20080912081823

Page 1

41ste jaargang / 12 september 2008

18 /

2008

TIJDSCHRIFT VOOR WATERVOORZIENING EN WATERBEHEER

REACTIES OP ADVIES DELTACOMMISSIE PWN PAST NIEUWE ZUIVERING TOE MET ACTIEVE KOOL VOORBESCHOUWING AQUATECH RISICO’S VAN CYSTOSTATICA IN AQUATISCH MILIEU


Be

R

ec h at

ek ons op A zo qu Euro stan pahal d 01 .500 AI Am sterdam

6000 deskundigen in 140 landen, aan het werk op 5 continenten Overtuigen en harten winnen Leer ons kennen en u voelt het verschil. Misschien ontdekt u dat we nooit, maar dan ook nóóit opgeven - voor welke uitdaging we ook staan. Of u ziet hoe wij onophoudelijk streven naar het hoogst haalbare; dat we werken voor een groter, universeel doel. Welk verschil u ook opvalt: wij zijn 6000 mensen in 140 landen op 5 continenten die zich met hart en ziel inzetten om u de beste, meest effectieve, geïntegreerde oplossingen te bieden. De toewijding maakt ons die we zijn: ITT Water & Wastewater. We zijn de optel som van onze uitmuntende ITT-merken: Flygt, Sanitaire, Wedeco en Leopold. En overal ter wereld staan onze ondersteunende organisaties paraat om nauw met u samen te werken, waar u ook bent. Wij werken op 140 innovatieve manieren om u te overtuigen van onze kwaliteit en uw hart voor ons te winnen. ITT Water & Wastewater is eigendom van de ITT Corporation, White Plains

www.ittwww.nl en www.ittwww.be


De toekomst

A

fgelopen week is geschiedenis geschreven, zeker voor de Nederlandse watersector. De tweede Deltacommissie heeft een 134 pagina’s dik advies overhandigd aan premier Balkenende en staatssecretaris Huizinga, waarin ze voorstellen doet voor een betere beveiliging van Nederland tegen hoog water, zowel vanuit zee als vanuit het buitenland via de rivieren. Uiteindelijk zijn de - omstreden - plannen buiten het advies gebleven. De twee meest heikele onderwerpen die overblijven, zijn de toekomst van de zoetwatervoorziening in Zuidwest-Nederland en de veranderingen rond het IJsselmeer als gevolg van een peilopzet van maximaal 1,5 meter over zo’n 100 jaar. Maar dus geen verbod op het bouwen in diepe polders of andere plaatsen waar het uit waterhuishoudkundig oogpunt af te raden valt. Geen stop op verdere

H2O tijdschrift voor watervoorziening en waterbeheer verschijnt ééns per 14 dagen Officieel orgaan van Stichting tot uitgave van het tijdschrift H2O en haar participanten: - Vereniging van Waterbedrijven in Nederland - Koninklijke Vereniging voor Waterleidingbelangen in Nederland - Nederlandse Vereniging voor Waterbeheer - Kiwa Water Holding BV Uitgever Rinus Vissers Redactie Peter Bielars (hoofdredacteur) Michiel van Zaane Gerda Pieters Redactiesecretariaat Dora Pompe Redactieadres en uitgeverij Postbus 122, 3100 AC Schiedam telefoon (010) 427 41 65 fax (010) 473 26 40 e-mail h2o@nijgh.nl Bezoekadres: ’s-Gravelandseweg 565 3119 XT Schiedam Redactiecommissie Harry Tolkamp (voorzitter/NVA) André Struker (KVWN) Frits Vos (VEWIN) Gerda Sulmann (Kiwa Water Research) Advertentieverkoop Roelien Voshol (010) 427 41 54 Brigitte Laban (010) 427 41 52 Mediaorder Carola Sjoukes (010) 427 41 41 Sonja Voois (010) 427 41 40 fax (010) 473 20 00 Abonnementenservice Pauline Roos (010) 427 41 08 Tini van Schijndel (010) 427 41 08 e-mail abo@nijgh.nl fax (010) 426 27 95 Abonnementsprijs € 99,- per jaar excl. 6% BTW € 131,- per jaar voor buitenland € 8,50 losse exemplaren excl. 6% BTW Abonnementen gelden voor één jaar en worden – zonder tegenbericht – automatisch verlengd. Opzeggingen dienen schriftelijk uiterlijk 6 weken voor het aflopen van de abonnementsperiode te geschieden aan bovenstaand postadres. Druk en lay-out Den Haag mediagroep b.v., Rijswijk Copyright Nijgh Periodieken B.V., 2008 Het auteursrecht op de inhoud van dit tijdschrift wordt uitdrukkelijk voorbehouden. Overname van artikelen alleen na schriftelijke toestemming van de uitgever. www.vakbladh2o.nl

bebouwing langs de rivieren. Het gevolg daarvan is dat steden als Rotterdam en Dordrecht serieus in de problemen dreigen te komen. Het water kan in die omgeving straks geen kant meer op. Maar wel een pleidooi om zo snel mogelijk alle dijken langs de rivieren te versterken zodat ze voldoen aan de huidige normen. En een grote rol voor een natuurlijke aanwas van de kust vanuit zee. Dat de Deltacommissie hiermee projectontwikkelaars en baggeraars veel werk geeft, is voor hen prettig, maar niet het belangrijkste. De commissie Veerman heeft een gedegen advies op tafel gelegd, waar vrijwel alle waterbeheerders zich wel in grote lijnen in kunnen vinden. En voor de oplossing van de twee genoemde problemen hebben de betrokkenen nog even tijd. Peter Bielars

inhoud nº 18 / 2008 / *thema 4 / Reacties op het advies van de Deltacommissie

8 / Zeespiegelstijging dramatisch voor Noord-Hollandse boezem Eric van Dijk, Jeroen Hermans en Maarten Poort

12

/ Naar een volwaardige plaats van kennis over overstromingsrisico’s in ruimtelijke afwegingen

4

Daniëlle Noordam en Erik Spaink

14

/ PWN past nieuwe zuivering toe met actieve kool Frans Hempen

16

/ Water en klimaat wederom centraal tijdens World Water Week in Stockholm Michael van der Valk

20 / Interview met Wim Wolthuis

16

Maarten Gast

26

/ Baggeren in stedelijke watergangen: dweilen met de kraan open? Martin Bloemendaal, Jonathan Lekkerkerk en Reinaldo de Penaililo

32 / Aquatech 2008 richt zich op sanitatie 43 / Chemische screening van grondwater

32

voor drinkwaterbereiding Leo Puijker, Ton van Leerdam en Annemarie van Wezel

47

/ Risico’s van cyostatica in het aquatisch milieu Eri van Heijnsbergen en Heike Schmitt

50

/ Herstel hydrologisch systeem bovenlopen Brabantse beken Albert Poelman, Freek Willems, Jan van Bakel en Jos Spier

55 / Zuiveringsstrategie PWN voor verwijdering organische microverontreinigingen Gilbert Galjaard, Bram Martijn, Peer Kamp en Joop Kruithof

57

/ Geavanceerde oxidatie met UV/H2O2: van onderzoek naar implementatie Joop Kruithof, Bram Martijn en Marcel Welling

Bij de omslagfoto: Het bovenaanzicht van de nieuwe actieve koolreactor die PWN in Heemskerk gaat gebruiken in combinatie met de UV/H2O2zuivering (zie pagina 14 en 15 én pagina 55 t/m 59) (foto: Wil Honing).


Reacties op het advies van de Deltacommissie Het advies van de Deltacommissie, onder leiding van ex-landbouwminister Veerman, voor het beveiligen van Nederland tegen een stijgende zeespiegel, hogere rivierafvoeren en een verder dalende bodem is over het algemeen goed gevallen bij de waterschappen en de drinkwaterbedrijven. Met name de watervoorziening in Zuidwest-Nederland en de dijkverhoging rond het IJsselmeer gaan veel werk vergen. Vewin spreekt over een grote opgave voor de drinkwaterbedrijven in de vorm van omvangrijke investeringen voor de productie van drinkwater uit de diepere ondergrond, verder gelegen zoetwatergebieden en ontzilting van brak water. De Unie van Waterschappen is ondanks de nodige onzekerheden over de uitvoerbaarheid van de plannen ingenomen met het advies, omdat de commissie voor een duidelijke strategie kiest voor de toekomst en daaraan concrete maatregelen verbindt.

“O

ok volgende generaties moeten kunnen zeggen: ‘Wij zijn van ná de watersnood’. Daarom moeten we nú actie ondernemen en niet wachten op een volgende ramp. Laat 2008 de geschiedenis in gaan als het jaar waarin wij de toekomst van dit lage land hoog op de agenda hebben gezet”. Woorden van staatssecretaris Tineke Huizinga van Verkeer en Waterstaat bij de in ontvangstname van het rapport van de Deltacommissie op 3 september in Den Haag. Onder leiding van oud-minister Cees Veerman heeft de Deltacommissie een strategie geformuleerd om Nederland de komende honderd jaar veilig en klimaatbestendig te houden. Het advies van de commissie laat volgens Huizinga zien hoe we Nederland op de toekomst kunnen veroveren, hoe we om moeten gaan met de dreiging van te veel zee- en rivierwater, een tekort aan zoet water en bodemdaling. Huizinga, daarin gesteund door premier Balkenende, wil een Deltaprogramma en een nieuwe Deltawet neerzetten om Nederland veiliger en sterker te maken op de langere termijn. De staatssecretaris heeft de staatscommissie namens het kabinet in de zomer van 2007 de opdracht meegegeven een toekomstperspectief te schetsen voor de bescherming van Nederland tegen het stijgende water van de zee en de rivieren in het licht van de klimaatverandering. ‘Actie ondernemen nu daar nog tijd voor is’, was het vertrekpunt van het advies van de Deltacommissie.

t

t

t

t

t

De Deltacommissie wil allereerst dat alle achterstanden in dijkonderhoud en -verbetering weggewerkt worden. Nog te veel dijken voldoen niet aan de huidige normen, die men nu fors wil aanscherpen. De kust van Nederland moet sterker worden door zand dichtbij de kust in de Noordzee te gooien, dat vervolgens door de stroming naar de kust ‘stroomt’. De dijken langs de Westerschelde moeten versterkt worden. De Oosterscheldekering zal aan het einde van deze eeuw noodgedwongen aangepast moeten worden, omdat deze te vaak gesloten zal moeten worden. Het Volkerak-Zoommeer wordt zout en gaat deels als bergingsgebied functioneren voor overtollig rivierwater. En de Maeslantkering zal niet meer kunnen functioneren bij een stijging van het water met meer dan 50 cm. Het Rijnmondgebied moet afsluitbaar worden gemaakt, maar open blijven wanneer dat mogelijk is. En het IJsselmeer wordt dé zoetwaterbuffer voor Nederland, met een waterpeil dat uiteindelijk - na ongeveer 100 jaar - tot 1,5 meter opgezet zou moeten worden.

Daarnaast benadrukt het advies dat de grote uitdaging waar Nederland voor staat ook mogelijkheden biedt op economisch gebied, in de ruimtelijke ordening en in de ontwikkeling van natuur. Nederland moet hierin op internationaal gebied voorop blijven lopen, aldus Huizinga. Met de al lopende programma’s van Verkeer en Waterstaat (Ruimte voor de Rivier en het versterken van de zwakke plekken in de kustbescherming) is Nederland hiermee voor de korte termijn beschermd. Voor de langere termijn blijft investeren in het voorkomen van een overstroming de eerste prioriteit. Eén van die oplossingen is het bouwen met de natuur. Het storten van grote hoeveelheden zand voor de kust is hierbij essentieel. Voor de rivieren zijn sterke rivierdijken en extra ruimte voor de rivier

Een dag later... Cees Veerman moest de dag na de presentatie van het eindadvies van de Deltacommissie spreken tijdens een jubileumcongres van GMB tijdens het WK Vierspannen in Beesd. Dat was makkelijker gezegd dan gedaan. Tot drie maal toe werd Veerman de toegang tot het terrein geweigerd. “Iedereen kan wel zeggen dat hij Cees Veerman is”, was het weinig verheffende antwoord van een agent die geen auto toeliet tot het terrein van landgoed Marienwaerdt. In Beesd liet Veerman weten niet het IJsselmeer als een groot probleem voor de toekomst te zien (althans de gevolgen van een peilopzet van maximaal 1,5 meter), maar het rivierengebied. “Wanneer het nodig was geweest een debiet van meer dan 18.000 kubieke meter per seconde voor de Rijn aan te houden, dan had de hele Betuwe op de schop gemoeten”, aldus Veerman. De ex-minister feliciteerde de oud-gedeputeerdein Zuid-Holland, de heer Waterman. Na 30 jaar krijgt hij zijn gelijk: een dynamische zandkust ter beveiliging tegen overstromingen.

4

H2O / 18 - 2008

nodig. Het betekent ook een verscherping van de normen van de waterkeringen, zoals de staatssecretaris al eerder aankondigde. Op korte termijn - waarschijnlijk rond Prinsjesdag - komt het kabinet met een reactie. Naar verwachting vindt nog dit jaar een debat met de Tweede Kamer plaats. Staatssecretaris Huizinga is de komende maanden met waterpartners en andere belanghebbenden in gesprek over het advies. Voor het kabinet is dit advies een belangrijke bouwsteen van het Nationaal Waterplan dat Huizinga eind van dit jaar presenteert.

Reactie Unie van Waterschappen De Unie van Waterschappen is ingenomen met het advies dat de Deltacommissie heeft gepresenteerd. Ze noemt het rapport een historische breuk met het verleden: geen plannen na een ramp, maar plannen ter voorkoming van een ramp. De Unie van Waterschappen waardeert het rapport, omdat het bijdraagt aan bewustwording bij burgers van overstromingsrisico’s. Ook vindt zij het positief dat voor de verschillende gebieden keuzes worden gemaakt in een strategie voor de toekomst. De Deltacommissie koppelt korte en lange termijn en maakt de vertaling naar concrete maatregelen. Wel vindt de Unie dat het advies op onderdelen verder moet worden uitgewerkt. Zo moeten bijvoorbeeld alternatieve oplossingen worden vergeleken voor de zoetwatervoorziening in het zuidwestelijk deel van Nederland.


actualiteit Ook de consequenties voor de water- en natuurkwaliteit van het IJsselmeer moeten beter in beeld worden gebracht. De Unie is voorstander van de risicobenadering: het risico is gedefinieerd als kans (op een overstroming) maal het gevolg daarvan. Ook de Deltacommissie die na de watersnoodramp in 1953 werd ingesteld, hanteerde die formule. De norm wordt nu echter veel hoger - namelijk tien maal - omdat de omvang van de bevolking en de economische belangen enorm zijn toegenomen. De Unie van Waterschappen is daarom blij dat de commissie deze ingeslagen weg van de risicobenadering onderschrijft en aangeeft dat de huidige normen verscherpt moeten worden. Gelet op de grote investeringen die de komende jaren worden gedaan in bijvoorbeeld dijkversterkingen wil de Unie wel snel duidelijkheid over de consequenties voor de uitvoering. De voorstellen met betrekking tot de zoetwatervoorziening zijn nog onvoldoende uitgewerkt en doorvertaald naar het regionale watersysteem, vindt de Unie. Als zoetwatervoorraad stelt de commissie voor het waterpeil in het IJsselmeer met maximaal 1,5 meter te verhogen en daarmee zo lang mogelijk vrij te kunnen spuien op de Waddenzee. Het heeft grote consequenties voor de waterkwaliteit en de dijken en historische kernen langs het IJsselmeer, waar nog nader naar moet worden gekeken. De commissie vindt dat de programma’s Ruimte voor de Rivier en de Maaswerken snel moeten worden uitgevoerd. Waar de kosten opwegen tegen de baten, wil de commissie nu al maatregelen nemen voor een hogere rivierwaterafvoer. Dit is een verdere ondersteuning voor de waterschappen bij de uitvoering van dit beleid in de regio. De Deltacommissie heeft geen verbod geadviseerd op het bouwen op locaties die uit het oogpunt van waterbeheer ongunstig zijn. Volgens Veerman moeten de benodigde kosten gedragen worden door degene die ervan profiteert. Het bouwen in uiterwaarden mag, maar dan geheel op eigen risico, aldus de commissie. De Unie van Waterschappen is het daar mee eens. Zij wil in een vroeg stadium worden betrokken in de afweging of een dergelijke locatie ook klimaatbestendig is. De commissie gaat uit van dijkverhoging tot ver op de IJssel. Voor de Rijnmond adviseert ze een stelsel van afsluitbare waterkeringen. Dit zogenoemde afsluitbaar-open-concept vindt de Unie van Waterschappen een interessante optie, maar het vergt uitvoerige studie waar zij - eveneens - graag bij betrokken wil worden. De Unie van Waterschappen vindt het verder een goede zaak dat de Deltacommissie er op wijst dat de financiën voor de projecten voor de korte en lange termijn in een Deltafonds moeten worden veiliggesteld. Dit om te voorkomen dat deze projecten moeten concurreren met andere politieke onderwerpen. De Unie verwacht dat het ministerie van Verkeer en Waterstaat een voortrekkersrol krijgt in de uitvoering.

De Deltacommissie.

Bij enkele afzonderlijke water- en hoogheemraadschappen heerst wel enige bezorgdheid. Het Hoogheemraadschap van Delfland onderschrijft weliswaar de algemene conclusies in het advies ten aanzien van de noodzakelijke bescherming tegen overstromingen. Dit geldt vooral voor de risicobenadering, het versterken van de zeewering en de toepassing van het zogeheten zandmotormechanisme. Met de maatregelen aan de zwakke kustdelen langs Delfland en bij Scheveningen werken Delfland en Rijkswaterstaat al in de door de Deltacommissie aanbevolen richting: met zandsuppleties zorgen voor veiligheid op lange termijn en daarbij de zandmotor gebruiken voor de natuurlijke aanwas van zand. Delfland pleit, evenals de Unie van Waterschappen, echter wel voor een goede uitwerking van de gevolgen van een intensievere inzet van deze zandmotor voor ecologie, natuur en recreatie. De door de commissie aanbevolen ingrepen voor de delta (onder andere verzilting van het Volkerak-Zoommeer) betekenen dat Delfland niet meer kan putten uit het Brielse Meer. Dit heeft directe gevolgen voor de zoetwatervoorziening voor bewoners en bedrijven in het gebied. De Deltacommissie heeft in haar advies het IJsselmeer als een alternatief naar voren gebracht. Delfland betwijfelt sterk of deze oplossing gelijkwaardig kan worden aan de huidige stabiele zoetwatervoorziening. Delfland is van mening dat voor het gebied Rijnmond bovendien de optie van een (tijdelijk) gesloten Nieuwe Waterweg als een volwaardige variant moet worden meegenomen. Deze variant heeft namelijk grote voordelen voor de zoetwatervoorziening. Het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier is blij met de wijze waarop het rapport van de commissie Veerman de gevolgen van de klimaatverandering op de maatschappelijke agenda heeft gezet. De voor het gebied van Noorderkwartier

voorgestelde maatregelen zijn fors en ambitieus. Noord-Holland is omgeven door drie grote wateren: Noordzee, Waddenzee en IJsselmeer/Markermeer. De Deltacommissie bepleit verdere versterking van de Noord-Hollandse kust met ruimere zandsuppletie. Noorderkwartier vindt deze maatregelen op lange termijn adequaat voor de veiligheid. Kustverbreding geeft Noord-Holland meer ruimte voor recreatie en natuur. Momenteel worden plannen voor zandsuppletie ontwikkeld voor de zwakke schakels in de Kop van Noord-Holland. Voor de Hondsbossche en Pettemer Zeewering zijn ook andere varianten in beeld. De beschikbaarheid van zoet water wordt één van de grootste uitdagingen van de toekomst. Het IJsselmeer als de centrale zoetwatervoorziening van Nederland pakt goed uit voor de landbouw en veeteelt en de drinkwatervoorziening. Momenteel worden de IJssel- en Markermeerdijk en de dijken tussen Den Oever en Amsterdam in fasen versterkt. Dit programma is vorig jaar gestart en zal tot 2015 duren. De werkzaamheden maken de dijken voor 50 jaar veilig en worden onverminderd voortgezet. Onder invloed van de nieuwe Deltawet kunnen daarin aanpassingen plaatsvinden. De peilverhoging met maximaal 1,5 meter heeft grote gevolgen voor de historische steden Enkhuizen en Medemblik. Noorderkwartier zal in samenspraak met de betrokkenen plannen ontwikkelen. De peilverhoging heeft grote consequenties voor de gemalen die de wateruitwisseling tussen Noord-Holland en het IJsselmeer verzorgen: Lely (Medemblik), Grootslag (Andijk), Leemans (Den Oever) en Vier Noorder Koggen (Onderdijk). Deze zullen moeten worden aangepast aan de grotere niveauverschillen. Gezien het belang van veiligheid en de beschikbaarheid van zoet water moet water steviger worden verankerd in de ruimtelijke ordening. De verantwoordelijkheid voor buitendijkse gebieden is op dit moment niet goed geregeld, vindt

H2O / 18 - 2008

5


Hollands Noorderkwartier. Dat geldt ook voor het bouwen in diep onder de zeespiegel gelegen polders en in veenweidegebieden. Het gaat niet alleen om bouwkosten, maar ook om beheerkosten op lange termijn. Noorderkwartier gaat ervan uit dat de nieuwe Deltawet daarin voorziet. zie ook pagina 8 t/m 10

Drinkwaterbedrijven De Vereniging van Waterbedrijven in Nederland (Vewin) heeft met belangstelling kennis genomen van het adviesrapport van de Deltacommissie. Om Nederland de komende 100 jaar waterveilig te houden, is ook voor de drinkwaterbedrijven een forse taakstelling aangegeven. Zo zullen in het zuidwestelijk deel van de Rijn-Maasdelta de producenten van drinkwater rekening moeten gaan houden met toenemende verzilting van hun oppervlaktewater als een deel van de Deltawerken wordt opengezet. De keuze voor een zoet IJsselmeer betekent voor het noordelijk deel van de Randstad een stabiel startpunt voor de drinkwatervoorziening op lange termijn. Een gewichtig punt voor Vewin in het Veerman-advies is het langjarig pad waarop de drinkwaterbedrijven nieuwe technologieën en investeringen kunnen uitrollen. Omvangrijke investeringen zullen nodig zijn voor de productie van drinkwater uit de diepere ondergrond, verder gelegen zoetwatergebieden dan wel ontzilting van brak water. Het gaat ook om grote infrastructurele werken met aanzienlijke kosten, zoals een mogelijk vierde zoetwaterspaarbekken in de Biesbosch. Vewin gaat ervan uit dat de drinkwatersector de mogelijke oplossingen, fasering in tijd en de bekostiging met het Rijk kan bespreken en uitwerken. De drinkwatersector zal alles uit de kast halen om de gestelde opgave op een efficiënte manier te realiseren. Kraanwater moet goedkoop blijven, aldus Vewin-directeur Theo Schmitz.

Ingenieursbureaus Grontmij en de universiteit van Wageningen stellen opnieuw hun voorstel voor brede dijken aan de Deltacommissie voor. In maart

van dit jaar dienden Grontmij en Wageningen Universiteit en Researchcentrum (WUR) een voorstel in bij de Deltacommissie aangaande brede dijken of deltadijken. Grontmij en WUR schreven in 2007 en 2008 diverse artikelen over dit onderwerp. De artikelen ‘De Deltadijk’ en ‘Waarom zijn de dijken zo smal?’ verschenen in H2O op 16 november 2007. Royal Haskoning onderschrijft het advies van de commissie Veerman. De uitvoering van het Deltaprogramma vergt volgens dit ingenieursbureau een geconcentreerde aanpak en een intensieve samenwerking zowel tussen overheden als met de markt. Het ingenieursbureau herkent in een aantal onderdelen van het advies bijdragen aan het maatschappelijke debat die Royal Haskoning zelf en met anderen in het recente verleden leverde, zoals de verbreding van de kust, de vernieuwde risicobenadering en het pleidooi voor het reserveren van ruimte in het rivierengebied. Royal Haskoning pleit er voor dat bij de nadere uitwerking van het door de commissie voorgestelde Deltaprogramma nadrukkelijk gezocht wordt naar

mogelijkheden van intensieve samenwerking met de omgeving en de markt.

Provincie De Provincie Noord-Holland concludeert dat de Deltacommissie haar keur ondersteunt, maar dat de adviezen enorme consequenties hebben. Brede duinen aanleggen biedt mogelijkheden. Wat ons betreft hoe eerder, hoe beter, aldus Rinske Kruisinga, gedeputeerde Water van Noord-Holland. Zij wijst op de aanzienlijke consequenties van de aanbeveling om het veiligheidsniveau van alle dijkringen te verhogen met een factor 10. Ook het advies het waterpeil van het IJsselmeer fors te verhogen heeft enorme gevolgen. “We gaan er vanuit dat het Rijk de consequenties, waaronder de financiële, eerst goed in kaart brengt.” De Provincie Noord-Holland staat volledig achter het advies om de kust met extra zand te beschermen tegen de zeespiegelstijging. “Dit advies ondersteunt onze koers. Met bredere duinen investeer je niet alleen in veiligheid, maar ook in mogelijkheden voor wonen, natuur en recreatie’’, aldus Kruisinga. “Wij willen in de verbrede duinen bijvoorbeeld natuurgebieden aanleggen en de kwaliteit van de badplaatsen verbeteren.”Het advies sluit aan bij de aanpak van de provincie van de zwakke delen in de Noord-Hollandse kust. “Ook daar is extra zand welkom, hoe eerder hoe beter.” De provincie is blij met de aandacht voor het veiligheidsniveau van de dijkringen. Het advies om dit niveau met een factor 10 te verhogen heeft ook voor Noord-Holland echter enorme consequenties. “Dit betekent bijvoorbeeld aanzienlijk hogere en bredere dijken”, aldus Kruisinga. Een hoger waterpeil in het IJsselmeer heeft grote gevolgen voor de IJsselmeerdijken, de gemalen, de sluizen en ook de buitendijkse recreatie. De provincie wil hierover zo snel mogelijk met het Rijk om de tafel. Het advies om het waterpeil van het IJsselmeer en het Markermeer te ontkoppelen onderschrijft de provincie volledig. “Dan kunnen we in het Markermeer de nadruk leggen op ecologisch herstel.

6

H2O / 18 - 2008


actualiteit In het IJsselmeer kan dan de zoetwatervoorziening voorrang houden”. Een te laag waterpeil in het Markermeer is echter niet wenselijk. “Dan willen wij garanties voor voldoende water voor bijvoorbeeld de landbouw.”Ook het advies van de Deltacommissie om de Houtribdijk tussen Enkhuizen en Lelystad te verhogen sluit aan bij de plannen van de provincie.

De Jonge Deltacommissie

“Heel goed dat de Commissie Veerman de zeespiegelstijging uiterst serieus neemt. Prima maatregelen om Nederland veilig te houden. Maar investeer ook in preventie en schep ruimte voor rivier- en zeewater.” Dit stelt Stichting Natuur en Milieu in een reactie. “Voor een veilig Nederland zijn brede kuststroken en - in stedelijke gebieden - brede dijken nodig. Het is nodig dat we ruimte reserveren die zowel gebruikt kan worden voor verdediging tegen wateroverlast als voor natuur en recreatie. Ook moeten we alternatieven voor dijkverhoging aangrijpen. Hoge dijken kunnen namelijk natuur en landschap flink aantasten en moeten daarom beperkt worden tot locaties waar andere oplossingen niet mogelijk zijn”, aldus Natuur en Milieu. “De toekomstige waterveiligheid in Nederland heeft alles te maken met de gevolgen van de wereldwijde klimaatverandering. Voorkomen is beter dan genezen. Daarom blijft het terugdringen van de kooldioxide-uitstoot de allerbelangrijkste maatregel. Betere technologie, inzetten op duurzame energie en energiebesparing moeten op termijn de klimaatverandering en de zeespiegelstijging binnen de perken houden”, zo besluit Stichting Natuur en Milieu.

scenario Deltacommissie

KNMI’06-scenario’s

‘plausibele bovengrens’ van de mogelijkheden bandbreedte van meest waarschijnlijke uitkomsten specifiek voor het doel van deze commissie: algemeen voor iedereen: brede range van lange termijn veiligheid tegen overstromingen toepassingen gericht op 2100 en daarna gericht op 2050 en 2100 uitgegaan van IPCC ‘likely’ bovengrens voor uitgegaan van IPCC ‘best estimates’ voor wereldtemperatuurstijging (+6°C in 2100 wereldtemperatuurstijging (+2°C of +4° in 2100 t.o.v. 1990) t.o.v. 1990) extreme extrapolatie onzekerheden ijskapminder extreme extrapolatie onzekerheden dynamica ijskapdynamica maximale zeespiegelstijging in 2100 van 120 cm (excl. 10 cm bodemdaling)

Natuur en Milieu

Het Deltacommissie-scenario voor de zeespiegelstijging schetst een ‘plausibele bovengrens’ van de mogelijkheden en komt daarmee als extreem scenario naast de bestaande KNMI’06-scenario’s te staan die de bandbreedte van meest waarschijnlijke uitkomsten beschrijven.

De Jonge Deltacommissie heeft de afgelopen maanden 58 ideeën verzameld; samen vormen de ideeën een breed palet aan oplossingen voor de geschetste problemen. De ideeën zijn opgenomen in een bundel die beschikbaar is voor ministeries, provincies, waterschappen en gemeenten. De ideeën kunnen nu verder worden uitgewerkt voor de vijf probleemgebieden die de Deltacommissie benoemt. De jongeren vinden dat hiermee nu al begonnen kan worden. Verschillende problemen vragen om verschillende oplossingen. Maar problemen kunnen ook in hun samenhang worden bekeken. Door slim te ontwerpen en ideeën te combineren kan de ruimte soms meervoudig gebruikt worden. In de praktijk blijkt dat niet eenvoudig. De Jonge Deltacommissie vindt dat er daarom een beoordelingskader voor ruimtelijke inpassing van maatregelen moet komen met een antwoord op de vraag ‘wat is acceptabel’?’. Daarnaast heeft iedere oplossing haar beperkingen; er zijn meerdere problemen die vragen om verschillende oplossingen en absolute veiligheid bestaat niet. Daarom vraagt de Jonge Deltacommissie meer aandacht voor onderwerpen als het waterbewustzijn in de samenleving en de rampenbestrijding.

Aanvullend klimaatscenario

hoogste scenario voor zeespiegelstijging in 2100 is 85 cm (excl. bodemdaling)

De Deltacommissie heeft aanvullend onderzoek laten uitvoeren naar toekomstige klimaatverandering in Nederland. Het KNMI heeft hieraan een belangrijke bijdrage geleverd. In dit onderzoek is vooral veel aandacht besteed aan ‘plausibele bovengrenzen’ voor toekomstige zeespiegelstijging, gekoppeld aan de primaire opdracht van de commissie: ‘Hoe kan Nederland zo worden ingericht dat ons land ook op de zeer lange termijn veilig is tegen overstromingen’. Voor de zeespiegelstijging is een extreem scenario ontwikkeld uitgaande van nieuwe inzichten in ijskapdynamica en een wereldgemiddelde temperatuurstijging tot +6°C in 2100. Dat komt overeen met de ‘likely’ bovengrens bij broeikasgasemissies die horen bij een wereldbeeld met hoge economische groei en een ruim, wereldwijd gebruik van fossiele brandstoffen, in het bijzonder steenkool (ofwel het hoogste emissiescenario van het Intergovernmental Panel on Climate Change IPCC). De Deltacommissie heeft geen afzonderlijk scenario opgesteld voor 2050. De zeespiegelstijging tot 2050 wordt sterk beperkt door het huidige tempo van stijging. Pas na 2050 neemt de onzekerheid en dus de mogelijkheid van extreme zeespiegelstijging toe. Het KNMI leverde verder gegevens voor de veranderingen in windcondities boven de Noordzee en de opzet van zeewater en voor de neerslagveranderingen die leiden tot veranderingen in de afvoer van grote rivieren. Bij de afvoer van grote rivieren is samengewerkt met de Waterdienst en Deltares. De volledige achtergronddocumenten maakt de Deltacommissie over enkele weken openbaar. De precieze toekomstige klimaatverandering in Nederland is onzeker. Het KNMI heeft vier beelden geschetst voor het midden en einde van deze eeuw. Ze gaan uit van een matig of aanzienlijk stijgende temperatuur op aarde en van wel of geen verandering in luchtstromingspatronen in onze omgeving. Samen omspannen deze scenario’s het grootste deel van de onzekerheid. Er bestaat echter een kans dat de klimaatverandering vooral op de langere termijn nog extremer zal verlopen. Dat hangt ook af van de precieze ontwikkeling van de wereldbevolking en de -economie en van het gebruik van fossiele brandstoffen. Bij het klimaatbestendig maken van ons land kan, afhankelijk van het type investering en de termijn waarvoor die geldt, het belangrijk zijn om rekening te houden met aanvullende, meer extreme scenario’s. Het Deltacommissie-scenario is een voorbeeld van een aanvullend scenario voor een specifieke toepassing. Voor wind en neerslag kiest de commissie op basis van de nieuwe analyse niet voor een extremer scenario dan KNMI’06. Voor de zeespiegel in 2050 gebruikt de commissie ook de KNMI’06scenariogetallen. Maar de uitkomsten van het aanvullende scenario voor de zeespiegelstijging in 2100 wijken fors af van de KNMI’06-scenario’s. De Deltacommissie spreekt over een maximale zeespiegelstijging in 2100 (t.o.v. 1990-2000) van 120 cm (excl. 10 cm bodemdaling), terwijl het hoogste KNMI’06scenario (warm) uitgaat van 85 cm (excl. bodemdaling). Het Deltacommissie-scenario rekent met een wereldwijde opwarming tot +6°C in 2100 terwijl de KNMI-scenario’s rekenen met hooguit +4°C in 2100. Rekenen met +6°C in plaats van +4°C leidt tot een extra zeespiegelstijging door extra uitzetting van zeewater van ongeveer 15 cm. Het overige deel van het verschil (20 cm) wordt verklaard door een extremere extrapolatie van de waargenomen veranderingen in de ijskappen die is toegepast voor de Deltacommissie. Hierdoor gaat de afsmelting en afkalving van de Groenlandse en Antarctische ijskappen sneller dan in de KNMI’06-scenario’s. Dit houdt verband met de grotere opwarming, maar de afsmelting en afkalving zijn van meer parameters afhankelijk dan alleen de temperatuurstijging. Gezien de hiaten in de kennis over de huidige zeespiegelveranderingen en de onzekerheden in het modelleren ervan moet het door de Deltacommissie gepresenteerde scenario dus worden beschouwd als ‘plausibel bovengrensscenario’ van wat de groep van geconsulteerde zeespiegeldeskundigen mogelijk acht op basis van de huidige wetenschappelijke kennis. Nog extremer is niet uitgesloten, maar de kans daarop is klein. Wanneer het inzicht groeit in onder andere het gravitatie-effect (nu door de grote onzekerheid uiteindelijk door de commissie buiten beschouwing gelaten) en het smelt- en afkalfproces van de ijskappen van Groenland en Antarctica, en wanneer opnieuw aanvullende waarnemingen beschikbaar komen, kan de bandbreedte van de schattingen kleiner worden. Ook de cijfers voor de afvoer van de Rijn kunnen wijzigen wanneer de verandering in de variabiliteit van meerdaagse neerslag vollediger in kaart is gebracht.

H2O / 18 - 2008

7


Zeespiegelstijging dramatisch voor Noord-Hollandse boezem Vanwege klimaatveranderingen zullen externe invloeden als wind, neerslagspreiding en zeespiegelstijging in de toekomst meer invloed krijgen op regionale watersystemen. Aan de hand van het polder-boezemsysteem van Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier is modelmatig onderzocht wat de gevoeligheid van dergelijke systemen is voor deze factoren tijdens extreme neerslagomstandigheden. Het blijkt dat de windinvloed klein is, al is deze sterk afhankelijk van de hoek waaruit de wind waait en de afvoermogelijkheden van het systeem. Omdat de boezem belast wordt door poldergemalen met een begrensde capaciteit, heeft neerslagspreiding tijdens extreme omstandigheden een verwaarloosbare invloed op de waterstanden. Zeespiegelstijging heeft echter wel een grote invloed, omdat deze leidt tot een afname van de spuicapaciteit. Boezemsystemen die lozen onder vrij verval, zullen in de toekomst dus tot het verleden gaan behoren en moeten worden aangepast om nog te kunnen blijven functioneren.

M

et de ondertekening van het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) op 2 juli 2003 hebben de waterschappen zich geconformeerd aan het nationale beleid op het gebied van waterproblemen. Onderdeel van het akkoord is dat de veiligheid van het regionale watersysteem geanalyseerd dient te worden. De inrichting en het beheer bepalen echter slechts ten dele de veiligheid ervan. Externe factoren als wind, neerslagspreiding en zeespiegelstijging zijn ook van belang en zullen vanwege klimaatverandering in de toekomst wellicht een grotere rol gaan spelen. Voor het regionale watersysteem van Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier is daarom met een hydraulisch model (Sobek-CF), waarin de polders als afwaterend gebied zijn opgenomen, een analyse uitgevoerd naar het effect van deze externe factoren op de veiligheid1).

Boezemsysteem Het regionale watersysteem van Hollands Noorderkwartier kan geclassificeerd worden als een polder-boezemsysteem2) (zie afbeelding 1). Het teveel aan water in de ongeveer 1.100 km2 polders wordt omhoog gepompt naar de boezem die het water transporteert naar eindgemalen of spuisluizen, waarmee het water wordt geloosd op het buitenwater (Waddenzee, Noordzeekanaal, IJsselmeer en Markermeer). Naast de polders watert nog 50 km2 gebied onder vrij verval af op de boezem (duinen en het zogeheten boezemland). In droge perioden wordt juist water uit het IJsselmeer en het Markermeer naar

de polders gebracht via de boezem. Het boezemsysteem is dus cruciaal voor de afvoer uit en aanvoer naar de polders. Het boezemsysteem bestaat op zijn beurt weer uit enkele boezemstelsels, die aan elkaar gekoppeld zijn door sluizen en gemalen. Drie van deze boezemstelsels zijn in de analyse in beschouwing genomen (zie afbeelding 2): de Schermerboezem (deels bemalen, deels lozing onder vrij verval), de Amstelmeerboezem (vrij verval) en de VRNK-boezem (bemalen). De boezem heeft een bergende maar vooral afvoerende functie. Om water af te kunnen voeren, moet voldoende druk geleverd worden en stelt zich een verhang in over de watergang. Dit geeft een noodzakelijke waterstandverhoging achterin het systeem (oftewel bovenstrooms in het systeem), zodat daar geregeld verhoogde waterstanden voorkomen (middelste deel van afbeelding 3). De waterstanden kunnen vervolgens nog verder stijgen wanneer de aanvoer van water uit de polders groter is dan de afvoer naar het buitenwater. In dat geval gaat het systeem water bergen en stijgen de waterstanden net zo lang totdat de aanvoer afneemt of de afvoer toeneemt (onderste deel van afbeelding 3).

Gevoeligheid Tot op heden bleek het boezembeheer voldoende om de veiligheid van het achterliggende gebied te garanderen. Door klimaatveranderingen zal echter een aantal externe invloeden, waarop het waterschap geen invloed heeft, wijzigen, waardoor de veiligheid mogelijk in het geding komt: wind, neerslag en zeespiegelstijging.

Afb. 1: Schematische weergave van een polder-boezemsysteem.

8

H2O / 18 - 2008

Voor deze factoren is een gevoeligheidsanalyse uitgevoerd. Qua neerslag is gerekend met een extreme neerslaggebeurtenis die tevens gepaard ging met hoge buitenwaterstanden. Om de invloed van de onderzochte variabelen te bepalen, zijn de Afb. 2: Overzicht van het boezemstelsel van Hollands Noorderkwartier: de Schermerboezem, de Amstelmeerboezem en de VRNK-boezem. De gemalen zijn als pijlen weergegeven.


actualiteit westenwind wel de gehele peride gebruikt kan worden.

resultaten ervan vergeleken met een referentiesituatie: wind (0 m/s), neerslag van één neerslagstation voor het hele gebied en gemeten waterstanden op de Noordzee en Waddenzee.

Invloed van neerslagspreiding

Windinvloed De windinvloed is bepaald door de windsnelheid en -richting op twee manieren te variëren: de werkelijk gemeten daggemiddelde windsnelheid en -richting en een constante westenwind, verhoogd conform het W+-klimaatscenario van het KNMI. Voorafgaand aan de maximale waterstand kwam de wind vier dagen lang uit het noordwesten met een windkracht 3 tot 5. De tabel op de volgende pagina toont het verschil in maximale waterstand tussen de situatie met en zonder het in beschouwing nemen van de windinvloed. De verschillen zijn erg klein en bijna overal daalt de waterstand. Alleen bij Rustenburg neemt de waterstand toe met vier centimeter (twaalf procent). Volgens een analytische beschouwing wordt een toename in het zuidoosten verwacht van zeven centimeter (zie kader). De invloed is echter beperkt, omdat de extra windopzet de spui-efficiëntie verhoogt. Zo neemt de afvoer bij de twee grootste spuisluizen naar het Markermeer met respectievelijk 18 en 27 procent toe. Dit compenseert de windopstuwing volledig. Hoewel verwacht werd dat windinvloed leidt tot een opstuwing in de orde van grootte van enkele decimeters, blijkt dit effect dus mee te vallen. De oorzaken hiervan zijn de windsnelheid die niet uitzonderlijk hoog is, de relatief grote waterdiepte en vooral de verhoging van de spui-efficiëntie in de zuidoostelijke hoek van de Schermerboezem. Op de VRNK-boezem, die maar één afvoerpunt heeft, nemen de waterstanden wel toe. Naast de windopstuwing komt dit doordat het gemaal aan de noordkant van de boezem bij een noordwestenwind niet optimaal gebruikt kan worden.

Windopstuwing kan worden berekend met de volgende formule:

Afb. 3: Schematisch zijaanzicht van de boezem tijdens afvoer en waterberging.

Naast de gemeten windsnelheid en -richting is ook gerekend met een constante westenwind met een snelheid van 9,7 m/s (windkracht 5). Deze snelheid is vier procent hoger dan de gemeten maximale windsnelheid in september 1994, conform het W+-klimaatscenario van het KNMI3). Er is gerekend met een westenwind, omdat de oostkant van de Schermerboezem, die normaliter een kritiek punt vormt in het boezembeheer, dan extra belast wordt. Doordat de windrichting langer aanhoudt dan bij het vorige scenario, zal zich naar verwachting tevens een duidelijkere verhanglijn instellen. Bij westenwind neemt in het oostelijke deel van de Schermerboezem (Beets), waar de hoogste waterstanden te verwachten zijn, de waterstand enkele centimeters toe ten opzichte van de referentiesituatie (zie de tabel). Bij een langdurige stevige wind uit een vaste hoek stuwt het water dus wel degelijk op, al wordt ook hier het effect deels gecompenseerd door de toegenomen spui-efficiëntie. Aan de westkant van de Schermerboezem (Alkmaar) worden waterstanden berekend die enkele centimeters lager zijn dan voor de referentiesituatie. Op de Amstelmeerboezem zijn de effecten kleiner, omdat de afvoerrichting in deze boezem noord-zuid georiënteerd is in plaats van west-oost. In de VRNK-boezem blijkt de waterstand bij westenwind nauwelijks te veranderen. Dit komt doordat het gemaal, in tegenstelling tot een situatie met noordwestenwind, bij

In dit scenario is de spreiding van de neerslag over het gebied in beschouwing genomen door gebruik te maken van negen neerslagstations in plaats van één. Dit heeft een afname van het totale neerslagvolume met tien procent tot gevolg in de dagen voorafgaand aan de piekwaterstand. In afbeelding 4 is het verloop van de neerslagintensiteit tijdens deze dagen weergegeven voor de verschillende neerslagstations. Uit de grafiek blijkt dat de verdeling van de neerslag in de tijd weliswaar varieert per neerslagstation, maar dat toch een algemene trend zichtbaar is met relatief veel neerslag op 14 en 15 september, gevolgd door drie dagen met minder neerslag. Tabel 1 toont het verschil met de referentiesituatie. Uit de tabel volgt dat met het in beschouwing nemen van neerslagspreiding de waterstand op bijna de gehele Schermerboezem met ongeveer een centimeter daalt. Ook op het grootste deel van de Amstelmeerboezem en de VRNK-boezem daalt de waterstand met een à twee centimeter, wat een relatieve afname van twee tot vijf procent inhoudt. Het feit dat de afname van de piekwaterstand kleiner is dan de afname van het gemiddelde neerslagvolume is het gevolg van de beperkende factor die de poldergemalen vormen in de afvoer van het water vanuit de polders richting de boezem. Het extra neerslagvolume in een zeer extreme bui ten opzichte van een hevige bui wordt zodoende in de polders geborgen en niet in de boezem. De maatgevende waterstand op de boezem is voor extreme periodes dus vooral afhankelijk van de afvoercapaciteit van de poldergemalen en de afvoerbegrenzing van de boezem en niet zozeer van de neerslagintensiteit. Deze bevinding is aangetoond in ander modelonderzoek4). Voor minder extreme natte periodes kan het meenemen van ruimtelijke variatie echter wel tot grote variatie van afvoer uit de polders leiden5). Dit heeft als gevolg dat voor dergelijke situaties het effect van ruimtelijke variabiliteit in de neerslag op boezem-

Afb. 4: Neerslagintensiteit per dag voor de verschillende neerslagstations.

waarin s = opstuwing (m) α = empirische coëfficiënt, voor kanalen 2 x 10-7s2/m vw = windsnelheid (m/s) l = lengte betrokken gebied (m) ф = hoek tussen windrichting en lengteas van het betrokken gebied (graden) h = gemiddelde waterdiepte (m) In de dagen voorafgaand aan de maximale waterstand van september 1994 was de gemiddelde windsnelheid 6,8 m/s (windkracht 4) uit het noordwesten. De lengte van de Schermerboezem (noord-zuid) bedraagt 56 kilometer en de gemiddelde waterdiepte vijf meter. De opstuwing over de Schermerboezem bij deze omstandigheden bedraagt normaliter dus ongeveer zeven centimeter.

H2O / 18 - 2008

9


Alkmaar

gemeten wind westenwind neerslagspreiding verhoogde zeespiegel

(0,50 m) -0.01 -0.02 -0.01 +0.05

Schermerboezem Beets Spijkerboor

(0,50 m) -0.01 +0.05 -0.01 +0.04

(0,49 m) -0.01 0 -0.01 +0.03

Amstelmeerboezem Balgdijk Breebaart

(0,75 m) -0.01 -0.02 -0.02 +0.15

(0,83 m) 0 -0.02 -0.02 +0.14

VRNK-boezem Slootgaard Rustenburg

(0,19 m) -0.01 -0.01 0 0

(0,33 m) +0.04 0 -0.01 0

Toename van de maximale waterstand (in meter) tijdens de doorgerekende periode op verschillende locaties voor de onderzochte scenario’s. De locaties zijn terug te vinden in afbeelding 2. Tussen haakjes is steeds de waterstandstijging in de referentiesituatie weergegeven.

waterstanden groter is dan voor extreme neerslagsituaties.

geheel bemalen. Zeespiegelstijging heeft dus nauwelijks invloed op de maatgevende waterstand op deze boezem.

Invloed van zeespiegelstijging Tenslotte is de invloed van zeespiegelstijging bekeken. Conform het W+-klimaatscenario va het KNMI zou de zeespiegelstijging tot 2050 door klimaatverandering 25 centimeter bedragen. Aangenomen is hierbij dat de verhoging van de zeespiegel niet doorwerkt op de binnenwateren. Uit tabel 1 blijkt dat verhoging van de zeespiegel vooral invloed heeft op de Amstelmeerboezem en in mindere mate op de Schermerboezem. Het grote effect op de Amstelmeerboezem is te verklaren door het feit dat in de huidige situatie ongeveer de helft van het water dat de polders op deze boezem uitslaan, onder vrij verval wordt afgevoerd naar de Waddenzee. Door de zeespiegelstijging neemt de spuicapaciteit van de Amstelmeerboezem in de gesimuleerde kritieke periode met 70 procent af. De Schermerboezem spuit slechts voor een zeer klein deel (in de gesimuleerde periode minder dan een procent, bij lagere buitenwaterstanden neemt het aandeel spui echter toe) richting de Waddenzee. De rest van het water wordt uitgemalen óf wordt gespuid naar het Markermeer en Noordzeekanaal. Het uitgemalen volume blijft bij verhoging van de zeespiegel echter min of meer gelijk. De waterstanden nemen wel enkele centimeters toe door de toegenomen aanvoer vanuit de Amstelmeerboezem naar de Schermerboezem die het gevolg is van de hogere waterstand op de Amstelmeerboezem. De VRNK-boezem wordt

10

H2O / 18 - 2008

Conclusies Op basis van de uitgevoerde analyses kunnen de volgende conclusies worden getrokken: n Voor de boezem van Hollands Noorderkwartier, met relatief diepe watergangen en voldoende afvoermogelijkheden op diverse locaties, blijkt de opstuwing als gevolg van de wind kleiner dan verwacht, al is deze sterk afhankelijk van de hoek waaruit de wind waait. Als de wind uit een gunstige hoek waait, neemt de afvoerefficiëntie sterk toe. Voor boezems met maar één enkel afvoerpunt is de waterstand sterk afhankelijk van de locatie van dit punt in relatie tot de windrichting; n De invloed van neerslagspreiding op de boezem is tijdens extreme neerslagcondities klein als gevolg van de beperkende factor die de poldergemalen vormen in de afvoer van het water vanuit de polders naar de boezem. Als de neerslagintensiteit de capaciteit van de poldergemalen overtreft, zal de extra neerslag in de polders worden geborgen en met een debiet gelijk aan de gemaalcapaciteit worden afgevoerd. Een nog verdere toename van het neerslagvolume heeft dus geen invloed op de waterstanden in de boezem; n Zeespiegelstijging leidt tot een afname van de afvoer van polder-boezemsystemen met vrije lozing op zee en dus tot een toename van de frequentie van

voorkomen van onacceptabel hoge waterstanden. Als een systeem daarnaast ook andere maal- of spuimogelijkheden heeft, zoals vrije lozing op binnenwater of een ander boezemsysteem, zal betere benutting van deze mogelijkheden dit effect deels compenseren. Met het doorzetten van de zeespiegelstijging zullen de laatst overgebleven boezemsystemen die lozen onder vrij verval in de toekomst tot het verleden gaan behoren. Watersystemen die eeuwenlang dienst hebben gedaan, zullen in de toekomst dus toch echt moeten worden aangepast om nog te kunnen blijven functioneren. Eric van Dijk en Jeroen Hermans (Nelen & Schuurmans) Maarten Poort (Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier) NOTEN 1) Nelen & Schuurmans (2007). Boezemstudie 2007. Dossier I0031, Boezemmaatregelen HHNK. 2) Van Leeuwen E., G. Litjens, K. van Heeringen, W. Helmer, P. Baan en L. Boeije (1998). Evaluatie waterhuishoudkundige infrastructuur. Waterloopkundig Laboratorium. Rapport T1622.50. 3) KNMI (2006). KNMI Climate Change Scenarios 2006 for the Netherlands. KNMI Scientific Report WR 2006-01. 4) Dorst L. (2003). Het Friese boezemstelsel onder extreme condities. TU Delft en Ingenieursbureau Boorsma. 5) Schuurmans J. en M. Bierkens (2007). Belang van betere neerslaginformatie voor hydrologen. H2O nr. 12, pag. 27-29.


PWN Waterleidingbedrijf Noord-Holland, Duinwaterbedrijf Zuid-Holland en Waternet feliciteren Het Waterlaboratorium met zijn 1e lustrum

Donderdag 2 oktober 2008 12.30 – 17.30 uur

Grand Hotel Karel V te Utrecht

Project- en Interimmanagement

Seminar Wateropgave Ervaringen met samenwerken We r k m a k e n va n wat e r : Seminar over samenwerking tussen gemeenten en waterschappen in beleid en uitvoering.

Sprekers: Hans Olsthoorn (Procesmanager Waterplan gemeente Westland) Wim Jue (Projectmanager Uitvoering Waterplan gemeente Delft) Willem Jan van Liere (Projectleider Waterplan Hoogheemraadschap Delfland) Jan Taks (Programmamanager Herstructurering Glastuinbouw Westland) Hans Middendorp (Kennismanager Ruimtelijke Ontwikkeling Balance) Henk van der Honing (Kennismanager Landelijk Gebied en Water Balance)

Aanmelden: Deelname is gratis. Meldt u zich direct aan bij Jo-An Larijn via jo-anlarijn@balance.nl of neem voor meer informatie contact op met Cees Maaskant, directeur: T 020 – 676 39 93

Meer informatie? Surf naar: www.balance.nl – opdrachtgevers - agenda


Naar een volwaardige plaats van kennis over overstromingsrisico’s in ruimtelijke afwegingen Volgens deskundigen op het gebied van overstromingsrisico’s wordt de bij hen beschikbare geo-informatie onvoldoende gebruikt in besluitvormingsprocessen over ruimtelijke ordening en inrichting. Zij vragen zich af of de geleverde informatie voldoende adequaat is. Het onvoldoende benutten van kennis is niet uniek voor geo-informatie. Er zijn ook verklaringen voor. Tegen die achtergrond doen ondergetekenden aanbevelingen om te bevorderen dat ook deze informatie een volwaardige plaats in de besluitvorming krijgt. Het is niet voldoende om nog betere modellen te leveren. Zeker zo belangrijk is dat de ontvanger iets met die informatie kan beginnen.

V

oor het beperken van overstromingsrisico’s zijn twee grote ontwikkelingen van belang. De eerste is dat door de klimaatverandering en de bodemdaling de kans op overstromingen toeneemt. Niet alleen in het zuidwestelijk deel van Nederland, maar op tal van plaatsen kan het water van zee, de afvoer van rivieren of het water uit de lucht tot overlast en zelfs kritieke situaties leiden. De tweede is dat de mogelijke sociale en economische gevolgen van een overstroming steeds meer toenemen - met name op plaatsen waar veel mensen wonen en de economische activiteit geconcentreerd is. De laatste jaren is het inzicht gegroeid dat niet alleen de kans op overstroming zo klein mogelijk moet zijn, maar dat ook de gevolgen beperkt zouden moeten blijven. Dat tweede is relatief nieuw. We vertrouwden altijd op ‘om de kans te beperken: dijken versterken’. Inmiddels zijn deskundigen het erover eens dat ondanks alle inspanningen om overstromingen te voorkomen, ook de gevolgen ‘in het geval dat’ beperkt zouden moeten worden. Er is een heel scala aan mogelijkheden om de woonomgeving en economische activiteiten minder kwetsbaar te maken en te voorkomen dat een overstroming een massale vlucht van mensen en een desastreuze vernietiging van kapitaal tot gevolg zou hebben. Bijvoorbeeld door laag aangelegde wegen, waar je langs kunt fietsen en die bij hoogwater als rivier kunnen fungeren (Hamburg). Of juist hoog aangelegde wegen die bij hoogwater als compartimenteringskering, als evacuatieroute of als toegangsweg voor hulpverleners kunnen dienen. Verschillende woonvormen temidden van het water (op terpen of op palen) en op het water (drijvende woningen). Een voorbeeld hiervan is het bouwen op donken in Gorinchem en de experimenten met aangepast bouwen van het ministerie van Verkeer en Waterstaat. Tegen deze achtergrond zou het voor de hand liggen dat deze inzichten worden omgezet naar de praktijk. Dat in de afwegingen van nu rekening wordt gehouden met waterveiligheid om schade, in de vorm van mensenlevens en van economische schade, zoveel mogelijk te voorkomen. Volgens deskundigen op dit terrein is de praktijk teleurstellend: we plannen rustig een grote woonwijk

12

H2O / 18 - 2008

in de diepst liggende polder van ons toch al laaggelegen land, omdat de werkgelegenheid daar niet ver vandaan is. Of we bouwen vlakbij de rivier, omdat het daar zo mooi wonen is. Het is echter nog lang niet vanzelfsprekend dat overstromingsrisico’s van het begin af in de besluitvorming worden meegenomen. Deskundigen beschikken over belangrijke kennis, maar desondanks wordt er op relatief onveilige plaatsen gebouwd of op een onveilige manier. Daar maken zij zich zorgen over. Daarom is in het kader van het onderzoeksproject ‘Geo-informatie voor risicopreventie’ de vraag gesteld: op welke manier kan het aanbieden en toepassen van geo-informatie over overstromingsrisico’s verbeterd worden, zodat deze kennis optimaal benut kan worden in de besluitvorming rond ruimtelijke afwegingen? Of populair vertaald: wat moeten we anders doen, welke informatie moeten we leveren en op welke manier, als we deze situatie willen doorbreken? Het is niet zo dat maar een enkeling zich hierover druk maakt. Niet alleen de onderzoekers van het genoemde project vinden dat de rol van kennis over overstromingsrisico’s in de ruimtelijke ordening groter zou moeten zijn. Ook allerlei deskundigen die het bestuur adviseren, zijn die mening toegedaan. Zo blijkt uit de evaluatie van de watertoets (door Rijkswaterstaat RIZA in 2006) dat water(veiligheid) een grotere rol zou moeten hebben bij inrichtingsplannen en bij locatiekeuzes. Vanuit andere hoeken, zoals de Rekenkamer Oost-Nederland dit voorjaar in een advies aan de provincie Overijssel, wordt dit geluid versterkt. Naar het oordeel van de Rekenkamer Oost-Nederland vragen bestuurders te weinig naar de resultaten van de watertoets; er is meer bestuurlijke aandacht nodig. De Vereniging van Nederlandse Gemeenten benadrukte, eveneens dit voorjaar, dat de wateradviezen van de waterbeheerders goed moeten inspelen op de situatie en de informatiebehoefte van de initiatiefnemer, zodat een goede afweging gemaakt kan worden. Hoe komt het dan dat de kennis over overstromingsrisico’s niet doordringt tot de besluitvorming over de ruimtelijke ordening/ inrichting?

Kennisstroom in besluitvormingsproces Op een uiterst versimpelde manier kan de kennisstroom in een besluitvormingsproces worden beschouwd als een pad tussen de deskundige en de bestuurder. De deskundige genereert precies die kennis die de bestuurder nodig heeft om de goede beslissing te nemen. Maar in de praktijk werkt het niet zo. Hiervoor zijn verschillende verklaringen te vinden: n De juistheid van de informatie wordt betwist of beschouwd als ‘gekleurd’. Deskundigen zijn niet altijd onafhankelijk of zijn het onderling vaak oneens; n De kennis wordt ervaren als irrelevant en onbruikbaar. Indien de informatie alleen waarschuwingen bevat of problemen in kaart brengt, kan de bestuurder er niet direct iets mee. Een project met bewezen nut en noodzaak kan wel worden bijgesteld, maar moeilijk afgeblazen; n De bestuurder begrijpt de kennis (en de gehanteerde modellen) niet. Het kennisaanbod spreekt niet altijd aan, omdat ieder zijn eigen referentiekader heeft. Daarbij komt dat geavanceerde systemen niet eenvoudig zijn te doorgronden en de resultaten niet makkelijk interpreteerbaar; n De bestuurder ziet het niet als zijn verantwoordelijkheid om zich ervoor in te zetten. Op lokaal niveau is het ontbreken van richtlijnen en eisen vanuit hogere overheden en waterschappen een mogelijke verklaring; n Bestuurders gaan voor het politiek haalbare. Het realiseren van een project vergt dat je je door een stroperig proces vecht; er spelen immers veel belangen. Daarom laveren bestuurders naar een oplossing. De RMNO (2000) stelt zelfs dat bestuurders soms willens en wetens niet handelen naar wat ze behoren te weten en ook kunnen weten, doordat er veel andere belangen zijn. Dit zijn inzichten op een algemeen niveau. Om meer inzicht te krijgen in de rol die informatie over overstromingsrisico’s speelt bij ruimtelijke ordening, zijn gesprekken gevoerd met beleidsmedewerkers van gemeenten in de Alblasserwaard-Vijfheerenlanden. Men blijkt snel geneigd ervan uit te gaan dat de dijken “wel sterk genoeg zijn” en het “niet de verantwoordelijkheid is van de gemeente”. Er zijn ook uitzonderingen, waarbij wel expliciet rekening wordt


opinie

gehouden met een mogelijke overstroming. Dat heeft dan meestal te maken met een groter bewustzijn door eerdere dreiging van bijna-overstromingen en het verantwoordelijkheidsgevoel van de betrokken bestuurders.

Drieledige opgave voor informatieleveranciers Veel voorstellen om de doorwerking van geo-informatie te verbeteren, betreffen vooral institutionele verbeteringen. Wat kunnen de leveranciers van geo-informatie zelf doen? De bodem Zorg allereerst dat de kennis een wetenschappelijk correcte inhoud heeft, valide data en methoden moeten gebruikt worden (betrouwbaarheid). Bovendien zou inzicht in onzekerheden en in gevoeligheden met betrekking tot aannamen gegeven moeten worden. Daarnaast is het belangrijk dat de informatie volledig is en onafhankelijk (beschouw bijvoorbeeld alle mogelijke varianten). Een juiste vorm van presentatie kan ervoor zorgen dat de kennis toegankelijk is en de bestuurder het begrijpt en kan gebruiken. Presenteer de kennis over overstromingsrisico’s daarom in een vorm die aansluit bij de doelgroep;

juridische en communicatieve consequenties zijn minstens net zo belangrijk. Speel ook in op het feit dat de vraag zich tijdens het proces ontwikkelt: in de loop van de tijd is steeds andere kennis nodig. Om daaraan te kunnen voldoen, moet er interactie zijn tussen de deskundigen, de ruimtelijke inrichters en andere belanghebbenden. Dan ontstaat wederzijds begrip en kan bepaald worden welke kennis relevant is en kan de kennis worden vertaald naar een handelingsperspectief. Dit vereist een interactieve aanpak: niet eenzijdig vertellen hoe het zit, maar varianten helpen bedenken en besnuffelen;

Op den duur zijn alle belangen gediend met relevante informatie, die op een constructieve manier meegenomen wordt in de besluitvorming. Daarvoor moeten zowel de deskundigen als de beleidsmakers een stapje extra zetten en elkaar tegemoetkomen. Zonder op elkaars stoel te gaan zitten: de deskundige helpt met het ontwikkelen van alternatieve oplossingen door consequenties aan te geven en voedt daarmee het afwegingsproces van de bestuurder. Om de impasse te doorbreken, kunnen de deskundigen het best het initiatief nemen: zij hebben een verhaal over te brengen.

Partijen in beweging brengen Veel mensen - en vooral deskundigen - gaan ervan uit dat een goede inhoud (de juiste kennis) voldoende is om de ‘juiste’ beslissing te nemen. Op het moment dat een vraagstuk meer mensen aangaat en het publiek/ politiek wordt, is een degelijke inhoud niet voldoende meer. Beleid is dan pas effectief indien er, naast een robuuste inhoud, ook sprake is van acceptatie in de samenleving, waardoor uitvoerende partijen in beweging worden gebracht. Dan helpen nog mooiere kaarten, grafieken en tabellen niet meer. Er is dus extra inspanning nodig. Informeer op alle fronten mensen; communiceer je inzichten met burgers, bedrijven, vernieuwers, creatieve ruimte-inrichters en ambtenaren en bestuurders. Gebruik hiervoor aansprekende informatie: één ijsbeer op een smeltende schots zegt meer over klimaatverandering dan duizend grafieken.

Daniëlle Noordam en Erik Spaink (Arcadis)

n

Interactie met ruimtelijke ordenaars De kennis moet handelingsperspectief bieden. Bij het ontwikkelen van de kennis zal nagedacht moeten worden over de relevantie ervan. Het houdt bijvoorbeeld niet op bij de technische oplossing. De financiële, n

n

NOTEN CAW (2008). Commissie pleit voor verplicht wateradvies in ruimtelijke plannen. Staatscourant nr. 75, 18 april 2008. Rekenkamer Oost-Nederland (2008). Provinciale afweging van waterbelangen in ruimtelijke vraagstukken Overijssel niet helder. Groene Ruimte. Rekenkamer Oost-Nederland (2008). Bestuurlijke brief Watertoets aan de provincies, 15 juli 2008. RMNO (2000). Willens en wetens: de rollen van kennis over milieu en natuur in beleidsprocessen. R. in ‘t Veld. RWS RIZA (2006). Watertoetsproces op weg naar bestemming. Landelijke evaluatie watertoets. Spaink E. (2005). Gereedschap voor effectieve beleidsvorming. De papieren sparringpartner voor procesmatig werken aan beleid en uitvoering. VNG (2008). Géén verplichte watertoets, wél advies van waterbeheerder. 9 mei 2008.

H2O / 18 - 2008

13


PWN past nieuwe zuivering toe met actieve kool Minister Jacqueline Cramer van VROM opent op 2 oktober de uitbreiding van het productiebedrijf Jan Lagrand van PWN in Heemskerk. De nieuwe installatie, Heemskerk2 genoemd, levert infiltratiewater voor de duinen en maakt gebruik van de zuivering met ultraviolet-licht en waterstofperoxide die PWN sinds de opening van het productiebedrijf in Andijk in 2004 op grote schaal toepast voor de bereiding van drinkwater. Op het productiebedrijf in Heemskerk heeft PWN opnieuw een primeur. Als eerste waterbedrijf ter wereld combineert het de UV/H2O2-zuivering met een nieuwe actieve koolzuivering. Deze stap voorkomt dat het behandelde water dat in de installatie wordt geproduceerd, bij infiltratie in de duinen schade toebrengt aan het milieu.

E

igenlijk stond de uitbreiding van productiebedrijf Jan Lagrand al vele jaren eerder gepland. Begin jaren 90 zou er een gecombineerde installatie met ozonzuivering en koolfilters komen. De onderzoekers besloten de bouw echter uit te stellen toen duidelijk werd dat gebruik van ozon het ongewenste bijproduct bromaat opleverde. In 1991 heeft PWN vervolgens eerst opdracht gegeven tot de bouw van de zuiveringsinstallatie met membraanfiltratie en hyperfiltratie (Heemskerk1). Volgens architect Willem Quispel, die sinds 1984 voor PWN ontwerpt, was bij Heemskerk1 de belangrijkste voorwaarde dat het concept flexibel moest zijn en uit te breiden. Hierdoor kon voor de nu uitgevoerde uitbreiding probleemloos de Toevoerbuis van de actieve koolreactor.

omslag worden gemaakt van een geplande installatie met ozonzuivering naar een installatie met actieve kool. Het grote voordeel van de vertraging is volgens hem dat de totale ‘voetafdruk’ van Heemskerk2 nu een fractie beslaat van de oorspronkelijk voorziene oppervlakte. “Als PWN in 1991 had gebouwd, waren hier twee enorme koolfiltergebouwen van 12,5 meter hoogte neergezet met daarnaast nog allerlei voorzieningen om zelf ozon te maken.” De zeven jaar vertraging gaf de afdeling Ontwikkeling en Innovatie de mogelijkheid om behalve de UV/H2O2-technologie ook een nieuwe actieve koolzuivering te bedenken. Peer Kamp, hoofd van de afdeling en één van de geestelijke vaders van ‘Andijk’, benadrukt dat Heemskerk2 beslist geen kopie is van die

PWN en de leverancier van actieve kool Norit hebben ruim anderhalf jaar samengewerkt aan de ontwikkeling van een nieuw type actieve kool. Zo is de kool onder elke temperatuur getest, vooral om te zien hoe die zou presteren bij een lage temperatuur. Ook is de kool van Heemskerk2 minder slijtgevoelig, zodat bacteriologische vervuiling regelmatig uit het koolbed kan worden gespoeld. En al gaat water dan nog weer de duinen in, Norit hanteert voor deze kool dezelfde eisen en normen als bij drinkwater.

installatie. Volgens hem is sprake van een andere hydrologie, een ander proces én een ander product, namelijk behandeld water, in plaats van drinkwater zoals in Andijk. Het voorgezuiverde IJsselmeerwater wordt in de duinen geïnfiltreerd, teruggewonnen, nagezuiverd en gemengd met het zuivere water uit Heemskerk1 en dan pas als drinkwater aan de consument geleverd. De actieve koolzuivering is een extra processtap om restperoxide en reactieafbraakproducten uit het water te halen, in een katalytisch proces. Het restant peroxide valt na een tijd vanzelf uiteen in zuurstof en water. “Maar daarbij zou een reële kans bestaan dat vissen (in de infiltratiekanalen) in contact zouden komen met een voor hen dodelijke concentratie peroxide.” Voor PWN in zijn hoedanigheid als natuurbeheerder was dit niet acceptabel.

Zuinige kool, helder water De bouwkundige vorm voor de actieve koolreactor heeft het bouwteam heel wat hoofdbrekens bezorgd. Willem Quispel zag het denken over deze processtap voortdurend veranderen. “Van stalen ketels naar beton, van vier naar acht bakken.” Projectmanager Herman Eken is blij dat het beton is geworden: “Als je kool in staal gebruikt, ben je erg afhankelijk van de kwaliteit van coatings en dergelijke. We hebben goed rondgekeken, bijvoorbeeld bij de collega’s op Berenplaat, waar zij prima werken met stalen ketels.” Uiteindelijk is een snelle koolreactor van beton ontworpen. Hiermee wordt een dusdanige energie-

14

H2O / 18 - 2008


actualiteit

Bovenaanzicht van de actieve koolreactor.

besparing gerealiseerd dat PWN hiervoor groensubsidie heeft ontvangen. Herman Eken beschouwt het als een novum voor de waterwereld dat het water van bovenaf, onder vrij verval, door de actieve kool stroomt. Dit gebeurt met een snelheid van 50 meter per uur, een belasting die volgens Peer Kamp nooit eerder is gerealiseerd. Oorspronkelijk zou het water van beneden door de koolbakken naar boven worden gepompt. Dit leverde echter een esthetisch probleem op voor de infiltratie in de duinen. Robert Kools, adviseur van ingenieursbureau Witteveen+Bos: “Door het continu schuren van de kool zouden zoveel deeltjes meekomen dat het water zwart zou worden.” Niet zo erg als dode vissen, maar met zwarte duinen zou PWN als natuurbeheerder ook een tamelijk slechte beurt maken.

Minder is weer meer De uitbreiding van het productiebedrijf in Heemskerk gaf PWN de kans om het ontwerp van Andijk verder te optimaliseren. Problemen die waren ontstaan met de waterstofperoxidepompen op het productiebedrijf in Andijk zijn opgelost. En behalve een innovatieve en natuurvriendelijke installatie is Heemskerk2 ook een toonbeeld van eenvoud en ordening. “Dat heb ik van Peer Kamp geleerd: in plaats van steeds maar engineeroplossingen toe te voegen, kun je

beter kijken wat je allemaal weg kunt laten,” aldus Herman Eken. Net als in Andijk hangen de UV-reactoren een verdieping onder de elektrakasten, in de kelder als het ware.

De planning van de uitbreiding van productiebedrijf Jan Lagrand in Heemskerk dreigde in de war te worden geschopt door drie beschermde diersoorten die opdoken tijdens de verplichte ecologische scan: de rugstreeppad, de zandhagedis en de zeer zeldzame nauwe korfslak (een twee millimeter groot weekdiertje). Bij het oplossen van dit probleem had PWN er groot voordeel van dat het bedrijf behalve waterproducent ook natuurbeheerder is. De medewerkers van de afdeling Natuur en Recreatie kwamen samen met bioloog Anna den Helder van Witteveen+Bos tot de volgende oplossingen. De hagedissen werden in emmertjes gevangen en op een speciaal geprepareerd terrein weer uitgezet. Om de nauwe korfslak te ontzien, werd een gedeeltelijke damwand geslagen rond de ontgraving en het peil van de randsloot om het bouwterrein met een meter verhoogd. En de padden zijn geholpen door na de paddentrek een scherm om het terrein te plaatsen.

Ook in Heemskerk is gekozen voor veel functioneel lichtdoorlatend glas en veel functionele lege ruimte. Waar daglicht is, heb je immers minder stroom nodig en waar ruimte is, worden onderhoud en reparaties eenvoudig. “Als er beneden een pomp kapot is, doe je de daglichtkoepels open. De pomp haal je er met een mobiele kraan zo uit. En als er een UV-reactor stuk is, laat je die op een karretje zakken. Je rijdt hem naar een vide en tilt hem er zo uit.” Peer Kamp ziet dit als voorbeelden van het door hem gepropageerde integrale ontwerpproces. “Integraal werken is de moeilijkste weg. Je neemt tal van beslissingen terwijl de details nog niet uitgewerkt zijn, zowel voor wat betreft architectuur als functionaliteit. Maar als je genoeg tijd steekt in de afweging van de risico’s, levert het later wel iets op.” Nu de universele barrière tegen microverontreinigingen is gerealiseerd, blijft PWN investeren in uitdagende projecten, zoals de nieuwe SIX/UF-voorzuivering in Andijk. Deze werkt op basis van ionenwisseling in combinatie met ultrafiltratie. Frans Hempen Foto’s: Robert Vendrig

H2O / 18 - 2008

15


Water en klimaat wederom centraal tijdens World Water Week in Stockholm De World Water Week in Stockholm is een belangrijke jaarlijkse mondiale waterbijeenkomst. Belangrijk vanwege de goede mix van wetenschap en beleid, de juiste grootte en uitstekende organisatie die tezamen garant staan voor een effectieve week.

“F

rom all the international water meetings - be it UN, CSD, the World Water Forum - the World Water Week clearly is the best, both in organization and in effectiveness”, verklaart een senior policy advisor van het US Department of State desgevraagd: hier vindt de broodnodige interactie plaats tussen politici, beleidsmakers en wetenschappers. Instemmend geknik bij de omstanders maakt duidelijk dat we met iets bijzonders te maken hebben. Waar bij andere bijeenkomsten nog wel wordt gemopperd over de ene ministeriële verklaring na de andere zonder enige mogelijkheid tot het stellen van vragen, laat staan discussie, zien veel deelnemers de World Water Week als hét platform voor de internationale waterdialoog. Er vinden af en toe zelfs bescheiden demonstraties plaats. De zalen zitten grotendeels vol belangstellenden, terwijl op het terras geanimeerde gesprekken plaatsvinden. Sommigen verlaten gedurende de week het terras nauwelijks. Vanwege het VN-jaar voor sanitatie was het thema dit jaar ‘Progress and prospects on water: for a clean and healthy world with special focus on sanitation’, maar veel meer onderwerpen passeerden de revue: ethiek, water in bergstreken en aride gebieden, corruptie in de watersector, virtueel water, grensoverschrijdend water, water in Azië, investeringen in water én klimaatverandering. De schaal wisselde van mondiaal tot lokaal, met daartussen waterschappen en ‘river basin authorities’. De opening van de World Water Week stond onder leiding van Cecilia Martinsen van de organiserende SIWI. Prins Willem-Alexander, spreker tijdens de openingssessie, had speciaal voor de World Water Week zijn aanwezigheid bij de Olympische Spelen in China onderbroken. In zijn hoedanigheid als voorzitter van de United Nations Secretary General’s Advisory Board on Water and Sanitation (UNSGAB) meldde hij blij te zijn weer in Stockholm te zijn, al bleef ook zijn toespraak een beetje bij de Olympische Spelen: “the Olympic Dream is also your dream: ‘to strive for a bright future of mankind’”, aldus de prins, die meldde dit jaar extra veel te hebben gereisd vanwege het VN-jaar voor sanitatie. Zijn verhaal ging dan ook voornamelijk over sanitatie. In Ethiopië zijn in een jaar tijd meer dan een miljoen latrines gebouwd. Dit is enerzijds goed nieuws, anderzijds

16

H2O / 18 - 2008

Prins Willem-Alexander.

verloopt de bevolkingsgroei sneller dan het aantal aansluitingen aan sanitatie. “More people means more waste - it’s that simple”, concludeerde Willem-Alexander.

Klimaatverandering Klimaatverandering was, zeker voor Nederland, één van de belangrijkste onderwerpen. Reeds tijdens de persconferentie die direct na de opening van de World Water Week plaatsvond, bepaalde SIWI-directeur Anders Berntell de stemming door na de Prins van Oranje vol lof en trots te spreken over het belang van water en klimaatverandering en de twee dagen over dit thema. Ook Dagens Nyheter, de belangrijkste Zweedse ochtendkrant, besteedde met name aandacht aan de wateren klimaatdagen. CPWC (het in Delft gehuisveste Co-operative Programme on Water and Climate) verzorgt ieder jaar tijdens de World Water Week in Stockholm een seminar over water en klimaat. Vanwege het grote succes hadden CPWC, SIWI en de Duitse ministeries voor milieu en ontwikkelingssamenwerking BMU en BMZ dit jaar besloten om samen twee thematische dagen te organiseren. In totaal verleenden circa 40 overheden, mondiale en nationale organisaties, ngo’s, kennisorganisaties en banken hun medewerking. De dagen, die plaatsvonden in de grootste beschikbare zaal, werden geopend met een

door CPWC georganiseerde wereldprimeur: de presentatie van het IPCC Technical Paper on Water and Climate, waarin de state-of-theart kennis ter zake werd gepresenteerd. Ook Nederlandse auteurs hebben aan het rapport bijgedragen. Een sessie over nationale planvorming werd gevolgd door een sessie over Anders Berntell, directeur SIWI.


verslag kwetsbaarheidsanalyses, waarin onder meer een bijdrage van IGRAC over grondwater. Tijdens de lunch leidden de RAIN Foundation en Acacia Water een sessie over grondwateropslag in rurale gebieden met behulp van kleine dammen - een technologie die door Nederlandse hydrologen en geologen in Kenia tot ontwikkeling is gebracht. In de namiddag werd gesproken en gediscussieerd over de financiële aspecten van adaptatie, met inbreng van de internationale Commission on Climate Change and Development, de World Bank en de KfW Development Bank. Na de presentaties werd de discussie geleid door Ger Bergkamp, de nieuwe directeur-generaal van de World Water Council.

Ministers enthousiast tijdens politieke dialoog Het hoogtepunt van de Water & Climate Days 2008 was een politieke dialoog, waaraan werd deelgenomen door staatssecretaris Huizinga van Verkeer en Waterstaat, de minister van Public Works van Indonesië, de ministers van Water van Costa Rica en Lesotho en de ambassadeur Milieu en Duurzaamheid van Denemarken. De Indonesische minister, die voor deze gelegenheid speciaal was overgevlogen, sprak wederom lof uit voor de Nederlandse activiteiten op het gebied van water en klimaatadaptatie, waarbij hij refereerde aan de workshop die CPWC namens Nederland samen met Indonesische partijen in mei 2007 in Jakarta verzorgde. Deze workshop vormde het begin van intensieve samenwerking tussen Nederland en Indonesië bij de ontwikkeling van een nationaal Indonesisch adaptatieplan. De minister van Lesotho hield vervolgens een vurig pleidooi om de discussie rondom grote dammen te heropenen. Hij stelde dat aride landen in het zuiden niet over voldoende water beschikken en opslag van regenwater hard nodig hebben om in hun waterbehoeften te voorzien. Staatssecretaris Huizinga informeerde vervolgens het publiek dat Nederland met de Deltacommissie een tweede Deltaplan Henk van Schaïk, programmacoördinator CPWC.

Ger Bergkamp, directeur-generaal World Water Council en de waterminister van Lesotho.

voorbereidt, waarmee Nederland klimaatbestendig zal worden. Ze voegde hieraan toe dat Nederland veel belang hecht aan een goede internationale dialoog over water en klimaat, en aan de ondersteuning van ontwikkelingslanden, waar de meest kwetsbare groepen zich bevinden. De Deense ambassadeur bepleitte een nauwere samenwerking tussen de agenda van de watersector onder de World Water Fora en de adaptatieagenda van de Klimaatconventie (COP), gecoördineerd door UNFCCC. Hierbij sloot de staatssecretaris zich aan. Op een vraag uit de zaal over de aansprakelijkheid stelde de staatssecretaris duidelijk dat het erom gaat eerst zicht te hebben op de kosten van klimaatverandering en adaptatiemaatregelen alvorens ter praten over de financiering en de financieringsarchitectuur. Uit een korte evaluatie op vrijdag kwam naar voren dat de gehanteerde opzet internationaal duidelijk veel weerklank vond.

ICIMOD hield een sessie over veranderingen in bevolking en klimaat in berggebieden, voorzien van fraaie presentaties en een in het oog springende tentoonstelling. Ook WWF en IUCN hadden meerdere sessies, onder meer over ‘payment for ecosystem services’. Integraal waterbeheer stond dit jaar minder expliciet in het programma. Het was niet duidelijk of dit komt omdat het intussen overal reeds tussen de oren zit. Eén van de conclusies over dit onderwerp was dat er ‘too many silver bullets’ zijn: welke kan het beste worden ingezet? Bij meerdere seminars, zowel die over klimaatadaptatie als over ecosystemen, werd erop gewezen dat actie nú goedkoper is dan niets doen en straks de schade opruimen. Voorkomen is beter dan genezen. Onder ander bij de sessies over grensoverschrijdend waterbeheer viel te noteren dat een verschuiving heeft plaatsgevonden van een natuurwetenschappelijke focus naar meer sociaal-politieke processen. In het algemeen was er aandacht voor kennisuitwisseling tussen verschillende generaties. In de marge van de World Water Week vonden meerdere bijeenkomsten plaats ter voorbereiding van het vijfde World Water Forum volgend jaar in Istanbul. Op te merken viel dat er dit jaar wat minder wetenschappers dan voorheen aanwezig leken te zijn - dit terwijl vanuit wetenschappelijke hoek juist vaak te horen is dat het beleid niet naar de wetenschap luistert. Michael van der Valk Foto’s: SIWI

H2O / 18 - 2008

17


Huidige inzet waterschappen voor millenniumdoelen slechts het begin Terwijl het Internationale Jaar voor de Sanitatie bijna ten einde loopt, beginnen de Nederlandse waterschappen net op gang te komen met hun projecten ter verbetering van de toegang tot schoon drinkwater en goede sanitaire voorzieningen in ontwikkelingslanden. Tijdens een bijeenkomst op 5 september in de Glazen Zaal in Den Haag overhandigde voorzitter Monique de Vries van het Nederlandse Waterschapsbank (NWB)-fonds een witboek aan voorzitter Arie Kraaijeveld van het Netherlands Water Partnership (NWP). Het witboek geeft een overzicht van de activiteiten van de waterschappen en waterleidingbedrijven waarmee zij een bijdrage leveren aan de millenniumdoelen voor drinkwater en sanitatie.

O

p 30 juni 2007 ondertekenden zeven departementen en de Nederlandse watersector het WASH-akkoord. Zij beloofden zich in te spannen om vóór 2015 50 miljoen mensen van schoon drinkwater en goede sanitaire omstandigheden te voorzien. Sindsdien is de inzet van de Nederlandse waterwereld op dit gebied in een stroomversnelling terecht gekomen. Waar twee jaar geleden slechts enkele waterschappen ontwikkelingsprojecten op hun vakgebied ondersteunden, is verreweg het grootste gedeelte van de Nederlandse waterschappen en drinkwaterbedrijven inmiddels actief betrokken bij drinkwater- of sanitatieprojecten in Afrika, Azië of Latijns Amerika. Tijdens de bijeenkomst in Den Haag, georganiseerd door het NWB-fonds en de Unie van Waterschappen, werd stilgestaan bij de stand van zaken rond de Nederlandse millenniuminzet. Met Sjef Ernes van Aqua for All als gespreksleider belichtte een viertal sprekers de kernaspecten van de drinkwateren sanitatieprojecten van hun organisatie. Henk Looyinga van Waterschap Velt en Vecht benadrukte het belang van sanitatie op scholen - met name in sub-Sahara Afrika en lichtte de totstandkoming toe van twee projecten die het waterschap uitvoert in Roemenië en Ethiopië. Ondanks de grote inzet van het waterschap vindt Looyinga de Nederlandse belofte om 50 miljoen mensen van schoon drinkwater en goede sanitatie te voorzien veel te hoog gegrepen. “Omgerekend zou dat betekenen dat Velt en Vecht 700.000 mensen zou moeten bereiken. Dat is veel te veel voor een klein waterschap.” In plaats daarvan koppelt het waterschap nu het aantal inwoners uit haar werkgebied zo’n 200.000 - aan de te bereiken doelgroep. Ook Siemen Veenstra, projectdirecteur van Vitens-Evides International en in de zaal als toehoorder, gaf openlijk uiting aan zijn twijfel of de ‘50 miljoen belofte’ wel gehaald gaat worden. “Ik wil niet meteen alles in het negatieve trekken, maar laten we eerlijk zijn: er moeten heel wat nullen bijkomen willen we die 50 miljoen halen.” Na afloop van het programma vertelt Veenstra desgevraagd vooral moeite te hebben met de kleinschaligheid van veel waterschapsprojecten. “Zo blijft er veel te veel geld in Nederland hangen. Voor al die projectjes stappen mensen op het vliegtuig om de situatie ter plekke te beoordelen en worden materialen apart ingekocht. Drinkwaterbedrijven en

18

H2O / 18 - 2008

waterschappen zouden veel meer met elkaar moeten samenwerken: zo heb je een groter bereik en het is veel efficiënter.” Volgens Sjef Ernes dragen de projecten uit het witboek bij aan de verbetering van sanitaire voorzieningen en toegang tot schoon drinkwater voor zo’n één miljoen mensen, waarbij de investeringen tien miljoen euro bedragen. “Dat is nog lang niet genoeg om die 50 miljoen te halen”, erkent Ernes, “maar de waterschappen hebben een enorme sprint ingezet en sluiten steeds meer aan bij drinkwaterbedrijven die op dat gebied vaak al wat actiever waren.” In de verschillende presentaties werd duidelijk dat veel organisaties hun inzet voor de millenniumdoelen na een voorzichtige start nu steeds verder verhogen en daarbij ook steeds meer met elkaar gaan samenwerken. Zo vertelde Bjartur Swart van STOWA over het wederzijds voordeel dat zowel Nederland als ontwikkelingslanden kunnen hebben bij de ontwikkeling van nieuwe sanitatievormen. Marjanne Spoelstra van Cordaid meldde dat de ontwikkelings-

organisatie de krachten heeft gebundeld met drie waterschappen voor het verbeteren van de leefomstandigheden van duizenden sloppenbewoners in Kaapstad. Waterschap Rijn en IJssel koos voor een stedenband en zet zich nu in voor het realiseren van schoon water in de stad La Libertad in Nicaragua. Ook Monique de Vries denkt dat de huidige inzet van waterschappen voor de millenniumdoelen slechts het begin is. “Na het eerste duwtje in de rug komen veel waterschappen nu pas op gang. Naast de implementatie van bestaande projecten zullen er ook nieuwe initiatieven ontwikkeld worden en zal men zich bij bestaande projecten aansluiten. Het witboek is dan ook bewust losbladig, omdat er nog heel wat initiatieven in de pijplijn zitten en het proces van samenwerking nog in volle gang is.” Vooruitlopend op de waterschapsverkiezingen die in november plaatsvinden, riep ze de nieuwe waterschapsbesturen alvast op zich net als hun voorgangers in te zetten voor het verbeteren van de drinkwater- en sanitatievoorzieningen wereldwijd.

Kiwa Water Research wordt KWR Kiwa Water Research in Nieuwegein krijgt een nieuwe naam: KWR, Watercycle Research Institute. Na de afsplitsing van onderzoeks- en certificatieorganisatie Kiwa in 2006 voert Kiwa Water Research een eigen koers. Die wordt nu zichtbaar gemaakt met een nieuwe naam en een nieuw logo. KWR is het eerste kennisinstituut voor de hele watercyclus ter wereld. Waar Kiwa Water Research zich voorheen vooral bezighield met drinkwater, wordt het onderzoeksveld nu aanzienlijk breder. Het onderzoeksinstituut gaat zich nu bezighouden met de hele waterketen, van drinkwater tot afvalwater. KWR doet wetenschappelijk onderzoek dat gericht is op toepassing in de praktijk. Het onderzoeksprogramma wordt toegespitst op vier thema’s: gezondheid, duurzaamheid, vooruitgang en effiency. Deze thema’s zijn niet scherp afgebakend, omdat veel onderzoeksvragen meerdere thema’s omvatten. Onder het thema gezondheid valt de relatie tussen gezondheid en de kwaliteit van water: zowel drinkwater als bijvoorbeeld zwemwater. Onder duurzaamheid wordt duurzaam watergebruik verstaan, hergebruik van water, het klimaatbestendig maken van de watersector maar ook het minimaliseren van de (negatieve) invloed op de klimaatverandering. Onder de noemer vooruitgang wordt gekeken naar trends, naar veelbelovende nieuwe technieken op watergebied of daaraan gerelateerde sectoren. Onder efficiency ten slotte wordt gekeken naar efficiënt watergebruik, de waterketen en alles wat daarmee samenhangt, zoals het energieverbruik in de watersector. De naamsverandering is deze week tijdens het IWA World Water Congres in Wenen officieel gepresenteerd. Het adres van KWR blijft gelijk: Postbus 1072, 3430 BB Nieuwegein. Ook de telefoonnummers blijven ongewijzigd. De nieuwe internetpagina is te vinden op www.kwrwater.nl.


verslag Hergebruik industriewater: nieuwe technieken, nieuwe problemen Hergebruik van water binnen de industrie is eigenlijk geen thema meer. Elke grootverbruiker van water zal de mogelijkheden al onderzocht hebben. Met het voortschrijden van de zuiveringstechnieken kan meer water opnieuw worden gebruikt of voor hoogwaardigere toepassingen. Ook het effluent wordt schoner. Maar nieuwe technieken leveren ook nieuwe problemen op. Zo kan membraanvervuiling het rendement van een zuivering aardig naar beneden brengen. En het schone effluent kan voor ecologische verrassingen zorgen: mosselen en oesters in het koelwatersysteem bijvoorbeeld. Dat bleek op het congres Industrieel Water 2008, dat Euroforum op 4 september hield.

H

ans Huiting van Kiwa Industrie & Water stelde dat door een te optimistisch ontwerp van membraaninstallaties in het verleden, deze techniek nu vaak geassocieerd wordt met problemen zoals vervuiling. Door een betere voorbehandeling, betere membranen en nieuwe behandelconcepten kunnen die problemen voorkomen worden. Kiwa werkt aan ontwikkelingen zoals de DeNutritor/ BiopROtector (een biofilter voor de beheersing van biofouling), het toepassen van biocides regen fouling en het Airo-concept, waar vervuiling en biofouling bestreden worden met luchtspoeling en een andere opsteliing van de modules. Andere zuiveringsconcepten waaraan gewerkt wordt, zijn osmotische MBR, Elector DeIonisatie en Capacitieve Deionisatie. Een aantal van deze ontwikkelingen zal op korte termijn beschikbaar zijn, voor anderen is een lange adem nodig. Ernst Covers van voedingsmiddelenproducent Cargill gaf aan dat hergebruik grenzen kent, zowel technisch als financieel. Uit een scenariostudie blijkt dat met twee stappen een zuiveringsrendement van meer dan 90 procent wordt bereikt, maar een hoger rendement wordt ingewikkeld en duur. Ook het laten indampen van de zouten in het afvalwater en eventueel hergebruiken is voorlopig nog te duur. Staalbedrijf Corus kampt met andere problemen. Het bedrijf is een grootverbruiker van water voor diverse doeleinden: 230 miljoen kuub per jaar. Het grootste gedeelte is zout zeewater dat eenmalig voor koeling wordt gebruikt. Uit onderzoek blijkt dat het innemen van dit water geen gevolgen heeft voor de fauna (vermalen van ingezogen vis, etc). Bij het lozen van dit water moet rekening worden gehouden met de temperatuur. Door een nieuwe beoordelingssystematiek van warmtelozingen is er iets meer ruimte voor deze lozingen. Ook kreeg het bedrijf te maken met de Best Available Techniques Reference-document, dat de vervuiling door koelinstallaties reguleert. Na een investering van ettelijke miljoenen heeft Corus dit op orde. Het schonere effluent heeft ook een positieve uitwerking op het (zoute) oppervlaktewater, dat schoner wordt. Dat heeft wel als gevolg dat de inlaatleiding voor het zoute koelwater langzaam vol groeit met mosselen, pokken en oesters. Dat laatste probleem is ook bekend bij energiebedrijf Electrabel. Het water dat gebruikt wordt voor de opwekking van de stoom moet zeer schoon zijn. Dat stelt

eisen aan de (voor)behandeling. Tjerk de Vries van het energiebedrijf voorziet dat in de toekomst steeds meer membraaninstallaties ingezet zullen worden. Het koelwater wordt minder gezuiverd, hier treedt dan ook ‘macrofouling’ op: vervuiling van het koelsysteem met mosselen, zeepokken en oesters. Dit kan bestreden worden met chloordosering, sterke temperatuursverhoging of het aanbrengen van biocoatings, waarop de dieren zich niet kunnen hechten. Rob Klaassen (Siemens) en Franco Moonen (Brabant Water) gingen in op de samenwerking van deze bedrijven op het gebied van (afval)waterhergebruik. Een voorbeeld is de waterkringloopsluiting bij aardappelverwerkend bedrijf Lamb Weston/Meijer. Hier wordt een aantal nieuwe technieken achter elkaar geplaatst:

fosfaatverwijdering met Anphos, stikstofverwijdering met NAS, deeltjesverwijdering met MBR en daarna omgekeerde osmose voor de deeltjesverwijdering. Een pilot moet uitwijzen of deze geschakelde technieken in de praktijk doen wat de theorie aangeeft. De laatste spreker was Henry van Straten (Shell). In Qatar wordt een fabriek gebouwd voor het vloeibaar maken van gas (GTL Gas To Liquid) die geen water nodig heeft, maar water oplevert. Als bijproduct van het GTL-proces ontstaat ‘nieuw’ water (nieuw in de waterkringloop), in dusdanige hoeveelheden dat de fabriek geen extern water nodig heeft. Na het opstarten van de fabriek is de verwachting dat ongeveer tien procent van het water overbodig is: de andere 90 procent van het water zal de fabriek nooit verlaten.

Milieu- en natuurbalans: beter, maar niet goed De maatregelen die voor de Kaderrichtlijn Water worden genomen, hebben een gunstige uitwerking op de ecologische kwaliteit van het oppervlaktewater. Maar gezien de huidige matige staat van het zoete water zullen de Natura 2000-gebieden niet op tijd aan de normen voldoen. Dat blijkt uit de Milieuen Natuurbalans die het Planbureau voor de Leefomgeving op 11 september aanbood aan minister Cramer.

I

n de Natuurbalans stelt het Planbureau dat het natuurbeleid doelmatiger kan uitpakken als meer gestuurd wordt op de realisatie van doelen tegen zo laag mogelijke (maatschappelijke) kosten. Dit kan worden bereikt door meer samenhang met andere beleidsterreinen, zoals water en ruimtelijke ordening. Door prioriteit te geven aan de nationale (maar ook internationale) unieke natuurwaarden, zoals de duinen, beken, moerassen en kwelders, verhoogt de doelmatigheid van het beleid verder. Sinds de jaren 70 verbetert de chemische toestand van het oppervlaktewater sterk. De ecosystemen laten de laatste decennia een gunstige ontwikkeling zien, maar over het algemeen genomen is de ecologische kwaliteit matig. De wateren die onder de KRW vallen hebben een kwaliteit van gemiddeld 40 tot 45 procent van de natuurlijke situatie. Als het voorgenomen beleid in het kader van de KRW wordt uitgevoerd, zal die kwaliteit in 2027 gemiddeld 50 tot 70 procent zijn. Dat is niet genoeg om alle doelen te halen. De doelen voor de Natura 2000-gebieden zullen ook

niet gehaald worden, waarmee Nederland niet voldoet aan de Europese eisen. Omdat de nadruk van de maatregelen voor de KRW vooral ligt op de inrichting van gebieden, maar de Natura 2000-gebieden vooral gebaat zijn bij maatregelen die zorgen voor minder nutriënten en een hoger grondwaterpeil, zijn aanvullende maatregelen nodig. In de Milieubalans stelt het PBL dan ook dat de fosfaatbelasting verder moet worden teruggedrongen. Het aanleggen van zuiveringsmoerassen zou kunnen helpen. Een andere optie is generiek mestbeleid, met name fosfaatbemesting volgens het bemestingsadvies. Positief is dat maatregelen om de klimaatverandering tegen te gaan potentieel goed voor natuur en milieu zijn. Maar niet alle natuurdoelen kunnen worden gehaald, omdat veiligheid voorop staat. Omgekeerd kunnen maatregelen om de natuur te verbeteren, zoals de Ecologische Hoofdstructuur, een bijdrage leveren aan waterberging. Voor beiden pleit het Planbureau voor meer samenhang in het beleid.

H2O / 18 - 2008

19


DIJKGRAAF WIM WOLTHUIS VAN VELT EN VECHT:

“Waterschap meer facilitair aan maatschappij” Terwijl het werk van de Deltacommissie veel aandacht van beleidsmakers en deskundigen opeist en terecht veel weerklank in de pers en in de vakbladen vindt, zijn er ook delen van Nederland die niet of nauwelijks beroerd worden door de vraag hoe wij Nederland op lange termijn veilig houden. Eén van die gebieden is het zuidoosten van Drenthe en het noordoosten van Overijssel, grenzend aan de Duitse deelstaat Nedersachsen. Het is het beheergebied van Waterschap Velt en Vecht, een jong waterschap dat eind jaren 90 tot stand kwam bij de vorming van de huidige integrale waterschappen in de provincies Groningen, Drenthe en Overijssel. Een gesprek over wat in dat gebied wél aan de orde is met dijkgraaf en ingenieur Wim Wolthuis, in het waterschapshuis in Coevorden aan het Stieltjeskanaal.

Welk stroomgebied beheert uw waterschap? “Wij beheren een deel van het stroomgebied van de Overijsselse Vecht. Het gehele stroomgebied omvat een kleine 400.000 hectare. Globaal kun je zeggen dat de helft daarvan in Duitsland ligt, de andere helft is verdeeld tussen Waterschap Regge en Dinkel en ons waterschap. Toen de discussie over de vorming van de integrale waterschappen gevoerd werd in de Provinciale Staten van Drenthe en Overijssel heeft men het niet aangedurfd om van het Nederlandse deel van het stroomgebied één waterschap te maken. Of dat nu ook nog de uitkomst zou zijn, betwijfel ik.” “Het beheergebied van Velt en Vecht is 90.000 hectare groot. De noordelijkste punt ligt bij Schoonoord en Odoorn. De waterscheiding van de Hondsrug loopt via Emmen naar Klazinaveen en Zwartemeer. Ons gebied volgt daar de grens met Duitsland tot Kloosterhaar en loopt dan naar Ommen en Dedemsvaart in het westen. Het laatste stuk Vecht, van Ommen tot het Zwarte Water, valt onder Groot-Salland. Op 1 januari 2000 zijn wij van start gegaan.” “Bij de uitwerking van de Kaderrichtlijn Water is het Nederlandse stroomgebied van de Rijn verdeeld in Noord, Midden, Oost en West. Wij vallen onder Rijn-Oost en werken daarin nauw samen met de waterschappen Reest en Wieden, Groot-Salland, Regge en Dinkel en het overwegend Gelderse Rijn en IJssel, zowel op het gebied van de beleidsbepaling als bij de uitvoering van dat beleid.”

Wat is de kenmerkende problematiek hier? “Onze grootste zorg is het regenwater. Wij liggen in hoog-Nederland, hebben geen primaire waterkeringen te beheren, wel de waterkeringen langs de Vecht. Het regenwater komt voor een deel uit het Duitse stroomgebied van de Vecht. Ons gebied is overwegend landbouwkundig ingericht. Natuurterreinen beslaan twaalf

20

H2O / 18 - 2008

procent van de totale oppervlakte; het totale stedelijk gebied ligt in dezelfde orde van grootte. Doel van ons beleid is beheersing van watertekorten en -overschotten. Voor het beheer is het tekort eigenlijk veel belangrijker dan het overschot. Droogte doet veel meer schade dan nattigheid, zowel aan de landbouw als aan de natuur. Het effect ervan is alleen veel moeilijker te zien; de verdroging sluipt naar binnen zonder dat je er echt erg in hebt. Wat wij ertegen doen, is het grondwaterpeil hoog houden en de Vecht weer meer laten meanderen. Het Nederlandse deel is in het verleden ingekort van 90 naar 60 kilometer. Die lengte maken wij weer groter. Consequentie is wel dat je dan bij regen ook eerder problemen krijgt en meer ruimte nodig hebt om het regenwater op te vangen. Die extra ruimte combineren wij met het versterken van de ecologische kwaliteit van dit gebied. Op haarvatenniveau doen wij in weze hetzelfde. Ook daar houden wij het water langer vast door watergangen te verbreden, oevers glooiend te maken, etc. Maar net als Meppel aan de zuidwestkant blijft Coevorden aan de zuidoostkant een putje waar al het water heen loopt. Wel is veel echte overlast te voorkomen.”

Heeft u succes met uw aanpak? “We streven ernaar om aan de maatregelen die we nemen een meerwaarde voor het gebied te geven. Ze moeten ook effect hebben voor de recreatie, het natuurbeheer, de landbouw of de woonomgeving. Een voorbeeld is de herinrichting van het Schoonebeekerdiep over 15 kilometer langs de grens met Duitsland. Dat is een traditionele, gestuurde, rechtgetrokken beek. Hij komt nu te lopen in een strook van 100 meter breed, die als een breed winterbed fungeert met bergingscapaciteit voor een miljoen kubieke meter water, met recreatieve voorzieningen zoals wandel- en fietspaden, vissteigers en kanoplaatsen. Door beperkt onderhoud van de vegetatie functioneert deze als stuw om het water af

te remmen bij hoogwater en vast te houden. Waar de bedding smal is, wordt de vegetatie intensiever beheerd, in de praktijk korter gehouden.” “Om zover te komen, heeft het waterschap de bevolking intensief bij het project betrokken, aan weerszijden van de grens. We hebben werkateliers gehouden. Omdat in Duitsland geen waterschappen bestaan overleggen we daar met de regionale overheden: de Kreisen en het Niedersächsischer Landesbetrieb für Wasserwirtschaft, Küsten- und Naturschutz, een soort waterstaat. De communicatie verloopt in het Engels, hoewel wij allemaal Duits kunnen spreken. Aan de andere kant van de grens spreken trouwens ook steeds meer mensen Nederlands. Bij de Vecht zelf doen wij in feite hetzelfde. Met de provincie Overijssel en Waterschap Groot-Salland hebben we in 1997 de Vechtvisie opgesteld. Streefbeeld is om stap voor stap te komen tot een halfnatuurlijke, maar wel veilige laaglandrivier. Een voorbeeld: in de Elsbeekpolder bij Oud-Bergentheim, gemeente Hardenberg (het project Mölnmarsch), worden naast een stuw nieuwe meanders in de Vecht aangebracht. Daarnaast ontstaat extra waterberging en vervallen stenen oevers. Bedoeling is dat het nieuw ingerichte gebied beheerd wordt door particulieren, door agrariërs met wie wij afspraken maken. Het is een experiment om te zien of de bestaande stuw kan vervallen. De oude loop van de Vecht blijft voorlopig nog intact, want het is een proef.”

Liggen er in uw gebied ook hoogvenen? “Op de grens ligt het Bargerveen, een Natura 2000-gebied. Aan de Duitse kant wordt het veen nog steeds afgegraven. Daar lopen nog concessies, ook van Nederlandse bedrijven. Aan de noord- en de westkant waren al veel bufferende maatregelen genomen om het gebied in stand te houden en veengroei te stimuleren. Voor de zuidkant is er nu ook een bufferzone ontworpen om het water vast te houden en het grondwaterpeil hoog. Als die is ingericht, hebben we alles gedaan wat we kunnen doen. Over hoe dat zou moeten is 30 jaar discussie gevoerd. Maatregelen doen pijn, omdat ze landbouwgrond kosten. Maar we zijn er nu uit. Dat is belangrijk, want dat geeft de mogelijkheid om het overblijvende landbouwgebied verder te optimaliseren.”

Wij hebben het nog niet over de zuiveringstaak gehad. “Groot verschil met andere waterschappen is dat Velt en Vecht slechts van 300.000 v.e. het afvalwater te verwerken heeft. Het gebied is relatief dun bevolkt. Investeringen kunnen maar over weinig eenheden verdeeld worden. Op dat gebied zijn we dus één van de duurste waterschappen. Velt en Vecht telt zeven rwzi’s, waaronder één grote voor Emmen en omgeving. De zuivering verder concentreren biedt ook geen voordelen, want de kosten van extra transport zijn hoger dan de voordelen van het opheffen van installaties. We proberen zo efficiënt mogelijk te werken. Vooral door gemeenten te stimuleren om zoveel mogelijk


interview “Waterschap Velt en Vecht telt 160 fte’s. Bij het waterschap werken ongeveer 200 mensen. Deze formatie proberen we strak aan te houden. Dat is niet eenvoudig, want de intensivering van de relatie met de gemeenten en de provincies op het gebied van de ruimtelijke ordening vraagt steeds meer mankracht. We nemen steeds meer verantwoordelijkheid waarvoor meer en andere mensen nodig zijn. We worden steeds meer faciliterend aan de maatschappij, wat ons werk ook boeiender maakt.” “De relatie met Duitsland is hier een bijzondere uitdaging. De noodzaak om te investeren in de relaties met mensen ervaar ik daarbij heel sterk. Ook daar begint ons streven om niet alleen een waterbril op te zetten, maar ook naar gebiedsontwikkeling te kijken, aan te slaan.”

Wat verwacht u van de nieuwe verkiezingen? “Ik ben altijd voorstander van een lijstenstelsel geweest. Lijsten van organisaties zijn herkenbaarder dan personen, die je toevallig moet kennen. Dat nu ook politieke partijen meedoen, kan het voordeel hebben dat het waterbeheer meer bewust in de politiek verankerd wordt. Ik verwacht weinig inhoudelijke verandering. Het blijft waterbeheer. Ik verwacht wel meer debat in de besturen. Ik vind dat we wel naar het middenbestuur als geheel zouden moeten kijken. De rol van Europa wordt steeds groter; 70 procent van de wet- en regelgeving komt daar vandaan. Je zou kunnen denken aan een aantal landsdelen waarin je de waterschapstaken met de resterende provinciale taken onderbrengt, gebaseerd op waterlandkundige grenzen. Handhaving van de huidige, historisch bepaalde, provinciegrenzen daarbij zou een slechte zaak zijn.”

Welke ontwikkelingen verwacht u hier in de toekomst? regenwater af te koppelen. Dan hoeven we minder relatief schoon water te behandelen, functioneert de zuivering beter, vinden minder overstortingen plaats en kunnen we uitbreidingen voorkomen, hetgeen kosten bespaart.” “Met de gemeenten hebben we afvalwateroptimalisatiestudies opgezet, waarin gekeken is welke gebieden af te koppelen zijn. We bieden daarbij financiële ondersteuning: twee à vijf euro per vierkante meter verhard oppervlak, dat afgekoppeld wordt. Qua nitraat- en fosforverwijdering zitten we goed: ruim boven de landelijke norm met 85 à 90 procent reductie.”

Wat was uw loopbaan tot dusverre? “Ik ben in 1949 in Dedemsvaart geboren. Ik woon daar nu nog. In Deventer heb ik de Hogere Landbouwschool gevolgd, gespecialiseerd op de tropen, maar ook met een Nederlandse tak. Samen met mijn broer heb ik daarna 30 jaar een veenkoloniaal akkerbouwbedrijf gehad van 160 hectare. We teelden voederbieten, granen, aardappelen, graszaad en grove tuinbouwproducten. Omdat wij geen van

beide opvolgers hadden en mijn broer zeven jaar ouder is dan ik, zijn wij er acht jaar geleden mee gestopt. Ik was toen benoemd tot dijkgraaf van dit nieuwe waterschap. In 1975 ben ik lid van het algemeen bestuur van het Waterschap Het Ommerkanaal geworden, een klein kwantiteitswaterschap. In 1988 ben ik daar benoemd tot voorzitter, een functie van een halve dag per week. In 1991 zijn we gefuseerd tot het Waterschap De Vechtlanden, 30.000 ha groot, voor Hardenberg en omstreken. In die tijd was ik ook bestuurslid van het Zuiveringschap West-Overijssel. Toen de nieuwe waterschappen gevormd werden, heb ik op deze functie gesolliciteerd. Als jongen voelde ik mij altijd al aangetrokken tot de weg- en waterbouw. Dat kwam er niet van, maar na 30 jaar landbouw voel ik mij hier helemaal op mijn plaats.”

Was het geen grote overgang voor een zelfstandig ondernemer? “Dat was het zeker. Ik ben een erg pragmatisch iemand. Ik ben voor overleg, maar niet voor eeuwig polderen. Er moeten soms knopen worden doorgehakt.”

“Met de collega-waterschappen in Rijn-Oost zullen we zeker tot nog meer samenwerking komen. Sinds twee jaar kennen we in Zwolle een gezamenlijke belastingdienst, Loco Census, die goed loopt en een behoorlijk besparing oplevert. Een gemeenschappelijke regeling die ook open staat voor deelname van gemeenten. Met Waterleiding Maatschappij Drenthe hebben we de b.v. NieuWater opgericht, die per dag 40.000 kubieke meter water gaat leveren aan de NAM voor de aardoliewinning. Door de stijgende olieprijzen is het rendabel geworden om met behulp van stoominjectie olie te winnen uit steenlagen op 800 á 1000 meter diepte. Die stoom wordt horizontaal geïnjecteerd in de steenlagen. Het vuile water dat erbij ontstaat, wordt door de NAM teruggepompt in oude gaswinningen. We gebruiken het effluent van rwzi Emmen als grondstof en werken dat verder op totdat het voor de stoomproductie gebruikt kan worden. De bouw van de waterfabriek start eind dit jaar. In 2010 moet het olieveld weer productief worden.” Maarten Gast

H2O / 18 - 2008

21


Geld voor het weer zichtbaar maken van de Keutelbeek Waterschap Roer en Overmaas stelt 4,2 miljoen euro beschikbaar voor het weer openmaken van de Keutelbeek in Beek. De gemeente Beek moet het restant van de aanlegkosten betalen, eventueel aangevuld met subsidies. Als de gemeenteraad hiermee instemt, is de uitvoering in financiële zin verzekerd.

H

et open maken van de Keutelbeek is één van de maatregelen om in Beek de wateroverlast op straat tegen te gaan, die ontstaat bij hevige regenbuien, zoals afgelopen juni. Andere maatregelen zijn de aanleg van waterbuffers in het buitengebied en afkoppeling van hemelwater bij gebouwen. In het verre verleden liep de Keutelbeek als open beek door de kern van Beek. Toentertijd was de beek niet veel meer dan een open riool. Zoals op veel plaatsen in Limburg is er voor gekozen om op een zeker moment de beek te overkluizen: de beek werd door een gesloten leiding geleid. Riolering en overkluizing zijn vervolgens geleidelijk aan met elkaar verweven, met als gevolg dat de overkluizing nu volledig onderdeel uitmaakt van het gemeentelijk rioolstelsel. De afvoeren van het beekwater en de riolering zijn aangesloten op de rioolwaterzuiveringsinstallatie. Waterschap Roer en Overmaas wil de beek weer laten meanderen en de overkluizingen weghalen om zo de natuurlijke afvoer van de beek te herstellen. Niet heel de Keutelbeek zal worden opengemaakt. Vorig jaar hebben omwonenden kunnen aangegeven wat de ligging moest worden van de beek en hoe die er globaal uit moest komen te zien. Voor de financiering van het voorkeurstracé door de kernen Beek en Neerbeek hopen het waterschap en de gemeente, naast hun eigen bijdrage volgens de verdeelsleutel tweederde waterschap, eenderde gemeente Beek, ook nog op een subsidie van het Rijk. Gemeente en waterschap zetten in op een gefaseerde aanleg van de open Keutelbeek. Het is lang stil geweest rond de plannen om de Keutelbeek grotendeels open te maken. Werkateliers en adviezen van een klankbordgroep leidden tot varianten van het tracé van een (grotendeels) open Keutelbeek. Deze varianten zijn uitgewerkt en technisch beoordeeld en vooral ook financieel doorgerekend. Ook zijn voor de bestuurlijke besluitvorming diverse mogelijkheden doorgerekend en in beeld gebracht, zoals het combineren met (door de gemeente geplande) rioolvervangingen. Daarnaast wilde het waterschap

22

H2O / 18 - 2008

een tussentijdse terugkoppeling naar het bestuur en op voorhand een besluit van het algemeen bestuur over de hoogte van de beschikbaar te stellen financiële middelen. De gemeenteraad van Beek neemt definitief een besluit na een nog te houden draagvlakonderzoek onder de burgers van de gemeente.

Natuurherstel in Peel en Maasvallei Waterschap Peel en Maasvallei is druk bezig met natuurherstel in haar beheergebied. Zo wordt het natuurlijke karakter van de beek de Swalm hersteld en gaat het waterschap een scherm plaatsen in natuurgebied De Groote Peel om verdroging tegen te gaan.

H

et waterschap plaatst een ondoorlatend scherm in de grond aan de zuidwestkant van De Groote Peel. Het scherm moet het weglekken van grondwater sterk afremmen. Het waterpeil kan hierdoor in dit deel van het natuurgebied met twee tot tien centimeter stijgen, afhankelijk van plaats en jaargetijde. Het scherm is noodzakelijk om het levend hoogveen in de zuidwesthoek van het natuurgebied te herstellen. De hoogveenplanten hebben in droge jaren sterk te lijden onder verdroging. Met behulp van de speciaal geconstrueerde bronbemalingsmachine, uitgerust met een arm die is voorzien van een kettinggraver, wordt een smalle sleuf gegraven. De graafarm is uitgerust met een geleide constructie waarmee een speciaal geprepareerde rol folie als een scherm over 1,7 kilometer verticaal in de grond wordt aangebracht. Het scherm is 3,3 meter diep. Voordat de grondwerkzaamheden kunnen plaatsvinden, wordt de grond onderzocht op munitie. Van omwonenden kwam het signaal dat er mogelijk nog explosieven liggen. Volgens archiefmateriaal is het mogelijk dat op deze plek antitankgeschut heeft gestaan.

De Swalm De Swalm is een vrij meanderende beek met

een hoge landschappelijke en ecologische waarde. De beek ontspringt in Duitsland en stroomt ten noordwesten van de kern van Swalmen uit in de Maas. In de jaren 30 is een stuw aangelegd in de Swalm om een gedeelte van het water naar een zwembad te leiden. In de jaren 90 legde het waterschap een vistrap aan om de stuw heen. Volgens de huidige normen functioneert deze niet goed. Ook passen de stuw en de vistrap niet in het natuurlijk karakter van de Swalm. Daarom gaan deze verdwijnen. Om de vismigratie te verbeteren en het natuurlijke karakter van de Swalm te herstellen, maken ze plaats voor 520 meter extra meanderende Swalm. Hiervoor wordt een strook bos van de gemeente Roermond van ongeveer negen meter breed geveld. Waardevolle bomen, zoals eiken en beuken, worden gespaard. Door het verwijderen van de stuw moeten maatregelen worden genomen om de waterstand in de omgeving op peil te houden. Dat gebeurt door het aanbrengen van een aanvoerleiding vanuit een hoger liggend gedeelte van de Swalm. Dit beschermt ook het achterliggende natuurgebied tegen verdroging, waardoor het leefgebied van de zeggekorfslak niet wordt aangetast. Op 22 september beginnen de werkzaamheden, die volgens planning tot medio november duren.

Waterschap Peel en Maasvallei gaat circa 1.000 dijkpalen met plaatsbepaling neerzetten. De nummering op de palen zorgt voor herkenbaarheid bij onderhoud, inspectie en calamiteiten. Doordat de dijkpalen worden voorzien van een nummerplaat met logo, telefoonnummer en internetpagina van het waterschap, wordt de dijk herkenbaar. De nummering van de dijkpalen is opgebouwd uit twee getallen met een punt ertussen, bijvoorbeeld 78.043. Het eerste getal duidt de dijkring aan; het getal achter de punt geeft de hectometerring aan. De onderlinge afstand van de dijkpalen bedraagt 100 meter. Het beheergebied van Waterschap Peel en Maasvallei is verdeeld in 25 dijkringen.


Nieuw natuurgebied in Afferden Waterschap Peel en Maasvallei en de gemeente Bergen ontwikkelen gezamenlijk een natuurgebied van zes hectare in het beekdal van de heringerichte Eckeltsebeek.

H

et beheer wordt op een zo natuurlijk mogelijke wijze uitgevoerd. Daarvoor is een lokale melkveehouder aangewezen. Alleen als calamiteiten dreigen voor het beekpeil, grijpt het waterschap in met machines.

In 2005 heeft het waterschap de middenloop van de Eckeltsebeek heringericht. In het voorjaar van 2007 is een zijtak, de Horsterbeek, opnieuw ingericht. Het waterschap bereidt nu de inrichting van de monding van de beek bij de Maas voor. Deze zal binnen enkele jaren uitgevoerd worden. Als de herinrichtingen klaar zijn, ligt er een natuurlijke verbinding van de Duitse grens tot aan de Maas waarlangs dieren en planten zich kunnen verplaatsen.

De ondertekening van de overeenkomst vorig jaar oktober. V.l.n.r. melkveehouder Ger Roersch, Jan Classens van Waterschap Peel en Maasvallei en burgemeester Klaverdijk van de gemeente Bergen (foto: Foto Ingrid, Bergen).

actualiteit Herstel watersysteem Maashorst Waterschap Aa en Maas is van plan het oorspronkelijke watersysteem van het gebied de Maashorst te herstellen door zoveel mogelijk gebiedseigen water vast te gaan houden in het centrale deel ervan. De toename van de grondwatervoorraad die hierdoor zal optreden, heeft een gunstig effect op zowel de natuurgebieden als de landbouw.

D

at staat in de watervisie die het waterschap onlangs voor de Maashorst opstelde en die het momenteel presenteert aan belangstellenden. Bewoners, gebruikers en liefhebbers van de Maashorst hebben hun aanvullingen op de visie inmiddels kunnen geven. Zij ijveren voor het opzetten van een monitoringmeetnet en het plaatsen van kleine landbouwstuwen. Ook was er veel aandacht voor grondverwerving. De Maashorst ligt in een bocht van de Maas vlakbij Uden en vormt één van de grootste aaneengesloten natuurgebieden van Noord-Brabant. Eén van de problemen die daar speelt, is een te lage grondwaterstand. Waterschap Aa en Maas treft nu al kleinschalige anti-verdrogingsmaatregelen, zoals het plaatsen van extra stuwen en het verhogen van de slootbodem. Met de watervisie moet het grondwaterprobleem op een structurele manier worden opgelost. Na behandeling door het algemeen bestuur van Aa en Maas eind dit jaar zal de watervisie definitief worden vastgesteld.

Ecologische verbindingszone langs de Aa Langs de rivier de Aa, ter hoogte van landgoed Zwanenburg, is een gemiddeld 25 meter brede ecologische strook ingericht voor flora en fauna. Bovendien is een vispassage aangelegd. Door het graven van een nieuwe waterloop kan straks ook de Kilsdonkse molen weer van water worden voorzien. Waterschap Aa en Maas heeft deze werkzaamheden onlangs afgerond.

Waterschap Aa en Maas legde de groene zone aan in opdracht van de Provincie Noord-Brabant. De kosten voor het project bedragen circa 1,3 miljoen euro en zijn gedragen door Ceres, Provincie Noord-Brabant, DLG, Waterschap Aa en Maas, de gemeente Bernheze en de landgoedei-

genaar. Ceres draagt bijna de helft van de totale projectsom bij door gebruik te maken van een subsidie van de Europese Unie voor de ruimtelijke, economische en sociale versterking van het noordoostelijk deel van Noord-Brabant.

D

e ecologische verbindingszone bij Zwanenburg toont hoe natuur en recreatie op een goede manier gecombineerd kunnen worden. Door de aanleg van de groene zone worden de natuurwaarden versterkt. Daarnaast zorgen de Kilsdonkse Molen en de landschapsverbetering voor een aantrekkelijk gebied, met veel mogelijkheden voor recreatie. Zo lopen wandel- en fietspaden via de bestaande lanen door en langs het projectgebied. Het gebied is zodanig ingericht dat de natuur hierbij niet verstoord wordt.

H2O / 18 - 2008

23


Extra rijksbijdrage voor regionale watermaatregelen Het kabinet stelt in totaal rond de 115 miljoen euro beschikbaar voor regionale maatregelen die de waterkwaliteit verbeteren of de kans op wateroverlast verminderen. Alle zeven deelstroomgebieden ontvangen geld voor een programma waarin de verschilende regionale en lokale partijen samenwerken. Hiertoe moesten de Regional Bestuurlijke Overleggen (RBO) hun programma’s of projecten vóór 1 mei indienen.

H

et kabinet hoopt met deze bijdrage synergetische maatregelen te stimuleren. De plannen moeten gekoppeld zijn aan KRW-gerelateerde maatregelen die voor 2015 zijn afgerond, maar ook andere doelen op watergebied realiseren. Het Rijk draagt maximaal 30 procent van de kosten van een programma bij. Staatssecretaris Huizinga heeft een indicatieve verdeling gemaakt van de 115 miljoen euro over de zeven deelstroomgebieden: Rijn-West en Maas 25 miljoen euro, Rijn-Noord, -Oost en -Midden krijgen 17,5 miljoen euro en Nedereems en Schelde tenslotte 6,25 miljoen. De beoordelingscommissie toetst de projecten op een aantal criteria. Per project moeten bijvoorbeeld meerdere partijen samenwerken, waarvan minstens één overheidsinstantie. Het programma moet éénmalige, fysieke ingrepen betreffen, die bijdragen aan de KRW en minstens één ander rijksdoel. Ook moeten de projecten zijn opgenomen in het eerste stroomgebiedsbeheerplan.

Oost-Nederland Het ministerie van Verkeer en Waterstaat kende 17,5 miljoen euro aan 14 projecten in het deelstroomgebied Rijn-Oost, dat de hele provincie Overijssel en een deel van de provincies Drenthe en Gelderland omvat. De projecten moeten de kwaliteit van het water in Oost-Nederland verbeteren. De 63 samenwerkende partijen binnen het deelstrooomgebied Rijn-Oost hebben 14 projecten verspreid over het gehele gebied ingediend voor de rijksbijdrage. Verschillende projecten kunnen nu van start gaan. Deze bestaan uit werkzaamheden aan de Reest in Noordwest-Overijssel (zie kader), de Dinkel in Twente, de Soestwetering in Salland, de Vecht, De Bovenslinge in de Achterhoek en de Oude IJssel in de Liemers. Bij deze projecten vindt herstel van beken en rivieren plaats, verlegging van dijken of herinrichting van gronden. Ook worden stuwen aangepast, zodat ze passeerbaar zijn voor vissen.

Hermeandering van de Overijsselse Vecht moet de kans op overstromingen verkleinen (foto: Aart Sander).

Reestdal De ministerraad is net voor het zomerreces akkoord gegaan met de verstrekking van 3,3 miljoen euro subsidie voor de uitvoering van twee grote waterbeheerprojecten van het Waterschap Reest en Wieden in het Reestdal en rond de Vledder Aa. Beide projecten richten zich op bescherming tegen wateroverlast, bestrijding van verdroging, verbetering van de kwaliteit van het water en de natuur en verbetering van de productieomstandigheden in de landbouw. Het waterschap voert in het Reestdal beekherstel uit over een lengte van 25 kilometer. De loop van de rivier wordt op een aantal plaatsen versmald of juist verbreed en er wordt meer waterberging gerealiseerd, vooral in combinatie met natuurontwikkeling. Hierdoor kan het oorspronkelijke karakter van dit beekdal behouden blijven. Het moet ook wateroverlast in stedelijk gebied voorkomen. Het waterschap past verder twee stuwen aan, zodat vissen kunnen passeren. Ook het gebied waar de Reest Meppel binnenkomt, valt binnen dit project. De stadsrand van Meppel wordt gedeeltelijk opnieuw ingericht. Het waterschap werkt bij dit project nauw samen met de gemeente Meppel. Het herstel van de Vledder Aa moet bijdragen tot het bereiken van een goede ecologische toestand die hoort bij deze halfnatuurlijke laaglandbeek. Reest en Wieden past hier verschillende inrichtingsmaatregelen toe, zoals de aanleg van zowel steile als flauwe oevers, het aanpassen van de waterdiepte en stroomsnelheid en de aanleg van ondiepe laagten naast de beek.

Auteursvermelding Bij het artikel over biologische ontijzering in H2O nr. 16 zijn de auteurs en werkgevers niet helemaal juist vermeld. David de Ridder werkte voor Kiwa Water Research en is momenteel werkzaam bij TU Delft en Vewin. Joost Kappelhof werkt inmiddels bij Waternet. Van het Waterlaboratorium Noord werkte Jantinus Bruins mee aan het verhaal en van Pidpa Koen Huysman.

24

H2O / 18 - 2008


!QUATECH 3TAND (AL

2OSSMARK 7ATERBEHANDELINGINSTALLATIES

2OSSMARK 7ATERBEHANDELING B V #ELSIUSSTRAAT „ 0OSTBUS „ "' %DE 4 „ & „ % INFO ROSSMARK NL

WWW ROSSMARK NL

(OOGWAARDIGE OPLOSSINGEN VOOR INDUSTRIE EN OVERHEID


Baggeren in stedelijke watergangen: dweilen met de kraan open? Het dichtslibben van stedelijke watergangen wordt doorgaans curatief verholpen: baggerwerkzaamheden kosten veel tijd en geld en zorgen voor de nodige overlast. Tauw heeft samen met Deltares onderzoek verricht naar mogelijkheden om de aanwas van stedelijke baggerslib bij de bron aan te pakken. Om snel een inschatting te kunnen maken welke slib bron(nen) voor een bepaald type watersysteem de belangrijkste is/zijn - er zijn er nogal wat -, is sinds kort een handreiking beschikbaar. Deze geeft per watersysteem niet alleen de jaarlijkse slibaanwas aan, maar vergelijkt ook de kosten van baggeren ten opzichte van de kosten van maatregelen aan de bron.

V

issen, honden, eenden, gras, bomen, struiken en riooloverstorten, al dan niet in, om of onder het water zorgen voor slibaanwas in stedelijke watergangen. Daarnaast zijn er nog vele andere bronnen die een rol spelen bij de toename van baggerslib. Het periodiek uitbaggeren van waterlopen kost de Nederlandse samenleving veel geld. Met name het baggeren in steden zorgt ook voor veel overlast. Men kan zich afvragen of het nemen van bronmaatregelen effect heeft op de aanwas van baggerslib (de reductie ervan) en of de kosten van deze bronmaatregelen opwegen tegen de besparing aan baggerkosten. Het aandeel van de bronnen van baggerslib op de slibaanwas is niet goed bekend, omdat het aandeel van de onderlinge bronnen en factoren die de baggeraanwas bepalen, nooit goed is gekwantificeerd en in veel gevallen per watersysteem varieert. Het doel van deze studie was om meer inzicht te krijgen in de herkomst en kwantificering van bagger in stedelijke watersystemen, om daarmee de stap naar brongerichte maatregelen te kunnen maken.

Tabel 1: Bronnen van aanwas in stedelijke watersystemen, emissieverklarende variabelen en emissiefactoren.

bron

emissieverklarende variabele

emissiefactor

afspoeling van oevers kroos bladval rioolwaterzuiveringsinstallaties

afstromend oppervlak (m2) bedekking (m2) lengte begroeid (m) aangesloten inwonerequivalenten (i.e.)

0,1-6 kg/m2/jaar 1,2-200 g/m2 0,675-1,350 kg/m/jaar 0,66 kg/i.e./jaar

In het onderzoek zijn de verschillende bronnen van baggerslibaanwas gekwantificeerd aan de hand van literatuuronderzoek, data-analyse en interviews met deskundigen van Deltares, Tauw, Hoogheemraadschap de Stichtse Rijnlanden en Waterschap Vallei en Eem. Deze informatie is vervolgens ‘vertaald’ naar een kwantitatieve inschatting van de hoeveelheid (of bijdrage) baggeraanwas per relevante bron. Hierbij is gebruik gemaakt van de ‘emissiefactor’methode1),2). De jaarlijkse emissie van een bepaalde bron wordt in deze methode afhankelijk verondersteld van de omvang van de bron en een generieke ‘bijdrage per omvangseenheid’ van de bron. Ook wordt

Tabel 2: Mogelijke maatregelen, reductie van baggervracht en kosten.

bron

maatregel

reductie vracht kosten bagger

50-100% 25 euro/m3 aanleg zandvang (exclusief onderhoud/legen slibvang) aanleg helofytenfilter 75% 300 euro/i.e. aanleg lamellenfilter 50% 10 euro/i.e. riooloverstort bergbezinkbassin 50% 500.000-700.000 euro bij bassin van 410 m3 plaatsen lamellenfilter 50% 10 euro/i.e. verbeteren rioolsysteem 100% – afkalving van oevers beschoeiing 100% 42 euro/strekkende meter vooroeververdediging 100% 450 euro/strekkende meter verflauwen van oevers 100% 30 euro/strekkende meter kroos (mechanisch) verwijderen van kroos 20-100% – bladval verwijderen bomen 25-100% 1000 euro/boom opruimen bladeren 15-90% 0,50 euro/m2 en takken vuiluitstoot rwzi

slibvang/zandvang

voor het betreffende watersysteem een kostenraming gemaakt voor het verwijderen en verwerken van bagger. Daarnaast zijn per bron de bronmaatregelen om baggeraanwas te beperken in beeld gebracht. De jaarlijkse baggerkosten worden vastgesteld voor de situatie met en zonder bronmaatregelen. Gebruikers kunnen zelf het effect van de maatregel op de kosten zien. De informatie over de bronnen, inclusief de betreffende bronmaatregelen en kosten, vormt de basis van de handreiking en is verwerkt in een rekenblad waarin relevante watersysteemkenmerken van een stedelijk watersysteem door gemeenten en/of waterschap worden ingevoerd. Aan de hand van die gegevens wordt de aanwassnelheid (mm/jaar)van het volume van nieuw gevormde bagger voor het betreffende stadswatersysteem berekend. Om de handreiking te toetsen op de bruikbaarheid zijn in deze studie enkele verschillende stadswatersystemen ingevuld: de grachten van Delft, het industrieterrein van Utrecht-Overvecht en het stadspark Kralingen in Rotterdam.

Resultaten In tabel 1 zijn enkele resultaten van het literatuuronderzoek naar emissiefactoren van de bronnen van slibaanwas opgenomen. De referenties van de waarden van de emissiefactoren staan in het hoofdrapport3). Voor een aantal bronnen is het binnen deze studie niet gelukt geschikte emissiefactoren af te leiden, omdat de cijfers niet uit de literatuur konden worden herleid.

Tabel 3: Samenvatting van de resultaten voor de watersystemen in Delft, Utrecht en Rotterdam. Waarde in huidige situatie en waarde met bronmaatregel(en).

stad

26

volume slibaanwas (m3/jaar)

jaarlijkse kosten (x 1.000)

bron 1

bron 2

bron 3

Delft

1384/207

55/35

aanvoer bovenstrooms (85%)

Utrecht

91,5/75

3,7/3,0

veenafbraak (22%)

atmosferische depositie 0,7/0,1 (1%) / bladval (1%) / kroos (1%) bladval (18%) 0,3/0,2

Rotterdam

7,5/6

0,3/0,2

riooloverstorten en regenwaterriolen (30%)

riooloverstorten en regenwaterriool (2%) riooloverstorten en regenwaterriool (22%) veenafbraak (21%)

H2O / 18 - 2008

top 3 bronnen zonder maatregelen (en hun bijdrage)

bladval (26%)

volume slibaanwas (cm/jaar)

0,3/0,2


achtergrond

n

bronmaatregelen zijn daarentegen moeilijker in te schatten. Aanlegkosten, afschrijftermijn en exploitatie/ beheerkosten zijn lastig in te schatten. Dit zorgt voor een onnauwkeurigheid bij de afweging tussen het nemen van bronmaatregelen of curatief baggeren; Het is niet gelukt om de bronnen ‘oppersing waterbodem’, ‘afgestorven algen’, ‘uitwerpselen vissen’ en ‘verwaaiing’ voldoende nauwkeurig te kwantificeren en op te nemen als bron in deze handreiking. Dit heeft mogelijk tot gevolg dat de aanwas van bagger met de huidige emissiefactoren wordt onderschat.

Conclusies

Baggerwerkzaamheden in Haarlem.

In tabel 2 zijn enkele mogelijke bronmaatregelen weergegeven, samen met een geschat percentage van baggervrachtreductie en de kosten. De resultaten van enkele ingevulde stadswatersystemen zijn samengevat in tabel 3. De handreiking toont voor deze systemen als voornaamste bronnen van baggerslibaanwas ‘aanvoer bovenstrooms’ (85%), ‘riooloverstorten en regenwaterriolen’ (27%), ‘bladval’ (20%), ‘atmosferische depositie’ en ‘veenafbraak’ (24%). De mate waarin een bepaalde bron bijdraagt, is wisselend en afhankelijk van specifieke kenmerken van het beschouwde watersysteem. De getoetste stadswatersystemen laten zien dat de volgende maatregelen in hun geval kosteneffectief zijn: n Voor Delft levert het aanbrengen van zandvang/slibvang een reductie tot 85 procent op van het totaal aan slibaanwas. Dit is gelijk aan een mogelijke besparing van circa 35 procent van de jaarlijkse kosten (55.000 euro) ter bestrijding van die slibaanwas; n Voor Utrecht levert het rooien van bomen een reductie tot 20 procent van het totaal aan slibaanwas op. Dit is gelijk aan een mogelijke besparing van circa 20 procent van de jaarlijkse kosten (3.700 euro). De bronmaatregelen voor het tegengaan van riooloverstorten en bladval blijken in dit geval duurder dan het curatief baggeren van de watergangen; Relatieve bijdrage van de bronnen in UtrechtOvervecht zonder maatregelen aan de bron. j Uitwerpselen van watervogels 0% gestorven waterplanten 1% Maaisel 1%

g Aanvoer bovenstrooms Kroos 0% 8%

Rioolwaterzuiverings-

Rioolwaterzuiveringsinstall installaties aties 0% 0% Riooloverstorten en regenwaterriolen 22%

Bladval 18%

Afkalving oevers 16%

Veenafbraak 22% Verwaaiing 0%

Afspoeling oevers 2% Atmosferische depositie 10%

n

Voor Rotterdam levert het uitvoeren van een stabiel peilbeheer circa 20 procent reductie op en een mogelijke besparing van circa 30 procent van de jaarlijkse kosten (300 euro) ter bestrijding van totale slibaanwas. De bronmaatregelen voor het tegengaan van riooloverstorten en veenafbraak blijken in dit geval duurder dan het curatief baggeren van de watergangen.

Discussie De baggerslibaanwas binnen deze handreiking sluit niet altijd aan bij de waarden die in de baggerwereld gehanteerd worden. De ingeschatte baggerslibaanwas varieert in de representatieve watersystemen van 0,1 tot 2,3 centimeter per jaar. Een vergelijking van de algemeen gehanteerde baggeraanwassnelheden (2 tot 4 centimeter per jaar voor zandgrond tot veengrond) met resultaten van deze studie van de representatieve watersystemen doen vermoeden dat de handreiking een onderschatting van de werkelijke baggerslibaanwas geeft. De oorzaak hiervan kan liggen in één van de volgende zaken: n Het gebruik van emissiefactoren en emissieverklarende variabelen maakt op een simpele manier een inschatting van de baggeraanwas in een stedelijk gebied. De emissiefactoren die aan de verschillende bronnen zijn toegekend, kunnen in omvang, tijd en per systeem variëren. De emissiefactoren benaderen per bron het aandeel van de productie van organische stof waaruit uiteindelijk bagger ontstaat; n Bij het gebruik van de handreiking bleek dat de benodigde parameters (emissieverklarende variabelen) zonder de nodige gebiedskennis moeilijk te bepalen zijn. De emissieverklarende variabelen zijn hierbij een mix van erg specifieke gegevens, die moeilijk voorhanden zijn. Het zijn zeer generieke gegevens, die mogelijk geen recht doen aan de complexiteit van het proces van baggeraanwas. Op basis van de ingeschatte aanwas van baggerslib is een nauwkeurige inschatting gemaakt van de baggerkosten. De kosten van

Desondanks maakt deze handreiking het mogelijk om door het uitvoeren van een relatief korte invuloefening van de kenmerken van het watersysteem globaal inzicht te krijgen in de mate en gevoeligheid van de aanwas van baggerspecie en het relatieve aandeel van de bronnen daarin. Ook kan een redelijk nauwkeurige inschatting gemaakt worden van de kosten voor het verwijderen van de baggerspecie, evenals de globale kosten voor het nemen van bronmaatregelen. Voor nieuwe watersystemen kan men kijken hoe de inrichting potentiële baggerproblemen kan tegengaan. Bij de getoetste representatieve watersystemen komt naar voren dat lang niet altijd bronmaatregelen kosteneffectief zijn. Het lijkt dat grote bijdragen - absoluut gezien kosteneffectief met een bronmaatregel kunnen worden bestreden. Met andere woorden, alleen in grote stadswatersystemen met een specifieke grote bron kunnen bronmaatregelen effectief zijn. Het gebruik van deze handreiking geeft vooral voor de grotere stedelijke watersystemen inzicht in het proces, informatie over aanwassnelheden en een globaal beeld van kansrijke bronmaatregelen ten aanzien van baggerslibaanwas. Voor de kleinere watergangen moeten de aanwassnelheden nauwkeuriger worden bepaald en de kosten van bronmaatregelen ook nauwkeuriger worden vastgesteld. Gebruik in en ervaringen uit de praktijk moeten verder uitwijzen waar meer behoefte aan bestaat: een handreiking met meer mogelijkheden voor detail en wellicht een betere schatting of een handreiking op hoofdlijnen die snel in te vullen is maar niet op de millimeter nauwkeurig. Dit geldt mede voor de afweging van kosteneffectiviteit binnen de handreiking. Martin Bloemendal, Jonathan Lekkerkerk en Reinaldo de Penaililo (Tauw) NOTEN 1) RIZA (1996). Emissiefactoren voor diffuse bronnen van waterverontreiniging. Werkdocument 96.087X. 2) Van Sluis J. (2004). Snelle emissieschatting voor gemengde en gescheiden rioolstelsels. STOWA. Rapport 2004-31. 3) Delsman J., R. Peñailillo, J. Lekkerkerk en M. Bloemendal (2008). Bagger in de stad: een studie naar de herkomst van bagger in stedelijke watersystemen en de mogelijkheid tot brongerichte aanpak. Deltares / Tauw. Rapport Q4375.00.

H2O / 18 - 2008

27


JUMO DELOS Elektronische drukschakelaar met aanwijzing multifunctioneel EHEDG-certificaat helder display optioneel tot 200 °C mediumtemperatuur

RVS uitvoering

GIET UW WERVING VOOR OPLEIDING & PERSONEEL IN HET JUISTE VAT

AQUATECH AMSTERDAM 2008 30.09 t/m 03.10.2008 Bezoek JUMO op de stand: 02.309

010 - 4274180

40.007-1.1.6.4.

Reserveer ook uw personeelsadvertentie in H2O, hét tijdschrift voor watervoorziening en waterbeheer.

Internet: www.jumo.nl e-mail: info@jumo.nl Telefoon: 0294 491491

"GTMVJUFSCFEJFOJOH JT OV FFO ±GMVJUKF WBO FFO DFOU² "GTMVJUFST SFHFOFSFSFO

Leverancier en adviseur op het gebied van pomptechnologie

WBO BMMF QSPCMFFN BGTMVJUFST CFEJFOCBBS NBLFO #FM WPPS FFO WSJKCMJKWFOEF EFNPOTUSBUJF

Hal 1 0OT PWFSJH MFWFSJOHTQSPHSBNNB PNWBU P B

Stand 402

"GEJDIUJOHFO BGTMVJUFSCFEJFOJOH BBOCPPSBSNBUVSFO CFWFJMJHJOHFO CBMMPOBGTMVJUFST CSBOETMBOHFO CVJTTUPQQFO GMFOTQBLLJOHFO GMPX FO ESVLNFUFST HFSFFETDIBQQFO FO IVMQNJEEFMFO MFLEFUFDUJFBQQBSBUVVS HFSFFETDIBQQFO FO IVMQNJEEFMFO MFLEFUFDUJFBQQBSBUVVS NVVSLSBHFO NVVSEPPSWPFSFO TUBOETUVLLFO TUPS[LPQQFMJOHFO XBUFSNFUFSCFVHFMT XBUFSNFUFSQVUUFO XBUFSUBQQVOUFO FUD

30 sept. - 3 okt. 2008

www.saer.nl SAER B.V. Muskushouwsestraat 14 6666 MC Heteren

T 088 - 22 888 20 F 088 - 22 888 25 E info@saer.nl

4DINJEU 8BUFSUFDIOJFL # 7 Â… 4UPPGXFH /- ." 0VEEPSQ 5 ¯ Â… ' ¯ & JOGP!TDINJEU OM Â… * XXX TDINJEU OM "RVBUFDI TUBOE OS


MC2008-43

tanks en silo’s type: toepassing: afmeting: situering: bouwtijd: ervaring:

Gewapend betonnen tanks; monoliet gestort Drinkwater, afvalwater, slib, enz. Diameter en hoogte tot 40 m. Bovengronds of ingegraven; ook in grondwater Zeer korte bouwtijd (speciale bekisting) Al meer dan 60.000 tanks gebouwd

Monostore® b.v. Goudplevier 107 (NL) 8271 GB IJsselmuiden Tel.: +31(0)38 - 33 707 00

Monostore® n.v. Hortensiastraat 12 (B) 2020 Antwerpen Tel.: +32(0)3 - 232 73 21

WWW.MONOSTORE.COM

OPSLAG

MILIEUZEKER

Tankbouw in beton en staal

Kraakhelder.

Bezoek ons op Aquatech en maak kans op een GRATIS TomTom Go 720T

Endress+Hauser BV Postbus 5102 1410 AC Naarden Tel. (035) 695 86 11 info@nl.endress.com www.nl.endress.com

De bescherming van ons milieu is iets wat ons allemaal aangaat. Endress+Hauser helpt haar klanten bij de aanpak van deze uitdaging door het leveren van uitstekende meetinstrumenten, innovatieve diensten en intelligente automatiseringsoplossingen. Op deze manier zorgen we ervoor dat (bedrijfs)processen niet alleen veilig maar ook milieuvriendelijk en kostenefficiënt verlopen. Bezoek onze website of neem contact met ons op en ontdek wat Endress+Hauser voor u kan betekenen. www.nl.endress.com


!6+ $› /0,/33).' !,3 ´ $% ,%)$).' (%%&4

!6+ .%$%2,!.$ "6 0OSTBUS !" 6!!33%. 4EL &AX E MAIL INFO AVK NL NL WWW AVK NEDERLAND NL

!PPLIKON !NALYTICAL VOOR NAUWKEURIGE EN ROBUUSTE ON LINE MONITORING VAN ALLE WATERSTROMEN OP 4OXISCHE STOFFEN ALS s 4OTAAL #YANIDE s 4OTAAL &ENOL s $IVERSE ZWARE METALEN

"ELASTENDE STOFFEN ALS

s !MMONIA s .ITRAAT s .ITRIET s 4OTAAL &OSFAAT s 4OTAAL 3TIKSTOF

!LERT

"ELANGRIJKE PARAMETERS ALS s (ARDHEID s 6ERZADIGINGSINDEX

!PPLIKON !NALYTICAL ON LINE !NALYZERS

6OOR MEER INFORMATIE EN NOG VEEL MEER APPLICATIES

!NALYSE METHODEN CONFORM DE OFFICIÑLE NORMEN .%. )3/ !34- EN TOEPASSING VAN ANALYTISCHE TECHNIEKEN DIE EEN MEETBEREIK VANAF MICROGRAMMEN PER LITER MOGELIJK MAKEN TITRATIE COLORIMETRIE IONCHROMATOGRAFIE EN VOLTAMMETRIE

!PPLIKON !NALYTICAL "6 /N LINE !NALYZER DIVISIE 4EL WWW APPLIKON ANALYZERS COM


Total Care Het servicepakket voor maximale beschikbaarheid van meetapparatuur /OK IN DE ANALYSEWERELD IS DE TREND INGEZET OM ZICH TE FOCUSSEN OP KERNACTIVITEITEN (ET SERVICEPAKKET h4OTAL #AREv VAN (!#( ,!.'% PAST HIER VOLLEDIG BIJ &RANS 6ISSER EN 7OUTER VAN DER 6LAG VAN 7ATERSCHAP 6ELUWE BESCHRIJ VEN DE IMPACT VAN HET 4OTAL #ARE SERVICEPAKKET BIJ DIT WATERSCHAP

De situatie in 2004 h)EDERE ZUIVERINGSINSTALLATIE HAD APART EEN ONDERHOUDSCONTRACT VOOR APPARATUUR $OOR DE HERINDELING VAN RAYONS BINNEN HET WATERSCHAP ONTSTOND HET VRAAGSTUK OM DE BESCHIKBAARHEID VAN DE APPARATUUR TE VERHOGEN OOK BIJ ONZE VEELAL ONBEMANDE ZUIVERINGEN EN OP AFSTAND BESTUURBAAR TE HOUDEN -ET DE TOENMALIGE CONTRACTVORM MOESTEN WE BUITEN HET PERIODIEK ONDERHOUD DOOR (!#( ,!.'% ZELF DE EER STELIJNSCONTROLE EN HET WISSELEN VAN CHEMICALIÑN UITVOEREN /MDAT HET AANTAL ANALYSERS ALLEEN MAAR ZOU TOENEMEN MOEST HIER DUS EEN OPLOSSING VOOR KOMEN v De oplossing h(ET 4OTAL #ARE SERVICEPAKKET WAS DE OPLOSSING 5ITGANGSPUNT WAS DAT IEDER ZICH BEZIG HOUDT MET ZIJN SPECIALITEIT WIJ MET AFVALWATERZUIVERING EN (!#( ,!.'% MET DE APPARATUUR "INNEN HET 4OTAL #ARE SERVICEPAKKET ONDERHOUDT (!#( ,!.'% VANZELFSPREKEND DE APPARATUUR MAAR DAARNAAST OOK DE ESSEN TIÑLE EERSTELIJNSCONTROLE (IERBIJ MOET GEDACHT WORDEN AAN VISUELE INSPECTIE REINIGING VAN DE SENSOREN EN AANVULLEN EN VERVANGEN VAN CHEMICALIÑN v

De situatie in 2008 0ERIODIEK WORDT IN EEN EVALUATIEGESPREK DE PERFORMANCE MET (!#( ,!.'% BESPROKEN %R WORDT VERSLAG GEDAAN OVER DE WERKZAAM HEDEN PER ZUIVERING EN EVENTUELE VERBETERPUNTEN WORDEN BESPROKEN /NS VOORDEEL IS DAT WE GEEN OMKIJKEN MEER HEBBEN NAAR DE ANALYSERS /NZE FOCUS LIGT VOLLEDIG OP HET PRIMAIRE PROCES TERWIJL BEDRIJFSZEKER HEID EN BESCHIKBAARHEID VERHOOGD IS $IT ALLES TEGEN EEN VASTE PRIJS ZONDER EXTRA KOSTEN VOOR BIJV STORINGEN $AARNAAST HOEVEN WE ZELF NIET MEER ZOALS VROEGER TE INVESTEREN IN SPECIALISTISCHE SCHOLING VAN PERSO NEEL /OK HET VOORRAADBEHEER VAN ONDERDELEN WORDT VOLLEDIG VERZORGD /MDAT VEELAL DEZELFDE SERVICE TECHNICUS HET ONDERHOUD UITVOERT WETEN ZE WAT ZE MOETEN DOEN OP IEDERE LOCATIE DAT WERKT SNEL EN xSOEPEL

Conclusie 6OOR ONS BETEKENT 4OTAL #ARE GEEN OMKIJKEN NAAR HET ONDERHOUD VAN APPARATUUR GEEN INVESTERING IN OPLEIDING TRAINING EN BORGING VAN ESSENTIÑLE SPECIALISTISCHE KENNIS 4OENAME VAN BEDRIJFSZEKERHEID EN BESCHIKBAARHEID VAN DE APPARATUUR MET BEHEERSBARE KOSTEN $IT KAN MET EEN PARTNER WAAR JE OP KUNT VERTROUWEN EN DIE MET JE MEEDENKT (!#( ,!.'% HEEFT BEWEZEN DAT ZE DIT IS Meer informatie: HACH LANGE 0344 63 11 30. Of bezoek de website www.hach-lange.nl


Aquatech 2008 richt zich op sanitatie Aquatech - de grote internationale vakbeurs voor proces-, drink- en afvalwater is van 30 september tot en met 3 oktober weer de plaats waar waterprofessionals van over de hele wereld elkaar ontmoeten. Op de 22e editie kunnen bezoekers zich laten informeren over de meest recente ontwikkelingen, kennis uitwisselen en hun netwerk uitbreiden. Aquatech Amsterdam 2008 valt in met het Internationale Jaar van de Sanitatie en zal dan ook extra aandacht besteden aan het belang van schoon drinkwater en goede sanitaire voorzieningen in de wereld. sanitaire concepten en het vastleggen van oplossingen in een sociaal-ruimtelijke context. Membraanzuivering voor drink-, afvalen proceswater komt op 1 en 2 oktober aan de orde. De bedoeling van dit congres is om kennis en ervaring op het gebied van membraansystemen te bevorderen. Het congres stimuleert internationale samenwerking op het gebied van de zuiveringsresultaten, reduceren van kosten, energieverbruik, procesintegratie en afvalbehandeling. Ook wordt het belang van voorbehandeling besproken.

E

venals bij de voorgaande editie zal de beursvloer ingedeeld zijn in vijf sectoren: Waterbehandeling, Point of use, Transport en opslag, Meet- en regeltechniek en landenpaviljoens. Producten en diensten binnen elk segment zijn eenvoudig te vinden; dat moet ook wel want het exposanten- en productenaanbod is weer groter dan bij de voorgaande editie in 2006. Toen bezochten ruim 20.000 mensen de beurs, waarbij 47 procent uit het buitenland (verdeeld over 110 landen!). Van de 871 exposanten gaf 82 procent aan terug te willen komen in 2008.

Congresprogramma IWA, Amsterdam RAI en Waternetwerk hebben de details bekend gemaakt van het congresprogramma dat tijdens Aquatech in Amsterdam plaatsvindt. De drie hoofdthema’s zijn ‘Industrial water treatment’, ‘Membrane plants’ en de ‘Millennium sanitation goals’. Opvallend tijdens deze editie van Aquatech is de nauwe samenwerking tussen de IWA en de organisatie van Aquatech. Op 30 september en 1 oktober vindt het tweedaagse symposium Millennium Development Goals on Sanitation plaats. De uitvoering van de millenniumdoelen voor sanitaire voorzieningen ligt achter op schema. Eén van de doelen van dit congres is om dit onderwerp een nieuwe impuls te geven en

32

H2O / 18 - 2008

hoog op de politieke agenda te houden. Aan bod komen onder andere enkele innovaties op dit gebied, de implementatie van nieuwe

Het laatste thema is het behandelen van industriewater. Op 2 en 3 oktober richt dit congres zich op waterontwikkelingen vanuit een industrieel perspectief, waaronder het gebruik en hergebruik van water, de behoefte aan op maat gemaakte oplossingen voor de vraag naar water, de behandeling en verwijdering van afvalwater, energieverbruik en de uitstoot van kooldioxide. Ook komen leveranciers aan het woord: zij bespreken nieuwe technologieën en trends in de waterindustrie.

Fitterijwedstrijden Spannend zijn ze altijd tot de laatste seconde: de KVWN-fitterijwedstrijden tijdens Aquatech. De competitie geldt tevens als het Nederlandse kampioenschap in deze tak van sport. Ook dit jaar gaan teams uit de Nederlandse waterbedrijven met elkaar de strijd aan voor de eer en de beker om zo snel en foutloos mogelijk een werkopdracht uit te voeren. En niet alleen monteurteams (wier dagelijks werk dit is) treden aan. Ook teams uit het management én damesteams betreden het strijdperk. Van alle deelnemende teams wordt verwacht dat zij zo snel mogelijk (maar uiterlijk binnen tien minuten) onder druk een gietijzeren (nodulair) leiding met een diameter van 150 millimeter aanboren, een dienstkraan aanbrengen, een PE-huisaansluiting met binnenleiding en een watermeteropstelling maken. Wordt deze opdracht niet volgens de wedstrijdvoorschriften gedaan, dan vallen er strafseconden die bij de eindtijd worden opgeteld. Bij het uitvoeren van deze opdracht houdt men het niet altijd droog, want op de aan te boren leiding staat een waterdruk van 2,5 tot drie bar. En zie dan je wedstrijdzenuwen maar eens in bedwang te houden. Spectaculair is het dus altijd: kijkers krijgen waar voor hun geld. De fitterijwedstrijden zijn begonnen in 1996 onder de vlag van de Koninklijke Vereniging van Waterleidingbedrijven in Nederland. Doel was het beroep van fitter en het benodigde vakmanschap daarvoor te promoten. Door de jaren heen is er ook een internationale competitie ontstaan met een wereldkampioenschap. De laatste keer gehouden in 2006 en gewonnen door een team uit Birmingham (Engeland). Alle deelnemers aan de editie 2008 willen natuurlijk niet alleen hun eigen beroepseer maar ook de bedrijfseer hoog houden. Er valt dus van te voren al heel wat water in de vorm van zweetdruppels, want er wordt wat afgeoefend voor de fitterijwedstrijden tijdens de Aquatech. U vindt de wedstrijdarena in de Amstelhal, standnummer 07.506-07.508.


informatie Genomineerden Aquatech Innovation Award De jury van de Aquatech Innovation Award heeft negen van de 35 inschrijvingen genomineerd als mogelijke winnaar. De prijs wordt toegekend aan het meest innovatieve product van dit moment. Alle genomineerden zijn te zien in de RAI in Amsterdam van 29 september tot en met 3 oktober. De jury maakt de winnaar van de Innovation Award bekend tijdens de openingsceremonie op 29 september.

Alle congressen worden in het Engels gehouden. Deelname kost 450 euro voor IWA-leden en 550 euro voor anderen. Aanmelding geschiedt via internet: www.moorga.com.

AquaStage Tijdens Aquatech komen er extra netwerkmogelijkheden en toegankelijke educatieve sessies in de vorm van AquaStages. Een AquaStage is een half open podium op de beursvloer, ontwikkeld om kennisoverdracht te stimuleren. Exposanten krijgen hiermee de gelegenheid om meer uit hun beursdeelname te halen. AquaStages bieden ruimte voor gerichte thematische workshops, productpresentaties, lezingen van toonaangevende deskundigen en presentaties in het kader van de Aquatech Innovation Award. Er worden drie AquaStages ingericht op de beursvloer, ieder verbonden aan een specifiek onderwerp: Waterbehandeling en Point of use, Transport en opslag én Meet- en regeltechniek. Aquatech is open van dinsdag 30 september tot en met donderdag 2 oktober van 10.00 tot 18.00 Foto‘s: NFP Photography.

I

n tegenstelling tot voorgaande jaren was de competitie voor het eerst toegankelijk voor iedereen, dus ook voor bedrijven die niet als exposant op het evenement aanwezig zijn. De inschrijvingen zijn ingedeeld in vier categorieën: Waterbehandeling, Transport en opslag, Meet- en regeltechniek en Point of use. De jury, bestaande uit experts uit de waterindustrie, nomineert per categorie maximaal drie producten/diensten. Uit elke categorie wordt vervolgens één genomineerde aangewezen als categoriewinnaar. Uit de vier categoriewinnaars wordt de uiteindelijke winnaar gekozen. De genomineerden in de categorie Meet- en regeltechniek zijn: Severn Trent Services met de SmartMeter SM150VR+ (standnr. 07.411) en Water Care met Hydravert (standnr. 01.620). In de categorie Point of use zijn Austcorp Water Technologies met het Rainpure RM20 Water Purification System (standnr. 04.323) en Hydro-Photon met de SteriPEN Journey LCD (standnr. 05.405) genomineerd.

afdichtingen en metalen overgangen. Door het innovatieve tweekleppensysteem passen de kleppen en afdichtingen zich flexibel aan alle bedrijfsomstandigheden aan. De kleine afdichtingszone minimaliseert microbiologische aangroei. Aandrijfmechanisme en behuizing vormen een solide eenheid. Metalen aanslagen geven de ‘open’ en ‘gesloten’ posities aan. De toegepaste metalen onderdelen zijn optimaal op elkaar afgestemd voor corrosiebestendigheid en slijtvastheid. Ook zijn de afsluiters eenvoudig te hanteren op de bouwplaats dankzij laag gewicht en bewezen verbindingstechniek. De bediening is eenvoudig door duidelijk gereduceerde bedieningsmomenten en een gering aantal omwentelingen. De leverbare afmetingen van de afsluiter zijn D90 t/m D180, PE100 SDR 11. De toelaatbare bedrijfsdruk voor water bedraagt 16 bar. Dwarsdoorsnede van de FRIALOC PE-afsluiter.

Grontmij Nederland met het Pharmafilter waste(water) process for hospital (niet op de Aquatech aanwezig), Severn Trent Services met MicroDynamics (standnr. 07.411) en Wallenius Water met het Wallenius

AOT-filter (standnr. 07.256) zijn genomineerd in de categorie Waterbehandeling. Ten slotte zijn in de categorie Transport en opslag Akatherm International met de FRIALOC PE shut-off valve (standnr. 01.306) en IPCO met EZiDIG (standnr. 01.205) de genomineerden.

IPCO IPCO, een bedrijf dat gespecialiseerd is in producten voor het onderhouden en aanleggen van pijpleidingen, heeft een innovatieve methode ontwikkeld om graafschade te voorkomen: de EZiDIG. Dit apparaat, de eerste kabelzoeker die aan een graafmachine bevestigd is, is genomineerd voor de categorie Transport en opslag.

Akatherm Akatherm brengt tijdens Aquatech de FRIALOC PE-afsluiter op de Nederlandse markt voor het afsluiten van (kunststof ) drinkwaterdistributieleidingen. Deze eerste afsluiter van PE heeft een aantal bijzondere eigenschappen. Corrosie en afzettingen worden duurzaam voorkomen. Leiding en afsluiter worden één eenheid zonder flenzen,

De EZiDIG vangt elektromagnetische signalen op van ondergrondse geleiders wanneer de graafarm over het graafgebied beweegt. Deze signalen worden doorgezonden naar een scherm in de cabine, zodat de machinist iedere seconde gewaarschuwd wordt voor de aanwezigheid van ondergrondse kabels en leidingen.

H2O / 18 - 2008

33


bevindt. De SmartMeter is genomineerd in de categorie Meet- en regeltechniek. De MicroDynamics, een desinfectiesysteem gebaseerd op microgolven en ultraviolet licht, is genomineerd in de categorie Waterbehandeling. Dit systeem zorgt niet alleen voor een lange levensduur van de UV-lamp (minimaal drie jaar), maar is ook zodanig ontworpen (zonder elektrodes) dat de lamp geen negative effecten ondervindt als deze aan- of uitgeschakeld wordt. MicroDynamics met UV-lampen.

afsluit. De Hydravert bestaat uit een gemotoriseerde centrale koperen kogelkraan van 1 inch met handmatige voorrang en zes draadloze, radiogestuurde en via batterijen aangedreven schijven en een centrale hoofdcontrole-installatie met grafisch lcd-scherm. Het systeem geeft aan wanneer de batterij aan vervanging toe is, waar waterschade kan optreden, test zichzelf en heeft een speciale ‘vakantiefunctie’ voor lange afwezigheid. Wanneer zich een lek voordoet, wordt de hoofdwateraanvoer automatisch afgesloten.

Hydro-Photon Het Noord-Amerikaanse bedrijf Hydro-Photon, marktleider op het gebied van draagbare systemen voor waterzuivering, is met zijn nieuwste product, de SteriPEN JourneyLCD, genomineerd in de categorie Point of use. De gebruiksvriendelijke, draagbare waterzuiveraar maakt gebruik van ultraviolet licht voor de vernietiging van het DNA van ziekteverwekkende bacteriën, virussen en parasitaire protozoa.

EZiDIG met display.

IPCO is tevens ontwikkelaar en producent van lekdetectie-apparatuur om lekkages in waterleidingen op te sporen, zoals permanente monitorsystemen, die druk-, doorstroom- en lekgegevens verzamelen en registreren en die autonoom alarmberichten kunnen verzenden (HU40-80). Daarnaast zijn er draagbare, akoestische detectoren om lekkages verder te lokaliseren (HU6000/2000) en de exacte plaats te bepalen (HU10/ HU500). Verder is detectie-apparatuur op Aquatech te zien om waterstofmoleculen op te sporen, die voorafgaand aan de inspectie door middel van een traceergas aan de leiding worden toegevoegd (Riveltech/ Hydrotech).

SteriPEN Journey in glas.

Severn Trent Severn Trent Services, leverancier van (afval)wateroplossingen, is als enige bedrijf met twee producten genomineerd voor de Aquatech Innovation Award. De genomineerde producten zijn de Smartmeter SM150VR+ en de MicroDynamics. Severn Trent Services ontwikkelt al sinds de jaren 90 intelligente watermeters, waarvan de genomineerd SmartMeter SM150VR+ het meest recente ontwerp is. Een belangrijk voordeel van deze watermeter is dat het met een AMR (Automatic Meter Reading)apparaat uitgelezen kan worden. Dit garandeert dat de facturingsdata correct zijn, omdat handmatige invoer niet meer nodig is. Bovendien kan de meter uitgelezen worden, ook als men zich niet bij het meetpunt SmartMeter 150VR+.

34

H2O / 18 - 2008

Water-Care Het Belgische bedrijf Water-Care is met de Hydravert genomineerd in de categorie Meet- en regeltechniek. De Hydravert is een intelligent lekdetectie- en watercontrolesysteem voor thuis met veel voordelen. Het systeem is een draadloze automatische installatie die de hoofdwateraanvoer Hydravertsysteem voor lekdetectie en watercontrole.


actualiteiten De SteriPEN JourneyLCD gebruikt universele symbolen, zodat de gebruiker zeker weet dat hij het instrument op de juiste wijze gebruikt. Het LCD-scherm geeft de dosisselectie (halve of hele liter) weer, de batterijstatus en de resterende tijd tot voltooiing van de waterzuivering. Het lichtgewicht apparaatje heeft een lange levensduur (10.000 waterzuiveringen). De SteriPEN is eenvoudig te bedienen: de gebruiker hoeft slechts aan te geven welke hoeveelheid water gezuiverd moet worden, het apparaat in het water te plaatsen en te roeren. Het kost de SteriPEN slechts 48 seconden om een halve liter water te zuiveren. Omdat het apparaat geen gebruik maakt van chemische stoffen, heeft het water geen onaangename chemische nasmaak.

Het apparaat is milieuvriendelijk omdat er geen chemicaliën nodig zijn voor het zuiveringsproces.

Grontmij In opdracht van het Reinier de Graef Gasthuis in Delft heeft Grontmij samen met de firma Pharmafilter het gelijknamige systeem ontwikkeld. Hierbij worden ziekenhuisafvalwater, biologisch afbreekbaar servies, verpakkingen, incontinentiemateriaal en infuuszakken verwerkt tot een gemakkelijk te reinigen slurry, die buiten het ziekenhuis gezuiverd wordt.

Het AOT-filter van Wallenius.

Austcorp Water Technology Het Australische bedrijf Austcorp Water Technology presenteert tijdens Aquatech het in de categorie Point of use genomineerde Rainpure RM 20 waterzuiveringssysteem. Het systeem maakt gebruik van koude verdampingstechnolgie, grotendeels vergelijkbaar met het zuiveringsproces in de natuur. Doordat de zuivering echter in een gesloten en steriele omgeving plaatsvindt, resulteert het in 100 procent zuiver water. In een speciale zuiveringskamer, met hoge temperaturen en een vacuümomgeving, wordt onbehandeld bronwater tot verdamping gebracht. Dit ultrapure water wordt vervolgens gecondenseerd en belucht. Dit resulteert in zacht en kristalhelder water, vrij van schadelijke stoffen en verontreinigingen. Het Rainpure systeem is milieuvriendelijk, zuinig in energie- en waterverbruik en zeer efficiënt.

deeltjesfilter en een geavanceerde oxidatietechnologie. De oxidatietechnologie is gebaseerd op fotochemische en fotokatalyserende principes. Hierbij ontstaat een reactieve omgeving waarin organische en niet-organische substanties, bacteriën en virussen worden afgebroken. Het AOT-filter combineert drie functies die voorheen alleen in afzonderlijke apparaten beschikbaar waren. Het filter zuivert namelijk water van zowel deeltjes, chemische en biologische stoffen. Het filter kan voor een groot aantal toepassingen worden gebruikt, zoals het zuiveren van drinkwater, water in koeltorens, industrieel water en ballastwater.

Met dit Pharmafilterconcept bespaart het ziekenhuis op personeel, afvalstoffenheffing en transport en wordt bovendien het milieu ontlast. Het concept bestaat uit een vermaler voor het gebruikte bioplastic met inhoud en ander (afbreekbaar) afval; dit wordt verwerkt tot een soort slurry die via de (iets vergrote) rioleringsbuizen wordt afgevoerd. In plaats van de slurry op het riool te lozen, wordt de afvalwaterstroom vergaand gezuiverd via een vergistingsproces en een daaraan geschakelde membraanbioreactor, een ozoninstallatie en een actiefkoolfilter. Deze laatste twee verwijderen de schadelijke stoffen (onder andere geneesmiddelen) door afbraak en adsorptie. In de vergisting wordt ongeveer de helft omgezet in biogas, dat vervolgens weer verstookt wordt en 50 procent levert van de energie die nodig is om de volledige zuiveringsinstallatie te laten draaien.

Het Pharmafilterconcept van Grontmij Nederland.

Het Rainpure RM 20-waterzuiveringssysteem.

Wallenius Water In de categorie Waterbehandeling ontving het Zweeds-Duitse bedrijf Wallenius Water een nominatie voor het Wallenius AOT-filter. Het apparaat combineert twee zuiveringstechnologieën: een zelfreinigend

H2O / 18 - 2008

35


Wa l l i n g f o r d S o f t w a r e smarter solutions for the water industry -RJS;SVOW (I [IVIPHPIMHIRHI JEQMPMI ZER L]HVEYPMWGLI QSHIPPIVMRKWSJX[EVI -RJS;SVOW ;7 JSV ;EXIV 7YTTP]

ˆ 1MRMQEPMWIIV HI VMWMGS«W FMN LIX RIQIR ZER FIWPMWWMRKIR SQXVIRX Y[ XI FILIVIR RIX[IVOIR ˆ &ILEEP IIR QE\MQYQ EER IJ´GMIRXMI IR FITIVO HI XSXEPI TVSNIGXOSWXIR ˆ 3TXMQEPMWIIV HI O[EPMXIMX ZER HI VIWYPXEXIR HERO^MN IIR ^IIV YMXKIFVIMHI IR HSIPXVIJJIRHI WIX ZER ZEPMHEXMIW IR WRIPPI IR REY[OIYVMKI WMQYPEXSVIR

-RJS;SVOW '7 JSV 'SPPIGXMSR 7]WXIQW

ˆ 1E\MQEPMWIIV HI TVSHYGXMZMXIMX HERO^MN HI KIFVYMOWZVMIRHIPMNOLIMH LIX KVSXI EERXEP KIVIIHWGLETTIR ZSSV MQTSVX IR QSHIPSTFSY[ HI OVEGLXMKI EREP]WIQSKIPMNOLIHIR IR HI ^IIV XSIKEROIPMNOI VETTSVXIVMRK ˆ -RJS;SVOW MRXIKVIIVX ^MGL ^IIV QEOOIPMNO QIX FILIIVW]WXIQIR +-7 TPEXJSVQIR '%( QEEV SSO QIX ERHIVI L]HVEYPMWGLI QSHIPPIVMRKWWSJX[EVI -R HI^I FVERGLI FIWGLMOX ;EPPMRKJSVH 7SJX[EVI [IVIPH[MNH SZIV LIX KVSSXWXI XIEQ WSJX[EVISRX[MOOIPEEVW (MX IR IIR KIVITYXIIVHI SRHIVWXIYRMRK WXEER FSVK ZSSV GSRXMRYxXIMX MR TVSHYGXSRX[MOOIPMRK IR WYTTSVX

-RJS;SVOW 67 JSV 6MZIV 7]WXIQW

-RJS;SVOW ¦ TVSZIR L]HVEYPMG QSHIPPMRK WSJX[EVI JVSQ ;EPPMRKJSVH 7SJX[EVI PIEHMRK XLI [SVPH MR TVSZMHMRK WQEVXIV WSPYXMSRW JSV XLI [EXIV MRHYWXV] -RJS;SVOW (

8 & /

-RJS;SVOW MW E VIKMWXIVIH XVEHIQEVO SJ ;EPPMRKJSVH 7SJX[EVI 0MQMXIH

+MPFIVX .SRGLIIVI ;EPPMRKJSVH 7SJX[EVI &IRIPY\ 7EPIW (I 7GLEKKIPIR ;IWXQEPPI &IPKMt 8IP )QEMP KMPFIVX NSRGLIIVI$[EPPMRKJSVHWSJX[EVI GSQ

[[[ [EPPMRKJSVHWSJX[EVI GSQ


informatie Minicursussen riolering Stichting RIONED biedt op 25 september weer haar traditionele dag vol minicursussen. De Jaarbeurs in Utrecht is dan het toneel van 21 praktijkgerichte cursussen voor rioleringsbeheerders. Doordat elke cursus één dagdeel duurt, kunnen de waterbeheerders twee cursussen volgen.

Keuze en werking van regenwaterzuiveringen Nut en noodzaak van de verschillende regenwaterzuiveringen worden besproken, geïllustreerd aan de hand van praktijkvoorbeelden en monitoringsresultaten.

t

t Opleveringscontrole nieuwe riolering De cursist leert hier het opgeleverde riool te toetsen aan de kwaliteitseisen in het bestek en wat te doen als het riool onverhoopt wordt afgekeurd.

O

Invulling grondwaterzorgplicht In deze minicursus draait het om inzicht in de achtergronden, inhoud en praktische consequenties van de grondwaterzorgplicht in de Wet gemeentelijke watertaken.

t

t Grondwateroverlast: wat is het probleem? De verschillende onderzoeksmethoden om de aard en omvang van grondwaterproblemen te bepalen komen aan bod. Is sprake van structureel te hoge grondwaterstanden? Ook wordt aandacht besteed aan ervaringen en praktijkvoorbeelden van diverse gemeenten.

Beter bouw- en woonrijp maken Veel problemen met wateroverlast door (regen)water kunnen voorkomen worden door de grond anders cq. beter bouw- en woonrijp te maken. In deze minicursus komen de verschillende aspecten daarvan aan de orde.

t

Bouwkundige oplossingen grondwateroverlast (nieuw) Gemeenten krijgen op perceelsniveau inzicht in de grondwatersituatie en de mogelijke bouwkundige oplossingen. Aan de hand van deze kennis kan de gemeente met de burger communiceren.

Waarom een waterplan met het verbrede GRP? Door de Wet gemeentelijke watertaken schuift het gemeentelijk rioleringsplan op naar het aandachtsgebied van een waterplan. Is een waterplan dan nog nodig?

t

Rioolheffing, financiering en kostenverhaal De mogelijkheden van het bestaande rioolrecht en de nieuwe (verbrede) rioolheffing komen aan bod in deze cursus.

t

Onderhoud: welke maatregelen neemt u? Praktische cursus over het opstellen en uitvoeren van maatregelen voor (nader) onderzoek, onderhoud en renovaties aan rioleringssystemen. t

nderstaand vindt u een overzicht van de aangeboden cursussen, verdeeld over vier blokken: grondwater, regenwater, beheer en regelgeving voor technici.

t Haal het maximale uit uw OAS In deze cursus krijgt de deelnemer inzicht in het proces van een optimalisatiestudie en wat daar wel en niet mogelijk mee is.

t Binnenriolering voor buitenrioleurs De werking van de diverse binnenrioleringssystemen en de interactie met de buitenriolering komt hier aan de orde.

Meten en regelen in de riolering Door ontwikkelingen in telemetrie, sensoren en programmatuur is sturing van het riool ook voor kleinere gemeenten interessant geworden. Maar wat levert het op en hoe moet het?

t

Stankoverlast, ont- en beluchting Het openbare riool wordt van oudsher via de binnenhuisriolering en regenpijpen ont- en belucht. Dat kan stankoverlast opleveren. In deze cursus worden onder meer veel voorkomende problemen, oorzaken en oplossingen behandeld.

t

Grondroerdersregeling: voorkom graafschades Wat betekent de grondroerdersregeling voor de rioleringsbeheerder? De Wet informatieuitwisseling verplicht de gemeente in dit geval tot het leveren van liggingsinformatie van ondergrondse netten als voorbereiding op graafwerkzaamheden. Wat komt daar in de praktijk allemaal bij kijken?

t

Alle cursussen kosten voor begunstigers van Stichting RIONED 200 euro voor een halve dag en 300 euro voor de hele dag. Niet-begunstigers betalen 400 euro voor een halve dag en 600 euro voor een hele dag. Het aantal deelnemers is beperkt: aanmeldingen worden behandeld in volgorde van binnenkomst. Voor meer informatie en aanmelding: (0318) 63 11 11 of www.riool.net.

t BRP nieuwe stijl: hoe en wat? Deze cursus legt met praktische voorbeelden uit hoe een verbreed BRP wordt opgezet en welk proces daarbij hoort.

t

Wel of niet afkoppelen: maak uw eigen afweging Wel of niet afkoppelen? Het is moeilijk door het bos van beslisbomen de juiste boom te zien. Cursisten leren hier met hun eigen kennis en ervaringen beslissingen te nemen.

t

Ontwerp van infiltratievoorzieningen De belangrijkste aandachtspunten komen aan de orde om goed beheerbare infiltratievoorzieningen te ontwerpen. Praktijkervaringen liggen ten grondslag aan deze cursus. t

Beheer van infiltratievoorzieningen Goed beheer is noodzakelijk om infiltratievoorzieningen goed te laten functioneren en overlast te voorkomen. Tijdens deze minicursus komen knelpunten, mogelijke oorzaken en passende oplossingen aan bod.

t

Actuele ontwikkelingen in beleid en regelgeving Deze cursus biedt een overzicht van nieuwe wetgeving, zoals de Waterwet, de grondroerdersregeling, het eigendom van huisaansluitingen (Burgerlijk Wetboek), maar ook van actueel beleid, zoals de Kaderrichtlijn Water, het Nationaal Bestuursakkoord Water en de Watertoets.

t

Wateroverlast voorkomen De laatste jaren hebben meerdere plaatsen last gehad van wateroverlast na hevige regenoverlast. In deze cursus wordt een werkwijze aangereikt om risicolocaties in beeld te brengen.

t

Gebruik van de nieuwe lozingsbesluiten Met de nieuwe zorgplichten en lozingsbesluiten hoeven de gemeenten niet al het afvalwater in te zamelen. Het lozingenbeleid is een belangrijk onderdeel van het gemeentelijk rioleringsplan. Gemeenten moeten dus een aantal zaken op een rijtje zetten voor het opstellen van het lozingenbeleid.

t

Platform

P

latform-artikelen worden in de regel, als de redactie ze accepteert, na ongeveer een maand geplaatst. Op de redactie ligt een handleiding die ingaat op de opbouw van deze artikelen en de wijze waarop ze ingeleverd moeten worden. De maximale lengte bedraagt drie pagina’s (2.000 woorden), waarbij op iedere pagina één illustratie geplaatst kan worden. Wees kritisch met het gebruik van tabellen en grafieken. Deze nemen vaak veel ruimte in, zijn niet altijd verhelderend en zorgen voor saaie pagina’s die niet goed opgemaakt kunnen worden.

H2O / 18 - 2008

37


recensie Afvalwater zuiveren op z’n Braziliaans (deel II) International Water Association (IWA) bracht onlangs een nieuwe reeks boeken uit onder de titel ‘Biological wastewater treatment series’. De serie bestaat uit zes delen en is grotendeels geschreven door Marcos von Sperling, hoofddocent aan de federale universiteit van Minas Gerais in Brazilië. In deze recensie worden de delen drie en vier besproken. De eerste twee delen werden gerecenseerd in H2O nr. 16 van 15 augustus jl.). De twee laatste delen komen aan bod in de uitgave van 10 oktober.

D

eel drie gaat, onder de titel ‘Waste stabilisation ponds’, in op de meest eenvoudige manier van afvalwaterbehandeling, in vijvers. Deze methode is bij uitstek geschikt voor warme klimaten, aangezien veel van de optredende processen afhankelijk zijn van hoge temperaturen en (veel) zonlicht. Voeg daar nog bij het gegeven dat vijversystemen een laag rendement hebben qua nutriëntverwijdering, dan moge duidelijk zijn dat deze techniek zich nauwelijks leent voor de Nederlandse praktijk. Desalniettemin is het een nuttig boek dat inzicht verschaft in de optredende zuiveringsmechanismen en de belangrijkste ontwerpaspecten. Het boek is helder gestructureerd met in de eerste hoofdstukken stap voor stap een introductie in vijversystemen, waarvan de vier hoofdtypen worden besproken. Net als in de eerste twee delen van deze serie wordt ook in dit derde deel steeds een theorie gepresenteerd met daaropvolgend uitgewerkte voorbeeldberekeningen. Deel drie is zeer praktisch ingericht met aandacht voor civiele aspecten van het ontwerp, het onderhoud en bedrijfsvoering van vijversystemen. Het boek geeft een duidelijk overzicht van de stand van zaken. Interessant hierbij is dat met name algen een belangrijke rol spelen in de optredende processen. Waar algen bij deze behandelmethode enkel het vieze werk opknappen, staan ze ook vanuit een ander perspectief (opnieuw) in de belangstelling bij verschillende onderzoeken, met als inzet de opwekking van schone energie middels dezelfde algen. Deel vier is gewijd aan een andere behandelmethode die met name in warme klimaten veel voordelen biedt: anaerobe behandeling. Dit boek heeft een andere hoofdauteur: Carlos Augusto de Lemos Chernicharo. Chernicharo is gepromoveerd

in milieukunde aan de universiteit van Newcastle upon Tyne (Verenigd Koninkrijk) en is momenteel verbonden aan de universiteit van Minas Gerais in Brazilië. Anaerobe waterbehandeling (biologische processen onder volledig zuurstofloze omstandigheden) kent een aantal voordelen, waaronder: lage slibproductie, productie van biogas dat benut kan worden voor energieopwekking en een compacte bouwwijze. Uiteraard is er ook een aantal nadelen te noemen, zoals een relatief gevoelige biomassa, lage rendementen qua nutriëntenverwijdering waardoor veelal een nageschakelde zuiveringsstap nodig is en grotere kans op stankoverlast. Een belangrijk aspect is dat anaerobe behandeling met name geschikt is voor geconcentreerde afvalwaterstromen. Dit boek, dat als studieboek aan de universiteiten in Brazilië wordt gebruikt, kent evenals de vorige delen een zeer gestuctureerde opbouw beginnend bij

ingezonden mededeling

38

H2O / 18 - 2008

een algemene inleiding op anaerobe processen, de toepassing in de waterbehandeling en het ontwerp van een anaerobe waterzuivering. Door de gestructureerde opzet zijn deze boeken makkelijk als naslagwerk te gebruiken, met handige tabellen en grafieken. De afbeeldingen zijn van wat mindere kwaliteit, terwijl - zoals reeds eerder opgemerkt - de opmaak engiszins gedateerd overkomt. Het goede aan deze boeken is dat ze los verkrijgbaar zijn, zodat ‘de leek’ zich snel kan inlezen in deze twee deelgebieden van afvalwaterbehandeling. Voor de dagelijkse (rwzi-)praktijk in Nederland zijn deze boekwerken niet zeer relevant. ‘Biological wastewater treatment series’: volume III ‘Waste stabilisation ponds’ (ISBN 1 84339 1635), volume IV ‘Anaerobic reactors’ (ISBN 1 84339 1643). IWA Publishing, www.iwapublishing.com.

Herman Evenblij (Witteveen+Bos)


als zekerheid telt

Honeywell BA295STN terugstroombeveiliging. Voor betrouwbaar drinkwater op tijdelijke locaties. Bouwprojecten, Popfestivals en andere grote evenementen dienen voorzien te worden van betrouwbaar drinkwater. Standpijpen moeten daarom beschermd worden tegen terugstroming, terugheveling en tegendruk. Honeywell introduceert met de BA295STN de perfecte bescherming voor uw (bestaande) standpijp. De BA295STN is KIWA gecertiďŹ ceerd en beschermt t/m vloeistofklasse 4 volgens EN1717. Voortdurende ontwikkeling maakt Honeywell een betrouwbare partner voor nu en in de toekomst.

Wilt u meer weten over drinkwaterbeveiligers of andere Honeywell producten? Kijk op www.regelvisie.nl of bel de Honeywell Infolijn: 020-56 56 392

H AW L E

-SY STE E M 2 0 0 0

Š 2008 Honeywell B.V. AD0283

Voor gas en water Een compleet programma schuifafsluiters en hulpstukken van DN 50 tot en met DN 300 (flenzen zelfs tot DN 400). Flenzen - rechte verbindingsstukken - bochten flens/voetbochten - T-stukken en eindkappen; - volkomen trekvaste verbinding - geschikt voor PE en PVC - corrosiebestendig door sterke epoxy-coating ! uit r - snelle en eenvoudige montage bij elk weertype o vo r e v iek n h ec ge t i d i Imbema Denso B.V. u h Postbus 160 ha wle- syst eem 20 00 , d e NL-2000 AD Haarlem Telefoon (023) 517 24 24 Fax (023) 531 74 33 E-mail: info@imbemadenso.nl Internet: www.imbemadenso.nl

Een onderneming van de Imbema Groep.


verenigingsnieuws WATERCOLUMN

Buitenlandse lessen

I

n mei van dit jaar verscheen het eindrapport van een in opdracht van Rijkswaterstaat Waterdienst door DHV verricht onderzoek, getiteld ‘In search of good watergovernance. An exploration of watergovernance arrangements abroad’. Om verschillende redenen een belangwekkend en boeiend rapport. Allereerst omdat het de bestuurlijke organisatie van het waterbeheer in 14 landen binnen en buiten Europa schetst, en actuele literatuur op dit terrein is helaas schaars. Die schets laat nog eens zien dat het waterbeheer overal anders georganiseerd is. Een vast stramien valt niet te ontdekken. Dat overzicht biedt de criticasters die de Nederlandse organisatie van het waterbeheer te complex vinden, overigens enige troost: de situatie in andere landen is zeker niet minder ingewikkeld. Voorts omdat het rapport voor Zwitserland (Kanton Zürich), Frankrijk (Loire), Engeland en de Verenigde Staten (Louisiana, New Orleans en omstreken) dieper ingaat op hoe de beveiliging tegen overstromingen institutioneel geregeld is. Daarbij staan vijf thema’s centraal: publieke participatie, regionale samenwerking tussen autoriteiten, integratie water en ruimtelijke ordening, invloed van private partijen (verzekeraars) en de financieringswijzen van het waterbeleid. De uitkomst is buitengewoon interessant. Afgezien van de situatie in Zwitserland, die tikt als het bekende precisie-uurwerk, doen zich in Frankrijk, Engeland en de Verenigde Staten serieuze knelpunten voor (gebrek aan geld, veel partijen aan tafel, problematische afstemming water en ruimtelijke ordening, falend verzekeringsstelsel, e.d.). Niet voor niets meldt het rapport dat de budgetten van de waterschappen in Nederland veel zekerder zijn en dat ook de verdeling van de verantwoordelijkheden in ons land helderder is. Ook de ‘institutionalisering’ van het waterbeheer via de waterschappen wordt als een voordeel gezien, doordat ‘er wel een partij is die voldoende gelegitimeerd is om waterbelangen in ruimtelijke besluitvorming te agenderen’. Juist hieraan blijkt het in Frankrijk, Engeland en de Verenigde Staten nadrukkelijk te ontbreken. Van het buitenland valt te leren, luidt het adagium. Soms valt te leren dat wij misschien wat minder moeten klagen over onze eigen institutionele structuur. Herman Havekes (NVA)

40

H2O / 18 - 2008

Laatste nieuws over fusie en jubileum De stukken voor de fusie en bijzondere ledenvergadering op 3 oktober in de RAI in Amsterdam liggen met ingang van heden formeel ter inzage van belangstellenden. Als u de stukken wilt komen inzien op het bureau van de verenigingen, dan kunt u daarvoor een afspraak maken: (070) 414 47 78. Op 3 oktober vindt een bijzondere ledenvergadering plaats, van zowel KVWN als NVA. Alle leden hebben een persoonlijke uitnodiging ontvangen. Als u aanwezig wilt zijn, kunt u zich aanmelden bij het bureau van de vereniging. Op 28 november gaat het Koninklijk Nederlands Waternetwerk van start. Het voorlopig programma is inmiddels in grote lijnen bekend. De dag begint om 10.00 uur met de laatste huishoudelijke vergaderingen van NVA en KVW. Daarna worden het nieuwe bestuur, de nieuwe voorzitter en de nieuwe directeur van Waternetwerk aan u voorgesteld. Ook worden de KVWN Water Ereprijs en de NVA/KVWN Scriptieprijs uitgereikt. Na de koffie kunt u genieten van een zinderende openingsact. Daarna ontrolt zich het programma, dat als thema heeft: netwerken en generaties.

Op 1 oktober 2009 moet een groot deel van de beheerplannen voor de Natura 2000-gebieden afgerond zijn. Voor deze gebieden worden dan ook de definitieve aanwijzingsbesluiten door het ministerie van LNV vastgesteld. In ongeveer 70 procent van de Natura 2000-gebieden ligt er ook een wateropgave om de Natura 2000-doelen te kunnen halen. In sommige gebieden bestaat de noodzaak om deze opgaven snel aan te pakken, om onomkeerbare nadelige effecten op natuurwaarden te voorkomen. Voor deze gebieden is het oplossen van de wateropgave op zijn laatst in 2015 noodzakelijk. Doel van de bijeenkomst is waterbeheerders van informatie te voorzien over hun rol en verantwoordelijkheden in het behalen van de doelen van Natura 2000. De waterschappen worden door provincie of de Dienst Landelijk Gebied gevraagd te participeren in de gebiedsprocessen. Het zijn tenslotte de waterschappen die een deel van de maatregelen moeten nemen. Als praktijkvoorbeelden worden op 18 september de natuurgebieden WiedenWeerribben en De Peel besproken. Deelname kost voor NVA- en KVWN-leden 75 euro. Studieleden en gepensioneerde leden betalen 25 euro. Aanmelden is mogelijk t/m 15 september.

Technologietocht langs awzi’s

Spreker is onder meer Tobias van Walraven, stuwende kracht achter Dutch Water Dreams, de wildwaterbaan in Zoetermeer, die een exacte kopie is van de baan van de Olympische Spelen in China. De middag staat onder leiding van Aart Bontekoning, die de zogeheten Nieuwe Generatie Strategie heeft ontwikkeld. Hij is zelfstandig organisatieconsultant op het gebied van cultuurverandering, strategieontwikkeling en intuïtieve besluitvorming.

NVA-programmagroep 3 (Afvalwaterzuivering) gaat met belangstellenden op 25 en 26 september diverse interessante afvalwaterzuiveringinstallaties bezoeken. De aandacht gaat daarbij onder andere uit naar de MBR-techniek, effluentpolishing en -hergebruik, biomassavergisting en de opwekking van elektriciteit uit biogas. Op het programma staan bezoeken aan de communale afvalwaterzuiveringen van Brussel-Noord (Actiflo, CAMBI, Athos - natte oxidatie), Aachen (langdurige ervaring met zandfiltratie) en Nordkanal (membraanbioreactor). Daarnaast wordt een bezoek gebracht aan aardappelverwerker Farm Frites te Lommel (waterzuivering, groene energie-opwekking en effluenthergebruik) en een bierbrouwerij (waterzuivering, energiebedrijf ).

Symposium over Natura 2000

Het vervoer vindt plaats per bus. De tocht begint donderdagochtend bij het Centraal Station in Eindhoven en eindigt daar ook weer op vrijdagavond.

Op 18 september vindt in Arnhem een symposium plaats over de rol en verantwoordelijkheden van de waterschappen voor het halen van de doelen van Natura 2000. De bijeenkomst begint om 13.30 uur en duurt tot 16.30 uur. De organisatie ligt in handen van NVA-programmagroep 4 (oppervlaktewater) en de ministeries van LNV en Verkeer en Waterstaat (Rijkswaterstaat/DGW).

Het aantal deelnemers is maximaal 30 personen. De studiereis is met name bedoeld voor technologen en bedrijfsvoerders, werkzaam bij bedrijven, waterschappen en adviesbureaus. U kunt alleen deelnemen als persoonlijk lid bent van de NVA. Aanmelden is mogelijk via de internetpagina van de NVA: www.nva.net.


verenigingsnieuws Studiedag over afvalwaterbehandeling Op 3 oktober verzorgt NVA-programmagroep 3 (afvalwaterbehandeling) samen met STOWA en het Hoogheemraadschap van Rijnland in Voorschoten een studiedag over de resultaten van nageschakelde zuiveringstechnieken met aansluitend een excursie naar de waterzuiveringsinstallatie van Leiden. De rwzi Leiden-Zuidwest.

De Kaderrichtlijn Water en nageschakelde zuiveringstechnieken zijn regelmatig terugkerende onderwerpen tijdens NVA-symposia. Het naderen van de afronding van tweejarig onderzoek met een breed scala aan nageschakelde technieken op de rwzi Leiden Zuid-West, vormt de aanleiding om dit symposium te organiseren. Tijdens de dag krijgen de deelnemers een korte rondleiding in de proefhal waarin diverse pilotinstallaties opgesteld staan. Deze onderzoeksopstellingen hebben als doel om een vérgaand gezuiverde effluentkwaliteit te

produceren voor nutriënten, zware metalen en organische microverontreinigingen. Aanmelden is mogelijk t/m 26 september. Voor meer informatie kan contact opgenomen worden met Cora Uijterlinde van STOWA: (030) 232 11 99 of Wouter Dijksma van het Hoogheemraadschap van Rijnland: (071) 306 33 91. De kosten bedragen 200 euro voor NVA- en KVWNleden. Studenten en gepensioneerde leden betalen 25 euro.

toepassing. De afnemers stellen eisen aan kwaliteit en continuïteit van de levering. Ook is een verschuiving van de vraag te zien. In plaats van vloeibaar waterijzer is er bijvoorbeeld een steeds grotere vraag naar steekvast, schoon waterijzer. Hoe kunnen waterbedrijven hier op inspelen? Welke kosten zijn daarmee gemoeid en hoe snel zijn die terug verdiend?

Fitterijwedstrijden tijdens Aquatech Meer dan 40 teams, waaronder managersen damesteams, hebben zich ingeschreven voor de fitterijwedstrijden, dé grote publiekstrekker tijdens Aquatech van 30 september t/m 3 oktober in de Amstelhal van de RAI (stand 07.509). Vervoer per trein naar Amsterdam en binnen Amsterdam per metro en bus is gratis, op vertoon van uw aanmelding.

De actieve koolinstallatie.

Delta Water Award Dit najaar begint de strijd om de eerste Delta Water Award: een prestigieuze prijs die eind 2009 uitgereikt wordt aan een team van jong talent dat het sterkste innovatieve idee heeft voor de toekomst van deltagebieden. Het thema van de prijsvraag is: innoveren voor een duurzame delta. De Delta Water Award wil jong talent kansen bieden om ideeën te ontwikkelen en te profiteren van de ruime ervaring in Nederland. De projectideeën die deze competitie oplevert, zijn vervolgens weer van meerwaarde voor de ontwikkeling van de zuidwestelijke delta en voor andere deltagebieden in de wereld.

De proefhal.

Bijeenkomst over emissiereductie Op 8 oktober houdt NVA-programmagroep 2 (verzameling en transport van afvalwater) een workshop over emissiereductie. Waar deze plaatsvindt, is nog niet bekend, wel dat hij om 13.30 uur begint en om 16.30 uur eindigt. Al decennia werken we in Nederland aan reductie van de emissie uit de riolering om de kwaliteit van het oppervlaktewater te verbeteren. Met de basisinspanning ging het om een eerste stap en om een ‘inspanningsverplichting’. Het maken van keuzes leverde daarbij meestal geen grote problemen op. Nu de basisinspanning voorbij is, staan de waterbeheerders stil bij de vraag ‘Emissiereductie: waarom?’ Hoe bepalen we op welke plekken nog maatregelen nodig zijn om waterkwaliteitsdoelen te bereiken? En welke investeringen en ingrepen in de omgeving zijn maatschappelijk verantwoord? Hier hebben we nog geen eenduidig antwoord op. Binnen Nederland wordt er zeer verschillend mee omgegaan.

Doel van de workshop is onderlinge discussie te stimuleren om tot een gezamenlijk inzicht te komen. De deelnemers kunnen vervolgens betere afwegingen maken in hun eigen situatie.

‘Van afvalstoffenproducent tot chemicaliënleverancier’ De programmacommissie Watervoorziening van de KVWN verzorgt samen met de Reststoffenunie op donderdag 9 oktober (‘s middags) de workshop ‘Van afvalstoffenproducent tot chemicaliënleverancier’ met aansluitend een excursie naar een glasfabriek. De locatie is nog niet bekend. In de workshop worden recente ontwikkelingen gepresenteerd, zowel in de markt als in de techniek. De benadering is niet langer het zich noodzakelijkerwijs ontdoen van een reststof, maar het aanbieden van een volwaardige grondstof met een positieve waarde voor industriële

Om van deze competitie een succes te maken, is het cruciaal dat inhoudelijk sterke deelnemers en projecten geselecteerd worden. Daarom vindt de inschrijving exclusief plaats op basis van voordrachten uit de vakwereld. De NVA en KVWN zijn uitgenodigd om te beoordelen of zich binnen hun verenigingen talent bevindt dat wil meedingen naar de eerste Delta Water Award. Welk enthousiast NVA- of KVWN-lid wil één of meerdere teams vormen om voor deelname voor te dragen? Meer informatie bij het bureau van de vereniging of op de internetpagina van Delta Award. www.deltawateraward.com

Contactgroep Stedelijk Waterbeheer Op 30 oktober (‘s middags) komt de Contactgroep Stedelijk Waterbeheer van de NVA weer bijeen. Gastheer is de gemeente Capelle aan den IJssel. De uitnodiging wordt via de gebruikelijke wegen verstuurd. Ontvangt u geen uitnodiging en wilt u toch deelnemen, dan kunt u contact opnemen met de secretaris van de Contactgroep via csw@ arcadis.nl. Het programma is nog niet bekend.

H2O / 18 - 2008

41


I-Real …overbrugt afstanden

ment

nage dsma

UW rhou et Onde O g ns in h quatech o 2 k H e o Bez de A

NIE

en aviljo p d n a Holl

op

Specialist in open telemetrie voor de watersector I-Real’s procesinformatiesysteem H2gO biedt voor gemeenten en waterschappen dé beste oplossing voor het monitoren, beheren en besturen van o.a. (riool-)gemalen en overstorten op afstand. I-Real adviseert, ontwikkelt software en levert hardware met als doel u te ontzorgen en besparingen te realiseren.

POSTBUS 593, 7000 AN DOETINCHEM. T: (0314) - 36 66 00 W: WWW.H2GO.NL EN WWW.I-REAL.NL


platform

Leo Puijker, Kiwa Water Research Ton van Leerdam, Kiwa Water Research Annemarie van Wezel, Kiwa Water Research

Chemische screening van grondwater voor drinkwaterbereiding Chemisch screeningsonderzoek in geselecteerde kwetsbare grondwaterwinningen in Nederland in de jaren 2005 tot en met 2007 toont aan dat in 20 van de 25 onderzochte winningen stoffen in het grondwater voorkomen. In acht winningen ging het om meer dan tien verschillende stoffen, tot incidenteel meer dan 30. Ruw geschatte totale concentraties bedroegen op enkele locaties meer dan 25 μg/l. Een beperkt aantal van de aangetroffen stoffen is geïdentificeerd, waaronder enkele bestrijdingsmiddelen en geneesmiddelen. De aangetroffen grondwaterverontreiniging is lokaal en te relateren aan bovengronds of historisch bodemgebruik.

I

n het gemengde ruwe water en drinkwater zijn ook tot soms enkele tientallen stoffen gevonden, maar in beduidend lagere geschatte concentraties tot maximaal enkele μg/l. Vooralsnog zijn er geen aanwijzingen dat sprake is van gezondheidrisico’s: de aangetroffen concentraties in drinkwater zijn veelal laag door verdunning en de verwijdering via zuiveringsprocessen. In vitro screeningstesten voor genotoxiciteit en oestrogene activiteit laten geen effecten in het drinkwater en het gemengde ruwe water zien. Desondanks is er nog wetenschappelijke onzekerheid, daar het om complexe mengsels gaat van stoffen met soms specifieke werking. Zo’n tweederde van het Nederlandse drinkwater wordt bereid vanuit grondwater, dat op circa 200 locaties in Nederland wordt gewonnen. Bij een goede kwaliteit van het grondwater - grondwater waarvan de kwaliteit niet beïnvloed is door menselijk handelen volstaat eenvoudige zuivering. Zo’n 30 tot 50 procent van de Nederlandse grondwaterwinningen is aan te merken als kwetsbaar voor menselijke beïnvloeding, doordat ter plekke geen of onvoldoende afdekkende klei-, leemof veenlagen voorkomen1). In Nederland is het bovengronds landgebruik (landbouw, verstedelijking, industrie) intensief. Het gaat gepaard met emissies van chemicaliën, zoals oplosmiddelen, componenten van brandstoffen, geneesmiddelen, persoonlijke verzorgingsmiddelen en bestrijdingsmiddelen.

Het grondwatersysteem staat zeker in laag-Nederland op veel plaatsen in direct contact met oppervlaktewater of de bovengrond, waardoor emissies van chemicaliën zich gemakkelijk verspreiden in het grondwater. Bemaling van laaggelegen polders evenals kwel kunnen deze verspreiding vergemakkelijken. Ook in de hogere gedeelten van Nederland is grondwater soms kwetsbaar voor chemische verontreiniging, bijvoorbeeld daar waar geen afdekkende klei- of leemlagen voorkomen. Ten slotte vormt verspreiding van historische verontreiniging vanuit de bodem een bedreiging voor de grondwaterkwaliteit. Het grondwater in kwetsbare waterwingebieden in Nederland, met name van freatische winningen en winningen uit kalksteenpakketten (type A en K, volgens de ABIKOU-indeling van waterwinplaatsen (zie afbeelding 1), wordt dan ook op diverse plaatsen bedreigd door de aanwezigheid

van organische stoffen van niet-natuurlijke herkomst. Relevant voor de drinkwaterproductie zijn vooral de stoffen die persistent zijn onder diverse condities in de bodem én mobiel zijn vanwege een hoge wateroplosbaarheid of polariteit. Juist deze stoffen bedreigen de ruwwaterkwaliteit en zijn moeilijk tijdens de zuivering tot drinkwater te verwijderen, en kunnen dus een probleem vormen voor de kwaliteit van het drinkwater.

Onderzoeksopzet Hier beschrijven we recent uitgevoerd screeningsonderzoek, waaruit blijkt dat op de onderzochte locaties stoffen in grondwater aanwezig zijn waarvan tot nu toe niet bekend was dat ze daarin voorkwamen. Naast incidenteel eerder aangetroffen en bekende verontreinigingen gaat het ook om nog niet geïdentificeerde stoffen. Locaties

Het onderzoek is uitgevoerd op circa 25

Opzet, aantal monsterlocaties en gebruikte methoden bij de chemische screening.

herkomst/type grondwater

jaar

aantal locaties

pompputten, gemengd ruw pompputten, ruw en rein

2005 2005

58 116

pompputten, ruw en rein

2006, 2007

24

methode

HPLC-UV-MS screening HPLC-UV-MS screening in vitro effectgerichte assays identificatie m.b.v. o.a. LC-Orbitrap MS en GC-MS

H2O / 18 - 2008

43


plaats van de grondwaterkwaliteit van individuele winputten van deze winningen. Najaar 2005 vond ter bevestiging een tweede screening plaats van een aantal van dezelfde winputten, aangevuld met monsters van gemengd ruwwater en reinwater. Daarbij is ook een screening uitgevoerd met behulp van in vitro assays op mogelijke genotoxische effecten en hormoonverstorende effecten in het gemengde ruwwater en drinkwater. In 2006 en 2007 is daarnaast op een viertal locaties aanvullend onderzoek uitgevoerd ter identificatie van aangetroffen stoffen (zie de tabel). Gebruikte methoden

De SPE-HPLC-UV-MS screeningstechniek7) toont naast apolaire stoffen ook meer polaire organische stoffen aan. Het betreft een brede isolatietechniek met een combinatie van detectietechnieken. Na filtratie van het watermonster over een 0,45 μm filter, worden organische stoffen uit het water geïsoleerd door adsorptie aan een vaste fase (SPE). Na desorptie (on-line met HPLC of off-line met concentratie) vindt scheiding van de stoffen plaats met vloeistofchromatografie (HPLC). Een UV-diode array detector (DAD) neemt van de gescheiden stoffen een UV-spectrum op in het golflengtegebied van 200 tot 350 nm. Vervolgens detecteert een massaspectrometer de stoffen. Deze techniek heeft een groter bereik over hydrofobiteit en vluchtigheid dan een GC-MS analyse (zie afbeelding 2).

Afb. 1: Kwetsbaarheid van winningen voor verontreinigingen op basis van de ABIKOU-indeling: O = oppervlaktewaterwinning; U = oeverinfiltratie; I = kunstmatige infiltratie; A = freatisch grondwater; K = winning uit kalksteen; B = (semi-)spanningsgrondwater onder slecht doorlatende lagen.

geselecteerde kwetsbare grondwaterwinningen verspreid over Nederland. De winningen zijn geselecteerd op basis van kwetsbaarheid, bodemtype (aeroob,

anaeroob) en landgebruik en historische gegevens over aanwezigheid van verontreinigingen. Voorjaar 2005 vond een eerste screening

Afb. 2: Screening van organische stoffen met behulp van diverse screeningstechnieken7).

Aanvankelijk is gebruik gemaakt van een ‘Time of Flight’ massaspectrometer (Q-ToF MS) van het Rikilt voor detectie van aanwezige stoffen. Vanaf 2006 is hiervoor gebruik gemaakt van een Orbitrap massaspectrometer4). Met beide instrumenten kunnen zeer nauwkeurig de massa’s van de (fragment)ionen van het moedermolecuul worden vastgesteld hetgeen de identificatie vergemakkelijkt. Voor de indentificatie zijn tevens GC-MS-analyses uitgevoerd. Omdat identificatie van alle aangetoonde stoffen langdurig onderzoek vereist is voor een snelle screening van mogelijke effecten gebruik gemaakt van een tweetal bioassays, namelijk de Umu-test voor de bepaling van mutagene effecten en de ER-CALUX voor meting van oestrogene effecten. De Umu-test gebruikt een genetisch gemodificeerde bacteriestam van Salmonella typhimurium. Deze bacterie reageert bij activatie van het reparatiesysteem, dat in werking treedt bij DNA-schade. De ER-CALUX bioassay maakt gebruik van gemodificeerde humane borst carcinoma (T47D) cellen die reageren op activatie van de oestrogeen receptor. Beide testen worden uitgevoerd in extracten die via een ‘solid phase extraction’ (SPE) op identieke wijze verkregen zijn als voor de chemische screening het geval is.

Resultaten In de ongezuiverde grondwatermonsters van 20 van de 25 voor het screeningsonderzoek geselecteerde bedreigde winningen zijn met de chemische screening stoffen

44

H2O / 18 - 2008


platform aangetroffen: in een achttal winningen meer dan tien stoffen, tot incidenteel meer dan 30. Zeer ruwe schattingen van de totale concentraties bedroegen op enkele locaties meer dan 25 μg/l. De werkelijke concentratie van de aangetroffen stoffen kan aanzienlijk afwijken, doordat de gevoeligheid van de toegepaste detectiemethoden voor de aangetroffen onbekende stoffen niet bekend is. De geschatte verontreinigingsgraad van het grondwater loopt uiteen van niet, licht (enkele stoffen in een range van 0,01 tot 0,1 μg/l), laag (meerdere stoffen met een geschatte totale concentratie tot 1 μg/l), matig (vijf tot 20 stoffen, totale concentratie tot 10 μg/l, tot hoog (meer dan 20 stoffen, totale concentraties van 10 tot meer dan 100 μg/l). Enkele grondwatermonsters uit waarnemingsfilters waren het meest verontreinigd: hier werden meer dan 100 stoffen aangetroffen met een geschatte totale concentratie van honderden microgrammen per liter. In het gemengde ruwe water en drinkwater zijn ook een groot aantal stoffen aangetroffen, tot soms enkele tientallen stoffen, in beduidend lagere geschatte concentraties tot maximaal enkele μg/l. Deels is dit een effect van verdunning en deels van verwijdering bij de zuivering.

Afb. 3: Voorbeelden van relatie landgebruik/beïnvloeding en aantal en geschatte totaalconcentraties (μg/l) aan stoffen.

In vergelijkbare grondwatermonsters van weinig beïnvloede putten in de directe nabijheid werden geen milieuvreemde stoffen aangetroffen; de aangetroffen grondwaterverontreiniging is lokaal. Van de stoffen die werden aangetroffen in de grondwatermonsters betrof het grootste gedeelte onbekende en niet-geïdentificeerde stoffen. De werkelijke concentraties kunnen aanzienlijk afwijken van de geschatte concentraties, doordat de respons van de UVen MS-detectie voor deze onbekende stoffen niet bekend is. De tot op heden met de verschillende analysetechnieken in grondwater geïdentificeerde stoffen zijn zeer divers; bestrijdingsmiddelen en hun metabolieten, geneesmiddelen, sulfonamides en andere stoffen zijn nadrukkelijk aanwezig (zie kader). In vitro screeningstesten voor genotoxiciteit (Umu-test) en oestrogene activiteit (ER-Calux) laten geen effecten in drinkwater en het gemengde ruwe water zien. In het ruwe grondwater van een waarnemingsfilter en enkele pompputten is een zeer geringe oestrogene activiteit aangetroffen welke aanzienlijk beneden de 7 ng/l ligt die het RIVM6) aanbeveelt als kritische waarde.

Gezondheidskundige betekenis Het TTC-concept (Treshold of Toxicological Concern, zie kader) is bruikbaar voor de beoordeling van de gezondheidsrisico’s van stoffen die niet genormeerd zijn in het Waterleidingbesluit3). Vertaald naar drinkwater zijn TTC-streefwaarden voor individuele stoffen 0,1 μg/l (somwaarde 1,0 μg/ l). Voor genotoxische stoffen liggen de streefwaarden lager met 0,01 μg/l

Afb. 4: Kwaliteitsprofiel opgenomen met HPLC MS screening van een matig verontreinigd grondwatermonster: hoe groter het aantal pieken des te meer is het water verontreinigd.

voor individuele stoffen en 0,05 μg/l als somwaarde. De concentraties van de geïdentificeerde stoffen in drinkwater in deze studie liggen beneden deze streefwaarde of de voor de stof geldende norm. Het is daarmee niet waarschijnlijk dat de aangetroffen stoffen in drinkwater de gezondheid negatief beïnvloeden. De geschatte concentraties van niet-geïdentificeerde stoffen in drinkwater liggen echter incidenteel hoger dan de streefwaarde voor individuele stoffen en de somwaarde; de hoogste geschatte

concentratie van een aangetroffen nog niet-geïdentificeerde stof bedraagt circa 1,7 μg/l. De toxicologische risico’s zijn vermoedelijk in het algemeen beperkt, gezien de uiteindelijk lage concentraties in drinkwater. Desondanks is er veel wetenschappelijke onzekerheid, daar het om complexe mengsels gaat van stoffen met soms specifieke werking. De aanwezigheid van deze verbindingen kan daarnaast het vertrouwen van consumenten in drinkwater schaden, zoals dat momenteel

De aangetroffen stoffen in grondwater zijn: bestrijdingsmiddelen: bentazon*, metolachloor*, metazachloor, carbendazim, DEET*, BAM*(= 2,6-dichloorbenzamide) basischemicaliën (voor onder andere productie kunststoffen): triethylfosfaat*, tributylfosfaat*, trifenylfosfineoxide, bis(chloor-isopropyl)ether, bis(chloor-n-propyl)ether geneesmiddelen: fenazon*, propyfenazon*, barbital*, fenobarbital*, meprobamaat*, amfetaminederivaat, oxymetazoline sulfonamides: 4-methylbenzeensulfonamide, N-methylsulfonamide, N-butylbenzeensulfonamide, andere alkylbenzeensulfonamides vertakte lagere carbonzuren, aromatische ethers en fenolen: diverse carbonzuren, ethers, tertiairbutylfenol, bisfenol-A overige stoffen: 3-cyclohexyl-1,1-dimethylureum, dicyclohexylureum, 2,3-dimethylfenylisocyanaat, benzothiazolinon *: tevens in drinkwater aangetroffen stoffen

H2O / 18 - 2008

45


Voor een beoordeling van de gezondheidskundige betekenis kan gebruik worden gemaakt van het principe van de Threshold of Toxicological Concern (TTC)3). Met kennis van de structuur van een stof en daarmee het inzicht in het mogelijk toxicologisch werkingsmechanisme is voor niet-genormeerde stoffen waarvoor weinig toxicologische data beschikbaar zijn, toch een blootstellingsniveau vast te stellen waar beneden de gezondheidsrisico’s voor de mens te verwaarlozen zijn. Inmiddels is een uitgebreid beoordelingsschema vastgesteld met TTC-waarden voor verschillende (groepen van) stoffen en toxicologische werkingsmechanismen5), uitgedrukt in blootstelling per dag. Deze waarden zijn vertaald naar concentraties in drinkwater. Hierbij is aangenomen dat twee liter water per dag wordt geconsumeerd en de blootstelling via drinkwater maximaal tien procent bedraagt van de totale blootstelling via verschillende routes.

in de Verenigde Staten speelt naar aanleiding van wijdverbreide aanwezigheid van farmaceutica in drinkwater.

Implicaties De geselecteerde grondwaterwinningen blijken beĂŻnvloed door actueel of historisch bovengronds bodemgebruik en in de nabijheid gelegen verontreinigingsbronnen, zoals vuilstortlocaties, bedrijventerreinen, stedelijk gebied met bodemverontreinigingen, overstort van ongezuiverd rioolwater of landbouw (zie afbeelding 3). Bij bereiding van drinkwater uit grondwater worden in het algemeen eenvoudige zuiveringstechnieken toegepast, zoals zandfiltratie, beluchting en soms actieve kool. Incidenteel worden nog methoden voor ontharding toegepast. De getoonde resultaten laten zien dat deze zuiveringstechnieken aanwezige concentraties van milieuvreemde stoffen soms aanzienlijk doen verlagen. Dit laat onverlet dat op een aantal

locaties stoffen ook in lage concentraties in drinkwater zijn aangetroffen. Omdat er veel winplaatsen zijn, zijn er voor drinkwater bereid uit grondwater ook aanzienlijk meer productielocaties (20 x) dan voor drinkwater bereid uit oppervlaktewater het geval is. Het in gebruik nemen van meer geavanceerde zuiveringstechnieken zou niet in lijn zijn met de bedoeling van de Europese grondwaterrichtlijn.

t

Adequate bescherming grondwaterwingebieden

NOTEN 1) Van Beek C., J. Beemster, L. Bernhardi, J. Kappelhof, C. Vink en J. MĂźlschlegel (2002). Vermesting en grondwaterwinning, invloed van meststoffen uit de landbouw op de kwaliteit van grondwater opgepompt door waterleidingbedrijven. Kiwa Water Research. Rapport KOA 01.116. 2) Europese Commissie (2006). Richtlijn 2006/118/EG betreffende de bescherming van het grondwater tegen verontreiniging en achteruitgang van de toestand. Publicatieblad van de Europese Unie L372: 19-32. 3) Van der Hoek J-P., P. Stoks, M. Mons en D. van der Kooij (2008). Visie op en streefwaarden voor milieuvreemde stoffen in drinkwater. H2O nr. 4, pag. 33-35. 4) Hogenboom A., J. van Leerdam en P. de Voogt (2008). Accurate mass screening and identification of emerging contaminants in environmental samples by liquid chromatography-LTQ FT Orbitrap mass spectrometry. Kiwa Water Research. BTOrapport 2008.026. 5) Kroes R., A. Renwick, M. Cheeseman, J. Kleiner, I. Mangeldorf, A. Piersma, B. Schilter, J. Schlatter, F. van Schothorst, J. Vos en G. WĂźrtzen (2004). Structure based thresholds of toxicological concern (TCC): Guidance for application to substances present at low levels in the diet. Food Chem. Toxicol. 42, pag. 65-83. 6) Mennes W. (2004). Assessment of human health risks for oestrogenic activity detected in water samples, using the ER-CALUX assay. RIVM-notitie. 7) Puijker L., C. van Beek, A. Brandt, M. Heringa en J. van Leerdam (2007). Veilige waterwingebieden: bedreigingen door chemische verontreinigingen, resultaten eerste fase; 2005. Kiwa Water Research. BTO-rapport 2006.049. 8) Tweede Kamer (2007). Brief nr. 28808. 9) Ministerie van VROM (2007). Uitvoeringsprogramma diffuse bronnen waterverontreiniging.

De resultaten tonen aan dat een adequate bescherming van grondwaterwingebieden van groot belang is. Het opstellen van gebiedsdossiers ter bescherming van winningen, waarbij de verantwoordelijkheid voor deze dossiers en de verankering daarvan in andere relevante plannen bij de provincies ligt, kan daarvoor een goed middel zijn. Diverse beleidstrajecten bieden daar het kader voor: De Europese dochterrichtlijn grondwater2) heeft als doel grondwater te beschermen tegen verontreiniging. Als de verontreinigingsbron bekend is, zal bij de verantwoordelijke worden aangedrongen op sanering en preventie. Sanering zal met name via provinciale bodemsaneringsplannen vorm moeten krijgen. Het nieuwe bodemsaneringsprogramma 2010-2014 krijgt grondwaterbescherming als ĂŠĂŠn van de speerpunten. Daarnaast stelt het uitvoeringsprogramma diffuse bronnen9) emissiebeperkende maatregelen voor, vooral gericht op de prioritaire stoffen van de Kaderrichtlijn Water. Tenslotte zijn specifiek voor emissiereductie van (dier)geneesmiddelen maatregelen voorgesteld8).

Vervolgonderzoek De betekenis van de aangetroffen onbekende stoffen voor de kwaliteit van drinkwater wordt verder onderzocht en richt zich op: t identificatie van aangetroffen stoffen en vaststelling van concentraties in drinkwater; t een toxicologische evaluatie voor in drinkwater aangetroffen en geĂŻdentificeerde stoffen met een concentratie hoger dan 0,1 Îźg/l;

vaststellen voor alle aangetroffen stoffen met een concentratie hoger dan 0,01 Îźg/l of deze genotoxisch zijn.

Het onderzoek is inmiddels uitgebreid naar de overige kwetsbare grondwaterwinningen en oevergrondwaterwinningen. Tevens is ook een screening van polaire stoffen in drinkwater, bereid uit oppervlaktewater, uitgevoerd.

advertentie

! )' # )* % , % *! $ % $ % ( % )"+% *&* # /&( ,&&( & $ - * (,&&(/ % % % - * (- % %)* ## * , % + &' &%) % &+ % / ,&&( + % % (&% &&( ( ! *! $ ) )' # ) ( % 0 ' &( % % 0 - * (- %'+** % 0 &% ( &+

0 % ( &')# 0 & $&% (/& " 0 (&% $ # %

)) # % &)* +) $), (* * # . $ # % & *! $ %# %* (% * --- *! $ %#

46

H2O / 18 - 2008


platform

Eri van Heijnsbergen, Universiteit van Utrecht, Institute for Risk Assessment Sciences Heike Schmitt, Universiteit van Utrecht, Institute for Risk Assessment Sciences

Risico’s van cytostatica in het aquatisch milieu In een literatuurstudie werden mogelijke risico’s van het gebruik van cytostatica voor het aquatisch milieu onderzocht. Cytostatica zijn gedetecteerd in ziekenhuiseffluenten tot een concentratie van 122 μg/l en in het influent en effluent van rwzi’s. Cytostatica zijn in Nederland tot nu toe niet aangetoond in oppervlaktewateren. Data over effecten op organismen bij langdurige blootstelling zijn schaars. Aan de hand van deze beperkte toxiciteitsdata en de maximaal gemeten en geschatte concentraties in oppervlaktewater wordt geen risico verwacht voor aquatische organismen voor drie van vier geselecteerde cytostatica (cisplatine, cyclofosfamide, methotrexaat). Gezien de geringe marge tussen de verwachte concentratie van 5-fluorouracil in het oppervlaktewater en de effectconcentraties in chronische testen met algen en bacteriën zijn, afhankelijk van de afbraak in de afvalwaterzuivering, chronische effecten in oppervlaktewater niet uit te sluiten voor dit cytostaticum.

S

inds kort staan in Nederland en andere landen de mogelijke effecten van geneesmiddelen op het milieu in de belangstelling. Kennis over de aanwezigheid van geneesmiddelen in het water is belangrijk vanuit het oogpunt van de mogelijk negatieve effecten voor de ecologie van het oppervlaktewater op korte en lange termijn. In opdracht van Stichting Huize Aarde benaderde het Kennispunt Bètawetenschappen het Institute of Risk Assessment Sciences (IRAS) om een literatuurstudie uit te voeren naar de milieurisico’s van cytostatica5). In onderzoeken uit vooral Duitsland maar ook Nederland14),15) is aangetoond dat geneesmiddelen en

hun omzettingsproducten (metabolieten) voorkomen in lage concentraties in rioolwater, oppervlaktewater en zelfs drinkwater. Vooral aquatische organismen zouden invloed kunnen ondervinden, omdat zij hun hele leven worden blootgesteld aan (combinaties van) deze en andere industriële stoffen. Cytostatica zijn middelen die gebruikt worden voor de behandeling van kanker, een therapie die bekend is als chemotherapie. Een cytostaticum beoogt de deling van cellen te stoppen en doet dit over het algemeen door in te grijpen op de chemische reacties in de cel die betrokken zijn bij de celdeling. Met name door de specifieke

werkingsmechanismen en doordat van een aantal cytostatica bekend is dat ze slecht biologisch afbreekbaar zijn, verdienen cytostatica vanuit milieuoogpunt aandacht. Er bestaan geen specifieke, wettelijke normen voor de aanwezigheid van humane geneesmiddelen in oppervlaktewater, grondwater en drinkwater. Ecotoxicologische aspecten van geneesmiddelen komen wel aan de orde bij toelating van nieuwe stoffen en herziening van bestaande stoffen wanneer deze een uitgebreidere toepassing krijgen en daardoor meer gebruikt zullen worden2). In het literatuuronderzoek is aan de hand van het voorkomen van cytostatica in het milieu en beschikbare ecotoxicologische

Maximaal gemeten concentraties, ingedeeld in concentratieklassen (ng/l), per milieucompartiment en type cytostaticum.

milieucompartiment

effluent ziekenhuis

maximum > 1000

oppervlaktewater

maximum > 10

< detectielimiet

cyclofosfamide (D)

ifosfamide (D)

5-fluorouracil (VS)

cyclofosfamide (D)

5-fluorouracil (VS)

cyclofosfamide (NL, D), 5-fluorouracil (A), methotrexaat (GB), ifosfamide (NL, D), cisplatine (A, D)

influent rwzi effluent rwzi

maximum > 100

ifosfamide (D)

cyclofosfamide (D), ifosfamide (NL, D, B), methotrexaat (GB)

H2O / 18 - 2008

47


gegevens is een risicoschatting gemaakt van de cytostatica cisplatine, cyclofosfamide, 5-fluorouracil en methotrexaat voor het aquatisch milieu.

Emissie en voorkomen cytostatica Cytostatica en hun metabolieten komen vrijwel uitsluitend na uitscheiding door de patiënt in het riool terecht. In tegenstelling tot beperking van beroepsmatige blootstelling aan cytostatica worden geen landelijke maatregelen genomen om emissie van cytostatica in het milieu tegen te gaan. Concentratiemetingen in het milieu zijn veelal gedaan in het buitenland (met name in Duitsland). In Nederlandse onderzoeken wordt alleen gezocht naar de cytostatica cyclofosfamide en ifosfamide, terwijl deze laatste stof in Nederland niet zoveel gebruikt wordt1). Cyclofosfamide en ifosfamide zijn slechts in twee van de zes onderzoeken aangetoond12),14). Ze werden alleen gedetecteerd in ziekenhuiseffluenten tot een concentratie van 9.9 μg/L. In de buitenlandse data werd onder andere ook gekeken naar de cytostatica cisplatine, 5-fluorouracil en methotrexaat. De concentraties cytostatica nemen - zoals te verwachten - in het algemeen af gaandeweg de route ziekenhuiseffluent, rwzi-influent, rwzi-effluent en oppervlaktewater (zie tabel). Omdat methotrexaat biologisch afbreekbaar is, is het aan te nemen dat deze stof verwijderd kan worden in rwzi’s8). De cytostatica ifosfamide, cyclofosfamide en cisplatine zullen eerder onveranderd de rwzi’s passeren door hun lage biologische afbreekbaarheid10). De mate van biologische afbreekbaarheid van fluorouracil is onduidelijk. Bij metingen naar cytostatica in het milieu wordt vaak geen rekening gehouden met metabolisatie van cytostatica. Voor cyclofosfamide worden bijvoorbeeld alleen metingen gedaan naar de uitgangsstof, terwijl cyclofosfamide zelf inactief is en in het lichaam wordt omgezet naar actieve metabolieten. Deze metabolieten zouden net als cyclofosfamide in het milieu terecht kunnen komen.

Schattingen van concentraties Omdat cytostatica tot nu toe niet zijn aangetoond in de oppervlaktewateren in Nederland, zijn twee berekeningen gebruikt om de te verwachte concentratie (PEC) in oppervlaktewateren in Nederland te bepalen voor vier cytostatica (cisplatine, cyclofosfamide, 5-fluorouracil, methotrexaat). De eerste berekening wordt in de wettelijke milieubeoordeling van geneesmiddelen gebruikt (PECEMEA) en wordt afgeleid aan de hand van de maximale dagelijkse dosis cytostatica geconsumeerd per inwoner (mg/i/d), het percentage marktpenetratie (aanname dat één procent van de populatie dagelijks wordt behandeld met de stof ) en de hoeveelheid afvalwater per inwoner per dag, rekening houdend met een verdunning van afvalwater door oppervlaktewater2). Voor een realistischere benadering wordt bij de tweede berekening (PECJV ) uitgegaan van het jaarlijks verbruik van een middel en niet van de marktpenetratie10). Het jaarlijkse verbruik in Nederland kan afgeleid worden

48

H2O / 18 - 2008

5-Fluorouracil remt in vrij lage concentraties de reproductie van de alg Pseudokirchneriella subspicata.

uit het aantal dagelijkse dosissen gebruikt in heel Nederland per jaar, welke beschikbaar zijn in de GIPdatabank (van het College voor zorgverzekeringen). Bij deze berekening wordt tevens rekening gehouden met de metabolisatie van de stoffen in het menselijk lichaam en voor fluorouracil werd ook het verbruik van capecitabine, een medicament dat in het lichaam naar 5-fluorouracil wordt omgezet, meegenomen. De berekende te verwachte concentraties in oppervlaktewateren liggen met de PECJVberekening in de orde van grootte van een paar nanogrammen (cyclofosfamide, methotrexaat) tot tientallen nanogrammen (5-fluorouracil) per liter. De PECJV berekend voor cisplatine was extreem laag (3.3*10-6 ng/l), omdat het landelijk verbruik niet boven één gram per jaar uit kwam. Met de PECEMEAberekening worden hogere concentraties berekend: van een concentratie van 0.3 μg/l voor cisplatine tot 5.5 μg/l voor fluorouracil. De eerst genoemde concentraties (PECJV ) liggen waarschijnlijk dichter bij de werkelijke concentraties van cytostatica in het oppervlaktewater, omdat bij deze berekening realistischere verbruikswaarden worden gebruikt. Bovendien zouden concentraties van microgrammen (PECEMEA) wel aangetoond zijn in de verschillende onderzoeken waarbij metingen naar cytostatica in oppervlaktewater zijn gedaan (detectielimieten; 6.2/10 ng/l15)). Het niet aantreffen van cytostatica in oppervlaktewater kan verklaard worden doordat de milieuconcentraties onder de gebruikte detectielimieten liggen. In verschillende onderzoeken zijn ook schattingen gedaan naar het voorkomen van cytostatica in ziekenhuiseffluent4). Deze

schattingen komen voor de meeste stoffen redelijk goed overeen met de metingen die zijn gedaan (tot een factor 10 verschil).

Effecten op aquatische organismen Om een risicoschatting te maken van de mate van schadelijkheid van cytostatica voor het aquatisch milieu zijn met name chronische toxiciteitgegevens van belang. Aquatische organismen worden immers over langere tijd, wellicht hun hele levensduur, blootgesteld. Cytostatica grijpen in op de celdeling. Daarom zijn chronische toxiciteitstesten, waarbij gekeken wordt naar groei en reproductie, van groot belang. Zounková et al.17) stelden de bacterie Pseudomonas putida bloot aan 5-fluorouracil. Aan de hand van verandering in de absorptie van bacteriecultuur werd onderzocht of dit cytostaticum de groei van deze bacterie remt. De laagste concentratie fluorouracil die een statistisch significant effect had (LOEC: Lowest Observed Effect Concentration) in het onderzoek van Zounková et al. bedroeg 10 μg/l. In een vergelijkbare test met de alg Pseudokirchneriella subcapitata werd eveneens een LOEC voor fluorouracil gevonden van 10 μg/l. Cisplatine vertoonde ook chronische toxiciteit bij vrij lage concentraties (P. putida: LOEC 0.1 mg/l en P. subcapitata: LOEC 1 mg/l16)). Methotrexaat en cyclofosfamide daarentegen werden niet of nauwelijks toxisch bevonden in verschillende toxiciteitstesten3),6),17). Genotoxiciteitstesten zijn in het geval van cytostatica ook van belang, omdat bekend is dat sommige cytostatica het genetisch materiaal kunnen beschadigen. Cisplatine en 5-fluorouracil vertoonden genotoxiciteit bij concentraties vanaf de orde van grootte


platform van tientallen μg/l en cyclofosfamide bij 9.8 mg/l. Met andere soorten testen werd voor cyclofosfamide echter ook vaak geen genotoxiciteit aangetoond. De genotoxiciteit van fluorouracil was in andere onderzoeken beperkt tot veel hogere concentraties. De vraag is hoe bezwaarlijk het is dat aquatische organismen blootgesteld worden aan genotoxische stoffen. Tumorontwikkeling heeft waarschijnlijk geen grote gevolgen voor de populatie. De inductie van mutaties in geslachtscellen daarentegen is wel ernstig, omdat dit direct effect kan hebben op het reproductiepotentieel van een populatie13). Mutagenen in het milieu zouden daardoor op de lange termijn een risico kunnen betekenen voor ecosystemen.

dan volgens de PECJV te verwachten was7). Dit cytostaticum zou dus een risico kunnen vormen voor aquatische organismen als de concentraties die waargenomen zijn bij hotspots (ziekenhuizen), in de afvalwaterzuivering niet voldoende verdund of door afbraak verminderd worden.

Discussie Op basis van de gevonden literatuur wordt geen risico voor drie van de vier geselecteerde cytostatica verwacht voor aquatische organismen in het oppervlaktewater. Het cytostaticum 5-fluorouracil zou een risico kunnen vormen, afhankelijk van de concentratievermindering van dit cytostaticum door de afvalwaterzuivering en door verdunning.

Risicobeoordeling Om een indicatie te krijgen van het milieurisico van cytostatica zijn de laagste chronische effectconcentraties van de vier cytostatica vergeleken met de maximaal gemeten en de geschatte concentraties. Voor cisplatine, cyclofosfamide en methotrexaat zit er een grote marge, varierend van een factor 28 tot een factor 45.000, tussen effecten milieuconcentraties. Daarom is geen groot risico te verwachten voor aquatische organismen. Hierbij moet opgemerkt worden dat de effectresultaten voor cyclofosfamide waarschijnlijk een vertekend beeld geven, omdat alleen ecotoxiciteitsonderzoek verricht is naar de inactieve uitgangsstof van cyclofosfamide en niet naar de (actieve) metabolieten16). De chronische effectconcentraties voor 5-fluorouracil liggen vrij laag: 10 μg/l (geen waarneembare effecten meer bij 1 μg/l). Met inachtneming van een veiligheidsfactor van 102), zouden milieuconcentraties boven 0.1 μg/l vermeden moeten worden. Fluorouracil is alleen gedetecteerd in ziekenhuiseffluent. De hoogst gemeten concentratie daar bedroeg 122 μg/l (afvalwater van een Oostenrijkse oncologieafdeling11)). De schattingen voor het ziekenhuiseffluent liggen lager (2,03 μg/l4)). Het afvalwater van ziekenhuizen gaat echter naar rwzi’s. De concentraties worden verdund. Wellicht wordt het cytostaticum verwijderd. In het onderzoek van Yu et al.16) werd fluorouracil niet aangetroffen in het influent en effluent van een lokale rioolwaterzuivering in de Verenigde Staten. Over het gedrag van fluorouracil in rwzi’s kunnen slecht uitspraken gedaan worden door tegenstrijdige onderzoeksresultaten. In de biodegradatietesten, uitgevoerd door Kümmerer en Al-Ahmad9) en Yu et al.16) werd fluorouracil niet of weinig afgebroken. Uit de resultaten van Kiffmeyer et al.8) bleek echter dat 5-fluorouracil wel biologisch afbreekbaar is. Er zijn geen onderzoeken gevonden waarbij gezocht werd naar 5-fluorouracil in oppervlaktewater. Het is dus onbekend of en in welke concentraties dit cytostaticum hier voorkomt. De schattingen variëren sterk (PECEMEA 5,5 μg/l; PECJV 0.045 μg/l). De PECEMEA ligt waarschijnlijk ten opzichte van de werkelijkheid aan de hoge kant. In modelberekeningen aan de rivieren Aire en Calder in Engeland werden echter lokaal tot acht keer hogere concentraties gevonden

Het is van groot belang dat opgemerkt wordt dat er zeer weinig toxiciteitsdata beschikbaar zijn. Een gebrek aan met name chronische toxiciteitsdata is het primaire struikelblok voor een goede risicoschatting van geneesmiddelen voor het milieu3). Er zijn nauwelijks testen gedaan met hogere taxa. De risico’s voor deze organismen kunnen dus helemaal niet ingeschat worden. Een bijkomend probleem is dat in de gebruikte toxiciteitstesten en metingen van cytostatica in het milieu geen rekening wordt gehouden met metabolieten van de stoffen. Verder is het onduidelijk of cytostatica in oppervlaktewateren (in Nederland) voorkomen, doordat de verwachte concentraties onder de detectielimieten van de testen liggen en doordat alleen gezocht wordt naar ifosfamide en cyclofosfamide. Het berekende verbruik per jaar van 5-fluorouracil is in Nederland het hoogst van de vier geselecteerde cytostatica (306 kg). Het zou nuttig zijn om meer onderzoek te verrichten naar het voorkomen van dit cytostaticum in het milieu. LITERATUUR 1) Derksen J., J. Roorda en D. Swart (2007). Verg(h)ulde pillen: onderzoek naar de emissie van geneesmiddelen uit ziekenhuizen. STOWA. 2) EMEA (2006). Guideline on the environmental risk assessment of medicinal products for human use. The European Agency for the Evaluation of Medicinal Products. 3) Grung M., T. Källqvist, S. Sakshaug, S. Skurtveit en K. Thomas (2007). Environmental assessment of Norwegian priority pharmaceuticals based on the EMEA guideline. Ecotoxicology and Environmental Safety. 4) Hartmann A., A. Alder, T. Koller en R. Widmer (1998). Identification of fluoroquinolone antibiotics as the main source of umuC genotixicity in native hospital wastewater. Environmental Toxicology and Chemistry 17, pag. 377-382. 5) Heijnsbergen E. (2008). Cytostatica in het milieu. Aanwezigheid en risico’s. Universiteit Utrecht. In druk. www.science.uu.nl/kennispunt. 6) Henschel K., A. Wenzel, M. Diedrich en A. Fliedner (1997). Environmental hazard assessment of pharmaceuticals. Regulatory Toxicology and Pharmacology 25, pag. 220-225. 7) Johnson A., M. Jürgens, R. Williams, K. Kümmerer, A. Kortenkamp en J. Sumpter (2008). Do cytotoxic chemotherapy drugs discharged into rivers pose a risk to the environment and human health? An

overview and UK case study. Journal of Hydrology 348, pag. 167-175. 8) Kiffmeyer T., H. Götze, M. Jursch en U. Lüders (1998). Trace enrichment, chromatographic separation and biodegradation of cytostatic compounds in surface water. Fresenius’ Journal of Analytical Chemistry 361, pag. 185-191. 9) Kümmerer K. en A. Al-Ahmad (1997). Biodegradability of the anti-tumour agents 5-fluorouracil, cytarabine, and gemcitabine: Impact of the chemical structure and synergistic toxicity with hospital effluent. Acta Hydrochimica et Hydrobiologica 25, pag. 166-172. 10) Kümmerer K., T. Steger-Hartmann en M. Meyer (1997). Biodegradability of the anti-tumour agent ifosfamide and its occurrence in hospital effluents and communal sewage. Water Research 31, pag. 2705-2710. 11) Mahnik S., B. Rizovski, M. Fuerhacker en R. Mader (2004). Determination of 5-fluorouracil in hospital effluents. Analytical and Bioanalytical Chemistry 380, pag. 31-35. 12) Mill G., B. Verhoeven en G. Rijs (2006). Monitoring geneesmiddelen en oestrogenen waterschap AA en Maas. Waterschap Aa en Maas. 13) Nakano E. , L. Watanabe, F. Ohlweiler, C. de Braganca Pereira en T. Kawano (2003). Establishment of the dominant lethal test in the freshwater mollusk Biomphalaria glabrata (Say, 1818). Mutation Research - Genetic Toxicology and Environmental Mutagenesis 536, pag. 145-154. 14) Schrap S., G. Rijs, M. Beek, J. Maaskant, J. Staeb, G. Stroomberg en J. Tiesnitsch (2003). Humane en veterinaire geneesmiddelen in Nederlands oppervlaktewater en afvalwater. Een screening in 2002. Rijksinstituut voor Integraal Zoetwaterbeheer en Afvalwaterbehandeling. 15) Versteegh J., N. van de Aa en E. Dijkman (2007). Geneesmiddelen in drinkwater en drinkwaterbronnnen. Resultaten van het meetprogramma 2005/2006. Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu. 16) Yu J., E. Brouwer en M. Coelhan (2006). Occurrence and biodegradability studies of selected pharmaceuticals and personal care products in sewage effluent. Agricultural Water Management 86, pag. 72-80. 17) Zounková R., P. Odráska, L. Dolezalová, K. Hilscherová, B. Marsálek en L. Bláha (2007). Ecotoxicity and genotoxicity assessment of cytostatic pharmaceuticals. Environmental Toxicology and Chemistry 26, pag. 2208-2214.

H2O / 18 - 2008

49


Albert Poelman, Adviesburo voor waterbeheer bv Freek Willems, Waterschap De Dommel Jan van Bakel, Wageningen Universiteit en Researchcentrum Jos Spier, Bureau Waardenburg

Herstel hydrologisch systeem van bovenlopen van Brabantse beken Waterschap De Dommel wil voor het stroomgebied van de Aa of Goorloop en het Dalemstroompje een samenhangende inrichtingsvisie opstellen. De visie moet beeldend en in heldere taal weergeven hoe het waterschap haar doelstellingen in dit beekdal wil realiseren. De doelstellingen zijn gekoppeld aan de functie waternatuur voor de beken en het herstel van drie zogeheten Natte NatuurParels. Voor het opstellen van de visie is inzicht nodig in het hydrologisch functioneren van het gebied, in de huidige situatie en na realisatie van maatregelen, om daarmee de hydrologische effectiviteit van ingrepen in het landgebruik en de waterhuishoudkundige inrichting en beheer te kunnen aangeven. Daartoe is een modelonderzoek uitgevoerd dat in dit artikel wordt beschreven.

H

et streefbeeld van Waterschap De Dommel is herstel van het hydrologisch systeem van de typische bovenlopen van de Groote Beerze. De beek Aa of Goorloop ontspringt in België en stroomt via het gebied Zwarte Horstweijer, de landbouwenclave De Pielis, de Natte NatuurParel Boswachterij de Kempen, het landgoed Ten Vorsel, het landbouwgebied Troprijt en de Natte NatuurParel Goorland Hapert naar het noorden (zie afbeelding 1). Het Dalemstroompje ontspringt ten zuiden van de Natte NatuurParel Cartierheide en stroomt langs Dalem door de Cartierheide en het landbouwgebied Steenakkers en komt uit in de Aa of Goorloop. De beken vormen samen de bovenlopen van de Groote Beerze. Op de kaart is tevens de begrenzing van het stroomgebied van de Aa of Goorloop en het Dalemstroompje aangegeven. Het stroomgebied ligt op de overgang tussen het westelijker gelegen Brabants massief en de noordoostelijker gelegen Centrale Slenk. Het onderzoeksgebied is opgeheven. Oude zandpakketten, die zijn afgezet door Rijn en Maas in het Pleistoceen, hellen daardoor in noordoostelijke richting af. Later heeft de ruimere omgeving van het gebied de huidige (noord)westelijke helling gekregen, die zichtbaar is in het huidige maaiveldverloop. Het studiegebied ligt in een textuurzone waar diverse (sub)breuken tengevolge van tektoniek voorkomen.

50

H2O / 18 - 2008

De bodems van de beekdalen bestaan uit moerige gronden; op de randen van de beekdalen komen veelal gooreerdgronden voor met enige roestsporen en op de ruggen tussen de beekdalen haarpodzolgronden en veldpodzolgronden1). Het oppervlaktewaterstelsel in het onderzoeksgebied bestaat naast de twee genoemde beken uit diverse zijsloten die vrijwel alleen in een strook langs de beekdalen voorkomen. In de natuurgebieden zijn ze overwegend zeer ondiep; in als landbouw in gebruik zijnde gebieden hebben de sloten ‘landbouwkundige’ afmetingen. Ook is een aantal percelen gedraineerd. In grote delen van het gebied is er geen zichtbare ontwatering en wordt het neerslagoverschot afgevoerd via de diepere ondergrond naar de beken en naar de aanwezige grondwateronttrekkingen.

Modellering Om een goed inzicht te krijgen in het functioneren van het hydrologische systeem is het stroomgebied en omgeving gemodelleerd met hulp van het computerprogramma SIMGRO2). Dit programma (en bijbehorende schil AlterrAqua) is bijzonder geschikt om de hydrologie van een stroomgebied integraal en niet-stationair in beeld te brengen. Daarbij moeten veel (min of meer arbitraire) keuzes worden gemaakt.

De belangrijkste zijn: t de begrenzing van het modelgebied: op ongeveer twee kilometer afstand van de grens van het stroomgebied, om randeffecten te minimaliseren; t de keuze van de rekenperiode en de randvoorwaarden: dagwaarden van neerslag en referentiegewasverdamping van het station Eindhoven van de periode 1991-2000; t de ruimtelijke indeling in knooppunten: grof buiten stroomgebied, matig grof in de hoge delen van het stroomgebied, fijn in de Natte NatuurParels en bijbehorende buffers en in de bufferstrook langs de beken, zeer fijn vlak langs de beken en extreem fijn de beken zelf; t schematisatie ondergrond: voor het Nederlandse deel is het door Haskoning3) aangepaste Waterdoelenmodel4) met 17 lagen omgezet naar een 9-lagenmodel; voor het Belgische deel is extrapolatie toegepast van de gegevens van het Waterdoelenmodel; t schematisatie onverzadigde zone: via een relatietabel zijn de bodemeenheden van de Bodemkaart 1:50.000 omgezet naar bodemfysische eenheden. Per eenheid zijn de lagenopbouw en bijbehorende bodemfysische eigenschappen bekend. Ook is de maximaal bewortelbare zone gekoppeld aan de bodemfysische eenheid; t bergingsmogelijkheden op het maaiveld: via een relatietabel is per element dit


platform

Afb. 1: TopograďŹ e van het stroomgebied en weergave van de buerzones rond de drie Natte NatuurParels.

t

t

gegeven bepaald uit de maaiveldshoogteverdeling, afgeleid uit het Algemene Hoogtebestand Nederland; verdampingseigenschappen en dikte wortelzone: per element is de landgebruiksvorm ontleend aan de Landgebruikskaart van Nederland; per landgebruiksvorm is een relatietabel beschikbaar; schematisatie interactie grondwateroppervlaktewater: per element is op basis van dichtheid waterlopen en geohydrologische eigenschappen de lekweerstand berekend; voor de geometrie van de waterlopen worden voor de expliciet in model gebrachte waterlopen gegevens van de legger gebruikt, voor de overige waterlopen standaardwaarden. Voor gedraineerde percelen en het maaiveld als drainagemiddel zijn standaardwaarden gehanteerd;

t

t

schematisatie afwateringsstructuur oppervlaktewatersysteem: de grote waterlopen zijn expliciet in model gebracht en samen met de deelstroomgebieden is de volledige afwateringsstructuur gedefinieerd; randvoorwaarden: de stromingsfluxen van watervoerende lagen uit het

Afb. 2: Vergelijking tussen gekarteerde (boven) en gesimuleerde (onder) GHG-klassen.

Waterdoelenmodel van NITG-TNO van de MODFLOW-cellen op de modelrand zijn omgezet naar randfluxen per element van de bijbehorende watervoerende lagen van het SIMGRO-model. Daardoor worden effecten van ingrepen met grote ruimtelijke uitstraling, zoals uitzetten van permanente grondwateronttrekkingen,

Afb. 3: Verbreden en verondiepen beekproďŹ el.

H2O / 18 - 2008

51


Afb. 4: Verandering GHG, GLG en kwel/wegzijging voor de maatregel ‘beekherstel’ met detailvergroting voor de verandering van de kwel/wegzijging.

overschat omdat alle effecten binnen het modelgebied blijven. Gegeven deze keuzes zijn met behulp van AlterrAqua aan alle knooppunten parameters toegekend en randvoorwaarden gespecificeerd. Dit model is bijgesteld aan de hand van een vergelijking tussen gesimuleerde en gemeten grondwaterstanden en afvoeren en gevalideerd aan de hand van een vergelijking tussen gesimuleerde en gekarteerde GHG-klassen5) (zie afbeelding 2). Het model blijkt geschikt voor verdere analyse van (ingrepen in) het hydrologisch systeem.

Effecten enkelvoudige maatregelen Het model is allereerst gebruikt om inzicht te krijgen in de werking van het hydrologisch systeem: hoe reageren de voor de natuurontwikkeling van de Natte NatuurParels

52

H2O / 18 - 2008

relevante hydrologische variabelen als grondwaterstanden en kwel en hoe de voor beekherstel relevante variabelen als beekwaterstanden en beekafvoeren op diverse maatregelen? En wat zijn de hydrologische gevolgen voor de landbouwgebieden? Deze berekeningen leveren de bouwstenen waarmee scenario’s (zie verderop) kunnen worden gebouwd. Omdat het visievorming betreft, zijn aan de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid in deze fase geen al te grote beperkingen opgelegd.

Afb. 5: Het verschil in het tweede scenario ten opzichte van de uitgangssituatie voor wat de gemiddelde hoogste grondwaterstand betreft en de kwel/wegzijging.

t

t

De volgende (min of meer enkelvoudige) maatregelen zijn gedefinieerd die, voor zover van toepassing, in het gehele stroomgebied worden doorgevoerd: t maximale vernatting van de Natte NatuurParels door in alle Natte NatuurParels en in een 500 meter brede bufferzone alle sloten te dempen en

beregening te stoppen. Daardoor is landbouw in de bufferzones praktisch niet meer mogelijk; landbouwkundige nog net toelaatbare vernatting van de bufferzones door opzetten van de streefpeilen tot 40 cm -mv, in combinatie met intensivering van de drainage en stoppen van beregening. In bosgebieden buiten de bufferzone worden de diepe sloten gedempt; beekherstel, door in de Aa of Goorloop en het Dalemstroompje alle stuwen te verwijderen, de diepte van de beek te beperken tot maximaal één meter en een accoladeprofiel aan te brengen met een bovenbreedte van 20 meter met een ‘knik’ op 0,3 m -mv, met bijbehorende afvoerrelatie (zie afbeelding 3). In de Natte NatuurParels, de beekdalen en de


platform

Afb. 6: Totale natuurdoelrealisatie van het tweede scenario met in detail de verandering van de natuurdoelrealisatie van dat scenario ten opzichte van de huidige situatie.

t t

bufferzones worden verder alle sloten gedempt en beregening beëindigd; naaldbossen omzetten naar droge heide; stoppen met permanente grondwateronttrekkingen.

Aan de hand van kaarten (waarop de wijziging staat ten opzichte van de huidige

situatie) van de GHG, de GLG en de kwel, en verschillen in waterbalanstermen, is een goed inzicht ontstaan in de werking van beschreven maatregelen. Afbeelding 4 geeft een voorbeeld van het effect van het beekherstel op de grondwaterstanden en kwel/wegzijging in het stroomgebied. De detaillering laat duidelijk zien dat de kwel

Specificatie van maatregelen per scenario.

basismaatregelen

beekherstel (geen, matig, extreem), op kaart aangegeven omzetten naaldhout in loofhout conform kaart Staatsbosbeheer vernattingsmaatregelen in Natte NatuurParels: sloten dempen, beregening gehandhaafd gebiedsspecifieke maatregelen Cartierheide: sloten landbouwgebied in buffer dempen, beregening gehandhaafd Boswachterij de Kempen: natuurdoeltype Berkenbroekbos/Elsenbroekbos; sloten landbouwgebied in buffer dempen, beregening gehandhaafd Goorland Hapert: natuurdoeltype moerasvegetatie; bufferzone geen maatregelen Goorland Hapert: hoger natuurdoeltype; landbouwgebied in buffer maximaal vernatten en beregening stoppen Zwarte Horstweijer: vernatten door het stoppen van beregening, het verwijderen van drainage, het dempen van sloten, alles grasland

scenario 1 2 3

naar de beek zelf afneemt (rood), maar naar een strook van circa 400 meter naast de beek toeneemt (groen). In het algemeen kan geconcludeerd worden dat vooral beekherstel, het omzetten van naaldhout in droge heide en het stoppen van permanente grondwateronttrekkingen in één of meer Natte NatuurParels veel hydrologisch effect hebben. Of deze effecten ook het beoogde herstel teweegbrengen c.q. leiden tot veel landbouwschade, is daarmee niet aan te geven. Hiertoe moeten de effecten worden omgezet in effecten op natuur en landbouw. Met Waternood6) zijn de betreffende doelrealisaties bepaald. Bij gebruik van de door de provincie Noord-Brabant opgestelde natuurdoeltypenkaart en de door Staatsbosbeheer opgestelde eigen natuurdoeltypenkaarten kwam naar voren dat de huidige situatie in grote delen van de beekdalen te nat was voor het natuurdoeltype eikenbos/berkenbos. Een ‘verbetering’ kan dan alleen worden bereikt door maatregelen die de grondwaterstand verlagen en dat staat haaks op alle ideeën omtrent herstel van watersystemen in dit type gebieden. In overleg is daarom besloten dit natuurdoeltype te vervangen door berkenbroekbos/elzenbroekbos. Voor de nu nog in landbouwkundig gebruik zijnde Natte NatuurParel Goorland Hapert is het

H2O / 18 - 2008

53


mm/dag

natuurgebieden en gematigd beekherstel waar mogelijk. Daarnaast bieden maatregelen in het kader van het tegengaan van verdroging in de vorm van het omzetten van naaldhout naar loofhout en in de vorm van het dempen van sloten in de bufferzones rond de Natte NatuurParels, een bijdrage aan de gewenste natuurontwikkeling. Voor het bovenstrooms van Boswachterij de Kempen gelegen landbouwgebied kan, door middel van de aanleg van een bufferstrook langs de Aa of Goorloop, zo goed mogelijk invulling worden gegeven aan het principe ‘water vasthouden’.

Afb. 7: Afvoerverloop bij gesimuleerde bronmaatregelen bovenstrooms van Boswachterij de Kempen voor 1998.

natuurdoeltype ‘moerasvegetatie’ genomen. De daarvoor benodigde vernatting kan door de voorgestelde maatregelen ruimschoots worden gehaald.

getrokken voor de mogelijkheden van verhoging van natuurwaarden in de drie Natte NatuurParels, en met welke combinatie van maatregelen dat kan worden gerealiseerd.

Scenarioberekeningen De hiervoor beschreven enkelvoudige maatregelen zijn gebruikt als bouwstenen voor het samenstellen van in eerste instantie drie realistisch geachte scenario’s, waarbij voor elk scenario op kaart wordt aangeven welke maatregel waar wordt toegepast en in welke mate. Dit laatste omdat voor beekherstel twee varianten zijn gedefinieerd: gematigd (de beekbodem maximaal één meter diep) en extreem (waarbij de beekbodem maximaal 60 centimeter diep is) én het omzetten naar droge heide niet haalbaar werd geacht maar wel omzetten naar loofhout. Ook is de maatregel ‘bronherstel’ toegevoegd die inhoudt dat water in de bovenste delen van het stroomgebied maximaal wordt vastgehouden via het dempen van sloten, het stoppen van beregening en het verhogen van het stuwpeil. De maatregel ‘stoppen permanente grondwateronttrekkingen’ werd niet haalbaar geacht en is daarom niet meer meegenomen. In de tabel op de vorige pagina zijn per scenario de maatregelen aangegeven. Voor elk scenario zijn kaarten gemaakt voor de GHG, GLG en kwel/wegzijging. Daarnaast zijn ook voor elk scenario kaarten gemaakt die aangeven wat gewijzigd is ten opzichte van de uitgangsituatie. In afbeelding 5 zijn voor het tweede scenario de kaarten met de wijzigingen gepresenteerd. Vervolgens zijn met het programma Waternood de doelrealisaties voor natuur en landbouw bepaald. In afbeelding 6 is voor het tweede scenario de totale doelrealisatie voor natuur weergegeven en in de detaillering het verschil met de uitgangssituatie (groen: verbetering, rood: verslechtering). Uit de drie scenarioberekeningen zijn voor de visievorming belangrijke conclusies

54

H2O / 18 - 2008

Met het model zijn ook de mogelijkheden van bronherstel nagegaan. Bronherstel is vertaald naar de hydrologische opgave: is door inrichtingsmaatregelen zowel vernatting van brongebieden als demping van de afvoer (lagere piekafvoeren en kortere perioden van afvoerloosheid) te bereiken? Daartoe zijn de stuwen in de Aa of Goorloop bovenstrooms van Boswachterij de Kempen één meter verhoogd zonder dat de stuwen worden geknepen, en is de afvoer van zijsloten op twee verschillende manieren vastgehouden, namelijk terugleiden oftewel de afvoer van de sloten terugpompen de helling op, én de afvoer van de sloten in een evenwijdig aan de beek lopende sloot opvangen en benedenstrooms zo veel mogelijk weer tot infiltratie brengen. Vernatting is heel goed te realiseren maar het gewenste effect op de afvoerdynamiek wordt niet bereikt (zie afbeelding 7). De piekafvoeren worden lager maar de lage afvoeren worden ook lager (met langere perioden van afvoerloosheid). Door de vernatting wordt namelijk een groter deel van het neerslagoverschot via het grondwatersysteem naar buiten het stroomgebied afgevoerd. De conclusie is dat, zonder knijpen van de afvoer, de gewenste demping van de afvoer niet wordt bereikt. Het modelonderzoek7) laat duidelijk zien dat in het stroomgebied van Aa of Goorloop en het Dalemstroompje de gewenste hydrologische situatie te realiseren is voor de bestaande en nog te ontwikkelen natuur. Uit het onderzoek blijkt zelfs dat voor enkele natuurparels hogere natuurdoeltypen haalbaar zijn, zoals in Goorland Hapert en De Kempen. Scenario 2 (zie tabel) lijkt de best haalbare keuze. Met dit scenario wordt invulling gegeven aan onder andere maximaal beekherstel (meandering) in de

Voor natuurontwikkeling in het stroomgebied ligt er een grote opgave, (de ecologische hoofdstructuur, de Natte NatuurParels, de Robuuste Ecologische Verbindingszone én beek- en bronherstel). Getracht wordt zoveel mogelijk deze opgaven te combineren. Het uitgevoerde modelonderzoek blijkt een nuttig instrument voor het invullen van deze opgave voor natuurontwikkeling. LITERATUUR 1) Stiboka (1968). Bodemkaart van Nederland schaal 1: 50 000. Toelichting bij de kaartbladen 50 Oost, 51 West, 56 en 57 West. 2) Van Walsum P., A. Veldhuizen, P. van Bakel, F. van der Bolt, P. Dik, P. Groenendijk, E. Querner en M. Smit (2004). SIMGRO; theory and model implementation. Alterra. Rapport 913. 3) Van der Wal B. (2007). Mondelinge mededelingen betreffende het geohydrologische datamodel door Haskoning gebouwd voor het stroomgebied van De Dommel. 4) NITG-TNO (2002). Waterdoelen. Gewenst Grond- en Oppervlaktewater Regime. 5) Kleijer H. (2002). Veldkartering grondwaterstandsklassen in de winter voor Waterschap De Dommel. 6) STOWA (2005). Waternoodinstrumentarium versie 2.0. 7) Poelman A. en P. van Bakel (2008). Modellering van het stroomgebied van Aa of Goorloop en het Dalemstroompje ten behoeve van visievorming.


platform

Gilbert Galjaard, PWN Bram Martijn, PWN Peer Kamp, PWN Joop Kruithof, PWN

Zuiveringsstrategie PWN voor verwijdering organische microverontreinigingen Vanaf de oprichting in 1920 bereidt het Noord-Hollandse waterleidingbedrijf PWN drinkwater uit grondwater op de pompstations Laren en Huizen en uit duinwater op de productiebedrijven Castricum, Bergen en Mensink. Na de Tweede Wereldoorlog is de duinwaterwinning uitgebreid en grotendeels vervangen door kunstmatige infiltratie vanuit Watertransportmaatschappij Rijn Kennemerland. De toenemende problemen met microverontreinigingen maakte verdere uitbreiding en aanpassing van de bestaande zuiveringen noodzakelijk. Een overzicht van die aanpassingen bij gelegenheid van de opening van de nieuwe UV/H2O2-installatie op zuiveringsbedrijf Lagrand (zie pagina 57).

D

(en later atrazin) werd gemeten in het voorgezuiverde water voor de infiltratie, is ook hier actieve koolfiltratie tijdelijk aan het zuiveringsproces toegevoegd. Het effect van de actieve koolfiltratie op de concentratie atrazin is weergegeven in afbeelding 1. Atrazin werd verwijderd tot onder de wettelijke norm voor bestrijdingsmiddelen (0,1 μg/l). Ook andere bestrijdingsmiddelen, zoals pyrazon, werden afdoende verwijderd.

e grondwaterpompstations Huizen en Laren, waar diep grondwater wordt gewonnen dat geen behandeling behoeft, hebben geen barrières tegen organische microverontreinigingen in het zuiveringsschema. Eind jaren 80 leidde gebruik van de pesticide bromacil voor onkruidbestrijding in spoorrails in het waterwingebied van pompstation Huizen tot lokale problemen. Tijdelijke toepassing van actieve koolfiltratie vormde een afdoende barrière.

Directe oppervlaktewaterzuivering

Ook de zuivering van het oorspronkelijke duinwater en de open infiltratie vormden geen barrière tegen organische microverontreinigingen. Nadat eind jaren 80 bentazon

In het originele zuiveringsschema van productiebedrijf Andijk (uit 1968) kwamen geen barrières tegen organische microverontreinigingen voor. In de jaren 70, naar aanleiding van aan het IJsselmeer

Afb. 1: Concentratie atrazin voor en na de tijdelijke actieve koolfiltratie (WRK-III, 1991).

gerelateerde reuk- en smaakproblemen, is in eerste instantie de transportchloring vervangen door chloordioxide. Dit bleek onvoldoende en de zuivering op productiebedrijf Andijk werd uitgebreid met pseudo moving bed actieve koolfiltratie. Dit was een afdoende oplossing voor de bestaande reuken smaakproblemen en tegelijkertijd een barrière tegen bestrijdingsmiddelen. De toepassing van breekpuntschloring leidde tot de vorming van aanzienlijke hoeveelheden trihalomethanen en andere gehalogeneerde koolwaterstoffen. Deze werden jarenlang in voldoende mate verlaagd door de actieve koolfilters (zie afbeelding 2).

Afb. 2: De concentratie trihalomethanen voor en na actieve koolfiltratie (productiebedrijf Andijk, 2003-2004).

75 0,15

THM (Pg/l)

atrazin (Pg/l)

T

dibroomchloormethaan M

50

0,10

tribroommethaan broomdichloormethaan trichloormethaan

0,05

25 <

<

<

<

0,00

20 0 n 3 20 ju l-s 03 e ok p 2 t-d 00 3 e ja c 2 n00 m 3 ap r t 2 r-j 00 un 4 2 ju l-s 00 4 e ok p 2 t-d 00 ec 4 20 04

rt -m

r-j u

ap

ja n

rt 20 ap 0 r-j un 3 20 ju l-s 03 ep ok 2 t- d 00 3 ec 20 ja n03 m rt 20 ap 0 r-j un 4 2 ju l-s 0 0 4 ep ok 2 t- d 00 4 ec 20 04

ja nm

19 91 ok t- d ec

ep

19 91

19 1 ju l-s

ap r-j un

ja nm

rt 19 91

0

figuur 1: Atrazin concentratie voor en na tijdelijke actieve koolfi

H2O / 18 - 2008

55


100

100

retentie (%) 80

retentie (%) 80

60

60

40

40

20

20

0

0

100 omzetting (%) 80 60 40 20

Afb. 8: Ontwikkeling proces productiebedrijf Andijk.

Beperking van de bromaatvorming door een verdere verhoging van de verhouding waterstofperoxide en ozon leidde tevens tot een sterke afname van de desinfectiecapaciteit. Omdat voor productiebedrijf Andijk naast een barrière tegen bestrijdingsmiddelen ook een verbeterde desinfectie noodzakelijk was (met name ten aanzien van Cryptosporidium), werd overgestapt op UV/waterstofperoxide daar de concentratie waterstofperoxide de desinfectiecapaciteit van UV niet beïnvloedt. Het UV/H2O2-proces gaf een vergelijkbare omzetting van bestrijdingsmiddelen als het O3/H2O2-proces. Het artikel van Kruithof et al op pagina .. geeft meer details over het onderzoek en ontwikkeltraject voor wat betreft het geavanceerde oxidatieproject.

H2O / 18 - 2008

am ba et ho pr of os fo sf am id on

2, 4D

di c

0,7 0,5

10

O3/DOC

0 0

1

2

3

H2O2/O3 (g/g)

6 B

t

i

d

O /H O b h

d li

l f

ti

Afb. 6: Bromaatvorming door behandeling met ozon en waterstofperoxide als functie van de verhouding tussen beiden voor diverse ozon/DOC-ratio’s (proefinstallatie-onderzoek). 100 omzetting (%) 80 60 40 20 0 ac il

Voor zowel productiebedrijf Andijk als zuiveringsbedrijf Lagrand is de toepassing van geavanceerde oxidatie met ozon en waterstofperoxide onderzocht. Voor productiebedrijf Andijk was de doelstelling een gecombineerde toepassing van desinfectie en omzetting van organische microverontreinigingen, voor zuiveringsbedrijf Lagrand alleen voor de omzetting van organische microverontreinigingen als voorbehandeling van de duininfiltratie. De omzetting van bestrijdingsmiddelen bleek afdoende (zie afbeelding 5), maar de bromaatvorming bij dit op ozon gebaseerde proces bleek onvoldoende beheersbaar (zie afbeelding 6).

1,5

1,27

0,9 20

fi

Toepassing AOP

In 2004 is het UV/H2O2-proces op productiebedrijf Andijk geïmplementeerd. De drie processchema’s in afbeelding 8 geven de verschillende ontwikkelingsstadia van dit productiebedrijf weer.

56

1,13

n

Om een afdoende barrière tegen bestrijdingsmiddelen te realiseren, werd het proces

30

at ra zi

Jarenlang is de toepassing van omgekeerde osmose onderzocht. De aandacht richtte zich in eerste instantie op de toepassing van cellulose acetaat (CA)-membranen. De verwachting dat eventuele biologische membraanvervuiling beheerst zou kunnen worden met vrij chloor, bepaalde deze keuze. In tegenstelling tot thin film composite(TFC)membranen zijn CA-membranen bestand tegen vrij chloor. Bij de oorspronkelijk geselecteerde voorzuivering, gebaseerd op coagulatie en snelfiltratie, bleek meer membraanvervuiling op te treden dan acceptabel was. Ook bleek de retentie van bestrijdingsmiddelen onvoldoende (zie afbeelding 3).

40 bromaat (Pg/l)

br om

gebaseerd op omgekeerde osmose, ozon, waterstofperoxide en actieve koolfiltratie onderzocht. Dit leidde tot de vorming van zeer hoge bromaatgehalten in het RO-permeaat. Medio jaren 90 is overgestapt op TFC-membranen in combinatie met een uitgebreide voorzuivering gebaseerd op ultrafiltratie. Omgekeerde osmose met TFC-membranen leverde voldoende retentie van bestrijdingsmiddelen (zie afbeelding 4) en de combinatie UF-RO (TFC) vormde tevens een afdoende barrière tegen pathogene micro-organismen. UF-RO (TFC) is op zuiveringsbedrijf Lagrand geïnstalleerd als deelstroombehandeling van het WRK-III-water.

be nt az on

Met de in de jaren 70 geëffectueerde procesuitbreiding voldeed de waterkwaliteit in de jaren 90 nog steeds aan alle wettelijke normen. Toch was verdere zuivering gewenst. Hierbij speelden, naast hardheid en zoutgehalte van het IJsselmeer, de aanwezigheid van pathogene microorganismen (met name Giardia en Cryptosporidium) en vooral organische microverontreinigingen een dominante rol. PWN richtte hierbij de aandacht op de toepassing van omgekeerde osmose en geavanceerde oxidatie.

Afb. 5: Omzetting van bestrijdingsmiddelen door behandeling met ozon en waterstofperoxide van voorgezuiverd water uit het IJsselmeer (proefinstallatie-onderzoek).

di ur on

Afb. 4: Retentie van bestrijdingsmiddelen voor thin film composite-membranen (testbankonderzoek).

py ra zo n

Afb. 3: Retentie van bestrijdingsmiddelen voor cellulose acetaatmembranen (testbankonderzoek).

Toepassing omgekeerde osmose

at ra zi ch n lo rfe nv in vo s

be nt az on

di ur on

n at ra zi

n

O C

az i sim

DN

be nt az on

di ur on

n at ra zi

n az i sim

DN

O C

0

Afb. 7: Omzetting van bestrijdingsmiddelen door behandeling met UV en waterstofperoxide van voorgezuiverd water uit het IJsselmeer (proefinstallatie-onderzoek).

Na aanpassing van productiebedrijf Andijk is de duininfiltratie uitgebreid met een voorzuivering gebaseerd op UV en waterstofperoxide. Deze is gerealiseerd op zuiveringsbedrijf Lagrand naast de al bestaande UF-RO-installatie. Met de inbedrijfstelling van het UV/ H2O2-proces op zuiveringsbedrijf Lagrand beschikt PWN voor de totale drinkwaterproductie over een robuuste niet-selectieve barrière tegen organische microverontreinigingen. Ook de desinfectiecapaciteit is nu in de gehele infrastructuur gewaarborgd.


platform

Joop Kruithof, PWN Bram Martijn, PWN Marcel Welling, PWN

Geavanceerde oxidatie met UV/H2O2: van onderzoek naar implementatie Eind jaren 90 is de oppervlaktewaterzuivering op productiebedrijf Lagrand uitgebreid met een zuivering gebaseerd op ultrafiltratie en omgekeerde osmose. Daarnaast bestond nog behoefte aan een universele barrière tegen organische microverontreinigingen als aanvulling op de bestaande actieve koolfiltratie bij de directe zuivering op productiebedrijf Andijk. Ook bij de open infiltratie was behoefte aan een dergelijke barrière tegen organische microverontreinigingen. PWN heeft gekozen voor toepassing van een oxidatief proces. Bij het productiebedrijf Andijk was tevens aanvullende desinfectiecapaciteit nodig. Met name voor Giardia en Cryptosporidium, omdat deze protozoa door chloor niet of nauwelijks worden geïnactiveerd.

I

n eerste instantie werd gekozen voor geavanceerde oxidatie door ozon en waterstofperoxide met een lage verhouding waterstofperoxide / ozon. Hiermee kan zowel de gewenste desinfectie als de omzetting van modelstof atrazin gerealiseerd worden. Uit afbeelding 1 blijkt dat de gewenste omzetting van 80 procent atrazin bereikt werd bij een O3/DOC-verhouding van 1,13 g/g. Onder deze condities werd de bromaatvorming onderzocht. De voor PWN gestelde grenswaarde voor bromaat van 0,5 ug/l werd sterk overschreden, vooral bij lage watertemperatuur. De bromaatvorming was te beperken door een sterke verhoging van de H2O2/O3-verhouding. Bij deze gewijzigde procesconditie bleek de eis voor

100 atrazin omzetting 80 (%)

de omzetting van bestrijdingsmiddelen van meer dan 80 procent te realiseren. De bromaatvorming kon sterk gereduceerd worden tot 2 à 3 ug/l, maar de gewenste waarde van 0,5 ug/l werd niet gerealiseerd (zie afbeelding 2). Bij een hoge H2O2/O3-verhouding van bijvoorbeeld 4 g/g is slechts zeer korte tijd een ozonresidu aanwezig. De lage ct-waarde leidt tot een zeer beperkte desinfectiecapaciteit. Gezien de beperkte desinfectiecapaciteit bij hoge H2O2/O3-verhoudingen, waarbij de PWN-grenswaarde voor bromaat van 0,5 ug/l nog steeds overschreden werd, werd besloten ozon en waterstofperoxide niet toe te passen. Gezocht werd naar een proces met dezelfde omzetting van bestrijdingsmiddelen, een goede desinfectie en

geen bromaatvorming. Uit overleg met dr. Bolton (University of Western Ontario) werd geconcludeerd dat het UV/H2O2-proces in potentie aan deze voorwaarden kan voldoen.

Toepassing UV/H2O2-behandeling Voor de omzetting van atrazin werd een eenvoudig kinetisch model ontwikkeld. Hieruit bleek 80 procent omzetting bij een realistische energie-inbreng mogelijk te zijn. In samenwerking met een UV-leverancier werd in Canada een eerste serie experimenten in ‘synthetisch’ water uitgevoerd. Hierbij bleek 0,68 ug/l atrazin tot beneden de detectiegrens (<0,02 ug/l) te verwijderen bij een energie-inbreng van één kilowattuur per kubieke meter. Tot een energie-inbreng van vier kilowattuur per kubieke meter werd, zoals op theoretische gronden verwacht, geen bromaat gevormd (zie afbeelding 3). Aansluitend werd een tweede serie experimenten uitgevoerd met atrazin in voorgezuiverd water uit het IJsselmeer. Op basis van de resultaten werd een proefinstallatie ontworpen volgens het zogeheten Tower-concept. Hiermee bleek bij een atrazinomzetting van 80 procent de omzetting van andere bestrijdingsmiddelen

0,8

30 H2O2/O3 ratio 2 g/g

bromaat (Pg/l) 20

atrazin

conc. (Pg/l)

bromaat 0,5

60

40

H2O2/O3 ratio 4 g/g

0,3

ju li96 ok to be r- 9 6 ja nu ar i-9 7

10

O3/DOC 1,13

0,0

20

0,5

1,0

1,5

2,0

O3/DOC (g/g)

Afb. 1: Atrazinomzetting door O3/H2O2 als functie van de O3/DOC-verhouding (proefinstallatieonderzoek).

ap ril -9 6

0,0

ok to be r- 9 5 ja nu ar i-9 6

0

0

Afb. 2: Bromaatvorming door behandeling met ozon en waterstofperoxide (proefinstallatieonderzoek).

0,0

1,0

2,0

3,0

4,0

energie (kWh/m3)

Afb. 3: Omzetting atrazin en bromaatvorming door behandeling met UV/H2O2 (experimenten op laboratoriumschaal).

H2O / 18 - 2008

57


3

0,9 kWh/m H2O2 4 mg/l

omzetting (%) 80 60 40 20

br om

ac il

be nt az on

di ur on

at ra zi

py ra zo n

n

0

Afb. 4: Omzetting van diverse bestrijdingsmiddelen door behandeling met UV en waterstofperoxide (met pilotplant).

van dezelfde grootte-orde te zijn (zie afbeelding 4). Tijdens deze experimenten bleek een robuust, hydraulisch goed gedefinieerd reactorontwerp van groot belang te zijn. Vervolgens werd met een andere firma een tweede proefinstallatie ontwikkeld naar het concept In line. Met deze installatie werden omzettingen van atrazin bereikt zoals weergegeven in afbeelding 5.

100

atrazin 80 omzetting (%) 60 0 mg/l H2O2

40

4 mg/l H2O2 20

8 mg/l H2O2 15 mg/l H2O2

0 0,0

0,8

1,6

2,4

energie (kWh/m3)

Afb. 5: Omzetting atrazin door behandeling met UV en waterstofperoxide voor diverse procescondities (proeďŹ nstallatie).

Voor verschillende combinaties van ingebrachte energie en waterstofperoxide werd een omzetting van 80 procent gerealiseerd. Geleidelijk werd het aantal onderzochte modelstoffen uitgebreid. Afhankelijk van de stofeigenschappen bleek fotolyse (NDMA) of OH-radicaaloxidatie dominant (1,4 dioxaan). Voor veel stoffen (bijvoorbeeld atrazin) spelen beide mechanismen een belangrijke rol (zie afbeelding 6). Afb. 6: Bijdrage fotolyse en OH-radicaaloxidatie door behandeling met UV en waterstofperoxide. 100 omzetting (%)

80

60

40

UV-fotolyse

20

OH-oxidatie 0 NDMA

58

H2O / 18 - 2008

atrazin

1,4-dioxaan

Optimalisatie reactorontwerp en praktijkinstallatie De tweede generatie UV-reactoren volgens het SWIFT-concept werd eveneens experimenteel beproefd. De energiebehoefte om een atrazinomzetting van 80 procent te realiseren, bleek te zijn afgenomen met bijna een factor 2; van circa 1 naar 0,56 kilowattuur per kubieke meter (zie afbeelding 7). Deze energie-inbreng (0,56 kWh/m3) correspondeert met een UV-dosis van 540 mJ/cm2. Deze UV-dosis is veel hoger dan de dosis benodigd voor desinfectie (~120 mJ/ cm2). Daarna werd zowel op laboratoriumschaal als in proefinstallatie-onderzoek de omzetting van vele bestrijdingsmiddelen, hormoonverstorende stoffen, reuk- en smaakstoffen, medicijnen, oplosmiddelen, etc onderzocht. Een voorbeeld van de omzetting van een vijftal medicijnen bij reguliere procescondities voor zuiveringsstation Andijk is te zien in afbeelding 8. De omzetting varieerde van 70 tot 98 procent. Door variatie van de energie-inbreng en de dosering van waterstofperoxide bleek iedere gewenste omzetting te realiseren. De voor 80 procent omzetting van atrazin benodigde UV-dosis bedraagt 540 mJ/cm2 (0,56 kWh/ m3) in combinatie met een dosering van zes milligram waterstofperoxide per liter. Op basis van deze procesparameters werd de praktijkinstallatie ontworpen en gebouwd. De praktijkinstallatie op zuiveringsstation Andijk bestaat uit drie processtraten met elk vier SWIFT-UV-reactoren met 16 UV-lampen van 12 kW elk. De UV/H2O2-installatie op productiebedrijf Andijk.

100 atrazin omzetting 80 (%) 60

40 standaard reactorontwerp

20

geoptimaliseerd reactorontwerp 0 0,0

0,3

0,6

0,9

1,2

energie (kWh/m3)

Afb. 7: Vergelijking energieverbruik van een standaard- en van een geoptimaliseerde pilotreactor. 100 omzetting (%) 80 60 40 20 0 ib up ro fe n di cl of en ac clo fib r in ez uu ca r rb am az ep in su e lp ha m et ox al ol

In de proefinstallatie was ook de gewenste log-inactivatie van virussen, sporen en protozoa haalbaar. Vervolgens is een andere proefinstallatie getest (SWIFT). Hiermee bleek eveneens de gewenste omzetting van bestrijdingsmiddelen en de benodigde desinfectie realiseerbaar. Beide installaties waren oorspronkelijk ontworpen voor desinfectie. Verwacht werd dat een hoge efficiency voor oxidatie kon worden bereikt met een speciaal voor oxidatie ontworpen reactor. Uiteindelijk is samen met de leverancier een nieuwe proefinstallatie ontworpen, primair gericht op omzetting van bestrijdingsmiddelen.

100

Afb. 8: Omzetting geneesmiddelen door behandeling met UV en waterstofperoxide (experimenten op laboratoriumschaal).

Beproeving praktijkinstallatie Met de praktijkinstallatie op zuiveringsstation Andijk is een afnametest uitgevoerd op basis van omzetting van atrazin en bromacil. De gewenste omzettingen werden gerealiseerd. Ook bleek een goede overeenstemming te bestaan tussen het kinetisch model, het bedrijfsvoeringmodel en de laboratoriumanalyses (zie afbeelding 9). De UV/H2O2-installatie op zuiveringsstation Andijk is nu vier jaar in bedrijf en voldoet aan alle kwaliteitseisen. De voor het geavanceerde oxidatieproces benodigde UV-dosis garandeert een superieure desinfectie, naast de gewenste omzetting van organische microverontreinigingen. Stoffen die niet door actief kool verwijderd worden, zoals EDTA, worden door het UV/H2O2-proces volledig omgezet (zie afbeelding 10).


platform 100

kinetisch model bedrijfsvoeringsmodel laboratorium analyse

omzetting (%) 80

60

40

20 nb 0 atrazin

bromacil

Afb. 9: Omzetting atrazin en bromacil bij de afnametest voor de inbedrijfstelling van de UV/H2O2installatie. 8 EDTA (Pg/l)

0,56 kWh/m3 H2O2 5 mg/l

ruwwater 6

reinwater

4

2 <

<

<

<

De UV/H2O2-installatie op productiebedrijf Lagrand.

ja nm ap rt 2 00 ril 4 -ju ni 20 ju li 0 se 4 p ok t 2 0 04 t- d ec 20 ja 04 nm ap rt 2 0 ril 05 -ju ni 20 ju li 05 se pt 20 ok 05 t- d ec 20 05

0

Afb. 10: EDTA in ruw en reinwater voor en na implementatie UV/H2O2 per januari 2005.

Na de succesvolle afronding van het traject op productiebedrijf Andijk en zuiverings-

station Lagrand is begonnen met het ontwerp en de bouw van de tweede fase van productiebedrijf Lagrand: de behandeling van voorgezuiverd infiltratiewater met UV en waterstofperoxide. Omdat het effluent van deze installatie naar de open infiltratie gaat, waarvoor een restconcentratie waterstofperoxide

onacceptabel is, wordt het met UV en waterstofperoxide behandelde water over actieve kool geleid. Hierbij wordt de waterstofperoxide katalytisch omgezet in water en zuurstof. De installatie zal begin oktober in gebruik worden genomen (zie pagina 14).

advertentie

Pompen Afsluiters Systemen ®

®

Revisie noodzakelijk? Er zijn ook alternatieven mogelijk.

01. 2 0 8

Wereldwijd vertrouwen klanten op onze pompen, afsluiters en systemen. Niet in de laatste plaats omdat efficiency, een lange levensduur en bovenal veelzijdigheid bij onze producten centraal staan. Neem nou de pomp van het type Etanorm van KSB. Een bewezen betrouwbare schoonwater normpomp, waarvan er alleen al in Nederland vele duizenden draaien; een pomptype dat uitblinkt in eenvoud, maar ook in mogelijke materiaal-, asafdichtings- en opstelvarianten. Een pomp die standaard geleverd kan worden in een uitvoering die geschikt is voor drinkwater. Vanwege zijn korte levertijd, genormeerde maatvoering volgens EN733 en concurrerende prijsniveau kan het een prima alternatief zijn voor een revisie van uw huidige pomp.

80257

KSB Nederland B.V. – Wilgenlaan 68 – 1161 JN Zwanenburg – www.ksb.nl – infonl@ksb.com

H2O / 18 - 2008

59


Beleidsmedewerker waterkwaliteit Het hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard zorgt voor droge voeten en schoon water in het gebied tussen Rotterdam, Schoonhoven en Zoetermeer. Wij staan voor duurzaam waterbeheer en zijn intensief betrokken bij de inrichting van stedelijk en landelijk gebied, zowel regionaal, landelijk als internationaal. Wij zoeken daarbij fulltime de versterking van een beleidsmedewerker in ruil voor maximaal € 3.872,- bruto per maand. Voor meer informatie over de functie bel je naar Martin Vink via 010 4537235 of kijk je op www.hhsk.nl.

Ons water is mensenwerk

Voor het water van nu en later

De provincie Overijssel wérkt. Zij is ondernemend, toont ambitie en lef, steekt haar nek uit en investeert in grote, innovatieve en creatieve projecten. Ook nu staan beeldbepalende projecten op stapel, bijvoorbeeld rond de thema’s veilig, bereikbaar en duurzaam. Samen met onze partners zetten we ons in voor de inwoners van Overijssel. Voor de eenheid Water en Bodem zoeken we een resultaatgerichte beleidsmedewerker hydrologie die binnen het team Integraal Waterbeleid een van de aanspreekpunten is voor onderwerpen als de Kaderrichtlijn Water, WB21 en calamiteitenbestrijding. Je hebt een gedegen kennis van het watersysteem. Ben je flexibel, heb je een open oog en oor voor alle betrokkenen en zie je een salaris van maximaal ` 49.500,- bruto per jaar (36 uur per week) wel zitten? Reageer dan!

Werken in Overijssel? Ga voor meer informatie over deze vacature naar www.overijssel.nl/vacatures

L^_ lZg`Zc VVc iZ kgZYZc bZYZlZg`Zgh Egdk^cX^Z DkZg^_hhZa ^h kddgj^ihigZkZcY ^c ]VVg eZghdcZZahWZaZ^Y Zc WZ]ddgi ^c '%%- idi YZ 7ZhiZ LZg`\ZkZgh kVc CZYZgaVcY


DUURZAAMHEID

ECONOMIE

GROEN

JEUGD

BEREIKBAARHEID

Deidre Jacobs-Coolen HOOFD BUREAU COÖRDINATIE, AFDELING WATER ‘Onze afdeling ontwikkelt waterbeleid. Het is mijn taak om circa twintig medewerkers aan te sturen die hieraan werken. Indirect ben ik natuurlijk ook bij de inhoud betrokken. Bij het nieuwe Waterplan voor Zuid-Holland bijvoorbeeld; de basis voor de werkzaamheden van onze waterschappen. Samen met de waterschappen zorgen we er - simpel gezegd - voor dat we geen natte voeten krijgen. Daarnaast participeren we in dijkversterkingprojecten in het rivierengebied en projecten rondom de ontwikkeling van de kust. Wat de provincie voor mij interessant maakt is de schaal: het middenbestuur. Je balanceert tussen de langetermijndoelstellingen van het Rijk en de concrete aanpak van gemeenten. Bovendien biedt de provincie alle voorwaarden om te groeien: een grote organisatie en alle kansen.’

e provincie Zuid-Holland is Nederland in het klein. Met 3,5 miljoen inwoners zijn we de dichtst bevolkte provincie van Nederland. Als kustprovincie investeren we in maatregelen om Nederland te beschermen tegen het wassende water. Ook door CO2-reductie en energiebesparing zorgen we voor een duurzame leefomgeving. Daar kunnen we jouw hulp goed bij gebruiken. We initiëren nieuwe projecten en zorgen dat partijen met elkaar in gesprek raken. Veel van de projecten gaan de

draagkracht van een individuele gemeente te boven, of spelen in meerdere gemeenten of provincies tegelijk. Wij slaan een brug tussen de verschillende partijen, fungeren als intermediair. Beleid niet alleen ontwikkelen, maar ook uitvoeren, daar gaat het om bij de provincie. Bij grootschalige én kleinschalige projecten. Het mooie is dat je zelf iets terugziet van het resultaat. Ook werken aan je eigen leefomgeving? Voor meer informatie over deze vacature of online solliciteren: www.werkenbij.zuidholland.nl.


agenda 15 september, Nijkerk Grondroerdersregeling congres over de Grondroerdersregeling en het voorkómen van schade aan kabels en leidingen, met als gasten onder andere Annemarie Jorritsma en Elco Brinkman. Organisatie: het Kabels- en Leidingenoverleg (KLO), Bouwend Nederland, Kadaster, KLIC en het ministerie van Economische Zaken. Informatie: www.graafschade-voorkomen.nl.

15 september, Amsterdam Marktkansen in sanitatiesector seminar over de marktkansen en uitdagingen in de sanitatiesector in ontwikkelingslanden. Organisatie: NCDO. Informatie: www.ncdo.nl.

22-23 september, Leeuwarden - Ondernemen met duurzame technologie voor water en energie jaarlijks congres van Wetsus, met op de eerste dag een algemeen Nederlandstalig programma en op de tweede dag een Engelstalig programma met dan aandacht voor de stand van zaken rond onderzoek naar membraanbioreactoren, sensoren, algen, prioritaire stoffen en energiewinning uit water. Informatie: (058) 284 62 00.

24-25 september, Scheveningen - De nationale waterconferentie elfde editie van de tweedaagse conferentie over ontwikkelingen in het waterbeheer en waterbeleid; op de eerste dag staat veiligheid centraal, op de tweede dag gebiedsontwikkeling. Met onder andere bijdragen van Pier Vellinga, Pavel Kabat, Elco Brinkman, Marleen van Rijswick en Alfred van Hall. Organisatie: Studiecentrum voor Bedrijf en Overheid. Informatie: (040) 297 49 80.

25 september, Utrecht - Riolering jaarlijks terugkerende dag met 21 korte informatieve lezingen over allerlei zaken die met riolering te maken hebben, verdeeld over grondwater, regenwater, beheer én beleid en regelgeving voor technici. Organisatie: Stichting RIONED. Informatie: (0318) 63 11 11.

29 september - 3 oktober, Amsterdam - Understanding of and adaptation to current and future climate Europese conferentie waarop experts op het gebied van klimaat en adaptatie en beleidsmakers die maatregelen moeten implementeren, met elkaar in discussie gaan over mogelijke oplossingen om de ruimtelijke ordening klimaatbestendig te maken. Eén van de sessies gaat over het klimaatbestendig maken van het watersysteem. Het KNMI is gastheer van deze Europese klimaatconferentie. Informatie: meetings.copernicus.org/ ems2008.

30 september - 3 oktober, Amsterdam - Aquatech 22e editie van de grootste vakbeurs op het gebied van proces-, drink- en afvalwater in Nederland, met een congresprogramma dat georganiseerd wordt door de International Water Association. Organisatie: Amsterdam RAI. Informatie: (020) 549 12 12.

30 september, Vught - Waterwet voor overheden eerste van een tweetal door het ministerie van Verkeer en Waterstaat georganiseerde symposia speciaal voor waterbeheerders bij het Rijk, waterschappen, provincies en gemeenten. De nieuwe Waterwet komt aan de orde en de relatie met andere wetten. Tijdens workshops is er veel ruimte voor praktische vragen. Organisatie: ministerie van Verkeer en Waterstaat. Informatie: www.helpdeskwater.nl/waterwetsymposia.

H2O / 18 - 2008

22-24 oktober, Nijmegen Ruimte voor de Rivier internationale conferentie ter afsluiting van het Europese project Freude am Fluss. Centraal staan de technische en institutionele aspecten van het creëren van meer ruimte voor de rivieren, zoals publiek-private samenwerking en combinaties van maatregelen op het gebied van veiligheid, verhoging van de natuurwaarden en stedelijke ontwikkeling. Organisatie: Centre for Sustainable Management of Resources van de Radboud Universiteit Nijmegen. Informatie: Martijn Vink (024) 365 22 62.

7 oktober, Amsterdam - DOVE symposium naar aanleiding van de afronding van de zogeheten DOVE-projecten. Centraal staan de snelle emissieroutes van nutriënten van landbouwgrond naar het oppervlakte water. Vragen die aan bod komen, zijn: hoe belangrijk zijn snelle emissieroutes voor de waterkwaliteit van het oppervlaktewater en wat kunnen we er tegen doen? Organisatie: STOWA en de ministeries van LNV, VROM en Verkeer en Waterstaat. Informatie: Mirjam Bloemerts 06 46 64 73 28.

7 oktober, Noordoostpolder Bedreigingen omzetten naar kansen in het IJsselmeergebied jaarlijkse netwerkdag die dit jaar in het teken staat van de toekomst van het IJsselmeergebied, met ‘s middags een excursie naar het Zwarte Meer. Organisatie: Rijkswaterstaat IJsselmeergebied. Informatie: Ernst Rijsdijk (0320) 29 73 62.

7 oktober, Breda Waterbouwdag jaarlijkse bijeenkomst, waarop dit jaar grote waterbouwprojecten centraal staan die de maatschappelijke toets hebben doorstaan, met onder andere aandacht voor de Maaswerken en een debat over het advies van de Deltacommissie. Organisatie: CUR. Informatie: Cora Hoogeveen (0182) 54 06 50.

9 oktober, Utrecht - Vispassage door de sluizen aan de kust bijeenkomst over visvriendelijk sluisbeheer en het landelijke telemetrienetwerk voor vis. Organisatie: Zoet-Zout-Platform en het Vissennetwerk. Informatie: Annelies van Beusekom (0320) 29 85 02.

16 oktober, Zwolle - Waterwet voor overheden tweede van twee door het ministerie van Verkeer en Waterstaat georganiseerde symposia speciaal voor waterbeheerders bij het Rijk, waterschappen, provincies en

62

gemeenten. De nieuwe Waterwet komt aan de orde en de relatie met andere wetten. Tijdens workshops is er veel ruimte voor praktische vragen. Organisatie: ministerie van Verkeer en Waterstaat. Informatie: www.helpdeskwater.nl/ waterwetsymposia

23 oktober, Utrecht - Water en gebiedsontwikkeling studiedag over gebiedsontwikkeling met water als centraal thema en specifiek aandacht voor ontwikkelingen op beleidsniveau en op het gebied van regelgeving. Organisatie: NIROV. Informatie: Martijn Vos (070) 302 84 11.

30 oktober, Delft Deltatechnologie: veilige, schone en duurzame delta jaarlijks congres dat dit jaar in het teken staat van de deltatechnologie, met veel aandacht voor de gevolgen van de verandering van het klimaat en het feit dat steeds meer mensen in delta’s gaan wonen. Gasten zijn onder andere Cees Veerman, Gerda Verburg en Annemiek Nijhof. Organisatie: KIvI NIRIA. Informatie: Jasper van Alten (070) 391 98 10.

30 oktober, Utrecht - Nieuwe sanitatie vierde middagbijeenkomst over de resultaten van het onderzoek en de pilotprojecten op het gebied van nieuwe sanitatie tot nu toe, met aandacht voor de verwijdering van medicijnresten, toepassingsmogelijkheden van struviet en toepassingen bij nieuwbouwlocaties. Organisatie: Koepelgroep Ontwikkeling Nieuwe Sanitatiesystemen. Informatie: www.stowa.nl.

4 november, Velp - Ecological engineering studiedag over de wijze waarop natuurlijke processen kunnen worden toegepast in de techniek, met bijvoorbeeld aandacht voor groene daken en kleinschalige waterzuivering. Organisatie: Hogeschool Van Hall Larenstein. Informatie: Jaap Poelstra (026) 369 56 38.


agenda 4 november, Arnhem Landelijke meetdag bijeenkomst waarbij gepoogd wordt ‘de klok gelijk te zetten’ op het gebied van meten en monitoren van water. Vooral de Kaderrichtlijn Water komt hierbij aan bod, evenals technische ontwikkelingen en innovaties. Meteoroloog Erwin Kroll is dagvoorzitter. Organisatie: Arcadis. Informatie: (055) 581 57 30.

12 november, Rotterdam Baggerspecie achtste nationale conferentie over de ontwikkelingen op het gebied van (verwerking van) baggerspecie, met onder meer aandacht voor de gevolgen van de nieuwe wet- en regelgeving: de nieuwe Waterwet en het Besluit Bodemkwaliteit. Organisatie: Studiecentrum voor Bedrijf en Overheid. Informatie: (040) 297 49 80.

14 november, Ridderkerk Samenwerking in het watersysteem themadag over landelijke en regionale samenwerking in het watersysteem, met onder andere aandacht voor de veranderende wet- en regelgeving. Organisatie: Platform Waterpraktijk en Waterschap Hollandse Delta. Informatie: www.waterpraktijk.nl.

19 november, Leiden Waterwerken en dijken congres over de toekomst van de dijken, de noodzaak tot renovatie van waterwerken, de Maas van morgen en de toegevoegde waarde van publiek-private samenwerking. Organisatie: Nederlands Instituut voor de Bouw. Informatie: Anke Wassen of Barbara Canters (040) 297 86 10.

21 november, Amsterdam Internationale Jaar van de Sanitatie feestelijke afsluiting van het Internationale Jaar van de Sanitatie met een vooruitblik op toekomstige inspanningen op het gebied van verbetering van de sanitaire voorzieningen in arme landen. Organisatie: IRC en NWP. Informatie: Mascha Singeling (015) 215 17 28.

27 november, Middelburg Tussen zee en binnenwater bijeenkomst over onder meer de KRW-doelen die voor de verschillende brakke binnenwateren gekozen zijn en de betekenis van die wateren als de habitat voor vis. Organisatie: Zoet-Zout-Platform en het Vissennetwerk. Informatie: Annelies van Beusekom (0320) 29 85 02.

27 november, Rotterdam - Op weg naar een klimaatbestendige samenleving

met onder meer de presentatie van de eerste resultaten van de adaptatiestrategieën voor de hotspots Zuidplaspolder, Tilburg en Groningen. Gastsprekers zijn de voormalig burgemeester van Londen Ken Livingstone, Cees Veerman en minister Jacqueline Cramer. Organisatie: Kennis voor Klimaat en Klimaat voor Ruimte. Informatie: www.kennisvoorklimaat.nl/conferentie.

10 december, Apeldoorn - De nieuwe Waterwet studiedag over de nieuwe Waterwet die op 1 januari 2009 gaat gelden, met vooral aandacht voor de gevolgen ervan voor de uitvoerende taken op watergebied van waterschappen, provincies en gemeenten. Organisatie: Studiecentrum voor Bedrijf en Overheid. Informatie: (040) 297 49 80.

11 december, Utrecht - Kabels en leidingen achtste editie van het jaarlijkse congres over ontwikkelingen op het gebied van de ondergrondse infrastructuur, met dit jaar aandacht voor de eerste praktijkervaringen met de digitale informatie-aanlevering en het schadeloket van de Stichting Voorkoming Graafschade i.o. Organisatie: Elsevier congressen. Informatie: Bastiaan van Heereveld (070) 441 57 95.

Buitenland

16-18 september, Kazakhstan WaterTech Central Asia eerste editie van deze beurs en conferentie over (drink)watertechnologie. Organisatie: Kenes Exhibition en ITECA. Informatie: www.iwtca.com/en.

22-24 september, Boedapest Kunststof pijpen 14e editie van de internationale conferentie voor gebruikers en producenten van kunststof pijpen. Vooral in Oost-Europa zijn kunststof pijpen aan een opmars bezig. De nadruk ligt dit jaar op het milieu. Organisatie: TEPFA, PE 100+, PVC4Pipes en Plastic Pipes Institute. Informatie: www.ppxiv.com.

1-3 oktober, Antwerpen Dredging facing sustainability congres voor de baggersector, met dit jaar vooral aandacht voor het milieu en de mogelijke bijdrage aan een wat duurzamere wereld. Oragnisatie: Central Dredging Association. Informatie: Anna Csiti (015) 268 25 75.

1-3 oktober, Almeria (S.) - CIERTA vijfde editie van de beurs en de tweede editie van de internationale conferentie over duurzame energie en watertechnologie. Organisatie: Camara Palacio de Exposiciones y Congresos. Informatie: www.almeriaferiasycongresos.com.

7 oktober, Hitzacker (D.) Hochwasserschutz congres naar aanleiding van de officiële ingebruikname van een voor Europese begrippen unieke waterkering over de beveiliging tegen hoog water, met deelname van prins Willem-Alexander en de burgemeesters van de eerder door overstromingen getroffen gemeenten langs de Elbe en Oder. Organisatie: Stadt Hitzacker en Die Hamburg Messe & Congress. Informatie: www.acqua-alta.de.

15-16 oktober, Tallinn (Estland) Environmental aspects of dredging seminar over de milieuaspecten van baggerwerkzaamheden in de Baltische staten. Organisatie: CEDA en het Marine Systems Institute of Tallinn University of Technology. Informatie: Anna Csiti (015) 268 25 75.

30-31 oktober, Brussel Managing water related information in support of WFD and IWRM implementation conferentie over de ruimte tussen wetenschappelijke kennis op het gebied van water en het daadwerkelijk uitgevoerde waterbeleid (Water Framework Directive en het Integrated Water Resources Management). Organisatie: SPI-Water (Scientific Support Priority-project van de Europese Commissie). Informatie: info@spi-water.eu.

30-31 oktober, Hamburg Stedenbouw met water studiereis naar Hamburg, een stad die momenteel voor dezelfde ruimtelijke opgaven staat als gemeenten als Dordrecht, Rotterdam, Nijmegen en Tiel, namelijk buitendijkse gebiedsontwikkeling, de ontwikkeling van een waterfront en hoogwaterbescherming. Organisatie: Nirov. Informatie: Martijn Vos (070) 302 84 11 (inhoudelijk) of Merle Bosschaart (070) 302 84 39 (voor aanmelding of het ontvangen van de brochure).

10-12 november, Beijing - Water Expo China zesde editie van deze internationale beurs voor de watersector in China. Organisatie: Chinese Hydraulic Engineering Society en Messe Frankfurt. Informatie: www.waterexpo.cn.

26-28 november, Hamburg Consequences of climate change and flood protection vierde editie van de internationale conferentie over de gevolgen van de klimaatverandering voor het waterbeheer in het algemeen en de bescherming tegen overstromingen in het bijzonder. Organisatie: Hamburg Messe und Congress GmbH. Informatie: www.acqua-alta.de.

congres over de raakvlakken tussen wetenschap en praktijk met betrekking tot het klimaatbestendig maken van Nederland,

H2O / 18 - 2008

63


handel & industrie Nieuwe generatie langzaam draaiende voortstuwers Pompspecialist Wilo brengt een nieuwe generatie langzaam draaiende voortstuwers op de markt, onder meer de Maxiprop TR 226 en EMU Megaprop TR 326 met hoge stuwkracht. Daarmee biedt Wilo een hoog rendementsoplossing voor afvalwaterzuiveringstechnologie. De innovatieve propeller-geometrie zorgt, samen met een optimale dimensionering van de voortstuwer, voor energiebesparingen tot tien procent. Langzaam draaiende voortstuwers worden toegepast in afvalwaterzuiveringsinstallaties voor menging en homogenisatie. De voortstuwers produceren een gerichte stroming in actiefslibtanks of een turbulente stroming in rechthoekige reservoirs. Op deze manier wordt een continue menging van het actiefslib mogelijk tijdens de biologische fosforverwijdering, denitrificatie of andere processen waar een continue menging van slib vereist is. Voor toepassingen waarin een zeer rustig bedrijf vereist is, biedt Wilo de 3-blads-voortstuwers van de EMU Megaprop-serie. Nieuw hierin is de TR326 met een propellerdiameter van 2.600 mm. De voortstuwer is leverbaar met motorvermogens van 1,1 tot 6,5 kW. De EMU Maxiprop- en Megaprop-series zijn modulair van opbouw en kunnen daardoor nauwkeurig op iedere omgeving worden afgestemd. Zo worden voortstuwers geleverd met propellerdiameters van 1.500 tot en met 2.600 mm. De dompelmotoren zijn in 4-, 6- en 8-polige uitvoering leverbaar. Alle

Goed jaar voor Aquario Aquario watermanagement BV, dochter van waterbedrijf Vitens en Wetterskip Fryslân, heeft een goed jaar achter de rug. In 2007 werd een omzet van 3,5 miljoen euro gehaald en een groei van ongeveer 20 procent ten opzichte van 2006. Vorig jaar werd een positief resultaat geboekt van 300.000 euro. De aandeelhouders, Wetterskip Fryslân en Vitens, hebben besloten een deel van het rendement aan de gemeenten met wie Aquario een contract heeft, uit te keren. Het resterende deel wordt in het bedrijf geïnvesteerd.

EMU Megaprop-voortstuwers zijn uitgevoerd met drieblads propellers en een tweetraps tandwielkast, waardoor toerentallen van 17 tot 60 omwentelingen per minuut mogelijk zijn. Dankzij de achterwaarts gebogen vleugels is de propellerconstructie zelfreinigend. Dit garandeert - ook bij langvezelige bestanddelen in het te mengen medium - een hoge bedrijfszekerheid. Bovendien zijn de voortstuwers minder gevoelig voor stromingsfluctuaties, waardoor de opstelplaats flexibeler kan worden gekozen. Voor het gebruik in corrosieve en abrassieve media kunnen de motoren optioneel worden uitgevoerd met een zogeheten Ceram-coating, die de standtijd van de motor aanzienlijk verlengt. Voor meer informatie: www.wilo.nl.

Aquario watermanagement werd in 2001 opgericht door Wetterskip Fryslân en Vitens om in samenwerking met hen en met gemeenten een nutsbedrijf voor het rioolbeheer in Friesland te ontwikkelen. De diensten die het nutsbedrijf levert, zijn onder meer het verzorgen van het (volledige) rioleringsbeheer voor een gemeente. De gemeente behoudt daarbij haar regierol. Verder helpt Aquario bij het opstellen van beleid, brengt advies uit, zorgt voor databeheer en draagt in sommige gevallen zorg voor de KLICmeldingen. Gemeenten die een contract hebben afgesloten met Aquario zijn onder meer Boarnsterhim, Gaasterlân-Sleat, Leeuwarderadeel, Nijefurd, Wûnseradiel en Wymbritseradiel.

Glasvezelsterkte kunststofproducten voor rwzi’s HKP Europe, leverancier van onder meer glasvezelsterkte kunststof (GVK) levert sinds enkele jaren roosters, overkappingen, tanks en apparaten van dit materiaal. GVK-roosters hebben als voordeel dat ze chemisch-resistent zijn, licht in gewicht en ze kunnen op maat gemaakt worden. Voor rwzi Uithoorn heeft HKP Europe een meedraaiende overkapping in GVK geleverd met een diameter van circa 27 meter. Vanwege de agressieve omgeving is gekozen voor GVK vanwege de uitstekende chemische resistentie. Het geringe gewicht ervan komt bij de overkapping goed van pas, omdat deze constant ronddraait en dus niet al te zwaar mag zijn. De gehele overkapping wordt aangedreven door een motor die aan de roerwerkbrug bevestigd is. De afdichting tussen de overkapping en de betonnen bak vindt plaats door middel van een watergoot, die binnenin de tank bevestigd is en een

64

H2O / 18 - 2008

kunststof plaat, die door de goot loopt en als stankslot dient. Voor meer informatie: (053) 428 09 35.

De overkappingen van met glasvezel versterkt kunststof op een rioolwaterzuiveringsinstallatie in Wiesbaden. Deze hebben een doorsnede van circa 33 meter. De overkapping op de rwzi Uithoorn heeft een doorsnede van 27 meter.


Datawatt realiseert intelligent regelsysteem Datawatt uit Steenwijk heeft samen met ingenieursbureau Oranjewoud en de gemeente Pijnacker-Nootdorp een intelligent regelsysteem voor de riolering ontworpen en gebouwd. Hiermee moeten overstorten en lozingen op het oppervlaktewater voorkomen kunnen worden. Nieuwe regelgeving laat niet meer toe dat men ongezuiverd afvalwater op het oppervlaktewater loost. Dit betekent dat in het buitengebied onder meer het substraatwater van tuinders via de riolering moet worden afgevoerd. Door een uitbreiding van het netwerk van pompputten en de toepassing van een innovatief besturingssysteem voorkomt de gemeente Pijnacker-Nootdorp de vervanging van 80 kilometer persleiding. Dit houdt een forse besparing in van de kosten en een ontlasting van het milieu. Bij dit nieuwe regelsysteem speelt de zogeheten D05 een cruciale rol. Iedere pompput is hiermee uitgerust. Het communiceert met het centrale systeem dat deel uitmaakt van de ICT-infrastructuur van de gemeente. Omdat het om meer dan 800 pomputten gaat, is in het ontwerp uitgegaan van een sterke standaardisatie, zodat snel geproduceerd, geïnstalleerd en in bedrijf genomen kan worden. Datawatt verzorgde de communicatie, schakelkasten, buitenkasten en het centrale systeem. De regeling is gebaseerd op het beter benutten van de capaciteit, waarbij een maximaal debiet niet mag worden overschreden. De debieten worden daartoe aan het eind van de persleidingen (per cluster) gemeten. Binnen deze voorwaarde hebben de huishoudens voorrang, terwijl de buffers van de tuinders op basis van metingen een prioriteit krijgen. Voor meer informatie: 0521) 53 63 33 .

handel & industrie Opnieuw internationaal octrooi voor LegioFreeWater LegioFreeWater uit Wijk bij Duurstede, dat zich gespecialiseerd heeft in het bestrijden van Legionella in waterleidingen, heeft een internationaal octrooi ontvangen voor een nieuwe werkwijze bij de aanleg van waterleidingen: in serie, zonder aftakkingen. De conventionele manier van leidingaanleg gaat gepaard met veel aftakkingen. Als het water in die aftakkingen nauwelijks stroomt, kan zich Legionella ontwikkelen. Door het in serie aanleggen van waterleidingen langs de diverse tappunten is doorstroming gegarandeerd. Als dit niet mogelijk is, plaatst

de oprichter van LegioFreeWater - Hans Korstanje - een motorgestuurde klep. Het in serie aanleggen van waterleidingen heeft nog meer voordelen, volgens Korstanje. De diameter van de leidingen kan omlaag en de stroomsnelheid van het water omhoog. Hierdoor krijgen biofilm en sedimenten minder kans. Ook zal de leiding minder geluid veroorzaken. Een laatste voordeel is dat het door LegioFreeWater ontwikkelde warmtelint dat Legionella bestrijdt, eenvoudig in de seriële leidingen is te plaatsen. Voor meer informatie: (0343) 59 71 08.

Ingenieuze apparatuur van MJK MJK Automation uit Hoofddorp levert een tweetal nieuwe, technisch hoogstaande producten: de onderhoudsvrije en nauwkeurige zuurstofmeter Oxix en de energiezuinige datalogger annex transmissie-unit Chatter. De nieuwe zuurstoftransmitter van MJK meet op basis van fluorescentie. De Oxix-sensor is zo goed als onderhoudsvrij. Ook is geen kalibratie nodig. De sensor is ontworpen voor tien jaar ononderbroken dienst, zonder vervanging van membranen of onderhoud aan optische of andere onderdelen. De sensor heeft een ingebouwd lucht/waterreinigingssysteem om het onderhoud minimaal te houden. De Oxix wordt geleverd met een fabrieksgarantie van drie jaar. De Oxix-converter heeft hetzelfde design als de debiet- en troebelheidmeters van MJK. Ze kunnen in een netwerk geschakeld worden met één display voor alle instrumenten. Met het Oxix-hardwaresysteem kan de sensor met ander MJK-apparatuur gemonteerd worden of met de fittingen en beugels van de Danfoss Evitar oxygentransmitters. De Chatter is een compleet nieuwe niveaumeter met monitor en datalogging die op een batterij werkt. De unit is vooral

Microlan testte Olympisch drinkwater Het Waalwijkse bedrijf Microlan leverde een aantal monitoringsystemen voor de controle van drinkwater in de Olympische steden Beijing en Tianjin. Deze systemen maken gebruik van lichtgevende bacteriën. De bacteriën in het Tox-controlsysteem reageren op vervuiling van het water door minder licht te geven. Hoe ernstiger de vervuiling, des te minder licht de bacterie geeft. De bron van het drinkwater wordt automatisch gecontroleerd. De uitkomsten zijn op afstand te volgen. De Tox-controlsystemen zijn geplaatst bij het Miyun waterbekken, één van de drinkwaterbronnen voor Beijing en bij de bronnen voor de stad Tianjin.

De Chatter, een energiezuinige datalogger.

geschikt voor het meten van polderpeilvlakken, het loggen van riooloverstorten en metingen van het grondwaterpeil, bijvoorbeeld bij grote bouwprojecten. De niveaumeter is voorzien van een digitale hydrostatische niveautransmitter. De datalogger heeft een capaciteit van 30.000 metingen, voorzien van datum/tijdstempel per gebeurtenis en een melding van de batterijresttijd. Het geïntegreerde GSM/ GPRS-modem verzorgt de verzending van de metingen en/of alarmen gedurende circa 3.000 transmissies met een log per dag per lithiumbatterij. De Chatter beschikt over twee verschillende transmissiemethodes. Er is een directe datatransmissie door middel van het GPRS-netwerk, waarbij de metingen in een SQL-databank op de server worden overgebracht. De tweede mogelijkheid is dat de Chatter een elektronisch bericht stuurt met csv-bestanden. Een dergelijke transmissie is ideaal voor kleinere aantallen loggers. De adressen zijn makkelijk te programmeren.

Voor meer informatie: www.toxcontrol.com. Voor meer informatie: www.mjk.com.

H2O / 18 - 2008

65


Kun je de grenzen van een provincie verleggen? Innovaties ingebed in tradities. Dat is Noord-Brabant. Het is de taak van de provincie een klimaat te scheppen waarin Brabanders, bomen en bedrijven alle drie floreren. Noord-Brabant vertoont al jaren op veel gebieden een sterke groei en blijft toch een mooi, plezierig en gastvrij stukje Nederland. Ontwikkelingen moeten verrijken, niet verarmen. Dat vraagt om zicht op het grote geheel. Om een geoefend oog voor uiteenlopende belangen. Om een delicaat evenwicht tussen gevoel en verstand.

Beleidsadviseur Water in Stedelijk gebied de directie Ecologie, bureau Oppervlaktewater zoekt een enthousiaste collega die graag in teamverband werkt en zich wil inzetten om samen met waterschappen en gemeenten het stedelijk water in de provincie Noord-Brabant op orde te krijgen en te houden. Onderdeel van de werkzaamheden is stimulering van en advisering bij de totstandkoming van gemeentelijke rioleringsplannen, waterplannen en stedelijke wateropgave. Dit vraagt kennis van het maatschappelijk krachtenveld en kennis op het gebied van afvalwater(keten), riolering en hemelwater. Bruto maandsalaris bedraagt max. € 3.566,- (schaal 10). Hoogte is afhankelijk van ervaring. Voor meer informatie kijk op www.brabant.nl of bel mevrouw K. Zwaga (073) 680 80 83.

Uw bron voor online hardheids-, ijzer-, chromaat-, chloor- en alkaliteitsmeting en besturingen voor onthardings- en RO installaties.

Geïnteresseerd in één van deze vacatures? Kijk op www.brabant.nl/vacatures. Daar vind je alles over de functie en kun je ook direct solliciteren. Een assessment kan deel uitmaken van de procedure. Sluitingsdatum is 27 september. Noord-Brabant werkt actief aan vernieuwing, zonder het evenwicht tussen het economische, het ecologische en het sociaal-culturele uit het oog te verliezen. Het resultaat is een economisch bloeiende provincie, met een rijk cultureel leven en volop aandacht voor de natuur. Bijna 1450 mensen bij de Provincie zetten zich enthousiast in voor Noord-Brabant en de Brabanders. We “maken” beleid, maar tekenen ook voor de realisatie. Transparant, integer en resultaatgericht. Acquisitie naar aanleiding van deze advertentie wordt niet op prijs gesteld.

Postbus 960_ 7550 AZ Hengelo Telefoon 074-29 15 150_Telefax 074-29 15 350

Wij stáán voor Brabant: Kleurrijk, Ondernemend en Sociaal

info@prowater.nl_www.prowater.nl


Norit MBR

No doubts. Norit. Just proof.

Norit Membrane Technology

Een sterk voorbeeld: MBR AirliftTM

Norit Membrane Technology is een internationaal toonaan-

Een sterk voorbeeld van de genoemde concepten is de MBR

gevend ontwikkelaar en producent van membraanfiltratiesystemen, waarbij gebruik wordt gemaakt van Norit micro-, ul-

AirliftTM: speciaal ontwikkeld voor het zuiveren van afvalwater. Een betrouwbare installatie met lage operationele kosten. Het

tra- en nanofiltratie en omgekeerde osmose en Norit actieve kool. Wij bieden diverse innovatieve oplossingen voor het ef-

combineert de biologische behandeling, waarin organische componenten worden geoxideerd door actieve slib, met be-

fectief en kostenefficiënt zuiveren van drink- en procesewater. Onze concepten worden met succes ingezet bij behandeling

hulp van membraantechnologie. In de laatste fase wordt het gezuiverde water gescheiden en is bruikbaar voor vele toepas-

van grond-, oppervlaktewater, en afvalwater met focus op hergebruik. Voor meer informatie: www.noritmt.com

singen.

stand nr. 01.515


" $ ! $ " ! ! ! " $ ! " # " ! ! $ " ! " ! !

" ! ! ! $ !

# " " ! " # " " ! ! ! " " #

# ! ! % $ " !


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.