20100507080407

Page 1

nยบ

43ste jaargang / 7 mei 2010

9/

2010

Tijdschrift voor watervoorziening en waterbeheer

Oeverdijk goedkoop alternatief dijkversterking? Natuurherstel begint bij watersysteem Watersector worstelt met ambities Grotere pompen voor energiezuiniger waterbeheer



Bestuurlijke druktemakers

B

estuurlijke drukte of bestuurlijke druktemakers? Met enige verbazing heb ik de schermutselingen tussen de provincies en de waterschappen de afgelopen dagen gevolgd. Beide bedreigd in hun voortbestaan (tenminste, zo lijkt het) en daarom doen ze hun uiterste best hun bestaan te rechtvaardigen. Nergens voor nodig lijkt me, in mijn optiek kunnen ze beide blijven bestaan. Maar niet in deze vorm. Ik zie er veel meer in de waterschappen op een logische manier samen te voegen, waarbij de stroomgebieden leidend moeten zijn. Rijkswaterstaat zou dan een nieuwe functie krijgen als een overkoepelend landelijk adviesorgaan om een consequent beleid te waarborgen. De uitvoerende taken van Rijkswaterstaat vallen dan onder de nieuwe, grote waterschappen.

De provincies kunnen ook veel logischer ingedeeld worden, waarbij bijvoorbeeld de Randstad onder één bestuur komt. Door de schaalvergroting kunnen zowel de waterschappen als de provincies efficiënter en slagvaardiger werken, terwijl de specifieke kennis behouden blijft. De burger, die nu eenmaal alle bestuurslagen bekostigt, zal daarbij gebaat zijn. Hierin ligt een schone taak voor het Rijk. De opstelling van de provincies en de waterschappen wijst niet op veel bereidheid er samen uit te komen. Daarom moet de landelijke overheid haar verantwoordelijkheid nemen en knopen doorhakken. Wat de nieuwe bestuursstructuur ook wordt, iedereen is gebaat bij duidelijkheid. Michiel van Zaane

inhoud nº 9 / 2010

H2O tijdschrift voor watervoorziening en waterbeheer verschijnt ééns per 14 dagen Officieel orgaan van Stichting tot uitgave van het tijdschrift H2O en haar participanten: - Koninklijk Nederlands Waternetwerk - Vewin - Kiwa Water Holding BV Uitgever Rinus Vissers Redactie Peter Bielars (hoofdredacteur) Michiel van Zaane Jacques Geluk Pieter de Vries Postbus 122, 3100 AC Schiedam telefoon (010) 427 41 65 fax (010) 473 99 11 e-mail h2o@nijgh.nl Bezoekadres: ’s-Gravelandseweg 565, Schiedam Persberichten: persbericht@vakbladh2o.nl Redactiesecretariaat Dora Pompe Redactiecommissie Harry Tolkamp (voorzitter/Waternetwerk) André Struker (Waternetwerk) Frits Vos (Vewin) Gerda Sulmann (KWR Watercycle Research Institute)

4 / Hollands Noorderkwartier onderzoekt alternatief Markermeerdijk

6 / Cultuuroevers, oevers met een geschiedenis Pim de Kwaadsteniet, Edwin Raap en Vincent Grond

10 / Interview met Mischa Bonn Maarten Gast

12

/ Natuurherstel begint bij herstel watersysteem

17

/ Waterschap Aa en Maas koppelt ­besturingssysteem aan kantoorautomatisering

18

/ Intelligente waterapplicaties maken ­technologische keuzes inzichtelijk Robbert Wagemaker, Edward van Dijk en Saskia Hanneman

20 / Watersector worstelt met internationale

Advertentieverkoop Roelien Voshol (010) 427 41 54 Brigitte Laban (010) 427 41 52 Mediaorder Carola Sjoukes (010) 427 41 41 fax (010) 473 20 00

ambities

Abonnementenservice Pauline Roos (010) 427 41 08 Tini van Schijndel (010) 427 41 08 e-mail abo@nijgh.nl fax (010) 426 27 95 Abonnementsprijs € 106,- per jaar excl. 6% BTW € 140,- per jaar voor buitenland € 8,50 losse exemplaren excl. 6% BTW Abonnementen gelden voor één jaar en worden – zonder tegenbericht – automatisch verlengd. Opzeggingen dienen schriftelijk uiterlijk 6 weken voor het aflopen van de abonnementsperiode te geschieden aan bovenstaand postadres.

25 / Waternetwerken 31 / Energiezuinige beluchting van een rwzi

Druk en lay-out Thieme MediaCenter, Rotterdam Copyright Nijgh Periodieken B.V., 2010 Het auteursrecht op de inhoud van dit tijdschrift wordt uitdrukkelijk voorbehouden. Overname van artikelen alleen na schriftelijke toestemming van de uitgever. www.vakbladh2o.nl

10

17

Jac van Tuijn

22 / Gedachten over de riolering in 2050 Saskia Baars, Sabrina Helmyr en Jan Zuidervliet

Remmie Neef, Anne-marie te Kloeze en Cora Uijterlinde

37

34

/ De effecten van baggeren op emissies naar water en lucht Christy van Beek, René Rietra, Joop Harmsen en Frank van der Bolt

37

/ Grotere pompen voor een energiezuiniger waterbeheer Peter Jules van Overloop en Peter Beuse

40 / Agenda 41 / Handel & Industrie

Bij de omslagfoto: Een cultuuroever is een oever waarin de cultuurhistorische betekenis zichtbaar is. Soms is dat duidelijk te zien, zoals bijvoorbeeld een jaagpad of een bijzonder object, soms resteren alleen wat leestekens. Op de foto de oever van It Ges in Opperhuizen (zie verder pag. 6).


Hollands Noorderkwartier onderzoekt alternatief Markermeerdijk Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier onderzoekt de mogelijkheid de Markermeerdijk te versterken door middel van een oeverdijk. Deze variant is mogelijk goedkoper dan de andere buitendijkse varianten die nu worden onderzocht voor het traject Hoorn-Amsterdam. Een oeverdijk is een glooiend aangelegd grondlichaam dat buitendijks tegen de bestaande dijk wordt aangelegd. De toepassing van zo’n dijk is niet gebruikelijk in Nederland.

O

nderzoek heeft uitgewezen dat een gedeelte van de Markermeerdijk niet voldoet aan de wettelijke veiligheidseisen, met name de stabiliteit en op sommige plaatsen de kruinhoogte. De dijk moet daarom versterkt worden. Om de stabiliteit te verbeteren, zijn verschillende principe-oplossingen onderzocht, zoals taludverflauwing en de aanleg van steunbermen. Op enkele plaatsen moet ook de kruin verhoogd worden, waarbij rekening wordt gehouden met de effecten van klimaatverandering en bodemdaling. Op

een aantal locaties langs de waterkering is er geen ruimte aan de binnen- en buitenzijde. Dan wordt gezocht naar maatwerkoplossingen. Dat kunnen zijn: een combinatie van bermen, drainage of bijvoorbeeld een stalen damwandscherm. Uitgangspunt blijft wel dat de huidige dijk zoveel mogelijk versterkt wordt met grond.

boven het water uitsteekt en die onder water doorloopt. De oeverdijk is niet (voor het grootste deel) bekleed met stenen maar met bijvoorbeeld klei, zand of een bepaalde begroeiing. Uit een quick scan die de afgelopen maanden is uitgevoerd blijkt een oeverdijk een kansrijk alternatief te zijn voor sommige secties van de Markermeerdijk.

Een oeverdijk, het nieuw te onderzoeken alternatief, is een 80-100 meter breed grondlichaam tegen de bestaande dijk waarvan de top ruim anderhalve meter

Bij de toetsing van de dijken in 2005 bleek al dat een groot deel van de Markermeerdijk tussen Hoorn en Amsterdam niet aan de wettelijke veiligheidseisen voldeed. Voor het dijkversterkingsplan is een Milieueffectrapportage (MER) verplicht. Het bestuur heeft daartoe in mei 2008 de eerste stap gezet door een startnotitie op te stellen. Deze heeft al ter inzage gelegen. De in de startnota voorgestelde manieren om de dijk te versterken worden de komende tijd in de MER onderzocht op de effecten voor de omgeving zoals natuur, landschap en cultuurhistorie, woon- en leefmilieu, maatschappelijke kosten en baten, recreatie, economie, toerisme, landbouw en kosten voor aanleg en onderhoud.

Vertraging

Het traject van de Markermeerdijk tussen Hoorn en Amsterdam dat nog versterkt moet worden (groene lijn). ‘Principeschets’ Oeverdijk (tekening: Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier).

Vanwege de verkenning naar de oeverdijk als mogelijk extra variant om de Markermeerdijk te versterken loopt de MER-studie vertraging op. De inloopbijeenkomsten over het voorkeursalternatief vinden daarom niet voor de zomer plaats. Totdat duidelijk is of de oeverdijk als variant wel of niet wordt meegenomen in de MER-studie, gaat het hoogheemraadschap door met het formuleren van een concept voorkeursalternatief, waarbij de alternatieven uit de startnotitie worden gebruikt. Dit om extra vertraging zoveel mogelijk te voorkomen. Als de uitkomst van de verkenning positief is, wordt de oeverdijk als extra variant meegenomen. De oeverdijk wordt dan op dezelfde wijze onderzocht als de andere varianten. Het uiteindelijke voorkeursalternatief wordt tijdens inloopbijeenkomsten gepresenteerd en toegelicht. Bewoners krijgen dan wederom de mogelijkheid hun reactie te geven. Het bestuur van het hoogheemraadschap neemt hier dan een besluit over. Vervolgens gaan de plannen voor besluitvorming naar de provincie. De bedoeling is de veiligheid van de Markermeerdijk in 2016 op orde te hebben.

4

H2O / 9 - 2010


actualiteit Rivierkreeften vallen per 1 juli onder de Visserijwet, uitzetten is dan verboden Het artikel in H2O nummer 7 over wettelijke regels rond het vangen van uitheemse rivierkreeften is beperkt houdbaar gebleken: 1 juli veranderen de regels voor het vangen van uitheemse rivierkreeften, die vanaf dan onder de Visserijwet vallen. Hiermee is de reguliere visserijwetgeving op deze soorten van toepassing. Voor de uitheemse rivierkreeften is echter een extra vereiste toegevoegd: ze mogen niet worden uitgezet. Maar wat houdt dat uitzetverbod in de praktijk nu precies in?

T

ijdens het schrijven van het artikel in H2O nummer 7 werkten de directies Agroketens en Visserij en Juridische Zaken van het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) hard aan een wijziging van de Uitvoeringsregeling visserij. Op het moment van het schrijven van het artikel konden we deze ontwikkeling nog niet openbaar maken. De wijziging is 26 april jongstleden gepubliceerd in de Staatscourant en wordt per 1 juli a.s. van kracht.

Wijziging Uitvoeringsregeling visserij

In de wijziging van de Uitvoeringsregeling visserij worden de uitheemse rivierkreeften onder de Visserijwet geschaard. Dat betekent dat de reguliere visserijwetgeving op de uitheemse rivierkreeften van toepassing wordt. Omdat uitheemse rivierkreeften schade kunnen toebrengen aan de ecologische waterkwaliteit is een extra bepaling toegevoegd aan de Uitvoerings­ regeling visserij, namelijk artikel 28a: uitheemse rivierkreeftensoorten mogen niet worden uitgezet. Het uitzetverbod geldt niet voor de Chinese wolhandkrab.

Visrechten

Als je met beroepsvistuigen in de Nederlandse binnenwateren wilt vissen, heb je een akte nodig. Daarnaast is voor degene die niet zelf het visrecht heeft, altijd ook een huurovereenkomst of schriftelijke De Amerikaanse rivierkreeft (Procambarus clarkii).

toestemming nodig van de visrechthebbende van het viswater. Het vissen op wolhandkrab en rivierkreeften mag alleen gebeuren met behulp van de vistuigen die in het Reglement voor de binnenvisserij 1985 worden genoemd. Deze vistuigen mogen, voor zover dit beroepsvistuigen betreft, bovendien alleen worden gebruikt door vissers die beschikken over minimaal 250 hectare viswater en die hier jaarlijks minimaal 8.500 euro bruto aan visserij-inkomsten aan ontlenen. Voor andere, niet in het Reglement voor de binnenvisserij genoemde vistuigen, zoals kreeftenkooien, is een ontheffing nodig. Een dergelijke ontheffing voor gebruik van kreeftenkooien wordt normaliter alleen verleend voor onderzoek. Kreeften en krabben kunnen immers ook prima gevangen worden met de vistuigen die wel in het Reglement genoemd staan.

Uitzetten verboden

Het uitzetten van rivierkreeften in binnenwateren is met de wijziging van de Uitvoeringsregeling visserij verboden, zonder uitzonderingen. Het uitzetten van uitheemse rivierkreeften is dan ook niet toegestaan als je visrechthebbende bent of een huurovereenkomst of schriftelijke toestemming hebt van de visrechthebbende van het viswater. Ook uitzetten in een op eigen terrein gelegen viswater is verboden, ook als het water is afgeschermd om ontsnapping van de rivierkreeften te voorkomen.

Bijvangst

In het geval dat uitheemse rivierkreeften niet onder de Visserijwet vallen (tot 1 juli van dit jaar), mag bijvangst van uitheemse rivierkreeften behouden worden. Vanaf 1 juli vallen de uitheemse rivierkreeften onder de Visserijwet en mogen uitheemse rivierkreeften behouden worden als je volledig visrecht of schaaldierrecht hebt, of wanneer je gerechtigd bent om deze soorten als bijvangst te behouden. In alle andere gevallen moeten de rivierkreeften teruggezet worden. Het ministerie van LNV heeft daarom per 1 januari 2010 in alle huurovereenkomsten voor beroepsvissers de bepaling opgenomen dat meegevangen wolhandkrabben en uitheemse rivierkreeften mogen worden behouden. LNV roept andere verhuurders van visrecht op om zoveel mogelijk zijn uitgiftebeleid te volgen en ook deze bepaling op te nemen in hun huurovereenkomsten. Hiermee is de vraag uit de praktijk of het terugzetten van uitheemse rivierkreeft als (ongewenste) bijvangst ook onder dit uitzetverbod valt, beantwoord: het terugzetten van bijvangst valt niet onder het uitzetverbod, mits de uitheemse rivierkreeften meteen na de vangst (het ophalen van de vistuigen) weer wordt teruggezet op de plek waar deze gevangen is. Voorkomen moet immers worden, dat vangen en terugzetten bijdraagt aan een verdere verspreiding van deze uitheemse en schadelijke exoten. Jeroen Ostendorf en José Vos (ministerie van LNV)

Bijdrage

A

ls u een bijdrage wilt leveren voor een bepaald nummer van dit blad, laat dit de redactie dan uiterlijk twee weken van tevoren weten. Dan kan zij daarmee rekening houden bij de planning van het nieuwe nummer. Op de redactie (010) 427 41 65 is een lijst te krijgen met alle verschijningsdata en de data van kopijsluiting van dit jaar. Als u grafisch materiaal digitaal wilt doorsturen, neem dan ook eerst contact op met de redactie. Een beperkt aantal programma’s is namelijk geschikt voor gebruik in een tijdschrift als H2O. Gebruik van Powerpoint wordt in ieder geval afgeraden!

H2O / 9 - 2010

5


Cultuuroevers, oevers met een geschiedenis Nederland en water zijn nauw met elkaar verbonden. Veel wateren en hun oevers vertellen nog zichtbaar een verhaal over de strijd tegen en het leven met water. Na landinrichtingen, grootschalige stedelijke uitbreidingen en andere moderniseringen van het landschap is de ‘leesbaarheid’ ervan echter flink afgenomen. De maatschappelijke belangstelling voor geschiedenis en cultuurhistorie is daarentegen groot. Waterbeheerders pakken dit in toenemende mate op. Een flink aantal steden nam het initiatief om gedempte historische havens, grachten en vaarten weer open te maken. En ook bij veel waterschappen staat het behoud van het historische erfgoed op de agenda. Verder groeit de belangstelling voor de identiteit van de eigen streek. Ondergetekenden denken dat het concept ‘Cultuuroevers’ die identiteit kan versterken. De komende jaren bieden opgaven voor onder meer natuurvriendelijke oevers, beekherstel, waterberging en (water)veiligheid mogelijkheden om met cultuurhistorie aan de slag te gaan. Maar hoe doe je dat? Hoe houden ‘zachte’ historische waarden stand tegenover ‘harde’ randvoorwaarden vanuit veiligheid, civiele techniek en ecologie?

D

eze vragen waren voor Landschapsbeheer Nederland en Tauw aanleiding om op zoek te gaan naar een werkwijze om de cultuurwaarden en eigenheid van wateren, landschappen, steden en dorpen te betrekken in het oeverontwerp. Cultuurhistorie was een belangrijke wegwijzer bij die zoektocht. Zes provinciale stichtingen Landschapsbeheer, zes waterschappen en landschapsbureau GrondRR haakten aan en werkten samen aan het project Cultuuroevers. Aan de hand van een visie en stappenplan voor cultuuroevers vond in zes provincies een ontwerpatelier plaats, waarbij de oevers van een regionaal water(systeem) centraal stonden. De ervaringen hebben de visie Cultuuroevers en het stappenplan aangevuld en aangescherpt tot de producten die op 4 maart jl. zijn gepresenteerd op het symposium Cultuuroevers in Ede.

Oever met een jaagpad (Vlaardingse Trekvaart).

6

H2O / 9 - 2010

Een cultuuroever is een oever waarin de cultuurhistorische betekenis afleesbaar is. Soms is dat direct zichtbaar in de vorm van een jaagpad langs een trekvaart. Maar soms resteren alleen wat leestekens en is hulp van een historicus of gebiedskenner nodig om het verhaal in beeld te krijgen. Maar een cultuuroever is eigenlijk geen type oever, zoals de natuurvriendelijke oever. Je kunt er geen blauwdrukken of voorbeeldprofielen van tekenen. De cultuuroever is vooral een benaderingswijze om ‘het verhaal van het water’ mee te nemen in ontwerpprocessen. Mogelijkheden tot de aanleg van cultuuroevers zijn er niet alleen bij historische stadsgrachten of waterlinies. Turfvaarten, voormalige kreken, weteringen, slotenpatronen en zelfs singels in bebouwd gebied hebben alle een verhaal en een cultuurhistorische betekenis. Het kan zijn dat er nu weinig of niets zichtbaars op dat verhaal wijst. Oude kaarten, boeken en verhalen zijn

dan de bronnen van de geschiedenis van het water en zijn oevers. De cultuuroever kan een natuurvriendelijke oever zijn, maar wel één die specifiek is voor de cultuurhistorische context van de betreffende omgeving. Bij het werken aan cultuuroevers gaan we op zoek naar de verhalen van het water en de oevers. Een deel hiervan is collectief: de geschiedenis. Een andere deel is persoonlijk: wat je er beleefd hebt kleurt de wijze waarop je de oever beleeft. Het werken hiermee kan lastig en onwennig zijn. Het vraagt om lef: er moeten keuzes worden gemaakt over de omgang met subjectieve gegevens.

Werken met een ruime blik

Veel verhalen van het water en hun oevers krijgen pas betekenis in samenhang met de directe omgeving. De oever vertelt - als deel van een geheel - in één oogopslag het verhaal van het water in het landschap of Een voorbeeld van een bijzonder object aan de over.


achtergrond schaalniveau, des te groter de mogelijkheden voor integrale oplossingen en ook des te complexer de opgave. Het meest concreet is het werken aan bijzondere elementen - een botenhuis, een rolpaal langs een jaagpad, een (voormalig) brugwachtershuis, een oud schipperscafé - of aan een oevertraject. Waterstructuren en hun oevers bepalen vaak in belangrijke mate het karakter van het landschap en hangen soms samen met recreatieve -, groen- en verkeersstructuren. Denk hierbij aan het slagenlandschap of petgatenstructuren in laagveengebieden. Waar de samenhang door ingrepen in het verleden voor een belangrijk deel is weggevallen, zijn er mogelijkheden voor herstel waarbij het verhaal van de waterstructuur een prominente rol kan spelen.

De oevers van It Ges in Opperhuizen.

roept vragen op om naar het verhaal op zoek te gaan. Juist die samenhang tussen oever en de directe omgeving geeft betekenis. Denk bijvoorbeeld aan de oevers van de Amsterdamse grachten of die van de Weerribben. Op zich zijn de oevers daar niet bijzonder, maar in samenhang met de directe omgeving vertellen de oevers een verhaal over stad of het landschap. Voor het werken aan cultuuroevers onderscheiden we (elkaar mogelijk aanvullende) strategieën om met deze structuren om te gaan: • behoud of herstel van een waardevol element, structuur of systeem; • het geven van een nieuwe betekenis. Vaak is de historische aanleiding voor een oever(structuur) vervallen of door­ontwikkeld. Een nieuwe functie kan de historische situatie weer een impuls geven.

Cultuuroever als nieuwe jas, die wel vermaakt moet worden. Als variant hierop kan een historische situatie als inspiratie dienen voor nieuwe ontwikkelingen. Daarbij dient zich de mogelijkheid aan om een ruimtelijke ontwikkeling te inspireren op cultuuroevers, zonder dat die oevers in hun oude verschijningsvorm per definitie worden gebruikt of bewaard. In een nieuwe wijk kan het stratenpatroon bijvoorbeeld worden gebaseerd op het slotenpatroon. • Ten slotte kan ervoor gekozen worden om geen aandacht te besteden aan de cultuurhistorie. Zo lang deze keuze gebaseerd is op onderzoek en in ieder geval wel getracht is de cultuurhistorie mee te nemen, kan dit gerechtvaardigd zijn. Werken aan cultuuroevers kan op verschillende schaalniveaus. Hoe groter het

De structuur van oevers, vaarten en bruggen zijn karakteristiek voor Giethoorn.

Veel landschappen zijn ontstaan door de dynamiek van het watersysteem en de reactie van de mens hierop. Neem bijvoorbeeld het rivierenlandschap met zijn bedijkte rivieroevers, waar de dynamiek van het water zorgde voor wielen, strangen, stroomruggen en kommen. Werken aan een watersysteem in het kader van waterberging of ecologisch herstel kan een motor zijn om met het landschap als geheel aan de slag te gaan en de (historische) dynamiek van het water hierbij te gebruiken. Cultuuroevers vormen dan een deel van een systeem, zoals het voorbeeld van de Essche stroom laat zien.

Voorbeeld Essche stroom

Waterschap De Dommel werkt aan de hermeandering van de Essche Stroom, vanaf Oisterwijk tot Sint-Michielsgestel. In het gebied De Ruiting spelen naast hermeandering, realisatie van een natte natuurparel, waterberging en een ecologische verbindingszone en realisatie van de robuuste verbinding. De gemeente ziet in dit gebied mogelijkheden voor de bouw van één van haar zogeheten recreatieve poorten en een bewoner wil een nieuw landgoed ontwikkelen. In een studie zijn de vele historische functies van de Essche stroom en directe omgeving (van visvijvers en papierindustrie tot verdedigingswerken) in beeld gebracht. Met vertegenwoordigers van het buurtschap De Ruiting, Waterschap De Dommel, het Brabants Landschap, Landschapsbeheer en landschapsarchitecten zijn ontwerpen gemaakt voor het watersysteem in wisselwerking met het landschap. Elementen die hierbij een rol spelen, zijn zuiveringsmoerassen van het water, omgrachte hoeves, doorstroming van een visvijver, het herkenbaar maken van een vroegere oversteekplaats door een nat gebied, het herkenbaar houden van de ontginningsstructuur, het herstellen van een landweer en het aanbrengen van een lint van poelen. De ontwerpen worden getoetst aan de doelstellingen en randvoorwaarden van de beleidsopgaven. Daarna is naar één ontwerp toegewerkt, dat de basis legt voor nieuwe ontwikkelingen in het gebied, waarbij cultuurhistorie een prominente plaats inneemt. H2O / 9 - 2010

7


Ervaringen met cultuuroevers

Bij het werken aan cultuuroevers gaat het om zorgvuldig kijken naar de plek, ruimer kijken dan je plangebied waardoor de samenhang in beeld komt, luisteren naar de verhalen van streekbewoners, zorgvuldig communiceren en detailleren, etc. Zorgvuldig werken is een voorwaarde voor kwaliteit. Veelvuldig is de vraag gesteld: wat kost dat nou, zo’n cultuuroever? Is dat niet veel duurder dan een standaard oever? Het beste antwoord hierop werd tijdens het symposium op 4 maart gegeven door dijkgraaf Patrick Poelmann van Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden. Hij nam namens de waterschappen het eerste exemplaar van het stappenplan in ontvangst. In zijn reactie zei hij twee belangwekkende dingen. Ten eerste zijn cultuuroevers voor hem vooral een houding: je moet het willen. Geld speelt daar helemaal geen rol in. Ten tweede is hij van mening dat zorg voor cultuurhistorie en landschap tot de kerntaken van een waterschap behoort. Wij zijn ook van mening dat voor een goed plan geld beschikbaar is. Door het meenemen van verhalen en historie van de plek ontstaat een beter plan. De verhalen geven betekenis aan de plek en aan betekenis willen we wel geld uitgeven. Denk aan een trouwerij of auto.

Een cultuuroever legt verbinding met de emotionele kant van het water. Juist hiermee kun je mensen betrekken bij de planvorming. De kans op het ontstaan van draagvlak neemt hierdoor toe. En draagvlak kan het planproces aanzienlijk versnellen en dus geld besparen. De verhalen van het water en de oever overschrijden meestal de eigendomsgrenzen van het waterschap. Zoek daarom naar samenwerking met andere grond­ eigenaren. De komende jaren staan tal van aanpassingen van het watersysteem en ruimtelijke opgaven gepland. Het rapport ‘Cultuuroevers - oevers van betekenis’ en het bijbehorende stappenplan bieden handvatten om meer betekenis te geven aan de oever en het watersysteem. Pim de Kwaadsteniet (Tauw) Edwin Raap (Landschapsbeheer Nederland) Vincent Grond (GrondRR landschaparchitect) Het stappenplan cultuuroevers en het rapport Cultuuroevers - oevers van betekenis zijn te lezen op internet: www.landschapsbeheer.nl.

advertentie

8

H2O / 9 - 2010

Website H2O nog actueler De website van vakblad H2O is beduidend actueler geworden. Elke werkdag is op www.vakbladh2o.nl voortaan het laatste nieuws uit de waterwereld te vinden. Nieuw is ook dat bezoekers zich niet meer hoeven te registreren om de volledige berichten te kunnen lezen. Op de internetpagina staat bovendien een overzicht van de belangrijkste informatie uit het laatst verschenen nummer van de papieren H2O, een prikkelende stelling waarop bezoekers kunnen reageren en een vacature-overzicht. Abonnees van H2O kunnen verder het archief raadplegen. Daarin staan alle artikelen die in het tijdschrift verschenen sinds 1998. Van de artikelen die vanaf september 2006 zijn gepubliceerd, zijn pdf-bestanden beschikbaar.


Ontwikkeling stedelijk water fraai vormgegeven Steden worden steeds vaker geconfronteerd met overlast als gevolg van extreme regenbuien en langere droge periodes, die het gevolg zijn van klimaatverandering en toenemende verharding. Bert Satijn, programmadirecteur van Leven met Water, constateert in het voorwoord van het boek ‘Vorm geven aan stedelijke water’ dat ‘de veerkracht en sponswerking van het waterbodemsysteem stap voor stap zijn afgenomen’.

H

iltrud Pötz en Pierre Bleuzé beschrijven hoe ontwerpers, planners en water­beheerders samen het water in de stad opnieuw vormgeven. De aangedragen geïntegreerde oplossingen maken deel uit van de nieuwe stedelijke esthetiek. Het boek presenteert dertig projecten met water als belangrijk en soms structurerend element in de bebouwde omgeving. De internationale en Nederlandse voorbeelden slaan een brug tussen de technische benadering van waterbeheerders en esthetische uitgangspunten van ontwerpers. Planologen en stedenbouwkundigen krijgen steeds meer oog voor water. De auteurs geven allereerst een overzicht van de uitdagingen die er zijn, waarbij ze vaststellen dat de meeste wetenschappers en beleidsmakers uitgaan van een klimaatverandering. In ‘de wateropave’ beschrijven ze wat de doelstellingen zijn voor de waterhuishouding in de stad en welke investeringen, instrumenten en technieken nodig zijn om het bijbehorende beleid uit te voeren. Na korte hoofdstukken over water beleven, kringlopen, de bodem en het klimaat en de klimaatmodellen, is er uitgebreid aandacht voor de verschillende thema’s en projecten. Rijk geïllustreerd en helder geschreven geven al die artikelen een

achtergrond / informatie ‘Alleen beweeglijk bestuur kan zorgen voor waterveilige De transfor­ wereld’ matie van de Nederlandse delta

overzicht van soms zeer innovatieve en verrassende manieren om met water in de stad om te gaan.

‘Vorm geven aan stedelijk water: synergie van natuur, techniek en esthetiek’ door Hiltrud Pötz en Pierre Bleuzé, 210 pagina’s, Uitgeverij SUN, ISBN 9789461050021, prijs 39,50 euro.

De Nederlandse delta bestaat voor een groot gedeelte uit landschap dat is veroverd op het water en sinds de middeleeuwen een aantal keren is getransformeerd. Het resultaat is een bewoonbaar, uniek en mooi cultuurgebied. Vele factoren die de ruimtelijke kwaliteit van stedelijke gebieden bepalen hebben direct te maken met de eigenschappen van dit polderlandschap.

I

n ‘Morphogenesis of a cultural landscape’ stelt Saskia de Wit dat een landschap geen toevallig of willekeurig fenomeen is, maar het resultaat van een (formeel) transformatieproces. Kennis en begrip van de basisvormen zijn essentiële instrumenten bij het ontwerpen van het nieuwe landschap, die landschapsarchitect De Wit in haar boek over de Nederlandse lage landen presenteert. Ze beschrijft vooral de geschiedenis, organisatie en transformatie van de Hollandse delta, geeft talloze voorbeelden verspreid over een groot deel van het land en illustreert die met duidelijke tekeningen en foto’s. ‘Dutch Lowlands. Morphogenesis of a cultural landscape’ (Engelstalig) door Saskia de Wit, 235 pagina’s, uitgeverij Sun, ISBN 9789085067351, prijs 24,50 euro.

Een waterveilig Nederland, Europa, of zelfs een waterveilige, klimaat­ robuuste wereld is niet alleen een zaak van deskundigen, maar van iedereen. De effectieve aanpak van water- en klimaatvraagstukken in een groter geheel is echter alleen mogelijk als het waterbestuur beweeglijk is en in staat verbindingen te leggen. Dat zegt Jurian Edelenbos (39) in zijn inaugurele rede, die is uitgesproken tijdens de aanvaarding van de leerstoel Bestuurskunde (water governance) aan de Faculteit der Sociale Wetenschappen van de Erasmus Universiteit en nu in boekvorm is verschenen.

W

atervragen overstijgen domeinen (zoals landbouw of recreatie) en schalen (zoals gemeente- en provinciegrenzen). Urgentie mag volgens Edelenbos nooit een reden zijn om de samenhang in vraagstukken even buiten beschouwing te laten of enkel te specialiseren. “Samenhang komt in beeld als het waterbestuur verbindingen kan leggen.” Het probleem is dat verbindingen spanningen oproepen die bestuurders liever vermijden, maar “alleen in spanningsvolle situaties worden innovatieve, legitieme en effectieve oplossingen gevinden. Het is zaak voor bestuurders de spanning op te zoeken, waarbij het gaat op het vergroten van de wendbaarheid en niet van de weerbaarheid.” Edelenbos constateert dat verbindingen vaak vanzelf en van onderop ontstaan. “Dat vraagt om een beweeglijk bestuur, om elastisch besturen. Een bestuur dat enerzijds zelf maatschappelijke processen in beweging zet door stimulerende condities te scheppen en anderszijds kan meebewegen met maatschappelijke initiatieven en processen van zelforganisatie. Beweeglijk bestuur neemt verschillende verschijningen aan, die zich vormen naar wat zich afspeelt in markt en samenleving, en zoekt constant naar lokale processen om hiermee functionele en legitieme verbindingen aan te gaan.” Water als spanningsvolle verbinding’ (Nederlands en Engels) van Jurian Edelenbos is uitgegeven door Boom Lemma, ISBN 978-90-5931-55-6 NUR 805.

H2O / 9 - 2010

9


Mischa Bonn, buitengewoon hoogleraar Experimentele Fysica aan de Universiteit van Amsterdam:

“Water wil graag water zijn” Water heeft, zoals bekend, een grote reeks eigenschappen die je niet zou verwachten bij een stof met een zo eenvoudige molecuulstructuur. De verklaring daarvoor vinden is een zoektocht met vele deelnemers over de gehele wereld, zowel afkomstig uit de reguliere wetenschap als het alternatieve circuit. In H2O nummer 23 van 2008 vertelde de Nijmeegse hoogleraar Theoretische Chemie Ad van der Avoird over zijn baanbrekend onderzoek naar de bindingskrachten in en tussen watermoleculen. In dit nummer het verslag van een gesprek met professor Mischa Bonn, groepsleider Bio-oppervlakte Spectroscopie bij het AMOLF te Amsterdam en buitengewoon hoogleraar Experimentele Fysica aan de Universiteit van Amsterdam. Het gesprek had plaats in zijn werkkamer in het splinternieuwe AMOLF-gebouw op het Science Park in Amsterdam, dat 18 maart is geopend, met groen als overheersende kleur.

Waar staat AMOLF voor?

“Het AMOLF is het instituut voor Atoomen Molecuulfysica, één van de instituten van de stichting FOM (Fundamenteel Onderzoek der Materie). Het wordt gefinancierd uit de gelden die het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap via het NWO beschikbaar stelt voor wetenschappelijk onderzoek. We verrichten zowel fundamenteel als funderend onderzoek. Fundamenteel wil zeggen dat je de principes van het leven op aarde en de samenhang daarvan met de materie en de kosmos probeert te achterhalen en doorgronden. Funderend houdt in dat zulk onderzoek mogelijk ook technologisch nut kan hebben, dat je concepten ontwikkelt die anderen mogelijk verder kunnen toepassen. In het AMOLF hebben we drie afdelingen: nano­fotonica, moleculaire nanofysica en biofysica.” “Nanofotonica houdt zich bezig met lichtstralen, zoals laserstralen, en probeert die als het ware slimme trucjes te leren. Dingen te laten doen die stralen normaliter niet doen, bijvoorbeeld een hoek omgaan zonder spiegel. Bij moleculaire nanofysica, mijn afdeling, proberen we lichtstralen te gebruiken om natuurlijke processen beter te leren kennen en begrijpen. Daarbij gaat het er ook om de rol van water beter te doorgronden. De derde afdeling, biofysica, houdt zich bezig met de krachten die werkzaam zijn in cellen. Bijvoorbeeld bij het proces van de celdeling, waarvan de meesten zich de beelden wel herinneren uit hun biologielessen. Hoe wordt zo’n deling gegenereerd, welke krachten zijn daar werkzaam, hoe sterk of hoe groot zijn die, etc.?”

Ik las dat u watermoleculen in de grenslaag bestudeert.

“Op een wetenschappelijk watersymposium van de Rijksuniversiteit Groningen eind vorig jaar heb ik daarover een voordracht gehouden. Ik zal proberen u de kern van dat verhaal duidelijk te maken. Ik had in een vroeger stadium spectroscopisch

10

H2O / 9 - 2010

onderzoek gedaan naar katalyseprocessen op metaaloppervlakken. Dat leidde tot de vraag om ook eens met mijn kennis van oppervlaktespecifieke spectrometrie naar biomembranen te kijken. Onze huid is zo’n biomembraan, maar ook alle cellen in lichamen van levende wezens zijn omgeven door membranen. Aan weerszijde van zulke membranen bevindt zich vloeistof, waarvan water een belangrijk deel uitmaakt. Zo’n biologisch membraan bestaat uit eiwitten met daartussen lipiden. Deze lipiden zijn amfifyl, dat wil zeggen dat ze bestaan uit een groot apolair deel dat water afstoot met een polaire kop. Die polaire kop, die dus een lading heeft, trekt watermoleculen met hun ladingsverdeling aan. Er heeft dus een wisselwerking tussen eiwitten, lipiden en water plaats. Om daarop meer zicht te krijgen, ben ik eerst gaan kijken naar de oppervlaktelaag van water op het waterluchtgrensvlak. En dan met name naar de allerbuitenste laag watermoleculen in dat grensvlak. Dus de laag die maar één molecuul dik is.”

Hoe bekijk je zo’n extreem dunne laag?

“Dat doen we met de zogenaamde vibratie­ spectroscopie. U kent het fenomeen van de waterstofbruggen, de kracht die de watermoleculen aan elkaar bindt. In het watermolecuul zitten de beide H-atomen niet symmetrisch aan weerszijden van het O-atoom, maar onder een hoek. Verder ontstaat een ladingverdeling waarbij het O-atoom negatief en de beide H-atomen positief geladen zijn. Het O-atoom trekt een H-atoom van een ander watermolecuul aan, de beide H-atomen de O-moleculen van twee andere watermoleculen, etc. Dit resulteert in bindingen die we waterstofbruggen noemen en die overal in het water tussen alle moleculen aanwezig zijn behalve in de buitenste laag.” “Door de configuratie van het H2O-molecuul steken daar H-atomen uit het water in de lucht. Zo’n waterstofbrug maakt de verbindingen tussen zuurstof en waterstof in het watermolecuul een beetje zwakker. De

verbinding lijkt op een veer: ze trilt. Als de verbinding sterk is, dus niet verzwakt door waterstofbruggen, is de trillingsfrequentie hoog. Sterke waterstofbruggen resulteren in lage trillingsfrequenties binnen het waterstofmolecuul. Op die manier kunnen de trillingen van het watermolecuul ons informatie geven over de eigenschappen en de lokale omgeving van het water. Met infrarood licht kun je vibraties van water in kaart brengen. Als je nu na een eerste infrarood-lichtimpuls een tweede geeft met gewoon zichtbaar licht, zie je de som van beide impulsen. Dat proces kan niet plaatsvinden in de vloeistof, alleen in de allerbovenste laag. Die monomoleculaire laag geeft een ander vibratiespectrum, dat je apart kunt meten.”

Wat blijkt uit zo’n meting?

“Het spectrum van de grenslaag water-lucht vertoont drie pieken, drie trillingsfrequenties dus. De derde piek, de hoogste frequentie, komt overeen met het gedrag van een watermolecuul in de lucht, de gasfase van water. Die heeft geen waterstofbrug en dus een hoge frequentie. Dat is dus een O-H-groep die uit het water steekt, de lucht in. De andere twee pieken liggen in het gebied van de waterstofbruggen. De eerste piek is vele jaren lang gerelateerd aan water in de ijsfase, de fase waarin de H2O-moleculen in zes ringen vast gegroepeerd zijn, de reden waarom ijs een vaste stof is. De tweede piek werd aan de vloeistoffase van water gerelateerd. Zeventien jaar lang was dit een algemeen aanvaarde verklaring. De drie pieken zouden dus aangeven dat je aan het oppervlak van water met watermoleculen in de ijs-, de vloeistof- en de gasfase te maken had.” “Toen ik mij met water ging bezig houden, vond ik die ijspiek niet logisch. Ergens zou dan in de bovenlaag zo’n vaste ringverbinding aanwezig moeten zijn. Ik begreep niet waar dat zou moeten zijn. Wat je met je ogen ziet, is juist het omgekeerde. Als je naar een ijsblokje kijkt, zie je dat het aan de buitenzijde altijd een dun laagje water heeft. Daar heb je te maken met de opeenvolging ijs, water, lucht. Houd je twee ijsblokjes tegen elkaar, dan bevriest het waterlaagje ertussen, omdat je de lucht tussen de blokjes hebt weggedrukt. Er vormt zich dan een waterlaagje om het grotere ijsblokje. Water op ijs is dus thermodynamisch gunstig, ijs op water niet. Ik zette dus mijn vraagtekens bij die zogenaamde ijspiek in het spectrum. Het alternatief zou een buigvibratie kunnen zijn tussen de twee H-atomen in het H2O-molecuul.”

Hoe kun je meten of zo’n gedachte juist is?

“Water is H2O, zwaar water is D2O. Deze ‘D’ staat voor Deuterium, een H-atoom met twee neutronen in plaats van één, en dus tweemaal zo zwaar. D2O is een isotoop van H2O die in de natuur voorkomt. Dat is ook het geval met de tussenvorm HDO. Via concentratieprocessen met centrifuges kun je water maken dat veel van deze HDO-moleculen bevat. Als je nu dezelfde vibratiemetingen doet aan zulk water,


interview van het water daarbij onmisbaar. Een stapje in de vorming van begrip.”

Hoe kan een onjuist beeld zolang bestaan?

“In de literatuur verschijnen veel tegenstrijdige berichten. Dat komt omdat men met verschillende technieken werkt. Het lijkt dan alsof men aan hetzelfde verschijnsel metingen heeft verricht, maar dat hoeft niet het geval te zijn. Terwijl de metingen op zich wel consistent zijn. Ik neem nog even de bevindingen rond Na+- en Cl--ionen als voorbeeld. In zo’n hydratatiebinding zijn de vrijheidsgraden van de atomen verschillend. De twee H-atomen van een watermolecuul waarvan de O gebonden is aan de Na+, kunnen roteren rond de as van deze O-Na-binding. De H-atomen van een watermolecuul dat gebonden is via een OH-Cl-binding, kunnen dat niet maar hebben weer andere vrijheidsgraden. Dat inzicht heb je nodig om tot een goede interpretatie van spectrografische metingen te komen en fenomenen te verklaren.”

Hoe ziet uw levensloop eruit?

“Ik ben in 1971 in Nijmegen geboren. Van 1988 tot 1993 studeerde ik aan de UniverMischa Bonn (foto: Arjan Bronkhorst).

dan zie dat je de eerste twee pieken uit het spectrum als afzonderlijke pieken verdwijnen. Er blijft slechts één piek over. Als die pieken het gevolg waren van ijs- en vloeistofachtige structuurverschillen, zoals de verklaring was, zou dat niet gebeuren. Dat de twee pieken verworden tot één, als je van H2O naar HDO gaat, komt doordat de andere vibratie van water, de buigvibratie, verandert. De aanwezigheid van twee pieken heeft dus niets te maken met de waterstructuur. “ “Dit fenomeen, de aanwezigheid van twee vibratiepieken, zie je dan ook aan elk wateroppervlak. Bij het grensvlak met lucht, maar ook bij dat met een membraan of met glas. Dat klopt ook, want de oorzaak zit in de waterfase. Overigens zijn die situaties wel verschillend. Bij het grensvlak met lucht heb je te maken met dat ene H-atoom dat in de lucht steekt. Bij glas zit dat anders. Glas is siliciumoxide; SiO2. Daar krijg je aan het grensvlak sterke waterstofbruggen tussen de negatieve lading op de O-atomen van het SiO2 en de positief geladen H-atomen van het H2O. De bindingssituatie is anders, maar in geen van deze gevallen is sprake van ijsachtige structuren van H2O-moleculen in de grenslaag.”

Wat zegt dit nu over de bijzondere eigenschappen van water?

“Water wil graag water zijn, dat is misschien wel het meest bijzondere. Geen gas, maar die uiterst flexibele vloeistof met zijn waterstofbruggen, die bindingen aangaan voor een zeer korte tijdsduur, in de orde van grootte van ± 10-12 seconden en dan weer wisselen. Maar wel zodat voortdurend vrijwel alle bindingsmogelijkheden bezet zijn. Nu is dat ene H-atoom dat in de luchtfase steekt, energetisch heel

“Wat is de rol van het water in en aan een levende cel?”

ongunstig. Dit wil naar beneden toe, maar daardoor wordt een ander H-atoom omhoog gedrongen. Dat gebeurt ook voortdurend, maar wel in één picoseconde. Dat maakt dat de oppervlaktespanning in de bovenlaag hoog is, waardoor een waterdruppel een bolachtige vorm aanneemt en waterinsecten als schaatsenrijders op het water kunnen lopen.”

Waarom bent u hiermee bezig?

“Vanuit de wens en de behoefte om de rol van het water aan een biologisch oppervlak, een celmembraan bijvoorbeeld, beter te begrijpen. Wat is de rol van het water in en aan een levende cel? In onze werkgroep bestuderen we bijvoorbeeld ook het water rond ionen. Neem een eenvoudige stof als keukenzout: NaCl. Deze splitst zich in Na+- en Cl--ionen. Rond het Na+-ion groeperen zich driedimensionaal gezien vier H2O-moleculen met het negatief geladen O-atoom naar het Na+-ion gericht. Bij het Cl--ion gebeurt het omgekeerde. Daar ontstaat een schil van watermoleculen, die zich met één van hun H-atomen naar het Cl--ion richten. Dat noemen we een solvatieschil. De lengte waarover zo’n aparte groepering zich uitstrekt, hangt af van de lading van het ion.” “Dit soort fundamentele kennis is nodig om zicht te krijgen op de rol van het water in de levende natuur. Want we weten dat water een essentiële voorwaarde is, wil leven zich manifesteren. Eiwitten zijn moleculen met aparte ladingsverdelingen. Hoe reageert het water hierop? Hoe werken membranen eigenlijk? Als je met dat soort fundamentele vragen aan de slag wilt, is kennis van de rol

siteit van Amsterdam fysische chemie. Van 1993 tot 1996 heb ik promotieonderzoek gedaan op het AMOLF aan katalysatoren, in het bijzonder aan zeolieten. Na mijn promotie werkte ik twee jaar aan het Max Planck Instituut in Berlijn als postdoctoraal onderzoeker. Daar hield ik mij bezig met onderzoek aan metaaloppervlakken. Na verblijf van een jaar aan de Columbia University in New York heb ik in 1999 aan de Universiteit Leiden een aanstelling gekregen aan de faculteit Scheikunde. Daar deed ik onderzoek naar chemische processen aan oppervlakken. In 2004 ben ik bij het AMOLF als groepsleider benoemd. In 2005 werd ik buitengewoon hoogleraar Experimentele Fysica aan de Universiteit van Amsterdam. Ook daar richten we ons op ultrasnelle processen aan oppervlakken.”

Sommige eigenschappen van water worden vanuit een geheugenfunctie verklaard.

“Met die gedachte kan ik niets. De bindingsprocessen verlopen zo snel, de waterstofbruggen wisselen zo frequent, er is sprake van zulke lokale structuren, dat ik mij niets bij een opslag of een vasthouden van informatie kan voorstellen. Laat ik het zo zeggen: vanuit mijn wetenschappelijke kennis heb ik daar geen enkele indicatie voor.” Maarten Gast

H2O / 9 - 2010

11


Natuurherstel begint bij herstel watersysteem Sommige delen van de zogeheten natte natuurparels, de waardevolste en meest waterafhankelijke natuurgebieden in Brabant, zijn verdroogd of vermest. Verdroging van natuurgebieden is één van de belangrijkste oorzaken van de achteruitgang van natuurkwaliteit in Nederland. In Noord-Brabant is bij ongeveer 39.000 hectare natuuroppervlak verdroging vastgesteld. Binnen de reconstructieplannen van de provincie zijn destijds afspraken gemaakt om de verdroging aan te pakken in de natte natuurparels door vernattingsmaatregelen: 50 procent in 2008 en 100 procent in 2012. Waterschap Brabantse Delta heeft een studie geïnitieerd naar de herstelmogelijkheden voor de westelijke Langstraat. Arcadis voerde deze uit. De werkzaaamheden kunnen waarschijnlijk volgend jaar beginnen.

D

e waterschappen zorgen ervoor dat deze gebieden in de toekomst meer water van de gewenste kwaliteiter langer vasthouden, de waterkwaliteit verbetert en de natuurdoelen haalbaar zijn.

Westelijke Langstraat

De overgang van de Brabantse zandgronden naar het kleigebied langs de Maas staat bekend onder de naam de Brabantse Naad. In dit langgerekte, natte gebied tussen Bergen op Zoom en Boxmeer, heeft zich in het verleden veen gevormd. Op veel plaatsen vertoont het landschap hier nog steeds de kenmerken van de middeleeuwse veenontginningen. In dit gradiëntrijke gebied komt kwelwater van diverse ouderdom aan de oppervlakte. Dit levert omstandigheden op waarin bijzondere plantensoorten kunnen groeien. Dwars over de provincie, van west naar oost gezien, maken waardevolle natuurgebieden met namen als het Halstersch Laag, de Haagsche Beemden, de Moerputten en het Bossche Broek deel uit van de Brabantse Naad. Halverwege de Naad, ingeklemd tussen Waspik en Waalwijk, ligt de Westelijke Langstraat. In de Westelijke Langstraat komen ook anno 2010 nog op verschillende plaatsen bijzondere planten en vegetaties voor. Er zijn hier restanten te vinden van blauwgraslanden en trilvenen en soortenrijke, heldere

Afb. 1: Ligging van de Westelijke Langstraat.

12

H2O / 9 - 2010

IJzerrijke kwelsloot met krabbenscheer en holpijp.

sloten met krabbenscheer (zie foto), waterdrieblad en slangenwortel. Dit voor Nederland unieke gebied heeft een oppervlakte van circa 600 hectare. Mede daarom valt de Westelijke Langstraat binnen de Ecologische Hoofdstructuur, is het gebied aangewezen als ‘natte natuurparel’ en maakt het deel uit van het Europese netwerk van natuurgebieden (Natura 2000).

De problemen

Hoewel het raamwerk van landschappelijke, cultuurhistorische en ecologische waarden nog grotendeels overeind staat, heeft het gebied sterk aan kwaliteit ingeboet. Dit heeft vooral te maken met maatregelen in het kader van de ruilverkaveling in de jaren ‘80, schaalvergroting van de land- en tuinbouw (kassen), bebouwing, infrastructuur,


achtergrond Een bijzondere maatregel in de Westelijke Langstraat is het hydrologisch isoleren van het Zuiderafwateringskanaal. Dit kanaal kent nu een sterke drainerende werking op de omgeving. Via de hydrolgische isolatie wordt voorkomen dat kwelwater rechtstreeks in het kanaal komt, maar in de percelen om het kanaal heen. Het is niet nodig het peil van het Zuiderafwateringskanaal aan te passen, waardoor omliggende gebieden kunnen afwateren op het kanaal. In de volgende ontwerpfase volgt een nadere uitwerking van de wijze van isoleren. Te denken valt aan het aanbrengen van een klei of foliescherm onder de kanaalbodem.

Het Zuiderafwateringskanaal.

bosaanplant, vermesting en verdroging. De schaalvergroting heeft geleid tot een degradatie van het slagenlandschap: sloten zijn gedempt en elzensingels gerooid, waardoor de herkenbaarheid van het landschap deels verloren is gegaan. Slechts op enkele plaatsen is het oude landschap nog te bewonderen. Door het graven van het Zuiderafwateringskanaal begin vorige eeuw (zie foto) en de ruilverkavelingsloten komt - in samenhang met huidige peilbeheer - de aanwezige kwel in deze diep ingesneden wateren terecht in plaats van in de wortelzone van de percelen. Planten van natte, schrale graslanden en moerasbossen hebben hierdoor geen profijt meer van het schone kwelwater. Het kwelwater wordt versneld afgevoerd naar de bovengenoemde waterlopen en het gebied uitgelaten. Een bijkomend probleem zijn de veranderingen in de bodem: als gevolg van de lage grondwaterstanden gaan de veenlagen in de bodem oxideren en mineraliseren: het veen wordt daarbij als het ware afgebroken. Bovendien wordt tijdens de zomermaanden gebiedsvreemd water met een ongunstige kwaliteit het gebied ingelaten. Het peilbeheer is daarbij sterk versnipperd en afgestemd op de ter plaatse aanwezige belangen, vooral landbouw. Het is opvallend dat natte schraallanden nog uitsluitend te vinden zijn op plekken waar het maaiveld in de periode 1995-2000 in het kader

van natuurontwikkeling flink is verlaagd. Dit geeft overigens wel de mogelijkheden van het gebied aan: in deelgebieden waar zo’n tien jaar geleden de bovengrond is afgegraven, verschijnen nu weer vegetaties met kenmerken van blauwgraslanden. Meer dan 50 ‘rode lijst’-soorten zijn hier inmiddels weer aangetroffen, volgens Ad Wagemakers van het IVN. In afbeelding 2 zijn de opbouw van het gebied en de grondwaterstromen in de Westelijke Langstraat in de huidige situatie nog eens samengevat: het kwelwater wordt afgevangen in diepe sloten en natte natuur is grotendeels teruggedrongen tot de afgegraven gebiedsdelen. Dit alles leidt ertoe dat de nu aanwezige natuur- en cultuurhistorische waarden sterk onder druk staan. De Provincie Noord-Brabant en Waterschap Brabantse Delta hebben daarom een studie geïnitieerd naar de herstelmogelijkheden voor dit gebied, die door Arcadis, in samenspraak met vertegenwoordigers van belanghebbenden in dit gebied, in 2008 is uitgevoerd. Nagegaan is welke maatregelen minimaal nodig zijn voor het behalen van de provinciaal vastgestelde natuurdoelen. De studie is begonnen met het uitvoeren van diverse onderzoeken die hebben geleid tot inzicht in het ecohydrologische systeem. Met deze systeemkennis kan vervolgens het herstel ter hand worden genomen.

Herstelmaatregelen

De gewenste natuurdoelen als open water, moeras en soortenrijke graslanden zijn

vrijwel alle afhankelijk van optimale waterhuishouding en waterkwaliteit. Hier ligt dan ook de sleutel voor succes: het is van belang het watersysteem als conditie voor het behoud en de ontwikkeling van nieuwe natuurwaarden te beschouwen. Met als inzet een zo natuurlijk mogelijke hydrologische situatie als basis voor een breed scala aan voor dit gebied kenmerkende natte natuur. Dit impliceert grote robuuste peilbeheer­ gebieden en een zo natuurlijk mogelijk peilbeheer met een zo beperkt mogelijke regulering. In de systeemanalyse zijn deelgebieden te onderscheiden die als één hydrologische eenheid zijn te beschouwen. Per deelgebied wordt zoveel mogelijk één peilvak onderscheiden. Het oppervlaktewaterpeil in het peilvak wordt vervolgens afgestemd op de stijghoogte van het eerste watervoerend pakket in het laagste deel van het peilvak bij gemiddelde voorjaarsgrondwaterstanden. In overeenstemming met het historische beeld (kaart van situatie rond 1900) streeft men in deze laagste delen het natuurtype moeras na. De plaats van dit moeras is afgestemd op de cultuurhistorie van het gebied, waar minder dan een eeuw geleden nog niet-ontgonnen veengebieden voorkwamen. Deze benadering houdt in, dat de gebieden meer naar de flanken relatief droger worden. Binnen één peilvak kan dus, van hoog naar laag beschouwd, een breed spectrum van relatief droge tot permanent natte, oppervlaktewatergebonden natuur aanwezig zijn. De grenzen tussen de natuurtypen zijn niet altijd scherp maar eerder diffuus, zeker waar het gaat om de overgang in graslandtypen die hetzelfde beheer kennen.

Afb. 2: De opbouw van het gebied en de huidige grondwaterstromen in de Westelijke Langstraat.

H2O / 9 - 2010

13


Afb. 3: De herstelde geohydrologische situatie.

Voor elk peilvak gaat een vast (winter)peil gelden, dat in de zomer zal uitzakken. Dit is een natuurlijk proces, dat niet dient te worden verstoord door het vasthouden van neerslagwater of de aanvoer van gebiedsvreemd water. Doordat de diepe ontwateringsloten zijn omgeleid of hydrologisch geĂŻsoleerd, zijn kwelstromen in het gebied hersteld en kan de kwel de wortelzone weer bereiken. Daarnaast worden de vele gedempte slootjes deels weer ontgraven, waardoor het de grondwaterstanden in de percelen in de zomer minder diep wegzakken en het overtollige regenwater kan worden afgevoerd. Naast het hydrologisch op orde brengen van het gebied is ook inrichting op perceelniveau noodzakelijk. Een belangrijke maatregel daarbij is het verwijderen van de voedselrijke (lees: fosfaatrijke) bovengrond. Onderzoek heeft aangetoond dat kritische natuurtypen als vochtig schraalgrasland uitsluitend tot ontwikkeling komen op een fosfaatarme bodem. In de Westelijke Langstraat is de bovengrond van agrarische percelen met een laag van 30 tot 60 cm sterk verrijkt met mest. Het afgraven van deze fosfaatrijke bovengrond is in dit verband essentieel om schraalland te bereiken en dan steeds in combinatie met hydrologisch herstel (kwel). Afb. 4: Een impressie van het toekomstbeeld.

14

H2O / 9 - 2010

Afgraven betreft het verwijderen van de voedselrijke bovengrond. De precieze dikte van de af te graven laag hangt af van de fosfaattoestand, alsmede van de dikte van de eventueel verstoorde of opgebrachte bodemlagen. Deze lagen dienen in elk geval afgevoerd te worden om natuurontwikkeling kansrijk te maken. Voordeel van afgraven is, dat vrijwel al het voor de plant beschikbare fosfaat direct verwijderd wordt. Verder is een bijkomend voordeel, waar het gaat om de ontwikkeling van natte schraallanden, dat het nieuwe maaiveld dichter bij de het grondwater komt te liggen. Uitmijnen betreft het verwijderen van fosfaat uit de bodem door gewassen te verbouwen die fosfaat opnemen. Door deze gewassen jarenlang te maaien en af te voeren, wordt geleidelijk het gehalte aan opneembaar fosfaat in de bodem lager. Soms wordt daarbij een beperkte bemesting met andere messtoffen als stikstof en kali toegepast, dit om vergrote gewasproductie en daarmee versnelde fosfaatverwijdering te bewerkstelligen. Deskundigen geven aan dat het uitmijnen vaak een zeer lange periode vraagt om het gewenste fosfaatniveau te bereiken. Gedacht moet worden aan perioden van tientallen tot zelf honderden jaren bij hoge fosfaatgehalten.

Het beperkt of helemaal niet afgraven leidt tot ongewenste vegetatieontwikkeling met de bekende pitrusvelden als eindbeeld. Ook het verschralen van de percelen middels het zogenaamde uitmijnen levert ook op lange termijn waarschijnlijk te weinig rendement op. Juist vanwege het lange tijdsbestek en de onzekere resultaten van het uitmijnen is voor de Westelijke Langstraat gekozen voor het afgraven van de verrijkte en verstoorde bovengrond. Bij de uitvoering komt veel

grond vrij. Om de uitvoeringskosten te beperken, zal gezocht worden naar afzetmogelijkheden voor deze grond in de directe omgeving van het plangebied, bijvoorbeeld in de vorm van het verondiepen van zandwinplassen, het gebruik in de boomteelt, als ophooggrond voor tuinen in toekomstige woonwijken of het ophogen van agrarische percelen ter voorkoming van natschade. Samengevat is het halen van de natuurdoelen een samenspel van het herstellen van


achtergrond de natuurlijke geohydrologische situatie op regionaal niveau, het samenvoegen van bestaande peilvakken gericht op omvangrijke en robuuste hydrologische eenheden zonder aanvoer van gebiedsvreemd water en het treffen van inrichtingsmaatregelen op perceelniveau, zoals het verwijderen van de verrijkte bovengrond. Afbeelding 3 geeft een schematisch beeld van de herstelde geohydrologische situatie.

Het toekomstbeeld Herstel landschappelijke kwaliteiten

De landschapsstructuur sluit aan op het gewenste beeld van de lange lijnen: herstel van het slagenlandschap in de vorm van een gedeeltelijke reconstructie van het voormalige verkavelingspatroon, rekening houdend met de randvoorwaarden vanuit een gewenste hydrologische situatie en een realiseerbaar en betaalbaar beheer. Het slagenlandschap vindt zijn oorsprong in de ontginningsbasis: de wegen en vaarten in het plangebied. Richting de laaggelegen kernen vervaagt het slagenlandschap in structuurloze moerasgebieden. Ter versterking van de oorspronkelijke opstrekkende slagenverkaveling worden op de graslanden nieuwe sloten gegraven, met een dicht slotenpatroon (en dus smallere slagen) in de nattere delen en een wat minder dicht slotenpatroon in de drogere delen richting de ontginningsbasis. De nieuwe

sloten zijn functioneel en gericht op de afvoer van neerslagwater en de ontwikkeling van aquatische levensgemeenschappen als trilvenen. De nieuwe sloten worden op de oorspronkelijke locaties teruggebracht. Dit betekent dat geen nieuwe verstoring van de veengebieden zal plaatsvinden. Langs de nieuwe sloten worden deels elzensingels aangeplant, deels kunnen ze zich spontaan ontwikkelen. De singels zullen niet langs alle sloten verschijnen, dit in verband met het onderhoud aan de sloten en de ontwikkeling van water- en verlandingsvegetaties, die baat hebben bij onbeschaduwde omstandigheden. Ook hier is maatwerk nodig in verband met de eutrofiĂŤrende werking van o.a. bladval, schaduwwerking, overmatige ontwikkeling van zaaillingen. Het toekomstige natuurgebied Westelijke Langstraat wordt uiteraard ook toegankelijk gemaakt voor bewoners en recreanten vanuit de omgeving. Voorzieningen in de vorm van wandelpaden met vlonders, ruiterpaden, fietspaden, vogelkijkhutten en visstekken maken deel uit van het plan. Afbeelding 4 geeft een impressie van het toekomstbeeld.

de bewoners geen overlast ondervinden van de natuurlijke inrichting. Zo wordt bij de inrichting rekening gehouden met de aanwezige bebouwing. In het plangebied worden aan de noordzijde extra watergangen gegraven en wordt zonodig in de winter een gemaal ingeschakeld om overtollige neerslag af te voeren. Onderzoek aan woningen en tuinen om de huidige situatie goed in beeld te brengen, loopt. De bedoeling is helder te krijgen waar nu al problemen zijn en waar in de toekomst als gevolg van de inrichting mogelijk extra problemen gaan ontstaan. Uitgangspunt is overlast zoveel mogelijk te voorkomen en waar nodig peilvakbrede maatregelen te nemen. Op beperkte schaal zijn mogelijk maatregelen aan woningen nodig, zoals drainage en het waterdicht maken van kelders. Uitvoering

Beperken overlast

De uitvoering is afhankelijk van de voortgang van de grondverwerving. Doelstelling is het plan gefaseerd uit te voeren, waarbij steeds als een peilvak geheel in eigendom van de overheid is te beginnen met de uitvoering van dit deel te starten. Uitgaande van ruimtelijke ordeningsprocedures gaat de eerste schop in 2011 de grond in.

Naast de maatregelen gericht op de natuurdoelstellingen zijn ook maatregelen voorzien om de uitstralingseffecten op de aanwezige bebouwing en landbouwgronden buiten het plangebied te beperken. Het is van belang dat

Gerjan Verhoeff en Bert Overkamp (Arcadis) Maartje Thijssen (Waterschap Brabantse Delta)

Impressies van het toekomstbeeld: de kwelonttrekkende diepe waterlopen worden gedempt en de verkavelingstructuur hersteld. Met het verwijderen van de voedselrijke bovengrond ontstaan mogelijkheden voor de ontwikkeling van soortenrijke natte schraallanden.

De diep ontwaterde, laag gelegen kernen van het gebied zullen als gevolg van de herstelmaatregelen vernatten tot moerassen. Recent aangebrachte beplantingen die haaks staan op het historisch beeld worden verwijderd.

H2O / 9 - 2010

15


Waterschappen koppelen informatiesystemen Vaak bestaat behoefte aan actuele informatie, zoals waterstanden, inzet van gemalen, neerslag en kwaliteitsmetingen, die de grenzen van één waterschap overstijgt. Neerslag valt namelijk nooit precies tot aan de grens en de afvoer van gemalen beïnvloedt het waterpeil bij de aanpalende waterschappen. Met de realisatie van de integratie van de operationele systemen voor het peilbeheer van Waternet, Rijnland en De Stichtse Rijnlanden, krijgen de bestuurlijke intenties van destijds binnenkort een praktische uitvoering.

D

e hoogheemraadschappen De Stichtse Rijnlanden, Amstel, Gooi en Vecht (Waternet) en Rijnland wisselen sinds eind vorig jaar actuele informatie uit van waterstaatkundige objecten in hun beheergebied, zoals gemalen en meetlocaties. Het werkgebied van de drie waterschappen (het gebied tussen IJmuiden, Wassenaar, Wijk bij Duurstede, Huizen en Amsterdam) is hydrologisch interessant vanwege de laagliggende polders, de grote diversiteit aan grondsoorten, boezems, grote waterwegen, de Noordzee én het grote aantal inwoners. Alle drie de waterschappen beschikken over het Centrale Automatisering Watersysteem (CAW).

Verleden

In het verleden verzorgde ieder waterschap zijn eigen data-inwinning op locaties die voor meerdere waterschappen van belang waren. Veelal werden aan een meetopstelling meerdere onderstations (veldlocaties met telemetrie-apparatuur) gekoppeld. Een voorbeeld hiervan is de akoestische debietmeting in Bodegraven. Doordat hier meerdere meetstations aan elkaar gekoppeld waren, liepen partijen het risico dat door het splitsen van signalen allerlei meetfouten en

storingen ontstonden. Tevens kan onderling discussie ontstaan over de juistheid van de metingen, aangezien iedere partij de meetsignalen op een eigen wijze verwerkt en interpreteert. Daarnaast kostte deze aanpak voor iedere partij geld, zowel investeringskosten bij de aanleg van een locatie als exploitatiekosten bij het in de lucht houden van de locatie.

Optimalisatie

Volgens René van der Zwan (adviseur Beleid en Onderzoek bij Rijnland) is het voor het optimaliseren van de besturing van het peil in de boezem van belang te beschikken over volledige en betrouwbare informatie van de instromende en uitstromende waterhoeveelheden. Op de Ringvaart van de Haarlemmermeerpolder bijvoorbeeld pompt een aantal gemalen van Waternet water uit de Amsterdamse polders. Door de koppeling van de systemen van Rijnland en Waternet beschikken beide partijen nu over een actueel beeld van de hoeveelheid water die Waternet aanvoert naar Rijnland. Van Meteo Consult ontvangt Rijnland ieder uur automatisch de weersverwachtingen voor de korte en lange termijn en de neerslaggegevens. Aan de hand van de informatie die

Het Centrale Automatisering Watersysteem is ontwikkeld door Actemium C&E uit Veghel en wordt gebruikt voor sturing, bewaking, alarmering en monitoring van watersystemen. Hiervoor gebruikt het communicatieverbindingen met de stuwen, gemalen en meetpunten. Vanuit het gebied en vanuit externe bronnen zoals meteodiensten en Rijkswaterstaat wordt de informatie verzameld en op uniforme wijze gepresenteerd aan de gebruikers. De ingewonnen data wordt bewerkt en doorgegeven aan lange termijn databanken en beschikbaar gesteld aan interne/ externe rekenmodellen en aan derden.

door het CAW-systeem wordt aangeboden, wordt ieder uur de besturingsstrategie van de boezemgemalen voor de komende 24 uur berekend. Nu er een koppeling is met de CAW-systemen van Waternet en De Stichtse Rijnlanden, is de informatie betrouwbaarder. Hierdoor kunnen de rekenmodellen en de beslisondersteuning beter hun werk doen. Bij het dagelijks beheer en vooral in tijden van zware regenval is het belangrijk te weten wat de actuele toestand is van de watersystemen van de buren. Zo wil Rijnland op korte termijn ook extra informatie over het Noordzeekanaal en de gemalen bij IJmuiden. Gesprekken met Rijkswaterstaat hierover zijn begonnen. Ook de neerslag die net buiten het eigen beheergebied valt, kan nu meegenomen worden. Door gebruik te maken van metingen van anderen, kan de bemaling sneller en efficiënter worden ingezet.

Toekomst

Bij het Hoogheemraadschap van Rijnland wordt de actuele meetinformatie aangeboden aan de inwoners. Ieder uur worden waterstanden, neerslag-, debiet- en kwaliteitsgegevens verzonden naar de publieke internetpagina van het waterschap. In de toekomst zullen steeds meer waterschappen actuele procesdata beschikbaar stellen aan hun ‘klanten’. De koppeling tussen de drie waterschappen is momenteel gebaseerd op historische meetreeksen. Ieder uur wordt de nieuwe informatie via internet overgezonden naar de andere partijen, In de toekomst is een directe koppeling tussen de systemen mogelijk waarbij actuele informatie wordt opgevraagd op het moment dat daaraan behoefte bestaat. Een andere ontwikkeling is de koppeling en integratie van geografische informatie­ systemen (GIS) aan het operationeel informatiesysteem. Naast de geografische data over objecten bevat het GIS-systeem veel aanvullende informatie zoals bodem­ samenstelling, afvoergebieden, waterwegen en bebouwing. René van der Zwan (Hoogheemraadschap van Rijnland) Wim van Buren (Hoogheemraadschap de Stichtse Rijnlanden) Ben Staring (Waternet)

16

H2O / 9 - 2010


achtergrond Waterschap Aa en Maas koppelt besturingssysteem aan kantoorautomatisering Waterschap Aa en Maas implementeert de komende jaren stapsgewijs een nieuw automatiseringsconcept voor de sector zuiveren. Dat maakt het mogelijk om alle zuiveringsinstallaties en rioolgemalen in de toekomst centraal te bedienen. Door een koppeling van dat centrale besturingssysteem aan de kantoorautomatisering gaat het waterschap kosten besparen en neemt de kans op fouten af, zo luidt de verwachting. Het sluit bovendien aan bij de doelstelling om te komen tot integraal waterketenbeheer.

O

p dit moment is de sector zuiveren binnen Waterschap Aa en Maas zelf verantwoordelijk voor de procesautomatisering. De sector telt zeven zuiveringsinstallaties en 107 rioolgemalen, verdeeld over vijf regio’s. Om de installaties te bedienen en te bewaken worden nu nog elf verschillende besturingssystemen gebruikt. Volgens Edgar Smits, senior medewerker besturings- en elektrotechniek bij Waterschap Aa en Maas, kost het onderhoud aan deze historisch gegroeide ‘eilandautomatisering’ een vermogen. Daarnaast beschikt het waterschap niet voor alle systemen over de juiste kennis, waardoor het afhankelijk is van externe partijen. Medewerkers uit de ene regio kunnen niet zomaar ingezet worden in de andere regio, omdat men daar met een ander systeem werkt. De besturingssystemen van de zuiverings­ installaties en gemalen staan los van de overige ICT-toepassingen binnen het waterschap. Ze zijn niet allen volledig integraal aangesloten op het centrale proces voor informatiewinning dat gebruikt wordt voor managementdoeleinden. Met het oog op de toekomst wil het waterschap de procesautomatisering binnen de sector zuiveren en de kantoorautomatisering in elkaar schuiven. Daarmee vereenvoudigt Aa en Maas het onderhoud en beheer en maakt het een inhaalslag op het gebied van

metingen en informatieverwerking. Bovendien wil het waterschap graag over een langere periode gedetailleerde productiegegevens vastleggen om op basis van ontwikkelingen in het verleden voorspellingen voor de toekomst te kunnen doen. Het werkgebied van waterschap Aa en Maas strekt zich uit van Den Bosch tot aan de Duitse grens en in het zuiden tot aan de grens met Limburg. Het automatiserings­ systeem mag in geen geval uitvallen. Het waterschap verlangt een functionele beschikbaarheid van 99,98 procent. Het nieuwe systeem is uit meerdere lagen opgebouwd en op elke laag redundant. Om de kans op dataverlies door netwerkstoringen te reduceren, kunnen de Simatic-PLC’s via de publieke telecommunicatienetwerken en satellietverbinding communiceren. De afhankelijkheid van publieke netwerken is een zwakke schakel binnen dit concept.

wordt een ‘beheerteam’ samengesteld met medewerkers uit de regio’s en de kantooromgeving. Samen worden zij verantwoordelijk voor het beheer en onderhoud aan het systeem. Volgens Waterschap Aa en Maas zal het nieuwe systeem transparantieverhogend werken. Door het koppelen van proces- en kantoorautomatisering is exact in kaart te brengen waar vervuiling ontstaat en hoe groot deze is. Dat sluit aan bij het streven van het waterschap naar integraal waterketenbeheer. “We hebben nog een flinke slag te maken, maar de gecentraliseerde besturing van onze zuiveringsinstallaties is alvast een grote stap vooruit,” aldus Edgar Smits.

De komende maanden wil het waterschap het automatiseringsplan samen met Siemens uitwerken. Het motto luidt daarbij: klein beginnen en dan steeds verder uitbreiden. Eerst past het waterschap enkele gemalen aan. Nieuwe installaties kunnen op een later tijdpunt gemakkelijk worden opgenomen in het netwerk. De technische aanpassingen gaan gepaard met een wijziging in de organisatiestructuur. Binnen het waterschap

Waterschap Aa en Maas gaat alle informatie van de zeven zuiveringsinstallaties en 107 rioolgemalen in vijf regio’s koppelen aan de kantoorautomatisering.

H2O / 9 - 2010

17


Intelligente waterapplicaties maken technologische keuzes inzichtelijk Het Waterschapsbedrijf Limburg (WBL), de uitvoeringsorganisatie van de Limburgse waterschappen Peel en Maasvallei en Roer en Overmaas, neemt Triton en Dashboard in gebruik voor rwzi Maastricht-Limmel. WBL beschikt sinds december 2008 voor de rioolwaterzuiveringsinstallatie van Maastricht over deze twee intelligente watertoepassingen, die beide onderdeel zijn van de AquaSuite-reeks.

T

riton biedt de installatiebeheerders en procestechnologen van WBL een simulatieomgeving die de gevolgen van bedrijfskundige en technologische keuzes inzichtelijk maakt. Dashboard combineert meetsignalen van het proces met technologische kennis en presenteert dit in heldere figuren, waardoor adequater beheer van de zuivering mogelijk is. Hierbij valt te denken aan verbetering van de kwaliteit van het effluent, verlaging van het energieverbruik en optimalisatie van de productie van biogas. Triton en Dashboard maken gebruik van procesgegevens van WBL en zijn zo benaderbaar dat medewerkers snel en onafhankelijk van hun werkplek hun werk zo goed mogelijk kunnen uitvoeren. Waterschapsbedrijf Limburg beheert 18 rioolwaterzuiveringsinstallaties, waaronder rwzi Maastricht-Limmel. De beheerders op de rwzi krijgen ondersteuning van zuiveringstechnologen, die veelal vanuit het kantoor in Roermond werken. Binnen de organisatie bestond de behoefte het presteren van de zuiveringen inzichtelijker te maken, onafhankelijk van de betreffende installatiebeheerder. Enerzijds wordt het zo mogelijk om installatiebeheerders in staat te stellen snel een indruk te krijgen van de toestand van het proces en, in geval van suboptimale prestaties, doelgericht naar de oorzaak te kunnen zoeken. Anderzijds kunnen ook andere medewerkers van WBL het prestatieniveau beoordelen, zonder daarbij te hoeven Overzichtscherm Triton voor rwzi Maastricht-Limmel.

wachten op schriftelijke periodieke rapportages. Daarnaast bestond de wens om te beschikken over een rekenhulp waarmee de effecten van maatregelen, zoals het in- en uitbedrijfstellen van procesonderdelen, snel zijn in te schatten. WBL wilde een oplossing die aan bovenstaande eisen voldoet en kan dienen als gemeenschappelijk communicatiemiddel tussen installatiebeheerders, procestechnologen en bestuurders, waardoor gaandeweg de procestechnologische kennis van installatiebeheerders wordt verdiept. Momenteel werken veel waterschappen aan gecentraliseerde gegevensopslag. Ook de Limburgse waterschappen hebben geïnvesteerd in de beschikbaarheid van integrale procesinformatie, waardoor procesrapportages al eenvoudiger en verbeterd zijn. Beslissingsondersteunende systemen en de grafische weergave van prestatie-indicatoren maken gebruik van deze gecentraliseerde informatie. Hierdoor wordt nog beter gebruik gemaakt van de grote hoeveelheid gegevens die het waterschap verzamelt en verbetert de interpretatie van deze gegevens sterk.

Proefproject

Om in de behoefte van het waterschapsbedrijf te voorzien, zijn WBL en DHV samen een proefproject begonnen om te onderzoeken welke technische oplossingen mogelijk zijn. Dit resulteerde in de applicaties AquaSuite Triton en -Dashboard. Op basis van de proef

wordt het Dashboard in eerste instantie ook ingevoerd bij drie andere zuiveringen van het Waterschapsbedrijf Limburg. De meerwaarde daarvan is dat de prestatie­ niveaus van zuiveringen zichtbaar en te vergelijken zijn met hun optimaal haalbare prestaties. Indien de voorlopige uitvoering succesvol verloopt, worden in de nabije toekomst beide applicaties in meerdere zuiveringen van WBL toegepast.

Triton

Met de beslissingsondersteunende intranetgebaseerde applicatie Triton kunnen medewerkers van het waterschap berekeningen van een zuivering maken. Daarbij worden de in Nederland gebruikelijke ontwerp- en rekenregels gebruikt, zoals de HSA-richtlijn voor stikstofverwijdering en de STOWA-richtlijn voor nabezinking. Het model laat zich op dezelfde manier bedienen als bijvoorbeeld in een SCADA-omgeving en is benaderbaar via citrix. Triton is een hulpmiddel op onder andere de volgende gebieden: • Er kunnen betere bedrijfskundige beslissingen worden genomen over het benodigde onderhoud, zoals te nemen maatregelen wanneer een nabezinktank uit bedrijf wordt genomen, het verlagen van het drogestofgehalte of SVI of eventueel het beperken van de inname; • Medewerkers van het waterschapsbedrijf kunnen worden opgeleid in een veilige omgeving. Het functioneren van de zuivering en het effect van veelvoorkomende ingrepen worden in de simulatie direct zichtbaar; • De installatiebeheerder van een zuivering kan in overleg met een technoloog betere beslissingen nemen over de bedrijfsvoering, doordat gevolgen duidelijk worden van bijvoorbeeld een te verwachten heftige regenbui of andere veranderingen in de aanvoer. Triton simuleert alle procesonderdelen. De applicatie wordt op maat gemaakt voor een willekeurige zuivering, door modules te combineren die overeenkomen met de configuratie van een zuivering.

Dashboard

AquaSuite Dashboard is een eveneens intranetgebaseerde applicatie, die voor verschillende kritische prestatie-indicatoren (KPI’s) van een rioolwaterzuivering gegevens verzamelt en de berekende waarden visualiseert. Dit levert een hogere informatiewaarde dan in de SCADA-omgeving. Het gebruik van KPI’s geeft een goed beeld van

18

H2O / 9 - 2010


achtergrond het functioneren van een zuivering. Grote hoeveelheden (historische) procesdata worden geaggregeerd en weergegeven. Door het internetgebaseerde karakter kunnen medewerkers van het waterschap vanaf elke werkplek de applicatie raadplegen. Technologische informatie

Dashboard onderscheidt zich door toegevoegde intelligentie. Eén van de eerste vastgestelde KPI’s betreft de nitrificatie en denitrificatie, één van de primaire processen op een zuivering. Meetwaarden van online ammonium- en nitraatmeters worden in een tweedimensionale grafiek uitgezet, waarin gekleurde vlakken aangeven hoe de waarden zich verhouden tot instelbare waarden. Dit kunnen (lozings)normen zijn of door het waterschap zelf gedefinieerde wenswaarden. De indicatieve toetsing aan normen is ook de reden waarom niet alleen recente proceswaarden worden geanalyseerd, maar ook een voortschrijdend gewogen jaargemiddelde wordt bepaald door verrekening van het debiet. Men kan de analyse per straat van de zuivering maken, waardoor bedrijfsvoerders

sneller verschillen kunnen opmerken in het functioneren van bijvoorbeeld de beluchting of recirculatie. Droge stof en energieverbruik

In de KPI’s is ook technologische kennis verwerkt. Zo kan een verhoogde kans op slibuitspoeling bij RWA worden vastgesteld op basis van het droge stofgehalte en de slibvolumeindex. Deze wordt getoetst aan STOWA-richtlijnen, waarin de specifieke dimensionering van de betreffende zuivering wordt beschouwd. Andere KPI’s beoordelen het functioneren van de aanwezige biogasproductie door vergelijking met de hoeveelheid beschikbaar organisch materiaal of de verhouding van de behandelde hoeveelheid effluent en de hoeveelheid energie die de beluchting als dominante verbruiker heeft gebruikt ten opzichte van een representatief verbruik. Verdere ontwikkeling

Momenteel worden verschillende KPI’s verder ontwikkeld voor de water- en sliblijn, bijvoorbeeld met een warmtebalans voor een beter voorraadbeheer voor biogas. Ook worden KPI’s

ontwikkeld die het functioneren van nageschakelde zandfiltratie beoordelen, een processtap die momenteel op een aantal zuiveringen in Nederland wordt geïmplementeerd.

Conclusies

Met het Dashboard en het beslissingsondersteunende systeem Triton hebben de Limburgse waterschappen en hun zuiveringseenheid twee instrumenten in handen die het beheer van hun rwzi’s kunnen vereenvoudigen en verbeteren. Aangetoond is dat verdere verbeteringen van het zuiveringsproces mogelijk zijn op het gebied van kwaliteit, energie en verhoogd inzicht in het proces. De proef voor rwzi Maastricht-Limmel heeft goede resultaten opgeleverd en het waterschapsbedrijf heeft daar inmiddels een vervolg aan gegeven. Robbert Wagemaker en Edward van Dijk (DHV) Saskia Hanneman (Waterschapsbedrijf Limburg)

advertentie

Procesoperator bij Oasen:

Een vaste baan in de techniek Als Procesoperator bij drinkwaterbedrijf Oasen bedien en controleer je zelfstandig de zuiverings- en distributiepompstations. Daarnaast is het jouw verantwoordelijkheid om storingen op te lossen. Jouw bagage Je kunt goed samenwerken, plannen, organiseren en je bent risicobewust. Verder heb je: - Een elektrotechnische MBO diploma en bereid de opleiding Elektrotechniek of AOT te volgen op MBO niveau 4 - Minimaal twee jaar werkervaring als Procesoperator - In het bezit van het rijbewijs BE - Je woont het voorzieningsgebied van Oasen, of je bent bereid hiernaar toe te verhuizen. Het voorzieningsgebied vind je op onze website www.oasen.nl. Ons aanbod Wij bieden je een verantwoordelijke baan met volop mogelijkheden om te leren en jezelf te ontwikkelen. Naast een jaarinkomen van maximaal € 39.241 op basis van een veertigurige werkweek, heb je goede secundaire arbeidsvoorwaarden. Waaronder 38 vakantiedagen en een gevarieerd sportaanbod. Kom jij ons bedrijf versterken? Solliciteer dan vóór 25 mei via sollicitatie@oasen.nl. Wil je eerst meer informatie? Neem dan contact op met Christ van Schaijk, Teamleider Productie (0182 59 30 42 of christ.van.schaijk@oasen.nl) of met Eefje Klaassen, HR Adviseur (0182 59 34 15 of eefje.klaassen@oasen.nl).

Oasen maakt drinkwater voor 750.000 mensen en 7.200 bedrijven in het oosten van Zuid-Holland. Oasen N.V. | Nieuwe Gouwe O.Z. 3 | Postbus 122 | 2800 AC Gouda | T 0182 59 33 11 | www.oasen.nl

H2O / 9 - 2010

19


Slotbeschouwing serie interviews met internationaal opererende watermanagers

Watersector worstelt met internationale ambities In de afgelopen edities van H2O is een serie van vijf interviews geplaatst met internationaal opererende Nederlandse watermanagers. Hun beweegredenen waren verschillend. Zo ging het om belangeloze hulpverlening, het delen van ervaringen met watergovernance met collega-overheden en de keiharde export. In dit artikel kijkt journalist Jac van Tuijn terug op de interviews en constateert dat de omstandigheden in het buitenland heel sterk kunnen verschillen en een typische Nederland aanpak niet altijd zin heeft. In Nederland heeft de sterk nationaal georiënteerde watersector hier volgens hem onvoldoende oog voor. Toch zijn er grote internationale ambities. Deze slotbeschouwing roept op tot een veel internationaler gerichte aanpak en meer grandeur.

G

rote waterwerken, chloorloze drinkwaterbereiding en afvalwaterbehandeling met membraantechnologie. Delegaties vliegen af en aan om met eigen ogen te zien hoe in Nederland de waterproblemen worden aangepakt. Het meest recente bezoek was een delegatie uit Vietnam dat zijn Mekongdelta zo snel mogelijk klimaatbestendig wil maken. Ook onze nieuwe waterbehandelingsprojecten trekken internationale aandacht, zoals de nieuwe generatie Airlift membraanbioreactor van Norit op rwzi Terneuzen die binnenkort officieel in gebruik wordt genomen voor het hergebruik van rwzi-effluent. De Nederlandse watersector is de buitenlandse aandacht gewend. Onze polders en de Deltawerken hebben Nederland op de wereldkaart gezet en van de Amerikanen kregen we het icoon Hansje Brinker cadeau. Voor het goede buitenlandse imago heeft de watersector nooit veel moeite hoeven te doen. Maar de wereld verandert. Globalisering dwingt Nederland zich als natie nadrukkelijker internationaal te profileren. Zo ook de watersector, die niet langer op de oude glorie kan teren. Dat gaat de sterk overheidsgedomineerde - en daardoor nationaal georiënteerde watersector moeilijk af. Vooral omdat de verschillende segmenten van de watersector - de hulpverlening, assistentie bij watergovernance en keiharde export - ieder met een eigen agenda in het buitenland opereren. Daarbij komt dat de mondiale watermarkt op het punt van de watervoorziening een veel sterkere groei doormaakt dan de waterbouw, waar Nederland van oudsher zo sterk in vertegenwoordigd is. De discussies in Nederland over de waterexport richten zich vooral op de onderlinge samenwerking teneinde veel krachtiger in het buitenland te kunnen opereren. Veel aandacht voor de afwijkende buitenlandse omstandigheden en de daarbij horende on-Nederlandse oplossingen is er niet. Uit de interviews blijkt dat de inter­ nationaal opererende watermanagers, noodgedwongen door de dagelijkse praktijk, al wel heel sterk werken vanuit de lokale omstandigheden en de mondiale thema’s zoals klimaatadaptatie, de overschakeling op duurzame energiebronnen, de vergroting

20

H2O / 9 - 2010

van de voedselproductie en de ongebreidelde groei van de megasteden.

Grote internationale ambities

De internationale ambities zijn groot. Het Innovatieplatform van demissionair premier Balkenende heeft de watersector tot één van de vier sleutelgebieden benoemd die Nederland internationaal nog beter op de kaart moeten zetten. Als bijdrage aan de VN-millenniumdoelstellingen wil Nederland wereldwijd bijdragen met 50 miljoen nieuwe aansluitingen op de watervoorziening. Het Netherlands Water Partnership heeft in 2005 uitgesproken de export in vijf jaar te willen verdubbelen. De watersector zegt altijd ‘haar kennis en ervaring graag met andere landen te willen delen’. De bedoeling is goed en bij het uitdragen van kennis zal altijd wel ergens een luisterend oor zijn. Maar bij het delen van ervaringen ligt het anders. Nederlandse ervaringen doen er namelijk niet meer toe als de omstandigheden in andere landen sterk afwijken. Wat is de waarde van onze ervaring met centrale rioolwaterzuiveringsinstallaties als dergelijke dure infrastructuur in Afrikaanse steden financieel niet kan? Dat is de vraag die directeur Sjef Ernes van de stichting Aqua for All aan de orde stelt als hij in zijn interview spreekt over de vier miljard mensen in de wereld die dagelijks met minder dan vier dollar rond moeten komen.

Mondiale agenda’s breder dan alleen water

Het interview met Arnoud Molenaar plaatst het Rotterdams waterbeleid in het perspectief van de klimaatadaptatie en de promotie als maatschappelijk verantwoorde havenstad. Gerard van den Top van VitensEvides International legt uit hoe hun ondersteuning van het management van de buitenlandse drinkwaterbedrijven meer rendement geeft dan het sec realiseren van nieuwe aansluitingen. In het interview met Jos Houterman van Euroconsult Mott MacDonald komt de mondiale voedsel­ agenda naar voren. Indonesië wil meer rijst produceren en heeft dringend behoefte aan nieuwe landbouwgronden. Door slechte ruimtelijke planning gaat dit ten koste van waardevolle natuurgebieden.

In april, mei en juni 2012 moet de Nederlandse waterwereld met het festival Dutch Delta Design 2012 in het middelpunt van de belangstelling staan van de hele wereld. De organisatoren, verenigd bij het Netherlands Water Partnership, organiseren in Nederland 250 evenementen die de verbintenis van Nederland met het water laten zien. Op het programma staan ateliers waar concreet kan worden gewerkt aan het oplossen van waterproblemen. De openings- en de slotceremonie zal plaatsvinden in het Nationaal Water Centrum dat nu in Rotterdam in aanbouw is. Meer informatie: www.ddd2012.nl.

De interviews geven aan dat het waterbeheer en de watervoorziening niet langer het exclusieve domein zijn van de waterexpert. Dat zien we ook in Nederland als het gaat om nieuwe trends als gebiedsontwikkeling en samenwerking in de waterketen. Net zo gaat het bij de buitenlandse activiteiten van de watersector. Allerlei mondiale agenda’s spelen tegelijkertijd.

Voorzichtig met kennisoverdracht

De discussies over de buitenlandse ambities spelen op dit moment het sterkst bij de uitwerking van het internationale programma Water Mondiaal door het ministerie van Verkeer en waterstaat en bij de uitwerking van het mondiale waterfestival Dutch Delta Design 2012 onder de vleugels van het NWP. Betrokken partijen zaten al snel met elkaar aan tafel, maar beide uitwerkingen verlopen moeizaam. De belangen zijn sterk verdeeld en het ontbreekt aan een duidelijke afbakening tussen het delen van kennis met buitenlandse collega overheden, de belangeloze hulpverlening en het verdienen van geld aan waterexport. Door de bovenmatige aanwezigheid van Haagse beleidmakers overheerst al snel het uitdragen van de Nederlandse excellente kennis en ervaring en komen de andere facetten, de hulpverlening en de export, minder aan bod. Voor de sterk op kennis gebaseerde waterexport ligt hier een groot dilemma. Wil Nederland zich als klein land nadrukkelijk kunnen profileren, dan zullen we eerst excellente kennis moeten weggeven om daarmee in het buitenland de aandacht te kunnen trekken. Dat geeft andere landen de gelegenheid om met onze kennis aan de haal te gaan. Dit gevaar ligt met name op de loer in landen met goed ontwikkelde en sterk beschermde watermarkten, zoals in de Verenigde Staten en China.


opinie Bezinning op internationale positie

Bij de hulpverlening speelt de vraag welke landen nog in aanmerking komen voor belangeloze hulp bij waterprojecten en welke landen voor hun waterprojecten maar gewoon bij ons bedrijfsleven moeten aankloppen. Uit de jaarlijkse rapportage van de Verenigde Naties over watervoorzieningen in de wereld blijkt dat de situatie in Azië de laatste jaren sterk verbetert. De economische groei heeft daar een onmiskenbare positieve invloed op de aanleg van watervoorzieningen. In grote delen van Afrika blijft de situatie onveranderd slecht. De echte belangeloze hulpvoorziening vanuit Nederland, als het gaat om de watervoorzieningen, kan zich dan ook veel beter specifiek op Afrikaanse landen richten. Een harde lijn tussen de verschillende landen is echter moeilijk te trekken. Als water gezien wordt als een mensenrecht, dan zal er altijd een moreel bezwaar kleven aan het verdienen van geld aan de watervoorziening. Veel meer dan in de waterbouw gaat het Nederland moeilijk af om bij de buitenlandse projecten op het gebied van de watervoorziening ook nadrukkelijk het nationale belang te behartigen. De dominee treedt sneller op de voorgrond dan de koopman. Of zoals Markus Flick in zijn interview constateert: “Ergens zijn we de kunde kwijt geraakt om onze koopmansgeest aan onze politiek te koppelen.”

De Afsluitdijk is toe aan een opknapbeurt. Als geen ander waterwerk - net als de Palmeilanden in Dubai zichtbaar vanuit de ruimte - biedt het de mogelijkheid om Nederland opnieuw als waterbouwkundige natie op de wereldkaart te zetten. Maar dan moeten we er wel iets meer mee doen dan de dijk een tikje hoger maken.

Sterke hang naar nieuwe iconen

Tot slot nog aandacht voor de grandeur en de hang naar nieuwe iconen. De profilering van naties heeft alles te maken met beeldvorming. Als het om waterhulp gaat, heeft Nederland aan prins Willem-Alexander natuurlijk een ijzersterk boegbeeld. Maar als het om de zakelijke export gaat, ontbreekt het aan grandeur. Zoals bijvoorbeeld de Franse president Sarkozy zich daarmee zo graag omgeeft als hij op staatsbezoek gaat met de contracten voor de Franse waterbedrijven op zak. Zeker bij waterexport zijn politieke leiders en sterke bestuurders een onmisbare schakel in het geheel. Zij kunnen bij ontmoetingen met buitenlandse collega’s de bedrijven in hun kielzog meenemen. In veel landen is dat de gewoonste zaak van de wereld, ook als het om water gaat.

Singapore voert heel bewust campagne om zich tot een waterhub te ontwikkelen. Daarbij spelen de eigen prestigieuze waterwerken een heel belangrijke rol. Hier het bezoekerscentrum bij de Marina Barrage, een bijzondere dam die aan de buitenkant de stad Singapore beschermt tegen de zee en aan de binnenkant de zoetwatervoorraad in de baai op peil houdt. Het idee van het Innovatieplatform om voor de kust bij Zandvoort een Tulpeneiland aan te leggen, werd door de waterwereld direct afgeschoten. De waterveiligheid is namelijk niet gediend met een langere kustlijn. Toch blijft de hang naar nieuwe iconen groot. De reputatie van de 50 jaar oude Deltawerken zal snel afnemen nu meer landen aan de slag gaan met prestigieuze waterprojecten.

Intussen zitten andere landen niet stil. Met grote prestigieuze waterprojecten als de Marina Barrage in Singapore, het Western Corridor Water Recycle-project in Australië en het 1.000 km lange Zuid-Noordkanaal in China, zijn grote vernieuwende waterwerken al lang niet meer het exclusieve domein van Nederland. De Palmeilanden hebben Dubai een onmiskenbaar eigen gezicht gegeven dat zelfs vanuit de ruimte is te zien. Een vergelijkbaar Tulpeneiland voor de kust bij Zandvoort is niet realistisch, maar de opknapbeurt van de Afsluitdijk - ook vanuit de ruimte zichtbaar - biedt een geweldige gelegenheid om Nederland een nieuw waterbouwkundig icoon te geven. Met de aanstaande bezuinigingsronde voor de deur vraagt het wel om grote politieke moed. Wat zei Obama ook al weer tijdens zijn verkiezingscampagne... Jac van Tuijn (Crest on media) H2O / 9 - 2010

21


Gedachten over de riolering in 2050 Werkgroep Riolering West-Nederland heeft verkend wat ‘Verbindend Water’, de toekomstvisie die de partijen in het Bestuursakkoord Waterketen hebben laten opstellen, kan betekenen. Vanuit de invalshoek riolering en voor de situatie in West-Nederland werkte de werkgroep de toekomstvisie verder uit in een stappenplan als een eerste aanzet om kosteneffectief met de riolering naar het toekomstbeeld toe te groeien en in elk geval geen blokkades op te werpen.

P

arallel aan deze verkenning ontwikkelt ook de zuiveringstak van de waterschappen via de Unie van Waterschappen een toekomstvisie op basis van ‘Verbindend Water’. In het rapport van de werkgroep is de visie vanuit de invalshoek zuivering daarom buiten beschouwing gelaten. De Werkgroep Riolering WestNederland ziet ‘Verbindend Water’ als één van de mogelijke toekomstscenario’s. Voordat de nieuwe systemen volledig geïmplementeerd zijn, zijn in de nabije toekomst ook investeringen nodig in optimalisatie van bestaande rioleringssystemen, gegevensbeheer, meten en regelen.

Een groot deel van het onderzoek in de afgelopen decennia was gericht op de emissies bij de lozingspunten. Hierdoor is nog weinig bekend over oorzaken, rendementen, effecten en effectieve beheerstrategieën. In de komende jaren is het van groot belang om met alle betrokken partijen tot een goed doordacht en evenwichtig onderzoeksprogramma voor het vakgebied te komen. Bij de planvorming en uitvoering zullen we als waterschappen meer als bemiddelaar en adviseur optreden. Hiermee slaan we een brug tussen het rijksbeleid op macroniveau en het gemeentelijk beleid op microniveau.

Huidig rioleringsbeleid

‘Verbindend Water’

Als we de ingezette ontwikkelingen autonoom voortzetten, zal het aandeel gemengde rioleringssystemen in 2050 tot onder de 50 procent zakken en verder blijven afnemen. Met het scheiden van de waterstromen ontstaat een verhoogd risico op verkeerde aansluitingen. Dit is een belangrijk aandachtspunt voor een visie waarin een scheiding van stromen ver wordt doorgevoerd. Het generieke emissiebeleid is dan ook niet meer effectief, aangezien het merendeel van de grootste vuillozingen gesaneerd is.

De visie ‘Verbindend Water’ bevat vier toekomstbeelden voor 2050 die uitgaan van een vergaande aanpassing van de waterketen. Kenmerkend daarbij is een verschuiving van centrale naar decentrale behandeling van de vrijkomende waterstromen. ‘Verbindend Water’ is uitdrukkelijk bedoeld om de partijen in de waterketen te inspireren en uit te nodigen om met ideeën en oplossingen te komen. Ter illustratie zijn drie toekomstbeelden opgenomen over de inrichting van de waterketen in 2050 (zie afbeelding 1).

In het stappenplan zijn voor verschillende woonomgevingen overzichten van activiteiten gemaakt die nodig zijn om de ontwerpen uit te kunnen voeren. Hierbij beschouwde de werkgroep onder andere aparte urine-afvoer, regenwaterbassins, watertuinen en groene daken. De overzichten maken duidelijk wie voor welke activiteit verantwoordelijk is en wanneer.

Uitwerking voor een bestaande wijk in 2050

Om te komen tot een doelmatige scheiding van afvalwaterstromen in een bestaande wijk is in tabel 1 een overzicht opgenomen van de op dit moment noodzakelijk geachte stappen. De ombouw van een bestaande situatie is veel complexer dan bij nieuwbouw, vanwege het tempoverschil waarin de elementen in een bestaande stad meegaan in de nieuwe technieken.

Uitwerking voor een nieuwbouwwijk in 2050

Vanuit de traditionele afvalwaterstroom worden urine, fecaliën en groente-, fruit- en tuinafval naar lokale (woning of wijk) voorzieningen afgevoerd, gezuiverd en omgezet in energie en nuttige grondstoffen. Het resterende grijze afvalwater wordt

Tabel 1. Gewenste stappen planning in de bestaande stad voor de bestaande gemengde stelsels (voorbeeld).

aspect

relatie met riolering

ontwikkel veld activiteit trekker 2010 2015 2020 2025 2050

bestaande optimaliseren van inhoud onderzoek naar emissiebeïnvloedende RIONED/ gemengde functioneren factoren STOWA stelsels gemengde stelsels onderzoek naar optimale sturingsstrategiën STOWA/ in afvalwaterketen RIONED ontwikkelen van monitoringsstrategiën voor RIONED bewaken van het ‘goede’ functioneren ontwikkelen van classificatiemethoden voor RIONED/ het ‘goede functioeren van rioolstelsels wRw beleid monitoringsinspanning in GRP vastleggen ten gemeente behoeve van functioneel rioleringsbeheer beleid opstellen om waterkwaliteit in waterschap stedelijk gebied te monitoren • beleid opstellen om gemengde stelsels waterschap te monitoren • beleid opstellen afkoppelen • vGRP beleid • huidig OAS en rioolvreemd water beleid uit- monitoren van functioneren riolering en gemeente voering vergelijking theoretisch met feitelijk gedrag monitoren van waterkwaliteit in waterschap stedelijk oppervlaktewater Techniek alge- gemeente/ meen toepasbaar waterschap

22

H2O / 9 - 2010


opinie afzonderlijk afgevoerd naar een lokale (anaerobe) zuiveringsinstallatie. Om deze scheiding in goede banen te leiden, is een aantal stappen nodig. Tabel 2 geeft een indruk van de op dit moment noodzakelijk geachte stappen om urinescheiding in goede banen te leiden.

A

Benodigde activiteiten vanuit de riolering

Het hiernavolgende geeft in vogelvlucht een overzicht van de activiteiten die volgens ondergetekenden nodig zijn om ‘Verbindend Water’ te realiseren. Hierbij besteden we aandacht aan de nog te ontwikkelen kennis, het beleid en de uitvoering en we geven aan welke partijen logischerwijs de acties uit zouden moeten voeren en welk tijdspad hierbij realistisch is. Kennis en techniek

Om de gewenste ontwikkelingen in de toekomst mogelijk te maken, is een grote verscheidenheid aan kennis nodig over: • klimaatbestendigheid van voorzieningen; • (nieuwe) ontwerpcriteria voor onder andere groene daken, vuilwaterriolen, wegen/funderingen en nieuwe (integrale) leidingsystemen; • beheerstrategieën voor onder andere infiltratie en drainagesystemen; • monitorings- en sturingsstrategieën en prestatie-indicatoren van systemen.

B

Het betreft hier kennisontwikkeling waarvoor slechts een beperkt aantal organisaties aan de lat staat. Van belang is daarom het onderzoek goed onderling af te stemmen. De belangrijkste rollen lijken weggelegd voor Stichting RIONED en STOWA, al dan niet in samenwerking met het bedrijfsleven of zusterorganisaties als CROW, SBR en het KNMI en bijvoorbeeld universiteiten en onderzoeksinstellingen. De benodigde kennis ten behoeve van de toekomstvisie kan in een periode van vijf tot tien jaar ontwikkeld en benut worden voor beleidsvorming. Naarmate de tijd verstrijkt, komt hierbij steeds meer gedetailleerde kennis beschikbaar waarmee het beleid steeds scherper gericht kan worden.

C

Beleid

Om tot realisatie van het geschetste toekomstbeeld te komen, dient op diverse vlakken beleid te worden ontwikkeld. Zowel het ministerie van VROM als gemeenten dienen op het vlak van de ruimtelijke ordening beleid te ontwikkelen of aan te passen. Het Bouwbesluit (VROM) en bouwverordeningen (gemeenten) vergen aanpassingen om duurzame woningbouw te stimuleren en om foutaansluitingen te voorkomen. Zowel het ministerie van VROM, gemeenten als waterschappen dienen stimuleringsbeleid te ontwikkelen om het gebruik van duurzame voorzieningen te bevorderen. Bij waterschappen ligt de taak om hun afvalwater- en zuiveringsbeleid aan te passen op het veranderende aanbod van afvalwaterstromen en hun watertoetsinstrument aan te passen om de toepassing van duurzame voorzieningen in te passen. Ook de rioolbeheerder is aan zet, hij dient het

Afb. 1: Toekomstbeelden voor 2050: A. voor de woning, B. de bestaande stad, C. de nieuwbouwwijk.

H2O / 9 - 2010

23


gemeentelijk rioleringsplan opnieuw in te richten volgens duurzaamheidsaspecten. Naar verwachting kan binnen een periode van circa tien jaar het benodigde beleid geïmplementeerd zijn. Dit vraagt van waterschappen en gemeenten een verdieping en verbreding van de samenwerking. Uitvoering, organisatie en samenwerking

De rioolbeheerder zal robuuste wijkgerichte vervangingsplanningen op moeten stellen om de toekomstige rioleringssystemen aan te leggen, te onderhouden en foutaansluitingen te voorkomen. Dit vraagt bij het rioleringsbeheer versterking van de samenwerking met de afdelingen Beheer en Bouw- en Woningtoezicht. Buiten de gemeenten krijgen de woningbouwcorporaties ook een belangrijke rol om de toekomstige rioolstelsels te realiseren en te monitoren.

Het is noodzakelijk een voor waterbeheer slimme stedelijke inrichting bij stedenbouwkundigen onder de aandacht te brengen en via de Milieudienst of GGD te zorgen voor reguliere controle op de waterkwaliteit van de watervoorzieningen, zoals watertuinen. Het ministerie van VROM kan de aanpassingen in de stedelijk inrichting stimuleren door informatiecampagnes over duurzame voorzieningen te richten op particulieren en woningbouwcorporaties. Naar verwachting kunnen de kennisontwikkeling en de ontwikkeling van nieuw beleid na tien tot 15 jaar zover zijn dat de in de toekomstvisie geschetste technieken algemeen toepasbaar kunnen zijn. Afhankelijk van de vervangingsplanning in de afvalwaterketen en ervaringen uit pilots kunnen de nieuwe systemen vanaf die periode daadwerkelijk worden aangelegd.

Reacties

Dit artikel is bedoeld als discussiestuk om de gedachtewisseling over de toekomst van de waterketen te voeden. Voor een goede kosten-batenanalyse moet de visie vanuit verschillende invalshoeken worden bekeken. We roepen daarom andere vakgebieden op om ook te reageren op de toekomstbeelden, zodat we inzicht krijgen in de consequenties en afstemming kunnen bereiken. Het volledige rapport van de Werkgroep Riolering West-Nederland is te vinden op www.waterwerkgroepen.nl.

Monique Somers en Saskia Baars (Werkgroep Riolering West-Nederland) Sabrina Helmyr en Jan Zuidervliet (Arcadis)

Tabel 2. Gewenste stappenplanning in de nieuwbouwwijk voor de aparte afvoer van urine naar lokale zuiverings- of upgradingsvoorzieningen (voorbeeld).

aspect

relatie met riolering

ontwikkel veld activiteit trekker 2010 2015 2020 2025 2050

aparte afvoer extra vacuüm- of inhoud stimuleringsregeling ontwikkelen innovatie VROM urine naar lokale drukleiding in leidingsystemen zuiverings- of dwarsprofiel upgradingsvoorzieningen ontwikkeling van (integrale) leiding systemen bedrijfsleven met unieke toepassing normeren nieuwe leidingsystemen NNI productie van nieuwe leidingsystemen bedrijfsleven beleid bouwbesluit aanpassen om foutaansluiting VROM te voorkomen bouwvoorschriften aanpassen om fout- gemeente aansluitingen binnen perceel te voorkomen aanpassen afvalwater/zuiveringsbeleid waterschap inclusief de organisatie functionele eisen in GRP aanpassen gemeente uit- samenwerking met afdellingen beheer gemeente voering en bouw- en woningtoezicht versterken onderhoudsstrategie leidingsystemen gemeente toezicht op aanleg en voorkomen van gemeente foutaansluitingen monitoringsstrategie innamepunt waterschap zuiveringsvoorziening

advertentie

GEEN KALKAANSLAG ONDANKS HARD WATER ! Kalkaanzetting in waterleidingen vergt veel onderhoud aan waterinstallaties en verkort de levensduur van apparatuur.

Kalkafzettting .. verleden tijd met Desincal

Vanaf 2014 verbiedt de Europese Commissie gebruik van apparatuur met zouttoevoeging.

24

H2O / 9 - 2010

AL TOEGEPAST MET GROOT SUCCES TOT 50 GRADEN DUITSE HARDHEID

Desincal maakt sinds 25 jaar apparatuur zonder zouttoevoeging om kalkaanslag in hardwatergebieden te bestrijden. De werking is gebaseerd op het electrofysische principe. Alle apparaten voldoen aan de gestelde Europese keuringseisen (AENOR, IRAM, IQNET) en zijn ISO-gecertificeerd (ISO-14001). De Desincal-apparaten zijn toepasbaar in de industriële- en de consumentenmarkt met 5 jaar fabrieksgarantie.

DESINCAL

®

de milieuvriendelijke kalkbestrijder

IMPORTEUR Borsthandelsonderneming T. 06 - 531 66 292 F. 0529 - 40 1606 E. info@borsthandelsonderneming.nl I. www.borsthandelsonderneming.nl


waternetwerken watercolumn

De p van alg Themadag geeft assetmanagement gezicht De themadag Asset Management op 21 april heeft het ‘veelkoppige monster’ assetmanagement een duidelijker contour gegeven bij de aanwezigen. Door vier verhelderende presentaties in de ochtend en door het spelen van het nieuw ontwikkelde assetmanagementspel ‘s middags werd assetmanagement tastbaarder voor de aanwezigen. De themadag ‘Asset Management en ICT’ was georganiseerd door twee themagroepen van Waternetwerk: de themagroep Asset Management en het Platform ICT. De themadag vond plaats in het Waterhuis in Nieuwegein. Zo’n 70 aanwezigen, afkomstig van waterschappen, adviesbureaus en drinkwaterbedrijven, verdiepten zich in assetmanagement. Wim van Vierssen, directeur van KWR Watercycle Research Institute, maakte als eerste spreker duidelijk dat assetmanagement vragen stelt aan de watersector die beantwoord moeten worden. Vragen op het gebied van organisatiestructuur, maatschappelijke eisen en technologische mogelijkheden. Tegelijkertijd is assetmanagement geen technologisch vraagstuk, niet iets dat kan worden uitbesteed en zijn er ook geen kant-en-klare oplossingen. Het heeft in ieder geval ook te maken met de cultuur binnen een organisatie. Vervolgens ging Jenne van der Velde, topadviseur assetmanagement van Rijkswaterstaat, in op de vraag hoe Rijkswaterstaat ermee omgaat. Sinds twee jaar heeft Rijkswaterstaat een programma assetmanagement. “Centraal staat de missie van een organisatie. Daaraan moet je alles koppelen. Belangrijk is om met elkaar de doelen af te spreken. Dat is nodig voor helderheid in de uitvoering.” John Plug, programmamanager Areaalgegevens op orde bij Rijkswaterstaat, verklaarde dat er vier dingen op orde moeten zijn met betrekking tot assetmanagement: de informatiebehoefte, de middelen, de gegevens en de beheerorganisatie. “We moeten er voor zorgen dat de afspraken van hoog tot laag helder zijn en dat we werken op basis van betrouwbare informatie.” Alex Wiersma van Waternet ging in op de kwaliteit van procesvoering. Hiervoor moeten Foto: Jaap van Peperstraten.

allerlei soorten gegevens (eigenschappen, historie, tekeningen, beheer en onderhoud) bij elkaar worden gebracht. Dan blijkt dat al die gegevens her en der op verschillende manieren zijn opgeslagen. “De uitdaging is nu het aan elkaar knopen van al die gegevens, het helder krijgen van de relaties tussen objecten en er voor zorgen dat de organisatie het allemaal kan behappen. Je moet niet proberen alle informatie aan elkaar te koppelen, want dat is ondoenlijk.” Robert van Grunsven, consultant van CMS asset management, is nauw betrokken bij de invoering van assetmanagement bij Waterschap Hollandse Delta. Het doel daarbij is om te komen tot kosteneffectieve assets, een optimum tussen prestaties, risico’s en kosten, het bijeenbrengen van informatie op het niveau van assets en de uitdaging identificeren op het gebied van acquisitie en data. Toekomstige uitdagingen zijn volgens hem het integreren van assetmanagement in de bedrijfsvoering en het op het gewenste niveau brengen van de informatiebewustheid en het informatiemanagement voor alle hoofdprocessen. ‘s Middags werd het assetmanagementspel gespeeld. Dit spel, ontwikkeld door de Waternetwerkleden Martine van den Boomen, Jan Portengen en Ralph Beuken, is bedoeld om te ervaren wat de toepassing van asset­ management betekent voor functionarissen binnen een organisatie. Na afloop werden de individuele prijswinnaars en het winnende team gehuldigd. De prijswinnaars verklaarden het spel leuk te vinden en geschikt om mensen te dwingen zich uit te spreken over bepaalde onderwerpen. Wel zou het spel hier en daar wat meer aan spanning kunnen winnen. Wateropleidingen gaat het spel, gekoppeld aan een training van een halve dag, ‘in de markt zetten’. Contactpersoon hiervoor is Daniëlle Langendijk (030) 606 94 18 (email: danielle.langendijk@wateropleidingen.nl.) Voor inhoudelijke vragen over het spel, spelaanpassingen of een demonstratie kunt u contact opnemen met Martine van den Boomen van Colibri Advies 06 24 48 81 38 (e-mail: vandenboomen@colibri-advies.nl).

A

lgen zijn hot. Niet zomaar, maar bijzonder hot, zodanig zelfs dat themagroep Afvalwaterbehandeling daar binnenkort een symposium over verzorgt. Nou waren en zijn algen wel vaker onderwerp van gesprek. Maar in het verleden - in de vorige eeuw - toch meer onder de noemer ‘probleem’ en ‘pollution’ in de oppervlaktewateren. Dat is in dit decennium veranderd in een ‘possibility’. Onder verschillende noemers wordt de assimilatie van stoffen tot alg als een ‘kans’ beschouwd, van KRW-eisen halen tot CO2-opname, van hernieuwbare energie tot voedingsingre­ dienten voor dier en mens (in die ketenvolgorde). Het is bijzonder om die omslag gade te slaan. Maar nog meer bijzonder vind ik dat het in dit geval mogelijkheden biedt om mensen, zelfs van verschillend pluimage, samen te binden. Dat is een kans op sociale innovatie. Want immers iedereen is er mee bezig, de akkerbouwer, de veeteler, de biovergister, de wetenschapper en waterschapper, de hernieuwbare energiemaker en de voedingsbedrijven. Zelfs de chemische industrie, onder andere op zoek naar natuurlijk pigment. Allemaal omarmen ze deze, vooral nu toch Photoautotrofe- alg. Dus in het 3 P-denken is dat ook interessant. C2C is het ook, en MVO is ook al een geschikte terminologie daarbij. Planet en Profit gaan in deze nu samen op. Van nutriëntadsorptie in plaats van verwijdering en CO2-vastlegging (sommigen rekenen al met Carbon Credits), de productie van bio-olie, eiwit en PUFA. Deze materie heeft duidelijk een plural focus. Maar de belangrijkste P is toch wel die van personen. Het samenwerken in deze materie is in dit geval onontbeerlijk lijkt me. Voor een organisatie als Waternetwerk een uitgelezen kans om dat duidelijk te maken en te katalyseren. Als dat goed werkt, geeft dat mogelijkheden om veel diverse kennis met elkaar te delen. Dat geeft een goed persoonlijk gevoel. Opname van phosphor en productie van PUFA is dan maar een aardig bijeffect. Johan Raap

H2O / 9 - 2010

25


waternetwerken voorjaarscongres inspireert tot DRIJFVEER efficiencyverbetering ver.nieuws_column Ongeveer 200 mensen bezochten het kop watercolumn Drukbezocht

voorjaarscongres van Waternetwerk op vrijdag 16 april in het Evoluon te Eindhoven. er.nieuws_column plat initiaal Op dit congres werd duidelijk dat de waterketen veel werk maakt van kostenbesparing en efficiencyverbetering, maar dat nog meer noodzakelijk ver.nieuws_column plat en mogelijk is. Duidelijk is ook dat de partijen in de waterketen elkaar steeds meer opzoeken met ver.nieuws_column auteur het oog op kostenbesparing en efficiency. De ‘storm in de waterketen’, zoals de titel van het congres luidde, is nu weliswaar even geluwd, maar kan zó weer opsteken.

V

Dit voorjaar heeft de Feitencommissie Doelmatigheid in de Waterketen haar eindrapport opgeleverd. Voorzitter Maarten Gast gaf aan dat de commissie diverse kengetallen van partijen in de waterketen verzameld en tegen het licht gehouden heeft. Met name is gekeken naar prestaties en kostenontwikkeling door de jaren heen. Zo is de drinkwatersector de afgelopen tien jaar efficiënter en goedkoper gaan werken met navenante tarieven. Dit is voornamelijk bereikt door schaalvergroting en interne efficiencyverbetering op basis van benchmarking. Maar de gemiddelde rioolheffing is in diezelfde periode 1998-2009 met 13 procent gestegen en de verontreinigingsheffing met zes procent. Tot 2020 verwacht de commissie bij de riolering een kostenstijging van 400 miljoen euro en bij de zuivering een stijging van 200 miljoen. Een kostenstijging dus van 600 miljoen euro bij ongewijzigd beleid. Maar daar kan en moet wat aan gedaan worden. De Feitencommissie heeft geïnventariseerd welke jaarlijkse kostenbesparing mogelijk is vanaf 2020. Voor het drinkwater wordt die geschat op 70 miljoen, voor de riolering op 140 miljoen en voor de zuivering op 100 miljoen euro. Bij elkaar 310 miljoen euro. Maar van integratie van riolering en zuivering tot een uitvoeringsorganisatie voor afvalwaterbeheer wordt 140 miljoen kostenreductie

Ongeveer 200 mensen bezochten het voorjaarscongres.

verwacht en van een verdere integratie tot een uitvoeringsorganisatie voor waterketenbeheer nog eens 100 miljoen euro. In totaal is er dus 550 miljoen euro aan besparing mogelijk. Voorwaarden hiertoe zijn wel een voldoende competitieve benchmark en schaalgrootte.

Stormbrief Peter Glas, voorzitter van de Unie van Waterschappen, schetste in zijn voordracht de inspanning die de waterschappen hebben verricht en willen gaan verrichten om tot verdergaande efficiencyverbetering en kostenbesparing te komen. Hij wees op de ‘Stormbrief’ van de Unie waarmee de waterschappen binnen een maand antwoord gaven aan het Rijk op de vraag te zoeken naar 100 miljoen euro bezuiniging op de rijksbegroting. Vervolgens hebben de waterschappen dat uitgewerkt op verzoek

Dagvoorzitter Bert Satijn in gesprek met het jongerenpanel: Tanja Euser en Ralph Lindeboom.

van het kabinet. Maar een en ander was een package deal dat door de val van het kabinet en het controversieel verklaren van het waterdossier door de Kamer nu niet meer geldt. Dit betekent niet dat de waterschappen bij de pakken neerzitten. Zij richten zich op het bundelen van investeringen, schaalgrootte in de uitvoering en op benchmark. “Verdere verbetering in de afvalwaterketen is mogelijk en dus moeten we dat gaan doen,” aldus Glas. Ook is er sinds kort een akkoord tussen de Unie en de VNG dat gericht is op samenwerking in de afvalwaterketen. Door integrale programmering van investeringen (zuiveringskringen) en het opschalen in de operationele taken in het rioleringsbeheer, kan 380 miljoen euro bespaard worden in 2020. De eerstkomende jaren wordt dit concreet uitgewerkt aan de hand van mijlpalen. “Om dit te stimuleren, roepen wij op – als het ons niet lukt – tot wetgeving in 2012.”

Verwevenheid Ina Adema, burgemeester van Veghel en woordvoerder Water namens de VNG, gaf een beeld van de uitdagingen en mogelijkheden op het vlak van doelmatigheid. “Wij zijn ons al een tijdje geleden gaan afvragen of we de goede dingen doen en of we de dingen goed doen. Tegen het voorstel van de Unie om een groot deel van het rioolbeheer bij de gemeenten weg te halen, hebben wij geprotesteerd. Er is een sterke verwevenheid tussen riolering en openbare ruimte. Het benutten van die ruimte voor de opvang van regenwater is cruciaal om de maatschappelijke kosten laag te houden. En voor de goede orde: het omgaan met regenwater in de vorm van waterdaken, waterpleinen etc. valt voor ons óók onder riolering.” Ook zij wees op het recente akkoord tussen de Unie en de VNG om de doelmatigheid te vergroten door kennis en capaciteit te bundelen. “Voor efficiencyverbetering en kostenbesparing

26

H2O / 9 - 2010


waternetwerken DRIJFVEER

heb je geen structuurdiscussie nodig.” Als laatste spreker ging Roelof Kruize, directeur Waternet en voorzitter van Waternetwerk in op de vraag: ‘Hoe verder als de storm geluwd is?’ Volgens hem is in ieder geval uit de presentaties gebleken dat doelmatigheidswinst te behalen is. Dit kan nog versterkt worden wanneer de waterketen meer verbonden wordt aan het watersysteem en nog meer als de watersector zich ook gaat richten op energie-opwekking, zoals bijvoorbeeld de rwzi als energiefabriek. Hij wees er op dat de storm tussen de Unie en VNG inmiddels redelijk geluwd is, maar hij verwachtte toch een stormachtige herfst gezien de rapporten van enkele ambtelijke werkgroepen om straffe bezuinigingen te halen en enkele (concept) verkiezingsprogramma’s waarin voorgesteld wordt de provincies en waterschappen in elkaar te schuiven. “Duidelijk is dat we als watersector hierin heel alert moeten zijn en zo goed en zo snel mogelijk kennis met elkaar moeten delen. Hierbij is een heel belangrijke rol weggelegd voor Waternetwerk. De vereniging biedt immers als geen ander de mogelijkheid om met deskundigen uit andere takken van de watersector in contact te komen.”

Aankomende generaties Om ook in de toekomst bij te blijven als sector, is het delen van kennis volgens hem van essentieel belang: zonder nieuwe inzichten is het niet mogelijk om vooruitgang te boeken. Om die reden werden niet alleen huidige waterdeskundigen maar ook de aankomende generatie actief bij het congres betrokken. Twee studenten (Tanja Euser, master studente watermanagement TU Delft en Ralph Lindeboom, promovendus milieutechnologie Wageningen Universiteit) vormden samen het jongerenpanel dat in discussie ging met de aanwezigen. Volgens Euser is het belangrijk dat er aansluiting wordt gezocht bij studenten. “Studenten zorgen voor de nodige verjonging in de sector. Dat is belangrijk met het oog op de toenemende vergrijzing.

watercolumn

ver.nieuws_column kop

V

er.nieuws_column plat initiaal

ver.nieuws_column plat ver.nieuws_column auteur

Daarnaast hebben jongeren een frisse kijk op zaken. Samen met de ervaring van de huidige generatie deskundigen kan dit tot nieuwe inzichten - en dus vooruitgang leiden.” Lindeboom beaamde dit. “Op het gebied van technologie staan jongeren vaak open voor nieuwe, soms radicale innovaties waar ouderen vasthouden aan wat ze al kennen. Met het oog op de uitdagingen van de toekomst zal het nodig zijn om het vertrouwde soms los te laten om plaats te maken voor nieuwe processen.” Ook Glas stelde dat jongeren een belangrijke rol kunnen spelen bij de nieuwe uitdagingen waar de watersector mee te maken zal krijgen. “Het wordt steeds belangrijker om jongeren te benaderen. Vaak denken jongeren niet aan een carrière in de watersector. Dit kan je stimuleren door middel van afstudeerprojecten, aanmoedigingsprijzen, en door ze duidelijk te maken dat ze in deze sector, zeker met het oog op de vergrijzing, gegarandeerd een goede baan zullen krijgen. Hierbij moeten we ons niet alleen richten op technische studenten, ook studenten met verstand van bestuurskunde of communicatie zijn in de toekomst van belang. Dat zien we terug op dit congres: in

V.l.n.r.: Herman Letterboer, Keimpe Sinnema en Breun Breunissen.

de toekomst wordt samenwerken tussen partijen de norm. Hierbij is goede communicatie essentieel, niet alleen in de sector zelf maar ook richting burger. Jongeren zijn veel sneller en bedrevener op dit gebied dan de oudere generatie, daar moeten we gebruik van maken. Naast het creëren van draagvlak kunnen jongeren door middel van goede communicatie zorgen dat de verschillende partijen beter en effectiever samenwerken. Dit in combinatie met technische kennis zorgt voor kostenbesparing en het voorkomen van onnodige fouten. Op die manier kan de sector de doelmatigheid blijven vergroten, nu en in de toekomst.” Foto’s: Jan Willem Houweling

Agenda Op 18 mei gaat de sectie Noord-Nederland voor een dagexcursie en de ledenvergadering naar natuurpark Bargerveen en het distilleerderijmuseum in Haselünne, Duitsland. Deze dag begint om 9.00 uur in de Meerstal te Zwartemeer en eindigt rond 19.30 uur in Gasthof Brand te Twist in Duitsland. Op 19 mei vindt de OWNH-bijeenkomst ‘Anaerobe zuivering en hergebruik’ plaats (zie elders op deze pagina’s). Op 3 juni is er een bijeenkomst over Roemenië, georganiseerd door Contact Group International in het stadhuis van Deventer van 14.00 tot 17.00 uur. Op 4 juni is er voor Arbo-deskundigen/ verantwoordelijken, managers, projectleiders, teamleiders, toezichthouders, sectieleden en aannemers werkzaam in de watersector een bijeenkomst over veilig werken in hotel Houten. Op 17 juni verzorgt de Themagroep Stedelijk Water de middagbijeenkomst ‘Langetermijnvisie riolering in de praktijk’. Voor meer informatie en aanmelding: www.waternetwerk.nl. H2O / 9 - 2010

27


waternetwerken brainstormt over toekomstDRIJFVEER ver.nieuws_column Op 22 april verzorgde Waternetwerk kop in de watercolumn Zwemwatersector

Jaarbeurs in Utrecht voor de tweede keer een zwemwatersymposium, waarinitiaal de huidige er.nieuws_column plat stand van zaken en de actuele problemen in de zwemwatersector uitgebreid werden bediscussieerd. ver.nieuws_column plat Om een kader te schetsen begon de dag met de inleidende sprekers Sybrand Landman ver.nieuws_column auteur van het ministerie van VROM en Jan Hylkema, directeur Recreatie Noord-Holland NV, die respectievelijk de veranderingen voor dit badseizoen en zwemwaterproblemen in Noord-Holland bespraken. Daarna konden de aanwezigen kiezen uit simultane sessies waarin dieper op specifieke onderwerpen werd ingegaan. De eerste ronde bestond uit de groepen ‘Voorspellingsmodellen en monitoringsfrequentie’ en ‘Handreiking fysieke veiligheid zwemmers’. In de eerste groep, begeleid door Paul van der Wielen (KWR Watercycle Research Institute) en Michiel Bil (Provincie Zeeland), werden de voor- en nadelen van het toepassen van voorspellingsmodellen besproken. Volgens de richtlijn moet de kwaliteit van zwemwater minimaal zes keer per jaar gemeten worden. Om recreanten goed te kunnen informeren zijn meer metingen - en dus meer kosten - noodzakelijk. Voorspellingsmodellen kunnen bepaalde risico’s voorspellen maar kosten ook geld. De groep besprak daarom de optimale verhouding tussen kosten en goede informatie. De tweede groep, onder leiding van Martin de Haan (DHV) en Jerry van Druten (Provincie Overijssel), besprak de mate waarin de overheid de veiligheid van zwemmers moet en kan garanderen. De hoofdconclusie was dat de overheid niet alles kan controleren en dat burgers een eigen verantwoordelijkheid hebben, maar dat de overheid goede voorlichting en toezicht dient te bieden om de veiligheid van zwemmers zoveel mogelijk te kunnen garanderen. Deelnemers konden voor de tweede ronde kiezen uit ‘Zwemwater en natuur combineerbaar?’, begeleid door Gert van Ee

V

Michiel Bil.

Aandachtig luisteren tijdens de plenaire sessie.

(Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier) en Martin de Haan (DHV) en ‘Blauwalgen te lijf met waterstofperoxide’, met groepsleiders Hans Matthijs van de Universiteit van Amsterdam, Bart Reeze van Arcadis en Jeroen Meeuse van Waterschap Hunze en Aa’s. In de eerste groep werd gekeken naar de vraag of natuurgebieden met zwemwaterfunctie deze functie kunnen behouden en zo ja, hoe ze ingericht moeten worden om de huidige problemen met vogels blijvend op te lossen. In de tweede groep werd een aantal proeven besproken waarbij waterstofperoxide succesvol ingezet is tegen blauwalgen. Omdat waterstofperoxide blauwalgenspecifiek werkt en andere organismen er geen last van hebben, zijn de voorlopige resultaten zeer positief. De derde ronde omvatte de onderwerpen ‘Het analyseren van blauwalgen’ en ‘Zwemwaterprofielen: onzin of niet?’ De eerste sessie, gehouden door Hans Ruiter van Rijkswaterstaat, Bart Wullings van KWR Watercycle Research Institute en Edwin Kardinaal van DHV, ging over QPCR, een nieuwe en veelbelovende methode voor blauwalgenanalyse waarnaar op dit moment nog onderzoek verricht wordt. Tijdens de tweede sessie, onder leiding van Monique van Veen (Grontmij) en Frans de Bles (Waterschap Vallei & Eem), werd besproken of het opstellen van zwemwaterprofielen nuttig is en welke criteria hierbij gehanteerd dienen te worden. Daarnaast kwam naar voren dat het niet langer noodzakelijk is om het opstellen van deze profielen internationaal uit te besteden, maar dat waterbeheerders genoeg kennis in huis hebben om dit zelf te doen. Na afloop van de sessies werden de resultaten plenair teruggekoppeld. Medeorganisator Michiel Bil blikt tevreden terug. “De zwemwatersector staat voor een groot aantal uitdagingen, voortkomend uit de nieuwe Zwemwaterrichtlijn. Door het invoeren hiervan moeten veel zaken anders worden aangepakt. Deze middag was bedoeld om duidelijkheid te creëren over de grootste problemen waarmee de sector

28

H2O / 9 - 2010

kampt en met de deskundigen uit de hele sector te bespreken hoe we hier het beste mee om kunnen gaan. Er is veel nuttigs uit deze discussies gekomen. Het is nu aan de waterbeheerders en de provincies om dit verder uit te werken en te vertalen naar de toekomst”.

Training Basisvaardigheden Ook dit jaar biedt Wateropleidingen ter voorbereiding op deelname aan de opleidingen Drinkwaterproductie, Drink­ waterdistributie en Techniek afvalwater­ zuivering de training Basisvaardigheden aan. Anders dan in voorgaande jaren begint deze training eerder en wel op 18 mei aanstaande. Tijdens de training worden vaardigheden met betrekking tot de vakken wiskunde (rekenen), scheikunde (chemie) en natuurkunde behandeld. Daarnaast word aandacht besteed aan belangrijke studievaardigheden, zoals het goed (begrijpend) kunnen lezen, juist interpreteren en goed formuleren van antwoorden op (toets) vragen. Het aantal lesdagen is voor komend cursusjaar uitgebreid: 4 hele dagen en een halve dag. De training vindt plaats op dinsdag 18 en 25 mei en 1, 8 en 15 juni. De kosten bedragen 1.375 euro. Aanmelding is mogelijk via www.wateropleidingen.nl of via het aanmeldingsformulier in de opleidingsbrochure. Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Ingrid Hilwerda (030) 606 94 19.


waternetwerken DRIJFVEER “Internationale ervaring werkt inspirerend”

Passies, ambities, ontwikkelingen: wat drijft een waterprofessional? Waternetwerk portretteert haar leden - zoals Wim Drossaert (42), voorzitter van de Europese en Afrikaanse regio’s van het Noord-Amerikaanse advies- en ingenieursbureau MWH. Drossaert studeerde biologie aan de Radboud Universiteit in Nijmegen en hielp het ideologische ingenieursbureau De Straat Milieuadviseurs omvormen tot het later succesvolle Syncera. In Nederland is hij betrokken bij het opzetten en draaiend houden van netwerken zoals Baggernet en Waterpraktijk. Syncera fuseerde in 2007 met MWH Global en onlangs is Drossaert benoemd tot lid van de Raad van Bestuur van MWH Global. Drosseart ziet zijn nieuwe functie als een bijzondere benoeming. “Het is een eer om binnen zo’n korte tijd en bovendien als enige niet-Amerikaan gekozen te zijn voor de Raad van Bestuur. Als Raad bepaal je de strategie en het beleid van het gehele bedrijf. Het zal ongetwijfeld verfrissend werken dat ik als Nederlander mijn visie daarop kan geven.” Drossaert heeft veel ervaring in de watersector. “Na mijn studie kwam ik terecht in de milieuhoek. In die tijd was ‘milieu’ nog redelijk onbekend. Na een korte werkervaring bij het ministerie van Verkeer en Waterstaat ben ik min of meer toevallig in de adviesbranche terechtgekomen. Ik vond water meteen interessant; wat is de grote stimulans achter vele ontwikkelingen in de wereld? Ik werk nu met MWH aan de top in de wereld van water. Alleen al aan water werken bij MWH zesduizend mensen.” “Mijn internationale ervaring in water werkt

inspirerend. Het heeft mijn visie op Nederland veranderd. Vooral de grootschaligheid waarmee bijvoorbeeld in de VS wordt gewerkt, is opvallend. In Nederland wordt water geregeld door overheden, in grote delen van de rest van de wereld is het privaat. Daar zijn ook aandeelhouders belangrijk. In Nederland is de sector zo versnipperd dat het een logge machine heeft opgeleverd waarin veranderingen moeizaam worden doorgevoerd. Een ander verschil is de werkwijze. In Nederland werken we vanuit preventie, in de VS meer vanuit respons. Mijn Amerikaanse collega’s zeggen weleens dat ze misschien veel problemen veroorzaken, maar dat ze die ook goed kunnen oplossen. Die snelheid en grootschaligheid waarmee ze werken, daar leren wij in Nederland van. Alles kan! Dat optimisme, dat vind ik interessant.” “Ik ben al vrij lang lid van Waternetwerk en ik draag de club een warm hart toe. Kennis delen is belangrijk. We zijn een klein land, moeten elkaar helpen. Door mijn drukke werkzaamheden kan ik helaas minder voor Waternetwerk betekenen dan in het verleden, maar op indirecte wijze draag ik nog steeds mijn steentje bij. We werken bij MWH voornamelijk op het gebied van water, over de hele wereld. Ik breng de internationale kennis terug naar Nederland en kan daarmee het blikveld verruimen van bijvoorbeeld de waterschappen. Waar het decennia lang ging om exporteren, zijn we nu waterkennis aan het importeren, dat is nieuw. We zijn experts in baggeren en dijken, maar we zijn niet op ieder vlak leidend. Ik denk dat het geen kwaad kan goed te blijven volgen wat er over de grens gebeurt.”

OWNH-bijeenkomst watercolumn Anaerobe zuivering kop en ver.nieuws_column hergebruik er.nieuws_column plat initiaal

V

De themagroep Anaerobie houdt op 19 mei een Onderweg Naar Huis-bijeenkomst over anaerobe zuivering en hergebruik. Grietje Zeeman, werkzaam ver.nieuws_column plat aan de Wageningen Universiteit, is voorzitter van de themagroep. “We organiseren ver.nieuws_column auteur in principe twee bijeenkomsten per jaar: een symposium dat breed op de materie ingaat en een OWNH-bijeenkomst waar mensen over een specifiek onderwerp worden bijgespijkerd. We organiseren die OWNH-bijeenkomst altijd bij een bedrijf of ingenieursbureau, zodat onze leden daar meteen kennis mee kunnen maken. Dit keer is dat DHV in Amersfoort.” Het is de eerste keer dat anaerobe zuivering en hergebruik het onderwerp is. “Dit onderwerp wordt steeds belangrijker, zowel in de publieke sector als in de industrie: het hergebruik in de industrie van water is een belangrijk aspect. Niet alleen loos je het water, maar ook de warmte in dat water. Door het te hergebruiken bespaar je veel energie.” Gastheer DHV kwam zelf met een casus op dit gebied: Peter Luimes van DHV houdt een lezing over het hergebruik van water in de papierindustrie. “Daarnaast hebben we een lezing over hergebruik van anaeroob effluent in de aardappelverwerking door Ortwin Deroo en een meer algemene lezing van P. van der Mierde (Royal Haskoning) over de watervoetafdruk in de industrie als beleids­ instrument.” Bezoek aan de OWNH-bijeenkomst Anaerobe zuivering en hergebruik is gratis, maar geïnteresseerden wordt wel gevraagd zich aan te melden via de website van Waternetwerk.

Colofon Waternetwerken Redactie Monique Bekkenutte Anne de Boer Martine Bruynooge Antal Giesbers Jaap van Peperstraten Contact Waternetwerk Monique Bekkenutte Postbus 70 2280 AB Rijswijk telefoon: (070) 414 47 78 fax: (070) 414 44 20 e-mail: redactie@waternetwerk.nl

H2O / 9 - 2010

29



platform

Remmie Neef, Witteveen+Bos, thans Brightwork Anne-Marie te Kloeze, Witteveen+Bos Cora Uijterlinde, STOWA

Energiezuinige beluchting van een rioolwaterzuiverings­ installatie Het doel van het STOWA-project ‘Quick scan inventarisatie achtergronden energie­zuinige beluchting rwzi’s’ is het opstellen van een portfolio van beschrijvingen van het beluchtingsysteem en -regelingen van rioolwaterzuiveringsinstallaties met een laag specifiek energieverbruik. Een eenduidig beeld dat kenmerkend is voor een energiezuinige beluchting, is niet naar voren gekomen. Wel is duidelijk dat het al dan niet aanwezig zijn van een voorbezinktank geen verschil maakt. De belasting van de beluchtingelementen doet dat wel. In deze laatste is een duidelijke relatie gevonden. Het type beluchtingelementen en de toegepaste regelingen bleken niet onderscheidend te zijn op basis van de beschikbare dataset. Om hét recept voor een energiezuinige beluchting te kunnen samenstellen, zijn meer gegevens nodig. Beluchting van grote rioolwaterzuiveringsinstallaties blijken energiezuiniger maar rwzi’s met voorbezinktank vaak niet.

D

e waterschappen hebben afgesproken elk jaar de energieefficiency van de zuiverings­ installaties met twee procent te verbeteren. Het energieverbruik van een rwzi is afhankelijk van de grootte, het toegepast zuiveringssysteem, de belastinggraad en de nagestreefde effluentkwaliteit. Het elektriciteitsgebruik dat ingezet wordt voor de beluchting, is naar verhouding de grootste energieverbruiker (ongeveer de helft van het totale energieverbruik). Het toepassen van verbeterde beluchtingsystemen en geoptimaliseerde beluchtingregelingen wordt als mogelijkheid gezien om op korte termijn energiewinst te behalen met relatief lage kosten. Volgens gegevens van de Bedrijfsvergelijking Zuiveringsbeheer 20061) blijken 25 rwzi’s in Nederland te voldoen aan een specifiek energieverbruik qua beluchting van minder dan 10 kWh/i.e.verwijderd en een stikstofverwijdering van meer dan 75 procent. Deze 25 rwzi’s zijn middels interviews met water­beheerders en technologen nader onderzocht op de inrichting en prestatie van de beluchtinginstallatie en de beluchtingregeling. Ook is een analyse van de beschikbare informatie uitgevoerd.

14,8 kWh/i.e.verwijderd (rekenkundig gemiddelde). Belangrijk onderdeel van deze inventarisatie is de manier waarop het specifieke energieverbruik is berekend:

recirculatie. Het aantal verwijderde i.e. heeft betrekking op de gehele rwzi (van influentgemaal tot effluentlozing).

elektriciteitverbruik voor beluchtingstank (kWh/dag) energieverbruik (kWh/i.e.verw.) = ––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––– aantal verwijderde i.e. rwzi (als 136 gram TZV/dag)

Het energieverbruik voor de beluchtingstank is inclusief menging, voortstuwing en

Bij het achterhalen van additionele informatie (zuiveringsproces, beluchting­

Specifiek energieverbruik en capaciteit van rwzi’s (met en zonder voorbezinking).

zuivering

rwzi Bath rwzi Zwijndrecht rwzi De Groote Lucht rwzi Walcheren rwzi Nijmegen rwzi Eindhoven rwzi Nieuwe Waterweg rwzi Hengelo rwzi Waarde rwzi Beilen

capaciteit rwzi (i.e. = 136 g TZV/d)

520.000 251.470 285.000 200.000 440.000 750.000 110.000 196.000 87.000 123.000

specifiek energie- recent specifiek verbruik BVZ 2006 energieverbruik 2007 (kWh/i.e.verwijderd) (kWh/.i.e.verwijderd)

6,1 7,2 7,8 7,9 8,1 8,7 9,1 9,4 9,6 9,8

5,2 8,7 8,5 7,5 9,3 8,9 9,0 9,8 9,8 8,9

In 2006 bedroeg het gemiddelde energie­ verbruik van de beluchting per waterschap H2O / 9 - 2010

31


regeling, etc.) en nauwkeurig nalopen van de geleverde gegevens bleek dat twaalf van de 25 zuiveringen niet meegenomen konden worden in dit onderzoek. De gegevens bleken niet verifieerbaar, re-produceerbaar of waren gewoonweg niet beschikbaar. Vervolgens is nog een selectie toegepast op de 13 overgebleven rwzi’s met een influentbelasting van kleiner dan 95 procent van de ontwerpbelasting om overbelaste rwzi’s uit te sluiten. Uiteindelijk zijn tien rwzi’s nader beschouwd (zie tabel op de vorige pagina).

Resultaten Capaciteit

Negen van de energiezuinige zuiveringen zijn grote zuiveringen van meer dan 100.000 i.e. In heel Nederland is 19 procent van het aantal installaties groter dan 100.000 i.e. (zie afbeelding 1 voor de verdeling van de capaciteiten van Nederlandse rwzi’s). Hierbij is onderscheid gemaakt in het landelijk percentage en het percentage van de energiezuinige rwzi’s in dit onderzoek. Hierbij dient opgemerkt te worden dat het totale aantal energiezuinige rwzi’s 13 bedraagt en dat de categorieën 5.000 tot 10.000 i.e. en 10.000 tot 25.000 i.e. slechts één rwzi tellen. In deze vergelijking is te zien dat de grote rwzi’s (meer dan 100.000 i.e.) in dit onderzoek oververtegenwoordigd zijn in vergelijking met de verdeling van alle rwzi’s in Nederland. Uit afbeelding 1 blijkt dat energiezuinige rwzi’s voornamelijk een hoge capaciteit hebben. Van de energiezuinige zuiveringen beschikt 69 procent over een capaciteit van meer dan 100.000 i.e. en 38 procent over een capaciteit van meer dan 250.000 i.e. Landelijk gezien ligt het aantal rwzi’s met een capaciteit van meer dan 100.000 i.e. lager met 19 procent van het totaal aantal rwzi’s. Het aantal zuiveringen met een capaciteit van meer dan 250.000 i.e. in Nederland bedraagt slechts zes procent. In Nederland wordt het grootste deel van de rwzi’s vertegenwoordigd door zuiveringen met een capaciteit tussen 10.000 en 100.000 i.e. (namelijk 62 procent). In afbeelding 1 zijn tevens per capaciteit het gemiddelde energieverbruik per i.e.verwijderd van alle 366 zuiveringen en de zuiveringen uit dit onderzoek weergegeven. Omdat de middenklasse rwzi’s niet goed vertegenwoordigd zijn in de geselecteerde rwzi’s, is een goede vergelijking met het landelijk gemiddelde niet mogelijk. Met of zonder voorbezinktank

Door het gebruik van een voorbezinktank wordt een relatief groot aandeel aan i.e. verwijderd, terwijl de energie-invoer hiervoor minimaal is. Dat betekent dat relatief minder beluchtingenergie nodig is voor de verwijdering van i.e. in de beluchtingstank. Algemeen geldt dat de kleinere rwzi’s grotendeels niet zijn uitgerust met een voorbezinktank. Bij de geselecteerde rwzi’s zijn slechts twee rwzi’s niet voorzien van een voorbezinktank, waarvan één grote rwzi (meer dan 250.000 i.e.). Uit de analyse van de gegevens kwam naar voren dat rwzi’s met voorbezinktank niet per definitie energiezuiniger zijn. De invloed van de voorbezinktank op

32

H2O / 9 - 2010

Afb. 1: Verdeling van capaciteit van alle rwzi’s in Nederland en de energiezuinige rwzi’s in dit onderzoek1).

Afb. 2: Elementbelasting en energieverbruik.

het energieverbruik van de beluchting kan niet direct worden afgeleid. Installaties met voorbezinktanks hebben veelal een slibgisting en ontwatering, waarmee stikstofrijk rejectiewater naar de beluchting wordt gevoerd (zonder dat dit in de influentbelasting zichtbaar is), en moeten daardoor in werkelijkheid meer zuurstof voor ammoniumoxidatie inzetten. Een eerlijke vergelijking zal dan ook alleen opgaan als deze interne stromen duidelijk inzichtelijk en beheersbaar zijn.

relatie bestaat tussen de elementbelasting en het energieverbruik. Een lage elementbelasting geeft een lager energieverbruik. De leeftijd van de beluchtingelementen is van invloed op de efficiency. De leeftijd van de beluchtingsinstallaties van de betrokken energiezuinige rwzi’s varieert voor zover bekend van nul tot vijf jaar. Hoe de efficiency in de loop van jaren afneemt, is niet bekend. Bij continu hoogbelaste zuiveringen in combinatie met hoge luchtbelasting treedt snellere slijtage van de beluchtingselementen op.

Type beluchting en beluchtingselementen

Op negen van de tien rwzi’s wordt bellenbeluchting toegepast met verschillende typen beluchtingselementen (buizen, schotels en platen). Het type beluchtingselement blijkt niet het verschil te maken, maar de elementbelasting. Naast de geselecteerde rwzi’s zijn aanvullende gegevens gebruikt van rwzi’s van de waterschappen met de tien energiezuinigste rwzi’s. De energiezuinige rwzi’s hebben een relatief lage elementbelasting (minder dan 25 Nm3/m2), behalve de rwzi’s Strijen en Tilburg. In afbeelding 2 is te zien dat een

Type regeling

Met betrekking tot de regelingen komt geen eenduidig beeld naar voren. In de meeste gevallen wordt een combinatieregeling toegepast, waarbij primair wordt geregeld op zuurstof met bijsturing op basis van het ammonium-setpoint. Vooral rwzi’s met een capaciteit van meer dan 100.000 i.e. regelen op ammonium en zuurstof. Omdat grote rwzi’s in veel gevallen beschikken over een sliblijn met slibgisting, is een dergelijke geavanceerde meting benodigd om de wisselende ammoniumvrachten afkomstig van de sliblijn beter te kunnen controleren.


platform Daarnaast beschikken rwzi’s met een gisting bijna altijd over één of meerdere voorbezinktanks. Ook regelingen op enkel zuurstof en op redox komen voor bij de energiezuinige zuiveringen. De energiezuinige zuiveringen maken allemaal gebruik van relatief eenvoudige regelmethoden. In geen van de gevallen wordt een complexe (geavanceerde) regeling of een tabelregelaar toegepast. Beluchtingstank en zuurstofinbrengvermogen

De inbrengdiepte van de lucht is een belangrijk aspect bij de energie-efficiëntie van beluchtingsystemen. Daarbij spelen tegengestelde processen een rol. Hoe langer het contact tussen ingebrachte zuurstof(lucht) en het (water)medium, met andere woorden: hoe dieper de lucht wordt ingebracht, des te groter de overdracht. Maar doordat de luchtbel groter wordt naarmate de bovenstaande waterkolom wordt doorlopen, daalt het specifieke inbrengrendement (per meter stijghoogte). Qua inbrengdiepte bestaat een zeker optimum dat bepaald wordt door de specifieke inbrengcapaciteit, het type afvalwater, de slibconcentratie en het beluchtingsysteem waarbij inbrengdieptes tot circa 8,5 meter efficiënt zijn. Boven 8,5 meter ontstaan andere negatieve aspecten, zoals ontgassing, die de bezinkprocessen weer nadelig kunnen beïnvloeden. Bij toepassing van fijne bellenbeluchting ligt de inblaasdiepte in de aëratietanks van de geselecteerde tien rwzi’s tussen de 3,9 en 6,9 meter. Bij deze diepte is een goede relatie tussen de diepte van de tanks en de effectiviteit van de zuurstofoverdracht. De riool­ waterzuiveringsinstallaties van Walcheren, Bath en Eindhoven zijn dieper (respectievelijk 6, 5 en 6,9 meter). De eerste twee staan hoog in de lijst van energiezuinige rwzi’s. De spreiding tussen de OC-waarden is groot, tussen de 3,2 en 30,2 gram zuurstof per i.e. Rwzi Bath heeft de laagste OC-waarde met 3,2 gram zuurstof per i.e., wat ook terug te zien is in de lage elementbelasting van rwzi Bath (9 Nm3/m2 tegenover 24,6 gemiddeld voor rwzi’s, zie afbeelding 2). Enkel bij rwzi Beilen ligt de OC-waarde aanmerkelijk hoger (30,2 gram zuurstof per i.e. per uur). Een oorzaak van deze hoge waarde is niet bekend. Effluenteisen

Het energieverbruik heeft een directe relatie met de kwaliteitseisen van het effluent, waardoor de effluenteis een belangrijke rol speelt in het energieverbruik op rwzi’s. In dit onderzoek zijn rwzi’s opgenomen die een stikstofrendement hebben van minimaal 75 procent. Ten tijde van dit onderzoek zijn niet alle eisen achterhaald. Een strengere eis vraagt een groter aandeel aan i.e.-verwijdering, wat resulteert in meer energieverbruik voor beluchting. Op rwzi Hengelo is de eis voor stikstof-totaal 15 mg/l. Op de meeste rwzi’s ligt deze eis lager: op 10 mg/l. Deze relatief hoge waarde als effluenteis van de rwzi Hengelo kan een verklaring zijn waarom deze in de lijst van energiezuinige rwzi’s staat. Rwzi Bath loost op open water, waarbij pieken in het ammoniumgehalte voorkomen.

Dit resulteert in lagere zuiveringsinspanning, waardoor het energieverbruik voor beluchting relatief laag is. Meer informatie met betrekking tot effluenteisen van andere rwzi’s is nodig om hieraan een conclusie te kunnen verbinden.

Conclusies Het rapport ‘Quick scan inventarisatie achtergronden energiezuinige beluchting rwzi’s’ geeft een portfolio van beschrijvingen van het beluchtingsysteem en -regelingen van rwzi’s met een laag specifiek energieverbruik. Voor dit onderzoek zijn gegevens gebruikt van het CBS2), de BZV1) en specifieke data aangeleverd door zuiveringsbeheerders. Tussen de data van de verschillende bronnen is de discrepantie opvallend. De data verschillen onderling, zijn incompleet en er bestaat een definitieverschil in energiegetallen. Door deze inconsequenties is het zeer moeilijk eenduidige conclusies over de energiezuinigheid van beluchting te trekken. Hierdoor is geen eenduidig beeld naar voren gekomen dat kenmerkend is voor een energiezuinige beluchting. Daarvoor zijn meer gegevens nodig. Het toepassen van een voorbezinktank leidt niet per definitie tot een lager energieverbruik van de beluchtingtank. Een laag belaste rwzi zonder voorbezinktank kan op eenzelfde energieverbruik uitkomen als een hoog belaste rwzi met voorbezinktank. Met betrekking tot de regelingen komt geen duidelijk beeld naar voren. In de meeste gevallen (veelal rwzi’s groter dan 100.000 i.e.) wordt een combinatie van regelingen toegepast, waarbij de primaire zuurstofregeling wordt bijgesteld op basis van een actuele ammoniummeting. Grote rwzi’s beschikken in veel gevallen over een slibgisting. Dan is een dergelijke regeling nodig om de wisselende ammoniumvrachten afkomstig van de sliblijn beter te kunnen verwerken. De gegevens van de rwzi’s zijn aangevuld met specifieke data om vooral de elementbelasting vast te kunnen stellen. Er bestaat een duidelijk relatie tussen energieverbruik en de luchtbelasting van de beluchtingelementen. De gevonden relatie geeft aan dat bij het ontwerp van de beluchtinginstallatie uitgegaan dient te worden van een lage luchtbelasting om de doelstelling van een energiezuinige rwzi te kunnen bereiken. Uit de inventarisatie blijkt overigens niet direct dat plaatbeluchting per definitie beter scoort dan bijvoorbeeld schotels.

berekening van het specifiek energieverbruik voor beluchting (inclusief menging, voortstuwing en interne recirculatie), dan ontstaat een opmerkelijk beeld. De installaties die hoog in de oorspronkelijke lijst van energiezuinige rwzi’s stonden, blijken immers volgens de bovenstaande analyse minder efficiënt te zijn qua beluchting. Om meer inzicht te krijgen en te komen tot eenduidige conclusies is een aangepaste dataset van rwzi’s nodig. Vervolgens kunnen hieruit rwzi’s worden geselecteerd die vergelijkbaar zijn qua belasting, uitvoering en procesvoering om vervolgens te bepalen welke parameter ze op energieverbruik onderscheidend maken. Bij een vervolgonderzoek dienen de volgende zaken aan de orde te komen: • de invloed van voortstuwing en recirculatie op het energieverbruik van de beluchting; • de i.e.-verwijdering uitgesplitst per zuiveringsonderdeel; • implementatie, werking en bedrijfsvoeringaspecten van sensoren; • toepassen van geavanceerde regelingen; • de α-factor van het te beluchten water; • de effluenteis voor de lozing op oppervlaktewater. Ten aanzien van de beluchting moeten nog enkele specifieke aspecten in het vervolgonderzoek meegenomen worden, zoals het rendement van turbocompressoren ten opzichte van rootsblowers, de vervuiling van beluchtingelsementen in de tijd, de effectieve indompeldiepte van beluchtingelementen en de geïnstalleerde beluchtingcapaciteit in relatie tot het opgenomen vermogen. LITERATUUR 1) Unie van Waterschappen (2006). Bedrijfsvergelijking Zuiveringsbeheer 2006. 3) CBS (2006). Zuivering van stedelijk afvalwater, dataverzameling energieverbruik en -opwekking (productie van biogas voor elektriciteitsopwekking en verwarming van het slibgistingsproces, verbruik van biogas en andere energiedragers).

Vooruitblik Verschillende interpretaties van het energieverbruik kunnen zorgen voor een scheef beeld. Om meer duidelijkheid te scheppen, is nader onderzoek nodig op een specifiek aantal zuiveringen. De hoofdvraag is dan vast te stellen wat de invloed van geavanceerde regelingen op het specifiek energieverbruik is. Als de werkelijke i.e.-verwijdering in de aëratietank wordt meegenomen in de H2O / 9 - 2010

33


Christy van Beek, Alterra René Rietra, Alterra Joop Harmsen, Alterra Frank van der Bolt, Alterra

De effecten van baggeren op emissies naar water en lucht Baggeren van sloten is een gangbare praktijk in grote delen van laag Nederland. Bagger is rijk aan nutriënten en organische stof. Bij organisch rijke bagger - zoals in veengebieden - wordt bij iedere baggerronde ongeveer 350 kilo stikstof en 20 kilo fosfaat per hectare opgebracht en draagt daarmee sterk bij aan de bemesting zonder dat dit terugkomt in de mestboekhouding. Het op de kant brengen van bagger kan echter ook leiden tot ongewenste emissies van lachgas en kooldioxide naar de atmosfeer en uitspoeling van stikstof en fosfaat naar grond- en oppervlaktewater. De omstandigheden waaronder dit gebeurt blijken af te hangen van de herkomst van de bagger, aldus een verkennende studie.

D

e waterbodem in sloten groeit aan door afkalven van de slootkant, afsterven van waterplanten, aanvoer van bodemdeeltjes door oppervlakkige afstroming en sedimentatie van met slootwater aangevoerde vaste delen. De aangegroeide waterbodem wordt regelmatig (circa eens per vijf tot tien jaar) uitgebaggerd en direct naast de sloot op de kant gezet of over het perceel verspreid. In vergelijking tot de aanliggende grond bevat bagger meer organische stof, is de redoxpotentiaal lager en de pH hoger. Bij verspreiding van bagger en het in contact komen met de lucht vindt een snelle stijging van de redoxpotentiaal plaats en breekt een deel van de organische stof snel af (binnen een jaar). Bij deze afbraak komen nutriënten vrij. Ook kunnen gereduceerde verbindingen oxideren en in oplossing gaan. Het opbrengen van bagger kan

dan als een ‘trigger’ optreden voor het mobiliseren van stoffen in de bodem die kunnen uitspoelen naar grond- en oppervlaktewater of vervluchtigen als broeikasgas. In een verkennende studie is het effect van bagger op de uitspoeling van stikstof en fosfaat naar grond- en oppervlaktewater en op de emissies van lachgas en kooldioxide naar de atmosfeer onder geconditioneerde omstandigheden onderzocht.

Effect van bagger op uitspoeling stikstof en fosfaat In juni 2008 zijn verschillende behandelingen met bagger en grond in triplo aangebracht in lysimeters, waarbij de dikte van de laag bagger al dan niet op de grond is gevarieerd (zie tabel 1). De effecten van het direct naast de sloot op de kant zetten van bagger (tien centimeter dikke laag) versus het over het gehele perceel verspreiden van bagger

door gebruik van een baggerspuit (twee centimeter dikke laag) en de gevolgen van de interactie tussen bodem en bagger zijn zo bestudeerd. De grond en bagger waren afkomstig uit de Vlietpolder nabij Leiden en uit Zegveld nabij Woerden. Dit zijn veengebieden waarvan zowel de grond als bagger rijk is aan organische stof (zie tabel 2). Nadat de bagger uit de sloot was gehaald, werd het overgebracht in lysimeters van tien liter met een geperforeerde bodem (zie foto). De bodem was afgedekt met filterdoek (poriëngrootte 5 µm). Percolatiewater werd opgevangen in een reservoir en geconserveerd door toevoeging van HgCl2. De minimale (verticale) afstand tussen de lysimeters en het reservoir was tien centimeter. De lysimeters werden opgesteld in de buitenlucht in een omheinde locatie in Wageningen. Grond en bagger

Tabel 1. Cumulatieve uitspoeling van stikstof en fosfaat uit bagger na 160 dagen als functie van de dikte van de baggerlaag en wel of geen bodemlaag (gift als bagger, en uitspoeling in kilo’s per hectare).

lysimeter bagger (cm) bodem (cm) fosfaatgift via bagger stikstofgift via bagger fosfaatuitspoeling stikstofuitspoeling

1 10 - 169 1529 10 26

2 2 - 41 369 2,8 14

Vlietpolder

3 10 2 189 1701 0,3 14

* In de controlebehandeling was geen grond en bagger aanwezig.

34

H2O / 9 - 2010

4 5 2 - 2 2 44 400 0,3 0,5 21 26

6 10 - 156 2174 0,6 9

7 2 - 6 496 0,2 10

Zegveld

8 10 2 175 2441 0,3 13

9 2 2 38 534 0,3 21

*

10 2

11

0,6 31

0,1 12


platform

Lysimeter-opstelling: verschillende verhoudingen grond en bagger werden aangebracht in de bovenste (zwarte) geperforeerde emmers. Het percolatiewater werd opgevangen in de onderste (grijze) emmer en regelmatig geanalyseerd.

zijn voorafgaand aan het experiment en tweemaal gedurende het experiment gewogen. Gedurende zes maanden is elke maand het percolaat geanalyseerd op nitraat, ammonium, fosfaat, DOC, totaal-stikstof en de pH. Bij aanvang en aan het einde van de proef zijn totaalgehalten aan stikstof, fosfaat, zwavel en koolstof in bagger en grond bepaald.

Effect van bagger op emissies van lachgas en koolstof Tegelijkertijd zijn in een laboratoriumproef de emissies van lachgas en kooldioxide uit de grond en bagger bepaald. Hiertoe zijn drie behandelingen met vers materiaal ingezet: alleen grond, alleen bagger én bagger en grond, waarbij het materiaal afkomstig was uit de Vlietpolder. Teruggerekend bestond iedere behandeling uit 100 gram

droog materiaal. De behandelingen zijn geïncubeerd bij 15°C. Na één, drie, zeven, 14, 28, 60, 120 en 200 dagen zijn de emissies van lachgas en kooldioxide gemeten met behulp van foto-akoestische analyses1).

Uitspoeling van stikstof en fosfaat uit bagger De initiële gehalten aan nutriënten in veengrond en bagger waren hoog en de verschillen tussen de locaties beperkt (zie tabel 2). Uit de bagger uit de Vlietpolder spoelde veel meer fosfaat uit dan uit de bodem van de Vlietpolder (zie afbeelding 1). De verschillen in fosfaatuitspoeling tussen alleen de bagger uit de Vlietpolder en alleen de bagger uit Zegveld zijn fors (circa een factor 15) en kunnen worden verklaard uit de fosfaatverzadigingsgraad van de bagger (zie tabel 2).

Tabel 2. Initiële totaalgehalten aan nutriënten in grond en bagger (gram per kilo) en fosfaatverzadiging (%).

stikstof-totaal fosfaat-totaal zwavel-totaal koolstof-totaal fosfaatverzadiging*

Vlietpolder grond bagger

8 1,2 3 104 21

14 1,6 25 239 47

Zegveld grond

bagger

18 2,2 5 220 19

19 1,4 18 279 23

* fosfaatverzadiging = twee maal P/(Fe+Al+Mn) x 100% (P, Fe, Al en Mn geëxtraheerd met oxaalzuur in mol/kg).

Afb. 1: Cumulatieve fosfaatuitspoeling uit bagger, bagger met een laag grond en grond.

Uit de bagger afkomstig van Zegveld spoelde minder of evenveel fosfaat uit als uit de bodem van Zegveld. De uitgespoelde hoeveelheden geven een indicatie van de potentiële belasting van de bodem en het oppervlaktewater (via bodem en/of via oppervlakkige afstroming). De behandeling met tien centimeter bagger correspondeerde voor beide gronden ongeveer met een gift van 160 kilo fosfaat per hectare (zie tabel 1). De uitspoeling bedroeg ongeveer tien kilo fosfaat per hectare voor bagger uit de Vlietpolder en 0,6 kilo fosfaat per hectare voor bagger uit Zegveld. Voor de Vlietpolder zijn de fosfaatgift via bagger en de resulterende uitspoeling hoog ten opzichte van de jaarlijkse fosfaatgebruiksnorm van 44 kilo fosfaat per hectare en de gemiddelde uitspoelingsfluxen van 0,5 tot vijf kilo fosfaat per hectare in het westelijk veenweidegebied2). Voor Zegveld waren deze waarden lager (zie tabel 1). De stikstofuitspoeling uit beide baggersoorten was lager of gelijk aan de normale waarden voor stikstofuitspoeling uit de veengronden. De aanwezigheid van twee centimeter grond onder de bagger leidde tot een vermindering van de fosfaatuitspoeling uit de grond (zie afbeelding 1). Dit werd veroorzaakt door fosfaatbinding uit bagger aan de onderliggende grond. Deze was in tegenstelling tot de bagger aeroob (hogere redox) en biedt daardoor meer bindingsmogelijkheden. Hierdoor leidde in deze proef de toediening van bagger, ondanks de relatief hoge fosfaatgift, niet tot een sterke stijging van de uitspoeling van fosfaat. De absolute fosfaatconcentraties in het percolaat, en daarmee de verschillen tussen de twee baggersoorten, konden grotendeels verklaard worden uit de fosfaatverzadiging (zie tabel 2). Tijdens de proef nam de fosfaatuitspoeling af. De fosfaatconcentratie bij twee centimeter bagger was veel lager dan bij tien centimeter bagger. Bovendien nam de uitspoeling van sulfaat toe en de pH af. Deze processen wijzen op oxidatie van ijzer(II)sulfide, resulterend in de vorming van ijzer(III)oxide en uitspoelbaar sulfaat. IJzer(III) bindt fosfaat. Dat kan de afname in de fosfaatuitspoeling verklaren. In de laag van twee centimeter is de oxidatie sneller over de gehele laag gerealiseerd en zal dus ook sneller een lagere uitspoeling geven (zie afbeelding 1).

Broeikasgasemissies uit bagger De emissie van broeikasgassen uit bagger was aanzienlijk: per baggerronde en per hectare ongeveer twee ton kooldioxide en 2,5 ton kooldioxide-equivalenten als lachgas. Dit is ongeveer gelijk aan respectievelijk zes en 20 procent van de gerapporteerde kooldioxide- en lachgas-emissies voor ontwatering van veengronden3), waarbij een baggerfrequentie van eens in de vijf jaar en een baggerdikte en een baggeraanvoer van 180 ton per hectare is aangenomen4)). De aanwezigheid van bagger leidt tot een aanzienlijke stijging van emissies in vergelijking tot alleen grond, maar de hoogste emissies werden gevonden in de behandelingen van bagger met grond, waarbij vooral H2O / 9 - 2010

35


zal bij verspreiden de benutting door het gewas het grootste zijn. Voor de uitstoot van kooldioxide worden lagere emissies verwacht bij het in een dikkere laag direct naast de sloot op de kant of in depot zetten in vergelijking tot het opspuiten van de bagger.

Afb. 2: Cumulatieve emissies van kooldioxide (zwart) en lachgas (grijs) uit verschillende behandelingen in de tijd.

de emissie van kooldioxide sterk toeneemt (zie afbeelding 2). Bij alleen bagger kan de kooldioxide-emissie worden geremd door de langzamere rijping van de bagger door de langer nat blijvende omstandigheden.

Interactie tussen bodem en bagger Het op de kant zetten van bagger is een gangbare praktijk in grote delen van laag Nederland. In deze en in vorige studies is aangetoond dat stikstof- en fosfaatconcentraties in organisch rijke bagger zeer hoog kunnen zijn. Omgerekend naar een gemiddelde baggerdikte van 1,8 centimeter bij gebruik van een baggerspuit4) wordt per baggerronde ongeveer 350 kilo stikfstof en 20 kilo fosfaat per hectare toegediend. Dit geeft een substantiële bijdrage aan de bemesting gezien de stikstofgebruiksnorm van 265 à 300 kilo en de fosfaatgebruiksnorm van 44 kilo per hectare. Naast de bemestende werking kan uit deze bagger potentieel veel stikstof en fosfaat uitspoelen naar grond- en of oppervlaktewater. Lachgas en kooldioxide kunnen vervluchtigen. Uit de verschillende behan-

delingen bleek dat de aanwezigheid van grond een versterkend effect heeft op de emissies van kooldioxide, weinig effect op lachgas en een sterk afzwakkend effect op de uitspoeling van fosfaat. De uitspoeling kan in de praktijk kleiner zijn dan de hier gemeten potentiële uitspoeling wanneer het geteelde gewas, van oudsher grasland, in staat is de vrijkomende nutriënten vast te leggen. Grofweg zijn er drie methoden om sloten uit de baggeren: door het direct naast de sloot op de kant te zetten, het met een baggerspuit over het gehele perceel te verspreiden of opzuigen en wegzetten in tijdelijke baggerdepots. De laatste methode lijkt momenteel aan terrein te winnen in veengebieden vanwege de slechte bereikbaarheid van veel vaarten voor de eerste twee methoden. Uit de resultaten van deze studie kan de hypothese afgeleid worden dat het zo goed mogelijk verspreiden van bagger voordelig is vanwege de bodemvruchtbaarheid, en daarmee potentieel mest uitspaart in vergelijking tot het in een dikkere laag opbrengen of opslaan. Ook

Deze studie toont aan dat schijnbaar vergelijkbare baggersoorten tot zeer verschillende emissies kunnen leiden, waarbij de dikte van de baggerlaag een meer dan evenredig effect geeft. Vanuit de bemestende waarde van bagger als vanuit het risico voor uit- en afspoeling van stikstof en fosfaat lijkt een dunne laag (baggerspuit) de voorkeur te hebben boven het aanbrengen van een dikke laag (het op de kant zetten van bagger). Al deze resultaten betreffen echter proeven onder geconditioneerde omstandigheden voor bagger en bodem afkomstig van twee locaties. Het is hoog tijd voor een integrale vergelijkende studie op veldschaal naar de effecten van verschillende vormen van baggeren op de bemesting, broeikasgasemissies en uitspoeling naar grond- en oppervlaktewater. LITERATUUR 1) Van Groenigen J., G. Kasper, G. Velthof, A. van den Pol-van Dasselaar en P. Kuikman (2004). Nitrous oxide emissions from silage maize fields under different mineral nitrogen fertilizer and slurry applications. Plant and Soil nr. 263, pag. 101-111. 2) RIVM (2002). MINAS en Mileu. Balans en verkenning. Rapport 718201005. 3) Brandes L., P. Ruyssenaars, H. Vreuls, P. Coenen, K. Baas, G. van den Berghe, G. van den Born, B. Guis, A. Hoen, R. te Molder, D. Nijdam, J. Olivier, C. Peek en M. van Schijndel (2007). Broeikasgasemissies in Nederland 1990-2005. PlanBureau voor de Leefomgeving. Rapport 500080006. 4) Van Schaik F., C. van Beek en K. van Houwelingen (2003). Waterbodem en baggerproef in de Vlietpolder. Hoogheemraadschap van Rijnland. 5) Rietra R., C. van Beek en J. Harmsen (2009). Uitspoeling van stikstof en fosfaat na toediening van slootbagger op veengrond. Alterra. Rapport 1984.

advertentie

Uw proces verdient...

...een fit hart Kijk voor ons complete fitness programma op www.wijkboerma.nl of bel 050 549 59 00 AdvWB185x64b.indd 1

36

H2O / 9 - 2010

03-02-2010 09:21:26


platform

Peter Jules van Overloop, TU Delft Peter Beuse, Rijkswaterstaat Noord-Holland

Grotere pompen voor een energiezuiniger waterbeheer In 2004 is het spui- en maalcomplex IJmuiden uitgebreid met twee pompen (van vier naar zes), ieder met een capaciteit van 50 kubieke meter per seconde. Alle zes pompen tezamen vormen met 260 kubieke meter per seconde het grootste gemaal van Europa. Parallel aan het maalgedeelte is er de mogelijkheid om water te spuien tijdens laag water met zeven spuikokers, afsluitbaar met schuiven. Het jaarlijkse energieverbruik van de pompen bedraagt gemiddeld acht miljoen kWh. Voor het gemak omgerekend met een bedrag van 0,10 euro per kiloWattuur Afb. 1: Totale beheergebied dat loost bij IJmuiden (groen = volledig, geel = voor ongeveer de helft). betekent dit een kostenpost van 800.000 euro per jaar. Een reductie in het energieverbruik van enkele procenten levert dus al een aanzienlijke kostenbesparing op.

H

et watersysteem dat door het complex IJmuiden wordt beïnvloed, betreft het Noordzeekanaal en het Amsterdam-Rijnkanaal. De instroom van water in deze kanalen is afkomstig van de hoogheemraadschappen De Stichtse Rijnlanden, Hollands Noorderkwartier, Rijnland en Amstel, Gooi en Vecht, van directe afstroming en water voor doorspoeling vanuit de Lek en het Markermeer (zie afbeelding 1). Het water in het Noordzeekanaal kan tijdens laag water worden gespuid met zeven spuikokers, die geheel onder water liggen. Om zout­indringing zoveel mogelijk tegen te gaan, worden de schuiven pas geopend wanneer het kanaalpeil twaalf centimeter hoger is dan de waterstand aan zeezijde. De maximale capaciteit van deze schuiven tezamen is gelimiteerd op 500 kubieke meter per seconde. Tevens kunnen zes pompen het water uit het kanaal uitslaan. Er zijn drie paar van steeds twee identieke pompen beschikbaar. Ieder paar heeft een eigen karakteristieke relatie tussen vermogen, debiet en opvoerhoogte. Uiteraard geldt voor alle pompen de fysische wet dat bij grotere opvoerhoogten en gelijkblijvend elektrisch vermogen het debiet reduceert en bij gelijkblijvend debiet het benodigde elektrische vermogen toeneemt. Naast het afvoeren van overtollig water is scheepvaart de belangrijkste gebruiksfunctie van de kanalen. Aangezien schepen over schutsluisdrempels en tunnels en onder bruggen door moeten kunnen varen, zijn H2O / 9 - 2010

37


de marges waarbinnen de waterstanden op het kanaal mogen fluctueren beperkt. Het maximaal toegestane peil op het Noordzeekanaal is NAP -0,30 m, terwijl het toegestane minimum peil NAP -0,55 m is.

Operationeel waterbeheer Het beheer van het complex werd tot augustus 2008 gevoerd vanuit de controlekamer te IJmuiden. Operators waren dag en nacht, zeven dagen per week aanwezig op het complex. In de controlekamer hebben ze de beschikking over actuele metingen van verschillende locaties op het kanaal en aan de zeezijde. Wanneer de gemiddelde waterstand op het kanaal afwijkt van het streefpeil van NAP -0,40 m, wordt hierop gereageerd door het inzetten van één of meer pompen. Aangezien het gebruik van de spuisluis veruit de goedkoopste manier is om water kwijt te raken, wordt deze optie zoveel mogelijk benut. Er is een digitaal rekenblad beschikbaar dat rekening houdt met de verwachte neerslag en de spui­mogelijkheden en waarmee wordt bepaald hoeveel water moet worden afgevoerd, maar de operators reageren ook op de verwachte neerslag op basis van hun ervaring.

Afb. 2: Operationeel beheer door operators (18 en 19 juli 2008). Afb. 3: Operationeel beheer door overnemen van de adviezen van het beslissingsondersteunend systeem (15 en 16 oktober 2008).

Sinds augustus 2008 wordt het waterbeheer op afstand uitgevoerd vanuit de Verkeerspost Schellingwoude. Operators hebben tevens scheepvaartmanagement als belangrijke taak erbij gekregen. Tegelijkertijd is er een beslissingsondersteunend systeem (BOS) beschikbaar gekomen dat adviezen voor het waterbeheer genereert1),2),3). Deze adviezen geven de inzet van de schuiven en pompen over de komende 24 uur en het verwachte effect daarvan op de waterstanden. Ieder uur wordt een nieuw advies berekend voor de aankomende 24 uur en door acceptatie van dit advies wordt deze doorgezet naar de afzonderlijke schuiven en pompen. Belangrijk is dat de operator nog steeds verantwoordelijk is voor het waterbeheer en in geval van twijfel kan en moet afwijken van het advies. De operator heeft in plaats van permanent regelaar de rol van supervisor gekregen. De adviezen worden berekend met behulp van wiskundige optimalisatie, waarin de waterstandsafwijkingen van streefpeil worden gewogen tegen het benodigde energieverbruik4). De oplossingsruimte van de optimalisatie wordt gelimiteerd door fysische beperkingen, zoals maximale pomp- en spuicapaciteiten en operationele beperkingen, zoals minimaal en maximaal toegestane waterpeilen en minimaal toegestane schakelfrequentie van de pompen (zie voor vergelijkbare configuraties van deze real-time optimalisatie­ methode 5),6),7),8)).

Energiebesparing Het gebruikte computersysteem combineert veel informatie, kijkt vooruit en optimaliseert. Het is de verwachting dat men hierdoor energie bespaart. In eerste instantie was de verwachting dat de belangrijkste besparing zou zitten in het beter benutten van de waterstandmarges. Doordat het BOS nauwkeuriger kan berekenen wat de verwachte situatie is, zou pompen kunnen

38

H2O / 9 - 2010

worden uitgesteld ten faveure van een spui in de nabije toekomst. Uit de hiernavolgende resultaten blijkt echter dat de op dit moment behaalde besparing zit in het beter benutten van de relatie tussen vermogen, debiet en opvoerhoogte. Dit kan worden geïllustreerd door een vergelijking te maken tussen een periode dat het beheer wordt uitgevoerd zonder gebruik van het BOS en een periode dat het beheer wordt uitgevoerd met gebruik van het BOS9). De resultaten van twee dagen operationeel beheer zonder BOS zijn weergegeven in afbeelding 2. Linksboven zijn de gemeten buitenwaterstand en het gemiddelde kanaalpeil weergegeven. Rechtsboven staat het verbruikte vermogen. Linksonder betreft het berekende instroomdebiet en het gemeten spuidebiet. Rechtsonder is ten slotte het totale pompdebiet weergegeven. Uit de metingen blijkt dat de operators hun taak goed uitvoeren. De waterstand op het kanaal blijft dicht bij het streefpeil en ruim

binnen de marges. Er wordt echter geen rekening gehouden met het energieverbruik van de pompen. Dit is te zien in de periode 35 tot 48 uur. Twee pompen staan aan met een totaaldebiet van 100 kubieke meter per seconde. Het getij gaat in die periode over van laag naar hoog water. Het verschil in verbruikt elektrisch vermogen gaat van één MegaWatt tijdens laag water naar 2,4 MW tijdens hoogwater. Een ander voorbeeld van het niet meenemen van het energieaspect in het beheer is te zien aan het begin van de metingen. In de eerste twee uur wordt veel gespuid en wordt het peil in het kanaal tot NAP -0,45 m getrokken. Dit lijkt in eerste instantie energiezuinig. Er wordt daarna met slechts één pomp gemalen. Het duurt ongeveer drie uur voordat het kanaalpeil weer is gestegen tot streefpeil. Dit is een aanwijzing voor de operator om meer pompen bij te schakelen en het kanaalpeil op streefpeil te handhaven. Het moment van bijschakelen valt echter samen met de hoogwaterpiek die een aantal


platform 2008, waarin het BOS vanaf september functioneert, bedraagt het energieverbruik 6.863.648 kWh (acht procent besparing). Deze getallen in ogenschouw nemend, is 25 procent besparing een realistische inschatting. Dit betekent bij een gemiddelde kostenpost van 800.000 euro per jaar een besparing van 200.000 euro per jaar.

Discussie De grootste besparing wordt gehaald uit het inzetten van extra pompen tijdens perioden dat deze tegen lage energiekosten veel water kunnen uitslaan. Ook dag- en nachttarieven kunnen hiervoor worden benut, indien het energiecontract hierin voorziet. Hoewel het hier in eerste instantie een kostenbesparing betreft, zou het koppelen met energienetwerken in de toekomst ook tot energiebesparing op landelijke schaal kunnen leiden. Het plaatsen van pompen op de Afsluitdijk om het IJsselmeer te bemalen bij verwachte zeespiegelstijging, zou wel eens een veel goedkopere optie kunnen zijn dan nu door Rijkswaterstaat gedacht. Deze overwegingen en de resultaten van meer dan een jaar optimaal pompen bij IJmuiden verklaren de paradox in de titel van dit artikel. Grote pompen kunnen in korte tijd veel water uitslaan op gunstige momenten. Deze gunstige momenten kunnen zelfs periodes zijn dat het buitenwater lager staat dan het binnenwater. In plaats van kiezen tussen spuien of pompen is er blijkbaar een veel geleidelijkere overgang hiertussen. Bij verwachte zeespiegelstijging kan Nederland adaptief gebruik maken van een glijdende schaal van: spuien - naar spuien en goedkoop pompen - naar goedkoop pompen.

uur na het einde van de spui optreedt. In de grafiek rechtsboven is te zien dat door het bijschakelen op uur 5 een grote sprong in het verbruikte vermogen tot 5 MW optreedt. De totale verbruikte energie in de gehele periode van 48 uur bedraagt 79.519 kWh. Afbeelding 3 betreft de metingen over twee dagen waarin de adviezen van het beslissingsondersteunend systeem zijn overgenomen. Deze periode is genomen omdat een vergelijkbare instroom optrad. De spuimogelijkheden zijn iets minder dan in de eerste periode. Uit deze metingen blijkt dat de peilen van het Noordzeekanaal eveneens ruim binnen de marges blijven, maar dat de relatie tussen vermogen, debiet en opvoerhoogte relatie beter wordt benut. Dit is te zien direct na uur 30 en uur 40. Aangezien op die momenten hoge buitenwaterstanden optreden, adviseert het BOS op die momenten geen pompen in te zetten. Tijdens de tussenliggende lage buitenwaterstanden wordt wel gepompt tegen lage energiekosten. Een andere belangrijke winst wordt gehaald uit het doorpompen tijdens perioden dat gespuid kan worden. De twee nieuw

geïnstalleerde pompen kunnen namelijk naar beneden pompen tot een maximum verval van 20 cm. Dit is een breuk met het in het verleden gangbare waterbeheer, waarin pompen uitsluitend worden gezien als werktuigen om water op te tillen. Als echter veel water moet worden afgevoerd en de spui beperkt is, is het zinvol om pompen juist op dat moment in te zetten. Het totale energieverbruik over de twee dagen met BOS bedraagt 52.491 kWh. In deze twee dagen is ongeveer 2000 euro bespaard ten opzichte van het beheer zonder BOS. Vermeld moet worden dat door gebruik te maken van het BOS vaker (1,7 keer) is geschakeld met de pompen, maar dat nog steeds voldaan is aan de minimale schakel­ frequentie per pomp van eens per drie uur. Een andere vergelijking kan worden gemaakt door het jaar 2007 (volledig jaar zonder BOS) te vergelijken met 2009 (volledig jaar met BOS). De verbruikte energie in 2007 is 7.445.241 kWh, terwijl dit in 2009 4.851.348 kWh is. Dit betekent een besparing van 35 procent. Waarschijnlijk is dit een overschatting van de werkelijke besparing, aangezien 2007 natter was dan 2009. In

LITERATUUR 1) Trinité Automatisering (2002). Technisch en functioneel ontwerp BOS Noordzeekanaal/ Amsterdam-Rijnkanaal. 2) HKV Lijn in Water (2002). Beslissings Ondersteunend Systeem Noordzeekanaal/ Amsterdam-Rijnkanaal, modelvorming. 3) Van Overloop P.-J., P. Beuse en R. Weissenbruch (2005). Energiezuinig beheer van maal- en spuicomplex IJmuiden. H2O nr. 14/15, pag. 47-49. 4) Van Overloop P.-J. (2006). Model predictive control on open water systems. Proefschrift Technische Universiteit Delft. 5) Nelen F. (1992). Optimized control of urban drainage systems. Proefschrift Technische Universiteit Delft. 6) Lobbrecht A. (1997). Dynamic water-system control. Proefschrift Technische Universiteit Delft. 7) Botterhuis A. en A. McCaffrey (2003). Application of chance constraint programming to water system control. In Safety and Reliability. Bedford en Van Gelder. 8) Van Leeuwen P. (2003). Sturing van afvalwater­ systemen. Proefschrift Technische Universiteit Delft. 9) Van Overloop P., R. Negenborn, B. De Schutter en N. van de Giesen (2010). Predictive control for national water flow optimization in The Netherlands. Chapter 17 in Intelligent Infrastructures (R. Negenborn, Z. Lukszo en H. Hellendoorn, red.), pag. 439-461.

H2O / 9 - 2010

39


agenda 18 mei, Bussum Automatisering in de waterwereld

seminar over het integreren van de bestaande automatiseringssystemen van verschillende fabrikanten als gevolg van de groeiende samenwerking tussen gemeenten en waterschappen op het gebied van riolering en zuivering van afvalwater. Met bijdragen van de hoogheemraadschappen van Hollands Noorderkwartier en Delfland. Organisatie: KPN en CimPro. Informatie: www.cimpro.com of (076) 531 77 88.

19-20 mei, Rotterdam Industrie en milieu

jaarlijkse vakbeurs die zich richt op de industriële markt en een uitgebreid scala aan oplossingen en diensten in alle deelaspecten van de milieumarkt biedt, zoals afvalwateren emissiebehandeling, bodemonderzoek en energietechnologie en afvalmanagement. Organisatie: easyFairs. Informatie: milieu-nl@easyfairs.com.

20 mei, Gouda Vaart maken met kennis

jaarlijkse CUR bouw- en infradag, met dit jaar als thema het steeds vaker gebruiken van ICT-toepassingen om tot een integraal ontwerp te komen en sneller te bouwen. Organisatie: CUR Bouw & Infra. Informatie: www.curbouweninfra.nl.

20 mei, Wapenveld Visherstel XL

symposium over het herstel van de visstand in de beken in Nederland. Organisatie: Waterschap Veluwe en STOWA. Informatie: www.veluwe.nl.

20 mei, Assen Zorg voor grondwater in de stedelijke omgeving: beleid en techniek in de praktijk

studiedag over ervaringen met grondwaterprojecten en de gemeentelijke zorgplicht in Noord-Nederland. Organisatie: Debets bv. Informatie: tinekehepping@debetsbv.nl.

25 mei, Veldhoven Samengestelde peilgestuurde drainage

veldsymposium met als belangrijkste doel medewerkers van provincies en waterschappen kennis te laten maken met samengestelde drainage: hoe werkt het, wat zijn de voordelen om verdroging tegen te gaan, hoe zit het met de landbouwkundige aspecten en waar moet je op bedacht zijn? Organisatie: Wageningen Universiteit, PPO en STOWA. Informatie: Abco de Buck (0320) 29 13 40 of Michelle Talsma (033) 460 32 00.

25 mei, Delft Recent advances in water resources

colloquium met een bijdrage van professor Strack (Universiteit van Minnesota): ‘New techniques in modeling groundwater flow:

40

H2O / 9 - 2010

The generating analytic element approach’. Organisatie: Afdeling Waterhuishouding van de Faculteit Civiele Techniek en Geowetenschappen van de TU Delft. Informatie: e.j.m.veling@tudelft.nl.

25-26 mei, Alkmaar Advances in flood forecasting and the implications for risk management

internationale bijeenkomst met onder andere de introductie van nieuwe benaderingen van hydrologische en meteorologische voorspellingen, het omgaan met onzekerheden en het bevorderen van een geïntegreerde aanpak (modelketen, risicobepaling, besluitvorming en communicatie). Organisatie: Commissie voor Hydrologie van de Rijn en Nationaal Comité IHP-HWRP. Informatie: www.chr-khr.org.

26 mei, Ervaar het zelf regenwater laat zich managen

seminar rond de laatste ontwikkelingen op het gebied van duurzaam waterbeheer. Centraal thema is de juiste opvang en behandeling van regenwater. Een langere levensduur van regenwatersystemen zorgt ook voor lagere onderhoudskosten. Belangrijk onderdeel van de dag is de presentatie van proefopstellingen. Organisatie: Wavin Nederland. Informatie: www.wavin.nl/intesio.

27 mei, Ede Meetdag Riolering

informatieve bijeenkomst bedoeld om meer inzicht te krijgen in het belang van goed meten. Organisatie: Stichting RIONED. Informatie: www.riool.net.

1-2 juni, Middelburg Zeeuwse samenwerking in de baggerketen

tweedaagse bijeenkomst, waarbij tijdens de eerste dag de nadruk ligt op het programma van het Bestuursakkoord Waterbodems en op de tweede dag baggeractiviteiten in de praktijk bekeken worden. Organisatie: Baggernet. Informatie: marjan.euser@deltares.nl.

3 juni, Utrecht Sturing in de afvalwaterketen

presentatie van de resultaten van een gemeenschappelijk project van waterschap en gemeenten over sturing in de waterketen én van een generiek meet- en regelsysteem voor de afvalwaterketen. Organisatie: Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier, de gemeenten Alkmaar, Heerhugowaard en Purmerend, Deltares en Nelen & Schuurmans. Informatie: www.control-next.nl of (030) 233 02 00.

7-9 juni, Apeldoorn Riolering & stedelijk watermanagement

lezingen en congressen over riolering en stedelijk watermanagement, met daarnaast een uitgebreid beursprogramma van gerela-

teerde diensten en producten. De congressen en de beurs stonden oorspronkelijk op de agenda voor 16 t/m 18 maart. Organisatie: HoLaPress Communicatie. Informatie: www.nationaalcongresriolering.net.

10 juni, Utrecht Zoet-zout

bijeenkomst waarop onder meer gesproken wordt over hoe Rijkswaterstaat als waterbeheerder omgaat met de zoutbelasting naar het zoete deel van het hoofdwatersysteem bij zoet-zoutovergangen. Welke mogelijkheden en innovaties zijn er om de zout­indringing zoveel mogelijk te beheersen en de barrières voor vis niet te groot te maken? Organisatie: Rijkswaterstaat. Informatie: www.zoetzout.nl.

16 juni, Nieuwegein Juridische update voor de watersector

congres over nieuwe regels en wetten en hun praktische consequenties. Organisatie: Studiecentrum voor Bedrijf en Overheid. Informatie: www.sbo.nl/juridischwater.

17 juni, Utrecht Wie adviseert de prins?

bijeenkomst waarop de secretaris van de Adviescommissie Water, Koos Wieriks, toelicht hoe prins Willem-Alexander geadviseerd wordt. Daarna een debat over de rol die Nederland - en de kroonprins in het bijzonder - (inter)nationaal speelt. Verder wordt stilgestaan bij 60 jaar ICID (International Commission on Irrigation and Drainage). Organisatie KIVI NIRIA, afdeling Waterbeheer. Informatie: wie-adviseert-de-prins@duo-advies.nl.

24 juni, Rotterdam Legionellapreventie

studiedag over de preventie van Legionella in zowel leidingwater als industriële systemen. Organisatie: Euroforum. Informatie: www.euroforum.nl/legionella.

24 juni, Arnhem Watereducatie

landelijke uitwisselingsbijeenkomst voor mensen die bezig zijn met water(educatie), waaronder de watersector. Organisatie: SME Advies. Informatie: www.sme.nl.

24 juni, Utrecht Opgelucht meer pompen

derde CAPWAT-seminar waarin wordt gezocht naar praktische oplossingen voor een robuust ontwerp en beheer van afvalwaterpersleidingen. Aanleiding is een grootschalig onderzoeksprogramma naar capaciteitsverliezen in deze leidingen ten gevolge van stagnerende gasbellen. Organisatie: Deltares en TU Delft. Informatie: www.deltares.nl/nl/evenementen.


handel & industrie Intelligent beheersysteem voor gemalen Grundfos heeft een geavanceerd monitorings- en besturingssysteem ontwikkeld voor gemalen: Dedicated Controls. Het is bij uitstek geschikt voor gebruik in rioleringsstelsels en utiliteitsgebouwen en draagt bij aan het reduceren van de beheerkosten. Dedicated Controls is een grafische besturingscomputer waarmee gemalen met maximaal zes pompen zijn te automatiseren. Het systeem bestuurt niet alleen, maar beschikt ook over functies als alarmafhande­ling en gegevensopslag. De besturing is eenvoudig te koppelen aan SCADA- en beheersystemen via vaste en draadloze netwerkverbindingen. Dit maakt het mogelijk een pompstation op afstand te besturen en via SMS statusinformatie naar

de technisch beheerder of de storingsdienst te sturen. Voor Dedicated Controls is een nieuw scherm ontwikkeld om alle functies en gemakkelijk toegankelijk te maken en eenvoudig te kunnen bedienen. Het grote beeldscherm toont een grafische weergave van het pompstation. Voor meer informatie: Robin Konijn (088) 478 63 93.

Water uit de onderwereld Onderzoekers van het in Karlsruhe gevestigde Institut für Technologie hebben een bijzonder watersysteem op Java aangelegd dat in maart in bedrijf is gesteld. Bij dit door de Duitse overheid gesteunde project is apparatuur van pomp- en afsluiterfabrikant KSB uit Zwanenburg toegepast. Het bedrijf leverde pompmodules die hun energie uit een op 100 meter diepte stromende rivier betrekken.

beschikbaar. Zonder de installatie was dit niet meer dan tien liter. Het systeem, dat zichzelf van energie voorziet, dient als voorbeeld voor soortgelijke projecten in karstgebieden over de

gehele wereld. In Indonesië is men inmiddels met een tweede project van eenzelfde soort begonnen. Een andere installatie moet in 2011 in de onderaardse grot Seropan worden gerealiseerd.

Onderaardse stuwdam in Gua Bribin op Java (foto: Institut für Technologie, Karlsruhe).

Doordat in de landelijke omgeving geen stroomnet aanwezig is en dieselaangedreven aggregaten te duur zijn, moet een bijzondere technische constructie uitkomst bieden. Door het afdammen van de rivier is voldoende energie te winnen om de pompen aan te drijven. Pompen worden als turbine ingezet, die via een mechanische koppeling de hogedrukpompen aandrijven die het water omhoog pompen naar een hoog gelegen reservoir. Voor de ongeveer 75.000 bewoners is nu - afhankelijk van het seizoen meer dan 50 liter water per dag per persoon

Subsidie voor zuivering die energie en fosfaat oplevert Een consortium bestaande uit DHV, HITC, LeAF, NedMag, STOWA, Technische Universiteit Delft en de waterschappen Hunze en Aa’s en Noorderzijlvest ontvangen overheidssubsidie voor het verder ontwikkelen en beproeven van een afvalwaterzuiveringstechniek die verontreinigingen uit afvalwater haalt en deze omzet in stroom en grondstof voor de fosfaat- of kunstmestproductie. De subsidie wordt verleend vanuit het Innovatieprogramma Kaderrichtlijn Water van het ministerie van Verkeer en Waterstaat. Bij dit nieuwe zuiveringsprincipe wordt een brandstofcel gebruikt om ammoniak om te zetten in duurzame stroom en warmte. Het proces past een kristallisatiestap toe om ammonium van het afvalwater af te scheiden, te concentreren, te zuiveren en om te zetten in zuiver ammoniakgas als brandstof voor de brandstofcel. De techniek is niet alleen toepasbaar voor afvalwater en apart ingezamelde urine, maar bijvoorbeeld ook bij mestverwerking en stalluchtbehandeling.

Dit nieuwe principe levert niet alleen schoner water op door een verlaging van de stikstof- en fosfaatverbindingen in het oppervlaktewater. Ook bespaart het stroom, reduceert de techniek de uitstoot van broeikasgassen en wint het fosfaat terug. Bovendien is het beduidend goedkoper dan de huidige wijze van reiniging, volgens het consortium. Inmiddels is patent aangevraagd op deze zuiveringsmethodiek. Ook is het project

onlangs genomineerd voor ‘De Vernufteling’: de prijs voor het meest innovatieve en aansprekende project van de Nederlandse ingenieursbranche. Voor meer informatie: Andreas Giesen van DHV (033) 468 24 97 of André Hammenga van Waterschap Hunze en Aa’s (0598) 69 32 19.

H2O / 9 - 2010

41


Watervenster Wat kan ITT Water & Wastewater voor u doen? Verende N-waaier maakt einde aan probleemgemalen

Pieter Zeemanweg 240 (; %PSESFDIU T 078 - 6548400 F 078 - 6510936 E ittwwwnl@itt.com I www.ittwww.nl

Probleemgemalen – welke gemeente heeft ze niet? Ook hier regeert de ijzeren Wet van Pareto: 20% van de gemalen veroorzaakt 80% van de service- en onderhoudskosten. Een groeiend aantal Nederlandse gemeenten focust samen met ITT Water & Wastewater op dat kleine percentage gemalen dat buitenproportioneel vaak op storing staat. In de gemeentelijke strijd tegen de probleemgemalen biedt ITT een krachtige,

nieuwe bondgenoot: de N-pomp met verende waaier. Als een te groot vuildeel zich aandient, beweegt de verende waaier langs zijn as omhoog en maakt ruimte om het vuil te laten passeren. Daarna neemt de waaier zijn oorspronkelijke stand weer in. Dit is een eigen vinding en ontwikkeling, dus Flygt is wereldwijd de enige producent van de verende waaier.

Krohne Nederland B.V. KROHNE Nederland B.V. Kerkeplaat 14 3313 LC Dordrecht Postbus 110 3300 AC Dordrecht T + 31 (0)78 – 63 06 200 F + 31 (0)78 – 63 06 405 E infonl@krohne.com I www. Krohne.com

KROHNE is leverancier van flow- en niveau meetinstrumentatie met eigen fabrieken en verkoopkantoren in meer dan 60 landen. De Nederlandse verkoop- en serviceorganisatie is gevestigd in Dordrecht, op dezelfde locatie als ’s werelds grootste fabriek voor magnetisch inductieve en ultrasone flowmeters: KROHNE Altometer. Hier bevindt zich ook KROHNE’S eigen ijkcircuit. Per jaar worden er ± 60.000 instrumenten geproduceerd en gekalibreerd, variërend in diameter van 2.5 mm t/m 3 meter.

Dankzij jarenlange ervaring is KROHNE thuis in de meest uiteenlopende toepassingen. Hierdoor kunnen onze specialisten u uitstekend adviseren welke oplossing voor uw toepassing geschikt is. KROHNE is dan ook graag uw partner in flow- en niveau meetinstrumentatie.

KSB Nederland BV

KSB Nederland BV Postbus 211 1150 AE Zwanenburg T. 020-4079800 F. 020-4079801 E. www.ksb.nl I. infonl@ksb.com

KSB Nederland BV is totaalaanbieder voor de inname, het transport en de behandeling van water en van huishoudelijk, stedelijk en industrieel afvalwater. Wij zijn gespecialiseerd in de renovatie, ombouw, uitbreiding en nieuwbouw van pompgemalen en -systemen. Met meer dan 135 jaar ervaring en een compleet programma aan pompen, afsluiters, aandrijvingen, systemen en automatiseringsoplossingen is KSB als geen ander in staat maatwerk te leveren. En dankzij een continue stroom aan innovaties en een kwaliteits-

bewustzijn tot in de haarvaten van onze organisatie weet u zich met KSB Nederland verzekerd van de ideale partner voor al uw pompvraagstukken. Een betrouwbare, betrokken en deskundige partner die u ondersteunt van engineering via realisatie tot nazorg.

Detos® technische behuizingen

Poly Products B.V. Bruningsstraat 10 4251 LA Werkendam T 0183-507150 F 0183-507169 E info@polyproducts.nl I www.polyproducts.nl

Een speciale productlijn van Poly Products is de Detos® behuizing. Als modulair systeem kunnen behuizingen op maat worden gemaakt, eventueel inclusief inrichting. Binnen dit systeem zijn zelfs ventilatie, geluiddemping, luchtbehandeling en verwarming aan uw specifieke wensen aan te passen. Ook aan speciale eisen ten aanzien van warmte- en geluidsisolatie, elektrische isolatie en brandwerendheid kan worden voldaan. Prefabricage in onze fabriek zorgt voor kostenreductie en een, door ons

verzorgde, snelle plaatsing op locatie. Belangrijkste eigenschappen van de Detos® behuizingen: t %VVS[BBN FO POEFSIPVETBSN t ;FFS n FYJCFM RVB BGNFUJOHFO TQBSJOHFO FO kleuren t #SFFE TDBMB BBO JOCPVXNPHFMJKLIFEFO t $IFNJTDI SFTJTUFOU t -JDIU HFXJDIU t (FMVJEJTPMFSFOE t %FNPOUBCFM


Watervenster Q-flow International Q-flow is gespecialiseerd in alle denkbare werkzaamheden aan een waterbron. Vanuit ons nieuwe pand in Nijverdal voorzien wij in heel Nederland onderhoud, regeneraties, camera-inspecties en (ver)nieuwbouw van waterwinputten. Met meerdere camerasystemen inspecteren wij met downview en/of sideview kleurencamera’s bronnen tot 500 m diep en met een diameter van 80 tot 600 mm. De camerainspectie wordt door een ervaren camera-

specialist uitgevoerd en is direct op lokatie te volgen. Met negen specialisten verdeeld over vier compleet uitgeruste ploegen kunt u bij ons terecht met elk probleem in uw primaire watervoorziening. Elke ploeg heeft standaard de beschikking over een kraan, eigen stroomvoorziening en een speciale onderhoudsJOTUBMMBUJF PN [FMGTUBOEJH WBO (SPOJOHFO tot Vlaanderen alle vereiste handelingen te kunnen uitvoeren.

Q-flow International R. Dieselstraat 14 7442 DR Nijverdal T 0548 622 999 T 0548 625 367 E JOGP!R n PX OM I XXX R n PX OM

Maatwerk & Innovatie Steeds meer bedrijven vinden de weg naar Almelo als zij werken aan innovatieve waterzuiveringconcepten. RWB formuleert een helder projectplan waarmee theoretische modellen omgezet worden in praktische installaties. De beste plannen beginnen met een goede samenwerking. Opdrachtgever, leverancier, afnemer, kennisinstituut en adviseur (in binnen en buitenland) vormen samen een projectteam, waarin men de teamgenoten vertrouwt en waardeert om zijn of haar talent . Daardoor ontstaat een open

en positief kritische communicatie. De rol van RWB is in elk project anders. Door onze multidisciplinaire aanpak is RWB in staat om te anticiperen op veranderingen. Proactief werken aan een gemeenschappelijk doel, door bij te springen of tijdig teamgenoten in te seinen. Door ons “servicehart� leren we dagelijks in de praktijk, u profiteert van onze ervaringen uit het verleden. Werken aan een betere toekomst vraagt om een betrouwbare partner. Als u werkt aan water, dan werken wij graag met u mee!

RWB Water Services BV Ambachtstraat20, 7609 RA Almelo Postbus223, 7600 AE Almelo T 0546-545020 F 0546-545030 E info@rwbwaterservices.nl I www.rwbwaterservices.nl

Waterstromen BV Waterstromen BV exploiteert industriĂŤle afvalwaterzuiveringen en vergisters in geheel Nederland. IndustrieĂŤn die deze activiteiten wensen uit te besteden zijn bij ons aan het juiste adres.

singen of nieuwe installaties. Waar mogelijk maken we graag gebruik van innovatieve en duurzame processen en creĂŤren we waarde uit afval. De betrouwbaarheid zal echter altijd worden geborgd.

De aanleiding is veelal een benodigde uitbreiding, nieuw- of verbouw van uw installatie, of de wens om U te concentreren op uw kernactiviteiten. Waterstromen is bereid bestaande installaties over te nemen en te investeren in uitbreidingen, aanpas-

Samenwerken met Waterstromen resulteert steeds in synergie. Waterstromen kan uw waterzuivering compleet ontzorgen. Samen met u vinden wij de beste oplossing

Waterstromen BV Postbus 8 7240 AA Lochem T (0573) 298 551 F (0573) 298 562 E info@waterstromen.nl I www.waterstromen.nl

Watts Industries Netherlands B.V. Watts Industries Netherlands B.V. maakt deel uit van het internationale Watts Industries concern en is leverancier van een zeer breed programma Watts producten voor verwarmings-, sanitaire en industriĂŤle toepassingen. Behalve de verantwoordelijkheid voor de verkoop van alle Watts Industries producten op de Nederlandse markt, ontwikkelt en vervaardigt Watts Industries Netherlands een volledige range waterappendages, welke wereldwijd worden afgezet.

Om wat voor product het ook gaat, er is altijd een volledige range in maten, aansluitingen en uitvoeringen leverbaar. Het complete leveringsprogramma van Watts Industries voorkomt compromissen en stelt het kwaliteitsniveau zeker tot in het detail. Het leveringsprogramma is vooral gebaseerd op gebruikersvriendelijke oplossingen voor de installatietechniek, waarbij gestreeft wordt naar het introduceren en/of ontwikkelen van innovatieve producten.

Watts Industries Netherlands B.V. Kollergang 14, 6961 LZ Eerbeek Postbus 98, 6960 AB Eerbeek T 0313-673 700 F 0313-652 073 E info@wattsindustries.nl I www.wattsindustries.com I www.waterbeveiliging.nl


6-330&),))6 34 >-.2 &)78 Rioolnetwerken en drinkwaternetwerken

Opschonen van data

Raadplegen in planzicht

Rioolinspecties

www.mwhsoft.com

Goed rioolbeheer is streven naar een goed werkend rioolstelsel, zorg dragen voor het milieu, de financiële middelen maximaal benutten, de burger zo goed mogelijk behoeden voor waterellende, klachten adequaat behandelen, reparaties plannen, en zoveel meer...

• • • • • • • •

• • • • • • • • • • • • • • • • • •

Client/server architectuur Multi-user modelopbouw, met conflict oplosser Uitgebreide set van hydraulische structuren met al hun details Eén op één rechtstreekse interface met InfoWorks Instelbare normen en keuzelijsten Planning en beheer van onderhoud en herstellingen Beheer van incidenten, klachten, rook- en kleurtesten Onbeperkte (voor)geschiedenis met alle details van: opmetingen, camera-inspecties, scenario’s, mutaties, klachten, onderhoud, herstellingen, rook- en kleurtesten, etc. Huisaansluitingen Statusvlaggen op alle data: Herkomst, betrouwbaarheid, etc. Gedetailleerde kostprijsberekeningen Zeer uitgebreide en aanpasbare validatiemogelijkheden Onbeperkte modelgrootte, zéér korte response tijden Lengteprofielen, 3D zichten van boven- en ondergrond Rechtstreekse interface met ArcView, ArcGIS, en MapInfo Import/Export: Shape, Access, Oracle, csv, xml, txt, sufrib, Geodatabase, MapInfo, cadbestanden, etc. Tracing: Connectiviteit, nabijheid, opwaarts, afwaarts, etc. Database: Wallingford, Oracle of SQL Server Automatische aanmaak van ontbrekende data Opslag van de foto’s in de database Auto-positionering van de inspectievideobeelden Visualisatie in planzicht en lenteprofielen van inspectieresultaten Queries: Analyse, data-manipulatie, rapportering, etc. GIS queries: Link met wegbeheer, veiligheidsaspecten Nederlandstalige versie Referenties: Gemeentes, waterschappen en adviesbureau’s

MWH Soft takes the global lead in the wet infrastructure engineering, modelling and simulation software sector, with the most impressive product offering available today. Thomas Turner Burkitt MWH Soft Smaragdlaan 11a, B-1640 Sint Genesius Rode Tel : + 32 (0) 2 304 51 46 Email: thomas.turnerburkitt@mwhsoft.com Infonet is a registered trademark of MWH Soft


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.