20120413072549

Page 1

nยบ

45ste jaargang / 13 april 2012

8/

2012

TIJDSCHRIFT VOOR WATERVOORZIENING EN WATERBEHEER

thema drinkwater

DRINKWATERVOORZIENING IN EUROPEES PERSPECTIEF VITENS OVER WATERINFRASTRUCTUUR IN 2040 NIEUWE METHODE VOOR BEPALING LEKVERLIES DRINKWATERNET


Maximaliseer de ozon. Minimaliseer de energie. Welkom in de nieuwe dimensie van ozon oxidatie… met de introductie van de nieuwe “evo” generatie van Wedeco’s SMO en PDO ozonsystemen, ontworpen om een maximum aan ozon te leveren tegen minimaal energieverbruik. De nieuwste EFFIZON®evo elektrode technologie zorgt voor een minimum aan onderhoud, ongeëvenaard maatwerk en een verlaging van het energieverbruik tot 20 %. De SMOevo en PDOevo ozonsystemen worden geleverd in twee verschillende configuraties: Greenline een systeem met de laagst mogelijke levenscycluskosten op de markt verkrijgbaar door verbazingwekkend weinig energieverbruik en Smartline een systeem met lage investeringskosten zonder enig compromis te doen ten aanzien van kwaliteit, betrouwbaarheid en bedieningsgemak. Kom meer te weten over onze oplossingen voor uw uitdagingen in ozonoxidatie en onze WEDECO ozontechnologie via www.xyleminc.com

xyleminc.com Wedeco is een merk van Xylem, waarvan de 12,000 medewerkers zich inspannen de meest complexe problemen in de wereldwijde watermarkt aan te pakken. Let’s solve water.


Nieuwe stoffen in het water

D

e drinkwaterbedrijven in Nederland zitten al enkele jaren met het probleem dat allerlei nieuwe stoffen in het water ontdekt worden. Grote problemen vormen bijvoorbeeld hormoonverstorende stoffen. De rioolwaterzuiveringsinstallaties kunnen deze stoffen niet volledig verwijderen, waardoor ze in het oppervlaktewater terecht komen, één van de bronnen van het drinkwater in Nederland. Volgens de waterschappen zijn honderden miljoenen euro’s nodig om de zuiveringen aan te passen om nieuwe verontreiningen uit het water te halen. Een specifiek probleem vormen nonylfenolethoxylaten. In de zuivering breken deze stoffen af tot het nog schadelijkere nonylfenol. Deze stof is persistent en

Redactie Peter Bielars (hoofdredacteur) Michiel van Zaane Jacques Geluk Postbus 122, 3100 AC Schiedam telefoon (010) 427 41 65 fax (010) 473 99 11 e-mail h2o@nijgh.nl Bezoekadres: Stationsplein 2, Schiedam Redactiesecretariaat Dora Pompe Redactieadviesraad Jos Peters (voorzitter) (DHV) Jan Hofman (KWR Watercycle Research Institute) Daphne de Koeijer (gemeente Rotterdam) Johan van Mourik (SKIW) Joris Schaap (Aequator) André Struker (Waternet) Cees Verkerk (Vewin) Advertentieverkoop Roelien Voshol (010) 427 41 54 Brigitte Laban (010) 427 41 52 Mediaorder Carola Sjoukes (010) 427 41 09 fax (010) 473 20 00 Abonnementenservice (010) 427 41 08 (van 9.00 tot 12.00 uur) e-mail abo@nijgh.nl fax (010) 473 20 00 Abonnementsprijs € 113,- per jaar excl. 6% BTW € 149,- per jaar voor buitenland € 8,50 losse exemplaren excl. 6% BTW Abonnementen gelden voor één jaar en worden – zonder tegenbericht – automatisch verlengd. Opzeggingen dienen schriftelijk uiterlijk 6 weken voor het aflopen van de abonnementsperiode te geschieden aan bovenstaand postadres. Druk en lay-out DeltaHage grafische dienstverlening, Den Haag Copyright Nijgh Periodieken B.V., 2012 Het auteursrecht op de inhoud van dit tijdschrift wordt uitdrukkelijk voorbehouden. Overname van artikelen alleen na schriftelijke toestemming van de uitgever. www.vakbladh2o.nl

Nonylfenol zorgt in ieder geval voor schadelijke effecten op de mannelijke en vrouwelijke voortplantingsorganen bij vissen en knaagdieren. Onlangs is de stof echter ook - voor de eerste maal aangetroffen in menselijke weefsels. Peter Bielars

inhoud nº 8 / 2012

H2O tijdschrift voor watervoorziening en waterbeheer verschijnt ééns per 14 dagen Officieel orgaan van Stichting tot uitgave van het tijdschrift H2O en haar participanten: - Koninklijk Nederlands Waternetwerk - Vewin - Kiwa Water Holding BV Uitgever Rinus Vissers

wordt dus niet verder afgebroken. De stof bindt zich aan het slib in de zuivering. Hét enige alternatief is een aanpak bij de bron. De bewuste stof wordt gebruikt in de kledingindustrie in met name China. De Zweedse overheid heeft de Europese Unie gevraagd een verbod uit te vaardigen op de import van kleding waar nonylfenol in zit.

/ *thema

4 / Drinkwatervoorziening in Europees perspectief*

Jan Peter van der Hoek

7 / Kennisconferentie Deltaprogramma: veel kennis, nog meer vragen

8 / Tien jaar BTO: een feestje met inhoud* 13 / STOWA en DHV tekenen unieke

Nereda-contracten

13

16

/ Ook STOWA zet tandje bij in Europees waterkwaliteitsbeheer Bas van der Wal en Tessa van der Wijngaart

20

/ Visie van Vitens op waterinfrastructuur voor de lange termijn* Rian Kloosterman, Adri Kostense, Jan van Essen en Walter van der Meer

20

24

/ Oasen begint met HACCP voor optimale risicobeheersing waterveiligheid* Henk Ardesch

27

/ Excelleren in tijden van bezuiniging: intelligente watervoorziening* Marc van Eekeren

32

/ ‘Sociale’ media in de watersector: hoe maak je er slim gebruik van?*

32

Monique van der Aa en Caroline van de Veerdonk

34

/ Recensie: Nutsvoorzieningen gebaseerd op waterveiligheidsplannen* Peter Hiemstra

35

/ Recensie: Betrouwbare kwaliteit van drinkwater is niet vanzelfsprekend* Jelle Roorda

41

/ Nieuwe lekverliesbepalingsmethoden voor het drinkwaterdistributienet* Peter van Thienen, Ilse Pieterse-Quirijn, Henk de Kater en Johan Duifhuizen

45

/ Toekomstverkenning Stichtse Rijnlanden op basis van GGOR en MKBA Henk van Hardeveld, Epke van der Werf, Harm de Jong en Martin van der Schans

48

/ Toepassing DALY-concept voor chemische verontreinigingen in drinkwater beperkt* Cindy de Jongh en Annemarie van Wezel

Bij de omslagfoto: Het zuiveringsstation rodenhuis van oasen (zie pagina 24) (foto: DigiDaan).


Drinkwatervoorziening in Europees perspectief In Europa worden circa 405 miljoen burgers voorzien van drinkwater via bedrijven die bij Eureau zijn aangesloten. Eureau is de belangenorganisatie van de Europese afvalwater- en drinkwaterbedrijven. Om de belangen van de drinkwaterbedrijven goed te kunnen behartigen, is een inventarisatie uitgevoerd naar drinkwaterzuiveringssystemen in Europa. Grond- en oppervlaktewater blijken in ongeveer dezelfde percentages gebruikt te worden als bron voor drinkwater. Als desinfectiemiddel voert chloor de boventoon. Circa twaalf procent van het drinkwater wordt niet gedesinfecteerd. Bij het gebruik van oppervlaktewater blijkt circa 23 procent van de zuiveringssystemen gebruik te maken van een conventionele zuivering of wordt geen zuivering toegepast. Hier worden vooral risico’s gelopen op het gebied van de nieuwe stoffen, de emerging substances, die nu al worden worden gemeten in de ruwwaterbronnen en in de toekomst op ons af zullen komen.

E

ureau1) vertegenwoordigt 30 nationale associaties en bestrijkt daarmee circa 10.000 bedrijven in Europa die waterdiensten aanbieden aan circa 405 miljoen Europese burgers2). Commissie 1 van Eureau houdt zich bezig met drinkwatergerelateerde zaken. Om de belangen beter te kunnen behartigen, is de afgelopen twee jaar een inventarisatie uitgevoerd naar de toegepaste drinkwaterzuiveringsprocessen in Europa. Informatie is verzameld over de grondstof, het type zuiveringsproces en de toegepaste desinfectiemethode. Met die kennis kan beter ingespeeld worden op nieuw (drink)waterbeleid dat wordt ontwikkeld in ‘Brussel’, zowel met betrekking tot bronnen-, stoffen- en waterkwaliteitsbeleid. In dit artikel worden de eerste resultaten gepresenteerd, waarmee voor het eerst een breder beeld ontstaat van de drinkwaterbereiding in Europa, én de sterke en zwakke punten van de drinkwatervoorziening worden blootgelegd. Naar alle leden van Eureau is een enquête gestuurd waarin is gevraagd de drinkwaterproductie weer te geven in vier categorieën, gericht op de gebruikte bron: grondwater, oppervlaktewater, oppervlaktewater met kunstmatige infiltratie en oeverfiltratie. Binnen elke categorie is een onderverdeling gemaakt in vier subcategorieën, gericht op de toegepaste technieken: geen zuivering, conventionele zuivering, geavanceerde zuivering en conventionele + geavanceerde zuivering. Conventionele zuivering betreft technieken als beluchting, snelfiltratie en coagulatiesedimentatie-filtratie. Onder geavanceerde zuivering vallen technieken als actieve koolfiltratie, poederkooldosering, geavanceerde oxidatie en membranen. Combinatie van conventionele en geavanceerde zuivering houdt in dat de geavanceerde techniek vooraf wordt gegaan door een conventionele techniek. Een typisch Nederlands proces als pelletontharding is gekarakteriseerd als geavanceerde zuivering. Daarnaast is specifiek gevraagd naar het al of niet toepassen van desinfectie.

4

H2O / 8 - 2012

In totaal leverden 22 van de 30 landen gegevens (zie tabel). De respons beslaat daarmee bijna 60 procent van de bevolking van de Eureau-landen en 72 procent van de levering door waterbedrijven aan inwoners in de Eureau-landen. Niet altijd zijn de getallen compleet aangeleverd. Opvallende aspecten waren onder meer: • De dekkingsgraad van de getallen (gerelateerd aan het aantal inwoners van een land) varieerde tussen vijf en 100 procent voor die landen die gegevens hebben aangeleverd; • Als gespecificeerde cijfers werden gevraagd (naar bron en/of zuiveringsmethode) bleek het makkelijker productiecijfers aan te leveren in kubieke meter per jaar dan het aantal klanten dat voorzien wordt van drinkwater. Voor de totale productie is wel het aantal klanten bekend; • In alle gevallen kon worden aangegeven of het water wel of niet wordt gedesinfecteerd, maar niet altijd is het mogelijk de toegepaste desinfectiemethode te specificeren.

Resultaten

De drinkwaterproductie in Europa, onderverdeeld naar bron, is weergegeven in afbeelding 1. Grond- en oppervlaktewater hebben ongeveer een gelijk aandeel, waarbij bijna een kwart van het grondwater niet wordt gedesinfecteerd. Vrijwel al het drinkwater dat bereid wordt uit oppervlaktewater, wordt gedesinfecteerd (99,9 procent). Oppervlaktewater met kunstmatige infiltratie en oeverfiltratie hebben slechts een beperkt aandeel in de drinkwaterproductie. Toepassing van oppervlaktewater met kunstmatige infiltratie is vooral te vinden in Duitsland, Nederland en Zweden. Voor 88,6 procent wordt desinfectie toegepast in deze categorie. Toepassing van oeverfiltratie is vooral te vinden in Duitsland, Nederland en het Verenigd Koninkrijk. In deze categorie wordt 90,1 procent van het geproduceerde drinkwater gedesinfecteerd. Een nadere specificatie van toegepaste desinfectiemethoden is te zien in afbeelding 2. Deze toont de hoeveelheid water die met

Tabel Eureau-landen en respons.

land

aantal inwoners (miljoenen)

respons (%)

België

10,6

100

Bulgarije

7,6

71

Cyprus

0,8

100

Denemarken

5,4

100

Duitsland

82,2

67

Estland

1,3

0

Finland

5,3

100

Frankrijk

63,7

100

Griekenland

11,2

100

Hongarije

10,0

0

Ierland

4,4

0

Italië

59,6

8

Kroatië

4,4

0

Letland

2,2

0

Litouwen

3,3

0

Luxemburg

0,5

100

Malta

0,4

100

Nederland

16,4

100

Noorwegen

4,7

100

Oostenrijk

8,3

100

Polen

38,1

5

Portugal

10,6

100

Roemenië

21,5

0

Slovenië

2,0

0

Slowakije

5,4

20

Spanje

45,2

60

Tsjechië

10,3

100

Verenigd Koninkrijk

61,1

54

Zweden

9,1

100

Zwitserland

7,5

100


*thema

actualiteit

een bepaalde desinfectietechniek is behandeld. Doordat meerdere desinfectietechnieken toegepast kunnen worden in één zuiveringsproces, is het totaalpercentage in deze figuur groter dan 100 procent. Duidelijk is te zien dat chloordesinfectie, in de vorm van chloor, hypochloriet, chloordioxide en chloramine nog steeds veelvuldig wordt toegepast in Europa: chloor/hypochloriet vooral als hoofddesinfectie, chloordioxide en chloramine vooral als veiligheidsdesinfectie. Nederland met zijn filosofie om water te produceren en te distribueren zonder gebruik van chloor3) heeft hier duidelijk een uitzonderingspositie. Circa twaalf procent van het geproduceerde water ondergaat geen enkele desinfectie. Het aandeel van grondwater hierin is 94,6 procent, het aandeel van oppervlaktewater 0,5 procent, het aandeel van oppervlaktewater met kunstmatige infiltratie 3,1 procent en het aandeel van oeverfiltratie 1,7 procent. Het ontbreken van een desinfectiestap in twaalf procent van de watervoorziening toont de eerste kwetsbaarheid van de drinkwatervoorziening in Europa. Voor een groot gedeelte betreft het grondwater dat van nature veelal hygiënisch betrouwbaar kan worden gewonnen, maar door onvolkomenheden in het productieproces, besmetting tijdens transport en nagroei tijdens distributie is dit in principe een groot risico voor de levering van hygiënisch veilig en betrouwbaar water. De drinkwaterproductie, verder gespecificeerd naar type zuivering (geen zuivering conventionele zuivering - geavanceerde zuivering - conventionele + geavanceerde zuivering) is weergegeven in afbeelding 3. Bij gebruik van grondwater als bron wordt veelvuldig gebruik gemaakt van conventionele zuivering of wordt geen zuivering toegepast. In geval van oppervlaktewater wordt vrijwel al het water behandeld, waarbij in veel gevallen een conventionele zuivering gecombineerd wordt met geavanceerde

Afb. 1: Drinkwaterproductie in Europa onderverdeeld naar bron.

Afb. 2: Desinfectietechnieken toegepast in de bereiding van drinkwater.

Afb. 3: Drinkwaterproductie in Europa onderverdeeld naar zuiveringsproces.

H2O / 8 - 2012

5


technieken. Opvallend bij oeverfiltratie is het grote aandeel conventionele + geavanceerde zuivering. Oorzaak hiervoor is dat in veel gevallen koolfiltratie wordt toegepast in de zuivering na de oeverfiltratie. Een tweede kwetsbaarheid in de drinkwatervoorziening betreft die ten aanzien van nieuwe stoffen die op ons afkomen: de emerging substances, zoals geneesmiddelen, bestrijdingsmiddelen, drugs en kalmeringsmiddelen, kunstmatige zoetstoffen, vlamvertragers, nanodeeltjes, persoonlijke verzorgingsproducten, hormoonverstorende stoffen etc.4). De afbeeldingen 4 en 5 tonen de gebruikte bronnen en zuiveringsmethoden in respectievelijk Nederland en in geheel Europa. In de figuren is aangenomen dat geen zuivering of conventionele zuivering een zeer beperkte barrière vormt voor deze nieuwe stoffen, en dat geavanceerde zuivering en de combinatie conventionele zuivering + geavanceerde zuivering een goede barrière kunnen vormen. Voor Nederland ziet het beeld er goed uit: in de grondwaterzuivering komt wel de klassieke zuivering veelvuldig voor en in een enkel geval is er geen zuivering. Gerichte bronbescherming kan hier veel betekenen. De bedreiging met de nieuwe stoffen zit vooral in de oppervlaktewaterzuivering, waar

gebruik gemaakt wordt van Rijnwater, Maaswater en IJsselmeerwater. Bewust wordt veelvuldig gebruik gemaakt van geavanceerde zuivering. Daar waar geavanceerde zuivering nog niet wordt toegepast, vindt onderzoek plaats naar implementatie. Uit de robuustheidstesten die periodiek worden uitgevoerd door de drinkwaterbedrijven Dunea, PWN en Waternet, waarin op pilotplantschaal nieuwe stoffen worden gedoseerd aan geavanceerde zuiveringen zoals toegepast in de praktijk door deze waterbedrijven, blijkt geavanceerde zuivering een goede barrière te zijn voor emerging substances5). Als we kijken naar geheel Europa, dan is de situatie minder rooskeurig. Circa 23 procent van het drinkwater wordt bereid uit oppervlaktewater al of niet in combinatie met kunstmatige infiltratie, deels zonder zuivering en deels met een conventionele zuivering. Daar liggen de grootste kwetsbaarheden.

Conclusies

Een eerste inventarisatie van drinkwater bronnen en zuiveringstechnieken in Europa geeft een redelijk overzicht van de drinkwatervoorziening in Europa. Voor bijna 60 procent van de inwoners van de landen die lid zijn van Eureau, is de drinkwater-

Afb. 4: Kwetsbaarheid drinkwatervoorziening voor emerging substances in Nederland.

voorziening in kaart gebracht. Het zal moeilijk zijn dit percentage te verhogen: in verschillende landen is dit soort informatie niet goed geregistreerd. Daarnaast is bekend dat ruim tien procent van de inwoners van de EU-lidstaten drinkwater krijgt uit installaties kleiner dan 1.000 kubieke meter per dag. De helft van alle installaties in Europa valt in die categorie of heeft minder dan 5.000 afnemers6). Informatie over deze watervoorziening is zeer fragmentarisch en moeilijk te ontsluiten. De inventarisatie heeft twee belangrijke kwetsbaarheden van de drinkwatervoorziening aangetoond: • Circa twaalf procent van het geleverde drinkwater blijkt geen desinfectie te ondergaan. Dit betekent dat risico’s bestaan voor de hygiënische kwaliteit van het water; • Circa 23 procent van het drinkwater dat uit oppervlaktewater wordt bereid, ondergaat een conventionele behandeling of ondergaat geen behandeling. Dat betekent dat geen specifieke barrière aanwezig is voor emerging substances, wat een risico betekent voor consumentenvertrouwen en volksgezondheid. Gezien het feit dat de cijfers slechts betrekking hebben op 60 procent van de drinkwatervoorziening in Europa, en dat van de resterende drinkwatervoorziening geen gegevens voorhanden zijn, kan dit een te rooskleurig beeld zijn. Met name over de veiligheid en robuustheid van de kleine installaties in Europa die water leveren aan tien procent van de Europese burgers, weten we niet zoveel. Ondanks deze beperkingen kunnen de resultaten van deze inventarisatie gebruikt worden door Eureau om de belangen van de drinkwatervoorziening in Brussel te ondersteunen. Jan Peter van der Hoek (Waternet / TU Delft)

Afb. 5: Kwetsbaarheid drinkwatervoorziening voor emerging substances in Europa.

6

H2O / 8 - 2012

NOTEN 1) Eureau (2009). EUREAU statistics overview on water and wastewater in Europe 2008 - Country profiles and European statistics. European Federation of National Associations of Water and Wastewater Services. 2) Eureau (2012). www.eureau.org. 3) Van der Kooij D., Y. Drost, W. Hijnen, J. WillemsenZwaagstra, P. Nobel en J. Schellart (1995). Multiple barriers against micro-organisms in water treatment and distribution in the Netherlands. Water Supply 13, pag. 13-23. 4) Houtman C. (2010). Emerging contaminants in surface waters and their relevance for the production of drinking water in Europe. Journal of Integrative Environmental Sciences 1-25. 5) Hofs B. (2009). Overzicht resultaten robuustheidtesten zuiveringen DPW-bedrijven. KWR Watercycle Research Institute. Rapport 09.074. 6) Gast M. (2010). Ruim tien procent van de inwoners van de EU krijgt drinkwater uit kleine installaties. Interview met Jan Peter van der Hoek, lid Commissie Drinkwater van Eureau. H2O nr. 8, pag. 16-17


verslag Kennisconferentie Deltaprogramma: veel kennis, nog meer vragen Het Deltaprogramma is gericht op het veilig en bewoonbaar houden van Nederland. Daarbij moet rekening worden gehouden met de klimaatverandering, demografische ontwikkelingen, economische overwegingen, etc. Heel veel onzekerheden dus, waarbij het tot nu toe gevoerde waterbeleid, dat stoelt op duidelijke normen, op de schop moet. Om nu al in te spelen op onbekende, toekomstige ontwikkelingen, is dus een flexibel beleid nodig. Maar ook zoveel mogelijk kennis om beslissingen te kunnen onderbouwen. En tenslotte moet die kennis omgezet worden in praktijk. Dat was de opzet van de jaarlijkse kennisconferentie van het Deltaprogramma, die in het monumentale gebouw van de faculteit Bouwkunde van de TU Delft plaatsvond.

D

e insteek van de kennisconferentie was om te bepalen wat er aan kennis is, wat nog nodig is en hoe we aan die ontbrekende kennis kunnen komen. Jos van Alphen (adviseur strategie en beleid van de Deltacommissaris) maakte de inventaris op. Dat leverde een waslijst aan vragen op: wat doet het watersysteem in extreme omstandigheden? Wat is de effectiviteit van eventuele maatregelen? In hoeverre verandert het klimaat? Maar ook de ‘menselijke factor’ levert veel onzekerheden op. Bestaande en nog komende regelgeving, maar ook economische factoren hebben invloed op het nog te ontwikkelen waterbeheer. De vraag is dan ook: hoe nu verder? Het is belangrijk de vragen langs de bestaande kennis te leggen. ‘Morgen’ kan verwerkt worden in de kennisagenda’s en het Deltaprogramma, maar ‘overmorgen’ is een kwestie van strategisch (fundamenteel) onderzoek. Petra van Dam, hoogleraar Waterstaatsgeschiedenis aan de Vrije Universiteit Amsterdam, vergeleek de Nederlandse ‘amfibische cultuur’ van vroeger met die van nu. Haar belangrijkste conclusie was dat de basis eigenlijk niet veranderd is. In het verleden (voor de 18e eeuw) gingen mensen in hooggelegen gebieden wonen of ze zorgden voor dijken (compartimentering). Ten slotte werd rekening gehouden met evacuatie uit laaggegelen gebieden met bootjes, die ook dienden voor dagelijks transport. Ook nu gaan die principes op, met dien verstande dat de hoeveelheid kennis en de technologie veel verder zijn dan vroeger. Ook speelt de (nationale) overheid een veel grotere rol dan in het verleden, waar veel meer beslissingen op lokale en regionale schaal werden genomen. Een belangrijke opmerking was dat de risicoperceptie wel veranderd is: waar vroeger één of twee maal per generatie een overstroming optrad, houdt nu eigenlijk niemand meer rekening met een ernstige overstroming. “Vaste denkpatronen hinderen innovatie”, zo hield Bernd Schneider (International Innovation Company) zijn gehoor voor. Hoewel hij zich niet specifiek bezighoudt met waterbeheer is innovatie volgens hem een universeel proces. Belangrijk zijn anders denken en het wegnemen van barrières. Jongeren hebben frisse ideeën; daarom kan

een samenwerking tussen het onderwijs en het bedrijfsleven veel goeds opleveren. Na deze plenaire sessie volgde de eerste ronde workshops. Deze omvatten het hele Deltaprogramma en varieerden van bijna abstract naar heel erg praktisch. Behalve lezingen was er ruimte voor discussie, filosofische overpeinzingen en een rollenspel. ‘s Middags werd een tweede serie workshops gehouden, waarbij de deelnemers onder meer een serious game konden spelen. Jan-Hendrik Dronkers, Directeur-Generaal Rijkswaterstaat, keek vooruit naar 2020. Tegen die tijd zijn de Maaswerken afgerond, is het programma Ruimte voor de Rivier klaar en draait de Zandmotor op volle toeren. Het beleid is dan afgestemd op meerlaagse veiligheid. Voor de verdere uitvoering van het Deltaprogramma zijn criteria als flexibiliteit en uitvoerbaarheid van belang. Ook het toekomstige beheer en onderhoud spelen dan een grote rol. Daarbij is de Topsector Water van groot belang. De driehoek van overheid, kennisinstellingen en bedrijfsleven moet voor optimale oplossingen zorgen. Rijkswaterstaat draagt daar haar steentje aan bij als innovatieve opdrachtgever, waarbij het bedrijfsleven wordt gestimuleerd onothodoxe oplossingen te bekijken. Daarna was het tijd om buiten Nederland te kijken, naar andersoortige problemen óf problemen die hier niet (meer) optreden. Jay Lund van de Californische universiteit UC Davis ging in op de diverse problemen en

bedreigingen van de Californische delta. Deze is van groot belang voor de zoetwatervoorziening in deze droge staat. De delta wordt bedreigd door overstromingen, een verslechterende waterkwaliteit én aardbevingen. Door geldgebrek (Californië is zo goed als failliet) en tegenwerkende overheden (“We hate government, that’s why we have thousands of them”) gebeurt er op het moment niets. Een oplossing van al die problemen blijft uit. De universiteit zou als onpartijdige instelling een bijdrage kunnen leveren aan oplossingen, maar dat zal niet snel gebeuren: de huidige generatie bestuurders zal eers met pensioen moeten gaan. Nobuyuki Tsuchiya (directeur Edogawa Environment Foundation) liet ten slotte zien waar het om gaat bij hoogwaterbescherming. Aan de hand van (amateur)filmbeelden van de tsnumai op 11 maart 2011 werd de enorme schaal van de verwoesting duidelijk. Hoewel Japan al van oudsher is ingericht op overstromingen, was dit natuurgeweld duidelijk te veel voor de getroffen voorzieningen. Om herhaling in de toekomst te voorkomen, zet de Japanse overheid onder meer in op ‘superdijken’: een dijk die 30 maal breder is dan hoog en waarop wordt gebouwd. Door dergelijke doorbraakvrije dijken zou, ook bij een rijzende zeespiegel en extremere weersomstandigheden, de veiligheid aanzienlijk groter worden. De filmbeelden gaven duidelijk het belang aan van het Deltaprogramma, wat onderstreept werd door de enigszins geschokte stilte van de aanwezigen. H2O / 8 - 2012

7


Tien jaar BTO: een feestje met inhoud Tien jaar geleden ging het bedrijfstakonderzoek van de Nederlandse drinkwaterbedrijven (BTO) van start, gericht op een gezonde, duurzame, efficiënte en innovatieve drinkwatervoorziening. Om dit jubileum te vieren, hield KWR Watercycle Research Institute op 29 en 30 maart een congres in Maarssen. Een terugblik op de resultaten van tien jaar BTO liet veel fraais zien: van meer grip op de legionellaproblemen tot betere ontwerpen voor leidingnetten, een gerichtere aanpak van putverstopping, beter inspelen op maatschappelijke ontwikkelingen en meer kennis en toepassingsmogelijkheden voor bijvoorbeeld membranen en UV bij de zuivering. Het nieuwe bedrijfstakonderzoek, dat op 1 januari 2013 begint met een sterkere multidisciplinaire aanpak, kan voortbouwen op een degelijk fundament.

I

n zijn openingstoespraak stelde Wim van Vierssen, directeur van KWR, dat het gezamenlijke onderzoek van de drinkwaterbedrijven eigenlijk al vanaf 1972 loopt. De innige samenwerking tussen de drinkwaterbedrijven en het onderzoeksinstituut is volgens Van Vierssen uniek in Europa. Hij vergeleek de samenwerking binnen het BTO met ‘één onderzoeksinstituut en tien organisaties die toegepast onderzoek doen’, wat heeft geleid tot ‘het beste drinkwater ter wereld’. Na deze inleiding werd een aantal BTO-onderzoeken van het afgelopen decennium belicht. Deze werden onderverdeeld in vier thema’s: gezond, efficiënt, vooruitstrevend en duurzaam water.

Efficiënt

Bij ‘efficiënt water’ werd de keten in omgekeerde richting bekeken: eerst kwam assetmanagement van het (ondergrondse) leidingnetwerk aan de orde bij monde van Ralph Beuken. Hij ging in op het beheer, onderhoud en eventuele sanering van de leidingen, de grote onbekende in het distributienetwerk. Het BTO-onderzoek tussen 2002 en 2012 heeft diverse technieken opgeleverd om de staat van het netwerk te controleren en modellen om te helpen met het nemen van beslissingen over dat netwerk. Jan Vreeburg brak een lans voor zelfreinigende netten. Betere waterkwaliteit, minder klachten en minder onderhoud. Technisch niet zo’n probleem, zo bleek de afgelopen jaren al in de praktijk. De netten doen wat voorspeld is en voorkomen zo problemen met bruin en zwart water. Het grootste probleem zit in de bluswatervoorziening: hoewel de brandweer waarschijnlijk ook met minder capaciteit van het net toe kan, leidt dit toch tot discussies. Bas Hofs keek naar één van de eerste stappen in de waterproductie: de snelfilters (zandfilters). Hoewel deze filters al heel lang worden gebruikt bij de winning en het gebruik van grondwater, heeft onderzoek naar verstopping van deze filters laten zien dat we nog steeds niet alles weten van deze filters. Om verstopping te voorkomen, is het van belang ‘vlak’ te draaien, dus met zo min mogelijk fluctuatie in de wateraanvoer. Ook de hoeveelheid loog kan (verder) geoptimaliseerd worden. Omdat optimalisatie tot nu toe vooral een kwestie van trial and error is, pleitte Hofs voor meer verklarend onderzoek,

8

H2O / 8 - 2012

waarna modellen kunnen worden opgesteld, gevalideerd en gekalibreerd. De laatste lezing, maar de eerste stap in het productieproces, ging over de pompputten bij grondwaterwinning. Van de ongeveer 3.500 tot 4.000 pompputten die Nederland telt, vertoont tweederde verstoppingsverschijnselen. Dat kost in totaal zo’n 32,5 miljoen euro per jaar. Uit BTO-onderzoeken blijkt dat mechanische en chemische verstopping om een verschillende aanpak vragen: mechanische verstopping voorkom je door met pieken en dalen te pompen, chemische verstopping juist door ‘vlak’ te pompen. De uitdaging nu is volgens Jan Willem Kooiman het onderzoek op te schalen van een enkele put naar het hele puttenveld, aangezien de putten elkaar beïnvloeden. Als ten slotte het hele pompstation, inclusief alle infrastructuur, als geheel wordt onderzocht, levert dat een grote optimalisatieslag op.

Gezond

Het thema ‘gezond water’ richtte zich op nieuwe chemische en microbiologische bedreigingen van de drinkwaterkwaliteit en de oplossingen hiervoor. Patrick Smeets gaf een presentatie over kwantitatieve microbiologische risicoanalyse (QMRA). Drinkwaterbedrijven moeten voldoen aan de eis dat maximaal één infectie per 10.000 personen per jaar mag voorkomen. Door kennis over het stroomgebied, de bron, het zuiveringsproces en het distributienet te combineren, is het mogelijk om microbiologische risico’s in te schatten. Hiervoor is het wel noodzakelijk over voldoende meetgegevens te kunnen beschikken. Na deze presentatie werd in de film ‘Zit er Prozac in mijn water?’ ingegaan op de noodzaak voor drinkwaterbedrijven om geneesmiddelen en hun metabolieten uit het water te verwijderen. Rwzi’s zijn hier namelijk niet op ontworpen. Aangezien het vooralsnog onbekend is wat het effect op de gezondheid is van een langdurige blootstelling aan lage concentraties van mengsels van deze verbindingen, moeten drinkwaterbedrijven hun processen steeds meer geschikt maken voor de verwijdering van medicijnen. Cindy de Jongh ging in haar presentatie in op allerlei technieken die de afgelopen tien jaar beschikbaar zijn gekomen om een risicobeoordeling voor (nieuwe) stoffen te maken, bijvoorbeeld op basis van hun molecuul-

structuur. Op grond hiervan kan een inschatting worden gemaakt van mogelijk toxicologische eigenschappen. Ook schetste zij de ontwikkeling van een Threshold of toxicological concern (TTC)-waarde: een veilige streefwaarde voor drinkwater en middel om te prioriteren in de schier oneindige stroom van (nieuwe) stoffen die in water terechtkomen. De presentaties werden afgewisseld door een aantal films, waarna Paul van der Wielen zijn verhaal hield over de bestrijding van Legionella. Hij benadrukte dat het niet alleen een kwestie is van biologisch stabiel water leveren; de kwaliteit van de binneninstallatie, bijvoorbeeld het leidingmateriaal, is van minstens even groot belang. Overigens is het waarschijnlijk dat drinkwater niet de voornaamste bron van legionellabesmettingen is: er zijn steeds meer aanwijzingen dat bijvoorbeeld koeltorens hierin een grote rol spelen. Voorafgaand aan het tweedaagse BTO-congres in Maarssen stond onder andere een excursie naar het Loenderveen op het programma.


*thema

verslag

Duurzaam

Het thema ‘duurzaam water’ omvatte veel verschillende onderzoeken: van klimaatverandering tot de drukke ondergrond, van vegetatie tot brak grondwater. Gertjan Zwolsman ging in op de klimaatverandering. De opwarming en de veranderende neerslagpatronen zullen ook hun weerslag hebben op de drinkwatersector. In het BTO is onderzoek gedaan naar diverse facetten van de klimaatverandering die invloed (kunnen) hebben op de productie maar ook het gebruik van drinkwater. Zo leidt een hogere luchttemperatuur tot een verandering in het drinkwatergebruik. Niet onverwacht, wel een factor om mee te nemen in de modellering van het drinkwatergebruik. Hetzelfde geldt voor langjarige droogte: dit kan invloed hebben op de kwaliteit van het grondwater. Flip Witte liet zien dat de klimaatverandering de vegetatie beïnvloedt, wat weer gevolgen heeft voor de verdamping van neerslag en dus op de aanvulling van grondwater. Uit onderzoek blijkt dat die relatie niet altijd zo simpel is als verwacht. Het is dus van belang bij het modelleren de juiste, ‘robuuste’ factoren mee te nemen. Luc Geelen van Waternet voegde hieraan toe dat het dankzij klimaatverandering wellicht moeilijk en kostbaar wordt om sommige milieudoelen te halen. Klaasjan Raat (KWR) en Ate Oosterhof (Vitens) keken naar onder andere de bedreigingen van brak grondwater. In het verleden was het voorkomen van brak water een complicerende factor voor de winning van grondwater, maar BTO-onderzoek heeft een succesvolle drietrapsstrategie opgeleverd: het winnen van brak grondwater zorgt ervoor dat de winning zoeter wordt. Het daarna behandelen van dat brakke water is met omgekeerde osmose prima te doen, waardoor ook dat water benut wordt. Het uiterst zoute restant kan weer geïnjecteerd worden in een grondwaterlaag met eenzelfde concentratie zouten. Uit pilots in Friesland (Noordbergum) en Noord-Brabant (Zevenbergen) blijkt deze strategie te werken. De conclusie is dan ook dat men brak grondwater niet moet mijden maar moet winnen. Matthijs Bonte ten slotte ging in op de steeds drukker wordende ondergrond. Meer kabels (glasvezel), ruimtegebruik en ook WKO-installaties vormen potentiële bedreigingen voor het grondwater. De effecten van WKO-installaties zijn op dit moment nog moeilijk in te schatten, maar een verhoging van de grondwatertemperatuur heeft duidelijke kwaliteitseffecten. Bontes advies aan waterbedrijven: kies voor communicatie met partijen die belangen in de ondergrond hebben en kom zelf met constructieve voorstellen.

Vooruitstrevend

Binnen het thema ‘vooruitstrevend water’ werd aandacht geschonken aan het onderzoek dat is uitgevoerd om operationele knelpunten in de bestaande drinkwatervoorziening op te lossen, de toepasbaarheid van nieuwe technologieën vast te stellen en in te kunnen spelen op maatschappelijke ontwikkelingen. Minne Heringa liet zien hoe door nauwkeurige chemische analyses te

combineren met effectgerichte analyses (in vitro toxiciteitstesten) bedreigingen van het drinkwater kunnen worden opgespoord en ontmaskerd. Op deze manier kunnen we meer zekerheid krijgen over de betrouwbaarheid van het drinkwater en is het eenvoudiger ook klanten hiervan te overtuigen. In de presentatie van Bart Wullings werd ingegaan op de ontwikkeling van moleculaire microbiologie. Door het analyseren van DNA/RNA kunnen organismen zeer specifiek en vooral ook heel snel worden gedetecteerd. Op deze manier kon bijvoorbeeld worden aangetoond dat tijdens de Mexicaanse Griep-epidemie verspreiding van het virus via de waterketen geen rol speelde en kan Legionella nu veel sneller en specifieker worden gedetecteerd. Mirjam Blokker gaf een presentatie over SIMDEUM: een model waarmee het waterverbruikpatroon in woonwijken, hotels, zorginstellingen en dergelijke nauwkeurig kan worden voorspeld. Met behulp van dit model kunnen leidingnetten slimmer worden ontworpen, maar het kan ook worden gebruikt om de waterkwaliteit in het net te voorspellen. Vervolgens werd een film vertoond waarin te zien was hoe PWN oppervlaktewater op een innovatieve manier zuivert door UV-straling te combineren met waterstofperoxide. Bas Wols ging in op modellen waarmee de stroming door dergelijke UV-reactoren zichtbaar kan worden gemaakt, en die informatie geven over de efficiëntie van het UV/H2O2-proces. Een ander zuiveringsproces dat de afgelopen tien jaar veel toepassingen heeft gekregen, is membraanfiltratie. Emile Cornelissen gaf

een presentatie over Airo: een in het BTO ontwikkeld proces waarbij spiraalgewonden membranen periodiek worden gespoeld met lucht en water. Deze methode is inmiddels in de praktijk toegepast en blijkt te leiden tot minder drukval over de membranen, tien procent minder energieverbruik, 95 procent besparing op de benodigde chemicaliën (voor de zuivering) en een 50 procent langere levensduur van de membranen.

2013-2017: nieuwe periode van collectief onderzoek

De tweede dag van het congres stond in het teken van het nieuwe BTO-programma. Dat is niet simpelweg een vervolg van het huidige BTO, maar een vernieuwingsslag naar multidisciplinair onderzoek met nog sterkere nationale samenwerking en internationale verbindingen (in de Topsector Water). Het onderzoek is gericht op tien thema’s die voor de drinkwaterbedrijven van belang zijn in het realiseren van hun ambities. Hygiëne en veiligheid blijven binnen het BTO leidende onderwerpen, net als duurzaamheid en efficiënte inzet van hulpbronnen en middelen. Ook waakzaamheid is met het onderzoeksprogramma verweven: goed in de gaten houden wat er om de drinkwatersector heen gebeurt, zodat je problemen kunt voorkomen. Die waakzaamheid richt zich op een breed gebied, van nieuwe stoffen die op de markt komen en dus drinkwaterbronnen kunnen bereiken tot opkomende trends die de watervraag en dus bedrijfsvoering en distributie kunnen beïnvloeden. De presentatie van de ‘uitdagingen’ per thema door de nieuwe themacoördinatoren was de aftrap voor overleg met de waterbedrijven voor de concrete invulling van het onderzoeksprogramma.

H2O / 8 - 2012

9


Waarvoor heeft u water nodig? www.veoliawaterst.nl

Celsiusstraat 34 6716 BZ Ede (Gld.) Telefoon: +31 (0)318 691 500


verslag “We moeten evacueren voordat de dijken doorbreken” Hoge dijken zijn een goed preventiemiddel tegen overstromingen, maar als de boel toch overloopt ontbreken goede evacuatieplannen en gaat het mis met de hulpverlening. “In het kader van de meerlaagse veiligheid moeten we misschien wel toe naar evacuatie voordat de dijk doorbreekt”, aldus professor Jeroen Aerts (Vrije Universiteit Amsterdam), tijdens het door de Kunsthal Rotterdam op 26 maart gehouden symposium ‘Zoet & Zout. Water en de Nederlanders’.

“T

ijdens de laatste nationale evacuatie-oefening heeft men met bootjes plastic dieren gered. Hoe serieus moet je dat nemen, want in het echt blijven die beesten niet stokstijf staan en maken ze allerlei bewegingen?”, aldus gespreksleidster Tracy Metz, die ook het boek bij de expositie ‘Zoet & Zout’ schreef. Nederland heeft de hoogste veiligheidsnormen ter wereld (waterkeringen moeten langs de kust bestand zijn tegen een, volgens professor Han Vrijling van de TU Delft, onverzekerbare overstromingskans van één keer per 4.000 tot zelfs per 10.000 jaar). Het is goed niet alleen naar de hoogte van de dijken te kijken maar ook de ruimtelijke ordening erachter te betrekken. Niet alle wegen zouden bijvoorbeeld onder het maaiveld moeten liggen. Vrijling constateert dat iedereen ‘leuk’ roept dat we nooit op lage plekken moeten gaan wonen, maar dat in werkelijkheid veel nieuwbouw en zelfs Schiphol in de diepte liggen. Hij ziet niets in Spielerei zoals drijvend wonen (3.000 drijvende woningen in een plassengebied kan hij zich niet voorstellen) en het aanleggen van eilanden bij de Afsluitdijk. Ook in compartimentering, een polder door middel van een dijk in het midden in twee helften verdelen om de schade bij een overstroming te halveren, gelooft Vrijling niet. “We kunnen het geld beter besteden aan de buitenring.”

ook het bedrijfsleven maatregelen moet nemen. Boomkwekers bijvoorbeeld, die zoet water van hoge kwaliteit nodig hebben, moeten zelf bassins aanleggen voor de opslag van water, maar mogen van de overheid en de waterschappen verlangen dat zij indien nodig zorgen voor voldoende water om ze te vullen. De vraag is wel, zo bleek tijdens de discussie, of de overheid moet blijven opdraaien voor alle kosten die schaarste aan zoet water voor bepaalde sectoren met zich meebrengt.

400 miljoen euro in waterberging, natuur langs het water en waterkwaliteit. Vooral lokale aannemers profiteren daarvan.” De Bondt: “Echt blijvend is het programma Ruimte voor de Rivier. Het landschap wordt vaker gebruikt als bassin en dat is goed in te passen in de natuur en nieuwe ontwikkelingen.” Poelmann, over nieuwe waterbouw: “Dat is geen modegril, maar een goede manier om slechte beslissingen uit het verleden om te buigen in iets goeds in het heden.”

Peter Glas, voorzitter van de Unie van Waterschappen, ziet een dilemma. “Het water dat de landbouw gebruikt is tot nu toe gratis, maar moeten we niet toe naar meer opslag en besparing (bijvoorbeeld door minder water te gebruiken om de gewassen te laten groeien, door middel van intelligente irrigatie)? Dat is een taak voor ondernemers. Onlangs is de belasting voor het oppompen van grondwater afgeschaft, maar van de opbrengst hadden we beter een potje kunnen maken om waterbesparing te bekostigen.” Niet alleen de regelmatige aanvoer van zoet water via de grote rivieren dreigt te stagneren (door het veranderende klimaat en extreem weer valt soms meer en soms minder regen dan we nodig hebben), ook het binnendringen van zout water is een probleem.

Luxe

Bellenscherm

Dijkgraaf Patrick Poelmann (De Stichtse Rijnlanden)

“Bij Streefkerk kijken we naar een ander alternatief, een brede dijk waar een nieuwe wijk tegenaan wordt gebouwd”, aldus Aerts. “We hebben sowieso een beter beleid nodig dat de bescherming tegen het water breder trekt.” Volgens hem zijn de garanties nu niet waterdicht en zijn de omstandigheden veranderd. Zowel de risiconorm als het van tevoren kijken naar de gevolgen worden belangrijker. “We moeten afwegingen kunnen maken en plannen voor ruimtelijke ordening daarin meenemen. Nu gaat 95 procent van het budget naar de dijken en de overige vijf procent naar bijvoorbeeld het hoger aanleggen van toegangswegen.” Vrijling: “De Deltacommissie keek al na de watersnoodramp van 1953 naar oorzaken en gevolgen.”

Volgens dijkgraaf Patrick Poelmann van Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden is de aanleg van een bellenscherm in de Nieuwe Waterweg een goede oplossing om verzilting van West-Nederland tegen te gaan. Het is een soort gordijn van luchtbellen in een schutsluis, dat voorkomt dat het zoute water aan de ene kant zich te veel vermengt met het zoete aan de andere. “Het scherm gebruikt veel energie, maar dat moet je afzetten tegen de maatregelen die je daardoor niet hoeft te nemen.” Volgens Poelmann gaat het er nu om draagvlak te verzamelen. “De Rotterdamse havenbedrijven kijken verlekkerd, want zij hebben zoet water nodig.”

Zoet water

Dijkgraaf Johan de Bondt van Waterschap Amstel, Gooi en Vecht maakt zich niet echt zorgen over de mogelijkheid dat de ongestoorde levering van drinkwater rond 2050 niet meer kan worden gegarandeerd. Hij vindt wel dat niet alleen de overheid maar

Tracy Metz verbaasde zich er in haar inleiding over dat Nederlanders zo weinig weten van water. “Het is een luxe als alles goed is geregeld. Dat maakt ons lui. Water is folklore geworden. Ik hoop dat water ons meer gaat raken en meer voor ons gaat betekenen. Dat er een nieuw bewustzijn ontstaat en dat Nederland de wereld ook verovert door samen te werken met het water in plaats van het alleen maar te bestrijden.” De tentoonstelling ‘Zoet & Zout. Water en de Nederlanders’ is nog tot en met 10 juni te bezoeken in de Kunsthal in Rotterdam.

De Bondt constateert dat er, onder meer in het kader van ‘bouwen met de natuur’, veel innovatieve ideeën zijn om de zoetwaterproblemen op te lossen, maar dat ze door procedures moeilijk uitvoerbaar zijn. “Ik zie veel leuke projecten, maar helaas wordt water als landschapselement ondergewaardeerd.” Volgens Peter Glas gebeurt er heel veel, maar is dat fijnmazig. “We investeren H2O / 8 - 2012

11


verslag Officiële start verruiming IJssel bij Deventer Met het zetten van hun handtekening in het zand van zandtovenaar Gert van der Vijver markeerden dijkgraaf Herman Dijk (Waterschap Groot Salland) en John Prins (aannemerscombinatie IJsselfront) op 29 maart de officiële start van de verruiming van de IJssel bij Deventer. De rivierverruiming moet de komende jaren gaan bijdragen aan een grotere waterveiligheid nabij één van de oudste steden van Nederland.

Presentatie Handreiking Inspectie Waterkeringen Na enkele jaren voorbereiding is op 29 maart de Handreiking Inspectie Waterkeringen gepresenteerd. Die moet het inspecteren van de waterkeringen in Nederland makkelijker maken maar vooral ook professioneler. De presentatie vond plaats in Burgers' Zoo in Arnhem tijdens de negende kennisdag Inspectie Waterkeringen van STOWA en Rijkswaterstaat.

D

e nieuwe handreiking bestaat uit drie rapporten voor verschillende gebruikers: het organisatiedeel (‘Bouwstenen professionele inspecties’), het technische deel (‘Inspectiewijzers waterkering’) en het standaard inspectieplan. Ze vervangt de groene versie van de Handreiking Inspectie Waterkeringen uit 2008.

Deventenaren lieten zich bijpraten over de verruiming van de IJssel.

D

e waterschappen Groot Salland en Veluwe laten zes grote nevengeulen aanleggen en de uiterwaarden afgraven over een totale lengte van tien kilometer. De waterstand moet hierdoor bij piekafvoeren op de IJssel voldoende dalen om wateroverlast in Deventer en directe omgeving te voorkomen, in ieder geval te verminderen. Om het begin van de IJsselplannen ook bij de bevolking van Deventer kenbaar te maken, verzorgde Waterschap Groot Salland in de Bergkerk een bijeenkomst waarop Deventenaren zich konden laten bijpraten over deze megaklus. Om de samenwerking van de verschillende overheden in beeld te brengen, vonden tevens enkele bestuurlijke handelingen

plaats. Zo nam wethouder Marco Swart een werkstuk in ontvangst van leerlingen van Het Stormink, waarmee zij hun beleving van de uiterwaarden uitbeeldden. Ook voor gedeputeerde Bert Boerman van de provincie Overijssel was een rol weggelegd. Hij selecteerde drie haiku’s over de IJssel bij Deventer, gemaakt door basisschoolleerlingen die eerder met hun klas deelnamen aan de speciale waterweek. Met de voorstelling van zandtovenaar Gert van der Vijver werd de bijeenkomst afgesloten. Hij nam de aanwezigen mee in een verbeelding van de toekomstige werkzaamheden aan de IJssel via zandtekeningen. Tijdens de werkzaamheden rond Deventer wordt zo’n 2,9 miljoen kubieke meter grond verzet oftewel ongeveer 200.000 vrachtwagens of 35 miljoen kruiwagens.

Het waarnemen van schade aan dijken is en blijft van groot belang. Maar ook de ontwikkeling van de kwaliteit van de dijk moet goed in de gaten gehouden worden. Die controle is niet altijd vanzelfsprekend geweest. Henk Flikkema van Wetterskip Fryslân sprak in Arnhem bijvoorbeeld over het hoogwater afgelopen januari in het noorden van Nederland. De controle van de secundaire keringen vindt daar in feite pas plaats sinds de dijk in Wilnis verzakte. Het ontbreekt vaak aan voldoende menskracht en voldoende tijd om ingewonnen informatie (ook via allerlei instrumenten) te kunnen verwerken en er conclusies uit te kunnen trekken. Die dataverwerking kan ook op dit moment nog veel beter, zo bleek tijdens een korte panelbijeenkomst. Samenwerking tussen Rijkswaterstaat en de waterschappen blijft een tweede belangrijk onderwerp van discussie. De nieuwe handreiking wordt als een tussenstap gezien in een route richting landelijk toetskader. Volgens Ludolph Wentholt van STOWA is iedereen te lang met de eigen gegevens bezig geweest.

Ook voor de leerlingen van Het Stormink was een rol weggelegd.

De inspectiewijzers beschrijven wat de inspecteur kan zien, waar de schade aan de dijk kan voorkomen, wat de mogelijke oorzaak kan zijn, welke risico’s en schadeontwikkelingen mogelijk zijn en welke beheersmaatregelen kunnen worden toegepast. Het geplastificeerde boekje bevat 60 mogelijke schadebeelden. Gedrukte exemplaren van de Handreiking Inspectie Waterkeringen en de aanverwante uitgaven kunnen aangevraagd worden bij STOWA: stowa@stowa.nl of (033) 460 32 00.

12

H2O / 8 - 2012


actualiteit STOWA en DHV tekenen unieke Nereda-contracten STOWA en DHV en STW-TU Delft en DHV hebben twee unieke contracten getekend over de Nereda-technologie. In de contracten wordt de afdracht van een deel van de royalty’s geregeld die DHV ontvangt als in het buitenland huishoudelijke en/of industriële installaties worden gerealiseerd. Deze afdracht is uniek in het 40-jarige bestaan van STOWA: het is mogelijk dat de stichting meer geld ontvangt dan er geïnvesteerd is.

N

ormaliter maakt STOWA de afspraak dat inkomsten die voortvloeien uit door STOWA gefinancierd onderzoek, naar de eigenaar van de ontwikkelde (zuiverings)technologie gaan. Daar staat tegenover dat door deze partij geen royalty’s voor toepassing door Nederlandse waterbeheerders in rekening mogen worden gebracht. In 2003 en 2007 is echter bij de ontwikkeling van de Neredatechnologie hiervan afgeweken en een andere principe-afspraak gemaakt. Dit is gedaan met het oog op de noodzaak van het terugvloeien van innovatiegelden naar de Nederlandse watersector om innovatieprocessen ook in de toekomst te kunnen waarborgen. Als uitgangspunt voor het contract geldt een looptijd tot 2027; er is geen maximumbedrag opgenomen. Dat betekent concreet dat de inkomsten voor STOWA hoger kunnen uitvallen in vergelijking met de geïnvesteerde bedragen, als de Neredatechnologie door de Nederlandse watersector succesvol naar het buitenland wordt geëxporteerd. Eind 2011 heeft het algemeen bestuur van de STOWA ingestemd met deze unieke overeenkomst. Een dergelijk contract is ook afgesloten tussen STW-TU Delft en DHV. Reeds bij de overname van de Nereda-patenten in 2005 is een dergelijke overeenkomt in conceptvorm opgesteld. Recent is deze overeenkomst vastgelegd in een definitief contract, dat

De opening van de eerste communale praktijinstallatie in Epe gaat vergezeld van een uitgebreid openingsprogramma, waarbij ook kroonprins Willem-Alexander een belangrijke rol speelt. Hij verricht op 8 mei de officiële opening van de Nereda-installatie. Verder spreken onder anderen Maxime Verhagen en Gert Verwolf. Op 9 mei presenteert AgentschapNL een viertal KWR-projecten op het gebied van optimalisatie van de waterketen door innovatieve meet- en regelconcepten. ‘s Middags vindt het tweede Nereda-symposium plaats met aandacht voor de eerste resultaten van de rwzi Epe en de proces- en bedrijfsvoering. Op 10 mei mogen alle (aankomende) waterdeskundigen kennismaken met de Neredatechnologie. Aan de hand van rondleidingen, films, presentaties en een schaalmodel wordt de werking inzichtelijk gemaakt. Ook is er die dag voor jonge waterdeskundigen een internationaal congres waarin onder meer aeroob korrelslib, Anammox en innovatie in het algemeen aan de orde komen. De medewerkers die de installatie in Epe mogelijk hebben gemaakt vieren op 11 mei een feestje. Op 12 mei ten slotte biedt Waterschap Vallei en Veluwe met een open dag alle geïnteresseerden de gelegenheid de installatie te bekijken. Het gedetailleerde programma is te vinden op www.neredannop.nl.

gebaseerd is op dezelfde uitgangspunten als het contract met STOWA. Hierin wordt tegemoet gekomen aan de financiële bijdrage van STW aan fundamenteel wetenschappelijk onderzoek dat in de jaren 1993 tot 2007 op de TU Delft, onder leiding van Mark van Loosdrecht door Janneke Beun en later Merle de Kreuk, is uitgevoerd. Volgens de betrokken partijen vertegenwoordigt de ondertekening van deze

bijzondere contracten een begin van een nieuw tijdperk waarin de samenwerking binnen de Nederlandse watersector kan leiden tot innovaties die de Topsector Water een concrete invulling geven. H2O zal in de volgende uitgave uitgebreid aandacht besteden aan Nereda.

Ondertekening van de twee Nereda-contracten (v.l.n.r. Han de Winde van TU Delft, Jacques Leenen van STOWA, Eppo Bruins van STW en Eric Zandbergen van DHV).

H2O / 8 - 2012

13


actualiteit Plan om vissen te laten zigzaggen tussen Waddenzee en IJsselmeer De Waddenvereniging, Sportvisserij Nederland, Stichting Verantwoord beheer IJsselmeer en de Vereniging van Vaste Vistuigen Noord hebben een gezamenlijk plan gepresenteerd om de Afsluitdijk beter passeerbaar te maken voor trekvissen.

D

e vispassage bij de Afsluitdijk kan een belangrijke bijdrage leveren aan het herstellen van de momenteel slechte visstand in het IJsselmeer. Het gaat om een vijf tot tien kilometer lange ‘vismigratierivier’ langs en door de Afsluitdijk. Vissen kunnen met behulp van de werking van het getij en via een geleidelijke zoetzoutovergang 24 uur per dag heen en weer trekken tussen de Waddenzee en het IJsselmeer. Door het uitgekiende ontwerp komt geen druppel zout water in het IJsselmeer terecht. Een vispassage op getijdenwerking van deze schaal is uniek in de wereld. Het kan volgens de initiatiefnemers een nieuw voorbeeldproject zijn van Nederlands deltaontwerp voor de internationaal georiënteerde watersector. Met deze vispassage wordt tevens een concreet plan gepresenteerd om invulling te geven aan één van de ambities van de rijksoverheid die zijn geformuleerd voor de Afsluitdijk, namelijk het verbeteren van de ecologische verbinding tussen IJsselmeer en Waddenzee. Na consultatie van vismigratiespecialisten omvat het voorstel een ‘vismigratierivier’ die

direct naast de spuisluizen bij Kornwerderzand via een koker door de dijk loopt. In deze rivier ontstaat een geleidelijke zoetzoutovergang die essentieel is voor een succesvolle migratie. Het ontwerp zorgt ervoor dat geen zout water het IJsselmeer inkomt. Het is de eerste vispassage die zo is ontworpen dat deze geschikt is voor zowel sterke als zwakke zwemmers onder de vissen. De bouw van de Afsluitdijk in 1932 zorgde voor verbetering van de veiligheid en een economische impuls, maar de dijk vormde ook een ecologische ramp. De Zuiderzee en de Waddenzee werden abrupt van elkaar gescheiden. Trekvissen die voor hun voortplanting migreren tussen zoet en zout water, stootten vanaf dat moment letterlijk hun neus tegen de dijk. Het gevolg is dat het al jaren slecht gaat met trekvissen als aal, zalm, zeeforel, bot, zeeprik en spiering. Een geleidelijker overgang tussen zoet en zout is belangrijk voor een succesvolle migratie. Nu de Afsluitdijk en de sluiscomplexen na 80 jaar versterkt en gerenoveerd worden, is ook de tijd rijp om de vispasseerbaarheid van de dijk te verbeteren. Voor het Rijk en de regio is

Impressie van de vismigratierivier met op de voorgrond de Waddenzee en op de achtergrond het IJsselmeer.

14

H2O / 8 - 2012

het bovendien een mogelijkheid om alsnog een deel van hun oorspronkelijke ambitie waar te maken. Naast vismigratie biedt het plan volop ruimte voor andere functies. De initiatiefnemers denken dat de Afsluitdijk met deze unieke visvoorziening opnieuw een wereldwijd icoon kan worden. Het plan voor de ‘vismigratierivier’ is na een studie ontwikkeld en ondersteund door de adviesbureaus LINKit consult en Wanningen Water Consult. De regio (provincies en gemeenten) en het rijksprogramma ‘Naar een Rijke Waddenzee’ hebben het plan enthousiast ontvangen.


Draadloze grondwater monitoring Schlumberger Water Services heeft een nieuw systeem ontwikkeld dat u in staat stelt om op een efficiënte manier data van Divers in het veld uit te lezen. Dit systeem noemen wij Diver-NETZ. Met Diver-NETZ hoeft u de peilbuis niet meer te lokaliseren en te openen. Uw aanwezigheid in de buurt van de peilbuis is voldoende. Met uw eigen mobiele telefoon kunt u eenvoudig contact leggen met de Divers en de data uitlezen. Dit bespaart tijd en geld! Diver-NETZ werkt met behulp van een radiomodule. Deze module, de Diver-DXT, wordt bovenop de Diver kabel gemonteerd. Naast uw mobiele telefoon heeft u tevens een kleine radio-unit nodig: de Diver-Gate(M). De Diver-Gate(M) is de interface tussen de Diver-DXT en uw mobiele telefoon.

www.swstechnology.com

Kenmerken Diver-NETZ: • Compatibel met alle bestaande Divers. • Bereik van 500 m LOS (Line of Sight). • 85% efficienter dan traditionele uitleesmogelijkheden. • Diver-DXT registreert tevens luchtdruk

Pompen - Afsluiters - Systemen

Start your smartphone‘s QR reader app, take a photo of the code and learn more. It‘s the first time you‘re using a QR code? Then download a free QR code reader software.

Wij geven al onze energie. Zodat u energie bespaart.

110354

Fluid Future - dat is de naam van ons veelomvattende energieefficiëntieconcept voor uw totale hydraulische systeem. Het concept is bedoeld om de doelmatigheid van uw installatie te verbeteren. Daarvoor hebben wij vijf op elkaar afgestemde modules ontwikkeld, waarmee u gedurende de totale levenscyclus van uw pompen en afsluiters besparingsmogelijkheden kunt identificeren en benutten. Door op die manier het rendement van uw installatie te optimaliseren, zorgen wij ervoor dat uw installatie gunstiger, efficiënter en langer loopt. Fluid Future - een aanwinst voor uw bedrijf, het milieu en alle toekomstige generaties. www.ksb.com/fluidfuture KSB Nederland B.V. - www.ksb.nl - infonl@ksb.com


Ook STOWA zet tandje bij in Europees waterkwaliteitsbeheer In Estland vond begin dit jaar het eindcongres plaats van WISER. In dit grote Europese onderzoeksprogramma wordt gekeken naar de (ecologische) doelen van de Kaderrichtlijn Water en de daarbij geformuleerde herstelmaatregelen in de EU-lidstaten. Het congres was bedoeld om de bevindingen te delen met de politiek en waterbeheerders. Vanuit Nederland bestond erg weinig belangstelling, wat waarschijnlijk het gevolg was van matige communicatie.

H

et congres past in een trend in de Europese onderzoeksprogramma’s. De Europese Commissie eist dat de onderzoeksresultaten toepasbaar moeten zijn in de praktijk. Daarvoor acht ze het nodig om de kennis al in een vroeg stadium te delen met degenen die ermee gaan werken. Steeds vaker wordt voor onderzoeksprogramma’s slechts beperkt nieuwe wetenschappelijke informatie verzameld. Men richt zich steeds meer op het ontsluiten en toepasbaar maken van bestaande kennis en ervaring. Voorbeelden van deze trend zijn de onderzoeksprogramma’s REFORM (dat zich vooral richt op stromende wateren) en WISER (dat zich met name bezighoudt met stilstaande wateren en kust- en overgangswateren). WISER heeft zich de afgelopen drie jaar gericht op het in beeld brengen van de in de Europese Unie gangbare ecologische beoordelingssystemen voor oppervlaktewater. Bezien is of harmonisatie of zelfs integratie van deze systemen mogelijk is. Heel veel ecologische waterkwaliteitsgegevens zijn bijeengevoegd en opnieuw geanalyseerd. De biologische gegevens zijn, veelal inclusief niet-biologische omgevingsparameters, beschikbaar gemaakt via internet (www.wiser.eu en www.freshwaterecology.info). In het WISER-programma is niet alleen gekeken naar de ecologische integriteit van de beoordelingssystemen maar ook naar hoe ze zijn in te zetten bij het registreren van ecologisch herstel. Met andere woorden: zijn ze bruikbaar bij het monitoren van de verbetering van de waterkwaliteit en dus niet alleen voor het beoordelen van de actuele toestand? Opmerkelijk onomwonden sprak de vertegenwoordigster van de Europese Commissie, Ursula Schmedtje, in Estland over de evaluatie van de stroomgebiedbeheerplannen en de daarin opgenomen ecologische doelen en bijbehorende herstelmaatregelen. Zij stelde onder andere vast dat de ambitie voor het waterkwaliteitsbeheer over het algemeen laag is. Niet alleen Nederland, maar ook veel andere lidstaten gaan voor de spreekwoordelijke 6-. De lidstaten zijn weinig concreet in het benoemen van zowel de geplande herstelmaatregelen als het motiveren van het verwachte effect. Schmedtje onderstreepte het, ook in Nederland waargenomen, fenomeen dat de kleinere wateren (te klein om als ‘waterlichaam’ te bestempelen) binnen de nationale interpretaties van de KRW-wetgeving onvoldoende beschermd

16

H2O / 8 - 2012

Afb. 1: Fosforconcentraties in stilstaande zoete wateren in Europa. Na Bulgarije liggen die het hoogst in Nederland (bron: European Environmental Agency).

worden. In Nederland behoort meer dan de helft van het wateroppervlak tot deze categorie. Het zijn juist de kleinere wateren (zoals vennen, beekjes en sloten) die een hoge ecologische en natuurwaarde hebben. In de discussie die volgde op deze constatering, werd vastgesteld dat de Europese Commissie de Kaderrichtlijn Water en de andere EU-richtlijnen, zoals die voor natuur en landbouw, niet goed op elkaar heeft afgestemd. Een algemeen gevoel was dat zelfs de weinig ambitieuze doelen in 2015 (een ijkmoment) niet gehaald zullen worden. Veel lidstaten hebben daarop vooruitlopend al uitstel aangekondigd tot 2027. Of de Europese Commissie zich neerlegt bij de

ambitie-arme opstelling van de lidstaten is maar zeer de vraag. Tijdens de bijeenkomst is een aantal malen ook een doorkijk gegeven naar de Amerikaanse schoonwaterwetgeving (‘Clean Water Act’) en de zoute pendant van de KRW: de Kaderrichtlijn Mariene Strategie (KRM). Met de ervaring van de KRW in het achterhoofd is in de KRM meer aandacht voor sociaal-maatschappelijke aspecten en de rol die de mens (onomkeerbaar) speelt in het ecosysteem. In plaats van over de ‘goede ecologische toestand’ spreekt men daar over de ‘goede milieutoestand’, een ruimere interpretatie met meer ruimte voor


verslag

Natuurvriendelijke oevers hebben niet altijd de bedoelde uitstraling op de ecologische waterkwaliteit.

economische en sociale activiteiten. In zekere zin is dit vergelijkbaar met de in de KRW gehanteerde term ‘goed ecologisch potentieel’.

Nederland

De druk op het proces dat in Nederland vooraf is gegaan aan het opstellen van de eerste serie stroomgebiedbeheerplannen, heeft tot een aantal schoonheidsfoutjes geleid bij zowel het definiëren van de ecologische doelen als het beschrijven van de daarbij als passend veronderstelde maatregelen. Veel energie is gestoken in discussies over de manier waarop de KRW geïnterpreteerd moet worden, de omvang van waterlichamen, de verdeling van de verantwoordelijkheid tussen de bestuurslagen in het waterbeheer en de mate waarin menselijke beïnvloeding (waaronder die door de landbouw) wel of niet is mee te nemen in de normstellingen. Dat heeft geleid tot ecologische doelstellingen die lang niet altijd passen bij de potenties van het water. Daarmee in lijn zijn de voorgestelde maatregelen vaak niet adequaat. Dit wordt deels veroorzaakt door onvoldoende inzicht in het functioneren van het te beheren watersysteem en deels door een onvolledig inzicht in de effectiviteit van maatregelen. Nu de stroomgebiedbeheerplannen zijn opgestuurd en de waterbeheerders zich richten op het uitvoeren van de afgesproken maatregelen, groeit de onzekerheid over de haalbaarheid van de doelen. Voor een deel komt dit door het ontbreken van de wil en

het geld om werkelijk belangrijke hindernissen te overwinnen, veelal echter ook doordat de lokaal genomen maatregelen veel te weinig ecologisch effect hebben op een hoger schaalniveau. De waterbeheerders zijn heel druk met het in beeld brengen van de huidige ecologische waterkwaliteit en het doen van nieuwe voorspellingen over de effectiviteit van de maatregelen in relatie tot de afgesproken doelen. In de tussentijd worden in soms hoog tempo voorzieningen gerealiseerd, zoals de aanleg van natuurvriendelijke oevers, vispassages en emissiereductie bij lozingspunten. Een voorbeeld van het laatste is het reduceren van vuiluitworp uit rioleringssystemen. De kosten die daarmee gemoeid zijn, maken het verantwoord eens goed te kijken naar wat de echte voorwaarden zijn die het ontvangende oppervlaktewater stelt. Daarbij moeten de effecten van de vuiluitworp geplaatst worden naast de andere, soms onomkeerbare, beïnvloedingen van het ecosysteemfunctioneren. Binnen het STOWA-programma Watermozaïek vindt onderzoek plaats naar de invloed van vormen van aantastingen van het watersysteem, de effectiviteit van beheermaatregelen en de wijze waarop het watersysteemfunctioneren in beeld is te brengen. Bij het Watermozaïekprogramma geldt dat in proeftuinen gelijkwaardig samengewerkt moet worden tussen wetenschappers, waterbeheerders en bedrijfsleven (adviseurs).

Dankzij een flinke subsidie van het ministerie van Infrastructuur en Milieu vindt op dit moment onderzoek plaats naar een aantal KRW-maatregelen, onder andere het hermeanderen van beken, de aanleg van natuurvriendelijke oevers, het bouwen van vismigratiebevorderende voorzieningen, het instellen van flexibele peilen en baggeren.

Volg- en stuursysteem

Binnen het project ‘KRW-maatregelen op de voet gevolgd’ wordt gewerkt aan een ‘Volgen stuursysteem’: een instrument dat helpt bij het zicht krijgen op het ecologisch functioneren van watersystemen. Het systeem wordt ook wel omschreven als een door ICT ondersteunde werkwijze. Ook al gaat veel geld zitten in het bouwen van het instrument, het wezen ervan is het bevorderen van een andere aanpak in het waterkwaliteitsbeheer. In de huidige projectfase richt STOWA zich vooral op stilstaande wateren. De filosofie achter het KRW Volg- en stuursysteem is echter ook van toepassing op stromende wateren. De drie hoofdlijnen zijn gegevensontsluiting, systeemanalyse en het verbinden van in de organisatie van het waterbeheer gescheiden groepen van medewerkers (inclusief bestuurders). Voor een goed begrip van het watersysteem is het noodzakelijk vele gegevens over het watersysteem te ontsluiten en te combineren. Het Volg- en stuursysteem assisteert bij het ontsluiten van alle gewenste gegevensbronnen, ook als dit gegevens zijn ten behoeve van een andere taak van de waterbeheerder. Zo kunnen bijvoorbeeld gegevens worden aangeboord H2O / 8 - 2012

17


Het STOWA-programma Watermozaïek in beeld.

over debieten van gemalen, neerslag, grondsoort, klachten, biologische waarnemingen, emissies, diepten, oppervlakken en lichtklimaat. Deze gegevens kunnen worden aangevuld met modelresultaten, bijvoorbeeld die over de hydrologie. Zowel voor het benoemen van doelen als het identificeren van de daarbij passende maatregelen is het belangrijk dat inzicht bestaat in het functioneren en het gedrag van het watersysteem. Daartoe is de complexiteit van de ecologie vereenvoudigd tot negen ‘ecologische sleutelfactoren’. Voor

deze factoren, zoals de belasting met voedingsstoffen, de habitatgeschiktheid en de toxiciteit, wordt op gestructureerde wijze en met gebruikmaking van de meest recente kennis, bepaald of de desbetreffende ecosysteemcomponent op orde is. Dit wordt uitgedrukt in verkeerslichten. Een voorbeeld is de belasting met nutriënten. Bepaald wordt of deze belasting groter (rood) of kleiner (groen) is dan wat het systeem kan verdragen. Bij de invulling van de sleutelfactoren is de relatie tussen watersysteemfunctioneren en het werkingsmechanisme van het type maatregelen expliciet gemaakt. Het aldus verkregen inzicht helpt bij het definiëren van de juiste maatregelen. Het derde aspect van het KRW Volg- en stuursysteem is het overbruggen van verschillen, bijvoorbeeld tussen veld en kantoor, beleid en onderzoek, maar ook tussen disciplines, zoals hydrologie, emissiebeheer, monitoring, waterzuivering, ecologie en calamiteitenbestrijding. Essentieel daarbij is dat mensen elkaar begrijpen. Een gezamenlijk beeld met gegevens op maat bevordert dat wederzijdse begrip. Dit draagt bij aan het kostenefficiënt behalen van de gestelde doelen. Gewerkt wordt aan het ontwikkelen van verschillende schillen en programmaatjes voor de gebruikersgroepen. Voor het systeem bestaat niet alleen belangstelling bij mensen uit de wereld van het kwaliteitsbeheer van oppervlaktewater maar ook van die uit het riolerings- en emissiebeheer. STOWA richt zich nu vooral op het beschikbaar maken van een eerste

18

H2O / 8 - 2012

versie. Er zijn echter grootse plannen voor een traject daarna. Momenteel worden de voor het waterbeheer relevante kosten en baten tegen elkaar uitgezet. STOWA presenteert het KRW Volg- en stuursysteem op 24 april in Driebergen.

Bas van der Wal en Tessa van der Wijngaart (STOWA)


thema

achtergrond

Brabant Water blijft hardheid drinkwater verlagen Brabant Water werkt al enkele jaren aan de ontharding van het drinkwater in Noord-Brabant. Het Deltaplan Ontharding legt hierbij de nadruk op het vergroten van het comfort van de klant. Het is een omvangrijk project, waarbij het drinkwaterbedrijf vóór 2018 in het gehele voorzieningsgebied drinkwater wil leveren met een hardheid beneden 2,0 mmol/l1). Hiervoor bouwt het drinkwaterbedrijf op zeven locaties een onthardingsinstallatie. Waterproductiebedrijf Roosendaal heeft met eenvoudige aanpassingen van de bestaande zuivering de hardheid kunnen verlagen. Door inventief met bestaande middelen om te gaan, was daarvoor een minimale investering nodig.

W

aterproductiebedrijf Roosendaal verzorgt de drinkwatervoorziening van de gemeente Roosendaal en omgeving. Brabant Water nam in 2003 de zuivering met een vergunningscapaciteit van vier miljoen kubieke meter per jaar in bedrijf. Het drinkwater voldoet weliswaar volledig aan de bedrijfsnormen van Brabant Water, maar vanwege de spreiding van de hardheid is onderzocht of de zuivering geoptimaliseerd kon worden, met als doel een lagere stabiele hardheid.

Afb. 1: Het zuiveringsproces van Waterproductiebedrijf Roosendaal.

Het diepe grondwater is met een hardheid van 2,85 mmol/l harder dan het middeldiepe grondwater, dat een hardheid heeft van 0,90 mmol/l. Met een advies uit het verleden om grondwater te winnen in de verhouding 60 procent diep en 40 procent middeldiep water lag voor de zuivering de winverhouding vast en daarmee ook de drinkwaterhardheid van

2,1 mmol/l. Naar behoefte suppleerde Waterproductiebedrijf Seppe drinkwater met een hardheid van 1,4 mmol/l op de reinwaterkelder. Deze suppletie stond los van de drinkwaterproductie. Met een variërend aandeel suppletiewater fluctueerde ook de uiteindelijke hardheid van het drinkwater tussen 1,83 en 2,1 mmol/l (zie de tabel).

De drinkwaterkwaliteit voor en na aanpassing in Roosendaal.

waterkwaliteit

voor de aanpassing

na de aanpassing

norm Brabant Water

troebelheid (NTU)

0,16

0,14

<0,5

ijzer (mg/l)

<0,01

<0,01

<0,05

mangaan (mg/l)

<0,01

<0,01

<0,02

ammonium (mg/l)

<0,02

<0,02

<0,05

1,83-2,1

1,71

<2,0

TACC10 (mmol/l)

0,14

0,02

n.v.t.

saturatie-index

0,40

0,03

-0,2 < SI < 0,3

PACCk (mmol/l Ca)

0,59

0,46

n.v.t.

geleidbaarheid (mS/m)

37,5

34,9

<80

totale hardheid (mmol/l)

De technologen zagen mogelijkheden om door aanpassing van de mengverhouding van de winning naar 50 procent en een debietsproportionele suppletie uit Seppe drinkwater te produceren met een lagere hardheid. Daarnaast waren daardoor de schommelingen in hardheid te reduceren. Om zeker te zijn van zowel de zuiveringstechnische verwachting als het effect op de grondwaterstand toetste Brabant Water vorig jaar in een duurproef de 50/50-winverhouding. De resultaten kwamen overeen met de modelberekening en lieten zien dat de invloed van de gewijzigde winverhouding op het freatisch grondwaterpeil verwaarloosbaar was.

Resultaten

Afb. 2: Totale hardheid van het drinkwater in Roosendaal.

Met gelijkblijvende bedrijfsprestaties als waterverlies en energieverbruik produceert de zuivering het afgelopen jaar drinkwater met een constant betere waterkwaliteit en verlaagde hardheid. Dit vergde minimale investeringen en vergelijkbare exploitatiekosten. Voor de wijzigingen in de procesautomatisering bedroeg de totale investering slechts 32.000 euro. Daarnaast is de waterkwaliteitsindex voor klantparameters met 31 procent verbeterd.

2,2

Stephan van de Watering, Martijn Groenendijk en Peter van Dinther (Brabant Water)

2,1

NOTEN 1) Groenendijk M., J. Ruyten en J. Timmer (2010). Zacht(er) water in heel Noord-Brabant voor 2018. H2O nr. 25/26, pag. 8-9.

1,9

1,8

1,7

maart-11

december-10

juli-10

september-10

april-10

januari-10

juli-09

oktober-09

april-09

januari-09

juli-08

oktober-08

april-08

januari-08

juli-07

oktober-07

april-07

januari-07

juli-06

oktober-06

april-06

januari-06

juli-05

oktober-05

april-05

1,6 januari-05

hardheid (mmol/l)

2

H2O / 8 - 2012

19


Visie van Vitens op waterinfrastructuur voor de lange termijn Vitens stelde onlangs een langetermijnvisie vast voor de waterinfrastructuur tot 2040. Die visie stoelt op vier punten: een zo flexibel mogelijke infrastructuur met de huidige winningen als ruggengraat naadloos aansluitend op decentrale drink- en afvalwatersystemen, een dubbele barrière van schone, goed beschermde bronnen (liefst grondwater) in combinatie met een adequate zuivering, de waterwinningen zo inrichten dat ze een maximale meerwaarde opleveren voor de maatschappij én het minimaliseren van het gebruik van natuurlijke grondstoffen en maximaal hergebruik van reststoffen.

M

et de nieuwe Drinkwaterwet, de nieuwe Waterwet, het Besluit Kwaliteit en Monitoring Water en het Drinkwaterbesluit is de Nederlandse drinkwatersector een nieuwe periode ingegaan. Vitens stelde als één van de eerste drinkwaterbedrijven een langetermijnvisie vast voor de waterinfrastructuur tot 2040. In de visie schetst Vitens de verwachte drinkwaterbehoefte in dat jaar en beschrijft het de manier waarop Vitens aan die watervraag wil voldoen. Vitens wil in ieder geval de dienstverlening efficiënter en persoonlijker maken. Het bedrijf wil zich ook inspannen om de bedrijfsvoering zoveel mogelijk te verduurzamen door de effecten van bijvoorbeeld de waterwinning te neutraliseren. Ten slotte probeert het drinkwaterbedrijf de maatschappelijke kosten zoveel mogelijk te verlagen. Om te bepalen hoe de drinkwatervoorziening er in de toekomst uit moet zien, is een aantal toekomstscenario’s uitgewerkt. Voor elk scenario zijn de kosten berekend. Hieruit blijkt dat een situatie met grondwaterwinningen verspreid over het gebied, eventueel aangevuld met clustering van de huidige productiebedrijven, vanuit de optiek van duurzaamheid, leveringszekerheid en kwaliteit te verkiezen is en bovendien het meest kostenefficiënt is.

Prognose

De hoeveelheid drinkwater die Vitens jaarlijks produceert en levert is afhankelijk van de vraag. Voor de voorspelling van de toekomstige drinkwatervraag is een prognose opgesteld van het drinkwatergebruik tot 2040. Deze prognose vormt de basis voor de benodigde productie- en vergunningscapaciteit in 2040. In de prognoses is rekening gehouden met factoren die de drinkwatervraag beïnvloeden, zoals klimaatverandering, bevolkingsgroei/krimp en economische ontwikkelingen. De prognose is gemaakt tot 2025 en vervolgens geëxtrapoleerd naar 2040 op basis van de belangrijkste verklarende factor: het inwoneraantal. Vitens

20

H2O / 8 - 2012

Afb. 1: Historische afgifte (lichtblauw) en verwacht drinkwatergebruik (donkerblauw) tot 2040 met aantal inwoners als sturende parameter per watervoorzieningsgebied (drinkwatergebruik in miljoen kubieke meter uitgezet tegen het jaartal).


*thema vergunde capaciteit 2010

winbare capaciteit 2010

totaal benodigde vergunning 2025

achtergrond totaal benodigde vergunning 2040

(prognose + productieverliezen + operationele en niet operationele reserve) Mm3/jaar

Mm3/jaar

Friesland vasteland

65,5

49.5

57

56

Overijssel

100,9

90.0

101

101

Gelderland

165,6

164.6

158

159

Midden-Nederland

91,3

85.9

101

108

Flevoland Vitens totaal*

Mm3/jaar

Mm3/jaar

38,0

38.0

29

30

475,8

442.4

446

454

* exclusief waddeneilanden.

verwacht dat als gevolg van de klimaatverandering het momentaan drinkwatergebruik toeneemt, maar dat het effect op het drinkwatergebruik op jaarbasis voor het gehele werkgebied gering is. Daarbij treden wel verschillen op tussen de groei- (o.a. Utrecht, Zuid-Flevoland) en de krimpgebieden (o.a. Friesland). In de prognoses is rekening gehouden met een toename van het watergebruik op jaarbasis van 1,2 procent in het maximale scenario, 0,2 procent in het minimale scenario en 0,7 procent in het meest waarschijnlijke scenario. Prognoses hebben een onnauwkeurigheid die toeneemt in de tijd. Grote economische groei kan het waterverbruik fors doen toenemen, terwijl aan de andere kant een toenemende aandacht voor energiebesparing en het sluiten van waterkringlopen een behoorlijke reductie van het watergebruik kan veroorzaken. Vitens verwacht dat in de planperiode netto sprake zal zijn van een significante reductie in het waterverbruik, met name ten gevolge van technologische ontwikkelingen. Gelet op de onzekerheden is het (nog) niet verantwoord om dit te verwerken in de prognoses. Dit is wel een belangrijke reden om de prognoses regelmatig te herzien en de langetermijnvisie elke vijf jaar te herijken.

Afb. 2: Effect van waterwinning op de natuur. Winning op Vlieland.

Vanuit de prognose is - rekening houdend met onvermijdelijke productieverliezen en reserves - de vergunde waterwincapaciteit per provincie bepaald.

Knelpunten in technische winbare capaciteit

De huidige vergunde wincapaciteit is niet in alle gevallen volledig te benutten. De belangrijkste reden hiervoor is verzilting van de winvelden. Zo zijn in Friesland de winvelden Noardburgum en Garyp ernstig verzilt en kan hier de vergunde wincapaciteit en bestaande infrastructuur maar voor een deel worden ingezet. Belangrijke andere redenen zijn: effecten kwaliteitsproblemen (met name door bodemverontreinigingen en landbouwactiviteiten) en bestuurlijke afspraken in verband met effecten op natuur (bijvoorbeeld Natura 2000 gebieden). De tabel geeft de beschikbare capaciteit weer.

H2O / 8 - 2012

21


Voor Friesland (vasteland), Overijssel en Midden-Nederland geldt dat de huidige winbare capaciteit lager ligt dan de prognose voor 2040. Ook in 2025 is al sprake van een tekort. Dit betekent dat in deze watervoorzieningsgebieden de komende jaren flink moet worden ingezet op het uitbreiden van de winbare capaciteit. Voor Flevoland en Gelderland geldt dat de huidige winbare capaciteit hoger ligt dan de benodigde vergunninghoeveelheid in 2040.

Beoordeling huidige winningen Knelpunten op het gebied van de natuur

Om de effecten van de bestaande winningen op natuur te bepalen, is gekeken naar de volgende gebieden: Natura 2000, TOP-lijstgebieden, subTOPlijstgebieden, HEN- en SED-gebieden. Als criterium voor knelpunten is het al of niet aanwezig zijn van een significant negatief effect op deze gebieden gehanteerd (zie afbeelding 2). De winningen met een oranje en rode kleur worden in dit scenario als knelpunt beschouwd. De oranje winningen zijn winningen met een mogelijk

knelpunt; de rode winningen worden gezien als een reëel knelpunt. Vanwege het gehanteerde worst case-principe zijn alle winningen met een mogelijk knelpunt ook als knelpunt beschouwd. Knelpunten op het gebied van kwaliteit

Om de kwaliteitsknelpunten te bepalen, is naar de risico’s op verontreinigingen in het te onttrekken water (ruwwater) gekeken. Hierbij is uitgegaan van de klasse-indeling zoals die in afbeelding 3 weergegeven wordt. Vanuit een worst-case-benadering zijn alle winningen behorend tot de categorieën 3 t/m 5 als knelpunt aangemerkt. De drinkwaterwinningen in Friesland en Flevoland zijn goed beschermd. In deze gebieden zijn er geen knelpunten. In Overijssel, Gelderland en Midden-Nederland is een aantal winningen minder goed beschermd. Voor Overijssel en Gelderland is met name sprake van landbouwkundige invloed en in mindere mate van stedelijke invloed. De landbouwkundige invloeden zijn vooral merkbaar op

Afb. 3: De winningen van Vitens ingedeeld naar de categorieën (geel, oranje en rood zijn knelpunten).

de oostelijke zandgronden (Twente en de Achterhoek). In Midden-Nederland is juist sprake van stedelijke invloed.

Conclusie knelpuntenanalyse

Vitens heeft de waterwininfrastructuur voor de komende jaren op orde. Er is een beperkt aantal oplosbare knelpunten op het gebied van kwaliteit en effecten op natuur en landbouw. De verwachte vraag naar drinkwater voor het totale voorzieningsgebied is voor de langere termijn min of meer stabiel, maar met duidelijke verschillen tussen krimp- en groeiregio’s. Desondanks zijn veranderingen noodzakelijk. Technologische trends en onzekerheden, zoals klimaatverandering en toekomstig waterverbruik per persoon, maken dat de huidige win-infrastructuur op lange termijn niet flexibel genoeg is en dat de wininfrastructuur er op termijn anders uit zal zien. Daarnaast komen de bestaande winningen steeds meer onder druk door ruimtelijke ontwikkelingen, toenemend gebruik van de ondergrond en de zoetwaterbehoeften van andere functies als landbouw en natuur. Om het ontstaan van nieuwe knelpunten te voorkomen, zal dan ook continu geïnvesteerd moeten worden in het meer duurzaam maken en beschermen van deze winningen. Als vertrekpunt voor het zoeken naar duurzame oplossingen voor de toekomstige drinkwatervraag zijn drie scenario’s verkend. Deze verkenning is gericht op het definiëren van ‘de hoeken van het speelveld’. Het doel daarvan is om zichtbaar te maken wat de gevolgen zijn van bepaalde keuzes voor de verschillende winningen. De drie scenario’s zijn: • Blauw. Dit scenario gaat uit van het voorkomen van risico’s voor de ruwwaterkwaliteit; • Groen. Dit scenario gaat uit van het minimaliseren van milieueffecten op natuur; • Geel. Dit scenario gaat uit van minimale milieueffecten op het milieu. Hiermee wordt bedoeld het minimaliseren van energieverbruik, gebruik van hulpstoffen en productie van reststoffen bij het zuiveren van water.

Strategische keuzes planperiode tot 2040 categorie 1

1. grondwater in schone/natuurlijke omgeving (freatisch of onder kleilaag) 2. grondwater onder dikke kleilaag (onafhankelijk van omgeving)

categorie 2

1. grondwater onder semi-permeabele kleilaag in landbouwgebied of licht risicovol stedelijk gebied

categorie 3

1. brak kwelwater (zonder antropogene invloed) 2. diep zout grondwater 3. freatische winning in licht risicovol stedelijk of landbouwgebied 4. oppervlaktewater (grote rivier) met bodempassage of bekken

categorie 4

1. brakwaterpolders (uitslagwater) of winning in risicovol stedelijk gebied 2. oppervlaktewater (grote rivier), rechtstreekse inname

categorie 5

1. oppervlaktewater (kleine rivier) met bodempassage of bekken 2. oppervlaktewater (kleine rivier/waterloop), rechtstreekse inname

De geschetste opgave voor de drinkwatervoorziening in de planperiode tot 2040 in combinatie met de resultaten van de verkenning van de drie scenario’s hebben tot de volgende keuzes geleid: Vitens verzekert de drinkwatervoorziening voor de langere termijn door het ‘Vitens Duurzaam Waterwinnen’-principe toe te passen. Dit staat voor het continu zoeken naar een optimum tussen people, planet en profit met maximale aandacht voor de volksgezondheid, maximale meerwaarde voor de samenleving en minimale maatschappelijke kosten. De belangrijkste strategische keuzes zijn dan:

3. zout zeewater 4. effluent rwzi (rechtstreeks)

22

H2O / 8 - 2012

een zo flexibel mogelijke waterwininfrastructuur met de huidige basis-


*thema

achtergrond

structuur van winningen als ruggengraat naadloos aansluitend op decentrale drink- en afvalwatersystemen. Door de onzekerheden in de ontwikkeling van de drinkwatervraag en de winmogelijkheden streeft Vitens naar het behoud en meer flexibel inzetbaar maken van de huidige winningen. Meer kleine, onderling verbonden winningen en waar mogelijk clustering van zuiveringen spreiden het risico. Ook bij nieuwbouw moet flexibiliteit leidend zijn; veilig drinkwater door een dubbele barrière van schone, goed beschermde bronnen in combinatie met een adequate zuivering. Schoon grondwater als bron heeft daarbij de voorkeur. Vitens kiest voor grondwater, omdat volgens ons in voldoende mate beschikbaar is, een stabiele en over het algemeen een goede kwaliteit heeft, weinig energie kost om te zuiveren en te transporteren naar de afzetgebieden en er maatschappelijk voordeel te behalen bij een goede ruimtelijke en ecologische inpassing van de winning in de omgeving. Een grondwaterwinning is bovendien robuust ten opzichte van bijvoorbeeld klimaatveranderingen. Vitens ziet goede mogelijkheden om bestaande grondwaterwinningen en bijbehorende win-infrastructuur te optimaliseren. Er zijn interprovinciale optimalisaties mogelijk door gebruik te maken van bestaande en nieuwe winningen dicht bij het afzetgebied in een andere provincie. Op de stuwwallen (Veluwe, Overijsselse en Utrechtse Heuvelruggen) ziet Vitens mogelijkheden om winningen te behouden en uit te breiden. In de kwelgebieden aan de randen van de heuvelruggen zijn ook grote potenties. Met name oostelijk Flevoland biedt goede winmogelijkheden. Ook zuidelijk en centraal Friesland biedt mogelijkheden om extra grondwater te winnen. Als er onvoldoende schoon grondwater is te winnen, kiest Vitens voor in extreme omstandigheden voor een grootschalige oppervlaktewaterwinning met een bodempassage of een bekken. Daarna komt de winning van brak schoon grondwater in beeld. •

Waterwinpark in stedelijk gebied (Leidsche Rijn). Afb. 4: De belangrijkste ruimtelijke keuzes uit de langetermijnvisie van Vitens.

in een open dialoog met de aandeelhouders de waterwinning zo inrichten dat ze een maximale meerwaarde oplevert voor de maatschappij. Vitens wil het ruimtebeslag van de waterwinningen niet groter laten zijn dan strikt noodzakelijk;

duurzaamheid als leidende factor. Vitens streeft naar het minimaliseren van het gebruik van natuurlijke grondstoffen en maximaal hergebruik van reststoffen. Zo werkt het bedrijf mee aan een Europees project dat zich richt op regio’s die zelfvoorzienend worden op het gebied van onder andere water. In Nederland spitst zich dit toe op de waddeneilanden. In het algemeen moeten waterbesparing en -hergebruik gaan leiden tot een forse beperking van het waterverbruik. •

Rian Kloosterman, Adri Kostense, Jan van Essen en Walter van der Meer (Vitens) H2O / 8 - 2012

23


Oasen begint met HACCP voor optimale risicobeheersing waterveiligheid Oasen gaat de risicobeheersing van de drinkwaterkwaliteit systematisch aanpakken. Het drinkwaterbedrijf vergeleek zijn kwaliteitssysteem onder meer met systemen uit andere branches. Op basis daarvan besloot Oasen afgelopen najaar een proefproject te beginnen op zuiveringsstation Reijerwaard. Deze pilot brengt de zogeheten HACCP-principes voor risicobeheersing in praktijk. Deze zijn gangbaar in de voedingsmiddelenindustrie. Doel van de proef is te onderzoeken in hoeverre de HACCP-systematiek Oasen kan helpen de risico’s die de drinkwaterkwaliteit bedreigen, weg te nemen en tegen welke inspanning en prijs. Wanneer de pilot succesvol verloopt, overweegt Oasen - als eerste drinkwaterbedrijf in Nederland - deze systematiek uit de voedingsbranche in te voeren. Die stap zet het drinkwaterbedrijf pas als het ervan overtuigd is dat de hiermee gemoeide investeringen opwegen tegen de kwaliteitsstap die Oasen wil maken.

W

at opvalt bij de voedingsmiddelen- en de farmaceutische bedrijven is dat deze de veiligheid van hun producten als uitgangspunt nemen voor het gebruikte kwaliteitssysteem. De tabel laat de belangrijkste verschillen in de kwaliteitssystemen zien tussen deze bedrijven en de drinkwaterbedrijven. Op basis van deze vergelijking koos Oasen voor de test van de toepassing van de HACCP-principes. Evenals alle voedingsmiddelen is ook water een product dat aan de strengste eisen voor de volksgezondheid moet voldoen. Met de HACCP-methode wordt de drinkwaterveiligheid stapsgewijs beheerst.

Nulmeting

Het operationele kwaliteitssysteem van Oasen is via een nulmeting vergeleken met de eisen uit de HACCP-standaarden, de NEN-EN-ISO 22000 Voedselveiligheid managementsystemen. Deze normen hanteren beide de HACCP-principes als basiseisen. Uit de nulmeting komt naar voren dat in het ISO 9001 gecertificeerde kwaliteitssysteem van Oasen al veel is geregeld. De basis, een managementsysteem gebaseerd op planning, uitvoering, realisatie en toetsing, is operationeel. Op het gebied van drinkwaterveiligheidsbeheersing zijn echter vele kleine en enkele grote verschillen gesignaleerd ten opzichte van de HACCP- en ISO 22000-normen. Het belangrijkste betreft het ontbreken van een gevaren- en risicoanalyse van het win-, zuiverings- en distributieproces en een uitwerking daarvan in kritische controlepunten en beheermaatregelen.

Uitvoering pilotproject

De HACCP-methode moet locatiespecifiek worden uitgevoerd. Het afgelopen najaar begon Oasen zoals gezegd met het pilotproject ‘Risicobeheersing drinkwater in het win- en zuiveringsproces’ op het zuiveringsstation Reijerwaard in Ridderkerk. Voor deze locatie is gekozen, omdat daar recent enkele incidenten plaatsvonden. Zo kwam in het najaar door een verkeerde putschakeling ruw

24

H2O / 8 - 2012

drinkwater (Oasen)

voedsel

medicijnen

kwaliteit van de hele organisatie

voedselveiligheid

veilige productie van medicijnen

standaarden

ISO 9001

HACCP, ISO 22000, BRC, IFS

GMP, ISO 9001, FDA

toezicht door

ministerie van Infrastructuur en Milieu

ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, VWA

ministerie van Volksgezondheid

resultaten waterkwaliteit

inspecties en audits op basis van risico

halfjaarlijkse inspecties

kwaliteitssystemen gericht op

wijze van toezicht

Vergelijking door Margriet Heling, kwaliteitsadviseur MGM Heling.

water met een te hoog ammoniumgehalte in de zuivering terecht. Die kon dat niet aan, waardoor het geproduceerde drinkwater een aantal dagen een normoverschrijding op ammonium vertoonde. In dit pilotproject wordt de HACCP-analyse uitgevoerd in zeven stappen. Oprichten waterveiligheidsteam

Een multidisciplinair team is samengesteld van leidinggevenden, operatoren, monteurs, technologen en de KAM-teamleider, onder leiding van een kwaliteitsconsultant. Dit team voert de HACCP-analyse uit. Omschrijven product

Het product, drinkwater gewonnen uit oevergrondwater, is omschreven en het bedoelde en onbedoelde gebruik daarvan vastgesteld. De huidige wettelijke normen en interne bedrijfsnormen zijn vastgesteld. Vastleggen proces in stappen

De stappen van de winning en zuivering zijn vastgesteld en vastgelegd in een stroomschema. Dit schema is in de praktijk getoetst. Gevaren per processtap benoemen

Per processtap zijn via brainstormsessies alle mogelijke chemische, fysische of (micro) biologische gevaren benoemd. De gevaren zijn geïnventariseerd door te kijken naar de factoren mens, materiaal, machine, methode en milieu.

Risicoanalyse uitvoeren

Zowel de ernst van het gevaar als de kans van optreden wordt gescoord met een getal van 1 tot 5. Per gevaar is het risico bepaald door de ernst van het mogelijke gevaar te vermenigvuldigen met de kans dat het gevaar optreedt. Het resultaat is een risicogetal per mogelijk gevaar in een bepaalde processtap. Voor de risico’s die als rood of oranje geclassificeerd zijn, is beheersing vereist. De eerste vijf stappen zijn inmiddels afgerond, waarmee Oasen in totaal van 175 mogelijke gevaren de risico’s kon inschatten. De ervaringen van de deelnemers aan het HACCP-team zijn positief, vooral omdat vanuit verschillende invalshoeken naar het proces en de gevaren wordt gekeken en medewerkers zelf aangeven wat er kan verbeteren. Het HACCP-team gaat de komende maanden verder met de laatste twee stappen. In die twee stappen moet Oasen de afweging gaan maken tussen nut en kosten. Vaststellen kritische controlepunten en algemene beheermaatregelen

Nadat alle risico’s zijn bepaald, worden voor de belangrijke risico’s de noodzakelijke kritische controlepunten en algemene beheermaatregelen vastgesteld. De eerste geven aan op welke punten of stappen in het proces beheersing nodig is om het risico te elimineren of aanvaardbaar te maken. De


*thema

Het zuiveringsproces en een 'visgraat' van de risico's per processtap. Bij veel zuiveringsstappen zijn meerdere risico's te onderkennen (aangegeven met gele papiertjes).

achtergrond

Â

 algemene beheermaatregelen zijn noodzakelijk om de kans op het ontstaan van een gevaar voor de drinkwaterveiligheid te beheersen. Beiden worden getoetst aan de aanwezige controles en werkwijzen en waar nodig aangepast. Vaststellen wijze van monitoring van beheer

Voor elk kritisch beheerpunt en elke algemene beheersmaatregel zal de wijze van monitoren worden vastgesteld. Dit betekent dat de regel- en kritische grenzen moeten worden gedefinieerd en dat afspraken worden gemaakt over de uitvoering, frequentie en registratie van de controles. De uitkomsten van alle stappen vormen een HACCP-plan voor het zuiveringsstation.

Vervolg

Met de ervaringen uit deze proef gaat Oasen kijken of de HACCP-systematiek past bij het drinkwaterbedrijf. Als de pilot bij de zuivering goed loopt, wil het drinkwaterbedrijf ook een proefproject bij het drinkwaterdistributieproces. Met deze systematische benadering van risicobeheersing hoopt Oasen toekomstige incidenten met betrekking tot drinkwaterveiligheid te voorkomen. Henk Ardesch (adjunct-directeur Oasen) H2O / 8 - 2012

25


&

grondwaterstanden

overstortgegevens

grondwaterstanden en overstort gegevens per email tot uw beschikking

tot 5 sensoren per modem

luchtdrukgecompenseerd dus geen extra barosensoren nodig

batterijlevensduur 10 jaar @ 1meting / uur en 1 email / dag

op afstand herprogrammeerbaar

dataopslag in uw eigen beheer op basis van SQL database

conversie naar stijghoogte (NAP)

volautomatische of handmatige export naar Delft FEWS, Hydras, CSV etc

KELLER GSM2 modemlogger, life can be so simple.... KELLER Meettechniek BV Postbus 59 2810AB REEUWIJK

WWW.KELLER-HOLLAND.NL

Tel +31 182 399840 Fax +31 182 399841 E sales@keller-holland.nl


Excelleren in tijden van bezuiniging: intelligente watervoorziening

*thema

opinie

De kwaliteit van Nederlands drinkwater is hoog. Sterker: Nederland speelt een voortrekkersrol. En daar zijn we trots op. Maar, als we niet meer en beter gaan investeren in het onderhoud van onze watervoorziening gaan we die rol hoe dan ook verliezen, aldus drinkwaterexpert Marc van Eekeren.

O

m de drinkwatervoorziening op peil te houden, moet het bestedingsniveau in de sector met een factor 2,5 omhoog van 250 naar 650 miljoen euro per jaar. De kwaliteit moet weer een centrale plaats krijgen en niet ondergeschikt zijn aan de kosten. Doen we dit niet, dan zullen rond 2020 (evenals in Engeland begin jaren ‘90) allerlei calamiteiten optreden met als gevolg teruggang in de kwaliteit van het drinkwater. Daarom de volgende zeven tips.

Investeer meer en slimmer

Waar heeft de weg die we sinds het midden van de jaren ‘90 - de aanvang van de jaarlijkse benchmark - zijn ingeslagen, ons gebracht? Om maar meteen met de deur in huis te vallen: ruim tien jaar terug investeerden waterbedrijven gezamenlijk zo’n 500 miljoen euro per jaar in de instandhouding van de technische infrastructuur. Nu is dat nog maar 250 miljoen. Op basis van de nieuwbouwwaarde weten we dat jaarlijks zo’n 650 miljoen euro nodig is om

Het investeringsvolume dat jaarlijks nodig is voor de technische en materiële instandhouding, ligt in de orde van 650 miljoen euro. Dit is de jaarlijks geschatte waardevermindering door veroudering, gebaseerd op de technische levensduur van ieder individueel onderdeel. Let op: de technische waardevermindering is iets anders dan boekhoudkundige afschrijving. De balanswaarde van de middelen, zoals gerapporteerd in jaarverslagen, is lager dan de reële actuele vervangingswaarde. De sector zou dus jaarlijks ongeveer 650 miljoen euro moeten investeren in onderhoud, rehabilitatie en vervanging. De investeringen

de huidige infrastructuur op peil te houden. Ja, water is de afgelopen jaren goedkoper geworden. Maar blijft het ook goedkoper op de lange termijn? En lopen we nu niet te veel risico’s? De nadruk op kostenreductie in plaats van kwaliteit kan stevige gevolgen hebben. Negatieve gevolgen voor de kwaliteit van het leidingnet en het drinkwater, voor het consumentenvertrouwen en, als we niet uitkijken, voor het huishoudboekje van burgers en de overheid.

die de sector werkelijk doet, zijn echter veel lager: volgens de jaarverslagen uit 2010 van de individuele drinkwaterbedrijven en de ‘kerngegevens drinkwater’ van de Vewin investeerde de sector in 2010 een bedrag van 422 miljoen euro. In 2008 en 2009 ging het om respectievelijk 323 en 390 miljoen euro. Een aanzienlijk deel van dit bedrag is geïnvesteerd in uitbreiding, vernieuwing en verbetering van infrastructuur en in ICT (niet in vervanging dus). Gecorrigeerd is de schatting dat in 2010 ongeveer 250 miljoen euro is geïnvesteerd in materiële instandhouding. Dat is 400 miljoen euro lager dan het niveau dat wordt berekend vanuit een objectief technisch perspectief.

Afb. 1: Technische veroudering versus investeringen in onderhoud en vervanging.

H2O / 8 - 2012

27


Probeer te sparen en reserveren

Veel van de huidige infrastructuur is aangelegd tussen 1950 en 2010, toen veel is geïnvesteerd in nieuwe productiemiddelen. Veel van de onderdelen die in die periode zijn aangelegd en geïnstalleerd, zijn nu nog niet direct aan vervanging toe. Maar die vervanging moet ooit wel gedaan worden. En dus is het evident dat het investeringsniveau in de sector op enig moment fors omhoog moet. Dat moment komt binnen nu en tien tot 20 jaar. Uiteindelijk dient dit op een 2,5 maal zo hoog niveau te komen dan nu het geval is. En dan maken we nog niet eens iets van de opgelopen achterstanden goed. Hoewel de specifieke omstandigheden per bedrijf verschillen, moeten ze binnen nu en 20 jaar allemaal kunnen beschikken over de benodigde financiële middelen voor vervangingen. Maar er zijn ontwikkelingen die een noodzakelijke vermogensopbouw belemmeren. Zo kunnen inkomsten niet of nauwelijks omhoog en operationele kosten nog maar beperkt omlaag. Sparen en reserveren wordt dus lastig.

Realiseer je dat flessenwater op de loer ligt

Investeren in de materiële instandhouding van de drinkwatervoorziening is maatschappelijk uitermate rendabel: het rendement is 400 procent, een euro betaalt zich viermaal uit! Dat komt omdat het substituut

28

H2O / 8 - 2012

De druk op de drinkwatertarieven is groot en de weerstand tegen tariefstijging neemt toe. De benchmark wordt buiten de sector gelegd en uitgebreid met tarieftoezicht. Tot nu toe namen bedrijven deel aan een benchmark die intern in de sector door Vewin werd gefaciliteerd. Deze benchmark heeft veel impact gehad: bedrijven zijn uitermate efficiënt en bedrijfsmatig gaan werken. Hierdoor slaagden ze erin om de tarieven te controleren en tariefstijgingen lager te houden dan de inflatie. In feite is water de afgelopen jaren goedkoper geworden, wat een anticyclische beweging is in een tijd dat de meeste dingen duurder werden; De invoering van diverse belastingen die in het tarief zijn ondergebracht, telde dubbel op. Dit jaar verdwijnen deze belastingen voor het grootste deel; Na de fusies van de afgelopen jaren in de drinkwatersector is kapitaal de sector uitgegaan dat niet meer in onderhoud van technische infrastructuur kan worden geïnvesteerd. Als voorbeeld noem ik Vitens: in het jaarverslag van 2002 (pagina 22 en 23) staat dat met de totstandkoming van dit fusiebedrijf 192,2 miljoen euro was gemoeid. Het bedrag is uitgekeerd aan Nuon en besteed aan een sociaal plan. Dit leidt tot forse jaarlijks terugkerende kosten aan rente en afgesproken dividend op preferente aandelen. De verbetering in efficiëntie, bijvoorbeeld die in de periode 2002-2005 was bereikt door 15,7 miljoen euro per jaar te besparen op personeelskosten (het aantal medewerkers daalde in die periode van 1168 naar 958 fte), was onvoldoende om deze jaarlijkse lasten te dekken; Kritiek op vermogensopbouw door de politiek resulteert in toezicht op en eisen aan de tariefsverlaging. De vraag dringt zich op of het besef bestaat dat eigen vermogen en reserves noodzakelijk zijn om in de toekomst de kwaliteit van het leidingnet te kunnen garanderen en of bekend is hoe hoog deze reserves moeten zijn? De drinkwatersector loopt het risico dat de situatie over 10 tot 15 jaar net zo is als nu bij de gemeenten. Die staan voor een grote vernieuwingsopgave in de riolering, maar beschikken niet over reserves. Er is wel een verschil tussen de waterbedrijven en gemeenten: deze laatste kunnen de rioolbelasting verhogen, zoals op dit moment gebeurt. Waterbedrijven hebben die mogelijkheid niet.

drinkwater via flessen vier maal duurder is dan de instandhouding van de drinkwaterinfrastructuur. Het is dus zinvol om calamiteiten te voorkomen en het vertrouwen van de consument te behouden. Tot nu toe is het vertrouwen in drinkwater hoog. De meeste

consumenten vinden het niet nodig om flessenwater te gebruiken voor de primaire levensbehoefte. Flessenwater is in Nederland een luxe product en geen substituut voor kraanwater. In 2010 bedroeg de consumptie van flessenwater 21 liter per persoon, veel


*thema lager dan in andere Europese landen. Maar de consumptie van flessenwater stijgt en zal alleen maar meer stijgen als er een grote calamiteit in het nieuws komt of als we dagelijks worden geconfronteerd met slecht nieuws over storingen en problemen. Als we het drinkwater niet meer (kunnen) vertrouwen en consumptiewater via flessen nemen - één liter per persoon per dag worden we geconfronteerd met jaarlijks 2,5 miljard euro extra maatschappelijke kosten. Dat is vier maal het reële bedrag dat nodig is voor instandhouding van de huidige infrastructuur voor drinkwater. Een liter drinkwater uit de kraan kost de consument slechts 0,00145 euro, inclusief milieubelasting, btw en aflevering aan huis. Voor het substituut flessenwater betaalt de consument 0,30 tot 0,50 euro per liter. Hij of zij moet het dan zelf halen bij de supermarkt. Een gezin met twee kinderen verbruikt 28 liter per week. De extra milieubelasting aan afval en transport is enorm.

Laat u inspireren door wat bereikt is De van oudsher kwalitatief zeer hoogstaande drinkwatervoorziening lijkt voor de toekomst niet vanzelfsprekend gegarandeerd. We staan op de drempel van de 21e eeuw. Het volgende kwaliteitsniveau is binnen handbereik, maar ... roepen we dat niet al tien jaar? En zijn we in tien jaar een stapje verder gekomen? Laten we inspiratie putten uit de voorbije anderhalve eeuw en vaststellen dat we op de goede weg zijn. Rond het jaar 2000 is de Nederlandse watervoorziening immers van ongekend hoog niveau tegen een relatief lage prijs van minder dan 1,50 euro per kubieke meter (minder dan 0,3 procent van het BBP per persoon). Het consumentenvertrouwen is dik in orde. Kortom: Nederland heeft mondiaal een voortrekkersrol. De watersector draagt bij aan onze kenniseconomie en behoort tot de internationale top 4 van exporteurs van water technologische kennis.

Zet de functie van de middelen centraal

En nu, ruim tien jaar later, gaan we de stap maken naar het volgende kwaliteitsniveau. En dat kunnen we door ons te richten op maatschappelijk én financieel rendement en door de functionaliteit van de middelen centraal stellen in plaats van de kosten. We dienen het beheer en de bedrijfsvoering te richten op waardecreatie en op het realiseren van integratie van middelen. Dat betekent concreet dat de (latente) behoeften van consumenten centraal komen, dat we samenwerken met andere partijen die infrastructuur beheren en dat we voldoende reserveren om in de juiste zaken te kunnen investeren.

Kies voor een totaalaanpak

Wat staat ons nu te doen: laten we beginnen om te doen wat onze kinderen al lang en breed hebben gedaan. Laten we aanhaken bij de IT-revolutie. En daarmee ook een échte oplossing vinden voor het probleem dat kennis weglekt door vergrijzing en sanering.

opinie / actualiteit Sensoren in Fries waterleidingnet

Een relatief kleine stap qua technologie, maar een reusachtige sprong voorwaarts voor het leidingnet en de drinkwatervoorziening. Op watergebied is nog een technologische wereld te winnen. Zo kan het meet- en controleproces effectiever en vooral ‘intelligenter’. Door de nieuwste sensoren te gebruiken in de zuiveringsinstallatie en het leidingnet. En door de onvoorstelbare hoeveelheid ‘domme data’ die de bestaande én de nieuwe metingen opleveren, te transformeren in ‘slimme informatie’. Ofwel: door in te zetten op de watervoorziening 4.0. Deze heeft niets van doen met luchtfietserij. Het plaatsen van sensoren die continu en ‘online’ de macroparameters (de pH-waarde, troebelheid, zuurstofgehalte, druk en debiet) meten, gebeurt al veel langer. Wat nieuw is en waarmee de sector een forse stap kan zetten, is een totaalaanpak. Een overkoepelende aanpak met een systeem dat de enorme hoeveelheden data beoordeelt, filtert en selecteert en alarm slaat bij afwijkende meetresultaten. De lijst voordelen die dit intelligente concept voor de watervoorziening biedt, is bijna oneindig, zowel voor waterbedrijven als voor de consument. Het systeem zorgt voor een optimale inzet van personeel en biedt een oplossing voor het verdwijnen van kennis door de vergrijzing. De gemiddelde leeftijd in de sector is momenteel 48 jaar, het aantal fte-deskundigen is met 40 procent gedaald. Verder zijn slimme leidingen aanmerkelijk betrouwbaarder; de menselijke factor - het ‘maandagochtendsyndroom’ - is sterk teruggedrongen. Het systeem is uiteindelijk ook stukken goedkoper, omdat eventuele calamiteiten veel eerder worden opgespoord en idealiter zelfs worden voorkomen. En zeker niet als onbelangrijkste punt: het intelligente leidingnet staat voor een duurzame aanpak. Het energieverbruik en daarmee de CO2-voetafdruk kunnen sterk worden teruggebracht als we leidingen of filters tijdig (maar niet te vroeg!) doorspoelen of vervangen en de druk nog meer op de vraag afstemmen. De watervoorziening wordt beter, goedkoper en betrouwbaarder.

Durf te excelleren

Het moment is daar om de eerste stappen te zetten op weg naar een intelligent leidingnet. Van bediening naar besturing en beheersing. Als we onze mondiale koppositie niet willen verliezen, moeten we durven. Durven innoveren, durven investeren in de toekomst en durven excelleren in een tijd van bezuinigingen. De tijd dringt, het is vijf voor twaalf. Laten we de resterende minuten optimaal benutten. Het is tijd voor de Drinkwaterlente! Marc van Eekeren (Royal Haskoning) Discussieer mee op LinkedIn (groep Drinkwaterlente) en volg @Drinkwaterlente op twitter.

Drinkwaterbedrijf Vitens plaatst op diverse locaties in Friesland bij wijze van proef sensoren in het waterleidingnet. Deze ‘slimme watermeters’ meten op afstand en real-time de waterkwaliteit meten van de Friese huishoudens. Voor het testen van deze watertechnieken heeft Vitens bijna 300.000 euro subsidie gekregen van het Samenwerkingsverband Noord Nederland.

M

et de informatie die de sensoren meten, kan het waterbedrijf de efficiëntie verhogen en de waterkwaliteit vanaf de zuivering tot aan de kraan volgen. Projectmanager Bendert de Graaf: “Wij hebben ervoor gekozen dit project in Friesland te centraliseren. Natuurlijk heeft Vitens hier zijn laboratorium en Innovatie Centrum. Bovendien doet Friesland belangrijk onderzoek op het gebied van watertechnologie. Die nabijheid van kennis is voor ons een belangrijke prikkel om in deze provincie te starten.” Vitens levert via een 47.500 kilometer lang waterleidingstelsel water aan zijn klanten. De kwaliteit van het water dat de kraan van de consument na verblijf in dit fijnmazige netwerk bereikt was tot nu toe alleen te controleren via een tijdrovende methode van het nemen van monsters en laboratoriumanalyse. Door de sensoren zijn kwaliteitsschommelingen sneller te detecteren. Vitens hoopt dat de sensoren uiteindelijk ook tot een kostenbesparing kunnen gaan leiden. Vitens werkt samen met de innovatieve technologieontwikkelaars AquaExplorer en Optiqua en het kennisinstituut KWR Watercycle Research Institute binnen het consortium OPRISMA-FRYSLAN aan een verdere uitrol van de sensoren. De combinatie van de expertise en ervaring van Vitens, AquaExplorer, KWR en Optiqua maakt het mogelijk een doorbraak in real-time bewaking van drinkwater te bereiken en zo een voor de internationale watersector relevant exporteerbaar product te ontwikkelen.

Digitale foto's Digitale foto's moeten een resolutie hebben van minimaal 300 dpi bij een doorsnee formaat van 10 x 15 cm. Foto's sturen met een lagere resolutie heeft geen zin. Gebruik van het programma Powerpoint voor grafisch materiaal wordt afgeraden!

H2O / 8 - 2012

29


opinie Uitdagingen voor generatie Y *thema

Sociale media hebben een grote impact op de organisatie van onze maatschappij, met de Arabische lente als sprekend voorbeeld. Maar ook dichterbij huis kunnen sociale media een invloedrijke rol hebben. Naar aanleiding van een aantal presentaties op de laatste Vakantiecursus werden in zo’n drie weken tijd 150 personen lid van het LinkedIn-forum Drinkwaterlente. Er werd gediscussieerd over uitdagingen waaraan onze drinkwatersector de komende decennia het hoofd moet bieden. En je hoeft geen lid te zijn om mee te kunnen lezen. Het aantal geïnteresseerden is vermoedelijk dus groter. Aldus Josanne Derks (Royal Haskoning). Zij werd vorig najaar tijdens de International Water Week verkozen tot Vice Young Water Ambassador.

E

en vraag die ik mezelf vaak stel: Dat drinkwater, hoe uitdagend is dat nou eigenlijk? Bijna wekelijks hoor ik mijn zeer ervaren collega’s praten over de Berenplaat van Evides. Een fantastisch, uitdagend en gedurfd project. Voor mij is de Berenplaat een soort mythisch wonder. De laatste der Mohikanen, dat idee. Want een project van die omvang zal in Nederland niet meer gerealiseerd worden, in ieder geval niet binnen afzienbare tijd. Maar dat geeft niet, toch? Want wij hebben het qua watervoorziening zo ontzettend goed voor elkaar. We hoeven het alleen nog maar in stand te houden, met hier en daar een kleine uitbreiding. En spaarzaam om te gaan met de centjes van onze gebonden gebruiker. Dat water mag geen cent te veel kosten. Wat dan precies te veel is, daar valt over te discussiëren, maar dat terzijde. Technisch gezien is het allemaal lang niet zo spannend als ik me

ooit had voorgesteld. Gelukkig zijn er wel andere uitdagingen, die een brede, techniek overstijgende blik vergen. Langzaamaan ontstaat het besef dat de Nederlandse waterbedrijven als organisaties moeten transformeren van bouwbedrijf naar onderhoudsbedrijf. Traditiegetrouw grijpen we naar een technische benadering van deze uitdagingen. Assetmanagement en intelligente watervoorziening zijn begrippen waar de sector het over heeft. In het distributienet valt nog een hele wereld te ontdekken. Daar is veel onderzoek voor nodig; er moet namelijk flink wat gemeten worden en dat levert een grote hoeveelheid data op. Laat niet slechts de knappe koppen met veel ervaring hier iets over zeggen. Betrek de zogeheten generatie Y erbij; een frisse blik in combinatie met de nieuwste technieken en communicatiemiddelen. Dat zal mooie resultaten opleveren. Op dit moment vragen

we ons echter collectief af of, en zo ja, welk probleem we hiermee oplossen. En of de klant er iets mee opschiet. Wat wil die klant, en vooral de klant van de toekomst? Wil die het in 2050 niet gewoon zelf regelen? Slaat die trend van zelf energie opwekken ook over naar onze sector? Is de waterketenbenadering op huishouden- of wijkniveau echt een ver-van-ons-bed-show? En wat is dan de rol van drinkwaterdeskundigen in de breedste zin van het woord? Zijn wij dan de adviserende verkoper van huishoudwaterinstallaties? De vraag is op welke waterinnovaties de maatschappij van de toekomst zit te wachten. Dat soort vraagstukken kun je niet alleen puur technisch benaderen. Ook moet je deze toekomstverkenning veel breder trekken dan de waterketen. Maar misschien nog wel het belangrijkste van alles, geef mijn schaarse leeftijdgenoten hierin een grote rol. Want juist dit soort vraagstukken vindt mijn ‘generatie Y’ spannend en uitdagend. Bovendien pikt mijn generatie signalen uit de omgeving razendsnel op en legt daarmee direct verbindingen. Veranderingen komen namelijk vaker van buiten dan van binnen. En op dit moment kijkt de watersector toch vooral naar binnen. Josanne Derks (Royal Haskoning)

advertentie

A N A LY S E S

MET

AANDACHT

EN

ADVIES

• Geaccrediteerde monsterneming en analyse • Legionella preventie en advies • Volledige Legionella ontzorging met onze webapplicatie LEON • Uitgebreide analyse pakketten voor geneesmiddelen • Vervuilingsonderzoek HF Membranen • Onderzoek biologische stabiliteit met Flow Cytometrie

30

H2O / 8 - 2012

Legionella, mijn zorg!


22 me i 2012

WOR KSHOP TROE BELHEID Troebelheid in drinkwater Kies het systeem dat het beste bij uw applicatie past!

Generation .2 Aandrijvingen met Profibus DP-V2 De aandrijvingen van Auma’s nieuwe Generatie .2

On-line: ULTRATURB sc

maken op intelligente wijze gebruik van de mogelijk-

➔ conform ISO 7027

heden van Profibus DP-V2.

➔ meetbereik van 0,0001 tot 1.000 FNU ➔ automatische wisserreiniging

Eenvoudige integratie van de aandrijvingen d.m.v. FDT/DTM technologie en toegang vanuit de controlekamer tot alle parameters van de aandrijving.

Draagbaar: 2100Q IS / 2100Q ➔ conform ISO 7027 of USEPA 180.1 ➔ betrouwbaar: ook bij hoge bezinksnelheid ➔ tijdsbesparend kalibratiesysteem ➔ meetbereik van 0,01 tot 1.000 FNU

Verhoogde veiligheid bij de overdracht van data, aangezien het gestandaardiseerde Profibus DP-V2 redundantieconcept wordt ondersteund.

Via het bussysteem toegang tot het digitale logbook van de aandrijving, waarin de data met tijdregistratie opgeslagen zijn.

www.generation2.auma.com Auma Benelux B.V | Le Pooleweg 9 2314 XT Leiden , The Netherlands Tel. +31 71 5814040 | www.auma.com

HACH LANGE Tel. 0344 63 11 30 www.hach-lange.nl


‘Sociale’ media in de watersector: hoe maak je er slim gebruik van? Het aantal gebruikers van ‘sociale’ media groeit snel: steeds meer mensen onderhouden op deze manier persoonlijke maar ook werkgerelateerde relaties. Ook de overheid doet inmiddels de eerste ervaringen op met de inzet van deze media. Twee voorbeelden bij het RIVM illustreren het mogelijke gebruik van de nieuwe toepassing: Antenne drinkwater en de inzet van ‘sociale’ media bij de communicatiestrategie. Wat is de meerwaarde? En hoe kan de watersector ‘sociale’ media slim gebruiken?

I

n de moderne samenleving draait alles om netwerken. In die netwerken ontmoeten mensen en organisaties elkaar, wisselen informatie uit, delen interesses, creëren kennis en ontwikkelen activiteiten. De nieuwe ofwel sociale media spelen daarin inmiddels een belangrijke rol. Deze media zijn snel, interactief en laagdrempelig - want gratis.

onderwerpen

Een groeiend aantal organisaties en individuen onderhoudt via ‘sociale’ media werkgerelateerde relaties, beïnvloedt elkaar en sluit nieuwe coalities. Daarmee krijgen deze media meerwaarde voor organisaties en deskundigen. Ze kunnen de binding versterken met leden, donateurs en vrijwilligers, de klantervaringen van organisaties ondersteunen, monitoren van onderwerpen of discussies over merken. Of ruimte scheppen voor creatief denken. ‘Sociale’ media is de benaming voor internetplatforms waarvan de gebruikers de inhoud bepalen, met weinig of geen tussenkomst van een professionele redactie. Het zijn in essentie interactieve communicatiemiddelen: deelname van anderen is noodzakelijk. Iedereen kan teksten, foto’s en video’s online zetten of een digitaal netwerk opbouwen. Snelheid, massaliteit, toegankelijkheid (lage kosten, laagdrempelig), diversiteit in vormen en verbondenheid zijn de succesfactoren van deze nieuwe media.

Ervaringen RIVM met ‘sociale’ media

Met enkele voorbeelden laten we zien welke mogelijkheden de nieuwe media bieden aan het RIVM bij haar werkzaamheden op het gebied van drinkwater en bij vaccinatieprogramma’s. Drinkwater in de sociale media

In het rapport ‘Antenne Drinkwater 2011’1) (zie kader) staan ontwikkelingen beschreven die zijn gesignaleerd door drinkwaterdeskundigen van het RIVM en externen. Daarnaast is dit jaar is voor het eerst de mogelijke signaalfunctie van de sociale media bekeken. Een globale scan van LinkedIn, YouTube en Twitter brengt in beeld of aan drinkwater gerelateerde onderwerpen voorkomen in deze media. Het doel is het vroegtijdig signaleren van onderwerpen, opvattingen en percepties die spelen bij het publiek. Voor de volledigheid geven we aan dat deze drink-

32

H2O / 8 - 2012

LinkedIn discussieforum

RIVM-drinkwaterdeskundigen

externe drinkwaterdeskundigen

schaliegas

X

X

energie en water(keten)

X

X

X

Legionella

X

X

X

klimaatverandering

X

X

X

geneesmiddelen

X

X

nieuwe Drinkwaterwet

X

X

watergovernance

X

Kaderrichtlijn Water

X

biologische behandeling van grondwater

X

nanotechnologie

X

X

X

X

Vergelijking drinkwateronderwerpen op discussiefora LinkedIn met onderwerpen genoemd door deskundigen binnen en buiten het RIVM.

waterscan slechts een momentopname is (peildatum: medio 2011). Allereerst LinkedIn: de onderwerpen op discussiefora van LinkedIn vertonen grote overeenkomst met de onderwerpen die zijn genoemd door RIVM- en extern deskundigen. In de tabel hierboven zijn deze onderwerpen gerelateerd aan de bron van herkomst. YouTube bevat diverse korte filmpjes die een relatie hebben met drinkwater. Opvallend is dat de meeste filmpjes generiek van aard zijn en een educatief karakter hebben. De best bekeken filmpjes zijn die over brandend kraanwater (schaliegas), sporen van radioactiviteit in drinkwater (Japan) en de flashmob (een grote groep mensen die plotseling op een openbare plek samenkomt, iets ongebruikelijks doet en daarna snel weer uiteenvalt) over kraanwater in een flesje (peildatum: medio 2011). Ook Twitter hebben we doorzocht op relevante termen. Het resultaat valt tegen. De meeste tweets hebben een signalerend karakter en zijn terug te voeren op berichten in de traditionele media (kranten, tijdschriften of tv/radio). De wisselwerking tussen nieuwe en oude media is hier duidelijk aan de orde. Verandering communicatiestrategie

De commotie over HPV-vaccinatie tegen baarmoederhalskanker vormde voor het RIVM de directe aanleiding om actiever discussies op webfora, blogs en sociale media te gaan volgen. Binnen het project ‘Sociale media’ wil het RIVM met drie pilots

ervaring opdoen met de inzet van sociale media. Voor alle pilots geldt dat de inzet van sociale media geen doel op zich is maar onderdeel van het geheel aan communicatieactiviteiten over een bepaald onderwerp. De eerste pilot richt zich op de uitbreiding van het rijksvaccinatieprogramma met hepatitus B. Sociale media worden ingezet om meer contact te krijgen met de doelgroep met als doel luisteren, informeren en interactie. Een tweede pilot betreft de Volksgezondheid Toekomst Verkenning (VTV). Het RIVM wil onderzoeken of en hoe publieksparticipatie een rol kan spelen om de inhoud van de VTV 2014 te verbeteren. Een derde pilot betreft crisiscommunicaties. Het RIVM wil ervaring opdoen bij het inzetten van en snel reageren op sociale media tijdens een crisis als communicatiekanaal. Afhankelijk van de doelgroep benut het RIVM fora van websites om RIVM-informatie te vermelden en te volgen wat de reacties zijn. Zo doet het RIVM stap voor stap ervaring op met Facebook bij het volgen van maatschappelijke discussies over thema’s die relevant zijn voor het RIVM. Hierbij kunnen feiten uit RIVM-onderzoeken worden ingebracht en toegelicht. Ook kunnen vragen worden uitgezet om te inventariseren wat er speelt. Daarnaast zet het RIVM Twitter of YouTube in wanneer deze kanalen geschikt blijken voor de betreffende doelgroep. De Twitteraccount van het RIVM heeft inmiddels ruim 3.000 volgers. Het genereren van een groot aantal volgers is cruciaal om effectief te kunnen interveniëren in maatschappelijke discussies.


*thema

achtergrond

Via Twitter komen ook veel vragen binnen die beantwoord moeten worden. Dit brengt extra werk met zich mee evenals het monitoren van de tweets. LinkedIn is een goed middel om professionele publieke en private partijen met elkaar in contact te brengen, informatie te delen en discussies te voeren. Een voorbeeld van een netwerkgroep vanuit het RIVM is het Kennisnetwerk Biociden. Doel is onderling contacten te leggen tussen professionele en private partijen en eenvoudig nieuws en vragen te delen.

Sociale media: wat kan de (drink) watersector ermee?

Diverse initiatieven maken duidelijk dat in de watersector wordt nagedacht over de inzet van sociale media bij de crisisbeheersing en crisiscommunicatie, bijvoorbeeld bij overstromingen. Of door drinkwaterbedrijven om bewoners snel te informeren bij leidingbreuken of een bacteriële besmetting. Voor waterschappen of drinkwaterbedrijven kan het interessant zijn te volgen hoe er over de organisatie, producten of diensten gesproken wordt op de sociale media. Twitter, Facebook en/of LinkedIn zijn geschikt voor het snel informeren van en in gesprek gaan met burgers over bijvoorbeeld (verlaging van) de hardheid van drinkwater of verhoging van de waterschapslasten. Hoe ontwikkelen de sociale media zich in de toekomst? Het is de verwachting dat de interactieve sociale media en de klassieke media (kranten, tv, etc.) naast elkaar blijven bestaan. Wel zal sprake zijn van kruisbestuiving tussen beiden. Door de snelheid en interactiemogelijkheden zullen sociale media veel in crisissituaties gebruikt worden. Zoals het Sociaal en Cultureel Planbureau in 20102) constateerde is het gezag van wetenschappers en overheidsinstellingen niet zozeer verdwenen maar zal dit telkens opnieuw moeten worden verdiend. Informatie van gezaghebbende bronnen is niet langer het eindpunt van een discussie, maar vormt nu het startpunt van een kritische maatschappelijke beschouwing. Sociale media spelen een belangrijke rol bij het voeren van deze publieke discussie. Monique van der Aa (RIVM) Caroline van de Veerdonk (ORG-ID organisatie en beleidsontwikkeling) NOTEN 1) Van der Aa M. et al. (2011). Antenne Drinkwater; informatie en ontwikkelingen. www.rivm.nl/bibliotheek. 2) Sociaal en Cultureel Planbureau (2010). Continu onderzoek burgerspectieven. Gezag en vertrouwen in informatiebronnen. SCP kwartaalbericht 2, pag. 19-27.

Het RIVM inventariseert jaarlijks trends en ontwikkelingen op het terrein van drinkwater. Het betreft onderwerpen die belangrijk kunnen zijn voor het toekomstige drinkwaterbeleid en het toezicht daarop. Het doorvertalen van relevante aandachtspunten naar eventueel nieuw beleid of toezicht is een verantwoordelijkheid voor de rijksoverheid. Waar wenselijk pakt het ministerie van Infrastructuur en Milieu dit op, samen met de VROM-Inspectie, de drinkwatersector en direct belanghebbenden. Zo is de mogelijke invloed van klimaatverandering op de ziektelast door infectieziekten een aandachtspunt. Het RIVM ontwikkelde een instrument waarmee risico’s door drinkwaterconsumptie kunnen worden vergeleken met risico’s door recreatie in oppervlaktewater en consumptie van voedsel. Met de uitkomsten kunnen gerichte maatregelen worden genomen. Gewasbeschermingsmiddelen zijn ook een aandachtspunt. Het aantal bestrijdingsmiddelen in drinkwaterbronnen is al enkele jaren constant. Verminderen van de zuiveringsinspanning is daardoor niet mogelijk. Door harmonisatie met Europese regelgeving vervalt ook de pre-registratietoets. De zorg van de watersector is dat de waterkwaliteit bij de toelating ondersneeuwt. De toenemende druk op grondwater en de ondergrond door boringen voor koudewarmteopslag en de mogelijke winning van schaliegas vormen eveneens aandachtspunten. Kennis over de milieueffecten en risico’s voor de drinkwatervoorziening zijn nog niet goed in beeld gebracht. Toekomstgerichte onderwerpen (termijn 2030-2040) voor de drinkwatervoorziening die van belang zijn: de drinkwatervraag versus de beschikbaarheid van bronnen, afstemming van de Nota Drinkwater met het Deltaprogramma, rolverdeling tussen overheid en drinkwaterbedrijven en de internationale context. De afvalwaterzuiveringsinstallatie van de toekomst (2030) zal zich naar verwachting meer richten op het leveren van producten zoals nutriënten (fosfaat) en energie. Deze aspecten verdienen aandacht bij het waterbeleid.

H2O / 8 - 2012

33


Nutsvoorzieningen gebaseerd op waterveiligheidsplannen In de derde editie van de WHO-richtlijnen op het gebied van drinkwaterkwaliteit (2004) wordt gesteld dat de meest effectieve manier om de veiligheid van drinkwater te waarborgen, het opstellen van een waterveiligheidsplan is. Elf auteurs schreven onder de titel ‘Drinking water quality management from catchment to consumer’ een praktische handleiding voor het opstellen van zo’n veiligheidsplan.

I

bevorderen. Dit houdt in het identificeren van relevante belanghebbenden en hun rollen en verantwoordelijkheden, het beoordelen en oplossen van algemene risico’s die plaats kunnen vinden in het distributiesysteem van de consument, het identificeren van risicogroepen, het leveren van effectief communicatiegereedschap en nagaan of het geleverde drinkwater aanvaardbaar is.

n het voorwoord van het boek, waarvan de Brit Bob Breach de redacteur is, gaat het al direct over de manier waarop John Snow in 1854 in Londen de cholera-epidemie bestreed. Dit is de opmaat voor een vurig pleidooi dat het belang onderstreept van preventie bij de bereiding van betrouwbaar drinkwater, om hiermee het vertrouwen van de afnemers van drinkwater te behouden. De doelgroep van het boek betreft niet alleen de technische discipline van een waterbedrijf, maar richt zich vooral op het management van waterbedrijven. Het eerste hoofdstuk beschrijft de achtergrond van de ontwikkeling van een waterveiligheidsplan en de IWA Bonn Charter: een internationaal raamwerk voor maatregelen op bestuurlijk, beheer- en operationeel niveau die de effectieve beschikbaarheid van veilig drinkwater moeten bevorderen. De voordelen van de veiligheidsaanpak worden beschreven evenals hoe die aanpak aansluit op het stellen en bereiken van waterkwaliteitsdoelstellingen. Dit houdt niet alleen de veiligheid van drinkwater in, maar ook de aanvaardbaarheid ervan door consumenten. De ontwikkeling naar een ondersteunende organisatiecultuur komt aan bod in het tweede hoofdstuk. Dit beschrijft hoe verbetering van de risicomanagementcultuur van een organisatie de ontwikkeling van een waterveiligheidsplan kan ondersteunen. Het hoofdstuk geeft praktische benaderingen om nutsbedrijven te helpen zo’n aanpak te ontwikkelen. In het derde hoofdstuk volgt een samenvatting van de uitgangspunten van risicobeheer. Daarna worden enkele belangrijke vormen van operationeel beleid en praktijk beschreven die nodig zijn om de effectieve ontwikkeling van een waterveiligheidsplan te ondersteunen. Dit houdt in assetmanagement, training en bewustwording, operationele procedures, het handelen bij calamiteiten, inkoop en management van aannemers, monitoring en administratieve procedures. Het vierde hoofdstuk beschrijft de factoren die de ontwikkeling van een waterveiligheidsplan voor de waterwinning onderbouwen. Ook wordt advies gegeven over de samenwerking met externe belanghebbenden bij de ontwikkeling daarvan. Daarna worden methoden beschreven voor de beoordeling en het

34

H2O / 8 - 2012

Het laatste hoofdstuk geeft een overzicht van de ervaring met waterveiligheidsplannen van de afgelopen jaren en beoogt gemeenschappelijke uitdagingen te beschrijven, kritische succesfactoren en mogelijkheden voor de implementatie van de veiligheidsplannen. Hier worden de geleerde lessen beschreven van implementatie, monitoring en evaluatie, het begrijpen van koppelingen tussen de veiligheidsplannen en andere nutsactiviteiten en de invloed op wereldschaal van de implementatie van de waterveiligheidsplannen. beheersen van zowel oppervlaktewater- als grondwaterwinningen. De risico’s van de winning en de aanpak ervan worden kort samengevat. De punten die van belang zijn voor een veiligheidsplan voor de waterzuivering staan in het vijfde hoofdstuk. Daarin wordt het belang van de zogeheten multi barrierbenadering uiteengezet, waarna de schrijver ingaat op karakteristieke waterkwaliteitsrisico’s, maatregelen om ze op te lossen en controles voor een aantal zuiveringstechnieken. Ook het belang van terreinbewaking en meet- en regeltechniek komen aan de orde, met methoden om operationele waterkwaliteitsdoelen te stellen om te waarborgen dat de bij de consument afgeleverde waterkwaliteit aanvaardbaar is. In het zesde hoofdstuk worden de activiteiten of gebeurtenissen in het distributienetwerk beschreven die een risico voor de waterkwaliteit kunnen vormen. Verder bevat dit hoofdstuk een samenvatting van mogelijke maatregelen om problemen op te lossen en van geschikte controlemogelijkheden. In het zevende hoofdstuk geeft de auteur richting aan de manier waarop nutsbedrijven met consumenten en relevante belanghebbenden kunnen omgaan, om de toepassing van consumentenveiligheidsplannen voor zowel huishoudelijk als zakelijk verbruik te

Het boek leest prettig en is een aanrader voor iedereen, die goed en betrouwbaar drinkwater een warm hart toedraagt. Peter Hiemstra (Witteveen+Bos) ‘Drinking water quality management from catchment to consumer’ onder redactie van Bob Breach wordt uitgegeven door IWA Publishing (ISBN 978-1-84339-386-3).

Verschijningsdata De verschijningsdata en de data waarop kopij voor het betreffende nummer aangeleverd moeten zijn, staan op een overzicht dat u kunt aanvragen bij de redactie: (010) 427 41 65. Daar is ook een handleiding op te vragen voor bijdragen aan de (semi-)wetenschappelijke rubriek Platform.


recensie Betrouwbare kwaliteit van Groenblauwe drinkwater is niet vanzelfsprekend netwerken voor duurzame, dynamische steden *thema

Het Nederlandse drinkwater is van zeer betrouwbare kwaliteit. Die kwaliteit lijkt zo vanzelfsprekend evenals de controle erop. Toch komt er veel bij kijken om de kwaliteit van het Nederlandse drinkwater constant te houden. Het vraagt om inspanningen op velerlei gebied: beleid, omgevings- en putmanagement, zuiveringsinspanning, distributie, enz., maar ook om het meten en analyseren van de waterkwaliteit. Op stofniveau is regelmatig aandacht voor de nieuwe stoffen die de drinkwaterkwaliteit (mogelijk) bedreigen. Stoffen die minder aandacht krijgen, hoeven niet minder relevant te zijn. Een voorbeeld daarvan zijn de zware metalen.

Een groep watertechnologen geeft in dit vaktijdschrift iedere maand een kritisch oordeel over recente internationale vakliteratuur. De recensenten zijn: Jelle Roorda, Arjen van Nieuwenhuijzen, Adriaan Mels, Herman Evenblij, Jeroen Langeveld, Jasper Verberk en Merle de Kreuk.

I

n het kader van kennisuitwisseling op het gebied van zware metalen en drinkwaterbereiding is in 2006 een door de Europese Unie gefinancierde netwerkorganisatie opgestart. Deze groep kwam tot en met 2010 bij elkaar onder de noemer van COST Action 637 ‘Metals and related substances in drinking water’. Vanuit Nederland werd deelgenomen door het Waterlaboratorium (Marcel Tielemans). De uitkomsten van een groot aantal werkconferenties en wetenschappelijke congressen zijn gebundeld in een aantal boeken. Eén daarvan is een praktisch boek voor het bemonsteren en meten van zware metalen ‘Best practice guide on sampling and monitoring of metals in drinking water’. Dit boek is vooral interessant voor betrokkenen bij monstername, analyse en interpretatie van meetresultaten van zware metalen. Waarom is het belangrijk om zware metalen in het ruwe water en in drinkwater te meten? Zware metalen in drinkwater kunnen toxische en carcinogene eigenschappen

hebben en worden vanuit gezondheidskundige aspecten boven bepaalde concentraties (bijvoorbeeld koper 1-2 mg/l, lood 10-25 µg/l en lager voor bijvoorbeeld kwik 1 µg/l) onwenselijk geacht in het drinkwater. Deze stoffen mogen boven deze concentraties niet in het drinkwater voorkomen. Daarnaast kunnen deze stoffen in het water ook geur- en smaakklachten tot gevolg hebben. In het kader van het kennisnetwerk COST Action 637 zijn verschillende methoden voor bemonstering en analyse naast elkaar gelegd en in dit boek besproken. Als monstername niet goed en bijvoorbeeld de gehanteerde frequentie niet hoog genoeg is, kan het voorkomen dat je als drinkwaterbedrijf niet weet of op momenten dat niet gemeten is, de concentraties overschreden worden. Per stof is daarbij maatwerk vereist, die ook afhankelijk is van de gekozen analysetechniek. Wat kan de gemiddelde lezer van H2O hier nu mee? Ik denk met het boek zelf niet zo veel. Eén ding wordt mij wel weer duidelijk bij het lezen: wat onze (drink)waterlaboratoria allemaal moeten doen om betrouwbare meetgegevens op te kunnen leveren is iets waar je nooit over nadenkt. Dat lijkt zo vanzelfsprekend, maar er komt veel bij kijken. Het vakmanschap dat nodig is om ons in de praktijk van betrouwbare meetgegevens te voorzien, is groot. De betrouwbaarheid van metingen is een voorwaarde om beleid te kunnen maken en te handhaven. Het is een voorwaarde om de klanten ook echt betrouwbaar drinkwater te kunnen garanderen. Ten slotte is meten pas weten als je weet wat en hoe je meet. Mijn waardering voor het werk van de medewerkers bij onze laboratoria is door dit boek vergroot. Zij zijn vanuit hun expertise een belangrijke schakel in de levering van betrouwbaar drinkwater nu en in de toekomst. Daar mogen we best trots op zijn en wel eens wat vaker bij stilstaan. Top! Jelle Roorda (Waterleiding Maatschappij Limburg)

Hiltrud Pötz en Pierre Bleuzé van bureau opMAAT – architectuur, stedenbouw, onderzoek en advies – hebben een handleiding geschreven en een ‘gereedschapskist’ opgezet voor iedereen die is betrokken bij de vormgeving en inrichting van stedelijke gebieden: ‘Groenblauwe netwerken voor een duurzame en dynamische stad’. De presentatie ervan vindt plaats op 26 april in Rotterdam.

D

oor klimaatverandering, toenemende verstedelijking en het opraken van fossiele brandstoffen zullen de steden een min of meer geleidelijke, maar noodzakelijke transformatie moeten ondergaan. Een aantrekkelijk en efficiënt middel om daaraan vorm te geven, is het ontwikkelen van groenblauwe stedelijke netwerken, die een verzachtende werking zullen hebben op de effecten van de klimaatverandering en de energie- en voedseltekorten in het stedelijke gebied. Groen en water vormen de dragers van de groenblauwe netwerken. Veel ecosysteemdiensten zijn daarin te realiseren, zoals waterberging en zuivering, biodiversiteit, recreatie en verbetering van luchtkwaliteit. Daarnaast zal deze groenblauwe stedenbouw meer ruimte bieden aan de ontwikkeling van biodiversiteit en aan een gezonder en aantrekkelijker leefmilieu. In het boek lichten de auteurs de principes op het gebied van duurzame stedenbouw, waaronder de wateropgave, en een groot aantal concrete maatregelen toe. In totaal 40 gerealiseerde internationale voorbeelden op het gebied van groenblauwe netwerken moeten de haalbaarheid aantonen. ‘Groenblauwe netwerken voor een duurzame en dynamische stad’ is vanaf eind april verkrijgbaar via de boekhandel of boek@opmaat.info (ISBN 978 90 818804 04). De prijs bedraagt 35 euro. De presentatie van het boek vindt plaats tijdens de 5e internationale Architectuur Biënnale in Rotterdam.

‘Best practice guide on sampling and monitoring of metals in drinking water metals and related substances in drinking water series’ onder redactie van dr. Adam Postawa wordt uitgegeven door IWA Publishing (ISBN 9781843393832).

H2O / 8 - 2012

35


waternetwerken watErcolumn

Trots Het is vrijdag de 13e. Op de kop af 100 jaar geleden was een schip op weg van het Britse Southampton naar New York. Het telde meer dan 2.200 opvarenden. Ruim 1.500 van hen zouden niet levend in Amerika aankomen. In de vroege ochtend van 15 april 1912 verdween het fonkelnieuwe schip in de 3.800 meter diepe, doodkalme maar ijskoude Noord-Atlantische Oceaan. Wiens fout was het? Die van de kapitein? Hij sloeg geen acht op ijsberg-waarschuwingen en weigerde snelheid te minderen. Was het de schuld van de scheepsbouwer die een slechte kwaliteit klinknagels gebruikte? Of was het de reder die publiciteit wilde, wat prima is gelukt. Hij was het die druk uitoefende op de kapitein om het record te breken, ondanks de ijsbergen. En de architect? De goede man ontwierp ‘waterdichte’ compartimenten. Maar tussenschotten bleken niet hoog genoeg en het aantal reddingssloepen volstrekt onvoldoende. Ook bemanningen van andere schepen viel wat te verwijten. Ze hadden tijdig aanwezig kúnnen zijn als noodsignalen waren opgevolgd. Ook vóór haar maiden trip haalde het schip alle kranten. Iedereen was trots, zelfs ietwat zelfingenomen. Het schip was immers ‘onzinkbaar’. Het was het grootste en beste ooit. De drinkwatervoorziening in Nederland is uniek en volop reden voor nationale trots. Meer dan anderhalve eeuw ervaring. Het enige land ter wereld waar waterbedrijven geen chloor meer gebruiken. Nauwelijks lekverliezen. Publiek eigendom. Iedereen aangesloten. Onberispelijk kraanwater als betrouwbaar merk. Per jaar maar 15 minuten ‘ondermaatse’ levering. We raken er niet over uitgepraat. Dus ligt zelfingenomenheid op de loer. Want zijn er in de toekomst nog genoeg ervaren matrozen? Zijn ze op alles voorbereid en fit genoeg om snel van koers te veranderen? Houdt de reder oor en oog voor risico’s? Heeft de kapitein van het prachtige schip historisch besef en lef om de peer pressure te weerstaan om snel en goedkoop New York te bereiken? Jos Peters (DHV)

Voorjaarscongres 2012: diversiteit aan invalshoeken Tijdens het voorjaarscongres van Waternetwerk op 19 en 20 april in Groningen wordt nadrukkelijk stilgestaan bij de ambities die Groningen heeft op het gebied van water en energie en integrale duurzame gebiedsontwikkeling. Zo wil de stad in 2023 energieneutraal zijn, het industriegebied in de Eemshaven ‘vergroenen’ en heeft de regio de ambitie de energy valley van Europa te worden. Water is daarbij een belangrijke verbindende schakel. Deze Groningse invalshoek wordt onder meer belicht door Harm Post van Groningen Seaports en Ton Schroor van de gemeente Groningen. Maar er zijn ook nog diverse andere presentaties. Zo worden er vier korte presentaties gegeven die elk circa 20 minuten duren. Ruimtelijk ontwerpster Maaike Vellinga (van Makan.nl) spreekt over kunst in de openbare ruimte, in casu: waterkunstwerken. “Ik heb eerder een rapport gemaakt over hoe je waterkunstwerken beter kunt inpassen in het landschap, hoe het een rol kan krijgen die breder is dan alleen de waterfunctie. Ik wil laten zien hoe ondernemers, overheden, waterinstanties en de gebruikers van het landschap (bewoners, recreanten) hun visie en krachten hierin kunnen bundelen. Veel overheden staan er in een tijd van bezuinigen voor open om samen met anderen boeiende dingen te doen.” De presentatie van Jeroen Niezen gaat over samenwerking in de waterketen. Niezen is als waterambassadeur een beetje de aanjager in een samenwerkingsproces van 30 noordelijke gemeenten, twee waterschappen en twee waterbedrijven. “In het kader van het Bestuursakkoord Water moet samengewerkt worden om de doelen te kunnen halen. Het gaat erom die mensen het nut van samenwerking in te laten zien en er concreet mee aan de slag te gaan. Ik vorm de schakel tussen de mensen die het proces aansturen en zij die het moeten gaan uitvoeren. Ik wil vertellen wat in die samenwerking de do’s en dont’s zijn, wat je tegenkomt in dat proces en hoe je alle neuzen dezelfde kant opkrijgt.” De presentatie komt op een spannend moment, meent Niezen: “Eind april zullen de eerste concrete stappen gezet worden: dan gaat het erom dat alle partners kleur bekennen en zich committeren. We gaan de resultaten van de eerste fase melden. Maar dan begint het pas: ambitieus is één, het doen is stap twee.” Prof. dr. Gert de Roo, hoogleraar Planonologie aan de Rijksuniversiteit Groningen, is de belangrijkste spreker van het Voorjaarscongres. Hij zal gehoor prikkelen met een pleidooi voor een efficiënt gebruik van restwarmte in water. “Men denkt bij energie automatisch aan gas en electriciteit in nationale en internationale netwerken. Restwarmte in water is lang gezien als afval, maar is bij uitstek geschikt als drager voor lokale en regionale netwerken. Zo'n netwerk komt nu nog niet van de grond, omdat men niet gewend is buiten de kaders te denken. Ik wil de aanwezigen ertoe brengen om uit hun traditionele rol te stappen en nieuwe samenwerkingsverbanden met elkaar aan te gaan.” Bert Middel geeft geen inhoudelijke presentatie, wel zal hij dit jaar het Voorjaarscongres formeel afsluiten. “Goed dat het Voorjaarscongres eens een keer in het noorden gehouden wordt”, vindt hij, “want meestal moeten de mensen uit onze noordelijke provincies toch een eind reizen om bijeenkomsten te kunnen bezoeken en mensen te kunnen spreken. Nu is het een keer andersom.” Hijzelf vindt het onderwerp integrale gebiedsontwikkeling “van evident belang, en het is erg goed dat er vanuit verschillende invalshoeken en door verschillende disciplines naar gekeken wordt. Het is belangrijk om over de schutting heen te kijken en de samenwerking op te zoeken. daartoe biedt het Voorjaarscongres bij uitstek de mogelijkheid, omdat daar verschillende vertegenwoordigers uit de sector samenkomen.”

36

H2O / 8 - 2012


waternetwerken Cursusaanbod Wateropleidingen Alternatieven technieken legionellapreventie 17 april bijeenkomst: 1 locatie: Utrecht

Regenwatervoorzieningen, van ontwerp tot beheer start 8 mei bijeenkomsten: 3 locatie: Utrecht

Besloten ruimtes 1 8 juni bijeenkomst: 1 locatie: Oosterhout (NB)

Vakbekwaam persoon NEN 3140 (vervolg) 17 april bijeenkomst: 1 locatie: Gorinchem

iBever 10 mei bijeenkomst: 1 locatie: Nieuwegein

Succesfactoren bij vispassages start 19 april bijeenkomsten: 2 locatie: Breda

Basisvaardigheden start 15 mei bijeenkomsten: 4 (mei - juni) locatie: Utrecht

Waterbeheer en onderhoud start 19 april bijeenkomsten: 5 (april - mei) locatie: Utrecht

Peilbeheer start 15 mei bijeenkomsten: 3 locatie: Utrecht

Reiniging en desinfectie van leidingwaterinstallaties 12 juni bijeenkomst: 1 locatie: Utrecht

ATEX voor operationeel medewerkers 24 april bijeenkomst: 1 locatie: Nieuwegein

Veldkennis watersysteem start 24 mei bijeenkomsten: 5 (mei - juni) locatie: Nieuwegein

Besloten ruimtes 2 29 juni bijeenkomst: 1 locatie: Oosterhout (NB)

mei

juni

Meer informatie of aanmelden: www.wateropleidingen.nl.

Legionellapreventie in leidingwaterinstallaties start 8 mei bijeenkomsten: 3 locatie: Utrecht

UV voor industriële toepassingen 5 juni bijeenkomst: 1 locatie: Nieuwegein

Gasmeten 1 juni bijeenkomst: 1 locatie: Oosterhout (NB) Vergunningverlening keur start 6 juni bijeenkomsten: 3 locatie: Utrecht

Alexander Vos de Wael geridderd

Enquête: wat wil de lezer lezen?

Alexander Vos de Wael heeft per 1 april zijn functie als algemeen directeur van drinkwaterbedrijf Oasen in Gouda neergelegd. Om dat te memoreren was er op 22 maart jl een officieel afscheid, waarbij Vos de Wael werd benoemd tot Ridder in de Orde van Oranje Nassau. De versierselen die horen bij deze koninklijke onderscheidingen werden hem opgespeld door Alexander Vos de Wael (r.) en de burgemeester van Gouda, burgemeester Wim Cornelis. Wim Cornelis.

Binnenkort wordt er een lezers- en marktpositioneringsonderzoek uitgevoerd naar het vakblad H2O. Het onderzoek wordt uitgevoerd door DUO Market Research in opdracht van de Stichting H2O. De stichting H2O beoogt de gehele watersector en aan de watersector gerelateerde organisaties en vakgebieden breed te informeren en alle betrokken partijen te verbinden. De informatievoorziening geschiedt met name door middel van het vakblad H2O en het ‘crossmediale merk H2O’.

Vos de Wael (68) gaf als algemeen directeur 26 jaar leiding aan Oasen. Onder zijn leiding maakte het drinkwaterbedrijf de afgelopen decennia een grote kwalitatieve verbetering door. Vos de Wael heeft een grote betrokkenheid bij waterbedrijven, vakorganisaties en inspraakorganen en verricht daarom naast zijn dagelijks werk bestuurlijk vrijwillige activiteiten voor diverse organisaties. Op internationaal niveau is hij bijvoorbeeld adviseur voor de Caribbean Water Association. Hij heeft er aan bijgedragen dat Curaçao nu één van de beste drinkwaterbedrijven in de tropen heeft. Verder was hij drie jaar raadslid voor de VVD-fractie in Ede en is hij sinds maart 2011 Statenlid voor de VVD in de Provincie Gelderland.

“De redactie-adviesraad staat de redactie van H2O bij en helpt het blad actueel en informatief te houden”, vertelt voorzitter van de redactieadviesraad Jos Peters: “Omdat we er voor de leden zijn, willen we geregeld peilen hoe de lezer tegen het blad en de informatievoorziening aankijkt. De laatste keer dat we onze lezers op deze manier geraadpleegd hebben is zes jaar geleden. Intussen is H2O opmaaktechnisch al enigzins vernieuwd. En de wereld verandert zo snel: we vonden het tijd om weer eens een peiling onder de lezers te houden.” De redactieadviesraad constateert een aantal belangrijke ontwikkelingen in het werkveld, zoals een vergrijzing en uitstroom onder de medewerkers, de opkomst van (sociale) media en de opkomst van informatievoorziening via het internet, maar ook de veranderende informatiebehoefte van vooral jongere waterprofessionals en de veranderende positie van het tijdschrift H2O in de ‘digitale’ wereld. “In de raadpleging wordt gekeken naar de invloed van bovengenoemde (en meer) ontwikkelingen op de behoeftes van de lezers van H2O en hoe het blad kan inspelen op actuele vraagstukken, zodat we de inhoud van het vakblad nog beter kunnen laten aansluiten bij de actuele wensen en behoeften van de lezers”, aldus Peters.

Alexander Vos de Wael is opgevolgd door Walter van der Meer.

Het lezersonderzoek vindt plaats in april en mei. H2O / 8 - 2012

37


waternetwerken Waterpeil

watErcolumn

In elke editie van H O bekijktkop ver.nieuws_column Waternetwerk de waterbranche vanuit 2

V

een eigen invalshoek. In deze column er.nieuws_column plat initiaal meten we afwisselend het waterpeil aan de hand van inzichten van jongeren, vrouwen en internationale waterdeskundigen. ver.nieuws_column plat ver.nieuws_column auteur

Verdrinken in de waterwereld

Water is een onderwerp dat veel Nederlanders aanspreekt. Nederland, ons polderlandje, heeft van oudsher veel met water te maken. Rivieren, sloten, polders en dijken zijn nauwelijks uit ons landschap weg te denken. Toch vind ik het moeilijk om uit te leggen wat een studie Hydrologie nou precies inhoudt en vooral wat je er mee kunt. Er zijn zo ontzettend veel organisaties, bedrijven en overheden die wel ‘iets’ met water doen, dat het zelfs mij niet helemaal duidelijk is waar je als hydroloog later aan de slag kunt. En als mensen dan denken het eindelijk begrepen te hebben en concluderen dat ik later een collega van Willem-Alexander word, weet ik ook niet zo goed hoe ik moet uitleggen dat dat zeer waarschijnlijk niet het geval is en mompel ik maar: “Tja, wie weet.” Zo in de laatste fase van mijn studie, mij oriënterend op mogelijke stage- en werkplekken, probeer ik steeds meer inzicht in de waterwereld te krijgen. Druppel voor druppel, beetje bij beetje, begint de waterwereld voor mij vorm te krijgen. Ik verwonder me over alles wat bij water komt kijken en heb af en toe het gevoel dat ik door de bomen het bos niet meer zie. Of misschien beter in watertermen uitgedrukt: dat ik verdrink in de waterwereld. Wat me in ieder geval wel duidelijk is, is dat ik water een ontzettend leuk onderwerp vind. Ik vind het dan ook erg leuk dat ik over een tijdje onderdeel word, of misschien zelfs al ben, van deze spannende en dynamische waterwereld. Marjan Sommeijer (student Hydrologie en Waterkwaliteit Wageningen Universiteit)

Levendige discussies tijdens Emissiesymposium De laatste stand van zaken op het gebied van emissies naar water werd 15 maart jl. doorgenomen in het centrum van Utrecht. Het symposium wordt sinds 2008 elk jaar georganiseerd door Deltares in samenwerking met Rijkswaterstaat, STOWA en Waternetwerk. Mede-organisator Sacha de Rijk, senior onderzoeker/adviseur bij Deltares, blijkt erg tevreden over het verloop van het symposium dit jaar. “In totaal zijn er circa 90 bezoekers op het symposium geweest, een breed scala van mensen, een goede mix van een groot aantal waterschappen, veel mensen van Rijkswaterstaat en de landelijke overheid, de mensen die we wilden bereiken. En van die mensen kregen we ook heel positieve reacties na afloop.” De Rijk merkte dat het symposium tot levendige discussies leidde. “Na de drie plenaire lezingen van het ochtendprogramma, was er een interactieve discussie over de cijfers die we leveren en wat je daarmee kunt doen. Onze dagvoorzitter wist de mensen ertoe te bewegen hun zegje te doen. Het werd een levendige discussie met veel nieuwe inzichten.” De Rijk besprak tijdens het symposium zelf de meest opvallende ontwikkelingen rond de databank van de EmissieRegistratie. Het symposium heeft zich sinds 2007 ontwikkeld, meent zij: “Ik merk dat het steeds professioneler wordt, er komt meer inbreng van het

De werkgroep Bestuursakkoord Water van Koninklijk Nederlands Waternetwerk hield op 28 maart een OWNH-bijeenkomst ‘Bestuursakkoord Water: denkrichtingen en handvatten’. Trekkers van de werkgroep, Dieter de Vroomen (Goed adviseren, management en organisatieadvies) en Carleen Mesters (bestuur KNW), zeggen zeer tevreden te zijn over de uitkomst van die bijeenkomst.

Het Bestuursakkoord Water stelt eisen aan de waterketen om goedkoper en efficiënter te werken, en volgens De Vroomen biedt dat ook veel mogelijkheden. “In andere branches, zoals de bouw en de zorgsector, bleek men tot een efficiëntieslag in staat toen er eenmaal wat druk van buitenaf werd opgelegd. In die situatie zitten wij nu, en ik H2O / 8 - 2012

Het symposium is voor Deltares ook het moment om bij zijn gebruikers te peilen wat de wensen en behoeften zijn. “Dit is hét moment waarop wij iedereen bij elkaar hebben en hierover kunnen praten. En dat levert altijd nieuwe inzichten op. Zo is duidelijk geworden dat erfafspoeling een belangrijke bron is, dus gaan we daar meer aandacht aan besteden.” Presentaties en verslag zijn te vinden op www.waternetwerk.nl, www.emissieregistratie.nl en www.stowa.nl.

Bestuursakkoord Water: leren van elkaar

“Dat klopt, er zijn circa 25 mensen naar de bijeenkomst gekomen, een mooi aantal voor een OWNH-bijeenkomst. Het Bestuursakkoord Water speelt vooral in bestuurlijke kringen en op directieniveau. Voor veel anderen geldt: men denkt dat er al veel aan gedaan wordt, dus dat ze zelf niet in actie hoeven te komen en ze zien onvoldoende de potentie. Deze bijeenkomst is daarom vooral een eerste aanzet om het onderwerp op de agenda te zetten en mensen er actief mee aan de slag te laten gaan.”

38

publiek en de belangstelling blijft. De onderwerpen zitten dan ook elk jaar dicht op de actualiteit. Deze keer draaide het vooral om de Kaderrichtlijn Water: in 2013 gaat het er weer om vast te stellen hoe de waterschappen de waterkwaliteit kunnen behalen en behouden, dus is goed gebruik van de emissiecijfers bijzonder actueel.”

denk dat we kunnen leren van die andere branches. Het gaat om samenwerken, de dubbelingen eruit halen en optimaliseren. Er is, denken wij, veel kennis in de sector aanwezig om snel rendement te behalen.” De bijeenkomst wist een breed scala van mensen te bereiken, van waterschappen en drinkwaterbedrijven tot overheidsinstanties en daarbinnen zowel mensen op strategisch als operationeel niveau. “Daardoor was de respons heel productief en waren er veel nieuwe inzichten. Zo is duidelijk geworden dat ogenschijnlijk tegengestelde belangen soms prima met elkaar te rijmen zijn, en dat je elkaar daarin kunt helpen. Dat is een kwestie van samen willen werken, maar ook goed kijken naar: wat willen we nou écht. Verder merkten we dat het belangrijk is om de mensen op de werkvloer de ruimte en verantwoordelijk te geven om zelf oplossingen te vinden en uit te voeren. Zo kom je makkelijker en sneller tot resultaat. Voor velen was het dan ook een eye opener om een bevlogen verhaal uit de praktijk te horen. Tot slot: qua organisatieniveau en lage kosten steekt onze watersector met kop en schouders boven het buitenland uit. Dat mogen we best aan de burger communiceren - en vertellen dat we efficiënter en goedkoper willen zijn, maar dat we de kwaliteit hoog houden.”


waternetwerken DRIJFVEER “Water en internationale samenwerking zijn mijn drijfveren”

Agenda watErcolumn Voorjaarscongres en algemene ledenver.nieuws_column kop

vergadering Het Voorjaarscongres is ditplat jaarinitiaal een tweedaags er.nieuws_column evenement en vindt plaats op 19 en 20 april in Groningen (zie pagina 36).

V

Chemisch/fysische proces- en afvalwaterver.nieuws_column plat behandeling Op 26 april houdt SKIW de OWNHver.nieuws_column auteur bijeenkomst ‘De state-of-art in chemisch/ fysische proces- en afvalwaterbehandeling’. Tijdens de bijeenkomst zullen sprekers vanuit de praktijk de laatste state-of-the-arttechnieken tonen. Locatie: Waterhuis, Groningenhaven 7, Nieuwegein.

Passies, ambities, ontwikkelingen - wat drijft een waterprofessional? Koninklijk Nederlands Waternetwerk portretteert in ele editie één van zijn leden. Deze keer: Paul van Essen (31), multicompany trainee bij Jelmer. “Mijn interesse gaat uit naar water en internationale samenwerking. Ik heb Internationale Ontwikkelingsstudies gestudeerd in Wageningen, met een minor in land- en waterbeheer. Na mijn afstuderen ben ik begonnen aan een traineeship bij Jelmer, een organisatie voor starters waarmee je bij drie partijen een jaar ervaring op kunt doen. Ik heb me binnen mijn traineeship gericht op watergerelateerde projecten in de civiele techniek. Bij Vitens Evides International heb ik me met het buitenlandbeleid beziggehouden en ben ik op missie geweest naar Nepal. Daarna heb ik gewerkt bij gemeente Gouda en nu ben ik mijn periode bij Waterschap Zuiderzeeland aan het afronden, waar ik me bezighoud met internationaal beleid en een project in Ethiopië. Heel divers dus. Het biedt me de mogelijkheid te ontdekken wat ik wil. Nu mijn periode bij Zuiderzeeland en daarmee mijn traineeship bij Jelmer teneinde loopt, ben ik klaar voor de volgende stap in mijn carrière.” “Ik hoop me in de toekomst meer bezig te kunnen houden met de koppeling tussen water en internationale samenwerking. Wat mij drijft in mijn werk is dat ik een bijdrage wil leveren aan het halen van millenniumdoel 7, dat schoon en veilig water en sanitatie voor iedereen moet realiseren. Dit zijn fundamentele basisbehoeften en zouden voor iedereen toegankelijk moeten zijn. Netwerken is daarbij van groot belang, door samen te werken met andere partijen krijg je veel meer voor elkaar dan in je eentje. Dat is één van de redenen dat ik lid ben geworden van KNW. Maar ook vanwege H2O, wat voor mij een manier is om mijn watergerelateerde vakkennis op peil te houden.” “Ik ben ook naast mijn werk bezig met deze onderwerpen. Zo ben ik betrokken bij het project Cook & SOAPI (Sanitation for All People in India), een sanitatieproject, waarmee we vorig jaar een prijs hebben gewonnen. Het project realiseert een gesloten waterketen in sloppenwijken in India; zo wordt de ontlasting gebruikt voor het opwekken van biogas, waarmee gekookt kan worden. Voor de constructie van deze toiletgebouwen maken we gebruik van een speciaal soort waterdicht en vuurbestendig karton. Het project bevindt zich nu in de realisatiefase en ziet er veelbelovend uit.” “Daarnaast heb ik ook een actieve bijdrage geleverd aan Wereld Waterdag die op 22 maart plaatsvond en waarbij water en voedselzekerheid centraal stonden. Ik heb namens Jong KNW één van de acht workshops bijgewoond en gerapporteerd. Doel daarvan was om jongeren meer zichtbaar te laten zijn tijdens de Wereld Waterdag. Het viel me op dat er deelnemers waren vanuit zowel het bedrijfsleven als kennisinstituten en ngo’s. Blijkbaar leeft de thematiek in de gehele breedte van de watersector en zelfs daarbuiten. Dat biedt hoop, doordat deze partijen de samenwerking opzoeken zullen we in de toekomst meer kunnen bereiken. Ik hoop hier in de toekomst aan te kunnen blijven meewerken.”

Het beste idee en de mooiste IT-toepassingen Op 25 mei houdt de KNW-themagroep de bijeenkomst ‘IT-toepassingen in de watersector’ in Delft. Tijdens deze bijeenkomst kunnen deelnemers mede bepalen wat de mooiste IT-toepassing is die op dit moment in de watersector is geïmplementeerd en kunnen ze meestemmen over het beste idee voor een IT-toepassing in de watersector. Wil je niet alleen meestemmen voor toepassingen en ideeën van anderen, maar denk je zelf de mooiste toepassing en/of het beste idee te hebben, ding dan mee naar de prijs: ga naar www.waternetwerk.nl en vul daar het formulier in, dat je tot uiterlijk vrijdag 11 mei kunt insturen. Anticiperen op extreme neerslag Op 31 mei houdt de themagroep Stedelijk Water, in het kader van het onderzoeksprogramma ‘De stad, duurzaam vitaal’, een inhoudelijke middag over het anticiperen op extreme neerslag in de stad. Doel is om de professionals bewust te maken van het toepassen van bovengrondse oplossingen in de stad. Hierbij wordt ingegaan op zowel de techniek (methodes, en analyses als de uitvoering (succesverhalen en valkuilen), aan de hand van praktijkvoorbeelden, onderzoeksresultaten en het ervaren aan de hand van casussen in werksessies. Voor meer informatie: www.waternetwerk.nl.

Colofon Waternetwerken Redactie Monique Bekkenutte Anne de Boer Antal Giesbers Contact Koninklijk Nederlands Waternetwerk Binckhorstlaan 36 (M417) 2516 BE Den Haag (070) 322 27 65 06 31 67 86 68 e-mail: info@waternetwerk.nl

H2O / 8 - 2012

39


Sandtastic! The right grain, at the right place, at the right time.

Filcom levert voor elke toepassing het perfecte zand. En juist voor drinkwaterbereiding, waar het filterzand moet voldoen aan strikte eisen, levert Filcom de juiste kwaliteit in de juiste hoeveelheid, waar en wanneer u het wenst. Kijk voor meer informatie op

www.filcom.nl

tanks en silo’s

IN HOGE MATE GROOT IN MAATWERK

MAATWERK

PRINCE KUNSTSTOFBOUW WATER

UNIEK

GECERTIFICEERD

type: toepassing: afmeting: situering: bouwtijd: ervaring:

Gewapend betonnen tanks; monoliet gestort Drinkwater, afvalwater, slib, enz. Diameter en hoogte tot 40 m. Bovengronds of ingegraven; ook in grondwater Zeer korte bouwtijd (speciale bekisting) Al meer dan 60.000 tanks gebouwd

Monostore® b.v. Carlsonstraat 17 (NL) 8263 CA Kampen Tel.: +31(0)38 - 33 707 00

WWW.MONOSTORE.COM

OPSLAG

WWW.PRINCE.NL

Monostore® n.v. Schaliënstraat 5 bus 3 (B) 2000 Antwerpen Tel.: +32(0)3 - 232 73 21

WWW.PRINCE.NL WWW.PRINCE.NLT a n k b o u w

MILIEUZEKER

in beton en staal


thema*

platform

Peter van Thienen, KWR Watercycle Research Institute Ilse Pieterse-Quirijns, KWR Watercycle Research Institute Henk de Kater, Evides Johan Duifhuizen, Vitens

nieuwe lekverliesbepalingsmethoden voor het drinkwaterdistributienet Vaststellen van lekverlies vraagt om betrouwbare methoden. Door de klassieke bottom-up-methode uit te breiden met de verbruikspatronensimulator SIMDEUM en te combineren met een nieuw ontwikkelde methode voor analyse van leveringspatronen krijgen waterbedrijven een bruikbare methode om de omvang en ontwikkeling van lekverliezen vast te stellen. SIMDEUM blijkt voor randstedelijke woongebieden uitstekende voorspellingen van het nachtelijk verbruik te maken. Via de bottom-up-methode kunnen hiermee lekverliezen worden berekend. De nieuw ontwikkelde ‘vergelijking van leveringspatroonverdelingen’ (VLPV)-methode kan, met leveringspatronen voor verschillende perioden, de ontwikkeling van het verbruik en het lekverlies in een gebied karakteriseren en kwantificeren. Samen vormen de methoden de bouwstenen voor een lekverliesbeheersingsbeleid.

W

ater dat weglekt uit het distributienet, kost veel geld. Lekverliezen zorgen echter ook voor materiële schade (onderspoeling van dijken, wegen en funderingen, vollopen van kelders, wegspoeling of breuk van nabijgelegen kabels en leidingen, etc.), immateriële schade (letselschade, overlast, imagoschade waterbedrijven), claims van getroffenen en verhoogde verzekeringspremies.

Aspecten als doorlevering aan andere balansgebieden, water voor eigen gebruik en niet-verrekende verkoop worden in de balans meegenomen. Van de laatste twee punten kan slechts een schatting worden gemaakt, waarmee een extra onzekerheid in de balans wordt geïntroduceerd.

Vooral in tijden van watertekorten is het weglekken van grote hoeveelheden goed drinkwater onacceptabel. Daarnaast is de ontwikkeling van het lekverlies een indicatie van de afnemende kwaliteit van het leidingnet. In Nederland is het lekverlies met gemiddeld drie tot zeven procent laag. Lokaal treden echter veel hogere lekverliezen op.

Tabel 1: IWA-standaardterminologie voor een waterbalans2),3).

Bepalen lekverlies Voor het bepalen of schatten van lekverliezen op basis van meetgegevens bestaan twee gangbare methoden. De eerste is de zogeheten top-down-methode1), die veel wordt toegepast in Nederland. Hierbij wordt een waterbalans (zie tabel 1) opgesteld van aan de ene kant de gemeten levering vanaf de pompstations en aan de andere kant het geregistreerde verbruik van klanten.

In de tweede methode, de klassieke bottomup-methode1), wordt in een relatief klein

Verrekend verbruik niet verrekend

geïsoleerd leveringsgebied van enkele duizenden aansluitingen gedurende de nacht gemeten hoeveel water netto aan het gebied wordt geleverd. Op basis van ervaring en bevolkingsgegevens wordt een schatting gemaakt van het te verwachten waterverbruik gedurende de nachtelijke daluren voor dit gebied. Door deze schatting af te trekken van de gemeten minimumwaarde wordt het lekverlies bepaald.

bemeten onbemeten

totaal verrekend

bemeten onbemeten illegaal verbruik

schijnbare verliezen

netto afzet distributieverliezen

onnauwkeurigheid watermeter lekken transport en distributie

echte verliezen

NIRG (niet in rekening gebracht)

lekken en reservoirs lekken dienstkranen en dienstleidingen

H2O / 8 - 2012

41


Binnen het bedrijfstakonderzoek van de drinkwaterbedrijven is onderzocht4) in hoeverre de genoemde schatting voor het nachtelijk verbruik verfijnd kan worden door gebruik te maken van de verbruikspatronensimulator SIMDEUM5). De gebruikte methode is weergegeven in afbeelding 1a. In stap 1 wordt een gemiddeld weekpatroon met standaarddeviaties berekend op basis van een langere reeks metingen (meerdere weken). Vervolgens wordt met SIMDEUM een voorspelling van het verbruik in het gebied gemaakt op basis van CBS-bevolkingsgegevens en aansluitingsgegevens (stap 2). Ook hiervan wordt een gemiddelde curve met standaarddeviaties berekend (stap 3). Vervolgens worden de gemeten en voorspelde gemiddelde curves van elkaar afgetrokken om een schatting voor het lekverlies te krijgen (stap 4). Een belangrijk voordeel van SIMDEUM is dat het een Monte Carlo-benadering volgt die goed past bij de stochastische aard van waterverbruik: in twee opeenvolgende dagen die wat betreft omstandigheden identiek zijn, zal het dagelijkse patroon voor bijvoorbeeld een wijk toch niet identiek zijn, omdat mensen net even op een ander moment naar het toilet gaan, slechts één van de twee dagen douchen, etc. De stochastische variatie die hierdoor ontstaat, kan in het gemeten patroon worden gekarakteriseerd door metingen van een aantal dagen samen te voegen en voor ieder tijdstip een gemiddelde en een standaarddeviatie uit te rekenen. Hierbij worden steeds dezelfde weekdagen samengevoegd. SIMDEUM kan een reeks patronen voor een gebied genereren die de stochastische variatie voor dit gebied goed weergeeft. Ook deze patronen kunnen worden samengevoegd tot een gemiddelde curve met standaarddeviatie. Naast stochastische veranderingen kunnen structurele veranderingen in patronen optreden ten gevolge van veranderende omstandigheden.

Voorbeeld resultaten SIMDEUM Vitens heeft in één van haar voorzieningsgebieden (Balansgebied 3) in oktober 2010

Afb. 1: a) Methodiek voor het bepalen van het lekverlies in een voorzieningsgebied gebruikmakend van SIMDEUM. b) Methodiek voor het bepalen van veranderingen in het verbruik en het lekverlies in een voorzieningsgebied met de VLPV-methode.

een groot lek opgespoord en gerepareerd, dat oorspronkelijk geschat werd op 40 tot 50 kubieke meter per uur. Afbeelding 2 toont de gemiddelde levering in de nachtelijke uren (nacht van maandag op dinsdag) in de periode voor (a) en de periode na (b) de reparatie in groen. Voor dit gebied is eveneens een verbruiksvoorspelling gemaakt met SIMDEUM. Deze is weergegeven in rood. Het maximale verschil tussen de groene en rode curves geeft het maximale lekverlies aan. Voor de reparatie wordt deze op basis van afbeelding 2a geschat op ongeveer 70 kubieke meter per

uur; na reparatie rest zo’n tien kubieke meter per uur aan lekverlies.

Vergelijking van leveringspatroonverdelingen De klassieke lekverliesbepalingsmethoden bevatten enkele aannames en onzekerheden die aanzienlijke onzekerheidsmarges in de resultaten van deze methoden opleveren. De methode met SIMDEUM is vrij arbeidsintensief, vergt veel informatie over het leveringsgebied en is vooralsnog slechts toepasbaar in randstedelijke woongebieden. Om deze redenen hebben we een

Afb. 2: a) Gemiddeld gemeten en gesimuleerd verbruik voor Balansgebied 3 (Vitens) voor de nacht van maandag op dinsdag in de drie weken voorafgaand aan de reparatie van een groot lek, met verschilcurve. b) Gemiddeld gemeten en gesimuleerd verbruik voor de nacht van maandag op dinsdag in de zeven weken na de reparatie van een groot lek, met verschilcurve. De gekleurde zones geven marges van twee maal de standaarddeviatie aan.

42

H2O / 8 - 2012


thema*

platform

scenario

aspect

verandering

opmerking

bevolkingsomvang verandert

nieuwe wijk gebouwd en bewoond

consistent met huishoudelijk deel van bestaande patroon

aanname dat gedrag vergelijkbaar is met dat van bestaande populatie

vakantieperiode

afname consistent met huishoudelijk deel van bestaande patroon

minder mensen aanwezig, maar met zelfde vraagpatroon

seizoensgebonden bezoek toeristen

deel consistent, deel inconsistent

toeristen hebben waarschijnlijk een vergelijkbaar verbruiks-patroon, maar mogelijk niet identiek

douche/badkamer

toename

was

toename

toiletgebruik

zelfde/afname?

keuken

toename

gecombineerde effect is een toename met een grote consistente component en een kleine inconsistente component in de huishoudelijke vraag

buitenkraan

warme periode

inconsistente toename

typisch patroon van tuinbesproeiïng

grootverbruiker komt of vertrekt

inconsistente verandering

klantspecifiek vraagpatroon

nieuw lek

inconsistente verandering

Tabel 2: Verschillende scenario’s die consistente en inconsistente veranderingen in het leveringspatroon van een leveringsgebied tot gevolg hebben.

aanvullende methode ontwikkeld die deze bezwaren niet kent. Deze methode noemen we de ‘vergelijking van leveringspatroonverdelingen’ en werkt als volgt: Binnen een enkel leveringsgebied kan men verwachten dat het patroon van weekdag tot weekdag zeer vergelijkbaar is. Wanneer men patronen van perioden die in de tijd ver uit elkaar liggen, met elkaar gaat vergelijken, kan het totale verbruik aanzienlijk veranderd zijn, bijvoorbeeld door bevolkingsgroei.

Als de samenstelling van het gebied qua afnemers niet significant is veranderd maar de omvang van de bevolking wel, zal de vorm van het patroon niet wezenlijk anders zijn. Het zal slechts met een bepaalde factor (schaalfactor) vermenigvuldigd zijn. De schaalfactor is iets groter dan 1 bij bevolkingsgroei en iets kleiner dan 1 bij krimp. Deze verandering noemen we een consistente verandering, omdat het patroon niet van vorm verandert. Als in de tussenliggende periode echter een toename van het lekverlies optreedt, bijvoor-

Afb. 3: Eenvoudige, kwantitatieve vergelijking en interpretatie van twee leveringspatronen met de VLPVmethode voor Balansgebied 3 (Vitens).

beeld door het ontstaan van nieuwe lekken of het groter worden van bestaande, dan is de verwachting dat het gehele patroon naar boven (hogere volumestroom) opschuift. In feite wordt een bepaalde factor bij het patroon opgeteld (optelfactor). Dit zijn inconsistente veranderingen. Tabel 2 geeft een overzicht van mogelijk veranderingen in een leveringsgebied en de gevolgen daarvan op het leveringspatroon in termen van consistente en inconsistente veranderingen. Afbeelding 1b schetst de procedure die consistente en inconsistente veranderingen kwantificeert (de ‘vergelijking van leveringspatroonverdelingen’). Hiermee worden de hierboven genoemde schaalfactor (a) en optelfactor (b) direct bepaald: • Neem twee tijdreeksen van de volumestroom met willekeurige maar gelijke tijdresolutie uit hetzelfde leveringsgebied of waarvan dezelfde leveringspatroonvorm verondersteld kan worden; hierbij kan ook gebruik worden gemaakt van gesimuleerde gegevens (stap 1); • Neem de volumestromen van de datasets en sorteer deze van laag naar hoog (stap 2); • Herbemonster één van de twee datasets (indien niet van gelijke lengte) met behulp van lineaire interpolatie, zodanig dat beide sets een gelijk aantal waarnemingen bevatten (stap 3); • Zet beide sets uit tegen elkaar in een grafiek: het VLPV-diagram. Voer een lineaire kleinste-kwadratenfit uit op de curve. Deze levert direct de schaalfactor a en de optelfactor b (stap 4). Met enige kennis van een leveringsgebied kan hiermee een kwantitatieve uitspraak over veranderingen in het lekverlies worden gedaan.

Voorbeelden resultaten VLPV Afbeelding 3 toont een VLPV-diagram voor Balansgebied 3 van Vitens, waarin de weken voorafgaand aan de eerder genoemde reparatie worden vergeleken met de weken H2O / 8 - 2012

43


die erop volgden. De helling (schaalfactor) van 1,0 laat duidelijk zien dat het verbruikspatroon niet wezenlijk is veranderd (geen consistente verandering). De verschuiving van de curve (of eigenlijk van de y-asafsnede, de optelfactor) representeert het lekverlies dat met 56,5 kubieke meter per uur is afgenomen door de reparatie (inconsistente verandering). Dit getal volgt direct uit het VLPV-diagram. Enkele lichte afwijkingen in de curve hangen samen met een iets veranderde ochtendpiek in de herfstvakantie (twee weken in de tweede periode). Afbeelding 4 geeft een gelijksoortige grafiek weer voor het eiland Tholen (Evides), waarbij een periode in het voorjaar van 2010 wordt vergeleken met een periode in het najaar van 2010. Hierbij is een consistente afname van 13 procent te zien. Deze hangt vermoedelijk samen met de grotere aanwezigheid van toeristen op het eiland in het voorjaar. Ook is er een inconsistente toename van 13 kubieke meter per uur te zien. De verklaring hiervoor kan worden gezocht in (agrarische) grootverbruikers en/of een toegenomen lekverlies.

Conclusies Het gebruik van SIMDEUM als schatter van het nachtverbruik blijkt zeer goed te werken voor randstedelijke woongebieden. Hiermee kan in de bottom-up-methode een nauwkeurige schatting voor het lekverlies worden gemaakt. In andersoortige gebieden is de methode vooralsnog onvoldoende gevalideerd. De ontwikkelde vergelijking van de leveringspatroonverdelingenmethode blijkt voldoende robuust om in de praktijk toe te passen in gebieden van uiteenlopende omvang. Zij werkt uitsluitend op basis van gemeten leveringspatronen. Omdat er dus geen numeriek model aan ten grondslag ligt, worden de volgende potentiële problemen die bij andere methoden een rol spelen vermeden: • identificatie van verschillende (typen) gebruikers in gebied (arbeidsintensief ); • aannames over diverse invoerparameters van modellen; • aannames en onzekerheden in de modelberekeningen zelf. Desondanks kan met enige kennis van een leveringsgebied op basis van deze eenvoudige patroonvergelijking een nauwkeurige en kwantitatieve uitspraak over veranderingen in het lekverlies in het betreffende leveringsgebied worden gedaan. Haar geringe vereisten maken de methode ook bij uitstek geschikt voor internationale toepassing.

Vooruitblik Binnen het bedrijfstakonderzoek van de drinkwaterbedrijven wordt gewerkt aan een bibliotheek van karakteristieke verbruikspatronen voor diverse typen instellingen (zoals scholen en verzorgingstehuizen). Hiermee zal de toepasbaarheid van SIMDEUM voor het simuleren van de watervraag voor gebieden van uiteenlopende samenstelling alleen maar toenemen.

44

H2O / 8 - 2012

Afb. 4: Eenvoudige, kwantitatieve vergelijking en interpretatie van twee leveringspatronen met de VPLVmethode voor Tholen (Evides).

Aanbevelingen Aanbevolen wordt om een lekverliesbeheersingsbeleid op te zetten op basis van de twee ontwikkelde methoden: • Voorspel het nachtverbruik voor een leveringsgebied met SIMDEUM (of maak op een andere wijze een schatting hiervoor) en vergelijk dit met de gemeten levering om het actuele lekverlies te bepalen; • Pas in de daarop volgende maanden en/of jaren de VLPV-methode toe om eventuele wijzigingen in het verbruik en het lekverlies te identificeren en kwantificeren; • Ga op basis van de resultaten actief op zoek naar lekken in het veld in gebieden die als verdacht zijn gekarakteriseerd, bijvoorbeeld met noise correlators, waarmee ter plekke op basis van geluid lekken kunnen worden gevonden. LITERATUUR 1) Farley M. en S. Trow (2003). Losses in water distribution networks. A practicioner’s quide to assessment, monitoring and control. IWA Publishing. 2) Lambert A. (2003). Assessing non-revenue water and its components: a practical approach. Water 21, pag. 50-51. 3) Beuken R., P. Schaap en C. Kivit (2005). Lekverlies bij DPW en Oasen. De Nederlandse situatie bekeken met Engelse know-how. KWR 05.010. 4) Van Thienen P. en I. Pieterse-Quirijns (2011). Nieuwe lekverliesbepalingsmethoden - Inventarisatie van benaderingen, toepassing van SIMDEUM en uitwerking van een nieuwe methode voor het vaststellen van lekverliezen in het distributienet. BTO 2011.053.

5) Blokker E. (2006). Modelleren van afnamepatronen, beschrijving en validatie van het simulatiemodel SIMDEUM. BTO 2006-010.


platform

Henk van Hardeveld, Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden Epke van der Werf, Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden Harm de Jong, Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden Martin van der Schans, Grontmij

toekomstverkenning Stichtse rijnlanden op basis van GGor en mKBa Op basis van de GGOR-methode kan een waterbeheerder advies geven over ruimtelijke ordening. Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden en de Provincie Utrecht hebben gezamenlijk onderzocht welke werkwijze hiervoor geschikt is. Diverse toekomstverkenningen brengen in beeld in hoeverre watersysteem en landgebruikfuncties in 2100 nog op elkaar aansluiten. Tevens zijn de maatschappelijke kosten en baten van bodemdaling en peilbeheer gekwantificeerd. De kosten zullen toenemen, vooral in het veenweidegebied. Elke vorm van peilbeheer geeft een andere verdeling tussen de kosten en baten per actor, met consequenties voor het landgebruik. Waterschap en provincie staan gezamenlijk voor de opgave hierin te kiezen.

G

GOR staat voor het gewenste grond- en oppervlaktewaterregime. Sinds jaar en dag hanteren waterschappen deze methode in het peilbeheer. De GGOR-methode maakt de werking van het integrale grond- en oppervlaktewatersysteem inzichtelijk en geeft aan welke gevolgen peilvarianten hebben voor het landgebruik. Op basis van dit inzicht is helder af te wegen welke peilvariant het meest gewenst is. Minder gebruikelijk is de omgekeerde weg, waarbij de GGOR-methode resulteert in een advies om het landgebruik beter af te stemmen op het watersysteem. Hierbij moeten zowel waterschap als provincie hun rol (leren te) pakken. Het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden en de Provincie Utrecht hebben dan ook gezamenlijk onderzocht welke werkwijze geschikt is om invulling te geven aan hun beleidswensen. Hiervoor verrichtten ze enkele toekomstverkenningen op basis van een GGOR-analyse en een maatschappelijke kosten-batenanalyse.

Toekomstverkenningen Een GGOR-analyse van de huidige situatie laat zien dat voor het beheergebied van De Stichtse Rijnlanden het watersysteem over het algemeen goed aansluit bij het aanwezige landgebruik. Toch zijn er problemen. In het veenweidegebied

veroorzaakt de ontwatering namelijk bodemdaling. De vraag is hoe de kosten van bodemdaling, maar ook de geschiktheid van het watersysteem voor het landgebruik zich zullen ontwikkelen. In de uitgevoerde studie is daarom de situatie in 2100 verkend. In dit artikel beschouwen we enerzijds een scenario met gelijkblijvende drooglegging (waarbij de waterpeilen zijn aangepast aan de bodemdaling) en anderzijds een scenario met gelijkblijvende peilen (waarbij de drooglegging afneemt door bodemdaling). De maatschappelijke kosten-batenanalyse (MKBA) is opgesteld vanuit het perspectief van het operationele waterbeheer. Dit perspectief zal immers de kern vormen van een advies over functiegeschiktheid. Tevens is gekozen voor een verkennend karakter. De MKBA kent dientengevolge een regionale opzet en beschouwt alleen de jaarlijks terugkerende kosten gerelateerd aan peilbeheer en bodemdaling. ImmateriĂŤle aspecten, zoals de waardering van waterkwaliteit en ecologie, de waardering van landschap, recreatiemogelijkheden en de intrinsieke waarde van natuur, blijven daarmee buiten beschouwing. Stuk voor stuk zijn dit belangrijke aspecten, die sterk bepalend kunnen zijn voor de uitkomst van de MKBA1),2). Het zijn echter ook aspecten die veel discussie oproepen3). Mede daarom

volgt deze studie een werkwijze die zich enkel richt op de meest tastbare aspecten van het operationele waterbeheer.

GIS-model bodemdaling De ruggengraat van de toekomstverkenningen bestaat uit een voorspelling van de bodemdaling. Hiertoe is een GIS-model ontwikkeld dat de bodemdaling berekent als functie van de grondwaterstand en bodemopbouw. De huidige grondwaterstand is berekend met het HYDROMEDAH-model van De Stichtse Rijnlanden. Deze grondwaterstand is aangepast aan klimaatverandering volgens het W+-scenario van het KNMI. De huidige bodemopbouw is bepaald aan de hand van het Geotop-model van het hoogheemraadschap, aangevuld met informatie uit de bodemkaart over ondiepe klei- en veenlagen. Gegeven de grondwaterstand en de bodemopbouw berekent het GIS-model de bodemdaling aan de hand van de formules zoals die zijn afgeleid voor Zegveld4). Deze formules berekenen de zakking op basis van de gemiddelde laagste grondwaterstand, waarbij vooral grondwaterstanden lager dan 50 cm onder maaiveld de bodemdaling bevorderen. Na berekening van de bodemdaling herberekent het GIS-model zowel de bodemopbouw als de grondH2O / 8 - 2012

45


waterstanden voor de volgende tijdstap. De bodemopbouw verandert immers in de loop van de tijd doordat een deel van het veen oxideert. De effecten van bodemdaling en peilveranderingen op de grondwaterstanden zijn geschat op basis van een onderzoek van Wind5). Dit onderzoek toont aan dat een verandering van de waterpeilen in veengebieden slechts voor circa tweederde doorwerkt op de grondwaterstanden. Door deze berekeningsroutine in GIS diverse malen te herhalen, is de cumulatieve bodemdaling tot 2100 voor diverse scenario’s in beeld gebracht. Afbeelding 1 toont de uitkomst voor het scenario met gelijkblijvende drooglegging. De verlaging van de waterpeilen is hierbij even groot als de daling van de bodem. Te zien is dat bodemdaling enkel optreedt in het veen-weidegebied in het westen van het beheergebied van De Stichtse Rijnlanden. In het zuidelijke veenweidegebied treedt grote bodemdaling op, omdat deze veengronden een relatief grote ontwatering hebben. In het noordoosten treedt grote bodemdaling op, omdat deze veengronden nauwelijks kleilagen bevatten. In Woerden (in het midden van het veenweidegebied) en Maarssen (meest noordoostelijke deel van het veenweidegebied) worden onrealistisch hoge bodemdalingen berekend, doordat geen rekening is gehouden met zandophogingen van nieuwbouwwijken. In het scenario met gelijkblijvende peilen dalen de peilen niet mee met de bodem. De ontwatering neemt hierdoor na verloop van tijd af, waardoor de dalingssnelheid ook afneemt. Afbeelding 2 toont dat de cumulatieve bodemdaling hierdoor een stuk beperkter is. Op enig moment na 2100 zal de bodem zelfs niet meer verder dalen en stelt zich een nieuw evenwicht in tussen waterpeilen en bodemhoogte.

Effecten bodemdaling De belangrijkste effecten van bodemdaling die in deze studie zijn gekwantificeerd, zijn funderingschade van huizen, zakkingschade van wegen en riolering, onderhoudskosten van waterkeringen en hoogwatervoorzieningen en de CO2-uitstoot door veenoxidatie. De kosten en baten zijn in beeld gebracht door kostenkengetallen te koppelen aan de cumulatieve bodemdaling en ruimtelijke gegevens over de ligging van objecten en infrastructuur. De kengetallen zijn gebaseerd op een combinatie van de leidraad riolering van Stichting RIONED, berekende eenheids-

kosten en praktijkcijfers van het hoogheemraadschap. Funderingschade is afhankelijk van de cumulatieve bodemdaling en het funderingstype. Bij op houten palen gefundeerde woningen ouder dan 1970 treedt al bij 20 cm bodemdaling schade op. Woningen jonger dan 1970 zijn doorgaans beter gefundeerd en hebben pas schade bij 100 cm bodemdaling. De schade verloopt exponentieel vanaf het moment dat paalrot optreedt en kan oplopen tot 30.000 euro per woning. Bij ongefundeerde woningen kan de schade zelfs oplopen tot 80.000 euro. Onderzoek wijst uit dat circa twee procent van de huizen in het westelijke veenweidegebied ongefundeerd is6). Wegen en riolering zijn nauw met elkaar verbonden. Als de riolering wordt vervangen, wordt de weg ook open gebroken, herbestraat en opgehoogd. Naarmate de bodemdaling sneller verloopt, moet vaker worden opgehoogd of vervangen en zullen de kosten dus hoger zijn. Bij de bepaling van de kosten is onderscheid gemaakt tussen wegen met klinkers en wegen met asfalt. Tevens is onderscheid gemaakt tussen gescheiden en gemengde riolering. Als gevolg van bodemdaling moeten de waterkeringen vaker worden opgehoogd. Daarnaast neemt het verschil in maaiveldhoogte tussen hoogwatervoorzieningen en het aangrenzende land toe. Dit leidt tot een toename van onderhoudskosten van de peilscheidende kunstwerken op de grenzen van de hoogwatervoorzieningen. De onderhoudskosten van zowel waterkeringen als hoogwatervoorzieningen zijn dus gerelateerd aan de snelheid van bodemdaling. Waarschijnlijk zijn de onderhoudskosten van waterkeringen en hoogwatervoorzieningen in deze studie onderschat. Bij de bepaling van de onderhoudskosten is namelijk geen rekening gehouden met het feit dat de polder grenzend aan de kering of hoogwatervoorziening relatief sneller daalt. Dit kan een verzwaring van de waterkering of hoogwatervoorziening noodzakelijk maken. Een studie in Friesland wijst uit dat de kosten van het waterbeheer door dergelijke effecten aanzienlijk kunnen toenemen7). Een wat minder zichtbaar aspect van bodemdaling is de uitstoot van CO2. Deze is te berekenen door de snelheid

Afb. 1: Cumulatieve bodemdaling scenario gelijkblijvende drooglegging.

46

H2O / 8 - 2012

van bodemdaling te relateren aan de bulkdichtheid, de fractie organische stof en de koolstoffractie van veen4). De kosten zijn bepaald door de uitstoot te vermenigvuldigen met de handelsprijs van emissierechten voor CO2.

Effecten peilbeheer De belangrijkste effecten van peilbeheer die in deze studie zijn gekwantificeerd, zijn landbouwopbrengst, inundatieschade en gemaaldebieten. Voor het bepalen van de landbouwopbrengst is het programma Waternood gebruikt. Gekozen is voor de wat oudere versie 2.0, omdat het veenweidegebied niet binnen het toepassingsbereik van de nieuwere versies ligt. De afbeeldingen 3 en 4 tonen de resultaten. In het scenario met gelijkblijvende peilen (afbeelding 4) is de natschade in het westelijk deel van het gebied significant groter dan in het scenario met gelijkblijvende drooglegging (afbeelding 3). Als het peil niet wordt aangepast aan de bodemdaling, neemt de drooglegging namelijk steeds verder af, wat tot een slechtere ontwatering en dus slechtere productieomstandigheden leidt. In beide scenario’s is de opbrengstderving in het oostelijk deel van het gebied beperkt. Door de afwezigheid van veen treedt in dit gebied geen bodemdaling op. Voor de natuurgebieden in het zuidoostelijk deel is de grondwaterstand in beide scenario’s te laag, waardoor droogteschade optreedt. In het scenario met gelijkblijvende peilen treedt verlies aan waterberging op. Hierdoor kan extra inundatie ontstaan tijdens extreme neerslagsituaties. Het bergingsverlies is bepaald op basis van een GIS-analyse. De schade van de geïnundeerde oppervlakte is sterk afhankelijk van het aandeel van elke landgebruikfunctie, waarbij vooral het aandeel woningen bepalend is. De aanname is dat de daarvoor te treffen maatregelen doelmatig zijn en dus in verhouding staan tot de opgetreden schade. Als gevolg van klimaatverandering moeten de gemalen in de winter meer afvoeren en in de zomer minder. Tevens kan door het aanpassen van de oppervlaktewaterpeilen de kwel toenemen of de wegzijging afnemen. In de studie is zowel de verandering van de bemalen afvoer als gevolg van klimaatverandering als van veranderde geohydrologische omstandigheden berekend. De effecten zijn gesommeerd en vermenigvuldigd met de gemiddelde prijs van een bemalen kubieke meter water in het beheergebied van De Stichtse Rijnlanden.

Afb. 2: Cumulatieve bodemdaling scenario gelijkblijvende peilen.


platform

Afb. 3: Doelrealisatie scenario gelijkblijvende drooglegging.

Maatschappelijke kostenbatenanalyse Afbeelding 5 toont de uitkomsten van de maatschappelijke kosten-batenanalyse. Voor beide scenario’s zijn de jaarlijkse kosten (negatief ) en baten (positief ) onderscheiden voor drie actoren: het waterschap, de agrarische ondernemers en de maatschappij als geheel (inclusief de huizenbezitters en de gemeenten). Ten opzichte van de huidige situatie veranderen de agrarische omstandigheden in het scenario met gelijkblijvende drooglegging nauwelijks. De kosten van bodemdaling voor de maatschappij nemen toe met drie miljoen euro per jaar, vooral als gevolg van verzakkingschade aan huizen. Voor het waterschap stijgen de jaarlijkse kosten voor peilbeheer (vanwege klimaatsverandering) en waterkeringen en hoogwatervoorzieningen (vanwege bodemdaling) samen met twee miljoen euro per jaar. In het scenario met gelijkblijvende peilen zijn de kosten en baten op hoofdlijnen in evenwicht, maar treedt een verplaatsing van lusten en lasten op. Ten opzichte van de huidige situatie verminderen de maatschappelijke kosten voor bodemdaling met tien miljoen euro per jaar. Daartegenover staat dat de landbouwschade toeneemt met vier miljoen euro per jaar. Het waterschap kampt jaarlijks met één miljoen euro extra kosten voor peilbeheer en een compensatie van zeven miljoen euro voor extra inundatieschade. De baten van de maatschappij gaan dus ten koste van grote kosten voor het waterschap en de agrariërs.

Afb. 4: Doelrealisatie scenario gelijkblijvende peilen.

Uit de toekomstverkenningen blijkt dat de kosten van peilbeheer en bodemdaling toenemen. De problemen zijn het grootst in het veenweidegebied. Er is niet duidelijk één locatie het meest urgent, het is meer een algemeen beeld. Elk scenario geeft een andere verdeling tussen de kosten en baten en daarmee ook de kosten en baten per actor. Dit illustreert dat binnen het waterbeheer continu politieke keuzen te maken zijn, met consequenties voor het landgebruik. Een nauwere samenwerking tussen waterschap en provincie bij het uitwerken van gebiedsperspectieven ligt dus voor hand.

Vervolg De gevolgde werkwijze biedt ruimte voor verdere uitwerking. Momenteel wordt het GIS-model om bodemdaling te berekenen, nader verfijnd. Ook de maatschappelijke kosten-batenanalyse valt nader uit te werken, zowel ten aanzien van betrouwbaarheid en volledigheid als ten aanzien van de integratie van immateriële aspecten. Toch levert de werkwijze ook nu al voldoende concrete handvatten om scenario-analyses te verbeteren. Tevens is duidelijk waar de gezamenlijke inspanning van waterschap en provincie het meest gewenst is: het veenweidegebied. Tot op heden werden de kosten en baten daar niet expliciet meegewogen in peilafwegingen, enkel impliciet door middel van een droogleggingnorm voor veenweide. Het streven is de kosten en baten voortaan meer expliciet in beeld te brengen. In het veenweidegebied gaan waterschap en provincie daarom samen op zoek naar een duurzaam gebiedsperspectief.

De ontwikkelde werkwijze zal daarbij worden toegepast in een gebiedsproces. De uitdaging voor het waterschap is op basis van kennis over peilbeheer en bodemdaling te adviseren over ruimtelijke ordening. De uitdaging voor de provincie is vervolgens de kennis over peilbeheer, bodemdaling en ruimtelijke ordening te combineren tot een integrale structuurvisie. Als waterschap en provincie deze rollen goed gaan vervullen, kan het beheer van het veenweidegebied aanzienlijk verbeteren. LITERATUUR 1) Witteveen+Bos / Ecorys (2006). MKBA, functie volgt peil westelijk veenweidegebied. Ministeries van VROM, LNV en Verkeer en Waterstaat. 2) Bos E. en T. Vogelzang (2008). MKBA peilverandering polder Zegveld. LEI. 3) Centraal Planbureau (2006). Second opinion MKBA functie volgt peil. 4) Van den Akker J., J. Beuving, R. Hendriks en R. Wolleswinkel (2007). Maaivelddaling, afbraak en CO2-emissie van Nederlandse veenweidegebieden. Leidraad Bodembescherming, aflevering 83. 5) Wind G. (1986). Slootpeilverlaging en grondwaterstandsdaling in veenweidegebieden. Cultuurtechnisch tijdschrift nr. 5. 6) Hoekstra J., A. Wolters en M. Boerefijn (2011). Kockengen waterproof. Tauw. 7) Projectgroep Verkenning Friese Veenweidegebieden (2011). Verkenningen veenweide 2050. Analyse van de waterhuishoudkundige inrichting van de Friese veenweidegebieden. Wetterskip Fryslân.

Afb. 5: Jaarlijkse kosten (negatief) en baten (positief) per actor.

H2O / 8 - 2012

47


Cindy de Jongh, KWR Watercycle Research Institute Annemarie van Wezel, KWR Watercycle Research Institute

toepassing DalY-concept voor chemische verontreinigingen in drinkwater beperkt Effecten op de gezondheid door blootstelling aan stoffen via het milieu of de voeding zijn te kwantificeren door toepassing van het DALY-concept (Disability Adjusted Life Years). Een casus illustreert de toepassing bij het inschatten van de gezondheidseffecten van blootstelling aan stoffen via drinkwater. Een fictieve, levenslange blootstelling aan genotoxische stoffen in concentraties op de drinkwaternorm kan resulteren in een ziektelast van 0,02 tot 3 DALY per miljoen personen per jaar, wat zeer laag is in vergelijking tot de ziektelast als gevolg van andere milieufactoren. De toepassing van DALY voor chemische verontreinigingen in Nederlands drinkwater is in principe beperkt tot genotoxische stoffen.

D

e VN-wereldgezondheidsorganisatie WHO introduceerde het DALY-concept in 1996 om ziekte en sterfte als gevolg van aandoeningen te vergelijken, met als doel een schatting te maken van het aantal verloren levensjaren in een populatie1). DALY geven een uniforme maat voor het vergelijken van gezondheidseffecten met verschillende maten van ernst en duur als gevolg van blootstelling aan verschillende factoren (milieu, werkplek of voeding). In de berekening worden vier belangrijke aspecten van ziekten meegenomen: het

aantal mensen dat aan de ziekte lijdt, de ernst van de ziekte, de sterfte eraan en de leeftijd waarop de sterfte optreedt (zie kader hieronder). DALY worden onder meer door het RIVM toegepast om te berekenen tot in welke mate milieufactoren, stoffen in voeding of in consumentenproducenten of ongunstige arbeidsomstandigheden bijdragen aan de totale ziektelast2),3),4). In de literatuur zijn ook voorbeelden te vinden van ziektelastberekeningen in DALY als gevolg van (incidentele) aanwezigheid van pathogenen in drinkwater.

Bij de berekening van DALY worden sterfte en verminderde levenskwaliteit als gevolg van ziekte meegenomen in één index: DALY = YLL (Years of Life Lost) + YLD (Years Lived with Disabilities). YLL is het aantal verloren levensjaren door sterfte en wordt berekend als het product van het aantal sterfgevallen en de resterende levensverwachting op het moment van overlijden. YLD is het aantal jaren geleefd met ziekte uitgedrukt in ziektejaarequivalenten. Dit wordt vastgesteld door het aantal mensen met ziekte te vermenigvuldigen met een wegingsfactor voor de ernst en met de duur van de ziekte. De wegingsfactoren worden afgeleid door deskundigen en variëren tussen 0 (geen nadelige gevolgen) tot 1 (zeer ernstige gevolgen). DALY = YLL + YLD

48

verloren levens jaren (YLL)

jaren geleefd met een ziekte (YLD)

aantal sterfgevallen x levensverwachting op tijdstip van sterfte in jaren

aantal mensen met ziekte x wegingsfactor 0 (geen nadelige gevolgen) tot 1 (zeer ernstige gevolgen) x duur van de ziekte (in jaren)

H2O / 8 - 2012

Toepassing voor drinkwater Het DALY-concept is voor blootstelling aan chemische contaminanten - in tegenstelling tot microbiologische factoren - tot op heden nog zeer beperkt toegepast voor drinkwater. Eén van de beschikbare onderzoeken heeft de gezondheidswinst berekend door toepassing van ozon als drinkwaterbehandeling5). De auteurs concludeerden dat de gezondheidswinst door het voorkómen van ziektegevallen door infectie met Cryptosporidium parvum groter was dan de ziektelast door de mogelijke extra gevallen van nierkanker door blootstelling aan bromaat, een bijproduct van het ozonisatieproces. De gezondheidswinst bedroeg 0,5 DALY per miljoen personen per jaar, wat relatief klein is ten opzichte van de totale ziektelast (zie tabel). Om de toepassing van DALY voor de inschatting van de eventuele gezondheidslast door blootstelling aan chemische stoffen via drinkwater verder te verkennen en de resultaten in het perspectief van gezondheidseffecten als gevolg van andere milieufactoren te plaatsen, is een studie uitgevoerd6).

Theoretische ziektelast drinkwater zeer laag Voor zeven genotoxische stoffen, waaronder benzeen, benzo(a)pyreen, bromaat en NDMA, zijn DALY afgeleid, gebaseerd op een fictief scenario waarbij de concentraties van deze stoffen in drinkwater gelijk werden gesteld


thema* aan de norm van het Drink-waterbesluit en waarbij werd uitgegaan van levenslange blootstelling. Het aantal DALY per stof werd berekend door het aantal verwachte gevallen van kanker bij de betreffende drinkwaterconcentratie af te leiden op basis van epidemiologische of dierstudiegegevens en dit aantal te vermenigvuldigen met het aantal DALY per geval van kanker. Omdat niet precies bekend is welke soort(en) kanker zouden kunnen ontstaan door blootstelling aan de geselecteerde stoffen, is gerekend met een standaard DALY-waarde van 9 per geval van kanker. Het RIVM heeft deze waarde afgeleid als een gemiddelde DALY voor alle typen kanker7). Uit de studie blijkt dat een levenslange blootstelling aan deze stoffen via drinkwater in concentraties op de drinkwaternorm kan resulteren in een ziektelast variërend van 0,02 DALY voor benzo(a)pyreen tot 3 DALY voor bromaat per miljoen personen per jaar.

platform

ziektelast in DALY in Nederland* totale ziektelast4),7)

100.000 - 300.000

ziektelast veroorzaakt door negen milieufactoren (o.a. luchtvervuiling, geluidshinder, radon, benzeen en lood)4),7)

6.000 - 10.000

ziektelast als gevolg van beroepsmatige blootstelling aan stoffen7)

2.850

ziektelast als gevolg van blootstelling aan lood via lucht, drinkwater, voedingsmiddelen en consumentenproducten

217

ziektelast als gevolg van schadelijke stoffen in voedsel (diverse allergenen en kankerverwekkende stoffen)7)

130

gezondheidswinst door toepassing ozonisatie drinkwater5)

0,5

ziektelast als gevolg van fictieve blootstelling aan zeven genotoxische stoffen met concentraties op norm Drinkwaterbesluit6)

0,02 tot 3 per stof. Maximaal 4 voor alle stoffen samen

* Per miljoen personen per jaar Ziektelast in Nederland als gevolg van verschillende factoren.

Uit deze theoretische exercitie blijkt dat blootstelling via drinkwater aan deze zeven genotoxische stoffen samen resulteert in een maximale ziektelast van 4 DALY. Deze berekening geeft waarschijnlijk een overschatting van de gezondheidseffecten, aangezien de concentraties van chemische stoffen in drinkwater over het algemeen (veel)

lager zijn dan de normwaarden. Aan de andere kant zijn mogelijk meer (genotoxische) stoffen in water aanwezig dan de zeven geselecteerde. Deze studie laat zien dat de fictieve ziektelast bijzonder laag is in vergelijking met de ziektelast als gevolg van andere factoren. Schattingen van de totale ziektelast van de Nederlandse bevolking bedragen 100.000 tot 300.000 DALY per miljoen personen per jaar4),7). Van de totale ziektelast in Nederland is drie tot zeven procent toe te schrijven aan negen milieufactoren4) en ongeveer één procent aan beroepsmatige blootstelling aan chemische stoffen2) (zie tabel).

Toepassing voor drinkwater beperkt Een groot aantal onderzoeken laat zien dat DALY een waardevol hulpmiddel is om op uniforme wijze ziektelast of gezondheidseffecten uit te drukken en te vergelijken. De toepassing van DALY voor chemische verontreinigingen in drinkwater is echter in principe beperkt tot genotoxische stoffen, die ook in lage concentraties schadelijk geacht worden. Voor genotoxisch carcinogene stoffen wordt aangenomen dat er geen blootstellingniveau is waarbij géén effect optreedt, doordat theoretisch elk molecuul van de stof kan binden aan DNA en elke verbinding met DNA kan leiden tot blijvende schade. Van andere stoffen wordt aangenomen dat ze pas boven een bepaalde drempelwaarde schadelijk zijn. Die drempelwaarden worden in het drinkwater in Nederland nooit gehaald, waardoor ook geen effecten op de gezondheid verwacht worden.

LITERATUUR 1) Murray C. en A. Lopez (1997). Global mortality, disability, and the contribution of risk factors: Global Burden of Disease Study. Lancet 349 (9063), pag. 1436-1442. 2) Baars A., S. Pelgrom, F. Hoeymans en M. van Raaij (2005). Gezondheidseffecten en ziektelast door blootstelling aan stoffen op de werkplek - een verkennend onderzoek. RIVM. 3) Baars A., F. van Leeuwen en P. Kramers (2006). Harmful chemical constituents in our food. In ‘Our food, our health - healthy diet and safe food in the Netherlands’ van C. van Kreijl, A. Knaap en J. van Raaij, pag. 142-172. RIVM. 4) Hanninen O. en A. Knol (2011). European perspectives on environmental burden of disease. Estimates for nine stressors in six European countries. National Institute for Health and Welfare Helsinki. 5) Havelaar A. et al. (2000). Balancing the risks and benefits of drinking water disinfection: disability adjusted life-years on the scale. Environ Health Perspect 108 (4), pag. 315-321. 6) De Jongh C. (2011). Human health impact of chemical contaminants in drinking water usefulness of the DALY concept. KWR Watercycle Research Institute. BTO 2011.044. 7) RIVM (2010). Nationaal Kompas Volksgezondheid Sterfte, levensverwachting en DALY’s. 8) Knol A. en B. Staatsen (2005). Trends in the environmental burden of disease in the Netherlands 1980-2020. RIVM.

Een andere mogelijke beperking van DALY is dat de resultaten vaak niet nauwkeurig zijn bijvoorbeeld door aannames over oorzaak-gevolgrelaties, dosis-effectrelaties en de inschatting van de blootstelling8). Deze onzekerheid dient in ogenschouw te worden genomen bij de toepassing van DALY voor het vergelijken van beleidsmaatregelen of prioritering van risico’s.

H2O / 8 - 2012

49


agenda 18 april, Nijmegen Water

mini-symposium over waterbeheer in stedelijk gebied, de ‘fosfaatfabriek’, het achterlaten van de watervoetafdruk en het Deltaprogramma Rivieren. Organisatie: KIVI NIRIA Gelderland en Vakafdeling Land en Watermanagement. Informatie: www.kiviniria.nl/gelderland.

19 april, Ede Onzekerheden in besluitvorming, oefening en realiteit, casus Noorderzijlvest

symposium over de rol die informatie over onzekerheden kan spelen bij crisisbeheersing en besluitvorming. Aanleiding is de hoogwaterdreiging waarmee Waterschap Noorderzijlvest te maken kreeg na een calamiteitenoefening. Organisatie: STOWA, Deltares, HKV Lijn in water. Informatie: www.stowa.nl.

20 april, Groningen What’s (h)appening in Groningen?

congres over water, energie en duurzame gebiedsontwikkeling. Organisatie: Koninklijk Nederlands Waternetwerk. Informatie: www.waternetwerk.nl.

24 april, Driebergen KRW Volg- en stuursysteem

tweede landelijke bijeenkomst over het KRW Volg- en stuursysteem dat STOWA, Het Waterschapshuis en enkele waterschappen, samen met Deltares en Nelen & Schuurmans ontwikkelen. Het volgt alle relevante ontwikkelingen in het ecologisch functioneren van watersystemen en geeft inzicht in de factoren die verantwoordelijk zijn voor verbetering dan wel achteruitgang. Organisatie: STOWA. Informatie: www.stowa.nl.

24 april, Rotterdam Juridische update voor de watersector

congres over de stand van zaken van diverse wetten en regels waar de watersector mee te maken krijgt, zoals de nieuwe Omgevingswet, het Besluit lozen buiten inrichtingen en het Bestuursakkoord Water. Organisatie: Studiecentrum voor Bedrijf en Overheid. Informatie: www.sbo.nl/juridischwater.

24 april, Wageningen Meer met bodemenergie

afsluitend seminar over een tweejarig onderzoeksprogramma dat zich richt op de toepassing van bodemenergie, met aandacht voor de effecten op de bodem en het grondwater op lange termijn. Organisatie: Wageningen Universiteit. Informatie: romana.zigova@wur.nl.

50

H2O / 8 - 2012

26 april, Enschede De Roombeek

excursie door de wijk Roombeek in Enschede met volop aandacht voor de waterbouwkundige aspecten. Organisatie: Nirov en Waterschap Regge en Dinkel. Informatie: Willem Heesen (070) 302 84 15.

26 april, Maastricht Grensmaas

bijeenkomst over het Grensmaasproject als een voorbeeld van privaat-publieke samenwerking. Hoe wordt in dit project met de verschillende belangen omgegaan? Organisatie: Vereniging voor Waterstaat en Landinrichting. Informatie: www.waterenland.nl.

26 april, Nieuwegein State-of-art in chemisch/ fysische proces- en afvalwaterbehandeling

middagbijeenkomst over de steeds verder gaande ontwikkeling van zuiveringstechnieken, met veel praktijkvoorbeelden. Organisatie: SKIW. Informatie: www.skiw.nl.

26 april, Rotterdam Groenblauwe netwerken voor een duurzame en dynamische stad

bijeenkomst tijdens de vijfde International Architecture Biënnale in Rotterdam over groenblauwe netwerken in de stad: meer recreatie maar ook meer waterretentie, meer biodiversiteit, meer koelte en mogelijkheden voor lokale energie- en voedselproductie. ‘s Ochtends presentatie van het boek ‘Groenblauwe netwerken voor een duurzame en dynamische stad’, dat met hulp van STOWA en bureau opMAAT tot stand kwam. Organisatie: Bureau opMAAT. Informatie: www.groenblauwestedenbouw.nl.

26 april, Sierdswiel (nabij Leeuwarden) Natuurvriendelijke oevers

excursie over de toepassing van geotubes als golfbreker. Organisatie: Platform Natuurvriendelijke Oevers. Informatie: sandra.broekhof@curnet.nl.

26 april, Utrecht Het laboratorium van de toekomst

middagsymposium over het waterschapslaboratorium van de toekomst, waarbij innovatie centraal staat. Behalve het symposium zijn er ook stands en posterpresentaties van leveranciers, laboratoria en onderzoeksinstellingen. Organisatie: Integraal Laboratorium Overleg waterkwaliteitsbeheerders. Informatie: www.ilow.nl.

9 mei, Amersfoort Toetsingsnormering wateroverlast: hoe pakken we dat aan?

presentatie van een standaardwerkwijze voor de toetsing van wateroverlast, ontwikkeld in opdracht van STOWA en de Unie van Waterschappen. De standaardwerkwijze moet leiden tot meer uniformiteit in de aanpak van het toetsingsproces. Organisatie: STOWA. Informatie: www.stowa.nl.

10 mei, Utrecht Waterschappers effectief in de RO-keten

studiedag over de nieuwe rol en mogelijkheden van het waterschap in de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland en de invloed en inspraak voor het waterbelang daarin. Organisatie: Nirov. Informatie: Willem Heesen (070) 302 84 15.

24 mei, Amersfoort HydroCity

tweede bijeenkomst waarop de eerste resultaten van HydroCity-studies worden gepresenteerd: een online platform waarop waterbeheerders kennis kunnen delen en waar informatie en analyse-gereedschappen te vinden zijn. Organisatie: HydroLogic. Informatie: www.hydrocity.nl.

31 mei, Zeist Remote sensing

voorjaarsbijeenkomst die in het teken staat van remote sensing van verdamping, maaivelddaling, grondwater en de zoetzoutverdeling in de ondergrond. Organisatie: Nederlandse Hydrologische Vereniging. Informatie: www.nhv.nu.

31 mei, 1 juni, De Koog (Texel) Verzilting en waterbeheer: uitdagingen voor kennis, beleid en beheer

bijeenkomst waar wetenschappers, waterbeheerders en beleidsmakers de ontwikkelingen rond verzilting in kaart brengen en, via kennisuitwisseling, aanzetten geven tot goede samenwerking bij het vinden van oplossingen. Organisatie: Kennis voor Klimaat, Platform Zoet-Zout (RWS Waterdienst), STOWA. Informatie: www.stowa.nl.

6-8 juni, Utrecht Riolering en gemeentelijke infrastructuur

jaarlijkse beurs waar riolering en gemeentelijke infrastructuur in de openbare ruimte centraal staan en daarnaast een uitgebreid kennisprogramma. De eerste dag staat in het teken van duurzaamheid en milieu, de tweede dag onderhoud en beheer en de derde dag infrastructuur. Organisatie: HolaPress Communicatie. Informatie: www.vakbeursriolering.net.


agenda 7 juni, Delft UV-desinfectie voor opkomende en ontwikkelingslanden

7-11 mei, München IFAT Entsorga

internationaal symposium over uvdesinfectie. Organisatie: UNESCO-IHE. Informatie: www.formdesk.com/iuva.delft.

28 juni, Arnhem Watereducatie

landelijke watereducatiedag die in het teken staat van de aanbevelingen van de Landelijke Stuurgroep Watereducatie. Hierbij komen vragen aan de orde als: wat is de toekomst van watereducatie en wat betekenen de aanbevelingen voor bestuurders, beleidsmakers, ontwikkelaars of uitvoerders? Organisatie: SME Advies. Informatie: www.sme.nl/NME.

4-6 november, Amsterdam Nieuwe ontwikkelingen in IT en water

internationale conferentie die ingaat op het belang van IT in de watercyclus. Hoewel IT-oplossingen vaak lokaal worden toegepast, ontstaan nieuwe ontwikkelingen juist door kennis en ervaringen breed te delen. Deze conferentie is daartoe een aanzet. Organisatie: Koninklijk Nederlands Waternetwerk en International Water Association. Informatie: www.iwcconferences.com.

30 november, Baarn Grondstoffen en energie

najaarscongres van het Koninklijk Nederlands Waternetwerk, met als thema grondstoffen en energie. Informatie: www.waternetwerk.nl. Buitenland

25-27 april, New Delhi Aquatech India

beurs en congres over drink-, industrie- en afvalwater, inclusief een speciale technische conferentie over toekomstige uitdagingen in geïntegreerd waterbeheer. Organisatie: Aquatech Global Events. Informatie: www.india.aquatechtrade.com.

internationale vakbeurs voor water-, riool-, afvalwater- en grondstoffenbeheer. Organisatie: Messe München International. Informatie: www.ifat.de

8-9 mei, Brugge Duurzaam watergebruik in de industrie

slotcongres over AquaFit4Use: het grootste project van de Europese Comssie op het gebied van industrieel watergebruik, met de presentatie van de resultaten van vier jaar onderzoek op het gebied van duurzaam watergebruik in de industrie. Informatie: www.aquafit4use.eu.

15-16 mei, Brussel Water Innovation Europe

tweedaagse reeks van conferenties en debatten over innovaties op watergebied in Europees verband. Tevens uitreiking van de Project Innovations Awards voor Europa. Organisatie: Water Supply and Sanitation Technology Platform, ACQUEAU en IWA. Informatie: www.wsstp.eu.

6-8 juni, Shanghai Aquatech China

beurs en congres over drink-, industrieen afvalwater, waarbij de focus ligt op oplossingen voor bestaande én toekomstige problemen. Organisatie: Aquatech Global Events. Informatie: www.china.aquatechtrade.com.

26-31 augustus, Stockholm World Water Week

jaarlijkse internationale bijeenkomst waarin mondiale waterproblemen centraal staan. Dit jaar is het thema: water- en voedselzekerheid, waarbij duurzaamheid, efficiënt watergebruik en landbouw centraal staan. Behalve het kennisprogramma (workshops, congressen, lezingen) wordt ook een aantal prijzen en onderscheidingen uitgereikt, zoals de Stockholm Water Prize, de Junior Water Prize en de Industry Water Award. Organisatie: Stockholm International Water Institute. Informatie: www.worldwaterweek.org.

16-21 september, Busan (Zuid-Korea) World Water Congress & Exhibition

internationale waterbeurs, met conferenties over diverse watergerelateerde onderwerpen. Organisatie: International Water Association (IWA). Informatie: www.iwa2012busan.org of (070) 382 00 28.

29-31 oktober, Beijing Water Expo China en Water Membrane China

jaarlijkse beurs over vrijwel alle aspecten van water, met dit jaar voor het eerst een aparte expositie specifiek over membranen. De circa 450 exposanten verwachten zo’n 30.000 bezoekers, onder wie Chinese leidinggevenden. China gaat de komende jaren enorme bedragen uitgeven aan de waterinfrastructuur. Organisatie: Messe Frankfurt, Chinese Hydraulic Engineering Society en de Membrane Industry Association of China. Informatie: www.waterexpochina.com.

6-8 november, Hanoi (Vietnam) Vietwater

beurs en conferentie over drink- en afvalwater, sanitatie en zuivering. Vierde editie met naar verwachting 250 deelnemers uit 30 landen. Organisatie: Vietnam Water Supply and Sewerage Association. Informatie: www.vietwater.com.

19-21 november, Müllheim-ander-Ruhr (Duitsland) Water Contamination Emergencies

vijfde editie van een serie internationale congressen over bewuste vervuiling van (drink)water en distributienetwerken. Deze keer staat risicobeheersing centraal. Organisatie: SecurEau. Informatie: www.wcec5.eu.

advertentie

Grondboorbedrijf Haitjema B.V. www.haitjema.nl Grondboorbedrijf Haitjema is als zelfstandige onderneming gespecialiseerd in het engineeren, bouwen en meerjarig onderhouden van complete grondwaterinstallaties. Wij staan dag en nacht voor u klaar!

Wisseling 10

Postbus 109

7700 AC Dedemsvaart

T: 0523 - 6120 61

F: 0523 - 615950

Email: info@haitjema.nl

H2O / 8 - 2012

51


handel & industrie *thema Beoordeling van de CO2-uitstoot bij ontharding van water Veel spelers in de watermarkt hebben een verantwoordelijke houding ten opzichte van gebruik van natuurlijke hulpbronnen en richten zich op verbetering van een energie-efficiënte productie en levering van water. Voor de meeste Nederlandse drinkwaterbedrijven is de belangrijkste milieudoelstelling het terugdringen van de CO2-emissie. Hierbij richten de bedrijven zich met name op energiereductie en het gebruik van groene energie. Bij de keuze van de juiste zuiveringstechnologieën en het ontwerpen van waterzuiveringsinstallaties wordt de beoordeling van de bijbehorende CO2-uitstoot steeds belangrijker. In het Verenigd Koninkrijk bijvoorbeeld is een beoordeling van de verwachte uitstoot van broeikasgassen een standaard onderdeel van elke aanbesteding voor openbare waterprojecten.

Afb. 1: Schematische weergave van het CARIX-proces.

Veolia Water Solutions & Technologies begon in 2009 zijn technologieën systematisch te beoordelen op de uitstoot van broeikasgassen gedurende de gehele levenscyclus. Voor de eerste keer is nu een duurzaamheidstudie gemaakt van drie onthardingstechnieken: nanofiltratie, omgekeerde osmose en het ionenwisselingsproces Carix. Hierbij is gekeken naar de koolstofdioxide-voetafdruk van het systeem welke is gedefinieerd als de totale uitstoot van broeikasgassen, direct of indirect veroorzaakt door een persoon, een bedrijf, een product of een gebeurtenis. Op basis van deze analyse konden de voor- en nadelen (kosten en milieu-impact) inzichtelijk worden gemaakt. In het voorbeeld van de vergelijking tussen CARIX-ionenwisseling, nanofiltratie en omgekeerde osmose kon gekeken worden naar potentiële kostenbesparingen en milieuvoordelen van gedeeltelijke ontzouting en verwijdering van hardheidsbestanddelen, sulfaat en nitraat. Het CARIX-proces bestaat uit een gemengd bed van ionenwisselaars (zwak zuur en sterk basisch), waarbij gedeeltelijke ontzilting en verwijdering van hardheidcomponenten optreedt. In de productiefase worden calcium, magnesium, HCO3, nitraat en chloride door de ionwisselaars gebonden.

52

H2O / 8 - 2012

Het reactieproduct is koolzuur dat uiteenvalt in water en kooldioxide. Het water wordt vervolgens downstream in een ontgasser ontdaan van koolstofdioxide door luchtstrippen. Karakteristiek aan het CARIX-proces is gebruik van koolstofdioxide in plaats van chemicaliën voor regeneratie van de ionenwisselaar, zonder verhoging van de

concentratie zout in het effluent. De koolstofdioxide die in het proces wordt gebruikt, kan afkomstig zijn van een afvalproduct. In het eluaat van de ontgasser wordt ongeveer 95 procent kooldioxide van de regeneratiestroom teruggewonnen. Het resterende deel wordt chemisch gebonden in het afvalwater

Afb. 2: Vergelijking CO2-voetafdruk van het CARIX-proces, nanofiltratie en omgekeerde osmose.


handel & industrie Buistabel voor berekening stromingsverliezen *thema

en getransporteerd in het afvoersysteem (zie afbeelding 1). De voor de analyse gebruikte data zijn allen ontleend aan werkende full scale installaties. De gemeenschappelijke duurzaamheidsvergelijkingsindex is de hoeveelheid CO2-equivalenten (gram kooldioxide per kubieke meter water) die tijdens de gehele levenscyclus van een CARIX, nanofiltratie en omgekeerde osmose-proces worden opgebouwd. Uitgangspunt hierbij was een gemiddelde levensduur van 25 jaar en een productiehoeveelheid van 244 kubieke meter water per uur voor elk afzonderlijk systeem. De totale emissies voor elk systeem zijn onderverdeeld in drie hoofdcategorieën: de emissies die vrijkomen tijdens de werking van het apparaat (ruwe watervoorziening, elektriciteitgebruik en gebruik hulpstoffen), de emissies die worden gegenereerd bij de bouw en het functioneren van de installatie en de emissies die worden vermeden als gevolg van CO2-consumptie. Voor de berekening van de emissies werd elke individuele component van het systeem onafhankelijk van elkaar beoordeeld. De verschillende grondstoffen, zoals staal, aluminium en kunststoffen, werden gekwantificeerd en vermenigvuldigd met hun CO2-coëfficiënten. De emissiecoëfficiënten die door Veolia Water Solutions & Technologies / Krüger Wabag bij de analyse zijn gebruikt, waren afkomstig van internationaal erkende databanken. De belangrijkste factoren voor de beoordelingsperiode waren het type water dat werd ingenomen, het energieverbruik en de verbruiksmaterialen.

Testresultaat

Onlangs is in samenwerking met Wavin Nederland een buistabel samengesteld, met alle gegevens van Wavistrong GRE-buizen (met glasvezel versterkte epoxy) die nodig zijn voor het berekenen van stromingsverliezen. Het betreft voor de diverse nominale diameters en drukklassen de juiste binnendiameters en de wandruwheid. Deze gegevens zijn direct te lezen door de berekeningsprogramma’s Pipe-Flo Professional en Crane Flow of Fluids. De tabel is inmiddels gepubliceerd op internet en is door de gebruikers van genoemde computerprogramma’s kosteloos toe te passen. Ze kunnen er bij hun bereke-

ningen direct gebruik van maken zonder bang te hoeven zijn voor vergissingen of onnauwkeurigheden. Wavistrong GRE-leidingen zijn volledig corrosievrij, hebben een uitstekende chemische resistentie tegen een breed scala aan producten en zijn geschikt voor hoge drukken bij hoge temperaturen. Voor meer informatie: www.pumpsupport.nl of (078) 682 06 02.

‘Waterzak’ als noodoplossing bij werkzaamheden Bij onderhoudswerkzaamheden aan het leidingnet komt het voor dat Brabant Water tijdelijk geen water kan leveren. Om klanten te waarschuwen en te helpen bij het overbruggen van die tijd, biedt Brabant Water vanaf heden speciale nooddrinkwaterzakken aan. Andere drinkwaterbedrijven hebben inmiddels belangstelling getoond voor deze zakken. Als Brabant Water het water moet afsluiten in verband met werkzaamheden aan het leidingnet, ontvangt een bewoner een dag van tevoren deze zak met een informatiekaartje in de bus. De zak kan worden gevuld met drie liter drinkwater. Naast het gebruik van de zak voor schoon drinkwater wordt geadviseerd van tevoren emmers en pannen te vullen voor huishoudelijk gebruik.

maanden, bleek dat de nooddrinkwaterzak goed ontvangen wordt door de bewoners. Een lege waterzak met opdruk valt op in de brievenbus. Inmiddels is een prototype waterzak gekozen. Vanaf juni worden de zakken bij alle werkzaamheden van Brabant Water ingezet.

Tijdens een proef die Brabant Water vorig jaar uitvoerde over een periode van drie

Het CARIX-proces had voor de uitgewerkte casus de laagste CO2-voetafdruk: 161 gram per kubieke meter water. Dit is een gevolg van een relatief laag stroomverbruik en een negatieve CO2-emissie (binding van kooldioxide in het afvalwater), waardoor de totale emissie laag was. In vergelijking met het CARIX-proces bleken de CO2-voetafdruk van de nanofiltratie- en omgekeerde osmose-eenheden respectievelijk 68 en 88 procent hoger te zijn (zie afbeelding 2). Bij alle drie onthardingstechnieken woog de energieconsumptie het zwaarst mee in de CO2-voetafdruk. De emissies die het gevolg zijn van de bouw en het functioneren van de installatie, alsmede de emissies als gevolg van de productie van de operationele materialen, maken slechts een klein deel uit van de totale uitstoot. De ‘vermeden emissies’ zijn het aandeel voorkomen broeikasgassen door binding van kooldioxide in water. Harry Brouwer (Veolia Water Solutions & Technologies) H2O / 8 - 2012

53


specIalIsten In dRInKwateRhygIËne

legIOnella VeIlIg beheeR Van een dRInKwateR leIdIngsysteeM! InclusIef tappunten weRKIngspRIncIpe: Het Markstreamer®Systeem realiseert een drukverschil over de tappunten. Aquador modificeert de tappunten en voorziet deze van Markstreamers®. Voordelen: 1. Dagelijkse spoeling van het gehele drinkwater leidingnet (de koud- en warm waterwaterleidingen) door de tappunten (zonder water verlies). 2. Indien nodig, preventief of periodiek thermisch spoelen (thermische desinfectie) van het gehele drinkwater leidingnet en de tappunten, zonder waterverlies uit de tappunten. 3. Bij een calamiteit kan Aquador chemisch reinigen vanuit de Markstreamer®unit (1 aansluiting – 1 spui) 4. R.O.I. Return On Investment, investering is door automatisering van beheer snel terug verdient 5. Onderhoud/ontzorgings/contract mogelijk

GIET UW WERVING VOOR OPLEIDING & PERSONEEL IN HET JUISTE VAT

KIJK VOOR MeeR InfORMatIe Op www.aquadOR.nl

Reserveer ook uw personeelsadvertentie in H2O, hét tijdschrift voor watervoorziening en waterbeheer.

aquadOR bV | Dorpsweg 130c | 4221 LL Hoogblokland

010 - 4274180

t + 31 (0) 183 56 11 99 | f + 31 (0) 183 56 11 20 | e info@aquador.nl

WLN is op zoek naar een Watertechnoloog met technische affiniteit WLN is het centrum voor waterkwaliteit. En zeer sterk verbonden met de drinkwater­ bedrijven Waterbedrijf Groningen (WBG) en Waterleidingmaatschappij Drenthe (WMD). WLN is ministerieel erkend, waarbij de voor­ waarden voor deze erkenning zijn gekoppeld aan de rol van “kwaliteitsbewaker drink­ water”, waarbij eisen gesteld worden aan de kwaliteit van het laboratoriumonderzoek en de kennis van de waterzuiveringsprocessen. WMD en WBG willen zich onderscheiden door innovatiekracht, die gebundeld is bij WLN. WLN legt dan ook verbindingen tussen de praktijk van alledag en het (wetenschap­ pelijke) onderzoek. En creëert toegevoegde waarde in de watercyclus. Om onze ambities te kunnen realiseren wordt een Watertechnoloog gezocht met een technische affiniteit. Onze nieuwe col­ lega gaat aan de slag binnen het werkveld Technologie, met name gericht op industrie­ en afvalwater. Het team van technologen houdt zich binnen de kennisgebieden drink­ water, afvalwater en industriewater niet al­ leen bezig met reguliere ondersteuning en analyse, maar ook met het leiden van projec­ ten en bijdragen aan ontwikkeling van kennis

en innovatie. Naast de werkzaamheden voor WMD en WBG kan WLN ook veel organisaties en industrieën – waar water een rol speelt – tot haar klantenkring rekenen. De functie De volgende taken behoren tot de functie: • Reguliere technologische ondersteuning van bestaande waterbehandelings­ installaties; • Analyseren, interpreteren en optimaliseren van waterkwaliteit­ en performancedata; • Onderhouden van (technologische) contacten met opdrachtgevers; • Organiseren, begeleiden en evalueren van (pilot)onderzoek of bureaustudies; • Leiding geven aan projecten • Verzorgen van rapportages. Wij zoeken Je bent een creatieve, initiatiefrijke en ener­ gieke persoonlijkheid met een HBO werk­ en denkniveau. Je hebt een relevante studie af­ gerond en kennis van en/of ervaring met mo­ derne waterbehandelingstechnieken. Tech­ nische affiniteit of kennis van ontwerp en engineering is een pré. Je hebt een flexibele

instelling, uitstekende communicatieve vaar­ digheden en een open en directe werkstijl. Je bent resultaat­ en klantgericht en hebt daar­ naast interesse voor vele aspecten in de wa­ terketen. Je hebt ervaring met projectmatig werken. Wij bieden Een aantrekkelijke en inhoudelijk uitdagende functie in een team van gedreven waterex­ perts bij een groeiend bedrijf dat zich positio­ neert tussen de ontwikkeling van watertech­ nologie en het toepassen daarvan. De arbeidsvoorwaarden zijn geregeld in de CAO van de Werkgeversvereniging Waterlei­ dingbedrijven (WWB). Het salarisniveau is in overeenstemming met de zwaarte van de functie. Informatie Voor nadere inlichtingen over de organisatie en functie­inhoud kun je onze website bezoe­ ken www.wln.nl of contact opnemen met de heer B. van Aalst, telefoon 06­10407043. Reactie vóór 30 april 2012 aan WLN, t.a.v. mevrouw H. Prummel, Postbus 26 9470 AA ZUIDLAREN.



Collectief onderzoek drinkwatersector maakt Nederland uniek

Organisatie, innovatie, felicitatie! Nergens ter wereld wordt veilig water van zo hoge

uniek is in Europa. Door deze constructie is het mogelijk

kwaliteit en zonder chloor geleverd als in Nederland,

trends en ontwikkelingen te signaleren en zo tijdig in te

gewoon via de kraan. De tien Nederlandse drinkwater-

spelen op veranderingen, kansen en bedreigingen.

bedrijven hebben de afgelopen vier decennia talrijke innovaties ingevoerd. De drinkwatersector innoveert

Het nieuwe BTO kent tien thema’s die (nu al) tot de

in gezamenlijkheid, gesteund door en onder regie van

verbeelding spreken: Hygiëne en veiligheid, Biologische

KWR Watercycle Research Institute. Het unieke vehicle

stabiliteit, Nieuwe stoffen, Klimaatbestendige water-

daarbij is sinds tien jaar het collectieve onderzoeks-

sector, Duurzame bronnen en watersystemen, Nieuwe

programma BTO (bedrijfstakonderzoek).

meetmethoden en sensoring, Nieuwe zuivering- en nanotechnologie, Trends, Water en energie, Asset-

Eind maart organiseerde KWR een tweedaags congres om

management.

tien jaar BTO te vieren, alsook de start van het ‘nieuwe BTO’ in januari 2013. In zijn openingstoespraak stelde KWR-

Wil je meer weten over het unieke Bedrijfstakonderzoek

directeur Wim van Vierssen dat de innige samenwerking

van de Nederlandse drinkwatersector, kijk dan op

tussen de drinkwaterbedrijven en het onderzoeksinstituut

www.kwrwater.nl/bto10

www.kwrwater.nl

Watercycle Research Institute

@KWR_Water


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.