaak meerdere oorzaken of uitingen. Zo is een burn-out een voorbeeld van een totale verstoring van verschillende balansen, zoals de vochtbalans, de hormoonbalans, de eiwitbalans, de psychische balans en de balans tussen spanning en ontspanning9). Behandeling van dergelijke patiënten is derhalve het in beeld brengen (meten) en het weer in evenwicht brengen val al deze verschillende balansen. Dat vergt voor ieder mens een eigen persoonlijke aanpak. Voldoende water drinken is daarbij belangrijk, maar niet het enige.

Conclusie de ene helft gedurende zes maanden gemiddeld 0,7 liter water per dag extra dronk, de andere helft een placebo kreeg. Uitkomst van het onderzoek was dat van het extra water drinken statistisch gezien geen relevant effect, positief noch negatief, op het plasgedrag waargenomen werd. Omdat een aantal deelnemers meldde dat weliswaar niet hun plasklachten verdwenen, maar wel hun migraine, deed Spigt aanvullend onderzoek naar het effect op hoofdpijnen. Eerst met een groep van 18 deelnemers, waarin een significante afname van de hoofdpijn geconstateerd werd. Gemiddeld 20 uur minder hoofdpijn per twee weken. Voor een grootschaliger onderzoek werden 2.000 mensen benaderd. Hiervan namen er uiteindelijk 100 aan het onderzoek deel. Bij deze grotere groep werd echter geen significant effect meer vastgesteld, hoewel individuele personen dit wel meldden. Spigt signaleerde ook hoe moeilijk het is om bij de huidige financieringsstructuur van wetenschappelijk onderzoek geld voor onderzoek als het zijne beschikbaar te krijgen. Onderzoek wordt namelijk in belangrijke mate gefinancierd door producenten van apparatuur en van medicijnen. Bij onderzoek naar het effect van het drinken van water heeft niemand belang, behalve dan de patiënt om wie het eigenlijk hoort te gaan. Voor de waterleidingbedrijven valt de afzet van één liter water per persoon per dag in de nauwkeurigheidsmarge van de afzetberekening. Leveranciers van bronwater vinden de huidige visie op het belang van het drinken van water prima. Medicijnfabrikanten hebben geen of een tegengesteld belang. De onzekerheid over de uitkomst

maakt het moeilijk om geld van andere financieringsinstellingen te krijgen, zoals het College van Zorgverzekeringen en het programma Alledaagse Ziekten. Zijn twee onderzoeken waren uniek.

Ervaring Hielke Goslinga De uitvoerige voordracht van Goslinga is als volgt samen te vatten. Van het menselijk lichaam bestaat 60 procent uit water. Daarmee is water in wezen het grootste orgaan. De functies van dat water in de mens - transport en circulatie van stoffen, smeermiddel - worden echter onderschat. In de jaren 70 ontdekte men dat het aantal sterfgevallen bij hartoperaties afnam als men het bloed in de hart-longmachine verdunde met een fysiologische zoutoplossing8). Ook bij herseninfarcten daalde de mortaliteit aanzienlijk als men de viscositeit van het bloed wist te verlagen. Deze viscositeit is belangrijk voor de zogenaamde perifere microcirculatie in de hersenen, de placenta en de haarvaten van het bloedstelsel. Tekort aan vocht leidt tot verhoging van de bloeddruk. Om vocht vast te houden zijn eiwitten (melk) en zouten (bouillon) nodig. Vloeistoffen als koffie, thee en alcohol verstoren de vochtbalans, omdat zijn tot dehydratie leiden. De wet van Poiseuille geeft de formule voor het doorstromen van leidingen, ook van bloedvaten. Daarin zijn de diameter van het vat en de viscositeit van het bloed belangrijk. Deze laatste factor wordt dikwijls verwaarloosd, met vaak desastreus effect. Een herseninfarct treedt doorgaans in rust, dus ‘s nachts, op. Als dit optreedt, is de viscositeit van het bloed de kritische

Uit de verschillende beschouwingen kwam water zeker niet als een universeel middel tegen kwalen naar voren10). Tegenover evidente ervaringen van individuen staat het gebrek aan significante invloed bij grootschalig onderzoek, noch in positieve noch in negatieve zin. Het belang van een goede vochtbalans wordt algemeen erkend. Hiervoor worden naast water bouillon en melkproducten belangrijk genoemd. Over het gebruik van koffie, thee en alcohol wordt zeer verschillend geoordeeld. De kop van het laatste Telegraafartikel ‘Volg uw dorstgevoel’ is zo slecht nog niet, wellicht aangevuld met ‘Hoed u voor uitdroging’. Maarten Gast (voorzitter Stichting WATER, Drager van Leven) Foto’s: Vewin (www.kraanwater.nu) NOTEN 1) Badmanghelidj F. (1992,1995,1997). Your body’s many cries for water. Global Health Solutions. 2) Badmanghelidj F. (1997). Water: for health, for healing, for life. Global Health Solutions. 3) Badmanghelidj F. (2006). Uw lichaam hunkert naar water. Uitgeverij Leliehoven. Den Haag. 4) Köhler W. (2008). Tegen warme oorlellen. NRC 12/13 januari. 5) Veel water drinken toch niet zo gezond. Telegraaf 4 april 2008. 6) Volg uw Dorstgevoel. Telegraaf 29 april 2008. 7) Spigt M. (2004). Drinking more water, as a primary care preventive intervention. Proefschrift Universiteit van Maastricht, afdeling Huisartsengeneeskunde. 8) Goslinga H. (1992). Rehydratie CVA-patiënten. 9) Goslinga H. (2002). Rehydratie burn-out patiënten. 10) Stichting WATER, Drager van Leven. www.stichting water.nl. Verslag bijeenkomst 12 april 2008.

H2O / 14/15 - 2008

23


Drinkwaterbedrijven van de toekomst: water op maat Laten we een gedachte-experiment doen: stelt u zich een gemiddelde woning voor in het jaar 2040. Op watergebied heeft zich een kleine revolutie voltrokken. Het vacuümtoilet - in 2008 als proef geïnstalleerd bij 32 woningen in Sneek - is begonnen aan een onstuitbare opmars. Het zorgt ervoor dat urine en ontlasting niet in het riool terechtkomen, maar apart worden opgevangen. Een lokale vergistingsinstallatie zet de ontlasting om in methaangas, waarmee in een deel van de warmtebehoefte van de woning kan worden voorzien. De urine wordt apart verzameld, opgehaald en verwerkt. Het rioolwater is dankzij het vacuümtoilet zo goed als vrij van prioritaire stoffen. De kosten van de zuivering zijn daardoor flink gezakt. Het watergebruik in de woning is door het toilet fors lager en heeft de bewoners bewuster gemaakt van hun watergebruik. Regenwater verdwijnt niet meer linea recta in het rioolputje, maar wordt opgevangen in een waterbuffer. Een wijkbewoner heeft geopperd dit water te gaan hergebruiken. De contouren van een inpandig watersysteem beginnen zich langzaam af te tekenen. Met moderne zuiveringstechnieken is een waterketen op huisniveau al bijna mogelijk. De waterlevering via het leidingnet zakt langzaam helemaal in.

O

nvoorstelbaar is deze woning anno 2040 geenszins. Wie goed kijkt, ziet dat het denken over nutsvoorzieningen verandert. Op energiegebied is die verandering het duidelijkst te zien. Steeds meer gemeenten willen in de nabije toekomst alleen nog klimaatneutrale woningen laten bouwen, woningen die per saldo geen kooldioxide uitstoten. Dit voornemen geeft duurzame energie een enorme stimulans. Op watergebied gaat zich iets vergelijkbaars voordoen. Het rioolnet is op de meeste plaatsen in Nederland hard toe aan renovatie. De vraag waarvoor gemeenten staan is: investeren we in renovatie, vervanging of een heel ander rioolsysteem? Steeds nadrukkelijker komen technologische oplossingen op wijk- of woningniveau in beeld. In de meeste gevallen leiden die tot een forse reductie van de waterconsumptie. Dat betekent dat ook drinkwaterbedrijven zich tijdig moeten bezinnen op hun rol en bijdrage, want een te groot gedimensioneerd leidingennet ligt er evengoed 50 jaar. Niet alleen technisch zijn oplossingen op woning- of wijkniveau mogelijk, ook maatschappelijk tekenen zich trends af die duiden op een andere kijk op centrale, monopolistische netten. Waar na-oorlogse generaties ‘blind’ vertrouwden op de overheid als leverancier van nutsvoorzieningen, brokkelt dat vertrouwen langzaam af. Langdurige stroomstoringen als in Haaksbergen (winter van 2005) en de Tieler- en Bommelerwaard (december 2007) drukken niet alleen de direct getroffen inwoners met de neus op de feiten, maar maken in één keer duidelijk hoe kwetsbaar en afhankelijk we zijn van grote netwerken. Die afhankelijkheid past steeds minder goed in het veeleisende wereldbeeld van de moderne burger. Oasen heeft in het recente verleden een paar keer meegemaakt dat de druk op het netwerk wegviel, onder meer door het uitvallen van pompen en door een leidingbreuk. Daardoor waren we een aantal keren genoodzaakt tienduizenden huisaan-huis kookadviezen voor water te geven.

24

H2O / 14/15 - 2008

En onze klanten zijn niet de enige die iets dergelijks onlangs is overkomen. Dit soort gebeurtenissen versterkt bij burgers het gevoel dat ze zich ook in een noodsituatie zelf moeten kunnen redden. De overheid gaat dit gevoel binnenkort bewust versterken, als een grote voorlichtingscampagne begint die Nederlanders moet doordringen van hun kwetsbaarheid voor overstromingen. Stevenen we dús af op een situatie met zeven miljoen zelfvoorzienende woningen in Nederland? Volgens ons niet. Drinkwaterbedrijven blijven gewoon degelijke productiebedrijven die drinkwater via een leidingnet naar hun klanten brengen. Maar door op een vergaande manier naar onze toekomstige afnemers te kijken, krijgen we een veel duidelijker beeld waar wij als organisatie voor staan en prikkelen we onszelf tot innovatief denken. Want gedreven door duurzaamheid, technische ontwikkelingen en eerder genoemde factoren zal een aantal klanten aan de slag gaan met de waterketen op huisniveau en zichzelf misschien op een gegeven moment wel loskoppelen van ons leidingnet of ons alleen nog voor reservestelling gebruiken. Wij hebben ons afgevraagd hoe wij daar mee om moeten gaan. Zijn wij in staat in te spelen op veranderende voorkeuren van de klanten? Moeten wij er kennis over opbouwen en moeten wij er geld in steken? Hoe moeten we tegen deze ontwikkelingen aankijken? Drie pijlers zijn daarbij van belang: volksgezondheid, duurzaamheid en maatschappelijke verantwoordelijkheid. Volksgezondheid staat bij Oasen voorop. Wij zijn niet alleen verantwoordelijk voor de kwaliteit van het drinkwater tot aan de watermeter, maar voelen ons ook verantwoordelijk voor het water dat uit de kraan komt. Daarbij willen we onberispelijk water leveren: we gaan verder dan de wettelijke minimumeisen en beoordelen de kwaliteit van het water vanuit het perspectief van de volksgezondheid. Dat is water met zulke lage concentraties

prioritaire stoffen, dat we er helemaal zeker van zijn dat ze geen effect hebben op de volksgezondheid. Onze relatie met de klanten is momenteel voornamelijk administratief: na opname van de meterstand krijgt de klant een rekening. Eens in de tien jaar hebben we contact als de klant verhuist en even vaak voor het vervangen van de watermeter. Heel zelden hebben we contact over de waterkwaliteit of levering. De nadruk die we leggen op volksgezondheid en de verantwoordelijkheid die we nemen voor het water dat uit de kraan komt, vereisen een servicegerichte organisatie die de klant helpt met het goed houden van zijn drinkwater in zijn eigen huisleidingen. Dat betekent dat we de klant veel meer willen voorlichten en adviseren, onder meer over het zelf schoonhouden van de binneninstallatie, het voorkomen van legionellabesmetting, over nieuwe technieken om water te besparen of water te zuiveren. Bewoners van nieuwbouwwoningen gaan we adviseren de waterleidingen regelmatig door te spoelen voor gebruik, om soldeerresten uit de leidingen te verwijderen. Tijdens de bouwfase gaan we woningen inspecteren om er zeker van te zijn dat de waterinstallatie in orde is en om te voorkomen dat leidingen voor collectieve warmte en het koude drinkwater elkaar ‘bijten’: een warme waterleiding die te dicht bij een koude drinkwaterleiding ligt, vergroot de kans op Legionella. Het enige dat we nu actief doen, is het voorlichten van de klant over het doorspoelen van zijn kranen als hij terug is van vakantie. Maar wat doen we met de klanten die zelf hun drinkwater gaan produceren en zelf hun binneninstallatie vullen? Vanuit de gedachte van volksgezondheid willen we ook voor die mensen een rol spelen. We voelen immers verantwoordelijkheid voor elke druppel die uit de kraan komt. Dat betekent dat we voor die mensen een voorlichtende, adviserende en misschien wel controlerende rol willen vervullen.


opinie

Om dat vereiste niveau van dienstverlening waar te kunnen maken, moet Oasen investeren in kennis op dit vlak. En omdat geen klant hetzelfde is, zullen we ook ons voorlichtingsinstrumentarium moeten veranderen, zodat we op maat kunnen adviseren. Voor een monopolistisch, aanbodgericht drinkwaterbedrijf betekent dat niet minder dan een cultuuromslag. Om goed te kunnen adviseren zullen we kennis moeten opdoen. Die vergaren we door met andere partijen proefprojecten op te zetten. Volksgezondheid op nummer één betekent ook dat we ons moeten bezinnen op de netten die we aanleggen. Als de afname van water op sommige plekken in de komende jaren gaat dalen, dan moet ons leidingnet daarop ingericht zijn om zelfreinigend te blijven. Dat betekent een slimmer en slanker net. We kunnen veel dichter bij het huis van de klant de druk omhoog brengen of juist omlaag, om de juiste hoeveelheid water op het juiste moment te kunnen leveren. De komende tien jaar moet Oasen fors investeren in de vervanging van delen van het leidingnet. Dat biedt een uitgelezen kans om met moderne materialen en nieuwe technieken aan de slag te gaan en het slimmere net al deels te realiseren. De aan ons zelf opgelegde eis van onberispelijke waterkwaliteit werpt de vraag op wie de waterkwaliteit bepaalt. Die vraag is belangrijker geworden, nu we vaker drinkwater van elkaar inkopen. Het ene drinkwaterbedrijf stelt hogere eisen aan de drinkwaterkwaliteit dan een ander, zodat aanvullende waterzuivering noodzakelijk kan zijn. Oasen wil de

regie houden over zijn waterkwaliteit, omdat we alleen zo een onberispelijke kwaliteit voor de klanten kunnen garanderen. Duurzaamheid is een andere pijler van onze missie. Een duurzaam bedrijf draagt naar vermogen bij aan het oplossen van maatschappelijke en milieuproblemen die met het ondernemen samenhangen. Het is ons doel om in 2040 een echt duurzaam bedrijf te zijn, in al zijn vezels. In het primaire proces is Oasen al langer met duurzaamheid bezig en is er veel bereikt. Denk aan aspecten als het verminderen van het energieverbruik, de afzet van reststoffen en het terugbrengen van ons waterverlies door hergebruik van spoelwater. Maar ons energieverbruik kunnen we vast nog veel verder terugdringen of vervangen door zelfgeproduceerde duurzame energie. Ook bij onze interne bedrijfsvoering en bij onze toeleveranciers kunnen we nog grote stappen zetten. Waarbij we beseffen dat niet elke stap in eerste instantie bedrijfseconomisch verantwoord zal zijn. Maar we geloven wel dat het noodzakelijk is. Oasen profileert zich als een maatschappelijk bedrijf, de derde pijler. Onze klant heeft geen keuze; hij moet verplicht bij ons winkelen en dat schept voor ons verplichtingen. Maatschappelijk betekent voor ons dan ook dat het bedrijf van en voor de klanten is. De klant is onze eigenlijke eigenaar, daarin vertegenwoordigd door gemeenten, de aandeelhouders. We willen graag van onze aandeelhouders weten wat we goed en fout doen, al blijft het ook onze verantwoorde-

lijkheid deze informatie actief bij de klanten op te halen, onder meer aan de hand van klantenpanels. Van onze kant communiceren we open over kosten, beslissingen en incidenten door alle relevante informatie op internet te publiceren. Maatschappelijk houdt in ons geval ook in dat Oasen op onze manier een bijdrage wil leveren aan de millenniumdoelen. Eén daarvan luidt dat het aantal mensen zonder schoon drinkwater in 2015 gehalveerd moet zijn ten opzichte van 1990. Oasen ziet het niet als zijn taak mensen in ontwikkelingslanden daadwerkelijk aan te sluiten op schoon drinkwater. Wél om te investeren in kennisoverdracht: hoe moet je lassen, hoe buig je pijpen, hoe bedrijf je een zuivering, enzovoort. De mensen daar moeten het uiteindelijk zelf willen en zelf doen. De belangrijkste opgave waar Oasen voor staat, is de organisatie klaar te maken voor een toekomst waarvan we de contouren zien maar die we niet kennen. In de kern blijven we een productiebedrijf dat drinkwater maakt. Dat voor grote keuzes en investeringen in leidingnet en zuiveringslocaties staat. Tegelijkertijd moeten we een kennisintensief bedrijf worden, dat klanten kan voorzien van een advies op maat. De vraag is: kunnen we dat alleen of hebben we daarvoor de - permanente - samenwerking met anderen nodig? Alexander Vos de Wael (algemeen directeur Oasen)

H2O / 14/15 - 2008

25


Kennismanagement voor waterschapsbrede informatiesystemen Binnen een waterschap zijn doorgaans verschillende systemen aanwezig voor het beheer van meetgegevens. Deze systemen hebben specifieke taken: een telemetriesysteem voor het operationele beheer van het watersysteem, een systeem voor de langetermijnopslag en analyse van data, een systeem voor de inwinning van grondwaterdata en daarnaast diverse formulieren waarin handmatig gemeten gegevens of uitgevoerde analyses zijn opgeslagen. Meetgegevens worden niet altijd centraal opgeslagen en verantwoordelijkheden zijn niet altijd helder gedefinieerd. Kortom, een eenduidig proces rondom het inwinnen, verwerken en verstrekken van data ontbreekt en inbedding in de organisatie is niet aanwezig of verloopt moeizaam. Op initiatief van HydroLogic en Waterschap Aa en Maas hebben daarom acht waterschappen een studie afgerond naar een gezamenlijk waterkwantiteitsinformatiesysteem (WIS).

B

egin 2006 is een ontwerp opgesteld voor zo’n informatiesysteem dat processen van de informatieketen (inwinning, validatie, opslag en ontsluiting van waterkwantiteitsdata) binnen Waterschap Aa en Maas stroomlijnt. Voor het opstellen hiervan is gewerkt met technieken uit het kennismanagement. Het ontwerp is gebaseerd op de uitkomsten van workshops, een SWOT-analyse en interviews met medewerkers van het waterschap uit verschillende lagen en afdelingen: veldmedewerkers, peilbeheerders, ICT-medewerkers, hydrologen en het management (zie voor meer informatie H2O nr. 23/2007, pag. 18-19). De problemen waarmee Waterschap Aa en Maas zich geconfronteerd zag, zijn zeer herkenbaar voor andere waterschappen. Gegevens worden doorgaans met verschillende systemen ingewonnen en verspreid binnen de organisatie opgeslagen. De meetgegevens worden niet of nauwelijks gevalideerd en de ontsluiting van gegevens kost veel tijd. Ook zijn verantwoordelijkheden binnen de organisatie niet altijd helder. Als gevolg van nieuwe technieken is bovendien steeds meer informatie beschikbaar en neemt de interne en externe informatievraag toe. Waterschappen krijgen als gevolg van technologische ontwikkelingen te maken met alsmaar grotere en meer complexe datastromen. De groter wordende vraag naar informatie neemt niet alleen binnen het waterschap toe. Steeds vaker ontvangen waterschappen informatievragen van buiten de eigen organisatie (overheden, ingelanden, belanghebbende organisaties, media, etc.). Om aan de toenemende informatievraag te kunnen voldoen, is het stroomlijnen van de informatieketen noodzakelijk. Bovendien is het van belang dat de gevraagde gegevens snel, accuraat en volledig kunnen worden geleverd. Een waterkwantiteitsinformatiesysteem waarin de processen van de informatieketen zijn gestroomlijnd, biedt hiervoor een solide basis. Het project is door veel waterschappen met grote belangstelling gevolgd. HydroLogic en Waterschap Aa en Maas hebben daarom het initiatief genomen om met andere waterschappen de gezamenlijke eisen aan een functioneel ontwerp voor een WIS vast te stellen. Om dit te bewerkstelligen,

26

H2O / 14/15 - 2008

hebben medewerkers van de waterschappen intensief samengewerkt en zijn procedures van data-inwinning, -opslag en -ontsluiting op elkaar afgestemd. De acht waterschappen die hebben deelgenomen, zijn: Aa en Maas, De Dommel, Vallei en Eem, Zuiderzeeland, Roer en Overmaas, Groot Salland en Rivierenland en Hoogheemraadschap de Stichtse Rijnlanden. Zij hebben gebruik gemaakt van een brede range aan vernieuwende technieken uit het kennismanagement (zie H2O nr. 20 uit 2007, pag. 15-17). Deze zijn toegepast in twee bijeenkomsten waarin met de betrokkenen is nagedacht en gediscussieerd over het stroomlijnen van de gehele informatieketen. De eerste bijeenkomst had als doel om opgedane kennis van de huidige informatiesystemen en ervaringen met de huidige werkwijze te delen en te komen tot een gezamenlijke visie op het WIS. Op basis van de gevoerde discussies is een systeem ontworpen waarin op hoofdlijn de functionele onderdelen, de gegevensstromen en processen tussen de onderdelen is weergegeven. De deelnemende waterschappen hebben een sterkte/zwakteanalyse uitgevoerd van hun eigen informatiesysteem. De resultaten hiervan vormden de basis voor de tweede bijeenkomst. Toen zijn de resultaten van de eerste bijeenkomst en de sterkte/zwakte-analyse teruggekoppeld naar de waterschappen en de functionele onderdelen van het WIS uitgewerkt. Dit overleg resulteerde in een basisfunctioneel ontwerp waarin de vereiste onderdelen, gegevensstromen en processen van het WIS zijn vastgelegd. Afbeelding 1 schetst de totstandkoming van het basisfunctioneel ontwerp. Van de deelnemende waterschappen was gedurende het hele proces een hydroloog of medewerker meetnet aanwezig en een medewerker van de ICT-afdeling. Deze laatstgenoemde speelt een sleutelrol in een soepele implementatie van het systeem.

Naar een gezamenlijke visie De eerste belangrijke stap in de totstandkoming van het basisfunctioneel ontwerp was het inventariseren van de wijze waarop de deelnemende waterschappen invulling geven aan de werkprocessen rondom de informatieketen. De gebruikte informatie-

systemen bleken zeer divers. Zo worden in de huidige situatie verschillende telemetriesystemen toegepast. Soms wordt als gevolg van een fusie ook binnen één organisatie gebruik gemaakt van verschillende telemetriesystemen. Daarnaast beschikken de waterschappen over zeer diverse opslagsystemen. Deze variëren van eenvoudige spreadsheets tot geautomatiseerde informatiesystemen. Ook de huidige werkwijze omtrent waterkwantiteitsinformatie is zeer divers. Hoewel alle deelnemers aan de bijeenkomst van mening zijn dat validatie een zeer belangrijk onderdeel moet zijn van het WIS, verschilt de manier waarop in de huidige informatiesystemen wordt gevalideerd sterk per waterschap. Een aantal waterschappen valideert niet of nauwelijks, terwijl andere waterschappen naast een primaire validatie ook een secundaire validatie uitvoeren. Ook de manieren van dataontsluiting zijn zeer verschillend bij de deelnemende organisaties. Bij een aantal waterschappen kunnen gevraagde gegevens maar via één of twee personen worden ontsloten, terwijl andere waterschappen internettoepassingen Afb. 1: Totstandkoming van het basisfunctioneel ontwerp van het WIS.


achtergrond ontwikkelen die de toegankelijkheid van de gegevens moeten vergroten. De tevredenheid over het eigen informatiesysteem verschilt ook zeer per waterschap. Een aantal waterschappen bevindt zich in een vergevorderd stadium wat betreft het inrichten van het informatiesysteem, terwijl andere waterschappen nog in een beginstadium verkeren. Wel hebben de deelnemers een duidelijke visie over de gewenste functionaliteit en worden veel gezamenlijke mogelijkheden gezien en benoemd. Op basis van de gevoerde discussies en de sessies is een gezamenlijke visie op het WIS gedefinieerd. Het beeld dat door de deelnemende waterschappen wordt geschetst van het gewenste informatiesysteem heeft op de volgende punten overeenkomsten: • de ontsluiting van gegevens vergaand automatiseren, voor medewerkers van het waterschap zonder tussenkomst van een gegevensbeheerder; • gebruik maken van een standaard uitwisselmodel; • verbetering van het validatieproces, waaronder het uitvoeren van een automatische primaire validatie; • gebruik maken van een centrale basisopslag voor diverse meetgegevens; • een geografisch informatiesysteem als een ideaal middel om de gegevens te ontsluiten; • metingen voorzien van een kwaliteitsstempel; • mogelijkheden benutten van het intranet en internet; • en grondwatermetingen, neerslag, verdamping en bodemvocht ook opnemen in de gegevensstroom. Vervolgens is het basisfunctioneel ontwerp geschreven met daarin de functionele onderdelen, de gegevensstromen en processen tussen de onderdelen. Afbeelding 2 toont het op hoofdlijnen.

Afb. 2: Basisfunctioneel ontwerp van het WIS.

voor veldmedewerkers om gegevens te bekijken en te markeren indien onjuiste of verdachte waarden zijn gemeten of als sprake is geweest van bijzondere omstandigheden. De kwaliteitslabels kunnen vervolgens worden meegenomen naar een eventuele secundaire validatie. Deze is geavanceerder dan de primaire validatie. De secundaire validatie vindt plaats op zowel primair valide gegevens als op gegevens die in de primaire validatie als onjuist of onbetrouwbaar zijn bestempeld. Binnen het WIS moet secundaire validatie mogelijk zijn. De waterschappen beslissen zelf of en op welke manier hiervan gebruik wordt gemaakt. Nadat de gegevens primair en eventueel secundair zijn gevalideerd, worden door het systeem afgeleide waarden berekend, zoals debieten, waterbalansen, stroomsnelheden en statistische gegevens. De berekening van afgeleide waarden kan tevens als controle dienen voor de geldigheid van gebruikte gegevens. Een functionele eis voor het WIS is dat een combinatie met andere gegevensbronnen mogelijk moet zijn bij de ontsluiting van gegevens, waardoor ook integratie met waterkwaliteitsgegevens en ecologiegegevens mogelijk is.

sering van de waterkwantiteitgegevens. Hierbij is aandacht besteed aan geldende ICT-standaarden, het uitwisselingsformaat (UMA) en de nieuwste technische oplossingen. In het basisfunctioneel ontwerp is onderscheid gemaakt tussen de eisen die door alle deelnemende waterschappen aan het WIS worden gesteld en de wensen die een beperkt aantal waterschappen heeft geuit. Daarnaast zijn door de deelnemende waterschappen criteria gedefinieerd die belangrijk zijn bij de beoordeling van bestaande of nieuw te ontwikkelen informatiesystemen. Voor de waterschappen biedt het basisfunctioneel ontwerp van een WIS een uitstekende mogelijkheid voor de ontwikkeling van een informatiesysteem op maat. In navolging van het waterschapsbrede traject heeft een aantal waterschappen in samenwerking met HydroLogic een functioneel ontwerp voor de eigen organisatie ontwikkeld. Inmiddels hebben de waterschappen Aa en Maas, Peel en Maasvallei en De Dommel op basis van het functioneel ontwerp een operationeel systeem laten ontwikkelen. Janneke de Graaf en Sander Loos(HydroLogic) Arjan Peters en Fred van Bemmel (Waterschap Aa en Maas)

Conclusie Vanuit de aanwezige systemen voor inwinning van (waterkwantiteits)gegevens worden geautomatiseerd gegevensbestanden gemaakt volgens een gestandaardiseerd formaat. In een kwaliteitslabelingsmodule worden aan deze gegevens labels toegekend die de kwaliteit van de meetgegevens beschrijven. Op basis van deze kwaliteitslabels kan worden afgeleid welke bewerkingen hebben plaatsgevonden op de meetgegevens. Vervolgens komen de gegevens in een centrale databank terecht. Nadat de gegevens zijn ingelezen in die databank, worden ze gevalideerd op basis van de toegekende kwaliteitslabels. De primaire validatie vindt volledig geautomatiseerd plaats; dit levert tijdwinst op en resulteert in een uniforme gegevensset. Na de primaire validatie bestaat de mogelijkheid

Acht waterschappen hebben met veel enthousiasme een waterschapsbreed functioneel ontwerp van een informatiesysteem ontwikkeld. Door het gebruik van diverse innovatieve kennismanagementtechnieken zijn de deelnemende waterschappen vanuit verschillende invalshoeken, ervaringen en werkwijzen, gekomen tot één visie op het WIS. Het project heeft bij de deelnemers geleid tot het inzicht dat er meer overeenkomsten zijn tussen de waterschappen dan vooraf verwacht. Naast het inhoudelijke resultaat heeft het project geleid tot de conclusie dat samenwerking en het delen van kennis en ervaringen ook op andere werkgebieden kan leiden tot een succesvolle samenwerking. In het functioneel ontwerp is een modulair systeem uitgewerkt voor de automati-

H2O / 14/15 - 2008

27


Procesdatamanagementsysteem hulpmiddel voor betrouwbaardere rapportages zuiveringsinstallaties Vanaf 1 januari jl. werkt Delfluent Services met een procesdatamanagementsysteem. Het is gericht op kwaliteitsborging van de procesdata van de waterzuivering. Het systeem is ontwikkeld door het Hoogheemraadschap van Delfland, Delfluent Services en Knol Training & Advies en door Kiwa doorgelicht als onderdeel van het kwaliteitssysteem.

I

n de afgelopen jaren heeft bedrijfsinterne milieuzorg een sterke ontwikkeling doorgemaakt bij bedrijven, instellingen en overheden. Grote behoefte blijkt te bestaan aan een managementinstrument om de milieubelasting te beheersen en waar mogelijk te verminderen. Van het zuiveren van afvalwater wordt binnen het kader van de milieuwetgeving verwacht dat ook aan bedrijfsinterne milieuzorg wordt gedaan. Bij het zuiveren van afvalwater wordt veel gemeten en geanalyseerd, waarbij steeds meer eisen worden gesteld aan de nauwkeurigheid en betrouwbaarheid van de meetresultaten. De gemeten data worden gebruikt voor het sturen en optimaliseren van de zuiveringsgerelateerde processen, maar ook voor interne en externe rapportages. Het Hoogheemraadschap van Delfland heeft vier afvalwaterzuiveringen (Houtrust, Harnaschpolder, De Groote Lucht en Nieuwe Waterweg) in haar beheergebied met een totale ontwerpcapaciteit van ruim 2,1 miljoen vervuilingseenheden. De bedrijfsvoering van Houtrust en Harnaschpolder is tot en met 2033 uitbesteed aan Delfluent Services. Beide partijen streven naar een verbeterde inrichting van de informatievoorziening rond het zuiveringsproces. Accurate procesdata van alle installaties zijn essentieel voor diverse interne en externe rapportages en tevens nodig voor financiële verrekeningen tussen Delfland en Delfuent. Vanaf 1 januari jl. worden de data van Houtrust en Harnaschpolder met het procesdatamanagementsysteem beheerd. Vanaf 1 januari 2009 wordt ook op de De Groote Lucht en Nieuwe Waterweg met een vergelijkbaar datamanagementsysteem gewerkt. Het systeem moet de kwaliteit garanderen van de procesdata van de zuiveringsprocessen. Omdat de zuiveringen in het beheergebied van het Hoogheemraadschap van Delfland het effluent op rijkswater lozen, is het procesdatabeheersysteem eind vorig jaar gepresenteerd aan Rijkswaterstaat Directie Zuid-Holland en het Bureau Verontreinigingsheffing Rijkswateren. De opzet en uitvoering van het datasysteem zijn door hen positief beoordeeld. Het systeem bestaat uit procesbeschrijvingen, werkinstructies en extra functionaliteit in de procesdatabank. Om de betrouwbaarheid te garanderen, moeten de data gevalideerd zijn, moeten eventuele wijzigingen omkleed met reden in een logboek bijgehouden worden, rapportages geborgd zijn én de historie van data en rapportages bewaard blijven.

28

H2O / 14/15 - 2008

Procesdatamanagement begint bij de bron, bijvoorbeeld voor bemonstering en analyse: is de debietmeter gekalibreerd, is het monster correct genomen, bewaard en getransporteerd en is de analyse correct uitgevoerd? Alle stappen moeten kloppen om uiteindelijk tot betrouwbare informatie te komen. Gezien de enorme hoeveelheid data die in één maand tijd wordt verzameld, is het noodzakelijk zoveel mogelijk data automatisch te controleren. Daarvoor is een tweetal functies toegevoegd aan de databank: een controle bij het importeren van data en een statistische beoordeling. De controle zorgt ervoor dat de data geen logische fouten bevatten. Hiermee wordt tijdens of voorafgaand aan het importeren van data gecontroleerd op enkele basisprincipes van het zuiveringsproces (bijvoorbeeld BZV is altijd kleiner dan CZV of ortho P is altijd kleiner dan totaal P). De statistische beoordeling is een combinatie van automatische en handmatige controle. Aan het eind van een maand wordt een statistische beoordeling gedaan van alle data door middel van een 2 en 98 percentiel toets over een periode van drie maanden. De correcte data, tussen 2 en 98 procent worden automatisch goedgekeurd. Eventuele potentiële uitschieters, kleiner dan 2 procent en groter dan 98 procent, worden nader procestechnologisch beoordeeld. Bij die beoordeling wordt rekening gehouden met bijzonderheden bij monstername, procesvoering, weersinvloeden, trendlijnen, debieten en vrachten. Tevens worden zoveel

mogelijk resultaten van het geaccrediteerd laboratorium, het laboratorium van de zuiveringsinstallaties en de online meetapparatuur met elkaar vergeleken.

Voorbeelden Om te laten zien hoe de data beoordeeld worden, twee voorbeelden uit de praktijk: Uitschieter lage effluentconcentratie stikstof Kjehldahl

Zowel aan de onder- als aan de bovenkant worden potentiële uitschieters gedetecteerd. In afbeelding 1 is te zien dat op dag 13 de concentratie stikstof Kjeldahl erg laag is: minder dan 0,5 mg/l. Op dezelfde dag is de concentratie ammonium hoger dan de concentratie stikstof Kjeldahl, wat in principe onmogelijk is. De uitschieter aan de onderkant kwam naar boven tijdens de controle. Aangezien de ammoniumconcentratie hoger is dan de stikstof Kjeldahlconcentratie, is het laboratorium verzocht een heranalyse uit te voeren. De gemeten concentratie stikstof Kjeldahl op dag 13 was niet reëel. Deze waarde wordt uit de databank geschrapt en vervangen door de concentratie gemeten in de heranalyse (2,4 mg/l). Uitschieter hoge influentconcentraties CZV, BZV en zwevend stof

De afwijkingen in dit voorbeeld zijn door het toepassen van de 2 en 98 percentieltoets naar voren gekomen. Afbeelding 2 toont de concentraties van CZV, BZV en zwevend stof in het influent en afbeelding 3 het verloop van het debiet.

Afb. 1: Uitschieter lage effluentconcentratie stikstof Kjeldahl.


achtergrond

De hoge concentraties CZV, BZV en zwevend stof op dag 12 lijken potentiële uitbijters. Vanaf dag 10 is in de grafiek van het debiet een dalende trend waar te nemen (zie afbeelding 3). De verhoogde gehaltes lijken derhalve niet te zijn veroorzaakt door het opwoelen van opgehoopt vuil in de riolering tijdens een regenbui of door extreme uitspoeling van slib. Nader onderzoek naar de monstername wees uit dat het bemonsteringsvat door een verstopping overgelopen was. Het vat functioneerde daardoor als bezinker waardoor zwevende stof werd opgehoopt. Hiermee zijn de hoge concentraties voor CZV, BZV en zwevend stof verklaard. Het monster was dus niet representatief en had niet genomen moeten worden. Het gehele monster wordt uit de databank geschrapt.

Eerste ervaringen Met het systeem wordt nu een half jaar gewerkt. Alle veranderingen in de structuur van de databank (formules en dergelijke), de data en de rapportages zijn vastgelegd. Hierdoor is eenduidig te herleiden wanneer en waarom een aanpassing plaatsvond. Ook wordt een uitgebreid logboek bijgehouden van alle 2 en 98 procent afwijkingen, inclusief een verklaring ter onderbouwing. Het logboek dient als basis voor mogelijke verbeteringen die moeten leiden tot optimalisatie van het verkrijgen van ruwe data en het zuiveringsproces. Door de gestructureerde aanpak blijkt het gebruik van het procesdatamanagementsysteem in de praktijk geen extra tijd te vergen. Aangezien het systeem onderdeel vormt van het kwaliteitssysteem, kan de werkwijze op een willekeurig moment

worden gecontroleerd. Omdat eventuele veranderingen worden verantwoord en inzichtelijk geregistreerd, is de betrouwbaarheid van data verhoogd en worden onnodige discussies voorkomen.

Conclusie •

Afb. 2: Uitschieter hoge influentconcentraties CZV, BZV en zwevend stof.

Als eerste stap bij de controle van de grote hoeveelheid data is statistische dataanalyse noodzakelijk; Na statistische analyse moet aan de hand van procestechnologische kennis, logboeken van de monsterneming en dergelijke nader worden onderzocht of de waarde al dan niet daadwerkelijk een uitschieter is; Door het verwijderen van uitschieters aan zowel de onder- als bovenkant worden de dataset en rapportages betrouwbaarder; Door snelle signalering van potentiële uitschieters kunnen tijdig acties worden genomen, zoals een heranalyse of een extra monstername; Door consequent gebruik van kwaliteitsprocedures wordt de betrouwbaarheid van procesdata gewaarborgd; Het procesdatamanagementsysteem kan integraal onderdeel zijn van een kwaliteitssysteem, zoals ISO 9001; De betrokken partijen oordelen positief over de tot dusver behaalde resultaten.

Voor meer informatie: (0599) 89 19 70.

Erik Knol (Knol Training & Advies) Klaas Appeldoorn (Hoogheemraadschap van Delfland) Rogier van Kempen (Delfluent Services)

Afb. 3: Verloop van het influentdebiet.

Vakantie De eerstvolgende uitgave van H2O komt uit op 15 augustus. Bijdragen voor dit nummer kunnen aangeleverd worden tot en met 5 augustus. Platformartikelen moeten binnen zijn op 28 juli. De redactie is in principe de gehele zomervakantie bereikbaar onder telefoonnummer (010) 427 41 65.

H2O / 14/15 - 2008

29


Waterschap Veluwe zuivert met Demon Als eerste waterschap in Nederland gaat Waterschap Veluwe de-ammonificatie (Demon) als zuiveringstechniek op één van haar zuiveringen gebruiken. Vorige maand is deze techniek in Brussel genomineerd voor de World Eneregy Globe Award.

D

emon is een toepassing waarbij hoge concentraties stikstof in een deelstroom van het zuiveringsproces verwijderd worden. Omdat het filtraat dat bij het ontwateren van slib vrijkomt, relatief veel stikstof bevat én door de geconcentreerde stroom als deelstroom

te behandelen, wordt veel efficiënter gewerkt dan door de stroom te zuiveren in grote rwzi’s waar enorme verdunning met het overige afvalwater plaatsvindt. Demon is veel energie-efficiënter dan bestaande technieken en daarom ook

Waterschap Aa en Maas bouwt zandfilters in Cuijk Waterschap Aa en Maas begint in augustus met de bouw van een zandfilterinstallatie op de rwzi Land van Cuijk. Het betreft een deelstroombehandeling van maximaal 500 kubieke meter per uur voor de aanvullende verwijdering van stikstof en fosfaat tot het niveau van MTR-kwaliteit (Ntot = 2,2 en Ptot = 0,15 mg/l). De installatie komt tot stand met een rijkssubsidie op basis van de Subsidieregeling Gebiedsgericht Beleid (SGB). De installatie moet in december gereed zijn voor gebruik.

W

aterschap Aa en Maas loost een deel van het effluent van de rwzi op de Laarakkerse Waterleiding: een gevoelig oppervlaktewater met een groot benedenstrooms beïnvloedingsgebied. In de zomer bepaalt de inlaat van het effluent van de rwzi 90 procent van de watervoering in de Laarakkerse Waterleiding. In het benedenstrooms gebied is men intussen begonnen aan beekherstel en de aanleg van ecologische verbindingszones en ‘natte natuurparels’. Deze zijn gebaat bij een verbeterde waterkwaliteit. Mede vanwege deze ecologische waarden van het benedenstrooms gebied wil het waterschap een extra bijdrage leveren aan verbetering van de kwaliteit van het oppervlaktewater. Om die reden is besloten een nazuivering toe te gaan passen op het

effluent van de rwzi Land van Cuijk te Haps die uitstijgt boven de wettelijke norm. De zandfilterinstallatie bestaat uit twee trappen. De eerste trap voor stikstofverwijdering bestaat uit een continue filtratiestap. De tweede trap is een dubbellaags discontinue filterinstallatie voor de fosfaatverwijdering. De afloop van de nabezinktanks wordt in deze tweetrapsinstallatie behandeld en vervolgens afgevoerd naar een helofytenfilter. Dit filter voert uiteindelijk af naar de Laarakkerse waterleiding. De zandfilters worden in beton uitgevoerd en in zijn geheel geplaatst in een oude beluchtingstank die niet meer in gebruik is. Door hergebruik van deze constructie wordt een besparing van circa 25 procent gerealiseerd op de investeringskosten.

financieel voordelig. Dit laatste is zowel voor het waterschap interessant als voor burgers en bedrijven. De techniek wordt op de markt gebracht door advies- en ingenieursbureau Grontmij. Het streven is om de installatie in de zomer van 2009 op te leveren.

Waterzuivering Steenwijk compleet CEgecertificeerd De rwzi in Steenwijk is de eerste zuivering in het noorden van Nederland met een complete CE-certificering. Waterschap Reest en Wieden kan hiermee aantonen dat de installatie aan een reeks veiligheidsvoorschriften voldoet.

De rioolwaterzuiveringsinstallatie Land van Cuijk.

Secretaris-directeur Schuttinga van Reest en Wieden onthult het certificeringsbord.

B

ij de CE-certificering gaat het om nationale en Europese richtlijnen die gericht zijn op veiligheid. Deze wetgeving is vooral belangrijk voor werknemers die op installaties of met machines werken. Dit geldt ook voor bezoekers en leveranciers op de installaties. In 2005 is een interne projectgroep aan de slag gegaan met de certificering. Inmiddels voldoen bijna alle zuiveringen van het waterschap aan de geldende CE-richtlijnen. Het gaat om de rioolwaterzuiveringsinstallaties van Echten, Dieverbrug, Smilde, Vollenhove, diverse afvalwatergemalen en nu dus ook de rwzi van Steenwijk.

30

H2O / 14/15 - 2008


actualiteit Cursussen in de komende maanden Komend najaar vinden weer diverse cursussen plaats die van belang kunnen zijn voor waterbeheerders in Nederland. Hieronder vindt u een korte beschrijving van een aantal van die cursussen.

Opleidingstraject gebiedsontwikkeling

Ontwerp en beheer afvalwaterpersleidingen

Gebiedsontwikkeling lijkt de nieuwe werkwijze voor ruimtelijke projecten te zijn geworden. Publieke, private en particuliere partijen zetten zich gezamenlijk in voor duurzame combinaties van wonen, werken, wegen, water en wildernis. De Praktijkacademie in Den Haag geeft een negendaagse opleiding waarin de kennis en vaardigheden van de betrokkenen naar een hoger plan worden getild. De deelnemers werken gezamenlijk aan hun eigen én andermans projecten. Deze projecten verkeren nog in de fase van de (voor)verkenning of de planstudie. De ene helft van de dag ligt het accent op kennisinteractie en -verwerking, de andere helft op praktijkinteractie, -verwerking en persoonlijke vaardigheidsontwikkeling. Documentatie bestaat onder meer uit producten uit het programma NederLandBovenWater, waaronder het praktijkboek gebiedsontwikkeling. Het eerstvolgende traject begint in het najaar: 3, 4 en 17 september, 8 en 29 oktober, 5 en 19 november, 10 december en 14 januari 2009. Het laatste traject loopt op 8, 9 en 23 september, 7 oktober, 11 en 25 november, 9 december en 8 januari 2009. De locatie voor het eerstvolgende traject is Utrecht, het laatste traject vindt plaats in Zeist. De deelnamekosten bedragen 8.000 euro.

De stichting PostAcademisch Onderwijs (PAO) verzorgt op 29 en 30 oktober in Nootdorp de cursus ‘Ontwerp en beheer van afvalwaterpersleidingen. ’ Nieuwe inzichten, gebaseerd op recent onderzoek, in het ontwerpen van afvalwatertransportleidingen komen daar aan de orde. Capaciteitsproblemen en het voorkomen van gas- en luchtinsluitingen in de transportleidingen worden ook behandeld. De kosten voor deze cursus bedragen 885 euro.

Voor meer informatie: www.depraktijkacademie.nl.

Voor meer informatie: (015) 278 46 18 of www.pao.tudelft.nl.

Planologie en ruimtelijke ordening Het Nirov biedt komend jaar de cursus ‘Inleiding Planologie en Ruimtelijke Ordening (IPRO)’ aan. De cursus telt acht collegemiddagen: op 18 en 25 september, 2,9 en 30 oktober, 6, 13 en 20 november en 4 en 11 december, een praktijkdagdeel en een excursiedag. De belangrijkste ontwikkelingen binnen de ruimtelijke ordening staan in deze reeks centraal. U wordt bijgepraat over gebiedsontwikkeling, de nieuwe Wet ruimtelijke ordening, ruimtelijke ordening in het stedelijk en landelijk gebied, Belvedere, pps-constructies én waterzaken. De cursus vindt plaats in Amersfoort. De kosten bedragen 1.980 euro voor Nirov-leden en 2.970 euro voor niet-leden (excl. btw). Voor meer informatie: Judith Heykers (070) 302 84 50.

Watermanagement Euroforum verzorgt een schriftelijke leergang in tien delen over watermanagement. De onderwerpen die aan bod komen, zijn: de Nederlandse waterhuishouding, waterstromen, wetgeving, beleid, de spelers in de waterwereld, veiligheid, ruimtelijke ordening, natuur en technologie. Afsluitend is er een bijeenkomst in Utrecht. U bepaalt zelf waar en wanneer u de lesdelen bestudeert. Bij een regulier studietempo, ontvangt de deelnemer één lesdeel per week. De schriftelijke leergang is gericht op werknemers bij gemeenten, waterschappen, provincies, adviesbureaus en stedenbouwkundige bureaus die zich willen verdiepen in de achtergronden en ontwikkelingen in het waterbeheer. De leergang begint op 5 september. Deelname kost 1.895 euro (excl. btw). Voor meer informatie: (040) 292 59 50.

Verontreinigde bodems Om kennis van vernieuwingen in onderzoek, technologie en beleid bij de lagere overheden te vergroten, heeft Wageningen Universiteit in samenwerking met Bodemplus en Stichting Kennisontwikkeling Kennisoverdracht Bodem de cursus ‘Verontreinigde bodems’ ontwikkeld.

van bestaande bodemtaken, veranderend bodembeleid en laatste technologische ontwikkelingen op het gebied van bodemsanering. Deze cursus gaat in op de nieuwste ontwikkelingen in beleid en regelgeving en de nieuwste kennis op het gebied van bodemsanering. De TOP-cursus is gebaseerd op een collegecyclus uit het Master of Scienceprogramma van de Environmental Scienceopleiding van Wageningen Universiteit. Actuele ontwikkelingen in beleid en nieuwe perspectieven en mogelijkheden uit het lopende wetenschappelijke onderzoek komen aan bod in deze cursus. Met behulp van casussen wordt de koppeling naar de praktijk geborgd. De mogelijkheid bestaat om een eigen casus aan te dragen voor de cursus. Neem hiervoor contact op met de cursusleiding. De cursus vindt plaats op 28 en 29 oktober in Wageningen. De kosten bedragen 1.075 euro per persoon, exclusief een eventuele overnachting. Voor de cursus is een hbo- of BSc-opleiding in het relevante werkveld vereist, enige jaren ervaring in het werkveld is een pré. Voor meer informatie: (0317) 48 40 94.

RIONED Stichting RIONED heeft een heleboel cursussen op het programma staan voor komend jaar en het voorjaar van 2009. Het aanbod is uitgebreid met vijf nieuwe dagcursussen en workshops. Naast de reeds bestaande beoordelings- en inspectiecursussen zijn voortaan ook cursussen te volgen op het gebied van beleid en regelgeving, communicatie met bewoners, aanbesteding van rioleringsprojecten en rioolrenovatie. In totaal biedt de stichting nu acht cursussen aan. Ze vinden allemaal plaats in Ede. Voor meer informatie: Chris de Boer of Esther van Hoeve (0318) 63 11 11.

Bodembeleid vormt een belangrijk onderdeel van het takenpakket van gemeentelijke en provinciale ambtenaren. In het nieuwe bodembeleid moeten zij bij ruimtelijke ordening en inrichting bewuster rekening houden met de toestand van de bodem. Daarnaast krijgen gemeenten, provincies en waterschappen meer ruimte voor het realiseren van gebiedsgerichte oplossingen. Voor hen is het vaak onmogelijk om volledig op de hoogte te zijn en te blijven

H2O / 14/15 - 2008

31


Vissenatlas Groningen/Drenthe De Vissenatlas Groningen en Drenthe is verschenen. In dit boek staan de verschillende soorten, het verspreidingsgebied en een beschrijving van de soort opgenomen. Hiermee is het boek bruikbaar voor iedere waterbeheerder, natuurliefhebber, veldbioloog, natuurbeheerder en sportvissser.

D

e laatste jaren is er steeds meer aandacht voor vissen, het leefgebied van vissen en de bescherming ervan. De Vissenatlas bevat vele tienduizenden verzamelde gegevens, afkomstig uit onderzoeken naar de visstand in de periode 1985-2007, aangevuld met de vangstgegevens van sport- en beroepsvissers, het Ravon en andere organisaties. Hierdoor ontstaat een getrouw beeld van de huidige visstand in beide provincies.

De Internationale Commissie voor de Hydrologie van het Rijngebied heeft 100 jaar trends, waterstanden en andere statistieken samengevat in een lijvig (Duitstalig) boek: ‘Das Abflussregime des Rheins und seiner Nebenflüsse im 20. Jahrhundert’.

H

et boek is samengesteld als hulpmiddel om de gevolgen van de klimaatverandering voor het stroomgebied van de Rijn te helpen bepalen. Ook bieden de historische gegevens houvast voor waterbeheerders over maatregelen die in het verleden zijn genomen en de effecten daarvan. De studie is opgebouwd rond de Rijnafvoeren en de veranderingen zoals die zijn gemeten. Door de schat aan gegevens vormt het boek een goede grondslag voor discussie over de gevolgen van de klimaatverandering.

Van de 57 zoetwatervissoorten die in Nederland voorkomen, zijn er meer dan 40 in Groningen en Drenthe aangetroffen. Per vissoort bevat de atlas een overzichtskaart van beide provincies met daarop alle locaties waar de soort is waargenomen. Ook bevat de atlas een uitgebreide beschrijving met afbeelding van de vissoorten. Dankzij deze foto’s, verduidelijkende figuren en tabellen is het een rijk geïllustreerd boekwerk van meer dan 200 pagina’s. De Vissenatlas Groningen-Drenthe is een samenwerkingsproject van de Hengelsportfederatie Groningen Drenthe, de waterschappen Velt en Vecht, Hunze en Aa’s, Reest en Wieden en Noorderzijlvest, de provincies Groningen en Drenthe en Rijkswaterstaat Noord-Nederland. De gezamenlijke missie

100 jaar Rijn in kaart gebracht

Het boek telt 377 pagina’s en bevat een cd waar alle gegevens ook op staan (ISBN 978-90-70980-33-7). Voor meer informatie: www.chr-khr.org.

van deze organisaties is het verspreiden van informatie en kennis over water en vis over een breed publiek. Het boek is te bestellen voor 24,50 euro via internet: www.profiel.nl.

Brochure Beeld Schoon Water Waterschap De Dommel heeft de brochure ‘Beeld Schoon Water’ uitgebracht met daarin een overzicht van effectieve maatregelen ter verbetering van de waterkwaliteit om bij (her)inrichting te gebruiken. Het doel van de brochure is om de verschillende maatregelen om de waterkwalitet te verbeteren, bekender te maken.

I

n de brochure komen onder meer natte en droge bufferstroken, agrowadi’s, horizontale en verticale helofytenfilters en slibvangen aan bod. Per maatregel wordt het effect op de waterkwaliteit, de kosten en neveneffecten, zowel positief als negatief, behandeld. De nadruk ligt op eenmalige ingrepen in het landelijk gebied. Daarnaast worden bronmaatregelen vanuit de landbouw en innovatieve maatregelen beschreven. Het idee voor de brochure is ontstaan vanuit waterkwaliteitspilot De Kleine Beerze. Hierin is getoetst welke maatregelen gebruikt kunnen worden om de grond- en oppervlaktewaterkwaliteit te verbeteren. De resultaten uit de pilot kunnen onder meer gebruikt worden om maatregelenpakketten

32

H2O / 14/15 - 2008

voor de KRW samen te stellen. De brochure is opgesteld samen met CLM Onderzoek en Advies en is in eerste instantie bedoeld voor projectleiders, -medewerkers en specialisten die betrokken zijn bij inrichtings- en/of planvormingsprojecten. Maar ook anderen

kunnen zich uiteraard door de brochure laten inspireren. De brochure Beeld Schoon Water is verkrijgbaar bij Waterschap De Dommel.


achtergrond / recensie Rapport onderzoek MBR Varsseveld in Engelse vertaling Het IWA (International Water Association) heeft een boek uitgebracht dat helemaal gewijd is aan een Nederlandse rioolwaterzuiveringsinstallatie annex membraanbioreactor: de MBR Varsseveld. Het is een Engelse versie van het Nederlandstalige STOWA-rapport ‘Onderzoek MBR Varsseveld’ (STOWA-rapport 2006-05). De Engelse vertaling draagt overigens een extra Nederlands tintje, aangezien Katarzyna Kujawa-Roeleveld het vertaalwerk - met succes - voor haar rekening nam.

H

et boek vormt een uitgebreide samenvatting van de over de MBR Varsseveld gepubliceerde rapporten. Voor de Nederlandse lezer biedt het boek daarom geen nieuwe feiten. Desalniettemin is het een goed leesbaar en compleet verhaal geworden, in handzaam formaat. Alle belangrijke onderdelen komen aan bod: van ontwerp tot ervaringen bij de oplevering en de eerste maanden bedrijfsvoering. Het boek geeft met openheid van zaken een eerlijk relaas over de ontwerpkeuzes en kinderziekten bij de eerste grootschalige communale membraanbioreactor in Nederland. Het feit dat dit rapport in het Engels is vertaald, duidt aan dat ook internationaal - terecht - brede belangstelling bestaat voor dit ‘full scale experiment’. De specifieke eigenschappen van de installatie, een relatief hoge ontwerpflux en grote debietsvariaties (regenweeraanvoer is drie maal zo hoog als de droogweeraanvoer) maken van de MBR Varsseveld een interessant onderzoeksobject.

de membraantoevoer- en permeaatpompen bepalen zij voor meer dan de helft het energieverbruik van de installatie. De auteurs merken terecht op dat met name op dit vlak nieuwe ontwikkelingen en bedrijfsvoeringsstrategiën nodig zijn om MBR in de toekomst haalbaar te laten zijn.

Eindoordeel Dit rapport is een zeer waardevolle bijdrage in de ontwikkeling van MBR-technologie voor de communale afvalwaterzuivering. Voor de Nederlandse lezer is uiteraard de Nederlandse versie beter geschikt en uitgebreider. Verder is de Engelse versie niet voorzien van kleurenillustraties, zoals de Nederlandse. Dit boek laat de successen en geleerde lessen helder en eerlijk zien. Hiermee is ook voor het internationale publiek de opgedane kennis

Een groep watertechnologen geeft in dit vaktijdschrift iedere maand een kritisch oordeel over recente internationale vakliteratuur. De recensenten zijn: Jelle Roorda, Arjen van Nieuwenhuijzen, Bas Meijer, Adriaan Mels, Herman Evenblij, Jeroen Langeveld, Jasper Verberk en Merle de Kreuk.

en ervaring toegankelijk geworden. Dat zal hopelijk een bijdrage leveren aan de internationale positie van Nederland als innovatief waterzuiveringsland. Herman Evenblij (Witteveen+Bos) ‘Membrane Bioreactors Operation and Results of an MBR Wastewater Treatment Plant’ van André van Bentem, Coert Petri, Philip Schyns en Helle van der Roest telt 98 pagina’s en is een uitgave van IWA Publishing (ISBN 1843391732). Het boek kost 90 euro (paperback) en is te bestellen via www.iwapublishing.com.

Na het inleidende hoofdstuk volgt een hoofdstuk over de ontwerpgrondslagen van de installatie. Daarna worden de technologische resultaten van de eerste bedrijfsperiode samengevat. Met de MBR kunnen lage effluentwaarden voor stikstof en fosfaat bereikt worden. Ook bacteriologisch is het effluent van hoge kwaliteit, waarmee het binnen de Europese zwemwaternormen valt. In het daaropvolgende hoofdstuk bespreken de auteurs een aantal knelpunten in de bedrijfsvoering, waarvan de voorbehandeling de meest in het oog springende is. De voorbehandeling vormt met name door de debietswisselingen een zwakke schakel. De combinatie van zeer kleine afscheidingsdiameter en hoge belasting heeft de bedrijfsvoerders voor een grote uitdaging gesteld. Al met al is dit een kritisch punt, wat bij de hier toegepaste holle vezelmembranen de nodige aandacht vereist. Daarnaast is het opvallend dat in de bedrijfsfase speciale voorzieningen getroffen zijn voor het verwijderen van de drijflaag. Vervolgens biedt het boek een interessante beschouwing over de kosten van deze MBR-installatie. Hieruit blijkt dat de investeringen nog steeds hoger liggen dan voor een ander type installatie met vergelijkbare effluentkwaliteit (conventionele installatie met nageschakelde zandfiltratie). Voor de operationele kosten is met name de beluchting van de membranen van belang. Samen met

H2O / 14/15 - 2008

33


verenigingsnieuws WATERCOLUMN

Reëel of virtueel?

O

nlangs is Waternetwerk aangemeld bij Hyves en LinkedIn. Omdat ik net lid was geworden van Hyves, werd ik ook meteen enthousiast lid van onze virtuele vereniging. In het echt ben ik dat al jaren. Mijn slapende LinkedIn-account heb ik meteen ook maar afgestoft. Met het aantal vrienden dat ik op Hyves heb, wil het helaas nog niet zo vlotten. Blijkbaar ben ik nog geen ‘echte Hyver’. Ben benieuwd hoe dat op LinkedIn verloopt. Persoonlijk vind ik het prettig om mensen te spreken in ‘real life’. Dat is qua planning niet altijd praktisch, maar er gaat toch niets boven samen verwonderen, lachen of mopperen over iets wat je raakt. Mijn nog steeds groeiende stapel visitekaartjes is daar een levend bewijs van. Dat we tegelijk steeds meer virtueel doen, lijkt onvermijdelijk, scheelt tijd en draagt bovendien bij aan het terugdringen van het aantal gereden of gevlogen kilometers. Wat betekent dit voor Waternetwerk? Waternetwerk is goud. Een bijzonder netwerk van waterdeskundigen in de breedste zin van het woord. Een netwerk dat met zijn tijd meegaat en zowel fysieke als virtuele ontmoetingsplaatsen heeft. Waar je samen een kop koffie kunt drinken of een vergadering kunt houden. Waar je altijd wel iemand kan vinden die antwoord weet op een watervraag waar je zelf mee worstelt. En vinden we elkaar straks real-life of als virtueel? De tijd zal het leren. Aan de mogelijkheden van Waternetwerk zal het niet liggen! Carleen Mesters (KVWN)

Agenda Onderstaand vindt u de gezamenlijke agenda van NVA en KVWN van vergaderingen, congressen en andere bijeenkomsten. Informatie voor deze agenda kan worden aangeleverd bij het KVWN/ NVA-bureau: (070) 414 47 78. 19 september gezamenlijke bestuursvergadering NVA/ KVWN Utrecht 24 september bijeenkomst ICT-platform over integratie van proces- en kantoorautomatisering Nieuwegein 25 en 26 september tweedaagse tocht langs afvalwaterzuiveringsinstallaties in Brussel, Aken en Nordkanal en twee bedrijven in Vlaanderen 30 september t/m 3 oktober KVWN-fitterijwedstrijden tijdens Aquatech Amsterdam 28 november laatste NVA- en KVWN-bijeenkomst Voorhuizen (na afloop feest in Dolfinarium Harderwijk)

Bijeenkomst over integratie automatisering Het platform ICT van KVWN en NVA verzorgt samen met het platform Watervoorziening van de KVWN het seminar ‘Integratie van PA en KA een must door ontwikkelingen in de Waterketen’. De bijeenkomst vindt plaats op woensdag 24 september vanaf 13.00 uur in het Kiwa-gebouw te Nieuwegein. De watersector staat momenteel maatschappelijk, economisch, wetenschappelijk en politiek volop in de belangstelling en dat is niet voor niets. De recente kabinetsvisie over klimaatbestendigheid, duurzaam waterbeheer en waterkennis zet deze thema’s hoog op de agenda. Samenwerking in de waterketen en interactie met andere sectoren om doelmatigheid en transparantie te vergroten, is actueler dan ooit. Daarbij spelen onderwerpen zoals water en energie, proceswaterleveringen, decentrale waterzui-

34

H2O / 14/15 - 2008

veringsconcepten, stedelijke en landelijke waterbeheersing, ecologisch gezonde watersystemen e.d. een grote rol. Deze transformaties en ketenintegratieprocessen kunnen alleen succesvol worden uitgevoerd als de informatiesystemen die bij deze waterprocessen een rol spelen, adequaat de juiste informatie kunnen leveren. In de huidige situatie treffen we vaak een ‘eilandsituatie’ van ICT aan waardoor het ontbreken van een integrale informatievoorziening een belemmering vormt. Dat geldt niet alleen voor de systemen maar ook voor de processen en de organisatie daar omheen. De integratie tussen de automatisering van de waterprocessen (procesautomatisering) en de kantoorautomatiseringssystemen vormt hierbij een belangrijke sleutel tot succes. Er zijn duidelijke verschillen binnen waterbedrijven waarneembaar in cultuur en benadering van de ‘procesautomatiseringswereld’ en de ‘kantoorautomatiseringswereld’. Deze twee domeinen groeien steeds meer naar elkaar toe. De eerste bemoeit zich van oudsher met de waterprocessen en de techniek (het domein van de klassieke ingenieur), de tweede zit van oudsher op de bedrijfsprocessen (het domein van de bedrijfskundige en IT-specialist). Het verbinden van deze ‘lagen’ binnen het waterbedrijf wordt voor de toekomst van groot belang. Daarnaast is de interactie tussen klant en waterbedrijf nog voortdurend in beweging. Daardoor zal het waterbedrijf moeten blijven inspelen op de wensen van de klant en zullen in de toekomst wellicht ook nieuwe waterdiensten ontstaan. Integrale automatisering is daarbij een belangrijke voorwaarde. Het doel van het seminar is om interesse te kweken voor deze integratieslag en hierover een gestructureerde discussie te voeren. Tijdens de bijeenkomst zal nader worden ingegaan op de geschetste ontwikkeling door een parallel te trekken met andere sectoren waar deze processen zich al in een eerder stadium hebben ingezet. Daarnaast zullen praktijkvoorbeelden uit de water- en energiesector aangeven waar deze sectoren momenteel staan. Aanmelden is alleen mogelijk via de NVAinternetpagina www.nva.net of de KVWNinternetpagina www.kvwn.nl. De kosten voor deelname bedragen voor leden van NVA en KVWN 75 euro en voor-niet leden 125 euro.

Technologietocht Op 25 en 26 september vindt een Technologietocht plaats die wordt verzorgd door programmagroep 3 (Afvalwaterzuivering) van de NVA. Verdeeld over twee dagen staan bezoeken aan diverse afvalwaterzuiveringinstallaties op het programma, met aandacht voor onder andere membraantechnologie, effluentpolishing en -hergebruik, biomassavergisting en elektriciteitopwekking uit biogas.


verenigingsnieuws Op het (voorlopige) programma staan vernoemd de communale afvalwaterzuiveringen van Brussel-Noord (Actiflo, CAMBI, Athos natte oxidatie), Aachen (langdurige ervaring met zandfiltratie) en Nordkanal (membraanbioreactor). Daarnaast wordt een bezoek gebracht aan een aardappelverwerker in Lommel (waterzuivering, groene energieopwekking en effluenthergebruik) en een bierbrouwerij (waterzuivering, energiebedrijf ). Vervoer vindt plaats per bus. De tocht begint donderdagochtend en eindigt vrijdagavond in Eindhoven (Centraal Station). Het aantal deelnemers bedraagt maximaal 30 personen. De studiereis is met name bedoeld voor ‘junior’ technologen en bedrijfsvoerders, werkzaam bij bedrijven, waterschappen en adviesbureau’s (ook ZZP-ers). U kunt alleen deelnemen als u persoonlijk lid bent van de NVA. Voorlopige richtprijs bedraagt 395 euro per persoon, inclusief vervoer, overnachting en maaltijden. Aanmelden is mogelijk via de internetpagina van de NVA: www.nva.net. Verdere details en het definitieve reisprogramma volgen binnenkort. Contactpersonen zijn Robbert Klaren (r.klaren@orgaworld.nl) (0413) 333 50 00 en Cora Uijterlinde (uijterlinde@stowa.nl) (030) 232 11 99.

Vooraankondigingen Op 25 september verzorgt de KVWN een ‘op weg naar huis’-bijeenkomst met als onderwerp het spanningsveld tussen KRW en Natura 2000. Op 9 oktober houdt de Commissie Watervoorziening in samenwerking met de Reststoffenunie een workshop, met als titel: ‘Van afvalstoffenproducent tot chemicaliënleverancier’. In november wil de programmagroep Bestuurlijk-juridische aspecten van het waterbeheer een studiemiddag houden over het onderwerp ‘Relatie water en ruimte’. Nadere bijzonderheden volgen. De programmagroep Bestuurlijk-juridische aspecten van het waterbeheer heeft nog meer plannen, namelijk bijeenkomsten over de landelijke waterschapsverkiezingen (terugblik op de uitkomst, uitwisselen ervaringen), nieuwe wetgeving (vervolg Waterwet, AMvB-doelstellingen), klimaatbestendig maken van Nederland en de consequenties daarvan voor het waterbeheer (adaptatie, veiligheidsstrategie, rampscenario’s), het internationale waterbeheer (in institutioneel opzicht) en het Nationaal Waterplan en interbestuurlijk toezicht (vervolg Commissie Oosting?).

Stukken voor de fusie ter inzage

conferentie bedragen 550 euro, voor IWA-leden 450 euro.

De stukken voor de fusie liggen met ingang van heden formeel ter inzage van belangstellenden. Als u de stukken wilt komen inzien op het bureau van de verenigingen, dan kunt u daarvoor een afspraak maken: (070) 414 47 78.

Op 1 en 2 oktober vindt een conferentie plaats over de toepassing van membranen voor het zuiveren van drink-, afval- en industriewater. Laagwaardige toepassingen, zoals koelwater en watergebruik voor agrarische doeleinden, staan centraal. De conferentie beoogt de kennis over membranen te bevorderen en ervaringen uit te wisselen. Ook komen het ontwikkelen en het gebruik van membranen aan de orde. De conferentie put gedeeltelijk uit ingezonden bijdragen. Voor 1 maart zijn inzendingen over bijvoorbeeld praktijkvoorbeelden, fouling en reiniging van membranen, verminderen van het energieverbruik, keramische membranen, etc. welkom. Ook deze conferentie wordt in het Engels gehouden zonder simultane vertaling. Voor IWA-leden kost het bezoeken van deze conferentie 450 euro, voor niet-leden 550 euro.

Koninklijk Nederlands Waternetwerk 28 november. Heeft u de datum al genoteerd? Dan worden NVA en KVWN samen het Koninklijk Nederlands Waternetwerk. Een enthousiaste groep leden is bezig een gedenkwaardige dag te organiseren: nog wat formaliteiten, vervolgens een inspirerende dag met sprekers vol passie (Wat dacht u van Tobias Walraven?) en ten slotte een spetterend (letterlijk en figuurlijk) feest in het Dolfinarium in Harderwijk.

Congressen tijdens Aquatech Tijdens de vakbeurs Aquatech, die van 30 september tot en met 3 september in de RAI in Amsterdam plaatsvindt, worden drie internationale congressen gegeven door Waternetwerk (KVWN en NVA) en de IWA. Het gaat om de congressen ‘Millenium Development Goals on Sanitation’ op 30 september en 1 oktober, ‘Design and Operation of Membrane Plants for Water, Wastewater and Industrial Effluent’ op 1 en 2 oktober en de ‘Conference on Industrial Water Treatment Systems’ op 2 en 3 oktober.

Sanitatie Op de eerste dag van Aquatech wordt de conferentie ‘Millenium Development Goals on Sanitation’ gehouden. Aanleiding is dat 2008 het jaar van de sanitatie is. De millenniumdoelen hebben een nieuwe impuls nodig om de doelstelling voor 2015 te halen. Vooral de doelen voor sanitatie komen steeds meer buiten bereik te liggen. Het is de bedoeling dat deze conferentie een plaats wordt om ervaringen uit te wisselen, huidige en komende problemen te erkennen en te ondervangen en (technische) vooruitgang te bespreken. Het programma wordt dan ook opgebouwd rond inzendingen van de bezoekers. Belangstellenden kunnen tot 15 maart bijdragen en posters inzenden. Mogelijke onderwerpen zijn: nieuwe technologie, ervaringen met samenwerkingsverbanden, sanitatie en stedelijke ontwikkeling, ‘best practices’, het gebruiken en aanpassen van bestaande infrastructuur, terugverdienen van investeringen, wet- en regelgeving en de duurzaamheid van de gekozen oplossingen. De voertaal van deze conferentie is Engels, er is geen simultane vertaling aanwezig. De kosten voor het bijwonen van deze

Membraantechnologie

Industriële waterbehandeling Het derde en laatste gezamenlijke congres wordt gehouden op 2 en 3 oktober. Dan staan zuiveringssystemen voor industrieel water centraal. Het is de bedoeling dat tijdens deze conferentie vooral de leveranciers van technologie en apparatuur aan het woord komen over nieuwe ontwikkelingen. Maar ook hier zijn inzendingen welkom. Deze moeten op 1 maart binnen zijn en kunnen over onderwerpen gaan als biologische of chemische zuivering van industrieel effluent, behandeling van vaste afvalstoffen en problemen met specifieke verontreinigingen. Ook op deze conferentie is de voertaal Engels. De deelnamekosten bedragen wederom 450 euro voor IWA-leden en 550 euro voor anderen. Alledrie de congressen worden georganiseerd door IWA, Waternetwerk en Moorga. Informatie over de congressen is te vinden op www.moorga.com. Informatie over Aquatech is te vinden op www.aquatechtrade.com.

Fitterijwedstrijden De uitnodigingen voor de KVWN-fitterijwedstrijden editie 2008 zijn onlangs verstuurd aan de drinkwaterbedrijven. De wedstrijden worden gehouden tijdens Aquatech, eens per twee jaar in de RAI in Amsterdam. De organiserende commissie van de KVWN kan maximaal 40 teams plaatsen, met ook dit jaar weer management- en damesteams. Aquatech vindt dit jaar plaats van 30 september tot en met 3 oktober.

H2O / 14/15 - 2008

35


verenigingsnieuws Rapport van de Commissie Hydrologie Rijngebied Op het bureau in Rijswijk is het rapport binnengekomen van de Commissie Hydrologie Rijngebied over het onderzoek dat verricht is naar de veranderingen van het afvoerregime van de Rijn en zijn belangrijkste zijrivieren. Het onderzoek is uitgevoerd door een werkgroep met 15 vertegenwoordigers uit vijf landen in het stroomgebied van de Rijn. Het onderzoek is uitgevoerd in de periode 2003-2007. Heeft u interesse in dit rapport, dan kunt u contact opnemen met het bureau: info@nva.net. zie ook pagina 32.

Verslag 97e NVAledenvergadering Hieronder volgt het verslag van de 97e NVA-ledenvergadering die op 6 juni in Boxtel plaatsvond.

vormen namelijk het hart van de vereniging. Achter de schermen, in het bestuur van de Waterfederatie, wordt hard gewerkt aan de fusie. Juridisch is alles in gereedheid gebracht. Er wordt nu gewerkt aan de profielen van een voorzitter en een directeur van de vereniging. Het bestuur streeft ernaar in november de twee nieuwe gezichten te kunnen tonen. De voorzitters van de KVWN en NVA hebben een aantal bezoeken gebracht aan belangenorganisaties, zoals Stichting RIONED en Onri, om de wensen en verwachtingen ten aanzien van de vereniging in kaart te brengen. Ook hebben beide besturen in een gezamenlijke bijeenkomst een discussie gevoerd met een expert op het gebied van verenigingen, professor Bolweg. Punten die daaruit naar voren kwamen, waren het tijdig beginnen met de samenstelling van het bestuur, de verdeling van de functies en de profielen van voorzitter en een directeur. Verder is ingegaan op de waarde van het lidmaatschap. De voorzitter kondigt vervolgens een bijzondere ledenvergadering aan op 3 oktober. Voor het formele traject van de fusie is een quorum nodig van tweederde van de leden, die aanwezig moet zijn. Het bestuur gaat ervan uit dat het quorum niet gehaald gaat worden en heeft daarom deze extra vergadering ingelast, zodat op 28 november het definitieve besluit genomen kan worden. Op die dag vindt een groot feest en een symposium plaats.

Verslag 96e ledenvergadering d.d. 1 juni 2007 Het verslag wordt ongewijzigd goedgekeurd en vastgesteld.

Jaarverslag 2007

NVA-voorzitter Cor Roos opent de vergadering om 10.35 uur en heet in het bijzonder welkom de prijswinnaar van de Henri Scheltingaprijs, Arie van de Vlies en zijn echtgenote en de prijswinnaar van de NVA/H2O-prijs, Govert Geldof én mevrouw Scheltinga. Hij bedankt het gastbedrijf, Waterschap De Dommel, voor de gastvrijheid.

Mededelingen Vanmorgen heeft weer het jaarlijkse overleg met de programmagroepen plaatsgevonden. Zij zijn geïnformeerd over de naderende fusie en opgeroepen om vooral door te gaan met het goede werk. De programmagroepen

36

H2O / 14/15 - 2008

Het verslag geeft een overzicht van alle activiteiten met de inmiddels traditionele opmerking dat het bureau ook nu weer veel moeite heeft moeten doen om de bijdragen binnen te krijgen. Het ligt in de bedoeling om in de toekomst ook in het jaarverslag vooruit te kijken. Het verslag wordt ongewijzigd goedgekeurd en vastgesteld.

Jaarrekening 2007 De penningmeester Wilco Werumeus Buning, geeft een toelichting. Zoals aangekondigd komt er geen begroting van de NVA voor 2009, maar wel voor de nieuwe vereniging Waternetwerk. Het jaar 2007 is voor de vereniging afgesloten met een positief saldo. De structurele uitgaven en inkomsten zijn echter niet in evenwicht. Afgelopen jaar is extra aandacht gegeven aan het innen van de contributies. Enkele leden zijn ook uitgeschreven, omdat zij (meerdere jaren)

niet aan hun contributieverplichtingen hebben voldaan. Volgens afspraak hebben de georganiseerde congressen, symposia en workshops wel een klein positief saldo laten zien, als bijdrage aan de inkomsten van de vereniging. De algemene ledenvergadering stemt in met de jaarrekening.

Verslag bevindingen kascommissie De voorzitter van de kascommissie, Gerard Blom, doet verslag van de bijeenkomst van de kascommissie in april. Hij spreekt bijzondere waardering uit voor Cor Kramer, die zoals gebruikelijk de boeken heeft gecontroleerd en aan Tonny in ‘t Hof (voormalig) medewerker van Witteveen+Bos, die de jaarrekening heeft opgesteld. Hij vraagt bijzondere aandacht voor het feit dat ook volgend jaar de NVA-stukken van 2008 zullen moeten worden gecontroleerd. De aanbevelingen van de kascommissie aan het bestuur zijn grotendeels overgenomen en ook uitgevoerd. De kascommissie vestigt weer de aandacht op de mogelijkheid automatische incasso in te voeren, wat een aanzienlijke kostenbesparing zou opleveren. Het positieve resultaat van vorig jaar is het gevolg van een incidentele meevaller. De kracht van de vereniging zijn de programmagroepen en het doet de kascommissie dan ook deugd dat er een klein positief resultaat is daarover. Het is tegelijkertijd teleurstellend dat een aantal programmagroepen geen enkele bijeenkomst heeft georganiseerd. De kascommissie verklaart dat de commissie de boeken in orde heeft bevonden en de commissie stelt de ledenvergadering voor de jaarstukken goed te keuren en de penningmeester en het bestuur décharge te verlenen. De ledenvergadering stemt hiermee in. Op de agenda ontbreken de traditionele punten: samenstelling kascommissie, bestuurssamenstelling en begroting van het volgend jaar. Volgend jaar bestaat de NVA niet meer, maar is dan opgegaan in het Koninklijk Nederlands Waternetwerk. In de loop van dit jaar zal het nieuwe bestuur van Waternetwerk alle leden een begroting voor 2009 presenteren, alsook een kascommissie. Het bestuur van Waternetwerk bestaat vooralsnog uit de leden van de huidige NVA- en KVWN-besturen. Er zijn geen vragen voor de rondvraag. Sjef Ernes meldt dat besloten is dat de twee zetels van KVWN en NVA in het bestuur van Aqua for All na de fusie teruggebracht zullen worden naar één zetel. De voorzitter sluit onder dankzegging aan alle aanwezigen de vergadering om 11.05 uur.


verenigingsnieuws Verslag 182e KVWNledenvergadering Op 28 mei vond de KVWN-ledenvergadering plaats in het Waterhuis te Nieuwegein. Hieronder volgt het verslag. De voorzitter opent de vergadering om 09.15 uur. De vergadering gedenkt het in het afgelopen halfjaar overleden KVWN-lid, de heer D. Verhage.

gecontroleerd. De jaarrekening geeft een getrouw en juist beeld van 2007 en hij stelt dan ook voor het bestuur décharge te verlenen. Aldus geschiedt. Als aanvullende opmerking geeft hij het advies mee aan het bestuur in de toekomst ook (meer) toelichting te geven over de posten in de winst/verliesrekening (en niet alleen op de balans posten).

gebaseerd op ISO 21003

toevoeging PE-MDX als grondstof voor de binnenlaag

overzichtelijkere indeling

certificatie van gassystemen op basis van BRL K536 deel E is komen te vallen.

De vergadering stelt de jaarrekening 2007 vast.

De bestaande Kiwa-gassystemen zullen binnen een jaar overgezet worden naar Gastec QA, conform de ISO 17484. Deze dekt hierbij de internationaal geldende eisen af voor binnenhuissystemen van gastransport.

Rondvraag Verslag van de 181e ledenvergadering Het verslag wordt ongewijzigd goedgekeurd en vastgesteld.

Ingekomen stukken en mededelingen Er zijn geen opmerkingen en geen mededelingen. Er zijn geen vragen of opmerkingen over de bijlage ‘KVWN-actueel’.

Gerard Schellekens meldt namens de Commissie strategie en ontwikkeling dat zij voornemens is NVA-ers uit te nodigen om mee te denken over de toekomst van de vereniging. De voorzitter reageert hier positief op. Hij vertelt dat het moeilijk blijkt nieuwe activiteiten te beginnen. Er is onlangs wel een succesvolle bijeenkomst geweest van de secties van de NVA, waarvoor aansluiting van drinkwatermensen gezocht wordt.

Nieuwe vereniging De voorzitter meldt dat de besprekingen en voorbereidende werkzaamheden voorspoedig verlopen. Omdat voor het definitieve besluit tenminste tweederde van alle leden aanwezig moet zijn, is een extra ledenvergadering ingelast op 3 oktober. Er wordt ook hard gewerkt aan de invulling van het fusiefeest, dat voor de NVA ook het jubileumfeest is, op 28 november. Voor wat betreft de opzet van de nieuwe vereniging: er is een werkgroep aan de gang die profielen van voorzitter en directeur zullen opstellen en ook voor de structuur zelf komt voor de zomervakantie een voorstel. Alle gerelateerde stichtingen hebben een brief gekregen met betrekking tot de bestuurszetels en de eventuele aanpassing van de statuten. In de vergadering wordt de vraag gesteld wanneer het bestuur één en ander afgerond denkt te hebben. De voorzitter meldt dat het streven is alles rond te hebben voor de oprichtingsvergadering in november, inclusief de samenstelling van het bestuur, al zal daarin een overgangssituatie voorgesteld worden.

Jaarstukken 2007 In het jaarverslag 2007 wordt de term ‘machinisten’ gebezigd. Voorstel is deze te vervangen door ‘bedrijfsvoerders’. Met inachtneming van deze aanpassing wordt het verslag goedgekeurd en vastgesteld. Omdat de penningmeester afwezig is, wegens verblijf in het buitenland, licht Ad de Waal Malefijt de jaarrekening 2007 toe. Hij meldt dat het positieve resultaat zal worden toegevoegd aan de reserves. De vraag over de administratieve kosten, die gesteld wordt vanuit de vergadering, kan niet terstond beantwoord worden. Ad de Waal zegt toe dit bij de penningmeester na te vragen en het antwoord aan de vragensteller door te geven. Namens de kascommissie voert Björn Hoogwout het woord. De kascommissie is op 7 april bijeengeweest en heeft de stukken

Uitreiking Prijs voor Uitzonderlijke Verdienste voor de KVWN De prijs wordt dit jaar uitgereikt aan Sjef Ernes. De voorzitter sluit de vergadering om 09.45 uur.

Informatie over beoordelingsrichtlijnen Bindendverklaring Met ingang van de datum van deze publicatie is voor de verlening van het Kiwa-keur bindend verklaard de beoordelingsrichtlijn BRL-K 632/03 ‘Waterslagdempers’. De belangrijkste wijzigingen ten opzichte van versie 02 zijn: •

De beproevingsopstelling is aangepast, zodat de reproduceerbaarheid van het resultaat wordt verbeterd;

De definitie en de waarde van de dempingsfactor is aangepast.

U kunt de BRL K536 deel E bestellen via www.kiwa.nl of bij Kiwa Certificatie & Keuringen Unit Kunststof Leidingsystemen, t.a.v. R. Goutier, Postbus 70, 2280 AB Rijswijk. Voor meer informatie: (070) 414 45 78 of e-mail: rob..goutier@kiwa.nl.

Ter kritiek Per 24 juni jl. is ter kritiek gepubliceerd de Kiwa-beoordelingsrichtlijn BRL K14010-2 ‘Beoordelingsrichtlijn voor het Kiwa-attest met productcertificaat voor legionellapreventie met alternatieve technieken, deel 2: Electrochemische technieken (koper/ zilver-ionisatie en anodische oxidatie)’. Het College van Deskundigen voor alternatieve technieken voor legionellapreventie heeft deze beoordelingsrichtlijn opgesteld, vooruitlopend op eventuele toelating van dergelijke technieken door het College voor de Toelating van Gewasbeschermingsmiddelen en Biociden. Toepassing van electrochemische technieken is door het ministerie van VROM, mede op basis van de zogeheten Ladder van Van Geel, aan strikte voorwaarden verbonden; deze vormen onderdeel van de BRL. Mogelijk worden deze voorwaarden als gevolg van de voorwaarden die het college bij eventuele toelating stelt, nog aangepast. De beoordelingsrichtlijn volgt op de BRL K14010-1 voor fysische technieken, die in april 2007 bindend werd verklaard. De concept-BRL is te vinden op de Kiwainternetpagina www.kiwa.nl of kan worden opgevraagd bij Jantje Bakker (070) 414 44 75 of per e-mail: jantje.bakker@kiwa.nl. Kritiek kan tot 25 augustus worden ingediend bij: Kiwa Certficatie Unit Drinkwaterinstallaties, t.a.v. Jantje Bakker, Postbus 70, 2280 AB Rijswijk.

Deze beoordelingsrichtlijn kan besteld worden per fax t.a.v. mevrouw J. Bakker faxnummer (070) 414 44 22 of telefonisch: (070) 414 44 75.

Ter publicatie Kiwa BRL K536 deel E ‘Kunststofleidingsystemen van PE-X/Al, bestemd voor het transport van warm en koud drinkwater’ is bindend verklaard op 1 juni jl. en zal gepubliceerd worden. De belangrijkste wijzigingen ten opzichte van de vorige versie van BRL K 536 deel E zijn:

H2O / 14/15 - 2008

37


AQUATECH AMSTERDAM AMSTERDAM • NL

’s Werelds meest toonaangevende beurs voor proces-, drink- en afvalwater Samen kunnen we de wereld schoon water bieden • Meer dan 800 exposanten, waaronder alle internationale marktleiders • Blijf op de hoogte van de meest recente innovaties en technologieën • Maak kennis met meer dan 150 NIEUWE producten • Benut de kans om te netwerken met duizenden collega’s van over de hele wereld • Breng uw kennis up-to-date op de 3 AquaStages • Neem samen met collega-professionals deel aan de IWA-conferenties • En geniet van het sfeervolle en bruisende Amsterdam!

www.aquatechtrade.com VRIJ REIZEN met het openbaar vervoer van en naar Aquatech Amsterdam 2008

* zie voorwaarden - www.aquatechtrade.com

Georganiseerd door

Ondersteund door

30 SEP - 03 OCT

2008


platform

Carolien Steinweg, Cartesius Instituut & Universiteit Twente Arjen Hoekstra, Universiteit Twente Martijn Booij, Universiteit Twente

Compartimentering in Friesland en Groningen om het overstromingsrisico te verminderen Het opdelen van een dijkring in kleinere gebieden wordt vaak gezien als een methode om het overstromingsrisico te verkleinen, omdat bij een eventuele overstroming het overstroomde oppervlak dan beperkt blijft1). Dit artikel beschrijft onderzoek waarbij is gekeken naar het effect van compartimentering in Groningen en Friesland (dijkring 6). Het onderzoek bevestigt een eerdere studie die concludeerde dat compartimentering soms ook lokaal het risico kan verhogen2). Door een toenemende waterstand langs de compartimenteringsdijken kan het aantal slachtoffers zelfs hoger worden dan wanneer geen compartimentering zou zijn toegepast. De effectiviteit van de verschillende strategieën is ook afhankelijk van het type overstroming. Strategieën die bij een bepaald overstromingsscenario slechter presteren dan geen maatregelen, presteren bij een scenario met een extremere overstroming wel beter dan niets doen. Wat de beste strategie is, hangt onder meer af van de mate waarin naast het aanleggen van compartimenteringsdijken andere ingrepen verricht worden, zoals het ontmoedigen van bewoning en/of het aanpassen van bebouwing en/of het voorlichten van de bewoners van bepaalde gebieden.

E

en dijkringgebied kan op verschillende manieren in compartimenten worden opgedeeld. De in deze studie gebruikte strategieën komen overeen met die van de studie van Oost en Hoekstra3), maar zijn aangepast aan de omstandigheden in dijkring 6. De eerste strategie is de secundaire dijkstrategie. Deze bestaat uit een secundaire dijk direct achter de primaire dijk. In dijkring 6 bevinden zich veel aangedijkte polders. De in onbruik geraakte slaperdijken van deze polders worden in deze strategie benut. Het is vaak nodig dat de bestaande slaperdijken versterkt en/of verhoogd worden en dat de coupures worden gesloten. In de delen van het dijkringgebied waar geen slaperdijken zijn, is het nodig om nieuwe dijken aan te leggen. De steden Harlingen en Delfzijl liggen direct achter de primaire dijk; daarom is er geen mogelijkheid om zonder ingrijpende maatregelen, zoals dijken bouwen door bebouwd gebied, de secundaire dijkstrategie in deze steden te implementeren. Door de secundaire dijk

achter de steden langs te leggen, zou de schade bij het falen van de primaire kering extra groot kunnen worden. Daarom wordt de secundaire dijk bij Harlingen en bij Delfzijl onderbroken. De tweede compartimenteringsstrategie, de partitiestrategie, maakt gebruik van de in het gebied aanwezige (hoofd) wegen en spoorwegen om de dijkring in compartimenten op te delen. De wegen en spoorwegen zijn in het gebied al vaak verhoogd aangelegd, zodat eventuele verdere verhogingen een minimale invloed zullen hebben op het landschap.

gebied zijn steden) en Bolsward, de 16e bewoningskern in de dijkring. Delfzijl en Harlingen horen ook bij de grootste kernen in het gebied, maar kunnen door hun ligging, direct aan de primaire dijk, niet goed worden beschermd met de waardebeschermingsstrategie. De 14e en 15e bewoningskernen zijn Wolvega en Burgum. Deze kernen hebben een kleiner overstromingsrisico, omdat ze wat hoger liggen dan Bolsward. De kleine kernen krijgen in de vierde compartimenteringsstrategie ook een beschermingsdijk, zodat bij die strategie zowel de steden als de dorpen extra beschermd worden tegen overstromingen.

De derde en vierde compartimenteringsstrategie zijn waardebeschermingsstrategieën. Bij dit type strategie wordt rond grote kernen (vaak steden) en/of dorpen een extra dijk aangelegd, die de stad of het dorp beschermt tegen overstromingen. Bij de derde compartimenteringsstrategie worden alleen de grootste kernen in de dijkring beschermd: de elf grootste bewoningskernen in het gebied (niet alle grote kernen in het

Op enkele plekken doorsnijden de vaarwegen in het gebied de compartimenteringsdijken. Op die locaties worden stuwen geplaatst, die bij de overstromingssimulaties gesloten zijn, zodat de overstroming niet via de vaarwegen het achter de compartimenteringsdijk gelegen gebied kan bereiken. Een speciaal geval vormen de sluizen bij Dokkumer Nieuwe Zijlen en Zoutkamp. Op deze plekken liggen sluizen in de vaarwegen,

H2O / 14/15 - 2008

39


maar ze maken geen deel uit van de primaire kering. Wanneer de dijken rondom het Lauwersmeer deel uitmaken van de compartimenteringsdijken, wordt aangenomen dat deze sluizen gesloten zijn, omdat ze dan deel uit maken van de compartimenteringsstrategie. Wanneer ze geen deel uitmaken van de compartimenteringsstrategie, wordt aangenomen dat ze open staan.

Twee overstromingsscenario’s De overstromingsberekeningen zijn gemaakt met behulp van het 1D2D-Sobek-model van Deltares. De gridcellen van het model zijn 100 x 100 m2. Als uitgangspunt voor de studie is de toepassing van het model voor dijkring 6 genomen, zoals ontwikkeld door HKV Lijn in Water4). Voor het 1D-model zijn alleen die kanalen gebruikt die geclassificeerd zijn als vaarwegklasse III5) of hoger. Twee verschillende overstromingen zijn gesimuleerd. Het eerste scenario gaat uit van het falen van de primaire kering op 15 locaties: de drie sluizen bij Harlingen, Lauwersoog en Delfzijl en twaalf dijkdoorbraken langs het IJsselmeer en de Waddenzee. De dijken breken twee uur voordat de hoogste waterstand wordt bereikt. Er wordt op dat moment op elke doorbraaklocatie een bres van tien meter in de dijk geslagen. Op het moment dat de hoogste waterstand wordt bereikt, heeft de bres in de dijk zich tot op maaiveldhoogte verdiept. Vanaf dat moment zal de bres in de breedte gaan toenemen. De bresgroei wordt in het model gebaseerd op de waterstand voor en achter de dijk en het materiaal waarvan de dijk gemaakt is. De maximum bresbreedte varieert van 22 meter bij Workum tot 98 meter bij Harlingen. De tweede overstroming die gesimuleerd is, gaat uit van het falen van de sluizen op dezelfde locaties als bij de eerste overstroming. In dit scenario vinden veel meer dijkdoorbraken plaats dan in het eerste scenario. In plaats van 15 doorbraken verspreid over de hele kust, is er in dit scenario elke 1000 meter een dijkdoorbraak. Dit leidt tot een totaal van 191 dijkdoorbraken langs het IJsselmeer en de Waddenzee. Dit extreme scenario geeft een goed beeld van de gebieden die gevaar lopen bij een overstroming. Voor het modelleren van het verloop van de stormopzet is gebruik gemaakt van het waterstandsverloop van de Noordzee6), omdat voor de Waddenzee nog geen waterstandsverloop bekend is. De duur van de stormopzet is 35 uur. De maximale waterstand die behaald wordt tijdens de storm, is gelijk aan het toetspeil. Voor de Waddenkust en de IJsselmeerkust gelden verschillende toetspeilen. Na het berekenen van de waterstanden en stijgsnelheden zijn met de Schade- en SlachtofferModule van het HoogwaterInformatieSysteem van het ministerie van Verkeer en Waterstaat, de schade en de slachtoffers uitgerekend bij de twee overstromingsscenario’s en de vier compartimenteringsstrategieën. De twee overstromingsscenario’s zijn ook doorgerekend voor de huidige situatie.

40

H2O / 14/15 - 2008

Afb. 1: Overstromingspatronen bij het scenario met 15 doorbraken: 1) huidige situatie, 2) secundaire dijkstrategie, 3) partitiestrategie, 4) waardebeschermingsstrategie grote kernen, 5) waardebeschermingsstrategie grote en kleine kernen.

Afb. 2: Overstromingspatronen bij het scenario met om de kilometer een dijkdoorbraak: 1) huidige situatie, 2) secundaire dijkstrategie, 3) partitiestrategie, 4) waardebeschermingsstrategie grote kernen, 5) waardebeschermingsstrategie grote en kleine kernen.

Resultaten Afbeelding 1 laat de overstromingspatronen zien die ontstaan bij 15 doorbraaklocaties verspreid langs de gehele kust. Het overstromingspatroon dat ontstaat bij de huidige situatie wordt getoond in afbeelding 1.1. Zoals te zien in afbeelding 1.2 zorgt de secundaire dijkstrategie ervoor dat de overstroming beperkt blijft tot de kuststrook. Alleen bij Delfzijl komt de overstroming verder landinwaarts, omdat daar de secundaire dijk niet doorloopt. De waterdiepten in de gebieden tussen de primaire en secundaire dijk worden groter dan wanneer er geen secundaire dijk is. De partitiestrategie (afbeelding 1.3) zorgt ervoor dat de overstroming niet te ver landinwaarts kan komen en dat de overstroming beperkt blijft tot het compartiment direct

achter de bres. De waterdiepten langs de partitiedijken kunnen hoger worden dan wanneer er geen partitiedijk is. De waardebeschermingsstrategie in afbeelding 1.4 zorgt ervoor dat de grote kernen in het gebied beschermd worden tegen overstromingen. Het overstromingspatroon is gelijk aan afbeelding 1.1 met één belangrijk verschil, namelijk dat de grote kernen in het gebied niet overstromen. Afbeelding 1.5 toont het overstromingspatroon wanneer zowel de grote als de kleine kernen in het gebied beschermd zijn. Ook bij deze strategie bestaat weinig verschil met het overstromingspatroon van afbeelding 1.1, maar zijn de kleine en de grote kernen in het gebied beschermd. In afbeelding 2 zijn de overstromingspatronen te zien bij het scenario waarin er


platform elke kilometer een dijkdoorbraak plaats vindt. Afbeelding 2.1 toont het overstromingspatroon bij de huidige situatie. Langs bijna de hele Friese en Groningse kust is het overstromingsrisico hoog. Alleen het relatief hoog gelegen ‘hoge land’ in Groningen heeft geen hoog overstromingsrisico. Het overstromingsrisico van het Friese merengebied is niet zo groot als misschien verwacht zou worden gezien de lage ligging. Dit komt doordat een overstroming vanuit de Waddenzee dit gebied niet direct bereiken kan en eerst over de, iets hoger gelegen, kuststrook moet stromen. Het gebied wordt ook niet direct bedreigd door een overstroming vanuit het IJsselmeer, omdat de waterstanden in het IJsselmeer daar niet hoog genoeg voor worden. Uit afbeeldingen 2.2. en 2.3 blijkt opnieuw dat de waterdiepte bij de compartimenteringsdijken flink toe kan nemen. De waardebeschermingsstrategieën (afbeeldingen 2.4 en 2.5) beschermen de steden en de dorpen in het gebied ook als de overstroming extremere vormen aan neemt. De resultaten van de berekeningen staan in tabel 1. Bij het scenario met 15 doorbraken zorgt de secundaire dijkstrategie voor de sterkste reductie in de overstromingsschade. Doordat bij deze strategie het overstroomde oppervlak het kleinst is, worden bij deze strategie ook de minste inwoners getroffen. Door de hoge waterstanden in het overstroomde gebied vallen er wel meer slachtoffers dan in de huidige situatie. De partitiestrategie presteert bij het scenario met 15 doorbraken het slechtst, omdat de schade en het aantal slachtoffers respectievelijk 15 procent en 193 procent hoger zijn dan zonder compartimentering. De reden voor deze toenames wordt gevormd door de hogere waterstanden langs de partitiedijken. De waardebeschermingsstrategieën reduceren schade, getroffen inwoners en slachtoffers. De reductie in de schade is kleiner dan die bij de secundaire dijkstrategie, omdat het overstroomde oppervlak veel groter is. Wanneer er elke 1000 meter een dijkdoorbraak plaatsvindt, presteren alle comparti-

menteringsstrategieën beter dan de huidige situatie. De secundaire dijk en de partitiestrategie reduceren bij dit scenario wel het aantal slachtoffers, omdat beide strategieën de overstroming indammen en zo voorkomen dat steden als Leeuwarden en Groningen getroffen worden door de overstroming. Het aantal slachtoffers dat bij deze strategieën wordt voorkomen in bijvoorbeeld Leeuwarden, is groter dan het aantal slachtoffers dat veroorzaakt wordt door de grotere waterdieptes langs de compartimenteringsdijken. De waardebeschermingsstrategieën reduceren bij het scenario met elke kilometer een dijkdoorbraak het aantal slachtoffers sterker dan bij het scenario met 15 doorbraken. Dit komt doordat bij dit scenario en zonder waardebescherming wel water in de dorpen en steden stroomt, maar dit water wordt niet zo diep dat het gevaarlijk wordt. Bij het extremere scenario met elke kilometer een dijkdoorbraak veroorzaakt de overstroming in de steden en dorpen wel slachtoffers. De reductie door de waardebescherming wordt bij het scenario met elke kilometer een dijkdoorbraak groter, omdat de inwoners van de dorpen en steden bij dat scenario meer gevaar lopen.

Afstemming landgebruik De schade- en slachtofferberekeningen die bij de verschillende compartimenteringsstrategieën horen, gaan uit van onveranderd landgebruik. De strategieën kunnen geoptimaliseerd worden als het landgebruik is aangepast aan de compartimenteringsstrategie. De grootste winst kan behaald worden bij de secundaire dijkstrategie, omdat daar een relatief klein landoppervlak aangepast moet worden aan overstromingen. In het gebied tussen de primaire en secundaire dijk zou de (nieuwe) bewoning kunnen worden beperkt en zouden geen (nieuwe) industrieën mogen zijn. Minder economische activiteiten en minder inwoners beperken de schade en het aantal slachtoffers. De waardebeschermingsstrategie kan geoptimaliseerd worden door toekomstige woningbouw en economische activiteiten te concentreren in de dorpen en steden. Tevens zouden

bewoners van buiten de beschermde steden en dorpen een veilig heenkomen kunnen vinden in de dorpen en steden7). Zo wordt het aantal slachtoffers verder beperkt. Welk van de twee waardebeschermingsstrategieën de voorkeur geniet, is moeilijk te zeggen. Hoe meer kernen beschermd worden, des te lager het aantal slachtoffer en des te lager de schade, maar des te meer dijken er aangelegd moeten worden. Alleen op basis van de beperking van de schade is niet te zeggen welke kernen wel en niet beschermd dienen te worden, omdat dan voorbij gegaan wordt aan het feit dat de dijken ook het aantal slachtoffers verminderen. De schade en het aantal slachtoffers bij de partitiestrategie kan verminderd worden door de bewoners die vlak bij de partitiedijk wonen, in te lichten over het extra risico dat zij lopen bij een eventuele overstroming. Om de schade langs de partitiedijk te verminderen, zou bij het bouwen ook rekening gehouden moeten worden met de hogere waterstanden langs de partitiedijken.

Inpasbaarheid De secundaire dijkstrategie zal in grote delen van het gebied landschappelijk goed in te passen zijn. Door de historische aandijkingen liggen al veel zogeheten slaperdijken in het gebied die deel uit kunnen gaan maken van de secundaire dijk. De waardebeschermingsdijken zijn niet altijd goed landschappelijk inpasbaar. Bij een industrieterrein of een rondweg aan de rand van een stad zal het waarschijnlijk geen problemen opleveren, maar een extra dijk rond een beschermd dorpsgezicht is lastiger te realiseren. De partitiestrategie is minder lastig te implementeren, omdat de partitiedijken de (spoor)wegen in het gebied volgen. Het zal niet goedkoop zijn om de (spoor)wegen te verhogen, maar wanneer dit gecombineerd wordt met andere grote onderhoudswerkzaamheden zullen de kosten worden gedrukt. Een moeilijkheid voor deze strategie is dat nieuwe wegen bij voorkeur verdiept

Tabel 1. Schade, getroffen inwoners en aantal slachtoffers in het overstroomde gebied. Absolute getallen en relatieve verandering ten opzichte van de huidige situatie.

huidige situatie

secundaire dijkstrategie

totaal

%

totaal

-

240

15 doorbraaklocaties schade (miljard euro) getroffen inwoners (x 1000) slachtoffers

4.5 119.6 289

2.8 58.5 300

-39 -51 4

5.2 116.4 847

15 -3 193

4.2 93.6 270

-8 -22 -7

3.7 66.3 242

-18 -45 -16

elke kilometer een dijkdoorbraak schade (miljard euro) getroffen inwoners (x 1000) slachtoffers

24.3 444.2 8719

5.5 95.8 1351

-77 -78 -85

12.3 218.2 3284

-50 -51 -62

12.2 238.6 630

-50 -46 -93

10.5 161.0 387

-57 -64 -96

390

totaal

%

waardebeschermingsstrategie grote en kleine kernen

totaal lengte te verbeteren of nieuw aan te leggen dijken (km)

%

waardebeschermingsstrategie grote kernen

partitiestrategie

170

totaal

%

530

H2O / 14/15 - 2008

41


worden aangelegd om horizonvervuiling en geluidshinder te verminderen.

Nieuw aan te leggen dijken De kosten die de compartimenteringsstrategie met zich meebrengt, is onder meer afhankelijk van het aantal kilometers dijk dat moet worden aangelegd en het aantal kunstwerken dat in de dijk geplaatst moet worden. Voor het implementeren van de secundaire dijkstrategie is veel minder nieuw aan te leggen dijk nodig dan bij de partitiestrategie en bij bescherming van grote en kleine kernen (tabel 1). Verder is de hoogte en de sterkte van de dijk van belang. De waterhoogte en de stroomsnelheid hebben invloed op deze twee factoren. Langs de secundaire dijk zal de waterstand en de stroomsnelheid veel hoger zijn dan langs de beschermingsdijken van steden en dorpen, zeker wanneer de stad of het dorp verder landinwaarts ligt. De secundaire dijk zal dus een stuk hoger en steviger dienen te worden dan de beschermingsdijken. Doordat verdere studie noodzakelijk is om in te schatten hoe hoog en stevig de compartimenteringsdijken moeten worden, is het nog niet mogelijk om een uitspraak te doen over de kosteneffectiviteit van de compartimenteringsstrategieën.

Conclusie De waardebeschermingsstrategieën reduceren bij beide scenario’s de schade, het

aantal getroffen inwoners en de slachtoffers. De secundaire dijkstrategie zorgt in beide overstromingsscenario’s voor de sterkste reductie van de schade en het aantal getroffen inwoners, maar zorgt voor een verhoging van het aantal slachtoffers in het eerste overstromingsscenario. De partitiestrategie zorgt bij het eerste overstromingscenario voor een stijging van het aantal slachtoffers. Bij het tweede overstromingsscenario worden de schade, het aantal getroffen inwoners en het aantal slachtoffers wel gereduceerd, maar niet zo sterk als bij de andere strategieën. Welke compartimenteringsstrategie de beste is, hangt af van de combinatie van maatregelen die genomen wordt samen met het aanleggen van de compartimenteringsdijk. Wanneer er naast het aanleggen van de compartimenteringsdijken geen extra maatregelen getroffen worden, is de waardebeschermingsstrategie de beste keuze, omdat zij bij verschillende scenario’s altijd tot een vermindering van de schade en het aantal getroffen inwoners en slachtoffers leidt. Voor zowel de partitie- als de secundaire dijkstrategie zijn extra maatregelen nodig om ze bij beide scenario’s goed te laten werken. Deze extra maatregelen zijn bij de secundaire dijkstrategie het makkelijkst te nemen, omdat het erg duidelijk is welk gebied het meeste

gevaar loopt en omdat het gebied tussen de primaire en secundaire dijk dunner bevolkt is dan het gebied langs de partitiedijken. Wanneer maatregelen worden genomen om het gebied tussen de primaire en secundaire dijk minder kwetsbaar te maken, dan is de secundaire dijkstrategie de meest effectieve compartimenteringsstrategie voor dijkring 6. LITERATUUR 1) Alkema D. en H. Middelkoop (2005). The influence of floodplain compartmentalization on flood risk within the Rhine-Meuse Delta. Natural Hazards nr. 36, pag. 125-145. 2) Theunissen R., M. Kok en H. Vrijling (2006). Compartimentering van dijkringen: niet altijd dé oplossing. H2O nr. 21, pag 29-31. 3) Oost J. en A. Hoekstra (2007). Schadereductie door compartimentering in een dijkringgebied. H2O nr. 16, pag. 44-47. 4) Wouters C. en T. Hoffman (2006). Overstromingsmodel dijkring 6: modelbouw en scenarioberekeningen. HKV Lijn in Water. 5) Rijkswaterstaat Dienst Verkeer en Vervoer (2008). Vaarwegen in Nederland. 6) Ministerie van Verkeer en Waterstaat (2007). Hydraulische randvoorwaarden primaire waterkeringen voor de derde toetsronde 20062011. 7) Van Reedt Dortland M., W. de Fijter en A. Hoekstra (2008). Vluchtplaatsen in zelfredzame cellen als oplossing bij overstroming. H2O nr. 7, pag. 52-54.

advertentie

Wij hebben vacatures om van te watertanden Hydroloog 37 uur per week Waterschap Noorderzijlvest • Standplaats: Groningen • Opleiding: Academische opleiding op het gebied van hydrologie; kennis en ervaring met SOBEK • Salarisindicatie: brutomaandsalaris maximaal € 3872,- bij een 37-urige werkweek • Referentie: 05/08 • Sluitingsdatum: 20 juli 2008

42

H2O / 14/15 - 2008

Water heeft een grote aantrekkingskracht op mensen. Misschien ook op jou. Want water is veelzijdig: grillig en onvoorspelbaar, maar ook onmisbaar voor bijvoorbeeld landbouw, natuur, scheepvaart en recreatie. De waterschappen zijn op zoek naar nieuwe manieren om water te bedwingen, te verdelen en te zuiveren. 24 uur per dag, 7 dagen per week. Dat vraagt om de gedrevenheid van starters en professionals die excelleren op hun vakgebied. Kijk op www.waterschappen.nl


platform

Rutger Engelbertink, Witteveen+Bos Astrid Driesprong, Witteveen+Bos Kees van de Ven, Rijkswaterstaat Waterdienst Joost van den Roovaart, Deltares

Worden in 2027 de doelen voor stoffen gehaald in rijkswateren? Aan de hand van prognoses van binnenlandse emissies en buitenlandse vrachten zijn met de KRW-verkenner inschattingen gemaakt van de chemische toestand van rijkswateren in 2015 en 2030. 2030 staat representatief voor 2027, het uiterste jaar waarin de KRW doelbereik acceptabel acht. Dit project is in twee opzichten uniek: voor het eerst zijn op landelijke schaal zoete en zoute rijkswateren in één model gezet. Daarnaast is gebruik gemaakt van berekeningen van het voormalige Milieu- en NatuurPlanbureau in regionale wateren, die zijn doorvertaald naar concentraties in rijkswateren. Uit de analyses blijkt dat nutriëntengehalten bij uitvoering van huidig beleid al significant zullen afnemen ten opzichte van de huidige situatie. Voor tweederde van de zoete rijkswateren zijn daarmee de ecologische doelen voor 2027 binnen bereik. Aanvullende maatregelen hebben nauwelijks extra effect, behalve het op brede schaal inzetten van helofytenfilters en natuurvriendelijke oevers. Ook een variant waarbij alle buitenlandse en regionale wateren aan hun eigen gestelde doelstelling voldoen, levert nog extra reductie. Voor de stroomgebieden Maas en Schelde dalen in 2030 de gehalten van zink, cadmium en koper in rijkswater met respectievelijk 10, 20 en 25 procent. De gehalten voor PAK’s dalen hier 15 tot 20 procent. In de stroomgebieden van Rijn en Eems dalen de gehalten van de overige stoffen minder snel.

R

ijkswaterstaat werkt hard aan de implementatie van de Europese Kaderrichtlijn Water. Een belangrijk onderdeel hiervan is het opstellen van een landelijk afgewogen maatregelenpakket, ook wel aangeduid als het voorkeursalternatief. In dit artikel beschrijven we een project dat gericht is op het bepalen van de mate van doelbereik voor stoffen in 2027. Het betreft nutriënten, koper*, cadmium, zink en vijf PAK’s. Met de verkregen informatie kan het voorkeursalternatief beter worden onderbouwd. In het voorkeursalternatief chemie zijn maatregelen opgenomen voor rioolwaterzuiveringen, bedrijven, scheepvaart en voorbeeldgedrag diffuse bronnen (‘hand in eigen boezem’). Deltares en Witteveen+Bos voerden de studie uit met de KRW-verkenner. In H2O is al eerder gepubliceerd over de toepassingen van dit instrument, zoals in Zeeuws-Vlaanderen1).

Beleidsvarianten Het Milieu- en NatuurPlanbureau (MNP) heeft voor de ex-ante evaluatie KRW2) verschillende maatregelvarianten doorgerekend voor regionale wateren. Om samen de doorvertaling naar effecten voor de rijkswateren te kunnen maken, is in deze analyse gebruik gemaakt van dezelfde beleidsvarianten.

Daarnaast is voor nutriënten een ‘normenvariant’ meegenomen. Hierin is geanalyseerd welke rijkswateren wel en welke niet voldoen aan hun nutriëntendoelstelling, als aan alle landsgrenzen voldaan wordt aan de norm voor de Rijn (2,5 mg N/l en 0,14 mg P/l).

geformuleerde normen. Hiervoor zijn de nutriëntendoelstellingen per waterlichaam gebruikt die gelden voor de regionale wateren. Deze variant geeft met name inzicht in hoeverre de doelstellingen op elkaar zijn afgestemd.

Dit geeft overigens een te positief beeld, omdat de huidige normen in Duitsland, Vlaanderen en Wallonië ruimer zijn geformuleerd. Tegelijk is in deze variant verondersteld dat alle regionale wateren voldoen aan de

Voor metalen en de PAK’s is het niet mogelijk om een inschatting te maken van effecten van regionale maatregelen. Volstaan wordt met een variant voor 2015 en 2030, waarbij het huidig beleid (inclusief voorkeursalter-

De varianten die zijn uitgewerkt voor het MNP zijn: • de basisvariant (huidig beleid) Het huidig beleid is afgeleid door bij de maatregelen van de regiovariant na te gaan of dit huidig beleid is of niet. Dit is vrijwel altijd het geval. De basisvariant en regiovariant wijken dus nauwelijks van elkaar af; • de regiovariant (KRW), een maatregelendatabank van de regio’s van het Coördinatiebureau Stroomgebieden Nederland; • de aanvullende rwzi-variant, waarin maximaal wordt gezuiverd (80 tot 90 procent rendement); • aanvullende landbouwvariant helofytenfilters; • aanvullende landbouwvariant natuurvriendelijke oevers. Vanuit praktisch oogpunt zijn niet alle aanvullende landbouwvarianten meegenomen. Bij een vergelijking van de vrachtreductie voor deze varianten bleken de overige landbouwvarianten niet veel te verschillen van de basis- en regiovariant.

H2O / 14/15 - 2008

43


natief ) en autonome ontwikkelingen zijn meegenomen.

Tabel 1: Reductiepercentages nutriënten en metalen (%) in het buitenland ten opzichte van het basisjaar 2005.

Huidig beleid en autonome ontwikkelingen In alle varianten zitten zowel het huidig beleid als autonome** ontwikkelingen. Voor stikstof en PAK’s daalt de atmosferische depositie binnen het huidig beleid. We nemen op basis van recente TNO-schattingen aan dat de reductie van stikstof voor alle rijkswateren 20 procent bedraagt in 2015 ten opzichte van 2005 en 40 procent in 20303). Voor de atmosferische depositie van PAK’s worden reducties voorzien tot acht procent in 2015 en tot 14 procent in 2030 door een afname van emissies bij bedrijven en verkeer. In de Nota Mobiliteit4) wordt tussen 2000 en 2020 een toename van de binnenvaart voorspeld tussen de 40 en 80 procent. Toch zal dit niet automatisch tot een verhoogde emissie van PAK’s uit scheepshuidconservering leiden. De PAK-emissies van ‘oude’ schepen met koolteer zijn gedaald met 50 procent. Verder bleek dat nieuwe schepen en casco’s niet meer met koolteer varen. Voor de PAK-emissies uit smeermiddelen en afdichtingen wordt dezelfde lijn verwacht. We nemen voor 2015 en 2030 een daling aan van de PAK-emissies uit scheepvaart van 50 procent. Voor de overige bronnen gaan we ervan uit dat de toename van emissies door autonome ontwikkeling even groot zijn als de afname door technologische ontwikkeling.

Rijn hoofdstroom Rijn overige kleine wateren Maas hoofdstroom Maas overige kleine wateren Schelde hoofdstroom Kanaal Gent-Terneuzen Eems hoofdstroom kustrivier

N-totaal 2030

P-totaal 2030

cadmium 2030

koper 2030

zink 2030

15 15 20 15 15 15 15 7

15 15 35 25 35 25 15 8

5 5 20 10 20 10 5 15

5 5 25 15 25 15 10 15

5 5 15 10 15 10 5 10

Er is gebruik gemaakt van emissiegegevens die betrekking hebben op het jaar 20057). Begin dit jaar zijn er nieuwe cijfers voor de atmosferische depositie beschikbaar gekomen3). Met name voor stikstof en PAK’s waren de emissies veranderd. Deze zijn opnieuw ingevoerd in het model. Emissies als offshore en baggerverspreiding zitten nog niet in deze gegevensset. Ook de waterbodem als belasting is niet meegenomen. In feite is gebruik gemaakt van twee modellen. De KRW-verkenner is de oorspronkelijke modeltoepassing, die geschikt is voor alle stoffen. Om een koppeling te kunnen leggen met de MNP-berekeningen van verlaging van nutriëntenconcentraties in regionale wateren, is echter ook een nutriën-

tenverkenner ontwikkeld. Hierin is de directe belasting op rijkswater gehandhaafd, maar de indirecte emissies zijn vervangen door de berekende vrachten van het MNP voor regionale wateren. De vrachten uit regionale wateren zijn als 78 puntbronnen op de rijkswateren gezet. Deze benadering is vrij grof en kan in kleine rijkswateren tot vertekening leiden. Uit de validatie blijkt echter dat beide modellen goede resultaten geven. Alleen de uitkomsten voor de Hollandse IJssel zijn niet betrouwbaar, omdat de gehanteerde waterbeweging voor de aanwezige seizoensen getijdeinvloed te grof is.

Conclusies nutriënten Uit de berekeningen blijkt dat de nutriëntengehalten in rijkswateren in 2015 en 2030 in de variant huidig beleid al significant

Afb. 1: Relatieve afname van fosfaatgehalten in de rijkswateren bij het KRW-pakket in 2030.

Onder autonome ontwikkelingen worden ook prognoses van de buitenlandse vrachten meegenomen met als basisjaar 2005. De prognoses voor nutriënten en zware metalen staan in tabel 1. Voor de PAK’s zijn de reducties vijf tot tien procent voor de Rijn en Eems en vijf tot 20 procent voor de Maas en Schelde in 2030. Dit is per stof verschillend. Voor de kustrivier (zeewater uit Het Kanaal tussen Frankrijk en Engeland dat langs de Noordzeekust in noordoostelijke riching stroomt) varieert de reductie van PAK van vijf tot 20 procent in 2030. Opvallend is dat de verwachte reductie in de Rijn kleiner is dan in de Maas en Schelde. Dit is te verklaren door de verwachte investeringen in stedelijke afvalwaterzuivering in België, die reeds eerder in Duitsland zijn uitgevoerd.

Bouw model In 2006 is de basisversie van de KRW-verkenner rijkswateren gebouwd, die gebaseerd is op het Landelijke Stofstromenmodel en Distributiemodel5). De basisversie is binnen het huidige project door Deltares uitgebreid met de kust- en overgangswateren6). Hierbij is gebruik gemaakt van het kustzone- en het deltamodel. De Rijn, Maas, Eems en Schelde zijn belangrijke randen van het model. Daarnaast zijn er nog kleinere, grensoverschrijdende wateren en de kustrivier. Voor de rivieren zijn vrachten bepaald op basis van metingen van de periode 2004 t/m 2006.

44

H2O / 14/15 - 2008


platform Tabel 2: Doelbereik stikstof en fosfaat per variant (in % van het aantal rijkswateren).

huidig beleid

KRW-pakket

aanvullend rwzi

aanvullend aanvullend helofyten natuurvriendelijke normenfilters oevers variant

stikstof voldoet (%) voldoet net niet (%) voldoet niet (%) zout water (%)

2015 20 11 31 37

2030 28 6 30 37

2015 20 11 31 37

2030 28 6 30 37

2030 28 6 30 37

2030 33 15 15 37

2030 30 9 24 37

2030 41 13 9 37

fosfaat voldoet (%) voldoet net niet (%) voldoet niet (%) zout water (%)

2015 11 19 33 37

2030 13 17 33 37

2015 11 19 33 37

2030 13 17 33 37

2030 15 19 30 37

2030 17 15 31 37

2030 13 19 31 37

2030 33 17 13 37

zullen afnemen ten opzichte van de huidige situatie. Dit wordt veroorzaakt door het huidig beleid en de forse reductie van de buitenlandse aanvoer. Vooral in het Maas- en Scheldestroomgebied is een aanzienlijke reductie te verwachten door de ingebruikneming van een aantal grote rioolwaterzuiveringsinstallaties. In algemene zin zien we dat de fosfaatgehalten meer afnemen dan de stikstofgehalten. De stikstofgehalten dalen globaal gezien in 2015 (bij zowel de basisals regiovariant) met vijf tot 15 procent en in 2030 (voor alle varianten) met tien tot 25 procent. De fosfaatgehalten dalen in 2015

met vijf tot meer dan 25 procent en in 2030 met tien tot meer dan 25 procent. De extra reductie van stoffen die voortkomt uit het KRW-maatregelpakket is ten opzichte van de variant huidig beleid zeer beperkt, omdat slechts in beperkte mate extra KRW-maatregelen zijn voorzien ten opzichte van het al lopende huidige beleid. In afbeelding 1 is de relatieve afname van fosfaatgehalten in rijkswater opgenomen voor 2030 voor het KRW-pakket. Aanvullende rwzi-maatregelen blijken slechts weinig extra kwaliteitsverbetering op te leveren. Een substantiële inzet van helofytenfilters en

Afb. 2: Normoverschrijdingen van de nutriëntendoelstelling bij de normenvariant in 2030.

natuurvriendelijke oevers geeft nog wel extra verlaging van de concentraties in rijkswateren. In tabel 2 is de mate van doelbereik van nutriënten aangegeven voor de verschillende varianten. Aangezien voor zoute wateren getoetst wordt aan DIN (opgelost anorganisch stikstof ) in de winter en er geen zoute norm is voor fosfaat-totaal, zijn de zoute wateren niet getoetst. Er is ook een categorie ‘voldoet net niet’ aangehouden in verband met de modelonderzekerheid. Hierbij is een marge van 25 procent aangehouden. De conclusie is dat in 2030 bij het KRW-pakket en huidig beleid tweederde van de zoete rijkswateren zal voldoen aan de geformuleerde norm voor stikstof en fosfaat. Voor stikstof kan het percentage omhoog gebracht worden door inzet van aanvullende regionale maatregelen (rwzi en/of landbouwscenario’s) of de ‘normenvariant’. Voor fosfaat brengen de verschillende varianten geen verandering in het percentage wateren dat aan de norm voldoet, behalve de ‘normenvariant’. In afbeelding 2 is de mate van doelbereik voor fosfaat voor de normenvariant opgenomen. Hierin is te zien dat wateren in het Natte Hart (IJsselmeer, Ketelmeer en Vossemeer, de Randmeren-zuid, Zwartemeer), het Noordzeekanaal, het Volkerak-Zoommeer*** en Spuikanaal nog niet voldoen aan de geformuleerde doelstellingen in 2030. Dit zijn juist de eutrofiëringsgevoelige wateren. De analyse is strikt beperkt tot de toets of de doelstelling wel of niet gehaald wordt. In de huidige situatie is de biologie in het Natte Hart in 3 van de 6 waterlichamen wel op orde****, terwijl de nutriëntendoelstellingen nog (net) niet zijn bereikt. Op dit moment wordt bij de eindbeoordeling primair naar de biologie gekeken en secundair naar de nutriëntengehalten.

Conclusies metalen en PAK’s Voor zware metalen en PAK’s zullen - met name voor de Schelde en Maas - de gehalten significant dalen ten opzichte van de huidige situatie, zij het minder dan voor nutriënten. De afname voor zink bedraagt maximaal 15

H2O / 14/15 - 2008

45


procent in 2030, voor cadmium 20 procent en voor koper 25 procent. In combinatie met correctie voor de biologische beschikbaarheid lijken daarmee de grootste problemen voor metalen opgelost. Voor de Rijn is de relatieve afname van zware metalen en PAK’s ongeveer vijf procent. Voor de Eems ligt de afname tussen de vijf en tien procent. Voor de Maas is de afname maximaal 15 procent voor de PAK’s en voor de Schelde maximaal 20 procent. De afnames zijn verschillend per individuele PAK. Naast afnames bij de grens zijn voor PAK’s ook de emissiereducties van de scheepvaart van belang. Uitspraken over de mate van doelbereik van de PAK’s kunnen vanwege de onbetrouwbaarheid van de meetgegevens nog niet worden gedaan.

moniseerde deel A) meer concrete informatie beschikbaar komt. Aanbevolen wordt om de prognoses hierop nader te herbeoordelen.

Samenvattend Vrijwel zeker zijn in 2015 de doelen nog niet gehaald, maar in 2027 komen de doelen voor met name nutriënten echt binnen bereik. De biologie zal daarbij de werkelijke graadmeter vormen. Voor metalen lijken dan ook de grootste problemen voorbij, zeker met correctie voor de biologische beschikbaarheid. Het is nog te vroeg om achterover te leunen, mogelijk dat voor PAK’s nog een extra stap gezet moet worden. Meer informatie is te vinden in de rapportage ‘Analyse van effecten van huidig beleid en KRWmaatregelen op de waterkwaliteit wat betreft stoffen in de rijkswateren’7).

Aanbevelingen Het blijft lastig om betrouwbare prognoses op te stellen voor effecten van het buitenlands beleid, omdat er vanuit het buitenland nauwelijks informatie beschikbaar is. De prognoses hebben wel een grote invloed op de modeluitkomsten. De verwachting is dat met het beschikbaar komen van het ontwerp-stroomgebiedsbeheerplan (met name het internationaal gehar-

LITERATUUR 1) Driesprong A., P. Paulus, J. Goossen en E. de Bruine (2008). KRW-verkenner toegepast op de wateren in Zeeuws-Vlaanderen. H2O nr. 1, pag. 34-36. 2) Planbureau voor de leefomgeving (2008). Kwaliteit voor Later. Ex ante evaluatie Kaderrichtlijn Water. 3) Roemer M. et al. (2008). Atmosferische depositie op Nederland en NCP. TNO. 4) VROM (2004). Nota Mobiliteit.

5) Arcadis (2006). Opdrachtoplevering ‘Uitbreiding van de landelijke stofstromenmodule KRW-verkenner. 6) Deltares (2008). Schematisatie kust- en overgangswateren voor de KRW-verkenner. 7) www.emissieregistratie.nl. NOTEN * Voor koper en zink is in de analyse nog geen rekening gehouden met de biologische beschikbaarheid. Te verwachten is dat de huidige normoverschrijdingen daarmee al vergaand zullen zijn afgenomen. ** Autonome ontwikkelingen zijn demografische, economische ontwikkelingen en beleidsontwikkelingen buiten het waterbeleid. *** Voor het Volkerak-Zoommeer wordt in een planstudie uitgezocht in welke mate het weer met zout water verbonden kan worden. Het zout maken van het Volkerak-Zoommeer zal naar verwachting de eutrofiëringsproblemen sterk verminderen. Voor de korte termijn is als tijdelijke maatregel voorzien in actief biologisch visbeheer. **** In de huidige situatie is alleen het kwaliteitselement ‘fytoplankton’ in drie van de zes waterlichamen op orde (> 0,6 in de Randmeren Oost en Zuid en het Ketelmeer); bij de andere komt het in de buurt. Dit heeft vooral te maken met de sterke ontwikkeling van mosselen, die door de sterke bevissing van brasem de ruimte krijgen om te ontwikkelen en de algen beperken.

advertentie

GIET UW WERVING VOOR OPLEIDING & PERSONEEL IN HET JUISTE VAT Reserveer ook uw personeelsadvertentie in H 2O, hét tijdschrift voor watervoorziening en waterbeheer.

010 - 4274154

46

H2O / 14/15 - 2008


platform

Marieke de Lange, Wageningen Universiteit Centrum Ecosystemen Gertie Arts, Wageningen Universiteit Centrum Water en Klimaat Olga Clevering, Rijkswaterstaat Waterdienst

Versterkt belasting watersysteem met bestrijdingsmiddelen de gevolgen van eutrofiëring? In veel Nederlandse wateren komt terugkerende (blauw)algenbloei voor. Dit belemmert het bereiken van een goede ecologische toestand, zoals de KRW voorschrijft. Is de oorzaak hiervan enkel de nutriëntenbelasting of spelen ook toxische stoffen, zoals bestrijdingsmiddelen, hierin een rol? Deze vraag is in een pilot literatuurstudie onderzocht1). Hieruit bleek dat belasting van watersystemen met insecticiden, herbiciden én fungiciden processen in gang kunnen zetten die lijken op de processen die met eutrofiëring geassocieerd worden: toename van algen en afname van waterplanten. Deze symptomen van eutrofiëring kunnen bij sommige middelen en onder bepaalde omstandigheden optreden bij een concentratie die tien maal hoger ligt dan de drempelwaarde voor ecotoxicologische effecten.

D

e mate van voedselrijkdom in een watersysteem is een belangrijke factor die bepaalt of het systeem helder met waterplanten is of troebel door algen. Bij het voedselrijker worden neemt het doorzicht van het water af door toenemende algenbloei. Praktijkervaringen hebben geleerd dat de relatie met doorzicht bij toenemende voedselrijkdom anders verloopt dan bij afnemende voedselrijkdom, dat wil zeggen de heenweg is anders dan de terugweg: hysterese (zie afbeelding 1)2). Bij lage nutriëntenbelasting is het water helder, bij hoge nutriëntenbelasting is het water troebel. Bij een belasting tussen deze uitersten in is het systeem òf helder òf troebel. Een verstoring van buitenaf kan in dit tussengebied leiden tot een omslag van het ene evenwicht (helder) naar het andere evenwicht (troebel, zie afbeelding 1). Belasting met bestrijdingsmiddelen kan zo’n verstoring zijn. De stabiliteit van een ecosysteem wordt ook beïnvloed door andere

factoren van buitenaf, zoals peilbeheer, inrichting van het systeem en andere toxicanten dan bestrijdingsmiddelen3)). Bestrijdingsmiddelen die in de landbouw gebruikt worden, hebben een specifieke en bedoelde werking op plaagorganismen. Ze behoren tot de insecticiden (werking op insecten), herbiciden (werking op planten) of fungiciden (werking op schimmels). Door drift, af- en uitspoeling belanden bestrijdingsmiddelen in het oppervlaktewater. Bij belasting met concentraties boven de kritische drempelwaarden kunnen negatieve effecten optreden bij organismen die lijken op de plaagorganismen waarvoor ze toegepast worden (zie ook kader). Bijvoorbeeld herbiciden zijn Afb. 1: Voorbeeld van de relatie tussen nutriëntenconcentratie en doorzicht in ecosysteem. Het gearceerde gebied geeft weer dat bij één nutriëntenconcentratie twee evenwichten mogelijk zijn.

schadelijk voor algen en waterplanten, insecticiden voor kleine ongewervelde waterdieren, zoals watervlooien en insecten. De verschillende groepen bestrijdingsmiddelen hebben zo ieder hun eigen aangrijpingspunten in het ecosysteem (zie afbeelding 2). In deze pilot literatuurstudie is onderzocht óf en hoe bestrijdingsmiddelenbelasting een rol speelt bij het troebel worden of blijven van ecosystemen, Dit is gedaan door middel van een literatuurstudie, en met behulp van het informatiemodel PERPEST4).

Welke effecten kunnen optreden? Behalve de direct negatieve (giftige) effecten die bestrijdingsmiddelen kunnen hebben op gevoelige organismen, kunnen ze ook doorwerken in het ecosysteem via indirecte effecten, in effectketens (zie afbeelding 3). Als een insecticide een negatief effect Afb. 2: Voorbeeld van een voedselweb met aangrijpingspunten voor bestrijdingsmiddelen. 1 = herbiciden, 2 = insecticiden, 3 = fungiciden.

Van bestrijdingsmiddelenbelasting is sprake als de concentratie van bestrijdingsmiddelen in het veld hoger ligt dan de kritische drempelwaarde. De kritische drempelwaarde is de concentratie waarbij het ecosysteem op basis van statistische methoden geen effecten ondervindt.

H2O / 14/15 - 2008

47


heeft op grazende watervlooien, worden algen niet meer weggegrazen en kunnen zo tot bloei komen. Dit wordt in de meeste studies naar de effecten van insecticidenbelasting aangetoond. Effectketens kunnen ook andersom werken: als de hoeveelheid voedsel sterk verandert of als competitie om voedsel verandert. Bij blootstelling aan meerdere bestrijdingsmiddelen kunnen deze twee effecten ook tegelijkertijd optreden. De doorwerking van effecten kan bij sommige middelen en onder bepaalde omstandigheden leiden tot een omslag in ecosysteemstructuur (toename van algen) en dus tot effecten die lijken op eutrofiëring. Uiteindelijk kunnen waterplanten hierdoor verdwijnen. Directe effecten kunnen voorspeld worden op basis van experimenten. Indirecte effecten zijn moeilijker te voorspellen. Deze worden vooral bepaald door de opbouw van het

Afb. 3: Voorbeeld van een voedselketen en aangrijpingsmechanismen van herbiciden (bovenste deel, bottom-up effect), insecticiden (middelste deel, top-down effect) en fungiciden (onderste deel, onbekend effect). Veranderingen zijn aangegeven ten opzichte van de uitgangsituatie in afbeelding 2.

voedselweb en omstandigheden ter plaatse. Indirecte effecten van bestrijdingsmiddelenbelasting kunnen belangrijk zijn bij langdurige blootstelling aan lage concentraties. Dit is momenteel een kennishiaat. Een voorbeeld van het indirect doorwerken van effecten is dat belasting met insecticiden biomanipulatie (de verwijdering van vis om grote watervlooien te bevoordelen en op deze manier waterkwaliteit te verbeteren via indirecte effecten) in meren kan tegenwerken5).

Bij welke concentraties? Een belangrijke vraag voor beheerders is bij welke concentraties in het veld deze effecten op kunnen treden. De meeste studies beschrijven de effecten op korte termijn van één bestrijdingsmiddel in een klein proefsysteem. Een ecosysteem in het veld (veel grotere ruimtelijke schaal) staat echter vaak langdurig bloot aan mengsels van bestrijdingsmiddelen in lage concentraties. Doorvertaling van experimenten naar de veldsituatie vergt dus extrapolatie in ruimte en tijd. Het model PERPEST kan gebruikt worden om te bepalen bij welke concentraties welke effecten verwacht kunnen worden. PERPEST is een informatiemodel gebaseerd op een techniek waarmee nieuwe vragen, bijvoorbeeld het effect van stof X, wordt beantwoord met behulp van bestaande gegevens, in dit geval resultaten van modelecosysteem experimenten) (Case-Based Reasoning). Het model is ontworpen om de ecologische risico’s van bestrijdingsmiddelen te voorspellen bij specifieke concentraties van één of meerdere stoffen. Het model is niet bedoeld om te extrapoleren in tijd en ruimte. In onze studie zijn de achterliggende artikelen gebruikt om concentraties te kwantificeren waarbij algengroei en/of afname waterplanten als indirect effect optreedt. Waar mogelijk is onderscheid gemaakt tussen effecten op de korte en lange termijn. Het quotiënt tussen de effectconcentratie en de concentratie waarbij statistisch geen effect op het ecosysteem kan worden aangetoond (NOEC), vormt een belangrijk hulpmiddel bij de analyse. De tabel geeft een overzicht van het aantal studies waarin een toename in algenbiomassa en/of afname in waterplanten is waargenomen. Langdurende effecten waren niet altijd bestudeerd. Ze

Samenvatting van de resultaten uit PERPEST. In totaal 63 studies, bij 19 studies quotiënt ≤10. Per stofgroep is het aantal bestrijdingsmiddelen weergegeven waarvan het quotiënt tussen effectconcentratie en NOEC 10 of kleiner is. Bij deze 19 studies namen algen toe in biomassa. Effecten op de lange termijn zijn meestal niet bestudeerd.

48

stofgroep

aantal stoffen in pilot

totaal aantal studies

range in quotiënt

herbiciden insecticide fungiciden

3 7 1

7 11 1

1-10 2.4-10 10

H2O / 14/15 - 2008

aantal aantal studies studies met alleen met effecten effecten op korte op termijn, lange korte termijn niet termijn bestudeerd

3 3 -

3 8 -

aantal studies met effecten op lange termijn

1 1

werden alleen bij een quotiënt van tien waargenomen. Uit deze pilotanalyse van experimenten, waarin één bestrijdingsmiddel is toegediend, kan worden geconcludeerd dat bij sommige stoffen bij een concentratie 10 maal hoger dan de NOEC, een omslag in structuur kan optreden, namelijk een langdurige toename van algen en daardoor een afname in waterplanten. Bij concentraties die minder dan 10 maal hoger zijn dan de NOEC, kan de algenbiomassa gedurende korte tijd toenemen, maar hoeft dit niet in alle gevallen te leiden tot verdwijnen van waterplanten. Voor extrapolatie naar het veld betekent het voorgaande dat bij een concentratie die 10 maal of nog hoger is dan de NOEC, kans bestaat op een omslag in ecosysteemstructuur. Hoe groot deze kans is vraagt nader onderzoek. Het mogelijke effect van mengseltoxiciteit is niet meegenomen in deze PERPEST-analyse.

Implicaties voor beheer en beleid Een belangrijke uitkomst van het onderzoek is dat de wijze waarop overschrijdingen van veilige normen van bestrijdingsmiddelen zullen doorwerken in een meer of sloot, afhangt van het type water, de planten en dieren die erin aanwezig zijn en hun onderlinge wisselwerking. De beste beheeroptie zal daarom per waterlichaam opgesteld moeten worden. De wisselwerking tussen nutriëntenbelasting en bestrijdingsmiddelen kan tot gevolg hebben dat een door algen gedomineerd, troebel systeem in stand wordt gehouden. De effectiviteit van maatregelen, zoals actief biologisch beheer, gericht op het weer helder maken van water en terugkeer van waterplanten, kan worden verstoord door de bestrijdingsmiddelenbelasting. De kennis over de werking van bestrijdingsmiddelen en effecten op modelecosystemen is veelal verzameld voor kortdurende blootstelling aan een enkele stof. Kennishiaten voor de veldsituatie zijn effecten van (mengsels van) stoffen bij langdurig lage blootstelling, welke oorzaak-gevolgketens er zijn en hoe indirecte effecten doorwerken op het gehele ecosysteem. De huidige routinematige monitoring is onvoldoende om de vraag te beantwoorden in welke mate de bestrijdingsmiddelenbelasting en nutriëntenbelasting in wisselwerking de ecosysteemstructuur beïnvloeden. LITERATUUR 1) Arts G. en H. de Lange (2008). Kan belasting van watersystemen met bestrijdingsmiddelen de gevolgen van eutrofiëring versterken? Alterra. In opdracht van Rijkswaterstaat Waterdienst. 2) Scheffer M. (1998). Ecology of shallow lakes. Chapman & Hall, London. 3) Jaarsma N. et al. (2008). Van helder naar troebel .. en weer terug. STOWA. Rapport 2008-04. 4) Van den Brink P. et al. (2002). A cased-based reasoning model to predict ecological risks of pesticides. Environ. Toxicol. Chem. 21, pag. 25002506. 5) Fleeger J. et al. (2003). Indirect effects of contaminants in aquatic ecosystems. Science of the Total Environment 317, pag. 207-233.


agenda 4 september, Rotterdam Industrieel water congres over de stand van zaken rond industrieel water, met aandacht voor hergebruik van proceswater, ontzouting, membraantechnologie en koelwater én de strengere wetgeving voor het lozen of hergebruik van afvalwater. Aan het einde van de dag is een bezoek mogelijk aan de demineraliseringsinstallatie van Evides in Pernis. Organisatie: Euroforum. Informatie: (040) 297 49 77.

10 september, Den Haag Water 2040 en later? debat in de namiddag over de invulling van het streefbeeld voor 2040 (als onderdeel van het Nationaal Waterplan) en de keuzen die daarvoor nu al gemaakt moeten worden. Organisatie: NIROV en het ministerie van Verkeer en Waterstaat. Informatie: Kathleen Libanon (070) 302 84 33.

15 september, Nijkerk Grondroerdersregeling congres over de WION (Grondroerdersregeling) en het voorkómen van schade aan kabels en leidingen, met als gasten onder andere Annemarie Jorritsma en Elco Brinkman. Organisatie: het Kabels- en Leidingenoverleg (KLO), Bouwend Nederland, Kadaster, KLIC en het ministerie van Economische Zaken. Informatie: www.graafschade-voorkomen.nl.

24-25 september, Scheveningen De nationale waterconferentie elfde editie van de tweedaagse conferentie over ontwikkelingen in het waterbeheer en waterbeleid; op de eerste dag staat veiligheid centraal, op de tweede dag gebiedsontwikkeling. Met onder andere bijdragen van Pier Vellinga, Pavel Kabat, Elco Brinkman, Marleen van Rijswick en Alfred van Hall. Organisatie: Studiecentrum voor Bedrijf en Overheid. Informatie: (040) 297 49 80.

25 september, Utrecht Riolering jaarlijks terugkerende dag met 21 korte informatieve lezingen over allerlei zaken die met riolering te maken hebben, verdeeld over grondwater, regenwater, beheer én beleid en regelgeving voor technici. Organisatie: Stichting RIONED. Informatie: (0318) 63 11 11.

29 september - 3 oktober, Amsterdam Understanding of and adaptation to current and future climate Europese conferentie waarop experts op het gebied van klimaat en adaptatie en beleidsmakers die maatregelen moeten implementeren, met elkaar in discussie gaan over mogelijke oplossingen om de ruimtelijke ordening klimaatbestendig te maken. Eén van de sessies gaat over het klimaatbestendig maken van het watersysteem. Het KNMI is gastheer van deze Europese klimaatconferentie. Informatie: meetings.copernicus.org/ems2008.

30 september - 3 oktober, Amsterdam Aquatech 22e editie van de grootste vakbeurs op het gebied van proces-, drink- en afvalwater in Nederland, met een congresprogramma dat georganiseerd wordt door de International Water Association. Organisatie: Amsterdam RAI. Informatie: (020) 549 12 12.

7 oktober, Noordoostpolder Bedreigingen omzetten naar kansen in het IJsselmeergebied jaarlijkse netwerkdag die dit jaar in het teken staat van de toekomst van het IJsselmeergebied, met ‘s middags een excursie naar het Zwarte Meer. Organisatie: Rijkswaterstaat IJsselmeergebied. Informatie: Ernst Rijsdijk (0320) 29 73 62.

9 oktober, Utrecht Waterschapshuis en IDsW jaarlijkse netwerkdag die dit jaar in het teken staat van implementeren, architectuur en vraagsturing. Organisatie: Het Waterschapshuis en IDsW. Informatie: www.idsw.nl.

23 oktober, Utrecht Water en gebiedsontwikkeling studiedag over gebiedsontwikkeling met water als centraal thema en specifiek aandacht voor ontwikkelingen op beleidsniveau en op het gebied van regelgeving. Organisatie: NIROV. Informatie: Martijn Vos (070) 302 84 11.

Buitenland

14 juni-14 september, Zaragoza (S.) Water and Sustainable Development wereldtentoonstelling EXPO die dit jaar in het teken staat van water en duurzame ontwikkeling. Informatie: www.expo2008.es.

17-23 augustus, Stockholm World Water Week De World Water Week staat deze keer in het teken van water voor een schone en gezonde wereld, met de focus op sanitatie. Dit forum is een ontmoetingsplaats om samenwerkingsverbanden aan te gaan en kennis en ervaringen uit te wisselen op mondiaal niveau. Organisatie: Stockholm International Water Institute. Informatie: www.worldwaterweek.org.

1-4 september, Brisbane Riversymposium elfde editie van het internationale congres over de rivieren. Informatie: www.riversymposium.com.

16-18 september, Kazakhstan WaterTech Central Asia eerste editie van deze beurs en conferentie over (drink)watertechnologie. Organisatie: Kenes Exhibition en ITECA. Informatie: www.iwtca.com/en.

22-24 september, Boedapest Kunststof pijpen 14e editie van de internationale conferentie voor gebruikers en producenten van kunststof pijpen. Vooral in Oost-Europa zijn kunststof pijpen aan een opmars bezig. De nadruk ligt dit jaar op het milieu. Organisatie: TEPFA, PE 100+, PVC4Pipes en Plastic Pipes Institute. Informatie: www.ppxiv.com.

1-3 oktober, Antwerpen Dredging facing sustainability congres voor de baggersector, met dit jaar vooral aandacht voor het milieu en de mogelijke bijdrage aan een wat duurzamere wereld. Oragnisatie: Central Dredging Association. Informatie: Anna Csiti (015) 268 25 75.

1-3 oktober, Almeria (S.) CIERTA vijfde editie van de beurs en de tweede editie van de internationale conferentie over duurzame energie en watertechnologie. Organisatie: Camara Palacio de Exposiciones y Congresos. Informatie: www.almeriaferiasycongresos.com.

30-31 oktober, Brussel Managing water related information in support of WFD and IWRM implementation conferentie over de ruimte tussen wetenschappelijke kennis op het gebied van water en het daadwerkelijk uitgevoerde waterbeleid (Water Framework Directive en het Integrated Water Resources Management). Organisatie: SPI-Water (Scientific Support Priority-project van de Europese Commissie). Informatie: info@spi-water.eu.

30-31 oktober, Hamburg Stedenbouw met water studiereis naar Hamburg, een stad die momenteel voor dezelfde ruimtelijke opgaven staat als gemeenten als Dordrecht, Rotterdam, Nijmegen en Tiel, namelijk buitendijkse gebiedsontwikkeling, de ontwikkeling van een waterfront en hoogwaterbescherming. Organisatie: Nirov. Informatie: Martijn Vos (070) 302 84 11 (inhoudelijk) of Merle Bosschaart (070) 302 84 39 (voor aanmelding of het ontvangen van de brochure).

10-12 november, Beijing Water Expo China zesde editie van deze internationale beurs voor de watersector in China. Organisatie: Chinese Hydraulic Engineering Society en Messe Frankfurt. Informatie: www.waterexpo.cn.

H2O / 14/15 - 2008

49


handel & industrie Nieuwe installatie voor afvalwater- DHV bouwt zuivering met zuivere zuurstof afvalwaterzuivering in Frankrijk Air Products heeft een nieuwe installatie toegevoegd aan zijn assortiment innovatieve afvalwaterreinigingssystemen: de T5 Oxygen Generator. Deze kan tot 6,5 ton zuurstof per dag produceren. Daarmee is het systeem geschikt voor nagenoeg elke industriële of gemeentelijke locatie. Bedrijven komen onder steeds grotere druk te staan om aan de milieuregelgeving op het gebied van afvalwaterzuivering te voldoen. De regelgeving wordt strenger. Veel bedrijven lopen ook tegen de capaciteitsgrenzen van hun installatie aan. In dit geval kan het interessant zijn de aanvullende inzet van zuivere zuurstof te overwegen, omdat de combinatie van zuurstof en conventionele beluchting één van de meest effectieve vormen van afvalwaterbehandeling is, aldus Air Products. Voor veel bedrijven vormen de kosten van zuurstofleveringen op locatie echter een belemmerende factor. Voor deze bedrijven is het OXY-DEP VSA-systeem ontwikkeld. Het bestaat uit een zuurstofgenerator en een mixer. De installatie pompt atmosferische lucht rond en verwijdert daaruit via een dehydratielaag eerst alle waterdamp, kooldioxide en koolwaterstoffen. Hierdoor blijven alleen zuurstof- en stikstofmoleculen over. De stikstof wordt vervolgens geadsorbeerd, terwijl de nagenoeg pure zuurstof die overblijft doorstroomt naar het speciale reservoir. Die zuurstof wordt op zijn beurt met behulp van de mixer in het afvalwaterbassin verspreid. De T5 Oxygen Generator is door zijn modulaire opbouw en flexibiliteit geschikt voor gebruik in uiteenlopende afvalwaterreinigingssystemen, gaande van industriële afvalwatersystemen tot systemen voor de reiniging van percolatiewater op stortplaatsen en gemeentelijke afvalwatersystemen. De kosten van de installatie vallen lager uit dan die van een conventionele behandelingsmethode met atmosferische lucht.

Het gebruik van zuurstof kan bovendien de CZV- (chemisch zuurstofverbruik) en BZV-waarden (biochemisch zuurstofverbruik) aanzienlijk verbeteren. Dit heeft een flinke efficiëntieverbetering tot gevolg, waardoor seizoenspieken en andere fluctuaties gemakkelijk op te vangen zijn. Bovendien hebben de verbeterde waarden een lagere geur- en schuimvorming tot gevolg en wordt de slibvorming teruggedrongen. Dit laatste is te danken aan het feit dat pure zuurstof het bezinkproces verbetert. Op dit moment zijn de OXY-DEP VSA-afvalwaterbehandelingssystemen verkrijgbaar in drie uitvoeringen: voor 260 kilo, 875 kilo en 6.500 kilo, waarbij het gewicht verwijst naar het volume aan pure zuurstof dat ze per dag kunnen produceren. De T5 Oxygen Generator heeft een zuurstofgenerator die losgekoppeld is van de mixer. De mixer is gemonteerd aan een mast, waardoor deze gemakkelijk te installeren is en bereikbaar blijft zonder dat de normale werking van het afvalwaterbassin wordt gestoord. Bovendien is het mogelijk een (de)nitrificatiecyclus te draaien door het zuurstofgehalte in een bassin respectievelijk te verlagen of te verhogen. Het is dus niet langer nodig een afzonderlijke denitrificatietank aan te schaffen.

DHV heeft samen met collegabedrijven Demathieu en Souces een ontwerp- en bouwopdracht binnengehaald voor een afvalwaterzuiveringsinstallatie in de buurt van de Franse stad Montpellier. Bij het ontwerp van de installatie is duurzaamheid een belangrijk uitgangspunt. Het afvalwater wordt volgens strenge eisen gezuiverd, waarbij zo weinig mogelijk chemicaliën en energie worden gebruikt om het milieu zoveel mogelijk te ontzien. Daarnaast zal de installatie naar verwachting gedeeltelijk op duurzame energie gaan draaien, waardoor de CO2-uitstoot wordt verminderd. Het slib dat het zuiveringsproces produceert, hoeft bovendien niet te worden verbrand, aangezien het wordt omgezet in compost voor onder andere de landbouw. Ten slotte moet de installatie optimaal in de omgeving passen en mag geen geluid- en geuroverlast vóórkomen. De bouw begint waarschijnlijk in oktober. Als de zuivering in werking treedt, zal het afvalwater ruim aan de geldende Europese normen voldoen, waardoor het milieu én de zwemmers in de Middellandse Zee worden beschermd. De installatie zal ongeveer 30.000 mensen bedienen in de gemeenten Pignan, Saussan en Fabrègues. Voor meer informatie: www.dhv.nl.

Vanwege het vernieuwende ontwerp is de T5 Oxygen Generator genomineerd voor de Aquatech Innovation Award 2008. De installatie dingt mee in de categorie ‘waterbehandeling’. De winnaar van de prijs wordt bekendgemaakt tijdens de opening van Aquatech in Amsterdam op 29 september. Voor meer informatie: www.airproducts.com/vsa.

De zuurstofgenerator, die samen met conventionele beluchting afvalwater effectief kan behandelen.

Arcadis neemt Meander over Advies- en ingenieursonderneming Arcadis neemt het zes mensen tellende Meander Advies en Onderzoek BV over, een klein en innovatief adviesbureau in het waterbeheer met een sterk accent op rivierkundige projecten. De modellering van rivierafvoeren levert de basis op voor gewenste dijkhoogten, voor veiligheidsstudies en voor het ontwerp van bijvoorbeeld rivierverruiming, uiterwaardverlaging en andere activiteiten in het winterbed van rivieren. Meander richt zich op projectvoering, advies, onderzoek en training in hydrologisch, hydraulisch en morfologisch modelleren. Het houdt zich bezig met integraal waterbeheer, geografische informatiesystemen en remote sensing, applicatie-ontwikkeling, systeemanalyse en wiskundige modellering. In het verleden hebben de twee bureaus al gezamenlijk projecten uitgevoerd. Voor meer informatie: Tim Preger (033) 477 11 51.

50

H2O / 14/15 - 2008


TIJDSCHRIFT VOOR WATERVOORZIENING EN WATERBEHEER

We gaan er weer een spetterende Aquatech van maken, u ook? Breng uw bedrijf of product onder de aandacht van specialisten die zich dagelijks bezighouden met water en adverteer in de H2O Aquatech-themanummers.

Rondom Aquatech 2008 geeft H2O drie themanummers uit: n voorbeschouwing: verschijnt op 12 september n hĂŠt beursnummer: verschijnt op 26 september, met een extra hoge oplage in verband met verspreiding op de beurs n nabeschouwing: verschijnt op 10 oktober ProďŹ teer nu van een speciale aanbieding: adverteer in de 3 Aquatech -themanummers en ontvang een 4e plaatsing in een door u te bepalen reguliere H2O-uitgave.

Laat deze kans niet lopen!

Informeer naar de advertentiemogelijkheden bij: Roelien Voshol tel.: 010 427 41 54 r.voshol@nijgh.nl Brigitte Laban tel.: 010 472 41 52 b.laban@nijgh.nl


Kennis krijgt pas waarde als je er iets mee doet Daarom ondersteunt Kiwa Water Research u ook bij toepassing en onderhoud van kennis Kiwa Water Research Betrouwbaar drinkwater is van levensbelang. Kiwa Water Research levert de kennis en technologie die nodig zijn voor een optimale kwaliteit in watervoorziening en -beheer. Samen met en voor de drinkwaterbedrijven ontwikkelen en managen wij kennis voor een onberispelijke drinkwaterkwaliteit, nu en in de toekomst.

Blauw, groen, waterketen Kiwa Water Research biedt ministeries, provincies, waterschappen en terreinbeheerders oplossingen op maat voor watergerelateerde vraagstukken rond watersysteem en waterketen, waterkwaliteit en –kwantiteit, natuur, afvalwaterbehandeling en asset management.

Kiwa Industrie & Water Industriële partners krijgen via Kiwa Industrie & Water efficiënt toegang tot waterkennis voor hún praktijk met ondersteuning bij dagelijkse watervraagstukken, implementatietrajecten, troubleshooting en kwaliteitsborging. Binnen het onderzoeksprogramma OPIW en met individuele bedrijven, brancheorganisaties en waterbedrijven ontwikkelt en implementeert Kiwa Industrie & Water innovatieve watertechnologie.

BTO Bedrijfstakonderzoek van de waterbedrijven

Kiwa Water Research Kiwa Industrie & Water telefoon (030) 606 95 11 e-mail info@kiwawaterresearch.eu

www.kiwawaterresearch.eu


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.