20120622074515

Page 1

44ste jaargang / 22 juni 2012

13 /

2012

TIJDSCHRIFT VOOR WATERVOORZIENING EN WATERBEHEER

WATER ÉN BOEREN KRIJGEN DE RUIMTE IN OVERDIEPSE POLDER ‘HUIDIGE OVERSTROMINGSMODELLEN VOLDOEN NIET MEER’ NIEUW GROOT UITWATERINGSGEMAAL NODIG IN LAUWERSMEER INTEGRALE OPTIMALISATIE VAN HET GRONDWATERMEETNET


Watervenster Entec Holland B.V.

Entec Holland B.V. Zeemanstraat 47 2991 XR Barendrecht T 010-458 00 22 F 010 458 43 30 E info@entec-holland.nl I www.entec-holland.nl

Entec Holland is bekend als totaalleverancier van apparatuur voor waterzuiveringen, zoals hyperbolide- en statische mengers en beluchting systemen en is marktleider met geurfilters. Voor de chemische-, petrochemische-, voedingsmiddelen en farmaceutische industrie bieden wij een zeer uitgebreid programma statische mengers van Statiflo International aan voor het mengen van gassen en/of vloeistoffen.

• Zeer efficiënt mengend vermogen (CoV 0,05!) • Geen bewegende onderdelen-geen onderhoud/reservedelen • Minimale inbouwmaten-eenvoudige installatie • Leverbaar in vele materialen en elke gewenste uitvoering • Lage investering- en proceskosten-snelle terugverdientijd

Flowserve B.V.

Flowserve B.V. Flow Solutions Group Postbus 55, 7550 AB Hengelo T 074 - 240 40 00 F 074 - 242 56 96 E info-hengelo@flowserve.com I www.flowserve.com

Flowserve is wereldwijd toonaangevend op het gebied van vloeistof- en gasbeheersing. Ook service, reparatie en de upgrading van bestaande installaties dragen bij aan de gedegen reputatie van Flowserve. Flowserve heeft productiebedrijven in Etten-Leur, Hengelo en Roosendaal. Vier servicecentra, Etten-Leur en Hengelo in Nederland, en Antwerpen en Verrebroek in België, zorgen voor service en reparatie in de Benelux.

Flowserve Hengelo is marktleider in het upgraden van boezemgemalen in Nederland. Recente projecten zijn de gemalen Hoogland, Katwijk en Gouda. Daarnaast is Flowserve Hengelo gespecialiseerd in pompen voor de meest uiteenlopende watertoepassingen. Het programma omvat ook het repareren, opwaarderen en modificeren van pompen conform klantwensen.

Krohne Nederland B.V. KROHNE Nederland B.V. Kerkeplaat 14 3313 LC Dordrecht Postbus 110 3300 AC Dordrecht T + 31 (0)78 – 63 06 200 F + 31 (0)78 – 63 06 405 E infonl@krohne.com I www. Krohne.com

KROHNE is leverancier van flow- en niveau meetinstrumentatie met eigen fabrieken en verkoopkantoren in meer dan 60 landen. De Nederlandse verkoop- en serviceorganisatie is gevestigd in Dordrecht, op dezelfde locatie als ’s werelds grootste fabriek voor magnetisch inductieve en ultrasone flowmeters: KROHNE Altometer. Hier bevindt zich ook KROHNE’S eigen ijkcircuit. Per jaar worden er ± 60.000 instrumenten geproduceerd en gekalibreerd, variërend in diameter van 2.5 mm t/m 3 meter.

Dankzij jarenlange ervaring is KROHNE thuis in de meest uiteenlopende toepassingen. Hierdoor kunnen onze specialisten u uitstekend adviseren welke oplossing voor uw toepassing geschikt is. KROHNE is dan ook graag uw partner in flow- en niveau meetinstrumentatie.

KSB Nederland BV

KSB Nederland BV Postbus 211 1150 AE Zwanenburg T. 020-4079800 F. 020-4079801 E. www.ksb.nl I. infonl@ksb.com

KSB Nederland BV is een totaalaanbieder voor componenten, engineering en service voor inname, transport en behandeling van (drink) water en huishoudelijk, stedelijk en industrieel afvalwater. Ons specialisme: renovatie, ombouw, uitbreiding en nieuwbouw van pompgemalen en -systemen. Tevens engineeren en leveren wij componenten voor afvalwater- en biogasinstallaties. Met ruim 140 jaar ervaring en een compleet programma aan pompen, mixers, afsluiters, aandrijvingen, systemen en automatiseringsoplossingen

is KSB als geen ander in staat “maatwerk” te leveren. Onze uitdaging is de meest energieefficiënte oplossingen met gelijktijdig de laagste TCO (total costs of ownership) aan te bieden. Duurzaam ondernemen is een van de maatstaven waarmee KSB haar klanten van dienst wil zijn. Dankzij continue innovaties en een kwaliteitsbewustzijn is KSB de ideale partner voor al uw pomp- en mixervraagstukken. Een betrouwbare, betrokken en deskundige partner die ondersteunt van engineering tot nazorg, service en onderhoud.


Crisis?

C

risis, hoezo crisis? In de watersector blijft altijd werk. Uit de kraan moet schoon drinkwater blijven komen, het afvalwater moet gezuiverd blijven worden en de riolering moet ook blijven functioneren. Bovendien moet de rivieren meer ruimte krijgen, zodat de kans op overstromingen afneemt, maar moeten ze ook het water niet te snel afvoeren bij droogte. Dus ook de aanleg van waterbergingsgebieden en het weer laten meanderen van rivieren in hoog-Nederland blijven belangrijk. Afgelopen week begon Waterschap Groot Salland officieel met de verruiming van de IJssel bij Zwolle. De dijk wordt daar over een lengte

Redactie Peter Bielars (hoofdredacteur) Michiel van Zaane Jacques Geluk Postbus 122, 3100 AC Schiedam telefoon (010) 427 41 65 fax (010) 473 99 11 e-mail h2o@nijgh.nl Bezoekadres: Stationsplein 2, Schiedam Redactiesecretariaat Dora Pompe Redactieadviesraad Jos Peters (voorzitter) (DHV) Jan Hofman (KWR Watercycle Research Institute) Daphne de Koeijer (gemeente Rotterdam) Johan van Mourik (SKIW) Joris Schaap (Aequator) André Struker (Waternet) Cees Verkerk (Vewin) Advertentieverkoop Roelien Voshol (010) 427 41 54 Brigitte Laban (010) 427 41 52 Mediaorder Carola Sjoukes (010) 427 41 09 fax (010) 473 20 00 Abonnementenservice (010) 427 41 08 (van 9.00 tot 12.00 uur) e-mail abo@nijgh.nl fax (010) 473 20 00 Abonnementsprijs € 113,- per jaar excl. 6% BTW € 149,- per jaar voor buitenland € 8,50 losse exemplaren excl. 6% BTW Abonnementen gelden voor één jaar en worden – zonder tegenbericht – automatisch verlengd. Opzeggingen dienen schriftelijk uiterlijk 6 weken voor het aflopen van de abonnementsperiode te geschieden aan bovenstaand postadres. Druk en lay-out DeltaHage grafische dienstverlening, Den Haag

Peter Bielars

inhoud nº 13 / 2012

H2O tijdschrift voor watervoorziening en waterbeheer verschijnt ééns per 14 dagen Officieel orgaan van Stichting tot uitgave van het tijdschrift H2O en haar participanten: - Koninklijk Nederlands Waternetwerk - Vewin - Kiwa Water Holding BV Uitgever Rinus Vissers

van twee kilometer 300 meter landinwaarts verlegd. Zes families moeten daardoor verhuizen, maar drie van hen gaan nu ter plekke een dijkhuis bouwen. Een stalen damwand voorkomt straks dat de nieuwe dijk tegen de woningen aanschuift. Ook in de Overdiepse Polder komen enkele bewoners terug wanneer daar de grond afgegraven is en er een achttal terpen overblijven waarop het droog wonen is, ook wanneer de omliggende weilanden onder water lopen. De veiligheid is gegarandeerd en het water krijgt meer ruimte om minder schade aan te richten.

4 / Waterkwaliteit in driekwart van de landbouwgebieden nog onvoldoende

5 / Oproep tot structurele aandacht voor droogte

6 / Rivier én boeren krijgen de ruimte 8 / Huidige overstromingsmodellen voldoen niet meer

Anne Leskens, Elgard van Leeuwen en Jan Strijker

5

11

/ Op zoek naar een optimaal ontwerp voor een groot uitwateringsgemaal in het Lauwersmeer Bernhard Becker, Ruben Dahm, Klaas-Jan van Heeringen, Kees Kooij, Jan Gooijer en Joca Jansen

14 / Waterinformatie delen via open portals Arnold Lobbrecht, Sead Kolic, Matthijs ten Harkel, Schalk Jan van Andel

6

16 / Waternetwerken 23 / Integrale optimalisatie van het

grondwatermeetnet

Dimmie Hendriks, Marijn Kuijper, Wiebe Borren en Rob van Dongen

26

/ Stand van zaken rond het verspreiden van baggerspecie

29

Arjan Wijdeveld en Jos Vink

29

/ Erfenis fosfaatrijk verleden: helder water met woekerende waterplanten Leon Samers, Sebastaan Schep, Jeroen Geurts en Fons Smolders

32 / Handel & Industrie 34 / Agenda

Copyright Nijgh Periodieken B.V., 2012 Het auteursrecht op de inhoud van dit tijdschrift wordt uitdrukkelijk voorbehouden. Overname van artikelen alleen na schriftelijke toestemming van de uitgever. www.vakbladh2o.nl

Bij de omslagfoto: Het huidige spuisluizencomplex bij Lauwersoog moet vervangen worden door een groot gemaal om in de toekomst het risico op wateroverlast in noord-nederland binnen acceptabele grenzen te houden (zie pagina 11).


Waterkwaliteit in driekwart van de landbouwgebieden nog onvoldoende In driekwart van de Nederlandse landbouwgebieden is de waterkwaliteit in sloten en beken nog steeds onvoldoende. Die wateren voldoen niet aan de nutriëntennormen. Het mestbeleid zorgt vanaf 1986 weliswaar voor verbetering van de waterkwaliteit maar de maatregelen sorteren nog te weinig resultaat. Deze conclusies zijn te trekken uit meetgegevens van het nieuwe Meetnet Nutriënten Landbouw Specifiek Oppervlaktewater (MNLSO).

D

e te hoge concentraties stikstof en fosfor in het grond- en oppervlaktewater zijn afkomstig van dierlijke mest van de intensieve veehouderij in Nederland. De Nederlandse regering voerde in 1986 de Meststoffenwet in en evalueert

sindsdien om de vijf jaar het effect van emissiebeperkende maatregelen. Dit jaar vindt een nieuwe evaluatie plaats. Hiervoor zette Deltares samen met de waterschappen en het ministerie van Infrastructuur en Milieu een meetnet op voor

oppervlaktewater in landbouwgebieden. Dit meetnet bestaat uit 167 locaties, waarvan iets meer dan de helft geschikt is voor een trendanalyse doordat ze minimaal vanaf het jaar 2000 bemeten worden. Uit de analyse voor de jaren 2007 t/m 2010 blijkt dat voor stikstof tussen de 39 en 62 procent van de meetlocaties (afhankelijk van de weersomstandigheden, droog of nat en koud of warm) niet voldoet aan de norm. Voor fosfor geldt dit voor 45 tot 57 procent. Bij de toetsing op de combinatie van stikstof en fosfor voldoet 61 tot 76 procent van de meetlocaties niet. In een jaar met ongunstig weer voldoet dus slechts 24 procent van de meetpunten in landbouwgebieden voor beide nutriënten aan de norm. De normoverschrijdingen doen zich zowel in zand- als klei- en veengebieden voor. In de zandgebieden voldoet een iets hoger percentage van de meetlocaties aan de norm dan in het kleigebied. In de veengebieden voldoet het laagste percentage van de meetpunten aan de norm. De concentraties stikstof en fosfor in het oppervlaktewater dalen wel. Het mestbeleid heeft dus wel effect, maar nog onvoldoende. De Unie van Waterschappen pleit daarom voor extra maatregelen om de problemen op te lossen. In de volgende en laatste uitgave voor de zomervakantie verschijnt een uitgebreid artikel over dit onderzoek.

Lieve Declercq nieuwe directievoorzitter Vitens Lieve Declercq (46) is benoemd tot voorzitter van de directie van Vitens. De aandeelhouders hebben daarmee ingestemd tijdens de Algemene Vergadering. Declercq treedt per 1 september in dienst.

D

eclercq studeerde Business Engineering aan de Katholieke Universiteit van Leuven. Van 2002 tot heden was zij als managing director werkzaam bij Maltha Group (onderdeel van Van Gansewinkel). Daarvoor oefende ze dezelfde functie uit bij het moederbedrijf en enkele managementfuncties bij Esso Benelux.

4

H2O / 13 - 2012

Aad van der Velden zal, na een inwerkperiode van de nieuwe voorzitter, zijn functie als gedelegeerd commissaris neerleggen en de voorzittersrol in de Raad van Commissarissen weer op zich nemen. Van der Velden kreeg in 2011 als toenmalig voorzitter van de Raad van Commissarissen de taak zorg te dragen voor de continuïteit van de organisatie en de voortgang van realisatie van de strategie. De Raad van Commissarissen, de aandeelhouders, de huidige directie, het management en de ondernemingsraad van Vitens zijn verheugd met de aanstelling. De voorzitter van de Raad van Commissarissen, Marie-Louise van Kleef: “Door haar strategisch inzicht en het vermogen te

verbinden en anderen te inspireren is zij de meest geschikte persoon om de grote uitdagingen aan te gaan en ambitie waar te maken waar Vitens voor staat.” Vitens heeft voor de komende jaren ambitieuze doelen gesteld op vijf terreinen. Voorop staat een perfect functionerende en klantgerichte organisatie. Verder wil Vitens het beste drinkwater leveren tegen de laagste kosten. Ook duurzaamheid van de bedrijfsvoering en goed werkgeverschap staan hoog op de agenda. Daarnaast wil Vitens de internationale inzet vergroten en de beschikbaarheid van goed drinkwater en sanitatievoorzieningen verbeteren in opkomende landen.


actualiteit Oproep tot structurele aandacht voor droogte De steeds groter wordende kans op droogte in hoog Nederland door de opwarming van de aarde verdient structurele aandacht om grote problemen te voorkomen. ‘Beschikbaarheid van water is essentieel voor de welvaart en het welzijn in hoog Nederland. Door klimaatverandering komt er steeds minder water beschikbaar. Sluipend bedreigt droogte de welvaart en het welzijn in hoog Nederland en daarmee in heel Nederland’ werd tijdens het symposium Hoog&Droog, dat in Arnhem werd gehouden, gesteld. Tijdens het symposium werd het manifest Hoog Nederland aangeboden aan Deltacommissaris Wim Kuijken. Hij toonde zich positief over het manifest.

T

ijdens het symposium Hoog&Droog op 6 juni in Arnhem kwamen zo’n 200 vertegenwoordigers van overheden, bedrijfsleven, kennisinstellingen en belangenorganisaties bij elkaar om de urgentie van de klimaatopgave in Zuid- en Oost-Nederland te bespreken. Omdat waterbeheer met name om te véél water draait, blijft de positie van hoog Nederland wel eens onderbelicht. Maar droogte kan ook aanzienlijke schade opleveren. Ongeveer 40 procent van de in Nederland gerealiseerde toegevoegde economische waarde wordt in hoog Nederland gerealiseerd, zo stelden de opstellers van de verklaring. De aanwezigen onderkenden het gezamenlijk belang om actief en tijdig in te spelen op klimaatontwikkelingen. Ze spraken uit zich in te willen zetten om kansrijke initiatieven te bevorderen. “We moeten toewerken naar een gezamenlijk investeringsprogramma voor de komende 20 tot 30 jaar”, aldus Lambert Verheijen, voorzitter van de Stuurgroep Deltaplan Hoge Zandgronden.

Het manifest werd overhandigd door v.l.n.r. de gedeputeerden Patrick van den Broek (Limburg), Johan van den Hout (Noord-Brabant), Bert Boerman (Overijssel) en Co Verdaas (Gelderland) aan Deltacommissaris Wim Kuijken (in het midden). De verklaring van Hoog&Droog werd bij acclamatie aangenomen. Van links naar rechts: Lambert Verheijen (voorzitter stuurgroep DHZ), Bart Parmet (directeur Staf Deltacommissaris), Ans van den Bosch (Directeur Deltaprogramma Zoetwater), Bert Boerman (voorzitter RBO Rijn-Oost) en Elaine Alwayn (voorzitter Bestuurlijk Platform Zoetwater).

De samenwerkende partijen in Oost- en Zuid-Nederland zijn bezig met het ontwikkelen en implementeren van oplossingen. Deze zijn samen te vatten in vier strategieën: • waterbesparing en verminderen van de gevoeligheid voor droogte en watertekorten; • het vergroten van de watervoorraad oftewel de sponsfunctie van hoog Nederland; • het optimaliseren van de wateraanvoer, van hoofdsysteem tot in de haarvaten; • investeren in nieuwe vormen van samenwerking. Deltacommissaris Wim Kuijken was aanwezig om uit handen van gedeputeerde Bert Boerman van de Provincie Overijssel het manifest Hoog Nederland in ontvangst te nemen. Het verwoordt het economisch en maatschappelijk belang van een toekomstbestendige watervoorziening in Oost- en Zuid-Nederland en roept alle betrokkenen op om hier gezamenlijk de schouders onder te zetten. Boerman riep de Deltacommissaris op om de opgaven van Hoog Nederland te borgen in het Deltaprogramma: “Het is nodig dat we met elkaar nadenken over de verdeling van water in ons land in tijden van droogte. Dat is in het belang van de scheepvaart, bedrijven, landbouw, de natuur en voor ons drinkwater. Daarvoor zijn we samen verantwoordelijk.” Kuiken reageerde hier positief op en gaf aan dat het waterbeheer van de hoge gronden wordt verankerd in de Deltabeslissing Zoetwater. H2O / 13 - 2012

5


Water én boeren krijgen de ruimte in Overdiepse Polder De 550 hectare grote Overdiepse Polder bij Waspik verandert in een waterbergingsgebied en geeft vanaf 2015 bij extreem hoog water ruimte aan de Bergsche Maas om overstromingen deels te voorkomen. Het is één van ruim 30 projecten in het kader van het programma Ruimte voor de Rivier en draagt bij aan de veiligheid van vier miljoen Nederlanders op het gebied van water. De veeteelt- en agrarische functie van de polder blijft behouden dankzij het tien jaar geleden door de ondernemers/bewoners zelf bedachte terpenplan. Deze zomer verhuist de eerste ondernemer naar zijn op één van de acht terpen gebouwde nieuwe bedrijf en woonhuis.

H

ans Brouwer, riviertakmanager van ‘Ruimte voor de Rivier’, spreekt van een bijzonder project. “De Overdiepse Polder maakte in de jaren ‘70 deel uit van het rivierengebied. Na de inpoldering en de daaropvolgende grote ruilverkaveling hebben 17 boeren zich er gevestigd.” Na hoge waterstanden in 1993 en 1995, die onder meer zorgden voor de evacuatie van een kwart miljoen mensen, besloot de regering in 2000 dat - mede met het oog op veranderingen in het klimaat en de verwachte stijging van de zeespiegel en rivierafvoeren - het alleen maar verhogen en versterken van dijken niet meer afdoende zou zijn en de rivieren meer ruimte moesten krijgen. Daardoor kunnen zij vanaf 2015 16.000 (en vanaf 2050 18.000) kubieke meter water per seconde veilig afvoeren naar zee. Nu is dat nog 15.000 kubieke meter. “De ondernemers van de Overdiepse Polder, één van de gebieden waar de rivier de ruimte moest krijgen, zijn destijds zelf met de oplossing gekomen die nu, sinds 2010, wordt uitgevoerd.”

Overheden werken nauw samen

De Provincie Noord-Brabant heeft het terpenplan samen met de betrokken overheden, een consortium van adviesbureaus en de actieve belangenvereniging Overdiepse Polder, verder uitgewerkt, en is verantwoordelijk voor de grondverwerving. Tot de wettelijke beheertaken van Waterschap Brabantse Delta behoren het voorkomen van overstromingen en het regelen van de hoogte van het water. Vandaar dat het, mede op eigen initiatief, verantwoordelijk is voor de uitvoering van het project Overdiepse Polder. “De aannemer regelt alles zelf. Wij toetsen geregeld of hij zich aan alle afspraken houdt. Deze nieuwe werkwijze voldoet heel goed”, aldus Maartje Thijssen, projectmanager van het waterschap tijdens een excursie door het gebied, dat één en al activiteit laat zien. Over een speciaal aangelegde bouwweg, die straks verandert in een wandelpad, rijden trucks met bouwmaterieel af en aan. Bestaande bedrijven en woningen worden gesloopt, zodra de ondernemer - met een reële schadeloosstelling - is vertrokken naar elders om daar een nieuw bedrijf te beginnen of kan verhuizen naar de nieuwbouw op één van de acht terpen. Deze zijn opgebouwd uit verschillende zandlagen en krijgen elk een oppervlakte van twee hectare.

6

H2O / 13 - 2012

De 550 hectare grote Overdiepse Polder zorgt straks bij het onder water lopen voor een peilverlaging van 27 cm. De in totaal acht terpen aan de zuidzijde blijven veilig en droog.

Het Rijk staat garant voor de schadeloosstellingen. Wensen die daarbuiten vallen, moeten de agrariërs zelf financieren, waarbij overigens niet wordt uitgesloten dat zij in de toekomst alsnog gebruik kunnen maken van nog te ontwikkelen subsidieregelingen van de Europese Unie.

blij met de mogelijkheid een geheel nieuw bedrijf te beginnen”, zegt Broekmans tevreden. Groot voordeel van het feit dat de boerderijen dateren van de jaren ‘70 is dat het geen monumentale panden zijn en dus zonder problemen kunnen worden gesloopt.

Veehouder Sjaak Broekmans, die samen met collega Nol Hooijmaijers als ‘ambassadeur’ voor het project optreedt, verhuist binnenkort als eerste. De nieuwbouw is bijna gereed en rust, inclusief de stallen, op 600 palen. Zijn ongeveer 100 koeien grazen zes meter lager, beneden aan de terp in het gedeelte van de polder dat gemiddeld eens in de 25 jaar bij extreem hoog water ruimte moet bieden aan het overtollige water van de rond 1900 gegraven Bergsche Maas. Dat voorkomt onder meer dat het stroomopwaarts gelegen ‘s-Hertogenbosch in die situatie overstroomt. Doordat minimaal 48 uur tevoren bekend is dat hoog water op komst is, hebben de boeren voldoende gelegenheid hun vee over te brengen naar de terp. In het geval van een overstroming hebben de boeren, onder wie zeven melkveehouders, recht op compensatie, ook al moet de schaderegeling nog worden geformaliseerd. “In eerste instantie schrokken we toen we hoorden van de plannen voor ontpoldering, maar al snel besloten we geen actiegroep te vormen maar zelf met plannen te komen. Alles wordt precies zoals wij het hadden bedacht. Ik ben

Wanneer alle terpen klaar zijn en alle oude gebouwen gesloopt, is het tijd de bestaande dijk aan de Bergsche Maas (aan de noordzijde van de polder) te verlagen om het teveel aan rivierwater in extreme situaties te kunnen opvangen. Het peil van de rivier daalt daardoor met ongeveer 27 centimeter. Langs het Oude Maasje, de oorspronkelijke rivier aan de zuidzijde van de polder, komt een nieuwe winterdijk, die als nieuwe primaire waterkering Waspik moet beschermen. Het gebied tussen de nieuwe dijk, die wordt aangelegd als een vloeiend tracé, en het Oude Maasje krijgt een natuuren recreatiebestemming.

27 cm

De acht terpen zijn gesitueerd langs en op dezelfde hoogte als de nieuwe dijk, zodat de veeteelt- en agrarische bedrijven ook tijdens overstromingen goed bereikbaar zijn. De terpen zijn alle van min of meer gelijke omvang en op gelijke afstand van elkaar gepland. Ze krijgen een robuuste erfbeplanting. De vegetatie in de uiterwaarden mag tussen oktober en april, wanneer de kans op hoog water het grootst is, niet hoger zijn dan 30 centimeter. De bodem moet glad


verslag

Het afgraven van grond in de Overdiepse Polder.

zijn, zodat het wassende water zonder obstakels door de polder kan stromen.

De eerste nieuwe boerderij op een opgeworpen terp in de Overdiepse Polder.

Wat de waterhuishouding in de ontpolderde polder betreft staan vernieuwing van het bestaande gemaal in het noorden en de aanleg van een sluis op het programma. Op dit moment moet de aannemer de waterplas in het westelijke puntje, die met flauwe oevers een waterhuishoudkundige en ecologische functie krijgt, waterdicht krijgen. Er is veel kwel en tijdens het ontgraven moet tegelijk vrijkomende grond worden ingebracht om de plas te verontdiepen.

Internationaal bezoek

De aanpak in de Overdiepse Polder is bijzonder genoeg om jaarlijks vele internationale journalisten, projectmedewerkers en bestuurders te trekken, die komen kijken hoe Nederland hier zijn inwoners tegen het water beschermt. Vooral het feit dat ontpoldering kan samengaan met behoud van de agrarische functie opent vele buitenlandse gasten de ogen. Ook Europa is onder de indruk. Het project krijgt subsidie van de Europese Unie in het kader van de ALFAregeling (Adaptive Land use for Flood Alleviation). Die is bedoeld om burgers in het noordwesten van Europa te beschermen tegen de risico’s van overstromingen die het gevolg zijn van klimaatveranderingen. Daarbij is het de bedoeling dat de huidige gebruiksfuncties in de projectgebieden zoveel mogelijk bewaard blijven en dat tegelijk wordt gezocht naar optimale combinaties tussen rivier en bijvoorbeeld agrarisch landgebruik, recreatie en natuurbescherming of -ontwikkeling. De Overdiepse Polder voldoet aan al deze voorwaarden. Andere ALFA-projecten zijn te vinden in GrootBrittannië, Duitsland, België en Frankrijk. Foto's: Jacques Geluk H2O / 13 - 2012

7


Huidige overstromingsmodellen voldoen niet meer

Tabel 1 geeft bijvoorbeeld aan hoe de veiligheidsnormklasse gekoppeld is aan de verwachte schade en het beveiligingsniveau1). De verwachte schade is berekend met overstromingsmodellen op basis van waterdieptes en landgebruik2). Een ander voorbeeld is ‘Waterveiligheid in de 21e eeuw3). Dit project heeft, naar aanleiding van aanbevelingen in het Deltaprogramma, onder meer tot doel om de discussie over

Modelonzekerheid

De vraag is of de overstromingsscenario’s voldoende betrouwbaar zijn om als onderbouwing te dienen voor de veiligheidsnormen. Dit geldt niet alleen voor de normering maar bijvoorbeeld ook voor de Europese Richtlijn Overstromingsrisico’s (ROR)5). Is het verantwoord dat bij het maken van overstromingsrisicokaarten voor ROR met ‘oude’ overstromingsscenario’s worden gewerkt? Om deze vraag te beantwoorden is de dataset van meer dan 10.000 overstromingsscenario’s binnen de Landelijke Database Overstromingsrisico’s6) gebruikt voor een

Afb. 1: Overstromingsbeeld twaalf uur na de doorbraak bij een variatie in de duur van de verticale bresgroei. Duur verticale bresgroei een half uur. Duur verticale bresgroei één uur.

8

H2O / 13 - 2012

beveiligingsniveau (jaar)

veiligheidsnormen van primaire keringen te ondersteunen met informatie over overstromingsgevolgen. Ook hier spelen uitkomsten van overstromingsmodellen een centrale rol. De overstromingsbeelden die hieruit volgen, vormen de directe basis voor het bepalen van de schades en slachtoffers en het afleiden van nieuwe veiligheidsnormen. Andere voorbeelden van het gebruik van overstromingsmodellen voor het vaststellen van veiligheidsnormen zijn te vinden in de werkwijzen voor het normeren van voorlanden compartimenteringskeringen4).

verwachte schade (miljoen euro)

H

et waterveiligheidsbeleid in Nederland wordt in belangrijke mate bepaald door de verwachte schade bij doorbraak van waterkeringen. Deze schade wordt bepaald met overstromingsmodellen. Zo zijn de veiligheidsnormen waaraan de primaire en secundaire keringen in Nederland moeten voldoen, één op één afgeleid van schadeberekeningen die met deze overstromingsmodellen worden gevoed. Het basisprincipe is dat dijken die dichtbevolkte en economisch waardevolle gebieden beschermen, minder vaak mogen bezwijken dan dijken die alleen weilanden beschermen. Hoe overstromingsmodellen worden toegepast om verwachte schade te bepalen, is uitgewerkt in leidraden.

veiligheidsnorm

Beslissingen over maatregelen voor het vergroten van de waterveiligheid zijn voor een groot deel gebaseerd op de uitkomsten van overstromingsmodellen. In Nederland wordt voor de dijkringen nu nog gebruik gemaakt van overstromingsmodellen met een resolutie van 100 x 100 meter en standaardaannames voor de bresgroei. De vraag is of de resultaten goed genoeg zijn om te gebruiken als fundament voor alle besluiten, zoals het toekennen van veiligheidsnormen aan dijken en besluiten tot evacuaties. Onderzocht is welke onzekerheden er zijn en hoe deze doorwerken in beslissingen. Uit deze analyse blijkt dat de huidige modellen met een resolutie van 100 x 100 meter niet meer voldoen om belangrijke besluiten op te baseren. De hoogheemraadschappen van Delfland en Hollands Noorderkwartier hebben daarom besloten om gebruik te maken van veel nauwkeurigere overstromingsmodellen.

I

0-8

1/10

II

8-25

1/30

III

25-80

1/100

IV

80-250

1/300

V

>250

1/1000

Tabel 1: Veiligheidsklasses voor regionale keringen met het principe: hoe hoger de verwachte (= berekende) schade, hoe hoger de norm (beveiligingsniveau) van de kering1).

gevoeligheidsanalyse. Hierin is eerst gekeken op welke locaties meerdere overstromingsscenario’s beschikbaar zijn. Vervolgens is achterhaald welke modelaannames en uitgangspunten van deze scenario’s bekend waren. Tenslotte is gekeken welke van deze modelaannames voor grote variatie in de overstromingsbeelden zorgen. Duur verticale bresgroei twee uur.


Gridgrootte

Een andere belangrijke factor is de keuze voor de gridgrootte van het overstromingsmodel. Het hoogteverloop van een gebied is geschematiseerd als een verzameling ‘vierkante tegels’, met binnen een tegel een gelijke maaiveldhoogte. Uit de analyse blijkt dat het overstromings-

beeld aanzienlijk kan verschillen wanneer de grootte van de tegels wordt aangepast van bijvoorbeeld 100 bij 100 meter in 5 bij 5 meter. Afbeelding 2 toont duidelijk wat het verschil kan zijn tussen beide gridgroottes. Bij een hoger detailniveau ziet het overstromingsbeeld er radicaal anders uit. Het prepareren van deze hoogtemodellen is volgens de landelijk gangbare werkwijze gedaan. Dit houdt in dat rekening is gehouden met het interpoleren van ‘gaten’ in de basishoogtekaart en dat de verhoogde landschapselementen niet zijn ‘weggefliterd’ bij de opschaling naar 100 meter. Belangrijkste reden voor dit verschil is dat verhoogde landschapselementen, die zeer bepalend zijn voor het overstromingsverloop, niet goed geschematiseerd kunnen worden bij een gridgrootte van 100 meter. In verhoogde landschapselementen, zoals spoorwegen of oude ‘slaperdijken’, zijn vaak lokale laagtes aanwezig die ervoor zorgen dat in werkelijkheid het water zich kan verspreiden naar achterliggende gebieden terwijl dat in de modellen niet gebeurt. Duidelijk laagtes, zoals speciaal aangelegde coupures of wegdoorgangen, kunnen over het algemeen nog ondervangen worden, maar andere laagtes niet. Deze laagtes hebben een schaalgrootte orde één tot tien meter. Dergelijke belangrijke details blijven bij grovere modellen altijd buiten beeld (zie afbeelding 3). De foto toont het werkelijke zijaanzicht van een binnendijk waarin een laagte te zien is. De figuren daaronder geven de representatie van deze dijk weer in respectievelijk een 100 meter en een 5 meter rastermodel. Hierin is

verwachte slachtoffers

Een belangrijke onzekerheid in een overstromingsberekening is de bresgroei. Uit diverse publicaties7) blijkt dat de aannames die voor de bresgroei in een overstromingsmodel worden gekozen, grote invloed hebben op de uitkomst van overstromingsberekeningen. Aankomsttijden van water kunnen uren verschillen en overstromingsbeelden kunnen wezenlijk anders zijn. Instellingen die gedaan kunnen worden om de bresgroei te simuleren, zijn onder andere de maximale diepte die de bres kan bereiken, de duur waarover deze maximale diepte wordt bereikt, de initiële bresbreedte en het materiaal van de kering. De bresgroei is zo gemodelleerd dat de bres eerst - volgens opgegeven waarden - groeit naar een bepaalde bresdiepte en -breedte. Vervolgens groeit de bres ‘automatisch’ verder afhankelijk van de stroomsnelheid die ontstaat en het materiaal van de dijk. Van het begin van een bresgroei is weinig bekend, omdat hiervan weinig meetdata beschikbaar zijn. Daarom wordt gerekend met een aantal standaardwaarden. De verticale bresgroei in de eerste fase van de bres wordt bijvoorbeeld standaard op een uur gezet, terwijl andere waarden een heel ander overstromingsbeeld en bijbehorende schades en slachtoffers kunnen opleveren (zie afbeelding 1 en tabel 2).

verwachte schade (miljoen euro)

Bresgroei

duur verticale bresgroei (uren)

achtergrond

0,5

120

20

1

93

8

2

53

3

Tabel 2: Verwachte schade en slachtoffers twaalf uur na de doorbraak bij een variatie in de duur van de verticale bresgroei volgens de landelijke schade- en slachtoffermodule2).

te zien dat de lokale laagte in de dijk ‘wegvalt’ bij een schematisering van een 100 meter raster, terwijl het 5 meter rastermodel de laagte wel toont.

Snelheid rekenmodellen

Deze bevindingen geven aan dat het nodig is om te rekenen met verschillende mogelijke bresgroei-instellingen en een fijner rekengrid. Waarom gebeurt dat nu niet? Het antwoord is dat we het wel zouden willen, maar dat de rekentijden van huidige overstromingsmodellen dit niet toestaan. In principe zouden we meerdere berekeningen willen uitvoeren, naar analogie van de ‘ensemble-berekeningen’ van weermodellen. Er ontstaat dan een ‘pluim’ van mogelijkheden. Hieruit is dan direct af te leiden welk gebied altijd onderloopt, wel gebied nooit onderloopt en van welk gebied we het niet precies weten. Alleen de lange rekentijden van de huidige modellen weerhouden ons hiervan en bij een fijner rekengrid zijn de rekentijden helemaal niet meer te overzien.

Afb. 2: Grote verschillen in overstromingsbeeld bij een grof en een fijn grid. Belangrijkste reden voor het verschil zijn de verhoogde landschapselementen waarin lokale laagtes kunnen bestaan. Een 100 meter grid staat dit detailniveau niet toe, terwijl het overstromingsbeeld er sterk van afhankelijk is.

H2O / 13 - 2012

9


Ter illustratie: de rekentijd van één overstromingsanalyse is nu al in de orde van dagen en bovendien kan de huidige versie van Sobek met een maximum van 1.000.000 gridcellen rekenen.

Supersnel model

Dankzij een aantal nieuwe technieken is het sinds kort mogelijk om 100 keer gedetailleerder en toch tien keer sneller overstromingen te berekenen. Het onderzoek

waarbinnen deze technieken worden ontwikkeld, is 3Di Waterbeheer van het consortium TU Delft, Deltares en Nelen & Schuurmans. De hoogheemraadschappen van Delfland en Hollands Noorderkwartier en Waterkader Haaglanden zijn nauw bij deze ontwikkeling betrokken. De eerste resultaten tonen aan dat de nieuwe technieken ook tot nieuwe besluiten leiden. Meer inzicht in details voorkomt dat steeds ‘het zekere voor het onzekere’ moet worden gekozen wat het waterbeheer effectiever en goedkoper maakt. Anne Leskens (Nelen & Schuurmans) Elgard van Leeuwen (Deltares) Jan Strijker (Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier) NOTEN 1) Leidraad toetsen op veiligheid regionale waterkeringen (2007). STOWA. 2) HIS - Schade en Slachtoffer Module versie 2.1 (2004). Rijkswaterstaat. DWW. 3) Waterveiligheid 21ste Eeuw, gevolgenspoor (2010). Deltares. 4) Richtlijn normering compartimenteringskeringen (2007). STOWA. 5) Richtlijn 2007/60/EG van het Europees Parlement en de Raad (2007). Publicatie van de Europese Unie. 6) Landelijke Database Overstromingsrisico’s. Interprovinciaal Overleg (IPO). 7) Pleumeekers O. en J. Verbree (2010). Overstromingsmodellen met een hoge resolutie. H2O nr. 21, pag. 20-21.

Afb. 3: Zijaanzicht van een binnenkering met een lokale laagte (boven), met daaronder aangegeven hoe dit zijaanzicht eruit komt te zien in een opgeschaald hoogtemodel met een grof detailniveau (hoogste waarde, of kleinste waarde) en een fijn detailniveau. Het hoog gedetailleerde 3Di-model.

10

H2O / 13 - 2012


achtergrond

Op zoek naar een optimaal ontwerp voor een groot uitwateringsgemaal in het Lauwersmeer Wetterskip Fryslân en Waterschap Noorderzijlvest ontwikkelen plannen om bij Lauwersoog een groot uitwateringsgemaal te bouwen. Het hoogwater in het noorden van Nederland in de eerste week van januari toonde het belang van dit gemaal opnieuw aan. Veranderingen in het klimaat beïnvloeden de pompkeuze en de toekomstige bedrijfsvoering. Met een verkennende scenariostudie zijn de effecten van het gemaal inmiddels inzichtelijk gemaakt. Hiervoor ontwikkelde Deltares een koppeling tussen de hydraulische modellen van het boezemstelsel (Sobek) en het toekomstige gemaal en het huidige spuisluizencomplex (Wanda).

H

et Lauwersmeer neemt een belangrijke positie in voor de waterhuishouding van NoordNederland. Het wordt gezien als het knooppunt in de waterafvoer vanuit het achterland van Friesland, Groningen en Drenthe naar de Waddenzee. De waterhuishouding is zodanig ingericht dat overtollig water vanuit het achterland in normale omstandigheden via het Lauwersmeer onder vrij verval geloosd kan worden1). Met behulp van de R.J. Cleveringsluizen wordt de waterhoogte in het Lauwersmeer beheerd. Indien de waterhoogte op de Waddenzee voldoende laag is, worden de schuiven geopend en loost het complex richting de Waddenzee. Als de waterhoogte in de Waddenzee boven de waterhoogte in het Lauwersmeer ligt, voorkomen de R.J. Cleveringsluizen dat water van de Waddenzee het Lauwersmeer instroomt. Het Lauwersmeer fungeert in dit geval als bergruimte voor de bovenstroomse wateraanvoer. Door klimaatverandering, bodemdaling en zeespiegelstijging komt het lozen onder vrij verval onder druk te staan. Het hoogwater in de eerste week van januari kan hiervoor als een soort voorproef worden gezien. Nadat in december al behoorlijk veel neerslag (circa 200 mm) was gevallen, viel in het noorden van Nederland opnieuw in enkele dagen tijd circa 50 mm met als gevolg een hoge afvoer naar het Lauwersmeer toe. Een sterke noordwestenwind zorgde tegelijkertijd echter voor hogere waterstanden op de Waddenzee. Gedurende het hoogwater in januari was het daardoor drie dagen lang niet mogelijk water uit het Lauwersmeer in de Waddenzee te lozen. In verband met de hoge afvoer vanuit het achterland steeg de waterhoogte op het Lauwersmeer met als gevolg extreem hoogwater, zowel op het Lauwersmeer als op de boezems van Waterschap Noorderzijlvest en Wetterskip Fryslân.

Om dergelijke situaties van wateroverlast in de toekomst te voorkomen, bereiden Wetterskip Fryslân en Waterschap Noorderzijlvest samen een uitbreiding van de afwatering van het Lauwersmeer voor door een ontwerp voor een gemaal bij Lauwersoog te maken. Het gemaal moet garanderen dat in de toekomst, en onder veranderende omstandigheden, het risico op wateroverlast in beide beheergebieden binnen acceptabele grenzen blijft. In 2010 voerde Deltares een verkennende studie uit naar de werking van een gemaal dat water verpompt van het Lauwersmeer naar de Waddenzee in combinatie met het spuicomplex en effect hiervan op de waterhoogte in het Lauwersmeer onder veranderende klimaatomstandigheden2). Deltares gebruikte hiervoor een gekoppeld model Sobek-Wanda3). Hiermee is het mogelijk om het waterbeheer in het Lauwersmeer en de werking van de R.J. Cleveringsluizen en het geplande gemaal in Lauwersoog in detail te simuleren. Afbeelding 1 toont de opzet van het gekoppeld model weer. Het watersysteem Lauwersmeer is als eendimensionaal hydraulisch model met Sobek geschemati-

seerd, het Wanda-model vertegenwoordigt het Lauwerssluizencomplex, bestaande uit het nieuw te bouwen gemaal Lauwersoog en de R.J. Cleveringsluizen. In Nederland gebruiken veel waterschappen en adviesbureaus Sobek om de 1D-hydraulische stroming in open waterlopen te berekenen. Sobek bevat ook functionaliteiten om sluizen en pompen te modelleren, maar deze kunstwerken zijn in Sobek pragmatisch geïmplementeerd. Wanda wordt veel toegepast bij waterschappen en bureaus, voornamelijk voor ontwerp en operationele vraagstukken met betrekking tot pomp- en persleidingsystemen. Het Wandapompmodel simuleert het gedrag van een pomp (capaciteit, rendement en vermogen) fysisch correct op basis van de ingevoerde pompkarakteristieken, maar is niet in staat het omliggende watersysteem in detail te modelleren. Om de sterke punten van Sobek en Wanda op een goede manier te combineren, is een koppeling noodzakelijk. Hiervoor gebruikt Deltares OpenMI4),5) (Open Modelling Interface). Programma’s die van zo’n interface zijn voorzien, kunnen op een gestandaardiseerde manier met elkaar op tijdstapbasis gegevens uitwisselen. In het voorliggende geval wordt de waterhoogte in het

Afb. 1: Opzet van het volgens de OpenMI-standaard gekoppeld systeem uit een Sobek- en een Wanda-model en uitwisseling van modelresultaten.

H2O / 13 - 2012

11


Lauwersmeer, gesimuleerd met Sobek, naar Wanda gestuurd. Wanda gebruikt de waterhoogte als randvoorwaarde, om daarmee de opvoerhoogte en debiet van de pompen te berekenen inclusief de benodigde energie. Ook hangt het debiet door de spuisluizen af van de waterhoogte op het Lauwersmeer. Het totale debiet van het spuicomplex wordt teruggegeven aan het hydraulische Sobek-model. Samen met de wateraanvoer richting Lauwersmeer wordt door Sobek de nieuwe waterhoogte in het Lauwersmeer berekend. Voor het instroomdebiet is een maatgevende tiendaagse afvoergolf gehanteerd op basis van historische data van de waterschappen2). Voor de pompcapaciteit van het nieuwe gemaal is uitgegaan van een eerder uitgevoerde studie waarbij vijf grote pompen van een capaciteit van elk 34 kubieke meter per seconde bij vier meter opvoerhoogte voorzien zijn. De pompen opereren op een vast toerental. De eerste pomp komt in bedrijf bij een inslagpeil van NAP -0,52 meter en schakelt uit bij NAP -0,93 meter. Voor elke volgende pomp ligt het inen uitschakelpeil twee centimeter hoger. De spuisluizen zijn in bedrijf als de waterhoogte op de Waddenzee lager is dan die op het Lauwersmeer. De waterhoogte op de Waddenzee wordt voorgeschreven door een realistische getijdereeks.

Resultaten

Afbeelding 2 toont de waterhoogte in het Lauwersmeer en de Waddenzee, het debiet van het geplande gemaal Lauwersoog en het spuidebiet van de R.J. Cleveringsluizen. De waterhoogte in het Lauwersmeer is een Sobek-simulatieresultaat waarin spui- en pompdebiet van Wanda zijn verdisconteerd door de koppeling met OpenMI. De door Wanda berekende pompcapaciteit wordt daarnaast beïnvloed door de variërende opvoerhoogte als gevolg van getijdewerking. Zowel de spuisluizen als het gemaal zijn actief in de periode van T=48 uur tot T=218 uur. Spuien gebeurt gedurende korte periodes met een hoog debiet, terwijl het

12

H2O / 13 - 2012

Afb. 2: Waterhoogte in het Lauwersmeer en op de Waddenzee (boven) met inslag- en uitslagpeil van het gemaal, het debiet van het gemaal en het debiet van de spuisluizen (beneden).

gemaal over een lange periode een lager debiet pompt. In het voorliggende scenario kan in verband met de hoge waterstand in de Waddenzee over een lange periode van rond 4,5 dag (T=69 uur tot T=179 uur) geen water onder vrij verval geloosd worden. Daarmee is dit fictieve scenario vergelijkbaar met de hoogwatersituatie in de eerste week van januari. Als gevolg van landinwaarts gerichte wind verhoogde de waterstand op de Waddenzee met circa twee meter. Omdat deze verhoging van de waterstand gedurende laagtij aanhield, bleef daarmee de waterstand op de Waddenzee hoger dan in het Lauwersmeer en was er drie dagen lang geen mogelijkheid om te spuien.

De simulatieresultaten in afbeelding 2 geven een voorbeeld hoe een gekoppeld modelinstrumentarium het effect van spuien en pompen op de waterhoogte in het Lauwersmeer inzichtelijk maakt. Andersom toont het de invloed van het watersysteem op de benodigde pomp- en spuicapaciteit van de spuicomplex aan. Daarnaast is het met het instrumentarium mogelijk de bedrijfsvoering van het gemaal in detail te bestuderen. De eerste grafiek in afbeelding 3 toont het verpompte debiet per pomp voor het bovengenoemde scenario. Dit debiet varieert als gevolg van de wisselende opvoerhoogte. De grafiek daaronder laat de waterhoogte in het Lauwersmeer en de Waddenzee zien wat overeenkomt met de zuig- en perspeilen van de pompen. Na het overschrijden van het inslagpeil van NAP-0,52 m in het Lauwersmeer gaat pomp 1 op T=48 uur aan. Na elke 0,02 meter waterhoogtestijging schakelen pomp 2 en 3 aan. Spuien en pompen laat de waterhoogte weer dalen, vervolgens bereikt op T=69 uur de waterhoogte het uitschakelniveau van pomp 3. Op T=109 uur start pomp 3 in verband met een stijgende waterhoogte weer, kort daarna gevolgd door pompen 4 en 5. Pas op T=184 uur is de waterhoogte laag genoeg om de pompen één voor één uit te laten schakelen. Verder toont afbeelding 3 in het onderste diagram het vermogen per pomp. Integratie van deze grafiek levert direct het benodigde energieverbruik. Uit de grafiek blijkt duidelijk (bijvoorbeeld rond T=150 uur) dat het pompen met een vast toerental bij hoogtij


achtergrond meer vermogen kost en gepaard gaat met een lager effectief debiet. Met het gekoppelde model bestaat nu de mogelijkheid om besturingsprotocollen te optimaliseren in energie- en/of kostenverbruik, waarbij direct het effect op de waterhoogte in het Lauwersmeer inzichtelijk wordt gemaakt. Een scenario kan bijvoorbeeld zijn om rekening te houden met verschillende prijzen voor nacht- en dagstroom. In de periode tussen T=69 uur en T=109 uur zou het zinvol kunnen zijn om in plaats van continu twee pompen in bedrijf drie of vier pompen alleen gedurende laagtij te laten draaien, juist als de opvoerhoogte gering is.

Conclusies en vooruitzichten

Het hoogwater in het Lauwersmeer in de eerste week van januari toonde aan dat in het geval van veel neerslag in combinatie

met landinwaarts gerichte wind het uitwateringscomplex R.J. Cleveringsluizen niet toereikend is om voldoende waterafvoer naar de Waddenzee te waarborgen. Gezien de verwachte zeespiegelstijging, bodemdaling en het verwachte, vaker optreden van extreme weeromstandigheden lijkt het noodzakelijk het bestaande spuicomplex met een gemaal uit te breiden. Door het koppelen van Sobek en Wanda met OpenMI is een eerste stap gemaakt voor een optimaal ontwerp van de te bouwen spui- en pompcomplex Lauwersmeer. De keuze van het aantal pompen en de bedrijfsvoering kunnen hiermee in detail worden bestudeerd om het ontwerp te optimaliseren. Door een geavanceerde sturing kunnen de pompkosten bij een bepaald veiligheidsniveau laag worden gehouden, door ze alleen gedurende de nachturen of gedurende laagtij in te zetten.

Boezemgemalen

Een ander actueel onderzoek richt zich op de sturing van de boezemgemalen. Anders dan feedback control, waar een gemaal aan de hand van de actuele situatie wordt gestuurd, neemt een predictieve sturing een voorspeld systeemgedrag mee. Door vroegtijdig spuien en pompen kan bijvoorbeeld extra bergingsruimte voor een verwachte hoge neerslagafvoer worden gecreëerd. De eerste resultaten laten zien dat de hoogwaterpiek op bepaalde locaties in het beheergebied van Waterschap Noorderzijlvest met een predictive sturing kan worden verlaagd met rond 20 cm ten opzichte van de conventionele feedback control7). Daarnaast kan met een optimalisatie van pompkosten bij gelijkblijvend veiligheidsniveau worden gestuurd. Dit kan alleen al bij Waterschap Noorderzijlvest rond 150.000 tot 200.000 euro aan pompkosten per jaar besparen7).

Afb. 3: Tijdreeks debiet (boven) en vermogen (beneden) voor pompen 1 tot 5 en pers- en zuigpeil (midden).

De investering voor een gemaal in het Lauwersmeer moet goed worden onderbouwd. Wetterskip Fryslân en Waterschap Noorderzijlvest beheren elk Sobek-modellen voor hun beheergebied. Deze twee boezemmodellen zijn inmiddels ook via OpenMI met elkaar gekoppeld6). Daarmee staat een instrument ter beschikking dat inzicht geeft in het samenhangend functioneren van de Friese Boezem, de Boezem Noorderzijlvest en het Lauwersmeer. Naast een groot deel van het hydraulische systeem van het stroomgebied dat in het Lauwersmeer loost, zijn daarin ook neerslagafvoerprocessen en de sturing van het watersysteem mee genomen. Het is de bedoeling het hier voorgestelde instrumentarium Sobek-Wanda uit te breiden met deze twee boezemmodellen. Bernhard Becker, Ruben Dahm, Klaas-Jan van Heeringen, Neeltje Goorden, Nienke Kramer en Kees Kooij (Deltares) Jan Gooijer (Waterschap Noorderzijlvest) Joca Jansen (Wetterskip Fryslân) NOTEN 1) HKV Lijn in water (2008). Bepalen afvoercapaciteit R.J. Cleveringsluizen. Plan van Aanpak. 2) Deltares (2010). Gemaal Centraal Lauwersmeer. Een verkennende scenariostudie. Rapport 100430-000. 3) Deltares (2009). Developing an OpenMI based coupling between WANDA and SOBEK. Rapport 1201044-000. 4) OpenMI Association: OpenMI A new era in integrated water management. www.openmi.org. 5) Gregersen J., P. Gijsbers en S. Westen (2007). OpenMI: Open modelling Interface. Journal of Hydroinformatics nr. 3, pag. 175-191. 6) Deltares (2012). Koppelen Sobek-modellen Wetterskip Fryslân en Noorderzijlvest via OpenMI. Rapport 1204514-000. 7) Gooijer J. (2011). Innovation in regional water management based on Delft-FEWS, OpenMI & Real-Time Control. Presentatie tijdens FEWSgebruikersdag in Delft, 2 november 2011.

H2O / 13 - 2012

13


Waterinformatie delen via open portals Een consortium van bedrijven, onderzoeksinstellingen en universiteiten heeft ruim drie jaar gewerkt aan een generieke aanpak om milieu-informatie op een slimme manier te delen met professionals, met belangengroepen en het algemene publiek. Het Europese onderzoeksproject met de naam LENVIS (Localised ENVronmental and health Information Services) is begin dit jaar afgesloten. Het resulteerde in enkele interessante producten voor waterbeheerders. Vanuit Nederland namen HydroLogic, UNESCO-IHE en de Provincie Noord-Brabant deel.

H

ydroLogic begon in 2008 als initiatiefnemer met het opstellen van een voorstel voor het Zevende Kader Programma (KP7) van de Europese Commissie, in samenwerking met gespecialiseerde bedrijven en onderzoeksinstellingen uit Nederland, Portugal, Italië, Frankrijk en Polen. In het consortium werd kennis bijeengebracht op de gebieden van oppervlaktewater, kustwater, waterkwaliteit, meteorologie, luchtkwaliteit en gezondheid. Dat resulteerde in een project van 3,5 miljoen euro om een informatietechnologiesysteem te ontwikkelen waarmee professionals, belangengroepen en het publiek op een slimme manier kunnen communiceren over de kwaliteit van de leefomgeving. Het project stond voor een aantal innovaties: de ontwikkeling van een transparant beslissingsondersteunend netwerk van diensten, koppeling van water- en milieugegevens aan gezondheidsgegevens, het onderzoeken van locatiegerichte diensten met de nadruk op lokale water- en milieuproblemen en de ontwikkeling van een generieke ICT-oplossing voor het samenbrengen en uitwisselen van informatie over de stand van het milieu en voor participatie van het publiek. De ontwikkelde systematiek werd getest via praktijkonderzoek in Nederland, Italië en Portugal.

Uitgangspunten

Het belangrijkste uitgangspunt van LENVIS is het gebruik van open standaarden1). Het idee is dat op een uniforme wijze milieu- en watergegevens toegankelijk moeten kunnen

zijn voor de ontwikkeling van diensten door onderzoekers en marktpartijen. Het gaat daarbij om geografische en tijdgebonden gegevens: digitale kaarten en tijdreeksen van metingen. De ontwikkelde technologie is geheel gebaseerd op internetdiensten, waarvan iedereen gebruik kan maken op een eigen website. Een ander uitgangspunt is enkelvoudige opslag van informatie, liefst zo dicht mogelijk bij de bronhouder. Toegang tot die informatie is mogelijk via internetdiensten die door de projectdeelnemers zijn ontwikkeld op eigen databronnen en op databronnen van deelnemende water- en milieuorganisaties. Hiermee kunnen de data via het internetprotocol toegankelijk worden gemaakt. Die gegevens worden alleen opgehaald indien deze nodig zijn voor gebruik voor bijvoorbeeld een simulatiemodel. In deze aanpak worden gegevens niet gekopieerd en niet dubbel opgeslagen. Dat maakt het databeheer, de validatie en de kwaliteitsindicatie eenduidig en eenvoudig; iets wat essentieel is in het huidige tijdperk van grote hoeveelheden digitale informatie. Er is voor gekozen om uitsluitend via webtechnologie te communiceren. Dit heeft er onder meer toe geleid dat een ‘Software as a Service’ (SaaS)-oplossing is ontwikkeld voor LENVIS op internet, waarop gebruikers hun informatie op gepersonaliseerde wijze getoond krijgen. De gebruikers hoeven geen software te installeren op eigen computers en ze kunnen alle informatie bekijken, analyseren, bewerken en delen via internet.

Afb. 1: Waterbeweging langs de kust bij Lissabon en het effect van een riooloverstort op de zwemwaterkwaliteit.

14

H2O / 13 - 2012

Bekijken van mobiele toepassingen met gebruikersgroepen tijdens een bijeenkomst in Delft.

Ontwikkeld zijn de volgende ICT-toepassingen: • een presentatieplatform voor alle toepassingen die het consortium ontwikkelde en waarop betaald of onbetaald een abonnement kan worden afgesloten door eindgebruikers; • online draaiende hydrodynamische modellen, neerslag- en droogteverwachtingsmodellen; • toepassingen van online business intelligence, waarmee het milieu voortdurend kan worden gemonitord en geanalyseerd en de data vanuit verschillende invalshoeken kunnen worden bekeken, met onder meer indicatoren die bijvoorbeeld de kans op overschrijden van een fijnstoflimiet aangeven; • veel koppelingen met andere databronnen zoals FEWS, HydroNET en telemetriegegevens.

Afb. 2: Internetpagina over zwemwaterkwaliteit van zwemplassen in NoordBrabant.


informatie In het project is nauw samengewerkt met eindgebruikers. Daartoe is een platform opgericht en zijn werkbijeenkomsten gehouden met gebruikers uit verschillende landen en met een zeer verschillende achtergrond: professionals (medewerkers van de provincie, waterschappen, gemeenten en milieuorganisaties), doelgroepen (zoals surfers, hardloop- en zwemverenigingen), het publiek (aselecte onderzoeksgroep van burgers) en scholieren. Het LENVIS-platform maakt het mogelijk om de gegevens real-time uit te wisselen tussen organisaties. De gegevens worden gedeeld via verschillende toepassingen, onder andere voor de smartphone. Hierbij wordt onder meer gebruik gemaakt van weerinformatie (neerslagradar, verwachtingen) en hydrologische en hydrodynamische modellen voor binnenwateren en kustwateren.

Praktijkonderzoeken Portugal

Het praktijkonderzoek in Portugal heeft betrekking op waterkwaliteit aan de kusten in de omgeving van Lissabon. Op drie stranden werd uitvoerig onderzoek gedaan naar de waterkwaliteitsontwikkeling als gevolg van lokale riooloverstortingen in zee. De riolering en het oppervlaktewater zijn gemodelleerd en neerslaginformatie wordt operationeel gebruikt om overstortingen en de bijbehorende verslechterde zeewaterkwaliteit te voorspellen. Op basis van deze informatie worden thans de autoriteiten en het publiek gewaarschuwd via internet en smartphones. Nederland

De Nederlandse toepassingen van LENVIS zijn het meest uitgebreid. De ontwikkelde software is getest in Noord-Brabant in een samenwerking van provincie, waterschappen en gemeenten. Zo werd door UNESCO-IHE en de Provincie Noord-Brabant, in samenwerking met de inliggende waterschappen en Rijkswaterstaat, een

toepassing ontwikkeld die het publiek informeert over de waterkwaliteit van zwemplassen in Noord-Brabant (zie afbeelding 2). De hier ontwikkelde ideeën zijn overgenomen in de nationale website voor de zwemwaterkwaliteit, die deze zomer wordt gelanceerd. Het publiek kan per smartphone ook ervaringen bij de zwemplas doorgeven. Als zich bijvoorbeeld na het zwemmen gezondheidsklachten voordoen die mogelijk met het zwemmen te maken hebben, kunnen zij dat melden2). Ook zijn interactieve toepassingen gemaakt voor de smartphone waarbij GPS en het elektronische kompas van de telefoon worden gebruikt om zwemplassen in de buurt te vinden en meteen te zien hoe de waterkwaliteit daar is. De LENVIS-technologie is uitvoerig in de praktijkstudies getest met waterschappen, gemeenten en milieuorganisaties. Dit resulteerde in een nieuwe versie van HydroNET die is gericht op samenwerking tussen aanbieders en afnemers van waterinformatie. Ook in deze toepassing wordt gewerkt met internetdiensten die door de aanbieders van informatie kunnen worden gedeeld.

Resultaten

LENVIS heeft op het gebied van waterbeheer inmiddels de nodige ervaringen opgeleverd op het gebied van waarschuwingen voor hoog water maar ook voor droogte. In het project functioneert HydroNET als een generiek informatiesysteem voor waterbeheer dat is gebaseerd op open standaarden. De kennisinstellingen hebben nauw met bedrijven en eindgebruikers kunnen samenwerken aan het in de praktijk beproeven van nieuwe technologieën zoals modelkoppelingen en generieke data-uitwisseling via internet. Eindgebruikers hadden een belangrijke rol in het vaststellen van de toepasbaarheid van technologische oplossingen in hun eigen gebied. De bij het project betrokken overheidsinstanties hebben in het project kennis kunnen maken met de mogelijkheden die recente ICT-ontwikkelingen bieden bij het informeren van andere overheden, belangengroepen en burgers. Arnold Lobbrecht (UNESCO-IHE / HydroLogic) Sead Kolic (HydroLogic) Matthijs ten Harkel (Provincie Noord-Brabant) Schalk Jan van Andel (UNESCO-IHE)

Fukushima

Tijdens het project deed zich in maart 2011 de ramp met de kerncentrale Fukushima in Japan voor als gevolg van een zeebeving en de daarop volgende tsunami. Deze ramp viel precies in de periode dat alle toepassingen van LENVIS gereed waren en werden beproefd. De betrokken partijen ontwikkelden in slechts enkele dagen op basis van de beschikbare gegevens een luchtkwaliteitsmodel boven het rampgebied en berekende daarmee de verspreiding van radioactieve stoffen, zoals Cesium. Dit vormde voor de Europese Commissie - als opdrachtgever van het project - een bewijs van de flexibiliteit van het werken met de ontwikkelde internetdiensten en portaltechnologie.

NOTEN 1) Loos S. en A. Lobbrecht (2009). Localised environmental and health information services (lenvis) - a generic decision support network. In: Proceedings of the European conference of the Czech Presidency of the Council of the EU towards eENVIRONMENT. Opportunities of SEIS and SISE: integrating environmental knowledge in Europe. Masaryk University, Brno, Czech Republic, pag. 74-79. 2) Jonoski A., S. van Andel, I. Popescu en A. Almoradie (2010). Distributed information systems providing localised environmental services for all - Case study on bathing water quality in the Netherlands. In: Proceedings of BALWOIS 2010 Conference on water observation and information system for decision support. Ohrid, Macedonia.

Onderzoek tegen kostprijs in Vietnam Met ruim 20 jaar ervaring in het verrichten van wereldwijd marktonderzoek bezoeken 18 studenten van het International Research Project (IRP) van de Marketing Associatie Amsterdam deze zomer Vietnam. Ze vertrekken op 1 juli om in het land onderzoek uit te voeren voor zes bedrijven.

M

et 90 miljoen inwoners, een jonge beroepsbevolking en Nederland als grootste Europese investeerder is Vietnam erg interessant voor Nederlandse bedrijven. Daarnaast wordt Vietnam ‘het nieuwe China’ genoemd, vanwege de productie die zich verplaatst van China naar Vietnam. Vietnam heeft net als Nederland te maken met grote uitdagingen op het gebied van water en deltaontwikkeling. De Mekongdelta is één van de meest dichtbevolkte gebieden op aarde. Tegelijkertijd is het één van de meest productieve landbouwgebieden in Vietnam. De Mekong-delta wordt in toenemende mate geconfronteerd met problemen en uitdagingen als gevolg

van overstromingen, droogte of gebrek aan ruimte door de snelle bevolkingsgroei. Met het Mekong-deltaplan dat door de overheid is opgesteld, willen ze deze problemen aanpakken. De kennis die Nederland bezit over deze specifieke sector, wordt enorm gewaardeerd door de Vietnamezen. Dit biedt mogelijkheden voor investeringen en projecten voor Nederlandse bedrijven. De 18 masterstudenten zitten in het laatste jaar van een marketing- of business-gerelateerde studie aan de Vrije Universiteit of de Universiteit van Amsterdam. Het voordeel is dat alles tegen kostprijs wordt uitgevoerd.

Een onderzoek bestaat uit een uitgebreid vooronderzoek, het daadwerkelijke veldonderzoek en een uitgebreide eindrapportage in september. Voor Vietnam wordt die in september verwacht. Het onderzoek wordt begeleid door twee professoren. Tevens ontvangt het IRP steun van een Raad van Advies. In de zomer van 2013 volgt een nieuwe reis naar een land dat economisch sterk groeit. Het reisdoel maakt men begin juli bekend. Voor meer informatie kunt u contact opnemen via eb@irp-maa.nl of Ruben van Dijk: 06 - 30 72 25 38.

H2O / 13 - 2012

15


waternetwerken WatercOLumn

Projectonderwijs Te veel praktijk kan het onderwijs frustreren, zelfs als het gaat om praktijkgericht onderwijs. Je ziet dat bij integrale projecten in de basisstudie van wateropleidingen. Traditioneel wordt onderwijs gegeven vanuit de vakdisciplines zoals wiskunde, hydraulica en ecologie. Vanuit de vakken groeide de kennis van het specifieke vak en uiteindelijk ook een soort overzichtskennis; kennis van de samenhang tussen vraagstukken. In het projectonderwijs wordt dit omgedraaid. Het integrale probleem vormt dan het uitgangspunt voor de kennisverdieping van de student en fungeert als kapstok voor het opdoen van kennis. Deze omkering leidt echter gemakkelijk tot hiaten en doublures in de leerstof. Wie garandeert immers dat alle disciplinekennis in een project aan bod komt? Hoe weet je welke kennis je nodig hebt om een praktisch probleem op te lossen? Wie houdt bij wat je hebt gehad en wat nog niet? Captains uit de advieswereld dragen onderwijs vanuit integrale projecten vaak een warm hart toe. Ik vermoed vanuit de ervaring dat overzicht en communicatie in hun functie het belangrijkst zijn. Ze gaan dan voorbij aan het feit dat hun carrière misschien juist dankzij de disciplinegerichte basis zo succesvol is verlopen. Het belang van vakdisciplines kan niet worden overschat. Ze vormen de pijlers onder een soort overzichtskennis die gaandeweg tijdens de opleiding ontstaat en later verder wordt uitgebouwd. Vakgebieden vormen duidelijke elementen waarbinnen doorontwikkeling mogelijk is, en heel belangrijk: ze bevatten de leerlijnen om de vakkennis op te doen, zonder gaten en met weinig overlap. Basiskennis verwerven vanuit een integraal thematische insteek? Probeer het zelf eens. Blader, wanneer je iemand wil helpen met wiskunde, niet terug in het leerboek (om aansluiting te zoeken bij de leerlijn), maar pak de ‘Beknopte Atlas voor Moderne Wiskunde’ of surf naar Wikipedia om ‘op thema’ te zoeken naar de oplossing van het vraagstuk. Sterkte. Elgard van Leeuwen (Deltares)

Het beste en mooiste in IT Op 25 mei vond de allereerste bijeenkomst plaats van de nieuwe KNW-themagroep ‘IT-toepassingen in de watersector’. Kim van Schagen, adviseur PA en ICT bij DHV, is medeoprichter van de themagroep, die meer uitwisseling wil realiseren voor IT-toepassingen in de watersector. “Samen met mede-organisator Alex van der Helm zochten we voor deze eerste bijeenkomst een wat ludieke, luchtige vorm. Het ging er vooral om veel ideeën in beeld te krijgen, om mensen te inspireren en te discussiëren over de stand van zaken op het gebied van de informatie- en communicatietechnologie in de watersector.” Tijdens de bijeenkomst werd middels een stemming bepaald wat de mooiste IT-toepassing in de watersector is en wat het beste idee voor een IT-toepassing. Prof.dr.ir. Bart van Arem nam de aftrap met een inspirerend overzicht van de mooiste IT-toepassingen in het verkeer. Daarna kregen de inzenders van ideeën en toepassingen vijf minuten verteltijd en vijf minuten om vragen te beantwoorden. Het aanbod was heel divers, zegt Van Schagen: “Zowel vanuit de technische hoek als vanuit de eindgebruiker - en alles daar tussenin - ontvingen we ideeën. Ik had verwacht dat vooral de mensen uit de IT en procestechnologie ideeën zouden aandragen, maar we Kim van Schagen (boven) en Alex van der Helm. kregen ook veel ideeën binnen op het gebied van beleidsbeslissingen en inspecties én vanuit de eindgebruiker. Het hoeven geen enorm innoverende dingen te zijn; vaak gaat het om het toepassen van bestaande IT in een nieuwe situatie of gewoon nuchter nadenken. Daardoor wordt het heel verrassend en zie je dat veel mensen daar wat aan kunnen hebben.” Bij de bijeenkomst waren 30 mensen aanwezig. De zaal had voller gemogen. Maar in dit geval betekende dat kwaliteit boven kwantiteit, meent Van Schagen: “Er waren IT-ontwikkelaars, technologen, beleidsmakers en aannemers: een divers publiek. Iedereen was met elkaar in gesprek, er waren levendige discussies tussen mensen uit verschillende vakgebieden. Écht waternetwerken, hartstikke gaaf om te zien en heel inspirerend.” The human sensor van Ignaz Worm werd verkozen tot het beste idee voor IT-toepassing in de watersector. Volgens hem is de klant van waterbedrijven de beste sensor voor problemen met druk/hoeveelheid en waterkwaliteit. “Klachten daarover krijgt het klantcontactcentrum van PWN binnen. Bij steeds meer klachten uit één postcodegebied zoekt de computer uit waar zich het probleem bevindt.” De Dijksterkte AnalyseModule (DAM) van Jos Maccabiani is verkozen tot de mooiste IT-toepassing in de watersector. “DAM stimuleert het digitaal gecentraliseerd op orde brengen van de technische gegevens van de waterkeringen. Het beschikbaar krijgen van data wordt veel gemakkelijker. Bovendien kan de module automatisch alle dijken doorberekenen op allerlei scenario’s voor allerlei toepassingen met een tot nu toe ongekende resolutie. Dit is een wereldwijde primeur, een bevestiging van Nederland Waterland.” Of er volgend jaar weer zo’n bijeenkomst gehouden gaat worden, kan Van Schagen nog niet zeggen. “We zijn geïnspireerd, maar hebben ook andere ideeën voor bijeenkomsten op de plank liggen. Daarnaast verzorgen we begin november een internationaal congres dat ondersteund wordt door IWA: ‘New developments in IT & Water’. Daar hebben we nu onze handen aan vol.” Kijk voor het verslag van de bijeenkomst en voor alle inzendingen op www.waternetwerk.nl/nieuws/artikel/266/.

16

H2O / 13 - 2012


waternetwerken

Uitwisselingsprogramma SKINT Begin dit jaar is het uitwisselingsprogramma SKINT (Skills Integration and New Technologies) gelanceerd. Het is een Europees project met als doel een betere integratie van het thema ‘water en ruimte’. Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier is trekker van het project. Samen met NIROV en Wateropleidingen zette het waterschap een uitwisselingsprogramma voor waterbeheerders en ruimtelijke ordenaars op om meer inzicht te krijgen in elkaars werkprocessen en te komen tot betere wateradviezen en ruimtelijke plannen tegen minder kosten. Karel Bruin-Baerts, regioadviseur bij Hollands Noorderkwartier, loopt sinds april stage bij de gemeente Heerhugowaard. Hij werkt mee aan een plan voor de ondertunneling van een spoor en levert daarbij watertechnische kennis. “Water is maar één aspect. Ik denk mee met diverse ontwerpvarianten waar ook economische aspecten en beeldkwaliteit belangrijk zijn. Hoe de gemeente een afweging maakt, daar leer ik het meeste van. Deze ervaring is een meerwaarde voor advisering en participatie van Hollands Noorderkwartier in ruimtelijke ontwikkelingen.” Op het gebied van kostenbesparing en betrokkenheid ziet hij mogelijkheden voor Hollands Noorderkwartier: “Als bij de waterberging woningen gebouwd worden, zou het hoogheemraadschap een bijdrage kunnen vragen aan de gemeente voor de verbeterde uitgiftemogelijkheden hiervan. Deze gelden kan Hollands Noorderkwartier inzetten voor het halen van andere doelen. Daarnaast zijn we gewend om ambtelijk aan te schuiven bij ruimtelijke plannen, maar ook

bestuurlijk zouden we kunnen participeren in plaats van alleen adviseren.” Namens de gemeente Heerhugowaard loopt Kees Kruithof, adviseur strategie en beleid, stage bij Hollands Noorderkwartier.

Cursusaanbod in september • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • •

Basisopleiding Riolering (vernieuwd) VCA voor operationeel leidinggevenden Controle van leidingwaterinstallaties Techniek Afvalwaterzuivering (vernieuwd) Toezicht en handhaving - water Integraal waterbeheer Uitgebreide techniek afvalwaterzuivering Basisveiligheid VCA Beheer en onderhoud leidingwaterinstallaties Basisopleiding Drinkwaterproductie Basisopleiding Drinkwaterdistributie Demiwater Slibgisting (nieuw) Basiskennis Waterkeringen Stedelijk water Regenwatervoorzieningen, van ontwerp tot beheer Actuele zuiveringstechnieken bij drinkwaterbereiding Studiebegeleiding Basisopleiding Drinkwaterdistributie Studiebegeleiding Basisopleiding Drinkwaterproductie Handhaving Grondwateronttrekkingen Koelwater

3 september 3 september 4 september 4 september 4 september 5 september 5 september 11 september 13 september 18 september 20 september 20 september 20 september 25 september 25 september 25 september 26 september 27 september 27 september 27 september 27 september

“Het is leuk om over de schutting te kijken om zo ontwikkelingen te signaleren die het waterschap in gang zet”, zegt hij. Tijdens zijn stage werkt hij aan de Watervisie Hoorn en aan een ruimtelijke visie van de gemeente Drechterland. Kruithof adviseert namens het waterschap. “De uitdaging is om als waterschapper te blijven denken.” Volgens Kruithof is er veel te winnen in de betrokkenheid van waterschappers bij ruimtelijke plannen: “Waterschappers hebben nog vaak een toetsende rol, maar ze krijgen steeds meer een adviserende en ontwikkelingsgerichte rol.” Ook denkt hij dat de samenwerking nog intensiever kan. “Op dit moment lopen de contacten tussen gemeente en hoogheemraadschap via een regioadviseur. In de toekomst zou Hollands Noorderkwartier tijdelijke detachering op een project kunnen organiseren, van bijvoorbeeld een ecoloog, om zo specifieke kennis in te zetten. Die kennis is niet altijd bij gemeenten aanwezig.” Voor meer informatie over SKINT kunt u contact opnemen met Arjen Grent van Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier: a.grent@hhnk.nl. Voor informatie over een uitwisselingstraject in uw eigen regio kunt u contact opnemen met Daniëlle Langendijk van Wateropleidingen: danielle.langendijk@ wateropleidingen.nl.

H2O / 13 - 2012

17


waternetwerken Waterpeil

WatercOLumn

In elke editie van H O bekijktkop ver.nieuws_column Waternetwerk de waterbranche vanuit 2

V

een eigen invalshoek.plat In deze column er.nieuws_column initiaal meten we afwisselend het waterpeil aan de hand van inzichten van jongeren, vrouwen en internationale waterdeskundigen. ver.nieuws_column plat

“Ik had niet verwacht dat mijn werk zo breed zou zijn” Het is nieuw, avontuurlijk en wordt door de hele watersector omarmd: het Nationaal Watertraineeship, een tweejarig programma voor net afgestudeerde hbo’ers en wo’ers. We nemen een kijkje bij de deelnemers aan dit traject, waarbij trainee en werkgever ieder een attribuut meenemen dat hun gevoel voor het traineeship het beste weergeeft.

ver.nieuws_column auteur

Een slok te ver

I

k was vorige maand in Albanië. Mijn vader werkt daar voor een drinkwaterproject in opdracht van Ontwikkelingssamenwerking in Duitsland. Hij had iedereen natuurlijk verteld dat ik zou komen en dat ik zeer geïnteresseerd was in het project. Het drinkwater is heerlijk helder bronwater dat zo schoon is dat er bijna geen zuivering meer nodig is. Het drinkwatersysteem werkt met behulp van vrijverval-leidingen; er is hoogteverschil genoeg. Het systeem is zo lek als een mandje, maar dat interesseert de meeste mensen niks, want er is water genoeg. Die dag hebben we diverse mensen, van onderhoudsmonteurs tot ingenieurs, ontmoet, allemaal mannen. Na de uitleg waarom we langskwamen richtten de heren zich steevast tot mijn vriend. De uitleg dat ik de waterbeheerder was en niet mijn vriend, leidde elke keer tot een verwarde discussie in het Albanees. Nadat geaccepteerd werd dat ik als vrouw verstand had van water en leidingen kreeg ik royaal uitleg over de verschillende onderdelen en werden vragen vriendelijk, uitgebreid en geïnteresseerd beantwoord. Niks aan de hand dus. Totdat we aan het eind van de dag een lokale borrel kregen: raki. In Albanië schijnt dat een mannendrank te zijn en schijnen vrouwen het niet te drinken. Weer veel discussie maar er werd toch een extra glas bijgehaald. Na elke toost werden de glazen bijgevuld. Tenminste, niet mijn glas. Dat ging net even te ver: ik was de hele dag als man behandeld en ik mocht raki drinken maar om mij nou meerdere glazen in te schenken... Niet dat ik daar over klaag, dat spul is best sterk en ik had aan een glas ruim voldoende. Sita Vulto

18

H2O / 13 - 2012

Mirja Baneke (l) en Trude Rutgrink.

De trainee: Trude Rutgrink, trainee Bronnen en Winning bij Dunea. Attribuut: een witte kikker. “Na mijn studie Aardwetenschappen met master Hydrologie aan de Vrije Universiteit Amsterdam ging ik op zoek naar een baan. Via via hoorde ik dat er een leuke vacature was bij Dunea. Ik kwam er pas later achter dat het ging om een baan in combinatie met het traineeship. Okee, dacht ik, als dat moet, dan doe ik het maar. De eerste traineebijeenkomst ging ik sceptisch in, maar daarna was ik ‘om’. Ik leer ontzettend veel van de trainingen, de coaching en de projecten.” “Ik had niet verwacht dat mijn werk bij Dunea zo breed zou zijn. Ik werk als hydroloog van de Afgedamde Maas: de rivier waaruit we het water innemen. Ik onderzoek hoe het water stroomt en probeer te ontrafelen hoe het hydrologisch systeem in elkaar zit. Daarnaast ben ik soms te vinden in de Bommelerwaard. Dit is vlakbij ons innamepunt voor het drinkwater dat Dunea produceert voor de regio Haaglanden. Op het gebied van kwaliteit en kwantiteit stemmen we hierbij veel af met andere partijen, zoals het waterschap en telers in de regio. Het samenwerken met andere partijen is een terugkomend aspect in mijn werk.” “Ik leer veel van de projecten die ik met mijn mede-trainees uitvoer, zoals het project bij het Hoogheemraadschap van Rijnland, waar we calamiteitensituaties onder de loep nemen. Door de samenwerking leer ik projecten te bekijken via verschillende invalshoeken. Dit is één van de belangrijkste elementen die ik in mijn dagelijks werk goed kan toepassen.” “Mijn attribuut is een witte kikker. Het witte staat voor een neutrale kleur, waarmee ik het NWT instapte. Via het zogeheten persoonlijke kleurenmodel uit de trainingen heb ik mijn eigen kleur leren kennen. De kikker staat voor

Dunea, omdat ik mij niet alleen trainee voel maar ook Duneaan. In ons logo is een kikker/ pad verwerkt die de relatie laat zien tussen duin en water. Daarnaast kijkt de kikker nieuwsgierig de waterwereld in, net als ik.” De werkgever: Mirja Baneke, consultant Drinkwatervoorziening bij Dunea. Attribuut: ketting van watergolven. “Voor werkzaamheden rondom de bron waren we dringend op zoek naar een nieuwe medewerker, bij voorkeur met hydrologische achtergrond en één à twee jaar werkervaring. Onze HR-afdeling wees ons op het Nationaal Watertraineeship. Dit leek ons aantrekkelijk, omdat de vacature dan relatief snel kon worden ingevuld. Maar ook de andere voordelen, zoals het uitvoeren van projecten bij andere waterorganisaties, spraken ons erg aan. Met name dit onderdeel is in het dagelijks werk erg waardevol, want Dunea stemt veel af met andere partijen zoals Rijkswaterstaat, waterschappen en gemeenten.” “In de praktijk merken we dat Trude Rutgrink zich heel snel ontwikkelt, vooral door de trainingen projectmatig werken , assertiviteit en communicatie. Door het traineeship krijgt ze een brede kijk op het werkveld, wat heel waardevol is. Via haar mede-trainees en de projecten heeft ze al een groot netwerk opgebouwd. Haar contacten zijn ons al een aantal keren van pas gekomen.” “Ik heb een ketting meegebracht, die bestaat uit allerlei watergolven. Dit symboliseert het samenwerken binnen de watersector met verschillende organisaties, waardoor we gezamenlijk tot oplossingen komen. We zijn allemaal individuele onderdelen van de watercyclus, die onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn.” Liesbeth Vranken (H2O job)


waternetwerken Anticiperen op extreme neerslag in de stad Op 31 mei werd de bijeenkomst ‘Anticiperen op extreme neerslag in de stad’ gehouden op de Hogeschool van Amsterdam. Tijdens die middag besprak de organisatie de stand van zaken rondom het tweejarige gelijknamige onderzoek. Doel was de aanwezigen mee te laten denken over het anticiperen op extreme neerslag. Het onderzoeksteam bestaat uit mensen van DHV, Grontmij en Nelen & Schuurmans. De begeleiding van het onderzoek ligt in handen van medewerkers van de gemeenten Eindhoven, Apeldoorn, Bergen en Beverwijk én vertegenwoordigers van Waternet, Stichting RIONED, Tauw en de Urbanisten. Trekker is Jeroen Kluck, lector aan de Hogeschool van Amsterdam. “Gemeenten moeten anticiperen op extreme neerslag, omdat het klimaat verandert en de gemeenten een zorgplicht hebben voor het doelmatig inzamelen en verwerken van afvloeiend hemelwater”, zei hij. “Je kunt op extreme neerslag anticiperen als je de kwetsbare plekken in de stad kent. Het oplossen van deze plekken kan meegenomen worden in toekomstige (herinrichting) projecten en -beleid. Door mee te liften met herinrichting en andere ingrepen in de ruimtelijke ordening, beperk je de kosten en voorkom je wateroverlast. Het resultaat is een robuuster regenwaterafvoersysteem en klimaatadaptatie.” Naar aanleiding van hevige regenval in 2009 en 2010 is men daar in Apeldoorn mee aan de slag gegaan, vertelt Diederik Anema van de gemeente Apeldoorn. “We hebben wat acceptabel is aan wateroverlast in normen gevat, maar die bleken niet werkbaar”, vertelde hij. “Toen hebben we samen met de weg-, groen-, riool- en wijkbeheerder aan de

hand van een maaiveldanalyse gekeken naar klachten, urgente en niet-urgente situaties aangewezen en ruwe oplossingen bedacht. Deze oplossingen worden zoveel mogelijk bovengronds uitgevoerd en liften zoveel mogelijk mee met andere projecten. De wijze waarop de gemeente omgaat met extreme neerslag is opgenomen in het gemeentelijk rioleringsplan.”

Resultaten onderzoek

Jan van der Meulen vertelde over zijn onderzoek naar neerslag. “De afgelopen 30 jaar komt extreme neerslag vaker voor in Nederland. Andere factoren, zoals veranderingen in bebouwingsdichtheid en aanpassingen in rioolstelsels, vergroten de kans op wateroverlast. De aanwijzingen voor het verder opwarmen van de aarde zijn sterk; de weerextremen worden daardoor extremer. We moeten veel verder kijken, bijvoorbeeld naar een bui van 60 mm in één uur”, concludeerde hij.

WatercOLumn

ver.nieuws_column kop

van de grove naar de fijne aanpak worden overgestapt. Het motto van deze methode: begin er.nieuws_column eenvoudig en doe plat het in samenhang initiaal met andere beleidsvelden.”

V

Na de presentaties waren er werkbijeenkomsten rondom deplat casussen Apeldoorn en ver.nieuws_column Noordwijk, waaruit bleek dat wateroverlast niet altijd makkelijk isauteur op te lossen en men ver.nieuws_column elkaar nodig heeft om verder te komen. Het symposium werd afgesloten door Florian Boer die sprak over de waterpleinen in Rotterdam. “Op deze pleinen wordt waterberging gecombineerd met andere gebruiksfuncties.” Verder ging hij in op het ontwerp van een waterplein bij een school en hoe het ontwerpproces in samenwerking met scholieren verliep. “Door rekening te houden met ruimte voor water op het maaiveld kan de kwaliteit van de omgeving verbeteren.”

Conclusies •

Eric van Dijk ging in op modellen voor het berekenen van water op straat. “Uit een test volgde dat veel knelpunten al met een maaiveldanalyse worden aangewezen. Verfijning naar een gekoppelde 1D-2D-modellering is echter soms noodzakelijk. Er blijven altijd onzekerheden, zoals de afstroming vanaf onverhard gebied. Een maaiveldanalyse kan goed worden aangevuld met 1D-2D-rekenmodellen voor specifieke locaties of dure oplossingen.”

Annelies Straatman lichtte kort de methode toe. “Voor het anticiperen op extreme neerslag is een eenvoudige aanpak opgesteld, die werkt van grof naar fijn en naar gelang problemen (te verwachten) zijn of dure maatregelen worden verwacht, kan

Neem het maaiveld in beschouwing bij het zoeken naar oplossingen voor wateroverlast; Focus niet alleen op frequente neerslaggebeurtenissen, maar neem ook extreme neerslag mee in de besluitvorming; Begin met grove oplossingsrichtingen en ga pas in een vervolgstap kijken naar detailoplossingen; Betrek weg-, groen-, riool- en wijkbeheerders nadrukkelijk in het besluitvormingsproces; Lift zoveel mogelijk mee met lopende projecten; Veranker dit beleid in het gemeentelijk rioleringsplan.

De presentaties en de resultaten van het onderzoek zijn te vinden op internet: www.water-hva.nl.

Simulatie van de waterpleinen in Rotterdam bij extreme neerslag (illustratie: De Urbanisten).

H2O / 13 - 2012

19


waternetwerken WatercOLumn Adviesbureaus

werken samen aan verbetering waterbeheer ver.nieuws_column kop

Sinds de ondertekening van het Bestuursakkoord Water en de economische er.nieuws_column plat initiaalcrisis is de roep om doelmatigheid en bezuiniging in de waterketen steeds groter geworden. Samenwerking, kennis uitwisselen en netwerken zijn daarbij ver.nieuws_column platterugkerende thema’s. Binnen het platform Lizard hebben adviesbureaus de handen ineengeslagen om ver.nieuws_column auteur samen met kennisinstellingen - te werken aan de ontwikkeling van een open en generiek informatieplatform voor het waterbeheer.

V

Lizard is een open en generiek informatieplatform voor het waterbeheer, dat de informatievoorziening in de watersector en daarmee de efficiëntie van het waterbeheer moet verbeteren. Daarnaast kunnen Nederlandse bedrijven er door het bundelen en etaleren van hun kennis en expertise, hun internationale concurrentiepositie versterken. “We zijn voor een deel elkaars concurrent, maar zien grote voordelen in het delen van kennis en informatie”, zegt Jos Peters (DHV). “We hebben er allemaal baat bij als we gebruik kunnen maken van de best beschikbare gegevens. De gegevens moeten voor iedereen beschikbaar zijn én betrouwbaar.” Joep Grispen (Nelen & Schuurmans) is het hiermee eens: “Door samen te werken zijn we onze klanten beter van dienst en kunnen we meer bieden. De techniek is er, internet en de ontwikkelde toepassingen maken informatie snel beschikbaar en actueel. De basisbehoeften van onze gebruikers worden sneller bevredigd, waardoor wij ons kunnen richten op nieuwe innovaties en vraagstukken.” “Wij proberen met nieuwe technieken meer en efficiënter data in te winnen en zo goed

V.l.n.r. Jos Peters, Joep Grispen en Bujar Nushi.

mogelijk te presenteren aan onze klanten”, zegt Bujar Nushi (Fugro). “Lizard is een platform dat dit mogelijk maakt. Het is aan de bedrijven hoe ze met de beschikbare gegevens omgaan en welk advies ze geven. De klant bepaalt welk bedrijf zijn voorkeur heeft. Daarnaast maakt Lizard nieuwe samenwerkingsverbanden mogelijk die anders niet tot stand zouden zijn gekomen.”

Verwacht wordt dat het uitwisselen van gegevens via Lizard een hoge vlucht zal nemen. “Het delen van informatie is minder problematisch geworden. Er zijn standaarden ontstaan, wat bedrijven bijna verplicht aansluiting te zoeken. Het informatieplatform kan een rol spelen in de internationale profilering van Nederland op het gebied van overheidsgestuurde processen.”

Countdown met een borrel Op 6 juli houdt Jong KNW samen met Jong Waternet een ‘500-dagen countdown borrel’. Dan wordt afgeteld naar de International Water Week (IWW) in 2013, waarop jongeren een duidelijke stempel willen drukken. Tijdens de borrel, bij Waternet in Amsterdam, wil de werkgroep Jong KNW samen met jongeren uit de waterbranche brainstormen over de opzet van een jongerenprogramma tijdens de IWW, die plaatsvindt van 4 tot en met 8 november 2013. De bijdrage van jongeren tijdens de IWW is essentieel, meent Twan Brinkhof, werkzaam bij Waternet en actief in de werkgroep Jong KNW: “Je praat over de toekomst van water en dat is ónze toekomst, dus is de inbreng van een nieuwe generatie waterwerkers

20

H2O / 13 - 2012

daarin essentieel. De invulling van een jongerenprogramma moet ook vanuit de jongeren zelf gebeuren. We willen jonge waterwerkers van adviesbureaus, overheden, maar ook studieverenigingen van universiteiten en hogescholen samenbrengen om te komen tot goede ideeën en activiteiten. Aan de hand daarvan willen we een breed gedragen programma maken, waar beduidend meer mensen bij betrokken zijn dan alleen de organisatie.”

Professional Ambassador gekozen: de Canadese Sarah Dickin. In 2013 willen we nog nadrukkelijk zichtbaar zijn door niet losse, op zichzelf staande dingen te organiseren, maar een compleet samenhangend programma samenstellen. Daartoe hebben we meer hulp nodig, zowel op het gebied van menskracht als voor inspiratie. We zijn dus op zoek naar jongeren die willen helpen bij het invullen van het programma en het organiseren van een activiteit.”

De jongere generatie waterwerkers betrad voor het eerst nadrukkelijk het podium van de IWW in 2011, vertelt Brinkhof: “We hebben toen een jongerenprogramma verzorgd, met onder meer een filmwedstrijd, een young scientist workshop en de Wetskill Innovation Challenge. Daarnaast werd een Young Water

De brainstormsessie heeft zoals gezegd de vorm van een borrel: na werktijd, laagdrempelig en kostenloos. Er is ook geen programma: het gaat om overleggen, inspireren en ideeën opdoen.


waternetwerken DRIJFVEER “Grensvlak tussen onderzoek en beleid” Passies, ambities, ontwikkelingen - wat drijft een waterprofessional? Koninklijk Nederlands Waternetwerk portretteert in iedere editie één van zijn leden. Deze keer: Floor Heinis (53), senior consultant bij Heinis Waterbeheer en Ecologie.

Agenda WatercOLumn Jongeren en de International Waterkop Week ver.nieuws_column

2013 Op 6 juli zijn jongeren van harte welkom bij er.nieuws_column plat initiaal Waternetwerk in Amsterdam om met jong KNW te brainstormen over de invulling van het jongerenprogramma tijdens de International Water Week (IWW) ver.nieuws_column plat 2013. Deze bijeenkomst is de officiële en feestelijke start van de organisatie van de IWW. ver.nieuws_column auteur

V

Hoe zuiver is lozen? Op 11 oktober verzorgen de themagroepen Afvalwaterbehandeling, Bestuurlijk-juridische aspecten en Waterkwaliteit het symposium ‘Hoe zuiver is lozen nog: meer chemie tussen waterzuivering, waterkwaliteit en watervergunning’, over de samenhang tussen waterkwaliteit, de lozingen door de rwzi en de vergunningverlening. Nieuwe ontwikkelingen in IT Van 4 t/m 6 november houdt KNW, in samenwerking met de Instrumental Control and Automation-groep van de International Water Association, de conferentie New Developments in IT & Water. De bijeenkomst vindt plaats in Amsterdam.

Floor Heinis

“Ik werk mijn hele carrière al in de adviessector. Na mijn studie Aquatische Ecologie aan de Universiteit van Amsterdam en mijn promotieonderzoek ging ik werken bij het toen net opgerichte AquaSense. In de tien jaar die ik aan dat bureau verbonden ben geweest, heb ik veel ervaring opgedaan. Sinds 2000 heb ik een eenmanszaak, Heinis Waterbeheer en Ecologie, maar dat betekent niet dat ik mijn werk altijd alleen doe. Ik word vaak door grote bedrijven als specialist ingehuurd en werk dan meestal in een team met andere specialisten. In mijn werk richt ik me voornamelijk op effectstudies in het mariene en estuariene milieu, wat betekent dat ik me meestal op het grensvlak van beleid en onderzoek bevind. “

IT-oplossingen kunnen waterorganisaties en technologieleveranciers helpen de nieuwste technologie toe te passen en zo hun efficiëntie te verbeteren. Ze maken het implementeren van real-time voorspellingen, geavanceerde monitoring, modelgebaseerde controle en het betrekken van gebruikers gemakkelijker. De conferentie is een internationale gebeurtenis die relevante IT-oplossingen voor de watersector zowel in de breedte als in de diepte behandelt, met als uitgangspunt dat hoewel IT-oplossingen in watermanagement lokaal worden geïmplementeerd, onderzoek en praktijkvoorbeelden enkel vooruitgang boeken als kennis wereldwijd wordt gedeeld. Najaarscongres Het najaarscongres en de algemene ledenvergadering vinden dit jaar plaats op 30 november in Baarn. Thema is grondstoffen en energie.

“Wat mij bij mijn werk helpt, is dat ik heel erg nieuwsgierig ben. Ik vind het daarom niet vervelend verder te graven als ik tegen een vraag aanloop waarop nog geen duidelijk antwoord bestaat. Ik probeer in beeld te krijgen welke relaties van belang zijn, zowel de ecologische relaties als de relatie tussen ingrepen en effecten. Wat ga je veranderen? Welke effecten heeft dat? Wat is de beste koers? Ik probeer alles zo goed mogelijk uit te zoeken. Daarnaast vind ik het leuk om ingewikkelde, vakinhoudelijke dingen zo te verwoorden dat ook geïnteresseerde leken en beleidsmakers het snappen. Het moet precies kloppen, maar ook begrijpelijk zijn zonder dat je al te veel simplificeert. Dit spanningsveld tussen onderzoek, beleid en praktijk boeit mij enorm.”

Colofon Waternetwerken

“Hoewel ik al sinds mijn eerste baan lid ben van KNW, ben ik op dit moment niet actief binnen de vereniging. Dit komt voornamelijk omdat er binnen de vereniging meer nadruk ligt op zoet water en ik mij de laatste tien jaar vooral bezighoud met zout water. Dit zijn toch behoorlijk gescheiden werelden, wat deels met het schaalniveau heeft te maken. Kennisuitwisseling tussen beide sectoren is er wel maar op zeer bescheiden schaal. De mensen die zich met het zoute water bezighouden, zowel de beleidsmakers als de adviseurs en de onderzoekers, weten elkaar overigens meestal wel te vinden. Zoet en zout ontmoeten elkaar bij de kust. Misschien zou daar meer aandacht aan kunnen worden besteed. Wie weet wat daar uit voortkomt.”

Contact Koninklijk Nederlands Waternetwerk Binckhorstlaan 36 (M417) 2516 BE Den Haag (070) 322 27 65 06 31 67 86 68 e-mail: info@waternetwerk.nl

Redactie Monique Bekkenutte Anne de Boer Antal Giesbers

H2O / 13 - 2012

21


informatie Instructies voor het schrijven van artikelen voor Platform Onderstaand vindt u de belangrijkste instructies voor het schrijven van een artikel voor de rubriek Platform in H2O. In Platform horen artikelen thuis die resultaten weergeven van (wetenschappelijk onderbouwd) onderzoek op het gebied van watervoorziening en waterbeheer. Het is in uw eigen belang onderstaande instructies op te volgen, daar anders de redactie uw bijdrage niet in behandeling zal nemen.

A

llereerst gaat de redactie er vanuit dat de auteurs de kopij door vakgenoten hebben laten lezen voordat het artikel aangeleverd wordt. De voorkeur gaat uit na het gebruik van actieve taal zonder jargon en zonder allerlei afkortingen die niet algemeen bekend zijn. In H2O geldt als maximumlengte voor een artikel drie pagina’s in druk. Omgerekend betekent dit ongeveer 2100 woorden (700 woorden per pagina). Op iedere pagina is dan ruimte voor één foto of andersoortige illustratie over twee kolommen. Als u voor meer afbeeldingen kiest, gaat dat dus ten koste van de hoeveelheid tekst.

Opbouw

De artikelen in Platform moeten de aandacht van de lezer trekken en vasthouden. De belangrijkste regel is daarom dat in de tekst direct tot de kern van het verhaal wordt gekomen. Wat is het bijzondere in uw onderzoek dat van belang is voor mensen die werken in de watersector in Nederland? Uw artikel moet beginnen met een korte samenvatting, niet met een inleiding. Die komt na de samenvatting. Houd de samenvatting beknopt, hooguit een tiental regels over twee kolommen in druk. Maak het artikel niet te technisch, werk zo weinig mogelijk met afkortingen en formules. Het artikel moet ook leesbaar zijn voor mensen die niet in de materie thuis zijn.

Illustraties •

22

U moet de illustraties - wanneer u ze digitaal verzendt - altijd als losse grafische bestanden versturen. De voorkeur gaat hierbij uit naar jpg-bestanden. De resolutie moet minimaal 300 dpi bedragen (hoge resolutie). Veel illustraties staan standaard in 72 dpi. Deze resolutie is voor een beeldscherm uitstekend, maar om het te kunnen afdrukken, is dit van een veel te geringe kwaliteit. Wanneer toch in 72 dpi wordt aangeleverd, kan de drukkerij de juiste resolutie alleen bereiken door de illustratie ‘in elkaar te drukken’, maar dit betekent dat de foto veel te klein wordt. Een foto met een resolutie van 72 dpi en een normaal formaat van 15 x 10 cm zal aangepast naar een resolutie van 300 dpi slechts 3,5 x 2,5 cm worden! Maak geen gebruik van Powerpoint voor uw illustraties. Dit programma hanteert zogeheten rood-groen-blauw beelden in plaats van full-coulor en bovendien lage

H2O / 13 - 2012

resolutie (72 dpi). De illustraties zullen hooguit op een kwart van de grootte geplaatst kunnen worden om een goede scherpte te behouden. De kleur zal ook enigszins afwijken. •

Illustraties niet in een tekstbestand plaatsen.

Grafieken en tabellen

Grafieken en tabellen moet u pas gebruiken als de informatie niet in de tekst verweven kan worden. Maak er geen wiskundig opgebouwd artikel van vol tabellen en grafieken. Dit bevordert de leesbaarheid niet en bemoeilijkt de opmaak van de pagina’s. Grafieken en tabellen kosten bovendien veel ruimte. Grafieken moeten goed leesbaar zijn over één of twee kolommen. Pasfoto’s

Van iedere auteur hebben we een pasfoto nodig. Mocht deze niet in het archief zitten, dan dient u deze met het artikel mee te sturen. Portretfoto’s zijn geen pasfoto’s. Een pasfoto laat alleen het gezicht van iemand zien, recht de camera in kijkend en zonder storende achtergrond. Digitale pasfoto’s moeten ook een hoge resolutie hebben en het normale pasfotoformaat van 2 x 3 cm.

Kaders

Kaders zijn bedoeld om onderdelen uit het artikel uit te leggen en/of meer nadruk te geven. Kaders zijn in principe altijd tamelijk kort, omdat het kader anders niet meer als kader opgemaakt kan worden, meestal namelijk over één kolom.

Geen verantwoording

We gaan er vanuit dat aan een artikel maximaal vier auteurs gewerkt hebben. Co-auteurs die minder dan 25 procent aan het artikel bijdragen, worden niet vernoemd. Het aantal pasfoto’s kan dus maximaal vier zijn. Deze pasfoto’s worden in een archief opgeslagen. In het artikel hoort geen aparte verantwoording thuis naar andere personen of instanties die meegewerkt hebben aan het onderzoek of project.

Literatuur

Houd de literatuurlijst bescheiden en hanteer de volgorde: naam, eerste voorletter, jaar waarin publicatie uitkwam, titel en medium waarin het artikel verscheen of organisatie die rapportage uitbracht. In het artikel geen

literatuurverwijzingen noemen, maar met nummers chronologisch refereren naar de literatuurlijst.

Wijze van toezending

Wanneer u het artikel per e-mail verzendt, moeten de tekst en de grafische bestanden gescheiden aangeleverd worden: tekst als Word-bestand en illustraties als jpg- of excel-bestand, waarbij de illustraties een resolutie moeten bezitten van 300 dpi bij een afdruk over twee kolommen! Laat het gebruik van speciale letterfonts, achtergronden en andere ‘plaatjes’ in een grafiek achterwege. Dit kan problemen veroorzaken bij de grafische verwerking.

Procedure

Stuur uw definitieve en complete artikel (inclusief pasfoto’s) naar: h2o@nijgh.nl. De redactie redigeert het verhaal. U ontvangt voor publicatie een drukproef. Als uw artikel niet compleet is, wordt het (nog) niet in behandeling genomen. De redactie zal kopij aan auteurs retourneren als blijkt dat ze niet voldoen aan bovenstaande instructies.

Informatie

Mochten na het lezen van deze handleiding nog vragen overblijven over de inhoudelijke kant van de artikelen, dan kunt u contact opnemen met de redactie: (010) 427 41 65. De redactie


platform

Dimmie Hendriks, Deltares Marijn Kuijper, Deltares Wiebe Borren, Deltares Rob van Dongen, Waterschap Regge en Dinkel

Integrale en innovatieve optimalisatie van het grondwatermeetnet Meetnetten van het freatische grondwater komen vaak ad hoc tot stand, als een verzameling van (voormalige) projectmeetnetten. Hierdoor sluiten de meetpunten veelal niet goed aan bij alle meetdoelen van het waterschap. Om de monitoring van het freatische grondwater effectiever te maken voerde Waterschap Regge en Dinkel samen met Deltares een optimalisatie van het meetnet uit. Hierbij is optimaal gebruik gemaakt van alle beschikbare gegevens en technieken, zowel de bestaande gebiedskennis en meetgegevens als het grondwatermodel en een meervoudige tijdreeksanalyse van het bestaande meetnet. Nog niet eerder zijn deze technieken gecombineerd. Op basis van deze integrale optimalisatie werden gaten in het bestaande meetnet en zoekgebieden voor aanvullende meetpunten aangegeven, evenals overtollige meetlocaties1). De combinatie leidt niet alleen tot beter onderbouwde meetlocaties maar op langere termijn ook tot een aanzienlijke kostenbesparing.

D

e laatste jaren is het freatische grondwatermeetnet van Waterschap Regge en Dinkel behoorlijk gegroeid. Het meetnet bestaat echter grotendeels uit een verzameling (voormalige) projectmeetnetten. Hierdoor ontbreekt het gebiedsdekkende beeld en is het grondwatermeetnet niet voldoende afgestemd op de geohydrologische variatie en de specifieke meetdoelen in het beheergebied. Waterschap Regge en Dinkel en Deltares hebben daarom een meetnetoptimalisatie uitgevoerd, zodat de monitoring van het freatische grondwater het waterbeheer in de toekomst effectiever en efficiĂŤnter kan ondersteunen. Hierbij stonden drie meetdoelen centraal: het verkrijgen van een gebiedsdekkend inzicht van het freatische grondwater, inzicht in de effecten van het gevoerde beheer en beleid ĂŠn de inzet van grondwatermetingen als sturingsparameter bij operationeel peilbeheer.

het huidige meetnet van het waterschap opgespoord. Hiervoor is een ruimtelijke verkenning uitgevoerd van de meetdoelen en de mate waarin deze afgedekt zijn met meetpunten. Er bleken clusters van

meetpunten voor te komen die uitgedund zouden kunnen worden. Om te achterhalen welke meetpunten kunnen vervallen, is gebruik gemaakt van meervoudige tijdreeksanalyse. De inzet van het grondwatermodel

Afb. 1: Schematisch overzicht van de in deze studie gevolgde werkwijze. De technieken die gebruikt zijn bij bepaalde onderdelen van de analyses zijn aangegeven tussen haakjes.

Om te komen tot een goed advies voor een optimaal freatisch grondwatermeetnet is een aantal stappen doorlopen (zie afbeelding 1). Na het verzamelen en beoordelen van de beschikbare gegevens van de bestaande meetlocaties zijn allereerst de gaten in H2O / 13 - 2012

23


en meervoudige tijdreeksanalyse zijn innovatieve onderdelen bij het optimaliseren van het grondwatermeetnet.

Inzet grondwatermodel

In het ruimtelijke en dynamische grondwatermodel van het waterschap is de voor grondwaterstroming meest relevante informatie met betrekking tot ondergrond, maaiveldfuncties, drainagemiddelen en huidige beheer- en beleidmaatregelen verwerkt2)). Anders dan met kennis van deskundigen (die op zichzelf ook zeer waardevol is) kan met het model het effect van al deze informatie (en de interactie daartussen) op de geohydrologie en grondwaterstroming op systematische en objectieve* wijze in beeld gebracht worden. De analyse met inzet van het grondwatermodel wordt gebruikt om de ruimtelijke samenhang van de grondwaterstandfluctuaties te kwantificeren. Met deze methode wordt inzichtelijk gemaakt in hoeverre locaties binnen het beheergebied van Regge en Dinkel een vergelijkbaar geohydrologisch gedrag vertonen. Op basis hiervan kan men onderscheid maken tussen heterogene en homogene gebieden voor wat betreft fluctuaties in de grondwaterstand, waaruit het waterschap vervolgens de optimale meetnetdichtheid van een gebied kan afleiden. Uit meerjarige resultaten van een nietstationair grondwatermodel wordt voor elke modelcel een correlatie-afstand-relatie afgeleid. Dat wil zeggen: de correlatie met andere modelcellen op toenemende afstand; deze correlatie neemt meestal geleidelijk af. Wanneer men vervolgens bepaalt welke correlatie minimaal noodzakelijk wordt geacht voor het meetnet, kan de bijbehorende afstand afgelezen worden. Dit levert een kaart op met per modelcel de gewenste maximale afstand waarbinnen een meetpunt zou moeten liggen om de grondwaterfluctuaties van die locatie te vatten (zie afbeelding 2). Deze kaart geeft een goede indicatie van de gewenste meetnetdichtheid en laat ook zien hoe homogeen of heterogeen een gebied is. De kaart kan ook worden gebruikt om aan te geven waar ‘gaten’ zitten in het bestaande meetnet. Voor elke modelcel wordt daarbij bepaald hoeveel bestaande meetpunten zich bevinden binnen de berekende afstand. Als dit aantal 0 is, is sprake van een ‘gat’ in het meetnet.

optimale afstand tussen meetpunten (R = 0.9)

aantal meetpunten representatief voor locatie (R = 0.9)

Afb. 2: Ruimtelijk beeld van de resultaten van de inzet van het grondwatermodel. Links de optimale afstand tussen meetpunten. Rechts het aantal bestaande meetpunten. Beide resultaten corresponderen met een correlatie tussen de grondwaterstandfluctuaties (R) van 0.9.

de betreffende straal om een meetpunt bevinden. Vervolgens wordt bepaald wat de overlap is met de meetreeksen binnen deze straal; deze overlap wordt aangeduid met een correlatiecoëfficiënt (R). Als meetpunten binnen een cluster veel overlap hebben (een hoge R), betekent dit dat de meetpunten dezelfde grondwaterstandfluctuaties registreren. Het is dan mogelijk om één of meerdere meetpunten van het cluster te laten vervallen. Met een tijdreeksmodel is het mogelijk de grondwaterstandfluctuaties van het vervallen meetpunt te reconstrueren aan de hand van de overgebleven meetpunten.

Vergelijking methoden

In deze optimalisatie zijn de methoden met het grondwatermodel en de meervoudige tijdreeksanalyse geïntegreerd. Met beide methoden worden de fluctuaties van het freatische grondwater geanalyseerd. Zowel de analyse met inzet van het grondwatermodel als de meervoudige tijdreeksanalyse hebben specifieke uitgangspunten en benaderingen die ervoor zorgen dat de resultaten onderling verschillen. Het is van

belang om de voordelen en beperkingen van de technieken mee te wegen bij het analyseren van de resultaten. De belangrijkste verschillen tussen de methoden zijn te herleiden naar de basis van de methoden. De analyse met inzet van het grondwatermodel begint bij de hydrogeologische kennis van het grondwatersysteem. Vervolgens wordt gekeken waar de variabiliteit van het systeem (ruimtelijk verschil in grondwaterstandfluctuaties) het grootste is op basis van deze kennis. Een nadeel van deze methode is dat kennis die ontbreekt in het model, ook niet kan worden meegenomen in de meetnetoptimalisatie. Anderzijds zorgt het grondwatermodel er juist wel voor dat de geohydrologische ruimtelijke samenhang van het gebied wordt meegenomen; het model biedt in wezen de mogelijkheid tot een zeer geavanceerde ruimtelijke interpolatie. De tijdreeksanalyses beginnen niet vanaf een bepaalde kennisbasis. De dynamiek van het systeem die tot uiting komt in de metingen, levert hier de systeemkennis. Door de overlap tussen tijdreeksen te bepalen,

Afb. 3: Ruimtelijk beeld van de resultaten van de METRAN-analyse voor een zoekstraal van 500 meter per meetlocatie (links) en een zoekstraal van 100 meter per meetlocatie (rechts). De cirkels geven de bestaande meetlocaties in het beheergebied van Waterschap Regge en Dinkel aan. Groene kleuren duiden op een sterke overlap tussen de meetlocaties, rode kleuren op een zwakke overlap.

Inzet meervoudige tijdreeksanalyse

De meervoudige tijdreeksmodellering gaat uit van een simultane modellering van tijdreeksen, waarbij deze worden gesplitst in twee componenten. De eerste beschrijft het deel van de reeks dat overlapt met een naburige reeks, de tweede het deel dat uniek (locatiespecifiek) is. Hoe groter deze unieke component, des te hoger is de informatieve waarde van een meetpunt. In deze studie is de METRAN-techniek gebruikt3). De METRAN-analyse is twee maal uitgevoerd, met een toenemende zoekstraal om de meetpunten: 0-100 meter en 0-500 meter (zie afbeelding 3). Gekeken wordt hoeveel andere meetpunten zich binnen

24

H2O / 13 - 2012

overlap met meetpunten binnen straal van 500 m (corr.coeff. R)

overlap met meetpunten binnen straal van 100 m (corr.coeff. R)


platform kennen we aan meetfilters meer of minder waarde toe: hoe meer overlap, des te lager de waarde die wordt toegekend aan het punt. De grootste verschillen tussen de twee methoden zitten in het detailniveau. Hierdoor kan een verschil optreden in het beeld dat de technieken geven van de ruimtelijke variatie van het hydrologisch systeem4)). De analyse met inzet van het grondwatermodel is gericht op de regionale modelschaal. In het geval van Waterschap Regge en Dinkel is een modelcel van 25 x 25 meter het laagste detailniveau. Bij de tijdreeksanalyses wordt iedere meetlocatie apart beoordeeld, waardoor een lokaal detail behouden blijft. Ook een lokaal ‘ongewenst’ detail, bijvoorbeeld een meetfilter vlak naast een waterloop of meetfouten, kunnen dan - onterecht - als waardevol worden beschouwd. Het inzetten van de METRAN-methode heeft als mogelijk nadeel dat de kwaliteit sterk afhankelijk is van de dichtheid en kwaliteit van het bestaande meetnet.

Advies en conclusies

Uit de meetnetoptimalisatie van Deltares en Waterschap Regge en Dinkel blijkt dat 100 van de 563 meetpunten van het waterschap kunnen vervallen (20 procent). Om meetgaten in het huidige meetnet van het freatische grondwater op te vullen, wordt geadviseerd om 91 nieuwe meetpunten te installeren. Daarnaast wordt aangeraden om 111 meetpunten van derden op te nemen, die meetdoelen dekken die het bestaande freatische grondwatermeetnet van het waterschap niet of onvoldoende dekt. Voor de optimalisatie van het grondwatermeetnet hoeft het meetnet van Waterschap Regge en Dinkel niet te worden uitgebreid, terwijl de representativiteit van het freatisch grondwatermeetnet sterk toeneemt. Wel dienen zo’n 100 meetpunten op een andere locatie te worden geïnstalleerd. Daarnaast dient contact gelegd te worden met andere organisaties die meetpunten in het freatisch grondwater beheren, ten behoeve van dataoverdracht.

LITERATUUR 1) Hendriks D., P. de Louw en W. Borren (2010). Optimalisatie freatisch grondwatermeetnet beheergebied Waterschap Regge en Dinkel. Deltares. Rapport 1202310-000-BGS-0002. 2) Minnema . en J. Snepvangers (2004). Grondwatermodel en IR-database ter ondersteuning van waterbeheer in Twente. Waterschap Regge en Dinkel. TNO-rapport NITG 04-020-B. 3) Berendrecht W. (2004). State space modelling of groundware fluctuations. Proefschrift Technische Universiteit Delft. 4) Snepvangers J., W. Berendrecht, J. Valstar en M. Kuijper (2005). Meetnetoptimalisatie pompstations Vitens Overijssel. TNO-rapport NITG 05-113-B. NOTEN * Met objectief bedoelen we hier dat dit onafhankelijk is van de ‘toevallige’ kennis en inzichten van de persoon (expert) die de analyse uitvoert. Ook bij ‘expert judgement’ kan kennis zo objectief mogelijk ingezet worden, maar is de kennis zelf persoonsafhankelijk.

advertentie

Altijd precies weten wat er in ’t water zit!

Bezoek onze website: www.bestinstruments.nl E: info@bestinstruments.nl T: +31 (0) 594-513373 • vanuit België: 0800-40884 Industriepark 5 e, 9351 PA Leek, Nederland Exclusief leverancier van on-line analyse apparatuur van

H2O / 13 - 2012

25


Arjan Wijdeveld, Deltares Jos Vink, Deltares

Stand van zaken rond het verspreiden van baggerspecie De beoordeling of baggerspecie verspreid mag worden op land is in het Besluit Bodemkwaliteit (Bbk) uitgewerkt. Wat in het Bbk beoordelingskader echter niet specifiek beschouwd wordt, is het effect van het op land zetten van de baggerspecie. Door het in contact komen met lucht treden reacties op die de mobiliteit van onder andere zware metalen en arseen in de bodem beïnvloeden. Dit kennishiaat van (al dan niet) tijdelijke effecten in de overgang van nat naar droog en vice versa is eerder geconstateerd bij het storten van landbodems in zandwinputten.

D

oor het op de kant zetten wordt baggerspecie een landbodem, waarin het waterpeil onder het maaiveld ligt en bovendien gedurende het jaar varieert. Hierdoor veranderen bodemchemische processen, waardoor de beschikbaarheid van verontreinigingen af kan wijken van de toetscondities in natte of droge bodems1),2). Om een kwantitatief inzicht te krijgen op de vraag of het verspreiden van baggerspecie op land leidt tot een veranderende mobiliteit en daarmee toxiciteit, is een gedetailleerde modelverkenning uitgevoerd, waarin verschillende methoden zijn gecombineerd. Hierbij is specifiek gekeken naar zware metalen en arseen, en een verontreinigingsgraad die overeenkomt met klasse A uit het Bbk. Er is rekening gehouden met seizoensvariatie over een periode van tien jaar. Gelijktijdig is gekeken wat het effect van chemische veranderingen is op de potentiële toxiciteit, uitgedrukt als ms-PAF (multi substances -

Potential Affected Fraction). Zo is een goed beeld ontstaan van de processen die zich voordoen en de momenten waarop mogelijke risico’s voor ecosystemen te verwachten zijn.

Combinatie gegevens en rekentechnieken

Het beoordelen van effecten van veranderende omgevingscondities op chemische beschikbaarheid en toxiciteit is een complex geheel van chemische en biologische processen3) waarvoor geen eenvoudige methode bestaat. Om kwantitatieve uitspraken te kunnen doen, zijn in deze studie geavanceerde modellen gebruikt die zijn ontworpen voor de onderdelen van het vraagstuk. Door deze te ‘schakelen’ ontstaat een completer beeld van de tijdsdynamiek en de orde-grootte van processen en risico’s. Voor de verkenning is gebruik gemaakt van achtereenvolgens de (achtergrond) gehalten in waterbodem (Bbk klasse A grens)

en regenwater (RIVM), een modellenketen met achtereenvolgens een onverzadigde zone bodemvochtmodel (SFYNXZ) dat rekening houdt met wisselende grondwaterstanden en bodemtemperaturen door de seizoenen, een geochemisch speciatiemodel (CHARON) om tijdsafhankelijke concentraties zware metalen te modelleren, rekening houdend met het vochtgehalte, de mate van luchtindringing in de bodem en het ecotoxicologisch beoordelingsmodel OMEGA om de potentiële som toxiciteit (ms-PAF) van de metalen in het poriewater te berekenen. Voor de op land te brengen baggerspecie wordt voor de kwaliteit de bovengrens van klasse A uit het Bbk aangenomen. De bodemtypecorrectie is toegepast om de verdeling van metalen over vaste en vloeibare fase te corrigeren. In de berekeningen is rekening gehouden met de belasting op de bodem door regenwater. Hiervoor zijn neerslag-

Tabel 1. Klasse A grens Bbk waterbodem voor metalen, situatie op T=0.

metaal

arseen cadmium chroom

26

Bbk klasse A (mg/kg)

log Kd (l/kg)

a

correctie factoren b lutum

correctiefactor

Kd corr. (l/kg)

opgelost (µg/l)

29

4,00

15

0,4

0,88

0,88

4,06

2,55

4

5,11

0,4

120

5,46

50

0,007

0,021

0,79

5,22

0,02

2

0

1

5,46

0,41

c os

koper

96

4,70

15

0,6

0,6

0,86

4,77

1,65

kwik

1,2

5,23

0,2

0,0034

0,0017

0,95

5,25

0,01

lood

138

5,81

50

1

1

0,89

5,85

0,19

nikkel

50

3,90

10

1

0

1

3,90

6,25

zink

563

5,04

50

3

1,5

0,90

5,09

4,62

H2O / 13 - 2012


platform gegevens gebruikt over een periode van vier opeenvolgende jaren4). Er is uitgegaan van een netto neerslagoverschot van 300 mm die in de bodem infiltreert. Geochemisch speciatiemodel CHARON, standaard bodem

Het geochemisch speciatiemodel CHARON berekent de invloed van zuurstofindringing in de bodem op de chemische beschikbaarheid van metalen en arseen. Het model kan complexe bodemsystemen beschrijven, waarbij ook transport in de onverzadigde zone wordt beschouwd. Voor deze verkenning zijn de volgende processen beschouwd: • de omzetting van aeroob instabiele mineralen; • afbraak van organische stof en de vorming van opgelost organisch materiaal (DOC); • de binding van metalen aan DOC, klei mineralen en ijzerhydroxide; • de invloed van de veranderingen van de macrochemie in de bodem (pH, alkaliteit, redox potentiaal) op de (im)mobilisatie van metalen en arseen; • de inspoeling en uitloging van metalen en arseen onder invloed van het neerslagoverschot; • de temperatuurverschillen in de bodem als gevolg van seizoensvariatie. De omzetting van organische stof is afhankelijk van temperatuur en bodemdiepte. DOC wordt zowel gevormd als afgebroken in het deel van de bodem dat in contact staat met de lucht (onverzadigde zone), als ook in de verzadigde zone. De vorming en afbraak snelheid van DOC voor de onverzadigde en verzadigde zone zijn verschillend. Omega, berekening van de ms-PAF

Het resultaat van de chemische speciatieberekening is een tijd- en diepteafhankelijke vrije ion metaalconcentratie, waarbij rekening gehouden wordt met bodemchemische processen die het gevolg zijn van het droogvallen (en in de winter weer deels nat worden) van de voormalige baggerspecie. Omdat de ecotoxiciteitsgegevens in Omega gebaseerd zijn op de opgeloste concentratie (en niet op de vrije ion concentratie) wordt de vrije ion concentratie genormeerd op de vrije ion concentratie in Dutch Standard Water (DSW).

Afb. 1: Opgelost cadmiumgehalte (µg/l) in bodemvocht. Tijdas vertegenwoordigt één jaar (het eerste jaar), beginnend op 1 januari.

De ms-PAF is een belangrijke stap naar een effectbeoordeling van de baggerspecie; het is een maatlat voor de potentiële toxische effecten op organismen gebaseerd op het opgetelde effect van alle verontreinigingen5).

Resultaten

Opgeloste concentraties metalen in het bodemprofiel door het jaar heen

Op basis van de in tabellen 1 en 2 vermelde invoer wordt de opgeloste concentratie in de bodem (het bodemvocht) van de zware metalen berekend. Hierbij wordt rekening gehouden met het verschil in bodemvochtgehalte in de bodem in de zomer en winter. Als voorbeeld staan in de afbeeldingen 1

en 2 het gehalte cadmium en arseen in het bodemvocht vanaf het moment van het als landbodem toepassen van baggerspecie. Uit de resultaten blijkt dat de meeste metalen verhoogde concentraties in de zomer (rond de 180 dagen) laten zien. Deze concentraties komen voor in het aerobe (onverzadigde) deel van de bodem. Arseen laat het tegenovergestelde gedrag zien; bij vernatting (= reductie) wordt het juist mobieler en vooral in de winterperiode mobiliseert het. Van beschikbaarheid naar toxiciteit

Het speciatiemodel CHARON berekent niet

Afb. 2: Opgelost arseengehalte (mg/l) in bodemvocht, eerste jaar. Let op! X- en y-as zijn gedraaid.

Tabel 2. Achtergrondgehalten metalen in regenwater in de periode 2001-2004 met 872 mm neerslag per m2 per jaar en een verdamping van 572 mm per m2 per jaar. Concentratie regenwater = jaarflux / neerslag.

metaal

jaarflux (µg/m2)

regenwater (µg/l)

arseen

119

0,14

cadmium

59,2

0,07

chroom

165

0,19

koper

1.615

1,85

lood

2.239

2,57

326

0,37

7.251

8,32

nikkel zink

H2O / 13 - 2012

27


alleen de totaal opgeloste concentratie aan metalen, maar ook de vrije ion concentratie. Deze laatste is een betere maat om de potentiële somtoxiciteit van de metalen (de ms-PAF) uit te rekenen (door normalisatie op de vrije ion concentratie in Dutch Standard Water). De berekende vrije ion concentratie is als invoer gebruikt voor het ecotoxicologisch model OMEGA. OMEGA rekent op basis van de concentratie van de individuele metalen de ms-PAF uit. Dit levert het in afbeelding 3 weergegeven patroon op. Gedurende het eerste jaar is de ms-PAF (en daarmee de potentiële toxiciteit) relatief hoog, vooral in de zomer. Dit wordt veroorzaakt door de oxidatie van mineralen en de mobilisatie van daaraan geassocieerde metalen. Om inzicht te krijgen in de trend over een langere periode is de ms-PAF ook berekend na tien jaar (zie afbeelding 4). Na tien jaar is de gemiddelde ms-PAF lager dan in het eerste jaar. Maar ook na tien jaar bestaat in de toplaag van het bodemprofiel in de zomer een verhoogd risico op toxiciteit voor organismen.

Conclusie

De combinatie van modellen geeft een goed inzicht in de risico’s op korte (één jaar) en langere (tien jaar) termijn van metalen en arseen in water- en landbodems onder veranderende omgevingsomstandigheden. De hier behandelde toepassing van ‘bagger op de kant’ laat een aantal opmerkelijke zaken zien. De opgeloste concentratie van metalen en arseen in een bodemprofiel varieert sterk met de diepte in de bodem en het jaargetijde. In het eerste jaar na verspreiding van baggerspecie op land zijn de opgeloste concentraties in de bodem in de zomer veel hoger dan men op basis van totaalgehalten in de bodem verwacht. Deze zomertrend Afb. 4: Ms-PAF in bodemvocht, tiende jaar.

28

H2O / 13 - 2012

Afb. 3: Ms-PAF in bodemvocht, eerste jaar.

vertaalt zich in een verhoogde potentiële toxiciteit. De resultaten laten ook zien dat na verloop van tijd een stabiele jaartrend optreedt, zowel chemisch als ecotoxicologisch. Dit proces heeft echter enkele jaren tot decennia nodig voordat een nieuw evenwicht is bereikt. Als de knelpunten van de toepassing van bagger op de kant beter in beeld worden gebracht en het Bbk dus onvoldoende beschermend is, dan kunnen de mogelijkheden van deze praktijk beter en onderbouwd worden beschreven. Het beheer heeft voldoende middelen om te kunnen omgaan met perioden van verhoogde blootstellingsrisico’s. Denk hierbij

aan het type landgebruik, flexibel maai- en begrazingsbeheer in geval van weidegrond en gewaskeuze in geval van akkerbouw. Bodembeheer krijgt hierdoor een actievere component en biedt mogelijkheden die tot nu toe onvoldoende worden benut. LITERATUUR 1) Deskundigencommissie (2009). Verantwoord grootschalig toepassen van grond en baggerspecie. 2) Vink J., J. Harmsen en H. Rijnaarts (2010). Delayed immobilisation of heavy metals in soils and sediments under reducing and anaerobic conditions. Consequences for flooding and storage. Journal of Soils and Sediments nr. 8, pag. 16331645. 3) Vink J. en H. Meeussen (2007). BIOCHEMORCHESTRA: a scenario-DSS for heavy metal speciation and ecotoxicological impacts in river systems. Environmental Pollution nr. 148, pag. 833841. 4) RIVM (2010). The Dutch national precipitation chemistry monitoring network over the period 1992-2004. Rapport 680704009. 5) Posthuma L., G. Suter en Th. Traas (2002). Species sensitivity distribution in ecotoxicology. Lewis Publishers.


platform

Leon Lamers, Radboud Universiteit Nijmegen / Onderzoekscentrum B-Ware Sebastiaan Schep, Witteveen+Bos Jeroen Geurts, Radboud Universiteit Nijmegen Fons Smolders, Onderzoekscentrum B-Ware / Radboud Universiteit Nijmegen

erfenis fosfaatrijk verleden: helder water met woekerende waterplanten In het waterbeheer wordt meestal uitgegaan van twee al dan niet stabiele toestanden voor oppervlaktewateren: helder water met een diversiteit aan ondergedoken waterplanten of water gedomineerd door algen of kroos. Door verbetering van de waterkwaliteit verwachten we echter op veel plaatsen in Nederland een toestand met helder water en massale groei van snelgroeiende soorten als smalle waterpest of grof hoornblad. Deze situatie wordt op steeds meer plaatsen zichtbaar en is vanzelfsprekend: veel bodems zijn opgeladen met fosfaat. Dit leidt bij verbetering van de lichtbeschikbaarheid tot ‘onderwaterverruiging’. Snelle afbraak kan vervolgens weer voor algengroei zorgen.

D

e afgelopen tientallen jaren is veel energie gestoken in het verbeteren van de waterkwaliteit door met name terugdringing van de nutriëntenbelasting, met als doel de terugkeer van ondergedoken waterplanten en geassocieerde fauna. Op veel plaatsen is het gunstige gevolg van deze en andere typen maatregelen dat het water helderder is en ondergedoken planten terugkeren. Door de woekering van slechts één of enkele soorten is echter vaak niet alleen een lage biodiversiteit ontstaan maar soms ook overlast. Niet alleen de waterkwaliteit maar ook de waterbodemkwaliteit blijkt van belang te zijn voor het bepalen van doelen en de keuze van maatregelen.

Afb. 1. Drie mogelijkheden: links helder water met biodiversiteit, in het midden helder water met woekering van één of twee soorten en rechts troebel water met algen of cyanobacteriën. Het water kan rechts ook bedekt zijn met kroos of kroosvaren. De lichtbeschikbaarheid, en daarmee de groei van onderwatervegetatie, kan ook laag zijn door andere vertroebelende factoren (bodemdeeltjes, humuszuren).

De waterbodem speelt, vooral in de Nederlandse ondiepe wateren, een belangrijke rol. Wanneer de fosfaatconcentratie in de waterlaag hoog is door hoge aanvoer van nutriënten via waterstromen, is de relatieve rol van de bodem beperkter. Er is dan vaak sprake van dominantie van algen, kroos of cyanobacteriën. Omdat onvoldoende licht op de bodem valt, komen ondergedoken waterplanten dan niet of nauwelijks voor1). Wanneer de nutriëntenconcentratie in de waterlaag voldoende laag blijft en het lichtklimaat voldoet, gaan onderwaterplanten groeien. Wanneer de bodem H2O / 13 - 2012

29


Woekering van grof hoornblad (foto: Leon Lamers).

hoge fosfaatconcentraties bevat, zullen enkele snelgroeiende soorten ondergedoken waterplanten gaan domineren, waardoor de soortenrijkdom laag blijft. Als de fosfaatconcentratie in de bodem laag is, blijft woekering uit en kunnen verschillende soorten ondergedoken waterplanten profiteren van de betere lichtbeschikbaarheid.

Drieluik

Dit betekent dus dat we grofweg drie mogelijkheden (zie afbeelding 1) kunnen onderscheiden, die in elkaar over kunnen gaan: helder water met een soortenrijke vegetatie, helder water met woekering van één of twee soorten die grote hoeveelheden voedingsstoffen in hun biomassa bevatten, en troebel water met algenbloei (of water bedekt door kroos of kroosvaren). Bij fosfaatconcentraties boven 2 micromol/l (0,06 mg P/l) in de waterlaag is er beduidend meer kans op algenbloei. De orthofosfaatconcentraties kunnen dan voldoende laag lijken, maar een groot deel van het fosfaat zit dan al in de algen. Voor massawoekering van een plantensoort lijken, afhankelijk van de soort, concentraties van 20 micromol/l (0,6 mg P/l) of hoger nodig te zijn in het (anaeroob verzamelde) bodemvocht, maar planten kunnen ook fosfaat vrijmaken dat in de bodem gebonden is aan ijzer, calcium, of organisch stof. Bij nog hogere fosfaatconcentraties in het bodemvocht (>50 micromol/l; 1.5 mg P/l) wordt de mobilisatie zo hoog2) dat ook zonder enige aanvoer van buitenaf voldoende fosfaat in de waterlaag voorkomt voor algenbloei als gevolg van diffusie. De hier genoemde waarden zijn echter nog indicatief en worden momenteel verder onderzocht.

30

H2O / 13 - 2012

Door verbetering van de waterkwaliteit gaat op steeds meer plaatsen in Nederland ‘het licht aan’ op de bodem. Hierdoor raken fosfaatrijke bodems massaal begroeid met soorten als grof hoornblad en smalle waterpest, maar ook met exoten als waterwaaier (Cabomba caroliniana). Zowel wortelende als niet-wortelende soorten die een dikke laag vormen profiteren van de voedselrijkdom3). Dit heeft verschillende consequenties. Bij afbraak van afstervende planten in het najaar komen deze nutriënten weer in de waterlaag terecht, waardoor ze een nutriëntenpomp tussen bodem en water vormen. De vegetatie raakt dan bedekt met draadalgen. Bij massale afbraak kan dit weer leiden tot eutrofiëring van de waterlaag en troebel water. Bovendien kunnen opgeladen planten nutriënten lekken tijdens hun groei, waardoor er meer epifyten op groeien. Daarmee is er meer voedsel voor poelslakken, die als gastheer dienen voor de platwormlarven, die zwemmersjeuk veroorzaken. In veel wateren bestaat de bodem uit slib door snelle afbraak als gevolg van eutrofiëring4). Door windwerking in plassen of grote petgaten worden planten hieruit gemakkelijk losgetrokken, met name bij storm, waardoor ze massaal kunnen aanspoelen en wegrotten. Dit veroorzaakt stank.

Wat te doen?

Bij de keuze van mogelijke maatregelen zijn drie zaken van belang: de externe nutriëntenbelasting, het lichtklimaat en de voedselrijkdom van de waterbodem5). Deze moeten in samenhang worden geanalyseerd. Het eerste doel is vaak het herstel van helder water6). Uiteraard dient een hoge aanvoer van nutriënten aangepakt te worden voor verbetering van de waterkwaliteit.

Visstandbeheer kan een belangrijke rol spelen bij verbetering van de lichtsituatie en herstel van onderwatervegetatie, maar alleen als de nutriëntenflux voldoende laag is. Het onderscheid tussen externe nutrientenbelasting en de productiviteit van de waterbodem wordt hierbij nog onvoldoende gemaakt. Door het wegvangen van bodemwoelende vissoorten krijgen planten bovendien meer kans om te wortelen. Alleen wanneer de concentratie van fosfaat in de waterlaag voldoende laag blijft en geen troebeling door zwevend stof optreedt, kan de lichtsituatie blijvend verbeterd worden voor onderwaterplanten. Deze typen maatregelen kunnen bij een voedselrijke waterbodem leiden tot massale groei van onderwaterplanten. Alleen bij een voldoende voedselarme bodem kunnen verschillende soorten naast elkaar blijven voorkomen. De massale groei van onderwaterplanten op een eutrofe waterbodem is vanzelfsprekend een verbetering van de situatie ten opzichte van algen- of cyanobacteriënrijk water. Het betekent voor het waterbeheer echter dat op plaatsen waar deze massale groei ongewenst is (vanwege bijvoorbeeld waterafvoer of recreatie) maai- en afvoerbeheer ingesteld of geïntensiveerd zal moeten worden. De nutrientenvoorraad in de bodem is vaak zo groot dat het naar verwachting zeker tientallen jaren duurt voordat deze is afgevoerd. Als gevolg van dit beheer ontstaan, afhankelijk van de nutriëntenvoorraad, wel mogelijkheden voor een meer diverse vegetatie. De afgevoerde planten kunnen gebruikt worden voor vergisting of veevoer. Door maaien en afvoeren kunnen wateren relatief soortenrijk zijn ondanks een hoge nutriëntenaanvoer. Dit is vergelijkbaar met relatief voedselrijke hooilanden die soortenrijk blijven door


platform maaibeheer, waardoor dominantie van snelle groeiers voorkomen wordt. Als er niet gemaaid wordt, is het belangrijk om het nutriëntenrijke water in de winter voldoende af te voeren. Voor wateren gedomineerd door planten met een lagere productie is een lage beschikbaarheid van fosfaat in de bodem noodzakelijk. Dit betekent dat de fosfaatrijke laag afgevoerd moet worden. Zolang de waterkwaliteit slecht blijft, blijft het baggeren met de nutriëntenkraan open. Deze aanvoer kan van buiten plaatsvinden, maar ook door te snelle interne mobilisatie vanuit de bodem. Bij baggeren is het echter van zeer groot belang om vooraf na te gaan hoe de kwaliteit van de nieuw vrijgekomen laag is in relatie tot de waterkwaliteit, om grote nalevering vanuit de bodem en teleurstellingen te voorkomen7). Lopend onderzoek lijkt erop te wijzen dat fixatie van fosfaat in de bodem (met onder andere ijzerchloride, aluminiumchloride) wel de nalevering naar de waterlaag (voor een bepaalde tijd) kan remmen maar niet of nauwelijks de beschikbaarheid in de bodem beïnvloedt. Hiermee biedt deze maatregel waarschijnlijk geen soelaas om onderwaterverruiging tegen te gaan. Sterker nog: soorten als smalle waterpest kunnen hier mogelijk van profiteren als gevolg van gewijzigde concurrentieverhoudingen. Met het afdekken van voedselrijke bodems met zand is nog onvoldoende ervaring opgedaan. Hierbij zal de bewortelingsdiepte een belangrijke rol spelen.

Warmer water

Het al dan niet optreden van helder water in het voorjaar bepaalt, via plantengroei,

of het water het hele seizoen helder blijft. Opwarming van ondiepe wateren als gevolg van de opwarming van de aarde zal bij te hoge fosfaatconcentraties in de bodem leiden tot extra mobilisatie en snellere groei van algen en cyanobacteriën. Zeker wanneer de zuurstofconsumptie hoog is (en de oplosbaarheid laag door de hoge temperatuur) en vaker anaerobie plaatsvindt, neemt de mobilisatie van aan ijzer gebonden fosfaat in de bodem sterk toe. Het zoöplankton blijft helaas vaak achter in het voorjaar, waardoor de begrazing niet sterk genoeg toeneemt om het water helder te houden. Bij minder extreme, maar nog hoge fosfaatconcentraties in de bodem en helder water zal de woekering van snelgroeiende waterplanten naar verwachting toenemen, zeker als het exotische soorten met een hoger temperatuuroptimum betreft. Aangezien de consumptie van zuurstof door deze grote biomassa ‘s nachts zeer hoog is en er dan zuurstofloosheid optreedt, heeft dit ook gevolgen voor vissen en andere fauna. Op locaties met hoge concentraties aan ammonium kan de sterke pH-verhoging overdag, door de hoge fotosynthesesnelheid per volume water, leiden tot de vorming van het giftige ammoniak. Op locaties waar waterplanten nu massaal groeien, wordt het risico op algengedomineerde jaren naar verwachting weer hoger door de hogere temperatuur en fosfaatbeschikbaarheid in het voorjaar. Op deze manier kunnen algenrijke en plantenrijke jaren elkaar afwisselen.

Het belang van waterbodembeheer

Hoewel de hierboven beschreven mechanismen al sinds het begin van vorige eeuw bekend zijn, leek het ons toch goed om

de gevolgen van voedselrijke bodems (vaak als erfenis uit het verleden) in combinatie met helder water hier kort uiteen te zetten. Deze combinatie heeft grote gevolgen voor het waterbeheer in de toekomst. Waterbeheer is ook waterbodembeheer en waterplantenbeheer, blijkt steeds weer. LITERATUUR 1) Roelofs J. en F. Bloemendaal (1988). Eutrofiëring en oligotrofiëring. In: F. Bloemendaal en J. Roelofs: Waterplanten en waterkwaliteit. KNNV, pag. 139-145. 2) Poelen M., L. van den Berg, R. Bakkum en L. Lamers (2011). Quickscan voor inschatting interne nutriëntenmobilisatie. H2O nr, 17, pag. 41-44. 3) Geurts J. (2010). Restoration of fens and peat lakes: a biogeochemical approach. Proefschrift Radboud Universiteit Nijmegen. 4) Lamers L. (red.), J. Sarneel, J. Geurts, M. Dionisio Pires, E. Remke, H. van Kleef, M. Christianen, L. Bakker, G. Mulderij, J. Schouwenaars, M. Klinge, N. Jaarsma, S. van der Wielen, M. Soons, J. Verhoeven, B. Ibelings, E. van Donk, W. Verberk, H. Esselink en J. Roelofs (2010). Onderzoek ten behoeve van het herstel en beheer van Nederlandse laagveenwateren. OBN eindrapportage 2006-2009 (fase 2). Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, Directie Kennis. 5) Schep S., L. Moria, G. van Geest en M. Ouboter (2011). De stoplichtenmethodiek: toepassing in stilstaande wateren. Groeidocument versie 1.0. Waternet. 6) Jaarsma N., M. Klinge, L. Lamers en B. van Weeren (2008). Van helder naar troebel... en weer terug: een ecologische systeemanalyse en diagnose van ondiepe meren en plassen voor de kaderrichtlijn water. STOWA. 7) Michielsen B., L. Lamers en F. Smolders (2007). Interne eutrofiëring van veenplassen belangrijker dan voorheen erkend? H2O nr. 8, pag. 51-54.

Draadalgen op afstervend grof hoornblad in het najaar (foto: Leon Lamers).

H2O / 13 - 2012

31


handel & industrie Gemalen werken automatisch Het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier bedient sinds april zijn gemalen real-time zonder tussenkomst van de waterbeheerder. Het aansturingsprogramma ControlNEXT dat het hoogheemraadschap gebruikt, bepaalt op basis van waterstandsmetingen en weersvoorspellingen zelf wanneer de polder leeggepompt moet worden of niet.

Hoewel deze regelingen in een wijdverbreid samenwerkend netwerk pas echt hun meerwaarde laten zien, worden ze tot op heden vaak alleen lokaal ingezet. Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier gaat nu een stap verder. Door gebruik te maken van metingen uit de hele boezem, maar bovenal weers- en modelvoorspellingen, kan het waterschap zijn gemalen nu nog efficiënter inzetten. Voor het integraal inzetten van de ontwikkelde regelingen en verkregen data is een RTC-raamwerk essentieel. ControlNEXT is geen computer of PLC, maar een softwaresysteem dat door zijn generieke karakter passend gemaakt kan worden voor meerdere (1000+) regelingen. De regelingen die anders lokaal zouden draaien, kunnen nu centraal door ControlNEXT beheerd worden. Daarbij kunnen alle relevante data binnen een waterschap of gemeente meegenomen worden bij het draaien van de specifieke regeling. Bij Hollands Noorderkwartier maakt ControlNEXT niet alleen gebruik van de metingen uit de afwateringsgebieden, maar betrekt ook meteorologische voorspellingen. Deze gegevens worden gebruikt om verwachte peilveranderingen en pomp-, spui- en inlaatdebieten te bepalen op basis van gebiedsspecifieke functies. De kennis van de waterbeheerder is hierbij essentieel. De regelacties die volgen uit de verwachte scenario’s worden door ControlNEXT als adviezen naar het Scada-systeem van het hoogheemraadschap gestuurd. De gemalen, stuwen en andere kunstwerken zijn ingesteld

32

H2O / 13 - 2012

om te reageren op de verstuurde adviezen van ControlNEXT. Zij treden dan ook in werking volgens het verstuurde advies om bijvoorbeeld het peil te laten zakken naar het gewenste niveau door middel van spuien of bemaling. Hollands Noorderkwartier is het eerste waterschap dat ControlNEXT, gefundeerd op de software FEWS en Lizard, inzet bij het beheer van zijn watersysteem. Doordat de meetapparatuur zeer gevoelig is, kunnen lichte verstoringen de continuïteit van de gemeten data beïnvloeden, waardoor bijvoorbeeld tijdelijk metingen ontbreken. Door middel van validatie, transformaties of extrapolaties kan gezorgd worden dat voor de betreffende locatie de rest van de gemeten data aangevuld wordt tot een complete en bruikbare tijdreeks. Doordat een RTC-raamwerk als ControlNEXT bij uitstek de mogelijkheid biedt om in te spelen op de energiemarkt, ligt er voor waterschappen nu de mogelijkheid in te stappen op de ‘Intraday’-handel. Op het moment dat overdag tijdelijk de elektriciteitsprijzen dalen naar een gunstig tarief, kan ControlNEXT op basis van de komende 24 uur kijken of het zin heeft hiervan gebruik te maken. Concreet betekent dit dat, naast dag-/ nachttarief, ook overdag winst is te boeken door (voor) te bemalen wanneer dit het goedkoopst is. met dank aan Frederik Gevers Deynoot en Joep Grispen (Nelen & Schuurmans) Voor meer informatie: (030) 233 02 00.

Kijken in dijken met een quad

Het bedrijf Miramap uit Houten kan sinds kort de samenstelling van een dijk onder de dijkbekleding in kaart brengen door met een quad met een ruimtevaartscanner over die dijk heen te rijden.

De ruimtevaartscanner is een mobiele passieve microgolf radiometer. Deze detecteert verschillende dijklagen (klei, zand, steenslag, etc.) en vocht in de dijk. Bij dijkversterking worden op die manier zwakke plekken al tijdens de toetsingsfase van een dijkvak ontdekt. Ook na het uitvoeren van dijkversterking kan het bedrijf in opdracht de scanner inzetten om de kwaliteit van een dijk te waarborgen. Op de quad zijn twee mobiele scanners en een camera gemonteerd. Voor de interpretatie en analyse van de metingen werkt Miramap samen met Transmissivity: een spin-off bedrijf van de Vrije Universiteit Amsterdam. Miramap is in 2004 opgericht door de Delftse ingenieur Roland Haarbrink met ondersteuning van de European Space Agency in Noordwijk. Daar heeft Miramap - speciaal voor waterbeheerders in Nederland - op basis van ruimtevaarttechnologie een innovatieve scanner ontwikkeld die de droogtevariaties in de grond nauwkeurig in beeld kan brengen. Inmiddels is Miramap uitgegroeid tot een bedrijf met expertise op het gebied van aardobservatie met diverse sensoren en sensorcombinaties vanaf allerhande vliegende en rijdende platforms. Miramap kan ook een gekwantificeerde bodemvochtkaart (terrestrisch, met mobiele radiometer) produceren. Voor meer informatie: 06 44 98 28 06.


Ontwikkelingen in legionellabranche Met het faillissement van één van de grootste spelers in de legionellabranche, Total Water Management Systems (TWMS), uitgesproken op 24 april jl., is een nieuwe periode aangebroken. Ook hier slaat de crisis toe en moeten bedrijven er alles aan doen om hun hoofd boven water te houden. Legionella komt echter nog steeds voor in leidingen en moet bestreden blijven worden om een herhaling van het drama in Bovenkarspel bijna 15 jaar geleden te voorkomen. Daarom hebben ATECA en PB International de handen ineen geslagen en de serviceportefeuille van TWMS officieel overgenomen. Met deze overname kan continuïteit gegarandeerd worden en zullen de klanten van TWMS ondersteund blijven in de bestrijding en preventie van Legionella. Door de ruime ervaring en kennis die beide bedrijven in huis hebben, kunnen de producten en diensten van TWMS uitgevoerd blijven. Het betreft de levering van ultrafiltratiesystemen, uv-installaties, koper/zilverionisatie, monstername en -analyse van Legionella, advisering, risicoanalyses uitvoeren, beheersplannen opstellen, audits uitvoeren, keerklepcontrole en chemisch en thermisch reinigen. Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Mark Engelenburg van ATECA: (070) 362 81 75 of Ton van Hecke van PB International: (0314) 62 14 65.

handel & industrie Nieuwe methode voor reinigen pelletreactoren Brabant Water heeft een nieuwe snelle methode ontwikkeld om kalkaanslag uit pelletreactoren te verwijderen. Het gebruikt hiervoor drinkwater onder hoge druk. Deze methode levert tot enkele dagen tijdwinst per productiebedrijf op.

In de loop van de tijd vormt zich een harde kalklaag aan de binnenkant van de reactor. Het schoonspuiten gebeurt automatisch. Een rotojet spuitkop, aangedreven door een motor, zakt langzaam van boven af door de reactor naar beneden. Hierbij gebruikt Brabant Water alleen drinkwater. Deze methode is veel sneller dan de gebruikelijke methode met hogedrukspuit en handgereedschap. Behalve enkele dagen tijdwinst per waterproductiebedrijf is de methode minder arbeidsintensief, omdat

er geen medewerkers meer in de reactoren hoeven te werken. Collega-waterleidingbedrijven hebben veel interesse in de methode. Bij Brabant Water is deze methode inmiddels bewezen; onlangs is een pilotreiniging uitgevoerd bij een ander drinkwaterbedrijf. Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Marc van Hal: marc.van.hal@brabantwater.nl of Cees Meurs: cees.meurs@brabantwater.nl.

Hawle-koppelingen voor reparatie waterleiding Monteurs van Dunea hebben als proef in Nieuwerkerk aan de IJssel succesvol twee HAWLE Synoflex koppelingen, geleverd door Imbema Denso, met een diameter van DN300 in het waterleidingnet ingebouwd.

De groot bereik koppelingen zijn gebruikt voor het onderhoudsvrij vervangen van het defecte leidingdeel. In deze gevallen is het een groot voordeel dat de koppelingen snel en eenvoudig gemonteerd kunnen worden. Voor de Synoflex koppelingen is geen speciaal gereedschap nodig. De bouten zijn 180° draaibaar en in beide richtingen monteerbaar, er is slechts één sleutel nodig voor het aandraaien van de bouten en er is een hoekverdraaiing mogelijk van +/- 4° ten opzichte van de mof. De koppelingen zijn geschikt voor alle soorten leidingen zonder aanpassing van de Synoflex ring. De grippers hoeven niet te worden vervangen bij asbestcement leidingwerk. Verder hebben de koppelingen één bevestigingssysteem voor alle leidingtypen en zijn ze eenvoudig centreerbaar door grip aan de twee oren. De koppelingen krijgen een flexibele afdichting uit elastomeer volgens EN 681-1, hebben een sterke corrosiewering (epoxy-poedercoating) en worden geleverd met tien jaar kwaliteitsgarantie. Ten slotte zijn de koppelingen

herbruikbaar en worden ze geleverd met Kiwa-certificaat volgens BRL-K 775/03 en NEN-EN 14525. Voor meer informatie: www.imbemadenso.nl.

Seminar over online metingen Op woensdag 31 oktober houdt BEST Instruments een seminar over online metingen in afvalwater. Gastsprekers zijn afkomstig van de firma’s WTW en Tethys. Toepassingen die aan bod komen, zijn: nitrificatie en denitrificatie, opgelost zuurstof, pH, geleidbaarheid, troebelheid, TSS, ammonium, nitraat, nitriet, fosfaat, COD, TOC, DOC, SAC en BOD. Het seminar vindt plaats in hotel Van der Valk in Breukelen. Deelname is gratis. Voor meer informatie: (0594) 51 33 73 of info@bestinstruments.nl.

H2O / 13 - 2012

33


agenda 26 juni, Rotterdam De toekomst van de ondergrond

congres over de succesvolste strategieën voor integrale samenwerking en benutting van de ondergrond, met in het middagprogramma specifiek aandacht voor het integraal benaderen van problemen rondom grondwaterverontreiniging en het gebruik van WKO en het snel tot stand komen van een Integraal Grondwater Beheerplan. Organisatie: SBO. Informatie: n.kager@sbo.nl.

27 juni, Deventer Bodemconvenant: ondergrond en gebiedsgericht grondwaterbeheer

bijeenkomst met als ondertitel: ‘Ruimte in 3D, dat is het idee’ over de nieuwste ontwikkelingen rond het bodemconvenant, met diverse casussen en proefprojecten. Organisatie: Platform bodembeheer. Informatie: www.bodemconvenant.nl.

28 juni, Arnhem Watereducatie

landelijke watereducatiedag die in het teken staat van de aaanbevelingen van de Landelijke Stuurgroep Watereducatie. Hierbij komen vragen aan de orde als: wat is de toekomst van watereducatie en wat betekenen de aanbevelingen voor bestuurders, beleidsmakers, ontwikkelaars of uitvoerders? Organisatie: SME Advies. Informatie: www.sme.nl/NME.

4-5 september, ‘s-Hertogenbosch - Water Framework Directive

bijeenkomst naar aanleiding van de uitkomsten van de eerste evaluatie in juni (halverwege de eerste implementatietermijn) van de Kaderrichtlijn Water. Aan bod komen vragen als: welke voorbeelden van slimme netwerken en opbrengsten kunnen we met elkaar delen en wat leren we hiervan met het oog op toekomstige investeringen? Het Engelstalige congres biedt plaats aan maximaal 150 deelnemers. Organisatie: Noord-Brabantse Waterschapsbond, Unie van Waterschappen, Provincie Noord-Brabant en het Ministerie van Infrastructuur en Milieu. Informatie: : www.wfdconference.com.

19-20 september, Bunnik Kunstwerken in de waterbouw

tweedaagse conferentie over de bouw, beheer en onderhoud van bruggen, sluizen, kademuren, etc. in de waterbouw. Organisatie: Institute for International Research. Informatie: www.iir.nl.

27 september, Rotterdam Water, Wonen & Ruimte

jaarlijks congres op het gebied van water en ruimtelijke ordening, met aandacht voor de economische ontwikkelingen. Gebiedsontwikkeling in relatie tot water ligt nagenoeg stil en nieuwe projecten komen nauwelijks van de grond. Vastgoed is niet meer de motor voor gebiedsontwikkeling, ook niet die waarbij water een cruciale rol speelt. Onder de noemer ‘nieuwe successen’ komen nieuwe contractvormen, innovatieve ontwerpen, nieuwe principes voor waterveiligheid en andere verdienmodellen aan de orde. Organisatie: Elba Media. Informatie: www.waterwonenenruimtecongres.nl.

27 september, Wageningen Kringloopsluiting in de industrie

jaarlijks symposium van de Technische Commissie Anaerobie over het sluiten van (water)kringlopen in de industrie en hergebruik van water, energie en grondstoffen zoals fosfaten. Organisatie: Waternetwerk, Themagroep Anaerobie. Informatie: www.waternetwerk.nl.

9 oktober, Soesterberg Nieuwe sanitatie

negende platformbijeenkomst die in het teken staat van de toepassingsmogelijkheden van nieuwe sanitatie in het buitengebied. Organisatie: STOWA. Informatie: swart@stowa.nl.

11 oktober, Wageningen Samengestelde peilgestuurde drainage

symposium ter gelegenheid van de uitreiking van de eindrapportage ‘Van technische resultaten naar beleidsdoelen’ met een samenvatting van de resultaten van de proeftuinen en discussie. Organisatie: STOWA en Wageningen Universiteit.

19 oktober, Rotterdam Ruimte voor de Rivier

internationale, wetenschappelijke conferentie naar aanleiding van het programma Ruimte voor de Rivier. Aan de orde komt de internationale relevantie van het programma. Ook biedt de conferentie een platform voor wetenschappers en praktijkmensen om ervaringen uit te wisselen op het gebied van adaptief waterbeheer. Organisatie: Ruimte voor de Rivier. Informatie: www.roomfortheriver.nl.

4-6 november, Amsterdam Nieuwe ontwikkelingen in IT en water

internationale conferentie die ingaat op het belang van de informatie- en communicatietechnologie in de watercyclus. Organisatie: Koninklijk Nederlands Waternetwerk en International Water Association. Informatie: www.iwcconferences.com.

34

H2O / 13 - 2012

6 november, Utrecht Winst door zuinig ontwerp van leidingwaterinstallaties

bijeenkomst over een nieuwe manier van ontwerpen en dimensioneren van waterleidingen en warmtapwaterbereiders in gebouwen. Organisatie: ISSO, Uneto-VNI, TVVL, OTIB en KWR. Informatie: www.isso.nl.

19-20 september, Bunnik Risicogestuurd beheer en onderhoud van kunstwerken in de waterbouw

tweedaags symposium over beheer en onderhoud van kunstwerken in de waterbouw. Door het (beter) inschatten van risico’s worden budgetoverschrijdingen beperkt en blijven de kunstwerken veiliger. Organisatie: IIR Infra. Informatie: www.iir.nl.

19 november, Rotterdam Een nieuwe ‘governance’benadering van overstromingsrisicobeheer

internationale wetenschappelijke conferentie in het kader van het programma ‘Ruimte voor de rivier’, met lezingen, een paneldiscussie en een wetenschappelijke evaluatie van geleerde lessen en ervaringen. Organisatie: Ruimte voor de rivier. Informatie: www.roomfortheriver.nl.

30 november, Baarn Grondstoffen en energie

najaarscongres van het Koninklijk Nederlands Waternetwerk, met als thema grondstoffen en energie. Informatie: www.waternetwerk.nl. Buitenland

26-31 augustus, Stockholm World Water Week

jaarlijkse internationale bijeenkomst waarin mondiale waterproblemen centraal staan. Dit jaar is het thema: water- en voedselzekerheid, waarbij duurzaamheid, efficiënt watergebruik en landbouw centraal staan. Behalve het kennisprogramma (workshops, congressen, lezingen) wordt ook een aantal prijzen en onderscheidingen uitgereikt, zoals de Stockholm Water Prize, de Junior Water Prize en de Industry Water Award. Organisatie: Stockholm International Water Institute. Informatie: www.worldwaterweek.org.

16-21 september, Busan (ZuidKorea) - World Water Congress & Exhibition

internationale waterbeurs, met conferenties over diverse watergerelateerde onderwerpen. Organisatie: International Water Association (IWA). Informatie: www.iwa2012busan.org of (070) 382 00 28.


Watervenster Melspring International BV Melspring International BV, Uw bron voor een compleet programma chemicaliën voor o.a. rioolwaterzuivering, drinkwaterbereiding, industriële (afval) waterbehandeling en slibverwerking. • Poly-electrolieten voor slibindikking en – ontwatering • Metaalzouten (ijzerchlorides/ijzerchloridesulfaten/(poly)aluminiumchlorides & blends/natriumaluminaten (alkalische Alu-oplossing) • Koolstofbronnen (methanol/ethanol/

azijnzuur/suikerwaters/alkalische glycerines/organische zuren/blends • Verkoop/verhuur (installaties voor aanmaak, opslag en dosering van chemicaliën, zowel permanent als tijdelijk) • (Afval)waterbehandeling op maat, met kennis en ervaring gericht op optimaal rendement en tevreden partners. Meer weten: Bezoek onze website: www.watermelspring.com

Melspring International BV Arhemsestraatweg 8 6881 NG Velp Postbus 268 6880 AG Velp T 0031 26 384 2042 F 0031 26 3842041 E hagen@melspring.com I www.watermelspring.com

Bureau Waardenburg B.V. Bureau Waardenburg denkt graag mee over nieuwe ontwikkelingen en innovaties in het waterbeheer. Zo hebben wij een innovatieve methode ontwikkeld voor biologisch zuiveringsfilter met zoetwatermosselen. Recent hebben wij voor Rijkswaterstaat een natuurrif van rifballen aangelegd in het Markermeer. Dit maakt deel uit van de Waterproeftuin van het onderzoeksprogramma Natuurlijker Markermeer – IJmeer. Een ander voorbeeld is de ontwikkeling van een glasaaldetector waarmee we kunnen meten hoeveel

glasaaltjes een watergang optrekken. Deze levert met beperkte inspanning en kosten continue monitoringsdata over aalmigratie. Op ons eigen Youtube-kanaal (www. youtube.com/bureauwaardenburg) of via onze website kunt u interessante filmpjes bekijken van onze innovatieve projecten. Wij gebruiken daarbij vaak onderwater films als effectief communicatiemiddel naar bestuurders, burgers, onderzoekers of andere belanghebbenden.

Bureau Waardenburg B.V. Varkensmarkt 9, 4101 CK Culemborg Postbus 365, 4100 AJ Culemborg T 0345-512 710 F 0345-519 849 E info@buwa.nl I www.buwa.nl

Waterstromen BV Waterstromen BV exploiteert industriële afvalwaterzuiveringen en vergisters in geheel Nederland. Industrieën die deze activiteiten wensen uit te besteden zijn bij ons aan het juiste adres.

singen of nieuwe installaties. Waar mogelijk maken we graag gebruik van innovatieve en duurzame processen en creëren we waarde uit afval. De betrouwbaarheid zal echter altijd worden geborgd.

De aanleiding is veelal een benodigde uitbreiding, nieuw- of verbouw van uw installatie, of de wens om U te concentreren op uw kernactiviteiten. Waterstromen is bereid bestaande installaties over te nemen en te investeren in uitbreidingen, aanpas-

Samenwerken met Waterstromen resulteert steeds in synergie. Waterstromen kan uw waterzuivering compleet ontzorgen. Samen met u vinden wij de beste oplossing

Waterstromen BV Postbus 8 7240 AA Lochem T (0573) 298 551 F (0573) 298 562 E info@waterstromen.nl I www.waterstromen.nl

Watts Industries Netherlands B.V. Watts Industries Netherlands B.V. maakt deel uit van het internationale Watts Industries concern en is leverancier van een zeer breed programma Watts producten voor verwarmings-, sanitaire en industriële toepassingen. Behalve de verantwoordelijkheid voor de verkoop van alle Watts Industries producten op de Nederlandse markt, ontwikkelt en vervaardigt Watts Industries Netherlands een volledige range waterappendages, welke wereldwijd worden afgezet.

Om wat voor product het ook gaat, er is altijd een volledige range in maten, aansluitingen en uitvoeringen leverbaar. Het complete leveringsprogramma van Watts Industries voorkomt compromissen en stelt het kwaliteitsniveau zeker tot in het detail. Het leveringsprogramma is vooral gebaseerd op gebruikersvriendelijke oplossingen voor de installatietechniek, waarbij gestreeft wordt naar het introduceren en/of ontwikkelen van innovatieve producten.

Watts Industries Netherlands B.V. Kollergang 14, 6961 LZ Eerbeek Postbus 98, 6960 AB Eerbeek T 0313-673 700 F 0313-652 073 E info@wattsindustries.nl I www.wattsindustries.com I www.waterbeveiliging.nl



Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.