nº
45ste jaargang / 30 maart 2012
7/
2012
TIJDSCHRIFT VOOR WATERVOORZIENING EN WATERBEHEER
ZESDE WORLD WATER FORUM GROTENDEELS SUCCESVOL OFFICIËLE OPLEVERING NEREDA-INSTALLATIE EPE KRW-MAATREGELEN: ZIJN ER AL RESULTATEN? VOORUITGANG IN BESTRIJDING EUTROFIËRING IN FRIESLAND
De rol van Nederland
D
e afgelopen twee weken stonden in het teken van de zesde editie van het Wereld Water Forum in Marseille en de ‘viering’ van Wereldwaterdag. De aandacht ervoor in het dagelijkse nieuws was zeer beperkt. Ook de inbreng vanuit Nederland in het Wereld Water Forum was niet echt groot. Alleen prins Willem-Alexander trok nog wat belangstelling.
Het is een feit dat de huidige Nederlandse regering niet zoveel opheeft met het wereldgebeuren. Terwijl juist buiten Nederland nog heel veel problemen om een oplossing vragen, met name op het gebied van drinkwater en riolering. Het enige concrete plan kwam van staatssecretaris Knapen van Buitenlandse Zaken.
Hij lanceerde het Fonds Duurzaam Water, waarin de overheid samen met bedrijven, kennisinstellingen en maatschappelijke organisaties de strijd aanbindt met de waterproblemen in ontwikkelingslanden. Dat gebeurde op Wereldwaterdag. Op diezelfde dag hekelden Europese natuur- en milieuorganisaties de Nederlandse inbreng op het gebied van waterkwaliteit. Zij zien ons land als één van de minst presterende landen op dit gebied binnen Europa. De andere landen halen ons in qua prestaties. Accepteren we dat? Peter Bielars
inhoud nº 7 / 2012
H2O tijdschrift voor watervoorziening en waterbeheer verschijnt ééns per 14 dagen Officieel orgaan van Stichting tot uitgave van het tijdschrift H2O en haar participanten: - Koninklijk Nederlands Waternetwerk - Vewin - Kiwa Water Holding BV Uitgever Rinus Vissers Redactie Peter Bielars (hoofdredacteur) Michiel van Zaane Jacques Geluk Postbus 122, 3100 AC Schiedam telefoon (010) 427 41 65 fax (010) 473 99 11 e-mail h2o@nijgh.nl Bezoekadres: Stationsplein 2, Schiedam Redactiesecretariaat Dora Pompe Redactieadviesraad Jos Peters (voorzitter) (DHV) Jan Hofman (KWR Watercycle Research Institute) Daphne de Koeijer (gemeente Rotterdam) Johan van Mourik (SKIW) Joris Schaap (Aequator) André Struker (Waternet) Cees Verkerk (Vewin) Advertentieverkoop Roelien Voshol (010) 427 41 54 Brigitte Laban (010) 427 41 52 Mediaorder Carola Sjoukes (010) 427 41 09 fax (010) 473 20 00 Abonnementenservice (010) 427 41 08 (van 9.00 tot 12.00 uur) e-mail abo@nijgh.nl fax (010) 473 20 00 Abonnementsprijs € 113,- per jaar excl. 6% BTW € 149,- per jaar voor buitenland € 8,50 losse exemplaren excl. 6% BTW Abonnementen gelden voor één jaar en worden – zonder tegenbericht – automatisch verlengd. Opzeggingen dienen schriftelijk uiterlijk 6 weken voor het aflopen van de abonnementsperiode te geschieden aan bovenstaand postadres.
4 / Zesde World Water Forum grotendeels succesvol
Michael van der Valk
6 / Vakbeurs Aqua Nederland opnieuw beter bezocht
7 / Officiële oplevering Nereda-installatie Epe 8 / Klimaatadaptief waterbeheer: wat biedt de bodem?
Bjartur Swart
9 / Veel activiteiten op Wereldwaterdag 10 / Regierol voor overheid bij vervanging
ondergrondse infrastructuur
Alexander Vos de Wael en Huib Glerum
12
/ Duurzaamheid is ‘sjoege hebben van veranderingen’
7
Kees van de Ven en Hans de Vries
13
/ Duurzaamheid is een goede remedie tegen tunnelvisie Gerrit de Zoete
14 / Waternetwerken 21 / Huidige perspectieven op water en
consequenties voor draagvlak voor beleid
25
Astrid Offermans, Pieter Valkering, Heleen Vreugdenhil en Nanda Wijermans
25 / KRW-maatregelen: zijn er al resultaten? Martijn Hokken, Reinder Torenbeek en Jan Wanink
28
/ Effecten van maatregelen tegen eutrofiëring in De Leijen (Friesland)
Druk en lay-out DeltaHage grafische dienstverlening, Den Haag
Michelle de la Haye, Edwin van der Pouw Kraan, Herman van Dam en Theo Claassen
Copyright Nijgh Periodieken B.V., 2012 Het auteursrecht op de inhoud van dit tijdschrift wordt uitdrukkelijk voorbehouden. Overname van artikelen alleen na schriftelijke toestemming van de uitgever.
32 / Agenda 34 / Handel & Industrie
www.vakbladh2o.nl
6
Bij deze uitgave ontvangt u tevens een themanummer over het Deltaprogramma, waarin de stand van zaken staat van de negen deelprogramma’s en het programma van de tweede conferentie over het Deltaprogramma op 3 april in Delft.
Bij de omslagfoto: loïc Fauchon, voorzitter van de World water council, met twee jonge deelnemers uit noord-afrika tijdens de opening van de zesde editie van het World Water Forum in marseille (zie pagina 4).
Zesde World Water Forum grotendeels succesvol Van 12 tot en met 17 maart vond in Marseille het zesde World Water Forum plaats. Verliepen de voorbereidingen hier en daar wat chaotisch, het internationale watercongres zelf verliep grotendeels goed. Over het succes van het Forum zijn de meningen verdeeld. Wie verwachtte of hoopte dat er nieuwe dingen zouden worden gezegd of dat alle waterproblemen tijdens het Forum zouden zijn verholpen, is teleurgesteld. Sommigen meenden dat er te veel overeenstemming was en te weinig discussie. Een confrontatie of interactie met het alternatieve Water Forum dat elders in de stad (aan de andere kant) plaatsvond, ontbrak. Wie kwam voor de mogelijkheden om te netwerken, contacten te onderhouden en nieuwe te leggen, zal over het algemeen niet teleurgesteld zijn. De inrichting van het Forum zorgde ervoor dat de deelnemers elkaar niet doorlopend uit het oog verloren - iets wat zeker heeft bijgedragen aan het relatieve succes.
Het zevende World Water Forum zal in 2015 in Zuid-Korea plaatsvinden. Mogelijk verhuist het secretariaat van de World Water Council mee naar Zuid-Korea of naar Brazilië, het thuisland van de huidige vice-voorzitter van de Council.
O
p de eerste dag, direct na de plenaire opening, werd het vierde World Water Development Report gepresenteerd (zie ook de vorige H2O). De presentatie zelf bestond uit niet meer dan een aantal toespraken van betrokkenen die meldden dat het een belangrijk rapport is waaraan hard is gewerkt. De interessante inhoud werd later in de week behandeld in aparte bijeenkomsten en thematische sessies.
Een vraag die naar voren kwam, was of meer behoefte bestaat aan een World Water Action Plan dan aan een beoordeling van het één en ander. Als één van de hierop volgende zogeheten high-level speakers sprak prins WillemAlexander, net als de meeste andere sprekers verwijzend naar de komende Rio+20-bijeenkomst, waarvoor het World Water Forum als aanloop werd gezien. Meerdere sprekers benadrukten dat water meer aandacht zou moeten krijgen in deze bijeenkomst, omdat water aan de bron staat van duurzame ontwikkeling. De ministeriële verklaring waarover tijdens het Forum is besloten, redeneert in vergelijkbare trant. Enkele landen beklaagden zich over het onduidelijke proces dat tot de verklaring leidde (“it should be coordinated by
the UN!”). Zo zou de verklaring al definitief zijn voordat deze tijdens het forum was vastgesteld en wisten enkele landen nog niet van de inhoud nadat hij was vastgesteld. De Alliance for Global Water Adaptation (AGWA) verzorgde een groot aantal bijeenkomsten over adaptatie aan klimaatverandering. Deelnemers uit de Verenigde Staten meldden dat zij formeel niet mochten spreken over klimaatverandering maar wel over aanpassing aan klimaat. Tijdens een sessie over informatiebehoeften voor adaptatie werd opgemerkt dat kennelijk nog vaak sprake is van meningsverschillen terwijl men over verschillende zaken en verschillende tijd- en ruimteschalen spreekt en aldus appels met peren vergelijkt. Verschillen zijn prima, zolang ze maar duidelijk zijn.
Loïc Fauchon, voorzitter van de World water Council, met twee jonge deelnemers uit Noord-Afrika tijdens de opening van de zesde editie van het World Water Forum in Marseille
4
H2O / 7 - 2012
verslag
András Szöllösi-Nagy (UNESCO-IHE), voorzitter van het high-level-panel.
Deelnemers uit Palestina, Jordanië en Israël tijdens een sessie over waterinformatie in het Midden-Oosten, onder voorzitterschap van de Verenigde Staten.
Een probleem van het zesde World Water Forum was dat er zoveel interessante sessies naast elkaar plaatsvonden dat bezoekers altijd iets niet bij konden wonen. Wie daarnaast zelf nog betrokken was bij de organisatie, zag vaak nauwelijks kans iets van de andere sessies bij te wonen. Dit beperkte de interactie hier en daar danig. Wie bij sessie A op het podium zit, kan niet tegelijk bij sessie B een bijdrage leveren.
Er blijkt nog de nodige discussie te zijn over integraal waterbeheer. Waar de één roept dat bijvoorbeeld klimaatverandering hierin moet worden meegenomen, stelt de ander dat dit vanzelfsprekend al het geval is. Hoe integraal is integraal? Hierover verschillen de meningen, zij het niet altijd expliciet, zodat er de nodige ruis is. De introductie van de term water governance maakt de discussie er niet eenvoudiger op. Angel Gurria, secretarisgeneraal van de OESO, had het over ‘fragmentatie van governance’ in de watersector. Anderen zagen meer in het algemeen problemen met management in bepaalde gebieden. Mismanagement als maatschappelijk en nationaal probleem, waar water als één van de sectoren ook onder te lijden heeft: watermanagement is dan opeens niet meer een uniek geval. Dit idee werd niet overal gedeeld.
Catarina de Alburqueque, bijzonder rapporteur van de VN voor water en sanitatie als een mensenrecht, presenteerde en signeerde haar nieuwe boek ‘On the right track’, waarin ze beschrijft hoe het recht op water en sanitatie wereldwijd handen en voeten kunnen krijgen. IGRAC had een interessante sessie over monitoring van grondwater, waarbij de aanwezigen benadrukten dat dit één van de onderwerpen was die nog steeds te vaak over het hoofd wordt gezien. Ook elders kreeg grondwater meer aandacht dan bij vorige fora het geval was. Een kritische grondwaterdeskundige merkte op dat hij voor het eerst het gevoel had dat recht werd gedaan aan de ‘I’ in IWRM (integraal waterbeheer).
Hoewel de sessie over de Priority for Action ‘contribute to cooperation and peace’ op het laatste moment was afgelast na het uitblijven van Nederlandse financiering, vonden nog veel regionale sessies plaats die binnen dit onderwerp thuis konden horen. Bijzonder
Het Franse streven was een papierloos forum. Dit is niet gelukt. Er is wel aanzienlijk minder papier verbruikt: programma’s en dergelijke werden louter op verzoek beschikbaar gesteld. Net als veel andere zaken waren programma’s en conferentietassen wel aanwezig, maar ontvingen de deelnemers in eerste instantie slechts louter een badge. Een gevolg hiervan was dat tijdens de openingsessie wat gedrang was om de te kleine zaal te betreden, terwijl ernaast een grotere zaal beschikbaar was alwaar de ceremonie op een groot scherm werd vertoond; alleen had men dat de opdringerige menigte niet verteld, zodat ook de pers en hier en daar een uitgenodigde minister geen toegang kregen tot de openingsceremonie, die in een belendende zaal zonder problemen te volgen was. De thematische openingssessies vonden parallel plaats en zonder uitgebreide informatie vooraf, zodat enkele van de sessies bijna meer hooggeplaatsten (ministers en directeuren-generaal) op het podium hadden dan er toeschouwers in de zaal waren.
inspirerend waren bijeenkomsten over projecten in het Midden-Oosten en een drukbezochte avondsessie, georganiseerd door Jordanië met actieve deelname uit alle buurlanden. Uit ontwikkkelingslanden waren daarentegen maar weinig deelnemers terug te vinden. Volgens meerdere coördinatoren werden sleutelfiguren uit die landen pas op het laatste moment door de Franse overheid begeleid, met als resultaat dat ze afhaakten, hun reis niet meer konden organiseren of terecht kwamen in een pension met stapelbedden op een industrieterrein aan de rand van de stad - niet bepaald een warm welkom.
Positief kritisch
Meer dan voorheen vonden tijdens het zesde World Water Forum gedachtenwisselingen plaats tussen beleidspersonen en wetenschappers, minder dan voorheen waren er monologen van ministers die een briefje voorlazen en weer verdwenen. Al met al leek het meer op de jaarlijkse World Water Week in Stockholm, waar dit geconcentreerder plaatsvindt. Bij sommigen leidde dit wederom tot de vraag of dan wel behoefte bestaat aan een extra platform als het Forum. Wellicht om water net iets meer onder politieke aandacht te brengen. Alhoewel, de Volkskrant besteedde op internet precies één (inhoudelijk onjuiste) zin aan het World Water Forum. In Marseille vonden ook bijeenkomsten plaats over hoe journalisten beter zijn te betrekken bij waterproblemen. Vooralsnog leek men zich te richten op kleine persbureaus, of laten de grote bureaus dit soort activiteiten links liggen. Al met al leek een positieve, zij het soms kritische, geest over het Forum te waren. Michael van der Valk H2O / 7 - 2012
5
verslag Aqua Nederland opnieuw beter bezocht Tijdens de zesde editie van de vakbeurs Aqua Nederland, die voor de derde keer was gekoppeld aan de Rioleringsvakdagen, liet het parkeerterrein bij de Evenementenhal in Gorinchem nauwelijks vrije havens zien. Een goede indicatie voor het succes van beide voor de waterbranche belangrijke evenementen, die dit jaar op 20, 21 en 22 maart samen 9.643 bezoekers trokken. Dat zijn er 373 meer dan vorig jaar. Het beursbezoek vertoont al enkele jaren een stijgende trend.
D
e Rioleringsvakdagen zijn bezocht door 2.429 mensen, maar velen van hen hebben van de gelegenheid gebruik gemaakt beide beurzen te bezoeken. Zij troffen in totaal het recordaantal van 311 standhouders aan, van wie een groot aantal op de grens wilde staan van de Aqua Nederland vakbeurs en de Rioleringsvakdagen om hun aanbod van diensten en producten aan beide branches te presenteren. Volgens beursorganisator Naomi Sijtsma van de Evenementenhal in Gorinchem zullen, zoals het er nu uitziet, beide beurzen aan elkaar verbonden blijven. Veel bedrijven en instellingen pakten ook dit jaar weer flink uit door in hun stands bijvoorbeeld werkende installaties voor waterbehandeling, -beheer en -technologie te presenteren. Te zien waren onder meer compleet nagebouwde waterzuiveringssystemen, een apparaat waarmee snel is vast
6
H2O / 7 - 2012
te stellen of de E. coli-bacterie voorkomt in een watermonster en een gebruiksklare, duurzame bandindikker met een verbeterde slibindikkingscapaciteit.
vriendelijk opereren innamen op zowel de vakbeurs als de Rioleringsvakdagen. Op Aqua Nederland was er ook aandacht voor water en sanitatie in ontwikkelingslanden.
Watertechnologieprofessionals, vertegenwoordigers van gemeenten, waterschappen en andere overheidsinstellingen, jongeren die een toekomst willen ‘in het water’ en andere belangstellenden konden voldoende stands vinden die aansloten op hun specifieke interessegebieden. Of het nu ging om rioleringsbuizen, compressoren, membranen, energiebesparende ozon- en andere installaties, meet-, regel- en analyseapparatuur, chemicaliën voor de behandeling van water aan industriële en voedingsmiddelenbedrijven en geïntegreerde sensoren voor het detecteren en classificeren van algen. Opvallend is de plaats die duurzaamheid, onderhoudsvriendelijke technologie en energiezuinig en milieu-
Kennisprogramma
Tijdens het parallel lopende kennisprogramma varieerden de onderwerpen van technische en praktische oplossingen bij intelligent waterbeheer en de stand van zaken in de Topsector Water (gezamenlijke afvalwaterzuivering monitoren van stromen en een installatie die anaerobe vergisting combineert met anaerobe waterzuivering) tot de mogelijkheden voor het midden- en kleinbedrijf bij ontwikkelingssamenwerking. De congressen zijn voor de organisatie een belangrijke aanvulling op de vakbeurs en worden door veel bezoekers en exposanten gewaardeerd. De bedoeling is het kennisprogramma volgend jaar uit te breiden in samenwerking met de branchevereniging Aqua Nederland.
actualiteit Officiële oplevering Nereda-installatie Epe Op 9 maart jl. is de Nereda-installatie in Epe officieel opgeleverd. Van de oude rwzi Epe is alleen het oude bedrijfsgebouw hergebruikt. In het opgeknapte gebouw bevindt zich nu onder meer de mechanische slibindikking. De nieuwe installatie is volledig geautomatiseerd en wordt op afstand bestuurd. De Nereda-technologie onderscheidt zich van de traditionele actief slibtechnologie door het gebruik van aeroob korrelslib. Door de specifieke eigenschappen van dit korrelslib kan de Nereda-technologie duurzamer (beduidend minder energie en chemicaliën), met aanzienlijk minder ruimtebeslag en significant lagere kosten worden gerealiseerd. Na de bouw van twee demonstratie-installaties in Portugal en Zuid-Afrika is Epe ‘s wereld eerste Nereda-communale praktijkinstallatie met een capaciteit van 59.000 v.e. en 1.500 kubieke meter per uur. H2O nr. 9 besteedt geruime aandacht aan Nereda.
S
TOWA, TU Delft, DHV en zes waterbeheerders (Waterschap Hollandse Delta, Waterschapsbedrijf Limburg, Hoogheemraadschap Rijnland, Waterschap Rijn en IJssel, Waterschap Regge en Dinkel en Waterschap
Veluwe) ontwikkelen de Neredatechnologie samen door de uitvoering van laboratoriumonderzoek, langjarige pilotproeven en de realisatie van drie communale praktijkinstallaties: Epe, Dinxperlo en Vroomshoop.
Opening
De Nereda-installatie in Epe zal officieel geopend worden op 8 mei met onder meer een symposium over de innovatiekracht van de Nederlandse watersector. Op 9 mei presenteert AgentschapNL een viertal KRW-projecten die een interessante relatie hebben met de waterketen. Op die dag vindt ook het tweede Nereda-symposium plaats. Tijdens het eerste symposium eind 2010 zijn de resultaten van de pilotonderzoeken gepresenteerd. Nu ligt de nadruk op de toepassing van de Nereda-technologie. Ook zullen de eerste resultaten van de rwzi Epe worden gepresenteerd. Op 10 mei wordt voor Young Water Professionals (YWP) een internationaal congres gehouden over aeroob korrelslib, Anammox en innovatie. Tenslotte houdt Waterschap Vallei & Veluwe op zaterdag 12 mei een open dag op de rwzi Epe. Op die dag biedt het waterschap alle geïnteresseerden in de regio de gelegenheid om de nieuwe rwzi te komen bekijken. De realisatie van de installatie heeft circa 15 miljoen euro gekost. De uitvoering vond plaats via een nieuwe contractvorm met DHV als hoofdaannemer en Waterschap Veluwe als opdrachtgever. Er is sprake van een integraal contract waarin naast de realisatie van de installatie ook de opleiding van personeel, de opstart en een beheer- en onderhoudsperiode (tot eind dit jaar) zijn opgenomen.
Op 9 maart vond de oplevering plaats van de Nereda-installatie in Epe (links George Onderdelinden van DHV en rechts Douwe Jan Tilkema van Waterschap Veluwe).
Voor meer informatie over het programma: www.neredannop.nl
De Nereda zuiveringsinstallatie in Epen.
H2O / 7 - 2012
7
Klimaatadaptief waterbeheer: wat biedt de bodem? Onder de titel ‘Klimaatadaptief waterbeheer: wat biedt de bodem?’ vond op 2 maart in Utrecht een kennismakingsbijeenkomst plaats tussen vertegenwoordigers uit de water- en bodemwereld. Tijdens deze door STOWA en SKB gezamenlijk georganiseerde dag werd onder leiding van Bjartur Swart (MWH Global) informatie uitgewisseld over de thematiek, de lopende en voorgenomen projecten en is gezamenlijk nagedacht over de nog openstaande onderzoeksvragen. De belangstelling voor deze bijeenkomst was groot; er waren zo’n 75 deelnemers aanwezig. Geconcludeerd werd dat met een goed bodembeheer ingespeeld kan worden op de klimaatverandering. Nadere kwantificering is wel nodig. Zowel de behoefte aan water als de afvoer kunnen verminderen. Daarom werd erop aangedrongen de noodzakelijke maatregelen toe te gaan passen en deze in het beleid te verankeren. Voor dat laatste worden onder meer mogelijkheden gezien binnen het gemeenschappelijke landbouwbeleid van de Europese Unie.
T
ijdens de bijeenkomst vond een analyse plaats van wat de opgave van de waterbeheerder in de komende decennia zal zijn en welke rol de bodem daarbij zou kunnen spelen. Vertegenwoordigers van een groot aantal onderzoeksen pilotprojecten werden daarbij geïnterviewd. De aanwezigen bogen zich ook over de nog openstaande onderzoeksvragen. Lambert Verheijen, dijkgraaf van Waterschap Aa en Maas en voorzitter van SKB, gaf aan dat in het kader van het Deltaprogramma veel aandacht uitgaat naar West-Nederland. Relatief minder aandacht bestaat voor de droogteproblemen op de hogere zandgronden. Volgens hem is bij de waterbeheerders nog weinig bekend over de rol die de bodem kan spelen bij het oplossen van de overige watervraagstukken. Verheijen gaf aan, zoals ook in het verleden wel eens is geopperd, dat het wellicht goed is ook de bodem een stem te geven in een soort ‘Bodemschap’. Tot slot stond hij stil bij projecten in Noord-Brabant. Deze laten zien dat onder de huidige regelgeving goede resultaten kunnen worden geboekt. Verheijen daagde de aanwezigen uit hun kennis op bestuurlijk niveau te agenderen en perspectieven te schetsen voor implementatie in het gemeenschappelijke landbouwbeleid. Bert Vermeulen, onderzoeker op de universiteit van Wageningen, lichtte toe wat we waterhuishoudkundig gezien van de bodem mogen verwachten. Hij schetste de waterhuishoudkundige processen die zich in de bodem afspelen en gaf aan dat een goede waterhuishouding essentieel is voor een goede productie. Aan de hand van een bodemprofiel gaf hij meer inzicht in het maximale waterbergend vermogen van een zandgrond. En hoewel omgeven met mitsen en maren berekende hij een potentiële extra waterberging van tenminste 44 millimeter. Hiermee zou een droge periode van 15 dagen extra overbrugd kunnen worden. De maximale extra berging zou bij volledige benutting van de ondergrond zelfs tot 140 millimeter kunnen oplopen. Vermeulen tekende daarbij aan dat de bodemlaag onder de bouwvoor belangrijk is, en juist over die laag weten we nog te weinig. Ondanks al het onderzoek uit het verleden zijn er toch nog behoorlijk wat kennis-
8
H2O / 7 - 2012
lacunes, bijvoorbeeld over de potentiële waterberging in de ‘optimale bodem’, de feitelijke oppervlaktewaterrun-off mede in relatie tot de waterkwaliteit, de relatie tussen de waterkwaliteit en het gehalte aan organische stof en de precieze effecten van bodemverbeterende maatregelen. Rob Immink van Waterschap Rijn en IJssel liet met een groot aantal korte interviews kennis maken met de vele projecten. De interactie tussen de landbouw en de waterhuishouding is verkend in bijvoorbeeld het onderzoek ‘Het effect van klimaatverandering op de watervraag’ (Alterra) en in het project ‘Klimaat en Landbouw Noord-Nederland’ (WUR-PRI/ Grontmij). Dat de landbouw een actieve rol kan spelen bij de toekomstige watervraag, wordt volgens Peter Prins (LTO) ook door de landbouw onderkend. De waterschappen zijn, zo bleek, de afgelopen jaren actief geweest bij diverse projecten om meer water bovenstrooms (in de haarvaten van het systeem) te bergen. Met ‘Water vasthouden bij de bron’ (Brabantse waterschapppen), ‘Peilgestuurde drainage’ (STOWA), ‘Klimaatadaptief waterbeheer’ (Future Water) en ‘Landbouw op peil’ (waterschappen en provincies in Oost-Nederland) wordt gekeken hoe bijvoorbeeld met knijpstuwen, slimme drainagesystemen en maatregelen in de landbouwbedrijfsvoering meer water bovenstrooms en op perceelsniveau kan worden vastgehouden. Laurens Gerner van Waterschap Rijn en IJssel is enthousiast over de samenwerking met de landbouw, maar gaf aan dat de duur van het project te kort is om goede meetresultaten te verzamelen.
Black box
Ondanks jarenlang onderzoek is de bodem in belangrijke mate een black box. Met projecten als ‘Boeren en biodiversiteit’ (Louis Bolk), ‘Duurzaam bodemgebruik en waterbeheer’ (Acacia Water), en ‘Kijk eens wat vaker onder de zode’ (Arcadis) wordt getracht meer inzicht te krijgen in de invloed van mogelijke beheermaatregelen op het watervasthoudend vermogen van de bodem. Koos Groen (Acacia Water) gaf aan dat een groot aantal maatregelen wordt beproefd en dat allerlei parameters worden gemeten. De eerste resultaten worden medio dit jaar verwacht.
Eén van de belangrijkste vragen is natuurlijk in welke mate de waterbeheerder daadwerkelijk baat heeft bij bodemstructuurverbeterende maatregelen. Kan door een betere bodemstructuur de water aan- en afvoerbehoefte substantieel afnemen? Draagt een verbeterde bodemstructuur substantieel bij aan een betere oppervlaktewaterkwaliteit en worden grote piekafvoeren door vermindering van de oppervlakkige afstroming bij hevige neerslag daadwerkelijk vermeden? Het onderzoek ‘Goed waterbeheer begint op de akker’ (WUR/NMI) laat zien dat voor de waterbeheerder zeker winst te behalen is. Maar het is lastig grip te krijgen op de hoeveelheden. Marinus van Dijk (Waterschap Veluwe) vertelde dat zij juist daarom het komende jaar een onderzoek gaan doen naar de mogelijke kwantitatieve invloed van bodemstructuur verbeterende maatregelen op de aan- en afvoerkarakteristieken van een watersysteem in het stroomgebied van de IJssel. Er zijn vele manieren waarmee de landbouw invloed kan hebben op de structuur van de bodem. Belangrijk zijn bijvoorbeeld de ontwateringsdiepte en drainage, de gewasrotatie en met name het opnemen daarin van diep wortelende gewassen en groenbemesters en de wijze van grondbewerking. Tegenwoordig wordt steeds meer onderzoek gedaan naar niet kerende of minimale grondbewerking waardoor de bodem veel minder geroerd wordt. In projecten als ‘Bouwen aan een vitale bodem’ (WUR) en ‘Bodemkwaliteit op zandgrond’ (WUR/Louis Bolk Instituut) worden daar volgens Janjo de Haan (WUR-PPO) goede resultaten bereikt. Ervaringen met dit soort technieken worden gedeeld in praktijknetwerken van agrariërs. Voor de verbetering van de bodem bieden bodemstructuurverbeteraars perspectief. De belangrijkste daarvan is compost, maar ook biochar of steenmeel lijken effect te kunnen hebben. Verschillende pilots op dit gebied worden voorbereid. De samenwerking tussen landbouw en waterbeheerder krijgt steeds meer vorm. In projecten als ‘Klimaatbestendige Landbouw Veenkoloniën’ (Grontmij) en het ‘Deltaplan Hoge Zandgronden’ (Waterschappen,
Provincies en belangenorganisaties in Zuidoost-Nederland)/’Bufferboeren’ (Brabant Water) wordt de kennis verder uitgerold. De provincies zijn een belangrijke speler in het geheel. Niet voor niets participeren Drenthe, Overijssel en Gelderland in het eerdergenoemde project ‘Landbouw op peil’. Reina Groen (provincie Flevoland) geeft aan dat in een ontwikkeling naar een meer duurzame landbouw, waarin bijvoorbeeld ook energieleverantie een rol kan krijgen, een goede waterhuishouding van belang is. Veel partijen zijn overigens nog zoekende naar de precieze rol die ze rondom de bodem moeten of willen vervullen. Niet in de provincie Limburg. Harry Winteraeken (Waterschap Roer en Overmaas) schetst hoe vanaf 2008 door de provincie een actief beleid is gevoerd om op 16.000 hectare akkerland de bodemstructuur te verbeteren. Zij doen dat om bodemerosie tegen te gaan en de oppervlakkige afstroming te verminderen met maatregelen als niet kerende grondbewerking en groenbemesters. Inmiddels is het watersysteem behoorlijk klimaat bestendig. Er wordt nu 40 procent meer infiltratie gemeten.
Bestuurlijke agenda
Wat zijn de belangrijkste kennisvragen die de komende tijd beantwoord moeten worden en wie moet daartoe het initiatief nemen? Tijdens de bijeenkomst bleek, niet geheel onverwacht, dat vooral veel behoefte bestaat aan het kwantitatief maken van de waterhuishoudkundige effecten van bodemverbeterende maatregelen. Kortom: wat levert het nou eigenlijk op, in millimeters of kubieke meters? Daarbij viel op dat ook de invloed van de diepere bodemlagen belangrijk is. Zo wordt onderzoek voorgesteld naar de invloed van storende lagen en de mogelijkheid dieper wortelende gewassen te telen. Onderkend werd dat de potentie van de bodem in het regionale waterbeheer nog niet bij iedereen voldoende bekend is. Nadrukkelijk is de vraag gesteld hoe we het belang van de bodem ook bij de waterschapsbesturen op de agenda zouden kunnen krijgen en welke kennis en informatie er nodig is om tot goede besluiten en maatregelen te kunnen komen. Er zal daartoe een beter zicht moeten komen op de kosten en baten en op de rollen en verantwoordelijkheden die ieder daarin heeft. Behalve de inhoudelijke kennisvragen bleek er ook veel behoefte te zijn aan een platform om kennis te delen. Op de vraag wie hierin het initiatief moet nemen, kwam geen eenduidig antwoord. STOWA en SKB zouden als kennismakelaars wel een belangrijke rol kunnen vervullen bij het verbreiden en ontwikkelen van kennis. Toch zullen de projecten vooral vanuit de waterschappen, provincies, ministeries, kennisinstituten en vanuit de landbouw zelf moeten worden geïnitieerd. Ieder zal daarin zijn eigen verantwoordelijkheid moeten nemen en ook zijn eigen focus kiezen. Bjartur Swart (MWH Global)
verslag / actualiteit Veel activiteiten op Wereldwaterdag Wereldwaterdag op 22 maart stond in het teken van water en voedselveiligheid. Aanleiding voor veel verschillende activiteiten in Nederland: van het plaatsen van tappunten voor gratis drinkwater tot het presenteren van rapporten en websites. Verder maakte het Jeugdwaterschapsbestuur een reis door het land om onder meer met staatssecretaris Atsma te praten en deden scholieren allerlei proefjes met water. Kroonprins Willem-Alexander hield in Wageningen een toespraak waarin hij het belang van zuinig omgaan met water en hergebruik benadrukte.
I
n 1992 riepen de Verenigde Naties 22 maart uit tot Wereldwaterdag. Elk lid van de Verenigde Naties zegde toen toe om het publiek te informeren over de mondiale waterproblematiek door het opzetten van activiteiten. Dit jaar lag in Nederland het zwaartepunt in Wageningen, waar een vol programma werd afgesloten door kroonprins Willem-Alexander. In zijn toespraak gaf de prins aan dat inmiddels grote vorderingen zijn gemaakt op het gebied van een veilige drinkwatervoorziening en goede sanitaire voorzieningen in ontwikkelingslanden, maar dat nog steeds veel te doen is. Hij sprak zijn zorg uit over de toenemende vraag naar water, gekoppeld aan de groeiende wereldbevolking en de veranderende verdeling van de neerslag over de continenten. Hergebruik van water en waterbesparing zijn daarom noodzakelijk, aldus Willem-Alexander. Ook elders in Nederland werden diverse activiteiten gehouden. De Jeugdwaterschapsbestuurders reisden naar Den Haag om met Tweede Kamerlid Gerard Schouw (D66) te praten. Daarna troffen zij in Lelystad staatssecretaris Atsma van Infrastructuur en Milieu, om daarna in De Bilt bij het KNMI over klimaatverandering te praten. Staatssecretaris Atsma lanceerde tijdens zijn ontmoeting met het Jeugdwaterschapsbestuur de website www.waterwonderen. nl. Hiermee wil de watersector in contact komen met jongeren, om ze te interesseren voor een carrière in ‘het water’. Collega-staatssecretaris Knapen van Buitenlandse Zaken lanceerde het Fonds Duurzaam Water. In dit fonds gaan bedrijven, kennisinstellingen en maatschappelijke organisaties samen met de overheid de strijd aan met waterproblemen in ontwikkelingslanden. De KNVB kan met ‘Football for Water, Sanitation and Hygiene’ meteen al aan de slag. Dit programma zorgt voor toiletten, schoon drinkwater én een voetbalprogramma voor leerlingen op 1.100 scholen in Ghana, Mozambique en Kenia. Bij het voetbalprogramma komt ook het belang van hygiëne aan de orde. De KNVB doet dit samen met UNICEF, Simavi, Vitens Evides International, Aqua for All en AKVO. De overheid betaalt de eerste vier jaar een bedrag van gemiddeld 3,4 miljoen euro; de alliantie verdubbelt dit bedrag.
In 14 steden (Amersfoort, Amsterdam, Boxtel, Deventer, Diemen, Doetinchem, Eindhoven, Emmen, Kampen, Leeuwarden, Roermond, Utrecht, Wageningen en Zwolle) zijn één of meerdere kraanwatertappunten geopend. De gemeenten willen door het plaatsen van zo’n tappunt mensen stimuleren om voortaan kraanwater te drinken omdat de productie en transport van voorverpakt bronwater tot wel duizend maal meer belastend is voor het milieu dan kraanwater. Traditiegetrouw wandelden ook dit jaar basisschoolkinderen uit groep 7 en 8 voor hun leeftijdsgenootjes in ontwikkelingslanden. Door met zes liter water zes kilometer te lopen ervaren de leerlingen dat water uit de kraan niet overal vanzelfsprekend is. Dit jaar liepen zo’n 25.000 scholieren mee om geld in te zamelen. In Eindhoven werd het tienjarig jubileum van Wandelen voor Water opgeluisterd door Ralf Mackenbach, winnaar van het Junior Eurovisiesongfestival 2009. Hij moedigde de lopers aan de tocht te voltooien.
Nederland hekkensluiter
Europese natuur- en milieuorganisaties hebben op Wereldwaterdag hun visie gepresenteerd op het ecologisch herstel van de Europese rivieren. Hun conclusie is dat dankzij het toch nog openen van de Haringvlietsluizen Nederland een beetje meetelt, maar verder behoort ons land tot de hekkensluiters op gebied van waterkwaliteit. In de publicatie ‘Ten Rivers A review of Europe’s New Water Protection’ van het European Environmental Bureau maken zij duidelijk dat het Europese waterkwaliteitsbeleid slechts zeer geringe vorderingen maakt. H2O / 7 - 2012
9
'Regierol voor overheid bij vervanging ondergrondse infrastructuur' Wie wel eens een kijkje neemt in een bouwput, treft vaak een spaghetti van kabels en leidingen aan: water- en gasleidingen, kabels voor elektriciteit, telefoon en dataverkeer brengen producten via een grootschalige ondergrondse infrastructuur bij de consument thuis. Regen- en afvalwater worden afgevoerd. Dat zijn we zo gewend sinds deze infrastructuur vanaf de jaren '60 werd aangelegd. Veel kabels en leidingen bereiken nu het eind van hun technische levensduur, waardoor we aan de vooravond staan van een enorme vervangingsgolf. Politiek is daar weinig interesse of gevoel van urgentie voor. Toch kunnen we met een integrale aanpak honderden miljoenen euro’s besparen en tegelijkertijd het ondergrondse netwerk moderniseren, met oog voor duurzaamheid en een veranderende vraag. Voorwaarde: de overheid moet de regie oppakken en partijen bij elkaar brengen. Aldus Alexander Vos de Wael en Huib Glerum van Oasen.
H
et aanvankelijk eenvoudige netwerk werd vanaf de jaren '60 met steeds meer kabels en leidingen uitgebreid. De coördinatie van de eerste aanleg en het bewaken van de natuurlijke samenhang lag bij de gemeenten. Dat ging eigenlijk vanzelf bij de bouw van een nieuwe wijk. De volgorde was bekend: eerst leidingen en kabels, dan straatwerk. Die infrastructuur biedt de gebruikers groot gemak tegen relatief lage kosten. In de loop der jaren werden de nutsbedrijven steeds groter - van gemeentelijk tot internationaal - en verzelfstandigden deels. Zowel bij nieuwbouw als vervanging is de coördinatietaak veel complexer geworden, enerzijds door de uiteenlopende vervangingstermijnen, anderzijds doordat elk bedrijf zijn eigen financiële belangen bewaakt. Van afstemming van de langetermijnplanningen tussen nutsbedrijven is geen sprake. Suboptimalisatie is het gevolg. Willen we ons hoge serviceniveau tegen lage kosten de komende decennia behouden, dan moeten we een samenhangende visie op een optimale ondergrondse infrastructuur ontwikkelen. Dat zal ons honderden miljoenen euro’s schelen. Euro’s die anders via de waterrekening, de energienota of de onroerendzaakbelasting bij de consument vandaan moeten komen. Gelet op het maatschappelijk belang zal de overheid de rol moeten oppakken die geen enkel nutsbedrijf kan vervullen: het voeren van de regie om samen met de betrokken sectoren een overkoepelende visie te ontwikkelen. Als dat niet lukt, zullen de nutsrekeningen van de klant veel harder groeien dan de inflatie, waardoor we inleveren op onze welvaart.
Vervangingsgolf
Op dit moment vervangt Oasen de eerste 40 kilometer leidingen die het einde van hun technische levensduur bereiken. In totaal ligt er alleen al van Oasen ruim 4.000 kilometer aan leidingen in de grond. Dit kost het drinkwaterbedrijf elf miljoen euro per jaar. De grote golf aan vervangingen komt over zo’n tien tot 20 jaar en houdt dan ook ongeveer 20 jaar aan. We hebben dus nog tijd om te kijken naar alternatieven voor het domweg vervangen van de leidingen door dezelfde leidingen.
10
H2O / 7 - 2012
Weinigen beseffen hoe vol de ondergrond is geworden en welke technische hoogstandjes nodig zijn om de diverse netwerken te onderhouden en vervangen. Ondergronds betekent immers ook uit het zicht. Dat, plus de lange termijn waarop nutsbedrijven moeten denken, verklaart wellicht de geringe (politieke) belangstelling. Als we op de oude manier doorgaan zal vervanging een veelvoud kosten van de eerste aanleg. Dit wordt versterkt door een groter wordend aantal klanten in met name de Randstad. Uit prognoses van het Centraal Bureau voor de Statistiek blijkt dat de bevolking in de Randstad door binnenlandse verhuizing en immigratie tot 2025 zal toenemen met 700.000 inwoners; ook daarna gaat de groei nog door. Groei in bevolking betekent overigens niet dat de vraag altijd evenredig meestijgt. Voor drinkwater bijvoorbeeld wordt de groei in de Randstad tot nu toe gecompenseerd door een dalend waterverbruik per persoon. Maar een stijging met 700.000 inwoners in een beperkt gebied - bij elkaar een flinke stad - heeft onmiskenbaar invloed op de totale ondergrondse infrastructuur.
Opwekking en verwerking dichtbij de bron
Voor de dimensionering van nieuwe netten moeten we ook rekening houden met snel veranderend gebruik. De vraag van zowel particulieren als bedrijven wordt mede bepaald door de technologische ontwikkelingen op veel terreinen, zoals de eigen energieopwekking met zonnepanelen of HRe-ketels. De ontwikkelingen in de nutssectoren beïnvloeden elkaar bovendien. Als alle consumenten zouden besluiten hun wasmachine aan te zetten op het moment dat zij op hun ‘slimme’ huisthermostaat zien dat hun energiebedrijf goedkope energie aanbiedt, dan hebben zij ook allemaal tegelijk behoefte aan water voor dat wassen. Aan die vraag moet de watersector kunnen voldoen. Dat zou kunnen leiden tot overbelasting van het waterleidingnet. Maar er zijn ook ontwikkelingen gaande in tegengestelde richting. Denk bijvoorbeeld aan de - nu nog bescheiden - toepassing van vacuümtoiletten, met gescheiden watercircuits voor wit, grijs en zwart water en
terugwinning van nuttige stoffen uit fecaliën. Deze innovatie kan leiden tot gesloten waterkringlopen op lokaal niveau, met gevolgen voor zowel waterleidingen als rioleringen. Met eenvoudige zuiveringstechniek zouden klanten hun douchewater zelf kunnen zuiveren en hergebruiken. Op wijkniveau kan het zinvol zijn energie te halen uit het afvalwater, direct na lozing door de klant. Waterschappen kunnen hun zuiveringssysteem anders inrichten waardoor zij energie halen uit het rioolwater, genoeg voor hun aanzienlijke eigen energiebehoefte maar ook voor levering aan derden. In de ICT-sector wekken ‘slimme’ meters en sensoren niet alleen veel informatie voor de klant op, maar ook enorm veel dataverkeer. De ontwikkelingen bovengronds, die heel snel gaan, hebben gevolgen voor het gebruik van de ondergrondse netwerken, die langetermijninvesteringen vergen. Die effecten moeten we onderzoeken. De vervangingsgolf biedt ons mogelijkheden om in te spelen op veranderend gebruik. Een gezamenlijke langetermijnplanning van de betrokken partijen zal daarbij leiden tot een duurzamere aanpak en heel veel kosten besparen. Tijd dus om de bakens te verzetten.
Visieontwikkeling
Oasen onderzoekt hoe de ontwikkeling van een gezamenlijke langetermijnplanning het beste opgepakt kan worden. Volgens ons zijn er twee mogelijke routes: • Op juridisch terrein werkt de overheid aan een Omgevingswet, gericht op integrale gebiedsontwikkeling. Daarin wordt nadrukkelijk gekeken naar de samenhang tussen wat boven en onder het maaiveld gebeurt in de zogeheten ‘lagenbenadering’. De ondergrondse infrastructuur bevindt zich in de tweede laag, maar wordt sterk beïnvloed door wat bovengronds in de derde laag gebeurt. Het is ons nog niet duidelijk óf en hoe dit wettelijk kader kan helpen bij de afstemming van de vervangingscyclus in bestaande wijken, tenzij er een wettelijke plicht uit voortkomt tot samenwerken en afstemmen. Wanneer de Omgevingswet mogelijkheden biedt voor een praktische, gezamenlijke aanpak
opinie
van de ondergrondse infrastructuur, in relatie tot de ontwikkelingen in de bovenlaag, zou de overheid een ‘Adviesgroep Infrastructuur Samen’ kunnen instellen samen met betrokken partijen. Deze adviesgroep zou een visie moeten uitwerken en pilots organiseren, waardoor een gerichte stap voorwaarts kan worden gezet. •
Een andere mogelijkheid is via de Vereniging van Nederlandse Gemeenten. De partij die momenteel wel duidelijk een rol vervult en bevoegdheid heeft, is de gemeente. Zij is eigenaar van de grond en beschikt over het instrument van de Algemene Verordening Ondergrondse
Infrastructuur. Daarmee kan zij regels stellen voor hoe in de ondergrond wordt gewerkt. De gemeente is niet alleen beheerder van de openbare ruimte, maar ook de grootste betrokken partij met rioolbeheer en beheer van het stratennetwerk. In de rol van regelgever is zij de aangewezen partij. Vanwege het gemeente-overstijgende belang zou het zinvol kunnen zijn om dit onderwerp op de landelijke agenda van de VNG te plaatsen. Van daaruit kan een overleg met andere spelers worden georganiseerd. Betrokken partijen hebben immers een platform nodig om elkaar inzicht te geven in hun plannen voor de komende tien jaar en maximale synergie te zoeken.
Hoe dan ook, de overheid moet het proces op gang brengen, want dat krijgt een nutsbedrijf in zijn eentje niet voor elkaar. Een gezamenlijke inspanning zal leiden tot grotere duurzaamheid en kostenbesparing op de ondergrondse infrastructuur. Die besparingen zullen tot uitdrukking komen in lagere rekeningen voor alle nutsvoorzieningen. Wie wil dat niet? Alexander Vos de Wael en Huib Glerum (Oasen)
H2O / 7 - 2012
11
Duurzaamheid is ‘sjoege hebben van veranderingen’ "Als waterbeheerders worden we steeds vaker geconfronteerd met het begrip duurzaamheid. We moeten er blijkbaar wat mee, maar wat precies? Ons punt is dat duurzaamheid als zelfstandig begrip te vaag is. Het is een containerbegrip. Het maakt de discussie over het algemeen niet duidelijker, als je niet tegelijkertijd heel goed aangeeft waar je precies heen wilt. Wij zijn het dan ook helemaal eens met Bjartur Swart en Gert Koot (zie H2O nr. 22 van 11 november 2011) dat maatregelen vaak te snel duurzaam worden genoemd zonder dat we goed beseffen welke doelen we daar dan bij nastreven. In deze discussie wil ik graag vanuit mijn eigen ervaringen een aantal voorbeelden noemen, in de hoop dat we ons er beter van bewust worden dat duurzaamheid geen doel op zich is." Aldus Kees van de Ven en Hans de Vries van Waterschap Noorderzijlvest.
Samen In H2O nr. 5 van 2 maart jl. pakte Ferdinand Kiestra van Waterschap Aa en Maas de handdoek op in de discussie over de (on) duurzaamheid van het Nederlandse waterbeheer. In deze uitgave gaan Kees van de Ven en Hans de Vries van Waterschap Noorderzijlvest verder in op hoe de waterschappen in deze discussie staan.
N
og niet zo lang geleden werden in het BWK-2007 begrippen gebruikt als doelmatigheid, transparantie, innovatie en een betrokken burger. Nu, vijf jaar later, zijn daaraan termen als samenwerken en duurzaamheid toegevoegd. Als we die woorden maar vaak genoeg gebruiken, denken we al snel dat we het met elkaar eens zijn. Is dat altijd wel zo? Onlangs werden we uitgenodigd voor het symposium ‘Onderzoeksagenda watercyclus 2012’ van Waternet. De bedoeling van de middag was te komen tot een gezamenlijke onderzoeksagenda van STOWA, Stichting RIONED en KWR Watercycle Research Institute (zie H2O nr. 3 van 3 februari jl.). Wat ons opviel was dat tijdens bijeenkomsten als deze het sociaal wenselijke gedrag vaak de boventoon voert. In dit geval was dat de boodschap dat we het voortaan samen anders (‘innovatief’) gaan doen (deden we dat nog niet dan?). We gaan problemen te lijf met technologische oplossingen en dat doen we dan natuurlijk op een duurzame wijze. Die woorden werden vaak genoeg gebezigd en iedereen ging tevreden naar huis met een gevoel van: We werken samen aan een doelmatige en duurzame waterketen. Op de terugreis in de trein vroegen we ons echter af wat we nu eigenlijk concreet wilden bereiken. Bij bijeenkomsten als deze bekruipt ons het gevoel dat we vooral aan het bijsturen zijn in wat we doen als reflexmaatschappij. Waarom denken we niet eerst na of we wel de goede koers varen? Hoe innovatief en duurzaam zijn we daadwerkelijk? Zijn dit de begrippen die de echte vernieuwing in de weg staan, omdat ze misbruikt worden in de dagelijkse praktijk? Als we er innovatief en duurzaam bij vermelden, zijn we goed bezig! Waar willen we eigenlijk heen en nemen we wel degenen mee die mee moeten om de reis tot een succes te maken? We zullen er twee thema’s uitlichten: samen en koers.
12
H2O / 7 - 2012
De samenwerking in de waterketen krijgt steeds meer vorm. Dat wordt alom bejubeld. Samen op reis is leuker en blijkt ook goedkoper te zijn. Maar nemen we iedereen die op deze reis meemoet wel mee? Moet de burger ook mee? En hoe neem je de farmaceutische, levensmiddelen- en cosmetica-industrie mee? Ook zij (en anderen) moeten een onderdeel van de waterketen zijn. Zij zijn mede (via hun producten) leveranciers van afvalwater. Om de reis tot een goed einde te brengen, zouden zij ook meemoeten. Zij moeten ook een stem krijgen in de koers die we gaan varen. We moeten samen een strategie bedenken die voorkomt dat stoffen in het water terechtkomen die je er later niet of met heel veel moeite uit krijgt. We hebben altijd geleerd dat wat je er niet in stopt, je er ook niet uit hoeft te halen. De kreet ‘de vervuiler betaalt’ wordt al lang gebruikt, maar nog niet altijd (goed) gehanteerd. Er wordt nu veel geld verspild, doordat (end-of-pipe) maatregelen nodig zijn om de effecten van ongewenste handelingen in een eerder stadium te voorkomen. En dat alleen omdat blijkbaar niet valt samen te werken met de partijen die vooraan in de waterketen invloed hebben op het afvalwater. Juist samenwerking in het totaal van de keten is de basis voor een duurzame keten.
Koers
De koers bepaal je samen. We zitten al een lange tijd op eenzelfde koers in de (afval) waterketen, waarbij het bevorderen van de volksgezondheid en het beschermen van het milieu centraal blijven staan. De Romeinen deden het al, vanaf het begin van onze jaartelling, met hetzelfde doel voor ogen. Deze koers heeft ons natuurlijk ontzettend veel goeds gebracht, maar misschien is het toch eens tijd hieraan een aantal benaderingswijzen toe te voegen. Zouden we de afvalwaterketen anders inrichten als we helemaal opnieuw konden beginnen? Richten we het proces samen anders in als we de eindproducten als uitgangspunt van de afvalwaterketen hanteren? Kunnen we bijvoorbeeld met het cradle-to-cradleprincipe als richtlijn de gehele afvalwaterketen inrichten, geredeneerd van achteren naar voren ten opzichte van de huidige werkwijze? Dan kom je er vanzelf achter wat wel en niet in het afvalwater terecht mag komen. We streven immers naar de gewenste
(verhandelbare) eindproducten. Hoopvol daarin zijn de trajecten die gestart zijn om de waterketen decentraal in te richten: daarin worden vele ideeën onderzocht wat betreft gescheiden stromen en de gewenste eindproducten (en waar je die toepast). Ook hier was niet zozeer duurzaamheid het doel, het was meer het middel voor het opnieuw beschouwen van een ontstane situatie.
‘Sjoege’
Wie zijn er zo slim om echt een verandering in ons denken aan te brengen? Wanneer komt er een cultuurverandering in het denken bij het bepalen van de onderzoeksagenda’s? Wie durven te investeren in geheel nieuwe concepten, ook al lopen ze het risico een paar keer op hun ‘bek’ te gaan voordat er een echt vernieuwend concept uitkomt? Wie heeft voldoende sjoege om het denken in andere trajecten vorm te geven, naast de huidige koers die gevaren wordt? Sjoege, het is een mooi woord. ‘Ergens sjoege van hebben’ betekent dat je met een gezonde dosis verstand, kennis, begrip en lef onderwerpen benadert. Dus eerst goed bedenken of dat wat je doet (de koers) slim genoeg is, voordat je dat doet. Van Einstein komt een mooi citaat dat hierbij kan helpen: ‘We kunnen onze problemen niet oplossen met dezelfde manier van denken als waarmee we ons die problemen op de nek hebben gehaald’. Nu varen we met ons allen een specifieke kant op, waarbij we ons niet afvragen of het de goede richting is. Als we een hobbel tegenkomen, gaan we die onderzoeken en met veel geld opruimen. We moeten eens goed nadenken of die huidige koers wel slim genoeg is. Misschien is het goed om eens met iedereen uit de waterketen te bedenken wat de juiste koers is, en dan ..... komt duurzaamheid vanzelf. Kees van de Ven en Hans de Vries (Waterschap Noorderzijlvest)
opinie Duurzaamheid is 'een goede remedie tegen tunnelvisie' "Duurzaamheid is een vluchtig begrip. Het zoeken naar definities heeft dan ook maar beperkte meerwaarde. Je kan duurzaamheid niet exact definiëren en vervolgens meetbaar maken hoe je scoort op de ‘ladder van duurzaamheid’. Gelukkig is dat ook helemaal niet erg." Aldus Gerrit de Zoeten van MWH Global.
E
r bestaat niet zoiets als duurzaamheid of duurzaam waterbeheer in absolute zin. Dat is maar goed ook. Nieuwe inzichten, noem het innovatie, zijn van alle tijden, ook van toekomstige tijden. Het is goed je dat te realiseren bij het operationaliseren van duurzaamheid tot een praktische leidraad voor ons handelen. Het is hoogst onwaarschijnlijk dat we over een jaar of 100 terugkijken naar de eerste decennia van de 21e eeuw en dan tot de conclusie komen dat na enkele millennia aanmodderen juist in die jaren het licht hebben gezien: duurzaam waterbeheer. Gelukkig net op tijd om ook in de toekomst ..... ja wat eigenlijk? Dit is natuurlijk overdreven geformuleerd maar geeft wel de kern aan waar ik het over wil hebben. Inzichten veranderen in de tijd. Sneller dan we vaak denken. Accenten in het waterbeleid van 20 jaar geleden zijn deels alweer achterhaald. De maatschappelijke context waarin we opereren, verandert met een enorme snelheid en dynamiek. De referentiekaders die we gebruiken om te beoordelen of beslissingen verstandig (duurzaam) zijn, veranderen net zo snel. Met andere woorden: wat we anno 2012 innovatief en duurzaam vinden, zullen we met grote zekerheid over 100 jaar niet zo zien. Is dat erg? Natuurlijk niet. Voortschrijdend inzicht heeft al eeuwenlang tot innovatie geleid en zal dat ook in de toekomst doen. Het zoeken naar duurzaam waterbeheer als de ultieme vorm van waterbeheer is dan ook weinig relevant. Toch zijn discussies over de inhoud van duurzaam waterbeheer wel relevant. Niet om duurzaamheid exact te kunnen definiëren, wel om stil te staan bij consequenties van besluiten voordat we ze nemen. Ik kan mij daarom erg goed vinden in de principes voor duurzaam waterbeheer zoals Govert Geldof die benoemt (in H2O nr. 2 van 20 januari). Hij benadert duurzaamheid als een proces. Zijn principes maken niet meetbaar of een maatregel duurzaam is, noch geven zij aan of beleidsdoelen al dan niet tot duurzaamheid leiden. Zij zijn niet meer en niet minder dan spiegels die iedereen zich voor moet houden voordat je een besluit neemt. Waarbij het laatste, meer filosofische principe ‘toon praktische wijsheid’ de kern van duurzaamheid nog het best raakt. Besluiten in het waterbeheer, maar ook in andere context, zijn duurzaam als we bereid zijn ze in een brede context te wegen. Bereid zijn om naar de aarde in zijn geheel te kijken, maar ook naar de mensen en het profijt wat we er van kunnen hebben. Bereid zijn om,
om Govert Geldof nogmaals aan te halen, naast ‘logos, ook pathos en ethos’ mee te nemen. Daar gaat het vaak nog fout. Het is lastig om vanuit een breder of ander perspectief naar oplossingen te zoeken dan we van oudsher gewend zijn. En dan bedoel ik niet zozeer roepen of opschrijven dat duurzaamheid de leidraad is. Dat lukt wel, maar juist om lef te tonen dat ook daadwerkelijk te doen - of zoals Kees van de Ven en Hans de Vries hier naast schrijven - ‘je moet sjoege tonen’. Niet bang zijn. Duurzaamheid is daarom ook besluiten durven nemen, ook al weet je dat over 50 jaar met de kennis waar we dan over beschikken, ongetwijfeld weer anders tegen het probleem zal worden aangekeken en de gekozen oplossing of strategie mogelijk allang niet meer duurzaam zal worden genoemd. Dit zij zo. Laten we ons daardoor vooral niet laten tegenhouden om nu besluiten te nemen voor de duurzame toekomst (ook al weten we niet precies wat dat is). Nu iets praktischer. Je kunt uit het bovenstaande afleiden dat het niet zinvol is na te denken over duurzaamheid. Het tegendeel is waar. Ook al is een absolute definitie niet mogelijk, definities voegen wel veel toe aan de integraliteit van de besluitvorming. Het dwingt economisch ingestelde organisaties breder te kijken dan alleen de kosten. Het dwingt milieu- en waterbeheer georiënteerde organisaties breder te denken dan alleen de klimaatproblematiek. Helaas zie je dat duurzaamheid vaak wordt teruggebracht tot alleen de klimaatproblematiek, de CO2-voetafdruk, of nog enger geformuleerd, alleen de reductie aan CO2-uitstoot. Dat is jammer en doet tot op zekere hoogte ook afbreuk aan hetgeen duurzaamheid beoogt: integrale toekomstgerichte besluitvorming. Bovenstaande kan goed geïllustreerd worden met voorbeelden die ik zelf vaak meemaakte in de MER-wereld. In veel MER-rapportages is de reductie aan CO2-uitstoot dé maat voor duurzaamheid. Met mooie modellen wordt doorgerekend of nieuwe plannen voor natte of droge infrastructuur maar ook gebiedsontwikkeling of energievoorziening al dan niet leiden tot een nettoreductie van CO2-uitstoot. Zo ja, dan zijn ze duurzaam. Zo nee ...? Dat komt er eigenlijk nooit uit. Deze aanpak leidt vrijwel altijd tot triviale conclusies. Natuurlijk leidt een nieuwe windturbines of vergisten van biomassa tot minder CO2-emissie. Of een andere variant: natuurlijk leidt versterking van de waterkering tot een kleinere kans op wateroverlast. Maar zijn ze daarmee ook duurzaam? Niet per definitie.
Illustratie: Herman Roozen.
Om eerlijk te zijn zie je hier precies het tegenovergestelde gebeuren van wat duurzaamheid beoogt. De nadruk op een thema (klimaatverandering in dit geval) leidt tot een (te) smal beoordelingskader. Waar duurzaamheid zou moeten helpen om een praktisch en wijs besluit te nemen, leidt het tot beperkingen van het gezichtsveld en soms zelfs tot een tunnelvisie. Zo moet het dus niet, maar hoe dan wel? Ik kom hier weer terug op het begin van dit betoog. Duurzaamheid is een proces, een manier van denken. Je kunt dat niet normatief toetsen. Je kunt duurzaamheid niet vertalen in een normatief toetsingskader en daar je plannen aan toetsen. Je moet dat dus ook niet willen. Je kunt duurzaamheid alleen toetsen aan je eigen duurzaamheidsambities, aan je eigen -doelstellingen. Leiden de plannen of maatregelen tot de ontwikkelingen die we belangrijk vinden? Dragen zij bij aan de koers die onze organisatie uit heeft gezet? Kunnen we de plannen aan iedereen uitleggen, nu en in de toekomst? Relevante vragen die iets zeggen over de mate waarin je duurzaamheidsambities binnen bereik komen. Toetsen op doelbereik zoals we dat in MER-jargon ook wel noemen. Dit is iets wezenlijk anders dan het bereken van de netto CO2-reductie. Gerrit de Zoeten (MWH Global)
H2O / 7 - 2012
13
waternetwerken Watercolumn
Science fiction U weet dat als het Higgs-deeltje gevonden wordt, oorzaak en gevolg daarmee uitwisselbaar zijn geworden. Dat komt ervan als deeltjes sneller dan het licht gaan. Ik kan me er vreselijk op verheugen. Stampend, slingerend en rollend door de tijd terwijl je eigenlijk niet van je kosmische plek komt. Eeuwig deining, heerlijk!
Najaarscongres: Terugwinnen van energie en grondstoffen
Het treft dus dat ik de afgelopen week het bestaan van het Higgs-deeltje bij toeval heb kunnen aantonen. Het bewijs voor de uitwisselbaarheid van oorzaak en gevolg lag eerlijk gezegd op straat. Ik hoef ook echt niks na te rekenen. Het zit zo: Alfred D. Chandler is verantwoordelijk voor het uitvinden van het paradigma ‘Structure follows Strategy’. Midden jaren zeventig van de vorige eeuw baseerde hij zich op onderzoek naar de relatie tussen het doel van een organisatie en de inrichting ervan. Kern van de zaak: het doel is leidend, de structuur volgend. Uit de theorie van de complexe adaptieve systemen weten we echter ook dat ingrijpen in de structuur richting kan geven aan het doel. Actief biologisch waterbeheer is daar een goed voorbeeld van. Eigenlijk is dat een ‘Strategy follows Structure’-verhaal. We kunnen een systeem in de tijd dus van twee kanten aanvliegen en in oorzaak en gevolg naar keuze pendelen tussen twee alternatieve, stabiele toestanden. Oorzaak en gevolg worden hiermee dus uitwisselbaar. Q.e.d!
“Tijdens het voorjaarscongres hebben we altijd een beleidsmatig thema, in het najaar kiezen we voor een technologisch onderwerp”, vertelt Roelof Kruize. “Dit jaar gaan we tijdens het najaarscongres praten over grondstoffen en energie. Een belangrijk thema, want vooral in Europa worden grondstoffen steeds schaarser en worden wij dus afhankelijker van de import van grondstoffen. Een deel van die grondstoffen - en ook energie - is terug te winnen uit ons afvalwater. Neem fosfaat, dat we onder meer nodig hebben voor kunstmest: via afvalwaterzuivering kunnen we 30 procent van onze totale behoefte terugwinnen. Door afvalwater te zuiveren, kunnen we ook veel
Met mijn overkoepelende Wet van de Spiegelende science fiction is ‘De Theorie’ dus af. Inmiddels door het kabinet onder mijn handen weggegrist en toegepast op de topsectoren. Onze kennisinfrastructuur wordt er op dit moment mee hervormd en rekent inmiddels op een groot goed doel. Ik verwacht overigens geen meetfouten maar natuurlijk wel post uit Stockholm. U krijgt t.z.t. allemaal een uitnodiging! Wim van Vierssen (KWR Watercycle Research Institute)
Het duurt nog even, maar toch willen we er al wat aandacht aan besteden: het najaarscongres. Dat vindt dit jaar plaats op 30 november in Het Groene Paviljoen in Baarn. Ook deze keer gekoppeld aan de algemene ledenvergadering.
Roelof Kruize (m) tijdens het vorige najaarscongres.
Scriptieprijs: keuze voor innovatie en toepasbaarheid Ook dit jaar wordt de KNW Scriptieprijs uitgereikt tijdens het najaarscongres. Dat gebeurt onder de verantwoording van een enigszins vernieuwde jury, vertelt juryvoorzitter Agnes Maenhout. “We hebben nieuwe vertegenwoordigers uit de drinkwaterwereld en van het jongerenplatform. Zo heeft Ad de Waal Malefijt als vertegenwoordiger drinkwater het stokje overgedragen aan Jelle Roorda, en is Toine Ramakers als vertegenwoordiger van het jongerenplatform opgevolgd door Erik de Bruine. Tot slot is er altijd een roulerend lid uit de wetenschappelijke wereld, dit jaar is dat hoogleraar Arnold Lobbrecht. Vast jurylid is Peter de Jong, namens waterbeheer/afvalwater.” De jury had in zijn oude samenstelling onlangs nog een evaluatie over de afgelopen jaren. Wat kwam daaruit naar voren? “De scriptieprijs blijkt een vrij consistent gegeven te zijn”, zegt Maenhout. “Zo krijgen we jaarlijks steeds circa twaalf inzendingen, iets meer vanuit de universitaire wereld dan van de hogescholen. De prijswinnaars zijn
14
H2O / 7 - 2012
cellulose terugwinnen, zodat minder bomen gekapt hoeven te worden voor de productie van toiletpapier. Het terugwinnen van grondstoffen en energie is dus goed voor het milieu en het maakt ons op de langere termijn minder afhankelijk van grondstoffenleveranciers. Daar komt nog bij dat de opkomende economieën een grote vraag naar deze grondstoffen ontwikkelen, waardoor de prijs wordt opgedreven.” Dat dit interessant is, toont een land als Zweden, meent Kruize: “Zweden is de meest duurzame economie in Europa, maar ook de snelstgroeiende. Zij laten zien dat als je investeert in duurzaamheid, je daar ook de vruchten van plukt.” Het onderwerp is niet alleen interessant voor mensen die te maken hebben met afvalwater, meent Kruize: “Ik denk dat het de waterbranche breed zal aanspreken, omdat duurzaamheid en hergebruik voor iedereen interessant is. Denk aan het hergebruik van drinkwater: dat betekent een verkleining van je klimaatvoetafdruk. En in het watersysteem kun je denken aan algen als mogelijke eiwitbron. Het accent ligt wel op waterzuivering, maar het onderwerp is veel breder.”
De prijsuitreiking van afgelopen jaar.
wisselend bachelors en masters, de onderwerpen blijken zeer uiteenlopend. Waar ook consistentie in zit, zijn de criteria op basis waarvan we de prijs uitreiken. Een superscriptie op wetenschappelijk niveau is niet verzekerd van de prijs: ons gaat het veeleer om het vernieuwende karakter van de scriptie (denk aan originaliteit en creativiteit), naast de bruikbaarheid voor de waterpraktijk. Dat zijn nog steeds bruikbare criteria, dus daar worden ook in 2012 de scripties op beoordeeld.” Scripties kunnen nog tot 1 augustus worden ingediend.
waternetwerken Diversiteit waterbranche in Gronings perspectief vroegtijdig bij, welke rol kunnen ze hebben en hoe staan ze tegenover investeren in gebiedsontwikkeling? Daarnaast wil ik praten over de ontwikkeling rond samenwerking in de waterketen. Daarbij zijn voor Groningen water en riolering onlosmakelijk verbonden met Ruimtelijke Ordening.”
Op 19 en 20 april vindt in Groningen het Voorjaarscongres van KNW plaats. De titel: What’s (h)appening@groningen? Kernthema is het verband tussen water, energie en duurzame gebiedsontwikkeling, met aansprekende praktijkvoorbeelden en toonaangevende sprekers uit wetenschap, bedrijfsleven en overheid. Harmen Hoogeveen van Waterbedrijf Groningen: “Wij hebben de thema aangedragen, omdat er momenteel veel te doen is over duurzaamheid, energie en water, en Groningen is daar goed mee bezig. Het is toch wel bijzonder dat 30 procent van de Nederlandse energievoorziening uit onze provincie komt, naast 15 procent van de chemie en een groot deel van de agribusiness. Maar natuurlijk overstijgt het onderwerp het puur Groningse: we zijn in de waterketen allemaal bezig zijn met goede, betaalbare en duurzame oplossingen voor waterproblemen. Als waterbedrijf en waterschap zoek je lokaal naar maatwerkoplossingen op basis van de algemeen beschikbare kennis. Je zoekt een balans tussen het ruimtebelang, energie en grondstoffen. Het belang van het Voorjaarscongres zit ‘m met name in het uitwisselen van deze kennis: hoe werk je samen met industrie, consumenten, landbouw, wetenschap en overheden, hoe kom je tot duurzame oplossingen? Daar zou ‘t wat mij betreft over moeten gaan.”
Harm Hoogeveen.
Eén van de sprekers is Harm Post van Groningen Seaports. Hij wil de aanwezigen inzicht bieden in de activiteiten in de Groninger zeehavens en welke impact dat
Wat kan de watersector volgens u leren van Groningen? "Als stad willen wij in 2035 energieneutraal zijn, en daarbij is ook het opwekken van energie uit water een belangrijk thema. Daartoe werken we samen met diverse partijen, van kennisinstellingen en (semi)overheden tot jonge innovatieve ondernemers en gevestigde industrieën. Op het gebied van water werken we al lang samen met de beide waterschappen en het waterbedrijf. Samenwerken is essentieel, maar om tot verrassende oplossingen te komen moet je buiten de gebaande paden durven te gaan. Dat kan de watersector misschien van Groningen leren.”
Harm Post.
heeft op de watersector. “Misschien houd ik wel een mini-quiz, omdat ik denk dat de meeste deelnemers nauwelijks in de gaten hebben wat er in de Groninger zeehavens gebeurt. Vrijwel niemand weet dat wij 1,5 jaar geleden het grootste bouwproject van Nederland zijn gestart. Er is 6 miljard euro in de zeehavens geïnvesteerd, de haven omvat strategische olieopslag, diverse industrie, er zijn 'energiefabrieken' en 'datahotels'. De winnaars van die quiz zal ik dan het programma Zout aan de Broek aanbieden, waarbij je op een zeer gedurfde manier met een speedboot de haven beleeft. En ik betaal de schipper pas als mijn gasten nat zijn!” Welke rol speelt water in dit snelgroeiende havengebied? “Daar zal ik ook over vertellen. Wij hebben in de havens te maken met afvalwater, afwatering, en havens zijn natte terreinen waar we veel te maken hebben met weg- en waterbouw. Mijns inziens zijn er veel activiteiten in de haven die een relatie hebben met de diverse kanten van de waterbranche. Ook zien we dat er te weinig aanwas is in weg- en waterbouwmanagers, we zoeken de watermanagers van morgen. Het Seaports Experience Centre neemt basisscholieren op een spannende manier mee de haven in, opdat ze op het voorgezet onderwijs een profiel kiezen dat ze in de zeehavens brengt.”
Ton Schroot.
Inmiddels is bekend dat ook prof. dr. Gert de Roo van de Rijksuniversiteit Groningen en trendwatcher Richard Lamb van Bureau TrendWatcher.com tijdens het Voorjaarscongres hun opwachting zullen maken.
Wethouder Ton Schroor van de gemeente Groningen is ook een keynote speaker. “Groningen heeft grote ambities op het gebied van duurzaamheid, energie en water”, zegt hij. “Dit congres kan extra aandacht vestigen op het belang van water binnen dit geheel. Ik wil in mijn verhaal aandacht besteden aan de rol van de waterschappen bij gebiedsontwikkeling: hoe betrek je ze hier H2O / 7 - 2012
15
waternetwerken Watercolumn Themagroep
Jong KNW: “Jongeren willen bijdrage leveren” ver.nieuws_column kop Wat missen jongeren bij de bijeenkomsten Naast activiteiten in Nederland besteedt
De themagroep Jong KNW is helemaal vernieuwd: toen Erik de plat Bruine en Miriam er.nieuws_column initiaal Duijkers door voorzitter Johan Duifhuizen werden gevraagd het stokje van hem over te nemen, besloten ze meteen ook de kerngroep uit te breiden. ver.nieuws_column plat
V
De Bruine: “We hebben best veel plannen en ver.nieuws_column auteur kunnen niet alles zelf doen. Daarnaast willen we ons concentreren op faciliteren en niet alles meer zelf organiseren. Op die manier kun je jongeren veel meer bieden. We zijn nu met zijn zessen.” Erik heeft het voorzitterschap op zich genomen, terwijl Mirjam Duikers secretaris werd. Daarnaast bestaat de groep uit Twan Brinkhof, Johan Oost, Janneke Duiven en Marjolein de Jong. “We hebben bij de samenstelling van de groep gezocht naar mensen uit verschillende sectoren om zo de hele watersector te vertegenwoordigen. Dat levert veel bijzondere inzichten op tijdens de vergaderingen.” Het huidige Jong KNW werd in 2010 opgericht na een aantal brainstormsessies, vertelt De Bruine. “Het bestuur van KNW zocht een manier om jongeren meer bij de activiteiten te betrekken. De sessies werden druk bezocht, een teken dat de jongeren zelf ook aansluiting zoeken. Ze bleken ook een sterke mening hebben over wat anders kan in de vereniging en waar behoefte aan bestaat. Later is in een kleinere groep besloten ook eigen activiteiten neer te gaan zetten, waarvan de eerste het symposium ‘de waterbeheerder van de toekomst’ was. Daarna zijn we begonnen met de jaarlijkse introductiedag voor nieuwe medewerkers in de watersector. De themagroep Jong KNW.
16
H2O / 7 - 2012
die door KNW worden georganiseerd? “Dat zit ‘m niet zozeer in de onderwerpen”, meent De Bruine. “Ik denk dat jongeren wat minder in een zaal willen zitten en luisteren naar een paar sprekers, afgewisseld met een koffiepauze en een lunch: ze willen dat het dynamischer is. Enerzijds bestaat behoefte aan meer interactie: ze willen niet alleen informatie tot zich nemen, maar ook zelf informatie leveren. Daarnaast moet het vooral laagdrempeliger zijn: niet alleen maar professoren die alles van een onderwerp weten aan het woord laten, maar afwisselen met bijvoorbeeld de jongeren zelf. Precies dat krijgen we terug van de jongeren zelf als we ze vragen wat ze goed vinden aan een bijeenkomst en wat niet: ze willen minder dat schoolse, het moet speelser en interactiever. Op 13 maart hadden we bijvoorbeeld een korte, interactieve workshop ‘jong geleerd is oud gezegd’, gecombineerd met een netwerkborrel. Ook daar waren de reacties positief, de deelnemers vonden vooral de laagdrempeligheid aantrekkelijk. Doordat vooral jongeren naar onze activiteiten komen, merken wij ook dat studenten makkelijker aansluiting vinden.” De roep om laagdrempeligheid en interactiviteit krijgt ook een respons in de nieuwe media, zegt de Bruine. “We zijn nu druk bezig met het vernieuwen van de website. Daar komt ook een interactief deel op, met onder meer een enquête waarin jongeren kunnen aangeven wat voor soort activiteiten en welke thema’s ze aanspreken. Daarnaast zijn we ook op Facebook en LinkedIn te vinden. Deze groepen kan iedereen vinden via de website.”
Jong Waternetwerk ook veel aandacht aan het buitenland. “We zijn aangesloten bij de Wettskills, waarin telkens op een andere plaats in de wereld een wateruitdaging wordt aangegaan door Nederlandse jongeren en jongeren ter plaatse. De laatste Wettskills was in Oman tijdens het koninklijk bezoek daar. Ook trekken wij het jongerenprogramma van de Internationale Water Week die in november 2013 wordt gehouden. Op 29 juni starten we hier al mee door een 500 dagen countdown te houden bij Waternet in Amsterdam. Een belangrijk thema voor de groep is duurzaamheid. “We willen dat niet beperken tot een bijeenkomst met dat onderwerp, maar zien hoe we dat als een rode draad door bijeenkomsten kunnen laten lopen. Wij zijn als jongeren immers verantwoordelijk voor onze eigen toekomst en lopen voorop in het denken dat het anders kan en moet. Daarnaast willen we als jongeren ook kritisch kijken naar de watersector. Dat kan door bijvoorbeeld tijdens bijeenkomsten zoals het voorjaars- en najaarscongres met een jongerenpanel te werken dat na afloop een mening geeft, of we kunnen via een mailing de branche uitdagen.” De internet-enquête moet meer inzicht gaan bieden in wat de doelgroep precies wil, zegt De Bruine. “Het aantal jongeren dat via Facebook en LinkedIn contact zoekt, groeit. Het is een bemoedigende indicator dat jongeren zich bij ons thuisvoelen. En die mogen zich ook actief bij ons aansluiten: we kunnen nog genoeg talentvolle mensen gebruiken om activiteiten te organiseren.”
waternetwerken Deelnemers workshop sponsoren kankerbestrijding
“Verwondering Watercolumn jongeren leidt tot kop ver.nieuws_column onschatbare nieuwe er.nieuws_column plat initiaal inzichten”
V
Bij het vinden van een baan beginnen ver.nieuws_column plat jongeren vaak vol enthousiasme en nieuwe ideeën aan hun functie. De frisse blik die ze met zich meebrengen, kan van onschatbare ver.nieuws_column auteur waarde zijn voor het bedrijf of organisatie waar ze aan de slag gaan. Het zou daarom zonde zijn als deze jongeren hun inzichten en verwondering over het reilen en zeilen bij de nieuwe werkgever niet (durven) uiten. Daarom organiseerde Jong KNW op 13 maart jl. een workshop in Utrecht. Mede-organisator Miriam Duikers (Nelen & Schuurmans): “Jong KNW heeft recent een nieuwe start gemaakt en is druk bezig met allerlei activiteiten. Bij het inventariseren van waar behoefte aan is onder jongeren kwam dit onderwerp veelvuldig naar voren. Bij een nieuwe baan vallen vaak dingen op die medewerkers die al langer ergens werken niet meer zien. De vraag is hoe je dat op een goede manier aan de orde stelt binnen je nieuwe organisatie. Carleen Mesters (Stroom en Onderstroom en bestuurslid KNW) gaf tijdens de workshop verschillende tips en handvatten hiervoor, die tot drie concrete ideeën hebben geleid die zullen worden uitgewerkt.” Esther Dieker
Een workshop over personal branding volgen? Dat kan op 26 april. De workshop wordt verzorgd door trainsters van Watertraineeship en is dan ook in eerste instantie (maar niet alleen) bedoeld voor de jongere water(net)werker. Maar het gaat nog verder: deelnemers aan de workshop sponsoren het Kankerbestrijdingsfonds. Het initiatief komt van Esther Dieker, werkzaam bij WML in Maastricht. De sponsoring heeft alles te maken met het fietsproject Alpe d’HuZes. Dieker beklimt op 7 juni de Alpe d’Huez - niet één maar vier keer. Ze doet dit voor de Kankerbestrijding. “Ik fiets al bijna vijf jaar, de laatste jaren samen met mijn moeder en een aantal kennissen. Via die kennissen ben ik bekend geraakt met het initiatief om voor sponsorgeld de Alpe d’Huez te beklimmen.” Dat initiatief, Alpe d’HuZes genaamd omdat je maximaal zes keer de berg op en af kunt, begon in 2006 met 66 deelnemers, maar inmiddels zijn het er al bijna vijfduizend. Naast het team van Dieker doet er overigens ook een team van Brabant Water mee. “Ik heb niet specifiek iemand voor wie ik fiets, ik ben gewoon geraakt door deze actie”, zegt Dieker. “Op deze manier kan ik mijn hobby inzetten voor een goed doel.” Vorig jaar ging zij een keer de berg op, dit jaar wil zij viermaal op een dag de bergtop halen. “Dat is in totaal 120 kilometer fietsen”, aldus Dieker. En het sponsorgeld? “Vorig jaar werd ik gesteund door familie, vrienden en kennissen, dit jaar sponsort het Nationaal Watertraineeship mij met duizend euro: zij komen met hun logo op het t-shirt van ons team te staan. Daarnaast houd ik via social media mijn vorderingen bij, en ook daar geef ik aandacht aan mijn sponsor.” Maar de sponsoring gaat nog verder, vertelt Dieker: “Twee van hun trainsters, Eveline van der Giessen (van People’s Connection) en Jet Centeno (van Centeno Coaching), heb ik gevraagd om een speciale training te geven aan jongeren in de watersector. Zij vonden dat een leuk idee, dus op 26 april verzorgen zij van half 10 tot half 1 een workshop over personal branding. Daarin leer je helder te krijgen wat het ideaalbeeld van jezelf is: wie wil je zijn en hoe kun je dat het beste uitdragen? Het is een cursus waarmee je je richting je collega’s maar ook bij netwerken beter kunt profileren, waardoor de kans dat je bij projecten betrokken wordt die je interesseren groter is. Ik denk dat dat voor iedereen wel een interessant onderwerp is. Het inschrijfgeld voor deze workshop, 75 euro, gaat naar het Kankerbestrijdingsfonds.” Geïnteresseerden kunnen zich opgeven bij Esther Dieker: e.dieker@wml.nl. De locatie van de workshop, in de omgeving van Utrecht, wordt nog nader bekendgemaakt. Esther’s actiepagina: http://deelnemers.alpe-dhuzes.nl/acties/estherdieker/esther-dieker
“Tijdens de workshop werden verschillende oriëntaties besproken die je als werknemer maar ook binnen organisaties kunt hebben. Zo kun je vanuit jezelf denken of juist vanuit de organisatie, je kunt heel open zijn of juist meer intern op de organisatie gericht. Deze houding is bepalend voor je gedrag binnen je werk. Naar aanleiding van vragen als: ‘Wat voor type medewerker ben ik? Bij wat voor type bedrijf werk ik? Wat valt mij op? Hoe kan ik dat het beste aangeven?’, brachten deelnemers hun situatie in beeld, waarna gekeken werd naar mogelijke oplossingen. Grote bedrijven zijn vaak hiërarchisch en gestructureerd, waardoor het lastig kan zijn om iets bij de leiding aan te kaarten. In dat geval is het slim om gelijkgestemden om je heen te verzamelen. Als 'y'-generatie kan het soms een uitdaging zijn om te laten zien wat de nieuwe manier van werken is, en als dat lukt kan de meerwaarde voor een bedrijf groot zijn. Het is daarbij belangrijk om als groep ervoor te zorgen dat je gehoord wordt. Je moet je durven uitspreken en niet bang zijn. Organisaties staan er vaak meer open voor dan verwacht. Uiteindelijk hebben zij er ook baat bij als de ‘bedrijfsblindheid’ wordt doorbroken met nieuwe inzichten en frisse ideeën. En het is voor jongeren weer een manier om zich binnen een organisatie te profileren. Er kan dus veel winst behaald worden door dit goed op te pakken. We hebben van de deelnemers dan ook veel enthousiaste reacties gekregen en ook tijdens de aansluitende netwerkborrel werd er nog lang over nagepraat. De bijeenkomst is dus meer dan geslaagd.” H2O / 7 - 2012
17
waternetwerken Waterpeil
Watercolumn
In elke editie van H O bekijktkop ver.nieuws_column Waternetwerk de waterbranche vanuit 2
V
een eigen invalshoek. In deze column er.nieuws_column plat initiaal meten we afwisselend het waterpeil aan de hand van inzichten van jongeren, vrouwen en internationale waterdeskundigen. ver.nieuws_column plat
Cursusaanbod eerste helft van april Inrichting, beheer en onderhoud in stedelijk gebied Start: 3 april Bijeenkomsten: 3 Locatie: Utrecht
Actualiteiten Monsternemer afvalwaterzuivering Start: 11 april Bijeenkomsten: 1 Locatie: Utrecht
Highlights Drinkwaterdistributie Start: 4 april Bijeenkomsten: 2 Locatie: Utrecht
Kleinschalig baggerwerk Start: 11 april Bijeenkomsten: 2 Locatie: Utrecht
Vakbekwaam Persoon NEN 3140 vervolg Start: 4 april Bijeenkomsten: 1 Locatie: Almere
Visuele inspectie van waterkeringen Start: 11 april Bijeenkomsten: 3 Locatie: Beusichem
Highlights Drinkwaterproductie Start: 5 april Bijeenkomsten: 2 Locatie: Utrecht
Slibgisting Start: 11 april Bijeenkomsten: 2 Locatie: Amsterdam
Grondwateroverlast in bebouwd gebied Start: 5 april Bijeenkomsten: 2 Locatie: Nieuwegein
Effectief beheer van rioolgemalen Start: 12 april Bijeenkomsten: 2 Locatie: Utrecht
Monsternemer Legionella Start: 10 april Bijeenkomsten: 1 Locatie: Nieuwegein
Reliability Centered Maintenance in de watersector Start: 12 april Bijeenkomsten: 2 Locatie: Utrecht
ver.nieuws_column auteur
De OR-verkiezing
Onlangs hadden we bij ATKB OR-verkiezingen. Hiervoor was ik een van de zeven kandidaten. Nadat alle kandidaten zich bekend hadden gemaakt, bleek dat ik de enige vrouw was die zich kandidaat had gesteld. Verder was ik de enige kandidaat van de afdeling Water Ruimte. Zoals dat gaat bij verkiezingen schreven alle kandidaten een stukje over waarom mensen op ons moesten stemmen. Ik had het over mijn wensen en ambities, mijn vertrouwen in ATKB en de potenties van ATKB. Ik heb ook nog aangestipt dat ik de enige kandidaat van mijn afdeling was. Waar ik het niet over gehad heb, is dat ik de enige vrouw was. Diverse mensen hebben mij er nog op gewezen dat ik dat ik mijn campagne moest gebruiken. Maar dat heb ik geweigerd. Waarom eigenlijk? Waarom wil ik liever gekozen worden omdat ik toevallig de enige vertegenwoordiger van mijn afdeling ben, dan gekozen worden omdat ik toevallig de enige vrouw ben? Stel dat ik zelf geen kandidaat was geweest. Stel dat er nog steeds zeven kandidaten waren waarvan er één vrouw was. Dan weet ik bijna zeker dat ik op haar gestemd zou hebben. Mijn ideale OR bestaat uit vertegenwoordigers van alle vestigingen, van alle afdelingen en een mix tussen mannen en vrouwen. Waarom maak ik het mijzelf dan zo moeilijk door dit niet te gebruiken in mijn campagne? Zou het komen omdat ik graag gekozen wil worden om wie ik ben en niet om wat ik ben? Als dat zo is: is het dan disrespectvol dat ik wel op een andere vrouw zou stemmen omdat ze een vrouw is en niet om haar inhoudelijke kwaliteiten? Ik wil zelf niet positief gediscrimineerd worden, maar ik doe er zelf wel aan mee. Wellicht een onderwerp voor discussie op LinkedIn? De uitslag: ik ben gekozen. Misschien omdat ik vrouw ben, misschien omdat ik mijn afdeling vertegenwoordig, en misschien, heel misschien omdat mijn collega’s vertrouwen in mij hebben. Sita Vulto (adviseur Water en Ruimte ATKB (en vrouw))
18
H2O / 7 - 2012
Enquête KNW/SKIW biedt voldoende uitdaging Tijdens het tweede symposium over industrieel afvalwater, die SKIW en KNW samen hielden op 9 februari jl, werd onder de aanwezigen een kleine enquête gehouden. In totaal vulden 60 deelnemers het enquêteformulier in. De enquête moest onder meer achterhalen wat voor de deelnemers de belangrijkste reden was om naar deze themadag te komen. Het blijkt dat de programma-inhoud en het netwerken de belangrijkste redenen voor deelname waren (respectievelijk kregen zij een 7,6 en een 7,4, ingevuld door 58 en 56 deelnemers). Ook het feit dat er een excursie bij Attero plaatsvond, werd positief gewaardeerd (met een 7, ingevuld door 49 respondenten). Voor 50 deelnemers was verder de geografische ligging bepalend voor hun aanwezigheid. Er bleek bij de respondenten voldoende interesse om de dag nog eens over te doen, waarbij 45 van hen graag jaarlijks ergens bij een bedrijf in de regio langs zou willen gaan en 22 nog een keer naar het zuiden des lands willen gaan. De vraag wat mogelijke interessante onderwerpen voor zo’n volgende dag zouden kunnen zijn, werd heel divers beantwoord. In totaal waren er 26 concrete suggesties, met onder meer inhoudelijke voorstellen (zoals ketensamenwerking, afvalwaterbehandeling bij de bron, de emissietoets, hergebruik grondstoffen, -energie en waterbesparing en de risico’s van antibiotica-resistente bacteriën) maar ook suggesties voor een gevarieerdere aanpak (met meer innovatie/hot items uit de industrie/ nieuwe ontwikkelingen, meer discussie en interactie en meer balans tussen techniek en plezier). In ieder geval voldoende suggesties om ook het volgende symposium te vullen met een interessant en divers programma.
waternetwerken DRIJFVEER
Watercolumn
ver.nieuws_column kop ‘Uitwisseling kennis en contacten stimuleren voor optimale output’ er.nieuws_column plat initiaal Passies, ambities, ontwikkelingen - wat drijft een waterprofessional? Koninklijk Nederlands Waternetwerk portretteert in elke editie één van zijn leden. Deze keer: Hans Valk (54), beleidsmedewerker waterketen bij Waterschap Veluwe en scheidend jurylid van de Neerslagprijs. “Ik ben recent, na ruim 17 jaar, gestopt als jurylid van de Neerslagprijs. Ik ben daar toen
mee begonnen, nadat ik zelf een prijs had gewonnen met een artikel over luchtbehandeling bij een zuivering in Harderwijk. Ik heb het werk met veel plezier gedaan, het is erg boeiend om zoveel artikelen vanuit verschillende kanten van de sector te mogen lezen en beoordelen. Op die manier kom je in contact met mensen van allerlei gradaties en doe je contacten op die je in je normale werk niet snel tegenkomt. Ik zal de constructieve discussies gaan missen, maar er is een tijd van komen en gaan en 17 jaar is een lange tijd. Ik wil me nu gaan richten op nieuwe dingen. Bovendien is het goed als er nieuwe mensen komen, met andere inzichten en ideeën. Dat werkt verfrissend.” “In mijn eigen werk ben ik daarom ook twee jaar geleden aan een nieuwe uitdaging begonnen. Ik heb, na mijn opleiding aan de hogere zeevaartschool en een aantal jaar op zee, 23 jaar met veel plezier
V
gewerkt als bedrijfsleider, regioleider en teamleider binnen wat nu waterschap Vallei en Veluwe heet. Twee jaar geleden heb ik de ver.nieuws_column plat overstap gemaakt naar een project dat zicht meer richt op de waterketen, ver.nieuws_column auteur waarbinnen ik, in het kader van het Bestuursakkoord Water, meewerk aan het intensiveren van de samenwerking tussen gemeenten en het waterschap. Ik vind het erg leuk om nu deze weg in te slaan, met nieuwe contacten, inzichten en uitdagingen. Het diverse netwerk dat ik tijdens mijn jurywerk heb opgebouwd komt daarbij van pas.” “Het proces van het zoeken naar de juiste deskundigen om een optimale oplossing voor een probleem of casus te genereren, vind ik uitermate interessant. Het helpt daarbij als je goede contacten en een divers netwerk hebt. Daar heeft mijn jurywerk en lidmaatschap van de vereniging zeker een rol bij gespeeld. Het is van groot belang om met collega’s in contact te blijven en kennis uit te wisselen en Neerslag is daar binnen de waterzuiveringswereld een uitstekend medium voor. De Neerslagprijs heeft mede tot doel om mensen te stimuleren meer te publiceren. Dat is belangrijk, het zou zonde zijn als kennis verloren gaat omdat het niet aan de man gebracht wordt. Ik hoop dat ik daar een bescheiden bijdrage aan heb kunnen leveren door mijn jurywerk. En ik hoop dat Neerslag in de toekomst deze rol kan blijven spelen.”
Agenda Bluswater De themagroep Watervoorziening van Koninklijk Nederlands Waternetwerk houdt op 3 april een middagsymposium waarin recente ontwikkelingen worden gepresenteerd. Doel van het symposium is om bouwstenen aan te dragen voor de gesprekken tussen brandweer en waterbedrijven. De middag duurt van 12.00 tot circa 17.00 uur. Locatie: Waterhuis, Groningenhaven 7, Nieuwegein. Certificering assetmanagement en relatie kwaliteitsborging Op 4 april vindt bij Delfluent Services in Den Hoorn de Onder-Weg-Naar-Huis-bijeenkomst ‘Certificering van het assetmanagementsysteem en relatie met kwaliteitsborging’ plaats (meer informatie over het programma volgt binnenkort via de website). Internationale samenwerking Op 12 april houdt de themagroep Internationaal van KWN de bijeenkomst ‘Botsen of verbinden - internationale samenwerking: publiek-privaat’. Vanaf 14.30 uur bij Waterschap Groot Salland in Zwolle
(meer informatie volgt via de website, het voorlopige programma is al wel bekend). Duurzaam stedelijk water Op 12 april houdt de Contactgroep Stedelijk Water een bijeenkomst in Utrecht over duurzaam stedelijk water met als thema ‘het nieuwe afkoppelen: gewoon doen?’ Deelname is gratis. Aanvang 13.30 uur. Voorjaarscongres en algemene ledenvergadering Het voorjaarscongres is dit jaar een tweedaags evenement en vindt plaats op 19 en 20 april in Groningen (zie pagina 19). Chemisch/fysische proces- en afvalwaterbehandeling Op 26 april houdt SKIW de OWNHbijeenkomst ‘De state-of-art in chemisch/ fysische proces- en afvalwaterbehandeling’. Tijdens de bijeenkomst zullen sprekers vanuit de praktijk de laatste state-of-art-technieken tonen en hun geleerde lessen met ons delen. Locatie: Waterhuis, Groningenhaven 7, Nieuwegein.
Colofon Waternetwerken Redactie Monique Bekkenutte Anne de Boer Martine Bruynooge Antal Giesbers Contact Koninklijk Nederlands Waternetwerk Binckhorstlaan 36 (M417) 2516 BE Den Haag (070) 322 27 65 06 31 67 86 68 e-mail: info@waternetwerk.nl
H2O / 7 - 2012
19
www.ifat.de
Beleef de toekomst van de milieutechniek D E T R E N D S E N T E C H N O L O G I E Ë N I N D E WAT E R E N A F VA LWAT E R B R A N C H E
Generation .2 Aandrijvingen met Profibus DP-V2 ’ S W E R E L D S L E I D E N D E VA K B E U R S V O O R D E WAT E R - , A F VA LWAT E R - , R I O O LWAT E R - , A F VA L- E N G R O N D S TO F B R A N C H E
7 t/m 11 MEI 2012 in MÜNCHEN
De aandrijvingen van Auma’s nieuwe Generatie .2 maken op intelligente wijze gebruik van de mogelijkheden van Profibus DP-V2.
Uw bijeenkomst voor waardevolle kontakten, nieuwe impulsen in één blik een totaal marktoverzicht
■
Eenvoudige integratie van de aandrijvingen d.m.v. FDT/DTM technologie en toegang vanuit de controlekamer tot alle parameters van de
Omvangrijk themaspectrum: alle toepassingen, producten
aandrijving.
en dienstverleningen Innovaties van gerenommeerde technologieleiders
en interessante nieuwkomers
■
Internationaal trefpunt van de gezamenlijke water- en afvalwaterbranche
Verhoogde veiligheid bij de overdracht van data, aangezien het gestandaardiseerde Profibus DP-V2
Optimaal platform voor uw bestaande relaties en nieuwe kontakten
redundantieconcept wordt ondersteund.
Hoogwaardig forum programma inclusief het GeBioEnergie congres Online registratie voor bezoekers: www.ifat.de/tickets/en ■
Via het bussysteem toegang tot het digitale logbook van de aandrijving, waarin de data met tijdregistratie opgeslagen zijn.
Neem ook deel aan de IE expo (voormalige IFAT China). Meer informatie: www.ie-expo.com
Auma Benelux B.V | Le Pooleweg 9 2314 XT Leiden , The Netherlands Tel. +31 71 5814040 | www.auma.com
Informatie: Van Ekeris Expo Service B.V. Haarlem Tel. +31 (0) 23 525 8500 info@vanekeris.nl
www.generation2.auma.com
E N TS O RG A A WORLD OF ENVIRONMENTAL SOLUTIONS
platform
Astrid Offermans, Universiteit van Maastricht Pieter Valkering, Universiteit van Maastricht Heleen Vreugdenhil, Universiteit van Maastricht Nanda Wijermans, Universiteit van Utrecht
Huidige perspectieven op water en consequenties voor draagvlak voor beleid Het bestaan van verschillende manieren om water te beheren leidt al snel tot controverses tussen wetenschap en beleid. Voorkeuren voor specifieke oplossingen vloeien veelal voort uit verschil in percepties (perspectieven) en niet zozeer uit een gebrek aan kennis of feiten van en over het watersysteem. Via de Perspectievenmethode analyseerden we het huidige, dominante perspectief op water- en rivierbeheer in Nederland. Hiertoe is een vragenlijst opgesteld, die is ingevuld door een groot aantal waterprofessionals. Daaruit blijkt dat het huidige perspectief uitgaat van een hoge mate van controleerbaarheid van het watersysteem, waarde hecht aan expertkennis en een redelijk tot groot vertrouwen in technologie heeft. Voorts is er een voorkeur voor een meer natuurlijke en aanbodgestuurde inrichting van het watersysteem zonder dat dit ten koste gaat van de beheersbaarheid ervan.
I
nzicht in het dominante perspectief geeft tegelijkertijd aan welke perspectieven momenteel onder de oppervlakte bestaan en welke weinig populair zijn. Wanneer huidig beleid te eenzijdig vanuit het dominante perspectief wordt opgesteld, bestaat het risico dat andere perspectieven die momenteel niet, maar in de toekomst mogelijk wel dominant kunnen zijn, (onbewust) genegeerd worden. Veranderende perspectieven hebben invloed op het draagvlak voor beleid. Rekening houden met een diversiteit aan (veranderende) perspectieven kan de sociale robuustheid van strategieën vergroten en draagvlak beter behouden. Verschillende oplossingen voor problemen in het waterbeheer op de lange termijn worden gemakkelijk controversieel en daardoor problematisch voor wetenschap en beleid. De traditionele reactie is dat meer wetenschappelijke kennis en feiten nodig zijn om controverses op te lossen. Veel van deze problemen zijn echter niet gebaseerd op een gebrek aan kennis maar op het bestaan van verschillende perspectieven op water en waterbeheer1). De Perspectievenmethode2),3),4),5) geeft inzicht in de verschillende percepties ten aanzien van water en
onderscheidt daarin vier stereotiepe perspectieven (zie afbeelding 1): de hierarchist, egalitair, individualist en fatalist. De hierarchist richt zich op strikte controle van het watersysteem, waarbij watervoorzieningen idealiter vraaggestuurd zijn. De overheid is hoofdverantwoordelijk voor waterbeheer en besluiten dienen te worden genomen op basis van expertkennis en onderzoek. Controlerende maatregelen als dijkenbouw, strikte normstellingen en de aanleg van kades voorkomen de (potentieel gevaarlijke) gevolgen van verwachte klimaatverandering. De egalitair richt zich op een meer natuurlijke inrichting van het watersysteem, waarbij natuur en afvoer volop ruimte krijgen. De mens dient zich aan te passen aan de ruimte die het water (mogelijk) nodig heeft en dient in de watervraag rekening te houden met de hoeveelheid beschikbaar water en water dat door andere gebruikers (flora en fauna) benodigd is. Iedereen is medeverantwoordelijk voor de totstandkoming en instandhouding van een duurzaam watersysteem en besluiten dienen dan ook te worden genomen op basis van de participatie van belanghebbenden. Ruimte voor de rivier, het terugdringen van de watervraag
en herlocatie van menselijke activiteiten naar hoger gelegen gebieden genieten de voorkeur bij een egalitair perspectief. De individualist ziet water niet als bedreiging, maar als ‘kans’. Met behulp van innovatieve technologieën is volgens de individualist op adaptieve wijze om te gaan met veranderingen die op ons afkomen. Aanpassing aan het (fluctuerend) waterpeil integreert water op directe wijze in de ruimtelijke ordening. Verantwoordelijkheden liggen bij het bedrijfsleven, maar ook bij individuen die in overstromingsgevoelig gebied willen wonen. Besluiten zijn sneller, effectiever en kordater te nemen door kosten en baten nauwkeurig af te wegen. Innovatieve technologieën, zoals amfibisch wonen, het construeren van tulpvormige eilanden, maar ook oplossingen als verzekeren tegen overstromingsrisico’s, passen in een individualistische oplossingsrichting. De fatalist beziet het leven als een loterij, waarbij geluk en pech voorbestemd worden door het lot. Investeren in langdurige, kostbare projecten en besluitvormingsprocessen is daarom per definitie zinloos. Beter is het te genieten van dag tot dag. Water draagt bij aan een plezierig en comfortabel leven en mag gebruikt worden voor menselijk plezier. Beleidsmatig propageren zij een passieve ‘niets doen'-insteek. H2O / 7 - 2012
21
Elk perspectief heeft eigen verwachtingen van de toekomst en het beleid. Wanneer het perspectief inherent aan beleid enerzijds en het dominante perspectief onder burgers en professionals anderzijds te zeer verschillen, bestaat het risico dat het beleid en de effecten daarvan op het watersysteem niet wenselijk of acceptabel worden bevonden. In dat geval kan beleid aan draagvlak verliezen, wat de implementatie of continuering van maatregelen bemoeilijkt. Daarom is het belangrijk binnen beleidsconstructie rekening te houden met diversiteit aan perspectieven. Op die manier is draagvlak voor het heden, maar ook voor de toekomst te garanderen. Naar de toekomst toe veranderen perspectieven en daarmee ook draagvlak voor oplossingsrichtingen. Perspectieven die momenteel wel identificeerbaar, maar niet dominant zijn, kunnen in de toekomst uitgroeien tot dominant. In dit artikel rapporteren wij de resultaten van het meten van het huidige perspectief op water onder Nederlandse waterprofessionals. Samengevat geven wij aan hoe het dominante meerderheidsperspectief is te typeren, hoe subdominante maar significante onderstromen er uitzien en wat dit mogelijk betekent voor beleid.
Methode
Vanuit de culturele theorie6),7) zijn de stereotiepe perspectieven - die aanvankelijk werden gebruikt om religieuze rituelen te verklaren en analyseren - doorvertaald naar water en meetbaar gemaakt middels de perspectievenkaart (zie tabel)8),9),10). De perspectievenkaart bestaat uit een reeks overtuigingen (eerste kolom) die verschillende (overtuigings)waarden van water representeren. Elke overtuiging is op vier perspectivistische manieren in te vullen (tweede, vierde, zesde en achtste kolom). De invulling van alle overtuigingen tezamen, vormt een perspectief op water. Elke overtuiging uit de perspectievenkaart is opnieuw geformuleerd in een vraag of stelling met vier antwoordopties (de vier perspectieven), die samen een vragenlijst hebben gevormd. We onderscheiden drie niveaus: overtuigingen op wereldbeeldniveau (verwijzend naar fundamentele visies op water en de toekomst), op managementstijlinhoudniveau (wat willen we hoe bereiken) en op managementstijlprocesniveau (verantwoordelijkheden en besluitvorming). Omdat perspectieven in de praktijk niet stereotype zijn maar veelal bestaan uit interpretaties vanuit verschillende stereotype perspectieven, mochten respondenten per vraag nul tot en met vier antwoordopties aanvinken. Elke antwoordoptie (of combinatie) kreeg een code toegekend (variërend van 0-13), zodat achteraf geanalyseerd kon worden hoe vaak een antwoordoptie (perspectief ) was gekozen. De vragenlijst is ingevuld door 152 respondenten vanuit verschillende professionele achtergronden (waterschappen, kennisinstituten, Rijkswaterstaat, ministeries, ngo’s en overheden) met een gemiddelde leeftijd van 44 jaar. 76 Procent was man, 24 procent vrouw en respondenten waren gelijkmatig gespreid over Nederland (op
22
H2O / 7 - 2012
Afb. 1: De vier invullingen van de stereotiepe perspectieven op water en waterbeheer.
postcodeniveau). De vragenlijst en resultaten zijn positief getoetst op interne consistentie en betrouwbaarheid. Verschillen tussen respondenten met verschillende achtergronden zijn verwaarloosbaar.
Resultaten Voor elke perspectivisitische interpretatie is bijgehouden hoe vaak een antwoord optie gekozen is. In de perspectievenkaart (zie tabel) staat deze score direct achter de perspectivistische interpretatie van de betreffende overtuiging. Hoe dichter het somtotaal in de laatste kolom bij 152 ligt, des te minder variatie in antwoorden is gegeven en hoe meer men het eens was met een specifieke perspectivistische interpretatie van een overtuiging. We zien dat het perspectief op wereldbeeldniveau dominant hiërarchisch is, terwijl egalitarisme op
managementstijlinhoudniveau dominant is. Managementstijlproces is daarentegen meer divers ingevuld met de nadruk op hierarchisme en in mindere mate individualisme en egalitarisme. De overtuiging waarover de grootste overeenstemming bestond, betrof de aard van waterproblematiek in Nederland. Maar liefst 127 van de 152 respondenten noemden de problematiek serieus, maar wel beheersbaar. De tabel rapporteert de resultaten wanneer alle antwoorden van alle respondenten opgeteld worden. Volgens ons conceptuele denkkader10),11) bestaat deze verzameling antwoorden echter uit een dominant perspectief en een zogenaamde onderstroom. Deze laatste is een nietdominante maar significantie deviatie van het dominante perspectief. Omdat onder-
Afb. 2: Verdeling van perspectieven in de dominante groep en de onderstroom. Hoewel de verschillen tussen dominant perspectief en onderstroom klein zijn, is de onderstroom een stuk fatalistischer maar minder hiërarchisch en egalitair dan de dominante groep.
platform overtuiging
hiĂŤrarchisme
X
egalitair
X
individualisme
X
fatalisme
X
totaal
waarde van water
vervullen verschillende functies
104
bron van rust en ruimte
76
bron van welzijn en ontwikkeling
62
comfortabel maken van mijn leven
56
298
serieus, maar controleerbaar
127
serieus en haast niet controleerbaar
25
hoeven we ons geen zorgen om te maken
5
nutteloos om proberen te voorkomen
1
158
gemiddeld
114
extreem
28
minimaal
9
niets over te zeggen
12
166
redelijk
67
laag
15
groot
59
onduidelijk
30
171
structuur en stabiliteit
70
harmonie en solidariteit
97
vrijheid en onafhankelijkheid
86
comfort en plezier
13
266
waterproblemen
klimaatverandering vertrouwen in technologie belangrijke waarden wereldbeeld
482
24
221
112
waterfunctieprioriteit
behoud huidige functies
68
ecologie, compensatie en natuurontwikkeling
100
economische functies, zelfontwikkeling en innovatie
80
comfort, en mij van voldoende water voorzien
26
274
veiligheid
overstromingspreventie en controle van afvoer
88
vermijden risicovol gebied en acceptatie
94
adaptatie en gebruikmaking van kansen
103
interventies zijn nutteloos, het lot is niet te veranderen
2
287
reactie op droogte
volgen richtlijnen en wetgeving
38
eerlijke verdeling tussen natuur en mens
119
marktwerking, hogere prijs in tijden van schaarste
40
hier hoeven we niet over na te denken, zal wel loslopen
1
198
ideale watervoorziening is
vraaggestuurd
40
99
marktgestuurd
45
hetzelfde als nu, hoeven we niet over na te denken
3
187
watersysteem
controle en regulering
63
natuurontwikkeling en veerkracht
141
opportunisme en innovatieve technologieĂŤn
54
passiviteit, menselijk ingrijpen is vrij nutteloos
2
260
relatie tot ruimtelijke ordening
water volgt
10
water stuurt
76
water biedt kansen
93
water moet gebruikt worden voor plezier
40
219
aanbodgestuurd
managementstijl inhoud schade door overstroming
307
629
415
74
moet voorkomen worden en anders vergoed door overheid
97
is een kwestie van solidariteit; iedereen is financieel verantwoordelijk
54
is individuele verantwoordelijkheid en risico van wonen in risicovol gebied, verzekeren
93
hierop ga ik niet vooruitlopen
4
248
verantwoordelijkheid
nationale overheid
123
regionale overheden, ngo’s en individuen
109
marktpartijen en in risicovol gebied individuen
17
dit maakt me niet uit zolang ik voldoende water heb
1
250
besluitvorming
baseren op expertkennis en -onderzoek
117
baseren op participatieve processen belanghebbenden
115
liberale markt, kostenbatenanalyse
22
n.v.t., dit is inherent nutteloos
1
255
water draagt bij aan
nationale identiteit, traditioneel exportproduct
82
stroomgebied identiteit en solidariteit
91
internationale identiteit en innovatief imago
103
mijn eigen identiteit en plezier
17
283
managementstijlproces
419
369
235
23
De perspectievenkaart met de resultaten van de vragenlijst. De gearceerde cellen verwijzen naar het perspectivistische antwoord dat door een meerderheid van de respondenten is gekozen (hierbij is dus geen onderscheid gemaakt tussen dominant perspectief en onderstroom). Voor meer informatie zie Offermans et al.14).
H2O / 7 - 2012
23
stromen naar de toekomst toe kunnen gedijen en uit kunnen groeien tot dominant perspectief, worden zij als belangrijke indicatie gezien om toekomstige perspectiefveranderingen te kunnen duiden. Onderscheid tussen dominant perspectief en onderstroom is gemaakt door gebruik te maken van de clustermethode TwoStep, waarbij voor iedere respondent statistisch wordt berekend of hij/zij in een door de statistieken gedefinieerd cluster te plaatsen is of dat de betreffende respondent te zeer van deze clusters verschilt, hetgeen een nieuw cluster in het leven roept. Dit leverde een drietal groepen op: een dominante groep bestaande uit 67 respondenten, een onderstroom van 38 personen en een overige groep van 27 respondenten. De laatste groep omvat een diversiteit aan personen die niet tot een coherente subgroep zijn samen te voegen. De onderstroom (n=38) is sterker individalistisch en fatalistisch dan de dominante groep ten koste van hiërarchisme en egalitarisme (zie afbeelding 2). De verschillen tussen dominante groep en onderstroom zijn significant (niet te wijten aan toeval) voor alle overtuigingen, behalve betreffende de verwachting omtrent klimaatverandering en de perceptie over de aard van de waterproblematiek in Nederland. Voor deze overtuigingen geldt dat er een grote mate van (hierarchisch georiënteerde) overeenstemming bestond tussen respondenten in de dominante groep en onderstroom.
Conclusie Het huidige dominante perspectief op water in Nederland is hiërarchisch op wereldbeeldniveau en egalitair op managementstijlniveau, vooral op inhoudelijk vlak. Dit levert twee concrete aandachtspunten voor waterbeleid op: ten eerste herbergt divergentie in wereldbeeld en managementstijl het risico dat gestelde doelen niet behaald worden. Of met andere woorden, dat men ergens naartoe werkt (managementstijl) dat indruist tegen verwachtingen of ideaalbeelden (het wereldbeeld). Ten tweede dient ervoor gewaakt te worden dat beleid niet alleen vanuit dit huidige perspectief opgesteld wordt. Dit zou kunnen
leiden tot een te eenzijdig (hierarchisch/ egalitair) beleid, dat weliswaar momenteel robuust en acceptabel wordt bevonden maar niet om kan gaan met perspectiefveranderingen richting individualisme of fatalisme, zoals te zien is bij de huidige onderstroom. Als mogelijke graadmeter voor toekomstige perspectiefveranderingen maakt de huidige onderstroom de urgentie tot het betrekken van fatalistische en individualistische perspectieven in huidige beleidsconstructies essentieel. Daarom is het aan te bevelen individualistisch en fatalistisch georiënteerde personen te betrekken bij het opstellen van beleid. Praktisch gezien kan het lastig zijn fatalistische personen bij besluit- en beleidsvorming te betrekken vanwege hun passieve ‘nietsdoen’-insteek. Desondanks kunnen ook zij een bijdrage leveren aan het beleidsproces, bijvoorbeeld door de plezierfunctie van water sterker in de besluitvorming te betrekken. Beleid dat is opgesteld vanuit een hierarchisch-egalitaire visie kan mogelijk problemen ondervinden in een individualistische samenleving, waarin reservering van ruimte als verspilling en controlerende maatregelen zoals dijkenbouw als ouderwets zullen worden bezien. In plaats daarvan kan de vraag naar innovatief ruimtegebruik van het winterbed toenemen en draagvlak voor meer ruimte voor de rivieren en/of dijkenbouw sterk afnemen. Voor meer informatie over de gebruikte methode en meer details over de resultaten kunt u contact opnemen met één van de leden van het project ‘Perspectives in integrated water resources management in river deltas’8),9),10),12),13). LITERATUUR 1) Sarewitz D. en R. Pielke (2007). The neglected heart of science policy: reconciling supply of and demand of science. Environmental Science & Policy 10, pag. 5-16. 2) Offermans A. et al. (2008). Advies van de Deltacommissie vergt breder perspectief. H2O nr. 20, pag. 36-40. 3) Valkering P. et al. (2008). Perspective method for long term water management (in Dutch). H2O nr. 14/15, pag. 18-20.
4) Van Deursen W. et al. (2010). Duurzame Delta: een serieus spel over de toekomst van het waterbeheer. H2O nr. 25/26, pag. 28-29. 5) Middelkoop H., M. van Asselt, S. van ‘t Klooster, W. van Deursen, J. Kwadijk en H. Buiteveld (2004). Perspectives on flood management in the Rhine and Meuse rivers. River Res. Applic. 20, pag. 327-342. 6) Douglas M. (1970). Natural symbols. New York: Random House. 7) Thompson M., R. Ellis en A. Wildavsky (1990). Cultural theory. Boulder: Westview Press. 8) Offermans A. en R. Corvers (2012). Learning from the past: Changing perspectives on river management in the Netherlands. Environmental Science and Policy 15(1), pag. 13-22. 9) Offermans A., M. Haasnoot en P. Valkering (2010). A method to explore social response for sustainable water management strategies under changing conditions. Sustainable development, pag. 312-324. 10) Valkering P. et al. (2010). Scenario analysis of perspective change to support climate adaptation: lessons from a pilot study on Dutch river management. Regional Environmental Change. 11) Valkering P. et al. (2012). A perspective-based simulation game to explore future pathways of an interacting water- society system. Simulation and gaming. In druk. 12) Valkering P. et al. (2008). Modeling cultural and behavioural change in water management; an integrated agent-based, gaming approach. MATISSE working papers 25(4). 13) Offermans A., H. Vreugdenhil en P. Valkering (2012). The Dutch dominant perspective on water: an exploration of present and future social support for river management. Environmental Science and Health, Part A. Submitted. 14) Offermans A. et al. (2011). The Dutch dominant perspective on water; risks and opportunities involved. In sixth Dubrovnik conference on sustainable development of energy, water and environment systems.
advertentie
24
H2O / 7 - 2012
℡
platform
Martijn Hokken, Waterschap Zuiderzeeland Reinder Torenbeek, Torenbeek Consultant Jan Wanink, Koeman en Bijkerk bv
KrW-maatregelen: zijn er al resultaten? In 2009 zijn de (ambitieuze) plannen voor de Kaderrichtlijn Water (KRW) vastgesteld. Deze moeten ervoor zorgen dat uiterlijk in 2027 onder meer de ecologische doelen voor de oppervlaktewateren bereikt worden. Er zijn uitgebreide pakketten met maatregelen vastgesteld, waarmee veel geld is gemoeid. In 2015 zullen nieuwe waterplannen opgesteld moeten zijn, mede op basis van de ontwikkeling van de ecologische kwaliteit van oppervlaktewateren tot dan toe. Zijn nu al effecten van maatregelen waar te nemen? Deze vraag stelde het bestuur van Waterschap Zuiderzeeland. Uit de resultaten van het daaropvolgende onderzoek blijkt dat effecten van de maatregelen op sommige aspecten zichtbaar zijn. Om statistisch betrouwbare uitspraken te kunnen doen, zijn in veel gevallen echter nog extra meetgegevens nodig.
I
n het onderzoek is het effect van drie maatregelen onderzocht: de aanleg van duurzame en natuurvriendelijke oevers en het invoeren van KRW-bestendig maaibeheer. Een ‘traditionele’ oever bestaat uit beschoeiing van hout of soms van steen. Bij een duurzame oever is de beschoeiing naar beneden gedrukt en een enigszins flauw talud aangelegd. Het doel van duurzame oevers is meerledig: waterberging, kosteneffectiever beheer en onderhoud en het verhogen van de ecologische kwaliteit (vooral voor de KRW-doelen). Naast duurzame worden ook natuurvriendelijke oevers aangelegd. Het verschil met duurzame oevers is met name de sterk verhoogde structuurdiversiteit, waardoor een maximale bijdrage wordt geleverd aan de habitat- en hiermee biodiversiteit. Bij het traditionele maaibeheer worden watergangen frequent en volledig geschoond. Vanaf 2007 ging Waterschap Zuiderzeeland in bepaalde wateren (waar dit mogelijk was) ‘KRW-bestendig’ schonen. Deze methode bestaat uit knippend maaien met een maaiboot of een kraan, met een frequentie van maximaal twee keer per jaar (in de zomerperiode), waarbij per maaigang circa 25 procent van het dwarsprofiel niet wordt gemaaid.
Voorbeeld van een duurzame oever: 30 cm diep en een 1,5 meter brede plasberm.
Het onderzoek is uitgevoerd voor zogenoemde tochten in het buitengebied. De tochten zijn van het type M3 (regionale, gebufferde kanalen). Daarbij maakte het H2O / 7 - 2012
25
waterschap gebruik van de resultaten van het routinematig meetnet uit de jaren 2000-2010, specifiek de fysisch-chemische parameters, de macrofauna en de vegetatie. De methode voor vegetatieopnamen bij het waterschap is in 2008 aangepast. Vóór die tijd werd één opname van de water- en oevervegetatie gemaakt. Met deze methode is niet te achterhalen of de waargenomen hoeveelheden riet zich uitsluitend op het talud bevonden of ook in het open water. Sinds 2008 zijn de compartimenten ‘water’ en ‘oever’ apart opgenomen. Bovendien zijn vanaf die tijd ook de bedekkingen van de groeivormen genoteerd die nodig zijn om de resultaten met de KRW-maatlatten te beoordelen. Daarom zijn van de vegetatiegegevens aanvankelijk alleen de opnamen van het watercompartiment van 2008-2010 gebruikt. Later is ook een analyse uitgevoerd op basis van de opnamen van 2000-2010, waarbij een selectie is gemaakt van waterplanten die normaliter niet op de oever voorkomen. Deze analyse leidde niet tot extra inzicht.
Onderzoeksmethode De effectiviteit van de maatregelen is onderzocht door de scores op de deelmaatlatten en ook de eindscores van de maatlatten te vergelijken. Van elk monster is aangegeven of de maatregel in het betreffende water al of niet is uitgevoerd. Op drie manieren stelde het waterschap ‘populaties’ van monsters samen: maatregelen zijn gepaard vergeleken per monsterpunt (van één locatie telkens twee monsters: één van vóór uitvoering van de maatregel en één van erna), gepaard per waterlichaam (binnen een waterlichaam
Voorbeeld van een natuurvriendelijke oever: variabel wat ontwerp en grootte betreft, maximaal 80 cm diep en 1,5 tot 10 meter breed.
Tabel 1. Criteria voor keuze statistische toets.
normaal verdeelde gegevens: - scheefheid tussen -0,8 en +0,8 gepiektheid: tussen -0,3 en +0,3
niet-normaal verdeelde gegevens: scheefheid en/ of gepiektheid buiten genoemde bereiken
gepaarde waarnemingen
gepaarde T-toets
Wilcoxon-toets
niet-gepaarde waarnemingen
niet-gepaarde T-toets
Mann-Whitney-toets
Tabel 2. Effecten maatregelen op macrofauna (voor legenda zie tabel 3).
Nr N Duurzame oevers 1 G; Monsterpunten 5 2 G; Waterlichamen 7 3 O; cluster 1 4 4 O; cluster 2 33 5 O; cluster 3 9 Natuurvriendelijke oevers 6 G; Monsterpunten 0 7 G; Waterlichamen 2 8 O; cluster 1 9 9 O; cluster 2 0 10 O; cluster 3 4 KRW-bestendig maaien 11 G;Monsterpunten 26 12 G; Waterlichamen 7 13 O; cluster 1 17 14 O; cluster 2 21 15 O; cluster 3 2
26
H2O / 7 - 2012
% DN Versch. -7 -1 7 -4 -7 Versch. -7 -7 -8 Versch. -2 2 -5 1 14
%P Betr. nee nee Ja Ja nee Betr. Ja nee Betr. Ja nee Ja nee -
Versch. 4 2 4 2 3 Versch. 9 11 6 Versch. 8 4 13 5 -7
EKR Betr. Nee Nee Nee Ja Nee Betr. Ja Nee Betr. Ja Ja Ja Ja -
Versch. 0,1 0,0 0,0 0,1 0,0 Versch. 0,2 0,2 0,1 Versch. 0,1 0,0 0,2 0,0 -0,1
Betr. nee nee nee ja nee Betr. ja nee Betr. ja nee ja ja -
zijn alle monsters van vóór de maatregel gemiddeld en alle monsters van na de maatregel) en ten slotte zijn groepen van ongepaarde monsters vergeleken. Voor het laatste gebeurde dit door de waterlichamen in drie clusters te groeperen. De clusters zijn samengesteld op basis van vergelijkbare fysisch-chemische omstandigheden en enkele andere relevante milieufactoren. Gezocht is naar verschillen die statistisch betrouwbaar aantoonbaar zijn. Hiervoor zijn de zogeheten T-toets, Wilcoxon-toets of Mann-Whitneytoets gebruikt, afhankelijk van het al dan niet gepaard en normaal verdeeld zijn van de gegevens (zie tabel 1). De normaliteit van de gegevens is getoetst aan de hand van hun scheefheid en gepiektheid. Gekozen is voor het hanteren van een betrouwbaarheidsmarge van 90 procent (eenzijdig, of 80 procent in geval van een tweezijdige toets). Bovendien is gekozen alleen verschillen van tenminste 0,1 EKR als relevant effect te beschouwen. Voor de deelmaatlat ‘percentage dominant negatieve soorten’ (macrofauna) is een afname van drie procent als relevant verschil gekozen en voor de deelmaatlat ‘percentage positieve soorten’ een toename van acht procent. Deze waarden komen zo goed mogelijk overeen met een verschil van 0,1 EKR. Voor vegetatie is een waarde van 0,05 EKR als criterium te gebruiken, omdat in dit geval
platform individuele opnamen getoetst zijn en de maatlat eigenlijk is gebaseerd op combinatie van alle opnamen binnen een waterlichaam. De beoordelingsresultaten van individuele opnamen zijn altijd lager dan die van gecombineerde opnamen.
Resultaten De tabellen 2 en 3 tonen de resultaten voor respectievelijk macrofauna en vegetatie. In beide tabellen zijn de drie maatregelen genoemd: duurzame oevers, natuurvriendelijke oevers en KRW-bestendig maaibeheer. Voor het onderzoek naar de effectiviteit van de maatregelen zijn telkens op vijf manieren groepen van monsters vergeleken: gepaarde waarnemingen per monsterpunt, gepaarde waarnemingen per waterlichaam en ongepaarde waarnemingen van drie clusters van waterlichamen. Er is alleen sprake van een relevant, aantoonbaar effect als zowel de grootte van het verschil als de betrouwbaarheid aan de gestelde criteria voldoen. Statistisch betrouwbare effecten zijn alleen gevonden bij de macrofauna. Bij elke maatregel is wel een keer zo’n effect gevonden. Bij vegetatie komt het geen één keer voor dat zowel het verschil als de betrouwbaarheid aan de criteria voldoen. Wel is relatief vaak sprake van positieve verschillen die niet statistisch betrouwbaar zijn aan te tonen, vooral bij macrofauna, maar ook bij vegetatie. Bij macrofauna komen ook nog statistisch betrouwbare verschillen voor, die volgens de gestelde criteria te klein zijn om van een relevant effect te kunnen spreken. Ten slotte komen bij met name vegetatie ook negatieve verschillen voor (verslechtering), die echter niet statistisch betrouwbaar zijn aan te tonen.
Discussie Het is opmerkelijk dat bij vegetatie vaker dan bij macrofauna negatieve verschillen zijn gevonden, ook al zijn die niet statistisch betrouwbaar aan te tonen. De oorzaak moet gezocht worden in de opbouw van de maatlat voor M3 (regionale, gebufferde kanalen). In de tochten van Zuiderzeeland komen de volgende soorten relatief vaak voor: Callitriche sp., Ceratophyllum demersum, Elodea nuttallii, Myriophyllum spicatum, Phragmites australis, Potamogeton pectinatus, Potamogeton pusillus, Typha angustifolia. Drie van deze soorten (Callitriche sp., Myriophyllum spicatum, Typha angustifolia) komen niet voor op de M3-maatlat. Als deze soorten door de maatregel verschijnen of in abundantie toenemen, is dat niet zichtbaar in een hogere score op de maatlat. De score van Phragmites australis verandert niet bij toenemende abundantie. Ook hier leidt een toename dus niet tot een hogere score. Bij de overige genoemde soorten neemt de score bij toenemende abundantie zelfs af. Toename van deze soorten door de maatregelen leidt dus tot een lagere score op de maatlat. Dat de vegetatiemaatlat voor M3 verbetering behoeft, blijkt ook uit een recent in H2O gepubliceerd onderzoek1). De auteurs concludeerden dat de vegetatiemaatlat M3 ‘ongeschikt is voor een juiste beoordeling’.
Nr N Duurzame oevers 1 G; Monsterpunten 2 G; Waterlichamen 3 O; cluster 1 4 O; cluster 2 5 O; cluster 3 Natuurvriendelijke oevers 6 G; Monsterpunten 7 G; Waterlichamen 8 O; cluster 1 9 O; cluster 2 10 O; cluster 3 KRW-bestendig maaien 11 G; Monsterpunten 12 G; Waterlichamen 13 O; cluster 1 14 O; cluster 2 15 O; cluster 3
0 6 3 2 2 0 6 3 2 2 0 6 6 0 2
EKR groeivorm Versch. Betr. 0,09 nee 0,00 0,10 0,27 Versch. Betr. 0,09 nee 0,00 nee 0,10 0,27 Versch. Betr. -0,04 nee 0,02 nee -0,30 -
EKR soorten Versch. 0,09 -0,03 -0,10 0,39 Versch. 0,09 -0,03 -0,10 0,39 Versch. -0,05 -0,08 -0,20
Betr. Nee Betr. Nee Nee Betr. Nee Nee -
Eindscore EKR Versch. 0,09 -0,02 0,00 0,33 Versch. 0,09 -0,02 0,00 0,33 Versch. -0,05 -0,03 -0,25
Betr. nee Betr. nee nee Betr. nee nee -
N = aantal waarnemingen van monsters/waterlichamen met uitgevoerde maatregel, G = gepaarde waarnemingen, O = ongepaarde waarnemingen, cluster 1 = waterlichamen tochten ABC1 en tochten ABC2, cluster 2 = waterlichamen tochten DE, tochten FGIK en tochten J, cluster 3 = waterlichamen tochten hoge afdeling Noordoostpolder en tochten lage afdeling Noordoostpolder, verschil = waarde met maatregel t.o.v. waarde zonder maatregel), betrouwbaarheid = statistische betrouwbaarheid (ja/nee: wel of niet groter dan 90 procent), %DN = percentage dominant negatieve soorten (deelmaatlat macrofauna), %P = percentage positieve soorten (deelmaatlat macrofauna), EKR-groeivorm = score op deelmaatlat groeivorm (vegetatie), EKR-soorten = score op deelmaatlat soortensamenstelling (vegetatie), EKR = ecologische kwaliteitsratio, groen = ‘relevant’ positief effect, of: betrouwbaarheid groter dan 90 procent, rood = ‘relevant’ negatief effect. Tabel 3: Effecten maatregelen op vegetatie Tabel 4. Resultaten power-analyse. Minimale steekproefgrootte (aantal gepaarde waarnemingen) die nodig is om een bepaald effect (verschil in EKR) met een bepaalde betrouwbaarheid te kunnen aantonen.
groep macrofauna
gewenste grootte aan te tonen effect (EKR)
gewenste betrouwbaarheid
minimale steekproefgrootte
0,2
90%
7
0,1 vegetatie
0,10 0,05
Overigens is de maatlat macrofauna voor M3 volgens de auteurs ‘matig geschikt’.
Vervolg Lang niet in alle gevallen is het verschil in score door de maatregelen statistisch betrouwbaar aan te tonen. Dit komt doordat de maatregelen nog niet lang geleden zijn uitgevoerd en de opnametechniek van vegetatie recent is gewijzigd. Het aantal beschikbare meetgegevens is daardoor vaak nog te gering om een statistisch betrouwbare uitspraak te kunnen doen. De vraag rijst dan: hoeveel extra meetgegevens zijn nodig om wel een statistisch betrouwbaar effect aan te kunnen tonen? Om die vraag te beantwoorden zijn zogeheten power-analyses uitgevoerd. Normaliter gebeurt dat bij de opzet van een experiment. Op basis van de standaarddeviatie van de meetgegevens en de grootte van het aan te tonen verschil, is te bepalen hoeveel metingen daarvoor nodig zijn. De analyse is uitgevoerd voor macrofauna en vegetatie; elk met twee varianten voor de gewenste betrouwbaarheid en met twee
95%
9
90%
29
95%
37
90%
35
95%
46
90%
140
95%
183
varianten voor de grootte van het aan te tonen verschil (in totaal dus vier varianten). De resultaten staan in tabel 4. Het blijkt dat voor macrofauna zeven gepaarde waarnemingen nodig zijn om een verschil van 0,2 EKR met 90 procent betrouwbaarheid aan te kunnen tonen. Voor vegetatie zijn 35 gepaarde waarnemingen nodig om een effect van 0,1 EKR met een betrouwbaarheid van 90 procent aan te kunnen tonen. Mede omdat de M3-maatlat vegetatie in de loop van dit jaar wordt herzien, overweegt Waterschap Zuiderzeeland de monitoringsinspanning vooralsnog nog niet te verhogen om - ook vanuit statistisch perspectief - voldoende gegevens te genereren. LITERATUUR 1) Hoijtink R., N. Evers, L. van Kouwen en E. Lammers (2012). Evaluatie KRW-maatlatten en afleiding ecologische doelen. H2O nr. 3, pag. 28-30.
H2O / 7 - 2012
27
Michelle de la Haye, Grontmij Edwin van der Pouw Kraan, Grontmij Herman van Dam, Adviseur Water en Natuur Theo Claassen, Wetterskip Fryslân
effecten van maatregelen tegen eutrofiëring in De leijen (Friesland) Eutrofiëring van ondiepe meren vormt nog steeds een knelpunt. Hoewel de nutriëntengehalten in de afgelopen decennia sterk daalden, blijft biologisch herstel achter. De vraag is of met de in gang gezette maatregelen de gestelde KRW-doelen in zicht komen. Daarom wordt in dit artikel het effect van herstelmaatregelen in het Friese boezemmeer De Leijen geëvalueerd. Om de doelen te bereiken is van 2003 tot 2007 onder meer gebaggerd, vis afgevangen en het effluent van een rwzi verbeterd. Bovendien zijn entproeven met waterplanten en driehoeksmosselen genomen. De ontwikkelingen van nutriëntengehalten, doorzicht, fytoplankton en waterplanten worden besproken en die van zoöplankton, macrofauna en vissen gememoreerd. Met enkele aanvullende maatregelen komt helderheid in zicht.
E
utrofiëring bemoeilijkt landelijk nog steeds het halen van de KRW-doelen1),2). Ook in de Friese meren is dat het geval: stikstof- en fosfaatgehalten dalen welliswaar, maar de biologie reageert nauwelijks, zoals bleek uit een trendanalyse over de jaren 1981-20053). De waterkwaliteit van De Leijen was het slechtst van alle Friese boezemmeren. Er lag al een maatregelenpakket klaar4), waarop is ingesprongen door dit tussen 2003 en 2007 te realiseren, via het EU Interregproject NOLIMP en - aansluitend - het Friese Merenproject5),6). Nog voordat de KRW-doelen vastgesteld waren, is hiermee aan de slag gegaan. Inmiddels zijn KRW-doelen opgesteld voor De Leijen. In tegenstelling tot elders in het land zijn bij De Leijen eerst alle mogelijke maatregelen uitgevoerd en de hiermee verkregen waterkwaliteit zou bestempeld kunnen worden als KRW-doel.
De Leijen Het Friese boezemmeer De Leijen (300 ha) ligt acht kilometer ten noorden van Drachten (zie afbeelding 1). De oever van het gemiddeld één meter diepe meer verloopt soms grillig en er zijn wat eilandjes. De oevers zijn flauw, maar direct rond de waterlijn juist steil, als gevolg van het jarenlange vaste peil. In 1978 en 2003 zijn
28
H2O / 7 - 2012
Afb. 1: Maatregelen in en om De Leijen.
platform vrijwel dezelfde oeverbegroeiingen aangetroffen9). Het meer met aanliggende boezemlanden is van Staatsbosbeheer en heeft een natuurfunctie: in vijf richtingen lopen natte ecologische verbindingszones. De omgeving heeft vooral een agrarische functie, meestal met nevenfunctie natuur. Op enkele plaatsen liggen tuinen en erven aan het water. Er is een zwemplek en door het meer gaan recreatieve vaarrouten. In de meeste zomers is er een sterke ontwikkeling van (blauw)algen. Er zijn geen ondergedoken waterplanten. Doordat een brede inundatiezone ontbreekt, ontbreekt moerasvegetatie nagenoeg. Ook is er weinig waterriet, ten nadele van de visstand, de moerasvogels en kleinere diersoorten. De belangrijkste knelpunten voor deze ongewenste situatie zijn eutrofiëring en het vaste peil. Afb. 2: Zomergemiddelden van nutriënten (A en B), doorzicht en chlorofyl-a tussen 1984 en 2009. De kwaliteit op de Friese maatlat van chlorofyl-a voor watertype M14 is in kleur weergegeven.
Maatregelen Van het samenhangende pakket in het beheerprogramma voor De Leijen zijn voor het omliggende poldergebied, het boezemwater, de oevers en het meer zelf de volgende maatregelen uitgevoerd4): • vermindering nutriëntenbelasting door optimalisatie van de rwzi Drachten, aanleg van IBA’s en regenwaterafkoppeling bij boerenbedrijven, de aanleg van een zuiveringsmoeras voor instromend polderwater, het baggeren van vaargeulen (verminderen nalevering) en visstandbeheer (reductie brasem); • vermindering windwerking (opwerveling sediment) door aanleg eilanden en plaatsing palenrij langs oever; • verbetering van de helderheid door experimenteel uitzetten van ondergedoken waterplanten en driehoeksmosselen. Naast het verbeteren van de kwaliteit van het oppervlaktewater en het bereiken van ecologische doelstellingen was het ontwikkelen van kennis over herstelmaatregelen een belangrijk nevendoel van de genomen maatregelen. Van 1984 tot 2010 zijn de effecten van de maatregelen gevolgd voor chemie, zoö- en fytoplankton, macrofyten, macrofauna en vis, die afzonderlijk zijn gerapporteerd7),8),9),10),11),12) en is een waterbalans opgesteld. Nagegaan is wat al die maatregelen hebben opgeleverd13). De resultaten worden vergeleken met de doelstellingen die voor De Leijen zijn geformuleerd als scores op de Friese maatlat voor ondiepe, gebufferde plassen (type M14, zie tabel 1).
Waterbalans en nutriënten Totaal stroomt per jaar circa 90 miljoen kubieke meter water het meer in en uit (periode 1996-’99). Hiervan komt circa 60 procent uit het Opeinderkanaal. Van het uitstromende water verlaat in de zomer circa 60 procent en in de winter circa 95 procent het meer via de Lits. De polders voorzien in 30 tot 50 procent van de instroom, vooral in de winter. In de zomer stroomt juist relatief veel water naar de polders toe. Neerslag, verdamping, kwel en wegzijging zijn minder belangrijk. De maximale verblijftijd van het water bedraagt circa twee maanden. Het meer ontvangt circa 626 ton stikstof en 30 ton fosfaat per jaar (1996-1997), met het Opeinderkanaal en de polders als belangrijkste aanvoerposten. Het overgrote deel van de nutriënten verlaat het meer via de Lits. Door denitrificatie is de uitstroom van stikstof circa vijf procent lager dan de instroom, voor fosfaat is hierin nauwelijks verschil. Onder meer door vermindering van de belasting door effluent van de rwzi Drachten daalde de concentratie totaal-stikstof in het Opeinderkanaal vanaf 2004 van gemiddeld 4,5 naar 2,5 mg /l en de concentratie totaal-fosfor van 0,22 naar 0,15 mg/l. In het meer daalt de concentratie totaalfosfaat al vanaf 1984, ruim vóór aanpassing van de rwzi. In 2008 werd met een gemiddelde van 0,09 mg P/l het KRW-doel al even bereikt. Ook totaal-stikstof daalt vanaf 2000 maar is nog steeds boven het doel van 1,3 mg/l (zie afbeelding 2), deels door
verbetering van de rwzi en deels door verbeteringen in het hele boezemstelsel3).
Doorzicht en fytoplankton Het chlorofyl-a-gehalte nam vanaf 1985 af van 157 tot 84 µg/l in 2009, maar de variaties van jaar tot jaar zijn groot (afbeelding 2). Gedurende de hele periode is er een duidelijke toename van het doorzicht, maar deze lijkt te stagneren rond de nog steeds lage waarde van circa 35 cm. Het doorzicht in De Leijen wordt daarom voornamelijk bepaald door zwevend slib en dood organisch materiaal. De daling van het chlorofylgehalte zet al in ruim vóór het uitvoeren van de maatregelen. De groei van planktonalgen wordt, gezien de N/P-verhouding (toegenomen van 14 tot 25 atoom/atoom tussen 1985 en 2009) beperkt door fosfaat, waarvan de concentratie in de tijd afneemt. Als dit doorgaat, zal vanaf 2016 waarschijnlijk geen blauwwierbloei meer voorkomen. De procentuele soortensamenstelling wisselt volgens maandelijkse metingen van jaar tot jaar, afhankelijk van de weersomstandigheden en hydrologie (zie afbeelding 3). Niet elk jaar is sprake van bloei van blauwwieren. Een duidelijke trend in de soortensamenstelling ontbreekt. Volgens de landelijke KRW-maatlat voor fytoplanktonbloei is de kwaliteit in 2005 en 2006 ontoereikend. Op het meetpunt bij het zwemstrand aan de oostzijde van de plas zijn, ondanks de afnemende concentraties fosfaat en chlorofyl in het centrale deel van de plas, sinds 2006 nog steeds problemen
Tabel 1: Geschatte EKR-waarden van De Leijen 2004-2006 en KRW-doelen voor 2015 en 2027.
biologisch kwaliteits-element
gemeten / geschat 2004-2005
doel 2015
MEP
GEP (doel 2027)
Matig
Ontoereikend
Slecht
fytoplankton
≥0,20
≥0,30
≥0,67
≥0,50
≥0,33
≥0,17
≤0,17
macrofauna
≥0,32
≥0,35
≥0,67
≥0,50
≥0,33
≥0,17
≤0,17
waterplanten
≥0,15
≥0,40
≥0,53
≥0,40
≥0,26
≥0,13
≤0,13
vissen
≥0,15
≥0,25
≥0,40
≥0,30
≥0,20
≥0,10
≤0,10
H2O / 7 - 2012
29
Afb. 4: Verloop van het aantal plantensoorten per vegetatielaag tussen 1994 en 2009. In 1997 zijn de emerse en oeverplanten niet opgenomen. De achteruitgang van de onderstreepte lagen is significant (p < 0,05). De toetswaarden van de EKR (horizontale streepjeslijnen zijn die van de Friese maatlat voor De Leijen).
Afb. 3: Verloop van de gemiddelde samenstelling (in procenten in rechterschaal) en het aantal taxa (linkerschaal) van het fytoplankton per zomerhalfjaar van 1993 tot 2006.
met blauwwieren, waardoor soms een negatief zwemadvies gegeven wordt.
In 2004 werden in deze baai bakken ingericht waarin exemplaren van de ondergedoken waterplant glanzig fonteinkruid werden geplaatst. Aanvankelijk ontwikkelden deze zich alleen in die afgesloten ruimtes, maar na een paar jaar ook spontaan daarbuiten. Ruimere verspreiding daarna trad echter niet op.
Water- en oeverplanten De plantengroei in en op het open water van De Leijen is tijdens de afgelopen eeuw sterk verarmd. Er zijn geen ondergedoken waterplanten van de ooit algemene soorten als doorgroeid fonteinkruid en krabbenscheer meer aanwezig14). Ondanks de geringe waterdiepte komt er te weinig licht op de bodem en is de turbulentie te groot voor de ontwikkeling van ondergedoken waterplanten. Er zijn vrijwel alleen nog drijfbladplanten als watergentiaan, gele plomp en witte waterlelie, waarvan de bedekking van de eerste twee vanaf 2003 toeneemt (van vijf naar zeven hectare) en van de laatste juist afneemt (van drie naar twee hectare). In de 15 jaren sinds 1994 is het aantal soorten water- en oeverplanten afgenomen van ruim 60 tot ruim 30, met name de ondergedoken soorten. De Ecologische Kwaliteitsratio (EKR) verminderde van 0,25 (matig) tot iets minder dan 0,2 (slecht) (zie afbeelding 4).
Vis, zoöplankton en macrofauna De gemiddelde totale visbiomassa vóór het afvissen in 2004 bedroeg 340 kg/ha (80 procent brasem). In 2009, bijna drie jaar na de laatste afvissing, was de visbiomassa 213 kg/ha (60 procent brasem). Het afvissen, in combinatie met een verminderde nutriëntenbelasting resulteerde in een vooralsnog blijvende, lagere visbiomassa. Een visbiomassa van 213 kg/ha met 60 procent brasem heeft echter nog steeds negatieve effecten op het doorzicht. En er is onvoldoende inzicht in de migratie van vis van en naar de andere delen van de boezem. Van 1994 tot en met 2006 zijn in de meeste jaren monsters genomen voor de bepaling van de soorten en aantallen watervlooien en roeipootkreeftjes. Doordat ze zich onder meer voeden met algen kunnen ze een rol spelen bij het limiteren van de groei en biomassa-
In een baai die in 2003 werd afgesloten van de rest van het meer, nam tussen 2007 en 2010 de breedte van de rietgordel licht toe.
vorming van het fytoplankton. Van de meest efficiënte grazers, zoals de grotere Daphniasoorten werden er maar weinig gevonden. Dat wijst op een sterke beïnvloeding door vissen, die de grootste exemplaren van het zoöplankton selectief wegvreten. In macrofaunamonsters uit 2005 zijn voornamelijk algemene soorten van grote, stilstaande, zoete, voedselrijke, vegetatieloze wateren aangetroffen, voornamelijk borstelarme wormen en dansmuggen. De KRW-scores van de macrofauna zijn, ‘ontoereikend’ tot ‘matig’, alleen het meetpunt achter de palenrij scoort ‘goed’. Driehoeksmosselen, die zich voeden met algen uit het fytoplankton, net als de grote watervlooien, werden aanvankelijk niet aangetroffen, maar na entproeven in de enclosures ontwikkelden ze ook daarbuiten.
Integrale beoordeling effecten maatregelen De meeste maatregelen hebben een positieve invloed op meerdere processen, zoals blijkt uit de kwalitatieve beoordeling in tabel 2. De EKR-scores voor, tijdens en na de maatregelen de verschillende biologische kwaliteitselementen zijn vermeld in tabel 3, op grond van berekeningen en
Tabel 2: Kwalitatieve beoordeling van de herstelmaatregelen op systeemprocessen in De Leijen (een vermindering is aangegeven met een min teken (-) en geen verandering met een nul (0)).
maatregel
30
wind-invloed
golf-invloed
interne belasting
externe belasting
bioturbatie
aanleg eilanden
-
-
0
0
0
regenwaterafkoppeling
0
0
0
-
0
baggeren vaargeulen
-
-
-
0
0
IBA’s boerderijen
0
0
0
-
0
RWZI optimaliseren
0
0
0
-
0
palenrij
-
-
-
0
0
zuiveringsmoeras
0
0
0
-
0
reductie brasem
0
0
-
0
-
aantal afnamen
3
3
3
4
1
H2O / 7 - 2012
platform periode vóór maatregelen
tijdens maatregelen
na maatregelen doel
jaar
fytoplankton
2003
macrofauna
waterplanten
vissen
0,10
0,19
0,06
2004
0,11
0,19
0,10
2005
0,22
0,19
0,15
2006
0,27
0,24
0,15
2008
0,34
0,15
-
2009
0,23
0,11
0,20
2015
≥0,30
≥0,40
≥0,25
0,40
≥0,35
Tabel 3: EKR-scores voor De Leijen van verschillende biologische, chemische en fysische kwaliteitselementen volgens de Friese maatlatten.
schattingen15). De scores variëren van matig tot slecht en voldoen nog niet aan het doel voor 2015. Alleen bij vis is duidelijk een verbetering. Bij de andere groepen lijken er tot nu toe geen verbeteringen te zijn opgetreden in de ecologische toestand, de EKR voor waterplanten neemt zelfs wat af. Op basis van de chemische en fysische metingen is wel degelijk een verbetering van
de waterkwaliteit te zien. Bij het chlorofyl is er een geleidelijke verbetering van het gehalte. Maar ook de nutriëntengehalten dalen, fosfaat duidelijker dan stikstof. Totaal-fosfaat voldoet al bijna aan het doel van 0,09 mg/l. Het doorzicht was in 2009 nog altijd slecht, doordat deeltjes die van elders worden aangevoerd of door wind en vissen in het meer worden opgewerveld en het doorzicht
Enclosures met groei van glanzig fonteinkruid (op de voorgrond) en dubbele palenrij voor afschutting baai.
Watergentiaan.
Waterlelieveld langs rietoever.
sterk bepalen. De voorwaarden lijken echter aanwezig voor een omslag van troebel naar helder water: lage fosfaatgehalten, vestiging van glanzig fonteinkruid buiten de enclosures, magere algen, magere brasem. Actief visstandbeheer is een mogelijke vervolgmaatregel. Een watersysteemanalyse met PCLake van de huidige en kritische fosfaatbelasting en aanvullend onderzoek naar vismigratie kunnen meer uitsluitsel geven over de effectiviteit van deze maatregel. LITERATUUR 1) Hosper H, R. Pot en R. Portielje (2011). Meren en plassen in Nederland: toestand, trends en hoe verder? H2O nr. 7, pag. 25-28. 2) Van Puijenbroek P., P. Cleij en H. Visser (2011). Afname eutrofiëring stagneert. H2O nr. 9, pag. 27-29. 3) Van Dam H., J. Wanink, F. Grijpstra en T. Claassen (2008). Trendanalyse 1981-2005 van hydrobiologische gegevens uit Friesland. H2O nr. 6, pag. 29-33. 4) Grontmij (1997). Specifiek ecologisch beheersprogramma De Leijen. 5) Tauw (2002). Integraal uitvoeringsplan De Leijen. 6) Claassen T. (2005). Restoration of Lake the Leijen The Netherlands: focused on the implementation of the EU Water Framework Directive. Wetterskip Fryslân. 7) Claassen T. (2006). Implementation of the EU Water Framework Directive in Lake Leijen, The Netherlands. Preliminary results of water quality monitoring and an overview of restoration measures. Wetterskip Fryslân. 8) ATKB (2010). Visstandopnamen in Friese wateren 2009. 9) Bijkerk W., W. Altenburg en T. Claassen (2004). Water- en oeverplanten in De Leijen: inventarisatie van macrofyten in 2003. Altenburg & Wymenga. 10) Thannhauser M. (2006). Evaluatie monitoring oevervegetatie van het boezemmeer De Leijen 2002 t/m 2006. Wetterskip Fryslân. 11) Claassen T. en J. Spier (2007). Visstandbeheer in het Friese boezemmeer De Leijen. H2O nr. 16, pag. 48-52. 12) Claassen T. en M. Thannhauser (2009). Recente veranderingen van de oevervegetatie van Friese boezemmeren. H2O nr. 21, pag. 41-45. 13) De la Haye M., H. van Dam, E. van der Pouw Kraan en D. Tempelman (2010). De ecologische toestand van De Leijen: De resultaten van 10 jaar maatregelen en monitoring. Grontmij / Adviseur Water en Natuur. 14) Joustra A. (1953). Plantensociologisch onderzoek van de oost- en westoever van De Leijen. Verslag Bijvak Plantensociologie Paedagogiek. M.O.-B. 15) AquaSense (2006). De Leijen: integrale rapportage over het ecologisch functioneren.
H2O / 7 - 2012
31
agenda 3 april, Delft Deltaprogramma 2012
conferentie waarin het Deltaprogramma vanuit drie invalshoeken wordt benaderd: een wetenschappelijke, een internationale en een praktische. Organisatie: TU Delft. Informatie: Fransje Hooimeijer: f.l.hooimeijer@tudelft.nl.
5 april, Nieuwegein Omgevingswet
congres over de nieuwe Omgevingswet, waarin meer dan 60 wetten, 100 algemene maatregelen van bestuur en honderden ministeriële regelingen worden samengevoegd die ook de watersector raken. Organisatie: Nederlands Instituut voor de Bouw. Informatie: www.bouw-instituut.nl/omgevingswet.
12 april, Nieuwegein Samen verdienen aan waterveiligheid
congres over creatieve manieren om de waterveiligheid te (blijven) garanderen ondanks krimpende budgetten en mogelijke bezuinigingen. Aan bod komen onder meer private financiering en integrale projecten. Organisatie: Studiecentrum voor Bedrijf en Overheid. Informatie: www.sbo.nl.
17-20 april, Vlissingen Dynamische delta’s
internationaal symposium over veiligheid en duurzaamheid in stedelijke deltaregio’s, zoals het behoud en herstel van natuurlijke waardes (estuaria). Ook de economische belangen komen aan bod. Organisatie: Stuurcomité Zuidwestelijke delta, KNDW, Kennis voor Klimaat, Imares en de Provincie Zeeland. Informatie: www.dynamicdeltas.org.
18 april, Nijmegen Water
mini-symposium met als onderwerpen waterbeheer in stedelijk gebied, de fosfaatfabriek, watervoetafdruk achterlaten en Deltaprogramma Rivieren. Organisatie: KIVI NIRIA Gelderland en Vakafdeling Land en Watermanagement. Informatie: www.kiviniria.nl/gelderland.
19 april, Ede Onzekerheden in besluitvorming, oefening en realiteit, casus Noorderzijlvest
symposium over de rol die informatie over onzekerheden kan spelen bij crisisbeheersing en besluitvorming. Aanleiding is de hoogwaterdreiging waarmee Waterschap Noorderzijlvest te maken kreeg na een calamiteitenoefening. Organisatie: STOWA, Deltares, HKV Lijn in Water. Informatie: www.stowa.nl.
20 april, Groningen What’s (h)appening in Groningen?
congres over water, energie en duurzame gebiedsontwikkeling. Organisatie: Koninklijk Nederlands Waternetwerk. Informatie: www.waternetwerk.nl.
24 april, Driebergen KRW Volg- en Stuursysteem
tweede landelijke bijeenkomst over het KRW Volg- en Stuursysteem dat STOWA, Het Waterschapshuis en enkele waterschappen, samen met Deltares en Nelen & Schuurmans ontwikkelen. Het volgt alle relevante ontwikkelingen in het ecologisch functioneren van watersystemen en geeft inzicht in de factoren die verantwoordelijk zijn voor verbetering dan wel achteruitgang. Organisatie: STOWA. Informatie: www.stowa.nl.
24 april, Rotterdam Juridische update voor de watersector
congres over de stand van zaken van diverse wetten en regels waar de watersector mee te maken krijgt, zoals de nieuwe Omgevingswet, het Besluit lozen buiten inrichtingen en het Bestuursakkoord Water. Organisatie: Studiecentrum voor Bedrijf en Overheid. Informatie: www.sbo.nl/juridischwater.
26 april, Enschede De Roombeek
excursie door de wijk Roombeek in Enschede met volop aandacht voor de waterbouwkundige aspecten. Organisatie: Nirov en Waterschap Regge en Dinkel. Informatie: Willem Heesen (070) 302 84 15.
26 april, Maastricht Grensmaas
bijeenkomst over het Grensmaasproject als een voorbeeld van privaat-publieke samenwerking. Hoe wordt in dit project met de verschillende belangen omgegaan? Organisatie: Vereniging voor Waterstaat en Landinrichting. Informatie: www.waterenland.nl.
26 april, Nieuwegein State-of-art in chemisch/ fysische proces- en afvalwaterbehandeling
middagbijeenkomst over de steeds verder gaande ontwikkeling van zuiveringstechnieken, met veel praktijkvoorbeelden. Organisatie: SKIW. Informatie: www.skiw.nl.
26 april, Rotterdam Groenblauwe netwerken voor een duurzame en dynamische stad
bijeenkomst tijdens de vijfde International Architecture Biënnale in Rotterdam over groenblauwe netwerken in de stad: meer recreatie maar ook meer waterretentie, meer biodiversiteit, meer koelte en mogelijkheden voor lokale energie- en voedselproductie. ‘s Ochtends presentatie van het boek ‘Groenblauwe netwerken voor een duurzame en dynamische stad’, dat met hulp van STOWA tot stand kwam. Orgsanisatie: Bureau opMAAT. Informatie: www.groenblauwestedenbouw.nl.
26 april, Utrecht Het laboratorium van de toekomst
middagsymposium over het waterschapslaboratorium van de toekomst, waarbij innovatie centraal staat. Behalve het symposium zijn er ook stands en posterpresentaties van leveranciers, laboratoria en onderzoeksinstellingen. Organisatie: Integraal Laboratorium Overleg waterkwaliteitsbeheerders. Informatie: www.ilow.nl.
10 mei, Utrecht Waterschappers effectief in de RO-keten
studiedag over de nieuwe rol en de nieuwe mogelijkheden van het waterschap in de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland en de invloed en inspraak voor het waterbelang daarin. Organisatie: Nirov. Informatie: Willem Heesen (070) 302 84 15.
24 mei, Amersfoort HydroCity
bijeenkomst waarop de resultaten van HydroCity-studies worden gepresenteerd: een online platform waarop waterbeheerders kennis kunnen delen en waar informatie en analyse-gereedschappen te vinden zijn. Organisatie: HydroLogic. Informatie: www.hydrocity.nl.
6-8 juni, Utrecht Riolering en gemeentelijke infrastructuur
jaarlijkse beurs waar riolering en gemeentelijke infrastructuur in de openbare ruimte centraal staan en daarnaast een uitgebreid kennisprogramma. De eerste dag staat in het teken van duurzaamheid en milieu, de tweede dag onderhoud en beheer en de derde dag infrastructuur. Organisatie: HolaPress Communicatie. Informatie: www.vakbeursriolering.net.
7 juni, Delft UV-desinfectie voor opkomende en ontwikkelingslanden
internationaal symposium over uvdesinfectie. Organisatie: UNESCO-IHE. Informatie: www.formdesk.com/iuva.delft.
32
H2O / 7 - 2012
agenda 28 juni, Arnhem Watereducatie
landelijke watereducatiedag die in het teken staat van de aanbevelingen van de Landelijke Stuurgroep Watereducatie. Hierbij komen vragen aan de orde als: wat is de toekomst van watereducatie en wat betekenen de aanbevelingen voor bestuurders, beleidsmakers, ontwikkelaars of uitvoerders? Organisatie: SME Advies. Informatie: www.sme.nl/NME.
30 november, Baarn Grondstoffen en energie
najaarscongres van het Koninklijk Nederlands Waternetwerk, met als thema grondstoffen en energie. Informatie: www.waternetwerk.nl. Buitenland
25-27 april, New Delhi Aquatech India
beurs en congres over drink-, industrie- en afvalwater, inclusief een speciale technische conferentie over toekomstige uitdagingen in geïntegreerd waterbeheer. Organisatie: Aquatech Global Events. Informatie: www.india.aquatechtrade.com.
7-11 mei, München IFAT Entsorga
internationale vakbeurs voor water-, riool-, afvalwater- en grondstoffenbeheer. Organisatie: Messe München International. Informatie: www.ifat.de
8-9 mei, Brugge Duurzaam watergebruik in de industrie
slotcongres over AquaFit4Use: het grootste project van de Europese Comssie op het gebied van industrieel watergebruik, met de presentatie van de resultaten van vier jaar onderzoek op het gebied van duurzaam watergebruik in de industrie. Informatie: www.aquafit4use.eu.
15-16 mei, Brussel Water Innovation Europe
tweedaagse reeks van conferenties en debatten over innovaties op watergebied in Europees verband. Tevens uitreiking van de Project Innovations Awards voor Europa. Organisatie: Water Supply and Sanitation Technology Platform, ACQUEAU en IWA. Informatie: www.wsstp.eu.
6-8 juni, Shanghai Aquatech China
beurs en congres over drink-, industrieen afvalwater, waarbij de focus ligt op oplossingen voor bestaande én toekomstige problemen. Organisatie: Aquatech Global Events. Informatie: www.china.aquatechtrade.com.
26-31 augustus, Stockholm World Water Week
jaarlijkse internationale bijeenkomst waarin mondiale waterproblemen centraal staan. Dit jaar is het thema: water- en voedselzekerheid, waarbij duurzaamheid, efficiënt watergebruik en landbouw centraal staan. Behalve het kennisprogramma (workshops, congressen, lezingen) wordt ook een aantal prijzen en onderscheidingen uitgereikt, zoals de Stockholm Water Prize, de Junior Water Prize en de Industry Water Award. Organisatie: Stockholm International Water Institute. Informatie: www.worldwaterweek.org.
16-21 september, Busan (Zuid-Korea) World Water Congress & Exhibition
29-31 oktober, Beijing Water Expo China en Water Membrane China
jaarlijkse beurs over vrijwel alle aspecten van water, met dit jaar voor het eerst een aparte expositie specifiek over membranen. De circa 450 exposanten verwachten zo’n 30.000 bezoekers, waaronder Chinese leidinggevenden. China gaat de komende jaren enorme bedragen uitgeven aan de waterinfrastructuur. Organisatie: Messe Frankfurt, Chinese Hydraulic Engineering Society en de Membrane Industry Association of China. Informatie: www.waterexpochina.com.
6-8 november, Hanoi (Vietnam)Vietwater
beurs en conferentie over drink- en afvalwater, sanitatie en zuivering. Vierde editie met naar verwachting 250 deelnemers uit 30 landen. Organisatie: Vietnam Water Supply and Sewerage Association. Informatie: www.vietwater.com.
19-21 november, Müllheim-ander-Ruhr (Duitsland) Water Contamination Emergencies
vijfde editie van een serie internationale congressen over bewuste vervuiling van (drink)water en distributienetwerken. Deze keer staat risicobeheersing centraal. Organisatie: SecurEau. Informatie: www.wcec5.eu.
internationale waterbeurs, met conferenties over diverse watergerelateerde onderwerpen. Organisatie: International Water Association (IWA). Informatie: www.iwa2012busan.org of (070) 382 00 28.
advertentie
TIJDSCHRIFT VOOR WATERVOORZIENING EN WATERBEHEER
H2O / 7 - 2012
33
handel & industrie Opdracht Witteveen+Bos op Westelijke Jordaanoever Witteveen+Bos gaat in opdracht van de Palestijnse Water Autoriteit een bijdrage leveren aan het ontwikkelen van een duurzame vorm van waterbeheer op de Westelijke Jordaanoever. Het betreft een nieuwe afvalwaterzuiveringsinstallatie in de regio Hebron, waarbij het gezuiverde afvalwater opnieuw gebruikt moet kunnen worden. Het contract is op 6 maart ondertekend. Zowel de Palestijnse overheid als de Wereldbank zien de beoogde verduurzaming van het waterbeheer in de regio Hebron als een belangrijk onderdeel van de ontwikkeling van het gebied. Mede daarom financiert de Wereldbank het project, dat binnen een jaar uitvoeringsgereed moet zijn.
Eén van de huidige afvalwaterzuiveringsinstallaties in de buurt van Hebron.
Vlaamse PepsiCo en drinkwaterbedrijven investeren in hergebruik water Het Vlaamse voedingsmiddelenbedrijf PepsiCo, de Intercommunale Waterleidingsmaatschappij van Veurne-Ambacht (IWVA) en de Vlaamse Maatschappij voor Watervoorziening (VMW) gaan samenwerken in een grootschalig waterzuiveringsproject in de productievestiging van Lay’s in Veurne. Het doel is een hergebruik van ongeveer 60 procent van het water. De bouw van de installatie begint dit najaar. De aankondiging vond plaats op Wereldwaterdag: 22 maart. In Veurne produceert PepsiCo chips en snacks van Lay’s, Doritos en Smiths voor de Europese markt. Ondanks het feit dat het watergebruik de afgelopen 15 jaar met 40 procent per kilo geproduceerd product verminderde, gebruikt het bedrijf jaarlijks toch nog ongeveer 300.000 kubieke meter water. Om nog meer water te besparen, heeft PepsiCo nu met IWVA en VMW een contract afgesloten voor een waterfiltratieinstallatie waarmee ongeveer 60 procent van dit water kan worden hergebruikt. Het zal voornamelijk gaan om het spoelwater dat wordt gebruikt om de aardappelen te wassen. PepsiCo Veurne bespaart op deze manier minstens 180.000 kubieke meter water, wat overeenkomt met het jaarlijks watergebruik van 4.400 Vlamingen.
ciering en de exploitatie van de waterbehandelingsinstallatie. PepsiCo Veurne krijgt de garantie dat het water aan de strengste eisen voor drinkwaterkwaliteit voldoet. De installatie wordt gevoed met water dat eerst de bestaande waterzuivering van PepsiCo Veurne heeft doorlopen.
Voor het eerst in Vlaanderen werken twee drinkwaterbedrijven samen om zo’n maatwerkproject te realiseren. De VMW en IWVA staan in voor de bouw, de prefinan-
Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Japo Ouwerkerk van PepsiCo: (030) 247 38 11.
H2O / 7 - 2012
Een analyse van mogelijkheden naar smalle(re) damwandsleuven, het thesisonderzoek van Jaap Joosse bij ingenieursbureau BT Geoconsult, leidt tot de conclusie dat het damwandgewicht tot zeker 40 procent is te reduceren. Dat leidt tot een stevige kostenverlaging en vermindering van omgevingshinder. De resultaten bieden volgens Joosse volop besparingsmogelijkheden voor de geotechnische en -hydrologische sector. Om leidingen ondergronds aan te brengen, graven aannemers smalle sleuven die ze ondersteunen met damwanden. Dat voorkomt dat sleuven instorten. Dankzij deze methode is het mogelijk veilig en snel te werken. “Het onderzoek richtte zich vooral op twee dicht tegenover elkaar liggende damwanden. Daar ontstaat opspanning, waardoor de grond meer weerstand kan leveren. In de huidige regelgeving wordt hier geen rekening mee gehouden.”
Water heeft een belangrijke invloed op de economische en humanitaire situatie op de Westelijke Jordaanoever. Momenteel wordt 90 tot 95 procent van het afvalwater ongezuiverd geloosd met als gevolg een verontreiniging van het grondwater. Deze verontreiniging leidt tot humanitaire problemen, omdat de bevolking in veel kleine steden en dorpen voor haar waterbehoefte volledig afhankelijk is van dit grondwater. Daarnaast heeft de landbouw te maken met een groeiend watertekort.
34
Goedkopere damwanden en minder hinder
De bijkomende waterbehandeling voor hergebruik is opgebouwd uit een ultrafiltratie en een ééntraps omgekeerde osmose. De VMW en IWVA leveren drinkwater op basis van water dat uit de waterzuivering komt. De jaarlijkse leveringscapaciteit bedraagt 215.000 kubieke meter proceswater met drinkwaterkwaliteit. Met de opdracht is een bedrag van ongeveer een half miljoen euro gemoeid.
De conclusie van het onderzoek luidt dat door die opspanning smalle damwandsleuven goedkoper, efficiënter en met minder omgevingshinder te realiseren zijn en maar liefst 44 procent te besparen valt op staal. Ook zettingen van bestaande en nieuw aangebrachte leidingen worden beperkt. Het gebruik van kortere en lichtere damwandschermen zorgt voor minder omgevingshinder, zodat damwandsleuven beter toepasbaar zijn. Zeker in (binnen) stedelijk gebied is dat een groot voordeel met het oog op de komende vervangingsgolf van kabels en leidingen. Voor meer informatie: Korstiaan van Vliet (0318) 43 84 87. Een leiding in een damwandsleuf.
ion BV pu bli cat
she r , als o pu bli
of H 2O
20 11 -2 01 2
In coo per atio
2011 - 2012
w of the For an overvie tor, see Dutch water sec pages 4 - 28
For business par pages 29 - 114 For and index
tners, see
of addresses,
see pages 113
n wit h:
- 134
ww w.n wp.nl
iod iek en A Nij gh Per
tor Dutch WaterSec
r o t c e S r e t a DutchW
05-08-2010
14:42:53
180 160 140
1 µm 2 µm 3 µm 4 µm 5 µm 7 µm 10 µm 15 µm
Deeltjes [aantallen]
120 100 80 60 40 20 0 08/11/10
09/11/10
10/11/10
11/11/10
12/11/10
13/11/10
14/11/10
15/11/10
16/11/10
Tijd Metingen in een drinkwaterleiding gedurende één week. Deeltjes van verschillende grootte wervelen op bepaalde momenten op.
Workshop over standaardisering van deeltjestellers
Haal meer uit deeltjestellingen Deeltjestellingen bij (drink)waterzuivering, industrieel water en in het leidingnet geven veel inzicht. Het is niet eenvoudig om tot een eenduidige interpretatie van de meetresultaten te
• Hoe wordt er in verschillende (industriële) sectoren gewerkt met deeltjestellers en welke methodes hanteert men? • Is er draagvlak voor een NEN-norm voor deeltjestellingen in water?
komen. Tot nu toe is de werkwijze voor deeltjestellingen ook niet gestandaardiseerd. Is daar draagvlak voor?
Heb je ervaring met deeltjestellingen of beschik je over een deeltjesteller en wil je er meer uit halen, meld je dan aan voor de
KWR Watercycle Research Institute organiseert, samen met
workshop en stuur een mail naar bram.van.der.gaag@kwrwater.nl of
verschillende leveranciers, donderdag 24 mei 2012 een
laurens.hitman@kwrwater.nl o.v.v. ‘workshop deeltjestelling’.
bijeenkomst voor gebruikers van deeltjestellers. Het doel van de workshop is ervaringen uit te wisselen over het doen van zinvolle
Kosten
metingen aan deeltjes in water. Belangrijke vragen die aan bod
De kosten voor de workshop op donderdag 24 mei 2012 bedragen
komen, zijn:
€ 249,- (inclusief lunch, koffie en thee).
• Hoe zorg je voor representatieve en herhaalbare metingen? • Hoe interpreteer je de meetresultaten?
De workshop wordt mede mogelijk gemaakt door: PAMAS, Interline en
• Hoe stuur je je processen aan op basis van de meetresultaten?
Lighthouse.
www.kwrwater.nl
Watercycle Research Institute
@KWR_Water