nยบ
43ste jaargang / 17 september 2010
18 /
2010
TIJDSCHRIFT VOOR WATERVOORZIENING EN WATERBEHEER
thema Puurwaterfabriek
RIOOLWATER GEZUIVERD TOT ULTRAPUUR WATER ULTRAPUUR WATER CRUCIAAL VOOR NIEUWE OLIEWINNNING BEHEERSING VERVUILING RO-MEMBRANEN DOOR BAKF
©SPX 2010
SPX levert speciaal op maat gemaakte centrifugaal pompen
Frequentiegeregelde centrifugaalpompen SPX heeft centrifugaal pompen van het merk Johnson Pump geleverd aan NieuWater, waarvan de RO-pompen de belangrijkste rol vervullen. De RO-pompen zijn speciaal voor deze toepassing door SPX ontworpen. Deze verticaal opgestelde pompen zijn maatwerk. Wellicht de belangrijkste voorwaarden voor de RO centrifugaalpompen is dat zij dezelfde capaciteit moeten leveren als de membranen langzaam vervuilen en meer weerstand leveren. Om dit te realiseren is gekozen voor frequentiegeregelde centrifugaalpompen met een enkele waaier. Eventuele leidingkrachten hebben geen belangrijk effect op de uitlijning van verticale pompen, dit voorkomt onnodige belasting en trilling wat gunstig is voor de lagering en asafdichting. De pompen zijn ontworpen voor een levensduur van 25 jaar en hebben een onderhoudsarme karakteristiek RO pompen voor puurwaterfabriek OMSCHRIJVING: RO voeding pomp, RO hogedruk pomp TYPE: CombiFlex Universeel 100B-315; CombiPro Verticaal 100B-315 PRINCIPE: Johnson Pump centrifugaal pompen, verticaal opgesteld CAPACITEIT: 190 m³/hr bij 2 pompen in gebruik VERSCHILDRUK: 250 mvk bij 2 pompen in gebruik TEMPERATUUR: 20 °C MATERIAAL: Roestvast staal en Duplex ASAFDICHTING: Cartridge seals MOTOR: 90 kW @ 2960 Rpm RENDEMENT MAX.: 73 %
SPX Flow Technology SPX Process Equipment NL B.V. TEL: 0592 37 67 67 johnson-pump.nl@processequipment.spx.com www.johnson-pump.com/NL www.spxft.com
Kennis
W
aterschap Rijn en IJssel heeft enkele drukke weken achter de rug. De enorme hoeveelheid regen (eens in de 3.000 jaar) die eind augustus in Oost-Nederland viel, zorgde ervoor dat veel medewerkers overuren draaiden. De wateroverlast leverde het waterschap desondanks veel kritiek op uit de landbouw. De overlast zou in de hand gewerkt zijn door de meer natuurlijke inrichting van de beken en het maaibeheer van watergangen. Maar die meer natuurlijke inrichting van de beken beperkte juist de overlast. Het waterschap oppert nu om de mogelijke risico’s voor de verschillende teelten bij zowel droogte (voor de zware regens stonden de meeste beken midden augustus vrijwel droog) als overvloedige neerslag door te gaan geven aan de landbouw. Sinds de wateroverlast
H2O tijdschrift voor watervoorziening en waterbeheer verschijnt ééns per 14 dagen Officieel orgaan van Stichting tot uitgave van het tijdschrift H2O en haar participanten: - Koninklijk Nederlands Waternetwerk - Vewin - Kiwa Water Holding BV Uitgever Rinus Vissers Redactie Peter Bielars (hoofdredacteur) Michiel van Zaane Jacques Geluk Pieter de Vries Postbus 122, 3100 AC Schiedam telefoon (010) 427 41 65 fax (010) 473 99 11 e-mail h2o@nijgh.nl Bezoekadres: Stationsplein 2, Schiedam Redactiesecretariaat Dora Pompe Redactiecommissie Harry Tolkamp (voorzitter/Waternetwerk) André Struker (Waternetwerk) Frits Vos (Vewin) Gerda Sulmann (KWR Watercycle Research Institute)
van 1993 en 1995 gebeurt dit al voor nieuwbouwplannen in het gebied. De grondsoort en het hellingspercentage in het oosten van het land bepalen voor een belangrijk deel hoe snel het water wegloopt en waar dus problemen kunnen ontstaan. De landbouwers horen natuurlijk te weten wat het beste op welke grond verbouwd wordt om eventuele schade bij droogte en overvloedige regen zo veel mogelijk te beperken. Maar blijkbaar is die kennis wat aan het wegzakken. Peter Bielars
inhoud nº 18 / 2010 / *thema 4 / De puurwaterfabriek in Emmen: rioolwater gezuiverd tot ultrapuur water*
6 / NieuWater opmaat voor betere samenwerking in waterketen* Wim Wolthuis en Karst Hoogsteen
8 / Van afvalwater naar ultrapuur water* Rob Bos en Roelof Schuiling
12 / Puurwaterfabriek: projectmatige
4 20
uitdagingen* Peter Schouten, Peter Teunis en Robert Kools
14
/ Ultrapuur water cruciaal voor nieuwe oliewinning* Paul Donnelan
16
/ Minimaal chemicaliëngebruik zet watertechnologen aan tot belangrijke innovaties*
22
Jac van Tuijn Advertentieverkoop Roelien Voshol (010) 427 41 54 Brigitte Laban (010) 427 41 52 Mediaorder Carola Sjoukes (010) 427 41 41 fax (010) 473 20 00 Abonnementenservice Pauline Roos (010) 427 41 08 Tini van Schijndel (010) 427 41 08 e-mail abo@nijgh.nl fax (010) 426 27 95 Abonnementsprijs € 106,- per jaar excl. 6% BTW € 140,- per jaar voor buitenland € 8,50 losse exemplaren excl. 6% BTW Abonnementen gelden voor één jaar en worden – zonder tegenbericht – automatisch verlengd. Opzeggingen dienen schriftelijk uiterlijk 6 weken voor het aflopen van de abonnementsperiode te geschieden aan bovenstaand postadres. Druk en lay-out DeltaHage grafische dienstverlening, Den Haag Copyright Nijgh Periodieken B.V., 2010 Het auteursrecht op de inhoud van dit tijdschrift wordt uitdrukkelijk voorbehouden. Overname van artikelen alleen na schriftelijke toestemming van de uitgever. www.vakbladh2o.nl
20 / Interview met Job Verheijden Maarten Gast
22
/ ‘Meervoudig gebruik waterkering reële oplossing voor grote steden’
41
/ Beheersing vervuiling RO-membranen door biologische actiefkoolfiltratie*
45
Peter van der Maas, Elbert Majoor, Simon Dost en Jan Schippers
45
/ Oppervlaktewater in Drenthe wordt warmer Jan Wanink, Reinder Torenbeek, Herman Wanningen en Rinke van Veen
49
/ Gevolgen overstroming voor dijkringen 14, 15 en 44 te beperken? Cor-Jan Vermeulen, Jakolien Leenders en Eric de Groot
52
/ Problemen met de zwemwaterkwaliteit in een duurzame stad Melanie Kuiper, Imke Leenen en Gert van Ee
56 / Agenda 58 / Handel & Industrie puurwaterfabriek* 62 / HET Instrument
Bij de voorpagina: Het interieur van de puurwaterfabriek die WMD en waterschap Velt en Vecht de afgelopen jaren ontwikkelden naast de rwzi Emmen. Prins Willem-Alexander opent deze innovatieve fabriek op 28 september (foto: Theo Berends) (zie pagina 4 e.v.).
De puurwaterfabriek in Emmen: rioolwater gezuiverd tot ultrapuur water NieuWater BV, een samenwerkingsverband van Waterleidingmaatschappij Drenthe (WMD) en waterschap Velt en Vecht, ontwikkelde de afgelopen jaren de puurwaterfabriek in Emmen. De fabriek werkt gezuiverd rioolwater op tot ultrapuur water. De bronkeuze, de omvang van de productie en de innovatieve combinatie van zuiveringstechnieken maken de puurwaterfabriek uniek in de wereld. Op 28 september opent prins Willem-Alexander de fabriek. Belangrijkste klant is de NAM.
D
e Nederlandse Aardolie Maatschappij (NAM) gaat opnieuw olie winnen uit het olieveld in Schoonebeek. De oude, vertrouwde ja-knikkers keren niet terug. Water speelt bij de nieuwe oliewinning een cruciale rol. De olie bevat veel paraffine en heeft bij kamertemperatuur een viscositeit van ‘pannenkoekenstroop’. Door ultrapuur water te verhitten tot stoom en te injecteren in het olieveld wordt de olie minder stroperig en is daardoor makkelijker op te pompen met moderne hoogrendementspompen. Het extreem schone water voorkomt schade aan pompen en turbines. De puurwaterfabriek van NieuWater in Emmen levert maximaal 8.200 kubieke meter ultrapuur water per dag, met uitbreidingsmogelijkheden tot 10.000 kubieke meter. Het contract met de NAM heeft een looptijd van 25 jaar. De totale investering bedraagt ongeveer 43,5 miljoen euro.
4
H2O / 18 - 2010
NieuWater NieuWater BV produceert dit ultrapure water, gezuiverd uit effluent van de rioolwaterzuiveringsinstallatie in Emmen, in de nieuwe puurwaterfabriek. De BV is in 2004 opgericht en komt voort uit de wens van WMD en waterschap Velt en Vecht om samen te werken op het gebied van waterinnovaties. De beschikbaarheid van water vormt, zelfs in het relatief natte Nederland, steeds vaker een knelpunt. Hergebruik van afvalwater wordt als gevolg van schaarsheid van grond- en oppervlaktewater belangrijker. Over de inzet van effluent bij waterbereiding wordt al lang gesproken. NieuWater zet de woorden om in daden. De puurwaterfabriek is een voorbeeld hoe partijen in de waterketen elkaar kunnen versterken. Ingenieurs van WMD en procestechnologen van Waterlaboratorium Noord (WLN) en
*thema
actualiteit
waterschap Velt en Vecht hebben het proces voor de puurwaterfabriek ontworpen. Daarbij hebben ze gebruik gemaakt van een aantal nieuwe en bestaande technieken. De verschillende onderdelen laten samen een kwaliteitsverbetering zien. Uitgangspunt is het leveren van water dat voldoet aan de normen voor ketelvoedingswater. Door de wisselingen in de kwaliteit van het effluent van de rwzi moet het ook een robuust systeem zijn. Een pilotinstallatie met een capaciteit van enkele kubieke meters per uur toonde aan dat het nieuwe proces uitstekend functioneert. Een geavanceerde zuiveringstrein verwijdert alle zwevende delen, voedingsstoffen én zouten uit het effluent: ultrafiltratie, dubbele biologische actiefkoolfiltratie, dubbele omgekeerde osmose en ten slotte elektrodeïonisatie. Het product, vrijwel 100 procent puur water, wordt via twee leidingen verpompt naar de warmtekrachtcentrale van de NAM in Schoonebeek.
Duurzaam De puurwaterfabriek gebruikt het effluent van de rwzi als grondstof. Met andere woorden: een afvalstof (gezuiverd rioolwater) wordt gebruikt als grondstof. De stoffen die in de puurwaterfabriek uit het water worden gehaald, komen weer terecht bij de rwzi, waardoor ze voor een tweede maal de zuivering doorlopen. Daardoor komt minder vuilvracht in het oppervlaktewater, waardoor het makkelijker is om te kunnen voldoen aan de Kaderrichtlijn Water. Traditioneel zijn bij het conditioneren van proceswater veel chemicaliën nodig. Vanuit de visie op milieutechnisch verantwoord ondernemen is het proces zodanig gekozen dat een minimum aan chemicaliën nodig is. In het kader van het anti-verdrogingsbeleid zet de Provincie Drenthe geen grondwater in voor industriële doeleinden. Het benutten van oppervlaktewater als bron voor ultrapuur water is ook geen ideale optie. De waterkwaliteit fluctueert nogal en bovendien is in droge perioden het inlaten van water uit de IJssel en het IJsselmeer noodzakelijk om het waterpeil op hoogte te houden. Daarom is
ervoor gekozen het gezuiverde effluent van de rwzi als bron te gaan gebruiken. De rwzi heeft immers een gegarandeerde afvoer, ook als het droog weer is. Mocht het onverhoopt toch voorkomen dat de puurwaterfabriek geen water van de rwzi kan innemen, dan zijn verschillende alternatieven voorhanden, zoals tijdelijk overstappen op water uit de Verlengde Hoogeveense vaart.
Samenwerken NieuWater heeft gekozen voor een aanpak van onderaf. De samenwerking begon bij mensen op de werkvloer. Tot 2007 zijn medewerkers van WMD, WLN en Velt en Vecht aan het werk geweest om tot een goed ontwerp te komen. Hierbij is gebruikgemaakt van de ervaringen die WMD heeft met nieuwe zuiveringstechnieken. Het zuiveringsproces is positief beoordeeld door externe internationaal bekende technologen. Witteveen+Bos kreeg opdracht van NieuWater om de detailconstructie en de bestekken te maken. Er is een geïntegreerd bouwteam samengesteld. Verder werden technici ingezet van het Indonesische ingenieursbureau Inowa, een dochteronderneming van WMD en Witteveen+Bos.
Prins Willem-Alexander opent op 28 september de puurwaterfabriek van NieuWater BV in Emmen. Op zaterdag 2 oktober is er een open dag voor belangstellenden. Meer informatie www.nieuwater.com. In 1996 werd de winning van aardolie in Schoonebeek gestaakt, omdat het niet meer rendabel was om met de traditionele ja-knikkers de olie te produceren. Schoonebeek is het grootste olieveld op land in Noordwest-Europa. Door de oplopende olieprijs, de betere technologie en de wetenschap dat nog steeds 750 miljoen vaten ruwe olie in het reservoir zitten, begon in 2001 het denkwerk hoe het olieveld heropend kon worden.
Energie Met de ja-knikkers is tot dusverre in Schoonebeek minder dan de helft van de aardolie gewonnen. Het produceren van stoom om daarmee een groot deel van de resterende olie te winnen kost veel energie. Daarom bouwt de NAM een energiecentrale (warmtekrachtcentrale), waarbij ze tegelijkertijd elektriciteit en warmte voor de stoomproductie opwekt. De benodigde energie voor de puurwaterfabriek wordt ook door deze centrale geleverd. Daartoe is tegelijkertijd met de leiding voor ultrapuur water naar het olieveld een 10 kV kabel van de warmtekrachtcentrale naar de puurwaterfabriek in Emmen aangelegd.
Grensverleggend De ervaringen met de puurwaterfabriek kunnen gebruikt worden om elders dergelijke technieken toe te passen. De combinatie van hoogwaardige technieken, de minimale inzet van chemicaliën, de zeer vergaande opwerking van rioolwater en de toepassing, maken dit project extra uitdagend. In Nederland en internationaal zal dit project met afvalwaterhergebruik gelden als grensverleggend voorbeeld. foto's: Theo Berends
H2O / 18 - 2010
5
NieuWater opmaat voor betere samenwerking in waterketen Het begon met de vraag van de Nederlandse Aardolie Maatschappij (NAM) naar ultrapuur water voor de oliewinning in Schoonebeek. Dat was de aanleiding voor Waterschap Velt en Vecht en Waterleidingmaatschappij Drenthe (WMD) om samen de puurwaterfabriek in Emmen te ontwikkelen. Deze samenwerking in de onderneming NieuWater BV is een voorbeeld van de wijze waarop partijen in de waterketen elkaar kunnen versterken. Voor WMD en Velt en Vecht is dit de opmaat voor andere vormen van samenwerking.
D
e oorsprong van NieuWater ligt zo’n tien jaar terug. Destijds waren WMD en Velt en Vecht betrokken bij de totstandkoming van een ecologische wijk in Nieuw-Schoonebeek. Samen wilden ze een installatie voor de wijk bouwen die het afvalwater op een nuttige manier zou hergebruiken. De wijk kwam er uiteindelijk niet. De samenwerking bleef echter en werd concreet in de gezamenlijke exploitatie van de Waterfabriek in Dierenpark Emmen, die al het afvalwater van het dierenpark zuivert. Het gaat om water van de dierenbassins, rioolwater en regenwater. Dit water wordt biologisch gezuiverd in een vrijwel geheel gesloten kringloop in de Waterfabriek. Hierna is het geschikt om de bassins te vullen, als schoonmaakwater en voor het sanitair. Op het moment dat de NAM te kennen gaf het olieveld bij Schoonebeek opnieuw te gaan exploiteren, hebben WMD en Velt en Vecht gezamenlijk een aanbod gedaan voor de levering van ultrapuur water. Door dit water te verhitten tot stoom en het te injecteren in het olieveld, wordt de olie minder stroperig en makkelijker op te pompen. Het extreem schone water
voorkomt schade aan pompen en turbines. Uiteindelijk heeft de NAM voor de combinatie waterleidingbedrijf-waterschap gekozen. Belangrijk voordeel hiervan was dat vanuit de watervoorraden leveringszekerheid kon worden gegarandeerd. Na de keus van de NAM voor deze combinatie is NieuWater aan de slag gegaan om de puurwaterfabriek te ontwikkelen. Deskundigen van WMD, Velt en Vecht en Waterlaboratorium Noord (WLN) hebben hiervoor de koppen bij elkaar gestoken. Het bijzondere van de fabriek zit in de combinatie van zuiveringstechnieken. De afzonderlijke technieken zijn niet nieuw. De ontwikkeling is voor het grootste deel door eigen medewerkers gedaan. Alleen specifieke deskundigheid is ingehuurd. NieuWater is een samenwerkingsverband van Velt en Vecht en WMD. Ze hebben elk de helft van de aandelen en staan garant voor de investeringen. Met name bij het waterschap leverde het investeren met publiek geld de nodige discussie op. Maar uiteindelijk hebben de voordelen voor de organisatie de doorslag gegeven. Er komt minder vuilvracht in het oppervlaktewater, waardoor het makkelijker is om te kunnen
Wim Wolthuis en Karst Hoogsteen in de puurwaterfabriek (foto: Theo Berends).
6
H2O / 18 - 2010
voldoen aan de Kaderrichtlijn Water. Verder is als harde eis gesteld dat NieuWater een positief financieel resultaat moet opleveren. Dat komt ten goede aan waterschap, WMD en ingezetenen. Tot slot is het voor beide organisaties een unieke kans de deskundigheid op het gebied van waterzuivering verder te ontwikkelen. De verwachting is dat er in de toekomst allerlei stoffen in het grondwater zitten die met bestaande technieken niet uit het water zijn te zuiveren. Het gaat bijvoorbeeld om medicijnen of hormonen. Het is dan ook belangrijk dat de waterketen zich daar nu al op voorbereidt. De besluitvorming bij beide moederorganisaties ging redelijk vlot. De Raad van Commissarissen van WMD en het algemeen bestuur van het waterschap waren positief over dit initiatief. Dat had vooral te maken met het algemene en het provinciale belang. De samenwerking verloopt tot nu toe positief. De uitkomsten waren op voorhand allerminst duidelijk. In die zin heeft de samenwerking gaandeweg vorm gekregen. Er is geen model van bovenaf opgelegd. Ervaringen uit de praktijk hebben geleid tot de huidige organisatie. Wel moesten beide Omgekeerde osmose (foto: Theo Berends).
*thema
achtergrond
De rwzi Emmen met de puurwaterfabriek op de voorgrond (foto Jan Sibon).
organisaties leren omgaan met verschillen in cultuur en structuur. Het waterschap is een overheidsorganisatie en kent een ander besluitvormingsproces dan een waterleidingmaatschappij. De directeur van WMD heeft vooral met een Raad van Commissarissen te maken. Besluiten hoeven verder niet langs een gekozen bestuur. Dat maakt de discussie minder politiek. Opvallend is verder dat het waterschap meer gericht is op procedures en de neiging heeft om veel vast te leggen. Dit komt omdat het waterschap ook een vergunningverlenende en een toezichthoudende rol heeft. Het zijn verschillen om rekening mee te houden, maar ze zijn niet echt belemmerend voor de samenwerking. Het is de kunst om van elkaar te leren en het goede van beide organisaties te behouden. Daar komt bij dat NieuWater als BV alleen verantwoording hoeft af te leggen aan de twee aandeelhouders. Dat vergroot de slagvaardigheid van de organisatie. Samenwerking in de waterketen is een al lang lopende kwestie. Zeker in vergelijking met andere landen is de waterketen in Nederland behoorlijk versnipperd. Waterleidingbedrijven, waterschappen en gemeenten nemen ieder een deel hiervan
voor hun rekening. Dit komt de efficiëntie bepaald niet ten goede. Er is lange tijd gesproken over het samenbrengen van drinkwaterbedrijven en waterschappen. Schaalvergroting in de drinkwatersector belemmerde dit proces. Toch ontkomt Nederland uiteindelijk niet aan meer samenwerking in de waterketen. Wat daarbij complicerend werkt, is het feit dat historische grenzen niet altijd logisch zijn. Waterschappen en drinkwaterbedrijven gaan in veel gevallen over gemeente- en zelfs provinciegrenzen heen. Inefficiëntie in de waterketen in combinatie met de economische crisis kan een positief effect hebben op de bereidheid tot samenwerking in de keten. Veel gemeenten staan aan de vooravond van forse bezuinigingen. Het kan voor hen interessant zijn als ze door vergroting van efficiëntie en meer samenwerking de kosten voor het afvoeren van afvalwater kunnen terugdringen. Waternet in Amsterdam is wat dat betreft een positief voorbeeld. Hier werken de partijen in de waterketen in één organisatie samen. De oprichting van publieke bedrijven is een goede mogelijkheid om tot meer samenwerking en efficiëntie in de waterketen te komen. NieuWater is daardoor in staat het
werk in de waterketen bedrijfsmatiger aan te pakken, met de bereidheid taken over te dragen en uit te besteden. De discussie hierover wordt inmiddels volop gevoerd. De samenwerking van waterschap en waterleidingbedrijf in een publiek bedrijf als NieuWater is een goede manier om ervaring op te doen. Beide organisaties leren elkaar goed kennen en weten hoe ze elkaar kunnen versterken. Maar het blijft de vraag of het uiteindelijk zonder wetgeving lukt de samenwerking in de waterketen op de efficiëntste manier vorm te geven. Wim Wolthuis (dijkgraaf Waterschap Velt en Vecht) Karst Hoogsteen (directeur Waterleidingmaatschappij Drenthe)
H2O / 18 - 2010
7
Van afvalwater naar ultrapuur water De productie van ultrapuur water in Emmen is tot stand gekomen op basis van maatwerk. De bron (rwzi-effluent), de hoge eisen met betrekking tot de waterkwaliteit, de lozing van het concentraat en de leveringszekerheid hebben geleid tot een uniek waterproject met de inzet van innovatieve technologie.
Z
es jaar werkten WMD en waterschap Velt en Vecht aan dit project. Voorafgaand aan het ontwerp is de eerste jaren intensief met de Nederlandse Aardolie Maatschappij (NAM) samengewerkt om tot een programma van eisen te komen: keuze bron, kwaliteit van het te leveren water, de hoeveelheid te leveren water en de mate van reservestelling van de zuiveringsinstallaties en van de bron. Voor de oliewinning moet continu stoom in de bodem worden geïnjecteerd. Dit betekent dat continue beschikbaarheid van het ultrapure water van economisch groot belang is.
Gelijktijdig met het opstellen van het programma van eisen en de ontwerpbeginselen is van 2005 tot en met 2007 intensief onderhandeld over een contract. De belangrijkste afspraken in het contract zijn: t NieuWater investeert in de puurwaterfabriek en verzorgt gedurende de duur van het contract de exploitatie; t Gedurende een periode van 25 jaar, met optie op verlenging, wordt ultrapuur water geleverd aan de NAM. Als belangrijkste kwaliteitseis geldt een geleidbaarheid (EGV) van <0,2 μS/cm;
t
t
t
De hoeveelheid te leveren ultrapuur water bedraagt 8.200 kubieke meter per dag, met een optie tot verhoging van de capaciteit naar 10.000 kubieke meter per dag; De energie wordt geleverd door de NAM, vanuit een warmtekrachtcentrale; De NAM betaalt NieuWater, gezien de afname van een vrij constante hoeveelheid water, een vast bedrag per maand.
De bron: rwzi-effluent Bij de keuze van de bron werd al snel duidelijk dat, op grond van het beleid van de Provincie Drenthe en het waterschap, het
Illustratie: Rudolf Das 1 2
33
Puurwaterf
1
28
3 16
23 4
24
16
18
17
29
5
18
12
19 9
12
9
19
6 22
8
30
7
20
22
Productieproces ultrapuur water
Procesondersteunende installaties
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15
16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33
nabezinktanks rwzi inname effluent rwzi trommelzeef ultrafiltratie voorfilter biologisch actief kool nafilter biologisch actief kool microzeef 1e stap omgekeerde osmose (RO1) ontzuringstorens 2e stap omgekeerde osmose (RO2) elektrodeïonisatie (EDI) concentraatretourleiding (RO2/EDI) transportpompen ultrapuur water meetgang ultrapuur water transportleiding ultrapuur water naar NAM
8
H2O / 18 - 2010
buffer ultrafiltratie permeaat pompput ultrafiltratie permeaat buffer biologisch actief koolfiltraat buffer omgekeerde osmose (RO1) permeaat buffer ultrapuur water 21 chemicaliëngebouw reinigingsinstallatie neutralisatiebuffer buffer spoelwater biologisch actief kool elektrische schakelruimte werkplaats controle/regelkamer zuurstofinstallatie luchtbehandeling drinkwater back-upvoorziening back-upleiding Verlengde Hoogeveense Vaart omgekeerde osmose (RO1) concentraatleiding retour rwzi ultrafiltratie spoelwaterleiding retour rwzi
11 13
10
26
25
*thema niet mogelijk was grond- en/of oppervlaktewater te gebruiken als grondstof voor het ultrapure water. Het tegengaan van verdroging van de bodem in Drenthe staat hoog op de agenda. Grondwater mag slechts gebruikt worden als grondstof voor de drinkwatervoorziening. De aanvoer van IJsselmeerwater in droge perioden in het oppervlaktewatersysteem in Drenthe moet zoveel mogelijk beperkt blijven. In de omgeving van Emmen bleek slechts één bron beschikbaar: het effluent van de rioolwaterzuiveringsinstallatie Emmen op slechts zeven kilometer afstand van de locatie van de NAM in Schoonebeek. De rwzi Emmen, in beheer bij waterschap Velt en Vecht, heeft een gemiddelde dagaanvoer van 32.000 kubieke meter. Dit is dus ruim voldoende voor de watervraag van NAM. De keuze voor effluent van de rwzi als bron betekende een grote organisatorische en vooral ook technologische uitdaging: het zuiveren van (gezuiverd) afvalwater tot ultrapuur water. De kwaliteit van het effluent van de rwzi kan sterk variëren, mede onder invloed van kwaliteits- en kwantiteitsschommelingen in de aanvoer van het huishoudelijke en industriële afvalwater. De grote schommelingen in de kwaliteit van het voedingswater aan de ene kant, en de contractuele afspraken met NAM met betrekking tot continue levering en kwaliteit van ultrapuur water aan de andere kant, Emmen zorgden ervoor dat het ontwerp van de puurwaterfabriek zich moet kenmerken door robuustheid. Als zich echter extreme situaties voordoen is voorzien dat (tijdelijk) oppervlaktewater uit de Verlengde Hoogeveense 32 Vaart als bron kan dienen. Indien er zich ook met deze 31 bron problemen zouden voordoen, dan wordt tijdelijk drinkwater aangevoerd als grondstof voor de bereiding van ultrapuur water.
fabriek
Het zuiveringsproces: ontzouting zonder veel chemicaliën
14 27
15
Voor de productie van ultrapuur water uit effluent van de rwzi Emmen is vergaande ontzouting nodig. Het zuiveringsproces in de puurwaterfabriek is daarom grotendeels gebaseerd op membraantechnologie. Grofweg is de waterbehandeling in te delen in drie stappen: voorbehandeling, ontzouting en polishing tot ultrapuur water. Aanvankelijk was de gedachte om voor
ontzouting een combinatie van nanofiltratie met omgekeerde osmose (RO) in te zetten, na een voorbehandeling met ultrafiltratie. In het oorspronkelijke ontwerp zou de nabehandeling van gedemineraliseerd (RO-permeaat) tot ultrapuur water plaatsvinden met behulp van ionenwisseling (mengbedden). Dit betekende echter dat een aanzienlijke hoeveelheid chemicaliën nodig was voor de regeneratie van deze ionenwisselaars. Bovendien was in het oorspronkelijke ontwerp drukgedreven ultrafiltratie opgenomen, waarbij een dosering vlokmiddel (ijzer- of aluminiumzouten) nodig was voor een stabiele procesvoering. Omdat dit een extra zoutvracht betekende, was lozing op oppervlaktewater van deze regeneraatstromen niet toegestaan. De enige mogelijkheid was om deze afvalstroom (circa 30 kubieke meter per uur) in te dampen en de overgebleven brijn (circa drie kubieke meter per uur) af te voeren. Indampen had echter een aantal nadelen: een groot energieverbruik, het gebruik van chemicaliën om scaling te voorkomen en een zeer onzekere afzet van de brijn naar andere (ontvangende) partijen. Bovendien trokken potentiele ontvangende partijen zich terug. NieuWater zag zich daarom genoodzaakt, in overleg met de NAM, het ontwerp te herzien. Uiteindelijk is, mede op grond van proefonderzoek (zie pagina 41), gekozen voor een chemicaliën-arm ontwerp. Dit betekende een ander type ultrafiltratie (zonder gebruik van vlokmiddelen) en de toepassing van biologisch actiefkoolfilters tussen de ultrafiltratie en omgekeerde osmose om de vervuiling van RO-membranen te kunnen beperken. Het slibconcentraat van de ultrafiltratie en het spoelwater van de biologische actief koolfiltratie worden teruggebracht naar de voorkant van de rioolwaterzuiveringsinstallatie (slibretourstroom). Ionenwisseling werd vervangen door elektro-deïonisatie (EDI): een relatief nieuw proces dat de voordelen van elektrodialyse, membraanfiltratie en ionenwisseling combineert. Hoewel deze gewijzigde systeemkeuze een verdubbeling van investering betekende, zijn door een behoorlijke besparing op chemicaliën de exploitatielasten slechts marginaal gestegen. Het gekozen zuiveringsproces (zie schema) heeft de collegiale toetsing doorstaan van (inter)nationale deskundigen op het gebied van membraantechnologie en industriewaterproductie. Met deze nieuwe aangepaste zuivering is het mogelijk de concentraatstromen van de RO-installatie en de elektro-deïonisatie, afhankelijk van de kwaliteit, deels terug te brengen naar het actief slibproces van de rioolwaterzuivering. In de zuivering worden aanvullende zuiveringsmaatregelen getroffen, zodat voldaan wordt aan de eisen die gesteld worden aan lozing op het oppervlaktewater.
Robuust ontwerp Bij het procesontwerp is ingestoken op robuustheid, met name om te allen tijde en ondanks de sterke variatie in de kwaliteit van
achtergrond
het rwzi-effluent te kunnen voldoen aan de eisen ten aanzien van leveringszekerheid in kwaliteit en kwantiteit van het ultrapure water. Deze robuustheid is in het gehele ontwerp doorgevoerd. Zo is bij ultrafiltratie een relatief lage ontwerpflux van 20 lmh aangehouden. Biologische actieve koolfiltratie wordt toegepast om ernstige biofouling op de RO-membranen tegen te gaan. Omdat rwzi-effluent nog relatief veel voedingsstoffen bevat, is het optreden van ernstige biofouling een reëel risico, wanneer dit water wordt behandeld met omgekeerde osmose. Proefonderzoek (zie pagina 41) heeft aangetoond dat met voorbehandeling door biologische actief koolfiltratie, het RO-voedingswater een veel lagere foulingspotentie heeft. Hierdoor is een stabiele procesvoering van omgekeerde osmose beter gewaarborgd en zullen de membranen ook minder vaak hoeven te worden gereinigd. Omdat de biologische omzettingsprocessen in de biologische actieve koolfilters veel zuurstof vragen en omdat zuurstofloosheid niet is toegestaan, wordt zuivere zuurstof gedoseerd. Bij het ontwerp van de biologische actief koolfiltratie is gekozen voor een tweetrapsprincipe: een hoogbelaste eerste trap (contacttijd 15 minuten), gevolgd door een laagbelaste tweede trap (contacttijd 30 minuten) ten behoeve van de polishing. Bij het ontwerp zijn maatregelen getroffen om uitspoeling van actieve biomassa van de biologische actief koolfiltratie naar de RO-membranen tegen te gaan. Zo wordt het eerste filtraat (tot een uur) na een filterspoeling van de tweede biologische actief koolfilterinstallatie retour geleid naar de voeding van de ultrafiltratie en zijn zelfspoelende screens van 10 micron en kaarsenfilters van 1 micron opgenomen tussen de biologische actief koolfiltratie en de omgekeerde osmose. Ook bij de ontzouting met omgekeerde osmose is gekozen voor een configuratie in twee trappen. Een tweetraps RO draagt bij aan de robuustheid en leveringszekerheid van de installatie, met name omdat de nageschakelde EDI optimaal kan presteren door de hoge kwaliteit van het voedingswater. Een tweetraps RO heeft als voordeel dat een eventueel verlies van zoutretentie op de eerste RO-trap (ten gevolge van reinigingen) kan worden opgevangen door de tweede trap RO. Hierdoor wordt de levensduur van de membranen van de eerste RO-trap verlengd. Ook geldt een verhoogde levensduur van de tweede RO-trap en EDI, waardoor de exploitatielasten lager uitvallen. De eerste RO-passage kan produceren met een variabele opbrengst tussen de 70 en 80 procent. Dit beperkt het risico op scaling en daarmee het verbruik van chemicaliën, zoals antiscalants, sterk. Het concentraat van de eerste RO-trap wordt deels teruggevoerd naar de rwzi en deels geloosd op het oppervlaktewater. De tweede RO-passage kan vanwege de lage zoutconcentraties bij een hoge opbrengst (90 procent) worden bedreven zonder risico
H2O / 18 - 2010
9
op scaling (en dus zonder dosering van antiscalants). De direct aan de tweede RO gekoppelde EDI functioneert ook met een opbrengst van 90 procent en produceert per straat 90 kubieke meter ultrapuur water per uur met een EGV beneden 0.1 μS/cm. Het concentraat van de tweede RO-trap wordt, samen met het EDI-concentraat, teruggevoerd naar de voeding van de eerste RO-trap.
komt. Ook is in het kader van leveringszekerheid de watertransportleiding (polypropyleen) naar het NAM-emplacement dubbel uitgevoerd. In geval van leidingbreuk of contaminatie van het ultrapure water kan één leiding worden afgesloten (en worden doorgespoeld, gereinigd of worden geïnspecteerd op breuk), terwijl de parallelle leiding in bedrijf blijft.
Exploitatie Leveringszekerheid Om een maximale leveringszekerheid te krijgen en bovendien de levering van ultrapuur water eenvoudig uit te kunnen breiden, is gekozen voor een meerstratenconcept. Bij een productie van 8.200 kubieke meter water per dag (zoals nu is gerealiseerd) is de installatie uitgevoerd in vijf straten, waarvan een straat als ‘reserve’ functioneert. Indien de capaciteit moet worden uitgebreid naar 10.000 kubieke meter per dag, wordt een zuiveringsstraat bijgebouwd. Vanuit leveringszekerheid kan een zuiveringsstraat voor onderhoudswerkzaamheden buiten bedrijf genomen worden zonder dat de levering in gevaar
WMD heeft inmiddels ruime ervaring met de technische exploitatie van membraaninstallaties (ultrafiltratie, nanofiltratie en omgekeerde osmose) en de levering van industriewater. Dit is al begonnen in 1998 met de productie van gietwater aan de glastuinbouw in Zuidoost-Drenthe. Daarna volgde de levering van gedemineraliseerd water aan Norit in Klazienaveen. Sinds 2001 exploiteert WMD de Waterfabriek van het Dierenpark Emmen. De opgedane kennis en ervaring is niet alleen van grote waarde bij het ontwerp geweest, maar ook bij de exploitatie van de puurwaterfabriek in Emmen.
Vanzelfsprekend heeft waterschap Velt en Vecht veel ervaring met de zuivering van afvalwater. Onder de vlag van NieuWater zal bij de exploitatie van de puurwaterfabriek worden samengewerkt door WMD en Velt en Vecht en wordt kennis en ervaring gebundeld. De bedrijfsvoering van de puurwaterfabriek, en de hiervoor genoemde andere industriewaterinstallaties van WMD, wordt verzorgd door een team machinisten van WMD en operators van Velt en Vecht. Deze groep kan zelfstandig in storingsdienst voorzien. Door deze samenwerking wordt bovendien een goede communicatie gestimuleerd tussen het personeel van de rwzi Emmen (Velt en Vecht) en de operators van de puurwaterfabriek (NieuWater). Ook dit draagt uiteindelijk bij aan de leveringszekerheid, bijvoorbeeld wanneer de kwaliteit van het rwzi-effluent plotseling verandert en direct maatregelen getroffen moeten en kunnen worden. Rob Bos (directeur NieuWater) Roelof Schuiling (secretaris-directeur waterschap Velt en Vecht)
advertentie
Global Membrains: World Wide Membrane Expertise Voor het puurwater project participeerde Global Membrains in het projectteam, bracht haar kennis in van het gehele proces en implementeerde, de samen met WMD ontwikkelde, innovatieve sensoren voor het vroegtijdig signaleren van vervuiling en scaling op de membranen. • extremely flexible and responsive company • highly educated and experienced membrane system experts • proven world wide experience Global Membrains BV - www.globalmembrains.com - T +31 (0)73-6247171 - F +31 (0)73-6217792
10
H2O / 18 - 2010
Gasheldere ideeën voor Nieuw Puur water. Komt u zuurstof tekort in uw waterstroom of zuivering, wilt u uw slibstroom reduceren, is de pH van uw waterstromen te hoog, wilt u kalkafzettingen voorkomen of mist u oxidatiekracht? Wij bieden u toepassingen voor de behandeling van drinkwater, afvalwater, slib en dergelijke. Linde Gas Benelux levert hiervoor niet alleen zuurstof, ozon en koolzuur, maar ook technologie, equipment en jaren ervaring. Specialisten met kennis van gassen én water komen graag langs om u te helpen het gewenste resultaat te behalen. Bel onze applicatie-engineer Water Treatment: Joost van de Ven, telefoon 06 488 701 65.
Linde Gas – ideas become solutions.
Linde Gas Benelux B.V. Havenstraat 1, Postbus 78, 3100 AB Schiedam Tel. 06 488 701 65 joost.van.de.ven@linde.com, www.lindegasbenelux.com
Puurwaterfabriek: projectmatige uitdagingen De realisatie van de puurwaterfabriek van NieuWater BV vormde een grote uitdaging op verschillende terreinen. De gekozen techniek is nooit eerder op deze schaal in deze combinatie toegepast. De tijdsperiode vanaf het ondertekenen van het contract met de NAM (13 maart 2008) tot de leveringsdatum van het eerste water (1 juli 2010) bedroeg minder dan 2,5 jaar. In die tijd moest het project niet alleen worden ontworpen en gebouwd, maar ook getest en in bedrijf gesteld. Tenslotte was vooraf een vast budget afgesproken, zonder mogelijkheid voor aanpassingen. Er was dus een doordachte aanpak nodig voor het management van dit project.
D
e puurwaterfabriek zuivert effluent van de rwzi Emmen door middel van microzeven, ultrafiltratie, bacteriologisch actiefkool, omgekeerde osmose in twee stappen en elektrodeïonisatie. Er is een transportleiding aangelegd tussen de puurwaterfabriek en de locatie van de NAM om het ultrapure water over grote afstand te transporteren, zonder aan de kwaliteit afbreuk te doen. Het laatste onderdeel is een noodinlaatleiding vanaf de Verlengde Hoogeveensche Vaart. Voor de bouw van de fabriek is een conventionele projectorganisatie opgericht. De regie en de hoofdlijnen van het ontwerp en de vergunningen lagen in handen van NieuWater, de voorbereiding en de directievoering bij Witteveen+Bos en de bouw bij de verschillende betrokken aannemers. Het projectteam bestond uit een projectdirecteur, een manager contracten/ vergunningen, een manager uitvoering en een projectcontroller vanuit NieuWater. Later is een test- en opstartteam gevormd. Het fabrieksterrein van de NAM ligt circa zeven kilometer van de puurwaterfabriek. In het tracé ligt een zestal kabels en leidingen: t tweemaal een 280 mm PP-R leiding van NieuWater voor het transport van ultrapuur water; t een hogedruk gastransportleiding van Gasunie ten behoeve van de warmtekrachtcentrale van de NAM; t een 10kV voedingskabel van NieuWater inclusief signaalkabels (van de warmtekrachtcentrale van de NAM naar de puurwaterfabriek); t een kanaalwaterleiding van de Verlengde Hoogeveense Vaart naar de puurwaterfabriek (om in geval van verminderde of kwalitatief slechte aanvoer van rwzi effluent een alternatieve aanvoer te hebben); t (over een deel van het tracé) een 110kV voedingskabel van Essent van de warmtekrachtcentrale van de NAM naar het openbare net. Duidelijk was dat al deze partijen op dit tracé niet onafhankelijk van elkaar zouden kunnen opereren. Omdat Gasunie de hoogste standaarden hanteert, is besloten dat Gasunie het voortouw zou nemen. Een wijziging in het tracé bleek noodzakelijk: vanwege het grote aantal kabels en leidingen nam de tracébreedte dusdanig toe dat een aantal geplande passages niet meer mogelijk
12
H2O / 18 - 2010
Foto: Theo Berends
was. Het omgaan met de risico’s van deze gewijzigde aanpak is daarom in een aparte overeenkomst met de NAM vastgelegd. Gecoördineerd door de Gasunie zijn alle zakelijk recht-overeenkomsten voor het tracé afgesloten. Gasunie heeft het werk aanbesteed en contracten afgesloten èn voerde de directie over het gehele werk en hield toezicht op de veiligheid, NieuWater was verantwoordelijk voor de technische aspecten van de eigen leidingen en heeft daarop toezicht gehouden. Eind 2006 ging het ontwerp van het zuiveringsproces op de helling. Tweemaal ultrafiltratie plus omgekeerde osmose werd vervangen door ultrafiltratie, biologische actief koolfiltratie en omgekeerde osmose. De dosering van PAC (polyaluminiumchloride) verdween, biologisch actief kool kwam er voor terug. Een combinatie van bekende technieken, maar niet in deze omvang en toepassing. Terwijl in de loop van het jaar 2007 de pilotinstallatie in bedrijf werd genomen en de onderhandelingen met de NAM een aanvang namen, moest ook de vraag beantwoord worden hoe het project zou worden aanbesteed, gecontracteerd en gebouwd. Verkennende besprekingen maakten vrij snel duidelijk dat de puurwaterfabriek moeilijk was aan te besteden met een geïntegreerd contract. Oorzaak was de unieke combinatie van zuiveringsstappen, waarbij met name de biologische actief koolfiltratie innovatief was. Ingewikkelde constructies werden voorgesteld, waarbij de opdrachtgever de
verantwoordelijkheid voor de biologische actief koolfiltratie behield en contractpartijen de rest. Uiteindelijk bleek in dit geval de traditionele variant het meest werkbaar. De opdrachtgever houdt dan de ontwerpverantwoordelijkheid, maar ook de meeste sturingsmogelijkheid. Bij de aandeelhouders is veel expertise voorhanden op het gebied van waterzuivering. In feite zijn hier de hoofdlijnen van het ontwerp bepaald. Dit ontwerp is door Witteveen+Bos verder uitgewerkt, besteksgereed gemaakt en traditioneel aanbesteed. Door de grote tijdsdruk was het civiele werk al aanbesteed, terwijl het werktuigkundige en elektrotechnische bestek nog in voorbereiding was. De afstemming tussen de aannemers zou plaatsvinden door de civieltechnische aannemer, daarbij aangestuurd door de bouwdirectie namens de opdrachtgever. Specifieke onderdelen zijn door de opdrachtgever apart ingekocht. Zo ontstond een situatie met vier hoofdaannemers (civiel, werktuigbouw, elektrotechniek, RO/chemicaliëninstallaties) en een groot aantal directieleveringen (procesautomatisering, ultrafiltratiemembranen en microzeven, ketels biologische actiefkoolfiltratie, actiefkool, zuurstof, omgekeerde osmosemembranen en elektro-deïonisatie). De civiele aannemer was belast met de coördinatie. De technische afstemming bleef bij Witteveen+Bos. Alle partijen waren gecontracteerd op basis van een planning met diverse mijlpalen, zodat de overdrachtsmomenten scherp waren
*thema
achtergrond
vastgelegd. Bij slecht presteren of achterblijven van een aannemer was per mijlpaal een boete van toepassing.
Uitvoering Nadat begin 2008 de laatste aannemer gecontracteerd was en partijen enige tijd hadden samengewerkt, dienden de eerste tekenen van mogelijke vertraging zich aan: strenge winter, enige achterstand in verstrekking van de gegevens, (mede) daardoor achterstanden in uitvoering. Mogelijk zou de geplande opleverdatum 1 juli 2010 niet meer worden gehaald. De bouwdirectie besloot te onderzoeken of in deze situatie een bonusregeling rendabel zou zijn. Groot voordeel van dit late introductiemoment is dat partijen het project kennen en elkaar kennen. Iedereen, inclusief de opdrachtgever, kan zich een goed beeld vormen wat met de bonus bedoeld wordt en hoe groot de inspanning is, om die te behalen. Een bonusovereenkomst die onderdeel uitmaakt van het bestek, is vaak zeer moeilijk op waarde in te schatten. De bonusovereenkomst is afgesloten en bestond uit twee delen: versnellingskosten en de werkelijke bonus. Gedurende de afwerking van de bouw speelde NieuWater zelf een belangrijke rol in het testen en inbedrijfstellen van de installatie. Daartoe werd een testteam ingesteld, onder coรถrdinatie van NieuWater, met daarin alle aannemers en de adviseur. Voorkomende problemen konden hierdoor snel worden gedetecteerd en besproken, waardoor de afhandeling voortvarend opgepakt werd.
Transportleidingen De ultrapuurwatertransportleiding is uniek: de aanlegcondities moeten zodanig zijn dat
Foto: Theo Berends
de leiding van binnen niet wordt verontreinigd. Een aanleglengte van ongeveer zeven kilometer stelt hoge eisen aan de uitvoering. Een dergelijke transportleiding voor water met deze kwaliteit is wereldwijd nog niet eerder gerealiseerd. NieuWater ontwikkelde een aanlegsystematiek, waarbij grotere leidingdelen geprefabriceerd zouden worden in een zuiver gemaakte ruimte. Het schoon werken had immers de hoogste prioriteit. Tijdens de uitvoering deed zich echter een probleem voor bij het aan elkaar lassen van de geprefabriceerde leidingdelen. De veldlasmachine bleek moeite te hebben met de
trekkracht van de lange geprefabriceerde lengtes. Na enkele verbeteringen kwam het productieproces weer op gang en kon de schade worden beperkt. Bij testen en inbedrijfname bleek de leiding op kleine onvolkomenheden na van goede kwaliteit en goed schoon van binnen. De opleverdatum van 1 juli 2010 als eerste productiedatum is gehaald en het project is binnen het budget gerealiseerd. Peter Schouten (WMD) Peter Teunis (Nedmanagers bv) Robert Kools (Witteveen+Bos)
De rwzi Emmen met links de puurwaterfabriek (foto: Aldert Kruims).
H2O / 18 - 2010
13
Ultrapuur water cruciaal voor nieuwe oliewinning De Nederlandse Aardolie Maatschappij (NAM) produceerde van 1947 tot 1996 met behulp van ja-knikkers 250 miljoen vaten olie uit het olieveld Schoonebeek. Eind 2007 besloot de NAM om de komende 25 jaar opnieuw zo’n 120 miljoen vaten olie te winnen. Met behulp van nieuwe technieken, zoals lagedruk-stoominjectie en horizontale boring, kan naar verwachting eind dit jaar de eerste stroperige olie worden gewonnen. Water vervult bij de nieuwe oliewinning een cruciale rol.
D
e NAM stopte in 1996 de olieproductie, omdat het economisch niet meer rendabel bleek met de toenmalige ja-knikkertechnieken de olie te produceren. Ook de lage olieprijzen in die tijd speelden een rol. Er werd op het laatst meer water dan olie geproduceerd. Met oorspronkelijk één miljard vaten olie (van 159 liter) is ‘Schoonebeek’ het grootste olieveld op land in Noordwest-Europa. Vanwege de grote hoeveelheid nog aanwezige olie en de beschikbare nieuwe techniek zal de Schoonebeeker olie - die veel paraffine bevat en bij kamertemperatuur een viscositeit heeft van ‘pannenkoekenstroop’ - worden geproduceerd met behulp van hoogrendementspompen. Dankzij deze nieuwe technologie keren de ja-knikkers niet terug in Schoonebeek. Onafhankelijke onderzoeken (International Energy Agency) tonen aan dat olie (en gas) de komende decennia nog erg belangrijke energiebronnen zijn.
Nieuwe techniek De NAM herontwikkelt het olieveld Schoonebeek met behulp van uitgebreide oliewinningstechnieken. Hierbij wordt gebruik gemaakt van lagedrukstoominjectie. Op een diepte van gemiddeld 800 meter worden de horizontale putten in de Bentheimer zandsteenlaag in het oliereservoir geboord. Deze oliehoudende laag is 10 tot 35 meter dik. De stoom- en olieproductieputten liggen daar op ongeveer 150 meter afstand van elkaar. Onder druk wordt stoom via de stoominjectieputten in het oliereservoir geïnjecteerd. Door de opstijgende stoom wordt de stroperige olie in de oliehoudende laag verwarmd. Verhitting zorgt voor het vrijkomen van de fracties uit het Bentheimerzandsteen, die daarna via olieproductieputten en met behulp van hoogrendementspompen naar het aardoppervlak worden gepompt. Deze techniek vraagt om een goede waterkwaliteit voor stoominjectie. Verder wordt momenteel hard gewerkt aan het aanleggen van de 18 oliewinlocaties, een leidingtracé en de locatie waar de geproduceerde olie wordt gescheiden van het productiewater. In een nieuwe warmtekrachtcentrale wordt het stoom en de electriciteit geproduceerd.
14
De hoogrendementspompen (foto: NAM).
Ultrapuur water voor stoominjectie
puurwaterfabriek is speciaal gebouwd om de NAM - de enige afnemer - het ultrapuur water te kunnen leveren. De fabriek kan straks zeker 25 jaar lang maximaal 8.200 kubieke meter ultrapuur water per dag leveren met uitbreidingsmogelijkheden tot 10.000 kubieke meter.
Om de olie in Schoonebeek te kunnen produceren, is een goede waterkwaliteit voor de productie van stoom van cruciaal belang. De mogelijkheid om ultrapuur water van NieuWater hiervoor te gebruiken, biedt de mogelijkheid stoom te produceren. De
Wanneer water zou worden gebruikt van een minder hoogwaardige kwaliteit, zou de stoom minder energie per volume eenheid bevatten. Een hoogwaardige stoomkwaliteit is belangrijk, omdat de stoomleiding dan
H2O / 18 - 2010
kleiner kan worden ontworpen. Bovendien kan een standaard warmteterugwinningsstoomgenerator worden gebruikt die aangesloten is op de uitlaat van een conventionele gasturbine. Het derde voordeel is dat geen kalkvorming in de leidingen ontstaat. Het Schoonebeekproject gebruikt een warmtekrachtcentrale met gasturbine om 125 megaWatt elektriciteit te produceren in combinatie met een stoomgenerator voor een efficiënte stoomproductie. Zo’n 90 procent van de geproduceerde elektriciteit wordt niet voor de oliewining
*thema
achtergrond
De NAM voert de herontwikkeling van het olieveld Schoonebeek uit. Energie Beheer Nederland investeert voor 40 procent in dit project. Het Schoonebeek Redevelopment Team, bestaande uit de aannemers Stork, Visser & Smit Hanab, Jacobs Engineers en Yokogawa, is verantwoordelijk voor de uitvoering van de techniek, ontwerp, constructie en aanleg van de locaties en het leidingtracé.
Doorsnede van de ondergrond met putten op 800 meter diepte.
Het olieveld Schoonebeek is het grootste olieveld op het vasteland in NoordwestEuropa. Het werd ontdekt in 1943. De productie begon in 1947 en eindigde in 1996. De herontwikkeling begon in januari 2009. Het olieveld telt nu 18 winlocaties, 73 putten (44 olieproductie-, 25 stoominjectie- en 4 observatieputten), 40 hoogrendementspompen met een hoogte van 15 meter, 17 km nieuwe waterafvoerleiding richting Twente, 6 km ultrapuur waterleiding, 15 km veldleidingen (olie/stoom/gas), 22 km nieuwe olie-exportleiding, waarvan 12 km in Duitsland. De productie omvat straks 120 miljoen vaten (van 159 liter) olie voor een periode van 25 jaar. De warmtekrachtcentrale heeft een stroomvoorziening van 120 tot 160 mW (evenveel als stad Groningen). De eerste olie komt volgens planning eind dit jaar boven de grond.
gebruikt, maar aan het openbare net geleverd. De stoomboiler zendt 350 ton stoom per uur uit, die een temperatuur heeft van 310 ˚C en 82 bar. De stoominjectie. Het project in het kort.
Project in het kort Door ultrapuur water te verhitten tot stoom en te injecteren in het olieveld, wordt de olie beter vloeibaar. In de warmtekrachtcentrale wordt stoom en stroom geproduceerd. In de oliebehandelingsinstallatie wordt olie en water gescheiden. Het olieveld Schoonebeek telt straks 73 putten verspreid over 18 productielocaties. De olie wordt getransporteerd naar de raffinaderij van BP Lingen in Duitsland. Water dat na scheiding van de olie overblijft, wordt in lege gasvelden in Twente geïnjecteerd op 2000 meter diepte. De geproduceerde stroom gaat vervolgens naar het elektriciteitsnet. Eind dit jaar zal naar verwachting de eerste olie worden geproduceerd uit het olieveld Schoonebeek. Dagelijks werken nu honderden mensen aan het realiseren van de warmtekrachtcentrale en de oliebehandelingsinstallatie, alsmede aan het voltooien van de boorlocaties en het leidingtracé. Vanwege de aanwezige druk in het oliereservoir is het de eerste tijd niet nodig stoom te injecteren. Stoominjectie zal in 2011 worden toegepast als alle oliewinlocaties gerealiseerd zijn voor olieproductie. Paul Donnellan (engineering manager Herontwikkeling olieveld Schoonebeek)
H2O / 18 - 2010
15
Minimaal chemicaliëngebruik zet watertechnologen aan tot belangrijke innovaties Het ontwerp en de bouw van de puurwaterfabriek was een uitdaging die tot belangrijke watertechnologische innovaties heeft geleid. Dé grote uitdaging was zo min mogelijk chemicaliën te gebruiken bij de membraanfiltratie van bacterie- en nutriëntrijk rwzi-effluent. Een type waterbehandeling dat wereldwijd zeer actueel is, maar waar nog maar weinig praktijkervaring mee is opgedaan. Door de geslaagde samenwerking van watertechnologen tussen de operator, kennisinstellingen en leveranciers is een unieke waterbehandelingsinstallatie gebouwd die geldt als een nieuw internationaal icoon voor de Nederlandse watertechnologie.
“M
embraanfiltratie is in de praktijk een weerbarstig zuiveringsproces en daarom is het prijzenswaardig dat zowel waterschap Velt en Vecht en Waterleidingmaatschappij Drenthe het hebben aangedurfd deze zuiveringstechniek op een innovatieve wijze toe te passen in de puurwaterfabriek, vindt Hilde Prummel, manager watertechnologie bij Waterlaboratorium Noord (WLN). WLN is huisadviseur van Waterleidingmaatschappij Drenthe (WMD) en doet zelf veel onderzoek naar de optimalisatie van membraanfiltratie. “Al helemaal omdat het hier gaat om het behandelen van gezuiverd afvalwater dat meer bacteriën en voedingsstoffen bevat dan andere waterbronnen, waardoor de potentie van biofouling van de membranen groter is dan normaal. Biofouling is een belangrijk probleem bij toepassing van membraanfiltratie.” De afgelopen tien jaar heeft de drinkwatersector volgens Prummel veel kennis en ervaring opgebouwd met membraanfiltratie bij het behandelen van oppervlaktewater uit rivieren of kanalen. “Met omgekeerde osmose membraanfiltratie van rwzi-effluent is echter nog weinig ervaring opgedaan. Daarom was het ontwerpen van de puurwaterfabriek een interessant watertechnologisch vraagstuk. Zeker in combinatie met de eis dat het gebruik van chemicaliën geminimaliseerd moest worden,” aldus Prummel. “Onder watertechnologen circuleerden veel ideeën en vooral dankzij de combinatie van fundamenteel onderzoek en praktijkproeven op bestaande membraaninstallaties hebben we WMD, WLN en Velt en Vecht die ideeën kunnen uitwerken tot een unieke combinatie van succesvolle innovaties.”
Delen van nieuw toegepaste watertechnologie in de puurwaterfabriek zijn ontwikkeld vanuit het in 2006 begonnen onderzoek naar biofouling. Het onderzoek, gesubsidieerd via innoWATOR, maakte deel uit van het Innovatieprogramma Watertechnologie dat door het NWP, Agentschap NL en TTIW Wetsus wordt uitgevoerd. Het programma richt zich op het sneller in praktijk brengen en exporteren van nieuwe technologie. Om deze hele innovatiecyclus te versnellen is betere samenwerking nodig bij onderzoek, ontwikkeling, toepassing op de thuismarkt en uiteindelijk export van Nederlandse watertechnologie.
16
H2O / 18 - 2010
De Living Machine, een andere innovatie van WMD in Dierenpark Emmen.
Twee gerealiseerde ideeën springen er direct uit: de toepassing van een biologisch actiefkoolfilter (BAKF) en de toepassing van inline sensoren die beginnende biofouling en scaling in respectievelijk de eerste en laatste membraanmodules kunnen registeren. Beide onderdelen maken de puurwaterfabriek watertechnologisch uniek in de wereld. “Het gaat om een bestaande waterbehandelingstechniek die we hebben aangepast als zuiveringsstap tussen de ultrafiltratie en de omgekeerde osmose. In feite hebben we hiermee de altijd optredende biofouling vanwege het bacterie- en nutriëntenrijke water, verlegd. In het BAKF kan de biofouling gecontroleerd plaatsvinden zonder daarbij het hele zuiveringsproces te hinderen,” zo legt de watertechnologe uit. De toepassing van de inline sensoren is een idee waar emeritus professor Jan Schippers van Unesco-IHE al lang mee rondliep. “Bij het ontwerpen en de bouw van de puurwaterfabriek hebben ontwerpers, onderzoekers, operators en leveranciers van watertechnologie intensief samengewerkt. Dat bood de unieke gelegenheid om zeer geavanceerde sensortechnologie in te bouwen, waarmee de eerste onverhoopte vorming van biofouling en scaling in de omgekeerde osmosemembranen al snel kan worden gesignaleerd. Deze signalering geeft de operator de gelegenheid vroegtijdig op zoek
te gaan naar de oorzaak van de vervuiling. Door bijsturing van de voorbehandeling, bijvoorbeeld in het BAKF, kan de operator de ingezette vervuiling stoppen voordat het een onomkeerbaar probleem is”, aldus Schippers.
Onderzoek gekoppeld aan praktijk De realisatie van de innovaties in de puurwaterfabriek zijn volgens Prummel en Schippers voor een belangrijk deel te danken aan de nauwe samenwerking tussen ontwerpers, operators, engineers en technologen met enerzijds onderzoeksinstellingen zoals Unesco-IHE, Wetsus en KWR, en anderzijds met bedrijven als Norit en Global Membrains. “Door de samenwerking konden onderzoeksresultaten snel in de praktijk worden getest en de praktijkervaringen werden teruggekoppeld en gebruikt voor nieuw onderzoek,” aldus Prummel. Volgens haar heeft daarbij het Innovatieprogramma Watertechnologie een belangrijke faciliterende rol gespeeld. “Biofouling was één van de eerste speerpunten van het in 2006 bij TTIW Wetsus gestarte onderzoek. Dat heeft de partijen voor het eerst bijeen gebracht. Daar zijn veel ideeën geboren en door goede onderlinge samenwerking zijn die nu gerealiseerd.” Roelof Schuling, secretaris-directeur van waterschap Velt en Vecht, is enthousiast over het feit dat een groot deel van het effluent van de rwzi op een innovatieve wijze
*thema gezuiverd wordt. "Het draagt bij aan de verbetering van de kwaliteit van het oppervlaktewater en het verantwoord omgaan met water. Het is een stimulans om nieuwe technologiën ook in zuivering van afvalwater toe te passen".
Gewikt en gewogen Ook directeur Karst Hoogsteen van Waterleidingmaatschappij Drenthe kijkt met tevredenheid terug op de goede samenwerking van zijn watertechnologen met onderzoekers en leveranciers. “Eerst lag er een klassiek ontwerp op tafel met ultrafiltratie en omgekeerde osmose. De eis voor het minimaliseren van het chemicaliëngebruik dwong ons tot een ander ontwerp. Dat was veel minder conventioneel. We hebben lang gewikt en gewogen maar uiteindelijk toch gekozen voor de innovatieve aanpak. Vooral het grote onderlinge vertrouwen heeft daarbij een grote rol gespeeld, maar zeker ook de financiële bijdragen uit verschillende innovatieprogramma’s”, verzekert de WMD-directeur. Hoogsteen onderschrijft nog eens het belang van innovatie voor zijn bedrijf. “De bouw van de puurwaterfabriek zette onze organisatie in het centrum van de watertechnologie. Dat is spannend. Daarmee krijgt een organisatie, naast de financiële, ook andere prikkels.”
Snel op de markt “Een schoolvoorbeeld van gezamenlijke kennis- en technologieontwikkeling”, zo oordeelt directeur Aleid Diepeveen van het Innovatiebureau Watertechnologie. “Er is niet gewacht op de volledige ontwikkeling van de nieuwe technologieën. Tijdens de bouw van de fabriek zijn ze verder ontwikkeld en elders getest.” Voor Diepeveen is de snelheid waarmee de innovaties zijn gerealiseerd van belang. Dat is één van doelen van het Innovatieprogramma Watertechnologie die zij probeert te verwezenlijken, het verkorten van de ontwikkeltijd van nieuwe watertechnologie om kansen te verzilveren. “Het snel op de markt kunnen brengen van innovaties is cruciaal voor de concurrentiepositie van de Nederlandse watertechnologiebedrijven. Die kunnen daarmee de sterke buitenlandse concurrentie voorblijven en hun export versterken”, licht Diepeveen toe. "Van belang hierbij dat wij snel binnenlandse praktijktoepassingen kunnen tonen. Dit betekent dat er opdrachtgevers moeten zijn, zoals bij de puurwaterfabriek het geval is, die hun nek durven uit te steken." Volgens haar heeft de subsidieregeling InnoWator een groot aandeel in het succes: “InnoWator noopt onderzoekers, operators en leveranciers tot onderlinge afstemming van ieders aandeel in een project. Dat werpt
achtergrond
nu zijn vruchten af. De systematiek heeft gewerkt voor het BAKF en de inline sensoren, dus kan het in de toekomst ook functioneren voor het snel op de markt krijgen van nieuwe oplossingen.”
Mondiaal ‘hot topic’ Jan Schippers wil het belang van de innovaties in de puurwaterfabriek tot slot nog in het perspectief zetten van de Nederlandse bijdrage aan oplossingen voor de mondiale waterproblematiek. “Hergebruik van afvalwater is mondiaal een hot topic. Water wordt schaarser en de lozingseisen steeds strenger. Bedrijven raken geïnteresseerd in waterkringloopsluiting en gaan zelf het eigen afvalwater opwerken tot herbruikbaar proceswater. De puurwaterfabriek is een wereldwijde referentie voor een milieuvriendelijke en robuste optie." De opgedane kennis reikt volgens hem verder dan alleen industriewater. “Dezelfde innovaties zijn bruikbaar voor het chemicaliënarm maken van omgekeerde osmose bij het bereiden van drinkwater uit zeewater. Zo past Evides op een pilotinstallatie voor de ontzilting van zeewater sinds kort geen zuurdosering meer toe, terwijl zo’n dosering wereldwijd de normale praktijk is”, aldus Schippers. Jac van Tuijn (Crest on media)
advertentie
Duurzaam hergebruik van afvalwater Mede mogelijk door speciale actieve kool van Norit Superieure eigenschappen voor de adsorptieve verwijdering van organisch materiaal en de ontwikkeling van biomassa Gecombineerd met een hoge hardheid Uitermate geschikt voor de bereiding van stabiel RO voedingswater
No doubts. Norit. Just proof.
www.norit-ac.com
H2O / 18 - 2010
17
Puur werk De bodem, energie en water zijn belangrijke pijlers van de infrastructuur in onze omgeving. De inrichting van die leefomgeving wordt steeds complexer. Een omgeving waarmee we bovendien zorgvuldig moeten omgaan. Dat vraagt om puur werk en heldere oplossingen, ontworpen en uitgevoerd door specialisten. Voor NieuWater realiseerde Heijmans Infra Techniek zoâ&#x20AC;&#x2122;n heldere en toekomstgerichte oplossing in werktuigbouw. Samen met andere partners werken aan effectief gebruik van de waterketen. Puur werk in uitvoering.
www.heijmansinfratechniek.nl
Onderstaande bedrijven feliciteren NieuWater met dit innovatieve project
TIJDSCHRIFT VOOR WATERVOORZIENING EN WATERBEHEER
JOB VERHEIJDEN, DIRECTEUR RIWA-MAAS:
“Splitsing RIWA was wijs besluit” Vlak na de Tweede Wereldoorlog had de Vewin nog zo’n 200 leden, voor het overgrote deel kleinere grondwaterbedrijven. De grote oppervlaktewaterbedrijven (in Den Haag, Rotterdam en Amsterdam én PWN) vonden dat de vervuiling van Rijn en Maas binnen dat verband te weinig aandacht kreeg. Ook wilden zij hun belang - sanering van de vuillozingen - zelf direct verdedigen. Daartoe richtten zij in 1951 naast de Vewin de RIWA op, die met de kracht van een actiegroep de vervuilingproblematiek aan de orde stelde, in het stroomgebied van de Rijn, de Maas en later ook de Schelde. Ook Belgische bedrijven traden toe tot de RIWA. Na bijna 50 jaar succesvol in één organisatie opgetrokken te zijn, werd in 2000 besloten tot een splitsing in drie afzonderlijke verbanden. De eerste directeur van de nieuwe RIWA-Maas werd Job Verheijden, die vanuit Rotterdam steeds nauwer bij de Maasproblematiek betrokken was geraakt. Per 1 november a.s. gaat hij met pensioen. Aanleiding voor een gesprek met hem in het pompstation Baanhoek in Dordrecht, de plek waar RIWA-Maas thans kantoor houdt.
Hoe is de kwaliteit van het Maaswater op het ogenblik?
20
“Die verbeterde de afgelopen jaren behoorlijk, vooral in microbiologisch opzicht. In Wallonië is de bouw van rwzi’s van de grond gekomen. Toen ik in 2001 in deze functie begon, werd het afvalwater van 1,2 miljoen inwoners daar nog ongezuiverd geloosd. November 2009 is de grootste rwzi, die van Oupeye bij Visé vlakbij de grens met Nederland, in gebruik genomen. Ik heb daar groot respect voor, want het ging niet alleen om de bouw van rwzi’s, maar ook om de aanleg van grote collectoren, verzamelriolen, in een overwegend hellend, rotsachtig gebied. Naast de techniek was de grote vraag: hoe komen wij in deze regio, die bepaald niet tot de rijkste van de Europese Unie behoort, aan geld? Men heeft daartoe een agentschap opgericht, Société Publique de Gestion de l’Eau, die belast werd met de zorg voor de drinkwatervoorziening en de inzameling en het zuiveren van het afvalwater van gemeenten en bedrijven. Via opcenten op het drinkwater - dat in Wallonië grotendeels vanuit grondwater wordt gewonnen - heeft men dit nu voor elkaar gekregen. De waterketengedachte werd daar snel opgepakt.”
Foret, met de ondertekening van een alliantieovereenkomst tussen RIWA-Maas en Aquawal, de Waalse koepel voor waterketenbedrijven. Centrale rol daarbij speelde de Brusselse Intercommunale Water Maatschappij, thans Vivaqua. Ik ben samen met Marcel Leemans, mijn eerste voorzitter, begonnen met de inrichting van een bureau voor RIWA-Maas bij deze maatschappij, waar we op de in België gebruikelijke wijze mensen konden ontvangen en voorlichten over het belang van de Maas voor de drinkwatervoorziening, van Brussel, Antwerpen en Nederlandse regio’s. In Wallonië wordt vrijwel alle drinkwater uit grondwater gewonnen. Daar moet je de rivier als bron voor drinkwater bewust onder de aandacht van de mensen brengen, ook van overheden en bedrijven.” “Wij zijn samenwerkingsverbanden met de industrie aangegaan, zoals met Groupement des Industries et Entreprises du bassin de la Meuse pour la Protection de l’Environment, een groep van bedrijven, vooral met het doel om de incidentele lozingen in de greep te krijgen. Op het realiseren van structurele oplossingen was voldoende druk vanuit Europa via de Richtlijn Stedelijk Afvalwater en de Kaderrichtlijn Water.”
Welke bijdrage hebben jullie daaraan geleverd?
Wat voor incidenten deden zich toen voor?
“De vroegere RIWA had de lijn van de confrontatie gekozen. De Belgen werden uitgemaakt voor vervuilers. Ook het Project Onderzoek Maas - gestimuleerd door de gemeente Rotterdam - nagelde de Belgen aan de schandpaal. Het was een juridisch traject, waarbij gepoogd werd de kosten van de verwijdering en de verwerking van het verontreinigde slib in de Rotterdamse havens te verhalen op lozende bedrijven. Dat was een benadering die in Wallonië geen resultaat had. Wij hebben als RIWA-Maas toen een diplomatiek traject gekozen om met elkaar in gesprek te komen. Dat lukte al in 2002 door onder andere de tussenkomst van de Waalse minister van Milieu, Michel
“We constateerden een verhoogd tritiumgehalte, niet direct gevaarlijk, maar toch. Dat moest afkomstig zijn uit de kerncentrale Chooz op de grens van Frankrijk en België. Wij zijn toen gaan praten met de directie van EDF-Centrale de Chooz en hebben daar begrip voor onze problemen opgebouwd. Dat heeft er bijvoorbeeld toe geleid dat de werklui in hun opleiding ook kennismaken met het Maasalarmmodel: het afvoermodel dat aangeeft welke concentraties wanneer waar zijn. Deze werknemers kunnen nu zelf zien wat het effect van een lozing van hun bedrijf is.” “’Brussel’ is voor ons als RIWA-Maas een zeer belangrijk lid, omdat het binnen de
H2O / 18 - 2010
Belgische verhoudingen altijd een tussenpositie inneemt én omdat het met zijn vertaaldienst voor de juiste vertalingen gezorgd heeft. Ook richting Frankrijk kon ‘Brussel’ invloed uitoefenen. Tien procent van het stroomgebied van de Maas ligt in Frankrijk, tussen de Moezel en de Marne. We hebben daar geen leden, omdat er geen oppervlaktewaterbedrijven zijn. Het is een vrij vlak gebied met veel landbouw die bestrijdingsmiddelen gebruikt. Glyfosaat bijvoorbeeld komt daar vandaan, evenals trouwens nog steeds uit Nederland.”
Hebben jullie leden in Wallonië? “Neen. In de Ardennen zijn een paar kleine bedrijven die water uit zijrivieren van de Maas gebruiken, maar deze zijn geen lid van RIWA. Wel hebben we - zoals gezegd - een alliantie gesloten met Aquawal: de koepelorganisatie die sinds 2001 verantwoordelijk is voor drinkwatervoorziening en afvalwaterzuivering in Wallonië. Recent hebben we afgesproken samen drie concrete projecten op te pakken: het gebruik van onkruidbestrijdingsmiddelen op verhard oppervlak, medicijnresten in het oppervlaktewater (zowel als gevolg van menselijk als van veterinair gebruik) en de temperatuurproblemen. We pleiten voor handhaving van de bestaande norm en onderzoek naar innovaties bij de koelwaterlozers.”
Hoe kijk je terug op de splitsing van de RIWA? “Achteraf bezien is dat destijds een heel wijs besluit geweest, dat volledig in de pas liep met de stroomgebiedbenadering van de KRW. Maas en Schelde konden daardoor specifieke aandacht krijgen die nodig was. Ook konden we daardoor deelnemen aan het werk van de Internationale Maascommissie en de Internationale Scheldecommissie.” “Inmiddels is RIWA-Maas toegelaten als non-gouvernementele organisatie. In het begin waren we waarnemer binnen de Nederlandse delegatie. Zoals ook de
interview Toen we ons realiseerden dat de agressieve POM-aanpak niet werkte, werd de uitdaging eigenlijk alleen maar groter. Hoe bereikte je wel succes?”
Antwerpse WaterWerken waarnemer was binnen de Vlaamse delegatie en de BIWM waarnemer binnen de Brusselse delegatie. Op die manier kon RIWA deelnemen aan de commissies en werkgroepen en meeschrijven aan rapporten. Toch konden we in de eerste jaren het drinkwaterbelang niet dominant naar voren brengen. Later lukte dat beter mede dankzij rapporten van het RIVM, opgesteld in opdracht van het ministerie van VROM. Het RIVM onderzocht het aan de orde komen van de drinkwaterfuncties in de 15 ingediende stroomgebiedsbeheerplannen van Rijn en Maas, die in het kader van de implementatie van de Kaderrichtlijn Water waren ingediend. De conclusies hieruit zijn gepresenteerd aan de IMC. In de volgende fase van de uitwerking is ‘drinkwater’ als een apart hoofdstuk meegenomen.”
Hoe is jouw loopbaan geweest? “Ik ben geboren in 1946 in Schiedam. Van 1964 tot 1968 studeerde ik aan de HTS in Rotterdam weg- en waterbouwkunde. Na mijn militaire dienst heb ik eerst een jaar bij ingenieursbureau Grabowsky & Poort in Den Haag gewerkt. In 1971 ben ik bij Boskalis Westminster in dienst gekomen, een groot internationaal aannemingsbedrijf, waar ik tot 1986 heb gewerkt als projectontwikkelaar. Het was de tijd van de opkomst van de grote tankers.” “Vanaf 1974 werkte en woonde ik veel in het buitenland. In Brazilië werkte ik mee aan plannen om de Rio Tiète van de Parana-rivier naar de havenstad Santos te kanaliseren en bevaarbaar te maken. In Irak hebben we eilanden in meren aangelegd voor het toerisme. In Bangladesh heb ik samen met het ministerie van Ontwikkelingssamenwerking een baggerorganisatie opgezet om tijdig drempels uit de rivieren weg te baggeren om de kans op overstromingen te verminderen. Die organisatie werkt nog steeds en het aantal overstromingen is teruggebracht. In Soedan moesten noodhavens aangelegd worden voor de voedselaanvoer naar het hongerlijdende Eritrea. Ik was toen vertegenwoordiger van Boskalis in Oost-Afrika.”
Hoe kwam je in het drinkwater terecht? “In 1986 ben ik teruggekomen in Nederland, maar hier maakte de baggerindustrie toen een moeilijke periode door. Via een headhunter ben ik in contact gekomen met het toenmalige Rotterdamse drinkwaterbedrijf DWL. Dat was als trekker benoemd voor een fusieproces met acht andere drinkwaterbedrijven in de regio, maar was daar als gemeentelijk bedrijf in bedrijfskundig opzicht nog niet klaar voor. Ook stond de automatisering nog in de kinderschoenen. In het bedrijfsleven waren we daar een stuk verder mee. Dat maakte mij voor DWL interessant. Ik ben daar toen benoemd tot directeur bedrijfsvoering. We zijn als eerste begonnen met bedrijfseconomisch management, dat qua automatisering werd ontwikkeld samen met de gebroeders Baan. Dat betekende een grote verandering binnen het bedrijf. Alles moest anders. In eerste instantie was iedereen dus tegen.” “Ander punt was dat Rotterdam een slechte naam had vanwege de smaak van het water en in de jaren ‘60 zelfs wormpjes uit de kraan kwamen. Om dat imago te verbeteren, hebben we een investeringsplan van 500 miljoen gulden opgezet om de kwaliteit te verbeteren, het gebruik van chloor op het productiebedrijf Berenplaat te beëindigen, het leidingnet te verbeteren en de leveringszekerheid op peil te brengen. In dezelfde periode (1986-1992) liep het fusietraject, waarbij uiteindelijk het Waterleidingbedrijf Zuid-Holland Zuid gevormd werd. Na het overlijden van Klaas Kleijwegt in 1991 werd het onder zijn opvolger als algemeen directeur Cees Willems, omgedoopt tot Waterbedrijf Europoort. Ik was toen directeur Productie & Kwaliteit. Zo kwam ik in aanraking met de kwaliteitproblemen aan de Maas.”
“Toen eenmaal besloten was tot opsplitsing van RIWA, heb ik moeten solliciteren naar deze functie. Ik heb ook Frans moeten leren. De eerste jaren werkte ik drie dagen per week voor RIWA-Maas, sedert 2006 - toen Evides gevormd werd - fulltime. Ik heb veel waardering gehad voor de loyale manier waarop de splitsing van RIWA is gerealiseerd. Waar het nuttig is, werken we goed samen: richting rijksoverheden, in de stuurgroep Bronnen en Kwaliteit van de Vewin en in de contacten met Eureau. Maar de werkwijze van Peter Stoks, de directeur van RIWA-Rijn, en van mijzelf is totaal verschillend. Peter is de wetenschapsman, ik ben de lobbyist.” “Toen ik mijn vertrek aankondigde, is er opnieuw gekeken naar apart doorgaan of weer samenvoegen. Besloten is apart door te gaan. Inmiddels is mijn opvolger benoemd: Harry Römgens, bedrijfsdirecteur bij Waterleiding Maatschappij Limburg, aan wie ik mijn werk nu kan overdragen.”
Welke uitdaging zie je voor RIWA-Maas? “De komende vijf jaar is veel te bereiken bij de verdere implementatie van de KRW. Ik ben voorzitter van de Stuurgroep Duurzaam Terreinbeheer Verhardingen. Met mijn opvolger krijgt dat nu een breder vervolg.” “Door het ministerie van Verkeer en Waterstaat zijn in het kader van de KRW innovatiebudgetten ter verbetering van de waterkwaliteit beschikbaar gesteld. We hebben samen met Provincie NoordBrabant, de Federatie Agrotechniek, CLM,
“Te hoge watertemperatuur vraagt om innovatie bij lozers”
Was jij niet veel meer een man van de techniek? “Ik ben eigenlijk vooral een projectmanager en teamspeler in de techniek. Ik vond de drinkwaterwereld heerlijk om in te werken.
DLV Plant en PPO (van de universiteit van Wageningen) ingeschreven met het projectvoorstel ‘Samenwerken aan een schone Maas’. Dat voorstel heeft de tender gewonnen. Het betekent dat we voor dit bredere project op een begroting van 1,3 miljoen euro zo’n 900.000 euro subsidie van het Rijk toegewezen gekregen hebben. Daarmee kunnen diverse proefprojecten uitgevoerd worden. We gaan veel aandacht besteden aan de communicatie met de terreinbeheerders. We gaan trainingsprogramma’s opzetten. Ook het ontwikkelen van nieuwe apparatuur staat op het programma. RIWA-Maas is trekker van het project; voor de uitvoering is het Centrum voor Landbouw en Milieu ingehuurd.” “Zeker in tijden waarin overheidsbudgetten onder druk staan, zul je voortdurend aandacht moeten blijven vragen voor de bescherming van het milieu en de drinkwaterbronnen. Werk dat ik de afgelopen tien jaar met heel veel plezier gedaan heb.” Maarten Gast
H2O / 18 - 2010
21
‘Meervoudig gebruik waterkering reële oplossing voor grote steden’ Waterschappen willen, om het achterland zo goed mogelijk tegen hoog water te kunnen beschermen, geen ‘vreemde’ objecten - zoals huizen en bomen toelaten op, in of rond waterkeringen. Toenemende stedelijke druk en veranderende maatschappelijke belangen zorgen nu voor een kentering in de houding van de waterschappen. Recent onderzoek in het verstedelijkte gebied binnen de ruit van Rotterdam toont bovendien aan dat het technisch haalbaar is veilige, toekomstbestendige en goed inpasbare waterkeringen te ontwikkelen.
“A
ls waterschap hebben we altijd gezegd dat een waterkering een beschermingszone van een dijk is, waar iedereen vanaf moet blijven. Dat is in een stad best lastig, want vaak staan er al huizen tegenaan. Wanneer het nodig is de dijk te verbreden of verhogen kom je sowieso met bebouwing in aanraking. De stelling dat de dijk alleen van ons is, is daarom op de lange termijn onhoudbaar”, zegt dijkgraaf Jan Geluk van Waterschap Hollandse Delta. “We kijken nu met andere partijen wat we samen kunnen doen. Een dijk versterken om erop te kunnen bouwen, betekent dat we gemeenten kunnen vragen mee te betalen. Dan slaan we twee vliegen in één klap. De gedachtengang van onze dijkmensen, die zich vooral richten op waterveiligheid, moet daarvoor wel veranderen.” “We zijn echter nog lang niet zover dat we aan uitvoering denken. Waterschap Hollandse Delta is betrokken bij het onderzoek, maar die ontwikkeling staat nog in de kinderschoenen. De onderzoeksresultaten moeten worden uitgewerkt, er zullen aanpassingen nodig zijn en het Rijk moet - mede naar aanleiding van een aanvullende haalbaarheidsstudie naar de financiële en technische uitvoerbaarheid - besluiten of het de nieuwe parameters en veiligheidsnormen toestaat. Daarna volgt eerst een proefproject.” Geluk benadrukt dat de ontwikkeling van goed inpasbare waterkeringen nog in de onderzoeksfase verkeert. “Maar het is een goed plan dat in het kader van de klimaatadaptatie heel belangrijk is, internationaal gezien een voorbeeldfunctie heeft en op de langere termijn zeker tot uitvoering komt. Het is bovendien de zogeheten hotspot Rotterdam, die als eerste voor de draad komt met het idee een andere werkwijze te introduceren, waarbij we de kennis uit het
Publicatie van het eindrapport van het onderzoek is voorzien op 14 oktober. De uitkomsten van de studie komen aan bod tijdens de internationale conferentie ‘Deltas in times of climate change’, die van 29 september tot en met 2 oktober plaatsvindt in Rotterdam. Deze bijeenkomst gaat over actuele ontwikkelingen in het wetenschappelijk onderzoek naar klimaatverandering en adaptatie.
22
H2O / 18 - 2010
Dijkgraaf Jan Geluk en Peter van Veelen van de gemeente Rotterdam (foto: Rick Keus).
onderzoek gebruiken om af te wijken van de oude routine en op een nieuwe manier samen te werken en communiceren.” Op dit moment is Hollandse Delta bezig met het toestaan van medegebruik van waterkeringen voor recreatieve doeleinden. Het Hoogheemraadschap van Delfland is al iets verder en ontwikkelt beleid voor medegebruik door samen met de gemeenten afspraken vast te leggen over welk medegebruik onder voorwaarden is toegestaan. Vanuit de huidige situatie, waarin vrijwel niets mag, is dit een stap voorwaarts. “Ik kan me voorstellen dat de drie ‘Rotterdamse’ waterschappen - Waterschap Hollandse Delta en de hoogheemraadschappen van Schieland en Delfland - uiteindelijk tot gezamenlijke afspraken komen, om te voorkomen dat in grensgebieden verschillende spelregels gelden.”
Vier casussen De primaire waterkeringen, die een groot deel van de Randstad en het eiland van IJsselmonde beschermen tegen hoog water, liggen midden in het sterk verstedelijkte Rotterdam. Door verdere verdichting en de
transformatie van buitendijkse haventerreinen zijn waterkeringen in toenemende mate onderdeel van de stad en groeit de behoefte aan meervoudig gebruik van de waterkeringzone. De drie Rotterdamse waterschappen, Arcadis, Royal Haskoning, Deltares, stedenbouwkundig bureau De Urbanisten en de gemeente Rotterdam (Rotterdam Climate Proof ) hebben daarom via het onderzoeksprogramma Kennis voor Klimaat onderzoek uitgevoerd naar de mogelijkheden om ruimtelijke functies te combineren met veilige hoofdwaterkeringen. Daarnaast is gekeken naar wet- en regelgeving, beheer, bestaande procedures voor ruimtelijke ordening en mogelijkheden tot samenwerking. “Besloten is het onderzoek uit te voeren op vier locaties: Nieuw Mathenesse (de dijk als ‘gebiedstransformator’), de Boompjes (als stedelijk publiek domein), Stadionpark (als basis voor gebiedsontwikkeling) en Brielselaan (als geïntegreerd gebouw)”, zegt Peter van Veelen van de gemeente Rotterdam en coördinator van het onderzoek. “Het onderzoek toont aan dat de vier casussen technisch en juridisch haalbaar zijn
actualiteit
Fotomontage van een mogelijke invulling van de klimaatdijk op de locatie Stadiondriehoek in Rotterdam-Zuid (illustratie: De Urbanisten). Schematische weergave van de minimaal benodigde afmetingen van de klimaatdijk, waarbij parkeren en bebouwing mogelijk zijn (illustratie: De Urbanisten).
dijk
0 m. 12 m. 22 m. 31 m. 80,5 m.
133 m.
640 m.
P
en aan de veiligheidsvoorwaarden voldoen. De belangrijkste les is, constateert Van Veelen, dat het gezamenlijk ontwikkelen van waterkeringen binnen het stedelijk gebied mogelijkheden kan bieden. Door samen te ontwerpen is het wellicht mogelijk dichter bij de kering te bouwen of die zo te modelleren dat - binnen de kaders van waterschappen en gemeente - zoveel ruimte is te creĂŤren dat bebouwing of het planten van bomen geen probleem meer is. Als nu een boom omwaait, ontstaat een gat in de dijk, dat zeker in combinatie met harde wind schade kan veroorzaken. â&#x20AC;&#x153;Verdere overdimensionering van deltadijken, door ze aan beide kanten in te pakken in een stevig pak aarde, is een zeer kansrijke strategie voor Rotterdam, zeker omdat een groot deel van de Rotterdamse dijken al overgedimensioneerd is. Hoewel nader onderzoek naar veiligheidsaspecten nodig is, vind ik dit een interessant concept.
Bij het ontwerp is rekening gehouden met klimaatverandering door een honderd keer veiligere norm te hanteren dan nu is vereist.â&#x20AC;? Geluk: â&#x20AC;&#x153;Tien keer meer dan Veerman.â&#x20AC;? Van Veelen: â&#x20AC;&#x153;We stellen dat expres zo extreem, omdat we een duurzaam veilige waterkering willen maken waarop we kunnen bouwen. Dat levert een aantrekkelijke grondexploitatie op, waardoor de kostenvraag wellicht voor een groot deel is te beantwoorden.â&#x20AC;?
Praktische problemen Vooraleer het zover is, vraagt een aantal praktische problemen om een oplossing. Van Veelen: â&#x20AC;&#x153;De gemeente Schiedam pakt het verloederde bedrijventerrein Nieuw Mathenesse de komende jaren aan. De waterkering, die onder het terrein is verstopt, is wellicht pas over 30 jaar weer aan de beurt om te worden versterkt.â&#x20AC;?
Geluk: â&#x20AC;&#x153;Het zou mooi zijn de kans te grijpen nu die zich voordoet en mee te doen aan deze gebiedsontwikkeling, maar daarvoor ontberen de waterschappen ďŹ nanciĂŤle en juridische mogelijkheden. Het Rijk ďŹ nanciert ons en betaalt pas wanneer de kering is afgekeurd. Dit is in veel gevallen nog lang niet aan de orde. Dus kan het gebeuren dat het gebied weer helemaal op de schop moet als er net een fonkelnieuw bedrijventerrein is aangelegd.â&#x20AC;? En zo zijn er nog veel meer situaties waarin stedelijke ontwikkeling en versterking van waterkeringen niet in de pas lopen, terwijl geĂŻntegreerde plannen in de toekomst waarschijnlijk de enige manier zijn om veilig en droog te kunnen leven in een volle, maar aantrekkelijke stad.
H2O / 18 - 2010
23
Bestrijding inheemse en uitheemse plaagsoorten De belangstelling voor exoten neemt de laatste tijd toe. Het aantal exoten dat Nederland binnenkomt, blijft namelijk stijgen, ook de invasieve soorten die voor de meeste overlast zorgen. Voor de waterbeheerders zijn de grote waternavel (Hydrocotyle ranunculoides) en de waterwaaier (Cabomba caroliniana) bekende voorbeelden van plaagsoorten die ernstige problemen kunnen veroorzaken voor de wateraanvoer en -afvoer, maar ook voor de waterkwaliteit. Om de problemen in de hand te kunnen houden of, beter nog, voor te zijn, bestrijden de waterschappen verschillende soorten exoten actief. Dit geldt onder andere voor Waterschap Rivierenland, wiens werkgebied het rivierengebied omvat tussen Kinderdijk en de Duitse grens.
W
aterschap Rivierenland heeft de bestrijding van plaagsoorten geïntegreerd in één basisfilosofie voor de gehele organisatie. Alle plaagsoorten die voor overlast (kunnen) zorgen in het werkgebied van het waterschap zijn hierin verwerkt. Dit zijn zowel planten, dieren als micro-organismen. De basisfilosofie is uitgewerkt in een praktijkplan. Essentieel daarin is de rol van de buitendienstmedewerkers. Hun betrokkenheid bij het plan, in combinatie met een praktische aanpak, moet leiden tot een meer effectieve wijze van bestrijding.
Beleid voor verschillende taakvelden Binnen de organisatie was het onduidelijk hoe het waterschap het beste om kan gaan met de plaagsoorten. Daarnaast bestond behoefte om meer inzicht te krijgen in de omvang van het probleem en de kosten die samenhangen met de bestrijding. Om deze hiaten op te vullen, is het waterschap aan de slag gegaan met het formuleren van een specifiek plaagsoortenbeleid. Een (pro)actieve inzet ten aanzien van plaagsoorten kost in eerste instantie meer inzet en geld, maar op langere termijn nemen de overlast en de daarmee gepaarde kosten wel af (zie afbeelding 1). Houdt men de handen over elkaar, dan is de verwachting dat de overlast toe zal nemen en daarbij de kosten en inzet zullen stijgen om mogelijke problemen te verhelpen. Bij het nieuwe beleid zijn alle organisatieonderdelen betrokken die een rol spelen in het monitoren, bestrijden of voorkómen van Afb. 1
24
H2O / 18 - 2010
soortgroep
strategie
aanpak
oeverplanten
elimineren
beslisboom type waternavel
drijvende kroossoorten
controleren
kroosprotocol
ondergedoken waterplanten
controleren
aanpak type waterpest
landgebonden planten
controleren of elimineren
aanpak type distel
muskusratten
elimineren
afdeling muskus- en beverrattenbestrijding
plaagsoorten zwemwater
controleren
protocol blauwalgen en aanpak zwemmersjeuk
eikenprocessierups
controleren
schema beheersing eikenprocessierups
Soortgroepen van actuele probleemsoorten, gekoppeld aan strategieën.
plaagsoorten. Inhoudelijk betekent dit dat het beleid gericht is op plaagsoorten (zowel plant, dier als micro-organisme) in watergangen, op de dijken, op wegbermen en op alle andere terreinen van het waterschap. Eén en ander is verwoord in de beleidsnota ‘Bestrijding inheemse en exotische plaagsoorten’. Deze nota richt zich dus niet alleen op uitheemse soorten, maar ook op inheemse soorten die nu al een probleem zijn (actueel) of een probleem kunnen worden (potentieel) in het werkgebied van Waterschap Rivierenland. Afbeelding 2 geeft weer welke soorten in de nota aan bod komen. De actueel en potentieel voorkomende plaagsoorten zijn ingedeeld in groepen, waaraan onderhoudstrategieën zijn gekoppeld. Deze strategieën zijn gericht op
de bestrijdingsaanpak. Welke strategie van toepassing is op een bepaalde soortgroep, hangt af van de risico’s van de soort en de overlast voor het waterschap en derden. Maar ook de omvang van de problemen, de mate van verspreiding en natuurlijk de kosten en effectiviteit van de strategie zijn leidend. In de nota van Waterschap Rivierenland worden drie strategieën aangedragen: accepteren, controleren en elimineren. De strategie ‘accepteren’ betekent dat geen specifieke bestrijdingsaanpak wordt gehanteerd. Praktisch wordt deze strategie bij geen enkele in afbeelding 2 opgenomen plaagsoort toegepast, aangezien elke plaagsoort min of meer op een bepaalde manier wordt aangepakt. Een lichte vorm van bestrijden is de strategie ‘controleren’. Hierbij wordt de soort in de gaten gehouden en wordt alleen actie ondernomen wanneer problemen dreigen te ontstaan. Een voorbeeld is smalle waterpest. Deze wordt gemaaid in het reguliere maaibeheer. Woekert de plant zodanig dat de wateraanen afvoer dreigt te stokken, dan wordt een extra maaibeurt toegepast. Een zware vorm van bestrijding is verwoord in de strategie ‘elimineren’. Deze strategie wordt toegepast op de soortgroepen muskusratten en oevervegetatie, waaronder grote waternavel valt. Bij het elimineren wordt extra beheer toegepast met als doel de soort uit te roeien óf de populatie zo klein mogelijk te houden, dit laatste wordt ook wel decimeren genoemd. In de tabel zijn de aanwezige soortgroepen die een actueel probleem vormen, gekoppeld aan een strategie.
achtergrond De verspreiding van plaagsoorten wordt jaarlijks bijgehouden, gedigitaliseerd en gepresenteerd op kaarten. Hieruit wordt afgeleid welke soorten vóórkomen in het beheergebied en wat de trend is over de jaren. Ook wordt deze informatie gebruikt bij de periodieke evaluatie van het beleid. Zijn er nieuwe soorten gesignaleerd? Neemt het aantal soorten toe? Is de bestrijding effectief? De uitkomsten van deze evaluatie wordt gebruikt bij de actualisatie van de beleidsnota. Na goedkeuring van het beleid door het bestuur van het waterschap was het zaak om de nieuwe beleidslijn te implementeren in de organisatie. Hiervoor is een coördinator plaagsoortenbestrijding aangewezen. Deze heeft onder andere als taak de beleidslijn bekend te maken binnen de organisatie en ervoor te zorgen dat volgens deze lijn wordt gewerkt. De daadwerkelijke uitvoering van de bestrijding wordt niet centraal gecoördineerd, maar ligt bij de rayons van de buitendienst van het waterschap. Afb. 2
Andere terreinbeheerders Met het opwarmen van de aarde, de toename van exoten in Nederland en het huidige landgebruik zal het onmogelijk zijn alle plaagsoorten onder controle of zelfs volledig weg te krijgen. Het is over het algemeen (kosten)effectiever om te voorkómen dat plaagsoorten zich kunnen vestigen. Daarom probeert het waterschap met preventieve maatregelen mogelijk toekomstige problemen voor te zijn. Eén van de preventieve maatregelen is voorlichting aan particulieren en gemeenten. Het waterschap licht de gemeenten voor over risico’s van plaagsoorten: risico’s voor de volksgezondheid, zoals bij de reuzenberenklauw en eikenprocessierups, maar ook risico’s voor de ecologie en de waterbeheersing. Een andere preventieve maatregel is de afspraak om geen grond te verslepen waar stengeldelen, wortelstokken en/of zaden van woekerende soorten in zitten. Dit
om te voorkómen dat een probleem naar een andere locatie wordt gebracht. Deze maatregel moet nog worden uitgewerkt. De verspreiding van invasieve soorten laat zich niet tegenhouden door eigendoms- en beheergrenzen. De bestrijding van plaagsoorten heeft daarom baat bij een goede afstemming tussen beheerders. Daarom pakt het waterschap overlastgevende soorten op eigen terrein aan om te voorkómen dat de soorten zich verspreiden naar buurterreinen. Waterschap Rivierenland vraagt aan terreineigenaren om samen op te trekken bij bestrijding van een plaagsoort die over een beheersgrens heen woekert.
Communicatie en voorlichting Efficiënte en duidelijke communicatielijnen dragen bij aan de effectiviteit van de bestrijding, een betere herkenning van
Verwijdering van grote waternavel in de Alblasserwaard (foto: Ronald Gylstra).
soorten en een gedragen beleidslijn. Externe communicatien vindt plaats door middel van informatieve artikelen op de internetpagina’s van het waterschap en in nieuwsbrieven voor gemeenten en agrariërs. Binnen de organisatie is de communicatie meer gericht op voorlichting over de herkenning van soorten en de mogelijkheden voor bestrijding en preventie. Bij deze voorlichting wordt gebruik gemaakt van de Groene werkgids van Waterschap Rivierenland en de veldgids ‘Invasieve waterplanten’ van de (voormalige) Plantenziektenkundige Dienst (nu: nieuwe VWA). Deze veldgidsen worden gebruikt door de onderhoudsmedewerkers van het waterschap. Om plaagsoorten onder de aandacht te brengen binnen de organisatie, is in 2009 een mini-tentoonstelling opgezet op het hoofdkantoor van Waterschap Rivierenland. Door middel van onder andere levende en opgezette exemplaren konden medewerkers kennis maken met plaagsoorten die in het werkgebied van het waterschap vóórkomen.
Bestrijding in de praktijk De onderhoudsstrategieën en beslisbomen in de genoemde beleidsnota geven aan hoe in de praktijk dient te worden gehandeld. Wat nog miste in de beleidsnota, was een concreet naslagwerk met bestrijdingsmethoden voor de buitendienst van het waterschap: de onderhoudsmedewerkers en dijkbeheerders. Hiervoor is het document ‘Plaagsoortenbestrijding’ opgesteld. Hans Merks, Ronald Gylstra en Ton Ruigrok (Waterschap Rivierenland) José Vos (Ministerie van LNV, Team Invasieve Exoten) Informatie over de beleidsnota ‘Bestrijding inheemse en exotische plaagsoorten’, het document ‘Plaagsoortenbestrijding’ en over andere zaken die in dit artikel worden benoemd, kunnen worden opgevraagd bij Hans Merks (coördinator plaagsoortenbestrijding van Waterschap Rivierenland) (0344) 64 91 17. Het beleidsdocument is te lezen op internet: www.wsrl.nl.
H2O / 18 - 2010
25
Implementatie Flora- en faunawet op watergangniveau Sinds 2007 moeten waterbeheerders volgens de Gedragscode Flora- en faunawet voldoen aan een maaibeheer dat optimaal rekening houdt met natuurwaarden in de watergangen. Ook Waterschap Reest en Wieden deed de afgelopen drie jaar ervaring op met de nieuwe werkwijze. Met name bij het opstellen en actualiseren van het maaiplan hebben de onderhoudsmedewerkers een actievere rol gehad dan voorheen. Dit ging niet zonder slag of stoot.
G
a er maar aan staan als onderhoudsmedewerker. Was het voorheen heel normaal dat je watergangen drie tot vier maal per jaar maaide, nu is dat soms nog maar één keer per jaar of wordt er gefaseerd gemaaid, waarbij bepaalde delen langs de watergang blijven staan. En dat moet dan conform beschreven maaipakketten, exacte tijdstippen en maaimethoden. In het begin riep dit interne en externe weerstand op. Leg als onderhoudsmedewerker maar eens uit aan een boze grondeigenaar waarom je niet meer zo vaak langskomt. En dan ook nog in een zomer (2007) waarin het veel regende en er wateroverlast in de regio was. Al met al betekende dit een moeizame start van het implementatieproces van de Gedragscode bij Waterschap Reest en Wieden, maar na drie jaar intensief samenwerken staan de neuzen dezelfde kant op. Een proces dat stap voor stap is doorlopen. Het planmatig oppakken van het maaien conform de Flora- en faunawet kent bij Reest en Wieden twee onderdelen: t Hoe extensief kunnen we maaien, om binnen de marges van het operationeel peilbeheer te blijven; t Hoe houden we op een verantwoorde manier rekening met de beschikbare verspreidingsgegevens van beschermde soorten en hoe geven we invulling aan de ‘algemene zorgplicht’.
Het maaionderhoud bij Waterschap Reest en Wieden betreft 2.200 kilometer lijnvormige watergangen. Het wordt grotendeels uitgevoerd door eigen medewerkers (circa 50).
Seizoen 2007 - de eerste slag
In 2007 ging het waterschap voor het eerst anders maaien dan voordien. Dat jaar was de insteek vooral om minder en later te maaien. Er lag nog geen gestructureerd maaiplan aan ten grondslag. Een natte periode in die zomer leidde vervolgens tot ruim 100 klachten in het gebied en onbegrip bij de medewerkers. Uit de evaluatie van het maaiseizoen bleek dat in een aantal gevallen te extensief was gemaaid in relatie tot de dimensie en functie van watergangen en gegeven de neerslagsituatie. Daarnaast is gekozen om onderhoudspaden voortaan drie keer te maaien, in verband met gesignaleerde onkruiddruk. Voor de bestrijding van jacobskruiskruid is een apart protocol opgesteld. Seizoen 2008 - gestructureerd, waterhuishoudkundig en samen
Begin 2008 is een eerste gestructureerd maaiplan opgesteld. Hierin is vooral een waterhuishoudkundige slag gemaakt. Als voorzet zijn zes verschillende onderhoudspakketten gedefinieerd en deze zijn toebedeeld aan alle te maaien watergangen. Toedeling vond plaats op grond van gebiedsfunctie in combinatie met dimensie
Stenen verleggen tijdens de trainingsdagen met de buitendienstmedewerkers in 2009.
van de watergangen (smal, middelbreed, breed). Vervolgens hebben de medewerkers van de buitendienst en vertegenwoordigers van de aannemers die voor het waterschap werken, in groepen deze ‘standaardsituaties’ per watergang samen bekeken. Zij hebben gewenste uitzonderingen aangegeven, op grond van gebiedskennis en ervaring. De werksessie leidde tot zowel intensivering als extensivering van het maaiplan. Er bleek bijvoorbeeld behoefte aan vier extra onderhoudspakketten. De uiteindelijk toegekende onderhoudspakketten zijn op kaart vastgelegd. Verspreidingsgegevens van beschermde soorten waren begin 2008 nog onvoldoende beschikbaar. De volgende principes zijn geformuleerd om invulling te geven aan de algemene zorgplicht: t Natuur door laten lopen in het water: op delen van het talud beschutting creëren met plantengroei, waardoor de overgang van land naar water passeerbaar wordt; t Maaiselverwijdering: nog niet rendabel op grote schaal, vindt nu plaats bij maaien per boot, in stedelijk gebied en bij een aantal toegangswegen; t Doodlopende einden van watergangen zoveel mogelijk vanaf het dode eind maaien, zodat dieren de watergang in kunnen vluchten; t Alternerend maaien voor 15 juli: delen van de vegetatie laten staan, bij bepaalde onderhoudspakketten eenzijdig maaien, en dammen en duikers niet meemaaien. Een compacte veldgids in zakformaat is gemaakt, waarin de op dat moment bekende relevante beschermde soorten zijn opgenomen. Deze gids is bedoeld als handvat voor herkenning van beschermde soorten en soortspecifieke voorzorgsmaatregelen tijdens het maaien. Kort voor het maaiseizoen is een trainingsdag voor alle buitendienstmedewerkers gehouden in het veld, gericht op herkenning en bescherming van amfibieën en reptielen. Wegens het enthousiasme onder de onderhoudsmedewerkers over de trainingsdag is besloten om dit jaarlijks te gaan herhalen. Voor het maaiseizoen heeft het waterschap een actief communicatietraject doorlopen, gericht op zowel het brede publiek als specifieke doelgroepen. Het maaiseizoen 2008 verliep goed en het aantal klachten slonk tot een verwaarloosbaar aantal. Het weer was gunstig, zonder grote afvoerpieken. Voor de medewerkers was het nieuwe werken flink wennen, maar men wist van het hoe en waarom en dat gaf draagvlak. Er was ruimte voor tussentijdse aanpassingen in het
26
H2O / 18 - 2010
achtergrond maaiplan, op grond van actueel peilbeheer en op grond van actuele inzichten van de onderhoudsmedewerkers zelf. Een stagiair heeft steekproefsgewijs geïnventariseerd in hoeverre tijdens het maaien schade aan fauna optreedt. In 2008 is een begin gemaakt met inzet van vrijwilligers die meelopen bij het maaien en fauna (vooral vissen) terugzetten in het water. Hierbij wordt onder andere samengewerkt met enkele plaatselijke visverenigingen. In september is een mondelinge tussenevaluatie gehouden met de medewerkers. Eind 2008 is het maaiseizoen opnieuw geëvalueerd. Sportvisserij Nederland toonde via een demonstratie elektrovisserij het belang aan van vegetatie voor vissen.
Seizoen 2009 - verbeterslag ecologie
Begin 2009 is het maaiplan uitgebracht voor dat jaar. Hierin is vooral een ecologische verbeterslag gemaakt. In de loop van 2008 was de beschikbaarheid van verspreidingsgegevens flink toegenomen, door invoer van bestaande data, uitwisseling van data met andere organisaties en door eigen nieuw onderzoek. Watergangen waar (ooit) beschermde soorten zijn gevonden, zijn als aandachtstrajecten op kaart gezet. Opnieuw is een werksessie gehouden met de buitendienstmedewerkers. Nu lag een tabel voor met per beschermde soort aangegeven: t de periode waarin gemaaid kan worden; t voorkeursonderhoudspakketten (in totaal vier van de tien bestaande onderhoudspakketten); t schadebeperkende onderhoudspakketten (in totaal vijf van de tien bestaande onderhoudspakketten); t schadebeperkende maatregelen: voor het maaien inventariseren op vogelnesten en deze ontzien, vissen teruggooien, maaisel regelmatig controleren op larven van amfibieën en reptielen en die teruggooien, drijvende waterweegbree en krabbescheer altijd deels maaien. Het rekening houden met gevonden beschermde soorten werkt volgens een trits: t Eerst kijken of een voorkeurspakket mogelijk is; t Zo niet, dan een schadebeperkend pakket toepassen; t Als ook dit op waterhuishoudkundige gronden niet gaat, kan bij de huidige inrichting niet volgens de gedragscode gemaaid worden. Deze watergangen worden met extra aandacht voor soortspecifieke schadebeperkende maatregelen tijdens het maaien behandeld en daarnaast op een lijst gezet met watergangen die in aanmerking komen voor herprofilering en/of het uitvoeren van compenserende maatregelen. In totaal zijn circa 60 trajecten, met een totale lengte van zo’n 35 kilometer, op deze eerste versie van de lijst gezet. De principes om invulling te geven aan de algemene zorgplicht zijn per 2009 aangevuld met: t Faunasparende maatregelen: bij gebruik van de maaikorf in het natte profiel de bodem niet raken (dit spaart vooral vis die dicht bij de bodem leeft zoals modderkruipers), regelmatig controleren van het maaisel waarbij aangetroffen dieren
t
(vooral vissen en amfibieën) worden teruggegooid, en zodanig op de kant leggen van het maaisel, dat vissen en amfibieën zelf hun weg terug kunnen vinden naar het water; Soortspecifieke schadebeperkende maatregelen: als een beschermde soort op het maaikaartje staat aangegeven als daar voorkomend, of tijdens het maaien wordt waargenomen, de aanwijzingen in de veldgids voor zover mogelijk opvolgen. In gevallen waar dat niet mogelijk is, dat noteren.
t
t
t
De veldgids is uitgebreid met tien relevante beschermde soorten en (op verzoek van de medewerkers) met zes ‘plaagplanten’. Kort voor het maaiseizoen is opnieuw een trainingsdag in het veld gehouden, dit keer met speciale aandacht voor beschermde vissoorten. Het maaiseizoen 2009 verliep opnieuw goed, met wederom gunstig weer. Door het droge voorjaar begon de wateraanvoer wel relatief vroeg, wat in een aantal gevallen maaionderhoud voor 1 juni vereiste. Er zijn geen klachten binnengekomen. Wensen tot tussentijds aanpassen van het maaiplan werden meer in overleg doorgevoerd dan in 2008. In een aantal gevallen betekende dit ecologische inventarisatie voorafgaand aan het maaien. Een interne evaluatie is gehouden door middel van een schriftelijke enquête. Eind 2009 is het maaiseizoen in grote lijnen geëvalueerd. Op basis van de uitkomsten hiervan is besloten om over te stappen op een meerjarig maaiplan, omdat geen grote verbeterslagen meer nodig zijn.
Naar een meerjarig maaiplan Dit voorjaar is het maaiplan 2010-2015 opgesteld. Alle ontwikkelde werkwijzen, procedures en gemaakte keuzes zijn hierin beschreven. De inhoudelijke verbetering ten opzichte van vorig jaar bestond vooral uit benoemen van een aantal procedures en onderzoeken: t Een meerjarig onderzoek naar de relatie tussen begroeiing en opstuwing begon in 2008 en wordt de komende jaren voortgezet, in de hoop een objectieve onderbouwing te vinden voor het maaien op waterhuishoudkundige gronden. De eerste resultaten geven een variabel beeld. Duidelijk is wel, dat niet elke maaimethode een directe daling van het peil tot gevolg heeft;
Een meerjarig ecologisch monitoringsplan is toegevoegd. Onderdeel daarvan is onderzoek naar het ecologisch effect van het ‘nieuwe’ maaien. Het gaat ten slotte om het behouden en bereiken van gezonde wateren. Voor elk van de tien onderhoudspakketten is een proeftraject gekozen, waar in 2009 een ‘nulmeting’ is verricht en in 2012 opnieuw ecologische inventarisatie zal plaatsvinden; Een procedure is afgesproken voor verzoeken tot aanpassingen van het maaiplan gedurende het seizoen; Afspraken zijn gemaakt voor het actueel houden van het maaiplan. De komende jaren wordt het maaiplan jaarlijks intern geëvalueerd. Elk voorjaar vindt een controle plaats op zaken als verwerking van nieuwe ecologische gegevens, van fysieke veranderingen aan het watersysteem door uitvoering van projecten, van wijzigingen in beschikbaar materieel en van nieuwe inzichten in de doelmatigheid van het maaionderhoud of ten aanzien van soortenbescherming. Daarnaast zijn veranderingen in de Gedragscode mogelijk, die aanpassing van het maaiplan vergen. Op termijn wordt het maaiplan onderdeel van het totale Onderhoudsplan Natte Infrastructuur, dat het waterschap in de loop van de komende jaren opstelt. De veldgids zal te zijner tijd worden getoetst aan de (in ontwikkeling zijnde) gezamelijke gids van de waterschappen binnen de regio Rijn-Oost.
Daarnaast zijn de in 2009 verkregen ecologische verspreidingsgegevens verwerkt en is besloten om watergangen, die elk jaar voor 1 juni gemaaid moeten worden, toe te voegen aan de lijst voor herprofilering. De herprofilering van watergangen wordt de komende jaren opgepakt. Het waterschap zet in op samenwerking en uitwisseling met andere organisaties over zaken als ervaringen delen, ontwikkelingen volgen (bijvoorbeeld ten aanzien van materieel) en discussies landelijk aankaarten. Nico van Duyvenvoorde (Waterschap Reest en Wieden) Hermine Koskamp-Kielich (Oranjewoud) Herman Wanningen (Wanningen Water Consult) foto's: Herman Wanningen
H2O / 18 - 2010
27
reactie WNF teleurgesteld in aanpak wateroverlast New Orleans Het artikel over de aanpak van de waterhuishouding in en rond New Orleans van Mathijs van Ledden (zie H2O nr. 16) is bij het Wereld Natuur Fonds (WNF) met verbazing gelezen. Hoe is het mogelijk dat een Nederlandse ingenieur anno 2010 dezelfde oplossingen propageert als onze Deltacommissie in 1953? Aldus Arjan Berkhuysen.
N
atuurlijk, de Deltawerken hebben voorspoed en veiligheid gebracht. Maar er is sinds 1953 wèl een enorme ontwikkeling op gang gekomen, ook bij de Nederlandse waterexperts. De eerste keringen waren nog hard en gesloten. Latere werken, zoals de Oosterscheldekering en de Maeslantkering, zijn bewust zo open mogelijk en bieden daardoor veel meer ruimte aan de natuurlijke processen die het gebied in de loop der eeuwen hebben gevormd. Ook experimenteren we tegenwoordig met building with nature, waarbij de natuurlijke processen worden omarmd voor veiligere en goedkopere resultaten. Die ontwikkeling is niet terug te vinden in het artikel over de aanpak van Royal Haskoning in Louisiana. Het gaat over ‘verkorten van de kustlijn’, maar rept met geen woord over het grootste probleem van de Mississippi-delta: het veronachtzamen van de natuurlijke processen die de delta hebben gevormd. Geen woord over de afname van sedimentstromen in de Mississippi door bovenstroomse infrastructuur. Geen woord over de aantasting van de grote natuurgebieden die als buffers tussen zee, stad en landbouwgebieden liggen. Ooit groeide deze delta jaarlijks met tientallen meters door al het zand en slib dat de rivier met zich mee bracht. Die brengt van oorsprong ongelooflijke hoeveelheden sedimenten met zich mee. Eén overstroming liet al snel tien centimeter slib achter. Dat gebeurt nauwelijks meer. Volgens een artikel in Science komt dit met name door het aanbrengen van veel harde infrastructuur in de delta zelf en bovenstrooms. Het aantal bufferende hectares moerasgebied slinkt en de bodem langs de kust blijft dalen. Over het belang van een gezond ecosysteem voor een (dichtbevolkte) delta, rept het artikel evenmin. De natuurgebieden rond de kust zijn bijvoorbeeld als paaigebieden van primair belang voor de omvangrijke visserijsector van New Orleans. Dat op korte termijn effectieve ingrepen van ingenieurs nodig zijn voor de veiligheid, staat buiten kijf. Maar dat kan niet zonder oplossingen te plaatsen in een context van bredere maatschappelijke belangen op lange termijn. Behalve als kustverdediging is het gebied essentieel voor de biodiversiteit en economie. De ingrepen en oplossingen van nu moeten aansluiten bij oplossingen waar veiligheid en ecosystemen ook op lange termijn baat bij hebben. Nederlanders experimenteren bijvoorbeeld met zand bij de Hollandse kust om zo de veiligheid zo natuurlijk mogelijk te vergroten. Doelgericht
28
H2O / 18 - 2010
Werkzaamheden om New Orleans te beschermen tegen nieuwe overstromingen (foto: Royal Haskoning)
gebruik van sedimenten uit de Mississippi moet daar nu ook al op de agenda staan, zodat vergelijkbare ontwikkelingen niet worden geremd of uitgesloten door de huidige ingrepen. Dat vergt een aanpak die veel verder gaat dan noodoplossingen. Een half verhaal over de toekomst van zo’n belangrijke delta, die voor immense uitdagingen staat tegen de achtergrond van zulke traumatische ervaringen, is een slecht verhaal. Arjan Berkhuysen (Wereld Natuur Fonds)
Weerwoord Met interesse heb ik kennis genomen van de reactie van het Wereld Natuur Fonds. H2O schreef dit artikel op basis van een interview met mij over het werk van Royal Haskoning in New Orleans. De gekozen focus was het dijkenprogramma rondom deze stad sinds Katrina en de rol van Royal Haskoning in dit enorme project van meer dan 14 miljard dollar. Een goed en snel uitgevoerd dijkenprogramma, dat richt zich op de korte termijn (2011), is van levensbelang voor de stad en haar inwoners, gelet op de discutabele staat van het dijkensysteem in 2005 en de orkanen die met regelmaat de stad bedreigen (zoals bijvoorbeeld orkaan Gustav in 2008). Royal Haskoning herkent zich niet in de kritiek van het WNF op onze aanpak. Zo spreekt het WNF zijn verbazing uit over het principe van kustlijnverkorting rondom New Orleans. Opgemerkt wordt dat het in New Orleans specifiek gaat om het afsluitbaar maken van allerlei door de mens aangelegde uitwaterings- en scheepvaartkanelen, en niet om de afsluiting van waardevolle natuurgebieden, zoals in het zuidwesten van Nederland het geval was. Dat dergelijke afsluitingen soms ook gepaard gaan met
negatieve effecten op het milieu is helder: beweegbare keringen zijn in de maak om een goede wateruitwisseling zoveel mogelijk op peil te houden. Het toepassen van het principe van kustlijnverkorting kan soms ook betekenen dat de natuur juist meer in plaats van minder ruimte krijgt. Zo is onder meer door ons sterk gepleit om delen aan de oostkant en zuidkant van de stad weer buitendijks te maken. Hiermee zou het dijkensysteem verder verkort kunnen worden om daarmee de stad kleiner en compacter te maken en de nieuwe buitendijkse gebieden weer als wetlands in te richten. Helaas is met dit voorstel tot op heden niets gedaan en wij beschouwen dat als een gemiste kans na Katrina. Royal Haskoning is het van harte eens met het WNF dat de brede context van kusterosie en wetlandherstel in het zuiden van Louisiana uiterst belangrijk is, zeker voor de lange termijn. Daarom heeft Royal Haskoning diverse groepen Nederlandse studenten laten werken aan studies om te kijken hoe de oorspronkelijke uitwisseling tussen rivier en wetland weer te herstellen zou zijn. Ook is onder andere door ons voorgesteld - en dit wordt genoemd in het artikel - om de rivier veel meer ruimte te geven in het gebied ten zuiden van New Orleans, richting de monding van de Mississippi (zie ook H20 nr. 7). Principes als building with nature en het programma Ruimte voor de Rivier vormen hierbij voor ons en onze studenten inspiratiebronnen om de gedachten in Louisiana te prikkelen voor alternatieve oplossingen. Royal Haskoning is van harte bereid met het WNF van gedachten te wisselen hierover op basis van wederzijdse ervaringen in de afgelopen jaren. Mathijs van Ledden (Royal Haskoning)
Nelen & Schuurmans zoekt ervaren adviseurs met een academische achtergrond voor de uitbreiding van haar activiteiten voor de werkvelden: ecologie - hydrologie - stedelijk water - operationeel waterbeheer en informatica. GeĂŻnteresseerd in een uitdagende nieuwe functie? Kijk dan op www.nelen-schuurmans.nl
NAM feliciteert NieuWater Een innovatief project van het zuiverste water
De Nederlandse Aardolie Maatschappij B.V. feliciteert NieuWater met de ingebruikneming van de Puurwaterfabriek in Emmen. Een toonbeeld van innovatie van het zuiverste water en bovendien een uniek initiatief.
Postbus 28000 9400 HH ASSEN www.nam.nl
Bron van energie
recensie Naslagwerk over nanotechnologie bij watertoepassingen Nanotechnologie is de verzamelnaam voor producten die op nanoschaal (1 tot 100 nm) gecreëerd of gemanipuleerd zijn. Nanodeeltjes en -technologie krijgen steeds meer aandacht in de waterwereld. Dat is niet alleen omwille van de grote hoeveelheid aan mogelijke nuttige toepassingen, maar ook van het mogelijke voorkomen in drinkwaterbronnen, gekoppeld aan een te beperkte kennis over het verwijderingsrendement van deze deeltjes in de zuivering en hun toxicologische effecten. Tijd dus voor een beoordeling van een recent verschenen naslagwerk over nanotechnologie bij watertoepassingen.
H
et boek ‘Nanotechnology in Water Treatment Applications’ biedt een zeer breed overzicht van de mogelijke toepassingen van nanodeeltjes in watertoepassingen en bespreekt ook de huidige kennis over potentiële toxicologische effecten. Het boek is voor het grootste deel geschreven en bewerkt door professor Eugene Cloete, die samen met zijn collega Jacques Theron aan de universiteit van Pretoria in 2008 een review paper schreef in ‘Critical Reviews in Microbiology’ over het gebruik van nanotechnologie in watergerelateerde toepassingen. Het boek bestaat uit acht hoofdstukken. Het eerste hoofdstuk van het boek is meteen het meest uitgebreide en meest interessante. Dit hoofdstuk is een integrale versie van het in 2008 verschenen review paper. Het geeft een overzicht van mogelijke toepassingen van nanotechnologie in water: t membranen opgebouwd uit of met ingewerkte nanodeeltjes voor desinfecterende, fotokatalytische of fluxverhogende toepassingen; t zelfstandige toepassingen van nanodeeltjes voor adsorptie, reductie en desinfectie; t toepassingen voor biosensoren en biologische conversie. Het hoofdstuk, dat duidelijk is geschreven en een zeer groot aantal bruikbare referenties bevat, sluit af met een overzicht van de (beperkte) toxicologische gegevens over nanodeeltjes. Het tweede, derde en vierde hoofdstuk zijn meer specifiek gericht op biologische toepassingen van nanotechnologie. Hoofdstuk 2 richt zich voornamelijk op het gebruik van nanodeeltjes voor detectie van pathogenen. De techniek hiervoor is meestal gebaseerd op het coaten van nanodeeltjes met bepaalde DNA-sequenties. Nanodeeltjes laten snellere, meer specifieke en meer gevoelige detectie van pathogenen toe. Het derde hoofdstuk behandelt antibacteriële toepasingen van verschillende nanodeeltjes. Voorbeelden zijn zilver en koperoxide, maar ook biologische nanomaterialen zoals chitosan. De antibacteriële werking is onder andere te gebruiken ter preventie van biofouling. Ook dit hoofdstuk verscheen eerder in ‘Critical Reviews in Microbiology’. Het vierde hoofdstuk behandelt nieuwe toepassingen van enzymen om biofilms te degraderen. Enzymen zijn echter duur, soms
Een groep watertechnologen geeft in dit vaktijdschrift elke maand een kritisch oordeel over recente internationale vakliteratuur. De recensenten zijn: Jelle Roorda, Arjen van Nieuwenhuijzen, Arne Verliefde, Herman Evenblij, Jeroen Langeveld, Jasper Verberk en Merle de Kreuk.
Eindoordeel
onstabiel, en zijn dus niet opnieuw te gebruiken. Door enzymen te binden aan nanodeeltjes, zijn deze nadelen te overwinnen. Het vijfde, zesde en zevende hoofdstuk gaan voornamelijk over membraanfiltratie en behandelen slechts zeer beperkt de synthese van nanofiltratie- en omgekeerde osmosemembranen uit nanovezels, of met insluiting van nanodeeltjes. Deze hoofdstukken voegen jammer genoeg helemaal niets toe aan de bestaande literatuur. Ze geven eerder een overzicht van de werking van NF- en RO-membranen dan van toepassingen van nanotechnologie bij deze membranen. Op het gebied van NF- en RO- membranen bestaan veel betere en completere naslagwerken. Het deel over nanotechnologie is hier te beperkt, en te onoverzichtelijk. Het laatste hoofdstuk is een samenvatting van de bestaande literatuur over toxiciteit van deze nanodeeltjes. Dit is zeer relevant, gezien de beperkte kennis over effecten van blootstelling aan nanodeeltjes op de mens. De voornaamste conclusie van het hoofdstuk is dat gezondheidsrisico’s van nanodeeltjes op de mens niet altijd kunnen worden ingeschat, maar zeker niet te verwaarlozen zijn. Jammer genoeg besteed het boek geen aandacht aan de wijze waarop nanodeeltjes in de praktijk zijn te verwijderen uit verschillende watermatrices, zeker bij de productie van drinkwater. Ook detectie van nanodeeltjes in oppervlaktewater wordt niet behandeld.
Omdat de belangrijkste hoofdstukken van het boek ‘Nanotechnology in Water Treatment Applications’ reeds integraal in vakbladen gepubliceerd zijn, en de extra toegevoegde hoofdstukken niet voldoende de diepte ingaan, wordt de informatiehonger van de lezer niet geheel gestild. Voornamelijk de hoofdstukken over membraanfiltratie voegen niets nieuws toe aan de bestaande literatuur. Het laatste hoofdstuk belicht het interessante aspect van toxiciteit van nanodeeltjes, maar geeft jammer genoeg geen aanzet tot oplossingsrichtingen om aanwezige nanodeeltjes uit water te verwijderen. Concluderend: het boek is zeer breed opgezet, maar voegt weinig toe aan de bestaande literatuur. De reeds gepubliceerde hoofdstukken zijn interessant, maar zijn misschien beter/goedkoper via andere wegen te verkrijgen. Arne Verliefde (TU Delft) ‘Nanotechnology in Water Treatment Applications’ van T. Eugene Cloete, Michele de Kwaadsteniet, Marelize Botes en J. Manuel López-Romero wordt uitgegeven door Caister Academic Press (ISBN 978-1-904455-66-0), telt 196 pagina’s en kost 159 Engelse pond.
Rectificatie In het opiniestuk ‘Liposuctie of dieet voor meren en plassen?’ van Herman Wanningen in de vorige uitgave van H2O (nr. 17, pag. 27) is een woord weggevallen in de eerste zin van de tweede alinea. Daar had moeten staan ‘Volgens de sportvisserijsector helpt de maatregel niet’. Verder onze excuses aan Ruud Bartholomeus, wiens naam in de inhoudsopgave per ongeluk nogal verhakseld is. de redactie
H2O / 18 - 2010
31
Allround in relining Reparatietechieken injectietechniek | robottechniek | reparatieringen/manchetten | deelrenovatie
Renovatietechnieken schaaldelen | sliplining lange buislengtes | sliplining korte buislengtes | wikkelbuis-methode | close-fit lining | kousmethode | spraylining | putrenovatie | renovatie van gemalen, kelders en bassins | pipecracking
Kennis van techniek Binnen de sector BAM Infra brengt Nelis Infra bv haar expertise in op het gebied van de sleufloze leidingrenovatie. Kennis van de beschikbare technieken, gekoppeld aan de jarenlange ervaring met het leggen van leidingen, stelt haar in staat tot het maken van â&#x20AC;&#x153;maatwerk â&#x20AC;?. Van advies, engineering tot en met de uitvoering blijft zij verantwoordelijk voor het complete project inclusief tijdelijke pompinstallaties, aansluiting op bestaande leidingen en de overige civiele werkzaamheden. Voor advies, design en construct en turnkey-oplossingen. 10190
Nelis Infra bv Haarlemmerstraatweg 79 1165 MK Halfweg Postbus 14, 1160 AA Zwanenburg T (020) 407 22 26 F (020) 407 22 23 info@nelisinfra.nl www.nelisinfra.nl
De bouw van de puurwaterfabriek, gebouwd door NieuWater is een uniek initiatief. De combinatie van hoogwaardige technieken, de minimale inzet van chemicaliĂŤn, de zĂŠĂŠr vergaande opwerking van efďŹ&#x201A;uent ĂŠn de toepassing, maken dit project met afvalwaterhergebruik tot een grensverleggend voorbeeld. Op 18 februari 2009 verwierf Croon Elektrotechniek de opdracht om hier alle elektrotechnisch gerelateerde werkzaamheden te gaan uitvoeren. Paul Schaap, projectmanager van Croon, geeft ons inzicht in het verloop van dit proces. Op 1 juli 2010 is het project ofďŹ cieel opgeleverd.
â&#x20AC;&#x153;Waar komen de werkzaamheden en adviesfuncties van Croon in beeld?â&#x20AC;? â&#x20AC;&#x153;Croon heeft op dit project alle elektrotechnische procesinstallaties verzorgd. Zo hebben we de laagspanningsverdelers, het railsysteem, de besturingskasten en de veldpanelen, met daarin het remote I/O systeem, geleverd, aangesloten en in bedrijf genomen. Daarnaast hebben we de verschillende communicatielagen (ProďŹ bus / Ethernet) ingevuld.
de planning had. Doordat de schemaâ&#x20AC;&#x2122;s gegenereerd werden uit de database was er een hoge mate van consistentie en kon de veriďŹ catie gedaan worden aan de hand van rapporten uit dezelfde database. Deze hoge consistentie zorgde voor een constante kwaliteit. Hierdoor zijn er tijdens de montage en het testen, nauwelijks correctieve ingrepen nodig geweestâ&#x20AC;?.
â&#x20AC;&#x153;Had deze aanpak ook nadelen?â&#x20AC;? â&#x20AC;&#x153;Wat was de toegevoegde waarde van Croon aan dit project?â&#x20AC;? â&#x20AC;&#x153;Croon heeft, door te kiezen voor een niet-conventionele aanpak van de engineering, een duidelijke bijdrage geleverd aan het tijdig opleveren van het project. Tijdens de detailengineering van de elektrotechnische procesinstallaties vond tegelijkertijd de detailengineering van werktuigbouwkundige installaties plaats. Door het ontwikkelen en gebruiken van een engineeringstool, kon in een hele korte tijd een kwalitatief hoog engineeringspakket opgeleverd worden.
â&#x20AC;&#x153;Wat had deze aanpak nog meer voor voordelen?â&#x20AC;? â&#x20AC;&#x153;Een van de grote voordelen van deze aanpak was de geautomatiseerde importveriďŹ catie. Inconsistenties in aangeleverde data werden daardoor zeer snel en vroegtijdig gesignaleerd. Ook konden correcties nu tijdig en met weinig extra kosten verwerkt worden. Tevens bood dit de mogelijkheid om tot in een laat stadium van de engineeringsfase, eenvoudig grote wijzigingen door te voeren zonder dat dit grote consequenties voor
â&#x20AC;&#x153;Tijdens het ontwikkelen van de engineeringstool was de concrete voortgang niet altijd meteen zichtbaar. Daarom hadden we tijdens het proces tijd ingeruimd om de opdrachtgever en het adviesbureau te informeren over de voortgang en de wijze waarop wij tot het gewenste eindresultaat zouden komen. Wij waren ervan overtuigd dat we de juiste werkwijze hadden gekozen. Door alle partijen goed en op tijd over de resultaten van de testfases te informeren, werd het verwachtingspatroon goed gemanaged. Communicatie naar alle partijen was dan ook een duidelijke meerwaarde. Het gegeven dat, zowel de opdrachtgever als het adviesbureau open stonden voor deze werkwijze, heeft uiteraard bijgedragen aan het uiteindelijke resultaatâ&#x20AC;?.
â&#x20AC;&#x153;Wat was het resultaat van deze werkwijze?â&#x20AC;? â&#x20AC;&#x153;Door deze werkwijze aan te houden en goed te communiceren, is het project, ondanks ingrijpende tussentijdse wijzigingen, volgens planning gerealiseerd. Daarnaast heeft Croon met deze aanpak veel ervaring opgedaan. En heeft nu, nog
meer, de beschikking over een krachtige engineeringstool die ook op andere projecten ingezet kan wordenâ&#x20AC;?.
â&#x20AC;&#x153;Wat is het overheersende gevoel na oplevering van dit project?â&#x20AC;? â&#x20AC;&#x153;Elk project verdiend een speciďŹ eke aanpak en dat is waar Croon een duidelijke toegevoegde waarde heeft. Het is goed om te constateren dat wij in staat zijn om onder tijdsdruk een engineeringstool te ontwikkelen die ons tijdens het project meer ruimte en ďŹ&#x201A;exibiliteit geeft waardoor het uiteindelijke resultaat gewaarborgd wordt en we weer een mooi prestigieus project hebben kunnen opleveren. En, het belangrijkste. Er een tevreden klant bij hebbenâ&#x20AC;?.
Over Croon Sinds 1876 is Croon Elektrotechniek niet meer weg te denken uit de top van de Nederlandse installatiebranche. Al meer dan 130 jaar staat Croon aan de basis van vele technologische ontwikkelingen. Croon is verantwoordelijk voor de complete technische installaties in duizenden gebouwen, talloze schepen, vele industriĂŤle complexen en tienduizenden andere projecten in allerlei marktsectoren. Nationaal en internationaal. Met deze diensten draagt Croon bij aan het goed, duurzaam èn kostenefďŹ ciĂŤnt functioneren van organisaties, gebouwen, schepen, infrastructurele en industriĂŤle installaties. JOGP!DSPPO OM t XXX DSPPO OM
waternetwerken WATERCOLUMN
WW wordt basis voor kabinetsbeleid
‘S
mall is beautiful’ schreef ik in mijn vorige column over de optimale omvang van een innovatieve organisatie. Maar hoe small is nog beautiful? We zijn koortsachtig op zoek naar een effectief innoverende kennis-infrastructuur. Het focus en massa-beleid van de overheid blijkt niet aantoonbaar te helpen. Nederland telt 4.500 onderzoeksinstituten en 40.000 onderzoekers. Gemiddeld bestaat een Nederlands instituut dus uit ongeveer tien mensen. Klein genoeg voor goed onderzoek. De kennisinfrastructuur kent echter ook enkele grote instituten, met meer dan 100 of zelfs meer dan 1.000 volledige arbeidsplaatsen. Vaak hebben die instituten een door de overheid of een koepel vastgestelde taak. Er is veel te doen over de optimale inrichting van onze kennisinfrastructuur. Maar eigenlijk ligt het organisatiemodel voor de hand. Volgens mijn nieuwe ‘Wet van Wim’ (WW) geven drie machten van 10 een simpele handreiking voor de ideale omvang van een instituut. Er zullen nog maar drie typen instituten zijn: type 1 (10 fte) gaat voor wetenschappelijke excellentie, type 2 (100 fte) voor sectorale vernieuwing en type 3 (1.000 fte) voor de begeleiding van grote maatschappelijke transities. Let op: deze WW wordt één van de uitgangspunten van het nieuwe kabinetsbeleid! Zo zullen versnippering én institutionele obesitas uit de kennisinfrastructuur verdwijnen. Ik hoor dat ze er in Den Haag echt zin in hebben. Een slogan voor dit nieuwe beleid is er ook al: “Een twee drie, komt er nog wat van.” Wim van Vierssen (KWR Watercycle Research Institute)
Congres ‘Watercities in transition’ levert veel bouwstenen op Op 23 en 24 augustus vond in Amsterdam het tweedaagse internationaal congres ‘Watercities in transition, European cities of the future’ plaats. Veel toonaangevende sprekers uit het buitenland deelden hun ervaringen over het omgaan met de opwarming van de aarde als het gaat om stedelijke inrichting. Voor de ruim 70 toehoorders viel er veel op te steken. Een warmer en grilliger klimaat zal ook gevolgen hebben voor steden: hittestress, grotere kans op overstromingen bij ongewijzigd beleid, maar ook grotere kans op droogte zijn daar enkele voorbeelden van. Hoe ga je daar mee om bij de stedelijke inrichting? Duidelijk is dat die vraag bij uitstek een beroep doet op samenwerking tussen watermensen, planologen, economen en volksgezondheids- en energiedeskundigen. De eerste dag van het congres bestond uit plenaire presentaties en vijf parallelle werkbijeenkomsten. De tweede dag bestond uit excursies en een ontwerpbijeenkomst. Iemand met een lange staat van dienst op het gebied van duurzame stedelijke ontwikkeling in combinatie met een ingewikkeld watervraagstuk, is Erik Pasche uit Hamburg. Hij maakte duidelijk dat integraal denken erg belangrijk is als je praat over succesvolle klimaatadaptatie. “Watermensen, ruimtelijke ordenaars, economen en klimaatwetenschappers moeten samenwerken op het gebied van scenario’s en modellen. De mogelijke extremen moeten onder ogen worden gezien, maar ook de onzekerheden. Op weg naar een goed veerkrachtig systeem moeten er maatregelen genomen worden waar we achteraf geen spijt van willen hebben.” Erik Pasche
34
H2O / 18 - 2010
Japan Veel aandacht was er voor de bijdrage van Nobuyuki Tsuchiya uit Edogawa City in Japan. Hij legde uit hoe deze laaggelegen dichtbevolkte stad aan zee, ingeklemd tussen twee grote rivieren, de strijd aanging tegen overstromingen. Van de 17e tot halverwege de 19e eeuw was er bijna elk jaar een overstroming. Gelet op de klimaatverandering is de noodzaak tot ingrijpen erg hoog. Centraal in de gekozen aanpak staat de aanleg van ‘superdijken’, die tot 250 meter breed zijn en waarop bebouwing mogelijk is. Deze dijken zijn niet alleen erg breed, maar ook terrasgewijs aangelegd. Wanneer er water over de dijk slaat, komt dat op straat te staan en vloeit naar een iets lager gelegen terras op de dijk, ongeveer 30 tot 50 meter verderop. Vandaar stroomt het water af naar een volgend terras en zo verder. Uiteindelijk stroomt het af naar een plek waar het geen kwaad meer kan. Er wordt dus niet meer achter de dijken gewoond, maar er op. Een goed plan, maar hoe krijg je het gerealiseerd? Het betekent immers dat veel huizen moeten worden afgebroken, wat in Edogawa City een ‘winstpunt’ was, omdat het om veel huizen van hout ging beneden zeeniveau. Hierdoor was het niet zo moeilijk om aan de bewoners uit te leggen dat hun huizen erg kwetsbaar waren voor brand en overstroming. Het landschap is door de aanleg van superdijken grondig veranderd. In plaats van verspreidde laagbouw is er nu veel groen en op enkele plekken geconcentreerde hoogbouw. De totale kosten bedroegen 17,5 miljard euro.
Overeenkomsten Martin Skillbäck uit Zweden gaf een presentatie over de ontwikkeling van een grote stadsvernieuwingswijk aan het water Nobuyuki Tsuchiya
waternetwerken in Stockholm, een enigszins verrommelde wijk met oude fabrieken en bedrijvigheid. In een periode van tien jaar is die wijk veranderd in een gebied met flatgebouwen op verhoogde gronden waar in totaal 125.000 mensen wonen. Voor die aanpak was een samenhangende visie over stedelijke ontwikkeling nodig, een goed opgetuigde organisatie voor integrale planning en een milieuprogramma. Zo is er gedacht aan energiebesparing, is er een light rail aangelegd en is de veerboot gratis. De laatste spreker, Lykke Leonardsen van de gemeente Kopenhagen, stelde dat die gemeente de klimaathoofdstad van de wereld wilt worden, met onder meer een CO2-reductie van 20 procent in 2015. In 2025 moet de drinkwaterproductie en afvalwaterzuivering volledig CO2-neutraal worden uitgevoerd. “Wij kiezen voor een integrale aanpak en flexibele benadering. De gemeente heeft een klimaatadaptatieplan opgesteld, waarin onder meer aandacht is voor de realisatie van groene daken, scheiding van regenwater van daken en wegen én waterberging.”
Politieke agenda De Nederlandse referent Hotze Hofstra vond de bijdrage over Kopenhagen interessant vanwege de samenhangende aanpak en de koppeling tussen klimaatverandering en levenskwaliteit. “Voor Nederland is het de uitdaging om zonder grote rampen toch diepgaande ingrepen voor elkaar te krijgen. Als we met voorstellen bij bestuurders komen, moeten we heel goed weten wat zij belangrijk vinden en wat hun politieke agenda is. Onze voorstellen moeten we niet zo brengen dat we miljoenen euro’s vragen voor een onzeker probleem met een onzeker resultaat, maar het zó formuleren dat het past in hun politieke agenda waardoor het voor hen interessant wordt, bijvoorbeeld een groenere stad en meer veiligheid.” Martin Skillbäck
In de vijf parallele werkbijeenkomst werd dieper op sommige aspecten ingegaan. Over het geheel genomen leidden ze tot de vaststelling dat Nederland niet tegen het water moet vechten, maar ermee moet leren leven. Daarbij zit niemand te wachten op nieuwe regelgeving, maar op aantrekkelijke oplossingen waar alle partijen wat aan
hebben. En je komt tot die oplossingen door samen te werken waarbij iedere partij een open houding aan de dag legt. Een uitgebreider verslag van beide dagen van het congres staat op internet (www.waternetwerk.nl/nieuws).
Fwfmjfo!wbo!Bttfocfshi-!Cfmfjetbewjtfvs!ipphiffnsbbetdibq!Bntufm-!Hppj!fo!Wfdiu
ÕXbufsofuxfsl!csfohu!xbufsxfsfmefo!cjk!fmlbbsÖ Xbufsofuxfsl!cvoefmu!lfoojt!fo!fswbsjoh!vju!bmmf! wblhfcjfefo!jo!ef!xbufsxfsfme-! wfstqsfjeu!ejf!lfoojt-!csfflu!ejtdvttjft!pqfo/ Ef!xfslufssfjofo!jo!ef!xbufstfdups!wmpfjfo!tuffet!nffs!jo!fmlbbs!pwfs/! Bduvfmf!nbbutdibqqfmjklf!uifnbÖt!bmt!lmjnbbuwfsboefsjoh!fo!njmmfoojvn! efwfmpqnfou!hpbmt!sblfo! fefsf!xbufsqspgfttjpobm/!Tbnfoxfslfo-!{pxfm! obujpobbm!bmt!joufsobujpobbm-!fo!wbo!fmlbbs!mfsfo!xpseu!tuffet!cfmbohsjklfs/! Xbufsofuxfsl!jt!ffo!jotqjsfsfoe!fo!pobgibolfmjkl!qmbugpsn!ebu!ffo!csvh!tmbbu! uvttfo!ef!ejwfstf!ejtdjqmjoft!jo!ifu!xfslwfme/!Fo!kjk!lvou!fs!mje!wbo!xpsefo/!
Xbufsofuxfsl;!kpvx!pounpfujohtqmbbut!fo!jotqjsbujfcspo Ef!mfefo!pshbojtfsfo!bmmfsmfj!fwfofnfoufo/!Qsjnb!hfmfhfoifefo!pn!pwfs! kf!wblhfcjfe!iffo!uf!ofuxfslfo/!Cpwfoejfo!cmjkg!kf!{p!pq!ef!ipphuf!wbo!ef! ojfvxtuf!usfoet!fo!pq{jfocbsfoetuf!joopwbujft/!
Nfme!kf!bbo!pq!xxx/xbufsofuxfsl/om
Lfoojt!npfu!tuspnfo H2O / 18 - 2010
35
waternetwerken De miljoenennota in waterperspectief WATERCOLUMN ver.nieuws_column kop
Op dinsdag 28 september verzorgt Waternetwerk het jaarlijkse symposium er.nieuws_column plat initiaal‘vierde dinsdag in september’ in Nieuwspoort in Den Haag. Dan zal de miljoenennota 2010 besproken worden en gekeken worden naar de gevolgen die deplat rijksbegroting op de ver.nieuws_column watersector zal hebben. ver.nieuws_column auteur Doel van het symposium is duidelijkheid verschaffen over het beleid van de nieuwe regering wat betreft de watersector en vast te stellen waar de mogelijkheden voor de sector liggen en wat er moet gebeuren om die in de toekomst gezond te houden. De middag zal bestaan uit een plenair en een interactief deel, waarin gediscussieerd wordt aan de hand van drie invalshoeken: politiek, media en maatschappij en water. Jonge en iets minder jonge prominenten uit elk van deze sectoren zullen met elkaar en met de aanwezigen bespreken wat de implicaties van de begroting voor de watersector zijn en waar de mogelijkheden voor de sector liggen.
V
Medeorganisator Carleen Mesters legt uit waarom voor deze aanpak is gekozen: “We hebben gekozen voor drie invalshoeken, omdat deze sectoren elk met hun eigen blik naar water kijken. Hierdoor ontstaan ideeën die anders misschien niet zouden worden geopperd. En wordt het mogelijk om, naast de bekende mogelijkheden die al in andere symposia zijn besproken, ook nieuwe mogelijkheden voor de watersector vast te stellen. Daarnaast willen we ervoor zorgen dat jongeren betrokken zijn bij de watersector; het gaat immers over de toekomst. Jonge waternetwerkers zullen daarom een belangrijke rol spelen tijdens het symposium. Dit is waarom we zowel jonge als oudere prominenten aan het woord laten.”
Carleen Mesters
Het programma zal beginnen met een inleiding door dagvoorzitter Hans Oosters, dijkgraaf van Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard. Daarna zal Renske Peters, directeur Water bij Directoraat Generaal Water (ministerie van Verkeer en Waterstaat) aan het woord komen. Hierna volgen de thematische sessies, waarbij de watersector zal worden vertegenwoordigd door directeur Roelof Kruize van Waternet en Noor Ney van Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier, gevolgd door de sessies politiek en media en maatschappij. Vervolgens is er een interactief programma, waarbij de deelnemers aan het symposium hun eigen suggesties kunnen inbrengen. Na een plenaire terugkoppeling zal de dag luchtig worden afgesloten met onder andere cabaret. Mesters: “Het is belangrijk dat niet alleen gesproken wordt door prominenten uit de drie sectoren, maar dat deelnemers zelf ook hun stem kunnen laten horen. Het symposium heeft een actief karakter. We zullen als Waternetwerk reflecteren op de regeringsplannen en tegelijkertijd met elkaar bespreken welke creatieve en innovatieve oplossingen we zien om de grote
36
H2O / 18 - 2010
uitdagingen rondom thema’s als veiligheid en watervoorziening van de komende jaren het hoofd te kunnen bieden binnen de kaders van de rijksbegroting. Deze thema’s staan centraal in het eerste Deltaprogramma, dat door de Deltacommissaris op Prinsjesdag wordt aangeboden aan de Tweede Kamer. Met dit symposium richten we ons op de vindingrijkheid, kracht en wijsheid die we als Waternetwerkleden in huis hebben.” Het feit dat er een zeer grote kans is dat er nog geen regering gevormd is op 28 september, ziet Mesters niet echt als een probleem. “Dat is dan een gegeven. De miljoenennota wordt momenteel opgesteld door de demissionaire regering. De nieuwe regering zal naast de plannen uit deze miljoenennota een eigen wensenlijst hebben. Dat er bezuinigd moet worden, zal niet veranderen. Dat laat onverlet dat we ruimte willen maken voor het maken van goede, gekke, creatieve en innovatieve ideeën. En die delen met elkaar en met vertegenwoordigers uit de politiek en de media. Doen waar we goed in zijn als Waternetwerk - verbinden van mensen rondom water en het delen van kennis.”
waternetwerken Bijeenkomst over procesautomatisering De werkgroep P-ICT houdt op vrijdag 1 oktober in Rotterdam een bijeenkomst met de voor buitenstaanders wat cryptische titel ‘Procesdata ontsluiten via PA/KA grensoverschrijdend werken’. Mede-organisator Jan Urbanus, ICT-manager bij Evides, wil wel uitleggen wat die middag te gebeuren staat. “Wil je goed grip hebben op wat in je bedrijf gebeurt, dan moet je veel in de waterstroom meten. Dat gebeurt natuurlijk al - Evides beschikt over bijna 150 meetpunten waar het druk en debiet meet.
Maar tot nu toe werden de gegevens uit de procesautomatisering ook binnen die wereld afgehandeld. Proces- en kantoorautomatisering (respectievelijk PA en KA) waren altijd strikt gescheiden werelden, maar nu zijn we zover dat we die PA-gegevens kunnen verzamelen in de KA-wereld en dus veel gegevens kunnen ontsluiten op normale bureaucomputers.” Het grote voordeel van die massa te ontsluiten materiaal is evident, zegt Urbanus: “Je kunt de gegevens daardoor breder toepassen, niet alleen door ze te gebruiken
WATERCOLUMN
ver.nieuws_column kop
voor actuele sturing, maar ook voor analyse, wat goede inzichten kan opleveren.” er.nieuws_column plat initiaal De bijeenkomst op de Evides-locatie Kralingen begint om 10.00 uur en duurt tot 14.00 uur. Robbert Wever van Evides zal praten over het belang van het in de ver.nieuws_column plat KA-omgeving beschikbaar hebben van informatie die op procesdata ver.nieuws_column auteur is gebaseerd. Gerard Boekhout van Dunea praat over informatiemanagement en datakwaliteit als hulpmiddel voor verbetering in het proces.
V
Werkbijeenkomst over gemaalbeheer 2.0 Op dinsdag 5 oktober vindt in het NH Hotel in Amersfoort de werkbijeenkomst ‘Gemaalbeheer 2.0’ plaats. Dan zal gekeken worden naar de uitvoering van het beheer van rioolgemalen in de afgelopen jaren, de huidige organisatie van dat beheer en de mogelijke punten van verbetering. Volgens organisator Arjan Budding is het in het kader van de toenemende roep om sneller en efficiënter te werken logisch dat het hele gemaalbeheer tegen het licht wordt gehouden. “In Nederland zijn er twee overheden die over afvalwater gaan. Gemeenten houden zich bezig met riolen en waterschappen met het zuiveren van afvalwater. Dit is historisch zo gegroeid maar dat betekent niet dat deze strikte scheiding nu nog steeds wenselijk is. Hier willen we tijdens de bijeenkomst naar gaan kijken.”
Het programma zal bestaan uit een plenair deel, waarin de historie en de huidige situatie centraal staan, gevolgd door een aantal werkbijeenkomsten waarin deelnemers ervaringen met elkaar kunnen uitwisselen over gemaalbeheer en ideeën kunnen inbrengen over wat in de toekomst wellicht verbeterd kan worden. Budding: “In de huidige samenleving is een beweging gaande om de doelmatigheid binnen de afvalwaterketen te verbeteren en effectiever te werken. Dit geldt ook voor het gemaalbeheer. Een manier waarop dit bereikt kan worden, is door (meer) samenwerking tussen gemeenten en waterschappen. Er zijn al voorbeelden van dit soort samenwerking, bijvoorbeeld waar een gemeente een gemaal van een waterschap beheerd en vice versa, maar dit moet meer gaan gebeuren. Door ervaringen uit te wisselen en de discussie te openen over wat
mogelijk en wenselijk is, kunnen we vaststellen wat de wenselijke route voor het gemaalbeheer is.” Het is daarom niet alleen voor gemaalbeheerders interessant om de middag bij te wonen. Ook mensen die zich met de afvalwaterketen in het algemeen bezig houden (medewerkers van gemeenten en waterschappen) zijn van harte welkom. Budding: “Eén van de belangrijkste punten is de verbetering van de samenwerking tussen waterschappen en gemeenten. Die is voor een hoop doelgroepen interessant. Daarnaast willen we een discussie met zoveel mogelijk invalshoeken genereren, zodat we echt ‘vrij’ kunnen denken. Niet vasthouden aan wat we al kennen, maar alle mogelijkheden en opties onder het licht houden. Alleen dan kunnen we het gemaalbeheer optimaliseren en daarmee een bijdrage leveren aan een efficiëntere en nog beter functionerende afvalwaterketen.”
'Alleen door vrij denken kan het beheer van gemalen geoptimaliseerd worden.'
H2O / 18 - 2010
37
waternetwerken WATERCOLUMN
ver.nieuws_column kop “In deze sector werken nuchtere, prettige er.nieuws_column plat initiaal mensen”
V
ver.nieuws_column plat ver.nieuws_column auteur
Najaarscongres Waternetwerk: watersector op zoek naar het optimum ‘De queeste van de watersector: op zoek naar het optimum. Trends in de Watertechnologie’ is de titel van het najaarscongres van Waternetwerk op 26 november, die plaatsvindt in de Nieuwe Buitensociëteit in Zwolle.
Michel Wind
Passies, ambities, ontwikkelingen: wat drijft een waterprofessional? Waternetwerk portretteert haar leden - zoals Michiel Wind (50), adviseur onderzoeker milieueconomie bij Deltares en eigenaar van Eco-consult Environmental Economics. Na een jaar bij Deltares gewerkt te hebben, besloot Michel Wind onlangs voor zichzelf te beginnen. Met zijn bedrijf Eco-consult Environmental Economics gaat hij binnenkort aan de slag. Intussen zet hij zich ook in voor Waternetwerk. Door zitting te nemen in de nieuwe themagroep Doelmatigheid en Kosteneffectiviteit is hij meer betrokken bij de club dan ooit. “Bij Deltares heb ik me bezig gehouden met de economische component van diverse projecten. Ik maakte bijvoorbeeld kosten-batenanalyses van alternatieven voor een integrale gebiedsontwikkeling, of van nieuwe manieren om dijken te onderhouden. Het leuke van milieueconomie is dat je mogelijkheden ontdekt om dingen slimmer en zuiniger te doen, en dat je zo kan bijdragen aan een duurzame samenleving. Maar mijn echte drijfveer is dat het milieuprobleem eruit bestaat dat natuur en schoon milieu schaars geworden zijn - schaarste is het kernbegrip van economie, en daarom kan de economische wetenschap helpen verstandige beslissingen te nemen, en zo geld en/of milieu te sparen, en verspilling tegen te gaan. Helaas kwam bij mijn functie bij Deltares het milieu minder vaak aan de orde dan ik gehoopt had. Mede daardoor heb ik besloten voor mezelf te beginnen. Dit geeft meer vrijheid en flexibiliteit om me te richten op de onderwerpen die ik wil. Daarnaast hou ik mijn ogen open voor interessante banen in het vakgebied.”
Zelfstandig “Met mijn eigen bedrijf, met een eerste opdracht voor Deltares, ga ik me richten op kostenbaten- en kosten-effectiviteitsanalyses, (water-)emissiehandel en andere marktconforme beleidsinstrumenten. Ook houd ik me bezig met klimaatverandering en duurzame energie. Vooral wateremissiehandel vind ik interessant: daarmee is in de Verenigde Staten al jarenlang ervaring, maar in Europa is het nog heel onbekend, terwijl de problemen vergelijkbaar zijn. Je kunt het principe van emissiehandel gebruiken voor zowel waterkwaliteit als -kwantiteit, en op grote als op zeer kleine schaal. In Scandinavië is men er nog het verst mee. Als ik eenmaal voor mezelf werk, ga ik mijn banden met Noorwegen, zowel professioneel als privé, aanhalen: ik heb er zeven jaar gewoond en ga er regelmatig naar toe.” “Je zou het misschien niet verwachten, maar ik ben bosbouwkundig ingenieur. De opleiding genoot ik aan de landbouwuniversiteit van Noorwegen. Tijdens mijn studie raakte ik al geïnteresseerd in milieueconomie, en terug in Nederland kreeg ik projecten die aan water gerelateerd waren. Natuur en milieu interesseerden mij altijd al, en een groot deel daarvan speelt zich af in of met water. Ik heb mijn hele leven gezeild, ook veel op zee, en dat geeft ook een band met het watermilieu.”
Waternetwerk “Werken is de watersector is leuk. De mensen in deze sector spreken me aan; het zijn nuchtere, informele, prettige mensen. Ik ben lid van Waternetwerk geworden om goed op de hoogte te blijven van wat er speelt, onder andere via H2O. Ook ben ik door Robert van Cleef (Sterk Consulting) gevraagd als secretaris mee te doen met een nieuwe themagroep van Waternetwerk: Doelmatigheid en Kosteneffectiviteit. Dit gaf mij nog meer betrokkenheid bij Waternetwerk. Ik mis eigenlijk niets bij Waternetwerk, al zou ik als aankomend éénpitter wel geïnteresseerd zijn in kleinschalige, informele, regionale bijeenkomsten met branchegenoten: om te netwerken, te brainstormen en gewoon voor de gezelligheid.”
38
H2O / 18 - 2010
Een queeste is een zoektocht die het karakter heeft van een levensopdracht. Neem de zoektocht van de middeleeuwse held Parzifal naar de Heilige Graal uit de Arthurlegenden of de omzwervingen van Odysseus. De reis is lang en avontuurlijk met helpers en grote hindernissen, natuurfenomenen, monsters en vijanden. De huidige beweging in de watersector lijkt op zo’n queeste. De gebruikelijke, ‘oude’ oplossingen zijn niet meer vanzelfsprekend de juiste en een goed ontwerp is nog geen garantie voor succes. We zijn op zoek naar de balans tussen technologische innovaties en de sociaalmaatschappelijke en organisatorischbestuurlijke impact daarvan. We worstelen met de klimaatverandering en zoeken naar de juiste schaalgrootte voor een optimale aanpak. Tal van disciplines leveren baanbrekende resultaten met grote potentie, maar hoe combineren we die tot de optimale integrale aanpak: acceptabel, betaalbaar, doelmatig en realistisch? Deze zoektocht naar het optimum is het thema van het najaarscongres van Waternetwerk. We bespreken de laatste trends in de watersector met het vizier op technologieontwikkeling. Waternetwerk nodigt u uit deel te nemen aan deze gezamenlijke queeste. Leer, deel en ervaar en wijsheid zal volgens de legende uw deel zijn! Het ochtendprogramma wordt gevuld met plenaire sprekers - verwacht worden Rik van Terwisga (Vitens), Mark van Loosdrecht (TU Delft), Djeevan Schiferli (IBM) en wellicht Jaap Petraeus (Campina). ‘s Middags zijn er onder andere sessies over centraal versus decentraal, duurzaamheid en slimme infrastructuur.
waternetwerken Agenda Op 29 september is er de Op weg naar huis-bijeenkomst over risicodenken, bij Waterschap Rivierenland. Het gaat niet om specifieke risico’s, maar om het risicodenken in strategisch opzicht en in werkprocessen een plek te geven. Vandaar dat het risicodenken zich richt op de waterwereld in brede zin. De bijeenkomst sluit aan bij het generieke ‘Model Risicodenken binnen de Waterwereld’ dat bij enkele waterschappen is ontwikkeld en getest. Op 30 september houdt de Technische Commissie Anaerobie een dag in Breda over mengvergisting. De bijeenkomst vindt plaats in het Apollohotel, vlak bij het station. Op 5 oktober kunt u het symposium ‘De smaak van brak grondwater’ bezoeken. Brak grondwater klinkt in onze laaggelegen delta als een groot risico voor de drinkwaterkwaliteit vanwege verzilting. Maar door technologische innovaties in de afgelopen jaren wordt dat risico anders ervaren. In sommige gevallen wordt het zelfs als een
mogelijkheid zien: bijvoorbeeld om drinkwater te maken uit brak grondwater. Ook bestuurlijke en technische hobbels om zover te komen, zijn de afgelopen jaren grotendeels geslecht. Locatie: Waterhuis, Groningenhaven 7 in Nieuwegein. Op 7 oktober is er het symposium ‘Bodemenergie: nieuwe regels, nieuwe kansen!?’ Het ministerie van VROM bereidt een Algemene Maatregel van Bestuur voor over bodemenergiesystemen. Doel is warmte- en koudeopslagsystemen en andere vormen van bodemenergie juridisch wat sneller mogelijk te maken. De nieuwe AMvB zal de voorwaarden aangeven waaronder deze systemen toegestaan kunnen worden en in welke gebieden. Sprekers gaan met u ondergronds en lichten een tipje van de sluier op over bodemenergiesystemen, de (gewenste) inhoud van de ontwerp-AMvB en over de juridische en praktische kansen, hobbels en consequenties. Locatie: Het Bouwhuis, Zilverstraat 69 in Zoetermeer. Op 12 oktober vindt in het Waterschapshuis in Amersfoort het eerste seminar van de
themagroep Dienstverlening in de WATERCOLUMN watersector plaats. Het betreft een middagbijeenkomst die om 12.00 uur begint en eindigt rond 17.00 uur. Onderwerp is de relatie er.nieuws_column tussen de waterbedrijven (waterplat initiaal schappen, waterleidingbedrijven en Rijkswaterstaat) en burgers, klanten, belangengroepen en bestuurders vanuit een historisch perspectief. Chris Büscher, ver.nieuws_column plat onderzoeker kennismanagement bij KWR Watercycle Research Institute, ver.nieuws_column auteur houdt een plenaire presentatie.
ver.nieuws_column kop
V
Op 4 november maakt de sectie Gelderland een driedaagse studiereis naar Brussel. Op het programma staan bezoeken aan de rwzi Brussel-Noord, het Europees Parlement én brouwerij Moortgat. Aanmelden kan per brief of e-mail. Van 10 tot 12 november vindt in Amsterdam de internationale conferentie Water and Energy plaats. De nadruk ligt op demonstratie en implementatie van innovaties op deze onderwerpen. De conferentie is een vervolg op de conferentie in Kopenhagen van 2009.
Nieuwe cursussen De komende maanden begint Stichting Wateropleidingen weer met een aantal (nieuwe) cursussen en opleidingen. Hieronder vindt u een samenvatting .
Hogere techniek afvalwaterzuivering Technieken en processen in de afvalwaterzuivering ontwikkelen zich voortdurend: ze bepalen de investeringen en vereisen inzicht in een nauwkeurig ontwerp en beheer. In deze opleiding leert u complexe problemen die zich voordoen bij bestaande of bij de start van nieuwe installaties, te analyseren en te beoordelen. Op basis van uw analyse leert u de juiste oplossingen voor te stellen en te implementeren. Bij nieuwbouw of uitbreiding van bestaande installaties doorloopt u de stappen die nodig zijn om tot een goede waterzuivering te komen. De opleiding is interessant voor afvalwateren procestechnologen. Ze omvat 19 donderdagavonden en twee tentamens in de periode oktober 2010-maart 2011 en een dag in mei 2011. De eerste bijeenkomst vindt plaats op 7 oktober in Utrecht. De opleiding kost 2.550 euro. Voor meer informatie of aanmelding: Hanna Langerak (030) 606 94 24.
Projectleiding bij uitvoering en beheer distributie Bij de aanleg en het beheer van het leidingnet is een goede afstemming met interne en externe partijen van groot belang. In deze opleiding leert u projecten te leiden op het gebied van uitvoering en beheer van drinkwaterdistributie. Na afloop bent u in
staat aanpassingen en uitbreidingen op het transport- en distributienet te begeleiden. Ook kent u de invloed die de relatie en informatie uitwisseling tussen de verschillende betrokken partijen hierop hebben, en kunt u hierop inspelen.
De cursus ‘Schoner effluent’ begint op 17 november in Utrecht. De training ‘Monsternemer afvalwaterzuivering’ wordt gehouden op 2 en 9 november op rwzi Utrecht. Voor meer informatie en aanmelding: (030) 606 94 00.
De doelgroep bestaat uit projectleiders en (project)medewerkers van distributieprojecten. De opleiding omvat elf dinsdagen in de periode september 2010-maart 2011 en begint op 29 september in Utrecht. De kosten bedragen 3.075 euro. Voor meer informatie en aanmelding: Gilian van den Boom (030) 606 94 00.
Schoner effluent (vernieuwd) In deze vernieuwde cursus wordt het proces van het vergaand zuiveren van afvalwater behandeld. Nieuw is de aandacht voor het terugdringen van stikstof en fosfaat door middel van algenkweek. In de cursus komen, naast actuele wet- en regelgeving, modernere zuiveringstechnieken als filtratieen membraanbioreactoren aan bod. Ook wordt de invloed van procesautomatisering en de kansen die dit biedt op de nabehandeling van effluent besproken. Als onderdeel van de cursus wordt een bezoek gebracht aan een moderne zuiveringsinstallatie. De in het STOWA-rapport over een uniforme wijze van meten, bemonsteren en dataverwerking genoemde aanbevelingen worden behandeld tijdens de training Monsternemer afvalwaterzuivering. Daarnaast leert u hoe een monster te nemen van zowel afvalwater als het actiefslib conform de hiervoor geldende NEN-normen.
Colofon Waternetwerken Redactie Monique Bekkenutte Martine Bruynooge Antal Giesbers Tosca Vissers Contact Waternetwerk Monique Bekkenutte Postbus 70 2280 AB Rijswijk telefoon: (070) 414 47 78 fax: (070) 414 44 20 e-mail: redactie@waternetwerk.nl
H2O / 18 - 2010
39
! )' # )* % , % *! $ % $ % ( % )"+% *&* # /&( ,&&( & $ - * (,&&(/ % % % - * (- % %)* ## * , % + &' &%) % &+ % / ,&&( + % % (&% &&( ( ! *! $ ) )' # ) ( % 0 ' &( % % 0 - * (- %'+** % 0 &% ( &+
0 % ( &')# 0 & $&% (/& " 0 (&% $ # %
)) # % &)* +) $), (* * # . $ # % & *! $ %# %* (% * --- *! $ %#
I-Real organiseert drie seminars over
S
AR N I M SE
28-09-2010 Utrecht 06-10-2010 Eindhoven 18-11-2010 Zwolle
open telemetrie, samenwerking tussen gemeenten en waterschap, Real Time Control en onderhoudsmanagement. Deelname is gratis voor medewerkers van gemeenten en waterschappen.
POSTBUS 593 7000 AN DOETINCHEM T: 0314-366600 E: INFO@I-REAL.NL I: WWW.I-REAL.NL
Meer informatie over de programmaâ&#x20AC;&#x2122;s en de wijze van aanmelden via www.i-real.nl.
Specialisten in Waterbehandeling en Apparatenbouw
Kennis en ervaring in huis Flexibel in planning en productie Samenwerking met beproefde partners Ă&#x2030;ĂŠn aanspreekpunt voor het hele project
w w w. r e i n d e r s b v. n l
T 050 - 54 11 600
*thema
platform
Peter van der Maas, Waterlaboratorium Noord Elbert Majoor, Waterschap Velt en Vecht Simon Dost, Waterleidingmaatschappij Drenthe Jan Schippers, Global Membrains/UNESCO-IHE
Beheersing vervuiling ROmembranen door biologische actiefkoolfiltratie In de puurwaterfabriek in Emmen wordt biologische actiefkoolfiltratie (BAKF) met zuurstofdosering toegepast om vervuiling van de omgekeerde osmose (RO)-membranen te beheersen. Proefonderzoek heeft aangetoond dat met voorbehandeling door BAKF het RO-voedingswater een veel lagere foulingpotentie heeft. Hierdoor is een stabiele procesvoering van RO beter gewaarborgd en zullen de membranen ook minder vaak hoeven te worden gereinigd.
E
én van de uitdagingen bij de productie van ultrapuur water uit effluent van rioolwaterzuiveringsinstallaties is de beheersing van biofouling van de RO-membranen. Effluenten van rioolwaterzuiveringsinstallaties bevatten doorgaans, ook in Emmen, relatief hoge concentraties voedingsstoffen voor bacteriën. Hierdoor kan, als gevolg van biofilmvorming, ernstige vervuiling van de RO-membranen optreden. Deze vervuiling leidt tot verstopping van de spacer van de spiraalgewonden membranen met als aanvankelijk gevolg verlies van voedingsdruk en afname van de doorlaatbaarheid van het membraan en uiteindelijk ernstige beschadiging. Biofouling moet worden beheerst om te voorkomen dat de membranen zeer frequent chemisch gereinigd dienen te worden. De consequentie daarvan is dat de installaties relatief lange tijd niet beschikbaar zijn en dat de retentie van de membranen aangetast wordt, zodat vervanging noodzakelijk is. Deze vorm van membraanvervuiling kan op verschillende manieren worden beheerst door chemicaliën, ofwel curatief door middel van frequente chemische reiniging van de membranen ofwel preventief door de toepassing van bacterieremmers (biociden). Beide opties zijn ongewenst, omdat bij dit project - op grond van milieuoverwegingen - is gekozen voor een opzet waarbij het gebruik van chemicaliën zoveel mogelijk wordt beperkt. De uitdaging was om biofouling te beheersen door ervoor te zorgen dat het aanbod van voedingsstoffen op de
BFR monitor wwtp
BFR monitor
BACF1 (10 min)
UF
O2
BACF2 (30 min)
RO 2
O2
tankcleaning
concentrate
RO 1
DBNPA
BFR monitor concentrate
Afb. 1: Vereenvoudigd schema van de proefinstallatie.
RO-membranen zo laag wordt, dat de behoefte aan chemicaliën sterk wordt gereduceerd.
Proefinstallatie Om de effectiviteit van biologische actiefkoolfiltratie aan te tonen, is onderzoek uitgevoerd met een kleine proefinstallatie gedurende een periode van ongeveer een jaar. De proefinstallatie bestond uit ultrafiltratie (twee kubieke meter per uur), gevolgd door een tweetraps biologische actiefkoolfiltratie met een verblijftijd van respectievelijk 10 en 30 minuten (zie afbeelding 1). Het BAKF-filtraat was, na passage van een 1 μm kaarsenfilter, het voedingswater van een 4 inch RO-membraan. Met behulp van een tweede, parallelle RO-installatie werd het effect van de biocide 2,2-dibromo-2-cyano-acetamide (DBNPA
van DOW) op biofouling onderzocht (zie afbeelding 1). Wanneer DBNPA werd gedoseerd, gebeurde dit op het voedingswater van de RO-module (vlak voor het kaarsenfilter), eens per dag gedurende 30 minuten bij een concentratie van 20 ppm. Het onderzoek richtte zich vooral op het verloop van de drukval over het voedingconcentraatkanaal (spacer). Tevens is de permeabiliteit van het RO-membraan (MTC) gevolgd. Bovendien werd de biofoulingpotentie van het voedingwater van de RO gevolgd met behulp van biofilmmonitoren. Hierbij geldt de mate van biomassaaccumulatie op glazen ringen in de tijd, gemeten aan de hand van adenosine triphosphate (ATP), als indicatie voor de biofoulingpotentie1).
H2O / 18 - 2010
41
Operationele gegevens proefonderzoek
80 70
UF permeate dPn (kPa)
60 No UF permeate / inferior effluent quality
50 40
Stop DBNPA dosing
30 Start DBNPA dosing
20
BAC Filtrate
10 Cleaning RO module
0 0
10
20
30
40
50
60
70
80
90
100
110
120
Time (d) Afb. 2: Genormaliseerde drukval (dPn) over de spacer van het RO-element met (blauwe lijn) en zonder (rode lijn) BAKF met zuurstofdosering als voorzuivering.
Effect van BAKF op biofouling Zonder BAKF, dus in het geval dat het RO-membraan rechtstreeks werd gevoed met UF-permeaat, begon de genormaliseerde drukval over de spacer (TMP) al na drie dagen exponentieel te stijgen (zie afbeelding 2). Dit wijst op biofouling en bevestigde het vermoeden dat RO-membranen gevoed met rwzi-effluent behandeld met ultrafiltratie sterk zouden vervuilen door bacteriegroei. De biocide DBNPA bleek in staat om deze biofouling te stoppen (dag 31-47, zie afbeelding 2), maar de drukval over het membraanelement nam weer onmiddellijk toe na stopzetting van de DBNPA-dosering (dag 48). Met voorgeschakelde biologische actiefkoolfiltratie met zuurstofdosering toonde de drukval een beperkte toename na ongeveer 40 dagen. Toch bleef hier de exponentiële toename achterwege tijdens de looptijd van deze onderzoeksfase (ruim 120 dagen). De permeabiliteit (MTC) bleef bij beide membranen (met en zonder BAKF als voorzuivering) tamelijk constant op 0,6 x 10-8 m/s kPa, hetgeen erop wijst dat de vervuiling hoofdzakelijk is opgebouwd in de spacers van
het membraan en niet, of in elk geval veel minder, op het membraanoppervlak. Na afloop van de experimenten zijn beide membraanelementen uit elkaar gehaald en onderzocht. In het element dat rechtstreeks was gevoed met UF-permeaat, werd inderdaad ernstige biofouling aangetroffen (zie foto). Ook bleek zich veel bacteriemassa te hebben verzameld op het kaarsenfilter voor RO: de foto linksonder toont deze situatie na een looptijd van slechts zeven dagen. Het kaarsenfilter gevoed met het filtraat van de biologische actiefkoolfilters bleef nagenoeg schoon. Deze resultaten laten duidelijk zien dat de biologische actief koolfiltratie in staat was om de biofoulingpotentie van het RO-voedingswater drastisch te verlagen. Dit werd bevestigd door de accumulatie van biomassa in de biofilmmonitoren (zie afbeelding 3). Zonder BAKF was deze accumulatie, d.w.z. biologische groei, zeer sterk vanaf dag 21. De accumulatie van ATP was veel minder in het geval het water was behandeld met BAKF. Uit de helling van de curves kan een biofilmvormingssnelheid worden geschat: grofweg 40 en 400 pg ATP.
De UF-installatie (Zenon Zeeweed 500) werd bedreven bij een netto flux van 28 l/m2 per uur. De membranen zijn iedere zes minuten teruggespoeld. Het concentraat is twee keer per dag afgevoerd. Twee keer per week zijn de UF-membranen chemisch gereinigd met natronloog (30 min., pH 10.5), gevolgd door een zure reiniging met Divos2 (JohnsonDiversey, 20 min., pH 3). De actiefkool in de BAKF-filters (Norit 830P bedhoogte respectievelijk 1,5 en 1,9 meter) was vers, dat wil zeggen niet beladen met NOM bij aanvang van het proefonderzoek. De resultaten die hier worden gepresenteerd, zijn verkregen bij volledig beladen actiefkoolfilters. De periode van NOM-belading (van 0 tot 100%) bedroeg circa 12.000 bedvolumina. Om anaerobie in de biologische actief koolfilters te voorkomen, werd pure zuurstof gedoseerd aan de BAKF-filters, waarbij werd gestuurd op een setpoint of 5 mg.l-1 in het BAKF-filtraat. De BAKF-filters werden één of twee keer per week gespoeld, afhankelijk van de weerstand over het filterbed, waarbij een bedexpansie van 45% werd gehanteerd. Beide RO-installatie (4 inch modules, Hydranautics ESPA2) werden bedreven bij een debiet van één kubieke meter per uur en een opbrengst van tien procent, overeenkomend met een flux van 13 l/m2 per uur. Tijdens het onderzoek werd geen antiscalant gedoseerd. Gedurende de onderzoeksperiode, waarvan in dit artikel de resultaten worden gepresenteerd, is de RO-module die werd gevoed met het BAKF-filtraat twee keer gereinigd (op dag 63 en 78, toen de genormaliseerde drukval de 15 kPa-grens overschreed). Deze reiniging bestond uit flushen met RO-permeaat, gevolgd door natriumbisulfiet bij pH 10.5 (pH-correctie met natronloog) en 35 ˚C. Na uitspoeling met RO-permeaat volgde een zure reiniging met Divos2 bij een pH van 2,6. De reiniging werd afgesloten met uitspoeling met RO-permeaat.
Biofouling in de RO-module die rechtstreeks werd gevoed met UF-permeaat na ruim 50 dagen looptijd (foto links). Kaarsenfilters na zeven dagen looptijd (foto rechts), het bovenste kaarsenfilter is gevoed met UF-permeaat, het onderste met BAKF-filtraat.
42
H2O / 18 - 2010
*thema
platform
15000
UF permeate: ± 400 pg ATP.cm-2.d-1 12000
ATP (pg/cm2)
D 9000
S
AC
6000
BAC Filtrate: ± 40 pg ATP.cm-2.d -1
3000
B 0
10
20
40
30
days
60 DBNPA:50 -2 -1 ± 0.3 pg ATP.cm .d
Afb. 3: Accumulatie van ATP op de glazen ringen in biofilmmonitor gevoed met UF-permaat (rode lijn) en BAKFfiltraat (blauwe lijn).
cm-2.d-1 voor respectievelijk het BAKF-filtraat en het UF-permeaat. Wanneer DBNPA werd gedoseerd was de biofilmvormingssnelheid praktisch nul (< 1 pg ATP.cm-2.d-1).
Effect van BAKF op waterkwaliteit Biologische actiefkoolfiltratie met zuurstofdosering verlaagt de vracht aan organische stof (gemeten als DOC, COD, UV- absorptie), ammonium, ijzer en mangaan naar het RO-membraan (zie tabel). Hoewel met dit proefonderzoek niet kon worden aangetoond welke specifieke component(en) de microbiële groei (en daarmee biofouling) limiteert, is het aannemelijk dat de verlaagde biofoulingpotentie is gerelateerd aan het verlaagde aanbod van gemakkelijk afbreekbaar organisch koolstof. Volgens Van der Kooij et al.2)zijn lage concentraties gemakkelijk afbreekbaar organisch koolstof essentieel voor het voorkomen van ernstige biofouling.
Processen in BAKF Aangenomen wordt dat gemakkelijk afbreekbaar organisch koolstof, biologisch wordt omgezet in de BAKF-filters (zie afbeelding 4). Hoewel (gemakkelijk afbreekbare) organische componenten direct kunnen worden geadsorbeerd door actieve kool3) is deze absorbent in staat om biologische omzetting te versnellen4). Het zuurstofverbruik in de BAKF-filters varieerde tussen 5 and 40 mg/l, afhankelijk van de kwaliteit van het rwzi-effluent en de temperatuur. De hoogste biologische activiteit werd gemeten in de zomerperiode, bij temperaturen boven de 15°C. In die situatie werden de filters elke dag of eenmaal per twee dagen gespoeld om verstopping door biomassa te voorkomen. Tijdens de eerste minuten na spoeling bevatte het BAKF-filtraat hoge concentraties biomassa (10-15 μg/l ATP). Om uitspoeling van biomassa naar de RO-membranen
Afb. 4: Vermoedelijke rol van actieve kool: drager voor biofilm en sorptiemiddel voor substraat. AC = actieve kool, B = biofilm, S = sorptie, D = desorptie en omzetting van substraat.
te voorkomen, werd het BAKF-filtraat geloosd tijdens het eerste uur na spoeling. Gedurende die tijd daalde de ATP-concentratie van het filtraat tot circa 30 ng/l, vergelijkbaar met het UF-permeaat (zie tabel). Uit massabalansen kan worden afgeleid dat een groot deel van de zuurstofconsumptie in de BAKF-filters werd gebruikt voor nitrificatie: omzetting van 4,9 mg/l ammonium-N naar nitraat (de gemiddelde omzetting tijdens het onderzoek) brengt een theoretisch zuurstofverbruik met zich mee van 22 mg/l. Naast nitrificatie trad ook denitrificatie op, dus omzetting van nitraat naar stikstofgas in de BAKF-filters. De stikstofbalans (met data uit de tabel) geeft aan dat ongeveer 35 procent van het gevormde nitraat ook weer wordt gedenitrificeerd. Dit gebeurt waarschijnlijk in de binnenste regionen van de biofilm, d.w.z. daar waar geen zuurstof aanwezig is. Uit ander onderzoek5) kan worden afgeleid dat denitrificatie in BAKF-filters, inderdaad wordt gestimuleerd door het de adsorptieve eigen-
Effect van biologische actiefkoolfiltratie op de waterkwaliteit (gemiddelden, n = 20).
parameter
eenheid
permeaat UF
aluminium
(μg/l)
39
ATP
(ng/l)
BOD-5
filtraat BAKF1
filtraat BAKF2
32
39
27
27
(mg/l O2)
0,8
1,1
0,9
DOC
(mg/l)
10
9,3
8,2
COD
0,04
0,04
(mg/l O2)
52
troebelheid
FTU
0,03
membraan fouling index
(s/l2)
0,6
5,5
(mg/l)
0,05
0,02
ijzer
17
mangaan
(mg/l)
0,05
O2
(mg/l)
10,2
6,3
0,01 9,3
NH4-N
(mg/l)
5,5
1,1
0,6
NO2-N
(mg/l)
0,3
0,2
0,1
NO3-N
(mg/l)
6,8
6,8
7,6
PO4-P
(mg/l)
0,8
(Abs/m)
28
UV-absorptie 254 nm
0,8 26
21
H2O / 18 - 2010
43
schappen van actieve kool: deze vergroten de stabiliteit en capaciteit van biologische omzettingsprocessen. Naast biologische spelen ook fysischchemische processen in de BAKF-filters een rol. Oxidatie (met zuurstof ) en filtratie (over actiefkool) bleek ook de ijzer- en mangaanvervuiling van de RO-membranen aanzienlijk te verlagen: ijzer met 60 procent en mangaan met 80 procent (zie tabel).
aanwezig in het effluent van de rwzi Emmen en worden niet dan wel onvoldoende verwijderd met ultrafiltratie. Verder heeft dit onderzoek uitgewezen dat biofouling ook kan worden voorkomen met de dosering van de biocide DBNPA. Deze optie is niet gekozen daar NieuWater (ook) bij dit project als uitgangspunt heeft het gebruik van chemicaliën zoveel mogelijk te beperken. De optie waarbij biologische actiefkoolfiltratie centraal staat, is dan ook gerealiseerd in de puurwaterfabriek in Emmen.
Conclusie Dit proefonderzoek heeft aangetoond dat biologische actiefkoolfiltratie met zuurstofdosering veelbelovend is voor het beheersen van biofouling van RO-membranen. Vrijwel zeker wordt de biofouling beheerst door beperking van het aanbod aan nutriënten als gevolg van biologische omzetting van gemakkelijk afbreekbaar organisch koolstof in de BAKF. Deze componenten zijn
LITERATUUR 1) Vrouwenvelder J., J. Kappelhof, B. Heijman, J. Schippers en D. van der Kooij (2003). Tools for fouling diagnosis of NF and RO membranes and assessment of the fouling potential of feed water. Desalination 157, pag. 361-365. 2) Van der Kooij D., W. Heijnen, E. Cornelissen, J. van Agtmaal, K. Baas en G. Galjaard (2007). Elucidation of membrane biofouling processes using bioassays
assessing the microbial growth potential of feed water. Proceedings AWWA Membrane Technology Conference, Tampa Bay US. 3) Bonné P., J. Hofman en J-P. van der Hoek (2002). Long term capacity of biological activated carbon filtration for organics removal. Water Supply 2, pag. 139-146. 4) Polanska M., K. Huysman en C. van Keer (2005). Investigation of assimilable organic carbon (AOC) in flemish drinking water. Wat. Res. 39, pag. 22592266. 5) Sison N., K. Hanaki en T. Matsuo (1996). Denitrification with external carbon source utilizing adsorption and desorption capability of activated carbon. Wat. Res. 30, pag. 217-227.
advertentie
11 t/m 14 januari
Samenwerking in de InfraKeten Alles op het gebied van:
,QIUDVWUXFWXXU 2QGHUJURQG Water
Verkeerstechnologie (QHUJLH 2SHQEDUH UXLPWH Strategische partners
Registreer nu voor een gratis bezoek! Ga naar www.infratech.nl InfraTech 2011 is dé ontmoetingsplaats voor de gehele infraketen. Ook op het gebied van water. Oriënteer u op het brede aanbod producten en diensten, kom netwerken en wissel kennis uit met vakgenoten. Schrijf u in voor de RAW-bijeenkomsten en CROW Infraweek of bezoek de dagelijkse bijeenkomsten in het InfraTheater. Ook voor innovaties, carrière en studie bent u van 11 t/m 14 januari 2011 in Ahoy op het juiste adres. Zie www.infratech.nl voor een overzicht van activiteiten.
44
H2O / 18 - 2010
platform
Jan Wanink, Koeman en Bijkerk bv Reinder Torenbeek, Torenbeek Consultant Herman Wanningen, Wanningen Water Consult Rinke van Veen, Provincie Drenthe
Oppervlaktewater in Drenthe wordt warmer Dat het klimaat verandert, weten we. De gevolgen daarvan voor het waterbeleid in Nederland zijn en worden steeds beter onderzocht en bekend. Het onderzoek richt zich echter vooral op de problemen in het hoofdwatersysteem, zoals de verhoging van de zeespiegel, het afvoerpatroon van de grote rivieren en het gebrek aan voldoende zoet water. Het veranderende klimaat heeft echter ook gevolgen voor het regionale waterbeheer. In opdracht van de Provincie Drenthe is één aspect daarvan onderzocht: het opwarmen van het oppervlaktewater in Drenthe en de gevolgen daarvan voor de waterkwaliteit en de ecologie. Voor deze studie zijn meetreeksen van de temperatuur van het oppervlaktewater vanaf 1974 statistisch onderzocht. Het water in Drenthe blijkt warmer geworden.
R
ijkswaterstaat heeft de feiten en ficties over het waterbeheer en het veranderende klimaat overzichtelijk in kaart laten brengen1). Het is duidelijk: het weer wordt extremer, de zeespiegel stijgt, het afvoerpatroon van de rivieren wordt grilliger. Droogte en wateroverlast zullen vaker voorkomen. Rijkswaterstaat heeft ook de klimaatbestendigheid van Nederland laten onderzoeken2). Dat onderzoek richt zich vooral op het hoofdwatersysteem van Nederland. Ook voor het regionale waterbeheer heeft het veranderende klimaat zeer waarschijnlijk gevolgen. Door Deltares is een verkennende studie voor het waterbeheer op hogere zandgronden in oost-Brabant uitgevoerd3). Uit de studie blijkt dat het droogvallen van beken, onvoldoende wateraanbod, regionale wateroverlast en de waterkwaliteit de belangrijkste problemen zijn. STOWA onderzoekt hoe de regionale uitwerking van het Deltaprogramma het best uitvoerbaar is. Dit onderzoeksprogramma gaat vooral in op de aspecten waterveiligheid en -verdeling (verziltingsbestrijding). Ook de gevolgen van het veranderende klimaat op natuur en ecologie in (regionaal) oppervlaktewater worden onderzocht, zowel in Nederland4),5) als internationaal6).
in watertemperatuur werkelijk optreden7), evenals de mogelijke gevolgen hiervan voor de waterkwaliteit en ecologie en vervolgens de gevolgen voor het waterbeheer. Het eerste doel van de studie is het analyseren van langjarige meetreeksen op trends. De vraag is in hoeverre een trend in watertemperatuur in de Drentse oppervlaktewateren zichtbaar is. Voor deze vraag zijn meetgegevens van de waterschappen Hunze en Aa’s, Noorderzijlvest, Reest en Wieden en Velt en Vecht gebruikt. Deze waterschappen zijn in 2000 opgericht. Hun
beheergebieden liggen deels in Drenthe. Oudere gegevens zijn verzameld van het voormalig Zuiveringsschap Drenthe. Deze gaan terug tot 1974 en moesten voor deze studie deels nog gedigitaliseerd worden. Er zijn meetpunten gekozen die zowel door het voormalig Zuiveringsschap Drenthe als door de nieuwe waterschappen zijn onderzocht. Alle meetpunten zijn gedurende de gehele onderzoeksperiode maandelijks bemonsterd. In totaal zijn gegevens van negen kanalen, twee meren en negen beken verzameld. De gegevens zijn geanalyseerd met het statistisch pakket PASW (voorheen SPSS).
Groote Diep, ook wel Eenerdiep. Deze middenloop is, door grondwaterinvloeden, één van de koelere wateren van Drenthe (foto: Herman Wanningen).
In het kader van het programma Klimaat en Energie van de Provincie Drenthe bestaat behoefte aan inzicht in hoeverre in Drenthe sprake is van veranderingen in de temperatuur van de oppervlaktewateren. In opdracht van de provincie is daarom op basis van meetgegevens onderzocht welke trends
H2O / 18 - 2010
45
Het tweede doel van de studie is het in beeld brengen van mogelijke effecten van een temperatuurverandering op de waterkwaliteit en ecologie. De volgende vragen zijn behandeld: t Wat is de temperatuursafhankelijkheid van de belangrijkste (bio)chemische processen in het oppervlaktewater en welke gevolgen kan een temperatuurverhoging op de concentratie van verschillende chemische stoffen hebben? t Wat zijn de verwachte effecten van de gevonden trends op de biologische kwaliteitselementen (fytoplankton, overige waterflora, macrofauna en vis)? Deze vragen zijn beantwoord met behulp van literatuurstudie en beoordelingen door deskundigen.
code
Afbeelding 1 laat zien dat zowel binnen als tussen de onderzochte watertypen sprake is van de nodige variatie in de relatie tussen de jaargemiddelde watertemperatuur en de tijd, alsook in de absolute waarden van de watertemperatuur. Er lijkt een verband te bestaan tussen de watertemperatuur aan het begin van het onderzoek en de mate van verandering in de tijd. Hierbij vindt in het algemeen de grootste temperatuurstijging plaats in de wateren met de laagste aanvangstemperatuur. Dit wordt waarschijnlijk veroorzaakt doordat een hogere omgevingstemperatuur relatief koude (door grondwater gevoede) watergangen sterker beïnvloedt dan wateren die bij aanvang (in 1974) al warmer zijn.
R2
-0,0071
25,770
0,325
0,00
K02
Noord-Willemskanaal
0,0516
-90,930
0,000
0,13
K03
Grevelingskanaal
0,0311
-50,382
0,000
0,05
K04
Hoogeveensche Vaart
0,0419
-71,720
0,000
0,10
K05
Verlengde Hoogeveensche Vaart
0,0173
-22,771
0,001
0,02
K06
Kanaal Coevorden-Alte Picardie
0,0188
-26,084
0,001
0,02
K07
Bargermeerkanaal
0,0197
-25,990
0,001
0,02
K08
Weerdingermond
0,0294
-47,414
0,000
0,06
K09
Lutterhoofdwijk
0,0029
5,786
0,632
0,00
M01
Leekstermeer
0,0391
-66,971
0,000
0,08
M02
Zuidlaardermeer
0,0343
-57,028
0,000
0,06
R01
Koningsdiep
0,0394
-66,785
0,000
0,07
R02
Drentsche Aa
0,0411
-70,724
0,000
0,08
R03
Eenerdiep
0,0466
-82,187
0,000
0,11
R04
Oude Diep
0,0642
-116,509
0,000
0,19
R05
Steenwijker Aa
0,0264
-40,837
0,000
0,03
R06
Reest
-0,0104
32,352
0,126
0,00
R07
Oostermoerse vaart
0,0180
-24,468
0,008
0,01
R08
Oostermoerse vaart
0,0148
-18,133
0,024
0,01
R09
Oude Vaart
0,0246
-37,185
0,000
0,03
meren
beken
Tabel 1. Lineaire regressie van jaargemiddelde watertemperatuur met bemonsteringsjaar over de periode 1974-2009. De formule voor de regressielijn is: T = a*Jaar + b, waarbij T = watertemperatuur in ˚C, a = regressiecoëfficiënt en b = constante. De tabel geeft de waarden voor a en b, de significantie (p) en de verklaarde variantie (R2). Vetgedrukte waarden vertegenwoordigen statistisch significante (p < 0,05) regressies.
In afbeelding 2 zijn de (gemiddelde) trends in de onderzochte kanalen, beken en meren doorgetrokken naar jaren die voor de Kaderrichtlijn Water van belang zijn: 2015, 2021 en 2027. Ook op het niveau van het watertype komt het eerder genoemde beeld naar voren, dat een relatief lage temperatuur bij de aanvang van de meetreeks samengaat met een relatief grote stijging door de jaren heen. In 2027 worden voor de meren, beken en kanalen jaargemiddelde temperaturen verwacht van respectievelijk 12,4, 12,5 en 12,6˚C.
minima en maxima, de zomer- en wintergemiddelden en de gemeten temperaturen in april en mei. t
t
De statistische analyses zijn niet alleen uitgevoerd voor de jaargemiddelde temperatuur, maar ook voor de jaarlijkse
typische waarden (literatuur, meting)
EUTROF1A en EUTROF2A
1,066
1,04
PCLake en PCDitch
Bij de wintergemiddelde temperatuur en de minimum- en maximumtemperatuur zien we weinig significante trends; De gemiddelde temperatuur in de zomer toont een grotere stijging dan die voor de jaargemiddelde temperatuur. Dit betekent dat de wijziging in watertemperatuur door de klimaatverandering vooral in de zomerperiode tot uiting komt. Dit is belangrijk, omdat deze periode ecologisch gezien de meest kritische is en dus voor de KRW-doelen belangrijk; Ook in april en mei wordt de watertemperatuur hoger. Dit is van belang in relatie tot de verlaagde kritische watertemperatuur (20˚C) die in KRW-verband voor deze maanden is vastgesteld in verband met de paaiperiode van veel vissoorten.
afbraak van algen
1,04
Gevolgen voor de waterkwaliteit
respiratie algen
1,04
De waargenomen trends in watertemperatuur hebben ook gevolgen voor de waterkwaliteit. De snelheid van veel (bio)chemische processen is afhankelijk van de temperatuur. Tabel 2 geeft een overzicht van temperatuurcoëfficienten van enkele belangrijke waterkwaliteitgerelateerde processen. In afbeelding 3 is aangegeven hoe de snelheid
mineralisatie
1,020-1,080
1,04
1,07
nitrificatie
1,080
1,06
1,08
denitrificatie in water
1,045
1,06
denitrificatie in sediment
46
p
Rodervaart
t
groei van algen
b
K01
Tabel 2. Temperatuurcoëfficiënten.
proces
a
kanalen
Wordt het Drentse oppervlaktewater warmer? Het antwoord op deze vraag is ‘ja’. Gemiddeld genomen is de watertemperatuur circa 1,5˚C gestegen over de periode 1974-2009. Op maar liefst 17 van de 20 onderzochte locaties zijn over de 36-jarige tijdreeks met jaargemiddelde temperaturen significante positieve trends gevonden. De resultaten van de statistische analyse van de gemiddelde jaartemperatuur van alle meetpunten zijn gegeven in tabel 1. Opvallend is dat het significantieniveau in de meeste gevallen zeer hoog is (p = 0,000), maar de hoeveelheid verklaarde variantie in het algemeen erg laag. Dit laatste betekent dat niet alleen de tijd aan de trends ten grondslag ligt. Luchttemperatuur blijkt de belangrijkste verklarende factor te zijn. Hiervoor zijn de gegevens van het KNMIstation Eelde gebruikt.
naam
H2O / 18 - 2010
1,04
platform
Afb. 1: Grafische weergave van de gevonden trends in jaargemiddelde watertemperatuur voor alle onderzochte wateren (zie tabel 1 voor formules van de lineaire regressielijnen en de bij de gecodeerde meetpunten behorende namen van de wateren). Doorgetrokken lijnen vertegenwoordigen statistisch significante regressies, voor de onderbroken lijnen was het gevonden verband niet significant. Verticale stippellijnen tonen het eerste (1974) en laatste meetjaar (2009) van de reeks waarop de trends zijn gebaseerd, alsmede een drietal met betrekking tot de KRW belangrijke toekomstige jaren (2015, 2021 en 2027). Extrapolatie van de lineaire regressie maakt het mogelijk de voor deze drie jaren voorspelde waarden uit de grafiek af te lezen.
van processen bij verschillende temperatuurcoëfficienten verandert ten opzichte van de snelheid bij 20˚C. In de praktijk betekent dit, dat rond de 20˚C een temperatuurstijging van één graad leidt tot een toename van de maximale groeisnelheid van algen en van de mineralisatie met circa vier procent. De snelheden van nitrificatie en denitrificatie nemen onder die omstandigheden toe met circa zes procent. Door de toename van de denitrificatie kan het stikstofgehalte bij een stijgende temperatuur dalen. Door een grotere mineralisatie kan echter meer fosfaat in het water komen. Naast de snelheid van biochemische processen is ook wijziging van het zuurstofgehalte van belang. De reaeratie van zuurstof van de lucht naar het water is afhankelijk van de temperatuur. In de modellen PCLake en PCDitch8) wordt een waarde van 1,024 aangehouden. De snelheid van reaeratie is dus minder afhankelijk van de temperatuur dan de eerder genoemde biochemische processen. Belangrijker is de temperatuurafhankelijkheid van de zuurstofverzadiging in water. Kouder water kan meer zuurstof bevatten dan warmer water. De formule is: C = 14,7 - 0,41*T + 0,008*T2 - 0,00008*T3 waarin C staat voor de zuurstofconcentratie (mg/l) en T voor de temperatuur (˚C). Dit betekent bijvoorbeeld dat de zuurstofverzadiging in water bij 21˚C 0,2 mg/l lager is dan bij 20˚C. Recent is voor alle Nederlandse oppervlaktewatertypen de doorwerking van klimaatverandering op processen in het water beoordeeld9). Hierbij is een score bepaald voor de mate van gevoeligheid per watertype. Voor kanalen, meren en beken bedragen de scores op een schaal van 1 (weinig effect) tot 5 (groot effect) respectie-
Afb. 2: Voorspelde jaargemiddelde watertemperatuur en standaardfout in 1974, 2009, 2015, 2021 en 2027, voor de drie onderzochte watertypen. De punten vertegenwoordigen de gemiddelde waarden van de individuele trendlijnen voor de betreffende jaren (voor kanalen en beken: n=9; voor de meren: n=2). Voor niet-significante regressies zijn voor alle vijf jaren de jaargemiddelde meetwaarden over de periode 1974 - 2009 gebruikt.
velijk 1, 2 en 4-5. Eén van de uitgangspunten bij deze beoordeling is een gelijke temperatuurstijging in de verschillende watertypen. Voor de Drentse wateren bestaan echter duidelijke verschillen in toename van de watertemperatuur tussen deze drie watertypen (zie afbeelding 2). Tussen 1974 en 2009 nam in Drenthe de jaargemiddelde temperatuur van de relatief ongevoelige kanalen gemiddeld toe met 0,8˚C, van de iets gevoeliger meren met 1,3˚C (1,6 maal hoger dan de stijging in de kanalen) en van de gevoelige beken met 1,1˚C (1,4 maal hoger dan de stijging in de kanalen). Juist in de gevoelige watertypen is dus sprake van een relatief grote temperatuurstijging.
Gevolgen voor flora en fauna In 1999 is een oriënterende literatuurstudie
uitgevoerd naar de potentiële effecten van klimaatverandering op aquatische gemeenschappen10). Als we de conclusies van dat onderzoek vertalen naar de situatie van het Drentse oppervlaktewater, komen we tot de volgende conclusies: t Levenscycli van soorten verschuiven in de tijd. Bij algen betekent dit bijvoorbeeld dat de blauwalgenbloei eerder in het jaar kan gaan optreden. Voor gevoelige wateren zoals de meren kan dit tot extra zwemwaterproblemen leiden; t Soorten die afhankelijk zijn van koud water, kunnen het moeilijker krijgen zich te handhaven. Neem de beschermde kwabaal. Deze vissoort is voor de voortplanting afhankelijk van kouder water. Terugkeer van deze soort in Drenthe kan door temperatuurverhoging moeilijker worden;
H2O / 18 - 2010
47
t
moeten de negatieve effecten zoveel mogelijk compenseren. Hierbij valt te denken aan het verder terugdringen van de emissies van nutriënten en frequenter baggeren; leren leven met de gevolgen van warmer water. Dit betekent: frequenter maaien, vaker plaagsoorten bestrijden, frequenter ziekten zoals botulisme bestrijden en vaker sluiten van zwemplassen wegens overlast door blauwalgen en zwemmersjeuk.
‘Natuurlijk’ gegeven?
Afb. 3: Wijziging van de snelheid van een proces ten opzichte van de snelheid bij 20˚C voor twee waarden van de temperatuurscoëfficiënt. t
t
De verspreiding van exoten als de grote waternavel kan toenemen en op meer plaatsen overlast veroorzaken. Bij hogere temperaturen groeien deze planten ook nog sneller; De groei van (inheemse) water- en oeverplanten kan versnellen, waardoor watergangen sneller dichtgroeien en waterschappen vaker moeten maaien.
Gevolgen voor het waterbeheer in Drenthe Welke lering kunnen de Drentse waterbeheerders uit deze gevolgen van een veranderend klimaat voor het waterbeheer trekken? We zien drie hoofdlijnen: t maatregelen uitvoeren om de verhoging van de watertemperatuur te beperken. Goede maatregelen zijn het beschaduwen van wateren (beken) door bomen en het aanleggen van diepere gedeelten (bijvoorbeeld stroomkuilen); t maatregelen uitvoeren om de gevolgen voor de waterkwaliteit te beperken. Deze
Tot slot willen we de vraag stellen: In hoeverre is het veranderend klimaat, inclusief de gevolgen hiervan voor het waterbeheer, een ‘natuurlijk’ gegeven? In de Kaderrichtlijn Water is de Toestanden Trendmonitoring opgenomen om natuurlijke en antropogene veranderingen op lange termijn te onderzoeken. Dat is niet zonder reden. Een slechte waterkwaliteit als gevolg van menselijk handelen wordt volgens de regels van de KRW niet geaccepteerd. Maar er kan ook geredeneerd worden dat een slechtere waterkwaliteit als gevolg van klimaatverandering onvermijdelijk is en niet tegen proportionele kosten is te voorkomen. In dat geval zou artikel 4.5 (een lagere doelstelling vanwege een onomkeerbare slechte waterkwaliteit) in werking kunnen treden. In de praktijk zou dit betekenen dat de normen voor waterkwaliteit zijn aan te passen. Wij schatten in dat het zo ver nog niet komt, omdat op nutriënten-, beheer- en inrichtingsniveau nog allerlei maatregelen mogelijk zijn, waardoor de wateren meegroeien met de trend in de temperatuur. We bevelen daarom aan om een lijst met inrichtings- en beheermaatregelen uit te werken waarmee de water- en natuurbeheerders zorgen dat de wateren in Drenthe ‘meegroeien’ met de klimaatverandering. Deze lijst is vervolgens
toepasbaar bij de actualisatie van de KRW-stroomgebiedplannen in 2015. NOTEN 1) Deltares (2008). Waterbeheer in een veranderend klimaat. Feiten en ficties van tachtig beweringen in de media. In opdracht van Rijkswaterstaat. 2) Deltares (2008). De klimaatbestendigheid van Nederland Waterland. Verkenning van knikpunten in beheer en beleid voor het hoofdwatersysteem. In opdracht van Rijkswaterstaat. 3) Boland D., M. Hoogvliet, R. Knoben en E-J. Melisie (2010). Klimaatbestendigheid van het waterbeheer op de hoge zandgronden. H2O nr. 12, pag. 13-15. 4) Wanink J., H. van Dam, F. Grijpstra en T. Claassen (2008). Invloed van klimaatverandering op fytoplankton van de Friese meren. H2O nr. 23, pag. 32-35. 5) Van Dam H. en A. Mertens (2008). Vennen minder zuur maar warmer. H2O nr. 12, pag. 36-39. 6) Jeppesen E., M. Meerhoff, K. Holmgren, I. GonzálezBergonzoni, F. Teixeira-de Mello, S. Declerck, L. De Meester, M. Søndergaard, T. Lauridsen, R. Bjerring, J. Conde-Parcuna, N. Mazzeo, C. Iglesias, M. Reizenstein, H. Malmquist, Z. Liu, D. Balayla en X. Lazzaro (2010). Impacts of climate warming on lake fish community structure and potential effects on ecosystem function. Hydrobiologia 646, pag. 73-90. 7) Wanningen H., R. Torenbeek en J. Wanink (2010). Wordt het Drentse water warmer? Onderzoek naar het effect van klimaatverandering op het Drentse oppervlaktewater in de periode 1974-2009. In opdracht van Provincie Drenthe. Koeman en Bijkerk bv. Rapport 2010-031. 8) Janse J. (2005). Model studies on the eutrophication of shallow lakes and ditches. Proefschrift Wageningen Universiteit. 9) Besse-Lototskaya A. en P. Verdonschot (2010). Hoe kwetsbaar zijn onze waterecosystemen voor klimaatverandering? H2O nr. 14/15, pag. 27-29. 10) Wanink J. (1999). Effecten van klimaatverandering op aquatische gemeenschappen: literatuurstudie voor het project WIN. Koeman en Bijkerk bv. Rapport 99-46.
Het Noord-Willemskanaal heeft net als alle andere kanalen in Drenthe in 1974 een hogere temperatuur dan de meren en beken. In 2009 liggen de temperaturen dichter bij elkaar (foto: Herman Wanningen).
48
H2O / 18 - 2010
platform
Cor-Jan Vermeulen, HKV Lijn in water Jakolien Leenders, HKV Lijn in water Erwin de Groot, Hoogheemraadschap van Rijnland
Gevolgen overstromingen dijkringen 14, 15 en 44 te beperken? Waterschappen, provincies en het Rijk investeren veel in het voorkomen van overstromingen. Desondanks blijft er altijd een (kleine) kans op overstromingen. Om adequate noodmaatregelen tijdens (dreigende) overstromingen te kunnen nemen, vinden daarom ook voorbereidingen plaats. Zo zijn afspraken gemaakt over samenwerking en informatie-uitwisseling bij een (dreigende) overstroming en zijn er gezamenlijke oefeningen. Een volgende stap is het uitwerken van een handelingsperspectief bij een (dreigende) overstroming: zijn, waterstaatkundig gezien, de gevolgen van een overstroming te beperken? En zo ja, op welke wijze?
A
ansprekende voorbeelden van gevolgbeperkende maatregelen zijn de vinger in de dijk van Hansje Brinkers en het dichten van de bres door het invaren van een schip, zoals is gebeurd bij Nieuwerkerk aan den IJssel in 1953. De vraag bij deze maatregelen is of de maatregelen het gewenste effect bewerkstelligen en of deze, in geval van overstromingsdreiging, ook nog zijn te realiseren. Voor het beheergebied van dijkring 14 (Zuid-Holland), 15 (Lopiker- en Krimpenerwaard) en het noordelijk deel van dijkring 44 (Kromme Rijn) (zie afbeelding 1) is een quick scan uitgevoerd naar mogelijke gevolgbeperkende noodmaatregelen in geval van een (dreigende) overstroming. Doel van de quick scan was snel inzicht te krijgen in de potentie van gevolgbeperkende maatregelen bij overstromingsdreiging en het benoemen van eventuele aandachtspunten bij de inzet van deze maatregelen. In de quick scan is gekeken naar waterstaatkundige noodmaatregelen die de gevolgen Afb. 1: De dijkringen 14, 15 en 44.
Het schip ‘De Twee Gebroeders’ in een bres bij Nieuwerkerk aan den IJssel in 19531).
van overstromingen beperken. Het betreft te overwegen maatregelen wanneer de crisisorganisatie is opgeschaald, zonder dat ze deel uitmaken van de rampenplannen. Aangehouden is dat de gevolgbeperkende maatregelen pas in beeld komen als sprake is van een reële overstromingsdreiging, op het moment dat voorbereidingen, besluitvorming en uitvoering van de acties beginnen. De maatregelen die in de quickscan als bruikbare optie naar voren komen, zijn in een vervolgonderzoek in detail uit te werken en kunnen mogelijk uitgroeien tot een vast onderdeel van de hoogwaterbescherming. Het gaat dan om preventieve maatregelen die onderdeel zijn van de hoogwaterbescherming van de waterbeheerders. De effectiviteit van de maatregelen is bepaald aan de hand van vier situaties:
dreiging van overstroming aan de kust, van de Nieuwe Waterweg en de Nieuwe Maas, van de Lek en van het bezwijken van de Noordersluis bij IJmuiden. Voor elk van deze situaties is uitgegaan van een referentiesituatie om het effect van de maatregel te kwantificeren, in eerste instantie van dreigingssituaties zoals deze zich bij de ergst denkbare overstroming voordoen2). Aanvullend op deze scenario’s zijn voor de dreiging langs de kust en de Lek de effecten van een aantal maatregelen doorgerekend, voor een situatie waarin minder doorbraaklocaties ontstaan en/of de buitenwaterstand iets minder extreem is dan bij de ergst denkbare overstroming. In de quick scan is voor de genoemde dreigingsituaties een 12-tal maatregelen verkend (zie afbeelding 2). Voor deze maatregelen zijn de effecten berekend
H2O / 18 - 2010
49
met behulp van een overstromings- en een schademodel. De haalbaarheid en kosten van de maatregelen zijn ingeschat op basis van deskundige beoordelingen. De maatregelen zijn geselecteerd op basis van een inventarisatie die onder de betrokken waterbeheerders is uitgevoerd. De tabel geeft een overzicht van het type maatregelen dat in de quick scan is verkend. Een aantal maatregelen is alleen toepasbaar voor een specifieke dreigingsituatie, zoals het afvoeren van water aan de oostzijde van het Noordzeekanaal. Andere maatregelen, zoals noodcompartimentering, zouden voor meerdere dreigingsituaties inzetbaar kunnen zijn.
Afleiden van water vanaf de Lek Bekeken is of de hydraulische belasting op de rivier is te verminderen door water af te voeren naar het Amsterdam-Rijnkanaal en het Noordzeekanaal via de Beatrixsluizen. De maximale transportcapaciteit van het Amsterdam-Rijnkanaal bedraagt 270 kubieke meter per seconde. De maximale stroomsnelheid op het kanaal is ongeveer 0,45 meter per seconde. Hierbij is uitgegaan van een kanaalbreedte van 100 meter. Het regionale systeem kan het water niet bergen, keringen langs het kanaal moeten worden gesloten om het gebied te beschermen en het water moet direct worden afgevoerd. De kunstwerken bij Muiden, Schellingwoude en IJmuiden beschikken hiervoor over voldoende capaciteit. In de huidige situatie is er bij Zeeburg op het Amsterdam-Rijnkanaal een versmalling die zorgt voor beperking van de maximale transportcapaciteit (het kanaal is daar 50 in plaats van 100 meter breed). Dit betreft een tijdelijke situatie, omdat de versmalling dit najaar verdwijnt. Een onttrekking van 270 kubieke meter per seconde bij de Beatrixsluizen zou een waterstandsdaling van 20 cm op de Lek betekenen. De theoretische afvoercapaciteit van de Beatrixsluizen bedraagt ongeveer 600 kubieke meter per seconde. Dat is ruimschoots voldoende, waardoor ‘knijpen’ met de schuiven in de sluis nodig is om het afvoerdebiet te beperken. Een belangrijke ontwerpparameter daarbij is de stroom-
type maatregel
voorbeeld maatregel
maatregelen buiten de dijkring die de hydraulische belasting verminderen
afleiden van water vanaf de Lek
maatregelen binnen de dijkring die de instroom in het gebied beperken
invaren van een schip bij de sluizen bij IJmuiden; afsluiten van aanwezige watergangen, direct achter een bres
maatregelen binnen de dijkring die het water versneld uit de dijkring voeren
doorsteek westelijk deel dijkring 15; afvoeren van water aan de oostzijde van het Noordzeekanaal
maatregelen binnen de dijkring die het water sturen en economisch waardevolle gebieden beschermen
noodcompartimentering
Type maatregel, met voorbeelden die zijn verkend in de quick scan van gevolgbeperkende maatregelen voor de dijkringen 14, 15 en 44.
snelheid in en direct na de sluis. Bij een netto verval van vier meter over de Beatrixsluis is de stroomsnelheid bijna negen meter per seconde. Ook bij het ‘knijpen’ van de doorlaatopening blijft de snelheid een kritieke factor. Die wordt namelijk alleen bepaald door het verval over de sluis. Om de maatregel uit te kunnen voeren, zullen daarom aanpassingen aan de sluis nodig zijn, bijvoorbeeld aan het inlaatwerk (aanpassen van de hefdeuren), maar ook de bodemverdediging. De maatregel is potentieel interessant, gezien een waterstandsdaling van 20 cm op de Lek en door een ingrijpende verbouwing van de Beatrixsluizen in de komende jaren. De aanpassingen zijn daarmee te combineren. De maatregel heeft voldoende potentie om in meer detail te onderzoeken.
Beperken instroom van het gebied
In een situatie met meerdere bressen heeft het afsluiten van een watergang direct achter één of twee bressen nagenoeg geen effect op het overstromingspatroon of de gevolgen in schade en slachtoffers. Water dat door de afsluiting vanuit de ene bres wordt tegengehouden, stroomt via een andere bres toch het gebied in. De maatregel heeft een groot effect in de situatie dat een enkele bres ontstaat én in de nabijheid van een kanaal waar het water zich snel naar het achterland verspreidt en daar een overstroming veroorzaakt. Het afsluiten van de boezemwateren nabij potentiële zwakke locaties (zoals Katwijk en Scheveningen) is vanuit dat oogpunt dan ook een interessante maatregel. Moeilijkheid bij de inzet van deze maatregel is wel dat van te voren niet goed is te voorspellen welk scenario zal optreden en of de maatregel effect zal hebben.
Afsluiten watergangen direct achter bres
Doel van de maatregel is het instromend debiet en het overstromingspatroon zodanig te beïnvloeden dat de schade en het aantal slachtoffers beperkt blijven. Omdat afwateringskunstwerken te beschouwen zijn als potentiële breslocaties, is gekeken naar het effect van het afsluiten van de achterliggende watergangen. Die maatregel is relatief eenvoudig en goedkoop: eerst worden grote zware elementen (verzwaarde containers, autowrakken, etc.) in de watergang gegooid en daarna wordt het met kleiner materiaal opgevuld. Het herstellen van de situatie is lastiger en kostbaarder.
Afb. 2: Overzicht van onderzochte noodmaatregelen bij overstromingsdreiging.
Invaren van schip in sluizen bij IJmuiden
Naar voorbeeld van de noodsluiting van 1953 bij Nieuwerkerk aan den IJssel is gekeken naar het effect van een noodsluiting van de Noordersluis door het invaren van een schip. De maatregel is voor een bedreiging vanuit zee geen effectieve oplossing. Dreiging van het bezwijken van de Noordersluis bij IJmuiden treedt alleen op bij een zware storm. Het uitvoeren van de maatregel tijdens de storm is daardoor praktisch onmogelijk en bovendien zeer risicovol door de hoge stroomsnelheden in de sluis. Dit betekent dat de storm eerst moet gaan liggen voordat de maatregel kan worden uitgevoerd. Bij het luwen van de storm is het hoog water al zodanig afgenomen dat de noodsluiting nauwelijks effect heeft op de omvang van de overstroming.
Versneld afvoeren van water Doorsteek westelijk deel van dijkring 15
Bij een dijkdoorbraak langs de Lek bij dijkring 15 loopt de gehele dijkring onder water. Na verloop van tijd overstroomt de noordelijke kering van dijkring 15 en overstromen, via de Hollandsche IJssel, ook de dijkringen 44 en 14. De waterdiepte in het westelijk deel van de dijkring komt boven de rivierwaterstanden. Gekeken is of een doorsteek in het westelijk deel van dijkring 15 mogelijk kan voorkomen dat de dijkringen 14 en 44 onderlopen. Om deze westelijke doorsteek tot een succes te maken, is het noodzakelijk dat de doorsteek vanaf het begin voldoende breed is. Alleen bij een brede
50
H2O / 18 - 2010
platform doorsteek (orde honderden meters) kan de afvoer uit het dijkringgebied gerealiseerd worden die in dezelfde orde van grootte ligt als de instroom bij de bres. Een initiële doorsteek met een kleine breedte, waarna deze door het water verder uitgroeit, heeft weinig effect. Het verval over de doorsteek is onvoldoende om het water voldoende kracht te geven om het gat te laten uitgroeien en door een klein gat is water niet snel genoeg af te voeren. Ook bij een brede doorsteek beschermt de maatregel dijkringen 14 en 44 niet. De c-kering langs de Hollandsche IJssel is daarvoor te laag. De maatregel is alleen effectief in combinatie met het verhogen van de c-keringen. Dit is als noodmaatregel niet mogelijk, omdat de tijd daarvoor te kort is. Het verhogen van de c-kering is als structurele maatregel in de bescherming van dijkringen 14 en 44 wel haalbaar.
en in sommige gevallen zelfs een toename van de problemen. Een uitzondering is noodcompartimentering met de Geniedijk, omdat hierdoor Schiphol deels beschermd zal blijven. De economische besparing komt hierbij niet zozeer uit de directe schade, maar juist uit de (voorkomen) vervolgschade die voor de luchthaven significant is.
Algemene inzichten Op basis van deze quick scan is het inzicht verkregen dat de omvang van een overstroming, zoals bij een ergst denkbare overstroming langs de Nederlandse kust, eigenlijk te groot is om nog gevolgbeperkende maatregelen uit te kunnen voeren. Bij een overstroming van een kleinere omvang neemt het handelingsperspectief voor de inzet van maatregelen weliswaar toe, maar dit betekent niet direct dat de effectiviteit van noodmaatregelen toeneemt.
een economische afweging zouden al deze factoren meegenomen moeten worden om de effectiviteit van een maatregel te bepalen. De effecten van de onderzochte noodmaatregelen zijn in deze quick scan alleen afgemeten aan een aantal specifieke scenario’s. Een goede (organisatorische) voorbereiding op (dreigende) overstromingen vraagt om een meer generieke aanpak, waarin rekening wordt gehouden met verschillende scenario’s en onzekerheden in scenario’s. LITERATUUR 1) Markwat W. en Y. de Vos (2008). Dichting van stroomgaten in primaire waterkeringen. Afstudeerverslag. 2) Kolen B. en R. Geerts (2006). Als het tóch misgaat: overstromingsscenario’s voor rampenplannen Betooglijn. HKV Lijn in water.
Afvoeren water oostzijde Noordzeekanaal
Bij het bezwijken van de Noordersluis bij IJmuiden zou het een optie kunnen zijn water naar het IJmeer af te voeren, via de aanwezige kunstwerken (Oranjesluizen, Ipenslotersluis, Diemerdamersluis en sluis bij Muiden). Een doorvoer aan de oostelijke zijde van het Noordzeekanaal naar het IJmeer heeft een positief effect op de gevolgen van de overstroming. De maatregel is eenvoudig uit te voeren. Door de hoge stroomsnelheden zullen de Oranjesluizen echter zwaar worden beschadigd en mogelijk onbruikbaar worden.
Noodcompartimentering In de quick scan is gekeken naar het effect van noodcompartimentering door enerzijds aanwezige onderdoorgangen van hoger gelegen autosnelwegen, spoorlijnen en regionale keringen af te sluiten, en anderzijds de aanwezige hoge lijnelementen te verhogen. Doel van de maatregel is het overstromingspatroon zodanig te beïnvloeden dat de schade en het aantal slachtoffers worden beperkt. Noodcompartimentering is voor de gebruikte scenario’s van overstromingsdreiging geen bruikbare maatregel. De onderzochte maatregelen hebben nauwelijks effect op de gevolgen
Voor het beheergebied van de dijkringen 14 en 15 en het noordelijk deel van dijkring 44 is een aantal potentieel interessante maatregelen geïdentificeerd, dat in vervolgstudies nader is uit te werken. Dit zijn bijvoorbeeld: t de mogelijkheden van een doorsteek/ overlaatconstructie in het westelijk deel van dijkring 15; t het ‘afvangen’ van water vanaf de Lek door het Amsterdam-Rijnkanaal en het Noordzeekanaal; t de inzet van (verzwaarde) containers voor het afsluiten van watergangen. Het is niet bekend in welke mate deze tijdelijke constructies in staat zijn het water te keren. Mogelijk worden deze bij een overstroming ‘opzij geschoven’. Voor alle onderzochte noodmaatregelen in de quick scan waren de kosten orden lager dan de schade die door de maatregelen zou worden voorkomen indien daadwerkelijk een overstroming optreedt. De potentie van een maatregel wordt echter niet alleen bepaald door de kosten. Ook de kans op een daadwerkelijke overstroming, de uitvoerbaarheid van een maatregel en de kans op falen/succes spelen een belangrijke rol. In
advertentie
GEEN KALKAANSLAG ONDANKS HARD WATER !
◊
AL TOEGEPAST MET GROOT SUCCES TOT 50 GRADEN DUITSE HARDHEID
Kalkaanzetting in waterleidingen vergt veel Desincal maakt sinds 25 jaar apparatuur onderhoud aan waterinstallaties en verkort zonder zouttoevoeging om kalkaanslag in de levensduur van apparatuur. hardwatergebieden te bestrijden. De werking is gebaseerd op het electrofysische principe. Alle apparaten voldoen aan de gestelde Europese keuringseisen (AENOR, IRAM, IQNET) en zijn ISO-gecertificeerd (ISO-14001). Kalkafzettting .. verleden tijd met Desincal De Desincal-apparaten zijn toepasbaar Vanaf 2014 verbiedt de Europese Commissie in de industriële- en de consumentenmarkt gebruik van apparatuur met zouttoevoeging. met 5 jaar fabrieksgarantie.
DESINCAL
®
de milieuvriendelijke kalkbestrijder
IMPORTEUR Borsthandelsonderneming T. 06 - 531 66 292 F. 0529 - 40 1606 E. info@borsthandelsonderneming.nl I. www.borsthandelsonderneming.nl
H2O / 18 - 2010
51
Melanie Kuiper, Grontmij, thans Waterschap Zuiderzeeland Imke Leenen, Grontmij Gert van Ee, Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier
Problemen met de zwemwaterkwaliteit in een duurzame stad Stad van de Zon, een duurzame woonwijk in Heerhugowaard, ligt in het recreatiegebied Park van Luna. Dit recreatiegebied beschikt over een gesloten watersysteem met daarin een natuurlijk zuiveringssysteem, namelijk een stromingslabyrint met veel waterplanten. Sinds vorig jaar heeft de woonwijk een officiële zwemlocatie. Dit zwemwater is echter van slechte kwaliteit. Daarom is een onderzoek begonnen naar de oorzaak. Een uitgebreide meetcampagne op acht meetpunten in het gehele watersysteem laat zien dat de aanwezige (water)vogels de belangrijkste bron voor fecale verontreinigingen zijn en daarmee de belangrijkste oorzaak van de verslechterde zwemwaterkwaliteit. De fysische en chemische waterkwaliteit is goed. Uit dit onderzoek blijkt dat het belangrijk is om bij het aanwijzen van functies in een watersysteem vooraf de bijbehorende wettelijke eisen in beeld te brengen.
I
n de Stad van de Zon, het nieuwe stedelijke gebied ten zuiden van Heerhugowaard, wordt gestreefd naar CO2-emissieneutraliteit. De woonwijk is duurzaam gebouwd om aan deze doelstelling te voldoen. De ‘Stad’ is ingebed in het recreatiegebied ‘Park van Luna’. Dit gebied omvat onder andere 75 hectare oppervlaktewater dat is gegraven voor recreatieve doeleinden. Naast recreatie heeft het gebied een natuurfunctie, kan er waterberging plaatsvinden en water geconserveerd worden. Het watersysteem is losgekoppeld van het omliggende polderwater. Bij extreme droogte kan water vanuit de omliggende polder het watersysteem van het Park van Luna worden ingelaten, maar dit is sinds de ontwikkeling van het watersysteem (in 2005) nog niet gebeurd. Het watersysteem is ingericht met een eigen zuiveringssysteem (een stromingslabyrint van circa 70 hectare met veel waterplanten) om het water schoon te houden. Bij de aanleg van het Park van Luna is een zwemstrand ingericht. Sinds 2007
Afb. 1: Stad van de Zon en Park van Luna, met meetlocaties in onderhavig brononderzoek (bron: Google maps).
Tabel 1. Beoordeling van de kwaliteitsklassen voor zoet binnenwater volgens de nieuwe Europese Zwemwaterrichtlijn (in aantal per 100 ml). * gebaseerd op een 95-percentiel, ** gebaseerd op een 90-percentiel, kve = kolonievormende eenheden
indicatororganisme
52
uitstekend*
goed*
aanvaardbaar**
slecht**
intestinale enterococcen (kve/100 ml)
≤ 200
≤ 400
≤ 330
>330
E. coli (kve/100 ml)
≤ 500
≤ 1.000
≤ 900
>900
H2O / 18 - 2010
platform meetpakket
parameters
reden
basispakket, op meetpunten 1 t/m 8
E. coli, intestinale enterococcen, Campylobacter, N-Kj, NH4, NO2, NO2+NO3, orthofosfaat, Ptot
microbiologische waterkwaliteit met het oog op fecale verontreinigingen; nutriëntenconcentraties in het water
zwemwaterpakket, op meetpunt 1
temperatuur, pH, doorzicht, zuurstof, geur, drijvend vuil
algemene parameters voor zwemwaterkwaliteit
boor, op meetpunten 6 en 8
boor (borium)
inzicht in ongeplande lozingen van afvalwater op de plas
Tabel 2.
meetpunt
1
2
3
4
5
6
7
8
stikstof (N-Kj + NO2 + NO3)
1,14
1,16
1,08
1,01
1,23
1,22
1,12
1,02
fosfaat (totaal)
0,07
0,05
0,05
0,04
0,05
0,07
0,05
0,05
Tabel 3. Gemiddelde concentraties (tweewekelijkse metingen, zomer 2009) van stikstof en fosfaat in Stad van de Zon.
meet het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier de waterkwaliteit op deze zwemlocatie. Vorig jaar heeft de Provincie Noord-Holland de locatie als officiële zwemlocatie aangewezen. Volgens de nieuwe Europese Zwemwaterrichtlijn worden zwemwaterlocaties ingedeeld in kwaliteitsklassen. Afbeeldingen 2a en 2b laten de gemeten concentraties zien van de indicatororganismen E. coli en intestinale enterococcen. In deze figuren is te zien dat er regelmatig problemen zijn: de 95-percentielwaarde behorende bij de kwaliteitsklasse ‘goed’ wordt voor beide parameters vaak overschreden. De waterkwaliteit wordt op deze zwemlocatie sinds het begin van de metingen voor beide indicatororganismen als ‘slecht’ beoordeeld. Om te voldoen aan de Zwemwaterrichtlijn moet aan het eind van het badseizoen in 2015 tenminste de kwaliteit ‘aanvaardbaar’ zijn gehaald en moeten ‘realistische en evenredige’ maatregelen worden genomen om de kwaliteit te verbeteren tot de kwaliteitsklasse ‘goed’ of ‘uitstekend’.
Daarnaast zijn op meetpunt 1 op twee warme dagen extra metingen verricht (‘s ochtends, ‘s middags en ‘s avonds) en zijn bij meetpunten 6 en 8 extra metingen verricht na hevige neerslag. Bij deze extra metingen zijn alleen de parameters E. coli en intestinale enterococcen geanalyseerd. De microbiologische gegevens van alle
meetpunten zijn samengevat in afbeelding 3. Het blijkt dat de concentraties E. coli op twee meetpunten meerdere keren gelijk zijn aan of hoger zijn dan 1.000 kve/100 ml, namelijk op het zwemwatermeetpunt (meetpunt 1) en in het stromingslabyrint (meetpunt 3). De concentraties intestinale enterococcen komen op drie verschillende meetpunten boven de 400 kve/100 ml: het zwemwater-
Afb. 2: Concentraties E. coli en intestinale enterococcen op zwemlocatie Stad van de Zon in 2007, 2008 en 2009.
Potentiële bronnen Om realistische en evenredige maatregelen te nemen, is het belangrijk om dé bron van de fecale verontreinigingen vast te stellen. Uit het eerder opgestelde zwemwaterprofiel1) voor deze locatie, het uitgevoerde veldbezoek en de uitgevoerde historische data-analyse komen de volgende potentiële bronnen naar voren: watervogels (zowel in zwemplas als in het stromingslabyrint), afstromend hemelwater (vanuit de woonwijk en vanaf het strand), zwemmers/bezoekers van de locatie, huisdieren (honden), aangevoerd water óf verkeerde aansluitingen van de riolering. Vorig jaar is een uitgebreide meetcampagne uitgevoerd op acht punten in het watersysteem van Stad van de Zon. Deze zijn bepaald naar aanleiding van mogelijke bronnen die tijdens het veldbezoek zijn geïdentificeerd. Voor de acht meetpunten zijn drie verschillende meetpakketten samengesteld (zie tabel 2). De meetlocaties staan aangegeven in afbeelding 1. Meetpunt 1 is het huidige zwemwatermeetpunt. De toegepaste meetfrequentie is eenmaal per twee weken en in juli en augustus wekelijks.
H2O / 18 - 2010
53
meetpunt (meetpunt 1), in het stromingslabyrint (meetpunt 3) en bij een uitlaat vanuit de woonwijk (meetpunt 6). De concentraties Campylobacter spp. komen op alle meetpunten boven de aangegeven rode lijnen uit. Voor de concentraties in oppervlaktewater zijn geen normen beschikbaar. De rode lijnen in afbeelding 3c zijn gebaseerd op bevindingen (het rekenkundige en geometrische gemiddelde) uit eerder onderzoek2). De concentraties Campylobacter spp. zijn in vergelijking met eerdere studies erg hoog2). Dit wijst erop dat vogels zeer waarschijnlijk een bron van fecale verontreinigingen zijn en dat er verhoogde humane gezondheidsrisico’s zijn voor maag-darmklachten als gevolg van een Campylobacter-infectie. De resultaten van de extra metingen tijdens een warme dag in de zwemzone laten geen verhoogde concentraties E. coli en intestinale enterococcen zien. Dit wijst erop dat zwemmers/bezoekers waarschijnlijk weinig of geen invloed hebben op de zwemwaterkwaliteit van Stad van de Zon. De resultaten van de metingen die zijn uitgevoerd na hevige neerslag laten eenmaal een lichte verhoging zien van de concentraties E. coli. Dit zou kunnen wijzen op een geringe afspoeling van feces (honden/vogels) naar de zwemplas. De resultaten van de concentratiebepalingen van de nutriënten zijn samengevat in tabel 3, waarin de gemiddelde concentraties zijn weergegeven. Op alle meetpunten zijn zowel de stikstof- als de fosfaatconcentraties altijd beneden de KRW-norm voor het (natuurlijke) watertype M14 (1,3 mg N/l en 0,09 mg P/l). Hiermee is de fysische en chemische waterkwaliteit goed. De boorconcentraties variëren van 90 tot 170 μg/l. De norm voor boor (MTR) is de achtergrondwaarde van het oppervlaktewater + 650 μg/l. Het oppervlaktewater van Stad van de Zon voldoet dus ruim aan de MTR-norm. De boorconcentraties zijn wel relatief hoog in vergelijking met eerdere studies3). De concentraties zijn echter constant hoog en binnen de range van waarden (0,001-2 mg/l) die in oppervlaktewater zijn gevonden3). Er is geen verhoging geconstateerd na hevige neerslag. Dit wijst erop dat in dit onderzoek geen aantoonbaar verkeerde aansluitingen zijn in Stad van de Zon.
Conclusie De waterkwaliteitsproblemen bij Stad van de Zon hebben alleen betrekking op het zwemwater. De fysische en chemische waterkwaliteit is goed. Op basis van de veldbezoeken, historische data-analyses en bemonsteringen van de verschillende meetlocaties in 2009 kan geconcludeerd worden dat de belangrijkste bron van de fecale verontreinigingen (en dus de zwemwaterkwaliteitsproblemen) in Stad van de Zon de aanwezige (water)vogels zijn.
Afb. 3: Concentraties microbiologische parameters Stad van de Zon (2009): E. coli, intestinale enterococcen en Campylobacter spp.. t
Aanbevelingen De volgende maatregelen en aanbevelingen zijn mogelijk: t De aanwezige feces op het strand elke dag ruimen en weghalen van het zwemstrand (niet in het water storten);
54
H2O / 18 - 2010
t
Onderzoek uitvoeren naar mogelijkheden om de vogels te verjagen of te verplaatsen; De overschrijdingen en hoge microbiologische concentraties zijn vooral op het zwemwaterpunt, ten westen van een braakliggend terrein waar veel vogels fourageren. In de toekomst zal dit braaklig-
t
gende terrein ontwikkeld worden. Wanneer dit gerealiseerd is, is de kans aanwezig dat zich minder vogels ophouden in de nabijheid van de zwemwaterlocatie; Handhaving van het hondenverbod op het strand en een opruimplicht voor hondenpoep in de woonwijk.
platform Uit dit onderzoek komt naar voren dat verschillende functies van één watersysteem tot problemen kunnen leiden. Het is belangrijk om tijdens de planvorming de verschillende functies, de daarbij horende wettelijke eisen aan het aan te leggen watersysteem en de mogelijke problemen (zoals fecale verontreinigingen) in beeld te brengen. Het blijkt dat één watersysteem niet altijd een goede ecologische waterkwaliteit en tevens een goede zwemwaterkwaliteit kan omvatten. Richtlijnen voor het inrichten van stedelijk water zouden hierbij een handvat kunnen zijn. LITERATUUR 1) Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier (2007). Zwemwaterprofiel Stad van de Zon. Royal Haskoning. 2) RIZA (2004). Campylobacter in water, Onderzoek naar de aanwezigheid van Campylobacter in zwemwater en in mogelijke emissiebronnen. RIZA. Rapport 2004.005 3) Wuijts S., S. Rutjes, N. van der Aa, I. Menzibal, A-M. de Roda Husman (2008). Invloed humane en animale verontreinigingen op grondwaterwinningen. Van veldonderzoek naar beschermingsbeleid. RIVM. Rapport 734301031. 4) Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier (2009). Brononderzoek bacteriële verontreinigingen ‘Stad van de Zon’. Grontmij.
De duurzame woonwijk Stad van de Zon in Heerhugowaard (foto: Cees Bakker).
advertentie
LANDY-WEB OPEN INTERNET TELEMETRIE de nieuwe standaard voor rioolbeheer op afstand geen host meer nodig geen abonnementskosten inloggen vanaf iedere plek modulair koppelbaar groot bedieningsgemak
Bezoek ons op stand nummer
5D043
H2O / 18 - 2010
55
agenda 18-19 september, diverse locaties Dag van de Dijk feestelijk gebeuren rond het thema water(veiligheid), op dijken in de omgeving van onder andere Tiel, Kampen, Zwolle, Deventer, Rotterdam en op SchouwenDuiveland. Organisatie: Rijkswaterstaat en de waterschappen. Informatie: Eric Eggink (020) 496 90 30 of www.dagvandedijk.nl.
22 september, Delft The right to water and water rights in a changing world colloquium bij UNESCO-IHE over het recht op water, ter gelegenheid van het 30-jarig bestaan van University for Peace. Informatie: www.hydrology.nl.
22 september, Hellendoorn Waterbehandeling en hergebruik bijeenkomst over de ervaringen met nieuwe systemen voor de anaerobe zuivering van afvalwater, het zuiveren van regenwater en het ontzouten van koelwater, met een rondleiding door de ijsfabriek. Organisatie: VMT. Informatie: (010) 289 40 94.
23 september, Amsterdam Groen in zicht symposium over de waarde van stedelijk groen en innovatieve toepassingen, met aandacht voor water (onder meer een bijdrage over intelligente systemen voor waterbeheer en -retentie in stedelijke gebieden). Organisatie: HIC en VHG. Informatie: www. hoveniersinfo.nl.
23 september, Harderwijk No-Dig seminar rond methoden die reguliere graaftechnieken bij aanleg, renovatie en vervanging van de ondergrondse infrastructuur overbodig (kunnen) maken. Op watergebied aandacht voor een met behulp van sleufloze technieken ontwikkelde innovatieve waterput voor drinkwaterwinning. Organisatie: NSTT. Informatie: www.no-dig-dag.nl.
24 september, Geijsteren Samen aan de slag met water en klimaat bestuurlijk symposium in het kader van het Deltaplan Hoge Zandgronden, met veldbezoek per fiets en bus en een boottocht over de Maas. Organisatie: ORG-ID en de waterschappen Aa en Maas en Peel en Maasvallei. Informatie: (030) 274 32 94.
28 september, Apeldoorn Warmte uit water bijeenkomst over de winning van warmte uit rioolwater en waterzuivering, met een bezoek aan de rioolwaterzuiveringsinstallatie van Apeldoorn en de wijk Zuidbroek, die vanuit die zuivering van warmte wordt voorzien. Organisatie: Stichting Warmtenetwerk en Waterschap Veluwe. Informatie: (035) 683 88 33.
28 september, Den Haag Vierde dinsdag in september jaarlijks evenement naar aanleiding van Prinsjesdag waarop het kabinet zijn waterbeleid presenteert, met reacties vanuit de achterban. Organisatie: Waternetwerk. Informatie: www.waternetwerk.nl.
28 september-1 oktober, Amsterdam HET Instrument/LiveLAB technologiebeurs met 450 exposanten uit onder andere de industriële automatisering en laboratoriumtechnologie. LiveLAB staat in het teken van wateronderzoek. Aan de hand van het thema ‘The sound of water for process for life for environment’ wordt getoond hoe een waterlaboratorium functioneert. Organisatie: FHI. Informatie: (033) 465 75 07 of www.hetinstrument.nl.
29 september-2 oktober, Rotterdam Deltas in times of climate change internationale conferentie over de actuele ontwikkelingen op het gebied van wetenschappelijk onderzoek naar klimaatverandering en adaptatie, met de presentatie van de Delta Alliance die de samenwerking tussen de grote steden in deltagebieden moet opbouwen. Organisatie: Gemeente Rotterdam, Co-operative Programme on Water and Climate (CPWC) en de kennisprogramma’s op het gebied van het klimaat. Informatie: www.climatedeltaconference.org.
29 september, Spijkenisse Industrieel Water achtste editie van dit congres, waar onder meer de toekomst van de waterketen, de eerste resultaten van de Waterwet en energiezuinige membraanzuivering aan de orde komen, met aan het eind van de dag een excursie naar de demiwaterinstallatie van Evides in de Botlek. Organisatie: Euroforum. Informatie: www.euroforum.nl/industrieelwater.
30 september, Delft Localised Environmental and Health Information Services seminar over de voortgang van het LENVIS-project, een informatieproject van de Europese Unie met betrekking tot de kwaliteit van water en lucht en de eventuele gevolgen voor de volksgezondheid. Informatie: www.lenvis.eu.
56
H2O / 18 - 2010
5 oktober, Rotterdam Waterbouw congres over waterbouw in relatie tot onder meer projectontwikkeling, energie en milieutechnologie, met naast sprekers een kennisen een praktijkforum. Organisatie: Management Producties. Informatie: www.managementproducties. com.
6 oktober, Driebergen De florerende klimaatneutrale stad conferentie voor bestuurders en beslissers over de omslag in het denken die nodig is om een klimaatneutrale stad te ontwikkelen die zichzelf financiert, met ook de uitreiking van de Groene Parel Award 2010. Organisatie: Blomberg Instituut. Informatie: www.blomberginstituut.nl.
6-8 oktober, Rotterdam Environmental sediment dredging and processing conferentie en beurs over baggeren, baggerstort, -behandeling en -hergebruik. Organisatie: REUSED sediment remediation. Informatie: www.reused.nl.
8 oktober, Velp Nederland 2040 bijeenkomst met Dirk Sijmons en Jelke Jan de With waarin studenten, Hogeschooldocenten en deskundigen op water en RO-gebied discussie voeren over de inrichting van Nederland in het jaar 2040 en de rol van water daarin, met een ‘Lagerhuisdebat’ onder leiding van Bart Chabot. Organisatie: Vereniging voor Waterstaat en Landinrichting. Informatie: www.waterenland.nl.
12-14 oktober, ‘s-Hertogenbosch - Milieu vakbeurs, in combinatie met Energie 2010, over besparende milieutechnieken, met themapleinen over afval en hergebruik, afvalwater, bodem, duurzaam inkopen, mobiliteit en lucht. Organisatie: Libema Exhibitions. Informatie: www.milieuvakbeurs.nl.
13 oktober, Delft Klimaatbestendig inrichten symposium over kansen en risico’s van het klimaatbestendig inrichten van projecten. Bij de ruimtelijke inrichting moet meer rekening worden gehouden met wateroverlast als gevolg van een veranderend klimaat. Organisatie: Deltares i.s.m. platform Beter Bouwen Beter Wonen. Informatie: www.deltares.nl onder evenementen.
13 oktober, Zutphen SaNiPhos bijeenkomst naar aanleiding van de opening van de eerste full scale urineverwerkingsinstallatie van Europa. Organisatie: GMB. Informatie: (0575) 51 99 72.
agenda 18-19 oktober, Leeuwarden Wetsus congres waarop Herman Wijffels (voormalig voorzitter Rabobank en SER), H. Hendriks (CEO Philips) en M. Kropff (rector magnificus Wageningen Universiteit) spreken vanuit een watertechnologische invalshoek over het belang van kennisclusters in een mondialiserende wereld. Op de tweede dag komen de internationale wetenschappelijke ontwikkelingen op het gebied van watertechnologie aan bod. Organisatie: Wetsus. Informatie: www.wetsus.nl.
4 november, Apeldoorn Nieuwe sanitatie bijeenkomst over de laatste ontwikkelingen op het gebied van nieuwe vormen van sanitatie, met onder andere aandacht voor de risico’s en de juridische aspecten van ‘nieuwe sanitatie’ én de energie-inhoud van de waterketen. Organisatie: Koepelgroep Ontwikkeling Nieuwe Sanitatie. Informatie: (033) 460 32 00.
5 november, Utrecht Monitoring van de chemische waterkwaliteit symposium over onder andere bemonsterings- en analysetechnieken die steeds efficiënter en gevoeliger worden en de groeiende mogelijkheden voor nationale en internationale gegevensuitwisseling. Organisatie: IMARES, Rijkswaterstaat en de sectie Milieuchemie van de KNCV/NVT. Informatie: www.milieuchemtox.nl.
9 november, Amersfoort Waterbouwdag jaarlijkse dag waarop de Nederlandse waterbouwsector centraal staat, met nu als thema ‘Back to the future’: op welke manier is lering getrokken uit de grote projecten (Afsluitdijk, Deltawerken) uit het verleden. Organisatie: CURNET. Informatie: www.waterbouwdag.nl.
10-12 november, Amsterdam Water en energie tweede IWA-congres over water en energie. Organisatie: Waternetwerk. Informatie: www.waternetwerk.nl.
16-18 november, Den Haag Pumps, pipes and promises symposium over kosten, financiering en verantwoordingsplicht van duurzame WASHdiensten. Organisatie: IRC. Informatie: www.irc.nl/symposium.
18-21 november, Leeuwarden Groen eerste editie van een duurzaamheidsmanifestatie voor Noord-Nederland, die dit jaar in het teken staat van water en energie. Organisatie: WTC Expo. Informatie: Douwe Sibma (058) 294 15 00.
25 november, Scheveningen De nationale waterconferentie jaarlijkse conferentie waarin op nationaal niveau naar de ontwikkelingen en de toekomst van de gehele watersector wordt gekeken. De sprekers zijn wetenschappers, bestuurders en politici. Organisatie: SBO. Informatie: www.watercongres.nl.
advertentie
Talentvolle professionals in ultrapuur water Met de UPW-fabriek wordt een nieuwe parel op de Nederlandse waterkroon geplaatst. Wij zijn er trots op dat wij in dit smaakmakende project mochten participeren in engineering en directievoering. Het UPW-project voor NieuWater is een mooi voorbeeld van ons een van onze projecten bij de product-marktcombinaties (PMC’s) Drinkwater en Afvalwater. Binnen onze projecten streven wij naar innovatieve, hoogwaardige oplossingen voor onze opdrachtgevers, waarbij de synergie tussen technologie en engineering voorop staat. Ook internationaal zijn wij volop actief. Zo wordt in Ghana inmiddels onze vijfde waterzuivering gerealiseerd en werken wij aan innovatieve waterprojecten in Kazachstan en Indonesië.
Witteveen+Bos Van Twickelostraat 2 Postbus 233 7400 AE Deventer t 0570 69 79 11 www.witteveenbos.nl
Wij zijn een dynamische organisatie waar steeds ruimte is voor nieuwe professionals. Om de groei en ontwikkeling van onze PMC’s verder vorm te geven zijn wij over de volle breedte van het werkveld op zoek naar talentvolle projectingenieurs en (aankomend) projectleiders met civiele, werktuigbouwkundige, (chemisch)technologische of procestechnische achtergrond. Werken in het buitenland behoort tot de mogelijkheden. Bent u op zoek naar een volgende stap in uw loopbaan? Kijk dan voor meer informatie en vacatures op onze website of neem contact op met de heer ir. P. (Peter) de Jong, hoofd sector Water, telefoon 0570 69 74 92 of de heer ir. F. (Fred) de Bruijn, PMC-leider Drinkwater, telefoon 0570 69 76 41.
ingenieurswerk - mensenwerk
H2O / 18 - 2010
57
handel & industrie *thema Zuurstofsysteem voor puurwaterfabriek De puurwaterfabriek neemt effluent af van de rwzi Emmen en bereidt daarmee het ketelwater dat de NAM gebruikt ten behoeve van de stoomproductie. De stoom wordt geïnjecteerd in oliebronnen om de olie dunner te maken, die daardoor beter is te winnen. In de eerste stap van het zuiveringsproces wordt het effluent door twee biologisch actiefkoolfilters gepompt om het water te ontdoen van allerlei stoffen. Ook hebben bacteriologische processen plaats, die zorgen voor het omzetten van biologisch afbreekbare stoffen en daardoor een wezenlijke verlenging van de standtijd van actiefkool.
O2 - opslagtank
Linde Gas
BAKF1
Atmosferische verdampers
BAKF2
Oplosvat SOLVOX-R PI
Al in het voortraject (in de onderzoeksfase) is Linde Gas Benelux - gespecialiseerd in zuurstofinjectie in biologische actiefkoolfiltratie en gastoepassingen in diverse soorten water - verzocht mee te denken. Lucht- of zuurstofinjectie in de filters zelf was niet gewenst vanwege beschadiging van de actiefkool en de aan deze vaten gestelde wettelijke eisen. Tijdens het vooronderzoek zijn diverse injectiesystemen uitgetest, zoals mondstukken, statische mengers en sintermateriaal. De dosering van zuurstof aan het water had plaats door middel van massflow controllers. Op grond van wettelijke eisen was een voorwaarde dat de zuurstof in volledig opgeloste vorm in de BAKF-filters gedoseerd zou worden. Bovendien moesten relatief hoge concentraties aan zuurstof geïnjecteerd worden (circa 40 mg O2/l). De oplosbaarheid van zuivere zuurstof is hoger dan die van luchtzuurstof. Onder atmosferische omstandigheden kan circa 4,8 keer zoveel zuurstof oplossen als luchtzuurstof. Onder druk treedt met luchtzuurstof bovendien een oververzadiging van stikstof op, hetgeen tot flotatie van de kool kan leiden. In het gebruikte effluent wordt de zuivere zuurstof gedoseerd. Tijdens de eerste trap wordt zuurstof verbruikt en kooldioxide gevormd. Na de eerste trap is er een lagere druk aanwezig. De gevormde kooldioxide zorgt ervoor dat de zuurstof voor de tweede biologische actiefkoolfiltratietrap moeilijker oplost. De juiste drukinstellingen zorgen voor het oplossen van voldoende zuurstof in het water. Linde Gas heeft na uitgebreide berekeningen, en op basis van internationale De installatie van Linde Gas Benelux.
Statische menger
Het zuurstofinjectieproces.
ervaring, een zuurstofinjectiesysteem aanbevolen dat bestaat uit een statische menger en een SOLVOX-(reactor)systeem. Beide systemen zijn CE-gecertificeerd. De reactoren zijn voorzien van diverse meetapparatuur en beveiligingen. De statische menger met speciaal doseerstuk zorgt voor een intensieve voormenging van het gas-/watermengsel. Bovendien worden de gasbellen verkleind, waardoor een groter specifiek oppervlak ontstaat en het gas snel oplost in het water. Tevens zorgt de statische menger ervoor dat de gasbellen in het water een draaiende beweging maken, waardoor zij minder snel agglomereren. Het SOLVOX(reactor)vat is een door Linde Gas ontwikkeld oplosvat voor zuivere zuurstof. Door een combinatie van snelheidsverhoging en -verlaging in het water worden de gasbellen enerzijds verkleind, en anderzijds in het (reactor)vat gehouden. De combinatie van beide technieken zorgt voor een hoge oplossnelheid, een hoog oplosrendement van de zuurstof en een breed werkgebied. Een waterstroom van ongeveer 100 kubieke meter per uur gaat via de zuurstofinjectie naar de eerste biologische actiefkoolfiltratie,
wordt daar wederom middels zuurstofinjectie verrijkt en gaat dan door naar de tweede filtratie-installatie. De zuurstof wordt via massflow controllers in de injectiesystemen van de statische mengers gedoseerd. Elke BAKF-straat is uitgerust met een backupsysteem, om bij uitval van massflow controllers of het wegvallen van het stuursignaal de zuurstofdosering te waarborgen. De doseerkasten voor de zuurstof zijn bovendien zo uitgevoerd dat de aansturing en bewaking op afstand in de automatisering konden worden opgenomen. De zuurstof wordt in vloeibare vorm opgeslagen in een stationaire opslagtank. Via atmosferische verdampers wordt de vloeibare zuurstof verdampt en in de gasvorm gebracht. Vanaf de opslagtank is de installatie redundant uitgevoerd en voorzien van telemetrie, sturing en bewaking via het automatiseringssysteem. Vanuit het distributiecentrum van Linde Gas wordt de zuurstofvoorraad in de opslagtank bewaakt en zonder tussenkomst van de afnemer op peil gehouden. Recent ontwikkelde Linde Gas ook een systeem om op kleinere schaal afvalwater te zuiveren en op te werken tot proceswater. Dit Axenissysteem bestaat onder andere uit een oxy-MBR-systeem (een compact waterzuiveringssysteem). De kenmerken van een stank- en schuimvrij zuiveringssysteem door gebruik van zuivere zuurstof worden gecombineerd met de eenvoudig te onderhouden externe cross-flow-MBR. Dit proces resulteert in minder overschot aan slib dan bij vergelijkbare systemen, kost minder en zorgt voor een verlaging van de milieubelasting. Het behandelde water is geschikt voor hergebruik of lozing op het oppervlaktewater. Voor meer informatie: 06 - 488 700 78.
58
H2O / 18 - 2010
handel & industrie Innovatieve Uniek systeem optische zuurmeet alleen stofsensor vervuiling van eerste membraan *thema
Actiefkool in de puurwaterfabriek Al in een zeer vroeg stadium is Norit actief betrokken bij de ontwikkeling van de actiefkoolstap voor de puurwaterfabriek. De voor deze toepassing ontwikkelde actiefkool onderscheidt zich door een hoge hardheid gecombineerd met een uitstekend adsorptief vermogen. Norit Activated Carbon, ‘s werelds grootste leverancier van actiefkool met eigen productie- en reactivatiefaciliteiten, heeft al bijna een eeuw lang ervaring in het produceren en toepassen van actiefkool. Norit levert over de hele wereld voor meer dan 150 toepassingen verschillende soorten actiefkool.
De puurwaterfabriek maakt gebruik van de innovatieve optische zuurstofsensor van HACH LANGE. Deze zorgt voor een nauwkeurige sturing van de zuurstofdosering in het biologisch actiefkoolproces.
Traditionele zuurstofmeettechnieken zijn gebaseerd op elektrochemische meetcellen. Deze verbruiken elektrolyt en tasten de elektrodes en membraan aan tijdens de meting. Deze effecten leiden tot een drift van het meetsignaal die alleen is te voorkomen door regelmatige kalibratie.
Vaak wordt alleen het eerste membraan in een systeem vervuild door biologische aangroei op het oppervlak. Dit is het gevolg van de aanwezigheid van nutriënten in het voedingwater. De meeste voorzuiveringen, zoals zandfilters of micro/ultrafiltratie, nemen deze niet weg waardoor de membranen vervuilen. Het NieuWaterproject ondervangt dit probleem met voorgeschakelde biologisch actiefkoolfilters. Om toch controle op eventuele vervuiling van het eerste membraan te kunnen houden, heeft Logisticon een systeem ontworpen en gebouwd dat in staat is alleen het drukverschil over alleen het eerste membraan in een drukvat met zes membranen te meten. Deze meting is niet eerder toegepast.
Voor meer informatie: (033) 464 89 11.
Werktuigbouwkundige installaties in de puurwaterfabriek WaterTechniek Twente voerde het projectmanagement, de coördinatie en de begeleiding van de uitvoering uit van een groot deel van de werktuigbouwkundige installatie op de puurwaterfabriek in Emmen. Hieronder vallen de installaties vanaf de inname op de rioolwaterzuivering van Emmen en de eerste vier filterstappen: de trommelzeven, de ultrafiltratie-installatie en de actiefkoolfiltratie-eenheden 1 en 2. Ook het verbindend leidingwerk en 40 pompinstallaties vormden onderdeel van de opdracht. Speciaal aan de voor WaterTechniek Twente unieke opdracht is de relatief korte bouwtijd voor dit innovatieve project. Een bijkomende complexe opgave was dat binnen de deelopdracht vijf grote directieleveringen vielen, waarbij de coördinatieplicht bij de werktuigbouwkundige aannemer was ondergebracht. Vanwege de lange levertijden op deze apparatuur had NieuWater er voor gekozen deze onderdelen rechtstreeks bij de leveranciers in te kopen. Dankzij een nauwgezette detailplanning waarin alle activiteiten, ook die van de directieleveringen, waren opgenomen, is de installatie binnen de vastgestelde termijn opgeleverd. Het werk is uitgevoerd in onderaanneming van Heijmans Infra Techniek, die de hoofdopdracht aannam. Voor meer informatie: (0547) 38 13 90.
Spiraalgewonden membraansystemen, zoals omgekeerde osmose en nanofiltratie, worden steeds vaker ingezet voor behandeling van water tot drinkwater, proceswater of zelfs ultrapuur water. Eén van de grootste problemen bij membraanprocessen is de controle van membraanvervuiling. Dit resulteert vaak in verlies van kwaliteit en capaciteit waardoor de totale operationele kosten toenemen.
De optische zuurstofmeettechniek laat de nadelen van de elektrochemische methodes verdwijnen. Het principe is gebaseerd op luminescentie: de eigenschap van bepaalde materialen om licht uit te zenden zonder thermische verhitting. Dit principe is gebaseerd op bestraling van licht met een specifieke golflengte. Tijdens de meting staat de sensor in een doorstroomeenheid met water. De zuurstofmoleculen van het water zijn op deze manier direct in contact met de luminofoor in de sensorkap. Op deze zuurstofgevoelige laag wordt licht met een blauwe LED gestraald, vervolgens worden elektronen van dit materiaal in een aangeslagen energietoestand gebracht. Door het terugvallen van elektronen in de grondtoestand wordt rood licht teruggestraald. De vertraging en intensiteit van dit rode licht wordt gemeten en is afhankelijk van de zuurstofconcentratie. Met de optische LDO-methode is de noodzaak voor kalibratie, vervanging van membranen en elektrolyt niet meer nodig. Een eenvoudige vervanging van de sensorkap elke twee jaar is voldoende om de LDO betrouwbaar en driftvrij te laten functioneren. De langdurige stabiliteit en betrouwbaarheid van de gemeten waarden draagt bij een efficiënt duurzaam zuiveringsproces.
Voor meer informatie: (0184) 60 82 60.
Automatisering puurwaterfabriek ABB heeft, in opdracht van NieuWater, gezorgd voor de levering en inbedrijfstelling van de automatiseringsapparatuur van de puurwaterfabriek. Voor onder andere de visualisatie, bediening en besturing van het puurwaterproces is het DCS-systeem 800xA geleverd om de processen in de fabriek te besturen. ABB heeft tevens de benodigde controllers ‘AC800M’ en I/O modules ‘S800’ geleverd om de veldinformatie te leiden naar het visualisatiescherm van het besturingssysteem. De uitvoerders ontvangen daardoor alle benodigde informatie over het ultrapuurwaterproces. Bij het waterproces is gebruikgemaakt van automatiseringsstandaarden die toegespitst zijn op de waterapplicatie. Voor meer informatie: Peter van der Heijden (076) 508 63 11.
Voor meer informatie: (0344) 63 62 80.
H2O / 18 - 2010
59
, ,
,
, !
, , & , , ! , !! , , %, ! , , ,% , , % 1, ,
, , , ,! , , &! , 1, , , , ! , , & & 2, ., !! !& ., % , !& ., ! ., ! % ! ., ! ., % ! ., 1, , , , % , ,, ! , ,
, , , , ! , , , ! , , , , , ! , , 1, , , , , , ! , & ,%! !, ! , ,
, , ,
,& , ! ,, ! , 1, , %,6, !, , , ! , ,, , ! % ! 1,, , ,!! !! , &!! 2, , ,, ,, , , ,
, "0 ,,,,,,,,,,,,,,,,,,,,,,,,,,,,,,,,,,, "0 ,, ,7*, 3%, 7*4,,,,,,,,,,,,,,,,,,,,,,,,,,,,,,,, 7*4, 3%, 5744,,
, , , %,6, !, , ", " ,7, *845,# , ! & %% , 12,,,+8594(,'5/,*-,/8,74, !$12,+85,94(,'5/,*-,/7,*/, 0%! 2, )% %1 , ,
haVVc Wgj\\Zc ijhhZc WZaZ^Y Zc gZhjaiVVi ^c YZ hZXidgZc Wdjl! lViZg Zc ^c[gVhigjXijjg# d[ZbVcV\Zgh Wk kZgodg\YZ kddg C^ZjLViZg Wk ]Zi egd_ZXibVcV\ZbZci kddg YZ EjjglViZg[VWg^Z`# d[ZbVcV\Zgh o^_c kZgYZg VXi^Z[ Vah ^ciZg^b"bVcV\Zg! egd\gVbbVbVcV\Zg Zc egdXZhbVcV\Zg#
lll#d[ZbVcV\Zgh#ca
handel & industrie Compleet waterlaboratorium op HET Instrument De vierdaagse beurs en conferentie HET Instrument, die dit jaar van 28 september tot en met 1 oktober plaatsheeft in hal 1 tot en met 6 van de Amsterdamse RAI, is het grootste technologie-evenement van Nederland. Vertegenwoordigers van drie branches (industriële elektronica, industriële automatisering en laboratoriumtechnologie) presenteren zich in een eigen stand, maken deel uit van gezamenlijke themapaviljoens of participeren in collectieve beursvloerprojecten. LiveLAB, het door verschillende leveranciers ingerichte complete laboratorium op de beursvloer, is dit jaar gewijd aan wateranalyse. Het thema - dat inspeelt op de toenemende aandacht voor milieu en duurzaamheid - is hoogst actueel. De markt voor watertechnologie groeit jaarlijks met 15 procent. Leveranciers van laboratoriuminstrumenten en toebehoren laten in het LiveLAB gezamenlijk zien hoe een waterlaboratorium er uitziet, functioneert en wat de samenhang is tussen hun afzonderlijke producten en specialismen. In een Live WaterLab analyseert men monsters op de aanwezigheid van schadelijke stoffen, om na zuivering ter plaatse de kwaliteit opnieuw vast te stellen. Een aqualoog heet bezoekers welkom in het LiveLab (hal 3, stand 3B034), die bij binnenkomst een geluidsdouche kunnen ervaren. In het kader van Wateranalyse is er woensdagochtend 29 september een seminar met als thema
Seminar over wateranalyse De term ‘afvalwater’ is achterhaald. Voortdurend worden nieuwe technieken ontwikkeld om organische vervuilingen en het effect van medicijnresten in afval- en oppervlaktewater te detecteren en elimineren. Tegelijk blijft de discussie over de milieuvriendelijkheid van (afval) wateranalyses en het effect van nieuwe, duurzame technieken op de bestaande wet-en regelgeving doorgaan. Tijdens het seminar komen de volgende onderwerpen aan bod: t het terugwinnen van grondstoffen uit ‘zwart water’ (door Marthe de Graaff van Wetsus), t de meetstrategie met betrekking tot de drinkwaterkwaliteit (door Wouter van Delft van Vitens), t het voorkomen van geneesmiddelen in water (door Merijn Schriks van KWR Watercycle Research Institute), t HPTLC-MS voor de identificatie van sporen van organische substanties (door Stefan Weiss van het Zweckverband Landeswasserversorgung), t de inzet van analyses voor kwaliteitsbewaking (door Leo Keltjens van Aqualab Zuid), t duurzamere CZV-analyse / het automatiseren van ISO CZV (door Herman van den Berg van Waterschap Groot Salland) t duurzaamheid in onderzoek en advies (door Piet-Hein Kolff van Aquon). Het seminar ‘Van afvalwater naar drinkwater’ begint om 9.00 uur en duurt tot 13.30 uur (zaal G105).
62
H2O / 18 - 2010
Sfeerbeeld van de vorige editie van HET Instrument.
‘Vanaf afvalwater naar drinkwater’ (zie kader voor meer informatie). Met ongeveer 450 standhouders verdeeld over zes beurshallen en 30.000 m2 bruto beursvloer, is HET Instrument evenals de afgelopen decennia, uniek voor Nederland. Met het langzaam sterker worden van de Nederlands technologiepositie in de wereld groeit ook het belang van de beurs. De organisatie verwacht dit jaar tussen 15.000 en 18.000 - meestal hoog opgeleide - bezoekers uit de kenniseconomie, van wie een aantal zal deelnemen aan het conferentieprogramma. In 2008 waren er 1.800
deelnemers (tien procent van het totaal aantal bezoekers). Nu het aantal conferentieonderdelen is toegenomen tot 31, rekent men op meer deelnemers. De openingstijden van HET Instrument zijn verruimd (dinsdag, woensdag en donderdag van 11.00 tot 19.30 uur en vrijdag van 10.30 tot 16.00 uur). Alle bezoekers kunnen dit jaar gratis van het openbaar vervoer gebruik maken. Voor het eerst is er ook een avondprogramma met gratis hapjes en drankjes en optredens van bekende artiesten. Voor meer informatie: www.hetinstrument.nl
Kunstenaarsimpressie van het water-LiveLAB op de beursvloer.
handel & industrie Uniek modulair meetconcept voor waterige oplossingen Anaspec Solutions uit Moordrecht, dat deelneemt aan het LiveLAB, demonstreert tijdens HET Instrument de modulaire continu flow analysesystemen voor het meten van bekende parameters in waterige oplossingen. Het modulaire concept biedt grote voordelen. De reagentia zijn netjes weggewerkt en de compacte bouw werkt ruimtebesparend.
samenstelling van een vloeistof bepaald kan worden. Voor het meten van bacteriën is een combinatie gebruikt van de FISH-technologie (Fluorescent In Situ Hybridization), waarbij gebruik wordt gemaakt van bacteriespecifieke DNA-sondes, en automatische filtercytometrie. Naast detectie van specifieke bacteriën of groepen van bacteriën kunnen met deze techniek ook tellingen van het totale aantal aanwezige micro-organismen worden uitgevoerd. Aqua Explorer vindt u op stand ID005.
Nieuwe apparaten voor chloormonitoring BEST Instruments uit Leek introduceert op HET Instrument drie nieuwe producten: twee apparaten die chloor monitoren van het merk Swan (AMI Codes II en CC) en de troebelheidsmonitor AMI Turbiwell, ook van Swan.
Eén van de wateranalyse-apparaten: een stoomdestillatiesysteem.
Op de stand is de Smartchem 200 in werking te zien, een analyserobot die leverbaar is voor 100 tot en met 300 analyses per uur met en zonder cadmiummodule. Anaspec Solutions heeft het complete zogeheten natchemisch pakket van Behr in het pakket, waaronder de standaard Kjeldahl-serie. Bezoekers kunnen ook terecht voor diverse ontsluitingstechnieken en de voorbehandelingstechnieken CZV, POX, AOX en EOX. De standnummers van Anaspec Solutions zijn 1CO71 en 1D149.
Aquascope bepaalt microbiologische samenstelling van water
De nieuwe troebelheidsmonitor kan niet vuil worden, omdat de meetoptiek niet in contact komt met het te meten water. Met een meetbereik van 0.000 tot 200.0 FNU/NTU heeft de Turbiwell een breed meetgebied, zodat deze monitor zowel voor drinkwater als koelwater gebruikt kan worden. De
De eerste chloormonitor die op basis van DPDmeting zowel vrij als gebonden en totaalchloor kan analyseren.
nauwkeurigheid van de meting bedraagt 0.003 FNU/NTU. Omdat de meetoptiek is verwarmd, zal geen condens ontstaan op de meetoptiek. In vergelijking met andere merken troebelheidmonitoren levert de AMI Turbiwell een besparing op van circa 600 euro per jaar aan verbruiksartikelen en een besparing qua waterverbruik tot 2,5 miljoen liter per jaar. De chloormonitor AMI Codes II werkt op basis van DPD-meting voor de bepaling van ozon, chloordioxide, vrij-, gebonden- of totaal chloor. Het meetbereik is 0,000 tot 6,00 ppm met een resolutie van 0,1 ppm. De AMI Codes CC is de eerste chloormonitor op de markt die op basis van DPD-meting zowel vrij-, gebonden als totaal chloor kan analyseren. Beide instrumenten zijn standaard uitgerust met flowmeting en bewaking. Indien de flow van het monster wegvalt, wordt automatisch de dosering van het DPD-reagens stopgezet. Bij herstel van de flow zal de analyse weer opstarten. Verder is de Codes-serie zuinig in het gebruik van reagens en biedt ze de mogelijkheid om de analysetijd vrij in te stellen tussen de één en twaalf minuten. BEST Instruments heeft standnummer 1D087.
Nieuwe sensor voor zandfiltratie Capilix uit Leeuwarden richt zich op de ontwikkeling van sensortoepassingen op basis van microchip capillaire elektroforese. Voor toepassing in drinkwaterinstallaties wordt gewerkt aan een sensor om de werking van zandfiltratie-installaties te optimaliseren. De sensor meet NH4, PO43-, ijzer en mangaan bij zeer lage detectiegrenzen. Deze ontwikkeling wordt in samenwerking met Waterleiding Maatschappij Drenthe en Waterbedrijf Groningen, KWR Watercycle Research Institute en Waterlaboratorium Noord vormgegeven in het project SAWA. Capilix vindt u op stand 1D005. De online sensor.
Aqua Explorer uit Leeuwarden richt zich op de ontwikkeling en verkoop van nieuwe technologieën voor autonome snelle detectie van pathogene micro-organismen met de Aquascope, bijvoorbeeld Legionella pneumophila in drink- en koelwatersystemen. De Aquascope is een biomonitoringssysteem waarmee de microbiologische
H2O / 18 - 2010
63
handel & industrie Inline Spectralyser voor NIR-metingen
De batchcontroller met printfunctie.
Tijdens de beurs HET Instrument toont Dosco BV uit Soest de Spectralyser. Dit toestel is geschikt voor NIR-metingen (Near Infra Red) in leidingen en vaten van één tot vier componenten, zoals koolwaterstoffen, water, vet, eiwitten en koolhydraten. Het toestel werkt volledig elektronisch en bevat geen bewegende delen. Vanaf de sensor (met de afmeting van een cappuccinokopje) wordt het meetsignaal via een glasvezelkabel naar de elektronica geleid, alwaar het op hoogst nauwkeurige, stabiele en moderne wijze vwordt uitgelezen met behulp van een diode. Het standnummer van Dosco Sales & Engineering is 1F090.
worden drivers ontwikkeld voor de nieuwste PLC’s. Een goed voorbeeld hiervan is de recente ontwikkeling van een ethernetcommunicatiedriver voor de nieuwste Siemens S7-1200 PLC. Hiermee zijn alle Hakko V8 HMI-modellen via ethernet met de S7-1200 te koppelen. Duranmatic presenteert nu de nieuwe S8 HMI-serie, een uitbreiding aan de onderkant van de V8-serie die ruim anderhalf jaar geleden is geïntroduceerd. Er is gebruik gemaakt van een LED-lamp, die nooit vervangen hoeft te worden. Het energieverbruik is ruim 40 procent minder dan bij vergelijkbare modellen. Er zijn drie modellen beschikbaar: de S806 met een monochrome of kleuren STN 5,7 inch-scherm en de S808 met een kleuren-TFT-scherm van 8,4 inch.
Meter voor beter energiebeheer GMC Instruments uit Woerden heeft universeel meten, bewaken en netkwaliteitsanalyse in sterkstroomnetten samengebracht in de nieuwe, complete energiemeter APlus. De meter is speciaal ontworpen voor toepassing in de energiedistributie, in sterk vervormde netten in industriële omgevingen en in kantoorautomatisering. Netkwaliteitsanalyse in plaats van storingsanalyse. Praktisch alle belangrijke aspecten van de netkwaliteit kunnen worden vastgesteld en geanalyseerd. De variatie in de netbelasting wordt zowel als minimum- als maximumwaarde en als gemiddelde waarde met tijdstempel geregistreerd. Ook kan een belastingsprofiel worden opgenomen waarin naast het gemiddelde vermogen ook de hoogste en laagste kortstondige belasting wordt getoond.
Duranmatic vindt u in de stands 5D015 en 5B003. GMC Instruments vindt u in stand 4B071.
De Spectralyser.
a1-envirotech introduceert nieuwe serie kwikanalyzers Doseercomputer met afdrukfunctie Duranmatic uit Dordrecht introduceert tijdens HET Instrument een batchcontroller met afdrukfunctie van Fluidwell, intelligente HMI’s van Hakko Electronics met aanraakscherm en een uitbreiding van de HMI-serie met modellen die minder energie verbruiken. Een batchcontroller - ook wel doseer- of afvulcomputer genoemd - wordt gebruikt voor het automatisch afvullen van vloeistoffen in bijvoorbeeld tanks. Vaak bestaat dan behoefte aan een afleverbon. Met de afdrukfunctie op de Fluidwell F132 zijn alle seriële bonprinters aan te sluiten. Alle HMI’s met aanraakscherm hebben een gelijke basisfunctionaliteit en prestatieniveau zonder dat daarvoor extra softwareopties of modules nodig zijn. Als onafhankelijk HMI-producent zorgt Hakko ervoor dat communicatie met alle bekende PLC-fabrikaten mogelijk is. Aan de lopende band
64
H2O / 18 - 2010
De RA-3-serie van Nippon Instruments Corporation (vertegenwoordigd door a1-envirosciences uit Düsseldorf) maakt het mogelijk snel en eenvoudig kwikanalyses te doen in diverse matrices op ultralaag niveau. Zeer reproduceerbare meetresultaten zijn verzekerd dankzij de door NIC ontwikkelde elektronica, lampen en sensoren. Alle systemen voldoen aan de gangbare ISO- en EN-methoden, waarbij kwik door reductie wordt vrijgegeven en als koude damp gemeten. Naar keuze bieden de modulaire systemen de mogelijkheid zowel handmatig als volledig geautomatiseerd kwik te meten met de koude damp-atoomfluorescentiemethode of de -atoomadsorptiemethode binnen een meetbereik van 0,0005 tot 200 μg/l. Uniek voor de RA-3-serie is de mogelijkheid ook de monstervoorbewerking geheel geautomatiseerd uit te voeren. De modellen hebben geen extern gas nodig door toepassing van een interne (lucht)pomp. Na oxidatie worden zwavelzuur, tinchloride en water toegevoegd voor de reductiestap en is slechts 5 ml monster nodig per meting. De gebruikte discrete analysemethode voorkomt kruisbesmetting. Eén van de modellen die het bedrijf op HET Instrument presenteert, is de volautomatische RA-3420 kwikanalyzer. Het standnummer van a1-Envirosciences is 2A070.
Nieuwe, compacte ultrasone flowmeter De nieuwe OPTISONIC 6400 ultrasone flowmeter van Krohne is compact en mobiel en daardoor geschikt voor het (tijdelijk) monitoren van flow in verschillende toepassingen. Het complete meetsysteem wordt geleverd in een verrijdbare koffer. Dankzij de mobiliteit is het instrument geschikt voor zowel controlemetingen van stationaire meetinstrumentatie, metingen op plaatsen waar geen inline metingen aanwezig zijn als voor tijdelijke vervanging van defecte instrumentatie. Toepassing vergt enkele eenvoudige handelingen en binnen een paar minuten is de installatie klaar voor gebruik. De OPTISONIC 6400 bestaat uit een compacte verwerkingsunit met één of twee rails, elk uitgerust met twee ultrasone sensoren. De rail is eenvoudig met textiele of stalen strips op de te meten leiding te bevestigen. De tweede rail kan worden gebruikt voor tweevoudige metingen. Het instrument meet de doorstroomsnelheid, de aanwezige volumeflow en verschillende diagnostische waarden en is tevens ideaal voor datalogging. De meting wordt door een geïntegreerde batterij of meegeleverde adapter van energie voorzien. Het resultaat is in grafisch formaat
handel & industrie acht analoge ingangen en vier analoge uitgangen. Met de I/O-controller zijn ook grotere installaties te besturen door het systeem modulair uit te breiden.
De ultrasone flowmeter.
te lezen op een groot LCD-kleurenscherm. De OPTISONIC 6400 slaat de resultaten op in een geïntegreerd geheugen. Via een USB-stick kunnen data worden overgezet naar een computer voor verdere analyse. Krohne staat in stand 1C025.
Halve eeuw aandrijving en besturing De producten van het van oorsprong Amerikaanse bedrijf Parker Hannifin, dat op 17 en 18 september viert dat het 50 jaar actief is in Nederland, vinden hun weg naar honderden verschillende markten en applicaties. Met een jaarlijkse omzet van meer dan tien miljard dollar is Parker Hannifin ‘s werelds grootste en meest diverse producent van producten en systemen voor aandrijving en besturing. Parker levert specifieke oplossingen voor een groot aantal industriële en maritieme markten. Het bedrijf telt 55.000 medewerkers in 48 landen. Parker Hannifin kunt u vinden in de stands 5B030 en 1B156.
Nieuw meet- en regelsysteem voor waterbeheer Met de nieuwe Landy-Web controller introduceert Landustrie een besturingssysteem dat de klant veel meer vrijheid geeft op het gebied van datacommunicatie. Het systeem onderscheidt zich door eenvoud en overzichtelijkheid, en de grote mate van analyseerbaarheid van diverse regelprocessen. Landy-Web is een open internetsysteem. Toegang tot het systeem is mogelijk vanaf elke locatie. De controller vervangt het bestaande besturingssysteem van Landustrie, beschikt over alle telemetriefuncties, zoals het melden van storingen, communicatie met de CARS-hoofdpost en besturing op afstand, is uitgerust met tien digitale ingangen, acht digitale uitgangen,
Testen in bestaande installaties hebben inmiddels aangetoond dat niet alleen de kwaliteit, maar ook de gegevensbeveiliging van het systeem gewaarborgd is. Bij de decentrale afvalwaterzuivering (DeSaH) in Sneek zijn inmiddels elf I/O-controllers geplaatst en is het geheel te besturen en te monitoren via internet. De programmatuur is op afstand te wijzigen, wat een besparing oplevert in zowel geld als tijd. Vanuit de waterschappen bestaat belangstelling voor de Landy-Web webcontroller en I/O-controller voor gebruik in de gemalen. Landustrie vindt u in stand 5D043.
Nieuwe analyzer werkend te zien Skalar Analytical uit Breda toont in Amsterdam zijn nieuwste ontwikkeling: de BluVision Discrete analyzer. Deze is werkend te zien op Livelab. Ook presenteert het bedrijf de SP10 Robot analyzer voor meting van het chemisch zuurstofverbruik. De BluVision Discrete analyzer is specifiek ontworpen voor de analyse van een grote variëteit aan monstertypes en matrices in de milieu- en industriële laboratoria. Dit systeem combineert ervaring op het gebied van spectrofotometrische analyses en robotsystemen binnen één ontwerp. Pluspunten voor de gebruiker zijn de lagere detectielimieten, grotere nauwkeurigheden en een grotere monstercapaciteit dan de huidige generatie discrete analyzers in de markt. Het analyseapparaat is eenvoudig in gebruik en vereist nauwelijks onderhoud. De SP10 Robot analyzer werkt volgens NEN-ISO 15705, de zogeheten small-scale sealed tube-methode. Deze kan gebruikt worden voor elk type water, bijvoorbeeld huishoudelijk of industrieel drinkwater, oppervlaktewater, grondwater, koel- of circulatiewater, voedingswater voor boilersystemen, behandeld en onbehandeld afvalwater en afvalwater van de industrie. De SP10 automatiseert alle stappen die nodig zijn voor de totale analyse. Het monster in de buis doen en vervolgens doet het systeem de rest. De SP10 bestaat uit een XYZ-monsterwisselaar met posities voor verwarmen, mengen, afkoelen en meten. Het meetprincipe is fotometrisch. De analyzer pakt de buisjes op, homogeniseert de inhoud en plaatst ze in de reactor waar ze twee uur bij 150°C verwarmd worden. Het systeem houdt zelf bij wanneer deze tijd is verstreken en plaatst de buis dan in een afkoelrek, waar de temperatuur daalt tot 60°C. Hierna wordt het buisje nogmaals gemengd, waarna de afkoeling tot kamertemperatuur volgt. De fotometrische meting
De BluVision analyzer.
en berekening van het zuurstofverbruik vindt hierna plaats. Skalar presenteert ook de nieuwe generatie FormacsHT TOC/TN-analyzer. Deze werkt volgens een hoge temperatuur katalytische verbrandingstechniek en beschikt over een modulair ontwerp, waardoor men eenvoudig verschillende componenten met uitstekende nauwkeurigheid kan bepalen. Dit laatste ontwerp is ontwikkeld conform de wensen van de gebruikers met de laatste technologische technieken, waardoor lage TOC- en TN-concentraties in zeer zuiver water zoals farmaceutisch- en drinkwater nauwkeurig bepaald kunnen worden. De analyseapparatuur is ook geschikt voor afval-, oppervlakte- en zeewater. Skalar Analytical staat in stand 1A071.
Nieuwe GCMS-systemen Shimadzu Benelux uit ‘s-Hertogenbosch introduceert in de RAI de GCMS-QP2010 Ultra & SE. Deze twee nieuwe GCMS-systemen vergroten de laboratoriumcapaciteit. De GCMS-QP2010 Ultra heeft de beste specificaties in zijn klasse. Zeer snelle data-acquisitie (20.000 amu/ sec.) maakt het systeem geschikt voor uitgebreide tweedimensionale GC x GCMS. Gepatenteerde hoogstaande technologie als ASSP en AART helpt bij het afleveren van de juiste analyseresultaten. Als eerste in de markt is de Ultra uitgerust met een milieuvriendelijke eco-modus. Deze verlaagt het energie- (tot 37 procent) en carriergasverbruik (tot 50 procent). De jaarlijkse reductie in uitstoot van kooldioxide bedraagt 1,1 ton. De gevoeligheid van GCMS-QP2010 Ultra is met een factor 5 gestegen. GCMS staat voor gaschromatografie gekoppeld aan massaspectrometrie. Het is een technologie die het mogelijk maakt vluchtige organische verbindingen in drinken afvalwater te bepalen, zoals organische koolwaterstoffen, pesticides en pcb’s, maar ook minerale olievervuiling. Shimadzu Benelux heeft standnummer 2C034.
H2O / 18 - 2010
65
Uw proces verdient...
...een fit hart Kijk voor ons complete fitness programma op www.wijkboerma.nl of bel 050 549 59 00
Uw partner in civiele betonbouw industriële bouw infra
www.jjdevries.nl Adres Pieter Zeemanstraat 9, Postbus 49, 8600 AA Sneek, T. 0515 - 42 99 99
onderdeel van Friso Bouwgroep
Sneek
Leeuwarden
Heerenveen
Groningen
Almere
Neede
U wilt uw doelstellingen halen: maximale productie, een veilige installatie, hoge beschikbaarheid, de laagst mogelijke kosten.
U wilt geen verrassingen: binnen budget en optimale betrouwbaarheid.
Maintenance Engineering is uw middel: onze praktische en effectieve onderhoudsoplossingen en tools uit de MaxMate leiden u naar uw doel.
U wilt maximale grip op uw onderhoud: MaxGrip voor maintenance consultancy en maintenance software services.
MaxGrip seminar dinsdag 5 oktober 2010 in de Beurs van Berlage Geld besparen is een thema waar we niet omheen kunnen. Onderhoud is de stille kracht die besparingen mogelijk maakt en uw organisatie geld kan opleveren. Het MaxGrip seminar â&#x20AC;&#x2DC;Met onderhoud naar de beursâ&#x20AC;&#x2122; op dinsdag 5 oktober 2010 gaat dieper in op dit thema. Kijk op www.maxgrip.nl voor meer informatie.
MaxGrip B.V. De Bouw 123, 3991 SZ Houten. Tel: 030-281 78 23 www.maxgrip.nl
Van rioolwater naar Ultra Puur Water Tot 10.000 m3 per dag
Mede mogelijk gemaakt door Logisticon Waterbehandeling en Pure Water Group Gecombineerde expertises zuiveren afvalstof (voorbehandeld) tot nieuwe grondstof Het NieuWater-NAM project: een wereldwijd uniek initiatief. Van gezuiverd rioolwater naar Ultra Puur Water naar stoomproductie t.b.v. oliewinning: een bijzondere applicatie. Wanneer je daar als specialistisch bedrijf in de watertechnologie aan mee mag werken is dat vanzelfsprekend een enorme waardering. Concrete doelstellingen halen en hoge verwachtingen waarmaken. Succes wordt bereikt door maximale inzet van de beste partijen en het bundelen 1
2
van gezamenlijke krachten en kennis. En door gewoon te doen waar je goed
1. Dubbelpass Omgekeerde Osmose van Logisticon Waterbehandeling
in bent. Logisticon Waterbehandeling en Pure Water Group bewijzen binnen
2. Continu Elektro Deionisatie (CEDI) van Pure Water Group
hun expertise dat samenwerken werkt. En daar zijn we met recht trots op.
Samen werken aan waterinnovatie Meer informatie: www.logisticon.com t www.purewatergroup.com