nยบ
45ste jaargang / 27 april 2012
9/
2012
TIJDSCHRIFT VOOR WATERVOORZIENING EN WATERBEHEER
OPENING EERSTE HUISHOUDELIJKE NEREDA-ZUIVERING IN EPE EVILIM ZIET MARKT VOOR INDUSTRIEWATER WEER GROEIEN STAND VAN ZAKEN NATIONAAL HYDROLOGISCH INSTRUMENTARIUM IS EEN STUWWAL MODELLEERBAAR?
NATIONAAL NEREDAÂŽ ONDERZOEKS PROGRAMMA
De nieuwe Nereda-zuivering in Epe is een innovatie van Nederlandse bodem waar we trots op zijn. Een uniek samenwerkingsverband van publieke en private partners zorgt voor de nieuwe maat in waterzuivering: schoner, duurzamer, compacter en goedkoper. Op 8 mei 2012 te Epe opent Zijne Koninklijke Hoogheid Prins van Oranje Willem Alexander ’s werelds eerste Nereda praktijkinstallatie voor het zuiveren van huishoudelijk afvalwater. Voor bezoek en informatie over het openingsprogramma van 8 tot en met 12 mei, kijk op: www.neredannop.nl
Nereda
N
a de introductie van de membraanbioreactor staat de zuiveringswereld opnieuw aan de vooravond van een belangrijk nieuwsfeit: de officiële ingebruikname van de eerste Nereda-installatie die huishoudelijk afvalwater in Epe gaat zuiveren. Waterschap Veluwe heeft hiermee een wereldprimeur. Prins Willem-Alexander opent de installatie op 8 mei. Het grote verschil met de bestaande zuiveringsinstallatie is de geringe ruimte die Nereda nodig heeft. Bij deze zuiveringsmethode draait het vooral om areoob korrelslib. DHV, STOWA en de waterschappen verwachten er veel van. Zij zien Nereda ook als een goed voorbeeld van een
innovatie die zowel in Nederland als daarbuiten succesvol zou kunnen worden geëxploiteerd. De kosten van deze zuivering liggen volgens de betrokkenen veel lager dan bij een reguliere zuiveringsinstallatie. Die kosten vormden bij de membraanbioreactor een probleem. Nu draagt Waterschap Veluwe een deel van de risico’s van de installatie in Epe. De opbrengsten van de export van de Neredatechnologie naar het buitenland kan daarentegen geld opleveren voor STOWA, een opmerkelijk feit in de zuiveringssector. Peter Bielars
inhoud nº 9 / 2012
H2O tijdschrift voor watervoorziening en waterbeheer verschijnt ééns per 14 dagen Officieel orgaan van Stichting tot uitgave van het tijdschrift H2O en haar participanten: - Koninklijk Nederlands Waternetwerk - Vewin - Kiwa Water Holding BV Uitgever Rinus Vissers Redactie Peter Bielars (hoofdredacteur) Michiel van Zaane Jacques Geluk Postbus 122, 3100 AC Schiedam telefoon (010) 427 41 65 fax (010) 473 99 11 e-mail h2o@nijgh.nl Bezoekadres: Stationsplein 2, Schiedam Redactiesecretariaat Dora Pompe Redactieadviesraad Jos Peters (voorzitter) (DHV) Jan Hofman (KWR Watercycle Research Institute) Daphne de Koeijer (gemeente Rotterdam) Johan van Mourik (SKIW) Joris Schaap (Aequator) André Struker (Waternet) Cees Verkerk (Vewin) Advertentieverkoop Roelien Voshol (010) 427 41 54 Brigitte Laban (010) 427 41 52 Mediaorder Carola Sjoukes (010) 427 41 09 fax (010) 473 20 00 Abonnementenservice (010) 427 41 08 (van 9.00 tot 12.00 uur) e-mail abo@nijgh.nl fax (010) 473 20 00 Abonnementsprijs € 113,- per jaar excl. 6% BTW € 149,- per jaar voor buitenland € 8,50 losse exemplaren excl. 6% BTW Abonnementen gelden voor één jaar en worden – zonder tegenbericht – automatisch verlengd. Opzeggingen dienen schriftelijk uiterlijk 6 weken voor het aflopen van de abonnementsperiode te geschieden aan bovenstaand postadres. Druk en lay-out DeltaHage grafische dienstverlening, Den Haag Copyright Nijgh Periodieken B.V., 2012 Het auteursrecht op de inhoud van dit tijdschrift wordt uitdrukkelijk voorbehouden. Overname van artikelen alleen na schriftelijke toestemming van de uitgever. www.vakbladh2o.nl
4 / Officiële opening eerste huishoudelijke Nereda-zuiveringsinstallatie
Helle van der Roest, Jacques Leenen en Gert Verwolf
6 / Waterschap Veluwe en DHV dragen samen de risico’s van Nereda
Douwe Jan Tilkema, Patrick Blom, Hugo van Gool en George Onderdelinden
10 / Verdienen aan waterveiligheid? 14 / Evilim ziet markt voor industriewater weer
6
groeien
17
/ De stand van zaken rond het Nationaal Hydrologisch Instrumentarium Wim de Lange, Jacco Hoogewoud, Ab Veldhuizen, Geert Prinsen en Jarno Verkaik
20
/ Viewer Rijkswaterstaat presenteert rekenresultaten NHI
14
Jojanneke van Vossen, Jeroen de Koning, Francien van Luijn en Geert Prinsen
22
/ ‘Natuurlijk defosfateren’ van oppervlaktewater in Blaricum Niels Lenting, Roel Trijbels en Eric Baars
24
/ Internationale neerslagradarcomposiet gereed Arnold Lobbrecht, François Clemens en Thomas Einfelt
36
28 / Waternetwerken 33 / ‘s Werelds eerste huishoudelijke Nereda-
praktijkinstallatie presteert beter dan verwacht Robin Kraan, Cora Uijterlinde, Ruud van Dalen en Mark van Loosdrecht
36
/ Ontwerpvoorbeeld en -grondslagen van de Nereda-technologie Bart de Bruin, Helle van der Roest, Philip Schyns en Mathijs Oosterhuis
40 / Is een stuwwal modelleerbaar? Jolijn van Engelenburg, Teun Spek en Annemieke van Doorn
43 / Agenda 44 / Meettechniek voor online sturing Nereda
Bij de omslagfoto: Op de rwzi in epe is de eerste Nereda-installatie gebouwd die huishoudelijk afvalwater zuivert. Deze zuivering werkt met aeroob korrelslib en zuivert volgens DHV en Waterschap Veluwe goedkoper dan een standaard zuiveringsinstallatie. De installatie neemt veel minder ruimte in (zie pagina 4 t/m 8, 33 t/m 39 en 44 en 45).
Officiële opening eerste huishoudelijke Neredazuiveringsinstallatie Prins Willem-Alexander opent op 8 mei ‘s werelds eerste huishoudelijke Neredapraktijkinstallatie in Epe. Deze installatie vormt een ‘belangrijke mijlpaal in de ontwikkeling van de Nereda-technologie’, aldus de betrokkenen. De naam van de waternimf staat voortaan niet alleen meer voor de mooie dochter van zeegod Nereus, maar ook voor een nieuwe (wereld)standaard in afvalwaterzuivering. Met de specifieke eigenschappen van aeroob korrelslib wordt afvalwater duurzamer en compacter gezuiverd tegen aanmerkelijk lagere investeringen en operationele kosten. De Nederlandse watersector koos voor een unieke samenwerking om de ontwikkeling van de Nereda-technologie ter hand te nemen.
D
at wil niet zeggen dat de voorbereiding altijd over rozen ging. Integendeel, het geloof in de potenties van de technologie werd regelmatig op de proef gesteld. “Maar door de samenwerking heeft de Nederlandse watersector haar internationaal erkende positie opnieuw waargemaakt. Als deze samenwerking zich voortzet, gaat de ontwikkeling van Nereda en die van andere innovaties nog jaren door en kunnen hiervan internationaal de zoete vruchten worden geplukt,” aldus Waterschap Veluwe, DHV en STOWA. In 1999 spraken Mark van Loosdrecht (TU Delft) en Helle van der Roest (DHV) voor het eerst over de toepassing van de wetenschappelijke resultaten met aeroob korrelslib. De principes van granulatie waren met ondersteuning van STW onderzocht. Globale berekeningen voor toepassing op praktijkschaal lieten een positief beeld zien en STOWA raakte geïnteresseerd. Een studie in combinatie met verder laboratoriumonderzoek leverde een bevestiging van het
eerder genoemde resultaat. Bovenal bleek het mogelijk om voor het eerst met afvalwater uit de praktijk aerobe korrels te produceren. Bijna tien jaar nadat de TU Delft begon met fundamenteel wetenschappelijk onderzoek werd korrelslib zo serieus genomen dat met ondersteuning van STOWA in 2003 op de rwzi Ede het eerste pilotonderzoek kon beginnen. Na ruim een jaar toegepast onderzoek en met wetenschappelijke reacties kwam zicht op de eerste granulatie tot korrelslib, toen het ‘noodlot’ toesloeg. Verkeerde communicatie over een aanpassing aan de reactor en een verkeerd afgestelde slibspiegelmeter zorgden ervoor dat het ‘weglopen’ van korrels uit de installatie enige tijd onopgemerkt bleef. Dankzij doorzettingsvermogen van de betrokken medewerkers en het ‘geloof’ van de STOWA-begeleidingscommissie werd het onderzoek op ‘eigen kosten’ voortgezet. Een half jaar daarna werd een technologische doorbraak bereikt. Op basis hiervan werd het
Uitreiking op 3 juni 2008 in Brussel van de European Business Award for the Environment: v.l.n.r. Merle de Kreuk (TU Delft), Andreas Giesen en Helle van der Roest (DHV), Jacques Leenen (STOWA) en Douwe Jan Tilkema (Waterschap Veluwe).
4
H2O / 9 - 2012
Granular sludge Sequentially operated BatchReactor-systeem tot Nereda gedoopt, een naam die door DHV is vastgelegd. Bovendien kreeg de Nereda-technologie op basis van de op rwzi Ede verkregen resultaten haar eerste ‘Vernufteling’-prijs. Vele andere prijzen zouden volgen.
Voorbeeld van een succesvolle innovatie?
Het Nederlandse bedrijfsleven heeft nooit optimaal gebruik gemaakt van de kennisvoorsprong die van 2000 tot 2005 in Nederland werd opgebouwd met de MBR-technologie. Met die ervaring in het achterhoofd is eind 2005 gesproken over een andere benadering bij de verdere ontwikkeling van de Nereda-technologie. Een benadering die de watersector meer zou kunnen opleveren bij de exploitatie ervan. Zou Nereda het voorbeeld van een succesvolle innovatie kunnen worden? DHV, TU Delft, STOWA, technologiestichting STW, de Vereniging voor Energie, Milieu en Startdocument uit 16 november 2005. Het netwerk staat symbool voor samenwerking.
actualiteit Water (VEMW), het Netherlands Water Partnership (NWP) en het ministerie van Economische Zaken hebben vastgesteld dat een bijzondere strategie zou moeten worden gevolgd om de vinding om te kunnen zetten in een succesvol product voor de internationale watermarkt. Deze strategie gaat uit van een technologie-ontwikkeling in relatief korte tijd en gelijktijdige realisatie van praktijkreferenties om buitenlandse concurrentie voor te blijven. Het bezit van patenten alleen is onvoldoende om een voorsprong te behouden; het gaat vooral ook om de opbouw van toegepaste kennis. Zowel de watersector als de landelijke overheid zegden hun medewerking toe. Vijf waterbeheerders (het Hoogheemraadschap van Rijnland, Waterschap Hollandse Delta, Waterschap Rijn en IJssel, Waterschap Veluwe en Waterschapsbedrijf Limburg) bleken bereid om samen met STOWA, TU Delft en DHV in een Nationaal Nereda Onderzoeksprogramma (NNOP) deel te nemen. Ook werd gesproken over een garantiefonds om risico’s van een snelle marktintroductie af te dekken. Voor de realisatie van de Nereda-installatie in Zuidland kwam dit fonds evenwel te laat. Het bestuur van Waterschap Hollandse Delta wilde eventuele financiële risico’s niet doorsluizen naar de belastingbetaler. De ervaringen op pilotschaal (Ede, Aalsmeer, Hoensbroek, Epe en Dinxperlo) met de jonge technologie waren nog gering en veel kennis moest nog worden opgedaan.
‘Gouden driehoek’
In maart 2007 wordt de NNOP-overeenkomst getekend, waarin onder meer gedefinieerde projecten, geheimhouding en kennisoverdracht, financiering en aansprakelijkheid zijn omschreven. De ‘gouden driehoek’ tussen overheid, wetenschap en bedrijfsleven is daar gesmeed. Toch ging het pad daarna niet altijd over rozen. De resultaten van de pilotonderzoeken (STOWA-rapport 2010-29) waren in eerste instantie ‘hardnekkiger’ dan gehoopt. Zo moest jarenlang de aandacht op korrelvorming worden gericht en kwam pas later door toepassing van specifiek ontwikkelde procesbesturing de effluentkwaliteit aan bod. Daar waar in eerste instantie Ntotaal = 10 en Ptotaal = 1 mg/l moeilijk haalbaar bleken, wordt anno 2012 gesproken over MTR-kwaliteit (N = 2,2 en P - 0,15 mg/l). Een andere hobbel bleek het onvermogen om onmisbare wetenschappelijke ondersteuning te organiseren. Jarenlange discussies hierover weerhielden medewerkers van de TU Delft er niet van kennis verder uit te bouwen en toegepast onderzoek te blijven ondersteunen. Merle de Kreuk koppelde de werelden van universiteit en adviesbureau aan elkaar. Zij mocht voor haar werk verschillende prijzen in ontvangst nemen. Een laatste hobbel betrof het ontbreken van voldoende financiële middelen, ondanks de bijdragen van Agentschap NL. De bouw van twee demo-installaties in Nederland als opschalingstap tussen pilotonderzoek en praktijkinstallatie kon om financiële redenen geen doorgang vinden. DHV zag zich
Het zuiveringsresultaat van aeroob korrelslib.
genoodzaakt deze installaties in Zuid-Afrika en Portugal te bouwen om de opschalings-risico’s te reduceren. Het bleek een diepte-investering om het momentum in de ontwikkeling vast te kunnen houden. Overigens werden ook ervaringen bij enkele kleine, eerder gerealiseerde industriële installaties in Nederland bij de risicoanalyse benut. Ondanks deze hobbels zijn het de waterschappen Veluwe, Rijn en IJssel en het later toegetreden Regge en Dinkel die op basis van de goede pilotresultaten besluiten om een Nereda-praktijkinstallatie te gaan bouwen. Waterschap Veluwe werpt zich op als de belangrijkste partij. Het ontbreken van het genoemde garantiefonds dwingt dat waterschap én DHV verder na te denken over risicobeheersing. In het ontwerp van rwzi Epe worden maatregelen genomen met als ultieme stap om bij falen van de korrelslibtechnologie de installatie om te bouwen naar een conventionele actief slibinstallatie. Andere technische maatregelen worden genomen om mogelijkheden ten aanzien van verdere energiebesparing en effluentkwaliteit te onderzoeken. Voor de rwzi Epe bleken de contractuele aspecten lastiger in te vullen. Uiteindelijk kozen Waterschap Veluwe en DHV voor een UAVGC-contract, waarin naast de snelle realisatie van de nieuwe installatie, integraal ook de opleiding van waterschapsmedewerkers en het beheer en onderhoud werden geregeld. Met DHV als hoofdaannemer is conform Europese richtlijnen, de aanbestedingsplicht doorgelegd naar marktpartijen. Met deze nieuwe vorm van publiek-private samenwerking zijn door de partijen uitstekende ervaringen opgedaan. Een korte bouwtijd, hoge kwaliteit en significant lagere kosten zijn het resultaat. De rwzi Epe met een capaciteit van 59.000 v.e. en 1.500 kubieke meter per uur is gerealiseerd voor een totale investering van circa 15 miljoen euro (inclusief BTW) en levert
garanties voor een effluentkwaliteit zoals die in Nederland nog niet eerder werd vereist.
Buitenlandse toekomst?
Na het succes van Epe zullen in Dinxperlo en Vroomshoop de volgende twee installaties gerealiseerd worden. Beide zullen nieuwe toepassingen van de Nereda-technologie laten zien. Zo wordt rwzi Dinxperlo gecombineerd met een publieke ‘kunstzinnige watertuin’, die het effluent zal revitaliseren. Rwzi Vroomshoop zal de eerste hybride uitvoering van de Nereda-technologie zijn. Inmiddels is de nationale interesse voor de technologie dusdanig toegenomen, dat ook waterbeheerders buiten het NNOP-verband de mogelijkheden voor toepassing bestuderen en in dit kader soms al tot besluiten komen. Ook de fundamentele ontwikkeling van de productie van bio-plastic uit korrelslib biedt verrassende mogelijkheden, die passen in de toekomstvisie van de Nederlandse watersector. Sinds enkele jaren wordt de verdere uitrol van de technologie naar het buitenland ter hand genomen. De belangstelling is groot en biedt de Nederlandse watersector grote mogelijkheden. Nederland heeft wereldwijd faam opgebouwd in de ontwikkeling van innovatieve technologieën, zoals de UASB en de Carrousel; Nereda volgt in deze traditie. Jaren geleden is met met STW, TU Delft en STOWA afgesproken dat inkomsten uit het buitenland ook naar hen zullen terugvloeien. Hiermee wordt het mogelijk het Nederlandse innovatierad draaiende te houden en nieuw fundamenteel en applicatie-onderzoek te beginnen. De Nederlandse watersector staat aan de vooravond van een nieuwe episode in haar luisterrijke bestaan. Door de handen ineen te slaan kunnen we hieraan een nieuw succesvol hoofdstuk toevoegen. Helle van der Roest (DHV) Jacques Leenen (STOWA) Gert Verwolf (Waterschap Veluwe) H2O / 9 - 2012
5
Waterschap Veluwe en DHV dragen samen de risico’s van Nereda 's Werelds eerste huishoudelijke Nereda-praktijkinstallatie in Epe is aanzienlijk goedkoper dan het conventioneel actief slibproces. De betrokken partijen besparen op zowel de investeringskosten als de operationele kosten door onder meer veel minder energie en chemicaliën te gebruiken. De bijzondere contractvorm, waarbij Waterschap Veluwe en DHV samen de risico’s dragen, is eveneens van belang. Deze samenwerking werkte sterk kostenbesparend, betogen Douwe Jan Tilkema en Patrick Blom van Waterschap Veluwe en George Onderdelinden en Hugo van Gool van DHV.
A
ls op 8 mei de officiële opening plaatsvindt van de Nereda-installatie in Epe, is het amper zes jaar geleden dat het Nationaal Nereda Onderzoeksprogramma (NNOP) begon. Doel daarvan was om in korte tijd door middel van een publiek-privaat samenwerkingsverband meerdere Nereda-praktijkinstallaties voor de zuivering van huishoudelijk afvalwater te realiseren en de technologie gereed te maken voor uitrol naar het buitenland. In het NNOP participeren ‘uitvinder’ Mark van Loosdrecht van de TU Delft, STOWA, DHV en de waterschappen Veluwe, Rijn en IJssel, Rijnland, Hollandse Delta en Waterschaps-
bedrijf Limburg. Waterschap Regge en Dinkel trad in een later stadium toe. Tot de oprichting van dit NNOP bestond op grond van de vinding van het zuiveringsproces met behulp van korrelslib aan de TU Delft, alleen nog op pilotschaal ervaring met het nieuwe zuiveringsconcept. Zoals wel vaker met duurzame concepten die in laboratorium en in ‘proeffabriekjes’ blijken te werken, is de echte test de fase van verdere opschaling en commercialisering. Om tot een werkelijke wasdom van ‘de gouden driehoek’ tussen wetenschap, overheid en bedrijfsleven te komen, zijn partijen nodig die elkaar vertrouwen en gezamenlijk risico’s willen benoemen en dragen. Alleen op deze wijze
De ondertekening van het contract tussen Waterschap Veluwe en DHV.
6
H2O / 9 - 2012
kan een veelbelovend innovatief concept leiden tot een succesvol exportproduct van de BV Nederland.
Unieke contractvorm
Waterschap Veluwe en DHV ontwikkelden voor de eerste huishoudelijke Neredapraktijkinstallatie een unieke wijze van contractvorming. Het waterschap besloot in 2008 de Nereda-installatie te willen bouwen als vervanger van de na ruim 40 jaar afgeschreven conventionele waterzuiveringsinstallatie in Epe (33.000 v.e. en 1.000 kubieke meter per uur). Het waterschap en DHV sloten daartoe een uitgebreid contract (ontwerp en uitvoering). DHV beschikt over
achtergrond
Plaatsing van de leidingbrug voor de drie Nereda-reactoren in Epe. De nabehandelingsinstallatie in aanbouw.
de patenten van het samen met TU Delft ontwikkelde Nereda-proces. Er waren op het moment van het tekenen van de intentieverklaring in 2008 alleen een eerste ontwerp inclusief enkele tekeningen beschikbaar. De goede resultaten van het pilotonderzoek dat sinds 2006 op Epe werd uitgevoerd, en de positieve zakelijke afweging waren de aanleiding voor Waterschap Veluwe om groen licht te geven voor dit project. Het contract omvatte naast het integrale ontwerp en de realisatie van de installatie het tijdelijk beheer en onderhoud van de installatie en de opleiding van medewerkers van het waterschap. Niet alleen procestechnologen, procesoperators en monteurs van Waterschap Veluwe maar ook de andere betrokken waterschappen werden in de gelegenheid gesteld om een uitgebreid scholingstraject te doorlopen.
Risico’s afdekken
Een dergelijk technologisch voorhoedeproject is niet zonder risico’s. Voordat het bestuur van Waterschap Veluwe een positief besluit nam, wilde men uiteraard garanties over de beheersing van de risico’s zoals uit de pan rijzende bouwkosten. In dat kader zijn afspraken gemaakt over een terugvalscenario, waarbij de Nereda-zuivering kan worden omgebouwd naar een conventionele zuiveringsinstallatie. Dit terugvalscenario is H2O / 9 - 2012
7
opgesteld voor als zich gaandeweg de bouw of na ingebruikname onoverkomelijke problemen met de kwaliteit van het te lozen effluent zouden voordoen. Om te voorkomen dat door het afprijzen van de risico’s het projectbudget zou worden overschreden, stelde Waterschap Veluwe zich niet op als opdrachtgever in de traditionele zin van het woord maar als een volwaardige partij in het project. Het was bereid een deel van de risico’s te dragen. Hoewel beide partijen door de opzet van het contract belang hadden bij het welslagen van de realisering, is een stevig robbertje onderhandeld over de afdekking van de risico’s. Zo zou in het noodscenario waarbij de Neredainstallatie zou worden omgebouwd tot een conventionele installatie, niet alleen DHV voor de kosten opdraaien, maar zou ook Veluwe haar deel betalen. Het feit dat de Nereda-installatie sowieso significant goedkoper zou worden dan een conventionele actief slibinstallatie vormde hiervoor de rechtvaardiging. De burgers in het lozingsgebied van Veluwe zijn goedkoper uit, en in het slechtste geval even duur vergeleken met de situatie waarin het waterschap direct voor de standaard technologie had gekozen.
Europese aanbesteding
De totale geschatte projectsom bedroeg circa 20 miljoen euro aan investeringen. Hiervan was aanvankelijk circa 14 miljoen euro gereserveerd voor de kale bouwkosten. Het ‘probleem’ van de Europese aanbesteding - zoals bekend noodzakelijk voor projecten groter dan vijf miljoen euro - moest nog worden opgelost. Om aan deze opgave te voldoen, is een speciale constructie ontworpen, die externe juristen toetsten op rechtmatigheid. Door eerst de uitzonderingsclausule toe te passen, die geldt voor unieke technologie (het door DHV gepatenteerde Nereda-proces) kon Waterschap Veluwe één op één een contract met DHV sluiten voor de projectrealisatie en was een standaard UAV-GC-contract mogelijk. Door het gehele bouwproject vervolgens in twaalf afzonderlijke percelen met elk een eigen bestek te verdelen, vond vervolgens op al deze onderdelen de Europese aanbesteding plaats. Het waterschap heeft hiermee als overheid de aanbestedingsplicht verlegd naar de private partij DHV. Via de Europese aanbesteding was bovendien zicht op het krijgen van scherpe marktprijzen. Door de gekozen contractvorm en de bijbehorende risicoverdeling is de kale bouwsom van 14 naar minder dan twaalf miljoen euro gedaald. Bovendien was er slechts één aanspreekpunt, namelijk de hoofdaannemer DHV. Doordat Waterschap Veluwe zijn nek uitstak, kon de commercialisering van het Neredaproces in een hoger tempo verlopen. In het NNOP-samenwerkingsverband hebben ook Rijn en IJssel en Regge & Dinkel besloten om de Nereda-technologie op respectievelijk de rwzi’s Dinxperlo en Vroomshoop toe te passen en zijn er verschillende waterbeheerders buiten het NNOP die eveneens
8
H2O / 9 - 2012
Het ontvangwerk voor de perforatieroosters.
de mogelijkheden nader bekijken. Waterschap Veluwe en DHV hielden elkaar scherp door ook op de kleinere risicoposten een bonus-malus-regeling te zetten. Als in de bouw kwalitatief goede, maar goedkopere elementen konden worden aangeschaft, dan deelden beide partijen in de winst. Dat ging niet ten koste van de kwaliteit. Voor kritische elementen zijn onderhoudscontracten afgesloten voor de eerste tien jaar. Ook draaiden beide partijen op voor een eventueel verlies door tegenvallers, in een wisselende verhouding naarmate het verlies groter of kleiner was.
Meevallers
Waar in een normaal opschalingstraject van pilot- naar praktijkinstallatie er altijd een zeker ‘recht op ellende’ is, noteerde de realisering van Nereda in Epe meevaller op meevaller. Beide partijen verdeelden een half miljoen euro door besparingen in de bouwkosten. Anderzijds is vermoedelijk mede door deze constructie nog nooit zo snel een innovatieve technologie van pilotschaal naar commerciële praktijkschaal ontwikkeld. De realisatie verliep sneller dan van te voren voor mogelijk was gehouden. Het lijkt er daarom op dat Nereda niet alleen een hoge effluentkwaliteit kan produceren dat zonder problemen kan worden geloosd op de gevoelige Dorpsbeek in Epe, maar ook lagere exploitatiekosten kent doordat minder energie en minder chemicaliën nodig zijn. Voor Waterschap Veluwe levert het project en passant een belangrijke bijdrage aan de MJA3-afspraken over klimaatdoelen.
Daarmee profileert het waterschap zich als een maatschappelijk verantwoorde onderneming. Sterker nog, deze manier van werken tussen overheid en marktpartijen is een voorbeeld van maatschappelijk verantwoord ondernemen. Waterschap Veluwe en DHV menen dat een dergelijke innovatieve wijze van contractvorming op basis van partnerschap en een gedegen risicobeheersing dé manier is om innovatieve watertechnologieën in Nederland van de grond te krijgen, óók in het door bezuinigingen gekenmerkte tijdsgewricht. De overheid moet niet wachten op een uitontwikkelde innovatie van een marktpartij. En de marktpartij moet niet wachten op subsidies, proefprojecten en klanten. Douwe Jan Tilkema en Patrick Blom (Waterschap Veluwe) Hugo van Gool en George Onderdelinden (DHV) zie ook pagina 33 t/m 39 en pagina 44 en 45.
Beheer op afstand Inter Act is het bedrijf achter TeleControlNet, een op WEBscada gebaseerde SaaS-dienst. TeleControlNet biedt de volgende mogelijkheden: • Beheer, bediening en bewaking van installaties en apparaten op afstand via internet. Weergave van dynamische processchermen, trends en rapporten die • worden ingericht naar uw wensen. Toegang waar en wanneer u maar wilt en alsof het een lokale • SCADA-interface betreft. • Werken in een eigen afgeschermd domein op internet, via een beveiligde verbinding. Neemt u gerust contact met ons op voor meer informatie of een (vrijblijvende) demonstratie!
Inter Act industrial automation B.V. Dijkgraafweg 16, 7336 AT Apeldoorn P.O. Box 1011, 7301 BG Apeldoorn
Tel: +31 (0)55 534 2002 Fax: +31 (0)55 534 2010
www.interact.nl info@interact.nl
TANKS SILO’S AFDEKKINGEN GASOPSLAG FUNDATIE
ADVIES ONTWERP UITVOERING
>>>>> type toepassing afmeting situering bouwtijd ervaring
Professionele Monostore tanks geven Nereda alle ruimte! tanks en silo’s
Gewapend betonnen tanks; monoliet gestort Drinkwater, afvalwater, slib, enz. Diameter en hoogte tot 40 m. Bovengronds of ingegraven; ook in grondwater Zeer korte bouwtijd (speciale bekisting) Al meer dan 60.000 tanks gebouwd
Tankbouw in beton en staal
“Monostore feliciteert Waterschap Veluwe met deze fantastische installatie!” MONOSTORE Carlsonstraat 17 8263 CA Kampen t. +31 (0)38 33 70 700 i. www.monostore.com
Verdienen aan waterveiligheid? ‘Samen verdienen aan waterveiligheid’ luidde de titel van het congres van het Studiecentrum voor Bedrijf en Overheid op 12 april in Nieuwegein. Slechts een 50-tal mensen kwam af op dit congres, dat inmiddels al - telkens in een iets andere vorm - jarenlang georganiseerd wordt. De conclusies van de vorige editie (het belang van strategische innovaties, het weghalen van bestuurlijke grenzen, rekening houden met de betaalbaarheid van plannen en het benutten van de mogelijkheden die de waterketen biedt) zijn nog steeds relevant, aldus dagvoorzitter Peter van Rooy.
C
hris Kuijpers (DG Ruimte en Water van het ministerie van Infrastructuur en Milieu) begon bescheiden. Volgens hem staat het waterbeleid in Nederland enigszins los van de politieke werkelijkheid. “Buiten de watersector wordt alleen gesproken over de bestuurlijke drukte,” verwijzend naar de telkens terugkerende discussie over het voortbestaan van de waterschappen als aparte overheidsorganisatie. Toch was Kuijpers tevreden. De inspanningen van de afgelopen decennia hebben geleid tot ‘Ruimte voor de Rivier’, de Maaswerken, plannen voor vernieuwing van de Afsluitdijk, hoogwaterbeschermingsprogramma’s (het tweede is voor 80 procent gerealiseerd en het derde is in voorbereiding), een steeds betere toetsing van de waterkeringen, een nieuwe Deltacommissie met een Deltafonds (tot 2028 twaalf miljard euro) en een Deltaprogramma. Een overstroming van de A2 bij ‘s-Hertogenbosch zou momenteel enorme economische schade opleveren.
Voor de laatste zwakke plek langs de kust (de Hondsbossche Zeewering bij Petten) gaat de overheid een zandige oplossing kiezen, zo maakte Chris Kuijpers in Nieuwegein bekend. Dit betekent dat voor de dijk in zee ongeveer zeven miljoen kubieke meter zand gestort zal gaan worden om de golfslag te verminderen. De asfaltdijk steekt enigszins uit en verstoort daardoor het zandtransport langs de kust. De aansluiting op de duinen verslechtert hierdoor.
De aanleg van de Afsluitdijk.
10
H2O / 9 - 2012
Volgens Chris Kuijpers zijn nieuwe veiligheidsnormen noodzakelijk. Nu wordt nog uitgegaan van de kans dat het water over een dijk slaat. Met de ruimtelijke inrichting achter de dijk en de waarde van wat daar aan gebouwen en infrastructuur staat en ligt, houdt de huidige normering nauwelijks rekening, evenals met de mogelijkheid dat de dijk zelf verzwakt kan raken. Wat volgens hem ook nodig is, is externe integratie van water. De interne integratie binnen de watersector loopt, maar samen-
werking tussen de sector, de overheid, de markt en kennisinstellingen vraagt nog heel wat tijd. Meerlaagsveiligheid wordt in dit kader steeds belangrijker. Hierin speelt de ruimtelijke ordening een grotere rol.
Verlaging kosten
Peter Glas, voorzitter van de Unie van Waterschappen, zat duidelijk in een verdedigende rol. Hij benadrukte dat steeds minder Nederlanders herinneringen hebben aan de watersnoodramp in 1953. Het huidige gevoel van veiligheid is volgens hem daarom bedriegelijk. Kan die waterveiligheid gekoppeld worden aan ruimtelijke opgaven en nieuwe verdienmodellen? De basis vormt de toetsing van de waterkering op haar weerstand tegen overstroming of bezwijking. “Maar we hebben ook te maken met de noodzaak van een kostenreductie van de hoogwaterprogramma’s. De budgetten moeten we beter gaan benutten.” Volgens Glas gaat het bij nieuwe verdienmogelijkheden om vergaande samenwerking (publiek-privaat) tot en met de rol van private financiering in het beheer en onderhoud. Een andere vraag is volgens de Unie-voorzitter of met de dijk ook andere maatschappelijke opgaven te dienen zijn. Omdat Nederlanders zich veilig voelen voor overstromingen, gaan steeds meer mensen in de lage delen van het land wonen. Daar wordt ook steeds meer geïnvesteerd. Het gevolg is dat een eventuele overstroming een onacceptabele schade zal aanrichten. “Geschat wordt dat de ramp van 1953 nu 100 tot 200 miljard euro schade zou aanrichten. De ontwrichting
verslag zou ook groter zijn dan in 1953 en de wederopbouw zal ook langer duren.” Glas stelt nog steeds de betrouwbaarheid van de keringen voorop. “Maar de tijd dat we konden zeggen ‘blijf van de dijk’ is wat mij betreft voorbij. We willen meedenken met wat er dan nog wél kan of hoe het ook ánders kan.” Omdat in de toekomst de rivierafvoeren en het getij zullen veranderen (door zeespiegelstijging en menselijke ingrepen), zal de belasting op de waterkering in het algemeen toenemen. De omvang van de dijk zal moeten ‘meegroeien’ met deze ontwikkelingen. Er moet dus een zekere speelruimte voor die waterkeringen zijn. Aan de Hollandse en Zeeuwse kust is echter nu al te weinig ruimte beschikbaar. Dit geldt ook voor steden en dorpen langs de rivieren. Het kost de waterbeheerders steeds meer moeite om de primaire waterkering te vrijwaren van bebouwing. Aldus Peter Glas.
Woningen langs de Westeinderplas kregen het zwaar te verduren tijdens een storm in januari 2007.
Meer ruimte voor de IJssel bij Deventer (links de toekomstige situatie en rechts de huidige situatie).
De waterschappen willen desondanks meedenken over multifunctionele dijken. Koppeling van veiligheid aan andere doelen betekent volgens de Unie dan wel ook meebetalen. “Een euro uit het Deltafonds en een euro ergens anders vandaan levert wellicht drie of vier euro maatschappelijk rendement.” De waterschappen hebben op 2 april jl. de eerste twee innovatiecontracten getekend, voor deelname in de consortia ‘Building with Nature’ en ‘Flood Control’.
De markt
Volgens Jan Bout van de Topsector Water is het aan de markt om met geld en ideeën te komen. “Veel Nederlanders in het westen van het land weten nog steeds niet dat ze onder NAP leven en werken. De kans op overstroming moet in de planologie meegenomen worden. Adaptief bouwen, paalwoningen, terpen. Zal de eigen verantwoordelijkheid voor waterveiligheid een grotere rol gaan spelen? Kunnen we ons de kans op overstroming nog wel blijven permitteren? Die vragen zijn niet nieuw, maar nu er minder geld voorhanden is en het klimaat verandert, zijn de omstandigheden wel anders dan bijvoorbeeld 20 jaar geleden."
Geld verdienen?
De markt wil zo weinig mogelijk normen. De markt wil geld verdienen. Bedrijven zeggen last te ondervinden van de verschillende visies van de verschillende ministeries en andere rijksdiensten. Ook het verschil tussen beleidsmensen en handhavers en uitvoerende ambtenaren speelt de markt parten. Samen met een overheid geld verdienen aan een project lijkt alleen mogelijk als alle partijen hun middelen bundelen en het eventuele risico gezamenlijk willen nemen. Tot die conclusie kwamen de meeste deelnemers aan de rondetafelgesprekken over concrete waterveiligheidsprojecten aan het einde van het congres in Nieuwegein. H2O / 9 - 2012
11
achtergrond Onduidelijkheid over status legionellapreventie Even leek het er op dat er duidelijkheid zou komen in de regelgeving met betrekking tot de toepassing van alternatieve technieken voor legionellapreventie in leidingwater. Die zou er komen met de invulling van artikel 9 van de ‘Regeling legionellapreventie in drinkwater en warm tapwater’ (Rlp). Tijdens het legionellacongres van ISSO/LOPL vorig jaar november hielden de ambtenaren van het ministerie van I&M en de VROM-Inspectie (nu Inspectie L&T) echter de lippen stevig op elkaar over die invulling die betrekking heeft op de volgorde van de toe te passen beheersmaatregelen. Nog geen week later lekte delen uit de voorlopige concepttekst van dat artikel uit via het RIVM. Het betreft een presentatie van de VROM-Inspectie die een paar dagen na het ISSO/ LOPL-congres plaatsvond op een bijeenkomst voor drinkwaterbedrijven.
T
ijdens het ISSO/LOPL-congres kwam de geruchtenstroom op gang dat er problemen zijn met de Europese regelgeving en de toepassing van koperionen in combinatie met drinkwater. Dat zou grote gevolgen hebben voor de toepassing van koper-zilverionisatie als legionellabeheersmaatregel, terwijl het College voor toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb) al voor diverse systemen een toelating heeft afgegeven. Inmiddels is ook al een systeem gecertificeerd op grond van BRL K14010-2. De congresgangers werden echter niet geïnformeerd over de problemen met de Europese regelgeving. Ruim een maand later maakte het ministerie van I&M in een brief bekend dat op grond van de Europese Biocidenrichtlijn en de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden de werkzame stoffen koper- en zilverionen voor gebruik in drinkwater moeten zijn opgenomen in annex I van de richtlijn. Die stoffen moeten daarvoor een beoordelingsprocedure doorlopen. Voor zilverionen loopt deze procedure, voor koperionen is enige tijd geleden de beoordelingsprocedure opgestart, maar niet voltooid. Dit heeft tot gevolg dat koperionen met ingang van 1 februari 2013 niet meer toegepast zouden mogen worden als biocide in drinkwater. Na overleg tussen het ministerie van I&M, het Ctgb en een aantal leveranciers van koper-zilverionisatie is een reparatieplan opgezet met onder meer het spoedig indienen van een dossier ‘koperionen’ bij een lidstaat en vervolgens een (tijdelijke) aanvraag voor toelating. Die zal dan vanaf 1 februari 2013 tot in ieder geval 2016 moeten kunnen gelden als voortzetting van de al verleende toelating. Zodra koperionen als werkzame stof in de bijlage van de Europese Biocidenrichtlijn is opgenomen, zullen de leveranciers bij het Ctgb een nieuwe toelating aanvragen, opdat de installaties ook na 2016 mogen worden geplaatst en gebruikt.
Stapeling van regels
Daags voor het legionellacongres afgelopen februari op de vakbeurs VSK (georganiseerd door SDU) werd de volledige tekst van concept-artikel 9 van de ‘Regeling legionellapreventie in drinkwater en warm tapwater’ (Rlp) door het ministerie van I&M ter commentaar verspreid en kon worden opgenomen in één van de lezingen. Het is
12
H2O / 9 - 2012
een nadere uitwerking van artikel 44 van het Drinkwaterbesluit, dat een aantal voorschriften bevat voor de volgorde van te nemen beheersmaatregelen. Bij het opstellen van artikel 9 is ook rekening gehouden met artikel 20 van de Drinkwaterregeling, dat een aantal voorwaarden bevat voor het gebruik van biociden in drinkwater. De criteria in concept-artikel 9 Rlp zijn op zich helder, maar de voorgeschreven procedure maakt de mogelijkheden voor het toepassen van elektrochemisch- en chemisch beheer in de praktijk er niet makkelijker op. Tijdens het congres op de VSK werd er op gewezen dat het Drinkwaterbesluit het thermisch, fysisch en fotochemisch beheer weliswaar als gelijkwaardige beheervormen ziet voor legionellapreventie in leidingwater, maar dat de voorwaarden die aan de toepassing van deze beheervormen worden gesteld, sterk uiteen lopen. De apparatuur voor fysisch en fotochemisch beheer moeten zijn gecertificeerd op grond van BRL K14010-1; voor fotochemisch beheer moet men ook beschikken over een toelating van het Ctgb. Voorschriften op grond van het Bouwbesluit 2012 maken bovendien een onderscheid in toepassing voor nieuwbouw en bestaande bouw. Daarbij speelt ook nog een beleidsbrief van het toenmalige ministerie van VROM van oktober 2008 een rol. Die brief gaat over fysisch beheer in relatie tot thermisch beheer.
Nu geen invoering artikel 9 Rlp
Eind maart werd bekend dat naar aanleiding van het uitgebrachte commentaar op de concepttekst van artikel 9 Rlp het ministerie van I&M heeft besloten om de invoering ervan thans niet door te zetten. Belangrijke overweging is dat uit het commentaar duidelijk is geworden dat de tekst van het concept op gespannen voet staat met het Drinkwaterbesluit, met name de in artikel 36 opgenomen norm van 100 kve/l en de procedure beschreven in artikel 44. Met het wegvallen van deze belangrijke pijlers in het voorgestelde artikel 9 heeft volgens het ministerie de bepaling geen bestaansrecht meer. Besloten is daarom om van de in artikel 44 opgenomen mogelijkheid om nadere regels te stellen, voorlopig geen gebruik te maken. Het ministerie laat verder weten dat bij controle en toezicht de aandacht zal worden gericht op een goede uitvoering van artikel 44, eerste tot en met derde lid, van het
Op het nationaal congres van TTVL over sanitaire technieken, dat op 14 juni plaatsvindt in de Flint in Amersfoort, staat de legionellapreventie in leidingwater op het programma. Voor het congres zijn Hans de Vries van de Inspectie L&T (projectleider Legionella) en Hans van Wolferen (TNO, en rapporteur van ISSO-publicatie 55.1) gevraagd om meer duidelijkheid te verschaffen. Aan bod komen verder lezingen over de ‘riolering nu en in de toekomst’ en ‘veiligheid met drinkwaterinstallaties’.
Drinkwaterbesluit. Daarin staat in welke situaties mag worden overgegaan op elektrochemisch dan wel chemisch beheer. Dat is voor elektrochemisch beheer het geval als blijkt dat thermisch, fysisch of fotochemisch beheer naar het schriftelijke en gemotiveerde oordeel van het bedrijf, bedoeld in artikel 37 en 38 van het Drinkwaterbesluit, redelijkerwijs niet mogelijk is. Datzelfde geldt voor chemisch beheer als blijkt dat elektrochemisch beheer redelijkerwijs niet mogelijk is. In de artikelen 37 en 38 van het Drinkwaterbesluit staat dat het bedrijf op basis van BRL 6010 gecertificeerd moet zijn. Voor de gecertificeerde adviesbedrijven is nu een belangrijke rol weggelegd. Op welke locaties elektrochemisch dan wel chemisch beheer onder voorwaarden mag worden toegepast, staat niet in artikel 44 van het Drinkwaterbesluit. Daarvoor moeten nu de betreffende toelatingen van het Ctgb worden geraadpleegd. Dat maakt het allemaal niet eenvoudig. Indien daar op basis van de ervaringen bij controle en toezicht aanleiding toe is, kan in de toekomst worden overwogen om alsnog aan artikel 9 Rlp een invulling te geven, stelt het ministerie.
Filter op het tappunt
Begin april circuleerde een memo van de Inspectie L&T over het gebruik van een filter op het tappunt als beheersconcept voor legionellapreventie. Naar verluidt zou het om een concepttekst gaat, maar de memo is als zodanig niet gekenmerkt. De memo is geschreven omdat leveranciers van fysische technieken en adviseurs voor prioritaire instellingen in de praktijk onduidelijkheid ervaren over het gebruik van Point of Use (POU)-systemen. In de memo wijst de Inspectie L&T erop dat bij het ontbreken van
een beheersconcept van de fysische techniek voor POU de beheersbaarheid in de leidingwaterinstallatie van Legionella onvoldoende is. Volgens de Inspectie L&T is de kans groot dat de leidingwaterinstallatie niet wordt gereinigd. BRL K14010-1 schrijft reiniging alleen voor voor de nageschakelde installatie. Daarvan is bij POU-systemen geen sprake. Het gevaar dat hierbij optreedt, is dat groei van Legionella in de leidingwaterinstallatie niet wordt geremd en zelfs kan toenemen. De Inspectie L&T gaat er vanuit dat de beheersbaarheid dan onvoldoende is. Het apparaat is niet voorzien van een alarmfunctie op de werking. Bij het opstellen van de BRL 14010-1 is daarmee geen rekening gehouden. Deze BRL is opgesteld toen de wet er nog niet was. De Inspectie L&T adviseert daarom de BRL aan te passen op het voorgestelde gebruik van POU-systemen. De Inspectie L&T laat weten dat bij controles van collectieve installaties handhavend wordt opgetreden als een apparaat niet is voorzien van een certificaat op basis van BRL K14010-1. Een POU-systeem in de vorm van een filter op een aerosolvormend tappunt wordt als tijdelijke maatregel geaccepteerd gedurende de periode totdat met beheersmaatregelen is aangetoond dat een ‘besmetting’ in de installatie is opgeheven.
actualiteit Pharmafiltersysteem officieel in gebruik genomen Kroonprins Willem-Alexander heeft op 11 april het Pharmafilter officieel in gebruik genomen. Dat gebeurde in het Reinier de Graaf Gasthuis in Delft. Het Pharmafilter zorgt voor afvalverwerking én afvalwaterzuivering. Het systeem vermindert de hoeveelheid medicijnresten in het afvalwater tot beneden de detectieliemiet.
H
et Pharmafilter vermaalt het ziekenhuisafval en voert het af naar de riolering. Zowel het afval als het afvalwater worden op het terrein verwerkt en gezuiverd van medicijnen en andere gevaarlijke stoffen. De vermalers staan op de plaats van de traditionele bedpanspoelers en op plaatsen waar afval ontstaat. Op de verpleegafdelingen is de metalen bedpan vervangen door biologisch afbreekbare po’s, gemaakt van aardappelschillen. De gebruikte bedpannen worden vermalen. Daarnaast verwerkt de vermaler vrijwel alle afval en spoelt die door de bestaande riolering. Het afval bevat specifiek ziekenhuisafval (naaldenbekers, naalden, gebruikte bloedproducten, gebruikt verbandgaas, etc.) en etensresten, verpakkingen etc. Op het
ziekenhuisterrein staat een installatie die het vaste afval vergist en ontsmet, waarbij biogas wordt geproduceerd. Alle afvalwater wordt gezuiverd en ontdaan van medicinale reststoffen. Behalve schoon afvalwater levert Pharmafilter het Reinier de Graaf ook besparingen en milieuvoordelen op: 550.000 liter warm water minder per jaar, geen heffing voor het afvalwater, een halvering van de afvalkosten en geen 50.000 liftbewegingen meer evenals vrachtwagentransport van drie containers per week. Het systeem zorgt er bovendien voor dat verpleegkundigen minder contact hebben met potentieel besmette voorwerpen op de verpleegafdeling en hygiënischer en sneller kunnen werken.
Kroonprins Willem-Alexander neemt het Pharmafilter officieel in gebruik (foto: Frank van der Burg).
Nog veel vragen te beantwoorden
De vragen over legionellapreventie in leidingwaterinstallaties zijn nog talrijk. De ontwikkelingen in de afgelopen maanden heeft dat aantal verder doen stijgen. Even was er de hoop dat met de nieuwe wet- en regelgeving voor drinkwater het allemaal wat eenvoudiger zou worden. Maar het pakket van voorschriften en regels voor legionellapreventie is helaas te complex geworden. Door het verwijzen naar verschillende (wets) artikelen en documenten die vervolgens weer naar andere (wets)artikelen en documenten verwijzen, is het voor de mensen in de praktijk op de huidige manier de wet- en regelgeving nagenoeg niet meer te volgen. Er moeten diverse verbanden tussen verschillende (wets)artikelen en documenten gelegd worden. Tijdens de congressen van ISSO/LOPL en VSK zijn ook vragen gesteld over het clusteren van leidingdelen en componenten in de risicoanalyse. Over de mogelijkheden hiervoor in relatie tot de voorschriften in de Rlp worden door het LOPL en ISSO voorstellen uitgewerkt die, na overleg met de Inspectie L&T en de certificatie-instellingen (die geaccrediteerd zijn voor BRL 6010), worden opgenomen in de herziene ISSO-publicatie 55.1, waaraan wordt gewerkt. Will Scheffer
H2O / 9 - 2012
13
Evilim ziet markt voor industriewater weer groeien Evilim Industriewater in Echt levert waterdiensten aan de industrie in Limburg en omgeving. Voor de productie van proceswater, de zuivering van afvalwater en het hergebruik van effluent bouwt (en onderhoudt) het bedrijf, dochter van drinkwaterbedrijf WML en Evides Industriewater, installaties op maat bij waterverbruikende bedrijven. Met succes. Klanten blijven en de markt trekt tegen de stroom in - zelfs weer wat aan. Joep Geurts vertrekt per 1 mei als manager operations, Cock Mudde vervangt hem.
“W
ij ontzorgen de klant”, weet Cock Mudde inmiddels. “Vaak hebben bedrijven wel budget voor productiemiddelen maar niet voor een nieuwe afvalwaterzuivering. In plaats van de oude nog een beetje krakend in bedrijf te houden, kunnen wij de investering overnemen, de installatie bouwen en eventueel onderhouden. We berekenen daarvoor een prijs per vervuilingseenheid of, in het geval van proceswater, per kubieke meter.” “Het voordeel voor de klant is dat de installatie niet meer op zijn productie- maar op zijn exploitatiebudget drukt. Je zou zeggen dat het vooral in deze tijd van economische crisis, waardoor bedrijven voorzichtiger zijn, veiliger is voor bedrijven om waterdiensten te ‘huren’.” “De klant zelf is onze grootste concurrent, omdat die continu - crisis of niet - de afweging maakt tussen zelf doen en uitbesteden. Kopen en zelf beheren is op den duur goedkoper, maar als een bedrijf financieel geen ruimte heeft een installatie te bouwen en beheren is dat gunstig voor ons”, voegt Joep Geurts toe. Mudde: “Uitbesteden tot het beter gaat is een sterk punt, maar garandeert niet dat we projecten binnenhalen. Aan de andere kant zijn er alweer een paar aardige vooruitzichten. De markt trekt wat aan, bedrijven breiden uit en hebben meer industriewater of afvalwaterzuiveringscapaciteit nodig.” Het is volgens Geurts een kwestie van de markt enthousiast benaderen en de promotie verbeteren. “Er is in Limburg een duidelijke markt. Qua aantallen bedrijven is in deze regio voldoende potentie om groei mogelijk te maken. Het gaat erom dat de klant weet dat Evilim er is op het moment dat hij of zij ons nodig heeft.” Als een bedrijf eenmaal binnenboord is, blijf het meestal. De meeste contracten zijn inmiddels weer met tien jaar verlengd.
Eigenwijs
Evilim onderscheidt zich van andere aanbieders doordat het, evenals de moederbedrijven WML en Evides Industriewater, naar eigen zeggen een eigenwijze benadering heeft, de niches opzoekt en het maatwerk levert dat grotere concurrenten niet kunnen bieden. “Naast de Albert Heijn moet er ook een delicatessenzaak zijn”, zegt Geurts. “Wanneer je in deze regio commerciële industriewaterprojecten in de markt wilt zetten, moet je dat kleinschalig, op de MKB-manier doen. Met korte lijnen en weinig
14
H2O / 9 - 2012
Eind jaren ‘90 is door de toenmalige e-Water Group het clusterproject Maastricht opgetuigd, gedeeltelijk met Europese subsidie. Geurts: “De directie van WML zag industriewater als een potentiële tak van sport die zou kunnen bijdragen aan de continuering van de omzet. De e-Water Group ging in 2002 samenwerken met papierfabrikant Sappi Maastricht en Ciba. Op een gegeven moment was de vraag of WML nieuwe investeringen moest doen of moest gaan samenwerken met een partij die ervaring had met grootschalige projecten. Dat is Evides Industriewater geworden. In 2009 is uit de e-Water Group Evilim Industriewater ontstaan. Nu optimaliseren we die samenwerking.”
De gaande en komende man bij Evilim: links Joep Geurts, rechts Cock Mudde.
achtergrond overhead. Dat is onze sterkte. We hebben hier, behalve Chemelot, geen grote industrie, zoals in Zuidwest-Nederland waar Evides actief is. De markt is hier compleet anders.” De klant kan meepraten, maar moet er op kunnen vertrouwen dat hij op tijd het water krijgt in de kwaliteit die hij verlangt. “Als er een probleem is, zetten we een tankwagen in, de klant merkt het niet eens”, aldus Geurts, die benadrukt dat in de contracten geen boeteclausules zijn opgenomen. “Natuurlijk zijn er afspraken gemaakt over de tijd waarbinnen de storingsdienst aanwezig moet zijn. Als de demiwaterinstallatie uitvalt, zorgen we voor de tijdelijke levering van een ander soort water, bijvoorbeeld drinkwater, afhankelijk van het soort toepassing en het productieproces.” Mudde wijst op het belang van het benaderen van klanten volgens hun eigen cultuur. “Onze projectmanager Monique Willems komt hier vandaan. Verder huren we mensen in, ook van WML, dat eveneens onze administratie verzorgt. De accountmanager die bij bedrijven langsgaat, is ook van WML. Als een project vorm krijgt, gaan we er samen naartoe. Samen willen we als waterbedrijf uitstralen dat men voor alles wat met water te maken heeft, bij ons terecht kunt. Of het nu drinkwater is of proces- of afvalwater. “ “Een mooi voorbeeld van industriewaterzuivering is het project dat de e-Water Group jaren geleden als intermediair en uitvoerder in gang zette. Papierfabriek Sappi en pigmentfabriek Ciba (nu BASF) hadden beide een grote stroom afvalwater die ze zelf biologisch wilden zuiveren. De papierfabriek had echter te veel koolstof en te weinig nitraten in het afvalwater om dat goed te kunnen doen. Bij Ciba was het precies andersom. Wij hebben nieuwe apparatuur neergezet om die afvalstromen samen te voegen en te combineren, waardoor het afvalwater van de één dat van de ander reinigt.”
Maatwerk
Evilim produceert diverse waterkwaliteiten op basis van design, build, finance, operate(DBFO)-contracten met behulp van bewezen
Joep Geurts komt uit de energiesector en heeft industriële gasinstallaties in de regio Eindhoven geïnspecteerd. Na een studie bedrijfskunde werd hij binnen hetzelfde bedrijf informatie-analist, Hij ervoer dat werk op den duur als te beperkend. Na zich begin jaren ‘90 als projectmanager te hebben beziggehouden met de realisatie van warmtekracht-installaties, werd hij technisch accountmanager bij Nutsbedrijf Regio Eindhoven. “In 2000 ben ik als projectmanager in dienst getreden van e-Water Group en in 2003 na een reorganisatie directeur geworden. Ik was eindverantwoordelijke voor de e-Water Group, die een 100 procent dochter werd van WML”, aldus Geurts, die per 1 mei gebruik maakt van de FUR (flexibele uittredingsregeling nutsbedrijven). “Vanuit de energietechniek heb ik intussen een andere kijk op water gekregen, zeker vanwege de techniek die erbij komt kijken. Ik vind water superinteressant.” Cock Mudde is afgestudeerd aan de TU Delft op drinkwaterbereiding. “Daarna heb ik gewerkt voor een Belgisch bedrijf dat ketels met waterbehandelingsinstallatie maakte voor de industrie en de Nederlandse markt op wilde. Vervolgens ben ik bij Norit productmanager (actieve kool in de waterbehandeling) en verkoopmanager geweest. Zeven jaar later werd ik vanwege mijn commerciële vaardigheden aangenomen bij het Amerikaanse bedrijf Reheis, dat grondstoffen maakt voor de cosmetische en farmaceutische industrie. In 2000 trok de waterwereld weer. Als projectmanager kon ik aan de slag bij Aqualink: een dochterbedrijf van Waterleiding Maatschappij Overijssel (WMO), dat zich vooral bezighield met industriewater. Parallel begon toen ook bij WML de e-Water Group als specialist in de optimalisering van zakelijke waterhuishoudingen, met als uitgangspunt totaal waterbeheer voor de klanten. Nadat WMO en de waterbedrijven van Friesland en Gelderland waren opgegaan in Vitens, heb ik daar als projectmanager Vitens Industriewater onder mijn hoede gekregen. In 2009 kwam er een nieuwe directie, die besloot de industriewatertak op te heffen. Dat reorganisatieproces is nu in de eindfase beland. WML, dat zijn industriewatertak juist wilde versterken, was inmiddels gaan samenwerken met Evides Industriewater in Evilim, dat bestaande projecten van de e-Water Group voortzet en zich daarnaast richt op de ontwikkeling van nieuwe industriewaterprojecten in Limburg. Toen ik hoorde dat Joep Geurts, die ik al kende uit mijn industriewaternetwerk, zou vertrekken, heb ik direct gesolliciteerd.”
technologie, zoals ionenwisseling en/of membraanfiltratie. Daarbij zijn de wensen van de klant leidend. Geurts: “Het liefst doen we alles en ontzorgen we de klant volledig, maar een bedrijf kan er ook voor kiezen zelf bijvoorbeeld bepaalde onderhouds- en beheertaken uit te voeren. We kunnen in principe elk onderdeel van de DBFOconstructie ook separaat leveren, behalve financiering; we zijn geen bank. Kortom: maatwerk, maar met standaard oplossingen. We ontwerpen zelf geen demiwaterinstallatie, maar zetten een geijkt systeem in dat we vervolgens waar nodig aanpassen.” In het kader van de ombouw, renovatie en uitbreiding van de Clauscentrale leverde Evilim begin vorig jaar een (tijdelijke) demiwaterinstallatie om het chemische reinigingsproces voor de nieuwe ketelinstallatie en de opstart van turbines te ondersteunen. Geurts: “Dat was
een voorbeeld van de snelheid waarmee we kunnen reageren: niet oeverloos engineeren maar aanpakken en doen.” Een andere succesfactor is volgens Geurts en Mudde het feit dat Evilim is gelieerd aan Waterleiding Maatschappij Limburg. Geurts: “Dat was in het begin niet duidelijk genoeg bij de klanten. Nu beschouwen ze ons als even degelijk en betrouwbaar. Dat is een groot voordeel.” Mudde: “Zonder die relatie zouden we een groot aantal klanten minder hebben. Aanvankelijk had Evides Industriewater het idee dat ze in Limburg ook grote projecten zoals in Europoort konden opzetten, maar nu Joep Geurts weggaat en ik zijn taken overneem, passen ze hun beleid wellicht aan door kleinere projecten eerder te steunen en er de voordelen van te zien. Spreiding zorgt bijvoorbeeld voor minder afhankelijkheid. WML en Evides kunnen de wisseling aangrijpen om nog meer energie in Evilim te stoppen.”
advertentie
V I S I O N O N S U S TA I N A B I L I T Y ➔ Water & Waste Water Technologies ➔ Recycling ➔ Waste to Energy Complete turnkey oplossingen | Montage, opstart en after sales | Ontwerp, engineering en productie | Volledige proces garanties | Wereldwijd meer dan 2200 referenties Nijhuis Water Technology | www.nijhuis-water.com | Dinxperlo HQ - Cairo - Chicago - Hamburg - Hong Kong - Jakarta - Kendal UK - Moscow - Warsaw
H2O / 9 - 2012
15
ion BV pu bli cat
she r , als o pu bli
of H 2O
20 11 -2 01 2
In coo per atio
2011 - 2012
w of the For an overvie tor, see Dutch water sec pages 4 - 28
For business par pages 29 - 114 For and index
tners, see
of addresses,
see pages 113
n wit h:
- 134
ww w.n wp.nl
iod iek en A Nij gh Per
tor Dutch WaterSec
r o t c e S r e t a DutchW
05-08-2010
14:42:53
achtergrond
De stand van zaken rond het Nationaal Hydrologisch Instrumentarium Het Nationaal Hydrologisch Instrumentarium (NHI), het landsdekkende grond- en oppervlaktewatermodel van Nederland dat wordt ingezet voor zowel landelijke beleidsstudies als operationele toepassingen in droge perioden, is afgelopen jaar aangepast en verbeterd1). Tot eind dit jaar ligt de nadruk daarbij op de landelijke schaal. Daarna moet het NHI uitgroeien naar een systeem dat men ook kan gebruiken voor de onderbouwing van grote besluiten in de regio. In feite moet het NHI het 'condensatiepunt' worden voor de hydrologische kennis in Nederland. Het moet zorg dragen voor een landelijke consistentie bij landelijke en regionale analyses. In het NHI participeren momenteel de waterschappen, de drinkwaterbedrijven en het Rijk. De provincies haken zeer waarschijnlijk binnenkort aan.
V
orig jaar zijn veel verbeteringen doorgevoerd, waaronder expliciete modellering van zoute wellen, in sommige regio’s een grotere dynamiek van de freatische grondwaterstanden, een verdere differentiatie in bodemtypen en een verbetering van de verdeelsleutels die de districten aan het landelijke waterverdelingsnetwerk koppelen.
Afb. 1: Boven een voorbeeld van een beter rekenresultaat met NHI 2.2 in vergelijking tot NHI 2.0: de wateraanvoer naar het Twentekanaal bij Eefde. Onder het knooppunt Eefde in het Distributiemodelnetwerk.
Tijdens de beoordeling afgelopen najaar bleken de berekende aan- en afvoer van water bij de hoofd- en nevenkranen in het hoofdwatersysteem aan de landelijke gestelde criteria voor het oppervlaktewater te voldoen; de simulatie van de regionale af- en aanvoeren moet echter nog verder worden verbeterd. De dynamiek van de freatische grondwaterstanden voldoet aan de landelijk gestelde criteria, maar verdient nog regionale aanscherping. De stijghoogten van het diepe grondwater voldoen voor de ondiepe lagen aan de landelijke, als ruim beoordeelde, criteria. De zoutbelasting vanuit de ondergrond is significant verbeterd, maar wordt nog niet goed genoeg berekend.
Nationaal Hydrologisch Instrumentarium
Het NHI bestaat uit een aantal aan elkaar gekoppelde modellen die als ruimtelijk in elkaar geneste systemen kunnen worden beschouwd. Het model voor de onverzadigde zone (MetaSWAP) beschrijft de relatie tussen het landoppervlak en de atmosfeer (denk aan neerslag en verdamping) en genereert de watervraag van het land in de vorm van beregening. Als veel water verdampt, onttrekt deze zone water aan het grondwater in de verzadigde zone via capillaire opstijging. Als het lang en hard regent, zakt het water door deze zone naar het grondwater. Met MODFLOW worden grondwaterstanden, inzijging en kwel berekend. De verzadigde en onverzadigde grondwaterzone wisselen water uit met de sloten en beken van het regionale oppervlaktewatersysteem, die zijn gemodelleerd met MOZART. De regionale wateren wisselen H2O / 9 - 2012
17
vervolgens weer water uit met het hoofdwatersysteem en belangrijke regionale wateren. Deze uitwisseling wordt nu nog gemodelleerd met het Distributiemodel en medio dit jaar uitgebreid met een model gebaseerd op SOBEK. Met het Distrubitiemodel wordt de waterverdeling berekend in het landelijke netwerk, dat daartoe is geschematiseerd in een netwerk van knopen en takken (zie afbeelding 1).
Gerealiseerde verbeteringen in 2010 en 20112),3) Oppervlaktewater
In diverse regio’s is geconstateerd dat de waterverdeling op knooppunten in het landelijke netwerk van het Distributiemodel niet correct is geschematiseerd. Daarom zijn de aan- en afvoeren op belangrijke locaties in het oppervlaktewatersysteem verbeterd. Het district Friesland is opgedeeld in een aantal kleinere districten op basis van informatie van het waterschap. Ter verbetering van de zoute kwelverdeling zijn de districten voor enkele diepe droogmakerijen in WestNederland opgedeeld. Voor de Maas is het waterverdelingsnetwerk uitgebreid van Sint Pieter tot Monsin in België, stroomopwaarts van de aftakking van het Maas-Albertkanaal. Dit sluit beter aan bij de scenario’s voor klimaatstudies, die doorgaans voor Monsin worden gegenereerd en niet voor Sint Pieter. Bij de schematisatie van wateraanvoergebieden werd in MOZART een onderscheid gemaakt in drie soorten gebieden: peilbeheerst, vrij afwaterend en vrij afwaterend met wateraanvoer. Bij regionale analyses bleek dat diverse gebieden in de praktijk niet fungeren als vrij afwaterend gebied met wateraanvoer, maar als peilbeheerst gebied: het peil wordt volledig met stuwen geregeld. Daarom zijn deze gebieden nu ook als peilbeheerste gebieden geschematiseerd. Dit levert in de nieuwe versie betere resultaten op in vergelijking met de metingen. Grondwater
In NHI 2.2 is de ruimtelijke resolutie van de hoeveelheden neerslag en verdamping vergroot: van de 33 KNMI-hoofdstations (in NHI 2.0) naar gridcellen van één bij één kilometer, waarbij deze hoeveelheden door het KNMI zijn geïnterpoleerd op basis van de combinatie van gegevens van de KNMIstations en het vrijwilligersnetwerk (samen ongeveer 300 stations). Voor de modellering van zoutfluxen en zoute kwel zijn in 2011 drie stappen in gang gezet. Als eerste stap zijn in de modelconcepten de zoute wellen (in diepe droogmakerijen) expliciet gemodelleerd. Dit levert in de berekeningen door het jaar heen een constante zoutvracht op en in de zomer, bij weinig neerslag, een relatief hoge zoutconcentratie. Dit beeld komt beter overeen met de werkelijkheid dan de ‘oude’ modelconcepten waarbij de zoutvracht (zoute kwel) in het oppervlaktewater werd berekend als gemiddelde over (te) grote gebieden. Als tweede stap wordt de
18
H2O / 9 - 2012
zoutconcentratie in de ondergrond, die in de berekening aan de verticale waterflux wordt toegekend, beter berekend; zowel de metingen zelf als de rekenmethode voor het interpoleren van zoutgehaltes naar de locaties van de fluxen zijn verbeterd door het gebruik van regionale modeldata. De derde stap is de bovengenoemde fijnere schematisatie van het oppervlaktewater in MOZART, waardoor rekenresultaten beter met metingen vergeleken kunnen worden.
Hoe goed presteert het NHI nu?
NHI 2.2 is beoordeeld (getoetst) door rekenresultaten met metingen te vergelijken, aan de hand van criteria voor acceptabele verschillen tussen metingen en rekenresultaten4). Op basis van deze beoordeling zijn mogelijke verbeteringen gedefinieerd. Aan- en afvoer hoofdwatersysteem voldoen
NHI 2.2 voldoet aan de gestelde criteria voor de hoofd- en nevenkranen in het hoofdwatersysteem. Daarbij zijn enkele kanttekeningen gemaakt over de grote inlaten van het hoofdwatersysteem naar regionale systemen. De simulatie van de regionale af- en aanvoeren moet echter nog verder worden verbeterd. De peilen die NHI 2.2 berekent voor IJsselmeer, Markermeer en randmeren zijn voor 2003 plausibel; de peilverschillen tussen metingen en berekeningen zijn gering. Schematisatie voor zout nog te grof
De zoutbelasting vanuit het diepe grondwater bepaalt de doorspoelbehoefte van het oppervlaktewater en de zoutschade voor de landbouw. De ruimtelijke resolutie van de NHI-resultaten is op dit moment nog onvoldoende om hiervan een goede inschatting te kunnen maken. Een goede vergelijking met metingen in het oppervlaktewater kan nog niet worden gemaakt door tekortkomingen in zowel de beschikbare metingen als het niet goed aansluiten van de meetpunten op de de knooppunten van het landelijke distributiemodel. Hoewel NHI 2.2. door de verbeterde modellering van zoute wellen en aparte districten voor de diepe droogmakerijen is verbeterd ten opzichte van vorige versies, worden regionale zoutverschillen nog te veel uitgemiddeld binnen de MOZARTdistricten. Geen directe aanleiding aanpassingen verdamping en beregening
Het rekenresultaat voor de verdamping is beoordeeld door deze te vergelijken met metingen van drie verschillende methoden: metingen op specifieke locaties, waterbalansen van deelstroomgebieden, en satellietwaarnemingen. De resultaten van NHI 2.2 voldoen voor twee van de drie meetmethoden aan de gestelde criteria voor de verdamping en voor de derde net niet. Er is (nu) geen directe aanleiding om de verdampingsberekening in het NHI landsdekkend te verbeteren. Er is daarmee nog niet aangetoond dat het model nu voldoende gedifferentieerd droogtestress berekent.
De NHI-rekenresultaten voor de beregening voldoen, dankzij de goede samenwerking met regionale overheden, ruim aan de criteria die zijn gesteld ten aanzien van de schattingen voor Noord-Brabant (2003 en 2006) en Flevoland (2006). Meer ruimtelijke variatie bodemeigenschappen noodzakelijk
Hoewel de berekende verdamping voor het landelijke beeld aan de criteria voldoet, worden de resultaten voor een aantal regio’s door regionale waterbeheerders niet herkend. De berekende verdamping voor kleibodems (te groot) en zandbodems (te klein) verschillen te weinig van elkaar. Deze foute inschatting werkt door in de berekende wateraanvoer in (droge) zomers. Daarom is, in overleg met de regionale waterbeheerders, de ruimtelijke variatie in bodemeigenschappen al iets aangepast. De huidige set van 21 bodemtypen binnen NHI blijkt te beperkt om de ruimtelijke variatie in verdamping goed te kunnen beschrijven. Daarom zal dit jaar het aantal bodemtypen worden uitgebreid. Grondwaterdynamiek moet beter
Uit de beoordeling blijkt dat de resultaten van NHI 2.2 voor het landelijke beeld aan de gestelde criteria voor de gemiddelde hoogste (GHG) en laagste (GLG) grondwaterstand voldoen (zie afbeelding 2 als voorbeeld). De waardes voor GHG en GLG geven de grondwaterspiegel weer, de bovengrens van het verzadigde (freatische) grondwater. De dynamiek van de freatische grondwaterstanden (het langjarige verschil tussen de waarden voor GHG en GLG) voldoet aan de landelijk gestelde criteria, maar voldoet niet in diverse, voor de zoetwaterverdeling relevante, regio’s. Dit jaar volgt de beoordeling van het NHI aan de hand van strengere criteria dan die van 2011. Naar verwachting zal NHI 2.2 hier niet aan voldoen en is verdere verbetering van de modellering van freatische grondwaterstanden nodig. Zo zorgen kleischeuren er voor dat water snel vanuit de onverzadigde naar de verzadigde zone kan doorstromen. In het NHI wordt het effect van deze scheuren nog niet in de modelberekening meegenomen. Het resultaat is dat voor de wortelzone gerekend wordt met water dat feitelijk al naar een diepere laag is weggezakt. Daarmee wordt het vochttekort en dus de watervraag onderschat. Daarnaast kan de dynamiek van het freatische grondwater worden verbeterd door rekening te houden met ‘hysterese’. Dit houdt in dat bodems minder vocht vasthouden als een bodem snel nat wordt gemaakt dan wanneer dit geleidelijk gebeurt. Het NHI berekent ook de stijghoogten in zes diepere watervoerende pakketten; deze voldoen voor de bovenste lagen aan de gestelde landelijke, als ruim beoordeelde, criteria. Voor de diepste twee lagen voldoet het NHI nog niet. Er moet meer rekening gehouden worden met het effect van dichtheidsvariatie door zout bij de vergelijking van meting en berekening en verbeteringen in de diepe onttrekkingen.
achtergrond Afb. 2: De landelijke beoordeling van het NHI-rekenresultaat voor de gemiddelde laagste grondwaterstand: het aantal peilbuizen met metingen per gemodelleerd gebied (links) en het percentage van de NHI-rekenresultaten waarvoor het verschil met de metingen acceptabel is (aan de criteria voldoet) (rechts).
Verbeteringen in 2012
De verbeteringen aan het NHI die binnenkort in versie 3.0 zullen worden doorgevoerd, richten zich op de verbetering van de modellering van de hydrologie, het aantoonbaar voldoen aan aangescherpte criteria, het organiseren van het beheer en onderhoud van het instrumentarium ĂŠn het versterken van de coĂśrdinatie tussen betrokkenen. De verbeteringen van de modellering van de hydrologie moeten leiden tot een hydrologisch adequaat model. Adequaat betekent dat de dynamiek van de grondwaterstanden zo goed wordt berekend dat de watervraag bij normale en droge omstandigheden kan worden bepaald. Het betekent ook dat de zoutconcentratie voldoende betrouwbaar wordt berekend om vast te stellen hoeveel water nodig is voor doorspoeling met het oog op de zoutschade van de landbouw. Het NHI moet landsdekkend aantoonbaar voldoen aan criteria die her en der zullen worden gedifferentieerd (vast te stellen binnen het Deltaprogramma), zodat regionale partijen vertrouwen hebben in de uitkomsten voor landelijke zoetwaterstudies. Het integrale modelinstrumentarium zal dit jaar samen met de regio worden gekalibreerd op specifieke punten en vervolgens worden getoetst aan criteria die worden vastgesteld in het kader van het Deltamodel. De resultaten hiervan zullen worden gerapporteerd. Deze rapportage zal na 2012 jaarlijks worden geactualiseerd. NHI zal in 2013 en daarna worden gebruikt voor de besluitvorming in het Deltaprogramma en daarvoor verder worden verbeterd. Door de inzet van SOBEK in NHI 3.0 kan een koppeling met waterkwaliteit (temperatuur, zout) worden gemaakt en zullen de effecten op maatschappelijke belangen, zoals de vaardiepte voor de scheepvaart, beter kunnen worden bepaald.
NHI als open instrumentarium voor heel Nederland
Behalve de bovengeschetste ontwikkeling wordt NHI ook omgebouwd tot een open en transparant instrumentarium. Iedere hydroloog kan dan de invoer en uitvoer opvragen en bekijken via internet. De procedures voor databewerking en berekeningen zullen ondersteund worden door een open versiebeheersysteem. Dit zal in de loop van 2012 grotendeels worden opgeleverd. Wim de Lange, Jacco Hoogewoud, Geert Prinsen en Jarno Verkaik (Deltares) Ab Veldhuizen (Alterra) NOTEN 1) Delsman J. en G. Prinsen (2008). Oppervlaktewater in het Nationaal Hydrologisch Instrumentarium. Stromingen nr. 4, pag. 25-36. Nederlandse Hydrologische Vereniging. 2) Hoogewoud J. et al. (2011). NHI-toetsing. Ontwikkeling en toepassing van methode voor toetsing van NHI 2.1, inclusief vergelijking met NHI 2.0. 3) Hoogewoud J. et al. (2011). NHI 2.2. Beschrijving van de veranderingen en toetsing in NHI 2.2. 4) Hoogewoud J. et al. (2011). NHI 2.2-toetsing. Toepassing van de toetsingsmethodiek op NHI 2.2, inclusief vergelijking met NHI 2.1.
H2O / 9 - 2012
19
‘Viewer’ Rijkswaterstaat presenteert rekenresultaten NHI De viewer waterverdeling is een toepassing op internet van Rijkswaterstaat voor de ontsluiting en analyse van modelresultaten van het Nationaal Hydrologisch Instrumentarium (NHI). Rijkswaterstaat krijgt met de viewer inzicht in de samenhang van de watersysteemdelen in het geheel, waardoor ook het beleid en maatregelen een betere samenhang krijgen. Rijkswaterstaat gaat de viewer gebruiken bij het beantwoorden en onderbouwen van vragen voor beleid en beheer voor toekomstig waterbeheer. De analyses leveren ook informatie op voor de verbetering van het NHI. Voor regionale waterbeheerders is het belangrijk om op de hoogte te zijn van dit instrument, omdat hiermee vragen sneller en duidelijk beantwoord kunnen worden.
De stuw bij Driel, belangrijk voor de waterverdeling in Nederland.
I
n de laatste 20 jaar hebben verschillende gebeurtenissen geleid tot de wens tot een beter inzicht in het watersysteem in Nederland. Zo was er de wateroverlast rond de grote rivieren van 1995 en de droge zomers van 2003 en 2011. Daarbovenop komt de onzekerheid over klimaatverandering. Rijkswaterstaat wil weten wat het kan verwachten van het watersysteem in de komende 100 jaar. In 2005 is besloten tot een bundeling van kennis in het Nationaal Hydrologisch Instrumentarium (NHI), een gezamenlijk initiatief van Alterra, Deltares, Planbureau voor de Leefomgeving, Rijkswaterstaat en STOWA, waarbij later ook de waterleidingbedrijven zich aansloten.
20
H2O / 9 - 2012
Eén van de doelstellingen van het NHI is toegankelijkheid; het model moet open, reproduceerbaar en inzichtelijk zijn. De resultaten van NHI waren tot nu toe echter moeilijk toegankelijk voor Rijkswaterstaat. Hierdoor was het lastig om modelresultaten en de achterliggende gegevens gericht te controleren en verbeteren. Bovendien bleven de toepassingsmogelijkheden binnen Rijkswaterstaat relatief onbekend en onbenut voor het beantwoorden en onderbouwen van vragen uit de regio, onderzoeks- en beleidsvragen. Daarom ontwikkelde Rijkswaterstaat de viewer, samen met Deltares en Nelen & Schuurmans.
Met de viewer waterverdeling is het mogelijk regionaal in te zoomen. Hiermee kan Rijkswaterstaat haar vragen over de (toekomstige) werking van het watersysteem beter beantwoorden en onderbouwen en tegelijk de NHI-modelresultaten controleren, waardoor het instrumentarium weer verbeterd kan worden. Rijkswaterstaat krijgt ook inzicht in de samenhang van de watersysteemdelen in het geheel, waardoor het beleid en maatregelen een betere samenhang krijgen en gemakkelijker samenwerking kan worden gezocht. De viewer is vooral gericht op resultaten in het hoofdwatersysteem en uitwisseling met regionale watersystemen bij huidig beleid en beheer in zowel de huidige situatie als bij toekomstige klimaatscenario’s.
achtergrond Omdat het een internettoepassing betreft, is het meebrengen van gegevens of figuren naar afspraken in principe niet meer nodig (een internetverbinding is voldoende). De viewer geeft modelresultaten en resultaten van bewerkingen weer, zowel grafisch als in tabelvorm, en biedt de mogelijkheid om statistische analyses uit te voeren. En ook kunnen figuren en model- en analyseresultaten geëxporteerd worden. De beschikbare gegevens in de viewer zijn resultaten van doorgerekende NHI-sommen. Er kunnen niet rechtstreeks maatregelen of wijzigingen doorgevoerd en doorgerekend worden.
Klimaatverandering
Klimaatverandering blijft een veelbesproken onderwerp. Gaat deze verandering effect hebben op het waterbeheer in Nederland? Het NHI kwantificeert mogelijke veranderingen; de viewer presenteert de rekenresultaten. De klimaatscenario’s van het KNMI, eventueel in combinatie met verwachtingen omtrent toekomstige bevolkings- en economische ontwikkelingen en landgebruik, geven een goed inzicht in de mogelijke effecten van klimaatverandering. Met de viewer kunnen vervolgens vragen beantwoord worden als: Wanneer en hoe groot zijn de extremen in aanvoer van water vanuit het buitenland, zowel wat betreft droge als natte perioden? Hoe verandert de watervraag door grotere verdamping en hogere temperatuur, zowel regionaal als landelijk? Waar treden door de toegenomen temperatuur en watervraag problemen op met verzilting? In welke gebieden treden meer watertekorten op en welke maatregelen helpen deze tekorten voorkomen? Naast resultaten van een simulatie op basis van het werkelijke klimaat met het huidige beheer en resultaten van de klimaat- en deltascenario’s bestaan ook simulaties die de effecten van een gewijzigd beheer in kaart brengen. De resultaten van deze berekeningen worden gebruikt bij het zoeken naar oplossingen voor de lange termijn. Onlangs zijn bijvoorbeeld de fysische effecten van de mogelijkheid om extra water de Nederrijn op te sturen vanuit de Rijn in kaart gebracht.
Afb. 1: Beschikbaar debiet in het huidige klimaat in het Amsterdam-Rijnkanaal in 1976 bij Weesp (paars) en Wijk bij Duurstede (blauw).
Pilot kleinschalige wateraanvoer
In droge periodes kan de zogeheten kleinschalige wateraanvoervoorziening worden ingesteld om de zoetwatervoorziening van West-Nederland te versterken. Dan wordt water aangevoerd vanuit de Lek en het Amsterdam-Rijnkanaal via drie aanvoerroutes richting Bodegraven: • vanuit het Amsterdam-Rijnkanaal (het gemaal de Aanvoerder, 7 m3/s) via de Leidsche en Oude Rijn; 3 • vanuit de Lek (inlaat de Koekoek, 4,9 m /s) via de Enkele Wiericke; • vanuit het Amsterdam-Rijnkanaal (het Noordergemaal, 6 m3/s) en sifon via de gekanaliseerde Hollandsche IJssel. Een deel van deze aanvoercapaciteit wordt gebruikt om het beheergebied van Hoogheemraadschap de Stichtse Rijnlanden deels van water te voorzien. Bij de schutsluis in Bodegraven dient in deze droge periodes totaal zeven kubieke meter per seconde beschikbaar te zijn. Er is in deze pilot gekeken hoeveel water beschikbaar is in het Amsterdam-Rijnkanaal en de Lek voor de drie aanvoerroutes. Het meeste water voor de kleinschalige wateraanvoer komt uit het AmsterdamRijnkanaal. Dit water moet wel beschikbaar zijn. Uit de modelresultaten van NHI 2.1 lijkt dit niet het geval te zijn, omdat in droge periodes niet meer aan het minimale debiet
Afb. 2: Verschil in gebruik van gemaal de Aanvoerder tussen het huidige klimaat (paars) en het G+-scenario (blauw, boven) en het huidige klimaat en W+-scenario (blauw, onder) van 1976 tot 2006.
van tien kubieke meter water per seconde bij Weesp kan worden voldaan (zie afbeelding 1). Ook het debiet in de Lek is kleiner dan het gewenste debiet van 4,9 kubieke meter per seconde bij inlaat de Koekoek. In de praktijk lijkt het er echter op dat er wel degelijk voldoende water is voor de kleinschalige wateraanvoer; op basis van overleg met Rijkswaterstaat blijkt dat de aanvoer van water naar het Amsterdam-Rijnkanaal niet optimaal in het NHI was meegenomen. In de nieuwste modelresultaten (NHI 2.2) is dit verbeterd en zou er voor het huidige klimaat altijd voldoende water in het hoofdwatersysteem beschikbaar zijn voor het instellen van de kleinschalige wateraanvoer. Dit is een voorbeeld van hoe analyses met de viewer waterverdeling hebben geleid tot een verbetering van het NHI. In de klimaatscenario’s blijkt dat in de toekomst de kleinschalige wateraanvoer steeds vaker zal moeten worden ingezet (zie afbeelding 2 voor een indruk). De pieken in de roze lijn in het bovenste plaatje geven aan hoe vaak de kleinschalige wateraanvoer nodig is in het huidige klimaat, de blauwe lijn laat hetzelfde zien voor een scenario met opwarming van één graad in 2050 t.o.v. 1990 en veranderde luchtcirculatie. De blauwe lijn in het onderste plaatje laat hetzelfde zien voor een scenario van nog een graad opwarming meer. Duidelijk is dat waar de inzet van de kleinschalige wateraanvoer nu relatief zeldzaam is, bij ongewijzigd beleid het in de toekomst regelmatiger zal worden toegepast. Op basis van deze resultaten kan in overleg met de betrokken waterbeheerders worden bepaald of een wijziging van beleid noodzakelijk is en hoe de zoetwatervoorziening in de toekomst geoptimaliseerd kan worden. Jojanneke van Vossen en Jeroen de Koning (Nelen & Schuurmans) Francien van Luijn (Rijkswaterstaat) Geert Prinsen (Deltares)
H2O / 9 - 2012
21
‘Natuurlijk defosfateren’ van oppervlaktewater in Blaricum In het noorden van de gemeente Blaricum verrijst de woonwijk Blaricummermeent. Binnen deze wijk komt een nieuw watersysteem te liggen. In droge periodes in de zomer is aanvoer van water van buitenaf nodig om het waterpeil in het watersysteem te handhaven. Hierbij wordt water uit het Gooimeer ingelaten. Dat leidt tot een extra nutriëntenbelasting van het watersysteem van de Blaricummermeent. Om overdadige (blauw)algenbloei te voorkomen, wordt het inlaatwater gedefosfateerd. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van een langzaam defosfaterend verticaal zandfilter met ijzerkrullen en kalk. Dit zandfilter kan zowel inlaatwater uit het Gooimeer als recirculatiewater uit de Blaricummermeent defosfateren. De kans op algengroei neemt hierdoor sterk af. de kust te leggen, omdat op luchtfoto’s van Rijkswaterstaat te zien is dat drijflagen van blauwalgen over het algemeen over enkele honderden meters langs de kustlijn liggen. Weersvoorspellingen zijn tegenwoordig redelijk betrouwbaar tot anderhalf à twee weken vooruit. Door optimalisatie van het peilbeheer (preventief water inlaten wanneer de algenconcentratie nog minder hoog is) wordt het inlaten van Gooimeerwater beperkt tijdens ongunstige langdurige lange droge periodes. Inpassing van een voorzuivering
Afb. 1: Het watersysteem van de woonwijk Blaricummermeent.
H
oogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden en de gemeente Utrecht hebben in 2007 bij de Leidsche Rijn een onderzoek uitgevoerd naar de effectiviteit van een verticaal doorstroomd zuiveringsfilter met ijzerkrullen en kalk. Door het batchgewijs vullen en ledigen kan het filter fosfaat blijven binden. Het filter kan een maximale oppervlaktebelasting van 0,4 kubieke meter per m2 per dag verwerken. Bij deze belasting kan het filter de fosfaatconcentratie in het influent reduceren van 0,2 mg/l naar 0,02 tot 0,03 mg/l. De pilot toonde aan dat deze zuiveringstechniek geschikt is om fosfaatgehaltes in oppervlaktewateren tot zeer lage concentraties te reduceren. Als deze concentraties in het ontvangende oppervlaktewater gerealiseerd worden, krijgen algen geen kans om tot bloei te komen. Waternet en de gemeente Blaricum hebben daarom besloten om het defosfaterend langzaam zandfilter aan te leggen in de nieuwe woonwijk Blaricummermeent.
Mogelijke verstopping van het langzaam zandfilter
Het Gooimeer kampt jaarlijks met blauwalgenbloei. Het algenmateriaal hoopt zich door windwerking op aan de oevers. Het rechtstreeks gebruiken van inlaatwater vanuit het Gooimeer leidt daarom mogelijk tot verstoppingen op korte of middellange termijn van het zandfilter, stankoverlast als gevolg van het rotten van blauwalgen en een
22
H2O / 9 - 2012
(sterk) verminderde zuiveringseffect van het defosfaterend langzaam zandfilter. Het risico op verstopping door met name blauwalgenkoloniën is op basis van ervaringen uit de drinkwatertechniek door Waternet geschat op 50 procent. DHV en Waternet hebben daarom onderzocht welke voorzuiveringstechnieken voorhanden zijn om te voorkomen dat het inlaatwater het zandfilter verstopt. Om de risico’s op verstopping en stankoverlast te beperken, zijn enkele mogelijke oplossingen voorhanden. Die zijn te verdelen in drie categorieën: aanpassing van de bron, inpassen van een voorzuivering of aanpassingen aan het langzaam zandfilter met ijzerkrullen en kalk.
Mogelijke oplossingen Aanpassing van de bron
Het inlaten van water kan het beste gedurende de nacht of vroege ochtend plaatsvinden vanuit de onderste lagen van de waterkolom. Blauwalgen zullen gezien hun metabolisme ‘s nachts het meeste drijfvermogen opbouwen, waardoor de meeste blauwalgen zich in de bovenste lagen van de waterkolom bevinden. In de nacht en vroege ochtend zal de concentratie blauwalgen dus het laagst zijn in de onderste lagen van de waterkolom. Het onttrekken van inlaatwater vindt daarom zo diep mogelijk plaats. Daarnaast is het wenselijk het inlaatpunt enkele honderden meters uit
Om te voorkomen dat de blauwalgenkoloniën het langzaam zandfilter verstoppen, is het onwenselijk dat grote plakkaten blauwalgen het langzaam zandfilter bereiken. Om deze plakkaten te verkleinen of af te breken, zijn verschillende voorzuiveringstechnieken bekeken: oeverfiltratie, roughing filter, helofytenfilter, waterstofperoxidebehandeling, fuzzy filter, wedge-wired Johnson screen en de Filtomat. Aanpassingen aan het langzaam zandfilter
Het zandfilter kan zo aangepast worden dat de grindlaag deels als voorzuivering dienst kan doen. Hiertoe wordt de dikte van de bovenste grindlaag van het zandfilter verdubbeld. Door deze verdubbeling worden meer algenplakkaten afgevangen voordat ze het zand in het zandfilter bereiken. De kans op verstopping van het zandfilter neemt hierdoor af.
Beoordeling en kostenraming technieken
De beschreven technieken zijn onderling vergeleken en beoordeeld op: oplossing van potentiële problemen, technische inpasbaarheid, acceptatie, veiligheid, inpasbaarheid in de huidige planning van de aanleg van het zandfilter, kosten en beheer en onderhoud. In de tabel is het resultaat van deze afweging weergegeven. Uit de tabel blijkt dat de helft van de technieken niet geschikt is als voorzuiveringstechniek (score < 3), omdat het risico op verstopping van het zandfilter niet of onvoldoende afneemt, de kosten van de techniek hoog zijn en/of de beheer- en onderhoudskosten hoog zijn.
achtergrond aspect
bronmaatregelen
aanpassing zandfilter
voorzuiveringstechnieken
hergebruik rwzi optimalisatie
peilbeheer
oeverfiltratieput
roughing filter
zuiveringsmoeras
waterstofperoxidebehandeling
fuzzy filter
wedge-wire Johnson screen
Filtomat
grindlaag verdubbelen
1
1
1
1
1
1
-1
1
1
1
0
0
-1
1
1
1
1
1
1
0
0
1
1
-1
1
-1
1
0
1
0
1
0
1
-1
1
-1
1
0
1
0
1
1
1
0
1
1
1
1
1
1
1
1
0
1
1
1
1
1
1
1
-1
1
1
-1
0
0
0
0
-1
1
-1
1
-1
1
-1
1
1
1
1
1
1
1
aanlegkosten
1
-1
1
0
-1
-1
0
0
0
1
1
beheerkosten
-1
1
1
-1
0
0
-1
1
-1
1
0
haalbaarheid
4
4
8
0
4
3
2
8
-1
10
5
verleggen inlaatpunt
1
technisch
1
inpasbaarheid
1
verstopping zandfilter
0
stank
0
acceptatie veiligheid beheer en onderhoud op korte termijn realiseerbaar
Beoordeling oplossingsrichtingen (-1 = negatief effect, 0 = geen effec, 1 = positief effect).
Vier maatregelen komen goed uit de bus: optimalisatie peilbeheer (preventief water inlaten), het verdubbelen van de dikte van de grindlaag bovenop zandfilter, de Filtomat en het fuzzy filter. Filtomat
De Filtomat is een zeef waar water wordt gefilterd op basis van een geleidelijke toename van het drukverschil tussen de binnen- en buitenkant van een scherm. Wanneer de druk daalt onder een vooraf ingesteld niveau, begint de reinigingscyclus opnieuw. De Filtomat reinigt zichzelf continu door gebruik te maken van het drukverschil tussen het schone water achter het scherm en het vuile water aan de voorzijde. Als het vuil is verwijderd, verdwijnt de drukgradiënt en staat de zuiger weer in zijn oorspronkelijke positie. Het systeem is nu klaar voor de volgende spoeling. Fuzzy filter
Een fuzzy filter is een voorzuiveringsinstallatie waarmee zwevend materiaal verwijderd kan worden. In een fuzzy filter zitten kleine sponsballetjes van circa drie cm doorsnede die samengedrukt worden. De grootte tussen de sponsjes kan variëren tussen de 10 en 1000 µm. De grootte wordt bepaald door de mate van samendrukkken van de sponsballetjes. Het zwevende materiaal blijft hierdoor achter in de sponsballetjes. Het fuzzy filter wordt periodiek teruggespoeld. Er is geschat dat de combinatie van de eerste drie technieken 80 procent kans van slagen heeft om te voorkomen dat het zandfilter verstopt. Mocht uit de praktijk blijken dat deze technieken onvoldoende zijn, kan het fuzzy filter ingezet worden om een verdergaande zuivering van het inlaatwater te realiseren. Deze filtervoorziening vraagt meer
De langzame zandfilters met ijzerkrullen en kalk bij de Blaricummermeent.
technische ingrepen om te functioneren dan de andere drie technieken. Daarom wordt in eerste instantie gekozen om het fuzzy filter achter de hand te houden als de combinatie van de eerste drie technieken onvoldoende effect heeft.
Conclusie
De verwachting is dat zonder aanpassingen aan het langzaam zandfilter het inlaten van Gooimeerwater problemen gaat opleveren voor de waterkwaliteit op middellange en lange termijn. Door de inname van (blauw) algenrijk water zal het langzaam zandfilter sneller verstopt raken en zullen problemen met stank ontstaan. De onderhoudsfrequentie van het zandfilter zal flink verhoogd moeten worden. Zonder aanvullende maatregelen is de kans op het gedeeltelijk verstoppen van het zandfilter 50 procent. Door optimalisatie van het peilbeheer te combineren met het
verdubbelen van de grindlaag op het filter en de aanleg van een Filtomat, neemt het risico op verstopping af tot 20 procent.
Vervolg
Het zandfilter en het watersysteem van de wijk worden momenteel aangelegd. Halverwege dit jaar moeten deze werkzaamheden afgerond zijn. In het ontwerp wordt in ieder geval de dikte van de grindlaag op het zandfilter verdubbeld. Voor de aanleg van het Filtomat loopt nog een discussie met Rijkswaterstaat IJsselmeergebied of het water uit het Filtomat in het Gooimeer geloosd mag worden. Om de effecten van het zuiveringsproces van het langzaam zandfilter te monitoren, wordt het langzaam zandfilter uitgerust met een monitoringsinstallatie. Niels Lenting (DHV) Roel Trijbels (Projectenbureau Blaricum) Eric Baars (Waternet) H2O / 9 - 2012
23
Internationaal neerslagradarcomposiet gereed De afgelopen jaren werkten HydroLogic en het Duitse bedrijf hydro&meteo aan een nieuw neerslagcomposiet op basis van Nederlandse, Duitse en Belgische radars en neerslaggrondstations. Het is sinds een maand beschikbaar voor landelijke en stedelijke toepassing en kan voor zowel operationeel als strategisch waterbeheer worden ingezet. Het gaat om actuele hoge resolutie neerslaginformatie en verwachte neerslag tot twee uur vooruit, per vijf minuten en per km2. Het product is een eerste resultaat van het SBIR-innovatieproject HydroCity, waarbij neerslagexperts van Witteveen+Bos, TU Delft, KNMI en de universiteit van Wageningen zijn betrokken.
V
24
an de hoogwatervoorspelling en de daarvoor gebruikte radarneerslag is al sedert 2006 bekend dat in het noordoostelijke deel van Nederland minder goed wordt gemeten met de radars van De Bilt en Den Helder. Radars meten door de kromming van de aarde en de beperkte afstand tussen de uitregenende wolken en het oppervlak, over een beperkte afstand. Dat is gemiddeld genomen circa 150 km1). De meting kan onder bepaalde omstandigheden enigszins worden uitgedoofd. Dat gebeurt bijvoorbeeld bij hevige neerslag dicht bij de radars. Daarom is het gunstig als een locatie door meer radars wordt gedekt. Afbeelding 1 presenteert de beheergebieden van de waterschappen en de gemeenten die door één of twee Nederlandse radars worden bemeten (licht- en donkzergroene locaties) en ook de locaties met een beperkte dekking van de radars (witte locaties). Voor lichtgroene en witte locaties biedt het gebruik van buitenlandse radars meerwaarde. De grootste meerwaarde van het gebruik van de buitenlandse radars wordt bereikt voor het noordoosten van Groningen en het zuiden van Limburg. Dit wordt bevestigd door onderzoek waarin radarmetingen voor lange perioden zijn geanalyseerd2). Met een internationale samenstelling van een radarbeeld uit verschillende radars, aangeduid met ‘composiet’, kan men dit probleem zodanig aanpakken dat alle gebieden door minimaal twee radars worden bemeten.
Radarbereik en datakwaliteit
Afb. 1: Gemiddelde dekking van de Nederlandse radars.
Afb. 2: Het bereik van de Nederlandse, Duitse en Belgische radars.
H2O / 9 - 2012
De verschillende radars hebben een verschillend bereik. Zo meten de Duitse radars maximaal 120 km, wat minder ver is dan de Nederlandse en Belgische die 150 tot 175 km ver meten (zie afbeelding 2). Het samenvoegen van de radars tot een nieuw radarbeeld vereist specifieke expertise en kennis van de radarsystemen en meteorologische fenomenen. Er is een reeks aan filtertechnieken nodig om valse echo’s van de radars te verwijderen die worden veroorzaakt door vaste objecten zoals gebouwen in de buurt van de radars en door dynamische objecten zoals vogels en vliegtuigen. Daarnaast wordt het composiet gecorrigeerd met de neerslagmetingen van grondstations; dit wordt ook wel aangeduid met ‘kalibratie’. Men bereikt hiermee dat de neerslaghoeveelheid op basis van radarmeting zo goed mogelijk overeenstemt met de metingen op de grond. Uit wetenschappelijk onderzoek blijkt een duidelijke kwaliteitsverbetering door de rader van Emden in het noordoosten van Nederland ten opzichte van de huidige radarneerslagproducten van het KNMI3). Hierin wordt alleen rekening gehouden met de radars van De Bilt en Den Helder (zie afbeelding 1).
Verbetering van de huidige meting Momenteel zijn verschillende typen radarneerslaginformatie beschikbaar. Het KNMI levert ongekalibreerde real time
Jack-Knifing is een methode die wordt gebruikt om de kwaliteit van een ruimtelijke interpolatie door een dataset van meetpunten te bepalen. Indien een ruimtelijk vlak wordt berekend door de waarden op N meetlocaties, kan met de methode voor een meetlocatie X worden bekeken hoe goed de interpolatie de waarde op die locatie zou bepalen. Daartoe wordt gedaan alsof de dataset N-1 meetlocaties heeft en wordt locatie X als het ware uit de dataset ‘gesneden’. Met de interpolatiemethode wordt het vlak opnieuw bepaald en wordt berekend wat de interpolatiewaarde is op locatie X. Die waarde kan nu worden vergeleken met de beschikbare meting op locatie X. De mate waarin de berekende waarde voor locatie X gelijk is aan de gemeten waarde op die locatie, bepaalt de kwaliteit van de ruimtelijke interpolatie. Hoe beter de berekende waarde lijkt op de gemeten waarde, des te beter de kwaliteit. De Jack-Knifing-methode is voor alle meetlocaties uit te voeren. Zo ontstaat een totaalbeeld van de kwaliteit van de interpolatie.
5 minutengegevens en gekalibreerde 3-uurlijkse en 24-uurlijkse radarneerslaginformatie per km2. De ongekalibreerde 5-minuten gegevens kunnen worden gekalibreerd zodra neerslagmetingen van grondstations beschikbaar zijn. In de praktijk is dat na circa 1,5 uur voor de standaard 33 automatische regenmeters van het KNMI. Na 36 uur zijn ook de 330 neerslagmetingen van het vrijwilligersnetwerk van het KNMI beschikbaar, waarmee opnieuw kan worden gekalibreerd. In een dergelijke kalibratie wordt het radarneerslagvlak zo goed mogelijk gefit op de neerslag die is gemeten met grondstations. Dergelijke kalibraties worden thans met HydroNET uitgevoerd en leveren goede resultaten op voor stedelijk waterbeheer in termen van totale buivolumen en 5-minuten neerslag per dag4). Voor het toetsen van de kwaliteitsverbetering als gevolg van kalibratie met grondstations wordt de zogeheten JackKnifing-methode gebruikt. Daarbij kalibreert men telkens met alle neerslagstations minus één station dat op het toetsingspunt ligt. Op de locatie van die ene neerslagmeting wordt vervolgens een onafhankelijke toetsing van de nauwkeurigheid gedaan met Jack-Knifing (zie kader). Uit dergelijke toetsingen blijkt dat
achtergrond de gekalibreerde radarneerslag vergelijkbaar is met wat wordt gemeten in de grondstations5). Het nieuwe internationale neerslagcomposiet biedt interessante verbeteringen ten opzichte van de huidige informatie, waardoor nieuwe toepassingen mogelijk worden: real time sturing op basis van actuele vlakdekkende 5-minuten neerslag en anticiperende sturing op basis van hoge resolutie neerslagverwachting tot enkele uren vooruit.
Nieuwe combinatie van radar en regenmeters
In het nieuwe neerslagcomposiet, met daarin ook de metingen van de radars in Duitsland en België, wordt standaard gewerkt met 50 operationele regenmeters van hoge kwaliteit die ieder uur of iedere tien minuten neerslaginformatie leveren in Nederland en in de grensgebieden van Duitsland en België. Deze regenmetingen worden gebruikt voor de operationele kalibratie van het neerslagvlak. Daarnaast zijn er net als voor het huidige product 330 regenmeters van het KNMI beschikbaar met 24-uurlijkse metingen. Ook deze regenmeters worden gebruikt in de kalibratie. Naast de regenmeters van de Nederlandse, Duitse en Belgische weerbureaus worden ook regenmeters van waterschappen en gemeenten meegenomen in de automatische kalibratie, ten behoeve van de lokale verbetering van het neerslagcomposiet. Voorwaarde is wel dat de regenmeters juist zijn opgesteld en dat de gegevens continu worden geleverd. Dat blijkt niet altijd eenvoudig te zijn. Veel voorkomende bronnen van fouten uit de praktijk zijn dat de regenmeter te dicht bij obstakels staat die een representatieve inval van neerslag blokkeren, dat de regenmeter niet op maaiveldniveau staat, dat de regenmeter vervuild is, de datastroom onderbroken is door problemen met de communicatie en incorrecte meting van vaste neerslag, zoals hagel en sneeuw. Om correcte metingen te kunnen realiseren, is controle van de meetopstelling nodig en ook regelmatige inspectie van de werking van de regenmeter zelf. Controles van de meetgegevens kunnen automatisch worden uitgevoerd bijvoorbeeld met behulp van cross-validatie van neerslagmetingen. Een instrument waarmee dit in de praktijk wordt gerealiseerd, is de DataProfeet6).
Nieuwe toepassingen met verbeterde neerslagverwachting
Naast de verbetering van de bepaling van gevallen neerslag biedt het nieuwe neerslagcomposiet ook een hoge resolutie verwachting voor de korte termijn van de neerslag. Die biedt vlakdekkende neerslaginformatie per km2, iedere vijf minuten met intervallen van vijf minuten voor een periode van twee uur vooruit. De verwachting wordt berekend op basis van patronen in het actuele neerslagbeeld, waarbij automatisch neerslagcellen worden gedetecteerd, gevolgd en geëxtrapoleerd. Hierbij houdt men ook rekening met de groei van
neerslagcellen en de toe- of afname van de neerslagintensiteit in de afgelopen uren. Dit is zeer waardevolle informatie voor het waterbeheer in gebieden met een snel reagerend watersysteem. De informatie kan worden gecombineerd met de resultaten van numerieke neerslagverwachtingsmodellen, zoals HIRLAM en HARMONIE. HIRLAM rekent met een elf x zeven km grid iedere zes uur met intervallen van een uur voor een periode van twee dagen vooruit en de opvolger HARMONIE is vanaf het najaar beschikbaar en rekent met een grid van 2,5 x 2,5 km. De combinatie biedt nieuwe toepassingsmogelijkheden voor beheer van riolering en het stedelijke oppervlaktewatersysteem, met een hoge temporele en spatiële resolutie van de neerslagverwachting tot twee uur vooruit en met een lagere resolutie tot twee dagen. Dankzij deze nieuwe verwachtingen ontstaat inzicht in de hoeveelheid neerslag op een bepaalde plaats. Ook bieden ze de mogelijkheid om automatisch beheerders en bewoners te alarmeren over op handen zijnde hevige neerslag en de daaruit te berekenen wateroverlast. Voor het landelijke waterbeheer kan de kortetermijnverwachting worden gecombineerd met de stochastische ECMWF-verwachtingen, in een 30 x 30 km-grid iedere twaalf uur met intervallen van zes uur voor een periode van tien dagen vooruit, die beschikbaar zijn via het Europese weerinstituut in Reading (Engeland).
Koppelingen met andere datasystemen
Het nieuwe neerslagcomposiet en de kortetermijnverwachting zijn via HydroNET beschikbaar voor waterschappen en gemeenten7). Afbeelding 3 toont de resultaten van het neerslagcomposiet. Koppelingen met andere systemen worden ook ondersteund, zoals FEWS, dataverwerkende pakketten en SCADA- en telemetriesystemen van diverse leveranciers. Deze systemen kunnen operationeel worden gebruikt voor verdere verwerking van de data, in beslissingsondersteunende systemen en voor alarmering. Daarnaast zijn de data beschikbaar voor systematische analyse van neerslagpatronen, neerslagvolumina op specifieke locaties, frequentieanalyses, en voor het kalibreren van simulatiemodellen van stedelijke en landelijke watersystemen.
Het nieuwe neerslagcomposiet
De waterschappen en gemeenten kunnen kunnen voortaan gebruik maken van een geheel nieuw neerslagradarcomposiet, gekalibreerd met meer dan 400 neerslaggrondstations in Nederland, België en Duitsland. De meerwaarde van deze nieuwe neerslagstandaard is vooral groot voor het noordoosten en zuidoosten van Nederland. Daarnaast is er een kortetermijnverwachting van de neerslag beschikbaar die elke vijf minuten per km2 tot twee uur vooruit een neerslagverwachting geeft en goed is te combineren met de huidige neerslagverwachtingsmodellen van het KNMI en het Europese weerinstituut. Dit biedt geheel
Afb. 3: Het internationale composietbeeld van de vlakdekkende neerslag op 22 juni 2011 om 16:00 uur (in verband met blikseminslag was radar Zaventem toen buiten gebruik).
nieuwe mogelijkheden voor het operationele beheer van riolering en snel reagerende openwatersystemen. Arnold Lobbrecht (UNESCO-IHE / HydroLogic) François Clemens (TU Delft / Witteveen+Bos) Thomas Einfalt (hydro&meteo) NOTEN 1) Reichard H., F. Clemens, A. Lobbrecht, J. Hartemink, W. Mantje, I. Poortinga en H. Korving (2011). RIONEDreeks 16: Neerslaginformatie voor het bebouwde gebied, stand van zaken en ontwikkelingen. Stichting RIONED. 2) Overeem A. en H. Leijnse (2011). Het operationele KNMI radarneerslagproduct van 1-uursommen. KNMI. 3) Einfalt T., A. Lobbrecht, K-Y. Leung en G. Lempio (2012). Preparation and evaluation of a DutchGerman radar composite to enhance precipitation information in border areas. Journal of Hydrologic Engineering. Special issue on radar rainfall data analyses and applications. ASCE. 4) Heijkers J. R. de Crook, T. Knippers en L. Reichard (2008). Neerslaginformatie uit radar nu ook geschikt voor stedelijk waterbeheer. H2O nr. 6, pag. 38. 5) Krajenbrink H., L. Reichard, R. van Ouwerkerk en L. Rouws (2010). Kwaliteit neerslagradar maakt groot deel regenmeternetwerk overbodig, H2O nr. 12, pag. 18. 6) Van Bijnen M. en H. Korving (2008). Application and results of automatic validation of sewer monitoring data. 11th International Conference on Urban Drainage, Edinburgh. 7) Lobbrecht A., T. Einfalt, L. Reichard en I. Poortinga (2011). Decision support for urban drainage using radar data of HydroNET-SCOUT. Weather Radar and Hydrology. Proceedings of the symposium held in Exeter, United Kingdom. IAHS Publ.
H2O / 9 - 2012
25
Duurzaam verdienen? Binnen het stedelijk waterbeheer denken we heel verschillend over duurzaamheid. Rijsberman1) onderscheidde destijds vier benaderingen, te weten de ratio, draagkracht-, eco- en ‘socio’-benadering, omdat definities van duurzaamheid uiteenlopen van gericht op natuurbehoud tot gericht op het menselijk voordeel en van sterk normatief tot vaag waardengericht. Elk van die benaderingen gebruikt een eigen taal en terminologie, zodat betrokkenen elkaar vaak niet goed verstaan en begrijpen.
I
n het stedelijk waterbeheer stond jarenlang een normatieve beheersing van de verontreinigingsbronnen centraal, rationeel of, liever nog, onderbouwd vanuit een draagkrachtbenadering. Kon je bepaalde verontreinigingsbronnen niet uitschakelen, dan moest je met ‘source control’-maatregelen verspreiding van de verontreiniging voorkomen. ‘End of pipe’oplossingen stonden als laatste redmiddel onderaan de lijst, behalve voor de afvalwaterzuivering. Ook de kwantitatieve aspecten van het stedelijk waterbeheer werden normatief vastgelegd, bijvoorbeeld in een basisinspanning en in de NBW-werknormen, om de waterveiligheid te waarborgen en vervuiling van natuur en milieu te beperken. Saneren van bronnen, strenge vergunningverlening en een goede handhaving zouden een duurzaam stedelijk watersysteem gaan leveren. Toen we gingen afkoppelen om de hydraulische belasting op gemengde stelsels te beperken, bleek dat proces maar moeilijk in normen te vatten. Bovendien bleek de verwachte winst voor natuur en milieu lang niet altijd doorslaggevend voor de besluitvorming. Keukentafelgesprekken, voorlichting en goede voorbeelden konden mensen overtuigen. Het ontstond een nieuw kijk op duurzaamheid, meer gericht op het menselijk belang, zonder de natuurbelangen uit het oog te verliezen. Die nieuwe zienswijze is nog volop in ontwikkeling, maar een aantal essentiële ingrediënten kunnen we al wel benoemen2). We willen allemaal dat onze stedelijke leefomgeving veilig is voor overstromingen en ernstige wateroverlast, en dat die omgeving gezond, flexibel, mooi en prettig is. Duurzaam betekent dat onze milieuvoetafdruk beperkt blijft. Steden zijn in beginsel parasitair: de bewoners halen hun water, voedsel, energie, bouwmaterialen en de ruimte uit de omgeving, gebruiken die natuurlijke hulpbronnen en dumpen het afval weer buiten de stad. Maar met de voortgaande verstedelijking wordt dat gedrag steeds problematischer. Dus proberen we de cycli van water, stoffen, energie en ruimte binnen de stad enigszins te sluiten. Voor water en bodem betekent dat: we gaan elke vierkante meter en elke kubieke meter water en bodem meer intensief en dus multifunctioneel gebruiken. We zien een steeds grotere stapeling van functies op dezelfde vierkante meter en in
26
H2O / 9 - 2012
dezelfde kubieke meter water en bodem. Een waterberging annex stadsgracht wordt tegelijk gebruikt als vaarweg, schaatsbaan, viswater, koelwater, zonnecollector, blus- en irrigatiewatervoorziening, als mooie plek om op, boven of aan te wonen of te werken, als wetland met waterzuiverende werking, als habitat voor vele soorten planten en dieren en ga zo maar door. Ook de ondergrond van de stad gaan we steeds meer benutten, zoals voor transport (nutsleidingen, goederen, mensen), voor waterberging, waterzuivering, zettingsbeheersing, enzovoorts. Elke vierkante en kubieke meter water en bodem in de stad zijn gewoon te duur geworden om ze niet multifunctioneel te gebruiken. Mede vanwege die hoge prijs gaan we ook beter kijken of we economisch voordeel kunnen behalen uit elke vierkante of kubieke meter water en bodem. Zo ontstaan nieuwe functies op dezelfde plek. Gevolg van dit multifunctionele gebruik is dat we steeds voorzichtiger om moeten gaan met water en bodem in de stad. Voor je het weet schaad je de belangen van een ander gebruiker, bijvoorbeeld door water of bodem te vervuilen of door die kubieke meter weg te halen waar een ander die nodig heeft. Dus helpt iedereen elkaar - met positieve of negatieve prikkels - om de kwaliteit van de stedelijke omgeving hoog te houden en steeds voldoende water beschikbaar te houden. Duurzaamheid wordt dus vooral gedreven door welgemeend eigenbelang. Burgers zijn ontvankelijk voor duurzame oplossingen als het hen per saldo voordeel oplevert. Loslaten van de normatieve benadering betekent niet dat we niet meer meten. Integendeel. We meten allerlei variabelen om onze situatie en onze prestaties te kunnen evalueren en te kunnen vergelijken met die van anderen. Scores worden vergeleken met benchmarks en bepalen het debat. Communicatieve zelfsturing noemt de filosoof Arnold Cornelis3) dat; je eigen gedrag afstemmen op het gedrag van je omgeving. In het buitenland zien we vaak diezelfde pragmatische houding jegens duurzaamheid. Groen is in de mode, maar die kleur zegt nog niets over vorm en inhoud. En dus komen we onder de titel duurzaamheid diezelfde verscheidenheid aan opvattingen tegen. Als er voordeel te behalen is, zijn duurzame investeringen geen probleem. Maar als duurzaamheid geld en moeite kost, dan wordt er kritisch
gekeken. In de praktijk blijken groene oplossingen vaak belangrijke voordelen te bieden op diverse terreinen; ze doen meer dan alleen het probleem oplossen. Bovendien kan een aantal groene oplossingen meegroeien met veranderende omstandigheden. En door die bredere doorwerking zien we dat groene oplossingen vaak worden bestempeld als het meest duurzaam. Dergelijke oplossingen zijn vrijwel nooit de goedkoopste; ze zijn gericht op het maximaliseren van de opbrengst op lange termijn, niet op minimaliseren van de investeringskosten. De stelling dat de goedkoopste oplossing nooit duurzaam kan zijn lijkt voor de hand te liggen, al heb ik nooit een hard bewijs gezien. Voor ons werk in het waterbeheer heeft de verandering in onze visie op duurzaamheid ingrijpende gevolgen. Niet langer kunnen we ons beperken tot het minimaliseren van de schade en de kosten. We zullen aangeven welke economische mogelijkheden en opbrengsten gekoppeld kunnen worden aan onze inrichtingsmaatregelen. En vervolgens zullen we arrangementen gaan bedenken om die opbrengsten ook te gaan realiseren, waarschijnlijk in nauwe samenwerking tussen overheid en bedrijfsleven. Een boeiende uitdaging! Frans van de Ven (Deltares / TU Delft) NOTEN 1) Rijsberman M.et al. (2000). Different approaches to assessment of design and managament of sustainable urban water systems. Environmental Impact Assessment Review nr. 3, pag. 233-245. 2) Team Urban Water Management (2009). Land & water management in the urban environment. Deltares. 3) Cornelis A. (1993). Logica van het gevoel; stabiliteitslagen van de cultuur als nesteling der emoties. Vijfde vermeerderde druk. Essence.
Oproep
Duurzaamheid komt steeds vaker in de H2O-kolommen voor. Het onderwerp speelt ook een belangrijke rol in het waterbeheer dat zich automatisch op de toekomst richt. Daarom nodigt de redactie u uit om met ons mee te denken over de (on)duurzaamheid van het Nederlandse waterbeheer. Vind u het een zinvolle discussie? Heeft u suggesties voor onderwerpen? Of wilt u zelf een opiniestuk schrijven? U kunt uw bijdrage sturen naar h2o@nijgh.nl.
opinie Duurzaamheid van drinkwater als klantparameter In de discussie over duurzaamheid in de vorige bijdragen in dit blad is veel gezegd over de definitie van duurzaamheid. Ondergetekende, Maarten Nederlof (KWR), wil hier graag nog iets aan toevoegen. Het woord ‘duur’ heeft in het Nederlands twee betekenissen. Enerzijds heeft het te maken met ‘tijd’ en anderzijds met ‘beleving van kosten’. Mijns inziens vormen deze begrippen goede handvatten om de discussie te voeren in onderlinge samenhang.
W
aar in het Bestuursakkoord Water een belangrijke doelstelling is neergelegd op het gebied van doelmatigheid, vooral in de afvalwaterketen maar toch ook in de drinkwatervoorziening, dreigt de duurzaamheid van het drinkwater in het gedrang te komen. Kosten lijken vooral op korte termijn bekeken te worden, met doelstellingen voor reductie op termijn van een aantal jaren, terwijl duurzaamheid een veel langere tijdshorizon kent. Duurzaamheid is voor mij zoiets als ‘Kunnen we de drinkwatervoorziening zo inrichten dat ze vele generaties meegaat’, dat die dus heel lang ‘duurt’ en dat tegen acceptabele kosten. Doelmatigheid en duurzaamheid zijn hierdoor aan elkaar gekoppeld. Ik zou het interessant vinden om de kosten te kapitaliseren om een duurzame dinkwatervoorziening op lange termijn mogelijk te maken. Moeten we niet investeren in de toekomst naast kosten besparen in het heden? Dit brengt ons op de noodzaak van een visie voor de toekomst. Hoe ziet een duurzame drinkwatervoorziening er dan uit? In het eind vorig jaar uitgebrachte RIVM-rapport ‘Toekomstverkenning drinkwatervoorziening in Nederland’ (zie H2O nr. 25/26 uit 2011) wordt vooral gesproken over onzekerheden: “De drinkwatervraag is onzeker en de invloed van technische innovaties en waterbesparingsmaatregelen is onzeker.” De rijksoverheid lijkt hier mee lijdzaam toe te zien hoe één en ander zich gaat ontwikkelen. De conclusie die al wel getrokken is, is dat belangrijke onzekerheden liggen op het vlak van de gebruiker van drinkwater. Hiermee is in de toekomst een belangrijke rol weggelegd voor het gedrag van de gebruikers van drinkwater. Het is niet onwaarschijnlijk dat dit op langere termijn aanzienlijk zou kunnen veranderen zoals onder andere gesuggereerd in de langetermijnvisie ‘Verbindend Water’. Ik denk dus dat het belangrijk is om niet alleen de knelpunten in de huidige drinkwatervoorziening te analyseren en te adresseren, maar ook een visie te ontwikkelen op de toekomst. In mijn overtuiging kun je dan water niet los zien van andere ‘hulpbronnen’ waaraan we als mensheid behoefte hebben: materialen, energie en voedsel. Voorbeelden van visies waarin deze ‘hulpbronnen’ integraal worden meegenomen, zijn het ‘Urban metabolism concept’ en ‘Cradle to cradle’. Binnen het bedrijfstakonderzoek dat KWR in opdracht van de waterleidingbedrijven uitvoert, ontstond in het project ‘duurzaamheid waterketen’ al gauw een
3 abstractieniveaus visie, leiderschap
concepten/ambities
Scenarioʼs
ʻinspirerend verhaalʼ
wetenschap, details systeemanalyse
Kritische factoren
ʻkwantificering input en outputʼ
spraakverwarring over duurzaamheid. Het blijkt dat als je het over duurzaamheid hebt, je dat op verschillende abstractieniveaus kunt doen. We hebben toen bijgaand schema gemaakt met drie niveaus: concepten: Wat is je visie op de toekomst, wat is het wenkend perspectief? Dit is het niveau van de langetermijnvisie van een bedrijf, maar meestal niet zo concreet; systeemanalyse: Vooral wetenschappers vinden dit de enige juiste benadering, maak een kwantitatieve analyse van alle factoren die je van belang vindt en maak een balans tussen wat er in gestopt wordt en wat er uit komt; een aantal bedrijven vult dit in door LCA-analyses uit te voeren. Deze vergen echter veel inspanning. Het lijkt ondoenlijk zo’n analyse voor alle productielocaties uit te voeren; beheerinstrument: Dit wordt vaak gebruikt in de vorm van een verkeerslicht: groen is groen en rood is onacceptabel en vereist het nemen van maatregelen. Een goede aanpak lijkt me om vanuit een visie (bijvoorbeeld hergebruik van alle stoffen) naar een aantal productielocaties te kijken en deze in detail te onderzoeken via een gedegen systeemanalyse. Door dit aan de hand van concrete criteria te doen, kan dit grotendeels kwantitatief. Dit levert ongetwijfeld knelpunten, de ‘onduurzaamheidsfactoren’ die nog opgelost moeten worden voordat je voldoet aan het hergebruikconcept. In de praktijk kun je hier gradaties in ontwikkeling in aanbrengen.
Indicatoren
beheersen, sturen management tool ʻverkeerslicht of spinnenwebʼ
Ook cradle to cradle kent ontwikkelingsniveau’s van ‘verbeteren van de techniek’ tot het vernieuwen van de organisatie. Een dergelijke knelpuntenanalyse leent zich om in combinatie met beleidsdoelstellingen om te zetten in een beheerinstrument. Dit laatste is dan een eenvoudige abstractie van de visie, toegepast op de productielocaties. Het is dan ook verheugend om te zien dat Vitens (zie H2O nr. 8) een langetermijnvisie ontwikkeld heeft voor de waterinfrastructuur tot 2040. Duurzaamheid wordt hierin als leidende factor beschouwd, waarbij een aantal aspecten specifiek worden genoemd, zoals het minimaliseren van het gebruik van natuurlijke grondstoffen en het maximaal hergebruik van reststoffen. Interessant is de laatste zin van het artikel: ‘In het algemeen moeten waterbesparing en -hergebruik gaan leiden tot een forse besparing van het waterverbruik’. Hier wordt mijns inziens een belangrijk punt gemaakt. Het is de consument die bepaalt hoeveel drinkwater hij gebruikt en in welke kwaliteit dit in het afvoerputje belandt. Dit heeft grote consequenties voor de duurzaamheid van de drinkwatervoorziening. Hiermee is duurzaamheid een klantparameter geworden. Maarten Nederlof (KWR Watercycle Research Institute)
H2O / 9 - 2012
27
waternetwerken WatercOlumN
Van lijn naar cirkel
D
e snelle toename van de wereldbevolking, de urbanisatie en de klimaatverandering maken een andere economische visie noodzakelijk. Als de opkomende BRIC-economieën water, grondstoffen en energie gaan gebruiken zoals wij dat in het westen gedaan hebben, dan hebben we drie keer de aarde nodig. We moeten dus naar een andere vorm van economie. De huidige is een zogeheten lineaire economie: we delven nieuwe grondstoffen, maken er iets van en vernietigen het daarna. Het gevolg is echter de wereldwijde vernietiging van ecosystemen en biodiversiteit. Herman Wijffels, hoogleraar duurzaamheid en sociale verandering, zegt dat we moeten toegroeien naar een circulaire economie, gebaseerd op een transitie naar duurzame energie en beperking van het gebruik van grondstoffen door hergebruik: door effectiever om te springen met natuurlijke hulpbronnen kom je tot een duurzame samenleving. Die transitie is complex en vraagt op het gebied van water om technologische innovaties voor waterbesparing, hergebruik van afvalwater en duurzame energiewinning uit water. De water-, energie- en grondstoffenkringloop beïnvloeden elkaar. Door gericht te zoeken naar innovaties op de raakvlakken van deze kringlopen, ontstaan nieuwe mogelijkheden voor ondere andere waterbesparing. Daarom gaat het KNW-najaarscongres over water, energie en grondstoffen: hoe hangen die samen en welke technologische ontwikkelingen zien we op het raakvlak ervan? Wat kosten de waterketen en de watercyclus aan energie en grondstoffen, en wat kunnen we terughalen? En waar moeten we ons als watersector op richten? Welke ontwikkelingen zijn kansrijk? Door een brug te slaan tussen de wereld van water en stedelijke planning, van water en energie en van water en afvalverwerking en -recycling, ontstaat een unieke mogelijkheid om duurzamer om te gaan met het beschikbare water. Monique Bekkenutte (Koninklijk Nederlands Waternetwerk)
Water sector got (IT-)talent De themagroep ‘IT-toepassingen in de watersector’ verzorgt op 25 mei een bijeenkomst waar het er vooral om gaat het beste idee en de mooiste IT-toepassingen in de watersector over het voetlicht te brengen. Waterwerkers kunnen tijdens die middag niet alleen in een Holland’s got talent-achtige omgeving mee-oordelen over de ingezonden toepassingen, ze worden ook uitgedaagd zelf een IT-toepassing in te zenden als ze denken dat die de prijs voor de beste of mooiste toepassing in de waterbranche waard is. Het is de eerste bijeenkomst van een nog jonge KNW-themagroep, vertelt voorzitter Luuk Rietveld (TU Delft): “De themagroep is eind vorig jaar opgericht. Iedereen weet dat IT steeds belangrijker wordt, ook in de watersector. Dus vonden we dat daar meer aandacht aan moest worden besteed. Onze eerste insteek was meer continuïteit te creëren in het omgaan met IT. We voeren in Nederland de afgelopen tijd behoorlijk wat projecten uit waarbij we gebruik maken van data en modellen. Maar als die projecten zijn afgelopen, zie je elkaar niet meer. Wij vinden het belangrijk om elkaar ook onafhankelijk van projecten te kunnen spreken en inspireren op het gebied van IT-toepassingen. De tweede insteek is dat we het idee hebben dat veel IT-projecten sectoraal plaatsvinden, terwijl het juist goed is als de sectoren met elkaar in dialoog gaan. Het gaat er dus ook om sectoroverschrijdend met elkaar te praten.” De leden van de themagroep zijn: Luuk Rietveld (voorzitter), Alex van der Helm (secretaris), Kim van Schagen, Fons Nelen, Henri Spanjers, Gerard Blom, Rob Schotsman, Dirk Vries, Arnold Lobbrecht, Stefan Weijers, Lars Overbeek en Stan Geurts van Kessel. “Het is ons doel dat de watersector grensoverschrijdend en actiever met de beschikbare data en metingen aan de slag gaat”, zegt Rietveld. “Want soms zul je zien dat wat voor jou bijzaak is - data die je hebt maar niet gebruikt - voor een ander heel interessant kan zijn. Anderzijds willen we kijken of je niet efficiënter kunt gaan meten: gericht op die data die je nodig hebt. IT moet een integraal onderdeel worden van de watersector - en het kan ook de watersector binden.” De eerste bijeenkomst is er gelijk één die afwijkt van het geijkte: in een omgeving die we kennen van afvalraces op tv, als een soort water sector got talent, worden de mooiste en beste IT-toepassingen in de watersector tegen het licht gehouden. Er is een deskundige, kritische jury, maar ook kan het aanwezige publiek meeoordelen en -stemmen, wat uiteindelijk moet leiden tot een prijsuitreiking voor het mooiste of beste idee. “We hebben een bewuste keus gemaakt om geen doorsnee bijeenkomst te organiseren, want IT leent zich ervoor om de dingen spannend te maken, interactief, anders”, zegt Rietveld. “Je kunt IT-toepassingen aansprekend tonen. Dat is belangrijk, want IT is ook een manier om water dichter bij de mensen te brengen. We hopen dat meer interactie gaat plaatsvinden tussen de gebruikers van water en de deskundigen op watergebied.” Houdt dat in dat inzendingen aan die doelstelling moeten voldoen: een brug slaan tussen gebruikers en watersector? “Nee hoor, we hebben geen doelstellingen geformuleerd. We willen het juist open laten, om verrast te worden. Juist de diversiteit is interessant.” Een tweede bijeenkomst zit intussen al in de pen: een internationaal congres ‘New developments in IT and water’, dat in het najaar plaatsvindt in Amsterdam. “Dat wordt georganiseerd door de Stichting International Water Conferences, die is gelieerd aan KNW, met ondersteuning van de IWA. Wij zijn betrokken bij de programmering en zitten in het wetenschappelijk comité.” Nog tot 11 mei kunnen ideeën en toepassingen ingezonden worden, via een formulier dat op de internetpagina van Waternetwerk staat. Het programma is daar ook te vinden: www.waternetwerk.nl/agenda/evenement/139/.
28
H2O / 9 - 2012
waternetwerken Voetbal voor water en gezondheid Tijdens Wereld Waterdag is een nieuw initiatief gelanceerd door de KNVB, samen met onder meer Aqua for All en Vitens-Evides International. Onder de titel ‘Football for Water, Sanitation & Hygiene’ oftewel ‘Football for WASH’ moet het initiatief 750.000 kinderen in Ghana, Kenia en Mozambique een gezonde leefomgeving bieden en hen daarnaast bewust maken van persoonlijke hygiëne. De KNVB gaat hiervoor samenwerken met Unicef, Simavi, Vitens-Evides International, Aqua for All, Akvo en het Directoraat Generaal Internationale Samenwerking van het ministerie van Buitenlandse Zaken. “Ere wie ere toekomt”, zegt Aqua for All-directeur Sjef Ernes: “Het is een initiatief dat perfect past bij de doelstellingen van onze organisatie, maar het idee is ontstaan in de voetbalwereld. Tijdens het WK voetbal in Zuid-Afrika heeft een aantal Duitse profvoetballers samen met Afrikaanse collega’s besloten om hun populariteit als rolmodel in te zetten voor een gezondere leefomgeving in Afrika. Zo is de combinatie tussen voetbal en WASH ontstaan, bedoeld om jongeren in de sloppenwijken in Afrika goede watervoorzieningen, goed sanitair en goede hygiëne te bieden en ze bewust te maken van het belang daarvan. Want als je gezond wilt zijn moet je sporten, maar als je wilt sporten, moet je ook goed voor jezelf zorgen.” Vorig jaar heeft een aantal Nederlandse profvoetballers, zoals Arjen Robben en Ruud van Nistelrooij, besloten dit initiatief naar Nederland te halen. De KNVB ontwikkelde het idee samen met de Nederlandse overheid verder tot een programma waarbij in Kenia, Ghana en Mozambique zowel drinkwater- als sanitaire voorzieningen, en informatie verstrekt wordt over de noodzaak van een goede hygiëne. Er is samenwerking gezocht met coryfeeën in de voetbalwereld. Ruud Gullit, Aaron Winter en Ruud Krol hebben hun medewerking toegezegd. Het programma heeft twee belangrijke peilers, vertelt Ernes: “De KNVB heeft World
De officiële presentatie van Football for WASH, met rechtsvooraan Sjef Ernes.
Coaches: voetbalcoaches die kinderen levenslessen bijbrengen op het gebied van HIV, drugs, alcohol en criminaliteit. Ze zullen nu ook WASH hieraan toevoegen. De ngo’s zullen scholen en gemeenschappen stimuleren gezondheid te combineren met sport. De ondersteuning van Football for WASH door Aqua for All spreekt voor zich. Het was meteen duidelijk: dit gaan wij ondersteunen en versterken. Zo kunnen wij scholen en lokale partners helpen om WASH-faciliteiten zo innovatief mogelijk in te vullen. Denk aan het beter gebruiken van regenwater of hergebruik van afvalwater. Het gaat dus verder dan kranen en toiletbrillen. Daarnaast willen we met dit initiatief een hefboom ontwikkelen door meer de lokale financierders in te schakelen voor financiering van meer van zulke faciliteiten. Ik denk daarbij niet alleen aan lokale overheden, maar ook aan sociale investeerders, die dit als een hefboom kunnen gebruiken om veranderingen in de maatschappij op gang te brengen. Tot slot willen we de aanleg van de faciliteiten laten uitvoeren door lokale ondernemers en hen via deze opdracht te
helpen een gezonde bedrijf op te bouwen. Daardoor ontwikkel je de lokale economie en ontstaat draagvlak voor het project.” Het project gaat vier jaar duren en kost circa 26 miljoen euro. “De overheid financiert een deel en de andere genoemde partijen leggen ook geld in. Het resterende deel (fondsen) moet nog verzameld worden, maar voor de eerste twee jaren hebben we het bij elkaar. Dus we maken een vliegende start. Na vier jaar moet het project zonder subsidie door kunnen gaan.” Hoe weet je of het succes heeft? “AKVO, gespecialiseerd in op internet gebaseerde monitoring, en Aqua for All gaan de uitvoerende partijen helpen gericht te monitoren op het effect van de inspanningen. Als je weet wat met het geld gebeurt creëert dat draagvlak voor verdere activiteiten. We zullen blijven monitoren of we op de goede weg zitten. Want de wereld kan in vier jaar tijd flink veranderen. Daar moet je op anticiperen.”
Winnaars H2O- en Neerslagprijs 2011 Op 20 april zijn tijdens het Voorjaarscongres van het Koninklijk Nederlands Waternetwerk in Groningen de winnaars bekendgemaakt van de H2O- en Neerslag-prijs 2011. De winnaars van de H2O-prijs zijn Jacqueline de Danschutter, Enna Klaversma en Peter Piekema van Waternet met hun artikel ‘Kosten en duurzaamheid van technieken voor fosfaatverwijdering’. De Neerslagprijs ging naar Frank Brandse en Rutger Dijsselhof van Waterschap Reest en Wieden en Mike van Bolderik van Tauw voor het artikel ‘Energiebesparing door hybride beluchting’. Volgens de jury was het artikel van Jacqueline de Danschutter, Enna Klaversma en Peter Piekema over de ‘Kosten en duurzaamheid van de technieken voor fosfaatverwijdering’ een heldere uiteenzetting van fosfaatverwijderingstechnieken met hun kosten, milieu- en duurzaamheidsaspecten die nog niet in deze vorm en compleetheid beschikbaar was. “Hiermee kun je in de praktijk een afgewogen keuze maken.”
Net naast de prijs grepen Wim Hijnen (KWR Watercycle Research Institute), Trudy Suylen (Evides), Jan Bahlman (Evides) en Gert Jan Medema (KWR Watercycle Research Institute) met het artikel ‘Actievekoolfiltratie als barrière voor micro-organismen in de drinkwaterbereiding’ en Lideke Vergouwen (Grontmij), Barry Pieters (Grontmij) en Bert Palsma (STOWA) met het artikel ‘Geneesmiddelen in afvalwater: aanpak bij zorginstellingen of woonwijken?’. Het jury vond het artikel dat de Neerslag-prijs won relevant en een sterk voorbeeld van de realisatie van een eigen initiatief. Ook hier bleek ze het te waarderen dat “door de complete informatie inclusief prestaties en kosten- en batenafweging het artikel zeer bruikbaar is voor de praktijk.” De nummers 2 en 3 voor deze prijs waren Edward van Dijk (DHV) en Peter van Dijk (Waterschap De Dommel) met hun artikel ‘Deflectieschotten VBT’s’ en Andre van Bentem (DHV) en Marc Augustijn (Waterschap Scheldestromen) die schreven over ‘Energiezuinige retourslibregeling in de praktijk’.
H2O / 9 - 2012
29
waternetwerken Waterpeil
WatercOlumN
In elke editie van H O bekijktkop ver.nieuws_column Waternetwerk de waterbranche vanuit 2
V
een eigen invalshoek. In initiaal deze column er.nieuws_column plat meten we afwisselend het waterpeil aan de hand van inzichten van jongeren, vrouwen en internationale waterdeskundigen. ver.nieuws_column plat ver.nieuws_column auteur
Brug te ver?
I
n maart ben ik weer drie weken in Mongolië geweest. Al geruime tijd is Vitens Evides International daar bezig om de principes van assetmanagement te implementeren bij een plaatselijk drinkwaterbedrijf. Je kunt je afvragen of dit wel de goede aanpak is voor een bedrijf in een ontwikkelingsland: zijn er geen andere thema’s of onderwerpen die meer aandacht verdienen dan het implementeren van assetmanagement? En is het niet verstandiger om je te richten op het terugdringen van het hoge NRW-percentage, het bewerkstelligen van nieuwe aansluitingen, het op orde brengen van de financiën, et cetera? Nu is Vitens Evides International al langer actief in Mongolië. We hebben aan deze onderwerpen eerder aandacht besteed. Helaas is door bezuinigingen van de Nederlandse overheid dit project uiteindelijk niet doorgezet. En met een mogelijke één miljard euro aan bezuinigingen op ontwikkelingssamenwerking (wat gelukkig nog niet definitief is) zal dit waarschijnlijk vaker gaan voorkomen. Met andere financiële middelen en met de hoop op nieuwe projecten in de toekomst hebben we de werkzaamheden doorgezet. Maar dan wel met de nadruk op assetmanagement. Daar zitten namelijk ook voordelen aan voor drinkwaterbedrijven in ontwikkelingslanden. Door een vroege focus op organisatie-ontwikkeling en informatiemanagement kan het bedrijf hiervan profiteren. Al in een vroeg stadium kan de organisatie ingericht worden op de taken van assetmanagement. Het is een populaire term die veel wordt gebruikt en ook heel veel aspecten omvat. Maar uiteindelijk gaat het erom hoe bedrijven met hun middelen omgaan. En wat is nu beter dan al in een vroeg stadium met hen na te denken over wat belangrijk is voor het bedrijf en welke informatie hiervoor nodig is? Dit zal dan leiden tot een veel beter vermogensbeheer en een focus op wat nu echt belangrijk is voor het drinkwaterbedrijf. Mijn mening is dan ook dat assetmanagement voor waterbedrijven in ontwikkelingslanden zeker niet een brug te ver is. Johan Duifhuizen (Vitens Evides International)
‘Een lichtend voorbeeld’ Het is nieuw, het is avontuurlijk en wordt door de hele watersector omarmd: het Nationaal Watertraineeship, een tweejarig programma voor net afgestudeerde hbo’ers en wo’ers. We nemen een kijkje bij de deelnemers aan dit traject, waarbij trainee en werkgever ieder een attribuut meenemen dat hun gevoel voor het traineeship het beste weergeeft. De trainee: Jan de Vries, procestechnoloog bij GMB. Attribuut: een lamp. “Na mijn hbo-opleiding Milieukunde was het lastig een baan te vinden. Uiteindelijk belandde ik bij een organisatie in de afvalwaterzuivering, waar ik eerder ook stage liep. Toch voelde ik mij niet helemaal op mijn plek en ben daarom terug de collegebanken ingegaan: de Universiteit Utrecht, waar ik geologie studeerde. Daarna heb ik wederom een jaar in de afvalwaterzuivering gewerkt, ditmaal om geld te sparen voor een wereldreis. In negen maanden reisde ik samen met mijn vriendin van Ghana naar Nieuw-Zeeland en Australië, om via de Verenigde Staten terug te keren. In Ghana werkte ik drie maanden aan een drinkwater- en sanitatieproject.”
“Eenmaal teruggekomen in Nederland ging ik op zoek naar een baan. Met mijn studie Geologie op zak zou ik voor een baan snel in het buitenland terechtkomen, maar dat wilde ik niet: ik was net terug. Tijdens mijn speurtocht naar een aantrekkelijke werkgever in Nederland stuitte ik op H2O job, dat mij wees op het Nationaal Watertraineeship. Ik was direct enthousiast en vervolgens diende GMB zich aan als werkgever. GMB is een warm open familiebedrijf waar ik me goed thuisvoel. Inhoudelijk ben ik vooral met slibvergisting bezig. Wederom dus in de hoek van afvalwater, maar met compleet andere werkzaamheden dan in mijn vorige baan. Daarnaast bevalt het samenwerken in een projectteam mij erg goed." "In de toekomst zou ik me graag verder ontwikkelen richting projectmanagement. Ik ben dan ook blij met de trainingen die ik op dit vlak binnen het traineeship volg. Maar ook het coachingstraject, waarbij we onder andere op zoek gaan naar drijfveren en hoe je overkomt op andere mensen, geeft mij veel nieuwe inzichten. Een lamp symboliseert voor mij het lichtende voorbeeld. Dit geldt zowel voor het Nationaal Watertraineeship binnen de arbeidsmarkt als voor de innovaties van GMB”. De werkgever: Sjoerd Everlo, procestechnoloog bij GMB. Attribuut: een lamp. “GMB was op zoek naar een technoloog op het gebied van zuivering. In eerste instantie richten wij ons op de uitvoering, maar GMB heeft de ambitie ook het ontwerp- en engineeringdeel op zich te nemen. Een nieuwe tak binnen ons bedrijf dus. Dit vraagt wat extra’s van de kandidaat die we zochten. De trainees van het Nationaal Watertraineeship bieden deze meerwaarde door de cursussen die de trainees volgen over onder andere projectmanagement en leiderschap. Maar ook de projecten waaraan de trainees werken, zijn waardevol: zo horen wij welke vragen leven bij de diverse opdrachtgevers en waar zij zich mee bezighouden. De waterschappen zijn een grote opdrachtgever van GMB en toevallig werken veel van Jans' medetrainees ook bij waterschappen. Door projecten bij waterschappen te doen, kan Jan zich nog beter verplaatsen in de vraag van de opdrachtgever.” “Samen met Jan werk ik aan een uniek project in Nederland: het slib uit de rioolwaterzuivering van de gemeente Venlo wordt thermisch voorbehandeld alvorens te worden vergist, waardoor we meer slib in energie kunnen omzetten. De 20.000 ton slib die het Waterschapsbedrijf Limburg tot nu toe jaarlijks afvoert, zal hiermee drastisch dalen. Ook daarom hebben we voor de lamp gekozen: met een innovatie wekken we energie op waarmee we de lamp kunnen laten branden.” Liesbeth Vranken (H2O job)
30
H2O / 9 - 2012
waternetwerken DRIJFVEER
Anticiperen WatercOlumN op extreme neerslag ver.nieuws_column kop
“Bijdragen aan doelmatigheid, duurzaamheid en dienstverlening in de watersector”
V
Passies, ambities, ontwikkelingen - wat drijft een waterprofessional? Koninklijk Nederlands Waternetwerk portretteert in iedere editie één van zijn leden. Deze keer: Alex van der Helm (40), adviseur watertechnologie bij Waternet.
ver.nieuws_column plat
jecten kan initiëren en begeleiden. Dit is uniek: omdat Waternet zich met alle watertaken bezighoudt, kijk ik in onderzoeksprojecten over de grenzen van drinkwater, afvalwater en watersystemen heen en lever ik een bijdrage aan integrale oplossingen. Dit maakt mijn werk als adviseur bij Waternet heel interessant en uitdagend.”
“Via mijn studie Civiele Techniek aan de TU Delft kwam ik in de watersector terecht. In het eerste jaar voerde ik met een aantal medestudenten een project uit waarbij we een ontwateringsysteem voor een toekomstige nieuwbouwwijk moesten ontwerpen. Dat heb ik met veel plezier gedaan. Ik heb me daarna verder in het watermanagement gespecialiseerd en ben afgestudeerd bij de sectie drinkwater. Na mijn studie werkte ik tien jaar bij DHV. In de laatste jaren promoveerde ik op integrale modellering van ozonisatie voor drinkwaterzuivering. Inmiddels werk ik ruim drie jaar bij Waternet als adviseur watertechnologie. De voornaamste reden voor de overstap was dat ik bij Waternet watercyclusonderzoekspro-
Agenda Het beste idee en de mooiste IT-toepassingen Op 25 mei houdt de themagroep IT-toepassingen in de watersector in Delft een middagbijeenkomst over het beste idee en de mooiste IT-toepassingen in de watersector (zie pagina 28). Anticiperen op extreme neerslag Op 31 mei verzorgt de themagroep Stedelijk water een middagbijeenkomst over het anticiperen op extreme neerslag in de stad (zie elders op deze pagina).
“Tijdens mijn studie ben ik lid geworden van KNW. Aanvankelijk alleen om H2O te ontvangen (dat werd vanuit de studie aanbevolen), maar inmiddels ben ik actief lid van de vereniging en secretaris van de nieuwe themagroep IT-toepassingen in de watersector. Voor mij is goed en schoon water in de breedste zin van het woord heel erg belangrijk. Ik zie mijn werk als een manier om mijn steentje bij te dragen aan de maatschappij, maar daarnaast is het een ontzettend boeiend vak waarin veel gebeurt. Ik vind het leuk om de kennis die ik in mijn werk opdoe, te delen met anderen. Dit doe ik via de vereniging, beroepenvoorlichting en begeleiding van middelbaar scholieren, maar vooral ook via mijn werk. Ik beperk me daarbij niet tot Nederland, maar wil ook bijdragen aan de kennisuitwisseling met het buitenland. Ik publiceer onder andere in internationale vakbladen en ben betrokken bij een project van Wereld Waternet, waarbinnen onderzoek gedaan wordt naar het toepassen van ozonisatie en biologisch actief koolfiltratie bij ONEP: het nationale drinkwaterbedrijf van Marokko. Het is mijn drijfveer om me in mijn werk bezig te houden met sectorbrede vraagstukken en integrale oplossingen om zo mee te werken aan de verbetering van de doelmatigheid, duurzaamheid en dienstverlening in de sector, zodat deze verder kan komen en klaar is voor de toekomst. Daar ga ik voor.”
New developments in IT & water Van 4 t/m 6 november 2 houdt KNW, in samenwerking met de Instrumental Control and Automation-groep van de International Water Association, de conferentie New developments in IT & water in Amsterdam. Bijdragen kunnen worden ingezonden tot 1 juni. Introductiedag nieuwe waterwerkers Op 8 juni vindt de tweede introductiedag voor nieuwe medewerkers plaats. De dag is bedoeld om mensen wegwijs te maken in de watersector.
er.nieuws_column plat initiaal
ver.nieuws_column auteur
Op 31 mei verzorgt de themagroep Stedelijk water in het kader van het onderzoeksprogramma ‘De stad, duurzaam vitaal’ een bijeenkomst over het anticiperen op extreme neerslag in de stad. Doel is om geïnteresseerden bewust te maken van het toepassen van bovengrondse oplossingen in de stad. Hierbij wordt ingegaan op zowel de techniek (methodes) en analyses als de uitvoering (succesverhalen en valkuilen). Dit gebeurt aan de hand van praktijkvoorbeelden, onderzoeksresultaten en casussen in werksessies. De bijeenkomst is bedoeld voor beleidsmakers bij gemeenten, waterschappen, adviesbureaus, stedenbouwkundigen en ruimtelijke ordenaars. De toegang is gratis. De aanvang is om 13.00 uur, in het auditorium van de Hogeschool van Amsterdam, locatie Leeuwenburg. De inleiding wordt verzorgd door Jeroen Kluck (Tauw / Hogeschool van Amsterdam). Na het doornemen van praktijkvoorbeelden (gemeente en waterschap) volgen werksessies, waarna de ondervindingen plenair worden teruggekoppeld en conclusies worden getrokken. Meer informatie over het programma volgt nog (via www.waternetwerk.nl/agenda/ evenement/148).
Colofon Waternetwerken Redactie Monique Bekkenutte Anne de Boer Antal Giesbers Contact Koninklijk Nederlands Waternetwerk Binckhorstlaan 36 (M417) 2516 BE Den Haag (070) 322 27 65 06 31 67 86 68 e-mail: info@waternetwerk.nl
Voor meer informatie: www.waternetwerk.nl.
H2O / 9 - 2012
31
RWZI Epe
Aan de Stegge Bouw & Werktuigbouw is al decennia lang een belangrijke speler op het gebied van bouw, werktuigbouw en civiele techniek. Deze disciplines zijn verenigd in één organisatie. Aan de Stegge beperkt zich niet alleen tot conventionele installaties, ook nieuwe technologie op het gebied van drink-, proces- en afvalwater gaat zij niet uit de weg. Medio 2011 heeft Aan de Stegge Bouw & Werktuigbouw haar deel van de rioolwaterzuiveringsinstallatie Epe opgeleverd. Epe heeft hiermee de primeur met een rioolwaterzuiveringsinstallatie met Nereda-technologie. Het is de eerste rioolwaterzuivering ter wereld die op praktijkschaal volledig met Nereda-technologie gaat zuiveren. Deze technologie is een innovatie van de TU Delft. De ontdekking van aëroob korrelslib en de gezamenlijke ontwikkeling tot het Nereda-concept door universiteit, bedrijfsleven en (potentiële) afnemers, vormen een prachtig voorbeeld van de kennis en kracht van de Nederlandse watersector. Aan de Stegge Bouw & Werktuigbouw bewijst hiermee opnieuw een betrouwbare partner te zijn voor onder andere Waterschappen en Drinkwaterbedrijven, waarbij we geen enkele uitdaging uit de weg gaan. Opnieuw een bewijs dat Aan de Stegge Bouw & Werktuigbouw haar slogan “Veelzijdig en compleet” met recht kan uitdragen. Kijk voor meer informatie op onze vernieuwde website www.aandestegge.org of neem contact met ons op.
Aanbesteding middels ‘Plan van Aanpak’ Het werktuigbouwkundige werk was opgedeeld in zeven clusters, waarbij Aan de Stegge Bouw & Werktuigbouw verantwoordelijk was voor de clusters A & D. Deze beide clusters heeft Aan de Stegge verwor ven door bij de aanbesteding als beste uit de bus te komen voor wat betreft het Plan van Aanpak. Deze plannen zijn door DHV en het Water schap Veluwe afzonderlijk beoordeeld op kwaliteit, zonder hierbij naar de prijs te kijken. Werkzaamheden Aan de Stegge “Cluster A bestond hoofdzakelijk uit het installeren van diverse pomp installaties, ventilatievoorzieningen, geurbehandeling en chemicaliën installatie. Het cluster D bestond uit het installeren van de beluch tinginstallatie inclusief de blowers in het blowergebouw”, aldus Bert aan de Stegge, projectmanager werktuigbouwkunde. “Het was daarbij van het grootste belang dat de werkzaamheden van de verschillende clusters vloeiend in elkaar overliepen. Ook de samenwerking met de opdrachtgever en de overige aannemers was van essentieel belang”. Uitdagingen De eerste uitdaging van het werk bestond uit het realiseren van de engineering. De gehele engineering van alle werkzaamheden moest in een zeer kort tijdbestek (ongeveer 12 werkweken) plaatsvinden, waar bij twee keer zoveel tekenaars ingezet moesten worden. Ondanks deze uitdaging verliep dit traject zeer soepel. De daaropvolgende uitdaging en tevens de meest markante van de werkzaamheden van Aan de Stegge Bouw & Werktuigbouw, was de engineering en het plaatsen van de leidingbrug. De brug bestond uit vier ‘vakwerk’kolommen van 7 meter hoog met daartussen de vak werkliggers van 28 meter lengte. Het monteren van de leidingen in de leidingbrug werd uitgevoerd in de fabricagehallen van Aan de Stegge, waardoor er efficiënter, maar vooral ook veiliger gewerkt kon worden. Innovatie Bij het ontwerpen van de leidingbrug en leidingen, is gebruik gemaakt van twee verschillende Autocad pakketten (tekenpakketten). Door hier op een slimme manier mee om te gaan, hebben wij de gegevens van beide pakketten over elkaar heen kunnen leggen om zo de knelpunten vanuit de engineering te kunnen elimineren.
Veelzijdig en compleet Aan de Stegge Bouw & Werktuigbouw is een multidisciplinair aannemersbedrijf waarbij in één BV de disciplines bouwkunde, civiele techniek en werktuigbouwkunde verenigd zijn.
telefoon
Aan de Stegge Bouw & Werktuigbouw is actief in de volgende marktsegmenten: • waterbehandeling (rioolwater zuiverings-installaties en drinkwaterproductieinstallaties) • civiele werken (met name op de zuiveringsmarkt) • utiliteitsbouw • constructies • industrie.
telefax email internet
postbus 93 7470 ab goor 0547 286 386 0547 286 380 info@aandestegge.org www.aandestegge.org
platform
Bart de Bruin, DHV Cora Uijterlinde, STOWA Ruud van Dalen, Waterschap Vallei en Veluwe Mark van Loosdrecht, TU Delft
's Werelds eerste huishoudelijke Nereda-praktijkinstallatie in epe presteert beter dan verwacht ‘s Werelds eerste rioolwaterzuiveringsinstallatie met Nereda-technologie zuivert eerder dan verwacht al het afvalwater van de gemeente Epe en omstreken. Dat de zuiveringsresultaten zo goed zijn dat de gestelde effluenteisen al worden gehaald nog voordat met de garantietesten was gestart, is een unicum. Extra bijzonder maakt het dat de uitstekende zuiveringsrendementen zich al begonnen aan te dienen tijdens winterse omstandigheden in januari en februari van dit jaar. Een goede effluentkwaliteit is één. Maar dat op het strak geplande opstartschema aanzienlijk wordt voorgelopen, overstijgt de verwachtingen en geeft nieuwe inzichten in de mogelijkheden van deze watertechnologie.
D
at de oude rwzi aan de Hammerstraat in Epe met een ontwerpcapaciteit van 30.000 i.e. (à 54 gBZV) en maximale capacitieit van 1.000 kubieke meter per uur nog net aan de aflopende lozingsvergunning kon voldoen, had voornamelijk te maken met kennis en toewijding van de bedrijfsvoerders. Met de strenger wordende zuiveringseisen en de toename van de hoeveelheid afvalwater, zowel communaal als industrieel, zag Waterschap Veluwe zich genoodzaakt maatregelen te treffen de aan zijn limiet zittende rwzi Epe aan te pakken om zodoende in de toekomst nog naar behoren te kunnen zuiveren. Na een uitgebreide systeemkeuzefase is enkele jaren geleden gekozen voor het realiseren van een compleet nieuwe rioolwaterzuiveringsinstallatie met Nereda-technologie. De bestaande rwzi was naast roostergoedverwijdering voorzien van een beluchte zand- en vetvang, omdat circa een kwart van de vuilvracht van slachterijen komt. De biologie bestond uit twee parallel bedreven beluchtingstraten met een totaal volume van ruim 6.000 kubieke meter. Stikstofverwijdering vond gedeeltelijk plaats en fosfaatverwijdering werd bewerkstelligd met behulp van chemische precipitatie door middel
van aluminiumzoutdosering. De bestaande zuivering op Epe heeft na ruim 40 jaar trouwe dienst plaats gemaakt voor ‘s werelds eerste huishoudelijk Nereda-installatie. Deze is ontworpen voor het zuiveren van 59.000 v.e (à 136 gTZV) en een maximale hydraulische belasting van 1.500 kubieke meter per uur. Met een effluenteis voor stikstof van 8 mg N/l (streefwaarde: 5 mg N/l) en fosfaat van 0,3 mg/l (streefwaarde: 0,2 mg/l) zijn de oorspronkelijke eisen aan de zuiveringsresultaten van de rwzi Epe aanzienlijk aangescherpt. Fosfaatverwijdering geschiedt via het bio-Pproces. Aangezien de waterschappen een toename van de vuillast vanuit de aangesloten industrieën met 30 tot 40
procent verwachten, is de Nereda-installatie net als de oude rwzi voorzien van een beluchte zand- en vetvang. De biologische zuivering binnen Nereda kenmerkt zich door een batchgewijze procesvoering. Als uitgangspunt in Epe is gehanteerd dat het afvalwater niet gebufferd wordt. Om een continue verwerking van afvalwater te kunnen garanderen, zijn in Epe drie Neredatanks gebouwd. Voor eventueel noodzakelijk verdergaande zuivering van het effluent is zandfiltratie nageschakeld. In tegenstelling tot de oude zuivering wordt het slib op de locatie met behulp van twee bandindikkers mechanisch ingedikt voordat transport naar Apeldoorn plaatsvindt. Afbeelding 1 geeft een overzicht van het
De Nereda-installatie met rechts de drie roodgerande Nereda-tanks. Links is nog net een gedeelte van de nabezinktank van de oude rwzi te zien, die inmiddels is gesloopt. Waterschap Vallei en Veluwe bekijkt samen met de gemeente Epe de mogelijkheden om de bestaande aeratietanks in te zetten als randvoorziening.
H2O / 9 - 2012
33
Bestaande rwzi Actief slib 30.000 i.e. 1.000 m3/h Gedeeltelijke N-verwijdering Chemische P-verwijdering
Nieuwe rwzi Aëroob korrelig slib 53.000 i.e. 1.500 m3/h Volledige N-verwijdering Biologische P-verwijdering
Afb. 1: Overzicht rwzi-terrein Epe.
Afb. 2: Percentage afvalwater naar Nereda en de totale hoeveelheid aeroob korrelslib.
rwzi-terrein met zowel de oude zuiveringsinstallatie (paars) als de Nereda-installatie (blauw). Hoewel de aanvoer van afvalwater significant hoger is en scherpere effluenteisen gelden, is in het overzicht van het rwzi-terrein in Epe goed de compactheid van de Nereda-installatie te zien. Als Waterschap Veluwe gekozen had voor een traditionele oplossing met een conventionele rwzi uitgerust met aeratietanks en één of meerdere nabezinktanks, dan was het oppervlak van de installatie bijna drie keer zo groot uitgevallen. De Nereda-tanks worden aangestuurd door geavanceerde procesautomatisering: de Aquasuite Nereda Controller. Een eerste versie was al operationeel sinds 2008 op de pilotinstallaties in Epe en Dinxperlo. Een belangrijk punt van onderzoek in die pilotinstallaties was vergaande automatisering van de Nereda-cyclus onder meer op basis van online metingen van nitraat, ammonium, fosfaat, zuurstof en redox. Deze automatisering gekoppeld aan de specifieke verwerking van de beschikbare data tot technologische procesinformatie, leidde tot een stabiele en zeer vergaande stikstof- en fosfaatverwijdering alsmede lage gehaltes zwevende stof in het effluent en minder energieverbruik.
Strategie en opstart In april 2011 werd de afbouwperiode van een belangrijk deel van de nieuwe rwzi afgesloten, waarna in mei tot en met augustus 2011 de Nereda-installatie in bedrijf kon worden genomen. Omdat het ‘s werelds eerste huishoudelijke Nereda op praktijkschaal betreft, was het voor deze technologie zo kenmerkende, aeroob korrelslib nog onvoldoende voorhanden. Daarom is voor een strategie gekozen waarbij eerst één Nereda-tank werd opgestart om daarin aeroob korrelslib te kweken op het Epe-specifieke afvalwater. Nog tijdens de afbouw- en testperiode is op 23 en 24 mei 2011 één van de tanks geënt met zeer goed bezinkbaar aeroob korrelslib uit de reeds in bedrijf zijnde industriële Nereda bij Smilde Foods. Vanwege de goede zuiveringsrendementen is additioneel bio-P slib geënt van de rwzi Heerde. Op 25 mei 2011 is een eerste batch afvalwater naar de Nereda-tank gepompt, die vanaf dat moment niet meer uit bedrijf is geweest.
34
H2O / 9 - 2012
Korrelvorming Onder laboratoriumomstandigheden op de TU Delft en gedurende pilotonderzoeken op de rwzi’s Ede, Aalsmeer, Hoensbroek, Dinxperlo en Epe is aangetoond dat korrelvorming mogelijk is op zowel synthetisch, voorbehandeld als ruw afvalwater. De opzet, aanpak en resultaten van deze onderzoeken zijn in 2010 gebundeld in de STOWA-rapportage ‘Nereda Pilotonderzoeken 2003-2010’1). Daarnaast werden in het H2O-artikel ‘Nereda: van vinding tot internationale praktijktoepassing’ uit 20102) deze onderzoeken met een visie naar de toekomst verder in detail gepresenteerd. De pilotonderzoeken hebben laten zien dat korrelvorming met rioolwater complexer is dan korrelvorming op laboratoriumschaal onder gecontroleerde omstandigheden met water van synthetische compositie (uitsluitend opgelost CZV en bij constante voeding). Daar waar gedurende het Neredapilotonderzoek in Ede (onderzoeksperiode 2003-2005) de korrelvormingsfase op voorbehandeld afvalwater een leercurve van 1,5 jaar had, is tijdens het pilotonderzoek in Epe (onderzoeksperiode: 2007-2010) binnen een half jaar aeroob korrelslib gevormd op een voeding met ruw afvalwater. De opgedane kennis tijdens de pilotonderzoeken, gevoegd bij de fundamentele grondslagen voor de Nereda-technologie gevormd in laboratoriumonderzoeken op de TU Delft, leidde tot het plan voor de Neredainstallate te Epe waarbij een kortere korrelvormingstijd van vier maanden per reactor is aangehouden. Via een secuur uitgestippeld schema is stapsgewijs steeds meer afvalwater
naar de Nereda-installatie toegevoerd totdat, volgens prognose, afgelopen maart de oude rwzi uitgeschakeld zou kunnen worden. Vanaf dat moment zou de zuiveringsperformance van de Nereda-installatie kunnen worden geoptimaliseerd.
Resultaten opstart De periode van eind mei tot en met augustus 2011 is de opgestarte Nereda-tank in een SBR-mode bedreven, puur ten bate van de vorming van aeroob korrelslib, zoals eerder vermeld. Al het effluent van deze tank werd tijdelijk teruggevoerd naar de bestaande rwzi. Gedurende drie maanden werd in deze specifieke bedrijfsvoering de selectiedruk stelselmatig opgevoerd om goed bezinkbaar slib te kweken en te houden. Binnen drie maanden is een aanzienlijke hoeveelheid aeroob korrelslib gevormd met de gewenste bezinkeigenschappen. Vanaf 20 september 2011 is de aandacht verschoven naar de effluentkwaliteit en van SBR- naar Nereda-bedrijf overgestapt, waarbij de voeding- en aflaatfase gelijktijdig plaatsvinden. Op 25 november 2011 is de tweede Nereda-tank opgestart. De helft van het inmiddels gekweekte aeroob korrelslib werd toen van de eerste naar de tweede tank overgebracht. In afbeelding 2 is te zien wanneer de Nereda-tanks in bedrijf zijn genomen en welk percentage van het totale afvalwater door de Nereda-installatie werd gezuiverd. Daarnaast is goed te zien dat vanaf september 2011 de totale hoeveelheid aeroob korrelslib aanmerkelijk steeg. De
platform korrelvorming komt sneller op gang dan gedacht. Daardoor werd vanaf 26 januari 2012, met inschakeling van de derde Nereda-tank, al het afvalwater door de nieuwe installatie gezuiverd en is de oude rwzi niet meer in bedrijf. Dat is ongeveer twee maanden eerder dan verwacht.
Effluentkwaliteit Afbeelding 3 geeft de effluentconcentraties weer gedurende de opstartperiode van 20 september 2011 tot en met eind maart van dit jaar. Dit betreft de gemiddelde concentraties van het effluent van de Nereda-tanks vóór zandfiltratie geregistreerd door onlineanalysers. Nog voordat aan de garantietesten is begonnen, is ook het zuiveringsproces naast de korrelvorming goed op gang gekomen. Vanaf afgelopen januari ligt de concentratie totaalstikstof overwegend lager dan de gestelde jaargemiddelde eis van 8 mg/l. De concentratie totaalfosfaat ligt lager dan 0,5 mg/l, terwijl het proces nog niet is geoptimaliseerd en nog relatief lage procestemperaturen heersen. In de tabel is de gemiddelde effluentkwaliteit over de drie periodes van de in bedrijf zijnde Nereda-tanks weergeven. De cijfers van ammonium, nitraat en fosfaat zijn evenals voor afbeelding 3, gebaseerd op data van online-analysers. Uit de cijfers van de laatste periode blijkt dat bij een procestemperatuur van 9 tot 13°C het effluent al ruimschoots voldoet aan de wenswaarde van 5 mg/l voor stikstof die voor de zomerperiode geldt. Afbeelding 4 presenteert de fosfaatconcentraties van begin maart. Meer dan 90 procent van het fosfaat wordt verwijderd in de Nereda-installatie. De zandfilters zorgen voor fosfaatverwijdering tot concentraties lager dan de eis van 0,3 mg Ptotaal/l en als polishingstap van zwevende stof. De verwachting is dat tijdens de garantietesten en uiteindelijk in de reguliere bedrijfsvoering de biologische fosfaatverwijdering door de Nereda-tanks verder geoptimaliseerd zal worden.
KRW-onderzoeken en de TU Delft Nereda heeft tot nieuwe inzichten geleid. Parallel met het zuiveren van het afvalwater op de rwzi Epe is het waterschap vorig jaar begonnen met een grootschalig KRWonderzoek naar korrelvorming, hydraulica, voorbehandeling, na- en slibbehandeling, de efffluentkwaliteit en het energieverbruik. De voorlopige resultaten van deze studies, gecombineerd met de resultaten van alle pilotonderzoeken, de Nereda demoinstallaties in Zuid-Afrika en Portugal en de Nereda-tanks in bedrijf
opstartperiode
1
Afb. 3: Effluentconcentraties van Nereda vóór zandfiltratie.
Afb. 4: Fosfaatconcentraties.
praktijkinstallatie op Epe geven de TU Delft nieuwe materie tot nadenken. Inmiddels is op fundamenteel niveau een verdiepingsslag gaande naar de karakteristiek, capaciteit en mogelijkheden van aeroob korrelslib. Hierbij wordt onder andere nagedacht over toepassingen in de petrochemische industrie, de invloed van temperatuur, de mogelijkheden om microbiele populaties specifiek te sturen, de rol van aeroob korrelslib in zoute milieus en over het verder reduceren van broeikasgassen. Eén van de nieuwe inzichten, buiten het zuiveren van afvalwater, is de veelbelovende vorming van alginaat in korrelslib. In het kader van de toekomstige duurzame afvalwaterbehandeling zal nadrukkelijk verdere aandacht aan dit aspect worden gegeven. NH4-N
NOx-N
Portho
20 september 2011
0,3
5,4
1,5
2
25 november 2011
1,3
5,2
0,2
3
26 januari 2012
0,8
3,2
0,4
De opstart van ‘s werelds eerste huishoudelijke Nereda-praktijkinstallatie is probleemloos en sneller verlopen dan gedacht. Het is gelukt om in korte tijd een grote hoeveelheid korrelslib te kweken. Dit stelt de Nederlandse watersector in de gelegenheid bij de opstart van de volgende praktijkinstallaties in Dinxperlo en Vroomshoop hiervan gebruik te maken. De eerste resultaten van de rwzi Epe in termen van stikstof- en fosfaatverwijdering zijn uitstekend en laten ruimte voor verdere optimalisatie. Deze verwachting is niet alleen gebaseerd op de resultaten van de rwzi Epe, maar ook op reeds eerder gepubliceerde uitkomsten van de Nereda-pilotonderzoeken. Deze lieten zien dat met de specifieke processturing nog lagere effluentconcentraties mogelijk zijn, zelfs tot MTR-kwaliteit. LITERATUUR 1) STOWA (2010). Nereda-pilotonderzoeken 20032010. Rapport 2010-29. 2) De Bruin B., M. van Loosdrecht en C. Uijterlinde (2010). Nereda: van vinding tot internationale praktijktoepassing. H2O nr 22, pag. 33-37.
H2O / 9 - 2012
35
Bart de Bruin, DHV Helle van der Roest, DHV Philip Schyns, Waterschap Regge en Dinkel Mathijs Oosterhuis, Waterschap Regge en Dinkel
Ontwerpvoorbeelden en –grondslagen van de Nereda-technologie Binnen het Nationaal Nereda OnderzoeksProgramma (NNOP) is jarenlang gewerkt aan de ontwikkeling van de Nereda-technologie met als doel om een concurrerende, duurzame technologie te ontwikkelen voor de behandeling van huishoudelijk afvalwater. Alle activiteiten zijn niet voor niets geweest, want naast twee kleinere demonstratie-installaties in Zuid-Afrika en Portugal is ‘s werelds eerste grootschalige installatie in Epe sinds september 2011 met aansprekende resultaten in bedrijf. Twee andere Nereda-rwzi’s, in Dinxperlo en Vroomshoop, zijn in aanbouw en zullen in de loop van 2013 in bedrijf worden genomen. Hoog tijd om stil te staan bij de toepassingsmogelijkheden en dimensionseringsgrondslagen van rwzi’s met een Nereda-stempel.
D
e Nereda-technologie is gebaseerd op de zuivering van afvalwater met aerobe slibkorrels. Deze korrels functioneren zonder dragermateriaal en hebben in tegenstelling tot actief slib buitengewoon goede bezinkingseigenschappen. De slibvolume-index (SVI) na vijf minuten bezinking van puur aeroob korrelslib bedraagt 30 tot 40 ml/g, daar waar actief slib na 30 minuten bezinking een SVI kent van 120 tot 150 ml/g. Daardoor kan het volledige zuiveringsproces batchgewijs en met een eenvoudige cyclus in één reactor worden uitgevoerd. Door het gelijktijdig vullen en aflaten van deze reactor en de extreem korte bezinktijd van het korrelslib zijn de nadelen van een conventioneel batchproces overwonnen. Hierdoor is het mogelijk om ook bij hogere RWA/DWA-verhoudingen de Nereda-technologie toe te passen. Daarnaast kunnen met aeroob korrelslib hogere slibconcentraties worden toegepast. Dit beperkt het totaal te realiseren volume en oppervlak van de rioolwaterzuiveringsinstallatie sterk. De praktijkresultaten van de rwzi Epe tot nu toe laten zien dat vergaande biologische stikstof- en fosfaatverwijdering mogelijk is, ook bij procestemperaturen ruim onder 10°C. Om aan de effluenteis ten aanzien van totaal fosfaat (zomereis 0,3 mg P/l) te
36
H2O / 9 - 2012
kunnen voldoen, hoeft bij de nageschakelde zandfilters slechts een beperkte hoeveelheid metaalzout te worden gedoseerd. De opstart van een Nereda-installatie kan plaatsvinden met actief slib of door enting Driedimensionale impressie van de rwzi Dinxperlo.
met aerobe korrels. Voor de eerste situatie moeten specifieke procesomstandigheden worden aangelegd. Voor de tweede situatie blijkt dat geënte korrels in korte tijd hun zuiveringscapaciteit oppakken, zelfs als deze een langere periode zonder voeding en zuurstof zijn opgeslagen. Het korrelslib in de
platform
Schematische weergave van de vier toepassingsmogelijkheden van de Nereda-technologie.
installatie behoudt de biologische activiteit en blijkt in vergelijking met actief slib zeer robuust tegen incidentele (industriële) lozingen. Zowel op laboratorium- als op pilotschaal zijn veelvuldig testen uitgevoerd met pieklozingen met lage dan wel hoge pH. Telkens blijkt dat de structuur en de biologische activiteit van het korrelslib niet of nauwelijks worden beïnvloed. Ook bij de praktijkinstallaties heeft het inkomende afvalwater periodiek een sterk afwijkende pH. Tot nu toe worden op geen van de installaties de bedrijfvoeringsresultaten hierdoor negatief beïnvloed.
Toepassingen Er zijn vier principieel verschillende toepassingen voor de Nereda-technologie te onderscheiden:
als voordeel dat de cyclus effectiever kan worden opgezet zodat meer tijd beschikbaar is voor de biologische processen. Het benodigde volume van de reactoren wordt hiermee kleiner. Deze procesconfiguratie is het uitgangspunt van de nieuwe rwzi Stellenbosch in Zuid-Afrika, die momenteel wordt gebouwd. Ook in Nederland wordt deze variant op diverse locaties serieus overwogen. Hybride uitbreiding
In de hybride variant krijgt de Neredainstallatie een deel van het influent voor haar rekening. Afhankelijk van de bestaande situatie kan deze variant op verschillende manieren worden uitgevoerd: •
Groene weide-variant zonder buffer
Een nieuwe installatie bestaat veelal uit minimaal drie reactoren. Aangezien het afvalwater niet wordt gebufferd en maximaal één reactor tegelijkertijd wordt gevoed, dient de tijd voor het vullen van een reactor eenderde van de cyclustijd te bedragen - zie het voorbeeld met cyclustijden. Anders kan een continue verwerking van afvalwater niet worden gegarandeerd. Voorbeelden hiervan zijn de installaties te Epe en Dinxperlo alsmede de demonstratieinstallatie in Zuid-Afrika (Gansbaai). De rwzi’s Epe en Dinxperlo zijn op grond van de scherpe effluenteisen voorzien van nageschakelde zandfilters. Groene weide-variant met buffer
Indien een influentbuffer wordt toegepast, hoeft niet altijd één reactor beschikbaar te zijn die kan worden gevuld. Dit heeft
•
Als de bestaande installatie onvoldoende hydraulische en biologische capaciteit heeft, kan de Nereda-installatie gescheiden van de bestaande installatie worden gerealiseerd. Conform de standaard opzet bij hybride installaties wordt de hydraulische capaciteit van de bestaande en nieuwe installatie geoptimaliseerd. Dit kan er overigens toe leiden dat minder reactoren hoeven te worden gebouwd. Ook hier kan afhankelijk van de effluenteisen een nabehandeling worden overwogen; Als de bestaande installatie voldoende hydraulische capaciteit heeft en alleen biologisch hoeft te worden aangepast, kan de uitbreiding op eenvoudige wijze plaatsvinden met één Neredareactor, eventueel aangevuld met een DWA-buffer. Het effluent van de Neredainstallatie wordt afgevoerd naar de conventionele installatie. Een voorbeeld hiervan is de nieuwe rwzi Vroomshoop.
Een interessant aspect in een hybride uitbreiding is de benutting van het Neredaspuislib in de bestaande installatie. Hiermee wordt een continu enteffect bewerkstelligd en worden eigenschappen van het korrelslib mogelijk overgedragen aan het actief slib. Dit beïnvloedt en verbetert niet alleen de slibbezinkeigenschappen en de biologische fosfaatverwijdering, maar leidt bij een overbelaste installatie mogelijk ook tot een toename van de stikstofverwijdering. Met deze bedrijfsvoering is tijdens de eerste maanden van de opstart in Epe ervaring opgedaan; de resultaten zijn positief, dat wil zeggen dat de slibbezinkingseigenschappen van de bestaande installatie sterk verbeterden. Het is echter de vraag of dit effect helemaal is toe te schrijven aan het enteffect van de Nereda-installatie. Andere factoren, zoals een lagere belasting en wellicht periodiek minder tekort aan zuurstof, spelen hierbij mogelijk ook een rol. Inpassing bestaande installatie
De Nereda-technologie kan goed worden ingepast in een bestaande actief slibinstallatie. Vooral voor installaties van grotere capaciteit is dit een interessante mogelijkheid, bijvoorbeeld door het ombouwen van één of meer actief slibstraten tot Nereda-reactoren. Het slibgehalte gaat omhoog met een factor twee. Nabezinktanks en retourslibgemalen worden dan uit bedrijf genomen. Hierdoor neemt de capaciteit toe en/of kan de effluentkwaliteit verbeteren. Eén van de belangrijke aandachtspunten hierbij is de beschikbare waterdiepte van de bestaande beluchtingstanks, omdat bij waterdieptes van minder dan vijf meter een goed hydraulisch functionerende reactor lastiger H2O / 9 - 2012
37
Voorbeeld cyclustijden bij een groene weide-variant zonder buffer.
is te ontwerpen. Deze configuratie test men in de demonstratie-installatie in Portugal.
Ontwerp Een huishoudelijke Nereda-installatie wordt gedimensioneerd op biologische en hydraulische uitgangspunten. Tot op heden houdt men hiervoor biologische ontwerpgrondslagen aan, vergelijkbaar met die voor actief slib. Dit geldt dus voor slibbelastingen en voor zuurstofinbrengcapaciteit en slibproductie. Voor het slibgehalte wordt een ontwerpwaarde van 8 kilo per kubieke meter aangehouden, daar waar actief slibsystemen standaard worden ontworpen op 4 kilo per kubieke meter. De huidige ontwerpaannames zijn veilig en zullen na langjarige praktijktoepassingen worden aangescherpt. Verder dient bij het biologisch ontwerp rekening te worden gehouden met de specifieke eigenschappen van een batchsysteem. Mede afhankelijk van de cyclusopbouw en het aantal reactoren dient onder meer gerekend te worden met de effectieve beluchtingstijd. Alle reactoren doorlopen per cyclus dezelfde cyclusstappen maar deze worden niet tegelijkertijd uitgevoerd - zie de voorbeelden met cyclustijden. Dat betekent dat niet tegelijkertijd in alle reactoren de maximale luchtinbreng vereist is en daarom wordt rekening gehouden met een gelijktijdigheidsfactor. De luchtinbreng in huishoudelijke installaties vindt plaats met een fijne bellen-
beluchtingssysteem en wordt berekend voor de maximale batchgrootte onder maximale droogweer-condities (DWAmax). Deze benadering betekent dat geen additionele piekfactoren meer nodig zijn. Als vergaande stikstofverwijdering vereist is, wordt een cyclus uitgebreid met een anoxische voor- en/of nadenitrificatiefase. Ook de introductie van een recirculatie (van nitraathoudend water) kan dan aan de orde zijn. Een nadere toelichting aan de hand van twee â&#x20AC;&#x2DC;huishoudelijkeâ&#x20AC;&#x2122; voorbeelden: de demonstratie-installatie te Gansbaai en de eerste grote praktijkinstallatie te Epe. De demonstratie-installatie te Gansbaai heeft een ontwerpcapaciteit van 25.000 v.e.
Tabel 1. Standaard ontwerpparameters voor een groene weide-variant van een Nereda-installatie.
parameter
H2O / 9 - 2012
waarde
opmerkingen
(eenheid) aantal reactoren waterhoogte (meter)
3
bij lage RWA/DWA mogelijk twee reactoren
6-9
afhankelijk van lokale omstandigheden
- totaal (uur)
3-9
afhankelijk van hydraulisch optimum (RWA/DWA)
- voeden en aflaten (uur)
1-3
cyclustijd
- beluchten (uur)
1,5-7,5
- bezinken (uur)
0,5
Voorbeeld cyclustijden bij een groene weide-variant met buffer.
38
en is eind 2008 opgestart. Deze installatie is gedimensioneerd voor standaard effluenteisen die binnen Zuid-Afrika gelden, te weten CZV < 75 mg/l en Ntotaal < 15 mg/l. Onder specifieke lokale omstandigheden met hogere procestemperaturen voldoet het effluent ruimschoots aan deze eisen. Zonder nabehandeling en zonder aanvullende recirculatievoorzieningen wordt met deze installatie een CZV < 50 mg/l, een stikstofverwijdering > 90 procent en een zwevendstofconcentratie < 10 mg/l bereikt. Dit zijn opvallende resultaten als de aard van het influent in acht wordt genomen. Een belangrijk deel van het influent bestaat uit per as aangevoerd septisch materiaal, waardoor de gemiddelde CZV en Nkj influentconcentraties respectievelijk ruim 1 g/l en > 100 mg/l bedragen. De installatie wordt bedreven op een
inclusief eventuele anoxische perioden afhankelijk van korreleigenschappen
platform slibgehalte van 6 tot 8 kilo per kubieke meter en heeft een SVI5 van 35 tot 70 ml/g. De tweede huishoudelijke praktijkinstallatie in Zuid-Afrika (Stellenbosch) met een capaciteit van 43.000 v.e. is op dezelfde ontwerpgrondslagen gebaseerd. De installatie te Epe voldoet aan de effluenteisen voor een Ntotaal effluentconcentratie < 5 mg/l en een Ptotaal < 0,3 mg/l. Daarvoor wordt deze installatie bedreven met een geoptimaliseerde cyclus, inclusief anoxische fasen. Verder is de installatie uitgelegd met een recirculatievoorziening. De gemiddelde recirculatiefactor ten opzichte van het influentdebiet is beperkt en bedraagt 0,9. Met betrekking tot de hydraulische capaciteit van een Nereda-installatie wordt onderscheid gemaakt naar de verschillende toepassingen. Zoals aangegeven zal bij een hybride uitbreiding een optimalisatie plaatsvinden van de biologische en hydraulische ontwerpgrondslagen tussen de bestaande en de nieuwe installatie. Een uitwerking tot de meest optimale variant is sterk locatiespecifiek en is niet in zijn algemeenheid aan te geven. Wel worden vooralsnog voor deze hybride installaties de uitgangspunten voor het ontwerp van een actief slibsysteem gehanteerd en wordt ook hier een veilig ontwerp slibgehalte van 8 kilo per kubieke meter aangehouden. Voor het functioneren van elke Nereda-installatie dient verder rekening te worden gehouden met een influentdistributiesysteem, een slibaflaat en een effluentaflaatsysteem. De standaard ontwerpuitgangspunten van een Nereda-installatie volgens een groene weide-variant zijn weergegeven in tabel 1. Met betrekking tot de voorbehandeling van een Nereda-installatie dienen dezelfde richtlijnen als bij conventionele systemen te worden aangehouden. Datzelfde geldt voor de slibbehandeling, waarbij rekening moet worden gehouden met de hoge biologische fosfaatverwijderingscapaciteit. De inzet van mechanische indikkingsapparatuur is hierbij een logische optie, ofschoon ook installaties met gravitatie-indikking worden ontworpen. Voor de reguliere effluenteisen conform de AmvB ‘Stedelijk afvalwater’ is geen nabehandeling noodzakelijk. Als sprake is van strenge effluenteisen, zoals in Epe en Dinxperlo, kan men kiezen voor een nabehandeling, die op voorhand met standaard ontwerpgrondslagen kan worden berekend. Te denken valt aan doekfiltratie (trommel- of diskfilter) dan wel dieptefiltratie (zandfilters) voor de verwijdering van zwevendstof en eventueel restfosfaat.
Rekenvoorbeeld Met de hiervoor aangegeven ontwerpparameters en onderstaande uitgangspunten tonen we enkele berekeningen aan de hand waarvan de eerste berekeningen in systeemkeuzestudies kunnen worden uitgevoerd. Ook de uitkomsten zijn in tabel
parameter (eenheid)
zonder influentbuffer
met influentbuffer
biologische belasting - CZV (kg/d)
5.000
- N (kg/d)
500
hydraulische belasting - DWA (m3/h)
700
3
- RWA (m /h)
2.100
- dagdebiet (m3/d)
8.500
aantal reactoren
3
2
waterhoogte (m.)
6
6
0,12
0,12
CZV slibbelasting (kg/(kg.d)) volume buffer (m3)
2.000 3
totaal volume reactoren (m )
9.000
7.000
aantal cycli per reactor (-/d)
4
4
- voeden en aflaten (h)
2
1
- beluchten (h)
3,5
4,5
- bezinken (h)
0,5
0,5
- alpha-factor (-)
0,7
0,7
- capaciteit (één reactor) (kg O2/h)
280
315
2.400
2.800
150
130
3.600
3.600
beluchtingscapaciteit
3
- idem (Nm /h) - gelijktijdigheidsfactor (%) 3
- totale capaciteit (Nm /h)
Tabel 2. Rekenvoorbeeld voor de groene weide-variant van een Nereda-installatie onder Nederlandse procescondities en eisen.
2 weergegeven. Daarbij wordt met name ingegaan op het beluchtingsvolume en de beluchtingscapaciteit, aangezien deze voor een Nereda-installatie wezenlijk verschillen van een conventionele actief slibinstallatie. Het benodigde volume voor de Neredareactoren zonder buffer bedraagt 9.000 kubieke meter (5.000 kg CZV/d : 0,12 kg CZV/ (kg ds.d) : 8 kilo per kubieke meter x 6 uur : 3,5 uur). In het geval van een influentbuffer zijn twee reactoren met een totaal volume van 7.000 kubieke meter toereikend. Ter vergelijking: het benodigde volume voor een actief slibinstallatie bedraagt 10.400 kubieke meter (5.000 kg CZV/d : 0,12 kg CZV/(kg ds.d) : 4 kilo per kubieke meter). De aangegeven uitkomst is standaard onder gangbare Nederlandse biologische en hydraulische condities, maar afhankelijk van de RWA/DWA-verhouding. Hierbij moet in acht worden genomen dat het anaerobe volume ten behoeve van de biologische defosfatering wel in het berekende Neredavolume is opgenomen, maar niet bij het berekende volume van de actief slibinstallatie. Verder ontbreken bij een Nereda-installatie vanzelfsprekend de nabezinktanks en het retourslibgemaal.
Hoge verwachtingen De Nereda-technologie kan in veel situaties worden toegepast, variërend van groene weide-variant, een hybride uitbreiding tot het inpassen in bestaande tanks. Ook kan maatwerk worden geleverd als het gaat om de effluentkwaliteit, met aanvullende anoxische fasen als een eventuele nabehandeling. Een eenmaal gerealiseerde Neredainstallatie kan eenvoudig worden uitgebreid door het bijbouwen van een influentbuffer en/of één of meerdere reactoren, zonder dat de reeds gerealiseerde tanks aanpassingen behoeven. De extra mogelijkheden die ontstaan door een hybride uitbreiding van een conventionele rwzi met de Neredatechnologie, zullen met de realisatie van de installatie te Vroomshoop verder naar voren komen. Op grond van de ervaringen met de opstart van de Nereda-installatie in Epe zijn de verwachtingen hiervoor hoog gespannen.
H2O / 9 - 2012
39
Jolijn van Engelenburg, Vitens Teun Spek, Provincie Gelderland Annemieke van Doorn, DHV
Is een stuwwal modelleerbaar? De oostkant van de Veluwe is één van de gestuwde gebieden in Nederland. Het landijs stuwde horizontale zand- en kleilagen in een bijna verticale positie die nu de grondwaterstroming van de Oost-Veluwe domineren. Modellering van de grondwaterstroming in gestuwde gebieden gebeurt doorgaans met een voor grote gebieden uniforme anisotropiefactor (dat wil zeggen dat de waterdoorlatendheid niet in alle richtingen gelijk is). Waar de kleischotten namelijk precies voorkomen en hoe ze liggen, is niet eenvoudig in het veld waar te nemen. Voor het grondwatermodel infiltratieproject Epe zijn diverse brondata, veldwaarnemingen en gebiedskennis bij elkaar gebracht voor een beste schatting van de mogelijke ligging van de kleischotten. Dit artikel gaat in op de bruikbaarheid van diverse databronnen en op de vraag of een stuwwal inderdaad in de vingers te krijgen is.
V
itens spant zich in om haar drinkwaterwinningen te verduurzamen, onder andere door de invloed op de natuur en de leefomgeving te verminderen. Eén van de maatregelen op de Veluwe is het infiltratieproject Epe. In december 1998 begon het voormalige Waterbedrijf Gelderland (thans Vitens) met Afb. 1: De locatie van het infiltratieproject.
dit project (zie afbeelding 1). Het waterbedrijf onttrekt op de drinkwaterproductielocatie Epe jaarlijks vier miljoen kubieke meter grondwater. Het bedrijf neemt bij het innamepunt Zuuk jaarlijks maximaal 2,2 miljoen kubieke meter water in uit de Klaarbeek en Verloren Beek om te infiltreren nabij de grondwaterwinning Epe. Het doel
van de infiltratie is het effect van de winning op het omliggende gebied te verminderen, zoals op de afvoer van de beken en op de grondwaterstanden en de kwelstromen in het Wisselse en Tongerense Veen. Het effect van de huidige infiltratie is tweeledig: verhoogde kweldruk en verhoogde afvoer. Om het effect op perceelniveau te versterken, zijn ook maatregelen in het oppervlaktewaterstelsel nodig. Deze maatregelen zijn verkend in het GGOR-proces van Waterschap Veluwe. Vitens wil de infiltratie uitbreiden en in 2015 de winning geheel compenseren door infiltratie van oppervlaktewater. Dit vergroot de mogelijkheden voor herstel van de waterhuishouding in het TOP-lijstgebied. Het water zal vanuit de Klaarbeek en/of de Grift ingenomen worden bij een nieuw innamepunt (nabij Vossenbroek). Het ingenomen water verblijft kort in een innameplas, waar ook voorbezinking van zwevend stof plaatsvindt. Vervolgens wordt het vanuit een nieuw pompgebouw aan de Vossenbroekweg verpompt naar de infiltratievennen. Vitens zal deze uitbreiden en opnieuw inrichten. De winputten pompen het geïnfiltreerde water op na een bodempassage (na menging met het aanwezige grondwater), waarna er via een marmerfiltratie drinkwater van wordt gemaakt (zie afbeelding 2).
Effectbepaling van infiltratie Om te kunnen besluiten over het vergunnen van de uitbreiding van de infiltratie dient
40
H2O / 9 - 2012
platform
Infiltratievijver in Epe.
een M.E.R.-procedure doorlopen te worden. Hiervoor is het nodig de hydrologische effecten van de voorgenomen activiteit te kwantificeren. Er was reeds een tijdsafhankelijk regionaal Modflowmodel beschikbaar, het zogenaamde Veluwemodel1). Dit is een grofschalig model (celgrootte 250 bij 250 meter). De winning Epe ligt in de gestuwde zone van de Oost-Veluwe enkele kilometers ten westen van Epe. In deze zone is sprake van een sterke anisotropie. De doorlatendheid van de ondergrond in noord- en zuidrichting is veel hoger dan in oost- en westrichting. Het bestaande model laat in deze zone nog verschillen zien van meters tussen gemeten en berekende stijghoogten. Voor de beoordeling van de effecten van de voorgenomen activiteit is dit te groot. Voor deze studie is daarom veel energie gestoken om de gestuwde zone modelmatig beter in de vingers te krijgen, zodat de voorspelkracht van het model sterk zou verbeteren. Daarnaast zijn de peilen en de bodemhoogten van het watersysteem in detail (celgrootte 25 bij 25 meter) opgenomen in het model. De verfijning van 250 naar 25 meter is in hellende gebieden van groot belang.
Afb. 2: Werking van de infiltratie bij Epe. Afb. 3: Ligging stuwwallen rondom Epe2).
Kleischotten Kleischotten zijn kleilagen die door de kracht van de gletsjer uit de Saale ijstijd, die het IJsseldal kwam binnenschuiven, opzij geschoven zijn en bijna verticaal zijn neergezet (zie afbeelding 3). Ze hellen iets naar het westen. De kleischotten zorgen ervoor dat compartimenten ontstaan met een lichte gradiĂŤnt van de grondwaterstand. Over de kleischotten zelf is doorgaans een groot verschil in grondwaterstand meetbaar. In perioden met veel neerslag lopen de oostelijke compartimenten vol, waardoor de grondwaterstand hier dicht onder het maaiveld staat of er water uittreedt. H2O / 9 - 2012
41
Afb. 4: Grondwaterstandsmetingen rondom de winning.
Waaruit blijkt de aanwezigheid van kleischotten? De kennis bij Vitens, Waterschap Veluwe en Provincie Gelderland is bijeen gebracht en de volgende databronnen en gebiedskenmerken zijn aangedragen en gebruikt: • grondwaterstandsmetingen in oostwestraaien, die duidelijke sprongen in grondwaterstanden laten zien (zie data in afbeelding 4 uit het DINO-loket); • een pompproef bij een studie naar verspreiding van verontreiniging van de Achterste Molen; • kennis vanuit bronbemalingen (verlagingspatronen), veldwaarnemingen en duidelijke kleurverschil in uittredend grondwater in sloten en sprengkoppen (zie foto); • kennis vanuit grondwatersaneringen; • locaties waar folie in vijvers soms opdrijft; • informatie over grondwaterafhankelijke vegetatie; • radarinformatie; • kennis die voortkomt uit het uitgraven van beken en het aanbrengen van sprengkoppen.
Kleischotten in model Rekening houden met anisotropie in een grondwatermodel kan op twee manieren. Allereerst met een uniforme anisotropiefactor in een bepaalde zone. In het bestaande Modflowmodel was dit zo gedaan. Op deze manier komen de geconstateerde sprongen in grondwaterstand echter niet tot uiting. Een andere mogelijkheid is het in detail modelleren van de kleischotten. Op basis van metingen zijn de locaties vastgesteld waar een grondwatersprong optreedt. Samen met de overige brondata zijn vier kleischotten in noord-zuidrichting vastgesteld waar lokaal het water sterk opgestuwd wordt. Op basis van het verschil in grondwaterstand aan beide zijde van een kleischot is de doorlatendheid van het kleischot bepaald. Zo zijn kD-waarden vastgesteld van 10 tot 60 m2 per dag voor een kleischot dat zich uitstrekt tot circa 100 meter diepte. Met deze aanpassing aan het model berekende het model de sprongen over de kleischotten wel. De totale opbolling van de grondwaterstand op de Veluwe (in het
42
H2O / 9 - 2012
Kwelwater in beek.
compartiment) was echter niet voldoende. Een extra regionale (uniforme) anisotropie bleek noodzakelijk om de juiste opbolling in het Veluwesysteem te berekenen. Dit duidt er op dat - naast enkele duidelijk aanwezige en meetbare kleischotten - (vele) kleine kleischotten aanwezig moeten zijn.
Toetsing model Tijdens het vaststellen van de locaties van de kleischotten en de analyse van de brongegevens zijn de eigenschappen van het grondwatersysteem besproken. Enkele kenmerken zijn erg karakteristiek voor het grondwatersysteem en daarom vervolgens ook voor de toetsing van het modelresultaat gebruikt. Zo is het modelresultaat voor de volgende criteria getest: •
•
•
•
•
Allereerst is gekeken naar de afwijking tussen model en metingen (‘geijkte analyse’). Hoewel plaatselijk nog steeds grote verschillen optreden, neemt het aantal peilbuizen met minder dan 50 cm afwijking tussen het model en de meting, toe van 57 naar 77 procent; De berekende stijghoogte bij het Wisselse en Tongerense Veen neemt door het modelleren van de kleischotten flink toe. Door het invoeren van de juiste ontwateringsniveaus komt het functioneren van de beken en de maaivelddrainage in het model beter met de werkelijkheid overeen. De beken ontwateren nu gedurende het hele jaar zoals dat ook in de praktijk blijkt; Het verval van de grondwaterstand over het kleischot is gebruikt om de weerstand van het kleischot te bepalen. Het modelresultaat is vergeleken met de metingen en kwam redelijk overeen. Stijghoogte in bebouwde kom Epe: met alle aanpassingen is het gelukt om de voorspelkracht voor de bebouwde kom van Epe te verbeteren, de afwijkingen zijn echter lokaal nog steeds groot; Voorts is met tijdreeksanalyse het effectgebied van de winning berekend en vergeleken met het berekende effectgebied. De gebieden komen goed overeen. Ook de tijdreeksanalyse wijst op duidelijke verschillen in doorlaatvermogen tussen de richtingen noord-zuid en oost-west.
Conclusie Het modelleren van kleischotten blijkt mogelijk. Wel is hiervoor gebiedskennis noodzakelijk. De analyse van de brondata leidt er in ieder geval toe dat het grondwatersysteem gedetailleerder geanalyseerd kan worden en daardoor op meerdere fronten getoetst kan worden. Dit geeft meer inzicht in het grondwatersysteem. Om kleischotten op de Veluwe nog beter te kunnen modelleren, is zeer intensief onderzoek nodig naar ligging, verbreiding en modelaanpak. Er zijn inmiddels wel technieken die dit mogelijk maken, maar die zijn voor een grootschalige toepassing nog te kostbaar. De vraag is ook of de verdere verbetering van het modelresultaat die daarmee bereikt zou kunnen worden de forse inspanning om deze informatie te verkrijgen waard is. De stuwing ten westen van Epe bleek niet te modelleren met ‘slechts’ vier kleischotten. Een extra uniforme anisotropiefactor blijkt ook nodig in het model om de gemeten opbolling van het Veluwesysteem te modelleren. Met het gemeten verval over een kleischot kan het model goed worden gekalibreerd. Het juist invoeren van de detailontwateringsniveaus blijkt minstens zo belangrijk om het modelresultaat te verbeteren als het aanpassen van de kleischotten. Voor kleine beekdalen is de modelschaal, celgrootte van 25 bij 25 meter, en het verifiëren van de beschikbare inmetingen van beekbodems daarbij van belang. Onzekerheid over doelen en beleidsuitgangspunten (in dit geval de GGOR-discussie en politieke ontwikkelingen rond EHS en TOP-lijstgebieden) bemoeilijkt het vaststellen van de referentiesituatie voor de modelberekeningen. Afstemming met gebiedspartijen is nodig om uitgangspunten gedragen te krijgen. LITERATUUR 1) Minnema B. (2002). Modelleeromgeving Veluwe. TNO NITG 02-073-B. 2) Berendsen H. (1998). De vorming van het land, pag. 92 (naar Maarleveld 1953, 1981).
agenda 9 mei, Amersfoort Toetsingsnormering wateroverlast
presentatie van een standaard werkwijze voor de toetsing van wateroverlast, ontwikkeld in opdracht van STOWA en de Unie van Waterschappen. De standaard werkwijze moet leiden tot meer uniformiteit in de aanpak van het toetsingsproces. Organisatie: STOWA. Informatie: www.stowa.nl.
10 mei, Utrecht Waterschappers effectief in de RO-keten
studiedag over de nieuwe rol en de mogelijkheden van het waterschap in de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland en de invloed en inspraak voor het waterbelang daarin. Organisatie: Nirov. Informatie: Willem Heesen (070) 302 84 15.
24 mei, Amersfoort HydroCity
tweede bijeenkomst waarop de eerste resultaten van HydroCity-studies worden gepresenteerd: een online platform waarop waterbeheerders kennis kunnen delen en waar informatie en analyse-gereedschappen te vinden zijn. Organisatie: HydroLogic. Informatie: www.hydrocity.nl.
24 mei, Amsterdam Beheer en onderhoud van drainage in stedelijk gebied
bijeenkomst over beheer en onderhoud van drainage in stedelijk gebied, met zowel aandacht voor de theorie als de praktijk. Organisatie: Werkgroep Stedelijk Grondwater. Informatie: Jelle.Buma@deltares.nl.
31 mei, Zeist Remote sensing
bijeenkomst die in het teken staat van het gebruik van remote sensing voor het inwinnen van gegevens over verdamping, maaivelddaling, grondwaterpeil en de zoetzoutverdeling in de ondergrond. Organisatie: Nederlandse Hydrologische Vereniging. Informatie: www.nhv.nu.
31 mei-1 juni, De Koog (Texel) Verzilting en waterbeheer
bijeenkomst waar wetenschappers, waterbeheerders en beleidsmakers de ontwikkelingen rond verzilting in kaart brengen en via kennisuitwisseling aanzetten geven tot goede samenwerking bij het vinden van oplossingen. Organisatie: Kennis voor Klimaat, Platform Zoet-Zout en STOWA. Informatie: www.stowa.nl.
6-8 juni, Utrecht Riolering en gemeentelijke infrastructuur
jaarlijkse beurs waar riolering en gemeentelijke infrastructuur in de openbare ruimte centraal staan en daarnaast een uitgebreid kennisprogramma. De eerste dag staat in het teken van duurzaamheid en milieu, de tweede dag onderhoud en beheer en de derde dag infrastructuur. Organisatie: HolaPress Communicatie. Informatie: www.vakbeursriolering.net.
7 juni, Delft UV-desinfectie voor opkomende en ontwikkelingslanden
internationaal symposium over uv-desinfectie. Organisatie: UNESCO-IHE. Informatie: www.formdesk.com/iuva.delft.
8 juni, Den Hoorn Geef water de ruimte
introductiedag om jonge medewerkers te laten kennismaken met de brede watersector, inclusief een bezoek aan de awzi Harnaschpolder. Organisatie: Koninklijk Nederlands Waternetwerk. Informatie: www.waternetwerk.nl/agenda/ evenement/134/.
28 juni, Arnhem Watereducatie
landelijke watereducatiedag die in het teken staat van de aanbevelingen van de Landelijke Stuurgroep Watereducatie. Hierbij komen vragen aan de orde als: wat is de toekomst van watereducatie en wat betekenen de aanbevelingen voor bestuurders, beleidsmakers, ontwikkelaars of uitvoerders? Organisatie: SME Advies. Informatie: www.sme.nl/NME.
4-6 november, Amsterdam Nieuwe ontwikkelingen in IT en water
internationale conferentie die ingaat op het belang van IT in de watercyclus. Organisatie: Koninklijk Nederlands Waternetwerk en International Water Association. Informatie: www.iwcconferences.com.
30 november, Baarn Grondstoffen en energie
najaarscongres van het Koninklijk Nederlands Waternetwerk, met als thema grondstoffen en energie. Informatie: www.waternetwerk.nl. Buitenland
7-11 mei, München IFAT Entsorga
internationale vakbeurs voor water-, riool-, afvalwater- en grondstoffenbeheer. Organisatie: Messe München International. Informatie: www.ifat.de
8-9 mei, Brugge Duurzaam watergebruik in de industrie
slotcongres over AquaFit4Use: het grootste project van de Europese Comssie op het gebied van industrieel watergebruik, met de presentatie van de resultaten van vier jaar onderzoek op het gebied van duurzaam watergebruik in de industrie. Informatie: www.aquafit4use.eu.
15-16 mei, Brussel Water Innovation Europe
tweedaagse reeks van conferenties en debatten over innovaties op watergebied in Europees verband. Tevens uitreiking van de Project Innovations Awards voor Europa. Organisatie: Water Supply and Sanitation Technology Platform, ACQUEAU en IWA. Informatie: www.wsstp.eu.
6-8 juni, Shanghai Aquatech China
beurs en congres over drink-, industrieen afvalwater, waarbij de focus ligt op oplossingen voor bestaande én toekomstige problemen. Organisatie: Aquatech Global Events. Informatie: www.china.aquatechtrade.com.
26-31 augustus, Stockholm World Water Week
jaarlijkse internationale bijeenkomst waarin mondiale waterproblemen centraal staan. Dit jaar is het thema: water- en voedselzekerheid, waarbij duurzaamheid, efficiënt watergebruik en landbouw centraal staan. Behalve het kennisprogramma (workshops, congressen, lezingen) wordt ook een aantal prijzen en onderscheidingen uitgereikt, zoals de Stockholm Water Prize, de Junior Water Prize en de Industry Water Award. Organisatie: Stockholm International Water Institute. Informatie: www.worldwaterweek.org.
16-21 september, Busan (Zuid-Korea) World Water Congress & Exhibition
internationale waterbeurs, met conferenties over diverse watergerelateerde onderwerpen. Organisatie: International Water Association. Informatie: www.iwa2012busan.org of (070) 382 00 28.
29-31 oktober, Beijing Water Expo China en Water Membrane China
jaarlijkse beurs over vrijwel alle aspecten van water, met dit jaar voor het eerst een aparte expositie specifiek over membranen. De circa 450 exposanten verwachten zo’n 30.000 bezoekers, waaronder Chinese leidinggevenden. China gaat de komende jaren enorme bedragen uitgeven aan de waterinfrastructuur. Organisatie: Messe Frankfurt, Chinese Hydraulic Engineering Society en de Membrane Industry Association of China. Informatie: www.waterexpochina.com.
H2O / 9 - 2012
43
handel & industrie Meettechniek voor online sturing Nereda Voor de sturing van het Nereda-proces (zie pagina 4 t/m 8 en de rubriek Platform) worden diverse online procesanalyzers en sensoren toegepast voor het meten van onder andere ammonium, orthofosfaat, zuurstof en het oxidatiereductiepotentiaal. Een snelle responstijd en betrouwbare meting spelen hierbij een cruciale rol. Waterschap Veluwe gebruikt hiervoor analysers en sensoren van HACH LANGE. Deze bieden de mogelijkheid om direct dichtbij het proces real time te kunnen meten. Vanuit een batchproces als Nereda is het wenselijk om binnen een cyclustijd zoveel mogelijk metingen te kunnen verrichten. Daarnaast is het van belang dat een meting de mogelijkheid tot zelfdiagnose heeft voor de plausibiliteitscontrole van de meetwaarde. Dit resulteert in hogere betrouwbaarheid van de processturing. Bij Nereda wordt gebruik gemaakt van de ammoniumanalyser. Deze meet niet direct in het proces. Het monster voor analyse wordt via een slangenpomp en na voorfiltratie naar een analyser getransporteerd. Hierbij wordt gebruik gemaakt van een automatische zelfreinigende voor-filtratie (< 0,45 Âľm, microfiltratie) die zich direct in het medium bevindt. De huidige generatie analyser is voorzien van een waterdichte behuizing die direct on-site geplaatst kan worden. Bovendien worden de elektronica en analyse-eenheid zowel door isolatie als door temperatuurregeling geconditioneerd. Analysers worden gekarakteriseerd door een automatische kalibratie en controlefunctie. Voor de ammoniumanalyser geldt dat dit automatisch en periodiek wordt gedaan met behulp van standaarden. De orthofosfaatmeting maakt gebruik van een monsterspecifieke blanco bepaling. Dit betekent dat voor iedere meting automatisch het nulpunt van de eigen kleur van het afvalwater wordt bepaald. De ammoniumanalyser meet met een gassensitieve elektrode de concentratie ammonium. De hoeveelheid die in het monster aanwezig is, wordt omgezet in gasvormig ammoniak door middel van de toevoeging van een natronloogoplossing.
Afb. 1: Trendlijn online metingen tijdens een cyclus van Nereda.
Uitsluitend ammoniumgas passeert het gasdoorlatend membraan van de elektrode en wordt gemeten. Door deze methode blijven eventueel storende componenten achter in de waterfase en is de storingsgevoeligheid voor andere componenten uitgesloten. Met de orthofosfaatanalyser wordt de concentratie bepaald via de natchemische vandaatmolybdaatmethode. Daarbij meet een dubbelstraals fotometer met LEDâ&#x20AC;&#x2122;s de orthofosfaatspecifieke geelkleuring. Voor zowel de ammonium- als orthofosfaatmeting geldt een analysetijd van circa vijf minuten, van automatische monstername tot weergave. Samen met DHV en Moekotte is een constructie bedacht om het water op
Afb. 2: Vergelijking resultaten online analyzers en laboratoriumanalyses.
verschillende dieptes in de Nereda-installatie te kunnen analyseren. Daarnaast is gebruik gemaakt van sensoren voor zuurstof en oxidatiereductiepotentiaal (ORP). Beide kunnen direct in het medium worden geplaatst zonder monstervoorbewerking. Dit maakt dat de responstijd kort is. Sensortechniek is mogelijk als een robuuste referentietechniek kan worden gebruikt die niet gevoelig is voor storende matrixeffecten in afvalwater. Zuurstofmeting is gebaseerd op het optisch principe Luminescent Dissolved Oxygen (LDO). De meting vindt plaats door middel van een zuurstofgevoelige laag die met behulp van blauw licht wordt geactiveerd. De laag reageert door het uitzenden van rood licht. Dit verschijnsel wordt luminescentie genoemd. Voor de meting wordt de tijd gemeten voordat het rode licht dooft. Deze tijd is evenredig aan de zuurstofconcentratie in het water. De meting is nu gebaseerd op een tijdmeting van licht, waarvoor geen kalibratie nodig is. Een rode LED zorgt voor een stabiele referentie. De LDO-techniek is een vervanging van elektrochemische zuurstofmeting. Er is geen chemische interactie met het monster, waardoor - zoals bij elektrochemische technieken - geen polarisatie en membraan/elektrolietvervanging hoeft plaats te vinden. Voor de ORP- en pH-meting wordt gebruik gemaakt van het differentiĂŤle referentiesysteem. Anders dan een conventionele gecombineerde elektrode is het referentiesysteem van deze elektrode door de gesloten opbouw gescheiden van het te meten monster. Met deze elektrodeopbouw
44
H2O / 9 - 2012
komt de referentie-elektrode niet direct in contact met het monster. Dit sluit de kans op eventuele elektrodenvergiftiging uit. Het in afvalwater aanwezige H2S tast de elektrode niet aan. Een zoutbrug reduceert de reinigingsfrequentie in vergelijking met systemen met open diafragma. Ook verontreiniging van het elektroliet wordt hierdoor zeer beperkt. In afbeelding 1 zijn de verschillende metingen van analyser en sensoren gezamenlijk weergegeven. Hierbij is te zien dat gedurende een cyclus de zuurstofconcentratie constant blijft en er een afname is van de ammonium- en orthofosfaatconcentratie. Het ORP-signaal neemt toe overeenkomstig de geoxideerde toestand. De metingen kunnen per deelproces worden gekoppeld aan één controller. Deze veldinstrumentatie kan tegenwoordig uitgerust worden met moderne communicatietechniek. Voor het Nereda-proces is voor TCP/IP met de PLC gekozen. Hierdoor is het mogelijk om via een netwerkverbinding online toegang te krijgen tot de controller. Door deze functie kan bijvoorbeeld een analyzer op afstand gekalibreerd worden. Daarnaast zijn alle real time functies van de controller beschikbaar. De in afbeelding 2 weergegeven concentraties van de online analyser betreffen debietgewogen daggemiddelde concentraties van 0 tot 24 uur. De monsters van het laboratorium zijn ook debietgewogen maar dan van ‘s ochtends 9 uur tot de volgende dag 9 uur. De resultaten kunnen om deze reden niet helemaal zuiver met elkaar worden vergeleken. Uit de grafiek blijkt echter dat de resultaten van de online resultaten betrouwbaar zijn en dat ook in de periode waarin dus geen laboratoriumresultaten voorhanden zijn, de prestaties van rwzi Epe van hoog niveau zijn. Van pilot naar full-scale Door in een vroeg stadium in de ontwikkeling van een nieuwe zuiveringstechnologie goed na te denken over de juiste keuze van instrumentatie en meettechniek is een nauwkeurige en robuuste regeling verkregen. Voor de selectie zijn de volgende kernfactoren meegewogen: • meetprincipe in relatie tot de toegepaste regeling en tijdsduur van de procescyclus; • meetprincipe en parameterkeuze in relatie tot de deelprocesstappen van de rwzi; • dataoverdracht en communicatie in relatie tot bijvoorbeeld gebruik op afstand en netwerkstructuur en flexibiliteit; • dataoverdracht en communicatie in relatie tot controle en beheer van de rwzi; • service en onderhoud van apparatuur in relatie tot de bezetting van rwzi en continuïteit; • werktuigbouwkundige aanpassingen voor plaatsing van de metingen, zodat flexibiliteit van meetlocaties ontstaat. Daarnaast speelt hierbij de ergonomie voor het onderhoud een belangrijke rol.
handel & industrie Aan de Stegge Bouw & Werktuigbouw bouwt mee aan Nereda Aan de Stegge Bouw & Werktuigbouw heeft het afgelopen jaar op diverse fronten bijgedragen aan de nieuwe Nereda-zuiveringsinstallatie in Epe. Het betreft enkele pompinstallaties, ventilatievoorzieningen, geurbehandeling, een chemicaliëninstallatie en het installeren van de beluchtingsinstallatie inclusief de blowers in het blowergebouw. Het gehele project was opgedeeld in vier clusters, waarbij Aan de Stegge Bouw & Werktuigbouw verantwoordelijk was voor de clusters A & D. Cluster A bestond hoofdzakelijk uit het installeren van pompinstallaties, ventilatievoorzieningen, geurbehandeling en chemicaliëninstallatie. Cluster D bestond uit het installeren van de beluchtinginstallatie inclusief de blowers in het blowergebouw. De werkzaamheden van de clusters moesten vloeiend in elkaar overlopen. Ook de samenwerking met de opdrachtgever en de overige aannemers was van essentieel belang. De eerste uitdaging bestond uit het realiseren van de engineering van alle werkzaamheden. Dit moest in ongeveer twaalf werkweken plaatsvinden, waarbij twee keer zoveel tekenaars ingezet moesten worden.
De tweede uitdaging was het plaatsen van de leidingbrug. De brug bestond uit vier ‘vakwerk’ kolommen van zeven meter hoog met daartussen de vakwerkliggers van 28 meter lengte. Het monteren van de leidingen in de leidingbrug werd uitgevoerd in de fabricagehallen van Aan de Stegge, waardoor efficiënter maar vooral ook veiliger gewerkt kon worden. Bij het ontwerpen van de leidingbrug en leidingen is gebruik gemaakt van twee verschillende tekenpakketten. De gegevens van beide pakketten zijn over elkaar heen gelegd om de knelpunten vanuit de engineering te kunnen wegnemen. Voor meer informatie: www.aandestegge.org.
Inter Act bouwt interface Nereda Inter Act uit Apeldoorn heeft de gebruikersinterface voor Nereda gebouwd. Hiermee is het mogelijk de zuiveringsprocessen op afstand te analyseren en te optimaliseren. Inter Act is het bedrijf achter TeleControlNet, waarmee installaties en apparaten op afstand bediend en bewaakt kunnen worden. Hiervoor heeft Inter Act WEBscada ontwikkeld. Via een beveiligde procedure kan men met een browser op internet inloggen op een eigen TeleControlNet-domein. Aan dat domein kunnen bijvoorbeeld machines en installaties toegevoegd worden die vervolgens beheerd en bestuurd kunnen worden via internet. TeleControlNet van Inter Act wordt veel ingezet voor de monitoring en bediening van gemalen en rioolzuiveringsinstallaties. Ook voor Nereda is een gebruikersinterface gebouwd. Nereda gebruikt deze interface via
het intranet van Rijkswaterstaat. De gebruikersinterface die Inter Act bouwde voor Nereda op basis van WEBscada, biedt veel mogelijkheden voor analyse en optimalisatie van processen. Zo kan de status van alle installaties en processen op afstand gecontroleerd worden. In één oogopslag kunnen in een geografisch overzicht storingen of afwijkingen geconstateerd worden. Details van elk object kunnen direct worden opgevraagd. De techniek van WEBscada zorgt ervoor dat alles bij Nereda (en andere gebruikers van TeleControlNet) uitgevoerd wordt alsof het een lokale SCADA-bedieningsinterface betreft. Voor meer informatie: (055) 534 20 02 of www.interact.nl.
Peter-Jan van Oene (HACH LANGE)
H2O / 9 - 2012
45
Watervenster Entec Holland B.V.
Entec Holland B.V. Zeemanstraat 47 2991 XR Barendrecht T 010-458 00 22 F 010 458 43 30 E info@entec-holland.nl I www.entec-holland.nl
Stankoverlast? Het HC70 geurfilter is een zelfademend geurfilter, in het geurfilter bevinden zich filterkorrels. Wanneer met methaangas en H2S vervuilde lucht door het geurfilter stroomt, reageren de filterkorrels met de aanwezige geurstoffen en maken deze onschadelijk zodat de omgeving gevrijwaard blijft van stankoverlast.
dan 1300 rioolgemalen, pompputten en bergbezinkbassins die geen geuroverlast meer veroorzaken. Door de eenvoudige en doeltreffende werking van het HC70 geurfilter is het filter overal toepasbaar zowel boven als onder de grond en garandeert het een goede werking tegen geuroverlast. Ook voor de grotere gemalen kan Entec Holland u een passend advies geven voor geurbestrijding.
Inmiddels heeft Entec Holland meer dan 1300 HC70 geurfilters in Europa, meer
Flowserve B.V.
Flowserve B.V. Flow Solutions Group Postbus 55, 7550 AB Hengelo T 074 - 240 40 00 F 074 - 242 56 96 E info-hengelo@flowserve.com I www.flowserve.com
Flowserve is wereldwijd toonaangevend op het gebied van vloeistof- en gasbeheersing. Ook service, reparatie en de upgrading van bestaande installaties dragen bij aan de gedegen reputatie van Flowserve. Flowserve heeft productiebedrijven in Etten-Leur, Hengelo en Roosendaal. Vier servicecentra, Etten-Leur en Hengelo in Nederland, en Antwerpen en Verrebroek in België, zorgen voor service en reparatie in de Benelux.
Flowserve Hengelo is marktleider in het upgraden van boezemgemalen in Nederland. Recente projecten zijn de gemalen Hoogland, Katwijk en Gouda. Daarnaast is Flowserve Hengelo gespecialiseerd in pompen voor de meest uiteenlopende watertoepassingen. Het programma omvat ook het repareren, opwaarderen en modificeren van pompen conform klantwensen.
KSB Nederland BV
KSB Nederland BV Postbus 211 1150 AE Zwanenburg T. 020-4079800 F. 020-4079801 E. www.ksb.nl I. infonl@ksb.com
KSB Nederland BV is een totaalaanbieder voor componenten, engineering en service voor inname, transport en behandeling van (drink) water en huishoudelijk, stedelijk en industrieel afvalwater. Ons specialisme: renovatie, ombouw, uitbreiding en nieuwbouw van pompgemalen en -systemen. Tevens engineeren en leveren wij componenten voor afvalwater- en biogasinstallaties. Met ruim 140 jaar ervaring en een compleet programma aan pompen, mixers, afsluiters, aandrijvingen, systemen en automatiseringsoplossingen
is KSB als geen ander in staat “maatwerk” te leveren. Onze uitdaging is de meest energieefficiënte oplossingen met gelijktijdig de laagste TCO (total costs of ownership) aan te bieden. Duurzaam ondernemen is een van de maatstaven waarmee KSB haar klanten van dienst wil zijn. Dankzij continue innovaties en een kwaliteitsbewustzijn is KSB de ideale partner voor al uw pomp- en mixervraagstukken. Een betrouwbare, betrokken en deskundige partner die ondersteunt van engineering tot nazorg, service en onderhoud.
Krohne Nederland B.V. KROHNE Nederland B.V. Kerkeplaat 14 3313 LC Dordrecht Postbus 110 3300 AC Dordrecht T + 31 (0)78 – 63 06 200 F + 31 (0)78 – 63 06 405 E infonl@krohne.com I www. Krohne.com
KROHNE is leverancier van flow- en niveau meetinstrumentatie met eigen fabrieken en verkoopkantoren in meer dan 60 landen. De Nederlandse verkoop- en serviceorganisatie is gevestigd in Dordrecht, op dezelfde locatie als ’s werelds grootste fabriek voor magnetisch inductieve en ultrasone flowmeters: KROHNE Altometer. Hier bevindt zich ook KROHNE’S eigen ijkcircuit. Per jaar worden er ± 60.000 instrumenten geproduceerd en gekalibreerd, variërend in diameter van 2.5 mm t/m 3 meter.
Dankzij jarenlange ervaring is KROHNE thuis in de meest uiteenlopende toepassingen. Hierdoor kunnen onze specialisten u uitstekend adviseren welke oplossing voor uw toepassing geschikt is. KROHNE is dan ook graag uw partner in flow- en niveau meetinstrumentatie.
Watervenster Melspring International BV Melspring International BV, Uw bron voor een compleet programma chemicaliën voor o.a. rioolwaterzuivering, drinkwaterbereiding, industriële (afval) waterbehandeling en slibverwerking. • Poly-electrolieten voor slibindikking en – ontwatering • Metaalzouten (ijzerchlorides/ijzerchloridesulfaten/(poly)aluminiumchlorides & blends/natriumaluminaten (alkalische Alu-oplossing) • Koolstofbronnen (methanol/ethanol/
azijnzuur/suikerwaters/alkalische glycerines/organische zuren/blends • Verkoop/verhuur (installaties voor aanmaak, opslag en dosering van chemicaliën, zowel permanent als tijdelijk) • (Afval)waterbehandeling op maat, met kennis en ervaring gericht op optimaal rendement en tevreden partners. Meer weten: Bezoek onze website: www.watermelspring.com
Melspring International BV Arhemsestraatweg 8 6881 NG Velp Postbus 268 6880 AG Velp T 0031 26 384 2042 F 0031 26 3842041 E hagen@melspring.com I www.watermelspring.com
Bureau Waardenburg B.V. De Kaderrichtlijn Water brengt voor waterbeheerders verplichtingen met zich mee, maar ook kansen. Bureau Waardenburg heeft de afgelopen jaren diverse waterbeheerders geholpen hier invulling aan te geven. Zo hebben wij meegewerkt aan de KRW-brondocumenten, Richtlijnen voor KRW-monitoring, het Protocol toetsen & beoordelen en de Richtlijn KRW-projectmonitoring voor inrichtingsprojecten in rijkswateren. Ook toetsen we geregeld ruimtelijke plannen op KRW-effecten.
Daarnaast hebben we studies uitgevoerd naar de effectiviteit van herstelmaatregelen in het hele spectrum aan watertypen. Zo monitoren en evalueren we de effectiviteit van natuurvriendelijke oevers en flexibel peilbeheer in regionale wateren. Met deze kennis adviseren we waterbeheerders bij de herbeschouwing van de oorspronkelijke doelstellingen en geplande maatregelen voor de tweede KRW-planperiode (2015 – 2021).
Bureau Waardenburg B.V. Varkensmarkt 9, 4101 CK Culemborg Postbus 365, 4100 AJ Culemborg T 0345-512 710 F 0345-519 849 E info@buwa.nl I www.buwa.nl
Waterstromen BV Waterstromen BV exploiteert industriële afvalwaterzuiveringen en vergisters in geheel Nederland. Industrieën die deze activiteiten wensen uit te besteden zijn bij ons aan het juiste adres.
singen of nieuwe installaties. Waar mogelijk maken we graag gebruik van innovatieve en duurzame processen en creëren we waarde uit afval. De betrouwbaarheid zal echter altijd worden geborgd.
De aanleiding is veelal een benodigde uitbreiding, nieuw- of verbouw van uw installatie, of de wens om U te concentreren op uw kernactiviteiten. Waterstromen is bereid bestaande installaties over te nemen en te investeren in uitbreidingen, aanpas-
Samenwerken met Waterstromen resulteert steeds in synergie. Waterstromen kan uw waterzuivering compleet ontzorgen. Samen met u vinden wij de beste oplossing
Waterstromen BV Postbus 8 7240 AA Lochem T (0573) 298 551 F (0573) 298 562 E info@waterstromen.nl I www.waterstromen.nl
Watts Industries Netherlands B.V. Watts Industries Netherlands B.V. maakt deel uit van het internationale Watts Industries concern en is leverancier van een zeer breed programma Watts producten voor verwarmings-, sanitaire en industriële toepassingen. Behalve de verantwoordelijkheid voor de verkoop van alle Watts Industries producten op de Nederlandse markt, ontwikkelt en vervaardigt Watts Industries Netherlands een volledige range waterappendages, welke wereldwijd worden afgezet.
Om wat voor product het ook gaat, er is altijd een volledige range in maten, aansluitingen en uitvoeringen leverbaar. Het complete leveringsprogramma van Watts Industries voorkomt compromissen en stelt het kwaliteitsniveau zeker tot in het detail. Het leveringsprogramma is vooral gebaseerd op gebruikersvriendelijke oplossingen voor de installatietechniek, waarbij gestreeft wordt naar het introduceren en/of ontwikkelen van innovatieve producten.
Watts Industries Netherlands B.V. Kollergang 14, 6961 LZ Eerbeek Postbus 98, 6960 AB Eerbeek T 0313-673 700 F 0313-652 073 E info@wattsindustries.nl I www.wattsindustries.com I www.waterbeveiliging.nl
Nereda, een wereldprimeur! Wij feliciteren de Nederlandse watersector met de opening van Nereda op rwzi Epe.
www.hach-lange.nl