nยบ
25/26 /
2012
45ste jaargang / 21 december 2012
nยบ
45ste jaargang / 6 januari 2012
1/
2012
TIJDSCHRIFT VOOR WATERVOORZIENING EN WATERBEHEER
EERSTE RESULTAAT BIOMONITORING KIEZELALGEN MET DNA EARLY WARNING BIJ GRONDWATERWINNING VOOR DRINKWATER METEN VAN WATERKWALITEIT MET PASSIEVE MONSTERNAME RWZI-EFFLUENT GEBRUIKEN VOOR VISMIGRATIE
Uniek exemplaar
De vereniging zorgt ervoor dat u op 31 januari een nieuwe uitgave onder de vertrouwde naam H2O op uw deurmat ontvangt.
U
hebt nu een uniek exemplaar van H2O voor u. Het is de laatste tweewekelijks uitgave van dit vaktijdschrift. De redactie moet er mee stoppen, evenals de acquisitie. De Stichting H2O heeft het contract met uitgeverij Nijgh Periodieken opgezegd. We hebben geprobeerd deze laatste uitgave zo samen te stellen dat iedereen in de watersector er iets van zijn of haar gading in kan terugvinden. Het is ons laatste visitekaartje. We moeten nu het stokje overgeven aan Waternetwerk.
Redactie Peter Bielars (hoofdredacteur) Michiel van Zaane Jacques Geluk Postbus 122, 3100 AC Schiedam telefoon (010) 427 41 65 fax (010) 473 99 11 e-mail h2o@nijgh.nl Bezoekadres: Stationsplein 2, Schiedam Redactiesecretariaat Dora Pompe Redactieadviesraad Jos Peters (voorzitter) (DHV) Jan Hofman (KWR Watercycle Research Institute) Daphne de Koeijer (gemeente Rotterdam) Johan van Mourik (SKIW) Joris Schaap (Aequator) André Struker (Waternet) Cees Verkerk (Vewin)
Peter Bielars
inhoud nº 25-26 / 2012
H2O tijdschrift voor watervoorziening en waterbeheer verschijnt ééns per 14 dagen Officieel orgaan van Stichting tot uitgave van het tijdschrift H2O en haar participanten: - Koninklijk Nederlands Waternetwerk - Vewin - Kiwa Water Holding BV Uitgever Rinus Vissers
Wij wensen iedereen met wie we de afgelopen 15 jaar contact onderhouden hebben, het allerbeste toe. De samenwerking met vele instanties in de watersector (drinkwaterbedrijven, waterschappen, ingenieurs- en adviesbureaus en wetenschappers) was prettig en leerzaam. Er gebeurt ontzettend veel in deze sector. We hadden graag verder willen gaan.
4 / Einde van een tijdperk: 15 jaar H O bij Nijgh Periodieken
2
Rinus Vissers
12
/ Visie van waterbedrijven op waterbehandeling Roberta Hofman, Joost Kappelhof, Rinnert Schurer en Martijn Groenendijk
13
/ Waterschappen ontwikkelen samen zuiveringsdatabank Mirjam de Best en Hans van der Kolk
16
/ Haalbaarheid energie uit langzaam stromend water Gerard Pragt, Claire Haan, Jan Maas en Leo van der Klip
18
/ Waterkwaliteitsknelpunten oplossen door borging van maatregelen Peter Leendertse en Yvonne Gooijer
/ PWN herstelt wat verloren ging in Zuid-Kennemerland
Abonnementenservice (010) 427 41 08 (van 9.00 tot 12.00 uur) e-mail abo@nijgh.nl fax (010) 473 20 00 Abonnementsprijs € 113,- per jaar excl. 6% BTW € 149,- per jaar voor buitenland € 8,50 losse exemplaren excl. 6% BTW Abonnementen gelden voor één jaar en worden – zonder tegenbericht – automatisch verlengd. Opzeggingen dienen schriftelijk uiterlijk 6 weken voor het aflopen van de abonnementsperiode te geschieden aan bovenstaand postadres.
Roel Burgler
Copyright Nijgh Periodieken B.V., 2012 Het auteursrecht op de inhoud van dit tijdschrift wordt uitdrukkelijk voorbehouden. Overname van artikelen alleen na schriftelijke toestemming van de uitgever. www.vakbladh2o.nl
24
20
Advertentieverkoop Roelien Voshol (010) 427 41 54 Brigitte Laban (010) 427 41 52 Mediaorder Carola Sjoukes (010) 427 41 09 fax (010) 473 20 00
Druk en lay-out DeltaHage grafische dienstverlening, Den Haag
16
Marieke Kuipers en Jenny van Rijn
24
/ Het begin van een goede watervoorziening op Flores
35 / City Blueprints voor elf steden
46
Kees van Leeuwen
40 / Onderzoek grondwaterbalans provincie
nº
25/26 /
2012
45ste jaargang / 21 december 2012
Drenthe, ontwikkeling van ‘het blauwe goud’ Marcel Siemonsma, Mariska Overbeek en Jacob Luijendijk
43
/ Risico-evaluatie van geneesmiddelen en hun omzettingsproducten in drinkwater Thomas ter Laak, Cindy de Jongh en Monique van der Aa
46 / Vissen in zuiveringsmoeras Aqualân Grou Theo Claassen en Mark Koopmans
nº
45ste jaargang / 6 januari 2012
1/
2012
TIJDSCHRIFT VOOR WATERVOORZIENING EN WATERBEHEER
50
/ Toekomstig optimaal drinkwaterleidingnet in Helmond Ad Vogelaar, Tjakko Haaijer, Mirjam Blokker en Egbert Zaadstra
55 / InfraTech 2013
EERSTE RESULTAAT BIOMONITORING KIEZELALGEN MET DNA EARLY WARNING BIJ GRONDWATERWINNING VOOR DRINKWATER METEN VAN WATERKWALITEIT MET PASSIEVE MONSTERNAME RWZI-EFFLUENT GEBRUIKEN VOOR VISMIGRATIE
Bij de omslagfoto: Een greep uit de voorpagina’s van H2O uit de afgelopen 15 jaar (zie ook pagina 4, 5, 6 en 29).
Einde van een tijdperk: 15 jaar H2O bij Nijgh Periodieken Deze uitgave van het tweewekelijkse vakblad H2O is de laatste die uitgeverij Nijgh Periodieken met haar team in opdracht van de Stichting H2O voor de watersector heeft gemaakt. Daarmee is het de afronding van een succesvolle samenwerking die 15 jaar heeft geduurd. Vanaf januari 2013 verschijnt onder dezelfde titel een maandblad waarin ook het blad Neerslag wordt geïntegreerd. Hoofdredacteur wordt Monique Bekkenutte van het Koninklijk Nederlands Waternetwerk. Vanzelfsprekend wensen wij als uitgeverij de Stichting H2O veel succes met de nieuw gekozen opzet en danken wij de stichting voor de langdurige en plezierige samenwerking.
B
esturen is net als bij autorijden een balans tussen vooruitkijken naar het reisdoel en in de achteruitkijkspiegel kijken voor een goede beoordeling van de historie en context. Op dit moment van terugkijken kan de lange periode van 15 jaar nooit in een paar honderd woorden worden samengevat en aan alle betrokkenen recht doen. Wij beperken ons in deze bijdrage tot enkele markante momenten.
1998
De samenwerking begon in 1998. We praten over de tijd dat er nog geen breedband was. Google moest nog worden uitgevonden, print noemden we nog gewoon drukwerk en was het leidende medium voor informatieoverdracht. Het vakblad H2O verscheen ook toen al tweewekelijks en richtte zich op de gehele watersector. De Stichting H2O, specifiek in het leven geroepen om een breed en verbindend vakblad voor de gehele Nederlandse watersector mogelijk te maken, had een aantal redenen om het vakblad onder de hoede van een professionele uitgever te brengen. De partijen in die Stichting, het huidige KWR Watercycle Research Institute (toen KIWA), Vewin en de voorlopers van het huidige KNW (KVWN en NVA) wilden het blad professionaliseren met een onafhankelijke en journalistieke redactie. Op dat moment werd de hoofdredactie van het blad door Geert Vinke, hoofd voorlichting van Vewin, als neventaak uitgevoerd. De overige redactietaken werden freelance uitbesteed en de advertentieacquisitie van het blad werd door een extern bureau verricht. Met deze opdracht ging vanaf 1 januari 1998 Nijgh Periodieken aan de slag, waarbij de redactie ondersteund werd door de redactieadviescommissie namens de Stichting H2O. Na een eerste opstartfase volgden de ontwikkelingen elkaar snel op. Logo en huisstijl werden ontwikkeld, er werd meer kleur in het blad gebruikt, er kwam meer structuur met herkenbaarheid voor rubrieken als Platform (technisch wetenschappelijke artikelen), sectornieuws en verenigingsinformatie. Nadat gedurende de eerste jaren het vertrouwen definitief was gewonnen werd
4
H2O / 25/26 - 2012
Rinus Vissers het besluit genomen om ook een onafhankelijke hoofdredacteur aan te stellen. De toenmalige secretaris van de Stichting H2O, ir. Cals, schrijft in zijn brief ter afronding van de selectie en aanstellingsprocedure dat met de promotie van Peter Bielars van eindredacteur naar hoofdredacteur “het blad nog beter aan de verwachtingen zal kunnen voldoen, zonder overigens de taak van ‘clubblad’ uit het oog te verliezen.” In de navolgende periode tot op heden heeft een stabiel team door intensieve samenwerking binnen de uitgeverij H2O in lijn met de opdracht van de Stichting tot tevredenheid van de lezers gemaakt. Naast Peter Bielars bestond het redactieteam uit Michiel van Zaane en diverse freelance specialisten, zoals Jacques Geluk. Ook de rol als communicatiemedium in de watersector werd goed vervuld. Het commerciële team bestaande uit Roelien Voshol en Brigitte Laban hebben in deze lange periode vanuit H2O een hechte zakelijke relatie met bedrijven in de gehele sector opgebouwd. Afgelopen voorjaar voerde het bedrijf DUO een onafhankelijk onderzoek uit onder abonnees, voormalige abonnees, potentiële abonnees en auteurs van artikelen (zie pagina 6). Uit dit lezersonderzoek bleek onder andere dat 92 procent van alle lezers minimaal één op de drie nummers leest of inkijkt. Ondanks de grote variëteit aan onderwerpen en lezersgroepen die deze titel
door haar karakter en doelstellingen in zich verenigt, honoreren de abonnees H2O met een ruime 7 als rapportcijfer.
2013
Tijden veranderen en visies veranderen. Vanaf januari ontvangt u de nieuwe H2O. Wij hopen van harte dat de titel als betrouwbare en onafhankelijke informatiebron en als platform voor kennisuitwisseling binnen de watersector een lange en voorspoedige toekomst voor zich heeft. Wij hebben met veel plezier en passie 15 jaar lang voor u het vakblad gemaakt en wij danken u voor uw inbreng, uw lezerstrouw en voor de vele reacties die wij mochten ontvangen. Namens de uitgeverij willen wij op deze plaats de medewerkers die dit blad voor u gemaakt hebben, vanuit de grond van ons hart bedanken voor hun vakkundigheid, hun inzet en hun loyaliteit om ook de afgelopen periode dit vakblad te realiseren. Zij verdienen daarvoor ieders respect. Gezien de consequenties die deze verandering helaas onvermijdelijk voor hen heeft, wensen wij hen bijzonder veel succes in de toekomst. Wij danken de Stichting H2O dat wij 15 jaar lang succesvol hebben mogen samenwerken en wensen het nieuwe H2O een goede toekomst toe. Rinus Vissers (directie Nijgh Periodieken)
actualiteit
Onverwachte ontwikkelingen Na 15 jaar komt een einde aan H2O als tweewekelijks journalistiek vaktijdschrift. In 1998 vond de Stichting H2O in Nijgh Periodieken de professionale uitgeverij die het blad winstgevend moest maken. Nijgh Periodieken kreeg de opdracht mee om er een journalistiek tijdschrift van te maken dat berichtte over de gehele watersector. Vanaf januari 2013 gaat het blad weer terug naar de Stichting H2O, nu niet naar Vewin als leidende partij maar naar het Koninklijk Nederlands Waternetwerk. Het hoofdredacteurschap van de nieuwe H2O, die voortaan maandelijks verschijnt, komt dan ook in handen van KNW-directeur Monique Bekkenutte.
H
oe anders was de situatie een half jaar geleden. Dit voorjaar lieten we een lezersonderzoek verrichten, waarvan de belangrijkste resultaten te lezen zijn op pagina ... Daaruit bleek, evenals bij het vorige lezersonderzoek in 2005, een grote betrokkenheid van de lezers. De duizenden abonnees blijven erg trouw aan H2O. Een deel van hen schrijft ook regelmatig voor H2O. Afhankelijk van de resultaten zouden we het blad gaan aanpassen.
Opdracht
De opdracht 15 jaar geleden om van H2O een journalistiek tijdschrift te maken, betekende dat een redactie met journalisten de ontwikkelingen binnen de watersector volgde en de (vele) artikelen vanuit de watersector kritisch beoordeelde. Maar die redactie zorgde er vooral voor dat de lezers iedere 14 dagen op de hoogte gehouden werden van nieuws uit andere delen van de watersector. Eind jaren ‘90 was ten slotte de periode waarin de schotten tussen met name de drinkwater- en afvalwatersector voorzichtig afgebroken werden. Een deel van de lezers was er heel tevreden mee, van een ander deel hoefden de veranderingen niet zo. Dezelfde tweedeling zie je in het lezersonderzoek terug. Een deel vindt H2O te technisch, te diepgaand, te informatief, maar een ander deel vindt juist dat er nog wel wat dieper in sommige zaken ingegaan mag worden en dat er nog meer van de zogeheten Platformartikelen in het blad mogen verschijnen. Het is de tweedeling die sinds zo’n 15 jaar in de watersector bestaat. Zeg maar de techneuten tegenover de adviseurs en beleidsmakers in de watersector. Of de wetenschappers tegenover de veldwerkers. Veel lezers zijn destijds lid geworden van NVA en KVWN, nu Waternetwerk, om zo elke twee weken H2O te kunnen lezen. De behoefte van de partijen in de Stichting H2O (Waternetwerk, KWR en Vewin) om wat grip te krijgen op het blad, is door het instellen van een redactiecomissie, later redactieadviesraad, ingelost. Bovendien beschikte de Stichting in iedere uitgave over 4, in enkele gevallen 6 pagina’s verenigignsnieuws. De redactie van H2O had hierover geen eindverantwoordelijkheid, ze redigeerde deze teksten wel enigszins. Overigens maakte voornamelijk Waternetwerk gebruik van deze pagina’s.
Peter Bielars
Inbreng vanuit de watersector
Het animo vanuit de lezers en/of de Nederlandse watersector om in H2O te publiceren, is altijd groot geweest. Ongeveer een jaar geleden keek de redactie tegen een stapel van ruim 50 vaak semiwetenschappelijke publicaties aan, nog los van artikelen over projecten of opiniërende artikelen. De beoordeling en bewerking van deze artikelen (geen enkel artikel kwam onveranderd in H2O) zorgde soms voor flinke discussies. Een journalistieke aanpak betekent namelijk ook een afweging van de nieuwswaardigheid, van de noodzaak om opnieuw over een kwestie te schrijven en vooral ook de plaats in het tijdschrift. Een vakblad is iets meer dan een bundeling van een 15-tal artikelen.
Toekomst?
De redactie stond klaar om met de resultaten van het lezersonderzoek het blad weer eens te vernieuwen. We zouden gaan kijken naar de frequentie, de opmaak en het weghalen van de actualiteiten uit het papieren blad. Die zouden dan een plaats krijgen op internet. Daarover was echter nog niet het laatste woord gezegd. Uit de reacties op het
lezersonderzoek kunnen we niet opmaken dat een meerderheid voor een digitale versie van H2O is. Dit blijkt trouwens ook uit de laatste reacties op internet op het besluit van de stichting om het contract met de uitgeverij en dus met de huidige redactie te verbreken. Helaas krijgt de redactie de mogelijkheid niet meer om een vernieuwing door te voeren. Het voelt alsof ons kindje uit onze handen getrokken wordt. Wat gebeurt er nu met 15 jaar kennis en ervaring in de watersector? Wij zijn natuurlijk benieuwd naar onze opvolger. We blijven paraat en beschikbaar, althans de eerste maanden. Wij danken niet in de laatste plaats alle lezers en auteurs van aangeboden artikelen voor hun inbreng, hun enthousiasme en hun trouw aan een blad dat nu haar 45e jaargang afsluit. Peter Bielars (hoofdredacteur)
H2O / 25/26 - 2012
5
Uitkomsten lezersonderzoek H2O In de maanden maart tot en met mei is een onderzoek uitgevoerd onder de lezers van vaktijdschrift H2O naar de waardering voor het blad. Dat onderzoek werd uitgevoerd door DUO Market Research, in opdracht van de Stichting H2O. Onderstaand de belangrijkste conclusies uit dat onderzoek.
H
et onderzoek bestond uit een schriftelijk of telefonisch onderzoek onder vier groepen: huidige abonnees, voormalige abonnees, potentiële abonnees en belanghebbenden zoals auteurs. Er werd gekeken naar kwantitatieve factoren: bekendheid, bereik, leesintensiteit en -gedrag. Daarnaast werd gekeken naar andere vakbladen en de absolute waardering. Verder werd dieper ingegaan op de resultaten aan de hand van een groepsdiscussie met van lezers. In totaal zijn 375 personen telefonisch benaderd, waarvan er 202 meewerkten. Per e-mail hebben 630 huidige, voormalige en potentiële abonnees meegewerkt. Het bereik van H2O is hoog, de leesintensiteit is aan de lage kant. De waardering is gemiddeld: onder huidige abonnees 7,1 en voormalige abonnees 6,9. De omvang wordt door 84 procent van de huidige abonnes als ‘goed’ bevonden, de frequentie door een meerderheid (58 procent) ook. Voor 40 procent mag de frequentie omlaag. De door de abonnees best beoordeelde rubrieken zijn ‘actualiteit’ (59 procent goed of uitstekend), ‘achtergrond’ (52 procent goed of uitstekend) en verslagen (49 procent goed of uitstekend). De door de abonnees meest gewaardeerde informatiesoorten zijn ‘informatie over nieuwe ontwikkelingen’ (74 procent zeer interessant) en Foto: Herman Wanningen
‘onderzoeks- en beleidsinformatie’ (50 procent zeer interessant). Het meest gelezen, wat niet per se hetzelfde is als het hoogst gewaardeerd, zijn ‘actualiteit’ en de agenda. De minst gelezen rubrieken zijn ‘Waternetwerken/Verenigingsnieuws’ en ‘Handel & industrie’. Bijna tweederde van de abonnees (63 procent) geeft aan dat de inhoud van H2O grotendeels of volledig voldoet aan hun informatiebehoefte over de watersector; circa tweevijfde (42 procent) van de voormalige abonnees vindt dat de inhoud van H2O grotendeels of volledig voldeed aan hun informatiebehoefte. De potentiële abonnees geven aan vooral behoefte te hebben aan ‘achtergrondartikelen’ (85 procent) en ‘actualiteiten op het gebied van water’ (75 procent). Sterke punten die door de abonnees worden gewaardeerd, zijn: begrijpelijkheid van de artikelen, de actualiteit van de artikelen en de fotografie. Bladaspecten die door de abonnees minder worden gewaardeerd maar waar zij veel belang aan hechten, zijn: keuze van de onderwerpen, de nieuwswaarde, de variatie in de onderwerpen en de overzichtelijkheid.
Gewenste toekomst H2O
De grootste groep abonnees, voormalige abonnees en potentiële abonnees heeft
U kreeg niet alle reacties van lezers te zien. Soms reageerden lezers zelfs op de voorpagina, zoals op nummer 5 van dit jaar. Deze reactie van Joachim Rozemeijer van Deltares wilden we u echter niet onthouden.
een voorkeur voor een papieren H2O met een digitale aanvulling. De voorkeur voor papier versus digitaal is verdeeld. Een minderheid neemt genoegen met ‘alleen een digitale publicatie’. Onder de abonnees en voormalig abonnees bestaat een voorkeur (maar geen meerderheid) voor het ontvangen van een papieren publicatie van H2O (respectievelijk 43 en 38 procent). Bijna een derde van de abonnees (31 procent) en 15 procent van de voormalig abonnees heeft een voorkeur voor een combinatie van papieren en digitale publicatie. Bijna een kwart (23 procent) van de abonnees en 38 procent van de voormalig abonnees heeft een voorkeur voor een volledig digitale publicatie. De abonnees, de voormalige - en de potentiële abonnees is ten slotte een aantal scenario’s voorgelegd waarin een mogelijk toekomstige invulling van H2O wordt beschreven. Voor zowel de abonnees, de voormalig abonnees en de potentiële abonnees geldt dat de grootste groep (geen meerderheid) een voorkeur heeft voor een scenario waarin vier keer per jaar een brede en toegankelijke gedrukte uitgave en zes maandelijkse themanummers verschijnen, inclusief een digitale kennisbank (respectievelijk 21, 23 en 27 procent heeft een voorkeur voor dit scenario).
6
H2O / 25/26 - 2012
opinie Verandering Verandering, voor de één een wenkend perspectief, voor de ander een grote bedreiging. De ene verandering is vertrouwd, hoort bij de loop van het leven: de wisseling van de seizoenen, je eerste schooldag, je eerste baan, je pensionering. De andere komt als een donderslag bij heldere hemel: een ongeluk, ziekte, de dood van een naaste, maar ook de plotselinge kans of het onverwachte succes. Daartussen ligt de afloop van een spannend proces, een opdracht die je wel of niet kunt krijgen.
A
parte categorie zijn besluiten, die buiten je om, over je heen worden genomen. Een ervaring, die ik zelf opdeed in de jaren dat ik directeur was van Gemeentewaterleidingen Amsterdam en tevens president-directeur van de WRK. In de zomer van 1999 werden alle directeuren van de diensten en bedrijven van de gemeente Amsterdam plotseling op het stadhuis ontboden voor een belangrijke mededeling. Het college van B&W had besloten dat vanaf dat moment een directeur maximaal zeven jaren leiding aan een dienst of bedrijf mocht geven. Daarna wachtte hem of haar een andere topfunctie binnen het ‘concern’ Amsterdam. Verplichte job-rotatie dus, naar mogelijk geheel andere vakgebieden als het Vervoersbedrijf, de brandweer of de Sociale Dienst. Caroline van de Wiel werd eind 2000 directeur van het waterleidingbedrijf, zelf bleef ik president-directeur van de WRK tot ook deze opgeheven werd als zelfstandige organisatie. Daarnaast en daarna heb ik nog een tweetal gemeentelijke holdings, van waaruit gemeentelijke bedrijven geprivatiseerd waren, afgebouwd. Mijn werk kreeg ongewild en onverwacht een totaal ander karakter. Toen heb ik geleerd, dat ik het plezier dat ik ervaren had aan het leiding geven aan GWA, kon vasthouden door te blijven kijken naar alles wat we beleefd en gerealiseerd hadden in die periode. Dat ik niet in de valkuil moest belanden me te blijven ergeren aan deze nieuwe koers van het gemeentebestuur. Daarnaast bleek vooral mijn ervaring inzetbaar op geheel andere werkterreinen.
Maarten Gast (foto: Michelle Muus)
Die gewaarwording wil ik graag meegeven aan de mensen van uitgeverij Nijgh Periodieken, die nu H2O moeten loslaten: aan Peter, Michiel en Jacques, aan Roelien en Brigitte. Jullie mogen trots zijn en trots blijven op al die H2O’s die jullie gemaakt hebben voor de vakmensen in de watersector, vanaf het moment 15 jaar geleden dat H2O overging van Vewin naar Nijgh tot dit nummer aan toe. Vormgeving, inhoud en niveau waren uitstekend. Er was een grote variatie in onderwerpen. Jullie zijn meegegaan met de ontwikkelingen in jullie
vakgebied: artikelen werden korter, kleur, columns en interviews deden hun intrede. Themanummers verschenen. Dat jullie dit werk nu moeten neerleggen, is hard voor jullie persoonlijk. In het heden biedt geen baan meer de zekerheid die vroeger gebruikelijk was. Ik hoop echter en vertrouw dat jullie je vakmanschap en ervaring elders in de maatschappij kunnen inzetten. Dank en alle goeds. Maarten Gast
advertentie
Grondboorbedrijf Haitjema B.V. www.haitjema.nl Grondboorbedrijf Haitjema is als zelfstandige onderneming gespecialiseerd in het engineeren, bouwen en meerjarig onderhouden van complete grondwaterinstallaties. Wij staan dag en nacht voor u klaar!
Wisseling 10
Postbus 109
7700 AC Dedemsvaart
T: 0523 - 6120 61
F: 0523 - 615950
Email: info@haitjema.nl
H2O / 25/26 - 2012
7
tanks en silo’s type: toepassing: afmeting: situering: bouwtijd: ervaring:
Gewapend betonnen tanks; monoliet gestort Drinkwater, afvalwater, slib, enz. Diameter en hoogte tot 40 m. Bovengronds of ingegraven; ook in grondwater Zeer korte bouwtijd (speciale bekisting) Al meer dan 60.000 tanks gebouwd
Monostore® b.v. Carlsonstraat 17 (NL) 8263 CA Kampen Tel.: +31(0)38 - 33 707 00
Monostore® n.v. Schaliënstraat 5 bus 3 (B) 2000 Antwerpen Tel.: +32(0)3 - 232 73 21
WWW.MONOSTORE.COM
OPSLAG
MILIEUZEKER
Generation .2 Aandrijvingen met Profibus DP-V2 De aandrijvingen van Auma’s nieuwe Generatie .2
Tankbouw in beton en staal
maken op intelligente wijze gebruik van de mogelijkheden van Profibus DP-V2. ■
Eenvoudige integratie van de aandrijvingen d.m.v. FDT/DTM technologie en toegang vanuit de controlekamer tot alle parameters van de aandrijving.
■
Verhoogde veiligheid bij de overdracht van data, aangezien het gestandaardiseerde Profibus DP-V2
Dít is de toekomst van watertechnologie
Watercampus Leeuwarden
kijk dat is ’t mooie van
leeuwarden
redundantieconcept wordt ondersteund. ■
Via het bussysteem toegang tot het digitale logbook van de aandrijving, waarin de data met tijdregistratie opgeslagen zijn.
www.generation2.auma.com Auma Benelux B.V | Le Pooleweg 9 2314 XT Leiden , The Netherlands Tel. +31 71 5814040 | www.auma.com
Zuiver water binnen handbereik. Het lijkt zo vanzelf sprekend, maar het is dé uitdaging voor de toekomst. De beschikbaarheid van zoet water staat wereldwijd onder druk terwijl de waterbehoefte explosief groeit. Dit vraagt in de hele watersector om innovatieve oplossingen en nieuwe technieken. De Watercampus Leeuwarden neemt hierin het voor touw. Wetenschappers uit alle delen
van de wereld doen op de Watercampus onderzoek naar oplossingen op het gebied van o.a. drinkwaterproductie en afvalwaterzuivering. De Watercampus biedt bedrijven, kennisinstituten en onderwijsinstellingen alle voorwaarden om kennis te bundelen en innovatie mogelijk te maken. Hiermee is Leeuwarden hard op weg om de Europese hoofdstad van watertechnologie te worden.
Meer informatie? Kijk op www.wetsus.nl of www.wateralliance.nl
opinie Duurzaamheid Ξ dialoog Het is geweldig dat het thema duurzaamheid de waterbranche zo goed bereikt, zeker via dit vaktijdschrift H2O. Vele schrijvers zijn mij voorgegaan het afgelopen jaar en nog niet zo lang geleden verscheen zelfs een themanummer duurzaamheid (nr. 21 van 26 oktober). Wat kan ik daar nog aan toevoegen? Laat ik proberen een andere weg in te slaan. Riskant, want het thema is discussiewaardig, getuige ook reacties dit jaar van secure H2O-lezers. Maar laat ik daar net nu op willen attenderen; duurzaamheid Ξ dialoog, ofwel het ligt in elkaars verlengde, het kan niet zonder elkaar.
E
macht die juist dat transitieproces op de sterkste wijze katalyseert, dus de dialoog opzoekt en die versterkt. Ik hoop dat laatste.
en paar jaar geleden mocht ik al een keer over dit thema schrijven, in een column met de titel ‘innovatie = investeren in mensen’. In dat stuk noemde ik begrippen als ‘je veilig voelen in een organisatie’ juist om ideeën in te brengen en daarbij niet te worden gehinderd door angst om onderuit geschoffeld te worden. Duurzaamheid kan niet zonder het ventileren van ideeën. Belangrijk daarbij is dat die ideeën en gedachten door anderen heel anders geïnterpreteerd kunnen worden. Twee mensen met ieder een visie op de materie uiten dat. Versie A en B, dus welke is nu de juiste? Vaak gaan we daar meteen naar op zoek. Mijn stelling nu is dat de waarheid helemaal niet van belang is. Het gaat niet om gelijk, het gaat niet om de waarheid, het gaat om de zoektocht daarnaar. Dus A wordt A’, en B wordt B’ en dan blijken die opeens niet meer zo sterk af te wijken. Maar als A en B blijven vasthouden, ontstaan dogma’s. Dat levert nooit duurzame relaties - dus een duurzame samenleving - op. We maken nu allemaal deel uit van een veranderingsproces. Je kunt zeggen dat het hele leven zo is, maar dat is te gemakkelijk. In de organisatiepraktijk zijn echt zaken aan de gang. De waterschappen veranderen, niet vooral omdat ze onder druk staan (wat ik betreur), maar omdat er een geheel andere mindset ontstaat over watersysteembeheer en ook (laat ik het toespitsen op mijn vakgebied) het zuiveringsbeheer. We signaleren kreten als energie- en grondstoffenfabriek, en de intrede in de op biologie gebaseerde economie wordt gemaakt. Dat vraagt natuurlijk nogal wat. Dat vraagt transitie op zijn minst, transitiemanagement zelfs. Voor de goede orde, ook bij bedrijven is van alles aan de gang. Overnames en groei- en afslankoperaties, en we betreuren op dit moment helaas veel faillissementen. Dat het elders nog zwaarder is, is voor sommigen een schrale troost. Maar laat ik het tot de bedrijven beperken met autonome groei, ook daar is transitie volop in gang gezet. Niet alleen veranderen organisaties, er komen ook steeds processen bij, tot hogere waardecreatie van producten en waardecreatie van stoffen die vroeger nog eenvoudig bestempeld werden als ‘afval’. Ik had me ooit voorgenomen dat woord niet meer te gebruiken, maar enfin. Al die verandering tot, mag ik wel zeggen, duurzame operaties, gaan niet eenvoudig. Belangrijk is ook dat iedereen een andere mening heeft. Kijk naar de discussies over
Triple E.
In H2O verschenen gelukkig ook visies over de drie P’s, en ik las zelfs ook over de 4 K’s, al moet je voor dat laatste wel een schrijffout maken. Graag noem ik hier de drie E’s, ofwel Triple E: Economie, Ecologie en Educatie. Economie is duidelijk, we moeten de investeringen terugverdienen. Niet alles is direct terugverdienbaar, sommige zaken moeten gewoon of investeer je voor de lange termijn, maar ook dat moet gefinancierd worden. Ik ga in H2O geen betoog houden voor muziekonderwijs. Ecologie is ook duidelijk. We zijn ruim een halve eeuw op weg om emissies te reduceren en het milieu te beschermen. Ecologie speelt daarin steeds nadrukkelijker een rol: het is gelukkig naast een noodzaak ook een economische waarde. Rigide maatregelen worden steeds vaker ecologisch onderbouwd. Ecologie staat belangrijk in relatie tot economie, vooral via het level playing field. Johan Raap subsidiëring van hernieuwbare energie (de term duurzame energie is al lastig), kijk naar de discussie over voedsel en brandstoffen als we toevallig uit een aardappel ook een bioplastic maken, kijk naar de discussies over CO2-uitstoot met effecten en met de (financiële) maatregelen daartegen. En binnen de watersector: is het nu slim om decentrale sanitatie toe te gaan passen op het platteland of juist bij hoogbouw in de stad? En tot slot bijvoorbeeld de vraag welke stoffen we kunnen of zelfs zouden moeten inzetten als kunstmestvervanger? Ook ik heb daarover natuurlijk een mening; daar gaat het nu niet over. Wat ik graag wil beklemtonen, is dat de waarheid (als die al bestaat) ligt in de gemeenschappelijke denkvisies. We maken allemaal deel uit van dat veranderingsproces, dus we moeten ook allemaal (als dat relevant is) in dat proces participeren. En die participatie noemen we dialoog. Mijn betoog is nu dat verschil van mening een startpunt is voor dialoog, nimmer een eindpunt.
Educatie kan het geheel completeren: belangrijk is hier ook dat meningsvorming wordt ontwikkeld. Soms valt me op dat studenten iets beweren. Als ik daarover navraag, reageren ze met een blijk van ‘vertrouwt hij het niet’, met een reactie als: “het staat toch echt op internet.” Heerlijk; een startpunt voor onderwijs. Al is het maar om zaken als flodderwetenschap te voorkomen. Leer studenten op te staan voor iets dat hen bezighoudt, voor iets dat ze niet begrijpen. Leer ze vragen te stellen. In het latere leven is dat al moeilijk genoeg. Hoe inhoudelijk kritisch durf je te zijn soms als je baan onzeker is, ook al zegt de organisatie dat transitie en duurzaamheid belangrijk zijn. Tot slot: dialoog brengt mensen tot elkaar als men begrip heeft voor elkaars standpunten en de bereidheid standpunten te herzien. Dat is de basis van transitie, dat is de basis voor duurzaamheid. Dat je er daarnaast heel gelukkig van kunt worden en ook heel oud, is een aangename bijkomstigheid. Johan Raap (Avans Hogeschool, lectoraat Biobased Energy, Expertisecentrum Duurzame Innovatie)
Helaas gaat het vaak ook om macht. Het gaat eigenlijk altijd uiteindelijk om macht. De vraag is nu, heeft diegene de macht die het gelijk aan zijn kant heeft of heeft diegene de H2O / 25/26 - 2012
9
Mogelijkheid om bodemdaling in veenweidegebieden te keren Het probleem van bodemdaling in veenweidegebieden is mogelijk oplosbaar: door gerijpte bagger, gemengd met mest en plantenresten op het veen te brengen. Dat geeft een stevig dek. Een studie moet de haalbaarheid van het ‘TopSurf-concept’ aantonen in De Krimpenerwaard.
G
een gesleep meer richting afvalverwerking met bagger en biologische afvalstromen, maar alles lokaal verwerken. Dat is de gedachte achter TopSurf. Het idee van MH Waterzaken, Deltares en Arcadis sluit de organische kringloop en doorbreekt de vicieuze cirkel van waterpeilverlaging en verdere inklinking. Door de huidige bodemdaling met een centimeter per jaar wordt het waterbeheer in de veenweigebieden op termijn steeds moeilijker. “TopSurf stopt de daling en kan de bodem mogelijk zelfs weer doen stijgen”, licht Mark Hensen (MH Waterzaken) toe. Minder afspoeling van nutriënten vanaf het land in het oppervlaktewater moet ook de eutrofiëring verminderen. Minder bodemdaling reduceert daarnaast zoute kwel.
Oxidatie
Bodemdaling in veenweidegebieden is doorgaans het gevolg van waterpeilverlaging. Boeren verlagen in de lente het waterpeil rond hun landerijen om het draagvermogen van de bodem te vergroten. Landbouwvoertuigen en vee kunnen daardoor het land op zonder weg te zakken in de drassige grond. Peilverlaging zorgt ook voor oxidatie, omdat de veenbodem door uitdroging in contact komt met zuurstof. Het veen ‘verbrandt’ en de bodem zakt verder in. In sommige veenweidegebieden is de bodem door de eeuwen heen tot wel vier meter gedaald. Mark Hensen (foto: Ries van Wendel de Joode)
Droog houden van die gebieden vraagt steeds meer van de pompcapaciteit en van het dijkbeheer. TopSurf kan daaraan een einde maken, geloven de bedenkers, zeker wanneer het concept wordt gecombineerd met onderwaterdrainage. Het idee voor TopSurf is gebaseerd op ‘toemaakdekken’ van eeuwen geleden. Boeren brachten mest gemengd met bagger uit stadsgrachten op hun land, mede ter vergroting van het draagvermogen. Aan die praktijk kwam een einde, omdat stadsbagger steeds meer vervuiling bevatte. “Dat probleem speelt niet meer, je moet voor alle bagger tegenwoordig een ‘schone grond verklaring’ kunnen overleggen”, vertelt Martin Voorma (Arcadis). “Onderhoudsbagger uit poldersloten is zonder meer bruikbaar als bouwstof.” Afvoer van bagger en plantenresten (maaiafval) voor verbranding is schadelijk voor veenweidegebieden, omdat waardevolle voedingsstoffen verloren gaan. TopSurf moet daarom zorgen voor sluiting van de lokale grondstofkringloop. Afvalstromen komen weer terug op het land en fosfaten, stikstof en koolstof worden vastgelegd. Dat maakt gebruik van kunst- of drijfmest overbodig, stimuleert het bodemleven en zorgt voor vastlegging van kooldioxide. Snoeihout draagt bij aan de stevigheid van de bodem.
Menging met bagger zorgt ervoor dat nutriënten beter gebonden raken aan de grond. Ze komen niet zomaar los, door bijvoorbeeld een regenbuitje, maar pas wanneer planten erom vragen. “In de Verenigde Staten wordt dit gecontroleerd vrijkomen van stikstof en fosfaat al veel toegepast. Nutriëntrijke biosolids - die voorheen golden als afvalstoffen - worden daar sinds enige tijd terug op het land gebracht”, zegt Wouter van der Star (Deltares). Dat is een bewezen mechanisme, onderstreept hij. Hij gaat ervan uit dat dit mogelijkheden geeft voor ontheffing van de meststoffenregelgeving.
Inzamelpunt
De precieze productiemethode voor TopSurf is nog onderwerp van onderzoek. Gedroogde plantenresten kunnen worden uitgestrooid in loopstallen, waar ze gemengd raken met urine en uitwerpselen. Sommige boeren kunnen het vervolgens zelf mengen met ontwaterde bagger om er TopSurf van te maken. Maar veel individuele boeren zullen al snel met een tekort aan grondstoffen zitten. Daarom ligt het voor de hand dat er gezamenlijke - coöperatieve - inzamelpunten komen, waar mest, bagger en maaiafval worden afgeleverd en gemengd. Het consortium bekijkt de mogelijkheid om TopSurf in korrelvorm te maken. Dat zou uitrijden over het land zeer eenvoudig maken. Voor het ministerie van Infrastructuur en Milieu, de opdrachtgever voor de haalbaarheidsstudie, is dat laatste belangrijk. “Als boeren er geen brood in zien, gaat dit niet lukken. Zíj moeten er uiteindelijk mee werken”, zegt Douwe Jonkers (I&M). Het ministerie wil dat de haalbaarheidsstudie hierover duidelijkheid geeft, voordat het besluit over een proefproject valt.
Mudtrap
Voor aanvoer van bagger vanuit bredere tochten hebben MH Waterzaken en Arcadis al een oplossing ontwikkeld: de MudTrap. Dit is een stationair slibafvangsysteem dat bagger verzamelt in een overdwars in de sloot geplaatste goot. Baggeren wordt daardoor overbodig, slib wordt op gezette tijden met behulp van een pomp verwijderd, zonder verstoring van het aquatische ecosysteem. MudTraps zijn inmiddels geplaatst in Lunteren; binnenkort volgt Delft. Bij een mogelijke TopSurf-pilot in de Krimpenerwaard hopen de partijen ook de MudTrap te kunnen inzetten. Edo Beerda
10
H2O / 25/26 - 2012
actualiteit / verslag Hoe gaat het met het veen? De afgelopen jaren is veel onderzoek uitgevoerd in de veenweidegebieden. We begrijpen de fysische processen rond veenoxidatie steeds beter, ook zijn afwegingskaders om tot beleidskeuzes te komen ontwikkeld. Provincies zijn bezig met het ontwikkelen van veenweidebeleid: waar gaan we veen conserveren en waar gaan we verder op de huidige wijze? Maar hoe bruikbaar, volledig en relevant is die onderzoekskennis voor beleidsontwikkelaars? Tijdens het symposium ‘Hoe gaat het met het veen’ op 29 november hebben 70 betrokkenen vanuit de wetenschappelijke wereld, regionale overheden en advieswereld deze vraag besproken. Duidelijk werd dat beleidsmakers de informatie uit de wetenschappelijke wereld niet altijd even makkelijk oppakken, maar ook dat dit proces sterk verbeterd kan worden met praktische handleidingen en instrumenten.
W
at is er de afgelopen jaren in de veenweidegebieden in Nederland gebeurd en wat staat er nog op de rol? Dit was de aanleiding voor het programma Kennis voor Klimaat, Universiteit Utrecht en RoyalHaskoningDHV om dit symposium te organiseren. In acht korte presentaties lieten de wetenschappelijke en beleidswereld recente ontwikkelingen zien. De provincies gaven inzicht in hoe ze tot nieuw beleid komen en waar dat uit bestaat. Noord-Holland gebruikt bijvoorbeeld een maatschappelijke kosten-batenanalyse als afwegingskader om tot keuzes in laag Holland te komen. In Zuid-Holland hebben budgetbeperkingen tot herprioritering geleid. De provincie Utrecht is op zoek naar knikpunten: wanneer is een bepaalde ingreep maatschappelijk niet meer acceptabel en wat betekent dit voor het beleid. De provincie Fryslân start met het formuleren van nieuw beleid, waarbij de ontwikkelde ‘veenkennis’ gebruikt wordt in een uitgebreid gebiedsproces. Hoe om te gaan met het veenweidegebied in het algemeen en met maaivelddaling en daarmee samenhangende veenafbraak in het bijzonder is een complex vraagstuk. Veenoxidatie - met maaivelddaling als gevolg - heeft negatieve gevolgen voor veiligheid, landschap, CO2-emissies, waterkwaliteit, bebouwing, infrastructuur en natuur. Klimaatverandering zal naar verwachting de daling van het maaiveld versterken. Een probleemanalyse kan in verschillende gebieden leiden tot verschillende resultaten en daarmee tot een andere aanpak. Belangrijk zijn de kosten die hoog kunnen oplopen, zoals kosten voor veiligheid (stabiliteit keringen), wegonderhoud en hoogwatervoorzieningen. Veen conserveren of behouden blijft hierin een belangrijke vraag. Professor Verhoeven (Universiteit Utrecht/ Kennis voor Klimaat) schetste deze complexe veenweideproblematiek in zijn presentatie. Ook lanceerde hij het nieuwe project ORAS (Opties voor Regionale Adaptatie Strategieën), waarin (wetenschappelijke) kennis en ervaringen op een gebruikersvriendelijke wijze beschikbaar komen. Inspiratie hiervoor presenteerde Johan Heymans (Royal HaskoningDHV) op basis van het onderzoek ‘Toekomst veenweide’ (Midden-Delfland), waarin een inspiratieboek is ontwikkeld en een plan van aanpak om te komen tot een regionale adaptatiestrategie in veenweidegebieden.
Na de presentaties kon het publiek vragen stellen aan Jasper Fiselier (Royal Haskoning/ DHV), Jos Verhoeven (Universiteit Utrecht), Cees Kwakernaak (Alterra) en Erik Jansen (Veenweide Innovatiecentrum). In de discussie onder leiding van Florrie de Pater (Kennis voor Klimaat) tussen de zaal en het deskundigenpanel kwamen veel onderwerpen aan de orde, waaronder: • Provincies kunnen het beleid niet alleen formuleren, ze hebben elkaar en andere overheden en partijen uit het gebied nodig; • Boeren en terreinbeheerders bezitten de sleutel voor mogelijke duurzame oplossingen; betrek de gebruikers van het gebied bij onderzoeken, de uitwerking en bij beleidsformulering; • Er spelen veel belangen in een complexe fysieke context wat het maken van keuzes moeilijk maakt. Het vertalen van de kennis naar beleid is een punt van continue aandacht; • Het integreren van economische analyses verdient meer aandacht bij het maken van (beleids)keuzes.
beschikbaar voor beleidsmakers en bestuurders. Voor de toekomst is het van belang dat de ontwikkelde kennis meer wordt ontsloten en ingebracht in de beleidsontwikkeling. Hiervoor wordt ORAS ontwikkeld. Voor de beleidsontwikkeling is het nodig dat er meer aandacht komt voor de wijze waarop afwegingen kunnen worden gemaakt. Dit vraagt om maatwerk en nuance. Hoe kunnen provincies in samenspraak met de bewoners hieraan invulling geven? De uitdaging is om kennis en afwegingskaders dichter bij bestuurders en beleidsmakers te brengen, ter ondersteuning van de te maken keuzes. Lous Ebbens en Johan Heymans (Royal HaskoningDHV) Florrie de Pater (Kennis voor Klimaat)
Duidelijk kwam naar voren dat het nu tijd geworden is voor keuzes. De noodzaak is er. De discussie toonde aan dat er nog een weg te gaan is om te komen tot breed gedragen oplossingen. Er is veel onderzoek verricht. Dit moet nu vertaald worden in beleid. Wel is het beeld dat de komende jaren stappen gemaakt kunnen gaan worden: techniek en kennis komen steeds beter H2O / 25/26 - 2012
11
Visies van waterbedrijven op waterbehandeling Tijdens de jaarlijkse werkbijeenkomst van de Programmabegeleidingscommissie (PBC) Waterbehandeling, onderdeel van het bedrijfstakonderzoek van de drinkwaterbedrijven, en KWR Watercycle Research Institute gaven deze keer niet de onderzoekers maar de bedrijven hun visie op ontwikkelingen in de drinkwaterzuivering. Wanneer is drinkwater ‘goed’?
D
e afgelopen tien jaar bestond het bedrijfstakonderzoek uit onderzoeksprogramma’s. Met ingang van volgend jaar wordt de opzet van het onderzoek thematisch en heeft aansturing plaats via themagroepen. Dat betekent de opheffing van de Programmabegeleidingscommissies. Voor de PBC Waterbehandeling vormde dit de aanleiding voor een heel andere insteek te kiezen bij de jaarlijkse werkbijeenkomst. Alle tien de Nederlandse en twee Vlaamse waterbedrijven presenteerden hun visie op waterbehandeling: welke ontwikkelingen zijn gaande en wat zijn de belangrijkste knelpunten en uitdagingen? De bijeenkomst vond plaats bij Pidpa in Antwerpen op 20 november. Naast de leden van de PBC waren ook de leden van de nieuwe themagroep ‘Drinkwatertechnologie van de toekomst’ uitgenodigd. De presentaties werden gegeven in drie blokken: oppervlaktewaterbedrijven (Dunea, PWN, Evides en Waternet), grondwaterbedrijven (Pidpa, Brabant Water, WMD en Oasen) en mixbedrijven (VMW, WML, WBGr en Vitens). Alle bedrijven hebben dezelfde doelstelling: onberispelijk drinkwater leveren voor een zo laag mogelijke prijs. Doordat analysetechnieken steeds nauwkeuriger worden, kunnen steeds meer stoffen in zeer lage concentraties in drinkwater worden aangetoond. Wanneer is een zuiveringsproces dan ‘goed genoeg’? ‘Onberispelijk’ wil niet meer zeggen dat bepaalde stoffen niet gemeten worden, maar dat ze hooguit in een dusdanig lage concentratie voorkomen dat dit geen enkel probleem oplevert. Op dit gebied zijn de bedrijven geneigd zichzelf strengere eisen op te leggen dan wettelijk vereist is. Een voorbeeld hiervan is het
12
H2O / 25/26 - 2012
arseengehalte van water. Hoewel wettelijk maximaal 10 µg/l wordt toegestaan, wordt in diverse bedrijven nagedacht over hoe het arseengehalte verder verlaagd kan worden. Bij stoffen die in heel lage concentraties kunnen worden gemeten, is het van belang aan te tonen dat deze concentraties geen gezondheidsproblemen kunnen opleveren. Effectgerichte metingen, bijvoorbeeld met bioassays, kunnen hierbij een goed hulpmiddel zijn. De benchmark is een belangrijke drijfveer voor bedrijven, ook als het gaat om onderzoek. De vrees bestaat dat technische ontwikkelingen worden belemmerd als te veel op de kosten van drinkwater wordt gelet. Hierop kwam de vraag in hoeverre dat erg zou zijn. Consumentenvertrouwen moet centraal staan voor de drinkwaterbedrijven. Goede communicatie speelt hierin een cruciale rol. Politieke beslissingen blijken rechtstreeks invloed te kunnen uitoefenen op de bedrijfsvoering van drinkwaterbedrijven. Nu onlangs de grondwaterbelasting is afgeschaft, spelen verschillende bedrijven met het idee te stoppen met het hergebruik van spoelwater, omdat dat nu duurder is dan het gebruik van vers grondwater. Daarnaast zien de bedrijven de volgende uitdagingen op zich af komen: •
•
Minder water dat voor drinkwater kan worden ingenomen (bijvoorbeeld als gevolg van verdroging of langdurig lagere debieten van rivieren door klimaatverandering); De aanwezigheid van organische microverontreinigingen (zoals medicijnen, pesticiden en hormoonverstorende stoffen) in bronnen voor drinkwater;
•
Problemen in het leidingnet, bijvoorbeeld door nagroei. Hierbij kunnen hogere temperaturen, als gevolg van klimaatverandering, een rol spelen.
Alle bedrijven zijn nu al keuzes aan het voorbereiden voor hun zuiveringsprocessen in de toekomst. Hierbij hanteren ze bijna allemaal dezelfde zuiveringsfilosofie: bij voorkeur voorkomen, als dat niet kan: verwijderen, en pas als ook dat onvoldoende mogelijk is: omzetten van verontreinigingen. Hoe ze daar in de praktijk mee omgaan, hangt echter sterk af van de lokale omstandigheden en de huidige infrastructuur. Grondwaterbedrijven kunnen hun bronnen immers gemakkelijker beschermen dan oppervlaktewaterbedrijven. En waar sommige bedrijven over voldoende zoet water kunnen beschikken, kampen anderen met verzilting, wat het zuiveren van brak water tot een reële optie maakt. Organische microverontreinigingen zijn niet altijd eenvoudig te verwijderen, en in dat geval kan omzetting, bijvoorbeeld door middel van oxidatieprocessen, uitkomst bieden. De biologische stabiliteit vormt voor alle bedrijven een aandachtspunt. Ook het natuurlijk organisch materiaal, dat wat betreft samenstelling en concentratie sterk afhangt van de bron, is hierbij van belang. Sommige bedrijven proberen dit probleem op te lossen via adsorptie op actieve kool, maar duinfiltratie, langzame zandfiltratie en ionenwisseling kunnen hierin ook een belangrijke rol spelen. Roberta Hofman (KWR Watercycle Research Institute) Joost Kappelhof (Waternet) Rinnert Schurer (Evides) Martijn Groenendijk (Brabant Water)
verslag / informatie Waterschappen ontwikkelen samen zuiveringsdatabank Waterschappen verzamelen in hun rioolwaterzuiveringsinstallaties voortdurend actuele informatie. Deze is nodig om het zuiveringsproces te kunnen (bij)sturen en te voldoen aan de vele rapportageverplichtingen. Op initiatief van de Vereniging van Zuiveringsbeheerders (VvZB) en met ondersteuning van Het Waterschapshuis (HWH) en Royal HaskoningDHV hebben de waterschappen samen het systeem Z-info ontwikkeld. Gezamenlijk implementeren en centraal beheren levert besparingen en kwalitatief voordeel op. Vrijwel alle waterschappen doen mee. Op 1 januari aanstaande is het uur U: dan nemen de eerste vijf waterschappen het systeem in gebruik.
O
m het primaire bedrijfsproces in de waterzuiveringen te volgen, zijn verschillende systemen in gebruik. Die moeten regelmatig worden aangepast of vervangen om alle ontwikkelingen op het gebied van wetgeving, (proces)techniek en ict bij te benen. Een jaar of vijf geleden was een aantal waterschappen aan vervanging van het systeem toe. De VvZB sprak de wens uit om samen een nieuw systeem te ontwikkelen: compact, gestandaardiseerd, uniform en toekomstgericht. Doel was kosten te besparen en gegevensuitwisseling te bevorderen. De noodzaak van kostenbesparing werd des te dringender door de politieke ontwikkelingen. Met ‘Operatie Storm’, de Bestuursakkoorden Water en het Bestuursakkoord Waterketen kwamen de waterschappen stevige bezuinigingen overeen met de opeenvolgende ‘waterministeries’.
Uniformering bestaand systeem
Vanaf het begin was duidelijk dat er geen heel nieuw systeem zou komen; uitgangspunt werd de toepassing van AquaVisio. Deze was al bij verschillende waterschappen in gebruik en is nu geoptimaliseerd en generiek gemaakt. Voor het uniformeren van berekeningen, validatie en rapportages werd het Landelijk Technologen Platform ingezet. Belangrijk onderdeel was het uiteenrafelen van het primaire proces en het uniform indelen in processtappen en installatieonderdelen. Waarbij hoort bijvoorbeeld het influentgemaal: bij transport of bij zuiveren? Zo'n uniforme procesdecompositie is nodig voor uniforme rapportages en voor benchmarking. Die benchmarking wordt hiermee zuiverder, betrouwbaarder en eerlijker. Waterschappen kunnen met Z-info ook op elk moment elkaars gegevens zien, zonder dat ze op een formele benchmark hoeven te wachten. Zo kunnen ze continu van elkaar leren.
Zwaan-kleef-aan
De volgende belangrijke stap was het besluit om niet alleen samen een beter systeem te ontwerpen, maar dit ook samen te implementeren én centraal te beheren. De informatie is met Z-info veel toegankelijker geworden dan in de oude systemen. Dat brengt echter ook zorgpunten mee. Is de veiligheid wel gewaarborgd? En is het systeem wel snel genoeg als we er met zoveel mensen opzitten? Hier en daar
bestond een lichte angst voor verlies aan controle, ‘het zijn niet meer mijn gegevens’. Elk waterschap levert echter zijn eigen gegevens aan en de waterschappen zijn en blijven eigenaar van het systeem en de informatie erin. Het verschil met vroeger is dat nu iedereen zijn eigen data op één en dezelfde gezamenlijke server in één databank opslaat. Voordeel is dat die nu ook voor andere waterschappen zichtbaar zijn.
Voortgaande innovatie
De pilot is achter de rug en de eerste implementatie is per 1 januari een feit. Stap voor stap volgt daarna invoering bij de overige waterschappen. De inspraakgroep is inmiddels overgegaan in het gebruikersoverleg. Dat moet zorgen dat het systeem uniform, standaard en actueel blijft. De groep houdt daarvoor contact met het Landelijk Technologen Platform, de VvZB, de leverancier HVL en de in te stellen standaardisatiewerkgroep. Ook zijn door HWH twee beheerders aangesteld. Zij zijn het aanspreekpunt voor de gebruikers. Z-info zal niet stilstaan na de eerste implementaties. De wereld blijft veranderen, er is een enorme groei aan mogelijkheden in
zuiveringsbeheer en ict. De mogelijkheden voor de komende drie jaar zijn al op een rijtje gezet en gebudgetteerd in het beheer. Zo wordt gestreefd naar een grafische weergave van de zuiveringsresultaten en een koppeling van Z-info met managementinformatiesystemen.
Voordelen voor de waterschappen
Wat levert het gezamenlijk optrekken de waterschappen nu uiteindelijk op? In de eerste plaats wordt de zuiveringsinformatie met Z-info een stuk toegankelijker; bereikbaar en bruikbaar voor iedereen, van procesoperator tot manager. De uniformiteit en standaardisering maakt samen rapporteren mogelijk en is een goede basis voor verdere samenwerking en leren van elkaar, en daarmee voor verdere besparingen. Het tweede grote voordeel: de belofte aan de minister en aan de burgers wordt gedeeltelijk ingelost. De businesscase gaat ervan uit dat de gezamenlijke implementatie en het centrale beheer besparingen opleveren in aanschaf en arbeid - en wel in de orde van enkele miljoenen per jaar. Miriam de Best (Het Waterschapshuis) Hans van der Kolk (Royal HaskoningDHV) H2O / 25/26 - 2012
13
Modelsamenwerking te water Beslissingen in het waterbeheer vragen om een goed inzicht in de (effecten op de) (grond)watersituatie. Een onjuiste inschatting van deze effecten kan leiden tot ‘projectfricties’ in de vorm van extra advieskosten, nieuwe besluitvorming (bestuurskosten) en mogelijk herstelwerkzaamheden. Om de effecten in te schatten kan gebruik worden gemaakt van monitoringsgegevens. Deze geven echter vooral inzicht in wat al gebeurd is, maar niet in wat mogelijk gaat gebeuren na een nieuwe ingreep.
B
ovendien is het beschikbare monitoringsnetwerk zeker niet voor alle situaties (op voldoende detailniveau) dekkend. Modelleringen kunnen dan een uitkomst bieden: op basis van algemene hydrologische inzichten, kennis van de lokale fysiologie en vertaling daarvan in rekenmodellen zijn voorspellingen te doen over de effecten van ingrepen. In NoordBrabant gaan vijf waterpartijen hun modelleringsactiviteiten bundelen.
Grondwatermodellering
In een dichtbevolkt land als Nederland moeten we zorgvuldig omgaan met ons grondgebruik. De watersituatie is hierbij van belang. De grond mag niet te nat zijn, want dan wordt hij zompig. Ook niet te droog, want dan kunnen zettingen optreden, landbouwgewassen verdrogen en natuurterreinen verpieteren. We gebruiken grondwater om er drinkwater van te maken, te beregenen, voor industriewater en als energieopslag. Op een aantal punten blijkt ons watersysteem te sturen, de watersituatie blijkt deels maakbaar. Dat vraagt om beslissingen. Omdat het vaak om tegengestelde belangen gaat, is inzicht nodig in de effecten van beslissingen voor een evenwichtige afweging van belangen. Landgebruikers krijgen te maken met de effecten van die beslissingen en zullen juridische stappen ondernemen als ze denken in hun belangen te worden geschaad. Ook dreigen desinvesteringen als bij gebiedsontwikkeling wordt aangesloten bij een verkeerd ingeschatte watersituatie. Er zijn twee wegen om het inzicht in het watersysteem te krijgen: meten en modelleren. Met meten stellen we de feitelijke situatie vast, met planmatig meten (monitoring) krijgen we inzicht in de werking van het huidige watersysteem. Om de effecten van toekomstige veranderingen te kunnen inschatten, zijn modelberekeningen nodig. Een model is in onze situatie een rekenkundige benadering van de werkelijkheid van het watersysteem, waarvan de kennis dus ook weer voor een belangrijk deel via monitoring wordt verkregen.
Van pionieren naar structurele aanpak
In 2005 hebben de waterschappen in Noord-Brabant de handen ineen geslagen om gezamenlijk invulling te geven aan de formulering van de ‘hydrologische gereedschapskist’: het geheel aan (gestandaardiseerde) gegevens, instrumenten, standaarden en (vastgelegde) expertise. Na afloop was het enthousiasme om volgens deze standaard te werken nog niet heel groot.
14
H2O / 25/26 - 2012
Er werd een structuur geboden maar de cultuur om dingen samen aan te pakken, was nog slecht ontwikkeld. Mede doordat het adviesbureau dat bij het opstellen van de ‘hydrologische gereedschapskist’ betrokken was, consequent volgens de methodiek offreerde, heeft het uiteindelijk toch grond onder de voeten gekregen. De winst werd onder meer zichtbaar toen het in het kader van de planvorming voor het Deltaplan Hoge Zandgronden mogelijk bleek met weinig moeite een integraal watermodel voor Noord-Brabant samen te stellen uit de diverse uitgevoerde losse modelleringen. Dit model, waarvan het beheer formeel na afloop van het project is komen te vervallen, wordt voor de toekomst beschouwd als onderlegger voor de uitvoering van locatiespecifieke modelleringen. Het model wordt zo de verzamelplaats van alle beschikbare kennis.
Verdergaande optimalisering
Zodra de ‘hydrologische gereedschapkist’ zo zijn vruchten begon af te werpen, groeide de behoefte de werkwijze verder te verbeteren. Ten eerste betreft dat de verankering van de werkwijze: doordat alle participanten autonoom projectmatig (opdracht geven tot) modelleren is het risico van geleidelijke ontbinding van de afspraken niet uitgesloten. Ten tweede speelt de afhankelijkheid van de adviesbureaus: in de huidige situatie maken zij de keuzes op welke wijze de ‘gereedschapskist’ zich zal ontwikkelen. Ten derde is dat de uitstroom en het verdampen van de met de modellering verkregen kennis. De analyse is dan ook dat niet alleen modeltechnisch maar ook organisatorisch een structuur nodig is. Verdergaande samenwerking leek daarbij in 2010 een wenkend perspectief. Doel van de samenwerking zou moeten zijn het verminderen van de kwetsbaarheid van de waterpartijen door het zelf opbouwen van hoogwaardige kunde en kennis op modelleringsgebied. De samenwerking moet bijdragen een verhoging van de doelmatigheid én het realiseren van kwalitatief hoogwaardige hydrologische modelleringen. Gemikt wordt op een structurele kostenverlaging voor het de ontwikkeling en het beheer van de basismodellen met 30 tot 50 procent en een reductie van de kosten voor locatiespecifieke modelleringen met 25 procent. Daarnaast moeten door robuustere modelleringen - projectfricties in termen van herstel en (juridische) advieskosten en reputatieschade worden teruggedrongen. Onderscheidend ten opzichte van soortgelijke trajecten elders in het land is dat de op te bouwen kennis niet
wordt uitbesteed maar de partijen zelf gezamenlijk de kennis gaan opbouwen en exploiteren. In 2011 hebben de waterschappen in Noord-Brabant een nadere verkenning laten uitvoeren naar de mogelijkheden om meer zicht en greep op de samenwerking te krijgen. Verkend is of samenwerking een meerwaarde kan hebben voor het verbeteren van de grondwatermodellering en welke basisvormen van samenwerking in beeld kunnen zijn. Geconstateerd werd dat op bestuursniveau een wens tot samenwerking bestond, op werkvloerniveau de wil tot samenwerking erg groot was, maar dit op managementniveau tot dat moment nog onvoldoende vorm kreeg. Op basis van een positieve conclusie hebben de gezamenlijke managers opdracht gegeven tot het concretiseren van de samenwerking: op welke punten kiezen we welke vorm en hoe kunnen we dat concreet vanaf 2013 tot stand brengen?
In de steigers
De samenwerking gaat zich in 2013 in eerste instantie richten op het beheer, onderhoud en verdere ontwikkeling van de ‘hydrologische gereedschapskist’ en het basismodel, het bewaken en verbeteren van de kwaliteit van de modelleringen en het verhogen van de doelmatigheid. Als stip aan de horizon is de samenwerking (na 2013) te verbreden naar watermodellering en monitoring in brede zin, het in gezamenlijkheid uitvoeren van locatiespecifieke modelleringen en het bieden van ondersteuning aan derden (gemeenten, provincie, gebiedsbeheerders) daarbij. Als organisatie wordt gekozen voor een zogeheten centrumnetwerk. Dit houdt in dat één van de waterschappen, in dit geval De Dommel, als gastheer gaat optreden voor centrale voorzieningen wat betreft de ICT-omgeving en de grondwatermodellering. Bij De Dommel worden ook expertise en capaciteit gebundeld om het beheer en de ontwikkeling van de ‘hydrologische gereedschapskist’ en de basismodellen te realiseren.
Belangrijkste lessen
Het proces om te komen tot een gezamenlijk voorstel voor de organisatie van de samenwerking heeft in relatief korte tijd (zes maanden) geleid tot een concreet en breed gedragen resultaat. Toch is gedurende het proces gebleken dat een aantal zaken kritisch kan zijn: • In zijn algemeenheid is de meerwaarde van samenwerking gemakkelijk te benoemen, maar is deze ook hard te maken: inhoudelijk
achtergrond
•
•
•
•
(kwaliteitsmodellering), bedrijfsmatig (lagere kosten), bestuurlijk (minder risico’s, profilering) en professioneel (voldoende extra uitdaging voor betrokken hydrologen en modelleurs)? Ogenschijnlijk eenduidige begrippen als ‘model’ of ‘basisdata’ blijken in de praktijk vaak verschillende annotaties te hebben. Het risico is dan groot dat onenigheid vooral een gevolg is van begripsverschillen en minder van fundamenteel verschillende visies; Een goede reconstructie van de werkprocessen is de verbindende sleutel tussen professionals en managers; Respecteer cultuurverschillen, ook al heeft overbrugging ervan altijd (veel) tijd nodig. Zonder aandacht voor cultuurvorming is een structuur alleen onder (permanente) druk afdwingbaar. Een proces van onderop is altijd langzaam, maar heeft ook een duidelijk regie nodig. Leg stappen die zijn gezet vast in de structuur (organisatie, werkprocessen, systemen) en geef mensen de tijd zich die als cultuur eigen te maken; Bewaak dat na het doorlopen proces en de besluitvorming ‘de waan van de dag’ de aandacht niet weer overneemt. Het management dient de condities voor de verdere inrichting van de organisatie te borgen, zowel in termen van middelen als van aansturing;
•
•
Aanvaard verschillen in ambitie en snelheden na de vaststelling van een voorstel. Uiteraard moet je voorkomen dat een deel van de partijen teveel voor de troepen uitloopt (dan haakt de rest af). De snelheid moet (en hoeft) ook niet alleen bepaald te worden door de minst ambitieuze schakel. Gun elkaar in dat perspectief ook successen (ook al weet of kun je het zelf beter); Tot slot een open deur, maar zeer essentieel: ga uit van een groeimodel. Dit is van belang voor het draagvlak, maar ook omdat de omgeving verandert en de samenwerkingsorganisatie daarin moet kunnen meegroeien.
Toekomstperspectief?
De nadruk van de verkenning en het inrichtingsvoorstel ligt op de grondwatermodellering. De verkenning is echter van meet af aan ingezet met het idee dat de gekozen vorm ook perspectief biedt voor verdergaande samenwerking op andere terreinen. Dat ligt voor de hand op het gebied van monitoring, omdat het eveneens een bron is om kennis op te doen voor een goede besluitvorming. Inmiddels loopt ten aanzien van de monitoring een vergelijkbaar traject om de samenwerking vorm te geven. Wat betreft de grondwatermodellering is de eerste stap vooral gericht op het gezamenlijk oppakken
van het beheer en de ontwikkeling van het basismodel. Een volgende stap is het versterken van de samenwerking bij de uitvoering van locatiespecifieke modelleringen én het beschikbaar stellen van de expertise aan derden (gemeenten, gebiedsbeheerders, etc.). Belangrijke uitdaging is te bewaken dat de werkzaamheden binnen de samenwerking niet geïsoleerd raken tot een soort van kenniscentrum met verplichte winkelnering, maar geworteld blijven in de dagelijkse werkzaamheden van de afzonderlijke partijen. De nu gekozen structuur biedt mogelijkheden om niet uit te besteden, maar het zelf te doen. In nog breder perspectief kan de samenwerkingsvorm - en de wijze waarop deze tot stand is gekomen - op termijn mogelijk ook model staan voor de wijze waarop de samenwerking bij de organisatie en uitwisseling van omgevingsinformatie in het algemeen kan worden opgezet. Dit ook mede in het perspectief van de Omgevingswet die in de tweede helft van dit decennium in werking moet treden. John Smits (Arena Consulting) Harry Boukes (Brabant Water, thans Adviesburo Harry Boukes) Rob Merkelbach (Waterschap Aa en Maas)
advertentie
FUGRO GEOSERVICES...
...UW DIJKEN-SPECIALIST Op zoek naar een boeiende loopbaan met alle ruimte voor groei en ontwikkeling? www.werkenbijfugro.nl Fugro GeoServices B.V. Tel: 030 602 81 75 Email: waterveiligheid@fugro.nl www.fugro.nl
• • • • •
Monitoring en grondonderzoek Planadvisering Toetsing van waterkeringen Versterkingsontwerp Uitvoeringsbegeleiding
Risicogestuurd onderzoek, deskundige advisering en monitoring zijn onmisbaar bij een veilige waterkering!
H2O / 25/26 - 2012
15
Haalbaarheid energie uit langzaam stromend water Vivace is een waterkrachtsysteem dat energie opwerkt uit stromend water. Vivace staat voor ‘Vortex Induced Vibrations for Aquatic Clean Energy’. Het systeem is ontwikkeld om energie op te wekken uit relatief langzaam stromend water. Dit is een duurzame vorm van energie waarbij gebruik wordt gemaakt van de wervelingen die ontstaan wanneer water langs een cilinder stroomt. De vraag naar duurzame energie stijgt alsmaar en Vivace kan daarin voorzien, zelfs in deltagebieden zoals in Nederland. Vivace is ontwikkeld aan de universiteit van Michigan in de Verenigde Staten. Tauw is nauw betrokken bij de ontwikkeling van Vivace.
I
n opdracht van Provincie Zeeland en DELTA Energy B.V. heeft Tauw een haalbaarheidsstudie uitgevoerd voor toepassing van Vivace in Zeeland. De provincie Zeeland beschikt over een groot energetisch potentieel door de getijdenstromen onder invloed van eb en vloed. De haalbaarheidsstudie voor Vivace Zeeland bestaat uit een locatiestudie en het uitwerken van een businesscase. Voor de locatiestudie is gezocht naar één locatie voor een pilotproject en een andere locatie voor een opschaling. De pilot is een praktijkproef waarmee we de werking van het Vivace-systeem willen onderzoeken voor getijdenenergie. Met de opschaling kan de businesscase bestudeerd worden op de financiele haalbaarheid van Vivace in de provincie Zeeland. Hierbij kijkt men naar de kosten, haalbaarheid, financiering, rendementen en afzetmogelijkheden. Werveling achter een cilinder.
Er is een aantal technische uitgangspunten voor een geschikte locatie voor getijdenenergie, namelijk: • een piekstroomsnelheid groter dan 1,4 m/s bij gemiddeld tij (om voldoende stroomsnelheid over een groot deel van de getijbeweging te garanderen), • een aanwezige constructie waaraan de module bevestigd kan worden of een locatie met een diepte van minder dan 50 meter, • weinig vervuiling, • de nabijheid van een elektriciteitsnet of directe afnemer,
•
een gelijkmatige verdeling van de stroomsnelheid op de locatie van het Vivace-systeem.
Als pilotproject kan één Vivace-module één jaar lang mogelijk bij de steiger van Zeeland Refinery geplaatst worden. Hierover is Tauw momenteel nog in gesprek. De werking van het Vivace-systeem voor getijdenenergie kan in deze periode getest worden. Ondanks de relatief lage stroomsnelheid op de locatie zijn de overige
omstandigheden, onder andere de goede bereikbaarheid doorslaggevend in deze keuze. De totale kosten voor de pilot omvatten de volledige investering, de onderhoudskosten, de monitoring van de testen en de inspectiekosten. Dit komt neer op een geraamde éénmalige investering van 575.000 euro. Eventuele opbrengsten zijn hierin niet meegenomen.
Opschaling
Van de mogelijke locaties die geschikt lijken te zijn voor het plaatsen van het Vivacesysteem op grotere schaal, lijkt de locatie bij de Eendragtweg in provincie Zeeland de meest geschikte plaats in de Zeeuwse open wateren (potentiële locaties in de directe omgeving van stuwen en gemalen niet meegerekend). De opschaling betreft vervolgens een permanente plaatsing van meerdere Vivace-modules. Tijdens een werkbijeenkomst is daarom gekozen om de businesscase voor de opschaling voor deze locatie te onderzoeken. Er zijn meerdere redenen waarom voor deze locatie gekozen werd: • Het gebied heeft, voor de Westerschelde, relatief hoge stroomsnelheden; • De diepte is goed; • De locatie ligt relatief dicht bij de oever en uit de vaarroute; • Recreatie heeft er hier weinig last van; • Er is relatief weinig last van slib; • Het ligt niet in het ankergebied.
16
H2O / 25/26 - 2012
actualiteit De volledige investering van de opschaling bestaat uit onder andere de productie, de netaansluiting, een kleine energiecentrale, de installatie, projectmanagement, vergunningen en tijdelijke voorzieningen. Dit komt neer op een geraamde éénmalige investering van tien miljoen euro. De jaarlijkse bijkomende kosten bestaan uit inspectie en onderhoud en bedragen ongeveer 230.000 euro per jaar. Met een marktprijs van 0,052 euro per kWh en bijkomende rentepercentages is er na 15 jaar nog een restschuld van 5,5 miljoen euro. Het onderzochte opschalingsproject bij de Eendragtweg blijkt volgens de businesscase economisch gezien rendabel bij een energieverkoopprijs van 0,238 euro, uitgaande van een afschrijvingstermijn van 15 jaar. Tauw heeft daarnaast een locatie bepaald bij Den Helder waar een businesscase een financieel aantrekkelijk beeld geeft. De verwachting is dan ook dat tevens in de provincie Zeeland een locatie te vinden is waar Vivace financieël haalbaar is. In deze haalbaarheidsstudie was helaas geen ruimte om alle mogelijke locaties te bezoeken. Bijvoorbeeld de Brouwersdam en de Oosterscheldekering zijn mogelijke interessante locaties. Ook kan een optimalisatie voor een locatie voor Vivace gecreëerd worden door fysieke ingrepen, zoals bij een inlaat voor een overloopgebied.
De Vivace-module.
Overijssel
Tauw werkt momenteel samen met GMB, Jansen Venneboer en Saxion Hogescholen aan testopstellingen voor een Vivace-project in de provincie Overijssel. Voor de eerste test heeft Tauw samen met genoemde partijen gekozen voor een locatie in de Oude IJssel bij de stuw van Ulft. Waterschap Rijn en IJssel is positief over het project en biedt deze locatie aan. De stuw bij Ulft heeft vijf kleppen en door één op handmatige bediening te zetten, kan een goede stroming door het demonstratiemodel worden geleid. Dit geeft de mogelijkheid om het waterkrachtsysteem op verschillende stroomsnelheden te testen op visvriendelijkheid, energie-opbrengst en betrouwbaarheid in Nederlandse wateren. Vanuit de Verenigde Staten is een testmodule opgestuurd. Deze wordt momenteel ongeveer twee maanden lang getest bij de stuw te Ulft. In de testmodule bevindt zich een logger die onder andere de energieopbrengst registreert. Tauw heeft de benodigde vergunningen voor de locatie te Ulft al geregeld. Jansen Venneboer verzorgt de bevestigingsconstructie en de plaatsing van de module. Een tweede testlocatie staat inmiddels gepland voor 2013 bij Wetterskip Fryslân. Tevens wordt tijdens deze testen de visvriendelijkheid bepaald. De testen worden mede mogelijk gemaakt door een financiële bijdrage van de provincie Overijssel. Gerard Pragt en Claire Haan (Tauw), Jan Maas (DELTA Energy BV) Leo van der Klip (Provincie Zeeland) H2O / 25/26 - 2012
17
Waterkwaliteitsknelpunten oplossen door borging van maatregelen ‘De waterkwaliteitsknelpunten door gewasbeschermingsmiddelen zijn opgelost’ luidt de kop van een nepartikel op de website van het project Water ABC. De werkelijkheid is helaas anders. Nog steeds worstelen waterschappen en drinkwaterbedrijven met te hoge gehaltes aan gewasbeschermingsmiddelen in het water. De belanghebbenden - van industrie tot waterwereld - willen de knelpunten oplossen door het borgen van effectieve maatregelen. Vanaf begin volgend jaar gaan de organisaties achter Water ABC maatregelenmodules aanbieden en opstellen die in de borgingsinstrumenten opgenomen kunnen worden. Via deze aanpak is het mogelijk met een landelijke en sectorale dekking de waterkwaliteitsknelpunten op te lossen door het borgen van effectieve maatregelen.
A
lle belanghebbenden rond gewasbescherming (LTO Nederland, Vewin, Nefyto, Unie van Waterschappen, Agrodis en de ministeries van Economische Zaken én Infrastructuur en Milieu) onderkennen het belang van een oplossing van de knelpunten rond waterkwaliteit. Inmiddels is veel kennis beschikbaar over emissieroutes van gewasbeschermingsmiddelen naar het water. Ook effectieve maatregelen zijn in beeld. Er is echter nog geen blijvende en geborgde toepassing van die maatregelen, zeker niet over de volle breedte van de sector. In het project Water ABC, waarvan het Platform Duurzame Gewasbescherming de opdrachtgever is, staat die borging centraal. De uitvoering is in handen van Wageningen Universiteit, DLV Plant en CLM. Water ABC is in vijf pilotgebieden begonnen: Boskoop (boomkwekerij), ZuidoostNederland (mais), Noord- en Zuid-Holland (bollen), Friesland en Flevoland (akkerbouw), Noord-Brabant en de Bommelerwaard (kwetsbare gebieden voor drinkwater). In elk gebied is samen met de betrokken partijen geanalyseerd welke gewasbeschermingsmiddelen een probleem vormen en via welke emissieroutes deze middelen in het water komen. Aansluitend is bepaald welke maatregelen de emissie verminderen en hoe deze maatregelen geborgd kunnen worden. Via het Activiteitenbesluit, het Gemeenschappelijk LandbouwBeleid of toch beter via bestaande certificaten als VoedselVeiligheid AKkerbouw, Voedsel Kwaliteit Loonwerk? Of ligt de oplossing vooral in borging door eisen vanuit afnemers zoals Suikerunie, Jumbo of Intratuin?
Emissieroutes in beeld
Drift kan belangrijk zijn. Of de afspoeling zorgt voor normoverschrijdingen. Ook de erfemissie speelt een rol. Over het aandeel van emissieroutes zijn de meningen vaak verdeeld. Om een goede discussie te kunnen voeren, zijn binnen Water ABC emissieschema’s gemaakt (zie afbeelding 1). Dit is gedaan op basis van de op dit moment beschikbare kennis uit onderzoek, waar nodig aangevuld met meningen van experts uit onderzoek en de praktijk. Deze emissieschema’s laten duidelijk zien op welke locatie en tijdens welke activiteit de kans op emissie het grootst is. Ook is een inschatting
18
H2O / 25/26 - 2012
groot risico
Afb. 1: Het emissieschema voor de akkerbouw op kleigrond voor een ‘perceel’. De lichtgroene blokjes geven de activiteiten, waarbij emissie kan ontstaan: tijdens het spuiten, de afvoer en het uitrijden van restvloeistoffen (rest), het vullen, reinigen en stallen van de spuit, opslag en schoonmaken kisten, kratten, e.d. zonder opvang (fust), grond- en substraatbehandeling (G&S), plant- en zaaigoedbehandeling (P&Z) en na-oogstbehandeling (naoogst). De grijze, geel, oranje en rood gekleurde vakjes geven per activiteit en per emissieroute het risico op normoverschrijding weer. Het aantal activiteiten dat bijdraagt aan een emissieroute en het risico op normoverschrijding bij deze activiteit bepalen de dikte van de grijze pijlen en daarmee het belang van de emissieroutes. Met het aantal ‘poppetjes’ is een inschatting gemaakt van het aantal bedrijven waarbij dit risico optreedt. Het oranje vakje linksboven geeft bijvoorbeeld aan dat bij het spuiten van een perceel er een risico is op normoverschrijding via drift. Dit risico treedt bij één- tot tweederde van de bedrijven op. Bij akkerbouw zijn de belangrijkste routes vanaf het perceel: uitspoeling, drift en afspoeling (dikste drie pijlen). De wingssprayer is een techniek die drift en middelgebruik vermindert, met dus minder emissie naar grond- en oppervlaktewater tot gevolg.
actualiteit
gemaakt van het aantal bedrijven waarop deze routes een risico vormen. De schema’s laten de stand van zaken zien van de kennis over emissieroutes en vormen hiermee een prima vertrekpunt voor verdere discussie. Om mogelijke emissieroutes nog duidelijker te maken, zijn per bedrijfstype ook posters gemaakt met de locatie waarop en de activiteiten waarbij emissie plaats kan vinden (zie afbeelding 2).
De posters en emissieschema’s zijn beschikbaar op www.waterabc.nl. U kunt ze bijvoorbeeld gebruiken om telers bewuster te maken van de verschillende emissieroutes op hun bedrijf. Of het gesprek aangaan over het belang van emissieroutes en vooral de manier waarop deze aangepakt kunnen worden. Wat zijn de zogenaamde quick-wins: maatregelen die telers makkelijk kunnen nemen en die groot effect hebben? En met welke maatregelen kunnen probleemstoffen in uw gebied tot het verleden behoren?
Een biofilter is één van de praktische maatregelen om emissie vanaf het erf te verminderen. Het systeem zuivert gewasbeschermingsmiddelen uit restvloeistof en waswater.
Belangrijke emissieroutes voor akkerbouw zijn bijvoorbeeld afspoeling en uitspoeling van middel uit de grond en via drains bij spuiten op het perceel. En afspoeling vanaf het perceel en het erf bij reinigen van de spuitmachine. In de maisteelt is de kans op emissie via afspoeling na spuiten op het perceel groot. Ook het reinigen van de spuit op het erf (zonder opvang) kan via afspoeling voor emissie zorgen. In de bollenteelt is afspoeling vanaf het erf na bijvoorbeeld het reinigen van fust of na bolontsmetting een belangrijke route. Belangrijke emissieroutes voor de boomkwekerij zijn drift bij het spuiten in de vollegrond en drift en uitspoeling via grond/drains bij het spuiten op het containerveld. In de fruitteelt tenslotte vormen drift en afspoeling vanaf het erf bij reinigen van de spuitmachine (zonder opvang) belangrijke emissieroutes. Peter Leendertse en Yvonne Gooijer (CLM) Voor meer informatie: 06 22 22 92 55 of www.waterabc.nl.
H2O / 25/26 - 2012
19
PWN herstelt wat verloren ging in Zuid-Kennemerland In de drukke Randstad ligt Nationaal Park Zuid-Kennemerland. Een natuurgebied met duinen, bossen en oude landgoederen. Sinds de herfst wordt daar op diverse plekken flink geplagd, gegraven en gebuldozerd. Ecologen en natuurbeheerders zien eindelijk de vruchten van 17 jaar plannen maken en uitvoeren. PWN is de grootste natuurbeheerder van de vijf die bij het park betrokken zijn en beheert de gebieden die eigendom zijn van de Provincie Noord-Holland. Het is een heel andere taak van een waterbedrijf, die ook tijd en geld opeist.
H
et Nationaal Park Zuid-Kennemerland is in 1995 officieel ingesteld. Met zijn 3.800 hectare is het park een belangrijke schakel in de Ecologische Hoofdstructuur. Elke tien jaar wordt een beheer- en inrichtingsplan gemaakt. De soortenrijke natuur in de duinen is van internationaal belang en beschermd; wereldwijd komen dergelijke duinlandschappen weinig voor. In Europa dragen ze dan ook het kwaliteitsstempel Natura 2000. Voor natuurbeheerders gelden dan bijzondere regels: ze zijn wettelijk verplicht zeldzame Foto: Harm Botman, Artist impression: Ulco Glimmerveen.
20
H2O / 25/26 - 2012
leefgebieden voor dieren en planten te beschermen en de natuur waar nodig in oorspronkelijke staat te herstellen.
Bedreigde duinen
Duinen zijn van oorsprong stuivende zandlichamen waar de wind vanuit zee vrij spel heeft. Eeuwenlang hebben Nederlanders strijd geleverd tegen stuivende duinen, want hele dorpen verdwenen onder het zand. We legden ze vast met helm en vanaf de jaren ‘30 ook met het aanplanten van naaldbossen. Na de Tweede Wereld-
oorlog nam de welvaartsontwikkeling een hoge vlucht. Gevolg: door industriĂŤle uitstoot en autoverkeer veel stikstofdepositie, dat de groei van grassen, struiken en bomen bevorderde. Het duin groeide verder dicht tot de groene, wuivende heuvels die ons vandaag de dag begroeten. Ook de ingevoerde Amerikaanse vogelkers bleek een plaag. In enkele decennia verspreidde deze exoot zich door het hele duin. PWN heeft de afgelopen jaren alle Amerikaanse vogelkers verwijderd en zorgt voor het beheer met een schaapskudde en een groep vrijwilligers.
achtergrond
Foto: Ruud Maaskant
Waterwinning
De duinen van het park hebben lang gediend als leverancier van het drinkwater in de omgeving. Zandvoort, Bloemendaal, Haarlem, IJmuiden en Velsen pompten al vanaf eind 19e eeuw grondwater op om als drinkwater te leveren. Een groeiende bevolking zorgde voor een groeiende vraag. De duinen verdroogden, een ongewenste ontwikkeling voor de natuur. Genoemde gemeentelijke bedrijven fuseerden tot Waterleidingbedrijf Zuid-Kennemerland, waarmee PWN op zijn beurt fuseerde. PWN kon de levering van drinkwater garanderen vanuit andere bronnen en stopte begin 21e eeuw de grondwaterwinning definitief. Voorzien werd een (zeer gewenste) stijging van het grondwater naar zijn natuurlijk niveau.
Masterplan Regeneratie Duinvalleien NPZK
Die vernatting (van 30 hectare vochtig duinmilieu naar 300 hectare) moest wel worden ‘begeleid’. Waar eens natte duinvalleien waren geweest met planten als parnassia, bleekgele droogbloem, strandduizendguldenkruid of slanke duingentiaan, bedekte nu een dikke rietmat bijna elke valleibodem. In 1999 zag daarom het Masterplan Regeneratie Duinvalleien NPZK het licht. Hierin werd systematisch beschreven waar en hoe in tien jaar tijd het herstel van de vochtige en natte duinvalleien aan te pakken. Het project kwam op de TOPlijst van het Rijk, voor bestrijding van verdroging. Rijk en de Provincie Noord-Holland subsidiëren samen 75 procent van de kosten. Voorafgaand aan de uitvoering vond onderzoek plaats op archeologisch en cultuurhistorisch gebied.
Tussen 1999-2003 werd de eerste fase van afplag- en ontgravingprojecten uitgevoerd, zoals in het Zuidervlak, Huttenvlak, Groot Olmen, Verlaten Veld, Langerak, Paardekoppevlak en Oude Huisje. De duinmeren Vogelmeer en ‘t Wed werden heringericht en de Zanderij geherprofileerd. Het stopzetten van de duinwaterwinning was begeleid door zeer uitgebreide studies over mogelijke grondwaterlast in de woonkernen in de duinzoom en bij bebouwing in het duin. Alvorens de grondwaterwinning stop te zetten, werden uit een fonds van Provincie Noord-Holland en PWN maatregelen getroffen om grondwateroverlast te voorkomen. In het duin is onlangs de tijdelijke bemaling stopgezet. Eind 2011 begon de tweede fase van het Masterplan. In 22 duinvalleien werd de bodem kaal gemaakt tot op het zand. Als de financiering vanuit Europa doorgaat, zal rond 2015 de laatste duinvallei hersteld zijn en daarmee is het hele Masterplan uitgevoerd. Kwam Op 31 oktober jl. zetten negen betrokken partijen gezamenlijk de schop in de grond als officiële start van de aanleg van natuurbrug Zandpoort. Er zijn nog twee natuurbruggen in het park voorzien: één over de spoorlijn Haarlem/Zandvoort, de andere over de Zeeweg nabij Overveen. Allemaal aan te leggen met zand uit onder andere de Noordwest Natuurkern. Zo worden twee grote duingebieden in de Randstad (Nationaal Park Zuid-Kennemerland en de Amsterdamse Waterleidingduinen) met elkaar verbonden tot een 7.000 hectare groot duingebied.
vroeger parnassia op enkele plekjes voor, tegenwoordig komt deze plantensoort samen met andere zeldzame bedreigde plantensoorten van vochtige duinvalleien weer voor in veel duinvalleien.
Wisenten
Als wapen tegen het dichtgroeien van de duinen en het wegvallen van het duinkonijn door ziekten zet PWN grote grazers in. Na een lang voorbereidingsproces wilde het drinkwaterbedrijf wisenten inzetten om te kijken of zij met hun specifieke graasgedrag iets toevoegen. In duingebied Kraansvlak begon in 2007 een vijfjarige pilot met zes wisenten uit Polen. PWN verbond aan de pilot de voorwaarde van het doen van wetenschappelijk onderzoek, want er is weinig bekend over wisenten en hun gedrag. Eén van de uitkomsten is dat wisenten relatief meer houtigen eten dan Schotse Hooglanders, wat weer van belang is in een duinterrein dat langzaam dichtgroeit met struiken en bomen. Afgelopen maand werd tijdens het nationale wisentsymposium het rapport ‘Vijf jaar wisenten Kraansvlak’ gepresenteerd met daarin de neerslag van vijf jaar beheer, ervaringen en onderzoeksresultaten (www.pwn.nl/puurnatuur). De pilot is verlengd tot 2017, het onderzoek gaat door. Om bezoekers de gelegenheid te geven de kudde in het wild te ontmoeten, is begin november een wandelpad door een deel van het Kraansvlak geopend.
Windsleuven
Eind jaren ‘90 brak bij ecologen van PWN het besef door dat de duinen ten dode waren opgeschreven. Alles was vastgelegd of vastgegroeid, de duindynamiek was weg. En daarmee de processen van duinverjonging H2O / 25/26 - 2012
21
en de bijbehorende unieke duinflora en -fauna. Wat te doen? Kennis en ervaring werd op Europese schaal uitgewisseld via werkbezoeken en langzaam maar zeker ontstond een gedurfd beeld: duinen kaal maken en de wind weer zijn eeuwenoude rol teruggeven. Niet iedereen zag daarvan de noodzaak in. Jarenlang werd actief overlegd en geluisterd naar de omgeving. Na zes jaar voorbereiding, gesteund door Hoogheemraadschap Rijnland (dynamisch kustbeheer) en subsidies vanuit de Europese Unie (LIFE) en de Provincie Noord-Holland, begon december 2011 het project Noordwest Natuurkern. Foto: Harm Botman
Vijf grote windsleuven (100 tot 150 meter breed) worden momenteel in de zeereep tussen IJmuiden en Bloemendaal aan Zee gegraven. Van vijf achterliggende paraboolduinen zijn de flanken kaal gemaakt. Zo krijgt de wind vanuit zee weer toegang tot het kale duinzand, neemt het mee en blaast het over de kop van een duin. Aan de duinvoet ontstaat een natte duinvallei. De paraboolduinen gaan langzaam maar zeker weer door het duin wandelen. De 240.000 kubieke meter zand die vrijkomt bij het graven wordt elders in de omgeving gebruikt voor natuurherstel. Bijvoorbeeld om
het Cremermeer, een duinmeer in de Noordwest natuurkern, minder diep te maken en daardoor de biodiversiteit te vergroten. Of om het strand van Zandvoort veiliger te maken. Daar is nog steeds sprake van afslag.
Communicatie
Om alles wat het park heeft te bieden én de vele veranderingen onder de aandacht te brengen, wordt veel tijd aan communicatie besteed. Want de bezoeker die er voor rust en ruimte komt, treft dat laatste aan maar het eerste is (weliswaar tijdelijk) soms ver te zoeken. Graafmachines die duinflanken of valleibodems afgraven, zanddumpers die hun vracht van a naar b brengen, fietspaden die ineens even dicht zijn en last but not least: het ziet er ineens allemaal zo ‘rauw’ uit. Het was toch mooi groen? Ja. Uitleggen dat dit juist in de duinen niet de bedoeling is, is een enorme uitdaging. Via gesprekken, veldexcursies, informatiedagen, artikelen, internet, radio- en televisieprogramma’s, brochures en heel veel vragen beantwoorden, hopen we de bezoeker én het duin recht te doen. Middel daarin is ook het bezoekerscentrum van het park. Momenteel wordt gebouwd aan een nieuw onderkomen, dat zomer 2013 opent. Tot die tijd kan men terecht in het huidige centrum dat is gevestigd in het oude pompgebouw van de in 1898 opgerichte Haarlemse Waterleidingmaatschappij. Marieke Kuipers en Jenny van Rijn (PWN)
Foto: PWN
22
H2O / 25/26 - 2012
Het begin van een goede watervoorziening op Flores Ontwikkelingssamenwerking staat onder druk. De kritiek is vaak terecht. Gebrek aan transparantie, corruptie, geld dat niet goed besteed wordt of zelfs verdwijnt, het gebeurt, zeker. Net als in Nederland trouwens, denk maar aan de woningcoöperaties, de bouwfraude, de aanleg van grote projecten als de noord-zuidlijn in Amsterdam. Maar dan loop ik weer eens een lokale ngo tegen het lijf als AYO Indonesia, in het westen van het eiland Flores, die met weinig middelen en enorm veel inzet met een totaalaanpak talloze boerengemeenschappen in de regio helpt. En ontmoet ik Tarsisius, een inspirerende man met enorm veel kennis en de drijvende kracht achter deze organisatie. Een club die met duizend euro weer een jaar verder kan. Een reportage van Roel Burgler uit Indonesië.
E
én van de activiteiten van AYO Indonesia is de aanleg van eenvoudige waterleidingsystemen op het platteland, in totaal inmiddels 14. Een jaar of vier geleden was Gulung kampong aan de beurt. Van de plaatselijke waterbron hoger op de berg is een gegalvaniseerde tweeduims pijp getrokken naar een betonnen reservoir vlak boven het dorp twee kilometer lager. Vlak voor de aansluiting met het reservoir is een splitsing aangebracht vanwaar een pvc-buis naar acht tappunten op verschillende plekken in het hoogst gelegen deel van het dorp loopt. Vanaf het reservoir lopen twee leidingen naar twee lager gelegen reservoirs, vanwaar nog eens respectievelijk tien en zes tappunten gevoed worden. Vanaf het eerste reservoir naar het laagst gelegen tappunt is ongeveer een kilometer. De in totaal 24 tappunten voeden 500 mensen. Het hele systeem is op zwaartekracht gebaseerd en heeft nog geen 15.000 euro gekost. De dorpelingen hebben wel de nodige mankracht geleverd. Een door het dorp gekozen comité is verantwoordelijk. Eén persoon is aangewezen om alles in de gaten te houden en wanneer nodig
24
H2O / 25/26 - 2012
achtergrond reparaties uit te voeren. Dat moet wel, aldus Tarsisius, “iemand met enige handigheid en talent hiervoor zijn.” Bij ernstigere problemen springt AYO bij. Dan komt watertechneut Stanis langs op zijn brommer. Iedere familie draagt per maand acht cent bij voor onderhoud. Pak Carol, het hoofd van de kampong, is enthousiast. “Het scheelt enorm veel sjouwen, vergeleken met vroeger. Het water is ook schoner nu, het komt direct van de bron. Je kunt er niet onderweg je kleren in wassen, dieren kunnen er niet in poepen.” Tijdens een rondwandeling blijkt niet alles koek en ei te zijn. De praktijk is meestal weerbarstiger dan de mooie plannen op papier. Bij het bovenste reservoir ligt de pijp die van de bron komt, niet helemaal meer onder de grond. “Dat had de dorpsverantwoordelijke moeten zien en verhelpen”, verzucht Tarsisius. “Hoewel, probleem is dat ze het vaak wel zien maar er niets aan doen. We moeten ze hier steeds weer op wijzen, ze duidelijk maken dat het hele systeem van hun is, maar dat zij het ook zelf moeten onderhouden.” Dat dit een algemeen probleem is, blijkt bij één van de twee systemen die op zonneenergie lopen, in Purang kampong. Omdat de waterbron lager ligt dan het dorp, wordt
het water met een door zonne-energie aangedreven pomp naar twee hoger gelegen reservoirs gepompt. De zonneenergie wordt door acht panelen van 90
watt geleverd. Ieder reservoir bedient acht tappunten. Dit in 2009 aangelegde systeem kostte 16.600 euro en bedient 50 families. De pomp werkt overdag van 08.00 tot 15.00 uur. In de regentijd niet, dan is er te weinig zon en vangen de mensen regenwater op. In de droge tijd mag pas vanaf vijf uur ‘s middags de kraan gebruikt worden. Dan duurt het soms drie dagen voordat een reservoir vol is. Grootste praktische probleem is dat kranen kapot gaan. Vooral kinderen gebruiken ze niet goed. Het tappunt bij de school is een goed voorbeeld. De kraan is weg, het water stroomt continue, weg naar de aarde om het tappunt heen. “Iemand moet de kraan bij het reservoir dicht draaien”, zegt Tarsisius. “Dan kan die ‘s ochtends en ‘s middags een uur open gedraaid worden, zodat de mensen water kunnen halen totdat er een nieuwe kraan is. Voordat we aan een waterleiding beginnen, leggen we de mensen uit dat zij het zelf moeten onderhouden. We hebben met de watercomités alle regels opgeschreven. Maar als iets op papier staat, betekent dat voor hen nog niet dat je je er ook aan moet houden. Weet je, zo’n kraan kost hetzelfde als een pakje sigaretten. Ze blijven wel roken, maar een kraan vervangen ze niet.” Iedereen is wel overtuigd van de voordelen. Maar, zoals Pak Vincent, het jonge hoofd van het watercomité in een van de desa’s van Purang, zegt: “geef het wat tijd. Het gevoel zelf verantwoordelijk te zijn voor ons water komt wel. Niemand hier zou het tenslotte willen missen.” Tekst en foto’s: Roel Burgler
H2O / 25/26 - 2012
25
DE JONGH PIPESYSTEMS B.V. Toonaangevend en de specialist Wij bieden u advies en leveren een breed assortiment aan producten en diensten voor hoogwaardige PE-HD kunststof leidingsystemen.
Vanaf het eerste gesprek tot aan het afwerken op locatie is uw project in goede handen. Wij ondersteunen u graag tijdens de ontwerp-, plannings- en uitvoeringsfase. Wij zijn gespecialiseerd in ‘slim’ aanleveren. In onze werkplaats verrichten wij prefab laswerkzaamheden zodat montage op de bouwplaats vereenvoudigd wordt en de montagekosten gereduceerd worden. Een gemotiveerd en goed opgeleid team staat voor u klaar voor een deskundig advies. We denken graag met u mee!
Postbus 11 - 4670 AA Dinteloord Sluisweg 2 - 4794 SW Heijningen Telefoon 0031 (0) 167 521739 Telefax 0031 (0) 167 521837 E-mail info@dejonghpipesystems.nl Internet www.dejonghpipesystems.nl
Een volledig aanbod PE-HD kunststof leidingsystemen • Gasleidingen • Drinkwaterleidingen • Afvalwaterleidingen • Industriële leidingen • Geothermie
Hulpstukken • FRIALEN elektrolasfittingen • Spie- eind fittingen voor spiegel- en elektrolas • MAGNUM klemfittingen • Permasert- en PermaLock mechanische buiskoppelingen • AGRU kogelkranen
Betonbescherming • BKU I, hard PVC T-grip beplating • BKU II, PE-HD T-grwip beplating • PE-HD noppenbeplating • Vlakke PVC- en PE-HD renovatie beplating
Werkplaats • Prefab laswerkzaamheden voor aanlevering op maat
Gereedschappen • Verkoop en verhuur voor optimale PE-HD lasverbindingen
Bescherm uzelf Draagbare gasdetectie. Ultra compact, onderhoudsvrij, multigas, lichtgewicht of met ingebouwde pomp. Afhankelijk van uw wensen, gevarenbronnen en locatie adviseren wij u graag bij de keuze van type, uitvoering en meetprincipe. Wij zijn geautoriseerd verkoop en service centrum voor draagbare en vaste gasdetectie van BW Technologies en Honeywell.
Telefoon: 0187-605200 . www.schmidt.nl
SCHMIDT WATERTECHNIEK B.V.
Experts in Meettechnologie
www.inven.nl +31-76-581.22.88
EWE-watermeterput al meer dan 20 jaar succesvol in gebruik
…tot in het detail!
. . . . . . . .
Kunststof (PE) compacte watermeterput 100% vorstvrij en waterdicht Ideaal voor tappunten, woonboten, parken, bijzondere aansluitingen etc. Voor watermeters QN 1,5/ 2,5 / 3,5 / 6 Binnenwerk uitneembaar door flexibele siliconenslangen Afsluitbaar gietijzeren deksel, verkeersklasse A Optioneel gietijzeren putrand, verkeersklasse B Meer dan 100.000 stuks in EU geplaatst
MULTICAL ® 21 Slimme watermeter
LANG LEVE AFSTANDSUITLEZING! Verantwoord beheer van drinkwater vereist inzicht in het waterverbruik. De MULTICAL® 21 watermeter met draadloze afstandsuitlezing levert hiervoor de oplossing: • Nauwkeurige meting door beproefde ultrasone techniek • Lage kosten door draadloze communicatie • Encryptie waarborgt privacy • Modern design Voor meer informatie over de slimme producten van Kamstrup, bezoek onze website, bel of e-mail.
Kamstrup b.v. · +31 (0) 313 471 998 · kamstrup@kamstrup.nl · www.multical21.com
LANG LEVE AFSTANDSUITLEZING!
waternetwerken WatErcOlumN
Connecting the dots... H2O gaat dóór, maar dan anders Met ingang van 2013 gaat er veel veranderen wat betreft H2O. Het blad verschijnt voortaan eens per maand, krijgt een nieuwe opmaak en gaat zich nog meer dan nu richten op alle waterprofessionals in Nederland. De stichting H2O - eigenaar van het blad geeft met deze verandering gehoor aan signalen van lezers, zoals deze onder andere naar voren zijn gekomen uit het lezersonderzoek. In de nieuwe redactieformule van het maandblad komt meer ruimte voor actuele (maatschappelijk relevante) thema’s die voor de hele watersector interessant zijn. Daarnaast komen de mensen die in de watersector werken, meer over het voetlicht en wordt gekozen voor een andere opzet en presentatie van artikelen over wetenschap en techniek. De identiteit van H2O blijft onveranderd: het maandblad met de daarbij behorende digitale media vormen hét vakmedium voor de waterprofessionals; het stelt beroepsgenoten in staat kennis en ervaring te delen. Daarnaast levert H2O een sterke bijdrage aan het netwerk, waarin Koninklijk Nederlands Waternetwerk (één van de participanten van de Stichting H2O) de bindende factor is. De eerste editie van H2O nieuwe stijl verschijnt in de laatste week van januari 2013.
I
n een fragment uit één van de boeiende toespraken van Steve Jobs trof mij zijn uitdrukking Connecting the dots. Hij wilde hiermee aangeven dat vooral onverwachte wendingen in zijn carrière hem verder gebracht hebben. Juist deze veranderingen stelden hem in staat om voorheen gescheiden activiteiten met elkaar te verbinden. In de waterwereld is het niet anders. Schaalvergroting door fusies heeft de watersector veel gebracht, maar beperkt zich vaak tot meer van hetzelfde. Connecting the dots betekent samenwerking in netwerkorganisaties en zoeken naar (soms verrassende) combinaties in de werelden van overheid, bedrijfsleven, ngo’s en kennisinstituten, zoals nagestreefd door het NWP. Maar ook combinaties in de werelden van water, energie en voedingstoffen. In de internationale samenwerking is dit een belangrijk en breed gedragen uitgangspunt dat veel mogelijkheden biedt. Bij de uitvoering merk ik echter dat het niet meevalt om uit de eigen ‘comfortzone’ te komen en krachten te bundelen.
Roel Smit, de nieuwe eindredacteur.
H2O wordt geen glossy, maar blijft een vakmedium, alleen interessanter voor de totale watersector. Dat resulteert in een grotere toegankelijkheid van teksten en meer aandacht voor fotografie en vormgeving. Het nieuwe H2O wordt gemaakt door een professionele redactie, bestaande uit Monique Bekkenutte (hoofdredacteur), Roel Smit (producent/eindredacteur) en een klein team van (eind)redacteuren. De inbreng vanuit de sector is verzekerd via een breed samengestelde redactieraad. Bijdragen vanuit de sector op het gebied van techniek en wetenschap, maar ook bijdragen over activiteiten in het netwerk van waterprofessionals blijven van harte welkom. De nieuwe redactie van H2O wil het medium graag verder ontwikkelen voor het verspreiden van de laatste ontwikkelingen op het gebied van toegepaste wetenschap ten dienste van de watersector. De website wordt geschikt gemaakt om wetenschappelijke artikelen te kunnen publiceren, snel en voor iedereen beschikbaar. In het maandblad wordt met korte verwijzingen aandacht besteed aan nieuwe publicaties op de site. Verder krijgen enkele geselecteerde wetenschappelijke artikelen in het maandblad de vorm van meer uitgebreide, toegankelijk geschreven samenvattingen.
Bij Waternetwerk is het niet anders: het samengaan van waterkwaliteitsbeheer, waterkwantiteitsbeheer en drinkwater in één vereniging heeft een sterk en inspirerend netwerk opgeleverd. Een netwerk dat een belangrijke rol kan spelen in het verbinden van de dots: in horizontale zin tussen de werkvelden, in verticale zin tussen beleid en uitvoering in de regionale secties. Het bureau en het bestuur kunnen dit echter niet alleen. Ook de leden en de programmagroepen c.q. secties dienen uit hun ‘comfortzone’ te komen en nieuwe combinaties op te zoeken. En dan zowel nationaal als internationaal. Een uitdagende opgave waarin we ook veel inspiratie kunnen opdoen voor verrassende combinaties van samenwerking. Ik laat me graag verrassen en heb er zin in. Keimpe Sinnema (Waterschap Groot Salland)
Daarnaast heeft de redactie het plan om de maatschappelijke betekenis van de beroepsgroep en van de watersector meer aandacht te geven. Dat betekent dat in onderwerpkeuze aansluiting wordt gezocht bij de actualiteit en dat meer ruimte wordt gegeven aan discussie en meningsvorming. Het nieuwe redactieadres van H2O is: Binckhorstlaan 36 (M417), 2516 BE Den Haag, telefonisch bereikbaar onder (070) 322 27 65 en per e-mail: h2o@waternetwerk.nl. De commerciële ruimte wordt verkocht door: PSH Media Sales, Bart Lukassen, Postbus 30095, 6803 GM Arnhem, telefoon (026) 750 18 63 en e-mail: bart.lukassen@pshmediasales.nl.
H2O / 25/26 - 2012
29
waternetwerken Najaarscongres KNW: “Samenwerken is een must voor circulaire economie” Op 30 november 2012 organiseerde KNW het najaarscongres ‘Van vicieus tot virtueus: water in een circulaire economie’ in Baarn. Het thema was grondstoffen en energie: de rol van water bij de weg naar een duurzame, groene, circulaire economie. Logisch dus dat het congres werd gehouden in Het Groene Paviljoen in Baarn, naar verluidt de groenste vergaderlocatie van Nederland. Key note spreker was prof. dr. Jacqueline Cramer, hoogleraar Duurzaam innoveren aan de Universiteit Utrecht en directeur van het Utrecht Sustainability Institute. “De club van Rome bracht al ter sprake wat vandaag de dag de hoofdthema’s zijn: klimaatverandering, maar ook grondstoffenefficiëntie en biodiversiteit”, zei ze. “Sinds Al Gore het in 2006 brede maatschappelijke aandacht gaf, wordt het thema duurzaamheid actief opgepakt en is het een blijvende trend.” Zij merkte op dat milieu- en natuurorganisaties een steeds bredere duurzaamheidsfocus hebben en dat mensen zich in een digitale wereld steeds meer lokaal organiseren en actie ondernemen. Volgens Cramer loopt de watersector wel voorop in duurzaamheid, maar moeten er ook nog slagen gemaakt worden. “De watersector staat bovenaan in kennis en excellentie, uw expertise is wereldwijd van groot belang. Maar het moet op het gebied van duurzaamheid vele malen efficiënter en dat op systeemniveau. De grote sprong komt van samenwerken buiten de sector: als je samen investeert en exploiteert, ook internationaal, dan kun je wel 450 miljoen per jaar besparen.” Hans Huis in ‘t Veld vertelde hoe Topteam Water deze uitdaging aangaat. “De sector is erg versnipperd, en dat maakt samenwerken moeilijk. Topteam Water is samengesteld om
Hoe verder in 2013? Voorafgaand aan het Najaarscongres gaf het bestuur van KNW in kort bestek een voorzet voor de toekomst. Een deel ervan wordt op korte termijn gerealiseerd - zoals de opzet van de nieuwe H2O - maar verder diende de presentatie vooral als ‘praatstuk’, want er wordt de komende maanden nog overleg gepleegd, onder meer met de sectiebesturen, om tot een definitieve visie over 2013 te komen. De begroting werd gepresenteerd door penningmeester Ronald Wielinga. Hij merkte op dat de themadagen nu een positief saldo hebben en dat de kosten voor het bureau en voor het lustrum veel lager zijn, omdat KNW nu eigen werkgever is. Verder zijn de baten van de bijeenkomsten hoger. Hij verwacht een lichte stijging van de contributie-inkomsten door groei van het aantal leden. De begrote kosten voor de regionale secties zijn in 2013 naar verwachting lager dan nu.
30
H2O / 25/26 - 2012
Jacqueline Cramer
bedrijfsleven, overheid en onderwijs/onderzoekswereld met elkaar te verbinden”, vertelde hij, en formuleerde een aantal focuspunten voor de branche: “Water voor iedereen, meer oogst per druppel, energie uit water, een lage milieuvoetafdruk en optimaal gebruik van IT. Het gaat erom de waterketen te sluiten, energie terug te winnen, minder gebruik te maken van fossiele brandstoffen en de CO2-uitstoot te reduceren. Daartoe is samenwerking hard nodig.” “Een goed functionerend ecosysteem doet heel veel gratis: het zuiveren van licht, de preventie van ziekten, het produceren van voedsel. Ook de zoetwaterketen kan gebruikmaken van dergelijke ‘ecosysteemDirecteur Monique Bekkenutte meldde dat het de bedoeling is dat de secties op termijn meer gaan werken als de themagroepen, waarbij de kosten via het bureau lopen, en het bureau de secties meer kan ondersteunen. Daarnaast wordt gekeken of sectieleden hun kosten voor lidmaatschap en bijeenkomsten bij hun werkgevers kunnen declareren. De post ‘overige activiteiten’ stijgt flink omdat nieuwe media en de website hierin zijn opgenomen. Er is voor Neerslag 7.000 euro begroot: het blad houdt op te bestaan, maar het bedrag is bedoeld voor de overgang naar een nieuwe online databank, waarin alle artikelen te raadplegen zullen zijn. Er bestaan zorgen over een mogelijke stijging van de contributies, met name voor de sectieleden. Maar het bestuur heeft hier nog geen beslissingen over genomen: het wil tijd om in goed overleg tot een goede beslissing te komen. Voor het aankomend jaar zullen de contributies
diensten’”, vertelde Louise Vet, directeur NIOO. Zij liet zien hoe New York ervoor koos geen dure waterzuiveringsinstallatie te bouwen, maar een heuvelgebied op te kopen dat nu zorgt voor waterzuivering en -voorziening van New York. Het NIOO heeft ook goede voorbeelden uit eigen huis. “We gebruiken de zomerwarmte voor de winter en de winterkou voor de zomer. We maken ook stroom uit planten en effluenten worden al bij onze toiletten biologisch gefilterd.” Onlangs kwam ook het experimentendak van NIOO-KNAW in Wageningen in het nieuws (zie editie 23 van H2O). Roelof Kruize, directeur Waternet en voorzitter van KNW, liet zien dat het in ieder geval niet stijgen. Het bestuur wil de tijd nemen om tot een goede beslissing te komen en houdt dit punt aan tot nader overleg. Ook de nieuwe opzet van H2O is kort besproken. Er kwamen wel verschillende vragen over de gepresenteerde opzet, vooral of er voldoende aandacht is voor de klaarmeesters en sectieleden. Benadrukt wordt dat dit zo is: ook de lezers van Neerslag moeten zich in de nieuwe H2O herkennen. Daarnaast vraagt men zich af of de website kan voorzien in de behoefte van leden om hun boodschap kwijt te kunnen. Volgens het bestuur wordt daar al rekening mee gehouden in de plannen. Om de vinger aan de pols te houden, zal aan het eind van 2013 worden geëvalueerd hoe het nieuwe blad bij de lezers is ontvangen en hoe het bevalt. De volgende algemene ledenvergadering is op 19 april 2013.
waternetwerken integreren van stedelijke kringlopen van water, afval en energie nieuwe kansen biedt. Waternet werkt samen met het Afvalenergiebedrijf (AEB) met een onderlinge uitwisseling van grondstoffen en energie. “In vijf jaar tijd gaan wij naar een duurzame transformatie, met als doel om onze watercyclus klimaatneutraal te maken. We kunnen de uitstoot van CO2 voorkomen door gebruik te maken van zonne- en windenergie, en energie uit watercyclus zelf. Je kunt struviet uit afvalwater halen of cellulose voor nieuw toiletpapier. En van de kou in twee waterleidingen die langs Schiphol lopen, kan men daar alle gebouwen koelen.” Charlotte Van Erp Taalman Kip (Waterschap Hollandse Delta) gaf uitleg over de Grondstoffenfabriek. “In een circulaire, biogebaseerde economie ga je producten hergebruiken en houd je daar bij de ontwikkeling ervan al rekening mee. De Grondstoffenfabriek draait om het winnen, verwerken en afzetten van grondstoffen uit afvalwater. En er zijn al diverse initiatieven om dit te verwezenlijken. De waterschappen willen uiterlijk in 2014 minimaal twaalf Energie-fabrieken en drie tot vijf terugwinlocaties voor fosfaat hebben ontwikkeld. Tegen die tijd moet er een markt zijn voor secundaire fosfaatgrondstoffen.” De nieuwe aanpak kent nog wel technologische, organisatorische en juridische uitdagingen. “Daarnaast biedt elk gebied zijn eigen kansen. Er is dus niet één blauwdruk voor de hele sector.” Ronald Hopman (Veolia Water) ging concreet in op het terugwinnen van polymeren. “We doen diverse pilots op het gebied van polymeren, onder meer met de Zweedse voedingsmiddelenindustrie, en we werken met diverse waterschappen samen. Dat wij via afvalwater biologisch plastic kunnen produceren, dat heeft de pers wel gehaald”, zei hij. “Wil je een grootschalig, nationaal project oppakken, dan moet je wel samenwerken. Zo kunnen alle waterschappen op lokaal niveau polymeren extraheren en verzamelen voor bioplastic, maar alleen als je samenwerkt kun je dat centraal verzamelen.” Jong KNW luidde het congres uit door de zaal te laten reageren op stellingen, met daaronder ook een pittige uitspraak over de bijdrage van jonge waterwerkers aan de moderne problematiek: ‘Jongeren hebben een groot belang bij een goed functionerende circulaire economie en moeten daarom nu al een grote rol krijgen in het tot stand brengen ervan. De oude garde kan huidige problemen oplossen, zodat jongeren plannen kunnen maken voor de toekomst.’ “De inbreng van jongeren wordt regelmatig onderschat of over het hoofd gezien”, zo constateerden Enna Klaversma, Mischa Verhoef-Wanders en Marjolein de Jong, deels uit eigen ervaring. Al moet de ‘oude garde’ er waarschijnlijk nog wel even aan werken om daar verandering in te brengen, ieder geval is duidelijk dat de nieuwe generatie waterwerkers niet aan de zijlijn blijft staan.
Tijdens het KNW-najaarscongres werd ook de Waternetwerk Scriptieprijs uitgereikt. Na een presentatie van de drie kanshebbers, Daniël van Putten, Robert de Kort én Sid Vollebregt en Reinout Feenstra, reikte juryvoorzitter Agnes Maenhout (directeur Wateropleidingen) alweer de zevende Waternetwerk Scriptieprijs voor jongeren uit. Winnaars bleken Sid Vollebregt en Reinout Feenstra (beiden TU Delft), die samen de scriptie ‘The design, implementation and evaluation of a renewable driven desalination system for decentralized drinking water production’ schreven. De jury oordeelde unaniem dat hun scriptie gelijkmatig hoog gescoord heeft op alle criteria waaraan zij toetsen: “Vernieuwendheid, toepasbaarheid en kwaliteit”, aldus Maenhout. “Niet wetenschappelijk grensverleggend, maar wel een goede ontwerp-opdracht.” De scripties ‘Morfologisch modelleren van nevengeulen in 2D’ van Daniël van Putten (Universiteit Twente) en ‘Prepare for Impact!’ van Robert de Korte (TU Delft) eindigden gezamenlijk op de tweede plaats.
Agnes Maenhout overhandigt de Scriptieprijs aan Reinout Feenstra (in het midden) en Sid Vollebregt.
Cursusaanbod • • • • • • • • • •
Hogere opleiding Drinkwater Inleiding Gasmeten Putmanagement Toetsen op veiligheid Doelmatig onderhoud in de watersector Gasmeten en meetbevoegd Basisveiligheid VCA Beheer en onderhoud leidingwaterinstallaties Werken in besloten ruimten basis ATEX 95 en 137
10 januari 11 januari 15 januari 15 januari 23 januari 24 januari 5 februari 7 februari 15 februari 28 februari
Voor meer informatie: (030) 606 94 00, info@wateropleidingen.nl of www.wateropleidingen.nl.
H2O / 25/26 - 2012
31
waternetwerken WatErcOlumN
Basisopleiding Vergunningverlening Waterwet ver.nieuws_column kop
In het Bestuursakkoord Water zijn afspraken gemaakt over samenwerking op het gebied er.nieuws_column plat initiaal van vergunningverlening en -handhaving. Eén van de concrete activiteiten uit deze samenwerking is de Basisopleiding Vergunningverlening Waterwet. ver.nieuws_column plat
V
In Nederland zijn ongeveer ver.nieuws_column auteur 1.300 medewerkers in het waterbeheer actief op het gebied van vergunningverlening en -handhaving. Een brede basisopleiding voor deze doelgroep was er tot op heden niet, terwijl hieraan wel behoefte bestond. Daarom hebben de landelijke platforms van afdelingshoofden van de waterschappen en Rijkswaterstaat het initiatief genomen om deze opleiding gezamenlijk te organiseren. In september is de uitvoering begonnen. De officiële opening werd verzorgd door Ineke van der Hee (hoofdingenieur-directeur van DG Rijkswaterstaat, Dienst Zuid Holland) en Eric Jongmans (secretaris-directeur van Waterschap Rivierenland). Van der Hee: “Voor onze mensen een mooie kans om bredere
kennis en ervaring op te doen. Professioneler werken en bredere kennis, onze klanten worden door deze opleiding nog beter bediend.” De leergroepen bestonden uit een mix van medewerkers van de waterschappen en Rijkswaterstaat, vertelt Jongmans: “Het leggen van contacten, informatie uitwisseling, samen leren en vergelijken van werkwijzen zal de onderlinge samenwerking versterken. Dat is in lijn met de afspraken in het Bestuursakkoord Water. De opleiding betreft nu alleen vergunningverlening, maar zal worden doorontwikkeld voor handhaving. In de toekomst worden naast waterbeheerders mogelijk ook andere overheden betrokken. Dat is een wenkend perspectief.”
Drie modules De basisopleiding bestaat uit de drie modules ‘Wetgeving en beleid’, ‘Toetsingsinstrumentarium’ en ‘Vergunningverleningsproces’. De opleiding biedt inzicht in de
De aftrap van de Basisopleiding Vergunningen op 1 oktober jl. Ineke van der Hee (hoofdingenieur-directeur van DG Rijkswaterstaat, Dienst Zuid Holland), rechts Eric Jongmans (secretaris-directeur van Waterschap Rivierenland).
integrale aspecten en samenhang van vergunningverlening en handhaving, vanuit het perspectief van de watersysteembeheerder; daarnaast ontwikkelt de deelnemer de kennis, vaardigheden, houding en gedrag die nodig zijn voor het integraal verlenen en toetsen van vergunningen en meldingen. Tot slot ontmoet je collega’s en deel je kennis en goede voorbeelden, gericht op samenwerking. De opleiding wordt verzorgd door facilitators van Freia en docenten/gastsprekers van de waterschappen en Rijkswaterstaat, medewerkers die de dagelijkse praktijk van nabij kennen. Deelnemers aan de opleiding zijn vergunningverleners van de waterschappen en Rijkswaterstaat die een bredere kijk op vergunningverlening willen ontwikkelen. Hun reacties zijn zeer positief. “Goed dat zowel medewerkers van waterschappen als Rijkswaterstaat deelnemen aan de basisopleiding”, zegt een deelnemer, “zo leer je van andere werkgebieden. Dat is belangrijk, want in de praktijk hebben we ook met elkaar te maken.” Een andere deelnemer merkte op: “Je kunt gelijk opgedane kennis meenemen naar je werkpraktijk.” Het is vooral het kennisdelen met collega’s van andere organisaties dat zeer wordt gewaardeerd. Daarnaast vinden de deelnemers het prettig dat een afwisselend programma wordt geboden, waarbij je als deelnemer actief aan de slag moet. Marion Wierda (afdelingshoofd bij Waterschap Rivierenland), één van de initiatiefnemers, noemt het “een goede ontwikkeling. Tot nu toe was het opleidingsaanbod een lappendeken, allemaal aparte juridische en technische cursussen. Nu is er eindelijk een specifieke opleiding voor vergunningverlening in de watersector.” De nieuwe opleiding heeft een gunstig effect op de positie van (water)vergunningverlening op de arbeidsmarkt. Vergunningverlening wordt hiermee neergezet als een volwaardig vak en met een pool van goed gekwalificeerde medewerkers wordt de mobiliteit tussen de organisaties vergemakkelijkt. Marion Wierda: “Verbeteren van de positie op de arbeidsmarkt is belangrijk, omdat het al enkele jaren moeilijk is om goede vergunningverleners te werven. Als gevolg van de vergrijzing zal de krapte de komende jaren nog verder toenemen. Zeker geen overbodige luxe dus, deze opleiding.” Meer informatie over de opleiding is te vinden op internet: www.platformwow.nl of - voor medewerkers van Rijkswaterstaat - www.rwsclc.nl.
32
H2O / 25/26 - 2012
waternetwerken DRIJFVEER “Procestechnologie, steeds blijven innoveren in de praktijk” Passies, ambities, ontwikkelingen - wat drijft een waterprofessional? Koninklijk Nederlands Waternetwerk portretteert in iedere editie van H2O één van zijn leden. Deze keer: Olaf Duin (52), innovatietechnoloog bij Waterschap Hollandse Delta.
2013 WatErcOlumN Op 11 januari 2013 vindt aan de TU Delft ver.nieuws_column kop
weer de traditionele Vakantiecursus plaats. Het congres gaat over drinkwater en er.nieuws_column plat initiaal afvalwater en heeft als thema: ‘De Watercyclus; daar zit wat in!’, met als ondertitel: ‘65ste VC: maar nog lang niet met pensioen!’ De Vakantiecursus vindt plaats op ver.nieuws_column plat de faculteit Civiele Techniek en Geowetenschappen. De dag begint om 9.30 uur en ver.nieuws_column auteur duurt tot ca. 16:30 uur. De dag bestaat uit twee parallelsessies en wordt afgesloten met een gezamenlijke slotsessie, tijdens welke ook de uitreiking van de Jaap van der Graaf Prijs en de Waternet Prijs zullen plaatsvinden.
V
Zet alvast in uw agenda! Er staat al het een en ander op de rol voor 2013, al zijn nog niet alle details op dit moment bekend. Maar wellicht goed om de volgende data alvast in uw agenda vrij te houden: 3
7
8
“Ik ben geboren en getogen op Texel, waar ik met de zee en de duinen ben opgegroeid maar waar ik ook met eigen ogen de gevolgen van milieuverontreiniging heb gezien, zoals met olie besmeurde vogels en schuim op het strand. Dit heeft me destijds gemotiveerd om Milieuhygiëne te gaan studeren in Wageningen. Vervolgens heb ik me gespecialiseerd op het gebied van waterzuivering en biotechnologie, en ben ik, na een aantal jaren bij een ingenieursbureau, gaan werken in de waterschapswereld, eerst bij Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden en nu bij Waterschap Hollandse Delta. Het komt me nu goed van pas dat ik me tijdens mijn loopbaan in uiteenlopende technologieën heb kunnen verdiepen. Veel van de opgedane ervaring kan ik nu combineren bij actuele vraagstukken zoals de productie van energie en biogas.” “Ik werk al een aantal jaar als innovatietechnoloog bij Waterschap Hollandse Delta, waar ik me bezighoud met de ontwikkeling van nieuwe technologie en toekomststrategieën voor het zuiveringsbeheer. Interessant en uitdagend werk, waarbij ik de kans krijg innovaties door te voeren op allerlei terreinen. Zo hebben wij de afgelopen jaren, samen met andere waterschappen in Zuid-Holland, het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier en Waternet, een gezamenlijke strategie voor de verwerking van zuiveringsslib verkend. Hieruit blijkt dat veel geld te besparen is als alle waterschappen hun slibverwerkingscapaciteit goed op elkaar afstemmen. In Rotterdam
testen we met universiteiten en het bedrijfsleven de energiezuinige Anammox-technologie in de praktijk, waardoor ons zuiveringsproces nog duurzamer en efficiënter kan worden. De laatste jaren is de focus steeds meer komen te liggen op het terugwinnen van waardevolle producten uit afvalwater, zoals energie en grondstoffen. Dit heeft de toekomst. Met de Routekaart Afvalwater en De Grondstoffenfabriek, waar Waterschap Hollandse Delta actief aan meewerkte, is dit op de agenda gezet. Het is geweldig om te merken dat we in de waterwereld steeds met nieuwe vraagstukken en uitdagingen te maken hebben. Het leuke aan werken bij het waterschap is dat je het hele proces kunt meemaken, van idee tot realisatie.” “Wat je ziet is dat samenwerking met andere partijen bij dit soort projecten een steeds belangrijkere rol gaat spelen. Dit is goed voor de sector - je komt samen immers verder dan alleen. Ook als persoon vind ik het inspirerend om met nieuwe mensen en nieuwe ideeën in aanraking te komen. Het belang van samenwerking zal in de toekomst alleen nog maar meer toenemen. Om deze reden, en omdat ik na mijn voorzitterschap van het Landelijke TechnologenPlatform van de waterschappen weer ruimte had voor iets nieuws, ben ik sinds kort lid van de themagroep Afvalwater van KNW. Met alle ontwikkelingen die momenteel spelen in de waterketen, is kennisuitwisseling extra belangrijk. Natuurlijk zet ik me daar graag voor in.”
31 januari ‘Water en energie in huishoudens’ 7 maart ‘Water onder druk’ 14 maart ‘De maatschappelijke winst zit in de keten!’
2
22 maart wereldwaterdag
8
8 april ‘Sociale media’
1
19 april voorjaarscongres
1
16 mei nationaal watersymposium SKIW
Voor meer informatie: www.waternetwerk.nl.
Het bestaande redactieteam neemt hierbij afscheid. Wij wensen onze opvolgers veel succes en u wensen wij een goede kerst en prettig nieuw jaar.
Colofon Waternetwerken Redactie Monique Bekkenutte Anne de Boer Antal Giesbers Contact Koninklijk Nederlands Waternetwerk Binckhorstlaan 36 (M417) 2516 BE Den Haag (070) 322 27 65 06 31 67 86 68 e-mail: info@waternetwerk.nl
H2O / 25/26 - 2012
33
Godwin nC serie
zelf aanzuiGende
pompsets
nu met flyGt n-teChnoloGie
De Godwin Dri-Prime NC serie pompen is nu gecombineerd met Flygts N-technologie voor een duurzame prestatie zonder verstoppingen, aanhoudend hoge efficiĂŤntie en lage energie- en brandstofkosten. Deze baanbrekende combinatie zorgt voor een betrouwbare, mobiele pompset. De beste in zijn klasse, die de meest uitdagende (afval)waterklussen zonder problemen aan kan.
U kunt deze Godwin pompen bij Xylem huren of kopen, voor meer informatie kunt u contact opnemen met uw dichtstbijzijnde Xylem vestiging. verkoopnl@xyleminc.com | verhuurnl@xyleminc.com | 078 - 654 84 00 www.xylemwatersolutions.com/nl
platform
Kees van Leeuwen, KWR Watercycle Research Institute
city Blueprints voor elf steden: wat zeggen de sterren? De City Blueprint (een quick-scan voor de beoordeling van de duurzaamheid van de stedelijke waterketen) kan worden gebruikt voor communicatie over de doelen op het gebied van duurzaamheid op korte en lange termijn, het verkennen van prioriteiten en opties om de waterketen te verbeteren. De beste steden vertonen ambitie op het gebied van de verduurzaming van de stedelijke waterketen, met een actieve bevolking en een hoge vrijwillige participatie, in landen met een hoog bruto nationaal product en hoge gouvernementele effectiviteit. Meestal leeft de bevolking hier lang en gelukkig. Verduurzaming van de stedelijke waterketen kan het snelst worden bereikt als steden actief kennis en ervaring uitwisselen en implementeren in hun eigen stad. Om dit te faciliteren wordt gedacht aan het opzetten van een Europese internetpagina voor water in de stad en het instellen van een Europese Blue City-prijs.
S
teden zijn afhankelijk van andere steden en het platteland voor de levering van onder andere grondstoffen (inclusief water) en voedsel en de afvoer van afvalstoffen. Het zijn geconcentreerde centra van productie, consumptie en opslag van afval1). Ecologische studies van steden hebben aangetoond dat zij hun draagkracht soms met een factor tien tot 150 overschrijden2). Mondiale veranderingen voltrekken zich razendsnel, mede in verband met de wereldbevolkingsgroei. De aarde telt Afb. 1: De uitdagingen voor water in de stad.
momenteel ruim 300 steden met meer dan één miljoen inwoners en 21 megasteden (met meer dan tien miljoen inwoners), vooral in China3),4). Volgens de Verenigde Naties3) leeft momenteel ongeveer de helft van de mensen in steden; in 2030 zal dit 60 procent zijn. In ontwikkelde landen ligt dit percentage nog hoger (ruim 80 procent in 2030). De VN5) voorspellen dat in 2025 circa twee miljard mensen absoluut watergebrek
hebben en dat tweederde van de wereldbevolking te maken krijgt met waterschaarste. Schattingen voor 2030 gaan uit van 40 procent meer vraag naar water dan feitelijk beschikbaar is6). Voeg daarbij de constatering dat 90 procent van de aanwas van de bevolking zal plaatsvinden in steden, dan is duidelijk dat een duurzame watervoorziening, nu en in de nabije toekomst, een enorme uitdaging is (zie afbeelding 1). De afgelopen twee jaar is door KWR een methode ontwikkeld voor de beoordeling van de duurzaamheid van de waterketen in de stad. Deze methode is toegepast op een aantal steden in binnen- en buitenland. Een deel van het onderzoek is al eerder gerapporteerd7),8),9),10),11),12), deels in het kader van het EU TRUST project (TRansitions to the Urban Water Services of Tomorrow). De TRUST-rapportage en dit artikel beschrijven elf steden of regio’s: Rotterdam (ROT), Dar es Salaam (DAR; Tanzania), Algarve in Portugal (ALG), Athene (ATH), Regio Emilia in Italië (REG), Hamburg (HAM), Amsterdam (AMS), Oslo (OSL), steden in Schotland (SCH), Boekarest (BOE) en Kilamba Kiaxi (KIL) in Angola.
De beoordeling van duurzaamheid Het proces
De beoordeling van de duurzaamheid van water in Rotterdam vond plaats op afstand, waarna alleen de eindresultaten met de collega’s in Rotterdam werden besproken. Daarna werden Venlo en Maastricht veel interactiever betrokken bij H2O / 25/26 - 2012
35
de beoordeling9),10). Voor de beoordeling van de steden in het kader van TRUST is dezelfde benadering gevolgd. Er is een uitgebreide vragenlijst gemaakt, deels gebaseerd op het werk van de European Benchmark Co-operation. In elke stad werd deze beantwoord door een coördinator samen met de waterketenpartijen. Daarna zijn concept-rapporten gemaakt, die werden besproken en vervolgens aangepast. Na een vergadering in Bazel afgelopen oktober zijn de laatste aanvullingen en opmerkingen verwerkt.
doel
quick-scan van de duurzaamheid van de stedelijke waterketen op basis van 24 indicatoren verdeeld over acht categorieën
categorieën
1. waterzekerheid 2. waterkwaliteit 3. drinkwater 4. zuivering 5. infrastructuur 6. klimaatrobuustheid 7. biodiversiteit en aantrekkelijkheid van de woonomgeving 8. bestuur
gegevens
openbare gegevens of verkregen via specifieke vragenlijsten van de waterketenpartijen voor de lokale situatie. Indien afwezig worden regionale of nationale gegevens gebruikt.
scores
schaal 0 (serieus probleem) tot 10 (geen probleem)
De indicatoren
De 24 indicatoren van de City Blueprint zijn gebaseerd op de drie P’s (People, Planet en Profit) in de waterketen en grotendeels gelijk aan die in de eerste publicaties7),8),12). Enkele grote veranderingen zijn het gevolg van het gebrek aan adequate en vergelijkbare gegevens op lokaal niveau voor de kwaliteit van oppervlaktewater, grondwater en biodiversiteit. Er is gebruik gemaakt van informatie van het Europees Milieuagentschap (EEA) of andere internationale organisaties. Dit heeft twee consequenties: bij het scoren van deze omgevingskwaliteiten zijn geen lokale maar regionale/ nationale gegevens gebruikt als schatters van de lokale omgevingskwaliteit én deze gegevens leiden tot een zeer waarschijnlijk te optimistische schatting, omdat stedelijke gebieden nagenoeg altijd meer vervuild zijn dan landelijke. De Blue City Index
Bij de beoordeling van de steden is de Blue City Index (BCI) geïntroduceerd. Deze index is het rekenkundig gemiddelde van de 24 indicatoren per stad. Op deze wijze kan met één getal een indruk worden gekregen van de duurzaamheid van de stedelijke waterketen. Tabel 1 geeft een korte samenvatting van de gevolgde aanpak.
Resultaten De berekeningen zijn voor Rotterdam en Dar es Salaam opnieuw uitgevoerd op basis van de databestanden die ook voor de andere steden zijn gebruikt12). Hiermee worden de steden onderling vergelijkbaar. De City Blueprints van zes steden worden weergegeven in afbeelding 2. De steden zijn gerangschikt op basis van hun BCI. Om een gevoel te krijgen van de realiteitswaarde van het indicatorensysteem is, in navolging van de European Green City Index13), de BCI ook vergeleken met een aantal nationale indicatoren, zoals de index voor vrijwillige participatie (VPI) en het bruto nationaal product (BNP) per hoofd van de bevolking volgens het Internationale Monetaire Fonds over het jaar 201112). Ook is gekeken naar de relatie tussen de BCI en de scores voor het management en de actieplannen van steden op het gebied van de duurzaamheid van water in de stad (indicator 23 van de BCI)7),8). Omdat ook de samenhang met de bestuurlijke inbedding relevant is, is een dergelijke vergelijking tevens gemaakt met een aantal indicatoren van de Wereld Bank, waaronder de gouvernementele effectiviteit (GE). Tot slot is gekeken naar de World
36
H2O / 25/26 - 2012
kwantitatief of kwalitatief met de mogelijkheid tot beoordeling door deskundigen BCI
rekenkundig gemiddelde van de 24 indicatoren per stad
belanghebbenden
alle waterketenpartijen die vroeg in het proces dienen te worden betrokken
proces
interactief, met een coördinator per stad en een neutrale procesbegeleider en rapporteur
Tabel 1. Samenvatting van de City Blueprint benadering. Tabel 2. Indicatoren, laagste en hoogste score per indicator en best presterende steden (aangeduid met de eerste drie letters van de naam) voor elf steden.
indicator 1 watervoetafdruk
laagste score
hoogste score
3,4
8,4
best presterende steden DAR, SCH, OSL
2 waterschaarste
1,3
9,8
OSL, KIL, BOE
3 zelfvoorziening
0,5
9,3
DAR, KIL, BOE
4 oppervlaktewaterkwaliteit
4
9,5
OSL, DAR
5 grondwaterkwaliteit
3
9,8
OSL, BOE
6 drinkwatervoorziening
6
10
ATH, AMS, HAM, OSL, ROT
7 lekverliezen
5
9,6
HAM, AMS, ROT
8 waterefficiëntie
2
10
REG, AMS, ROT
9 drinkwaterverbruik
5,4
10
ROT, KIL
10 drinkwaterkwaliteit
4
10
REG, AMS, BOE
11 aansluiting op riolering
0
10
OSL, AMS
12 recycling zuiveringslib
0
10
ATH, REG, AMS, HAM, OSL, ROT
13 energie-efficiëntie
0
10
AMS, HAM
14 energieterugwinning
0
10
ATH, AMS, HAM
15 nutriëntenterugwinning
0
10
REG, HAM
16 onderhoud riolering
2
8,9
ALG, ATH
17 scheiding regen-/afvalwater
0
9,7
ATH, AMS
18 klimaatambities
2
10
HAM, ROT
19 adaptatiemaatregelen
2
10
AMS, HAM, ROT
20 klimaatrobuust bouwen
2
10
HAM
21 biodiversiteit
1
7,8
DAR
22 attractiviteit van de stad
5
10
HAM, OSL, AMS
23 management en actieplannen
2
10
HAM
0,15
10
OSL
24 publieke participatie
platform Afb. 2: De City Blueprints voor een aantal steden gerangschikt naar oplopende BCI: Kilamba Kiaxi (3,31), Dar es Salaam (4,01), Boekarest (5,18), Athene (6,26), Amsterdam (7,43) en Hamburg (7,72).
H2O / 25/26 - 2012
37
Happiness Index: het aantal Happy Life Years (HLY; hoelang en gelukkig mensen leven). Deze informatie wordt door de Erasmus Universiteit in Rotterdam beschikbaar gesteld. Voor al deze relaties zijn Pearson correlatiecoëfficiënten berekend. Uiteindelijk werd een correlatiematrix verkregen van 9 bij 9. Bijna alle correlatiecoëfficiënten lagen rond de 0,8 tot 0,912). Een aantal relevante correlatiecoëfficiënten wordt gegeven in tabel 3. Uit deze tabel blijkt dat de BCI positief is gecorreleerd met: • steden met ambitie voor de verduurzaming van de stedelijke waterketen • steden met een actieve bevolking en een hoge vrijwillige participatie • de welvaart van het land • landen met hoge gouvernementele effectiviteit • landen waarin de bevolking lang en gelukkig leeft. Correlaties zijn geen oorzakelijke verbanden maar tonen wel aan dat de BCI een index is met realiteitswaarde. Strikt genomen maken de VPI (indicator 24) en management en actieplannen (indicator 23) onderdeel uit van de BCI en zijn de datasets dus niet volledig onafhankelijk. Deze relaties zijn echter wel indicatief. Een aantal verbanden wordt ook getoond (zie afbeeldingen 3, 4, 5 en 6). Hieruit blijkt dat de hoge correlatiecoëfficiënt voor de relatie tussen de BCI en HLY deels te verklaren is uit de geclusterde verspreiding van de data. Te vaak worden mondiale uitdagingen op het gebied van water in de stad (zie afbeelding 1) niet opgepakt, omdat men wacht op nieuwe technologische doorbraken en geen gebruik maakt van bestaande kennis. Steden kunnen van elkaar leren, mits ze die kennis beschikbaar stellen en actief delen. De belangrijkste conclusie van dit onderzoek aan water in de stad is: de diversiteit waarmee steden, water- en afvalwaterbedrijven omgaan met de verduurzaming van de waterketen. Deze enorme potentie kan goed zichtbaar worden gemaakt door de huidige best practices van de steden (de hoogste scores voor de indicatoren van de City Blueprint) te combineren (zie tabel 2). Dan ontstaat een
indicator
Pearson correlatiecoëfficiënt
index voor vrijwillige participatie
0,727
bruto nationaal product
0,927
management en actieplannen
0,904
gouvernementele effectiviteit
0,927
Happy Life Years
0,950
Tabel 3. De samenhang tussen de BCI en een aantal indicatoren uitgedrukt in de Pearson correlatiecoëfficiënt.
Afb. 3: De relatie tussen welvaart en de Blue City Index.
welhaast ultieme blauwe stad (zie afbeelding 6) met een BCI van 9,7. De watervoetafdruk van een land en de kwaliteit en biodiversiteit van oppervlaktewater zijn niet eenvoudig te veranderen, maar alle andere zaken kunnen in potentie worden opgepakt. De nadruk moet liggen op wat mogelijk is.
Discussie De kracht en de beperkingen van de City Blueprint
De gepresenteerde methode is een quick scan: een eerste stap om een beter idee te krijgen van de duurzaamheid van de waterketen. Niet alle aspecten van de waterketen, zoals directe economische indicatoren, worden hierin gedekt. Ook zijn
Afb. 4: De relatie tussen gouvernementele effectiviteit en de Blue City Index.
sommige indicatoren, zoals de gemiddelde leeftijd van het rioolstelsel, een zeer grove schatting van de onderhoudssituatie. Bovendien is de City Blueprint een momentopname van een dynamische werkelijkheid. Oslo bijvoorbeeld zal in de komende jaren zijn productie van drinkwater aanzienlijk moeten opvoeren in verband met de toename van de bevolking in het leveringsgebied. Dat geldt zeker voor Dar es Salaam, waar de bevolking zal verdubbelen in de komende tien jaar. Deze aspecten zitten niet in de City Blueprint maar kunnen in de interactieve sessies met de steden wel in de eindrapportage van de stad worden opgenomen. Dit geldt ook voor de politieke context. Zo leidt de politieke en economische situatie in Athene voortdurend tot veranderingen en een totaal gebrek op planning op
Afb. 5: De relatie tussen het aantal gelukkige levensjaren en de Blue City Index.
38
H2O / 25/26 - 2012
platform de lange termijn. Deze situatie is zo onzeker dat, in tegenstelling tot de mondiale trend, de mensen de stad verlaten en vertrekken naar het buitengebied, waardoor de bevolking van Athene afneemt. Zoals al aangegeven heeft een aantal indicatoren onvermijdelijk een nationale in plaats van lokale signatuur. Dit vraagt om verdere actie en samenwerking, bijvoorbeeld met de EEA, om te bezien of meer gestandaardiseerde informatie over de milieukwaliteit in steden kan worden geleverd. Indicatoren moeten ook van een context worden voorzien. Zo hangt het hoge waterverbruik in de Algarve waarschijnlijk deels samen met de enorme instroom van toeristen, terwijl de berekening gebaseerd is op de omvang van de geregistreerde bevolking. De resultaten van de City Blueprint zijn daarom geen absolute feiten, maar betrouwbare indicaties op grond waarvan prioriteiten kunnen worden gesteld, bijvoorbeeld voor verder onderzoek. Met deze beperkingen in het achterhoofd kunnen waterketenpartijen waar nodig gerichte verbeteringen in gang te zetten. Daarbij is het te hopen dat bestaande economische, commerciële of politieke belemmeringen voor het openbaar maken van informatie, zoals die bijvoorbeeld bestaan in bedrijfsvergelijkingen (benchmarking van een aantal waterbedrijven), worden weggenomen, zodat kennis wordt
gedeeld en optimaal kan worden benut door anderen.
Hoe verder? Er is de komende jaren nog het nodige te doen op het gebied van water in de stad. Koppeling met kosten en baten
Een aantal aspecten verdient verdere aandacht. Het duurzaamheidsprofiel moet veel meer worden uitgewerkt. Hoeveel kost een maatregel wanneer een eerste indicatie is verkregen uit de City Blueprint? Dit wordt uitgewerkt in onderzoek naar de koppeling van de City Blueprint aan de maatschappelijke kosten-batenanalyse (MKBA), zoals Witteveen+Bos14) die ontwikkelde. De Blue City Award
In plannen en beleidsdocumenten van de Europese Commissie staat weinig over bijvoorbeeld de rol van de stad in de blueprint for safeguarding Europe’s water. Dit is een gemiste kans. De urgentie en de omvang van de problematiek (zie afbeelding 1) zijn ook in Europa groot. Steden moeten hieraan een belangrijke bijdrage leveren. Door een jaarlijkse prijs in te stellen voor de beste blauwe stad in Europa: de Blue City Award, is dit te stimuleren. Kennis delen
De snelste weg tot verdere verduurzaming is het delen van kennis. In plaats van te wachten op nog meer Europese beleids-
Afb. 6: Er schuilt een enorme potentie in de diversiteit van steden. Wanneer de best practices van steden actief worden gedeeld en geïmplementeerd, kan dit resulteren in een welhaast ultieme blauwe stad.
documenten zou men op een pragmatische manier de kennisuitwisseling in Europa moeten bevorderen (zie afbeelding 6). Men zou bijvoorbeeld vanuit de Europese Commissie een beperkt budget beschikbaar kunnen stellen aan steden om hun bestaande best practices te etaleren en faciliteren, zodat ze elkaar actief gaan informeren over hun successen. Daarin kan ook de Blue City Award een belangrijke stimulans zijn. LITERATUUR 1) Grimm N., S. Faeth, N. Golubiewski, C. Redman, J. Wu en X. Bax (2008). Change and the ecology of cities. Science nr. 319, pag. 756-760. 2) Doughty M. en G. Hammond (2004). Sustainability and the built environment at and beyond the city scale. Build Environment nr. 39, pag. 1223-1233. 3) United Nations (2008). World Urbanization Prospects: The 2007 Revision Population Database. 4) Van Leeuwen C. (2008). The China Environment Yearbook 2005. Book review. Environ. Sci. Pollut. Res. nr. 15, pag. 354-356. 5) United Nations Environment Programme (2007). Fourth Global Environment Outlook: Environment for Development. 6) 2030 Water Resources Group (2009). Charting our water future. Economic frameworks to inform decision-making. West Perth, USA. 7) Van Leeuwen C., J. Frijns, A. van Wezel en F. van de Ven (2011). Duurzaamheid stedelijke waterketen af te leiden uit 24 indicatoren. H2O nr. 44, pag. 35-38. 8) Van Leeuwen C., J. Frijns, A. van Wezel en F. van de Ven (2012). City Blueprints: 24 indicators to assess the sustainability of the urban water cycle. Water Resources Management nr. 26, pag. 2177-2197. 9) Van Leeuwen C. en J. Frijns (2011). City blueprints van Maastricht en Venlo. Duurzaamheidscan van de stedelijke waterketen. KWR Watercycle Research Institute. Rapport 2012.015. 10) Roorda J., H. van Berlo en R. Doedel (2012). Duurzaam op alle fronten. H2O nr. 21, pag. 14-15. 11) Van Leeuwen C. en P. Chandy (2012). The City Blueprint: Experiences with the implementation of 24 indicators to assess the sustainability of the urban water cycle. Water Science and Technology. In druk. 12) Van Leeuwen C. (2012). Baseline assessment of the sustainability of urban water cycle services (UWCS) in cities. Transitions to the urban water services of tomorrow (TRUST). KWR Watercycle Research Institute. Rapport 11.1C. 13) European Green City Index (2009). Assessing the environmental impact of Europe’s major cities. A research project conducted by the Economist Intelligence Unit. Siemens München. 14) Kirchholtes U. en E. Ruijgrok (2012). TEEB in de Stad. Handleiding bij het rekeninstrument voor de baten van natuur- en watermaatregelen. Witteveen+Bos. In opdracht van gemeenten en Rijk (ministerie van EL&I).
H2O / 25/26 - 2012
39
Marcel Siemonsma, Provincie Drenthe Mariska Overbeek, Tauw Jacob Luijendijk, Tauw
Onderzoek grondwaterbalans provincie Drenthe, ontwikkeling van ‘het blauwe goud’ In 2009 heeft het college van Gedeputeerde Staten een innovatieve grondwatervisie vastgesteld. In deze visie slaat de provincie een nieuwe weg in bij het denken over het grondwaterbeleid in Drenthe. Daarbij ligt de nadruk op de samenhang tussen grondwater en omgeving. Een duurzaam grondwatersysteem moet beter dan nu in staat zijn om de gevolgen van een veranderend klimaat op te vangen, zowel bij wateroverschot als bij langdurige watertekorten. Aan de hand van een hydrologisch onderzoek met het grondwatermodel MIPWA is vastgesteld dat de effecten van klimaatverandering bij het droge scenario W+ op lokale schaal kunnen worden gecompenseerd. Een grootschalige vergroting van de grondwatervoorraad door waterconservering op het Drents Plateau lijkt echter niet mogelijk.
V
oor de onderbouwing van de nieuwe grondwatervisie is een hydrologisch modelonderzoek uitgevoerd naar de grondwaterbalans van de provincie Drenthe. Daarbij is de effectiviteit onderzocht van maatregelen om de grondwatervoorraad op het Drents Plateau te vergroten en ook te benutten. Om concrete stappen te zetten in de ontwikkeling van het Drentse grondwaterbeleid is het essentieel om te weten hoeveel grondwater beschikbaar is en welk deel van deze voorraad kan worden benut zonder ontoelaatbare omgevingseffecten. Voor deze analyse is de waterbalans een bruikbaar hulpmiddel. Op basis van dynamische berekeningen met het hydrologische grondwatermodel MIPWA zijn alle in- en uitgaande waterstromen in de grond zowel op seizoensbasis als op jaarbasis in kaart gebracht (zie afbeelding 1). Een belangrijke post in de waterbalans is de grondwateraanvulling (neerslag minus verdamping). Daarnaast wordt het grondwater aangevuld door infiltratie van oppervlaktewater (deels door wateraanvoer van buiten de provincie). De totale aanvulling van het grondwater bedraagt 1,27 miljard kubieke meter of circa 450 millimeter per jaar. Door drainage van grondwater wordt op jaarbasis 90 procent van dit water ook weer afgevoerd
40
H2O / 25/26 - 2012
Afb. 1: De huidige waterbalans in Drenthe.
via het oppervlaktewater. Van al het water dat in omloop is gebruiken we ongeveer zes procent voor drinkwater, industrie en beregening. Circa vier procent stroomt via het grondwater af over de provinciegrens. Als gevolg van een neerslagoverschot in het winterhalfjaar en een verdampingsoverschot
in het zomerhalfjaar treedt op seizoensbasis een natuurlijke fluctuatie op in de waterbalanstermen en de grondwatervoorraad. Hierin ligt ook de oorzaak van potentiĂŤle watertekorten gedurende een deel van het jaar. Een mogelijke oplossing is het vergroten van de grondwatervoorraad in perioden
platform met een wateroverschot en benutting van deze extra voorraad in perioden met een watertekort.
Klimaatverandering Het klimaat verandert, daar zijn bijna alle deskundigen het wel over eens. Deze klimaatverandering kan gepaard gaan met meer neerslag in korte tijd maar ook met extreme warmte en langere periodes met droogte. De gevolgen van de klimaatverandering zijn nog onzeker. Door het KNMI zijn in 2006 vier klimaatscenario’s omschreven. De netto voeding van het grondwater kan op jaarbasis zowel toe- als afnemen. Vooral in het voorjaar en de zomer kan een extra watertekort aan de orde zijn. Hierdoor kan een forse extra verlaging van de grondwaterstand optreden. In afbeelding 2 is het effect van het meest extreme klimaatscenario W+ op de zomergrondwaterstand weergegeven. Als gevolg van de klimaatverandering daalt de grondwaterstand plaatselijk tot één meter. Wanneer daarbij de wateraanvoer uit het IJsselmeer bij extreme droogte moet worden gestopt, is deze verlaging nog groter. Bij het minst extreme klimaatscenario G is het effect op de grondwaterstand beperkt en treedt lokaal zelfs een netto verhoging op. De extra grondwaterstandsverlaging betekent een afname van de beschikbare grondwatervoorraad in het groeiseizoen en heeft daardoor ongewenste effecten op de grondwaterafhankelijke functies (landbouw, natuur, stedelijk gebied en grondwaterwinning).
Vergroten grondwatervoorraad Het vergroten van de grondwatervoorraad voor een klimaatrobuust watersysteem is een centraal thema in de innovatieve grondwatervisie. Hoe bereiken we dat? Allereerst door minder water af te voeren in perioden met een wateroverschot, ten tweede door de grondwatervoeding met neerslagwater te vergroten. Beide ingrepen liggen deels in elkaars verlengde.
Afb. 2: Effect van klimaatscenario W+ op de grondwaterstand in de zomer.
De hogere grondwaterstand op het Drents Plateau aan het begin van het groeiseizoen (bij een gemiddelde voorjaarsgrondwaterstand) betekent een extra grondwatervoorraad van circa 30 miljoen kubieke meter worden gerealiseerd. Deze extra voorraad heeft invloed op de (grond)waterstromen binnen de provincie. Zowel de drainage naar het oppervlaktewater als de infiltratie vanuit het oppervlaktewater nemen belangrijk af. Verder neemt de gewasverdamping toe, waarmee een deel van de extra grondwatervoorraad al wordt benut door landbouw en natuur. De extra grondwaterstroming over de randen van het Drents Plateau kan mogelijk worden benut door een (gespreide) grond-
wateronttrekking of voor kwelafhankelijke natuur buiten het plateau. De verandering van de grondwaterstroming wordt zichtbaar in de waterbalans (zie afbeelding 4). De maatregelen resulteren in een vermindering van de afvoer met 25 miljoen kubieke meter per jaar. Dit water komt echter niet geheel ten goede aan het grondwatersysteem. Door de hogere grondwaterstanden neemt de actuele verdamping toe met zeven miljoen kubieke meter per jaar en neemt de infiltratie uit het oppervlaktewater af met eveneens zeven miljoen kubieke meter per jaar. De netto extra voeding bedraagt elf miljoen
Afb. 3: Effect van het maatregelenpakket op de grondwaterstand in het voorjaar.
In de waterbalansstudie is onderzocht wat de maximaal haalbare toename van de grondwatervoorraad zou kunnen zijn uitgaande van de volgende maatregelen op het Drents Plateau: • het verhogen van de beekpeilen (door herinrichting); • het vasthouden van water door dempen van sloten en opheffen drainage (in natuurgebieden); • omvormen van naaldbos naar loofbos (minder interceptie/verdamping); • afkoppeling stedelijk verhard oppervlak en infiltratie neerslagwater. Door de combinatie van deze maatregelen wordt de gemiddelde voorjaarsgrondwaterstand op het Drents Plateau 10 tot 50 cm hoger, lokaal meer dan 50 cm in de beekdalen (zie afbeelding 3). Het effect op de zomergrond-waterstand is alleen in het stroomgebied van de Drentse Aa groter dan 20 cm. Er is vrijwel geen uitstraling van effecten naar gebieden buiten het Drents Plateau. H2O / 25/26 - 2012
41
Afb. 4: Effect van het maatregelenpakket op de waterbalans (in miljoenen kubieke meters per jaar).
kubieke meter per jaar. Hiervan kwelt negen miljoen kubieke meter op in de omliggende beekdalen en stroomt twee miljoen kubieke meter via het grondwater af over de provinciegrens. Bij klimaatscenario W+ neemt de grondwatervoorraad aan het begin van het groeiseizoen met 14 miljoen kubieke meter af door daling van de grondwaterstand. Bij uitvoering van het maatregelenscenario neemt de grondwatervoorraad in het voorjaar met circa 30 miljoen kubieke meter toe. De afname van de totale grondwatervoorraad in Drenthe als gevolg van klimaatverandering kan dus met de beschouwde maatregelen worden gecompenseerd.
Benutting extra grondwatervoorraad Door het uitvoeren van de genoemde maatregelen kan op het Drents Plateau aan het begin van het groeiseizoen (bij een gemiddelde voorjaarsgrondwaterstand) een extra grondwatervoorraad van circa 30 miljoen kubieke meter worden gerealiseerd. Dit betekent echter niet dat de volledige extra grondwatervoorraad ook jaarlijks beschikbaar is voor de verschillende functies. In dat geval zou het watersysteem namelijk snel terugkeren naar zijn oorspronkelijke toestand en is opnieuw tijd nodig om de extra voorraad op te bouwen. Voor een klimaatrobuust watersysteem moet het nieuwe evenwicht worden gehandhaafd waarin seizoensfluctuaties (nat/droog) beter kunnen worden opgevangen. Uit het onderzoek blijkt dat als alle maatregelen worden genomen de effecten van klimaatverandering grotendeels kunnen worden gecompenseerd. Hierbij past de kanttekening dat in deze studie de negatieve effecten van hogere peilen in het voorjaar niet in de beschouwing zijn meegenomen
42
H2O / 25/26 - 2012
(natschade). In de praktijk betekent dit dat de maatregelen plaatselijk succesvol zijn, maar niet integraal op het Drents Plateau kunnen worden uitgevoerd. Een ander aandachtspunt betreft de ruimtelijke verdeling van de effecten en de grondwatervoorraad over de provincie. De grondwaterstandverhoging en de extra grondwatervoorraad concentreren zich op het Drents Plateau. Uit de waterbalans blijkt dat deze grondwatervoorraad maar beperkt via grondwaterstroming beschikbaar is buiten het Drents Plateau.
Stand van zaken Het beleid uit de innovatieve grondwatervisie is opgenomen in de Omgevingsvisie (2010). De langetermijnvisie voor het grondwater wordt nu uitgewerkt tot concrete beleidsvoornemens voor de komende periode. Daarbij wordt onder meer gebruik gemaakt van de in dit artikel gepresenteerde onderzoeksresultaten over de waterbalans van Drenthe, de effecten van klimaatverandering en de mogelijkheden om de Drentse grondwatervoorraad te vergroten.
Hoe verder Uit een ambtelijke bijeenkomst zijn de volgende aanbevelingen naar voren gekomen. Het aanvullen van de grondwatervoorraad levert vooral lokaal extra mogelijkheden op voor zowel de landbouw als de natuur (meer water beschikbaar voor de gewassen). Dit wordt belangrijk als we kijken naar de mogelijke effecten van de meest extreme klimaatscenario’s. Voor de landbouw moeten we daarbij vooral inzetten op een meer duurzame bodem. Een betere bodem verhoogt de beschikbaarheid van water (goed voor de productie) en heeft ook een positief effect voor de waterkwaliteit. Dit sluit goed aan bij bestaande initiatieven als ‘Duurzaam boer blijven’ in Drenthe. Ook
kan meer gebruik worden gemaakt van beregening uit grondwater. Vooral in de grootschalige landbouwgebieden (bijvoorbeeld de veenkoloniën) biedt dit perspectief. Vasthouden van water biedt perspectief in de natuurgebieden. Ook hier ligt een belangrijke relatie met de klimaatscenario’s. Drenthe is nu al succesvol bij het koppelen van de wateropgave voor ‘Waterbeheer 21e eeuw’ (waterveiligheid) en de Kaderrichtlijn Water (waterkwaliteit) aan de opgaven voor natuur. Het is interessant om te bekijken of het opgeslagen water in de natuurgebieden voor medegebruik beschikbaar is bij droogte, bijvoorbeeld voor de landbouw. Voor de bestaande grondwateronttrekkingen voor de drinkwatervoorziening is vooral de kwaliteit van het grondwater belangrijk. Natuur zorgt voor een van nature goede kwaliteit grondwater wat infiltreert, maar ook vanuit de landbouwgebieden kan met duurzaam beheer een goede kwaliteit worden gerealiseerd. Samen met de gemeenten moeten de mogelijkheden voor het benutten van grondwater in stedelijk gebied worden uitgewerkt. Hierbij ligt een koppeling met gebiedsgericht grondwaterbeheer voor de hand, waarbij de provincie Drenthe insteekt op een meervoudig gebruik van grondwater (principe van cascadering). De provincie Drenthe benut bovenstaande aanbevelingen om begin volgend jaar een concept grondwaternota uit te werken. LITERATUUR 1) Luijendijk J., M. Overbeek, M. Steenvoorden en M. Peet (2011). Onderzoek grondwaterbalans Provincie Drenthe. Tauw. Rapport R0014768956JLY-mfv-V02-NL.
platform
Thomas ter Laak, KWR Watercycle Research Institute Cindy de Jongh, KWR Watercycle Research Institute Monique van der Aa, RIVM
risico-evaluatie van geneesmiddelen en hun omzettingsproducten in drinkwater Sommige omzettingsproducten van geneesmiddelen hebben dezelfde werkzaamheid als hun moederstof. Uit onderzoek blijkt dat omzettingsproducten van geneesmiddelen in vergelijkbare concentraties voorkomen in de waterketen. Daarom is het belangrijk dat men deze stoffen ook meet in het onderzoek naar geneesmiddelen in de waterketen en ze betrekt in de risicoanalyse. De gevonden stoffen worden grotendeels verwijderd in het drinkwaterproductieproces. De gezondheidskundige relevantie is beoordeeld door bij de risicobeoordeling groepen geneesmiddelen en hun omzettingsproducten met hetzelfde werkingsmechanisme te sommeren. De aangetroffen concentraties in oppervlaktewater, ruw water en drinkwater bleven allen ver onder de gezondheidskundige (groeps)grenswaarden voor drinkwater.
S
inds midden jaren ‘90 is veel onderzoek verricht naar het voorkomen van geneesmiddelen in afvalwater, oppervlaktewater, grondwater en drinkwater1). Concentratieniveaus in afvalwater zijn vaak in de orde van microgrammen per liter, terwijl concentraties in oppervlaktewater en grondwater lager zijn. Sporadisch worden zelfs sporen van geneesmiddelen in drinkwater aangetroffen 2),3). Wanneer de concentraties in oppervlaktewater en drinkwater worden vergeleken met voorlopige gezondheidskundige grenswaarden, blijken deze echter zĂł laag dat geen effecten op de gezondheid van de mens worden verwacht2),4),5). Deze risicobeoordelingen zijn echter gebaseerd op individuele stoffen en houden geen rekening met mengsels van farmacologisch vergelijkbare middelen en hun potentieel actieve omzettingsproducten. Geneesmiddelen kunnen in het lichaam, in de afvalwaterzuivering en in het milieu worden omgezet in andere stoffen met vergelijkbare chemische structuren (zie kader). Deze omzettingsproducten worden in de waterketen nog nauwelijks bestudeerd. Ook kunnen bepaalde groepen genees-
middelen, die zijn ontwikkeld voor een specifieke aandoening, een vergelijkbare chemische structuur en/of een vergelijkbaar farmacologisch werkingsmechanisme hebben. Naar het mogelijk optreden van mengseleffecten (stapeling van toxicologische effecten) bij inname van deze stoffen
in lage concentraties via drinkwater is nog weinig gekeken. Binnen het bedrijfstakonderzoek onderzocht KWR Watercycle Research Institute een serie relevante geneesmiddelen en hun omzettingsproducten in oppervlaktewater, ruw water en drinkwater. Tevens is de
Afb. 1: Omzetting van carbamazepine tot de metaboliet carbamazepine-10,11-epoxide.
Voordat geneesmiddelen het lichaam verlaten, worden deze deels gemetaboliseerd tot omzettingsproducten. Meestal zijn deze niet meer farmacologisch actief, maar in sommige gevallen zijn ze juist actiever dan de moederstof. Het omzettingsproduct van het opiaat tramadol heeft bijvoorbeeld een vier maal zo sterke werking als de moederstof. Een ander voorbeeld is de omzetting van het anti-epilepticum carbamazepine naar de epoxidevorm (zie afbeelding 1) met een vergelijkbare werking. Naast omzetting in het lichaam kunnen ook in het milieu omzettingsprocessen plaatsvinden.
H2O / 25/26 - 2012
43
Afb. 2: Aantal aangetoonde stoffen boven de rapportagegrens per watertype. Het aantal monsters is tussen haakjes weergegeven.
gezondheidskundige relevantie beoordeeld, waarbij rekening werd gehouden met de aangetoonde groepen verwante geneesmiddelen en hun omzettingsproducten. Er is gebruik gemaakt van dezelfde monsters als in het onderzoek naar drugs en kalmeringsmiddelen in drinkwater6).
Opzet van het onderzoek Geneesmiddelen en hun omzettingsproducten zijn bestudeerd in oppervlaktewatermonsters, voorbehandeld oppervlaktewater, oeverfiltraat dat wordt gebruikt om drinkwater te produceren (ruw water) en het corresponderende drinkwater6),7). Na vaste fase-extractie zijn de monsters met behulp van vloeistofchromatografie en detectie met hoge resolutie massaspectrometrie8) onderzocht op de aanwezigheid van een selectie van 17 veel voorkomende geneesmiddelen en negen bekende omzettingsproducten. De detectiegrens van deze stoffen was 0,01 µg/l of lager. De concentraties van de geselecteerde stoffen zijn in de verschillende watertypen vergeleken. Ook zijn de verhoudingen tussen geneesmiddelen en hun omzettingsproducten bestudeerd. Ten slotte is gekeken naar de gezondheidskundige betekenis van de aangetroffen geneesmiddelen en hun omzettingsproducten. Hierbij is per stof een indicatieve gezondheidskundige grenswaarde voor drinkwater afgeleid op basis van gegevens over een toelaatbare dagelijkse inname of op basis van toxicologische dierstudies. Vervolgens zijn de stoffen naar werkingsmechanisme ingedeeld en is per groep een grenswaarde afgeleid. De gezondheidskundige relevantie is beoordeeld door de indicatieve (groep)grenswaarde te vergelijken met de gemeten (som)concentraties in water, uitgedrukt in een quotiënt. Groepen met een quotiënt van 1 of hoger in drinkwater kunnen mogelijk risico’s opleveren voor de humane gezondheid. Voor groepen met een quotiënt van 0,1 of hoger
44
H2O / 25/26 - 2012
Afb. 3: De concentratieverhouding tussen omzettingproduct en moederstof (O-desmethyltramadol versus tramadol, O-desmethylvenlafaxine versus venlafaxine, carbamazepine-10,11-epoxide versus carbamazepine in oppervlaktewater). Het aantal observaties in oppervlaktewater en voorbehandeld oppervlaktewater is tussen haakjes weergegeven.
is meer onderzoek naar hun effect wenselijk. Groepen met een lager quotiënt kunnen worden beschouwd als niet-zorgwekkend voor de humane gezondheid.
Resultaten en discussie Van de 17 geselecteerde geneesmiddelen zijn er twaalf aangetroffen in verschillende watertypen. Dit zijn de pijnstillers fenazon, dimethylaminofenazon, propyfenazon en tramadol, het antibioticum clindamycine, de anti-epileptica carbamazepine en oxcarbazepine, de bètablokkers atenolol, metoprolol en sotalol, het antidepressivum venlafaxine en de cholesterolverlager bezafibraat. Van de negen onderzochte omzettingsproducten zijn zeven stoffen aangetroffen. Dit zijn omzettingsproducten van fenazonachtige pijnstillers (1-acetyl-1-methyl-2-fenylhydrazide (AMPH), 4-acetylaminoantipyrine (AAA), 4-formylaminoantipyrine (FAA)), carbamazepine-10,11-epoxide (omzettingsproduct van carbamazepine), O-desmethyltramadol (omzettingsproduct van tramadol), erythromicine-H2O (omzettingsproduct van erythromicine) en O-desmethylvenlafaxine (omzettingsproduct van venlafaxine). De maximale concentraties van deze geneesmiddelen en omzettingsproducten in alle monsters varieerden van 0,008 µg/l voor oxcarbazepine tot 0,258 µg/l voor fenazon. Afbeelding 2 geeft het aantal aangetroffen stoffen boven de rapportagegrens per watertype weer. Dit aantal en de concentraties waren doorgaans het hoogst in oppervlaktewater, gevolgd door ruw water, voorbehandeld oppervlaktewater en oeverfitraat. In drinkwater werden nauwelijks geneesmiddelen aangetroffen; alleen in het geproduceerde drinkwater van oeverfiltraat spoortjes fenazon en een omzettingsproduct van fenazonachtige geneesmiddelen. De voorbehandelingsmethoden voor drinkwater (zoals snelle zandfiltratie, duinpassage en opslag in spaarbekkens, de
passage van de rivieroever en verschillende oxidatie-, sorptie- en filtratietechnieken) blijken over het algemeen tot een aanzienlijke afname te leiden of zelfs tot totale verwijdering van de geneesmiddelen en omzettingsproducten. De concentraties van fenazon en het omzettingsproduct AMPH bleken in het oeverfiltraat significant (respectievelijk 4 tot 15 maal en 3 tot 6 maal) hoger dan in het oppervlaktewater, terwijl de consumptie van fenazonachtige geneesmiddelen9) juist afnam. Doordat de passage van water in rivieroevers gepaard gaat met variabele verblijftijden van maanden tot vele jaren en retentie van stoffen in de bodem kan optreden, bestaat het vermoeden dat deze hogere concentraties een gevolg zijn van de hogere consumptie en concentraties in het oppervlaktewater enkele decennia geleden. Waarschijnlijk is hier sprake van een na-ijleffect en zullen de concentraties dus op termijn afnemen. Dit betekent ook dat stoffen die pas sinds kort in het water zitten, in de toekomst in het oeverfiltraat terecht kunnen komen. Geneesmiddelen en omzettingsproducten
De concentraties van de moederstoffen en de omzettingsproducten zijn in dezelfde ordegrootte (zie afbeelding 3). Bovendien zijn deze gevonden omzettingsproducten farmacologisch actief, waarbij de werkzaamheid van het omzettingsproduct desmethyltramadol zelfs vier keer zo groot is als die van de moederstof10). Het is dus relevant om naast geneesmiddelen ook omzettingsproducten in de watercyclus te bestuderen. De verhouding tussen moederstof en omzettingsproduct voor fenazonachtige geneesmiddelen is hier buiten beschouwing gelaten, omdat deze omzettingsproducten kunnen ontstaan uit meerdere fenazonachtige geneesmiddelen, die niet allemaal zijn opgenomen in het analysepakket. Afbeelding 3 laat tevens zien dat de spreiding in de verhouding tussen de
platform moederstoffen en de omzettingsproducten gering is in watermonsters. Voor O-desmethylvenlafaxine is de concentratie bijvoorbeeld altijd tussen de 127 en 207 procent van venlafaxine. Dit betekent dat op basis van de concentratie van een moederstof met voldoende kennis van deze verhouding voor een bepaald watertype de concentratie van een omzettingsproduct kan worden geschat. Risicobeoordeling
De concentraties van de aangetroffen stoffen in oppervlaktewater, ruw water en drinkwater liggen ver beneden de signaleringswaarde van één microgram per liter, die is vastgesteld in het Drinkwaterbesluit voor organische verontreinigingen van antropogene oorsprong. In het Donau-, Maas- en Rijn-memorandum11) wordt echter een signaleringswaarde van 0,1 microgram per liter gehanteerd voor bioactieve stoffen, zoals geneesmiddelen. Van de onderzochte stoffen zijn alleen fenazonachtige stoffen aangetroffen in drinkwater. De afgeleide gezondheidskundige grenswaarde ligt ruim een factor 500 hoger dan de aangetroffen maximale concentraties in drinkwater (zie tabel). Dit betekent dat de aanwezigheid van deze stoffen geen aanleiding geeft tot zorg over de humane gezondheid. Ook de concentraties van de aangetroffen groepen geneesmiddelen en omzettingsproducten in oppervlaktewater en ruw water blijven ver onder de gezondheidskundige (groeps)grenswaarde. Het RIVM kwam tot dezelfde conclusie voor drugs en kalmeringsmiddelen in drinkwater. Ook in dit onderzoek - waarbij dezelfde monsters zijn gebruikt werd voor stoffen die tot dezelfde chemische groep behoren en waarvan het werkingsmechanisme vergelijkbaar is, een gezondheidskundige grenswaarde afgeleid voor de groep6). Toenemend geneesmiddelengebruik (door onder andere de vergrijzing)
en lagere rivierafvoeren (door klimaatverandering) kunnen leiden tot aanzienlijk hogere concentraties van geneesmiddelen in oppervlaktewater. Dit betekent dat het meten en beoordelen van geneesmiddelen en hun afbraakproducten in (bronnen van) drinkwater relevant blijft.
in toepasbare regelgeving is echter niet eenvoudig en vraagt nog aanzienlijke inspanningen. Zo zijn deze uitgebreide analyses kostbaar, is deels onbekend welke stoffen moeten worden geanalyseerd en zijn geen methoden beschikbaar om al deze stoffen te analyseren.
Discussie
Zoals in ieder monitoringsonderzoek is in deze studie een selectie van stoffen gemeten. Het is praktisch onmogelijk om het gehele complexe mengsel van microverontreinigingen in het water in detail te bepalen. Nader onderzoek naar verhoudingen tussen moederstoffen, metabolieten, andere omzettingsproducten of zelfs geneesmiddelen onderling kunnen zogenoemde ‘gidsstoffen’ opleveren. Op deze manier kunnen chemisch analytische data optimaal worden gebruikt.
Deze studie laat zien dat naast geneesmiddelen ook hun omzettingsproducten in vergelijkbare concentraties voorkomen in de waterketen. Om die reden is het relevant naast geneesmiddelen ook hun omzettingsproducten te meten en te evalueren. De gevonden stoffen worden grotendeels of geheel verwijderd in het drinkwaterproductieproces. Een nieuw aspect is dat deze analyse rekening houdt met stapeling van toxicologische effecten van stoffen (additieve effecten) door het opstellen van gezondheidskundige grenswaarden voor groepen stoffen met eenzelfde werkingsmechanisme. Deze benadering is een aanvulling op de huidige risicobeoordeling die plaatsvindt op basis van individuele stoffen. Hierbij wordt weliswaar door middel van een veiligheidsfactor rekening gehouden met onzekerheden rondom toxiciteit, maar niet expliciet met mogelijke cumulatieve effecten van meerdere stoffen tegelijk. Bij wetenschappers en beleidsmakers bestaat momenteel echter veel aandacht voor de beoordeling van deze cumulatieve effecten. De gevolgde benadering wordt onder meer voorgesteld door Kortenkamp et al12), die in opdracht van de Europese Commissie de wetenschappelijke kennis en regelgeving over het omgaan met mengseltoxiciteit in beeld hebben gebracht. Zij stellen vast dat op dit moment voldoende kennis is om de risico’s voor de mens en het milieu ten gevolge van de gecombineerde blootstelling aan meerdere stoffen te beoordelen. Het vertalen van deze wetenschappelijke kennis
Overzicht van geëvalueerde stoffen in oppervlaktewater, het ruwe water en drinkwater, de indicatieve (groeps)grenswaarde voor drinkwater, de somconcentratie en het berekende quotiënt van somconcentratie en indicatieve (groeps)grenswaarde. Voor elke stof(groep) zijn de hoogste waarden van de watermonsters weergegeven.
grenswaarde (µg/L)
somconcentratie oppervlaktewater (µg/l)
quotiënt oppervlaktewater
somconcentratie ruw water (µg/l)
quotiënt ruw water
somconcentratie drinkwater (µg/l)
quotiënt drinkwater
groep
carbamazepine + carbamazepine-10,11epoxide + oxcarbazepine
56
0,164
0,003
0,064
0,001
-
-
fenazon + propyfenazon + dimethylaminofenazon + AMPH + AAA + FAA
35
0,431
0,01
0,537
0,02
0,054
0,002
tramadol + O-desmethyltramadol
6
0,185
0,03
0,053
0,009
-
venlafaxine + O-desmethylvenlafaxine
19
0,171
0,01
0,013
0,0007
atenolol + metoprolol + sotalol
25
0,232
0,009
0,016
0,0006
-
LITERATUUR 1) Monteiro S. en A. Boxall (2010). Occurence and fate of human pharmaceuticals in the environment. Rev. Environmental Contamination Toxicology, pag. 53-154. 2) Versteegh J., N. van der Aa en E. Dijkman (2007). Geneesmiddelen in drinkwater en drinkwaterbronnen. Resultaten van het meetprogramma 2005/2006. RIVM. 3) Benotti M., R. Trenholm, B. Vanderford, J. Holady, B. Stanford en S. Snyder (2009). Pharmaceuticals and endocrine disrupting compounds in U.S. drinking water. Environmental Science & Technology nr. 43, pag. 597-603. 4) Bruce G., R. Pleus en S. Snyder (2010). Toxicological relevance of pharmaceuticals in drinking water. Environmental Science and Technology nr. 44, pag. 5619-5626. 5) Schriks M., M. Heringa, V. Kooi, P. de Voogt en A. van Wezel (2010). Toxicological relevance of emerging contaminants for drinking water quality. Water Research nr. 44, pag. 461-476. 6) Van der Aa M., E. Dijkman, B. van de Ven, A. Versteegh, E. Emke, R. Helmus, P. de Voogt, R. Bijlsma en F. Hernández (2011). Drugs en kalmeringsmiddelen in het oppervlaktewater. H2O nr. 14/15, pag. 4-6. 7) De Jongh C., P. Kooij, P. de Voogt en T. ter Laak (2012). Screening and human health risk assessment of pharmaceuticals and their transformation products in Dutch surface waters and drinking water. Sci. Total. Environ. nr. 427-428, pag. 70-77. 8) Puijker L., T. van Leerdam en A. van Wezel (2008). Chemische screening van grondwater voor drinkwaterbereiding. H2O nr. 18, pag. 43-46. 9) Reddersen K., T. Heberer en U. Dunnbier (2002). Identification and significance of phenazone drugs and their metabolites in ground- and drinking water. Chemosphere nr. 49, pag. 539-544. 10) National Library of Medicine (2011). DailyMed Current Medication Information. 11) Wirtz F. (2009). Danube, Meuse and Rhine Memorandum 2008. Environmental Science and Pollution Research International 16, S112-115. 12) Kortenkamp A., T. Backhaus en M. Faust (2009). State of the art report on mixture toxicity, a critical appraisal of published scientific literature, part 1. The School of Pharmacy, University of London, pag. 166.
-
H2O / 25/26 - 2012
45
Theo Claassen, Wetterskip Fryslân Mark Koopmans, Altenburg & Wymenga ecologisch onderzoek
Vissen in het zuiveringsmoeras aqualân Grou Effluenten van rioolwaterzuiveringsinstallaties vormen nog steeds een belangrijke bron van nutriënten voor het oppervlaktewater. Verdergaande zuivering lijkt dan ook nodig om de doelen van de Kaderrichtlijn Water voor de betreffende waterlichamen te halen. Eén van de manieren om dat te doen is met naschakeling van een zuiveringsmoeras. Nederland telt inmiddels twaalf van dergelijke moerassystemen, volgens het Waterharmonica-principe aangelegd, terwijl 20 plannen in voorbereiding zijn1). Deze Waterharmonica’s maken van het effluent weer ‘natuurlijk’ water en vergen nauwelijks fossiele brandstof2). Zij zijn landschappelijk goed inpasbaar en vervullen vaak één of meer nevenfuncties voor bijvoorbeeld tijdelijke waterberging, recreatief medegebruik of natuurontwikkeling. De meeste zijn vrij toegankelijk. In Grou is een paaibiotoop voor vis de belangrijkste ‘nevenfunctie’.
Bij de aanleg van Aqualân is de boezemkade ter plekke verlegd, zodat hier een paaibiotoop voor vis kon worden aangelegd. De steenstort voor de bescherming van de oude kade is blijven liggen; daarin zijn twee openingen gemaakt (tussen het paaibiotoop en de Kromme Grouw). In het paaibiotoop liggen drie kleine eilandjes. De oevers langs de nieuwe kaderand zijn in 2006 ingeplant met rietstekken. Nu wordt die intussen goed ontwikkelde oevervegetatie ‘s winters gemaaid om verruiging tegen te gaan. Systeemgegevens van de paaivijver zijn opgenomen in tabel 1.
6000 Aantal Tiendoor nige stekelbaars
I
n 2006 werd bij de rwzi Grou de Waterharmonica Aqualân aangelegd. Dit systeem bestaat uit drie in serie geschakelde watervlooienvijvers en vier parallel liggende rietsloten, verbonden door een tussenliggende verdeelsloot. Na passage van de rietsloten wordt het nabehandelde effluent uit de opvangsloot verpompt naar het paaibiotoop3), waarbij dat effluent inmiddels kenmerken van een normaal functionerend oppervlaktewater bezit4). Het paaibiotoop staat in open verbinding met de Kromme Grouw, onderdeel van de Friese boezem.
5000
1
0
watervlooienvijvers 806 verdeelsloot 0
71 2163 884
4000
3 3497 76
3000 2000 1000 0 2008
2009
2010
2011
2012
Afb. 1: Het totale aantal weggevangen en verwijderde tiendoornige stekelbaarzen per jaar.
Monitoring De monitoring van het zuiveringsmoeras begon medio 2006 met metingen van fysisch-chemische parameters, fytoplankton, zoöplankton en waterplanten. Begin 2012 verscheen een uitgebreide rapportage over het reilen en zeilen van Aqualân4). Hieruit bleek onder meer dat de verblijftijd van het effluent in de vijvers en rietsloten
kleiner was dan ontworpen, dat fosfaat en stikstof nog voor ruim 25 procent worden verwijderd en E. coli voor 99 procent. Verder neemt het zuurstofgehalte toe met 400 procent. Pieken in effluentlozingen worden in het systeem sterk afgevlakt en er ontstaat ‘leven’ in het moerassysteem. Hoewel de huidige afmetingen van de vlooienvijvers en rietsloten kleiner zijn dan volgens het
Tabel 1. Gegevens van het paaibiotoop naar ontwerp en gemeten in 20104). Begin 2012 is de hydraulische belasting verlaagd naar 20 cm per dag.
paaivijver
46
diepte (m)
oppervlak (m2)
inhoud (m3)
debiet (m3/dag)
belasting (m/dag)
verblijftijd (dag)
ontwerp 2006
variërend 0,3 - 1,1
2.200
1.100
1.000
0,45
1,1
situatie 2010
gemiddeld 0,5
2.575
1.288
1.200
0,50
1,1
H2O / 25/26 - 2012
platform ontwerp (en daarmee de verblijftijd van het effluent korter), is dat niet het geval voor het paaibiotoop (zie tabel 1). Tot 2012 bedroeg de hydraulische belasting van paaibiotoop in Aqualân 50 kubieke meter per uur ofwel 1.200 kubieke meter per dag (bijna 25 procent van het effluent). Vanaf begin 2012 is deze belasting verlaagd naar 20 kubieke meter per uur. Vanaf 2008 is het voorkomen van vis in Aqualân Grou jaarlijks vastgelegd6), zowel in de vlooienvijvers als in het paaibiotoop. De vlooienvijvers zouden in beginsel vrij moeten zijn van vis; het paaibiotoop zou juist veel (paaiende) vis moeten bevatten. Al in 2008 bleek de tiendoornige stekelbaars in de vlooienvijvers voor te komen. In 2009, 2010, 2011 en 2012 zijn de vijvers daarom extra bevist om deze visjes daar te verwijderen. De hier aanwezige tiendoornige stekelbaars foerageert immers op de watervlooien, welke juist een belangrijke rol moeten spelen bij het zuiveringsproces.
Visstandontwikkeling 2008-2012 Watervlooienvijvers
Mede omdat de watervlooien - die voor een belangrijk deel verantwoordelijk zijn voor de zuivering - zich slecht ontwikkelden en er soms kleine visjes werden gezien, is vanaf 2008 jaarlijks de visstand in de watervlooienvijvers Aqualân gemonitord6). In deze vijvers en in de verdeelsloot tussen de vijvers en de rietsloten werden grote aantallen tiendoornige stekelbaarsjes aangetroffen. Afbeelding 1 bevat de aantallen aangetroffen en verwijderde tiendoornige stekelbaarsjes in de jaren 2008 t/m 2012. Pogingen om die populatie te minimaliseren (door enkele malen per jaar die visjes weg te vangen), bleken onvoldoende effectief en hebben er niet toe geleid
350 300 250 200
98 288 256 325 136
52 58 72 74 32 N
% broed
150 100 50 0 2008
2009
2010
2011
2012
Afb. 2: Aantallen gevangen vissen (N) en het percentage broed per jaar in het paaibiotoop.
dat de aantallen van de tiendoornige stekelbaars minimaliseerden. In 2011 werd zelfs een enorme toename van het aantal weggevangen exemplaren geconstateerd. Om de tiendoornige stekelbaars in toom te houden, zijn dit voorjaar bij wijze van experiment zeven snoekjes in de watervlooienvijvers losgelaten. Hoewel de aantallen stekelbaarsjes dit jaar sterk afnamen, is het onduidelijk of dit door de uitgezette snoeken is veroorzaakt. Er zijn in de vlooienvijvers, verdeelsloot, rietsloten en uitlaatsloot na de rietvelden nooit andere vissen dan tiendoornige stekelbaarsjes aangetroffen. Het voor Texel ontwikkelde idee van ‘kwekelbaarsjes’5) zou in Grou succesvol uitpakken. Paaibiotoop
In de periode 2008-2012 zijn in totaal 16 vissoorten in het paaibiotoop gevangen. Het paaibiotoop fungeert voor 13 van deze vissoorten, waaronder snoek en bittervoorn, als opgroeigebied. Er zijn opvallende verschillen tussen de jaarlijkse bemonste-
ringen. In september 2009, augustus 2010 en september 2011 zijn twee tot drie keer meer vissen aangetroffen dan tijdens de eerste bemonstering van 2008 (zie afbeelding 2). Dit jaar werd een sterke afname van het aantal vissen geconstateerd. Vooral baars en blankvoorn kennen een explosieve toename, maar ook riviergrondel, kolblei en bittervoorn zijn in 2011 in grotere aantallen aanwezig. Het paaibiotoop fungeerde tot 2012 steeds beter; tussen 2008 en 2011 is het aantal gevangen jonge vissen (broed) toegenomen (zie tabel 2). Opvallend is daarom de terugval dit jaar van het aantal exemplaren en broed. Een mogelijke verklaring hiervoor is de bereikbaarheid van het paaibiotoop. De afgelopen jaren is de oevervegetatie sterk uitgebreid, waardoor het paaibiotoop meer afgesloten is geraakt van de boezem en waardoor geen of minder uitwisseling plaatsvindt. Een andere mogelijke verklaring hangt samen met het verkleinde debiet en daardoor de langere verblijftijd.
H2O / 25/26 - 2012
47
2008
2009
2010
2011
2012
n
n broed
% broed
n
n broed
% broed
n
n broed
% broed
n
n broed
% broed
n
n broed
% broed
baars
9
2
22
102
83
81
112
85
76
126
102
81
32
18
56
blankvoorn
54
36
67
75
42
56
41
22
54
116
66
57
73
4
5
bittervoorn
-
-
-
14
2
14
7
2
29
18
18
100
1
1
100
brasem
2
-
0
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
driedoornige stekelbaars giebel
1
1
100
1
1
100
-
-
-
1
1
100
-
-
-
2
2
100
-
-
-
-
-
-
1
1
100
-
-
-
kleine modderkruiper
4
-
0
10
-
0
1
-
0
-
-
-
5
0
0
kolblei
2
1
50
13
11
85
5
5
100
47
47
100
7
7
100
paling
2
-
0
4
-
0
1
-
0
-
-
-
-
-
pos
1
1
100
4
1
25
13
10
77
0
-
-
-
-
-
riviergrondel
6
2
33
46
20
43
44
39
87
1
1
100
-
-
-
ruisvoorn
6
-
0
3
3
100
24
21
88
6
1
17
3
1
33
snoek
3
3
100
2
-
0
6
1
17
6
3
50
8
8
100
tiendoornige stekelbaars vetje
1
1
100
1
1
100
-
-
-
0
-
-
1
1
100
-
-
-
1
1
100
-
-
-
-
-
-
2
2
100
zeelt
5
2
40
4
4
100
2
1
50
3
2
67
4
2
50
totaal
98
51
52
288
166
58
256
184
72
325
242
74
136
44
32
aantal soorten/ aantal soorten broed
14
10
14
11
11
9
10
10
10
9
Tabel 2. Overzicht van de gevangen aantallen vissen en daarvan het percentage broed in het paaibiotoop (juli 2008, september 2009, augustus 2010, september 2011, september 2012). De 0-waarden in de n-kolom van 2011 betreffen soorten die wel zijn aangetroffen in april 2011, maar niet in september 2011.
Tijdens de bemonsteringen van 2008-2010 zijn weinig tot geen jonge snoeken aangetroffen in het paaibiotoop. In september 2011 zijn zes snoeken aangetroffen waarvan drie jonger dan één jaar (binnen de lengte van de 0+). Ook dit jaar werden meerdere exemplaren van deze jaarklasse aangetroffen (zie tabel 2). Opvallend is dat grotere exemplaren van snoek het afgelopen jaar niet werden gevangen, terwijl dit in voorgaande jaren wel het geval was. Tijdens een visonderzoek in het voorjaar van 2010 is in de vaart It Swin, ten noorden van Aqualân Grou, de aanwezigheid van bittervoorn vastgesteld. Dit watersysteem, waaronder ook de Kromme Grouw, kan worden aangemerkt als een belangrijk onderdeel van het leefgebied van de bittervoorn. Het paaibiotoop staat in open verbinding met de Kromme Grouw. Mogelijk waren de gevangen exemplaren in 2009 en 2010 afkomstig van deze populatie. In het voorjaar van 2011 zijn in het paaibiotoop weer enkele bittervoorns gevangen en in het najaar is ook broed van deze soort aangetroffen. De conclusie kan daarom zijn dat deze soort het paaibiotoop de afgelopen jaren heeft gekoloniseerd. Tijdens de bemonsteringen zijn geen zoetwatermosselen aangetroffen. Het is onduidelijk of bittervoorn zich hier ook daadwerkelijk voortplant of dat het paaibiotoop fungeert als ‘kinderkamer’. In 2010 zijn ook hogere aantallen van de
48
H2O / 25/26 - 2012
beschermde kleine modderkruiper aangetroffen dan in 2008 en 2009. Opvallend is dat deze soort in het najaar van 2011 niet is aangetroffen. In 2012 is de kleine modderkruiper wel weer aangetroffen in het paaibiotoop. Deze exemplaren werden dicht bij elkaar gevangen, in de noordoosthoek van de paaivijver. Op deze locatie was recent de onder water oever vergraven bij schoning van de oever. De riviergrondel, die een vergelijkbaar voorkeursbiotoop heeft, is sinds 2008 ook nagenoeg uit het paaibiotoop verdwenen. Beiden soorten hebben een sterke voorkeur
voor een minerale, zandige bodem. Mogelijk is de beschikbaarheid hiervan afgenomen als gevolg van de ontwikkeling van een sliblaag in het paaibiotoop. Deze verklaring wordt ondersteund door de afname van pos. Deze soort paait bij voorkeur op plaatsen met een harde bodem (zand of klei) of waterplanten. Pos verdwijnt wanneer de bodem bedekt raakt met een baggerlaag of wanneer stratificatie ontstaat en de onderste waterlaag zuurstofloos wordt7). Gedurende alle jaren vormen baars en blankvoorn samen het overgrote deel
Tabel 3. Overzicht van de zomer-, winter- en jaargemiddelden voor diverse parameters in het paaibiotoop in de periode 2007 tm 20114).
parameter/periode
temperatuur (°C)
zomer
winter
jaar
16,7
8,3
13,2
doorzicht (m)
36
39
37
BOD (mg/l)
2,5
2,2
2,3
chlorofyl (µg/l)
19,4
9,1
15,6
fosfaat (mg/l)
0,50
0,36
0,44
stikstof (mg/l)
2,1
3,9
2,9
E. coli (MPN/ml)
16
22
18
zuurstof (mg/l)
7,7
9,7
8,6
pH
7,6
7,8
7,7
zwevend stof (mg/l)
18,1
20,3
19,1
chloride (mg/l)
139
139
139
platform
Links vissen uit de paaibiotoop, rechts tiendoornige stekelbaarsjes uit de vlooienvijvers.
(58 tot 77 procent) van de aantallen vis. Het percentage van de aangetroffen soorten dat hier paait, varieert van jaar tot jaar van 71 (in 2008) tot 100 (in 2011). Brasem, paling en kleine modderkruiper zijn de enige hier nietpaaiende soorten.
waterpest, in 2009 eendenkroos, in 2010 geen van beide lagen en in 2011 beide (eendenkroos en grof hoornblad). Dit jaar is er geen dominantie van een bepaalde soort. In de oeverzone zijn na riet, grote en kleine lisdodde het meest (constant) aanwezig.
Vergelijking met Friese boezem
Inpasbaarheid paaibiotoop
In de kanalen en meren van de Friese boezem zijn in totaal 21 soorten gevangen8). De visstand in de Friese boezem wordt gedomineerd door brasem, waarbij naast brasem, baars, pos en blankvoorn de meest aanwezige soorten zijn. Andere soorten komen in verhouding weinig voor. Ongeveer driekwart van de in het boezemwater voorkomende soorten maakt ook gebruik van het paaibiotoop. Daarbij zijn vooral baars en blankvoorn veelvuldig aanwezig. Opvallende afwezige is de brasem. Deze soort is alleen in 2008 in het paaibiotoop aangetroffen. Andere soorten die wel in de Friese boezem aanwezig zijn maar nog niet zijn aangetroffen in het paaibiotoop, zijn karper, spiering, snoekbaars, rivierdonderpad en winde.
Hoewel zuiveringsmoerassen bij rwzi’s de kwaliteit van het effluent verbeteren en bijdragen aan ‘nieuwe natuur’, bestaat een risico op bioaccumulatie van milieuvreemde stoffen of op verstoring van groei en ontwikkeling door hormoonverstorende stoffen9). Uit een recent diepgaand onderzoek bleek dit echter nauwelijks aantoonbaar10). Aqualân Grou stak daarbij nog het meest gunstig af ten opzichte van het Land van Cuijk en Waterpark Groote Beerze te Hapert. Zuiveringsmoerassen hebben juist een positieve invloed op de kwaliteit van het effluent. Naast het reduceren van nutriëntengehalten en ziekteverwekkende micro-organismen blijken zuiveringsmoerassen ook het risico op het ontstaan van toxische effecten te verminderen. “De intensieve metingen bij rwzi Grou laten zien dat zuiveringsmoerassen een sterke bijdrage kunnen leveren aan de vermindering van gezondheidsrisico’s die effluent van waterzuiveringen kan vormen”10).
Relatie waterkwaliteit, fytoplankton, zooplankton en waterplanten De paaivijver wordt vrijwel geheel gevoed door in de vlooienvijvers en rietsloten nagezuiverd effluent. Er kan een kleine menging optreden met boezemwater. Het water is zeer eutroof (zie tabel 3), met een gemiddelde concentratie totaalfosfaat van 0,44 mg/l en totaalstikstof van 2,9 mg/l. In het paaibiotoop, evenals in de Kromme Grouw, komt weinig zoöplankton voor (orde van grootte 5 tot 20 exemplaren per liter) en de onderlinge verschillen tussen beide wateren zijn wisselend en klein. Het aandeel Daphnia is zeer gering, doch in het paaibiotoop systematisch en gemiddeld een factor 2 lager dan in de Kromme Grouw. Fytoplankton is van geringe betekenis (zie ook de lage chlorofylgehalten in tabel 3). In 2007 is de waterplantenbedekking nog gering (vier à vijf procent bedekking). In de jaren daarna is de bedekking voor de drijflaag of de submerse laag (of beide) soms erg hoog, terwijl ook de emergente soorten in omvang toenemen tot een bedekkingspercentage van circa tien (vooral bestaande uit riet en lisdodde). In 2008 piekt smalle
Verder blijken zuiveringsmoerassen, zoals Aqualân, een geschikt biotoop voor vissen. Het speciaal aangelegde paaibiotoop werd al snel ingenomen door tal van vissen. Het aantal soorten liep iets terug (van 14 naar 10), maar de aantallen en het percentage paaiende vis namen in de loop der jaren toe. Hoewel het hierbij vooral gaat om algemeen voorkomende soorten als kolblei, snoek, baars en blankvoorn bieden dergelijke opgroeigebieden ook mogelijkheden voor beschermde soorten als kleine modderkruiper en bittervoorn. Van belang is wel dat de open verbinding tussen het paaibiotoop en de boezem blijft gehandhaafd. Het effect van het paaibiotoop op de (visstand in de) directe omgeving zal waarschijnlijk beperkt zijn, maar als uitbreiding van het boezemsysteem kunnen dergelijke opgroeigebieden een goede bijdrage leveren aan een meer evenwichtige
vistand van dat boezemsysteem. Die visstand wordt nu immers nog sterk gedomineerd door brasem. De KRW-doelen voor vis worden mede daardoor nog niet gehaald. Naast het paaibiotoop voor vis bieden dergelijk kleinschalige moeraselementen ook veel potentie voor andere watergebonden soortgroepen, zoals libellen, moerasvogels en zoogdieren (bijvoorbeeld de waterspitsmuis). Bij toekomstige Waterharmonica-systemen bij rwzi’s verdient het aanbeveling, waar mogelijk, ook dergelijke aan de boezem gekoppelde paaibiotopen aan te leggen. Dat vangt twee vliegen in een klap: lokale natuurontwikkeling in de vorm van een paaibiotoop en een bijdrage aan een meer evenwichtige visstand in het grote boezemsysteem. LITERATUUR 1) Van den Boomen R. en R. Kampf (2012). Waterharmonica’s in Nederland (1996-2011), van effluent tot bruikbaar oppervlaktewater. STOWA. Rapport 2012-12. 2) Claassen T. en R. Kampf (2006). Moeras verandert effluent in bruikbaar oppervlaktewater. Land+Water nr. 12, pag. 24-25. 3) Claassen T., S. Gerbens en R. Kampf (2006). Texelse kennis toegepast bij zuiveringsmoeras en paaibiotoop bij rwzi Grou. H2O nr. 24, pag. 41-43. 4) Van den Boomen R., R. Kampf en T. Claassen (2012). Waterharmonica Aqualân Grou; vijf jaar monitoring. Witteveen+Bos en Wetterskip Fryslân. 5) Kampf R. (2001). Lepelaars profiteren van effluent rwzi Texel, bron voor voedselkringloop op Waddeneiland. H2O nr. 6, pag. 6. 6) Koopmans M. (2008, 2009, 2010, 2011 en 2012). Visbemonstering Aqualân Grou. A&W-notities 1135, 1345, 1559, 1715 en 1828. Altenburg & Wymenga bv. 7) Van Emmerik W. (2004). Kennisdocument Pos Gymnocephalus cernuus (Linnaeus, 1758). Kennisdocument 5. OVB / Sportvisserij Nederland. 8) Koole M. en M. Koopmans (2010). Visstandopnamen in Friese wateren 2009. ATKB en A&W. 9) Spijkerman D., E. Foekema, R. van der Oost en R. Kampf (2006). Hormoonverstoring bij vis, punt van aandacht in het zuiveringsmoeras. H2O nr. 25/26, pag. 34-36. 10) Foekema E. (2012). De invloed van moerassystemen op de milieukwaliteit van rwzi-effluent en aanbevelingen tot optimalisering. IMARES. Rapport C005/12.
H2O / 25/26 - 2012
49
Ad Vogelaar, KWR Watercycle Research Institute Tjakko Haaijer, Brabant Water Mirjam Blokker, KWR Watercycle Research Institute Egbert Zaadstra, Brabant Water
toekomstig optimaal drinkwaterleidingnet in Helmond Tegenwoordig hoeven nog maar relatief weinig compleet nieuwe drinkwaterleidingnetten te worden aangelegd. De Nederlandse drinkwaterbedrijven richten zich daarom vooral op het beheer van de bestaande leidingnetten. In de komende decennia zullen grote delen van het leidingnet worden vervangen, bijvoorbeeld bij wijkrenovatie of als ze een te hoge storingskans vertonen. Ook bij Brabant Water komt de vervangingsgolf er aan. Het drinkwaterbedrijf begon het actieplan Vitalisering Distributienet. Dit jaar is – naast de reguliere vervanging – de eerste circa 30 kilometer aan leiding vervangen; volgens plan loopt dit in 2050 op naar 200 kilometer per jaar. De sanering biedt mogelijkheden voor herinrichting van het drinkwaternet. De centrale vraag daarbij is: ‘Hoe bereiken we voor het toekomstige drinkwaternet een optimale vorm en diameter?’ Dit artikel beschrijft de nieuwe aanpak bij Brabant Water aan de hand van een proefproject voor het distributienetwerk van Helmond.
I
n de Drinkwaterwet worden eisen gesteld aan druk en waterkwaliteit. Om hieraan te voldoen en nagenoeg overal en altijd voldoende water te leveren, zijn diverse teams binnen de bedrijfstak continu bezig met analyse, ontwerp en beheer. Zo worden in Nederland sinds 2000 bij nieuwbouw vertakte netten aangelegd om een betere doorstroming van het net te krijgen. Door zelfreiniging verbetert de waterkwaliteit en hoeven leidingen minder gespuid te worden1). Vertakte netten blijken bovendien 20 procent goedkoper in aanleg en beheer. Bij herinrichting van bestaande wijken is ook vertakking mogelijk mits de blusvoorziening goed ingepast wordt. Het bestaande net is vaak niet optimaal van vorm en diameter door allerlei redenen. Bij de aanleg van bijvoorbeeld asbestcement(AC)-leidingen in 1960 golden immers andere criteria en waterverbruiken dan nu (zie kader). Door de continu veranderende omgeving is vaak sprake van een pragmatisch breiwerk van leidingen met soms te krappe en vaak te ruime diameters. Na het uit gebruik nemen van de watertoren in het centrum van Helmond is de transportstructuur eromheen deels blijven liggen. Een goed herontwerp vergt een inschatting van de toekomstige situatie in een verbruiksgebied.
50
H2O / 25/26 - 2012
Vervangen van leidingen in Helmond.
platform In het proefproject is hiervoor Helmond met aanliggende woonkernen aangehouden. Maatgevend zijn, naast de gevolgen van het afkoppelen van het tertiaire net, bijvoorbeeld de ingeschatte drinkwatervraag van 2025 en randvoorwaarden zoals waterverdeling en verwachte druk af pompstations.
Meer mogelijkheden De komende jaren valt nog veel te verbeteren aan het bestaande net. De technische en analysemogelijkheden om meer op maat te (her)ontwerpen, zijn de laatste tien jaar enorm toegenomen. We beschikken nu over geavanceerde GIS-systemen, krachtige netwerkmodellen en ‘slimme’ ontwerpinstrumenten voor vertakte netten2). Toch blijven in de dagelijkse praktijk deze mogelijkheden door gebrek aan tijd of kennis deels onbenut. Bij de meeste netwerkadviezen voor reconstructies werd tot enkele jaren geleden vaak nog een lokale oplossing voor een probleem aangedragen. Dit kan op termijn ongunstig uitpakken voor de gewenste ontwikkeling van het gehele netwerk. Uit BTO-onderzoek3) blijkt dat vooral de vorm en dimensionering van het secundaire net daarin een sleutelrol vervult. Grote delen van het waterleidingnet van Helmond zijn aan vervanging toe. In de periode 1950-1980 zijn bijvoorbeeld veel AC-leidingen aangelegd, die de afgelopen jaren relatief veel storingen en overlast veroorzaakten. Door uitloging van cement is de wanddikte van de leidingen en daarmee de sterkte verminderd. Tijdens het saneren van deze leidingen worden nieuwe netontwerpen doorgevoerd. Het nu nog grotendeels vermaasde net met veel doorkoppelingen wordt geleidelijk getransformeerd naar een minder overgedimensioneerd net.
Voor het herontwerp is het leidingnet functioneel onderverdeeld in drie categorieën: • het primaire leidingnet: leidingen met een transportfunctie, grote diameters en in principe geen aansluitingen direct op de leidingen. Leveringszekerheid is hier de belangrijkste pijler voor het ontwerp; • het secundaire leidingnet: leidingnet dat primaire en tertiaire netten verbindt en water van het primaire net naar tertiaire netten distribueert. Dit net heeft een sleutelrol bij sectionering via afsluiters en vormt een raamwerk voor leveringscontinuïteit; • het tertiair leidingnet: het vertakte leidingnet met daarop aansluitleidingen, zonder functie in verder distributie/transport naar andere netten. Dit netontwerp is een balans tussen (blus) watervraag en waterkwaliteit (zelfreinigende snelheid).
Streefstructuur als hulpmiddel Om de mogelijkheden voor herinrichting effectief te benutten, kunnen drinkwaterbedrijven gebruik maken van een zogenaamde ‘streefstructuur’. Dit is een weergave van de gewenste netvorm en diameter voor een kostenbewust drinkwaternet in de toekomst. Het ontwerpen en vastleggen van een streefstructuur biedt het waterleidingbedrijf een hulpmiddel voor het optimaliseren van een drinkwaternet. Efficiënt beheer en betrouwbare waterlevering staan centraal. Het ontwerp komt tot stand met behulp van een rekenmodel waarbij het net op basis van functies is ingedeeld in drie categorieën. Door het ontwerp via GIS te koppelen aan de huidige ligging en diameter worden gewenste veranderingen direct zichtbaar en beter in te plannen. Het ontwerp en onderhoud van een streefstructuur vergen een extra inspanning, maar de voordelen wegen daar ruimschoots tegen op. Een integrale benadering nu zorgt er straks voor dat lokale oplossingen voor herinrichtingen passen binnen het grotere geheel.
situatie mogelijk gemaakt. Pas wanneer het nodig is, wordt een deel van het net vervangen: niet te laat maar ook niet te vroeg. In de optimale situatie is het tertiaire net vertakt en heeft geen functie in het transport naar andere delen van het net. Door het ‘afkoppelen’ van het tertiaire net ontstaat een raamwerk met de secundaire en primaire netstructuur. Volgens deze ‘nieuwe’ ontwerpvorm is alleen dit raamwerk zichtbaar in de streefstructuur. Vanwege de gewenste leveringscontinuiteit is de streefstructuur vermaasd. Om leidingdelen te kunnen isoleren, zijn alleen in dit raamwerk afsluiters geplaatst. Bij werkzaamheden of calamiteiten kan zo één sectie geïsoleerd worden, terwijl de watervoorziening in het resterende net zoveel mogelijk intact blijft. Na herinrichting kunnen in de tertiaire netten alle bestaande, maar niet meer functionele afsluiters komen te vervallen.
•
Efficiënt en betrouwbaar Tijdens het ontwerp van de streefstructuur vormt het huidige net steeds het uitgangspunt. Daarmee wordt een geleidelijke overgang naar een meer optimale
Afb. 1: Vertakte tertiaire netten (grijs) hangen aan een secundair raamwerk (rood). Tertiaire netten kunnen uit één enkele zijtak of uit meerdere vertakte boomstructuren bestaan. Het secundair net verbindt en vormt een vermaasd netwerk.
•
•
leveringsdruk Op de overgang van het secundaire naar het tertiaire net is bij het ontwerp voor situaties met een ongestoord net en een maximaal uurverbruik een minimale drukhoogte van 250 kPa aangehouden. Voor dagen met normaal waterverbruik streeft Brabant Water er naar in het grootste deel van het net tussen 300 en 350 kPa te leveren; leveringszekerheid Het primaire net moet zodanig zijn ingericht dat voldaan wordt aan de wettelijke leveringszekerheidnorm. Volgens het drinkwaterbesluit dient ‘bij uitval van een hoofdelement van het drinkwatersysteem, in zwaartepunten van verbruik, het resterende leveringsvermogen op dagbasis groter te zijn dan 75 procent van de maximumdag’. De toetsing van de leveringszekerheid van de streefstructuur Helmond richt zich op de uitval van primaire leidingen. Het betreft hier dus simulatie en toetsing van grote calamiteiten met een duur van minmaal één dag; leveringscontinuïteit De bedrijfsnorm voor toetsing van leveringscontinuïteit is gesteld op een minimale leveringsdruk van 100 kPa op een piekuur in het resterende net bij uitval van een sectie. Deze ontwerp- en toetsnorm is vooral van toepassing op het secundaire net voor (kleinere) breuken en werkzaamheden gedurende hooguit enkele uren.
H2O / 25/26 - 2012
51
stappen
vragen
resultaten
1
vaststellen van randvoorwaarden
Wat is de druk die door het primaire leidingnet wordt geleverd? Welke druk is nodig aan het begin van het tertiaire net? Hoeveel aansluitingen bevat een afsluitersectie? Onder welke condities gelden eisen aan de leveringscontinuïteit? Welke mate van detail is gewenst voor de streefstructuur; worden bijvoorbeeld de bluswatervraag en de plaats van afsluiters meegenomen?
lijst met randvoorwaarden en uitgangspunten basismodel van huidige situatie leidingnetwerk
2
vaststellen van de toekomstige watervraag en externe ontwikkelingen
Waar en welke uitbreidingen en geplande renovaties van het leidingnet staan op stapel? Welke huidige tracés komen mogelijk te vervallen? Waar is ruimte voor nieuwe leidingen of eventuele verzwaring tijdens een renovatie?
analyse van wensen, prognoses en tracékansen. hydraulisch model van leidingnetwerk met toekomstige drinkwatervraag.
3
bepaling van de ontwerpstructuur
Welke mazen zijn echt nodig en hoe minimaliseer ik daarmee pendelzones? Welk deel van het net wordt tertiair en kan ‘afgekoppeld’ worden? Welke koppelingen en extra leidingen zijn nodig?
nieuw netmodel met voorstel voor optimale vorm en ligging van het primaire en secundaire net
4
bepaling van de optimale diameter
Wat is de optimale diameter van leidingen in het toekomstige raamwerk? Weeg daarbij factoren als kosten, beheer en waterkwaliteit
optimale diameters met hydraulisch rekenmodel
5
toetsing op drukhoogte, leveringszekerheid en leveringscontinuïteit
Voldoen drukhoogte, leveringszekerheid en leveringscontinuïteit op basis van simulaties?
borging van wensbeeld
Afb. 2: Stappenplan voor ontwerp van een streefstructuur.
Werkwijze Tijdens het maken van de streefstructuur van Helmond is een stappenplan opgesteld (zie afbeelding 2). Het proces begint met het vaststellen van uitgangspunten en randvoorwaarden. Vervolgens wordt met behulp van een rekenmodel een ontwerp gemaakt, waarbij het net op basis van functies is ingedeeld in drie categorieën. De indeling begint met het vaststellen van het primaire net op basis van de leidingdiameter, transportfunctie en de benodigde back-up voor leveringszekerheid. Via analyse van en simulaties voor zowel reguliere situaties als leidingbreuken worden primaire leidingen geselecteerd. Oude transportleidingen rondom een uit gebruik genomen watertoren kunnen bijvoorbeeld buiten
de categorie primair vallen, terwijl kleinere leidingen die een schakel in een transportring vormen, wel een primaire functie krijgen vanwege het borgen van leveringszekerheid. De precieze scheidslijn voor keuze tussen het primaire en secundaire net wordt niet op voorhand bepaald door diameter, is niet exact te omschrijven en verschilt per voorzieningsgebied. Bij het secundaire net geldt een soortgelijke pragmatische aanpak. Dit netontwerp komt voort uit de balans tussen de watervraag en waterkwaliteit. Het leidingnet dient namelijk zo min mogelijk negatieve effecten te hebben op verandering van de waterkwaliteit. Dit betekent dus liever geen sediment dat accumuleert en incidenteel
Afb. 3: Het huidige net op basis van diameter (links) en de streefstructuur met indeling in primair en secundair net (rechts).
opwervelt. Een lage snelheid, lange verblijftijd en pendelzones zijn daarom ongewenst. De voorkeur gaat uit naar een zo eenvoudig mogelijk secundair leidingnet met zo min mogelijk doorverbindingen of mazen. Elke extra maas in het net is namelijk een potentieel risico voor een pendelzone met nagenoeg stilstaand water. Te wijde mazen en daardoor te lange secundaire lussen zijn echter voor het leveren van (blus)water en de leveringscontinuïteit ongewenst. Te lange lussen geven namelijk veel drukverlies. Bovendien moet het tertiaire net voldoende ontsloten te worden om de grootte van de vertakte secties (het aantal aansluitingen en de leidinglengte) binnen een gewenste bandbreedte te houden. De optimale vorm van het net komt uiteindelijk door het afwegen van wensen en criteria tot stand. Daarna wordt de optimale diameter bepaald en getoetst. Afbeelding 3 geeft een deel van de streefstructuur van Helmond weer.
In de praktijk De streefstructuur geeft richting en is geen star plan; de precieze indeling van de tertiaire secties is bewust nog niet ingevuld. De detaillering gebeurt pas op het moment van herinrichting aan de hand van beschikbare tracés vanuit de gemeente. Door het ontwerp via GIS te koppelen aan de huidige ligging en diameter zijn gewenste veranderingen in het raamwerk direct zichtbaar. De streefstructuur is dus niet alleen een netwerkmodel in een rapport maar kan via digitaal kaartmateriaal praktisch worden ingebed in de organisatie. Een streefstructuur maken en beheren kost inspanning maar de voordelen wegen daar ruimschoots tegen op. Projectleiders kunnen nu sneller handelen en beter inspelen op vragen rondom lokale reconstructies. Werk binnen tertiaire netten kan bijvoorbeeld met DiVerDi2) zonder tussenkomst van rekenaars direct afgehandeld worden. Werkzaamheden aan het secundaire of primaire net vragen extra aandacht en coördinatie. Op plekken waar de streefstructuur niet te realiseren is,
52
H2O / 25/26 - 2012
platform is extra analyse en rekenwerk nodig. Door het centraal vastleggen van netfuncties en het wensbeeld is een betere communicatie, intern en extern met andere netbeheerders, mogelijk.
Eenvoudiger isolatie via sectionering bij reguliere werkzaamheden. Betere beheersing van volumestromen bij calamiteiten zoals besmetting; het tertiaire net transporteert niet meer door naar andere secties.
•
Verder is het voor de rekenaars en ontwerpers efficiënter om de streefstructuur van een voorzieningsgebied eenmaal integraal te ontwerpen dan steeds nieuwe deelvragen te beantwoorden. De streefstructuur is gemaakt op basis van de kennis van nu met een prognose voor de toekomst. Op termijn zullen veranderingen doorgevoerd moeten worden. Dit is echter inherent aan ontwerpen en plannen op (midden)lange termijn.
Hoe verder? Op basis van de streefstructuur is al een aantal verbeteringen in het primaire waterleidingnet uitgevoerd of ingepland. Bij het ontwerpen van de streefstructuur bleek dat behoefte bestaat aan het verder aanscherpen van uitgangspunten van het werkproces binnen het waterleidingbedrijf. De betrokken leidingnetbeheerders gebruiken de streefstructuur via GIS en blijken nu ook daadwerkelijk anders te ontwerpen. Lokale oplossingen worden beter ingebed.
Voor het waterleidingbedrijf als geheel zijn de volgende voordelen voorzien: • Kostenvoordeel bij sanering, leidingen op maat, geen onnodige zekerheid inbouwen en het benutten van mogelijkheden bij reconstructies. Op termijn circa 15 procent goedkoper door kleinere diameters, een korter leidingnet en 60 procent minder afsluiters; • Goede waterkwaliteit en druk, minder spuiwerkzaamheden nodig door zelfreiniging en borging via modeltoetsen voor de toekomstige situatie;
LITERATUUR 1) Van de Boomen M. en J. Vreeburg (1999). Nieuwe ontwerprichtlijnen voor distributienetten. KIWA. Rapport SWE 99.011. 2) Blokker M. (2009). Handleiding DiVerDi, ontwerpgereedschap voor vertakte netten. KWR. Rapport 09.082. 3) Blokker M. en A. Vogelaar (2011). Ontwerpen secundair leidingnet. KWR. Rapport BTO 2011.025.
Op basis van het proefproject Helmond wil Brabant Water de komende jaren ook voor andere verbruiksgebieden een streefstructuur maken. Hiervoor wordt het werkproces verder gestroomlijnd voor de geplande herinrichting van het net. Het uitwisselen van ervaringen en delen van kennis met andere waterleidingbedrijven wordt hierbij uiteraard op prijs gesteld.
Imbema Denso voor het repareren en verbinden van alle soorten leidingen....
GecerTiFiceerD
welke verbinding zoekt u? verloopkoppelingen flensadapters eind fittingen
trekvast flenzen
koppelingen trekvast
eindkappen
bochten
voetbochten
in HOGe MATe GrOOT in MAATwerK
elektrolasfittingen voetbochten
eind fittingen
verloopkoppelingen flenzen
grootbereikkoppelingen verloopkoppelingen flensadapters
eindkappen
prince KUnSTSTOFBOUw
Grootbereikkoppelingen
eindkappen koppelingen steekfittingen
flensadapters
(VER DE
flenzen
grootbereikkoppelingen
UnieK
elektrolasfittingen
flenzen bochten voetbochten
koppelingen spie-eind fittingen steekfittingen de ons op Bezoek in Ahoy ch elektrolasfittingen steekfittingen elektrolasfittingen Infrate 04!
GAS MAATwerK
steekfittingen
wATer
) B I N D E N D E FA C T O R
advertenties
R E 25 JAA 5 E2 R PRINC 10 1985-20 R E 25 JAA 5 E2 R PRINC
r. 2.2
standn
www.imbemadenso.nl T 023 - 517 24 24
www.prince.nl
www.prince.nl
H2O / 25/26 - 2012
53
agenda 11 januari, Delft Vakantiecursus
nieuwjaarscongres van de watersector (drinken afvalwater) met als thema ‘De watercyclus: daar zit wat in! 65ste Vakantiecursus: maar nog lang niet met pensioen’, met sprekers, korte presentaties en de uitreiking van de Jaap van der Graaf-prijs. Organisatie: faculteit Civiele Techniek en Geowetenschappen TU Delft. Informatie: www.citg.tudelft.nl.
15-18 januari, Rotterdam InfraTech
tweejaarlijkse ontmoetingsplaats voor de infrastructuur. De beursvloer van InfraTech is onderverdeeld in vijf thema’s. Het thema Water focust op het realiseren en onderhouden van watergerelateerde infrastructuur (aanleg en onderhoud, drinkwatervoorziening, afvalwater, drainage, grondwater(beheer), regenwater en riolering. De beurs biedt naast vele stands een omvangrijk kennisprogramma aangeboden. Informatie: www.infratech.nl.
24 januari, Amersfoort De klimaatbestendige stad
conferentie over de vraag wat we moeten doen om de stad voor te bereiden op de weersomstandigheden in 2050? Onderzoek en praktijk komen beide aan de orde aan de hand van vijf thema’s: groen, openbare ruimte, infrastructuur, waterhuishouding en bouw. Organisatie: Deltadeelprogramma Nieuwbouw en Herstructurering, het programma Kennis voor Klimaat (Climate Proof Cities) en STOWA. Informatie: www.stowa.nl.
7 februari, Utrecht RIONEDdag
congres met als thema ‘Een duurzamere afvalwaterketen met terugwinning van grondstoffen, energie en water’. Louise Vet, hoogleraar en directeur van het Nederlands Instituut voor Ecologie, gaat als één van de sprekers in op de mogelijkheden voor een duurzamere afvalwaterketen. Verder sessies over infiltratievoorzieningen, middelenbeheer, financiën en onderzoeken in regionale proeftuinen. Organisatie: Stichting RIONED. Informatie: www.riool.net.
19-21 maart, Gorinchem Aqua Nederland Vakbeurs
vakbeurs gericht op waterzuivering en waterbehandeling, waaronder proceswaterbereiding, drinkwaterbereiding, afvalwater-, koel- en ketelwaterbehandeling, legionella preventie, desinfectie, meet- en regeltechniek, pompen, filters, flowmeters, leidingsystemen, waterbouw, membraan bioreactoren, zwembadwaterbehandeling, laboratoria, enzovoorts. Organisatie: Aqua Nederland en Evenementenhal Gorinchem. Informatie: www.aquanederland.nl.
21 maart, Utrecht Mini- en maxicursussen riolering
bijeenkomst met 21 cursussen van een dagdeel of een dag met praktijkinformatie voor rioleringsmedewerkers. Keuze uit techniek, beheer, beleid en regelgeving. Organisatie: Stichting RIONED Informatie: www.riool.net.
26 september, Utrecht Mini- en maxicursussen riolering
bijeenkomst met 21 cursussen van een dagdeel of een dag met praktijkinformatie voor rioleringsmedewerkers. Keuze uit techniek, beheer, beleid en regelgeving. Organisatie: Stichting RIONED. Informatie: www.riool.net. Buitenland
22-24 januari, Bangkok Water, wastewater and waste treatment
internationale waterbeurs met congresprogramma en korte trainingsprogramma’s op het gebied van (afval)waterbehandeling. Organisatie: TechnoBiz Expo’s. Informatie: www.3w-expo.com.
1-3 februari, Ahmedabad India Water Expo
grote beurs op het gebied van afval- en industriewater, met daarnaast een aantal symposia en workshops. Organisatie: EA Water Pvt Ltd. Informatie: www.indiawaterexpo.com.
20-23 februari, Singapore Water Research
tweede internationale bijeenkomst waarin interdisciplinair onderzoek naar water aan de orde komt. In deze editie staan twee onderwerpen centraal: stedelijk waterbeheer als middel om de duurzame steden te stimuleren en de microbiële ecologie van (afval)water. Organisatie: www.iwapublishing.com. Informatie: www.waterresearchconference.com.
Vakantiecursus 2013: nog lang niet met pensioen
De Vakantiecursus van de TU Delft, de traditionele opening van het waterseizoen, wordt op 11 januari voor de 65e keer gehouden. Het thema van deze editie is ‘De watercyclus: daar zit wat in’, met als ondertitel: 65e VC, maar nog lang niet met pensioen. Zoals elk jaar wordt de Vakantiecursus geopend met een plenaire sessie, deze keer door Bert Geerken, decaan van de faculteit Civiele Techniek en Geowetenschappen. Daarna splitsen de deelnemers zich in twee groepen: een drinkwater- en een afvalwatergroep. Voor de drinkwatergroep ziet het programma er als volgt uit: 10.20 uur: inleiding Schoon water door Luuk Rietveld (TU Delft) 10.30 uur: Strategische innovatie: waterbedrijf van de toekomst, door Taco van Someren (Ynnovate) 10.50 uur: Water met inhoud, Lieve Declerq (Vitens) 11.50 uur: Leven in het drinkwater distributienetwerk, door Hans Vrouwenvelder (TU Delft/Kaust/Wetsus) 12.10 uur: diverse korte presentaties 13.50 uur: Recycling of industrial water: the journey of Pearl GT, door Koen de Leeuw (Shell) 14.10 uur: diverse korte presentaties Voor de parallelsessie Afvalwater ziet het programma er als volgt uit: 10.20 uur: inleiding Vies water, door Jules van Lier (TU Delft/IHE) 10.30 uur: De ontdekking en toepassing van ‘onmogelijke’ bacteriën, door Mike Jetten (RU Nijmegen/TU Delft en winnaar van de Spinozaprijs 2012) 10.50 uur: Het waterschap anno 2012: van lijderschap naar leiderschap, door Renze van Houten (Waterschap Aa en Maas) 11.50 uur: Nereda: voorbeeld van succesvolle innovatie, door Helle van der Roest (Royal HaskoningDHV) 12.10 uur: diverse korte presentaties 13.50 uur: De priester, de koopman en de ingenieur: iedereen ziet er wat anders in, door Fons nelen (Nelen & Schuurmans) 14.10 uur: diverse korte presentaties De dag wordt afgesloten met een gezamenlijke sessie. Daarin worden de Jaap van der Graaf- en de Waternetprijs uitgereikt. Daarna volgt nog een drietal sessies: 15.40 uur: YES!DELFT: from idea to technostarter, door S. Vollebregt (Elemental Water Makers) 15.50 uur: De watervoetafdruk: instrument voor overheden en bedrijven, door Arjen Hoekstra (Universiteit Twente) 16.10 uur: NL Water innovatie onder het bestuursakkord Water: wat biedt de politiek?, door een nog nader te bepalen spreker. De Vakantiecursus wordt zoals gebruikelijk afgesloten met een borrel.
54
H2O / 25/26 - 2012
handel & industrie
tiende editie Infratech in teken van ‘trots’ De tiende editie van de vakbeurs InfraTech, die van 15 tot en met 18 januari in Ahoy Rotterdam plaatsvindt, heeft als centraal thema ‘trots’. De organisatoren willen daarmee de belangrijke rol benadrukken die de grond-, weg- en waterbouw en alle daarmee samenhangende infrastructuur speelt in de samenleving.
I
nfraTech is een tweejaarlijkse ontmoetingsplaats voor mensen en bedrijven die zich bezighouden met infrastructuur. De beursvloer is verdeeld in vier thema’s (naast de algemene infrastructuur) die de sectoren binnen de infrastructuur vertegenwoordigen: water, openbare ruimte, ondergrond & energie en verkeer & mobiliteit. Alle thema’s hebben een eigen plaats op de beursvloer, zodat opdrachtgevers en opdrachtnemers elkaar gemakkelijk kunnen vinden. Naast een breed aanbod van exposanten wordt tijdens de beurs een omvangrijk kennisprogramma aangeboden om kennisuitwisseling binnen de branche te stimuleren. Het thema water richt zich op het realiseren en onderhouden van watergerelateerde infrastructuur, zoals de aanleg en het onderhoud van de drinkwatervoorziening, afvalwater, drainage, grondwater(beheer), regenwater en riolering. Op de beursvloer zijn dan ook waterschappen, toeleveranciers en aannemers te vinden. Het nationale kennisplatform voor infrastructuur, verkeer, vervoer en openbare ruimte CROW zorgt onder de noemer ‘CROW College’ voor het kennisprogramma. Daarin komen technische onderwerpen aan bod, zoals pas verschenen handboeken en de aanpak van obstakels in een project, zoals bomen en leidingen. Maar ook de nieuwe aanbestedingskalender, ketensamenwerking en sessies die de aanwezigen moeten inspireren, staan op de agenda. Een compleet overzicht van het kennisprogramma van CROW en andere partijen is te vinden op internet: www.infratech.nl.
middelen. Alle inzendingen worden op de beursvloer gepresenteerd.
neerden. Wel is er een eervolle vermelding voor één van de inzendingen.
Op dinsdag 15 januari vindt de prijsuitreiking plaats. De genomineerden voor deze editie zijn: • toegepaste innovatie: Arcadis - Javodis Haasnoot Bruggen - ThorcaBridge IV-infra - drijvende sluisdeuren in Panamakanaal UTEC - composiet Randelementen met LED-integratie Nering Bögel - bandkolk
De jury heeft zeven inzendingen genomineerd voor de Halftime Award, afkomstig van DuraVermeer, Haasnoot Bruggen, Heijmans (twee keer), Arcadis, Cup Engineering en Poly Products. In 2011 viel Deltares met de inzending ‘Versterkt veen’ in de prijzen. De vakjury verkoos deze tot winnaar in de categorie Ondergrond. Juryvoorzitter Ron Voskuilen prees de inzending vanwege de enorme behoefte aan deze voor de hand liggende oplossing voor een probleem waar Nederland allang mee te maken heeft.
•
geplande innovatie: Bartels - Fire Fighting Layer Drainvast - infiltratievoeg Tauw - Recycling Light
In de categorie outside the box zijn door het beperkte aantal inzendingen geen genomi-
Op de volgende pagina's besteden we aandacht aan een aantal innovaties die op de beursvloer tijdens InfraTech te vinden zijn. Voor meer informatie: www.infratech.nl.
Innovatieprijs
Ook in 2013 wordt de Innovatieprijs uitgereikt. InfraTech geeft hiermee een podium aan studenten en organisaties om hun baanbrekende ideeën te presenteren. Alle inzendingen zijn welkom, mits de innovatie betrekking heeft op infrastructuur in de ruimste betekenis van het woord: wegen, spoor, vaarwegen, straatmeubilair, bewegwijzering, riolering, energiewinning, ICT, etc. Het kan hierbij gaan om een innovatie die recent is uitgevoerd, nog in ontwikkeling is of een volledig outside the box-concept is. Een professionele jury uit de branche beoordeelt alle inzendingen op het vernieuwende karakter, het maatschappelijk nut en het creatieve gebruik van tijd, geld en
H2O / 25/26 - 2012
55
handel & industrie PKS-Thermpipe leidingsysteem kan meer Met PKS-Thermpipe is sinds kort een leidingsysteem verkrijgbaar dat de rioolbeheerder, naast het uitvoeren van verantwoord rioolwaterafvoer, de mogelijkheid geeft warmteenergie aan te bieden. Daar de opbrengst van de riothermie van verscheidene factoren afhankelijk is, wordt bij het PKS-Thermpipesysteem ook de grond rondom de rioolleiding voor warmtewinning benut.
Hiermee is het systeem onafhankelijk gemaakt van het dagelijkse afvoerpatroon of onregelmatige afvalwaterlozingen. Het systeemontwerp gebeurt projectmatig en richt zich op de bouwtechnische omstandigheden, zoals het beschikbare energiepotentieel (rioolwater, aardwarmte) en de energiebehoefte van de te verzorgen panden. Het aantal van de aan te sluiten PKS-Thermpipebuizen hangt af van de benodigde energiehoeveelheid en het te realiseren onttrekkingsresultaat uit het afvalwater en de leidingomgeving. De onderling aan elkaar gelaste PKS-Thermpipebuizen worden met PE-fittingen aan de verdeelput gemonteerd. Van de verdeelput lopen de leidingen naar de warmtepomp in het gebouw, waar de energieomzetting plaatsvindt. Standnummer 2.302
Drainfic Clean: duurzame innovatie Omdat regenwater moeilijker infiltreert in de bodem door de verdichting van verkeerswegen, industriegebieden en/of woongebieden raakt het ecologisch evenwicht verstoord, wat overlast veroorzaakt bij zuiveringsinstallaties. Hauraton heeft een filtersubstraat ontwikkeld, dat niet alleen voldoet aan de hoogste belastingen maar ook effectief schadelijke stoffen kan filteren en binden. Hauraton, Europees marktleider voor hoogwaardige lijnafwatering van vezelversterkt beton en kunststof, presenteert met Drainfix Clean een modern systeem voor directe infiltratie, alsmede reiniging ter
56
H2O / 25/26 - 2012
plekke. Het vuile regenwater loopt door een speciaal filtersubstraat. Het gaat hierbij om een carbonaathoudend mengsel met een groot vermogen om het zuur te neutraliseren bij een normale Ph-waarde, waarin meer dan 99 procent van de meegekomen deeltjes van slechts 0,006 millimeter effectief gefilterd wordt. De poriĂŤn van dit mengsel zijn zo nauw samengesteld dat zelfs de kleinste deeltjes reeds aan de oppervlakte van het substraat worden tegengehouden. Overdadig veel water bij extreme regenval wordt in deze zeer grote retentieruimten van de lijngoten opgeslagen, waardoor geen overstort nodig is. Aansluitend wordt het regenwater, inmiddels vrij van schadelijke stoffen, door een drainagebuis in de lijngoot naar de infiltratie getransporteerd. Standnummer 4.400
Nodulair gietijzer met PUR-lagen Nodulair gietijzer vormt de basis voor duurzame en betrouwbare drukleidingen die tientallen jaren meegaan en volledig recyclebaar zijn zonder daarbij in te hoeven leveren op kwaliteit. Door het aanbrengen van PUR-lagen van vonRoll hydro behoren de nadelen van de vroegere zware inelastische coatings tot het verleden. Al meer dan 30 jaar is het gebruik van polyurethaancoating een techniek die alleen vonRoll hydro beheerst. Door middel van centrifugaal gieten worden de buizen zowel aan de binnen- als de buitenzijde voorzien van een spiegelgladde, corrosiebestendige laag polyurethaan (PUR). Deze buizen zijn geschikt voor alle grondsoorten
en bovendien universeel inzetbaar voor (afval)waterleidingen. Het oppervlak van de PUR-binnenlaag is bestand tegen alle soorten water (pH 1-14) en zelfs tegen agressieve media. De binnencoating is daarnaast zo glad dat de buizen uitstekende hydraulische waarden bereiken, een groot debiet, maximale sleepkracht, kleine drukverliezen en minder pompwerk en energieverbruik. Ook wordt emulsievorming voorkomen en worden reinigingswerkzaamheden bij verontreiniging tot een minimum beperkt. Naast buizen worden ook alle soorten vormstukken geproduceerd. Het ecopur-buissysteem biedt door de dikke PUR binnen- en buitenlaag volledige bescherming, die hierdoor ook geen elektrische geleiding heeft. De vonRoll hydro nodulair gietijzeren buizen en vormstukken zijn KIWA-gecertificeerd. Standnummer 4.002
Leidingen testen met geluid Leidingen testen met geluid is een nieuwe techniek afkomstig van Echologics, een bedrijf gespecialiseerd in het traceren van buislekken. Met geluidsgolven meten zij de dikte en de kwaliteit van buizen, ook eventuele lekken kunnen zij opsporen. Kapotte leidingen zorgen namelijk niet alleen voor waterverlies en overlast, maar leveren ook een risico op verontreiniging van het water.
Het is daarom van belang de kwaliteit van de leidingen te kennen, zodat ze op het juiste moment vervangen kunnen worden. Niet te vroeg en zeker niet te laat. Tijdens de test wordt op twee punten van de waterleiding een geluidssensor rechtstreeks op de buis geplaatst. Vervolgens sturen ze een geluid door de buis, wat zich verplaatst door de buis en het water. De sensoren meten dit geluid en vergelijken het verschil. Aan de hand daarvan kan berekend worden hoeveel de buis nog over heeft van zijn originele wanddikte en sterkte. Deze nieuwe techniek kende in Nederland een eerste toepassing bij Dunea. Standnummer 2.103
handel & industrie CAD Accent introduceert infraCAD 5.0 Tijdens InfraTech introduceert CAD Accent versie 5 van InfraCAD. Deze versie staat in het teken van de Nederlandse CAD Standaard (NLCS), een initiatief van onder meer Rijkswaterstaat, de vier grote gemeenten en een groot aantal toonaangevende ingenieursbureaus met als doel meer eenheid te krijgen in civiel tekenwerk. De NLCS wordt hiermee dé standaard voor het komende decennium. Voor de ontwikkeling van de nieuwe module heeft CAD Accent samengewerkt met ingenieursbureaus, grote civiele aannemers en overheden. Het resultaat is een gebruiksvriendelijke module waarmee een tekenaar snel en probleemloos aan de slag kan met de NLCS. Ter introductie van de nieuwe versie zal CAD Accent tijdens InfraTech elke dag één jaarlicentie InfraCAD verloten. Standnummer 4.402
Aqua Multibox met hoge draagkracht Joosten Kunststoffen introduceert de inspecteerbare en reinigbare Aqua Multibox met zeer hoge draagkracht, die voor meerdere toepassingen inzetbaar is. Deze box kenmerkt zich door een extreem hoge druksterkte, zodat hij bijvoorbeeld hoog in de constructie toepasbaar is. De Aqua Multibox is geschikt voor toepassingen van zowel water-, grond- als luchtbeheersing. De Aqua Multibox is gemaakt van gerecycled polypropyleen, zeer goed bestand tegen hoge druksterkte, volledig herbruikbaar en een 100 procent Nederlands product. Dit resulteert in een zo gering mogelijke milieubelasting. De box bestaat uit een basiselement, dat in verband gelegd kan worden, met daarop een afdekelement. Daardoor ontstaat een gedegen basis. Tevens is het mogelijk basiselementen op elkaar te plaatsen, waarbij de deksel het totaal fixeert. De speciale SideFix en/of CoverFix
zorgen ervoor dat de afzonderlijke boxen of eenheden aan elkaar te koppelen zijn. Het ontwerp van de verbindingsstukken maakt het mogelijk dat de eenheden onderlinge werking kunnen opvangen. De eenheden en verbindingsstukken zijn te installeren zonder gereedschap of andere hulpmiddelen. Door middel van een geïntegreerd kanaal is de Aqua Multibox makkelijk te inspecteren en te reinigen. Dit kanaal kan tevens gebruikt worden voor extra drainage of kabeldoorvoer.
nieuwste ontwikkeling is de KLP-gording met PU-slijtlaag. KLP-gordingen en wrijfstijlen worden vaak toegepast als remmingwerken en stootranden. Het elastische materiaal veert namelijk licht mee en de gording laat bovendien geen strepen achter op bijvoorbeeld scheepswanden. De nieuwe gording waarbij het RE-PE-materiaal voorzien wordt van een PU-slijtlaag is uitermate geschikt voor toepassingen die nog hogere eisen stellen aan slijtvastheid en krachtabsorptie. De KLP-gording met PU-slijtlaag is voor het eerst ingezet op de veerboot naar Vlieland.
Standnummer 2.400 Standnummer 2.304
PE-aftakkingen voor grote diameters GF Piping Systems laat op Infratech zien dat ze van klein naar groot een compleet programma heeft. Blikvanger daarbij is het nieuwe ELGEF Plus Topload-systeem. Het is een serie producten die het mogelijk maken om PE-aftakkingen d160 tot d500 te maken op PE-leidingen van d315 tot d2000.
Het systeem bestaat uit een serie PE-zadels, twee modulaire installatiesets en een set bijpassende boren. De modulaire installatieset heeft een frame, een universele kleminrichting en een unieke schiller. Deze schiller maakt het mogelijk om slechts dat deel van de buis waar het zadel moet komen, met precisie in de juiste dikte te schillen. Daarnaast is de kleminrichting voorzien van een geïntegreerd aandraaimoment.
Kunststof leidingproducten Akatherm, leverancier van kunststof leidingsystemen en toebehoren, presenteert tijdens Infratech onder meer de Frialen elektrolaszadels SA-XL en de uitbreiding van de Kenadrain lijnafwatering. De Frialen elektrolaszadels SA-XL zijn bedoeld voor grote diameter aftakkingen op PE100 transportleidingen in de diameters 315-710 mm. De aftakkingen kunnen worden gemaakt op in gebruik zijnde transportleidingen onder druk. Het doorzagen kan achterwege blijven en de leiding hoeft niet druk- en mediumloos gemaakt te worden. Dit zorgt voor een eenvoudige, gemakkelijke en snelle verbinding met minimaal grondverzet. Het assortiment van Kenadrain lijnafwatering is uitgebreid tot klasse E600. De afvoergoot met het nieuwe polyamide rooster (klasse C250) is duurzaam, milieuvriendelijk, licht in gewicht (eenderde van het gewicht van gietijzer) en kan hierdoor nog eenvoudiger geïnstalleerd worden. De nieuwe vrijwel onzichtbare RVS sleufgoot (klasse C250) draagt bij aan een strak design en is uitermate geschikt in bijvoorbeeld winkelcentra. Standnummer 4.401
Standnummer 2.203
Gording met PU-slijtlaag Lankhorst Recycling Products levert een uitgebreid productenpakket voor de GWW-sector, zoals bruggen, steigers, beschoeiingen en damwanden, maar ook gordingen en wrijfstijlen. Nieuw op de beurs is de gording waarbij het RE-PE-materiaal voorzien wordt van een PU-slijtlaag. Lankhorst brengt deze producten, gemaakt van 100 procent gerecycled kunststof, op de markt onder de merknaam KLP. De H2O / 25/26 - 2012
57
Watervenster Entec Holland B.V.
Entec Holland B.V. Zeemanstraat 47 2991 XR Barendrecht T 010-458 00 22 F 010 458 43 30 E info@entec-holland.nl I www.entec-holland.nl
Entec Holland is toonaangevend als totaal leverancier van (riool) waterzuiveringen apparatuur. Denk hierbij aan hyperboloïde- / statisch mengers, beluchtingsytemen en is marktleider met geurfilters om overlast van rioolgas, zoals H2S tegen te gaan. Vrijwel elke waterzuiveringsinstallatie in Nederland kent de grote voordelen van onze hyperboloïde mengers. Zeer lange levensduur door hoogwaardige materiaal keuze, geen tot minimaal onderhoud, zeer
efficiënt in gebruik bij lage energiekosten, eenvoudige montage. In selectortanks kan door de specifieke werking van de hyperboloïde menger zelfs bespaard worden op tussenwanden. In vergelijk met conventionele mengers zijn deze units onvergelijkbaar. Entec Holland bezit een hoge graad van ervaring om optimaal rendement voor zuiveringsprocessen te verwezenlijken met betrekking tot levering en onderhoud.
Flowserve B.V.
Flowserve B.V. Flow Solutions Group Postbus 55, 7550 AB Hengelo T 074 - 240 40 00 F 074 - 242 56 96 E info-hengelo@flowserve.com I www.flowserve.com
Flowserve is wereldwijd toonaangevend op het gebied van vloeistof- en gasbeheersing. Ook service, reparatie en de upgrading van bestaande installaties dragen bij aan de gedegen reputatie van Flowserve. Flowserve heeft productiebedrijven in Etten-Leur, Hengelo en Roosendaal. Vier servicecentra, Etten-Leur en Hengelo in Nederland, en Antwerpen en Verrebroek in België, zorgen voor service en reparatie in de Benelux.
Flowserve Hengelo is marktleider in het upgraden van boezemgemalen in Nederland. Recente projecten zijn de gemalen Hoogland, Katwijk en Gouda. Daarnaast is Flowserve Hengelo gespecialiseerd in pompen voor de meest uiteenlopende watertoepassingen. Het programma omvat ook het repareren, opwaarderen en modificeren van pompen conform klantwensen.
KSB Nederland BV
KSB Nederland BV Postbus 211 1150 AE Zwanenburg T. 020-4079800 F. 020-4079801 E. www.ksb.nl I. infonl@ksb.com
KSB Nederland BV is een totaalaanbieder voor componenten, engineering en service voor inname, transport en behandeling van (drink) water en huishoudelijk, stedelijk en industrieel afvalwater. Ons specialisme: renovatie, ombouw, uitbreiding en nieuwbouw van pompgemalen en -systemen. Tevens engineeren en leveren wij componenten voor afvalwater- en biogasinstallaties. Met ruim 140 jaar ervaring en een compleet programma aan pompen, mixers, afsluiters, aandrijvingen, systemen en automatiseringsoplossingen
is KSB als geen ander in staat “maatwerk” te leveren. Onze uitdaging is de meest energieefficiënte oplossingen met gelijktijdig de laagste TCO (total costs of ownership) aan te bieden. Duurzaam ondernemen is een van de maatstaven waarmee KSB haar klanten van dienst wil zijn. Dankzij continue innovaties en een kwaliteitsbewustzijn is KSB de ideale partner voor al uw pomp- en mixervraagstukken. Een betrouwbare, betrokken en deskundige partner die ondersteunt van engineering tot nazorg, service en onderhoud.
Melspring International BV Melspring International BV Arhemsestraatweg 8 6881 NG Velp Postbus 268 6880 AG Velp T 0031 26 384 2042 F 0031 26 3842041 E hagen@melspring.com I www.watermelspring.com
Melspring International BV, Uw bron voor een compleet programma chemicaliën voor o.a. rioolwaterzuivering, drinkwaterbereiding, industriële (afval) waterbehandeling en slibverwerking. • Poly-electrolieten voor slibindikking en – ontwatering • Metaalzouten (ijzerchlorides/ijzerchloridesulfaten/(poly)aluminiumchlorides & blends/natriumaluminaten (alkalische Alu-oplossing) • Koolstofbronnen (methanol/ethanol/
azijnzuur/suikerwaters/alkalische glycerines/organische zuren/blends • Verkoop/verhuur (installaties voor aanmaak, opslag en dosering van chemicaliën, zowel permanent als tijdelijk) • (Afval)waterbehandeling op maat, met kennis en ervaring gericht op optimaal rendement en tevreden partners. Meer weten: Bezoek onze website: www.watermelspring.com
Watervenster Omegam Laboratoria B.V. Voor analyses van medicijnresten, biociden, gewasbeschermingsmiddelen, personal care products en vele andere contaminanten kunt u terecht bij Omegam Laboratoria. Doordat we gebruik maken van geavanceerde analysetechnieken en methoden kunnen we een groot aantal verbindingen in zeer lage concentraties meten. Wij bieden de deskundigheid van een wetenschappelijk instituut met de efficiëntie en kwaliteit van een geaccrediteerd milieulaboratorium.
Benieuwd naar wat Omegam Laboratoria voor u kunt betekenen? Neem gerust contact met ons op. Omegam Laboratoria B.V. H.J.E. Wenckebachweg 120 1096 AR Amsterdam T +31 (0)20 5976 769 E info@labspecials.nl I www.labspecials.nl
Bureau Waardenburg B.V. Al meer dan dertig jaar kunt u bij Bureau Waardenburg terecht voor een passend antwoord op allerhande ecologische vraagstukken. Met ruim zeventig medewerkers dekken wij de totale breedte van de ecologie. Ter land, ter zee èn in de lucht.
zelf uit en we weten inmiddels goed waar waterbeheerders mee te maken krijgen, ondermeer doordat onze medewerkers geregeld gedetacheerd worden. Daardoor sluiten onze adviezen goed aan bij de dagelijkse realiteit en de situatie in het veld.
Op watergebied betekent dit zowel zoet als zout, stromend en stilstaand water. Van de droge oever tot diep onder water. We voeren veel veldonderzoek en monitoring
Wij ondersteunen zowel waterbeheerders als terreinbeheerders en zorgen met onze brede blik voor synergie, een rol die ‘van nature’ bij ons past.
Bureau Waardenburg B.V. Varkensmarkt 9, 4101 CK Culemborg Postbus 365, 4100 AJ Culemborg T 0345-512 710 F 0345-519 849 E info@buwa.nl I www.buwa.nl
Waterstromen BV Waterstromen BV exploiteert industriële afvalwaterzuiveringen en vergisters in geheel Nederland. Industrieën die deze activiteiten wensen uit te besteden zijn bij ons aan het juiste adres.
singen of nieuwe installaties. Waar mogelijk maken we graag gebruik van innovatieve en duurzame processen en creëren we waarde uit afval. De betrouwbaarheid zal echter altijd worden geborgd.
De aanleiding is veelal een benodigde uitbreiding, nieuw- of verbouw van uw installatie, of de wens om U te concentreren op uw kernactiviteiten. Waterstromen is bereid bestaande installaties over te nemen en te investeren in uitbreidingen, aanpas-
Samenwerken met Waterstromen resulteert steeds in synergie. Waterstromen kan uw waterzuivering compleet ontzorgen. Samen met u vinden wij de beste oplossing
Waterstromen BV Postbus 8 7240 AA Lochem T (0573) 298 551 F (0573) 298 562 E info@waterstromen.nl I www.waterstromen.nl
Watts Industries Netherlands B.V. Watts Industries Netherlands B.V. maakt deel uit van het internationale Watts Industries concern en is leverancier van een zeer breed programma Watts producten voor verwarmings-, sanitaire en industriële toepassingen. Behalve de verantwoordelijkheid voor de verkoop van alle Watts Industries producten op de Nederlandse markt, ontwikkelt en vervaardigt Watts Industries Netherlands een volledige range waterappendages, welke wereldwijd worden afgezet.
Om wat voor product het ook gaat, er is altijd een volledige range in maten, aansluitingen en uitvoeringen leverbaar. Het complete leveringsprogramma van Watts Industries voorkomt compromissen en stelt het kwaliteitsniveau zeker tot in het detail. Het leveringsprogramma is vooral gebaseerd op gebruikersvriendelijke oplossingen voor de installatietechniek, waarbij gestreeft wordt naar het introduceren en/of ontwikkelen van innovatieve producten.
Watts Industries Netherlands B.V. Kollergang 14, 6961 LZ Eerbeek Postbus 98, 6960 AB Eerbeek T 0313-673 700 F 0313-652 073 E info@wattsindustries.nl I www.wattsindustries.com I www.waterbeveiliging.nl
Watercycle Research Institute