H2o 2006 20

Page 1

nยบ

39 ste jaargang / 20 oktober 2006

20 /

2006

TIJDSCHRIFT VOOR WATERVOORZIENING EN WATERBEHEER

REACTIES OP KRITIEK OP DIVIDENDUITKERING ERVARINGEN MET LOZEN VAN MEMBRAANCONCENTRAAT INTERVIEW MET HUGO GASTKEMPER 25 JAAR STATISTIEK OVER AFVALWATER


Wie zet onze communicatie op het juiste waterspoor? Waterbedrijf Groningen voorziet 260.000 klanten in de provincie Groningen en het Drentse Eelde en Paterswolde van goed en betrouwbaar drinkwater. Bovendien levert Waterbedrijf Groningen in toenemende mate proceswater in verschillende kwaliteiten tegen een concurrerende prijs aan de zakelijke markt. Wij zijn één van de grootste leveranciers van water op maat in Nederland en oriënteren ons op de uitbreiding van de activiteiten, waarbij wij graag meedenken met alle watergerelateerde partijen. Waterbedrijf Groningen is de partner als het gaat om innoverende technieken en oplossingen voor specifieke waterproblemen. Bij Waterbedrijf Groningen werken 215 gemotiveerde en deskundige mensen, die er samen voor zorgen dat er 24 uur per dag water wordt geleverd. Vanwege vermindering van werktijd van het huidige afdelingshoofd ontstaat de vacature voor

Hoofd Communicatie Functieprofiel U geeft leiding aan drie voorlichters en een medewerker vormgeving. U adviseert over het communicatiebeleid, functioneert als woordvoerder van ons bedrijf en heeft hierover regelmatig overleg met de directeur. U legt en onderhoudt contacten met media, brancheorganisaties en relevante publieksgroepen. Verder coördineert u de productie van in- en externe media. Ook bent u verantwoordelijk voor de coördinatie van de andere voorlichtingsen PR-activiteiten.

Persoonlijk profiel U beschikt over een afgeronde HBO+/WO-opleiding Communicatie(wetenschappen). U heeft aantoonbare journalistieke affiniteit en heeft meerjarige leidinggevende ervaring in het werkveld. U bent in staat het communicatiebeleid en -strategie verder uit te werken richting Missie:

toekomst en blinkt uit in omgevingsbewustzijn, integriteit en gevoel voor bestuurlijke- en interne verhoudingen.

Waterbedrijf Groningen wil als maatschappelijke onderneming de waterbelangen in de provincie Groningen duurzaam veilig stellen.

Wat biedt Waterbedrijf Groningen? Wij bieden goede arbeidsvoorwaarden die zijn geregeld in de CAO voor Waterleidingbedrijven en onze bedrijfsregelingen. De inschaling vindt plaats op basis van ervaring.

Informatie en sollicitatie Voor nadere informatie over deze vacature kunt u contact opnemen met met het huidige afdelingshoofd de heer Frits Vos, tel. (050) 368 86 07. Uw schriftelijke sollicitatie, voorzien van curriculum vitae, dient vóór 19 november 2006 in het bezit te zijn van de afdeling P&O, N.V. Waterbedrijf Groningen, Postbus 24, 9700 AA Groningen. Op de envelop vermeldt u in de linkerbovenhoek "Hoofd Communicatie". Mailen kan ook naar: vacatures@waterbedrijfgroningen.nl www.noorderlink.nl

Acquisitie wordt niet op prijs gesteld.

Een assessment maakt deel uit van de procedure.

Waterbedrijf Groningen, n kroaneg bedrief


Monopolie

D

e drinkwaterbedrijven kregen de afgelopen twee weken de nodige kritiek over zich heen. Eerst was daar de commotie over het uitkeren van dividend, wat ten koste zou gaan van de drinkwatertarieven, daarna volgde kritiek op de actie om bij scholen gratis waterkoelers neer te zetten. Dat zou oneerlijke concurrentie zijn, meenden de leveranciers van de apparaten. Beide zaken zijn niet van vandaag of gisteren. Sommige drinkwaterbedrijven keren al jaren dividend uit aan de gemeenten en provincies in hun voorzieningsgebied. Die klagen daar niet over. De politici van CDA, VVD en PvdA klagen wel. Zij willen een verbod gaan instellen op het uitkeren van dividend. Hét argument daarbij is dat niet-commerciële waterbedrijven moeten zorgen voor zo laag mogelijke drinkwatertarieven naast natuurlijk een prima productie en levering van dat water. En het uitkeren van dividend zou wel eens

kunnen leiden tot prijsverhoging in plaats van -verlaging. Nu blijkt dat laatste niet op te gaan. Juist de publicatie in De Volkskrant die de al bestaande discussie nieuw leven inblies, leverde het bewijs. Niet alle drinkwaterbedrijven die geen dividend uitkeren, konden hun tarief verlagen. Andersom verhoogden niet alle drinkwaterbedrijven die wel dividend uitkeren, hun tarief. Kortom, wordt door de waterbedrijven misbruik gemaakt van hun verdiende winst door die niet ten bate te laten komen aan de burger? Daarop kan alleen een bevestigend antwoord volgen als het betreffende drinkwatertarief niets zinnigs heeft gedaan met de winst, niet geïnvesteerd heeft in de productie en levering van het drinkwater. En over welk waterbedrijf hebben we het dan? Peter Bielars

H2O tijdschrift voor watervoorziening en waterbeheer verschijnt ééns per 14 dagen Officieel orgaan van Stichting tot uitgave van het tijdschrift H2O en haar participanten: - Vereniging van Waterbedrijven in Nederland - Koninklijke Vereniging voor Waterleidingbelangen in Nederland - Nederlandse Vereniging voor Waterbeheer - Kiwa

inhoud nº 20 / 2006 4

/ Reacties op kritiek op dividenduitkering waterbedrijven

6 / Interview met Hugo Gastkemper Maarten Gast

Uitgever Rinus Vissers Redactie Peter Bielars (hoofdredacteur) Michiel van Zaane Marjon Hoogesteger Redactiesecretariaat Dora Pompe Redactieadres en uitgeverij Postbus 122, 3100 AC Schiedam telefoon (010) 427 41 65 telefax (010) 473 26 40 e-mail h20 @ nijgh.nl Bezoekadres: ’s-Gravelandseweg 565 3119 XT Schiedam Redactiecommissie Harry Tolkamp (voorzitter/NVA) André Struker (KVWN) Frits Vos (VEWIN) Gerda Sulmann (Kiwa) Advertentieverkoop Roelien Voshol (010) 427 41 54 Brigitte Laban (010) 427 41 52 Mediaorder Carola Sjoukes (010) 427 41 41 Suzanne Klüver (010) 427 41 40 telefax (010) 473 20 00 Abonnementenservice Pauline Roos Tini van Schijndel telefoon (010) 427 41 08 telefax (010) 426 27 95 Abonnementsprijs € 92,- per jaar excl. 6% BTW € 122,- per jaar voor buitenland € 8,- losse exemplaren excl. 6% BTW Abonnementen gelden voor één jaar en worden – zonder tegenbericht – automatisch verlengd. Opzeggingen dienen schriftelijk uiterlijk 6 weken voor het aflopen van de abonnementsperiode te geschieden aan bovenstaand postadres. Druk en lay-out Den Haag mediagroep b.v., Rijswijk Copyright Nijgh Periodieken B.V., 2006 Het auteursrecht op de inhoud van dit tijdschrift wordt uitdrukkelijk voorbehouden. Overname van artikelen alleen na schriftelijke toestemming van de uitgever.

8

/ Stand van zaken rond diffuse vervuiling van water Arno van Breemen en Peter Schipper

10 / Hunze en Aa’s combineert natuur en veiligheid bij verbetering kaden

8

Jan Bakker en Herman Wanningen

12 / Juridische belemmeringen bij lozing membraanconcentraat Lilian Bernhardi, Anneke Gijsbertsen en Jan Willem Kooiman

14 / Ervaringen bij Vitens met lozing van membraanconcentraat Ron Jong en Maarten Nederlof

18 / Shanghai proeftuin voor geavanceerde drinkwatertechnologie

12

Ignaz Worm en Toine Ramaker

21 / Droogtebeheer met een korreltje zout Jelmer Biesma, Michiel Lips, Martine Lodewijks en Bastiaan Roos

29 / 25 jaar statistiek over zuivering van afvalwater

18

Tjerk ter Veen, Ronnie Huwaë en Kees Baas

33 / Nieuw type antiscalant voor membraanfiltratie Dinxperlo Ron Jong, Jan-Willem Bil, Irma Steemers-Rijkse en Maarten Nederlof

37

/ Is een nullozing voor nanofiltratie en omgekeerde osmose haalbaar? Bas Heijman en Sheng Li

40 / De morfologie en werking van wellen Tim Favier, Perry de Louw en Roelof Stuurman

www.vakbladh2o.nl

Bij de voorpagina: Metingen in het Drentsche Diep ten behoeve van de bepaling van de hoogte van de kaden (zie pagina 10). (Foto: Herman Wanningen).


Reacties drinkwaterbedrijven op kritiek op dividenduitkering De kritiek van verschillende politieke partijen op het uitkeren van dividend door de drinkwaterbedrijven roept uiteenlopende reacties binnen de sector op. Gevreesd wordt voor meer grip van de overheid op het reilen en zeilen van de waterbedrijven. Van de in totaal 51 miljoen euro aan dividend die in 2005 is uitgekeerd, kwam 34 miljoen van Evides en 10 miljoen van Vitens. Evides maakte vorig jaar 68 miljoen euro winst.

W

aterbedrijven mogen winst maken en dividend uitkeren, maar niet alle bedrijven doen het. Evides bijvoorbeeld wel met als argument dat de gemeenten en provincies die aandeelhouder zijn, mee mogen genieten van een deel van het rendement uit hun bedrijf. De winst wordt volgens Evides onder andere gebruikt voor nieuwe technieken en andere innovaties op watergebied (bijvoorbeeld de Berenplaat). De drinkwatertarieven zullen de komende jaren niet stijgen. Niemand wordt derhalve de dupe van dividenduitkering. Alle partijen hebben er baat bij, zo meent Evides. Oasen daarentegen had eind 2005 ook een overschot op de begroting, maar hier kozen de aandeelhouders ervoor om met dat geld de drinkwaterprijs dit jaar te laten dalen. In de statuten van Oasen staat dat de aandeelhouders (36 gemeenten in het voorzieningsgebied) gezamenlijk op zich recht hebben op ongeveer 11.000 euro aan dividend. Maar het is al jaren gebruikelijk dat de aandeelhouders

dit bedrag teruggeven aan Oasen die het gebruikt voor haar opleidingsproject op Kalimantan. PWN keert dan weer wel dividend uit, maar tegelijkertijd daalden de drinkwatertarieven de afgelopen jaren en is de waterprijs sinds 2004 ongeveer constant gebleven. PWN kent slechts één aandeelhouder: de Provincie Noord-Holland. Vorig jaar ging het om een bedrag van ruim 850.000 euro. Waterbedrijf Groningen opereert bewust zonder winstoogmerk en keert daarom geen dividend uit. Desondanks steeg het drinkwatertarief in Groningen de laatste jaren iets, ongeveer evenveel als de inflatie.

Argumenten Het argument van de Tweede Kamerleden van CDA, VVD en PvdA die het liefst een verbod in willen stellen op het uitkeren van dividend door waterbedrijven, is dat de klant geen keuze heeft, niet kan overstappen naar een ander waterbedrijf en daardoor

afhankelijk is van het (financiële) beleid van het eigen drinkwaterbedrijf. Klanten van waterbedrijven zonder winstoogmerk zouden beter af zijn volgens hen dan klanten van waterbedrijven die dividend uitkeren. Dat blijkt dus niet zo te zijn. De Kamermeerderheid die voor afschaffing van dividenduitkering door de waterbedrijven is, wil het verbod vast gaan leggen in de nieuwe Drinkwaterwet.

Te koop Aandelen van het grootste drinkwaterbedrijf, Vitens, staan intussen nog steeds te koop. Vitens is nu nog grotendeels in handen van gemeenten en provincies, maar energiebedrijf Nuon die een kwart van de aandelen heeft, wil daarvan af. De wet verbiedt dat een commerciële partij aandelen van een waterbedrijf in handen heeft. De benaderde provincies zagen af van aankoop vanwege het onduidelijke rendement. Vitens gaat ze nu waarschijnlijk zelf opkopen.

Evides stak de afgelopen jaren veel geld in een omvangrijke renovatie en uitbreiding van de zuiveringsinstallatie op de Berenplaat(foto: Aeroview).

4

H2O / 20 - 2006


actualiteit Waterbouw gefrustreerd door overheid Het heeft architect Ashok Balotra heel wat tijd gekost om te ontdekken dat het woord ‘magniet’ bestaat uit twee delen. Het duurde nog langer voor hij ontdekte dat ‘mag wel’ ook bestaat. Ook Jelke Jan de With, oud directeur van Boskalis, is ‘mag niet’ vele malen tegengekomen. Beide heren lieten dan ook gloedvolle betogen horen voor meer (ondernemers)vrijheid en minder regels van de overheid voor grote waterprojecten. Dat bleek tijdens de Waterbouwdag 2006 op 12 oktober in Amersfoort.

D

e bijeenkomst, waarvan de organisatie gedragen werd door het CUR, KIVI NIRIA, Rijkswaterstaat en het Technologisch Vakblad, trok ongeveer 600 bezoekers, waaronder 100 studenten. Zij kwamen aan bod bij de uitreiking van de afstudeerprijs van de Vereniging van waterbouwers in Bagger-, Kust- en Oeverwerken. De prijs voor hbo-instellingen ging naar Tom IJsebaert en Richard van Liere van de Hogeschool Zeeland voor een project over natuurcompensatie in de Perkpolder. Tim Raaijmakers (TU Delft) mocht de prijs in ontvangst nemen voor een onderzoek naar onderzeese taludontwikkeling van gebaggerde sleuven en (vaar)geulen. Eén van de onderwerpen die aan bod kwamen, waren de overstromingen in New Orleans. Die waren misschien niet helemaal te voorkomen, maar de schade had kleiner kunnen zijn, zo bleek uit het verhaal van

Alfred Naomi van het U.S. Army Corps of Engineers. De oorspronkelijke veiligheidsplannen zijn vele malen aangepast vanwege milieu-overwegingen, politieke prioriteiten en financiële overwegingen. Een situatie, zo voegde hij er aan toe, die overal ter wereld hetzelfde is. Een regering is per definitie een reactief orgaan. In Nederland heeft It Fryske Gea de afgelopen jaren verschillende natuurherstelprojecten uitgevoerd. Voorzitter Ultsje Hosper gaf in een gloedvol betoog voorbeelden van die projecten, die zelfs bezoekers uit Ghana trokken. Een knap staaltje van de hedendaagse civiele techniek werd over het voetlicht gebracht door Hans de Wit van het Adviesbureau Noord/Zuidlijn Amsterdam. Hij liet zien wat er allemaal bij komt kijken om de metrolijn onder Amsterdam Centraal Station én het IJ door te trekken.

Mark Dierikx, Directeur-Generaal Water van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat ging opnieuw in op de veranderende omstandigheden, die Nederland voor grote keuzes én uitgaven stelt. Hij pleitte ervoor deze veranderingen niet als dreiging te zien, maar als een ‘kans’. De primaire keringen worden door de rijksoverheid onderhouden, de secundaire keringen door de waterschappen. Ook voor hen ligt een (nog) belangrijke(re) taak in het verschiet, volgens directeur Veiligheid en Zuivering Kees Vonk van Waterschap Rivierenland. Om hun taak goed te kunnen uitvoeren, moeten de waterschappen veranderingen doorvoeren. Alle gegevens moeten worden geactualiseerd, normen waar nodig aangepast, een risicobenadering moet worden gevolgd en de samenhang tussen de normen moet worden verbeterd. Verantwoordelijkheden moeten duidelijker vastgesteld worden en het gevoel van urgentie moet worden vergroot. Tenslotte moeten de waterschappen, aldus Vonk, met meer slagvaardigheid gaan optreden.

Technisch hoogstandje WML Waterleidingmaatschappij Limburg heeft een technisch hoogstandje uitgevoerd door een transportleiding met een diameter van 600 millimeter over een lengte van 600 meter onder het riviertje de Swalm te trekken. Ook loopt de leiding onder een gemeentelijk zwembad door.

H

et project maakt deel uit van de ring Waterproductiebedrijf Heel, een leiding die het water uit Heel door Midden- en Noord-Limburg transporteert. Deze leiding gaat twee maal onder de Maas door. Door de ringstructuur kan het waterbedrijf drinkwater zowel linksom als rechtsom leveren, wat de leveringszekerheid aanzienlijk verhoogt. De leiding onder de Swalm en het bijbehorende natuurgebied maakt deel uit van een traject van 17 kilometer. Eerst werd een pilotboring uitgevoerd, daarna werd de boorgang verruimd tot 900 millimeter waarna de nodulair gietijzeren leiding er doorheen werd getrokken. De transportleiding is nu voor ongeveer de helft aangelegd. Het project wordt uitgevoerd als een zogeheten design- and construct-werk.

H2O / 20 - 2006

5


Hugo Gastkemper

HUGO GASTKEMPER, DIRECTEUR STICHTING RIONED:

“Gemeenten zullen riolering niet loslaten” Een stukje van Milco Aarts uit De Telegraaf van 22 augustus jl.: “Onze straat stond blank dit weekeinde. Ook elders waren waterputten kansloos tegen de stortbuien. Klimatologen roepen dat die tropische buien blijvend zijn. Je zou dus zeggen dat het rioleringsstelsel moet worden uitgebreid.” Neen hoor, zegt rioolbaas Hugo Gastkemper. Hij vindt de klimatologische voorspellingen te vaag voor dure ingrepen en zegt: “We komen begin volgend jaar waarschijnlijk met een voorstel voor onderzoek naar de gevolgen van klimaatverandering voor de riolering”. De daadkracht spettert ervan af. Wat een brok dynamiek blijkt onze chef droge voeten en kelders te zijn. Dat geeft de dweilende burger vast veel moed. Voorstel tot onderzoek ..!!” De vele steden en dorpen die blank stonden, de VNG die zegt dat 3,5 miljard euro nodig is voor aanpassingen, berichten als het bovenstaande. Aanleiding genoeg voor een bezoek aan Ede, waar drs. H.J. Gastkemper met Stichting RIONED kantoor houdt.

6

Is er sprake van wateroverlast?

Verandert de maatgevende bui?

“Om die vraag goed te beantwoorden, moet je onderscheid maken tussen hinder en schade. Hinder heb je van water dat op straat blijft staan, maar na een uurtje is weggestroomd. Schade ontstaat wanneer water winkels en woningen binnenstroomt, wanneer verkeersgevaarlijke situaties ontstaan doordat putdeksels omhoog komen of tunnels vol water komen te staan.” “In de beleving van het publiek is er overlast wanneer er water op straat staat. Als je ook deze hinder wilt voorkomen, is dat ongelooflijk duur. Wij zeggen dus: “Accepteer de hinder, maar creëer maatregelen voor het veilig en tijdelijk bergen van water op het maaiveld, zodat je zo weinig mogelijk last hebt van dat water en schade kunt voorkomen.”

“Dat is een vraag die de vakwereld zich nu moet stellen. Wij moeten een stap zetten naar een benadering waarbij we ook de werking van het bovengrondse deel van het systeem in beeld krijgen. We volgen de klimaatscenario’s van het KNMI die zeggen dat bij zomerse buien de maatgevende dagsom (T = tien jaar) toeneemt tot 27 procent in 2050 en tot 54 procent in 2100. Wij interpreteren dat zo dat daarmee ook de intensiteit van de buien evenredig toeneemt. In De Bilt is de jaarlijkse hoeveelheid neerslag met 100 mm toegenomen in de laatste 100 jaar, van 700 naar 800 mm/jaar.” “Omdat rioolstelsels gemiddeld 60 jaar meegaan, met een spreiding van 40 jaar in veenweidegebieden tot wel 100 jaar in het zand, mag je niet achterover gaan zitten,

H2O / 20 - 2006

maar moet je kijken wat voor maatregelen je moet nemen om in de komende jaren die voorspelde veranderingen op te vangen.” “De extreme buien worden extremer en komen vaker voor. Dat is de kern van de boodschap. We gaan nu uit van één keer per twee jaar water op straat. Als je niets doet, zal dat dus vaker worden en zal de schade toenemen.” “Er zijn drie lijnen van aanpak, die je naast elkaar moet volgen: je moet meer berging op straat creëren, gebouwen beschermen tegen instromen van water en meer afvoercapaciteit in het watersysteem aanbrengen. Vroeger werden straten als een plat ‘bakmodel’ ontworpen, met stoepen en drempels. Om reden van gemak, esthetiek, kosten en commercialiteit heeft men dat losgelaten, in winkelstraten waar de straat naadloos overgaat in de winkelvloer, maar ook op woonerven. Gevolg is dat er minder ruimte is voor water en er eerder water naar binnen stroomt. Minimale verschillen in hoogte hebben vaak grote effecten.” “Daar moet je dus heel goed naar kijken, maar bij voorkeur ook heel pragmatisch en heel individueel mee omgaan. Waar ging het nog goed, waar fout? Wat kan ik eraan doen, hoe kan ik voorkomen dat het water bij een nog iets zwaardere bui wel naar binnen stroomt?”

Zijn onze rioolstelsels goed? “Om die vraag te beantwoorden, moet je eerst zeggen waarvoor je riolering nodig hebt. Dat zijn de opvang en afvoer van overtollig hemelwater, de afvoer van vuilwater en de afvoer van overtollig grondwater. Bij de Tweede Kamer ligt een voorstel voor een wet Verankering en Bekostiging Gemeentelijke Watertaken, een wetsvoorstel van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Die wet regelt de nieuwe rioolheffing en geeft ook een herdefinitie van de gemeentelijke rioleringstaken. Dat is de afvoer van biologische afbreekbare afvalstoffen naar de rwzi. Voor regen- en grondwater is de burger primair zelf verantwoordelijk. Daarna komen de overheden. De gemeente heeft de zorgplicht voor de afvoer van hemelwater dat de burger redelijkerwijs niet zelf in de bodem kan infiltreren én voor de afvoer van grondwater dat structurele overlast bezorgt. Deze taak voert de gemeente overigens samen met het waterschap uit. Voor het voorkomen van incidentele overlast is de burger verantwoordelijk. Zo moeten gebouwen, aan alle zes zijden, waterdicht zijn. Niet alleen het dak, ook de onderkant.”

Verandert er daardoor iets? “De benadering is anders. Het zoveel mogelijk gescheiden houden van vuil en schoon water is uitgangspunt. Regenwater is in principe schoon. Afhankelijk van het soort verhard oppervlak waar het op valt, kan het regenwater direct in de sloot of in de bodem gevoerd worden, dan wel na bodempassage,


interview

een lamellenafscheider of een helofytenfilter. Probleem is dat er nog altijd foutieve aansluitingen zijn. Als twee procent van het afvalwater onjuist aangesloten wordt, is de belasting van oppervlaktewater daardoor op jaarbasis even groot als door de vuillast uit overstorten. Wel is de ene belasting continu, de andere incidenteel. Meer afkoppelen geeft minder water op de rwzi en ook minder overstortwater. Overstorten blijven echter wel nodig. Bij extreme buien kun je niet zonder overstorten, als je water op straat wilt voorkomen. Hoe extremer de buien worden, des te meer je die overstorten nodig hebt.” “Afkoppelen lijkt nu de oplossing voor alle problemen, van kwaliteit en kwantiteit. Maar dat is niet zo. Als je het goed wilt doen, moet je ook daar met de toename van intensiteit van buien rekening houden en dus grote capaciteit realiseren in leidingen, in infiltratievoorzieningen, in wadi’s en dergelijke. De investering is meestal aanzienlijk hoger dan voor het vervangen van het gemengde stelsel. Het onderhouden en handhaven vraagt ook extra geld.”

Zijn er alternatieven? “Jazeker. Elke gemeente kan en moet zijn eigen beleidskeuze maken. Bezien wat maatregelen opleveren ten aanzien van milieubescherming, waterhuishouding, verrijking van het stadsbeeld en voorkomen van overlast. Alternatieven van afkoppelen zijn het creëren van extra berging, in bakken of in het openbaar groen, extra overstorten en alles wat je verder aan lokale voorzieningen kunt bedenken: bezinkvijvers, rietvelden, helofytenfilters. Maar alles vraagt veel kennis, inzet van mensen en van geld voor onderhoud en instandhouding, goed rekening houden met de lokale omstandigheden.”

Hoe is Stichting RIONED ontstaan? “Stichting RIONED is 20 jaar geleden opgericht als initiatief van een groep mensen die zich zorgen maakten over de vervanging van rioolstelsels. De aanleg van de riolering werd gefinancierd uit de grondkosten of in bestaande situaties uit de verfijningsuitkering. Voor vervanging waren geen reserves opgebouwd. Met de introductie van de OGB, de voorganger van de OZB, was het gemeenten zelfs enige tijd verboden nog langer een aparte rioolbelasting op te leggen. Mensen als Jan Honingh (destijds KOMO), Rob Ywema (Heidemij), Jan Wiggers (DHV) en Wicher Worst (Grontmij) hebben in 1984 het voortouw genomen tot de oprichting van Stichting RIONED, als netwerkorganisatie avant la lettre om aandacht voor dit probleem te vragen. De stichting telt nu bijna 550 organisaties als begunstiger, waaronder 93 procent van de gemeenten, 26 waterschappen, negen provincies en het Rijk én buisleveranciers, aannemers, ingenieursbureaus, reinigingsbedrijven, universiteiten

en hogescholen. Vertegenwoordigers van koepelorganisaties uit al die verschillende sectoren zitten in ons bestuur.”

Wat zijn jullie huidige activiteiten? “Wij hebben een platformfunctie. Wij zijn een kenniscentrum. De VNG en Unie van Waterschappen zijn organisaties die de belangen van overheden behartigen. Wij behartigen de belangen van een toegepast werkterrein. Wij geven informatie en voorlichting aan het publiek, de pers en de politiek over nut en noodzaak van maatregelen en voorzieningen, over keuzes en kosten. Alles vanuit de inhoud van dit vakgebied. Wij hebben vorig jaar de Nederlandse Rioleringsatlas gemaakt. Daaruit blijkt dat als je voldoende aandacht en geld wilt besteden aan het op peil brengen en houden van de riolering er voor de periode van 2005-2015 een investering van tien miljard euro nodig is: zes miljard voor vervanging, twee miljard voor milieuaanpassingen, één miljard voor afkoppelen en één miljard voor grondwateroverlast. Voor aanvullende kwaliteitsmaatregelen op grond van de KRW en aanvullende kwantiteitsmaatregelen in verband met de klimaatverandering hadden we nog geen bedragen opgenomen. De 3,4 miljard euro die de VNG nu noemt, is wat nodig is om wateroverlast te voorkomen. We moeten nog bekijken welk deel daarvan al in onze tien miljard zat.”

Tegen welke waarde moet je die tien miljard euro afzetten? “De vervangingswaarde van alle rioolstelsels in Nederland bedraagt ongeveer 60 miljard euro. De vervangingsachterstanden zijn in grote lijn ingelopen. Dat is de afgelopen jaren eigenlijk geruisloos gegaan. Daarvoor verdienen de gemeenten een groot compliment. Er zijn alleen nog achterstanden in de veenweidegebieden waar de slappe grondslag grote extra kosten met zich mee brengt en in sommige kleine gemeenten die vervanging opsparen tot een groot pakket ineens. Het rioolrecht is gemiddeld met zeven procent per jaar gestegen. Het tempo van de vervanging zal echter omhoog moeten, omdat de meeste riolen in de jaren 60 en 70 zijn aangelegd. Het rioolrecht zal hierdoor, inclusief inflatie, in de komende tien jaar verdubbelen. Waarom dat nodig is, is goed uit te leggen, maar je moet het wel steeds weer doen. Maar het is onvermijdelijk als we gezond willen blijven en droge voeten willen houden. Dat is de kern van onze boodschap.”

besteden wij uit. Ons werk is voorbereiden, begeleiden en zorgen dat de resultaten goed afgeleverd worden bij de gebruikers. Vooral dat laatste vraagt veel zorg en aandacht. Maar juist daar zijn we voor.”

Hoe ben jij op deze stoel gekomen? “Ik ben bestuurskundige van de TH Twente. Geboren in 1957 in Amsterdam, afgestudeerd in 1984. Tijdens mijn studie ging ik de kant van de ruimtelijke ordening op. Mijn eerste baan was bij de Universiteit van Amsterdam, ik heb daar RO-recht en staatsen bestuursrecht gegeven. In 1987 ben ik bij SGBO, het bestuurskundig adviesbureau van de VNG, gaan werken. In 1990 werd ik de beleidsmedewerker milieu en vervolgens hoofd van de afdeling milieu van de VNG. Per 1 januari 2000 ben ik Hendrik de Beaufort opgevolgd als directeur van Stichting RIONED.”

Wat zijn je plannen voor de toekomst? “Wij gaan door als kenniscentrum voor en door de vakwereld en met het op de kaart zetten van de riolering, bij het publiek en de politiek, via internet, brochures, flyers, voorlichtingsmateriaal, rapporten en cijfermateriaal. Aandachtspunten zijn de stelselkeuze, waarvoor nog veel meer gemeten zal moeten worden, waterkwaliteitseffecten, waarvoor waterschappen veel beter moeten zeggen welke kwaliteit ze willen en bestrijding van wateroverlast, samen met gemeenten en waterschappen. Ik zie veel in samenwerking, veel minder in de vorming van waterketenbedrijven. Ik betwijfel of het voorbeeld van Waternet wordt nagevolgd of uitgebouwd. De riolering is daarvoor te belangrijk voor gemeenten. Het gaat

“Afkoppelen niet de oplossing voor alle problemen”

Hoe groot is Stichting RIONED? “Wij zijn een kleine stichting. Er werken negen mensen bij ons, ruim zeven fte. We hebben een omzet van twee miljoen euro per jaar. Het eigenlijke onderzoekswerk

niet alleen om de afvoer van verontreinigd drinkwater, het gaat vooral om de afvoer van het regenwater. Die taak is functioneel helemaal verweven met de inrichting van de openbare ruimte, de riolering is fysiek verknoopt met de weg door de ligging en de straatkolken en financieel eveneens nauw daaraan gekoppeld doordat 40 tot 65 procent van de kosten van rioolvernieuwing direct betrekking heeft op de weg. Het rioolstelsel is er voor de afvoer van regenwater èn gebruikt drinkwater. Alleen als je begint bij het regenwater begrijp je de problemen, oplossingen en denkwereld van de rioleringsbeheerder. Daarom hebben gemeenten een verantwoordelijkheid voor de riolering die te groot is om los te laten.” Maarten Gast

H2O / 20 - 2006

7


IWA-CONGRES IN ISTANBUL

Stand van zaken rond diffuse vervuiling van water De IWA-conferentie van de Specialist Group Diffuse Pollution van 18 tot 22 september in Istanbul kende een hoge opkomst met circa 220 deelnemers uit 44 landen. Zij kregen in totaal ruim 140 inleidingen en bijna 40 posters gepresenteerd. Agrarische en stedelijke diffuse problemen vormden de hoofdmoot van het congres, naast modellen integraal waterbeheer en de sociaal-economische onderwerpen. Daarnaast voerde een technische tour langs oude Ottomaanse waterwerken (zie foto’s). Onderstaand is een selectie opgenomen van onderwerpen die voor Nederland interessant kunnen zijn.

E

én van de meest in het oog springende verhalen was dat van Jan Hulskotte van TNO over de recent ontdekte emissies van koper vanuit de slijtage van remvoeringen van het wegverkeer dat vooral via de lucht wordt verspreid. Op Nederlandse maar ook op Europese schaal lijkt deze onderschatte emissie het grote verschil tussen met modellen berekende en de gemeten atmosferische depositie te verklaren. Peter Schipper van Grontmij presenteerde een overzicht van de verkeersemissies naar lucht (fijn stof ) en water (metalen en PAK) en de wijze waarop Nederland hiermee in het beleid omgaat. Hij ging daarna verder in op de nieuwste inzichten in de uitspoeling van zware metalen in landelijk gebied naar Nederlandse oppervlaktewateren, mede namens Luc Bonten van Alterra. Na de constatering dat zware metalen sterk blijven accumuleren op landbouwgronden, legde hij in een volgende presentatie de nadruk op stappen die nodig en mogelijk zijn om bronmaatregelen te bewerkstelligen. Reinaldo Peñailillo van WL|Delft Hydraulics presenteerde zijn afstudeeronderzoek over speciatie, biobeschikbaarheid en toxiciteit van zware metalen in het aquatisch milieu en de factoren en processen die hierop van invloed zijn. Zware metalen zijn een serieuze vorm van aquatische vervuiling, omdat ze als stabiele elementen moeilijk te verwijderen zijn door natuurlijke processen. Klaas Sloots van Waterschap Hollandse Delta presenteerde als volgende stap in de strijd tegen agrarische emissies de resultaten van de ‘Akkerrandenregeling in de Hoeksche Waard’, de bufferstroken van 3,5 meter breedte waar een mengsel van zaden wordt ingezaaid en waar geen mest en bestrijdingsmiddelen worden gebruikt. Victor van den Berg ging in op de pilotprojecten die Waterschap Brabantse Delta uitvoert waarbij in de praktijk ervaring wordt opgedaan met maatregelen om aan de eisen van de Kaderrichtlijn Water te voldoen. Succesfactoren zijn een totaalbenadering wat betreft alle verontreinigingsbronnen en het opzetten van een zogeheten leerkring tussen alle pilots in de provincie.

8

H2O / 20 - 2006

Brigitta Putters van Waterleidingmaatschappij Limburg legde uit hoe met een uitgekiend modelinstrumentarium de hoge nitraatbelasting in winputten in het kalksteengebied van Limburg zijn gesimuleerd en welke factoren hierop van invloed zijn. Sandra Verheijden van Brabant Water presenteerde een gezamenlijke pilot van regionale overheden en doelgroepen om het gebruik van bestrijdingsmiddelen terug te dringen: het project ‘Schoon water voor Brabant’. Via stimulering, innovatie en educatie worden boeren, burgers, gemeenten en de industrie met maatwerk benaderd om te komen tot reductie van de uitspoeling van bestrijdingsmiddelen naar het grondwater tot gehalten beneden de drinkwaternorm. Jeroen de Klein van de universiteit van Wageningen tenslotte ging in op zijn modelonderzoek om de retentie van nutriënten in beken te berekenen en hiervoor eenvoudige rekenregels af te leiden. De retentie blijkt zoals verwacht sterk toe te kunnen nemen door een uitgekiende inrichting en beheer. Waterkelder uit het jaar 532 (Yerebatan Sarnici)

Klaas Sloots

Sociaal-economische benaderingen Van alle overige presentaties spraken vooral die in de sociaal-economische sessies de Nederlandse delegatie aan. Interessant was het verhaal uit Zweden, waar ook de Vrije Universiteit Amsterdam bij betrokken is, over een onderzoek naar de democratische publieke betrokkenheid bij de implementatie van de KRW. In het project is een inwonersjury ingesteld. Het zoeken van vrijwilligers hiervoor was lastig (12 mensen op 1500 brieven), maar het resultaat was een zeer zinvol en bruikbaar advies. Met een sociologische benadering en monitoring


verslag De IWA Specialist Group Diffuse Pollution gaat in mei 2007 tijdens een ‘regionale’ tweedaagse workshop in Dublin veel aandacht besteden aan de Kaderrichtlijn Water en diffuse bronnen en met name aan de instrumenten die in de verschillende landen ontwikkeld worden, zoals de KRW-verkenner. De elfde internationale conferentie vindt vervolgens plaats van 26 tot 31 augustus 2007 in Belo Horizonte in Brazilië.

Ottomaanse drinkwaterproductie

is bereikt dat de participanten mee bleven doen in het proces naar acceptabele maatregelen en niet halverwege door scepsis eruit zijn gestapt. Vanuit de wens om het Great Barrier Reef te beschermen tegen diffuse verontreinigingen vanuit het agrarische achterland wordt in Australië een studie uitgevoerd naar de welzijnsfunctie van mensen: wat beïnvloedt hun welzijn, onderverdeeld naar sociale, economische of ecologische aspecten? Gedachte hierachter is dat door de inwoners in je gebied te kennen je het draagvlak en de effectiviteit van milieumaatregelen beter kunt inschatten.

interessante verschillen. Het planproces is in Ierland iets transparanter dan in Nederland: eerst wordt met de overheden in een iteratief proces bepaald wat de doelen, maatregelen en kosten zijn (voorjaar 2007 gereed), daarna wordt een zelfde iteratief proces gestart met de belangenpartijen. Turkije heeft drie jaar uitstel gekregen van de Europese Unie. Het grootste probleem is daar de versnippering van het waterbeheer tussen de diverse departementen en de afhankelijkheid van water uit het buitenland. Turkije verwacht dat uitvoering van de KRW ongeveer 50 miljard euro gaat kosten.

Kaderrichtlijn Water

Nutriënten en bestrijdingsmiddelen

Sean Blacklocke van het Eastern River Basin District in Ierland presenteerde een KRW-instrument dat veel overeenkomsten vertoont met de Nederlandse KRWverkenner, maar ook enkele opmerkelijke en

In diverse landen bedreigt nitraat in aquifers de drinkwaterputten, zoals in Canada, waar met behulp van uitgebreid isotopenonderzoek aangetoond kon worden dat ook in de winter met een (maandenlang) Aquaduct bij Unzunkemer

sneeuwdek nitraat uitspoelt naar het diepere grondwater. Duitsland onderzoekt manieren om de efficiëntie in stikstofbenutting door planten te verbeteren. De concentratie nitraat in het huidige grondwater wordt grotendeels bepaald door historische belasting. Erosie blijkt de grootste bron van fosfaatbelasting van het oppervlaktewater, maar tevens is het grootste deel vastgelegd in sedimenten van stilstaande wateren (net als bij in het Volkerak-Zoommeer). Noorwegen propageert de inzet van lokale kleinschalige helofytenfilters. Een tiental typen is onderzocht. Het meest effectief is dan een combinatie van drie systemen: alleen stro, diep met ondergedoken waterplanten en ondiep met ondergedoken waterplanten. Ook van belang was het verhaal van Baldur Bujatzeck uit Canada over het ontwerpen van een conceptuele methode om beslissingen te ondersteunen op het veld en op kleine schaal, met medewerking van boeren, landbouwspecialisten en milieugroepen.

Verkeer Op gezamenlijk initiatief van ondergetekenden en afgevaardigden uit het Verenigd Koninkrijk en Texas werd in een workshop over verkeersemissies stilgestaan rond de vraag wat regionaal en internationaal gedaan kan worden om emissies naar water en lucht te verminderen door bronaanpak en verkeersmanagement. In de discussies kwamen enkele interessante nieuwe punten naar voren, zoals de stelling dat verkeersproblemen in feite ingrijpen op de kwaliteit van het leven en het landschap, zodat oplossingen niet alleen ingestoken moeten worden op risico’s voor waterverontreiniging, maar ook voor de luchtkwaliteit, veiligheid, landschap en beleving. Hierbij zullen prioriteiten moeten gelegd, want diverse oplossingen voor veiligheid of landschap kunnen emissies naar water verergeren en vice versa. Over de resultaten van deze workshop wordt separaat een verslag opgesteld, dat zal dienen als basis voor een vervolgdiscussie tijdens het volgende IWA-congres. Het uiteindelijke doel is te komen tot aanbevelingen over de verdere aanpak van verkeersemissies. Arno van Breemen (Unie van Waterschappen) en Peter Schipper (Grontmij)

H2O / 20 - 2006

9


Hunze en Aa’s combineert natuur en veiligheid bij verbetering kaden Het waterschap Hunze en Aa’s heeft de kade langs het Drentsche Diep de afgelopen maanden op veilige hoogte gebracht. De aanpassingen vinden plaats in het kader van het Masterplan Kaden. Ruim 200 kilometer aan kaden in het beheersgebied van Hunze en Aa’s wordt de komende tien jaar verstevigd en opgehoogd. Hiermee voldoen ze aan de huidige veiligheidsnormen. Bij het Drentsche Diep, dat deel uitmaakt van een ecologische verbindingszone, is een combinatie gezocht met een natuurvriendelijk inrichting. Overstroming in 1998: veel verdriet en honderden miljoenen euro’s aan schade (foto: J. Bosboom).

D

renthe is, ten opzichte van Groningen, een soort omgekeerd soepbord. Vanaf de hoge Drentse zandgronden ontvangt Groningen het overtollige water uit Drenthe. Via de

Groningse boezemkanalen wordt het water onder vrij verval afgevoerd naar de Eems/ Dollard. Bij hoogwater op zee of noordwestenen noordoostenwind zijn de spuimogelijkheden beperkt. Door de beperkte capaciteit

Inundatie van de polders langs het Drentsche Diep in 1998 (foto: Waterschap Hunze en Aa’s).

in het Groningse deel van de boezem stijgt het water bij extreme regenval snel en wordt het waterpeil in de kanalen te hoog. Daarbij komt dat grote delen van Groningen steeds lager komen te liggen door de gaswinning en dat door de klimaatveranderingen de zeewaterspiegel stijgt. Deze aspecten spelen nu en in de toekomst een belangrijke rol voor het regionale waterbeheer. In 1998 stond het water in het werkgebied van het huidige Waterschap Hunze en Aa’s extreem hoog. Grote delen van het gebied overstroomden of zijn, om elders erger te voorkomen, onder water gezet. Naast veel overlast was er voor honderden miljoenen euro’s schade aan landbouw, infrastructuur en gebouwen. Om de risico’s op toekomstige overstromingen te minimaliseren stelt het waterschap samen met andere overheden hiervoor het watersysteemplan Hunze op. Enkele deelplannen voor waterberging en waterretentie zijn inmiddels in uitvoering genomen. In het stroomgebied van de Hunze wordt hierbij vaak de koppeling met andere ruimtelijke functies, zoals natuur, gezocht. Tevens heeft het waterschap het Masterplan Kaden in uitvoering genomen, waarbij 200 kilometer van de in totaal 700 kilometer aanwezige boezemkaden worden aangepast aan de veiligheidsnorm (1/100 jaar). Het Masterplan loopt van 2004 tot 2015. Het project draait inmiddels op volle toeren. Door de hele regio worden kadenprojecten uitgevoerd. Eén van de projecten is uitgevoerd langs het Drentsche Diep. Dit project wordt gezien als voorbeeldproject voor natuurvriendelijk kadeherstel.

Drentsche Diep als voorbeeldproject Het Drentsche Diep maakt onderdeel uit van het stroomgebied van de Hunze. Ten noorden van het Zuidlaardermeer stroomt de Hunze verder als het Drentsche Diep en mondt bij Waterhuizen uit in het Winschoterdiep. Het Drentsche Diep is circa vijf kilometer lang en geheel omgeven door kaden. De watergang is onderdeel van de

10

H2O / 20 - 2006


actualiteit

Het Drentsche Diep met aan de rechterzijde de kade en de net uitgegraven ecologische verbindingszone (foto: Herman Wanningen).

ecologische verbindingszone tussen het Drentse Hunzegebied en het natuurontwikkelingsgebied Midden-Groningen in de omgeving van Slochteren. In september 2005 is begonnen met het herstel van de kaden langs het Drentsche Diep. Doel is te komen tot een duurzame en veilige waterkering die past in de natuurlijke omgeving. Om dit doel te bereiken heeft het waterschap nauw samengewerkt met Stichting Het Groninger Landschap, Stichting Het Drents Landschap, Dienst Landelijk Gebied, Provincie Groningen en de gemeente Haren. In de kade langs het Drentsche Diep is een noodoverlaat aangebracht om bij extreem hoog water de boezem te kunnen ontlasten door een achterliggende natuurgebieden (Westerbroeksemadenpolder en Kropswolderbuitenpolder) gecontroleerd te inunderen. Over de gehele lengte van het Drentsche Diep is de westelijke kade vijf tot tien meter landinwaarts verplaatst en op hoogte gebracht. De boezemcapaciteit is hiermee met 50.000 kubieke meter vergroot en er is ruimte ontstaan voor natuurontwikkeling. Hiervoor zijn POP- en ICES-subsidies aangewend. De vrijgekomen ruimte tussen de kade en het water is in zijn geheel als plas/draszone ingericht. Diverse slenkpatronen, poelen en dieptes en ondieptes zijn gevarieerd aangelegd en ingeplant met riet. Deze zone functioneert nu als ecologische verbinding en als leefgebied voor vissen, insecten, amfibieĂŤn en vogels. In april is het project opgeleverd. Aanvullend wordt in 2008 in de nieuwe kade een noodoverlaat aangebracht om zo ook de achtergelegen Onner- en Oosterpolder bij extreem hoog water te kunnen inunderen.

geĂŻmplementeerd. Zodoende ontstaat ruimte voor watergebonden flora en fauna en het stimuleert natuurlijke zuiveringsprocessen. Ecologische monitoring moet in de toekomst uitwijzen in hoeverre de ecologische doelstellingen worden bereikt. Eerste veldbezoeken in de afgelopen zomer zijn wat dat betreft hoopgevend. De rietontwikkeling verloopt vlot. Verschillende vogelsoorten weten de natte oevers te vinden.

mogelijkheden. De komende jaren werkt het waterschap verder aan de verbetering van de kaden, waarbij zoveel mogelijk rekening wordt gehouden met ecologische inrichtingswensen. Jan Bakker (Initium Advies en voormalig projectleider Masterplan Kaden) en Herman Wanningen (Waterschap Hunze en Aa’s)

De lessen uit het project worden meegenomen in nieuwe kadenprojecten in de regio. Alle nieuwe projecten zijn inmiddels gecontroleerd op ecologische meekoppelDe kraanmachinist heeft deze paaiplaats voor vis wel heel letterlijk genomen (foto: Herman Wanningen).

De lessen voor de toekomst Het kadeproject langs het Drentsche Diep heeft bewezen dat veiligheid en natuurherstel hand in hand gaan. Door slim met de grondbalans om te gaan, kunnen de ecologische inrichtingswensen relatief eenvoudig en financieel aantrekkelijk worden

H2O / 20 - 2006

11


PRODUCTIE VAN DRINKWATER UIT BRAK GRONDWATER

Juridische belemmeringen bij lozing membraanconcentraat Brak grondwater zou een aantrekkelijke bron voor de drinkwatervoorziening kunnen zijn; het kan op veel locaties worden gewonnen, de winbare hoeveelheden zijn groot en het water is in het geval van diep brak grondwater niet antropogeen beïnvloed. Bovendien is zuivering technisch mogelijk. Bij het zuiveren wordt echter membraanconcentraat gevormd dat een hoge zoutconcentratie heeft. Om brak grondwater te kunnen winnen en membraanconcentraat te kunnen lozen, zijn vergunningen nodig. Het verkrijgen van deze vergunningen is het belangrijkste punt van onzekerheid voor wie in de toekomst drinkwater wil winnen uit brak grondwater. In het BTO-rapport ‘Lozingsmogelijkheden voor membraanconcentraat; juridisch kader’1) is beschreven welke juridische en bestuurlijke knelpunten bestaan bij het winnen van brak grondwater en het lozen van membraanconcentraat en hoe deze knelpunten kunnen worden opgelost.

I

n het project ‘Brak grondwater’, dat Kiwa uitvoert samen met de waterbedrijven, wordt onderzocht of brak grondwater een goede aanvulling kan vormen op de huidige drinkwaterbronnen (oppervlaktewater, zoet grondwater). Brak grondwater kan ook worden gewonnen op een bestaande locatie die te maken heeft met verziltende putten. Deze blijven dan langer zoet. Winning van brak grondwater (300-10.000 mg Cl/l) tast de voorraad zoet grondwater in principe niet aan. De winbare hoeveelheid in Nederland wordt geschat op 500 miljoen kubieke meter per jaar oftewel ongeveer de helft van de huidige drinkwaterproductie. De kwaliteit zal meestal goed zijn: (diep) brak grondwater bevat geen microorganismen of organische microverontreinigingen2). Uit brak grondwater kan met bestaande technieken drinkwater worden geproduceerd; met anaërobe omgekeerde osmose en een beperkte nabehandeling3). De zouten worden hierbij geconcentreerd in de concentraatstroom. In het platformartikel ‘Is een nullozing voor nanofiltratie en omgekeerde osmose haalbaar?’ op pagina 37 zijn verschillende scenario’s aangegeven voor het (verder) behandelen en/of lozen van dit membraanconcentraat. De concentraatstroom kan worden geloosd op het riool of op oppervlaktewater óf kan worden geïnfiltreerd in de diepe ondergrond4). In het project ‘Brak grondwater’ is gekeken naar de juridische en bestuurlijke aspecten van het winnen van brak grondwater en daaraan gekoppeld het lozen van membraanconcentraat.

Juridisch kader Lozing op riolering

Voor lozen van membraanconcentraat op de riolering is een vergunning vereist in het kader van de Wet Milieubeheer (bevoegd gezag: burgemeester en wethouders). Er mag alleen op het riool worden geloosd als de doelmatige werking van de rwzi en de verwerking van het ontstane zuiveringsslib

12

H2O / 20 - 2006

niet worden belemmerd en de nadelige gevolgen voor de kwaliteit van het oppervlaktewater zoveel mogelijk worden beperkt. Lozing op oppervlaktewater

Voor lozing van membraanconcentraat op oppervlaktewater is een vergunning vereist in het kader van de Wet verontreiniging oppervlaktewater (bevoegd gezag voor rijkswater: minister van Verkeer en Waterstaat, voor overige wateren: provincie waarin het oppervlaktewater gelegen is).

Of het lozen van membraanconcentraat op oppervlaktewater aanvaardbaar is, hangt af van de waterkwaliteitsdoelstelling van het ontvangende water en de significantie van de bijdrage van de concentraatlozing aan eventuele probleemparameters. Het spreekt voor zich dat het concentraat van brak grondwater een aanzienlijke concentratie chloride zal bevatten, waardoor het lozen van membraanconcentraat op zoet oppervlaktewater zeer waarschijnlijk geen reële optie is. Overleg met de oppervlaktewaterbeheerder in een vroeg stadium wordt nadrukkelijk aanbevolen. Lozing in de bodem

Voor lozing van membraanconcentraat in de bodem moet een ontheffing worden aangevraagd van het verbod op lozing in het kader van het Lozingenbesluit bodembescherming (Lbb). Gedeputeerde Staten is het bevoegd gezag voor het verkrijgen van een ontheffing, indien de lozing gekoppeld is aan een winvergunning. Indien echter dieper wordt geloosd dan 100 meter, is een opslagvergunning vereist in het kader 0

Kaderrichtlijn Water Aanhoudende trends in het optrekken/aantrekken van zout water als gevolg van menselijk handelen is niet toegestaan volgens de KRW. Het ‘stand still’-beginsel geldt. Negatieve trends moeten worden omgekeerd. Zout water (in algemene zin) mag niet worden aangetrokken als gevolg van menselijk handelen. De KRW zegt dat de intrusie van zout water niet mag toenemen. De KRW noemt geen getallen om zoet, brak of zout grondwater te definiëren. De richtlijn biedt slechts een kader. Nadere invulling is aan de lidstaten. De grens tussen zoet, brak en zout water is in veel gebieden in de Nederlandse ondergrond niet scherp (duinen uitgezonderd). Hoe hier uiteindelijk mee om zal worden gegaan, is nog punt van discussie. De Grondwaterrichtlijn is nog in de maak en richt zich vooral op een nadere invulling van de chemische toestand van grondwaterlichamen. Tijdens een gesprek met de Europese Commissie is meer duidelijkheid gekomen over de toelaatbaarheid van winning van brak grondwater en lozing van het concentraat in de bodem, onder de KRW. De belangrijkste punten: • Stoffen die van nature in bepaalde concentraties in het grondwater voorkomen, vallen op zich niet onder het begrip ‘verontreiniging’. Stoffen die als gevolg van menselijk handelen in het water komen en een kwaliteitsverandering veroorzaken, kunnen wel worden beschouwd als een mogelijke verontreiniging indien de concentratie de natuurlijke achtergrondwaarde overschrijdt; • Infiltratie is toegestaan indien de concentraties van de stoffen in het ontvangende grondwater daarmee niet boven de door Nederland vastgestelde drempelwaarden uitkomen én als geen sprake is van een toenemende trend in de concentraties; • In beeld moet worden gebracht welke effecten optreden in het grondwaterlichaam door infiltratie van het membraanconcentraat, zoals verhoging van concentraties of neerslagreacties; • Aangegeven moet worden wat de omvang van de infiltratie is in relatie tot de totale omvang van het grondwaterlichaam. Bij herinjectie van bepaalde stoffen zouden juridische problemen kunnen ontstaan, bijvoorbeeld wanneer door derden bezwaar wordt gemaakt tegen het infiltreren van membraanconcentraat. In dat geval zullen juristen bekijken of aan de voorwaarden uit de KRW is voldaan.


achtergrond

terafhankelijke terrestrische en aquatische ecosystemen en geen risico bestaat voor de menselijke gezondheid.

Conclusies

Brak grondwaterwinning en behandeling met omgekeerde osmose in het tuinbouwgebied te Bergerden. Na overleg met het waterschap is een (voorlopige) vergunning verkregen voor lozing van membraanconcentraat op oppervlaktewater. Daarbij zijn normen gesteld voor chloride, zuurstof en ijzergehalte.

van de Mijnbouwwet en is de minister van Economische Zaken bevoegd gezag. De provincie heeft dan een adviserende rol. In het Lbb is weergegeven dat als er een andere lozingsmogelijkheid is, bijvoorbeeld lozing op riolering of op oppervlaktewater, lozing in de bodem wettelijk niet is toegestaan (artikel 25 Lbb). Bovendien mogen er geen stoffen in het membraanconcentraat voorkomen die op langere termijn tot verontreiniging van de bodem kunnen leiden. De stoffen die zijn aangegeven in bijlage III van het Lbb (onder andere zware metalen, chloriden, sulfaten) en de drempelwaarden die naar aanleiding van de Kaderrichtlijn Water worden opgesteld, zijn hierbij bepalend. Of het lozen van het membraanconcentraat in de bodem wordt toegestaan, zal door het bevoegd gezag per situatie moeten worden bekeken. Belangrijk ten aanzien van de toelaatbaarheid van lozing van membraanconcentraat is het in beeld brengen van de effecten die optreden in het grondwaterlichaam door infiltratie van het concentraat. Ontheffing op het verbod van lozing in de bodem kan voor vier jaar worden verkregen. Daarna kan opnieuw ontheffing worden aangevraagd waarbij steeds dient te worden aangetoond dat er geen alternatieve wijze van afvoer mogelijk is.

Kaderrichtlijn Water In het concentraat zijn alle componenten een factor twee tot vier keer geconcentreerd (afhankelijk van de opbrengst van de ontzouting en de doorlaatbaarheid van het membraan voor de diverse ionen) ten opzichte van het onttrokken brakke grondwater. Het type activiteit (brak grondwaterwinning en herinjectie van membraanconcentraat) is op zich mogelijk onder de KRW. In alle gevallen zal echter aan de eisen voor een goede chemische bodemen grondwaterkwaliteit moeten worden voldaan: • De concentratie van de stoffen in het ontvangende grondwater mogen niet boven de door Nederland vastgestelde drempelwaarden uitkomen. Bij chloride kan dit bijvoorbeeld worden gerealiseerd door te infiltreren in een laag met een chlorideconcentratie vergelijkbaar met die van het concentraat; • Van een toenemende trend in concentraties door de geïnfiltreerde stoffen mag geen sprake zijn: om te bepalen of de concentraties van stoffen trendmatig toenemen en of het gehele grondwaterlichaam wordt beïnvloed, moeten deze concentraties op/nabij de locatie van infiltratie worden gemonitoord. Daarnaast zal moeten worden aangetoond dat geen schade optreedt aan grondwa-

De huidige wet- en regelgeving maakt het toepassen van brak grondwater als bron voor de drinkwatervoorziening niet direct onmogelijk. Voor het lozen van membraanconcentraat dienen eerst alternatieven onderzocht te zijn (lozing op riolering, oppervlaktewater, eventuele technische oplossingen om lozing te voorkomen (zie kader)) voordat aan lozing in de bodem kan worden gedacht. Veel hangt af van (het beleid van) de lokale overheid (provincie, gemeente). Daarnaast is van belang welke normen/drempelwaarden zullen worden opgesteld voor de Nederlandse waterkwaliteit, in het kader van Europese regelgeving. Bij infiltratie in de bodem is de ontheffingstermijn van vier jaar voor waterbedrijven waarschijnlijk een lastig punt. De ontheffing kan opnieuw worden aangevraagd, maar de situatie moet dan wel opnieuw worden beoordeeld (onder andere bodem- en grondwaterkwaliteit, technische ontwikkelingen). Dit geeft onzekerheid over investeringen die gedaan worden voor een langere termijn. Uit een oriënterend overleg met diverse provincies rond mogelijkheden voor het winnen van brak grondwater bleek in ieder geval dat deze positief staan tegenover onderzoek naar brak grondwater als toekomstige bron voor de drinkwatervoorziening. Via concrete pilotprojecten van waterbedrijven hopen we de komende tijd meer duidelijkheid te krijgen over de haalbaarheid van het juridische traject. Lilian Bernhardi (Kiwa Water Research, thans Provincie Noord-Holland), Anneke Gijsbertsen en Jan Willem Kooiman (Kiwa Water Research)

Noten 1) Bernhardi L. (2006). Lozingsmogelijkheden voor membraanconcentraat. Juridisch kader. BTO-rapport 2006.007 (s). Kiwa. 2) Kappelhof J., C. Maas en P. Stuyfzand (2003). Brak grondwater: als grondstof voor drinkwater en als zoethouder. Scan van potentie en haalbaarheid. BTO-rapport 2003.006. Kiwa. 3) Raes R. (2004). Consumptie van gedemineraliseerd water. Intern rapport Kiwa. 4) Gijsbertsen A., L. Bernhardi, J. Kappelhof en J.W. Kooiman (2006). Beleidsmatige, bestuurlijke en juridische aspecten bij brakwaterwinning en concentraatlozing. Studie van het juridische kader en verkenning van bestuurlijke mogelijkheden. BTOrapport 2006.008. Kiwa.

H2O / 20 - 2006

13


Ervaringen bij Vitens met lozing van membraanconcentraat Vitens zet (oever)grondwater van verschillende kwaliteit in voor de productie van drinkwater. Afhankelijk van de samenstelling van het ruwe water en de gewenste productkwaliteit (Waterleidingbesluit aangevuld met streefwaarden van Vitens) wordt een zuivering geselecteerd. In de meeste gevallen kan ijzer, mangaan en ammonium worden verwijderd met een klassiek zandfilter. De hardheid kan verlaagd worden met korrelreactoren. Kleur (en/of natuurlijk organisch materiaal) kan verwijderd worden door ionenwisseling en organische microverontreinigingen kunnen verwijderd worden met actieve koolfiltratie. Wanneer een aantal van deze parameters tegelijk voorkomt, is toepassing van membraanfiltratie een aantrekkelijke optie. Deze wijze van zuivering heeft echter als nadeel dat een relatief grote reststroom geproduceerd wordt met daarin verontreinigingen in geconcentreerde vorm. Wat doet Vitens daarmee?

C

ombinaties waarbij Vitens nanofiltratie toepast, zijn kleur en hardheid (onder andere op productiebedrijf Rodenmors), sulfaat en hardheid (Weerseloseweg) én hardheid en organische microverontreinigingen (Engelse Werk). Recent is voor productiebedrijf Dinxperlo gekozen voor omgekeerde osmose voor de gecombineerde verwijdering van hardheid, sulfaat en bestrijdingsmiddelen (zie het artikel van Jong e.a. op pagina 33). Intussen heeft Vitens negen nanofiltratie-installaties in bedrijf en binnenkort een omgekeerde osmose-installatie. De capaciteit van deze installaties varieert van 25 tot 350 kubieke meter per uur. Collega-waterleidingbedrijven zetten membraanfiltratie ook in voor de behandeling van oppervlaktewater. Een bekend voorbeeld is de gecombineerde inzet van ultrafiltratie en omgekeerde osmose bij productiebedrijf Heemskerk van PWN.

singen van membraantechnologie was het erg onduidelijk hoe waterschappen met de lozing van membraanconcentraat om zouden gaan. Ondanks het feit dat membraanfiltratie slechts een waterstroom scheidt in twee stromen die aan het eind van de waterketen weer bij elkaar komen, wordt de productie en lozing van concentraat als aparte activiteit beschouwd. Hierbij komt dat de meeste productiebedrijven van Vitens op grote afstand liggen van groot oppervlaktewater, zoals de IJssel en de Noordzee; lozing van membraanconcentraat op kleine stromen kan leiden tot ongewenste concentratieverhogingen. In 1999 heeft de Commissie Integraal Waterbeheer een Handreiking lozing membraanconcentraat opgesteld, met als uitgangspunt dat de aanbieder van het De full scale installatie van productiebedrijf Dinxperlo.

Nanofiltratie wordt waar mogelijk toegepast op het anaërobe grondwater, omdat dit leidt tot een robuuste bedrijfsvoering zonder noemenswaardige membraanvervuiling. Voordelen van nanofiltratie en omgekeerde osmose zijn de lagere kosten (bij combinaties van problemen) en het hoge zuiveringsrendement. Membraanfiltratie heeft echter als nadeel dat een reststroom wordt geproduceerd, variërend in grootte van tien tot 20 procent van het ruwe water, dat componenten in geconcentreerde vorm bevat en waarvoor een bestemming moet worden gevonden. Vergeleken met huishoudelijk afvalwater is het een relatief schone stroom, omdat het een laag gehalte BZV bevat.

Bestemming concentraat In de meeste gevallen kan het membraanconcentraat niet zomaar geloosd worden op het riool of het dichtstbijzijnde oppervlaktewater. Voor de lozing van membraanconcentraat is een vergunning nodig in het kader van de Wet verontreiniging oppervlaktewater. Bij de eerste toepas-

14

H2O / 20 - 2006

concentraat de keuze voor de techniek moet motiveren en dat het waterschap moet motiveren waarom een lozing eventueel niet acceptabel is. De handreiking bevat een stappenplan dat Vitens bij haar aanvragen gevolgd heeft: •

Bestaan er alternatieven voor membraantechnologie en zo ja, waarom is dan toch voor membraantechnologie gekozen? Criteria hierbij zijn drinkwaterkwaliteit, energiegebruik en kosten; Motivatie van gebruikte chemicaliën (zuren, antiscalants) en materialen. Wanneer deze in het membraanconcentraat terechtkomen, wordt dit apart getoetst; Toetsen of de bedrijfsvoering duurzaam is. Met name het energiegebruik speelt hierbij een rol;


actualiteit

geen antiscalants aanwezig mogen zijn. In de rioolwaterzuivering helpt het aanwezige ijzer om fosfaat in het afvalwater te binden. Lozen van membraanconcentraat in de bodem is in Nederland niet toegestaan (Lozingenbesluit Bodembescherming) tenzij alternatieven ontbreken. Vitens is een proefproject begonnen om te kijken of infiltratie mogelijk is van membraanconcentraat dat ontstaat bij brak grondwaterontzouting (zie voor een overzicht van de juridische belemmeringen ook het artikel van Bernardi e.a. op pagina 12).

Een lozingspunt van membraanconcentraat. •

Is het membraanconcentraat opnieuw te gebruiken? Lozingsopties: riool, infiltratie in de bodem en oppervlaktewater.

Bij de eerste aanvraag van Vitens (Weerseloseweg) bestond nauwelijks een alternatief voor membraanfiltratie, omdat in dat geval naast hardheid ook sulfaat verwijderd moest worden om het koperoplossend vermogen van het drinkwater te kunnen verlagen. Verder werd een antiscalant op fosfonaatbasis gedoseerd om scaling van zouten te voorkomen. Behalve dat dit een belasting is ten aanzien van P-totaal, werd dit als een ongewenste milieuvreemde stof beschouwd. Vitens kreeg dan ook een inspanningsverplichting om naar technieken te kijken die de antiscalant uit het concentraat zou kunnen verwijderen. Uiteindelijk bleek lozing op oppervlaktewater de enige reële optie met dien verstande dat het concentraat afgevoerd

moest worden naar de vier kilometer verder gelegen Elsbeek. De dichtstbijzijnde beek (De Dinkel) heeft een grote natuurwaarde, zodat lozing van membraanconcentraat onbespreekbaar was. Zelfs bij lozing op de Elsbeek heeft het waterschap beperkingen opgelegd ten aanzien van sulfaat, omdat een kwaliteitsdoelstelling van 100 mg/l sulfaat in de Elsbeek wordt gehanteerd. Omdat hier nanofiltratie op het ruwe anaërobe grondwater wordt toegepast, bevat het concentraat hoge gehaltes ijzer. De lozingsnorm werd gesteld op 2 mg/l, zodat een concentraatbehandeling in de vorm van een snelfilter noodzakelijk was. In de praktijk bleek dat deze zandfiltratie ook minimaal de helft van de antiscalant verwijdert. Bij kleine hoeveelheden membraanconcentraat blijkt lozen op het riool een optie; het concentraat van de nanofiltratie op Schiermonnikoog (vijf kubieke meter per uur) wordt geloosd op het riool, waarbij

Onderzoek bij Wetsus Binnen Wetsus is het nieuwe onderzoeksthema ‘Concentrates’ van start gegaan. Het richt zich op oplossingen voor het membraanconcentraat, regeneraat van ionenwisselaars en zeer zoute industriële reststromen. In de huidige praktijk worden deze concentraten geloosd op de riolering of rechtstreeks op het oppervlaktewater. Dit kan (lokaal) leiden tot overschrijding van de lozingseisen. Daarnaast leiden strenger wordende lozingseisen (mede ingegeven door de Kaderrichtlijn Water) ertoe dat naar alternatieve, meer duurzame verwerkingsmogelijkheden voor concentraten gezocht moet worden. Binnen het thema zal gekeken worden naar technieken om specifieke componenten, zoals zouten en antiscalants, uit concentraten te verwijderen en bijvoorkeur opnieuw te gebruiken. De aandacht zal ook uitgaan naar concepten voor hergebruik van concentraat in de industrie of landbouw én naar mogelijkheden voor verkleining van het volume aan concentraat. Shell Global Solutions en Vitens zijn de eerste deelnemers binnen het thema. Ook zijn de eerste twee onderzoeksprojecten gedefinieerd. De themamanager is prof. dr. ir. Albert Janssen. Voor meer informatie kan contact opgenomen worden met dr.ir. Maarten Nederlof (06 - 51 17 99 76).

Wet verontreiniging oppervlaktewater Voor het lozen van membraanconcentraat is een vergunning nodig in het kader van de Wet verontreiniging oppervlaktewater. Concrete lozingsnormen voor het lozen van concentraat bestaan echter niet. Wel is de genoemde handreiking in 2000 door de Commissie Integraal Waterbeheer aangevuld met de emissie-immissietoets en met een beoordelingsprotocol voor specifieke stoffen en preparaten. Een belangrijk algemeen uitgangspunt is het zogeheten stand stillbeginsel, wat als doel heeft dat de bestaande waterkwaliteit niet significant verslechtert. De emissie-immissietoets maakt het mogelijk voor de meeste componenten te bepalen of lozing van een bepaalde hoeveelheid concentraat met een bepaalde concentratie op een specifiek oppervlaktewater tot een onaanvaardbare verhoging van de concentratie in het oppervlaktewater leidt. Het beoordelingsprotocol stoffen en preparaten maken het mogelijk de lozing van milieuvreemde stoffen, zoals antiscalants, te beoordelen. In het kader bij het platformartikel van Jong e.a. in deze uitgave is in het kort toegelicht hoe deze toets werkt. Wanneer de conclusie is dat lozing op oppervlaktewater de enige reële optie is voor de bestemming van het concentraat, wordt de mogelijkheid tot het verlenen van een vergunning beoordeeld aan de hand van de gehaltes van stoffen. Hier is een aantal categorieën in te onderscheiden: • Stoffen waar geen maximaal toelaatbaar risico (MTR) voor vastgesteld is en die niet schadelijk zijn. Voorbeelden zijn calcium, magnesium en bicarbonaat; • Macroparameters waar wel een MTR voor is en in een aantal gevallen ook een lozingseis. Voorbeelden zijn chloride, ijzer (afhankelijk van de locatie 2-5 mg/l) en sulfaat. Veelal is voor deze parameters ook een kwaliteitsdoelstelling geformuleerd voor het ontvangende oppervlaktewater;

H2O / 20 - 2006

15


rekening te houden met het verloop van de afvoer over de seizoenen. Met name in de zomer kan de afvoer dermate laag zijn dat aanvullende kwaliteitseisen nodig zijn. Verder kan het waterschap bepalen dat gezocht moet worden naar technieken om bepaalde componenten in de toekomst te verwijderen (bijvoorbeeld antiscalants).

Onderzoeksbehoefte Membraaninstallatie op productiebedrijf Dinxperlo (foto: Logisticon). •

Eutrofiërende stoffen (BZV, totaal-N en totaal-P), waarvoor strenge lozingseisen zijn vastgesteld (BZV < 5 mg/l, totaal-N < 5 mg/l, totaal-P < 1 mg/l; Stoffen die op de zwarte lijst staan, zoals kwik en chroom, die helemaal niet geloosd mogen worden; Milieuvreemde stoffen (onder andere bestrijdingsmiddelen), waarvoor in enkele gevallen een MTR bestaat en die anders beoordeeld kunnen worden aan de hand van het protocol.

De verwachting is dat de in het kader van de KRW genoemde prioritaire stoffen zullen leiden tot relatief strenge lozingsnormen. Voor de lozing van het membraanconcentraat op productiebedrijf Dinxperlo waren nitraat, sulfaat en totaal-P de beperkende factoren (zie artikel elders in deze uitgave).

Beïnvloeden samenstelling concentraat Het ontwerp van een membraanfiltratieinstallatie is in eerste instantie gericht op een optimale samenstelling van het product en is minder gericht op de samenstelling van het membraanconcentraat. Toch kunnen aanpassingen in de bedrijfsvoering een mogelijkheid zijn om alsnog het concentraat te kunnen lozen: • Door membranen te kiezen met een wat lagere retentie voor bijvoorbeeld sulfaat daalt de concentratie sulfaat in het membraanconcentraat. Voor de installatie op productiebedrijf Weerseloseweg zijn aangepaste membranen ingezet; • Door het kiezen van een fosforvrije antiscalant kon op productiebedrijf Dinxperlo worden voldaan aan de lozingseis ten aanzien van totaal-P; • Een andere optie kan zijn af te zien van het gebruik van putten met bepaalde verontreinigingen. Zo is er op Dinxperlo voor gekozen om nitraathoudende putten niet als voeding voor de omgekeerde osmose te gebruiken; • Verder kunnen met een aangepaste putschakeling periodiek verhoogde

16

H2O / 20 - 2006

concentraties worden vermeden. Op Dinxperlo en Weerseloseweg worden in de zomer putten met een hoog sulfaatgehalte ontzien; Door de recovery (opbrengst) te verlagen, dalen te concentraties in het concentraat. Het nadeel is wel dat een groter volume onttrokken wordt en een grotere hoeveelheid concentraat wordt geproduceerd om dezelfde netto drinkwaterproductie te realiseren; Tot slot kan gekeken worden naar concentraatbehandeling. Bij een aantal productiebedrijven wordt het concentraat ontijzerd. Het is denkbaar dat in de toekomst ook andere parameters uit het concentraat verwijderd moeten worden.

Na een dergelijke terugkoppeling kan het definitieve ontwerp van de installatie worden vastgesteld. Het is dus raadzaam hiermee te wachten totdat enige duidelijkheid bestaat over de beperkingen ten aanzien van de lozingen van het membraanconcentraat.

Aanpassen lozingspunt Het zal duidelijk zijn dat een concentraatstroom van bijvoorbeeld 40 kubieke meter per uur op een kleine sloot onaanvaardbaar is. Met de emmissie-immissietoets kan berekend worden hoe groot het debiet van het ontvangende oppervlaktewater moet zijn om onaanvaardbare concentratieverhogingen te voorkomen. In de praktijk betekent dit dat een concentraatleiding gelegd moet worden. De praktijk leert dat een dergelijke leiding al gauw enkele kilometers lang is. In het geval van productiebedrijf Witharen was in eerste instantie een lozing voorzien op een punt waar de lozingseis 90 mg/l chloride zou zijn. Omdat de verwachte gehaltes in het concentraat daar erg dicht bij in de buurt zouden liggen, is besloten het lozingspunt te verplaatsen. Op de nieuwe plek bedraagt de lozingsnorm 190 mg/l. Verder leert de ervaring dat het gewenst is het membraanconcentraat te lozen samen met, of in de buurt van, de lozing van rwzi-effluent. Verder heeft het waterschap de mogelijkheid om

Het meest ideale zou zijn als er zuiveringstechnieken beschikbaar komen die wel de genoemde componenten verwijderen en waarbij geen concentraat ontstaat. Gedacht kan worden aan alternatieve ontzoutingstechnieken en verbeterde adsorptietechnieken. De verwachting is dat dergelijke technieken nog enige tijd op zich laten wachten en/of voorlopig economisch niet rendabel zijn. De inschatting is dat het gebruik van membraantechnologie de komende jaren nog zal groeien. Daarom bestaat behoefte aan technologie die een bestemming van het concentraat mogelijk maakt, bijvoorbeeld door het verwijderen van specifieke stoffen of het reduceren van het volume door de recovery te verhogen. Vitens steunt dan ook het recente initiatief van Wetsus om een onderzoeksthema ‘concentrates’ te starten dat zich zowel bezig zal houden met membraanconcentraat als het regeneraat van ionenwisselaars.

Conclusies •

Het ontwerp van een membraanfiltratieinstallatie en de bestemming van het membraanconcentraat zijn onlosmakelijk aan elkaar verbonden; Algemene richtlijnen voor het lozen van membraanconcentraat ontbreken. De mogelijkheid om een vergunning te krijgen in het kader van de WvO hangt sterk af van de samenstelling van het concentraat en van het debiet en de natuurwaarde van het ontvangende oppervlaktewater; De door de Commissie Integraal Waterbeheer ontwikkelde instrumenten vormen een bruikbaar kader om tot een goede beoordeling te komen; Het verdient aanbeveling in een vroeg stadium contact te zoeken met de oppervlaktewaterbeheerder om te zien of lozing op oppervlaktewater een reële optie is en of aanpassingen in het ontwerp noodzakelijk zijn; Bij een toenemend gebruik van membraantechnologie is nieuwe technologie nodig om een bestemming te vinden voor het membraanconcentraat.

Ron Jong en Maarten Nederlof (Vitens)


Þ >-> `Á\Ê iÌÊi }iÊ iV ÌiÊV Ì ÕÊâ> `v ÌiÀ

À` VÊ7>ÌiÀÊ i i ÕÝÊ 6 * ÃÌLÕÃÊxÓÓ £ {äÊ ÊÊ iÛiÀÜ /ʳΣ­ä®Óx£ÊÓ£ää£Ó Ê ³Î£­ä®Óx£ÊÓÓ{ä£Ç ÜÜÜ° À` VÜ>ÌiÀ° v J À` VÜ>ÌiÀ°

GIET UW WERVING VOOR OPLEIDING & PERSONEEL IN HET JUISTE VAT

Ê7 Ê iÀi `Ü `Êâ ÊiÀÊ> Ê iiÀÊ`> ÊÓä°äääÊÕ ÌÃÊ}i« >>ÌÃÌ° Ê Ì ÕÊâ> `v ÌiÀÊÛ À Ê`À Ü>ÌiÀ Ê«À ViÃÜ>ÌiÀ]Ê i Ü>ÌiÀ Ê ««iÀÛ > ÌiÜ>ÌiÀ Ê>vÛ> Ü>ÌiÀ Ê}À `Ü>ÌiÀ Êivv Õi ÌÊ« à }

Ê } ÃV Êv ÌiÀÊÛ À Ê ÌÀ v V>Ì i Ê`i ÌÀ v V>Ì iÊ

Reserveer ook uw personeelsadvertentie in H2O, hét tijdschrift voor watervoorziening en waterbeheer.

010 - 4274180

Industrial Communications and Power Networks

ICPN van HARTING, één connectie voor Ethernet! Ethernet, als open standaard, doet steeds vaker haar intrede in industriële automatisering. Daarmee is het mogelijk geworden om industriële automatisering probleemloos te koppelen aan kantoorautomatisering en controlesystemen. De divisie Industrial Communications and Power Networks (ICPN) van HARTING voert een complete range switches, hubs, connectoren en bekabeling waarmee een snel, veilig en betrouwbaar powernetwerk aangelegd kan worden. Bent u op zoek naar één connectie voor Ethernet? Voor meer informatie of een vrijblijvende afspraak, kunt u bellen naar HARTING Nederland.

eCon 3080 8RJ45 IP30

mCon7050A 3A RJ45 IP65/67

sCon 3100 10RJ45 IP30

HARTING Nederland Larenweg 44 5234 KA ’s-Hertogenbosch Postbus 3526 5203 DM ‘s-Hertogenbosch T F E I

+ 31 (0)73 641 04 04 + 31 (0)73 644 06 99 nl@HARTING.com www.HARTINGbv.nl


SAMENWERKING TUSSEN NEDERLAND EN CHINA VORDERT

Shanghai proeftuin voor geavanceerde drinkwatertechnologie Zes waterbedrijven, Kiwa Water Research en de TU Delft werkten tijdens een bezoek aan Shanghai in september met Shanghai’s grootste drinkwaterbedrijf Shibei aan een masterplan voor de watervoorziening. De partijen hebben een langjarige samenwerking voor ogen. De problemen in Shanghai vormen een uitvergroting van de toekomstige uitdagingen in Nederland. Daarom vormt deze metropool een ideale proeftuin voor ontwikkeling en toepassing van bestaande en nieuwe technologie en kennis. De samenwerking met Shibei biedt werknemers van Nederlandse waterbedrijven kansen om hun expertise verder te ontwikkelen en direct te toetsen in concrete projecten, bijvoorbeeld ontwerp en management van reservoirs. Tegelijkertijd ontstaat een goed beeld van de marktkansen voor de Nederlandse industrie in Shanghai, bijvoorbeeld voor het ontwikkelen van industriewaterprojecten.

I

n 2004 bezocht het College van Opdrachtgevers van het Bedrijfstakonderzoek China. De directeuren stelden vast dat China een enorme groeipotentie heeft en een interessante partner is om gezamenlijke innovatieve onderzoeksprojecten mee op te zetten. Oplossingen voor de uitdagingen in China komen op termijn ook in Nederland van pas. Daarom werken sinds begin dit jaar zes Nederlandse waterbedrijven, Kiwa Water Research, TU Delft, Shibei Water en Tongji University gezamenlijk aan nieuwe uitdagingen in de drinkwatervoorziening. Tot en met eind volgend jaar zijn zeven ontmoetingen gepland. De Nederlandse en Chinese ministeries van Economische Zaken ondersteunen de samenwerking. Die samenwerking heeft als doel de waterkwaliteit in Shanghai te verbeteren. Een eerste tussendoel vormen diverse pilotinstallaties op de World Expo 2010. Het motto van de samenwerking ‘better water, better life’ is dan ook afgeleid van de World Expo 2010 ‘better city, better life’. Een nog op te richten wateronderzoekscentrum in Shanghai zal ondersteuning bieden aan het bereiken van de ambitieuze doelstellingen van Shibei en de lokale autoriteiten. De circa 20 miljoen inwoners van Shanghai verbruiken circa 2.600 miljoen kubieke meter drinkwater per jaar. Die enorme hoeveelheid water wordt geleverd door vier waterleidingbedrijven, onder supervisie van de Shanghai Water Authority (SWA). SWA wil dat zijn drinkwatervoorziening in 2010 aan de Europese normen voldoet. Shibei Water is het grootste van de waterbedrijven en is verantwoordelijk voor 40 procent van de waterproductie en -levering. Een eerste stap bij het realiseren van een betere drinkwaterkwaliteit was de uitnodiging aan het Franse Veolia om het management en de operatie van één van de vier bedrijven uit te voeren, als voorbeeld voor de andere drie waterbedrijven.

18

H2O / 20 - 2006

Water uit de rivier de Huangpu vormt de belangrijkste bron voor drinkwaterbereiding. Zo’n 40 kilometer stroomopwaarts van Shanghai wordt het ingenomen en na een eenvoudige voorzuivering naar de stad getransporteerd, waar het in vier lokale zuiveringsstations wordt opgewerkt tot drinkwater (zie afbeelding 1). Daarnaast zijn er enkele waterbekkens langs de Yangtze. Het gebruik van grondwater wordt gereduceerd vanwege zettingen van de ondergrond. De toegepaste zuiveringstechnologie is eenvoudig, conventioneel en goedkoop; coagulatie, filtratie en disinfectie met chloor. Sinds kort past Shibei ook meer geavanceerde technologie toe in de vorm van biologisch actieve koolfiltratie en ozonisatie.

Shanghai wil per se tijdens de World Expo aan de wereld demonstreren dat deze stad hét economische en technologische centrum is van de toekomst, onder andere door de bezoekers van de World Expo van excellent drinkwater te voorzien en na 2010 de gehele stad. Die ambitie is enorm, zeker gezien de problemen waarmee Shanghai momenteel wordt geconfronteerd: •

De Huangpu is zwaar vervuild met nutriënten, organische microverontreinigingen en andere voor waterzuivering problematische stoffen. De huidige waterzuiveringsstations zijn niet of onvoldoende in staat alle verontreinigingen te verwijderen;

Afb. 1. Schematische weergave van de huidige watervoorziening in Shanghai: eenvoudig voorgezuiverd water gaat naar lokale zuiveringsstations.


achtergrond

Ondertekening intentieverklaring tussen Evides en het Shanghai Engineering Center voor het ontwikkelen van industriewaterprojecten in Shanghai. •

Het drinkwater is bacteriologisch niet betrouwbaar. Daarom koken inwoners van Shanghai hun water voor consumptie; Chlorering voor desinfectie veroorzaakt voor de gezondheid schadelijke bijproducten en geur- en smaakproblemen; Tijdens het transport van het voorbehandelde rivierwater treden kwaliteitsverliezen op in de 40 kilometer lange aanvoerleiding naar de verschillende pompstations in de stad.

Om deze problemen op te lossen heeft Shibei, samen met lokale autoriteiten, een investeringsprogramma gelanceerd. Kern hiervan is het verleggen van de ruwwater-

inname van de Huangpu naar de Yangtze, die bij Shanghai in de zee uitmondt (zie afbeelding 2). De kwaliteit van de Yangtze is beter dan die van de Huangpu, hoewel het chloridegehalte in de winter hoger uitvalt door de invloed van de zee. Om deze periode te overbruggen wordt op een eiland in de Yangtze het Qingcaosha-reservoir aangelegd met een inhoud van 550 miljoen kubieke meter en een dagelijkse productie van zeven miljoen kubieke meter. Daarnaast investeert Shibei in de opwaardering van de waterinfrastructuur en verricht het onderzoek naar de inzet van geavanceerde technologie om bacteriologisch betrouwbaar drinkwater te leveren, zonder smaak en geur, dat voldoet aan de steeds scherper wordende normen.

Afb. 2: Schematische weergave van de watervoorziening in Shanghai in 2010.

Nederlands drinkwater uit Chinese kranen Het lijkt wijs dat Shanghai zijn problemen integraal benadert. De Nederlandse filosofie voor drinkwaterbereiding biedt hiervoor handvatten. Deze handvatten werden geconcretiseerd door de Nederlandse delegatieleden tijdens een recent werkbezoek aan Shanghai in september: •

het belang van biologisch stabiel water voor optimale distributie (Arne Bosch, Waternet); risicobenadering voor microbiologisch veilig water en toepassing van multibarriers, zoals oeverinfiltratie (Luc Palmen, WML), reservoirs en UV (Bram van der Veer, Evides); conditionering (Jan Hofman, Waternet/ Kiwa Water Research); distributie van deeltjesvrij water (Eric Adamse, Hydron Midden-Nederland); bron-tapbenadering voor goede waterkwaliteit (Peter van der Maas, Waterlab Noord); volautomatische procesvoering (Ignaz Worm, DZH); verwijdering van organische microverontreinigingen (Bas Heijman, Kiwa Water Research/TU Delft).

Masterplan voor de toekomst Om de doelstellingen van Shanghai te realiseren is een gezamenlijk masterplan opgesteld, dat is gebaseerd op de Nederlandse expertise, innovaties en filosofie voor drinkwaterproductie. Het plan bevat enkele waterzuiveringsscenario’s voor de toekomstige drinkwatervoorziening. Eén scenario beschrijft de voorzuivering en is gebaseerd op ervaringen met reservoirs

H2O / 20 - 2006

19


in Nederland, zoals de Biesbosch, de afgedamde Maas, Heel en Loenderveen. Voor de nazuivering zijn drie scenario’s ontwikkeld, waarvan één geavanceerde oxidatie met UV en waterstofperoxide, één met nanofiltratie en één op basis van oxidatie met ozon. De essentie van het masterplan is een gedegen voorzuivering, gebruikmakend van de mogelijkheden die het nieuwe reservoir in de Yangtze biedt. Zo kan tegen relatief beperkte kosten een belangrijke verbetering van de ruw- en drinkwaterkwaliteit worden bereikt. Het idee om het reservoir te verdiepen tot 30 meter werd als veelbelovend ervaren, maar lijkt politiek niet eenvoudig te realiseren. Voor de nazuivering werden de voor- en nadelen van de drie geavanceerde technieken benoemd. Een definitieve afweging voor de toepassing van geavanceerde zuiveringstechnologie volgt pas na gedegen (pilot)onderzoek. Daarmee biedt het masterplan ook een basis voor gezamenlijk onderzoek naar innovatieve technologie zoals een Plugflowreactor voor ozon, UV/H2O2en membraantechnologie in een nieuw op te richten onderzoekscentrum.

Relevantie voor de Nederlandse watersector De (waterkwaliteits)problemen in Shanghai en China in het algemeen zijn een uitvergroting van de toekomstige uitdagingen in Nederland. Daarom is Shanghai een ideale proeftuin voor de ontwikkeling en toepassing van bestaande en nieuwe

technologie en kennis. Nieuwe technologie kan worden getest op zwaar vervuilde bronnen, zowel op kleine als op extreem grote schaal. Bovendien ontstaat in Shanghai een ‘groene weide’ situatie; door de grootschalige herstructurering zijn er mogelijkheden om nieuwe concepten te testen en toe te passen. De samenwerking met Shibei biedt werknemers van Nederlandse waterbedrijven de mogelijkheid om hun expertise verder te ontwikkelen, bijvoorbeeld op het gebied van reservoirontwerp. Na het vertrek van Piet Knoppert (Biesbosch) en Gijs Oskam uit de watersector is belangrijke kennis op het gebied van reservoirs verdwenen. Behouden en uitbouwen van deze kennis is één van de opbrengsten van de samenwerking met Shibei. De ambitieuze doelstellingen in Shanghai bieden verder mogelijkheden voor de toepassing van de Nederlandse filosofie en technologie voor drinkwaterbereiding, onder meer op de World Expo. De Nederlandse waterindustrie kan daarbij gebruik maken van het feit dat invloedrijke Chinezen nu bekend zijn met de Nederlandse kennis en ervaring op het gebied van drinkwater. Bovendien geeft de samenwerking met de Chinezen op het gebied van technologie en kennisontwikkeling een stimulans aan de vooraanstaande positie van de Nederlandse drinkwatervoorziening. De ondertekening van een intentieverklaring van Evides Industrie Water en het Shanghai Engineering Center voor het ontwikkelen van industrie-

waterprojecten volgens het Rotterdamse model vormt hiervan een voorbeeld.

Vervolg De komende maanden worden gebruikt om onderzoeksvragen op te stellen en om te zetten in concrete opdrachten aan het gezamenlijke onderzoekscentrum. Deze maand reist staatssecretaris Van Gennip van Economische Zaken naar Shanghai om daar het door het Netherlands Water Partnership samengestelde bidbook van de Nederlandse waterindustrie aan te bieden. Ignaz Worm (Duinwaterbedrijf ZuidHolland) en Toine Ramaker (Kiwa Water Research)

Tussen de Chinese gastheren: v.l.n.r. Arne Bosch, Luuk Rietveld, Bram van der Veer, Hanning Guo, Luc Palmen, Marc van Eekeren, Jan Hofman, Toine Ramaker, Lanzhu Shao, Bas Heijman, Peter van de Maas, Ignaz Worm en Eric Adamse (foto Eric Adamse).

20

H2O / 20 - 2006


achtergrond

Droogtebeheer met een korreltje zout Het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard heeft deze zomer een BOS-droogte in gebruik genomen. Hiermee kan de beheerder een uitgekiend inlaatregime opstellen dat rekening houdt met de waterbehoefte en de verwachte zoutgehalten in het beheergebied.

Inlaat via de Snelle Sluis naar de Ringvaartboezem

A

fgelopen zomer dreigde ernstige ‘waterschaarste’ op te treden door de aanhoudende droogte in juli en begin augustus. Feitelijk ging het om een tekort aan voldoende zoet water. Om de waterpeilen te kunnen handhaven was extra water nodig. Wanneer het chloridegehalte van het inlaatwater te hoog is, kan schade ontstaan voor akkerbouw, glastuinbouw en de natuur. Actueel wordt dan de vraag hoeveel water waar ingelaten moet worden om enerzijds het peil zo goed mogelijk te handhaven en anderzijds het chloridegehalte voldoende te beheersen. Bij langdurige droogte trekt het zoute zeewater via de grote rivieren verder landinwaarts dan normaal, waardoor de wateraanvoerpunten van het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard langs de Nieuwe Maas en de Hollandse IJssel verzilten. Een alternatieve wateraanvoerroute via het Hoogheemraadschap van Delfland kan dan worden ingezet, maar heeft een beperkte capaciteit. Het beheer van de inlaatpunten wordt op dat moment maatwerk, waarbij een goed inzicht in de chloridegehalten op de boezem onontbeerlijk is. Om de beheerder te ondersteunen, is in korte tijd een BOS-droogte ontwikkeld en bij het hoogheemraadschap geïnstalleerd. Daarbij is gebruik gemaakt van Lizard, dat door WL|Delft Hydraulics en Nelen & Schuurmans is ontwikkeld voor beslissingsondersteunende systemen. Het BOS-droogte bestaat uit een kaartgeoriënteerde interface, waarbij de gebruiker

verschillende inlaatscenario’s vooraf kan toetsen. Het laat vervolgens voor elk scenario het verloop van de peilen en chloridegehalten zien. Hiertoe wordt gebruik gemaakt van een gedetailleerd Sobek kwantiteits- en kwaliteitsmodel van de Rotte- en Ringvaartboezem. Dit levert betrouwbare resultaten op en veel flexibiliteit. Omdat het BOS de invoer, aansturing en visualisatie van de Sobek-modellen overneemt, hoeft de gebruiker niet over kennis van het (veel complexere) Sobek-simulatiemodel te beschikken. De gebruiker kan elk gewenst aanvoerscenario eenvoudig instellen en daarbij variëren met de verschillende inlaatpunten, inlaatdebieten en onderlinge uitwisselingsmogelijkheden tussen de twee boezems. Het actuele Werking van het inlaatsysteem

chloridegehalte bij elke inlaatlocatie kan flexibel worden ingesteld. Om het chloridegehalte in het boezemsysteem goed te berekenen, wordt gebruik gemaakt van een gedetailleerd hydrodynamisch en waterkwaliteitsmodel van de boezems. Voor een gedetailleerd model is gekozen, omdat met een bakjesmodel de ruimtelijke spreiding van het chloridegehalte niet goed in beeld wordt gebracht. De gebruiker kan vervolgens de chlorideverspreiding over het boezemsysteem op de kaart of in animatie als film bekijken. Ook kan het verloop van het chloridegehalte op een willekeurige locatie worden weergegeven in grafiek- of tabelvorm. Door verschillende inlaatscenario’s te proberen en te evalueren, kan het meest optimale inlaatscenario voor dat moment worden gekozen. Na enkele dagen kan op basis van de actuele situatie opnieuw een optimaal inlaatscenario worden vastgesteld. Met gebruik van BOS-droogte is het hoogheemraadschap in staat om een optimale afstemming te vinden tussen peilhandhaving en zoutbeheersing in droge perioden.

Werking van het inlaatsysteem In het beheersgebied van het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard liggen de Rotte- en Ringvaartboezem. Voor wateraanvoer naar de Rotteboezem wordt water uit de Nieuwe Maas ingelaten. De Rotteboezem staat via een sluis in verbinding met de Ringvaartboezem. Het peil in de Ringvaart (NAP -2,15 m) is 1,15 m lager dan in de Rotte. De Ringvaartboezem laat water in vanuit de Hollandsche IJssel (Snelle Sluis bij Moordrecht). Via de Ringvaart kan water worden aangevoerd naar de Rotte door gebruik te maken van een aanvoerroute via de Eendragtspolder. Daarnaast kan met een gemaaltje ook extra water worden aangevoerd via de Hennipsloot. Wanneer geen gebruik kan worden gemaakt van de aanvoerpunten langs de Nieuwe Maas en de Hollandsche IJssel, kan via de Bergsluis water worden ingelaten vanuit Delfland. Jelmer Biesma en Michiel Lips (Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard) en Martine Lodewijk en Bastiaan Roos (Nelen & Schuurmans)

H2O / 20 - 2006

21


Amsterdamse klimaatvoetafdruk Met belangstelling heb ik het artikel gelezen van Theo Janse van Waternet en Peter Wiers van Climate Partners in H2O nummer 18 over de broeikasgasemissie van en uit de Amsterdamse waterketen. Hun beschouwing mondt uit in drie conclusies: de broeikasgasemissie van de organisatie kon minstens gehalveerd worden, in het (dit?) waterketenbedrijf is het mogelijk in het merendeel van de eigen elektriciteitsbehoefte te voorzien en bij de indirecte emissie, veroorzaakt door het gebruik van grondstoffen en materialen, is nog winst te halen. Ik heb geen behoefte om deze conclusies als zodanig aan te vechten, maar wel er enige kanttekeningen bij te plaatsen en vragen over te stellen.

T

oen de uitkomsten van de eerste VEWIN-benchmark in 1997 in de openbaarheid waren gebracht, kopte Het Parool: “Amsterdams waterleidingbedrijf meest milieubelastend”. Geen woord over het feit dat het toenmalige GWA qua kosten keurig in de middenmoot zat en geen woord over de goede drinkwaterkwaliteit. Goed nieuws is immers geen nieuws. Inderdaad scoorde GWA in de benchmarksystematiek het hoogst in de rubriek belasting van het milieu. Verklaarbaar vanuit de lange afstand tot het innamepunt van het Rijnwater bij Nieuwegein en de vele zuiveringstrappen in het proces van drinkwaterbereiding. Door in plaats van grijze stroom groene stroom in te kopen, kon de milieubelasting aanzienlijk gereduceerd worden. Het effect hiervan is te zien in afbeelding 3 van het artikel van Janse en Wiers. In de volgende benchmark was GWA zijn toppositie als milieubelaster kwijt.

Toch heb ik zelf als toenmalig directeur van GWA steeds het gevoel gehad dat we het probleem administratief hadden opgelost, zonder feitelijke maatregelen te nemen. We sloten immers een contract voor de levering van groene stroom vanuit een bestaand windmolenpark aan het Haringvliet. Die molens waren er, ze draaiden als er wind was en voor zover mij bekend is er ten gevolge van onze keuze geen molen bijgebouwd. Ik had het anders gevonden als wij zelf windmolens gebouwd hadden of grote aantallen zonnepanelen geplaatst hadden. Bouw van windmolens in de Amsterdamse Waterleidingduinen was een optie waar geen enkel draagvlak voor was, bouw op andere terreinen kwam evenmin in aanmerking. Onder ideeën om bijvoorbeeld op de daken van de langzame zandfiltergebouwen grote aantallen zonnepanelen te plaatsen, was geen enigszins bedrijfseconomisch verantwoord plaatje te schuiven. Kortom, er veranderde niets bij ons zelf en bij anderen, maar onze milieubelasting was ongeveer gehalveerd. Laten we hopen dat er toch op enig moment meer alternatieve energieopwekkingscapaciteit wordt gerealiseerd. De gunstige conclusie over de eigen energievoorziening is te danken aan het feit dat het mogelijk was een geheel nieuwe rwzi te bouwen naast de bestaande vuilverbranding, het Afval Energie Bedrijf, waardoor transport en gebruik van zuiveringsslib en restwarmte op een relatief eenvoudige wijze kunnen plaatsvinden. Laten we hopen dat de prognosecijfers uit 2004, waarop de conclusie gebaseerd is, ook in de praktijk gerealiseerd worden. Het verbranden van slib verloopt niet altijd zonder problemen. In andere situaties zal het doorgaans niet zo eenvoudig zijn om enerzijds bestaande, vrij jonge installaties te amoveren en anderzijds een zo gunstige combinatie van afvalwaterzuivering en vuilverbranding te maken. Een voorbeeld is het zeker. Afbeelding 4 van het artikel geeft aan dat de emissie door grondstoffen vooral

samenhangt met het gebruik van NaOH (36 procent), naar ik aanneem grotendeels voor de ontharding van het drinkwater, het gebruik van FeCl3 (25 procent) voor de coagulatie en het gebruikte buismateriaal (samen 34 procent). Geconcludeerd wordt dat er in deze sfeer nog winst te behalen is. Ik ben benieuwd waar de schrijvers op duiden of waar ze aan denken zonder de kwaliteit van het bereidde drinkwater te verslechteren of risico’s te gaan lopen van bijvoorbeeld permeabel buismateriaal in verontreinigde bodems. Ook over de keuze tussen de diverse coagulatiemiddelen zijn vele optimalisatiestudies gedaan. Waar zitten nog winstmogelijkheden? Wat uit de analyse van de bestaande situatie uiteraard niet naar voren komt, is hoe de geïnstalleerde procesconfiguratie qua kooldioxide-emissie scoort ten opzichte van alternatieven. Nieuw gebouwde desinfectieinstallaties zijn uitgerust met UV-behandeling en H2O2-dosering. In de Amsterdamse productiebedrijven zijn vanouds langzame zandfilters als laatste desinfectiestap toegepast. Vergelijking van beide systemen wordt doorgaans op kostenbasis gedaan. Hoe komt een vergelijking op basis van kooldioxide-emissie uit en welke emissie voorkomt Waternet met de aanwezige voorzieningen? Het artikel geeft ook niet aan in hoeverre mogelijkheden onderzocht zijn of worden om energie te besparen bijvoorbeeld door energetisch gunstiger water te transporteren dan wel transport te verminderen. Inname van water uit de boezem van Rijnland of het Noordzeekanaal leidt tot aanzienlijk minder transport dan vanuit Nieuwegein. Langetermijnonderzoek naar dat soort alternatieven heeft altijd op basis van waterkwaliteit en leveringszekerheid plaatsgevonden. Kooldioxide-emissie is daarbij voor zover mij bekend nooit in beeld geweest. Terecht? Een laatste vraag: waarom wordt niet alle stroom groen ingekocht? Maarten Gast

productie onderhoud rendement

advertentie

EPFMFO CFQBMFO

WPPS FO EPPS NFOTFO EPFMFO WBO EF QSBLUJKL CFSFJLFO

CMS, een full-service adviesbureau, voor de optimalisatie van uw rendement. Optimaliseren is vakwerk!

’s-Hertogenbosch • 073 - 648 05 63 • www.rendementinproductie.nl

22

H2O / 20 - 2006


reactie Afwenteling in KRWmaatregelen Met veel genoegen hebben we de opinie van Joachim Rozemeijer gelezen in H2O nummer 18 en onderschrijven geheel zijn zorg voor het onbedoeld of verkeerd afschuiven (of ‘afwentelen’) van problemen. Maar al te vaak wordt sectoraal gezocht naar oplossingen voor een waterkwantiteits- of waterkwaliteitsprobleem en evenzo voor de compartimenten oppervlaktewater en grondwater. Ook nu nog in de 21e eeuw! Met dus het terecht door Joachim aangestipte risico dat niet-duurzame oplossingen worden uitgevoerd ofwel oplossingen die gelet op het gehele watersysteem de situatie verslechteren, snel of op lange termijn (volgende generaties).

O

nze stelling is echter dat de discussie niet gericht moet zijn op het begrip afwentelen, maar op het vermijden van slechte oplossingen. Kwantiteitsmaatregelen die leiden tot kwaliteitsproblemen of verbetering van oppervlaktewater ten koste van grondwater en omgekeerd. Deze interactie tussen grondwater en oppervlaktewater wordt echter vaak onderbelicht. Daarom moet vooral beter en met structurele samenwerking tussen bodem-, grondwater- en oppervlaktewaterbeheerders gekeken worden naar goede oplossingen. En ook samen met de doelgroepen die het water en de bodem gebruiken, want de oplossingen moeten ook niet ten koste gaan van hun belang (bijvorbeeld gezonde bedrijfsvoering, bijdrage aan vitaal platteland), want ook dit kan als afwenteling worden gezien.

Aanleg van drainage.

zoals Joachim stelt, een duurzame oplossing. Regionale (grond)waterbeheerders kunnen vaak echter niet anders dan ingrijpen in de emissieroute of hydrologie om negatieve effecten van diffuse vervuilingsbronnen terug te dringen. Of anders met (arbeidsintensieve) stimulering. Maar in de drang om met eigen instrumenten te kijken hoever de gewenste waterkwaliteitsverbetering kan worden bewerkstelligd, schuilt het gevaar dat regionale waterbeheerders onvoldoende de noodzaak voor maatschappelijk lastige bronmaatregelen neerleggen bij (‘afwentelen op’) het Rijk. Helaas wordt de laatste tijd voor de KRW veel over interactie tussen grond- en oppervlaktewater gepraat, maar er weinig aan gedaan. Misschien moeten we ook snel af van dit weinig concrete begrip. Het gaat namelijk over de beïnvloeding: de invloed van grondwater op de kwantiteit en kwaliteit van het oppervlaktewater en waterbodem en de invloed van oppervlaktewater op de kwantiteit en kwaliteit van grondwater en waterbodems. Bijvoorbeeld het feit dat bestrijdingsmiddelen uit oppervlaktewater via het grondwater terecht komen in drinkwaterputten en vanuit het grondwater nutriënten, metalen en bestrijdingsmiddelen uitspoelen naar het oppervlaktewater.

Voor het watersysteem zelf is reductie van verontreinigingsbronnen (bronaanpak),

Had Nederland niet een voorsprong in kennis op dit gebied? Wat waren Nederlandse hydrologen snel met de ontwikkeling van modellen als SIMGRO, STONE, DUFLOW en innovatieve applicaties en koppelingen met Modflow. Maar na de Watersysteemverkenningen lijkt de kennisvoorsprong ten opzichte van andere landen te slinken. En krijgt de Nederlandse waterbeheerder daarvoor in de plaats een voorsprong in ‘praat-hydrologie’. Om geen holle gesprekken te krijgen, is het essentieel om in kennis te blijven investeren. Veel hydrologische WB21achtige ingrepen kunnen een sterke invloed hebben op de kwaliteit van het grond- en oppervlaktewater. Juist in de transitiezone, zeg maar de bodem direct rond drains en rond slootbodems, kan het hydrochemische milieu door hydrologische en morfologische maatregelen sterk veranderen, hetgeen zeer sterk kan doorwerken op de natuurlijke vastlegging of mobilisatie van eutrofiërende en verontreinigende stoffen. Maar de waterbeheerders weten eigenlijk niet goed hoe dit uitpakt. Daar is naar onze mening in het KRW-circuit onvoldoende aandacht voor. Juist deze KRW geeft aanleiding om nu als bodem-, grondwater- en oppervlaktewaterbeheerders meer samen te werken en gezamenlijk kennis van het watersysteem te vergroten. Peter Schipper en Marc Vissers (Grontmij)

advertentie

continue (bio)filtratie

Biologische (de)nitrificatie en polijsting van afvalwater

• •

Kringloopsluiting Proceswaterbereiding uit oppervlaktewater

Spoelwaterbehandeling in de drink- en preceswaterbereiding

(Biologische) zijstroomfiltatie in koelwatercircuits

Paques bv P.O. Box 52 8560 AB Balk NL t 0514 · 60 85 00 f 0514 · 60 33 42 e info@paques.nl i www.paques.nl

www.paques.nl

H2O / 20 - 2006

23


“Particuliere infiltratievoorzieningen publiekrechtelijk regelen” Bij nieuwbouwprojecten schrijven gemeenten in toenemende mate voor dat voorzieningen voor de infiltratie van hemelwater op particulier terrein aangelegd dienen te worden. De perceelseigenaar moet onder- of bovengronds infiltratievoorzieningen aanbrengen en is geheel of gedeeltelijk verantwoordelijk voor de behandeling van het hemelwater afkomstig van zijn eigen verhardingen (daken en terras).

O

p zich is dat een goede ontwikkeling. De gemeente hoeft zo minder grote voorzieningen aan te leggen in openbaar gebied en er is meer uitgeefbare grond beschikbaar. De gemeente is immers alleen verantwoordelijk voor de berging en infiltratie van hemelwater afkomstig van de verharde oppervlakten in de openbare ruimte zoals straten, trottoirs en parkeerplaatsen. De vraag rijst echter of gemeenten dit juridisch wel goed regelen. Bij een grootschalige nieuwbouwlocatie is het ondoenlijk om op de bestemmingsplankaart per perceel aan te geven welk deel van de particuliere percelen bestemd is als infiltratiezone. Zeker gezien het feit dat de particulier in principe vrij is zelf een keuze te maken met betrekking tot de toe te passen voorziening (boven- of ondergronds). Een aantal gemeenten legt de eis voor de aanleg van infiltratievoorzieningen op particulier terrein vast in het koop- of grondcontract. Het vastleggen van deze eis in privaatrechtelijke contracten kent echter een aantal nadelen.

Nadelen Allereerst is een privaatrechtelijke regeling door de gemeente zeer moeilijk te handhaven; gemeenten zijn gespecialiseerd in publiekrechtelijke handhaving. In geval van een privaatrechtelijke regeling zal de bijzonder opsporingsambtenaar moeten handhaven op basis van individuele contracten in plaats van op uniform gemeentelijk beleid. Een potentiële bron van conflicten. Ten tweede zal de gemeente bij een gang naar de rechter gewezen worden op het feit dat een publiekrechtelijke regeling meer voor de hand had gelegen: een overheidsorgaan dient zaken indien mogelijk en wanneer deze in zekere zin ‘algemeen geldend zijn’, publiekrechtelijk te regelen. Alleen wanneer daar geen sprake van is,

24

H2O / 20 - 2006

wordt overgegaan op privaatrechtelijke regelingen. Tenslotte bestaat het gevaar dat het opnemen van genoemde eis in de privaatrechtelijke overeenkomst (het contract) strijdig is met de omschrijving in de bouwverordening van de betreffende gemeente. Modelbouwverordening alternatief 1 artikel 2.7.4 lid 1 beschrijft namelijk dat “de in artikel 3.41 van het Bouwbesluit bedoelde, aan of in bouwwerken aan te brengen voorzieningen voor de afvoer van hemelwater moeten zijn aangesloten aan een openbaar riool.” Dit is dus een eis tot aansluiting op de gemeentelijke riolering. De bouwverordening is publiekrechtelijke regelgeving, terwijl de overeenkomst tussen de gemeente en de perceelseigenaar (het grondcontract) een privaatrechtelijke overeenkomst is. De regel dat publiekrecht voor privaatrecht gaat, is algemeen bekend, waaruit volgt dat de bouwverordening als hogere regelgeving beschouwd moet worden. Concreet betekent het dat de kaveleigenaar in dit geval ook het hemelwater afkomstig van zijn perceel zou mogen aanbieden aan de perceelsgrens, waarna de gemeente verplicht is ook de hemelwaterafvoerleiding aan te sluiten op haar riool.

Vastleggen in bouwverordening Als alternatief voor de privaatrechtelijke oplossing van het probleem kan gekeken worden naar de publiekrechtelijke kant: aanpassing van de bouwverordening. Alternatief 2 van de modelbouwverordening van de VNG schrapt enerzijds de aansluitingseis voor het onderdeel hemelwater (art. 2.7.4 lid 1) en regelt tevens dat de particulier verantwoordelijk kan worden gesteld voor de aanleg van hemelwatervoorzieningen op eigen terrein. De drie genoemde nadelen van de privaatrechtelijke regeling worden door het aanpassen van de bouwverordening geneutraliseerd. Als aanvulling hierop zal de gemeente echter wél concrete randvoorwaarden op moeten stellen om de volgende vraag te beantwoorden: onder welke condities is het verplicht stellen van de aanleg van infiltratievoorzieningen billijk? In artikel 2.7.5 lid 3 van alternatief 2 van de modelbouwverordening staat namelijk dat burgemeester en wethouders onheffing kunnen verlenen “indien de bodemgesteldheid en de grondwaterafvoer ter plaatse dan wel de omvang van het perceel de infiltratie van hemelwater niet toelaten”. De criteria dienen vooraf door de gemeente helder en eenduidig gekwantificeerd te worden. Slechts het verwijzen naar de SBR-publicatie Hemelwater binnen de perceelsgrenzen (ISBN 90-5044-075-4) is te algemeen. De randvoorwaarden kunnen verschillen per kern, stadsdeel, wijk of deelgebied, afhankelijk van bijvoorbeeld de bodemopbouw, grondwaterstanden en aard/omvang van de plannen, maar zijn wel transparant. Op deze manier krijgt gedegen onderbouwd gemeentelijk beleid gestalte en wordt de schijn van willekeur voorkomen. ir. Marco de Kraker (DHV Oost-Nederland)


informatie Waterstaat in stedenland Het Hoogheemraadschap van Rijnland is 750 jaar oud en daarmee één van de oudste en bovendien één van de grootste waterschappen van Nederland. Het boek ‘Waterstaat in stedenland’, dat deze week uitkwam, laat zien hoe Rijnland zich tussen de 9e en de 19e eeuw heeft ontwikkeld.

D

e auteurs willen met het boek een bijdrage leveren aan de nieuwe waterstaatsgeschiedenis met een groen randje. In het boek worden vragen gesteld als: hoe beïnvloedden de machtige Hollandse steden het waterbeheer? Wat betekenden de grote wisselingen in grondgebruik voor de eisen die aan de waterstaat werden gesteld? Onderwerpen als waterstaat, economie, sociale verhoudingen, politiek en landschap komen hierbij aan de orde. Het boek laat daarmee zien dat het waterbeheer in het verleden grote veranderingen heeft doorgemaakt en sterk beïnvloed is door zaken die op zichzelf niets met water te maken hadden. ‘Waterstaat in stedenland’ van M. van Tielhof en P. van Dam is een uitgave van uitgeverij Matrijs (ISBN 90 5345 299 0). Het telt 368 pagina’s en is rijk geïllustreerd. Het boek kost tot 31 december 34,95 euro, daarna 39,95 euro.

De aanpak van ruimtelijk waterbeheer ‘Spatial water management: supporting participatory planning and decision making’ gaat over hoe Nederland omgaat met de stijging van de zeespiegel en de invloed daarvan op de grote rivieren. Het boek beschrijft het nieuwe Nederlandse beleid op het gebied van waterbeheer dat conventionele waterbouwkunde combineert met nieuwe inzichten, zoals het ruimte geven aan water. Daarbij gaat het in op hoe dit nieuwe beleid zodanig geïmplementeerd kan worden, dat het draagvlak voor de nieuwe maatregelen het grootst is.

wordt geïllustreerd aan de hand van twee casestudies. ‘Spatial water management: supporting participatory planning en decision making’ van Hasse Goosen is een uitgave van Techne Press (ISBN 90 8594 006 0) en kost 42 euro.

politiek, maar ook door de ‘gewone man’. Het boek sluit dan ook af met tips voor de mensen thuis: wat kunnen we zelf doen om de CO2-uitstoot terug te dringen en zo bijdragen aan de vermindering van het broeikaseffect. ‘Een ongemakkelijke waarheid’ van Al Gore is een uitgave van Meulenhoff (ISBN 90 290 78677) en kost 25 euro.

Klimaatverandering als morele ‘Kinderdijk: land, kwestie wind en water’ ‘Een ongemakkelijke waarheid’ van voormalig vice-president van de Verenigde Staten Al Gore is een boek met een boodschap. Klimaatverandering wordt vooral veroorzaakt door menselijk handelen, stelt Gore. De klimaatverandering een halt toeroepen betekent dan ook dat de mens zijn verantwoordelijkheid moet nemen, vindt hij. Niet morgen, maar vandaag.

‘E

en ongemakkelijke waarheid’, geschreven naar aanleiding van Gore’s gelijknamige documentaire, is een persoonlijk boek. Behalve uitgebreide informatie over de oorzaken van klimaatverandering en de gevolgen daarvan - geïllustreerd met vele voor-en-na-foto’s - is het rijkelijk gevuld met persoonlijke anekdotes en familiefoto’s. Ook Nederland komt in het boek aan bod. Naar aanleiding van de opmerking die Sir David King, wetenschappelijk adviseur van het Verenigd Koninkrijk in 2004 maakte, “De kaarten van de wereld zullen opnieuw getekend moeten worden”, laat Gore middels computersimulaties zien wat onder andere met Nederland zou gebeuren als de zeespiegel blijft stijgen: een land grotendeels onder water. Tussen alle (prachtige) foto’s en keiharde feiten door klinkt Gore’s boodschap luid en duidelijk: de klimaatverandering voltrekt zich niet langzaam, maar snel. Sterker nog: er is sprake van een noodsituatie. Gletsjers slinken in een rap tempo, de natuur wordt aangetast en dieren met uitsterven bedreigd. Er moet actie worden ondernomen, schreeuwt Gore met zijn boek uit. Niet alleen vanuit de

In het boek ‘Kinderdijk: land, wind en water’ wordt het eeuwenlange gevecht van de inwoners van de Alblasserwaard tegen het water als voorbeeld van het Nederlandse waterbeheer genomen. Het rijk geïllustreerde boek is tot stand gekomen in nauwe samenwerking met de stichting Werelderfgoed Kinderdijk en de UNESCO.

K

inderdijk was één van de eerste plekken in Nederland waar molens werden gebruikt om water weg te pompen. In 1739 en 1740 werden de 16 molens geplaatst die Kinderdijk wereldberoemd hebben gemaakt. Tijdens de industriële revolutie werden gemalen geïntroduceerd, waardoor de molens voor het waterbeheer overbodig waren. De molens zijn echter bewaard gebleven en op de Werelderfgoedlijst van UNESCO geplaatst, waardoor Kinderdijk als schoolvoorbeeld van het Nederlandse waterbeheer nog steeds te bewonderen is. Het boek bevat veel foto’s van Eppo Notenboom, waarvan een aantal nooit eerder gepubliceerd is. Daarnaast is in het boek ook historisch materiaal opgenomen, dat gedeeltelijk afkomstig is uit het privébezit van de molenaars. Het boek telt 160 pagina’s en is leverbaar in een luxe uitgave met een linnen band en een full colour stofomslag voor 39,50 euro of een paperbackversie voor 19,50 euro. Het is geschreven door Ben Maandag en wordt uitgegeven door Watermerk (ISBN 90 78388 01 3).

H

et nieuwe waterbeleid in Nederland heeft een grote sociaal-economische impact. Er zijn vele belanghebbenden, hetgeen het beslisproces complex maakt; er moet een balans worden gevonden tussen plaatselijke, regionele en landelijke belangen. ‘Spatial water management’, het academisch proefschrift van Hasse Goosen, laat zien hoe het beslisproces zodanig kan worden aangepakt dat alle belangen worden meegenomen en draagvlak wordt gecreëerd. Deze aanpak

H2O / 20 - 2006

25


verenigingsnieuws Waterboek 2007

WATERCOLUMN

De voorbereidingen voor het Waterboek 2007 zijn begonnen: alle leden hebben een formulier met hun eigen gegevens thuis ontvangen (samen met een jaarverslag 2005). Veel leden hebben inmiddels hun gegevens gecontroleerd en waar nodig aangepast. Het bureau is nu bezig met het voorste gedeelte van het Waterboek - de overige gegevens. Heeft u nog opmerkingen of suggesties, dan zijn die van harte welkom! U kunt een bericht sturen via internet: info@nva.net of info@kvwn.nl.

Urbanisatie als nieuwe ‘uitdaging’

S

teden worden steeds groter. Vooral in ontwikkelingslanden trekken bewoners massaal naar de grote stad. Het aantal megasteden met meer dan tien miljoen inwoners neemt in sneltreinvaart toe. De watervoorziening in die gebieden heeft hieronder te lijden. Door conflicterende ruimteclaims van diverse stedelijke functies, het inklinken van bodems door ongecoördineerde grondwateronttrekkingen, lekverliezen en tekort aan duurzame waterinstallaties is watergebrek aan de orde van de dag. Toekomstcijfers geven zorgelijke ontwikkelingen aan. Alleen al voor de periode 2005-2015 verwachten de Verenigde Naties dat 755 miljoen mensen van landelijk naar stedelijk gebied trekken. Het aantal stedelingen dat in 2015 geen toegang heeft tot schoon water, bedraagt 240 miljoen. In 1990 was dit nog 107 miljoen, ruim de helft lager. De ontwikkeling in landelijk gebied is precies andersom. Waren in 1990 nog 1080 miljoen mensen verstoken van water, de verwachting is dat dit afneemt en in 2015 uitkomt op 679 miljoen. De trend van verstedelijking vraagt om een aangepaste strategie. De afgelopen decennia ging de aandacht vooral uit naar de zorg voor drinkwater in landelijke gebieden. De uitdaging is daar vooral dat mensen mijlenver uit elkaar wonen. Om die van water te voorzien is het nodig op centrale, goed bereikbare plaatsen putten te slaan. Daarnaast moeten met lange leidingen dorpjes en andere urbanisaties bereikt worden. Verstedelijking creëert weer andere uitdagingen en nieuwe prioriteiten zijn noodzakelijk. De partijen die werken aan de millenniumdoelen, zullen snel moeten inspringen op de verstedelijking. Watervoorziening daar vraagt om andere oplossingen dan in landelijk gebied. De afstand tot beschikbaar water is weliswaar kleiner en dat kan een voordeel zijn. Maar de kwaliteit van het water wordt daarentegen steeds belangrijker. Overbevolking en gebrek aan sanitaire voorzieningen brengen gezondheidsrisico’s met zich mee. Epidemische ziekten als diarree kunnen om zich heen grijpen. Voor de kwetsbaarste groepen is die ziekte nog altijd doodsoorzaak nummer één. De wereld verandert. Om de millenniumdoelen te halen, moeten we de specifieke problemen in stedelijke gebieden oplossen, zonder daarbij de voorzieningen op het platteland te vergeten. Alleen aanvoer van schoon water is daarbij niet genoeg. Het vraagstuk van sanitatie moet hiermee gelijk lopen. De veranderende wereld biedt gelukkig ook kansen. En die moeten we bieden aan de mensen die deze het hardst nodig hebben. Theo Schmitz (VEWIN)

26

H2O / 20 - 2006

Agenda Onderstaand vindt u de gezamenlijke agenda van NVA en KVWN van vergaderingen, congressen en andere bijeenkomsten. Informatie voor deze agenda moet ingeleverd worden bij het KVWN/NVAbureau: (070) 414 47 78.

2 november congres van de gezamenlijke programmagroep Waterketen over de ervaringen van samenwerken in de waterketen Nieuwegein

21 november bijeenkomst van de PICT over informatiebeveiliging Amsterdam

24 november gemeenschappelijke najaarsvergadering KVWN en NVA Amsterdam

14 december workshop van KVWN over internationale activiteiten van de waterleidingbedrijven

IWA-lidmaatschap met korting KVWN- en NVA-leden kunnen met 15 procent korting lid worden van de International Water Association (IWA), een internationaal netwerk van waterprofessionals. De vereniging geeft ook een aantal bladen uit, waaronder Water21. U kunt zich rechtstreeks bij IWA aanmelden via internet (www.iwahq.org) onder vermelding van uw lidnummer bij de KVWN of NVA. Dit lidnummer vindt u terug in het Waterboek.

Najaarsvergadering KVWN en NVA Het gezamenlijke Watersymposium staat dit jaar in het teken van innovatie en de betekenis van de verkiezingen hierin. Onder de titel ‘Blauw regeert Nederland -ruimte voor innovatie’ willen we met de KVWN- en NVA-leden een advies aan de formateur meegeven die na de verkiezingen op 22 november een nieuw kabinet moet gaan vormen. De bijeenkomst vindt plaats op 24 november in het Planetarium in Amsterdam. We hopen dit jaar op beter weer!

Symposia en congressen Op 2 november verzorgt de gemeenschappelijke programmagroep Waterketen in het Waterhuis in Nieuwegein een symposium met als titel ‘Samenwerken in de waterketen: de praktijk’. Op 21 november houdt het Platform ICT een besloten bijeenkomst over beveiliging. Deze bijeenkomst staat alleen open voor genodigden. Op 14 december vindt een KVWN-workshop plaats over de internationale activiteiten van de waterleidingbedrijven.

Bijeenkomst Contactgroep Stedelijk Waterbeheer De Contactgroep Stedelijk Waterbeheer houdt op 16 november in Utrecht een bijeenkomst over afkoppelen en saneren van riooloverstorten. In de Kaderrichtlijn Water wordt veel aandacht besteed aan de invloed van stedelijk gebied op watersystemen. Hoe groot is die invloed? En hoe duurzaam is een maatregel als afkoppelen? Beide vragen moeten volgens de organisatoren voldoende discussie kunnen oproepen. Voor aanmelding wordt verwezen naar internet: csw@arcadis.nl.


verenigingsnieuws Op stap met... Karst Hoogsteen Het Platform Vrouwen in de Waterwereld nodigt vrouwen uit om op informele wijze kennis te maken met directeuren van waterbedrijven, secretaris-generaals van ministeries of dijkgraven van waterschappen. Op woensdag 8 november gaat het platform op stap met Karst Hoogsteen, directeur van Waterleidingmaatschappij Drenthe. Om 14.30 uur zijn geïnteresseerden welkom in Emmen bij de Waterfabriek van WMD, waar een rondleiding wordt verzorgd door Aleid Diepenveen, stafingenieur technologie. In de fabriek werkt het drinkwaterbedrijf met de modernste zuiveringstechnieken en levert het drie vrijwel gesloten en duurzame waterkringlopen voor de dierentuin van Emmen. Karst Hoogsteen wacht vervolgens het gezelschap op in het centrum van de stad, waar hij zal vertellen over zijn loopbaan, zijn missie voor WMD en zijn visie op de watersector. Na een lichte maaltijd zal het uitstapje rond 19.00 uur eindigen. Geïnteresseerde vrouwen kunnen zich aanmelden bij het secretariaat van de Waterfederatie (via internet): info@kvwn.nl of info@nva.net.

De cursus is ontwikkeld in opdracht van STOWA en vindt plaats op 16 en 17 november in Wageningen. Deelname kost 1.475 euro.

Peilbeheer (vernieuwd) De peilbeheerder heeft als taak wateroverlast of verdroging te voorkomen. Deze taak wordt complexer door de stijgende zeespiegel, nattere winters, drogere zomers en een dalende bodem. Daarnaast is de druk op de ruimte, door bijvoorbeeld woningbouw, toegenomen. Dit alles vraagt van de peilbeheerder een flexibele sturing van het watersysteem. In deze cursus leert de medewerker peilbeheer hoe het watersysteem werkt en hoe het grond- en oppervlaktewater met elkaar reageren. Vervolgens komt aan de orde hoe grondwater gestuurd kan worden met peilbeheer en wat de effecten van inrichtingsplannen zijn voor het peilbeheer. Na het volgen van deze cursus heeft de deelnemer inzicht in de gewenste processen en effecten van peilbeheer op het watersysteem. De deelnamekosten bedragen 825 euro. Deze cursus wordt op 9 en 16 november in Zwolle gegeven.

Juridische aspecten bij inzameling, transport en behandeling van afvalwater

Workshop over langzame zandfiltratie

Cursussen Wateropleidingen

Kiwa Water Research verzorgt op 25 oktober in Nieuwegein een workshop over langzame zandfiltratie. De afgelopen jaren is over dit traditionele maar robuuste en betrouwbare proces bij de drinkwaterbereiding veel kennis opgedaan, met name op het gebied van de microbiologische veiligheid en de capaciteit om ziekteverwekkende micro-organismen te verwijderen. De kennis is ook noodzakelijk voor de in het nieuwe Waterleidingbesluit voorgeschreven kwantitatieve microbiologische risicoanalyse. Daarnaast heeft langzame zandfiltratie een belangrijke functie om het drinkwater biologisch stabiel te maken. Hierdoor kan het drinkwater geleverd worden zonder persistente desinfectiemiddelen. Tenslotte zijn er ontwikkelingen op het operationele vlak die van belang zijn voor de huidige bedrijfsvoering van het proces. Deelname aan de workshop kost 395 euro.

Stichting Wateropleidingen vraagt aandacht voor drie nieuwe cursussen die in november en januari starten.

Voor meer informatie: Gemma van Beusekom (030) 606 97 40.

Deze twaalfdelige opleiding biedt deelnemers met een technische achtergrond, die in de praktijk juridische problemen tegenkomen, voldoende achtergrondkennis om gesprekspartner van juristen te kunnen zijn. De cursist krijg inzicht in de samenhang van de diverse wetten en verordeningen op het gebied van inzameling, transport en behandeling van afvalwater, zoals de Wet Milieubeheer, de Wvo, de nog aan te nemen Waterwet en de Europese Kaderrichtlijn Water. De rechtsverhoudingen, de benodigde vergunningen en de opbouw van plannen en nota’s passeren de revue. Daarnaast komen de juridische aspecten bij de uitvoering van (leiding)werken ruimschoots aan bod. Deze opleiding wordt op 12 donderdagavonden in de periode januari - april 2007 in Utrecht gegeven. De kosten voor deelname bedragen 1.575 euro.

Instrumentarium Waternood ‘Waternood’ heeft als doel de waterbeheerder te ondersteunen bij het bepalen van een optimale inrichting van het watersysteem. Verschillende scenario’s voor de inrichting en het beheer kunnen met dit GIS-instrument worden doorgerekend en gevisualiseerd. Ook kunnen de gevolgen voor de waterkwaliteit inzichtelijk worden gemaakt. Deze cursus, bedoeld voor technisch medewerkers waterbeheer, traint de deelnemer in het werken met ‘Waternood’ in een GIS Arcview-omgeving. De cursist leert de benodigde informatie voor bepaalde (inrichtings)vraagstukken op gestructureerde wijze toe te passen. De validatie van de uitkomst wordt behandeld, evenals de toepassing van ‘Waternood’ bij het opstellen van een GGOR.

Voor meer informatie en aanmelding voor bovenstaande cursussen kunt u contact opnemen met Jantine de Waal: (030) 606 94 08.

H2O / 20 - 2006

27



platform

Tjerk ter Veen, Centraal Bureau voor de Statistiek Ronnie Huwaë, Centraal Bureau voor de Statistiek Kees Baas, Centraal Bureau voor de Statistiek

25 jaar statistiek over zuivering van afvalwater De meeste ontwikkelingen in de stedelijke afvalwaterzuivering zijn een gevolg van internationale afspraken en implementatie van Europese wetgeving. De beschrijving van al deze ontwikkelingen en de rapportage daarover aan onder andere ‘Den Haag’ en ‘Brussel’ kan echter niet zonder een structurele cijfermatige onderbouwing. Deze onderbouwing wordt sinds 1981 verzorgd door het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). Via de enquête ‘Zuivering van afvalwater’ worden jaarlijks vele gegevens van alle rioolwaterzuiveringsinstallaties in Nederland opgevraagd. De statistiek ‘Zuivering van afvalwater’ bestaat dit jaar 25 jaar, reden om stil te staan bij de ontwikkelingen in zuiveringstechnologie, rendementen, emissies, slibverwerking, energieverbruik en de kosten en investeringen.

B

egin jaren tachtig startte het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) met de enquêtering van de rioolwaterzuiveringsinstallaties (rwzi’s). De vragenlijsten waren opgesteld in nauw overleg met de zuiveringsbeheerders en met belangrijke gebruikers, zoals het RIZA, het RIVM en TNO. Genoemde organisaties stopten vervolgens met hun eigen enquêtes waardoor de enquêtedruk bij de waterkwaliteitsbeheerders daalde. De eerste jaren verliep de enquête moeizaam: de waterschappen moesten wennen aan de nieuwe vragenlijst en de verwerking van de uitkomsten kostte het CBS nog veel tijd. Pas in 1985 werden de eerste resultaten over het jaar 1981 gepubliceerd in een boekwerkje. Geleidelijk aan verliep het enquêteproces steeds sneller. Door de opkomende geautomatiseerde verwerking en het stapsgewijs overgaan tot elektronische vragenformulieren is de doorlooptijd (van enquêtering tot resultaten) teruggebracht tot slechts tien

maanden. Daarbij is de inzet van menskracht bij het CBS nu nog geen kwart van de benodigde menskracht in de beginperiode.

liteitsbeheerders zijn in de loop der tijd door fusies en opsplitsingen 17 nieuwe waterschappen ontstaan. Veel rwzi’s veranderden in de loop der tijd dus van eigenaar.

Waterkwaliteitsbeheerders Veranderingen bij de waterkwaliteitsbeheerders maakten dat het CBS met steeds minder en met andere respondenten te maken kreeg. In 1981 waren er nog twee gemeenten, drie provincies en 27 waterschappen (of zuiveringschappen en hoogheemraadschappen) verantwoordelijk voor het zuiveringsbeheer. Thans zijn dat slechts 25 waterschappen. Van de oorspronkelijke 32 waterkwaliteitsbeheerders zijn er nog slechts acht waarvan het beheersgebied niet is gewijzigd. Uit de overige 24 waterkwa-

Uitbreiding, schaalvergroting en technologische verbetering Door wet- en regelgeving is in de periode 1981-2005 de ongezuiverde lozing van huishoudelijk afvalwater sterk verminderd. Was in 1981 slechts 72 procent1) van de bevolking aangesloten op een rwzi, in 2005 bedroeg dit percentage bijna 99 procent2). Door de noodzaak tot capaciteitsuitbreiding steeg de landelijke zuiveringscapaciteit van 20 tot ruim 25 miljoen inwonerequivalenten (zie afbeelding 1). Naast uitbreiding van de

Afb. 1: Capaciteit naar zuiveringstype.

In dit artikel zijn alle uitkomsten die betrekking hebben op het jaar 2005 nog niet definitief, omdat de verwerking van de enquête over 2005 nog niet is afgerond. De voorlopige cijfers zijn vastgesteld op basis van reeds ontvangen respons en/of te verwachten ontwikkelingen. Voor de kostengegevens en de gegevens uit de Emissieregistratie geldt 2004 als meeste actuele jaar.

H2O / 20 - 2006

29


capaciteit was ook sprake van schaalvergroting: het aantal rwzi’s daalde van 506 in 1981 tot 368 in 20053). De volgende cijfers illustreren de metamorfose van de populatie rwzi’s in de periode 1981-2005: in totaal zijn 98 nieuwe rwzi’s in bedrijf genomen, 236 rwzi’s buiten bedrijf gesteld en bij 197 rwzi’s ingrijpende aanpassingen verricht aan het zuiveringstype en/of de capaciteit, soms zelfs meerdere malen. Eén rwzi is binnen de periode in bedrijf genomen en later weer buiten bedrijf gesteld. In afbeelding 1 is ook de ontwikkeling van de toegepaste zuiveringstechnologie zichtbaar. Mechanische installaties en oxidatiebedden zijn vervangen door actief-slibsystemen. Binnen deze systemen is bovendien een verschuiving opgetreden van hoog- en laagbelaste naar ultra-laagbelaste systemen, in afbeelding 1 aangeduid met ‘actief slib, conventioneel’ respectievelijk ‘actief slib, ulbas’. Begin jaren negentig kwam, door de implementatie van de Europese Richtlijn Stedelijk Afvalwater4), de ontwikkeling van fosfaatverwijdering en later ook stikstofverwijdering in een stroomversnelling. Inmiddels is ruim 85 procent van de zuiveringscapaciteit uitgerust met defosfatering en ruim 60 procent met voorzieningen voor (biologische) stikstofverwijdering (afbeelding 2)3). In 2005 werd op bijna de helft van de zuiveringscapaciteit biologische fosfaatverwijdering toegepast, overigens in de meeste gevallen aangevuld met chemische defosfatering. De moderne actief-slibinstallatie is dan ook uitgerust met anaërobe en anoxische compartimenten voor de biologische fosfaat- en stikstofverwijdering.

Stijging zuiveringsrendementen Het op grotere schaal toepassen van stikstofen fosfaatverwijdering op rioolwaterzuiveringsinstallaties heeft geresulteerd in sterk verbeterde zuiveringsrendementen5) (zie afbeelding 3). Werd in 1981 nog 42 procent van het aangevoerde fosfaat verwijderd; in 2005 is dit rendement toegenomen tot bijna 82 procent. Opvallend is de scherpe stijging van het rendement voor fosfaat in het midden van de jaren negentig. In die periode is op veel installaties overgegaan tot defosfatering om zo te kunnen voldoen aan de verplichting om per ultimo 1995 landelijk

Arseen Cadmium Chroom Koper Kwik Lood Nikkel Zink Totaal fosfor Totaal stikstof

H2O / 20 - 2006

Belasting oppervlaktewater 2004

Totaal alle bronnen

Rwzi’s

Bijdrage rwzi’s

Totaal alle bronnen

Rwzi’s

1.000 kg

1.000 kg

%

1.000 kg

1.000 kg

9,39 5,62 35,7 204 1,28 194 70,7 766

2,47 0,82 13,1 36,5 0,315 25,1 19,5 140

8,33 1,14 11,2 131 0,33 114 44,3 570

2,69 0,323 2,82 12,8 0,1 6,58 9,35 86,51

22.200 124.000 kg

Fluorantheen Benzo(a)pyreen Isoproturon

8.770 1.220 276

26 15 37 18 25 13 28 18

Bijdrage rwzi’s

% 32 28 25 10 31 5,8 21 15

6.240 39.500

28 32

8.170 95.800

2.750 23.500

34 24

kg

%

kg

kg

%

76,1 12,9 52,8

0,87 1,1 19

2160 243 245

89,1 14,5 43

4,1 6 18

Tabel 1. Aandeel van rwzi’s in de landelijke belasting van het oppervlaktewater.

driekwart van de fosforverbindingen uit het afvalwater te verwijderen4). Ook voor stikstof is het verwijderingrendement sterk gestegen. Afgelopen jaar was het rendement voor stikstof bijna 75 procent tegen een rendement van 45 procent in 1981. Dit jaar zal Nederland hoogstwaarschijnlijk kunnen voldoen aan de eis uit de Richtlijn Stedelijk Afvalwater dat in totaal driekwart van de stikstof uit het afvalwater wordt verwijderd. Door de eerdergenoemde toename van het aantal (ultra)laagbelaste systemen zijn ook de rendementen voor de verwijdering van zuurstofbindende stoffen nog aanzienlijk gestegen. Werd in 1981 nog 87 en 80 procent van respectievelijk BZV en CZV verwijderd, in 2005 zijn deze rendementen toegenomen tot 97 en 92 procent (zie afbeelding 3).

Rwzi’s nog steeds belangrijke emissiebron Via de databank van de landelijke Emissieregistratie6) komen gegevens beschikbaar over de totale belasting van het oppervlaktewater,

Afb. 2: Capaciteit naar methode van fosfaat- en stikstofverwijdering.

30

Belasting oppervlaktewater 1990

onder meer door lozingen, atmosferische depositie en af- en uitspoeling, én het aandeel daarin van de rioolwaterzuiveringsinstallaties. Tabel 1 geeft deze cijfers voor arseen, een aantal zware metalen, stikstof en fosfor, twee PAK’s en een bestrijdingsmiddel. Helaas zijn voor veel emissiebronnen geen betrouwbare landelijke belastingcijfers van de periode vòòr 1990 beschikbaar. Daarom wordt in tabel 1 een vergelijking gemaakt tussen de situatie in 1990 en die in 2004. Tabel 1 laat ook zien dat de belasting van het oppervlaktewater in de periode 1990-2004 fors is afgenomen voor vrijwel alle gepresenteerde stoffen. Voor de meeste stoffen dragen de effluenten van de rwzi’s nog relatief veel bij aan de landelijke belasting, maar zijn de absolute hoeveelheden wel sterk gedaald. Dit komt enerzijds door verbetering van de zuiveringsrendementen en anderzijds door de lagere vrachten in het influent.

Meer slibontwatering en -verbranding De afgelopen 25 jaar is steeds meer zuive-

Afb. 3: Zuiveringsrendementen voor zuurstofbindende- en vermestende stoffen.


platform ringsslib van rioolwaterzuiveringsinstallaties ontwaterd (zie afbeelding 4). Bijna de helft van het zuiveringsslib werd in 1981 ‘nat’ afgevoerd, terwijl in 2005 meer dan 90 procent van het zuiveringsslib werd ontwaterd7). Het gebruik van droogbedden en lagunes (natuurlijke ontwatering) is in 2005 bijna gereduceerd tot nul. De toepassing van kunstmatige ontwatering (centrifuges, filter- en zeefbandpersen) is daarentegen sterk toegenomen. De laatste tien jaar is ook de toepassing van thermische ontwatering (slibdroging) gestegen. Slibdroging is een vervolgontwatering; het gedroogde slib heeft veelal eerst een kunstmatige ontwatering ondergaan. Om geen dubbeltelling te introduceren, tellen deze hoeveelheden in afbeelding 4 alleen mee bij thermische ontwatering. Afbeelding 5 laat zien dat de manier waarop het zuiveringsslib wordt verwerkt, eveneens sterk is veranderd10). In 1981 werd het merendeel van het zuiveringsslib gestort of als meststof toegepast in de landbouw. Per 1 januari 1995 is de afzet naar de landbouw van slib uit rioolwaterzuiveringsinstallaties beëindigd door de invoering van de normen voor gehaltes van zware metalen uit het Besluit kwaliteit en gebruik van overige organische meststoffen8). Strengere regels voor het storten van zuiveringsslib9) hebben ook de afzet naar stortplaatsen sterk doen afnemen. In 2005 wordt het grootste deel van het zuiveringsslib verbrand. Overigens kan de hoeveelheid afgezet zuiveringsslib in afbeelding 5 afwijken van de hoeveelheden slib in afbeelding 4 (per ontwateringsmethode). Dit verschil wordt veroorzaakt door meerjarige opslag.

Energieverbruik en vermeden CO2 emissies De enquête levert ook waardevolle informatie op over het energieverbruik van de rwzi’s. Afbeelding 6 laat zien dat het energieverbruik van rioolwaterzuiveringsinstallaties in Nederland sterk is gegroeid11). Was in 1981 behoefte aan 2000 TJ (=1012 Joules) aan energie, in 2005 is dit toegenomen tot circa 5000 TJ. Deze toename wordt vooral veroorzaakt door een toename in de aankoop van elektriciteit voor onder meer de aandrijving van pompen, beluchters en blowers. Ook is het verbruik van aardgas gestegen, met name door het gebruik van aardgasgestookte slibdrooginstallaties. Tenslotte is door een toegenomen slibgisting ook de productie en het verbruik van biogas (zie afbeelding 6) gestegen. Het biogas wordt veelal direct weer gebruikt op de rwzi om elektriciteit en warmte op te wekken in WKKinstallaties. De elektriciteit verkregen door de inzet van biogas in WKK-installaties op rwzi’s wordt beschouwd als duurzame energie12). Het aandeel van deze productie in het totale binnenlandse elektriciteitsverbruik varieert de laatste 15 jaar tussen de 0,08 en de 0,15%13). De inzet van biogas van rwzi’s leidt zo tot een lager verbruik van fossiele energiebronnen en daardoor tot een lagere nationale emissie van kooldioxide, zoals die wordt berekend in het kader van de IPCCrichtlijn (Kyoto-protocol). Deze vermeden kooldioxide-emissie bedraagt voor de rwzi’s de laatste jaren circa 150 kton per jaar ofwel 0,8 procent van de totale kooldioxide-emissie in Nederland13). De vermeden emissie is berekend met referen-

tietechnologie uit het Protocol Monitoring Duurzame Energie12).

Kosten en investeringen Tot en met 1998 werd in de enquête ook gevraagd naar de exploitatiekosten van - en de investeringen in - zuiveringstechnische werken. In latere jaren kwamen deze financiële gegevens via andere CBS-statistieken beschikbaar, maar met minder details. Voor de beschouwde periode kunnen we in dit artikel dan ook alleen maar totalen geven14),15),16). De totale investeringen in zuiveringstechnische werken betreffen zowel de nieuwbouw als vervanging en bedroegen voor de gehele periode 1981-2005 circa 6,5 miljard euro. Hiervan werd ruim 1,8 miljard in het laatste tijdvak (2001 t/m 2005) geïnvesteerd. Absoluut topjaar was 1996: in dat jaar werd 426 miljoen euro geïnvesteerd. De jaarlijkse exploitatiekosten van de zuiveringsinstallaties zijn in de beschouwde periode meer dan verdrievoudigd, namelijk van 250 miljoen euro in 1981 tot circa 800 miljoen euro in 2004. De exploitatiekosten bestaan vooral uit kosten voor energie, afvoer van slib, personeelskosten en de rente en afschrijvingen. Een indicator voor de prijs/prestatieverhouding is de waarde voor de kosten per verwijderde vervuilingeenheid (v.e. à 136 g totaal zuurstofverbruik). Afbeelding 7 laat deze ontwikkeling zien, met en zonder inflatiecorrectie. Het blijkt dat de werkelijke kosten per verwijderde v.e. in de periode 1981-2004 bijna zijn verdubbeld. Gecorrigeerd voor inflatie (prijspeil 2004) geldt dat

Afb. 4: Hoeveelheid zuiveringsslib (droge stof) per methode van ontwatering.

Afb. 5: Afzet van zuiveringsslib (droge stof) per bestemming.

Afb 6: Energieverbruik per energiedrager.

Afb. 7: Exploitatiekosten per verwijderde hoeveelheid v.e.

H2O / 20 - 2006

31


de kosten slechts gering zijn gestegen: 15 procent over 24 jaar. Doordat in de periode 2000-2003 de kosten relatief minder stegen dan de inflatie, is in die jaren zelfs een daling te zien.

Toekomst Voor de nabije toekomst zal de statistiek Zuivering van afvalwater de technologische ontwikkelingen in het zuiveringsbeheer en

de milieubelasting vanuit deze sector in kaart blijven brengen. De al lopende introductie en uitbreiding van de membraanbioreactortechnologie zal interessant vergelijkingsmateriaal opleveren. Voorts is de verwachting dat de Kaderrichtlijn Water op termijn zal leiden tot strengere lozingseisen en daaruit voortvloeiende aanpassingen, bijvoorbeeld in de vorm van een vierde zuiveringstrap.

Een rioolwaterzuivering van Waterschap Noorderzijlvest (foto: Kees van der Mark)

Literatuur 1) CBS (1984). Waterkwaliteitsbeheer deel A. Lozing van afvalwater 1981. 2) Stichting RIONED (2005). Riool in cijfers 2005-2006. 3) CBS (2006). Zuivering van stedelijk afvalwater; installaties. www.statline.nl. 4) Europese Commissie (1991). Richtlijn 91/271/EEG inzake de behandeling van stedelijk afvalwater. 5) CBS (2006). Zuivering van stedelijk afvalwater; zuiveringsproces. www.statline.nl. 6) Publiekssite database Emissieregistratie www. emissieregistratie.nl. 7) CBS (2006). Zuivering van stedelijk afvalwater; procesgegevens slibontwatering. www.statline.nl. 8) LNV/VROM (1991). Besluit kwaliteit en gebruik van overige organische meststoffen (BOOM). Staatsblad 1991, nr 613. 9) VROM (1997). Besluit stortplaatsen en stortverboden afvalstoffen. Staatsblad 1998, nr. 665. 10) CBS (2006). Zuivering van stedelijk afvalwater; zuiveringsslib. www.statline.nl. 11) CBS (2006). Zuivering van stedelijk afvalwater; energieverbruik. www.statline.nl. 12) SenterNovem (2004). Protocol monitoring duurzame energie. 13) CBS (2006). Duurzame energie; jaarcijfers. www. statline.nl. 14) CBS (2001). Kosten openbare afvalwaterzuivering. www.statline.nl. 15) CBS (2005). Milieukosten van waterschappen. www. statline.nl.6) CBS (2006). Waterschapsfinanciën. www.statline.nl.

advertentie

Watermanagement

”Het CAW-centraalpostsysteem voor beheer van oppervlaktewater” Gebruikers en specialisten informeren u op donderdag 2 november aanstaande.

Kijk voor meer informatie en/of uw aanmelding op www.actemium.nl

www.actemium.nl

32

H2O / 20 - 2006


platform

Ron Jong, Vitens Jan-Willem Bil, Waterschap Rijn en IJssel Irma Steemers-Rijkse, Holland Novochem Maarten Nederlof, Vitens

Nieuw type antiscalant voor membraanfiltratie Dinxperlo Het drinkwaterproductiebedrijf Dinxperlo van Vitens wordt momenteel uitgebreid met een membraanfiltratiestap. Het bij membraanfiltratie vrijkomende concentraat wordt geloosd op oppervlaktewater. Bij toepassing van anti-scalants op fosfonaatbasis kon niet aan de lozingsnorm voor P-totaal worden voldaan. Daarom is een nieuw type antiscalant onderzocht dat nagenoeg geen fosfor bevat. Op basis van de goede en langdurige werking tijdens proefinstallatie-onderzoek, het voldoen aan Kiwa-ATA-eisen en de prijs van het product, heeft Vitens besloten NovoPure 790 toe te gaan passen in Dinxperlo.

H

et ondiepe grondwater van de winning Dinxperlo kenmerkt zich door een hoge hardheid, een hoog sulfaatgehalte en de aanwezigheid van bestrijdingsmiddelen. De bestaande zuivering met als zuiveringsstappen ondergrondse ontijzering, beluchting en droogfiltratie was niet in staat om deze parameters te verlagen. Toen mecoprop in 2002 tot boven de norm van het Waterleidingbesluit steeg, is aanvullend een tijdelijke actieve koolinstallatie geplaatst, die het filtraat van de snelfilters ontdoet van bestrijdingsmiddelen. In 2004 is besloten de zuivering uit te breiden met een membraanfiltratie voor het gecombineerd verwijderen van hardheid, sulfaat en bestrijdingsmiddelen, met als doel het geproduceerde drinkwater te laten voldoen aan de streefwaarden van Vitens (zie tabel 1). Het permeaat wordt gemengd met water, dat het drinkwaterbedrijf inkoopt van het wateren energiebedrijf uit Bocholt (D.).

snelfilters) blijft in bedrijf en wordt tijdens de nieuwbouw omgebouwd tot voorzuivering van de membraanfiltratie. Hierbij krijgt de oude reinwaterkelder de functie van filtraatkelder. Het snelfiltraat wordt na het passeren van kaarsenfilters aangeboden aan de vier omgekeerde osmose-installaties, waarbij de maximale capaciteit van de voeding

400 kubieke meter per uur bedraagt. De permeaatproductie is dan 320 kubieke meter per uur bij een recovery van 80 procent. Het zoutarme permeaat zal vervolgens met 230 kubieke meter water uit Bocholt worden opgemengd tot de gewenste eindhardheid van 1,0 mmol/l. Na een pH-correctie met natronloog wordt het water opgeslagen in de reinwaterkelder, waaruit het gedistribueerd wordt in de leveringsgebieden Dinxperlo en

Afb. 1: Schematische weergave waterstromen Dinxperlo

Opzet nieuwe zuivering In tegenstelling tot een aantal andere winningen van Vitens waar membraanfiltratie is geïnstalleerd, is het gewonnen grondwater van productiebedrijf Dinxperlo niet anaëroob. Hier wordt namelijk ondergrondse ontijzering toegepast, waarbij op vaste tijden snelfiltraat wordt geïnjecteerd in de putten. Het puttenveld van Dinxperlo bestaat uit vijf putten van 140 kubieke meter per uur, waarvan er vier gebruikt kunnen worden tijdens regulier bedrijf van de zuivering en één als injectieput. De bestaande zuivering (drie dubbellaags

H2O / 20 - 2006

33


Lichtenvoorde (zie afbeelding 1). In het kader van de leveringszekerheid kan bij falen van de membraanfiltratie snelfiltraat direct naar de reinwaterkelder worden gepompt. Voorafgaand aan het ontwerp van een definitieve installatie is proefinstallatieonderzoek uitgevoerd. Hierbij zijn diverse membranen en antiscalants onderzocht. De grootste uitdaging bij de realisatie vormde echter het vinden van een bestemming van het membraanconcentraat.

Het concentraat Kenmerkend voor membraanfiltratie is het vrijkomen van een waterstroom waarin de verwijderde stoffen geconcentreerd aanwezig zijn. De samenstelling van het concentraat is weergegeven in tabel 1. Opvallend is dat het concentraat geen ijzer en mangaan bevat, doordat de omgekeerde osmose met snelfiltraat gevoed wordt. Het concentraat bevat hoge concentraties sulfaat en in eerste instantie ook hoge gehaltes aan nitraat. Voor Vitens was lozing van het membraanconcentraat op oppervlaktewater de meeste reële oplossing van het concentraatprobleem. Vitens kwam tot deze conclusie aan de hand van de handreiking lozing membraanconcentraten van het CIW1). In een vroeg stadium is overleg geweest met Waterschap Rijn en IJssel, waarbij de plannen voor Dinxperlo en het vrijkomen van een concentraatstroom besproken zijn. Voor het lozen van membraanconcentraat op oppervlaktewater is een Wvo-vergunning vereist.

concentraatbehandeling verwijderd wordt. Voor productiebedrijf Dinxperlo is in eerste instantie niet in een concentraatbehandeling voorzien, omdat het concentraat weinig ijzer bevat.

Toepassen van een alternatieve fosfaatarme antiscalant Vitens is vervolgens een tweesporenonderzoek gestart naar het verlagen van het fosforgehalte in het concentraat: verwijderen van de fosfonaat antiscalant uit concentraat én het toepassen van een alternatieve fosfaatvrije antiscalant. Verwijderen van de fosfonaat antiscalant uit concentraat

Uit een oriënterend (laboratorium)onderzoek kwam naar voren dat actieve koolfiltratie een mogelijk techniek is voor het verlagen van het gehalte P-totaal in het concentraat.

De actieve koolfiltratie dient dan wel bij het lozingspunt te worden geplaatst, zodat de vijf kilometer lange concentraatleiding vrij blijft van afzettingen (scaling). Het scenario zou dan als vorm krijgen: omgekeerde osmose met fosfonaat antiscalant en actieve koolfiltratie als concentraatbehandeling bij het lozingspunt. Behalve de extra kosten voor een concentraatbehandeling betekende dit ook (ongewenste) bouwactiviteiten in de nabijheid van het lozingspunt. Toepassen van een alternatieve fosfaatarme antiscalant

Indien een fosfaatarme antiscalant toegepast wordt, is het ook niet nodig P-totaal uit het concentraat te verwijderen. De uitdaging was een antiscalant te vinden die èn een goede werking had èn bij het gebruik geen problemen met membraanvervuiling zou geven. Bovendien moest een dergelijk

Afb. 2: Genormaliseerde MTC en drukval tijdens het proefinstallatie-onderzoek.

De mogelijke lozing van de concentraatstroom is met de immissietoets beoordeeld2). Bij een lozing van het concentraat in de Aa-strang zouden nitraat, sulfaat en fosfaat (P-totaal) niet voldoen aan de toetsingswaarden. Tabel 1. Waterkwaliteit en kwaliteitseisen.

Nitraat

Aan de nitraateis kan alleen worden voldaan door de nitraathoudende put niet in de reguliere bedrijfsvoering op te nemen. Deze zal alleen bij calamiteiten ingezet worden. Sulfaat

Bij een nadere analyse blijkt sulfaat met name in de zomer een probleem te zijn, wanneer de afvoer van de Aa-strang laag is en het effect van een lozing relatief groot is. Om dit op te vangen, is een winter- en zomer-putschakeling geprogrammeerd. Zomers komen de putten met hoog sulfaatgehalte pas als laatste in bedrijf en ‘s winters is dit andersom. Fosfaat

Voldoen aan de fosfaateis (< 1 mg/l P-totaal) was lastiger, doordat het grootste deel van het in het concentraat aanwezige P-totaal zou worden aangeleverd door toepassing van een fosfonaat-antiscalant (op basis van fosfonzuur). Fosfonaat-antiscalants zijn biologisch stabiel en hebben een werking die zich al jaren in de praktijk heeft bewezen. Dergelijke antiscalants worden veel bij Vitens gebruikt. In de meeste van die gevallen is het voldoen aan de P-totaalnorm echter geen aandachtspunt, doordat fosfaat in voldoende mate in de ontijzeringsfilters van de

34

H2O / 20 - 2006

parameter

Water leiding besluit

streef- gemiddeld Bocholt waarde ruw Vitens Dinxperlo

rein

concentraat

pH DOC (mg/l) EGV (mS/m)

7 - 9,5 -

7,8 - 8,3 -

7,2 1,7 67

7,7 3,2 67

8,1 1,3 30

8 10 335

ijzer (mg/l) mangaan (mg/l) ammonium (mg/l)

<0,1 <0,05 <0,2

0,05 <0,01 <0,05

0,06 0,41 0,08

<0,02 <0,01 <0,05

<0,02 <0,01 <0,05

calcium (mg/l) magnesium (mg/l) totale hardheid (mmol/) sulfaat (mg/l)

1 - 2,5 -

1 - 1,7 -

110 10 3,2 114

80 10 2,4 129

32 4 1 50

600 45 16 520

SI corrosie-index TACC 90 (mmol/l)

>-0,2 <1,5 -

-0,2 - 0,3 <1 <0,6

-

0,2 1,21 0,56

0 0,85 0,16

1,74 0,83 7,48

bentazon

<0,1

0,2

<0,1

<0,1

1,0

mecoprop

<0,1

beneden detectielimiet beneden detectielimiet

0,3

<0,05

<0,05

3,5


platform Resultaten onderzoek Met een 4” proefinstallatie, bestaande uit een drukbuis met één membraanelement, is in Dinxperlo gedurende anderhalf jaar onderzoek verricht naar de toe te passen antiscalant. Gedurende een half jaar is 2,5 mg/l NovoPure 775 (later vervangen door NovoPure 790) gedoseerd. Het gebruikte membraan was van het type Hydranautics ESPA 4, de flux bedroeg 15,7 l/m2.h (wat overeenkomt met de flux in het laatste element van de praktijkinstallatie) en de recovery 80 procent, bij een recirculatieverhouding van 10. De proef begon met een element dat tijdens een voorgaande proef ernstig vervuild was. In afbeelding 2 zijn de genormaliseerde massatransportcoëfficient (MTC) en drukval (van voeding naar concentraat) weergegeven.

Proefinstallatie omgekeerde osmose te Dinxperlo

product voldoende biologisch afbreekbaar zijn en geen toxische eigenschappen hebben om het te kunnen toepassen in een drinkwaterzuivering en te kunnen lozen op oppervlaktewater. Naar aanleiding van een artikel in dit vaktijdschrift van Holland Novochem, waarin de toepassing van biologisch afbreekbare chemicaliën in koelsystemen beschreven wordt3), is besloten het middel NovoPure (zie kader) bij wijze van proef toe te passen in de proefinstallatie te Dinxperlo.

Het middel is na lozing biologisch afbreekbaar. Dit brengt echter het gevaar voor biofouling in de membraaninstallatie met zich mee. Uit experimenten naar de groeipotentie, die bij Kiwa zijn uitgevoerd, bleek namelijk dat NovoPure 775 en 790 circa 4 ug AOC/mg antiscalant bevatten en een biomassaproductiepotentie (BPP) hebben van circa 0,6 ng ATP/mg antiscalant. Dit laatste is boven de door Kiwa als veilig geachte waarde van 0,1 ng ATP/mg.

Beleid Waterschap Rijn en IJssel Op grond van artikel 1, eerste lid van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren (Wvo), is het verboden om zonder vergunning afvalstoffen, verontreinigde of afvalstoffen, in welke vorm ook, in oppervlaktewater te brengen. De lozing van afvalwater (in dit geval het membraanconcentraat) op oppervlaktewater dient door de aanvrager gemotiveerd te worden en in detail te worden beschreven in een aanvraag Wvo-vergunning1). Bij het gebruik van hulpstoffen is het voor een goede uitvoering van het waterkwaliteits-beleid noodzakelijk inzicht te hebben in de mate waarin de te lozen stoffen een potentieel gevaar vormen voor het aquatisch milieu. Door de CIW is in de nota Het beoordelen van stoffen en preparaten voor de uitvoering van het emissiebeleid van water’ de algemene beoordelingsmethodiek (ABM) omschreven4). Uit de beoordeling volgt een aanduiding waterbezwaarlijkheid en een gewenste saneringsinspanning van de aan het water toegevoegde stof. Vervolgens zal de restlozing beoordeeld moeten worden aan de hand van de immissietoets, zoals deze is beschreven in de CIW-nota Emissie-Immissie2). De immissietoets is een instrument in het kader van de Wvo-vergunningverlening dat zich richt op de beoordeling van de gevolgen van een specifieke lozing voor de waterkwaliteit na toepassing van de saneringsinspanning. Met de immissietoets moet aan de volgende uitgangspunten worden voldaan: • De lozing mag niet significant bijdragen aan het overschrijden van de kwaliteitsdoelstelling voor het watersysteem (water en waterbodem) waarop wordt geloosd. Een bijdrage wordt significant genoemd als deze gelijk of meer dan tien procent van het maximaal toelaatbaar risico (MTR) bijdraagt aan de concentratie van de stof in het ontvangende oppervlaktewater; • De lozing mag binnen de mengzone niet leiden tot acuut toxische effecten voor waterorganismen. Het ernstig risiconiveau voor oppervlaktewater is hierbij als maat te gebruiken; • De lozing mag binnen de mengzone niet leiden tot acuut toxische effecten voor sediment bewonende organismen. De interventiewaarde (en bij ontbreken hiervan het ernstig risiconiveau) voor sediment is hierbij als maat te gebruiken. Bij een vergunningaanvraag dient de immissietoets door de aanvrager uitgevoerd te worden.

De onderzoeksperiode kenmerkt zich door een stabiel beeld van MTC en drukval, waarbij de volgende gebeurtenissen uitgelicht worden: • Bij de start met NP 775 op 19 december 2005 (dag 0) was het element ernstig vervuild na een voorgaande proef. De daling van de MTC zet zich niet voort en lijkt zelfs om te buigen, de drukval blijft nagenoeg constant (punt A in afbeelding 2); • Op 29 december (dag 10) is het nog steeds vervuilde membraan gereinigd met 1,5 gewichtsprocent ascorbinezuur bij pH 2. De daarna nog waargenomen stijging van de MTC is mogelijk te danken aan het aan het middel toegeschreven vermogen om het membraan online te reinigen (B); • Op dag 17 is de dosering van antiscalant uitgevallen en is de MTC als gevolg van scaling gedaald tot 0,1 x 10-8 m/s.kPa. Ook nu was het membraan met ascorbinezuur goed te reinigen (C); • Op 16 maart (dag 86) is een nieuw membraan geladen, zodat ook de stabiliteit van de retentie goed bekeken kon worden. Deze bleek stabiel te zijn (D); • Op 31 maart (dag 101) is de spanning van de proefinstallatie uitgevallen als gevolg van een stroomstoring. Zonder spoelen heeft de installatie met geconcentreerd water gedurende circa drie dagen stilgestaan. Na opstart bleek dat deze langdurige stilstand geen enkele invloed had gehad op de MTC en drukval! (E); • Op 6 april (dag 107) is NovoPure 775 vervangen door eenzelfde dosis NovoPure 790. De grondstoffen in dit laatste middel zijn met een hogere zuiverheid geproduceerd ten opzichte van NovoPure 775 (F); • Tevens is op 6 april het gehalte ATP en AOC bij gebruik van NovoPure 775 gemeten. Het ATP-gehalte in de voeding voor antiscalantdosering bedroeg 4 ng/l en het AOC-gehalte 4,3 μg Ac-C/l. Het ATPgehalte in het concentraat was 7 ng/l en het AOC-gehalte 21 μg Ac-C/l. Uit het lage ATP-gehalte in het concentraat blijkt dat nagenoeg geen biologisch activiteit in het membraansysteem optrad, ondanks de aanwezigheid van AOC. De MTC en drukval gaven na een korte inloopperiode van het membraan een stabiel beeld te zien; • De laatste week (dag 121 t/m dag 128) van de onderzoeksperiode is de dosering verlaagd tot 1,5 mg/l. Dit gaf een daling

H2O / 20 - 2006

35


van de MTC en een verhoging van de drukval te zien. Een dosis van 1,5 mg/l NovoPure is in Dinxperlo bij 80 procent recovery te laag (G).

Besluit Op basis van de aangereikte informatie heeft Waterschap Rijn en IJssel een vergunning afgegeven voor de lozing van onbehandeld concentraat met NP 790 op de Aa-strang. Op grond van het emissiebeleid water is een inspanningsverplichting opgenomen om onderzoek uit te voeren naar vermindering van het gehalte antiscalant in het

te lozen concentraat4). Nu de lozing van concentraat geregeld is kan Vitens eind dit jaar de membraanfiltratie in gebruik nemen, waarbij Novopure 790 als anti-scalant toegepast zal worden. Ondanks het feit dat geen membraanvervuiling is aangetoond tijdens het proefinstallatie-onderzoek, zal de membraanfiltratie in Dinxperlo intensief op membraanvervuiling (met name scaling en biofouling) gecontroleerd worden. Het alternatieve scenario met fosfonaat antiscalant en actieve kool concentraatbehandeling blijft Vitens achter de hand houden.

Literatuur 1) CIW (1999). Handreiking bij de lozing van membraanconcentraten. 2) CIW (2000). Emissie-immissie, prioritering van de bronnen en immissietoets. 3) Steemers-Rijkse I., E. Bijpost en B. Raske (2005). Duurzame waterbehandeling met biologisch afbreekbare chemicaliĂŤn. H2O nr. 23, pag. 42. 4) CIW (2000). Het beoordelen van stoffen en preparaten voor de uitvoering van het emissiebeleid water. 5) Steemers-Rijkse I., R. Dilling en R. Tersteeg (2006). Duurzame waterbehandeling met biologisch afbreekbare chemicaliĂŤn. NPT procestechnologie nr. 2.

NovoPure NovoPure van waterbehandelingspecialist Holland Novochem BV (HNC) is voortgekomen uit een gesubsidieerd onderzoeksproject dat HNC in samenwerking met Rohm and Haas heeft uitgevoerd voor koelwatersystemen. Hierbij is gekozen voor een duurzame oplossing met grondstoffen afkomstig uit de landbouw. Alle componenten zijn biologisch afbreekbaar. Bovendien is sprake van een laag fosfor- en stikstofgehalte, in tegenstelling tot de traditionele slecht afbreekbare additieven die opgebouwd zijn uit bijvoorbeeld fosfonaten of polyacrylaten. Deze stoffen zijn afgeleiden van aardgas of aardolie, accumuleren in het milieu en kunnen tot te hoge fosfaatlozingen leiden5). Vanuit de goede ervaringen die zijn opgedaan in koelwatersystemen, is de ontwikkeling met natuurlijke grondstoffen voortgezet door antiscalants te formuleren voor toepassing in membraansystemen. In samenwerking met Vitens resulteerde dit in het behandelingsprogramma NovoPure 790. Hiervoor is inmiddels een Kiwa-ATA-goedkeuring verkregen.

advertentie

ALTIJD ZUIVER DRINKWATER

3#(-)$4 7!4%24%#(.)%+

3#(-)$4 +'3 6$ HET REVOLUTIONAIRE AIR COMPREX SPOELSYSTEEM Reiniging van transport- en distributieleidingen m.b.v. luchtcompressie en -expansie bij lage watersnelheden? Het Aquador Air Comprex Spoelsysteem staat garant voor een ongekend goed reinigingsresultaat!

DE EERSTE VERSTELBARE FLENSPAKKING EUW

.I

$E UIT TWEE DELEN BESTAANDE VERSTELBARE FLENSPAKKING VULT SCHEEFSTAANDE FLENZEN TOT CA ƒ OP )DEAAL VOOR PIJPLEIDINGSYSTEMEN %ENVOUDIGE MONTAGE KOSTENBESPAREND $UITS KWALITEITSPRODUCT

3CHMIDT 7ATERTECHNIEK " 6 s 0OSTBUS s ., :' -ELISSANT 4 s & s% INFO SCHMIDT NL s ) WWW SCHMIDT NL B E Z O E K W W W. A Q U A D O R . N L V O O R M E E R I N F O R M AT I E

36

H2O / 20 - 2006


platform

Bas Heijman, Kiwa Water Research / TU Delft Sheng Li, TU Delft

Is een nullozing voor nanofiltratie en omgekeerde osmose haalbaar? In theorie bestaan drie oplossingen voor het concentraatprobleem: streven naar lage recoveries en dus een groter volume reststroom met lagere concentraties aan ionen, streven naar een zo hoog mogelijke recovery met behulp van anti/ scalants en/of zuurdosering of streven naar een nullozing door juist hele hoge recoveries te halen en vervolgens het restant concentraat in te dampen. In dit artikel zal de laatste oplossing worden uitgewerkt door scalende ionen voor de membraanfiltratie te verwijderen met ionenwisseling. In eerste instantie lijkt het dat daarbij het probleem van het concentraat grotendeels verplaatst wordt naar het probleem van de gebruikte regeneratievloeistof van de ionenwisselaar. Deze kan echter als grondstof ingezet worden of na bewerking hergebruikt worden als regeneratievloeistof. Bovendien kan het merendeel van de calcium verwijderd worden in een voorafgaande onthardingsstap. Doordat een groot gedeelte van de calcium vrijkomt als een vaste afvalstof, wordt de ionenwisselaar minder belast en zal ook minder frequent geregenereerd moeten worden.

B

ij de eerste oplossing zijn door de lagere recoveries geen scalingsproblemen te verwachten en kunnen doseringen van antiscalants en/of zuren achterwege blijven. Door de lage recovery zijn de opgeloste stoffen uit de bron slechts beperkt opgeconcentreerd en vormen bij lozing dus geen of een kleiner probleem. Deze oplossing wordt gekozen bij de brakwaterwinning-RO gevolgd door infiltratie in de bodem. Bij de tweede oplossing wordt meestal een recovery van rond de 80 procent gehaald.

Het concentraat is in dat geval dus een kwart van de drinkwaterproductie. Dit is een aanzienlijke hoeveelheid en alleen lozen op oppervlaktewater is dan een optie. Wel kunnen soms bepaalde ionen als sulfaat en fosfaat specifiek verwijderd worden om aan de lozingsnorm te voldoen. Lozing vormt de huidige praktijk bij nanofiltratie of omgekeerde osmose. Bij de derde oplossing wordt scaling bij nanofiltratie en omgekeerde osmose voorkomen door als voorbehandeling ionenwisseling toe te passen. Daardoor kan de

GefluĂŻdizeerde ionenwisselaar

recovery veel hoger worden. Deze methode is geĂŻntroduceerd als het IERO-principe. In ieder geval kan 97 procent recovery eenvoudig gehaald worden. Dit is op verschillende watertypen aangetoond. Als de

Scenario 1

H2O / 20 - 2006

37


Scenario 2

Scenario 4

Scenario 3

Scenario 5

recovery boven de 99 procent gebracht kan worden (hiervoor is nog onderzoek nodig), kan het resterende concentraat ingedampt worden. Uit het oogpunt van duurzaamheid dient het indampen te gebeuren met restwarmte.

Scenario’s In het bedrijfstakonderzoek van de drinkwaterbedrijven in Nederland worden de volgende scenario’s uitgewerkt om tot een dergelijke hoge recovery te komen. De vergelijking moet eind dit jaar resulteren in een grove kostenvergelijking. sterk zure kationwisselaar gevolgd door nanofiltratie (scenario 1) Dit is het IERO-concept geintroduceerd door Van Paassen e.a. in 20022). De ionenwisselaar wordt geregenereerd met 10 gew% NaCl. Het calcium komt vrij als gebruikte regeneratievloeistof. •

sterk zure kationwisselaar gevolgd door nanofiltratie (scenario 2) De verzadigde anionenwisselaar wordt geregenereerd met 10 gew% NaCl. De calcium in de gebruikte regeneratievloeistof wordt geprecipiteerd met Na2CO3. In theorie ontstaat weer de oorspronkelijke regeneratievloeistof met uitsluitend NaCl. De opzet is om deze vloeistof opnieuw te gebruiken als •

38

H2O / 20 - 2006

regeneratievloeistof. De afvalstroom bestaat uit kalkslib; zwak zure anionenwisselaar gevolgd door nanofiltratie (scenario 3) De verzadigde anionenwisselaar wordt geregenereerd met HNO3. In theorie ontstaat een oplossing van calciumnitraat met magnesiumnitraat die mogelijk ingezet kan worden in de landbouw. Dan ontstaat geen afvalstroom; •

pelletontharding gevolgd door zwak basische anionenwisselaar en nanofiltratie (scenario 4) Het meeste calcium komt vrij als pellets in de pelletontharding. De verzadigde anionenwisselaar wordt geregenereerd met HNO3. In theorie ontstaat een zuivere oplossing van calciumnitraat die mogelijk ingezet kan worden in de landbouw. Deze zuiveringstrein is uitgeprobeerd in Katwijk (Duinwaterbedrijf Zuid-Holland), waarbij de bestaande pelletontharding van Katwijk fungeerde als voorzuivering; •

het gebruik van thermoreversibele polymeren om scaling te voorkomen en een hoge recovery te behalen (scenario 5) De thermoreversibele polymeren kunnen hergebruikt worden door het concentraat af te koelen. De calciumpolymeercomplexen •

worden dan verbroken en calciumcarbonaat precipiteert. Deze techniek staat nog in de kinderschoenen en zal voor een praktische toepassing eerst verder in het laboratorium ontwikkeld moeten worden. De eerste experimenten met een bench-scale opstelling hebben echter aangetoond dat het principe wel werkt. Het is in dit stadium van het onderzoek onbekend hoe groot de ‘bleed’ moet zijn en welke stoffen die zich ophopen problemen gaan opleveren;

Kosten Bij al deze scenario’s worden extra kosten gemaakt ten opzichte van de conventionele nanofiltratie met 80 procent recovery gevolgd door lozing van het membraanconcentraat. Met name de toegevoegde stappen als IEX en pelletontharding dragen bij aan deze extra kosten. Daar staat tegenover dat ook geld te verdienen valt. Bij een hogere recovery wordt minder water verspild, dit water vertegenwoordigt een waarde doordat er bijvoorbeeld grondwaterbelasting voor betaald is of omdat het voorgezuiverd is. Het lozen van concentraat brengt ook kosten met zich mee. Nog een belangrijk kostenvoordeel kan gehaald worden uit de mogelijkheid om de flux te verhogen. Een hogere flux is mogelijk, omdat toch geen scaling kan optreden door het ontbreken van meerwaardig positieve


platform

Nanofiltratie

Afb. 1: Hoge recovery’s haalbaar na verwijderen scalende ionen met een kationenwisselaar

ionen. Een flux van 40 l/m2.h is mogelijk2). De verdubbeling van de flux betekent een halvering van het benodigde membraanoppervlak en dus ook aanzienlijk lagere investeringskosten.

ingebouwd in het CaCO3-kristalrooster1). De vierde optie zou door de inbouw van silicaat in de pellets in het voordeel zijn en tot een hogere recovery kunnen leiden.

Geproduceerde afvalstromen Eén procent concentraat Tot nu toe is in experimenten na vergaande verwijdering van calcium een recovery gehaald van 97 procent (zie afbeelding 1). Dat geen hogere recovery’s zijn uitgetest, is vooral een kwestie van de beperkingen van de benchscale-installatie. Het streven is om een recovery van 99 procent te bereiken. De resterende één procent aan concentraat is in principe een lastige reststroom en bevat zouten, organische stof en opgeconcentreerde verontreinigingen. In het uiterste geval moet deze reststroom ingedampt worden. Dit kost ongeveer drie euro per kubieke meter. Bij 99 procent recovery komen de kosten dus op 0,03 euro per kubieke meter geproduceerd water. Bij 97 procent recovery is dat 0,09 euro. De te behalen recovery zal voornamelijk afhangen van scalende componenten die niet met de ionenwisselaar worden verwijderd. Silicaat bijvoorbeeld kan limiterend worden. Of 99 procent recovery gehaald gaat worden, is dus sterk afhankelijk van de concentratie silicaat in het voedingswater. Overigens wordt bij ontharding een deel van het silicaat

Om een idee te geven van de hoeveelheden van de verschillende afvalstromen wordt een rekenvoorbeeld uitgewerkt voor een installatie met een waterproductie van één miljoen kubieke meter water per jaar. De calciumconcentratie in de bron bedraagt 2 mmol/l. Deze berekeningen zijn sterk indicatief, omdat ze sterk afhankelijk zijn van bijvoorbeeld de ruwwaterkwaliteit. Uiteraard komt hierbij nog de concentraatstroom (zie hiervoor). •

• •

scenario 1: 20.000 kubieke meter mengsel CaCl2 (ca 1 gew%) en NaCl (ca 9 gew%). Kan eventueel samen met het concentraat verwerkt worden2); scenario 2: 500 ton kalkslib (40 gew% ds); scenario 3: 20.000 kubieke meter oplossing van voornamelijk Ca(NO3)2 1,6 gew%. Deze reststroom kan nog ingedikt worden met een RO-membraan indien dit voor het transport naar de tuinbouwbedrijven nuttig is; scenario 4: 150 ton CaCO3-pellets en 5.000 kubieke meter oplossing van voornamelijk Ca(NO3)2 1,6 gew%.

Conclusie Er zijn mogelijkheden om tot een nullozing te komen bij nanofiltratie. De kosten hiervan hangen heel sterk af van de recovery die gehaald kan worden na het verwijderen van scalende ionen. In onderzoek moet nog worden aangetoond dat 99 procent recovery haalbaar is. Silicascaling is daarbij een aandachtspunt. Het vrijkomen en verwerken van de regeneratievloeistof van de ionenwisselaar is een tweede belangrijke aandachtspunt. Tegenover de kosten van extra zuiveringsstappen staan ook baten: minder waterverliezen en minder lozingskosten. Bovendien kunnen investeringskosten voor de nanofiltratie lager uitvallen, doordat een hogere flux gehanteerd kan worden. Het bedrijfstakonderzoek wordt dit jaar afgerond met een kosten-batenanalyse voor de genoemde scenario’s.

Literatuur 1) Chen S., T. Chang en C. Lin (2006). Silica pretreatment for a RO brackish water source with high magnesium. IWA World Water Congress, Beijng. 2) Paassen J., P. Wessels, W. van der Meer, M. Riemersma en J. Post (2002). 97% recovery nanofiltration: cheaper with less concentrate. Proceedings MDIW Muhlheim an der Ruhr.

H2O / 20 - 2006

39


Tim Favier, TNO Bouw en Ondergrond Perry de Louw, TNO Bouw en Ondergrond Roelof Stuurman, TNO Bouw en Ondergrond

De morfologie en werking van wellen Veel polders in het westen van Nederland hebben te maken met eutrofiëring en verzilting van het oppervlaktewater. Brakke, nutriëntrijke kwel uit het eerste watervoerend pakket levert de grootste bijdrage aan dit probleem. Een groot deel van de brakke kwel vindt plaats via wellen: plaatsen waar de deklaag doorbroken is en kwelwater zeer geconcentreerd omhoog komt. Tot voor kort was weinig bekend over de morfologie en werking van wellen. Een door TNO uitgevoerd onderzoek in Polder de Noordplas brengt hier meer duidelijkheid in.

E

erder onderzoek toonde aan dat meer dan de helft van de chloridebelasting van het oppervlaktewater in Polder de Noordplas veroorzaakt wordt door wellen1). Om meer inzicht te krijgen in de werking van wellen voerde TNO in 2005 een onderzoeksproject uit. Analyse van kaarten en andere documenten en een uitgebreide inventarisatie van de ligging leverde een beter inzicht in de verspreiding en ontstaanswijze van wellen in WestNederland. Detailonderzoek bij een grote wel in Polder de Noordplas gaf vervolgens inzicht in de morfologie en de hydrologische werking.

Verspreiding Wellen komen voornamelijk voor in de droogmakerijen in West-Nederland. Nauwkeurige inventarisaties van wellen in Polder de Noordplas en de Bovenkerkerpolder (bij Amstelveen) tonen aan dat de dichtheid in de orde van enkele tot ongeveer tien wellen per km2 ligt2). Ongeveer 85

procent van de huidige wellen ligt in sloten. De overige wellen liggen op percelen.

Ontstaan Wellen kunnen ontstaan als gevolg van menselijke activiteiten zoals heien, boren, seismisch onderzoek en het slaan van gasb ronputten. Uit inventarisaties van wellen in een aantal droogmakerijen (de Haarlemmermeerpolder, Polder Groot Mijdrecht en Polder de Noordplas) bleek echter dat slechts ongeveer een kwart van de wellen in deze polders een ontstaanswijze heeft die - afgezien van het graven van watergangen - te relateren is aan menselijk handelen. Dit zijn vooral wellen die liggen in de buurt van boerderijen of infrastructuur. Van de andere wellen was de ontstaanswijze meestal niet te achterhalen. Sommige wellen zijn volgens gebiedskenners en boeren ‘vanzelf’ ontstaan, door plotseling opbarsten van de deklaag. Deze wellen hebben dus een ‘natuurlijke’ ontstaanswijze. Wellen blijven vaak decennia lang op min of meer dezelfde locatie. Ze kunnen echter

ook na verloop van tijd verdwijnen. Dit blijkt uit inventarisaties van wellen die zijn uitgevoerd in Polder de Noordplas in 1965 en 2005 (afbeelding 1). Van de wellen die in 1965 zijn waargenomen, ligt driekwart in 2005 nog op min of meer dezelfde plaats. Sinds 1965 zijn er wel drie keer zoveel wellen bijgekomen. Dit is mogelijk gerelateerd aan een verlaging van het slootpeil die eind jaren 60 is doorgevoerd.

Relatie met ondergrond en stijghoogte Het voorkomen van wellen is gerelateerd aan de geologische opbouw van de ondergrond en aan de hydrologische situatie. Wellen komen voornamelijk voor in gebieden waar de deklaag dun is en/of de stijghoogte in het eerste watervoerend pakket aanzienlijk hoger is dan de freatische grondwaterstand. In dergelijke gebieden is het risico groot dat de deklaag opbarst doordat deze de opwaartse druk van het grondwater in het eerste watervoerende pakket niet kan weerstaan.

Foto’s van wellen. A: Wel met opborrelend gas, B: Grote zandmeevoerende wel met een zone waar zand in suspensie is (doorsnede is 40 centimeter), C: Zandmeevoerende wel die boven het slootpeil uitkomt en een soort ‘puinwaaier’ vormt.

A

40

H2O / 20 - 2006

B

C


platform

Afb. 2: Frequentie van de opbarstindex, opgesplitst voor locaties mét wellen en locaties zónder wellen in een zevental droogmakerijen (Polder Groot Mijdrecht, Middelburg-Tempelpolder, Haarlemmermeerpolder, Polder de Noordplas, de Zoetermeerse Meerpolder en de Bovenkerkpolder).

Afb. 1: De opbarstindex in Polder de Noordplas en de ligging van wellen volgens inventarisaties uit 1965 (17 wellen) en 2005 (71 wellen). Hoe lager de index, des te hoger het risico dat de deklaag opbarst.

uitstroomkanaal nr.

1A 1B 1C 1D 1E

grootte

diameter stroomkanaal (m)

debiet (m3/dag)

kwelintensiteit (mm/dag)

zeer groot zeer groot middelgroot klein klein

0,04 0,06 0,05 0,05 0,04

3,9 7,8 2,2 0,6 1,3

667.000 690.000 280.000 76.000 259.000

Tabel 1. Debiet en kwelintensiteit van vijf uitstroomkanalen van een grote wel nabij het ICT-terrein in Polder de Noordplas.

De zogeheten opbarstindex is een maat voor het ‘opbarstrisico’3). De opbarstindex is de verhouding tussen de lithostatische druk (het gewicht van de deklaag) en de waterdruk in het eerste watervoerende pakket. Indien de index lager is dan 1, bestaat een hoog risico dat de deklaag openbarst. Op basis van boorgegevens, een geologische kaart en kaarten van stijghoogten in het eerste watervoerende pakket is een kaart gemaakt van de opbarstindex. Die voor Polder de Noordplas laat zien dat wellen voornamelijk voorkomen aan de noordrand van de polder (afbeelding 1). Hier wordt de lage opbarstindex (hoog risico) veroorzaakt door de hoge waterdruk als gevolg van het nabijgelegen hoogland. Daarnaast komen wellen ook vaak voor in de gebieden waar gefundeerde Holocene zandbanen voorkomen. Hier is de opbarstindex relatief laag (hoog risico), omdat de deklaag daar dunner is. Statistische analyse van ongeveer 350 wellen in zeven verschillende droogmakerijen in West-Nederland toont een significant

verband aan tussen het voorkomen van wellen en de opbarstindex (afbeelding 2). De dikte van de deklaag en het stijghoogte verschil zijn van grotere invloed op het voorkomen van wellen dan de samenstelling van de deklaag.

De morfologie Vaak zijn bij wellen een paar plekken te herkennen waar gas opborrelt en waar water vrij uitstroomt (foto A). Deze plekken zijn het uiteinde van kanalen die een min of meer open verbinding vormen tussen het eerste watervoerende pakket en de sloot. Vink4) maakt melding van wellen met uitstroomkanalen in de Alblasserwaard: “Bij een eerste bezoek in augustus 1930 zagen we een uitstrooming vlak naast den kant. Er bleek een opening te zijn, waarin hand en arm vrij konden bewegen. Zoo ver ik er in reiken kon waren de wanden zuiver glad gepolijst. Het tentijzer konden we voorzichtig in de pijp laten zakken, tot het er ten slotte geheel los in hing. Het kanaal was dus zeker langer dan 3,50 meter.” Kleine wellen hebben vaak enkele uitstroom-

kanalen. Grote wellen hebben er soms meer dan tien. De diameter van de kanalen is in de orde van twee tot tien centimeter. De uitstroomkanalen liggen meestal niet meer dan tien meter van elkaar vandaan. Een groot deel van de wellen voeren zand vanuit de ondergrond naar de slootbodem. Op de plek waar het water uitstroomt, is het zand in suspensie (foto B).Bij de onderzochte wellen was het zand afkomstig uit het eerste watervoerende pakket. Bij sommige wellen wordt zoveel zand meegevoerd dat het tot boven het slootpeil uitstijgt en er een vulkaanachtige kegel ontstaat (foto C).

Debiet Om meer inzicht te krijgen in de morfologie en werking van wellen is een detailonderzoek uitgevoerd bij een grote wel nabij het ICT-terrein in Polder de Noordplas. Deze wel bestaat uit vijf verschillende uitstroomkanalen. Met behulp van een brede plastic buis die om een uitstroomkanaal werd geplaatst is het debiet gemeten van de verschillende uitstroomkanalen (tabel 1). Uit de metingen blijkt dat de kwelintensiteit kan oplopen

H2O / 20 - 2006

41


Afb. 3: Lithologisch profiel over een sloot met een grote wel, nabij het ICT-terrein in Polder de Noordplas. De figuur toont de stijghoogten en EC-waarden van het grondwater in het eerste watervoerende pakket.

Afb. 4: Conceptueel model van een zandmeevoerende wel

tot vele honderdduizenden millimeters per dag per uitstroomkanaal. Door de hoge stroomsnelheid wordt zand meegevoerd uit het eerste watervoerende pakket. Door de lage korrelspanning is het zand in suspensie. Wellen onder slootoevers zorgen voor instabiliteit en uitzakken van de slootkanten.

Conclusies

Het debiet van de uitstroomkanalen varieert van 0,25 tot 8 kubieke meter per dag. Hieruit kan geconcludeerd worden dat kleine wellen (met enkele, kleine uitstroomkanalen) een debiet hebben van maximaal enkele kubieke meters per dag, terwijl het debiet van grote wellen (met meerdere, grote uitstroomkanalen) kan oplopen tot vele tientallen kubieke meters per dag. Op basis van de debietmetingen is het totale debiet van alle 71 bekende wellen in Polder de Noordplas bij elkaar geschat op 300.000 kubieke meter per jaar.

Verloop van de stijghoogte Bij de onderzochte wel zijn peilbuizen geplaatst in een profiel dwars op de sloot. Stijghoogtemetingen laten zien dat de uitstroming van water via wellen een verlaging van de stijghoogte in het eerste watervoerende pakket veroorzaakt (afbeelding 3). In de directe omgeving van de wel is de stijghoogte in het eerste watervoerende pakket ongeveer 15 centimeter lager. Deze verlaging is zeer lokaal. Op tien meter afstand van de wel is deze al nauwelijks meer waarneembaar.

Bodemopbouw rond een wel Dwars over de sloot met de onderzochte Foto van een guts waarin oude, met zand opgevulde stroomkanaaltjes zichtbaar zijn tussen het veen. De diameter van de guts is vier centimeter.

42

H2O / 20 - 2006

wel is een profiel getrokken waarbij om de 50 centimeter een gutsboring is gezet. Met deze boringen zijn in de bodem onder de sloot een aantal zandbandjes aangetroffen tussen het venige en kleiige materiaal van de deklaag. Dit zijn oude, nu inactieve stroomkanaaltjes (zie foto). Deze zandbandjes zijn enkele centimeters tot tientallen centimeters dik. Het zand is afkomstig uit het eerste watervoerende pakket. Uit de gutsboringen blijkt dat de oude, met zand opgevulde gangen voornamelijk in de bodem onder de sloot voorkomen (80 tot 90 procent van de boringen in de sloot bevatte zandkanaaltjes). In de bodem onder de slootkant zijn deze meestal afwezig (slechts 10 tot 20 procent van de boringen in de slootkant bevatte zandkanaaltjes). Dit wijst erop dat het voorkomen van een wel een zeer lokaal fenomeen is. Uit de gutsboringen blijkt ook dat het voorkomen van oude, met zand opgevulde stroomkanaaltjes naar beneden toe afneemt. Dit kan gerelateerd zijn aan de lithologie: in veen (de bovenste laag van het profiel) vormen kanaaltjes zich mogelijk makkelijker dan in klei (de onderste laag). Op basis van de gutsboringen is een conceptueel model van een wel gemaakt (afbeelding 4).

Ondoordacht menselijk handelen kan leiden tot de vorming van wellen. Wellen kunnen echter ook een natuurlijke ontstaanswijze hebben. De meesten kunnen vele decennia blijven bestaan, terwijl anderen na verloop van tijd vanzelf kunnen verdwijnen. Uit het besproken onderzoek blijkt dat wellen een zeer lokaal fenomeen zijn. Bij de meeste wellen zijn enkele duidelijke stroomkanalen herkenbaar van rond de vijf centimeter in doorsnede. Uit de stroomkanalenstroomt water met een kwelintensiteit van honderdduizenden millimeters per dag. Hierdoor hebben wellen een debiet van enkele tot tientallen kubieke meters per dag. De kwelintensiteit is zo sterk dat de stroomkanalen vaak zand vanuit het eerste watervoerend pakket meevoeren naar de slootbodem. Chloridemetingen tonen aan dat door de hoge kwelintensiteit brak water van diep uit het eerste watervoerende pakket wordt aangezogen. Dit bewijst het bestaan van het zogeheten upconingseffect.

Bewijs voor het ‘upconingseffect’ Bij de onderzochte wel is de EC- en de chlorideconcentratie aan de top van het eerste watervoerende pakket gemeten. Deze neemt toe naarmate je dichter bij de wel komt (afbeelding 3). De concentratie chloride in het uitwellende water lag meer dan tien keer zo hoog als de concentratie in het eerste watervoerende pakket op 50 meter afstand van de wel. De verhoogde chlorideconcentratie wordt veroorzaakt door het zogeheten upconingseffect1). Door de hoge kwelintensiteit wordt bij wellen water van vrij diep uit het eerste watervoerende pakket ‘aangezogen’. Aangezien het zoutgehalte in het eerste watervoerende pakket in West-Nederland over het algemeen toeneemt met de diepte, wordt dus relatief zout water aangetrokken. Door een combinatie van een hoge kwelintensiteit en het ‘upconingseffect’ leveren wellen een aanzienlijke chloridebelasting naar het oppervlaktewater.

Literatuur 1) De Louw P, R. Bakkum, H. van Hardeveld en H. Folkerts (2005). Wellen verzilten het oppervlaktewater in polders rond Zoetermeer. H2O nr. 14/15, pag. 39. 2) Van der Aa T. (2005). Wel- en kwelgegevens der Bovenkerkerpolder anno juni 2005. Provincie Noord Holland. 3) Verruijt A. (2001). Grondmechanica TU Delft. 4) Vink . (1930). De rivierstreek.


8BUFSTDIBQ 1FFM F EEFO -JNCVSH WBO .PPL UPU 3PFSNPOE O .B FO .J BTW 8F TUBBO WPPS EF PSE HFWFO BMT CFIFFSEFS WBO SFHJPOBMF VJUEB BMMFJ JT TJOET PS /P X WPSN UF XBUFSF P W Q H B I D T J S F I U n B U L F X F O O FO WFOOFO C O BTUF NFEFXFSLFST XFSLFO JO EF FV J T F V P F I FO BMT H IFU JOUFH U IVJEJHF SBBM XBUFSCFIFFS WBO EF N FO CFIF PSHBO FSEFS W VJ JTBUJF BO EF LBEFT MBOHT EF .BBT 3

8JF CFO KF +F CFOU FFO FOUIPVTJBTUF BRVBUJTDI FDPMPPH NFU FSWBSJOH NFU EF CFNPOTUFSJOH EFUFSNJOBUJF EBUBWFSXFSLJOH FO BOBMZTF WBO QMBOU FO PG EJFSHSPFQFO +F IFCU TPPSUFOLFOOJT WBO EJWFSTF NBDSPGBVOBHSPFQFO PG KF XJMU EF[F LFOOJT HSBBH WFSXFSWFO /BBTU NBDSPGBVOBLFOOJT JT LFOOJT WBO WJT WFHFUBUJF FO PG GZUPCFOUIPT FFO QSn +F CFOU HFESFWFO PN JOWFOUBSJTBUJFT WBO KPV FO EFSEFO PN UF [FUUFO JO FDPMPHJTDIF CFPPSEFMJOH WBO EF CFNPOTUFSEF TZTUFNFO 8F [PFLFO FFO DPMMFHB EJF HSBBH TBNFOXFSLU FO JO TUBBU JT PN WBOVJU FFO HFEFHFO WBLJOIPVEFMJKL LFOOJT BEWJFT VJU UF CSFOHFO BBO QSBLUJTDI JOHFTUFMEF XBUFSTDIBQQFST

*O WFSCBOE NFU IFU WFSUSFL WBO nnO WBO PO[F NFEFXFSLFST JT IFU UFBN 0OEFS[PFL WBO EF BGEFMJOH #FMFJE POEFS[PFL FO BEWJFT #0" PQ [PFL OBBS FFO

.FEFXFSLFS BRVBUJTDI FDPMPHJTDI POEFS[PFL

81. ) 0

8BU HB KF CJK POT EPFO %F LPNFOEF KBSFO [VM KF CJK IFU XBUFSTDIBQ CF[JH [JKO NFU IFU NFEF WPSN HFWFO BBO EF POMBOHT PQHFTUFMEF POEFS[PFLTWJTJF ²WBO NFUFO OBBS XFUFO³ EJF FFO FFSTUF BBO[FU HFFGU PN IFU POEFS[PFL CJOOFO IFU XBUFSTDIBQ JOUFHSBMFS DPNNVOJDBUJFWFS FO NFFS WSBBHHFSJDIU UF NBLFO +PVX POEFS[PFL EBU KF VJUWPFSU JO FFO LMFJO UFBN IFFGU UPU EPFM PN JO[JDIU UF LSJKHFO JO EF FDPMPHJTDIF LXBMJUFJU FO IFU GVODUJPOFSFO WBO EF XBUFSTZTUFNFO JO POT CFIFFSTHFCJFE %BU [JKO WPPSBM CFLFO FO WFOOFO 4PNNJHF WBO EF CFLFO [JKO BMT HFWPMH WBO EF JOSJDIUJOH FO ESVL WBOVJU EF PNMJHHFOEF MBOECPVX SPOEVJU FDPMPHJTDI BSN UF OPFNFO BOEFSF IFCCFO FFO OBUVVSMJKL EZOBNJTDI LBSBLUFS FO IPHF FDPMPHJTDIF QPUFOUJF )FU XBUFSTDIBQ CMJKGU JO[FUUFO PQ

%SJ F % FDFNCFS TJOHFM "$ 7FOMP UFMFGPPO

"DRVJTJUJ F

WFSCFUFSJOH EPPS IFSJOSJDIUJOH WBO EF CFLFO 8F LJKLFO BMT UFBN XBU EBU PQMFWFSU FO IPF IFU CFUFS [PV LVOOFO 0NEBU NBDSPGBVOB DFOUSBBM TUBBU CJOOFO POT POEFS[PFL WSBHFO XF WBO KPV FFO CFIPPSMJKLF JO[FU PQ EBU HFCJFE 8F WFSXFMLPNFO FDIUFS WFSCSFEJOH EPPSEBU KF LFOOJT JOCSFOHU WBO BOEFSF TPPSUHSPFQFO 8BU IFC KF WPPS LXBMJUFJUFO +F IFCU FFO )#0 XFSL FO EFOLOJWFBV NFU CJK WPPSLFVS FSWBSJOH PQ KF WBLHFCJFE +F IFCU FFO BDIUFSHSPOE JO EF BRVBUJTDIF FDPMPHJF FO IFCU JOUFSFTTF JO EBUBWFSXFSLJOH FO NPEFMMFSJOH 7FSEFS DPNQFUFOUJFT EJF XF WBO KPV WFSXBDIUFO [JKO JOUFHSJUFJU DSFBUJWJUFJU WFSOJFVXJOHTESBOH EPFMHFSJDIUIFJE FO PNHFWJOHTCFXVTU[JKO 3FDIUTQPTJUJF FO TPMMJDJUBUJF )FU TBMBSJT CFESBBHU BGIBOLFMJKL WBO PQMFJEJOH FO FSWBSJOH NBYJNBBM » TDIBBM CJK FFO VSJHF XFSLXFFL 7PPS JOGPSNBUJF PWFS EF GVODUJF LVO KF DPOUBDU PQOFNFO NFU +BDRVFT 1FFSCPPN DPzSEJOBUPS UFBN #FMFJE FO 0OEFS[PFL UFM F NBJM KBD QFFSCPPN!XQN OM PG "MGSFE 1BBSMCFSH IPPGE BGE #0" UFM F NBJM BMGSFE QBBSMCFSH!XQN OM 8F [JFO KF TPMMJDJUBUJF HSBBH UFHFNPFU WwwS OPWFNCFS U B W JS " 1BBSMCFSH 1PTUCVT 3+ 7&/-0 PG TPMMJDJUBUJFT!XQN OM

PQ QSJ OBBS OJFU BBOMFJ EJOH WBO EF[F BEWFSUFOUJF XPSEU

KT HFTUFME

SKALAR voor chemische automatisering ONLINE Continue en Batch Analyzers - Voor de analyse van nitraat, nitriet, ammonium, fosfaat, totaal cyanide, fenol, totaal stikstof, TOC etc. - Directe analyse van chlorofyl, olie in water, fenol, PAK’s etc - Meetprincipe: Fotometrie, IR of ISE

OPA 2000

Fluo-Imager

SA 9000

- Batchmeting met instelbare meetfrequentie - Tot 4 parameters per analyzer

Bezoek ons op IFEST (B) van 10 t/m 13 oktober 2006: Stand 8834 HET INSTRUMENT (NL) van 30 oktober t/m 3 november 2006: Stand 11F050

SKALAR Analytical

SKALAR Belgium b.v.b.a.

Postbus 3237 4800 DE Breda Nederland

Antwerpsestraat 126 2850 Boom België

Tel: 076 5486 486 Fax: 076 5486 400 E-mail: info@skalar.com

Tel: 03 888 96 72 Fax: 03 844 34 41 E-mail: info@skalar.be

Internet: http://www.skalar.com


agenda 25 oktober, Den Haag Het effect van onderzuigen bij bodemverlaging symposium over een innovatie in de baggerwereld: het onderzuigen. Organisatie: SenterNovem. Informatie: Sigrid Schulkes (070) 373 59 91.

26 oktober, Den Haag Geuzentrots in het waterbeheer bijeenkomst over de wijze waarop we in Nederland watervraagstukken benaderen. Vaak gaat het dan om de negatieve aspecten en stellen we ons zeer bescheiden op. De stelling van de organisatie is dat het allemaal veel positiever kan. De Nederlandse waterbeheerder moet weer trots zijn op wat hij of zij voor elkaar kan krijgen. Sprekers zijn Arnold Lobbrecht, Sybe Schaap en Govert Geldof. Organisatie: afdeling Waterbeheer van KIvI/NIRIA. Informatie: Groenhof Congres Organisatie (035) 526 20 20.

30 oktober, Utrecht Het Instrument technologiebeurs met als thema ‘Veiligheid, gezondheid en milieu: geen technologie, geen toekomst’. In het congresprogramma wordt onder meer aandacht besteed aan het laboratorium van de toekomst. Organisatie: Federatie van technologiebranches. Informatie: Linda Dekker (033) 465 75 07.

31 oktober, Leiden Juridische actualiteiten kabels en leidingen studiedag over recente belangrijke juridische ontwikkelingen op het gebied van kabels en leidingen. Organisatie: Elsevier Congressen. Informatie: Marlies van der Putten of Sylvie Witte (070) 441 57 07. Voor aanvraag brochure: (070) 441 57 95.

31 oktober, Arnhem Nieuwe sanitatie bijeenkomst waarin de stand van zaken rond projecten met nieuwe sanitatiesystemen wordt doorgenomen. Organisatie: Koepelgroep Ontwikkeling Nieuwe Sanitatiesystemen. Informatie: STOWA (030) 232 11 99.

1-3 november, Amsterdam Scour and erosion derde conferentie over erosie en (zee)afslag, met aandacht voor de mechanieken die hieraan ten grondslag liggen, voorspellingsmodellen en veldmetingen en verificatietests. De eerste twee dagen worden vooral lezingen gehouden; de derde dag staat in het teken van excursies. Organisatie: CUR. Informatie: Cora Hoogeveen (0182) 54 06 50.

7 november, Nieuwegein Wateroverlast binnen de bebouwde kom Tijdens dit symposium wordt inzicht gegeven in de aard van de buien en de hydraulische processen die leiden tot wateroverlast. Vervolgens worden praktische en beproefde oplossingen gegeven om deze processen zodanig te beïnvloeden dat wateroverlast weer gereduceerd kan worden tot ‘water op straat’. Organisatie: HolaPress Congresbureau en vakblad Riolering. Informatie: www.riolering-congressen.nl.

8 november, Arnhem Waterbodems: wat verandert er qua beleid? themadag over beleid rond waterbodems. Na jaren van continue veranderingen is het Besluit Bodemkwaliteit vastgesteld. Wat heeft dat voor consequenties voor het baggeren? Organisatie: Baggernet, Bodem+ en DG Water. Informatie: Marjan Euser (055) 549 39 27.

8-10 november, Groningen Vismigratie internationaal driedaags symposium over allerlei zaken die met vismigratie in Europa te maken hebben. Organisatie: Europese Unie, Waterschap Hunze en Aa’s en Sportvisserij Nederland. Informatie: Wendy Dolstra (0598) 69 34 17.

9 november, Den Haag De waterkolom als vitale veiligheidspartner symposium over de beheersing van risico’s in de waterinfrastructuur en het belang van adequaat watermanagement ter voorkoming en bestrijding van crises en rampen. Organisatie: Stichting SERN en Pinpoint Management & Consultancy. Informatie: (015) 212 75 90.

9 november, Ede - Afkoppeldag bijeenkomst met veel praktijkinformatie over afkoppelen en specifiek aandacht voor de ontwikkelingen op beleidsniveau, de waterkwaliteit, wateroverlast en beheer van afkoppelvoorzieningen. Organisatie: Stichting RIONED. Informatie: (0318) 63 11 11.

9 november, Nieuwegein Biofouling... beestjes gooien roet in het eten bijeenkomst in het kader van de ‘Op weg naar huis’-bijeenkomsten. Deze keer staat biofouling, de effecten en hoe biofouling te voorkomen centraal. Organisatie: Stichting Kennisuitwisseling Industriële Watertechnologie. Informatie: johan.mourik-van@dsm.com.

2 november, Utrecht - Turtle bijeenkomst over Turtle, een instrument waarmee waterschappen en gemeenten modellen kunnen opzetten en onderhouden op het gebied van de afvoer van neerslag, riolering en grondwater. Organisatie: Nelen & Schuurmans. Informatie: Rutger van Hogezand (030) 233 02 25.

44

H2O / 20 - 2006

15 november, Hoorn Samenwerken samen doen in de Noord-Hollandse waterketen conferentie over samenwerking in de NoordHollandse waterketen. In de ochtend delen bestuurders van waterketenpartners ervaringen uit, ‘s middags worden workshops gehouden.

Organisatie: Provincie Noord-Holland. Informatie: Reinout Koning (023) 514 38 13 of Lilian Bernhardi (023) 514 47 17.

16 november, Edam Aanpassen of verzuipen debat onder leiding van prof.dr.ir. Pier Vellinga over de bedreigingen maar ook mogelijkheden van het water voor Nederland. Organisatie: VU podium, Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier en Faculteit der Aard- en Levenswetenschappen van de Vrije Universiteit Amsterdam. Informatie: Gert de Jager of Judith Wilmink (020) 598 92 92.

16 november, Eindhoven - Je reinste zuivering symposium over het ontwerpen van duurzame, innovatieve rioolwaterzuiveringen met aandacht voor de fysieke en de sturingskanten. Organisatie: Tauw. Informatie: www.tauw.nl/jereinstezuivering.

21-22 november, Scheveningen Nationale conferentie waterbeheer 2006 negende jaarcongres over de stand van zaken in het waterbeheer, met op de eerste dag als thema de toekomst van de waterketen met als sprekers onder andere Cees Buisman, Theo Schmitz, Bert Palsma, Paul van Erkelens en een koninklijke afsluiting en op de tweede dag veel aandacht voor water en gebiedsontwikkeling met als sprekers onder andere Marleen van Rijswick, Sjoerd van Dijk en Johan Osinga. Organisatie: Studiecentrum voor Bedrijf en Overheid. Informatie: Maayke Berndsen (040) 297 49 80.

28 november, Nieuwegein Ontwikkeling ATA-systeem symposium ter afsluiting van het project Ontwikkeling ATA-systeem over een verdere verbetering van de kwaliteit en veiligheid van het leidingwater, waarbij vooruitgekeken wordt naar het advies aan staatssecretaris Van Geel over de eventuele aanpassing van de huidige ministeriële regeling op dit gebied. Organisatie: Ministerie van VROM, VEWIN en Kiwa. Informatie: Lambert van Breemen (070) 414 46 45.

29 november, Arnhem - Nieuw besluit bodemkwaliteit studiedag over het per 1 januari 2007 in werking tredende nieuwe Besluit Bodemkwaliteit, waarin een splitsing is gemaakt tussen bouwstoffen en grond en bagger. Organisatie: Studiecentrum voor Bedrijf en Overheid. Informatie: Mirella Freriks (040) 297 49 80.


8BUFSTDIBQ 1FFM F EEFO -JNCVSH WBO .PPL UPU 3PFSNPOE O .B FO .J BTW 8F TUBBO WPPS EF PSE HFWFO BMT CFIFFSEFS WBO SFHJPOBMF VJUEB BMMFJ JT TJOET PS /P X WPSN UF XBUFSF P W Q H B I D T J S F I U n B U L F X F O O FO WFOOFO C O BTUF NFEFXFSLFST XFSLFO JO EF FV J T F V P F I FO BMT H IFU JOUFH U IVJEJHF SBBM XBUFSCFIFFS WBO EF N FO CFIF PSHBO FSEFS W VJ JTBUJF BO EF LBEFT MBOHT EF .BBT 3

*O WFSCBOE NFU FFO WPPSBMTOPH UJKEFMJKLF

UPFOBNF WBO EF XFSL[BBNIFEFO JT IFU UFBN #FMFJE WBO EF BGEFMJOH #FMFJE POEFS[PFL FO BEWJFT #0" PQ [PFL OBBS FFO

5JKEFMJKL

.FEFXFSLFS #FMFJE

81. ) 0

JO CFHJOTFM WPPS EF EVVS WBO NBBOEFO

8JF CFO KF +F CFOU FFO KPOHF FOUIPVTJBTUF HFOFSBMJTU PQ IFU HFCJFE WBO IFU XBUFSCFIFFS PG FFO WFSXBOU HFCJFE +F MBBU CFMFJET POUXJLLFMJOHFO OJFU PQ KF BG LPNFO NBBS HBBU FS BDUJFG OBBS PQ [PFL +F CFOU JOJUJBUJFGSJKL NBBS XFFU KF QMBBUT FO WPFSU EBO PPL BEFRVBBU PQESBDIUFO WBO BOEFSFO VJU 8BU HB KF CJK POT EPFO #JOOFO IFU UFBN #FMFJE XPSEFO BDUVFMF CFMFJETPOUXJLLFMJOHFO HFWPMHE FO XPSEU [POPEJH FJHFO CFMFJE POUXJLLFME .PNFOUFFM TQFFMU FFO BBOUBM CFMFJETPOUXJLLFMJOHFO XBBSEPPS FS FFO WPPSBMTOPH UJKEFMJKL DBQBDJUFJUTQSPCMFFN JT POUTUBBO #FMFJETPOUXJLLFMJOHFO EJF EF LPNFOEF KBSFO CFMBOHSJKL [JKO [JKO POEFSNFFS EF &VSPQFTF ,BEFSSJDIUMJKO 8BUFS 8BUFSCFIFFS TUF FFVX VJUWPFSJOH /BUJPOBBM #FTUVVSTBDDPPSE 8BUFS 0QTUFMMFO (FXFOTUF (SPOE FO 0QQFSWMBLUFXBUFS3FHJNFT *NQMFNFOUBUJF *OUFHSBMF 8BUFSXFU FO EF OJFVXF 8FU PQ EF 8BUFSLFSJOHFO "MT CFMFJETNFEFXFSLFS MFWFS KF CJKESBHFO BBO EF HFOPFNEF EPTTJFST %BBSOBBTU XPSE KF CFMBTU NFU IFU PQTUFMMFO WBO FFO BBOUBM TQFDJGJFLF CFMFJETOPUJUJFT POEFSNFFS CFMFJETOPUJUJF 3FDSFBUJFG .FEFHFCSVJL 1FJMCFIFFS FO 8BUFSBBOWPFS #FSFHFOJOH FO #MBVX HSPFOF EJFOTUFO "GIBOLFMJKL WBO KF FSWBSJOH XPSE KF CFHFMFJE HFDPBDIFE EPPS EF UFBNDPzSEJOBUPS FO PG nnO WBO EF TFOJPS NFEFXFSLFST

%SJ F % FDFNCFS TJOHFM "$ 7FOMP UFMFGPPO

"DRVJTJUJ F

8BU IFC KF WPPS LXBMJUFJUFO +F IFCU NJOJNBBM FFO )#0 XFSL FO EFOLOJWFBV FO FFO BDIUFSHSPOE JO CJKWPPSCFFME IFU XBUFSCFIFFS QMBOPMPHJF 30 PG CFMFJETXFUFOTDIBQQFO NBBS KF CFOU CPWFOBM FFO HFOFSBMJTU NFU JOUFSFTTF WPPS CFMFJE +F CFTDIJLU PWFS NFFS EBO HFNJEEFMEF SFEBDUJPOFMF WBBSEJHIFEFO HFWPFM FO JOUFSFTTF WPPS CFTUVVSMJKLF WFSIPVEJOHFO FO BCTUSBDUJFWFSNPHFO &SWBSJOH JT FFO QSF NBBS OJFU OPPE[BLFMJKL 7FSEFSF DPNQFUFOUJFT EJF XF WBO KPV WFSXBDIUFO [JKO DSFBUJWJUFJU QSP BDUJWJUFJU HFSJDIU PQ TBNFOXFSLJOH EPFMHFSJDIUIFJE FO PNHFWJOHTCFXVTU[JKO 3FDIUTQPTJUJF FO TPMMJDJUBUJF )FU TBMBSJT CFESBBHU BGIBOLFMJKL WBO PQMFJEJOH FO FSWBSJOH NBYJNBBM » TDIBBM CJK FFO VSJHF XFSLXFFL "BOTUFMMJOH WJOEU QMBBUT WPPS NBBOEFO 7FSMFOHJOH IJFSOB JT OJFU VJUHFTMPUFO 7PPS JOGPSNBUJF PWFS EF GVODUJF LVO KF DPOUBDU PQOFNFO NFU +BDRVFT 1FFSCPPN DPzSEJOBUPS UFBN #FMFJE FO 0OEFS[PFL UFM F NBJM KBD QFFSCPPN!XQN OM PG "MGSFE 1BBSMCFSH IPPGE BGE #0" UFM F NBJM BMGSFE QBBSMCFSH!XQN OM 8F [JFO KF TPMMJDJUBUJF HSBBH UFHFNPFU WwwS OPWFNCFS U B W JS " 1BBSMCFSH 1PTUCVT 3+ 7&/-0 PG TPMMJDJUBUJFT!XQN OM

PQ QSJ OBBS OJFU BBOMFJ EJOH WBO EF[F BEWFSUFOUJF XPSEU

KT HFTUFME

:UIVER DRINKWATER %N INDUSTRIEWATER IN DIVERSE KWALITEITEN 6IERENTWINTIG UUR PER DAG DAGEN PER JAAR 6OOR MILJOEN INWONERS EN HET BEDRIJFS LEVEN IN .OORD "RABANT 6ANZELFSPREKEND MAAR NIET ZOMAAR $E MEDEWERKERS VAN "RABANT 7ATER ZIJN DAGELIJKS IN TOUW OM KWALITATIEF PERFECT WATER TE LEVEREN -ET DE BIJBEHORENDE DIENSTVERLENING 4EGEN DE LAAGST MOGELIJKE PRIJS

$E VAKGROEP 7ATERADVIES IS BINNEN "RABANT 7ATER HET KENNISCENTRUM VAN DE WATERVOORZIENING $E VAKGROEP IS O A VERANTWOORDELIJK VOOR HET BELEID EN DE REGELGEVING VOOR DE INSPECTIE VAN DRINKWATERINSTALLATIES DOOR DE DISTRIBUTIEREGIO S 6OOR DEZE VAKGROEP ZOEKEN WIJ EEN

#OMPETENTIEMANAGER )NSPECTIE M V 7IJ ZOEKEN xEEN DESKUNDIGE COLLEGA DIE NIEUWE ONTWIKKELINGEN OP HET VAKGEBIED INSPECTIE STIMULEERT EN INVOERT *E ZORGT VOOR DE ONTWIKKELING IMPLEMENTATIE UITVOERING EN EVALUATIE VAN INSPECTIEBELEID IN OVERLEG MET EN DOOR DE DISTRI BUTIEREGIO S *IJ STAAT VOOR DE KWALITEIT VAN DE INSPECTIETAKEN *E VOLGT EXTERNE ONTWIKKELINGEN OP JOUW VAKGEBIED $AARNAAST ONDERZOEK JE DOOR MIDDEL VAN AUDITS DE KWALITEIT VAN AFDELINGSOVERSTIJGENDE PROCESSEN DIE VAN INVLOED ZIJN OP WATERKWALITEIT

7IJ VRAGEN xEEN ("/ OPLEIDING OP HET GEBIED VAN 7ERKTUIGBOUWKUNDE OF )NSTALLATIE TECHNIEK EN MINIMAAL DRIE JAAR WERKERVARING OP HET VAKGEBIED *E BENT INITIATIEFRIJK EN KUNT ANDEREN OVERTUIGEN VAN JOUW IDEEÑN 7IJ BIEDEN JE xEEN TEAM VAN ENTHOUSIASTE COLLEGA S EN GOEDE PRIMAIRE EN SECUNDAIRE ARBEIDS VOORWAARDEN ZOALS VAKANTIEDAGEN "RABANT 7ATER IS EEN INFORMELE MENS GERICHTE ORGANISATIE MET RUIME MOGELIJKHEDEN VOOR ONTWIKKELING EN OPLEIDING 2EAGEREN +IJK OP WWW BRABANTWATER NL VOOR EEN UITGEBREIDE FUNCTIEOMSCHRIJVING EN INFORMATIE OVER DE SOLLICITATIEPROCEDURE

"RABANT 7ATER . 6 0OSTADRES 0OSTBUS "# S (ERTOGENBOSCH 4ELEFOON &AX )NTERNET WWW BRABANTWATER NL


handel & industrie Noviteiten op Het Instrument In de Jaarbeurs in Utrecht vindt van 30 oktober tot en met 3 november de vakbeurs Het Instrument plaats. Een aantal bedrijven presenteert daar producten die ook voor de watersector interessant zijn.

Noviteiten zijn bijvoorbeeld de Liquiline M, een modulair meetversterkerconcept voor alle analyseparameters zoals pH, redox, geleidbaarheid, troebelheid, zuurstof en nitraat. Ook nieuw is de Deltapilot S, een nieuwe generatie robuuste hydrostatische niveau-opnemers, de Promag 55S, slijtvaste magnetisch inductieve flowmeter voor slurries en de Prosonic S, een ultrasone meetopstelling voor niveaumeting van vloeistof of stortgoederen. Hal 7, stand B 010

EURO-INDEX

De vorige editie van Het Instrument

ABB ABB uit Rotterdam benut Het Instrument om de Swirl flowmeters aan het publiek te presenteren. Deze hebben een aantal voordelen ten opzichte van Vortex flowmeters. De Swirl flowmeter heeft een zeer kort meettraject en stelt veel minder strenge eisen aan de rechte inbouwlengte. Het gefixeerde schoepenrad elimineert eventuele verstorende wervelingen en daarmee foute frequentiepulsen. Daarnaast is deze flowmeter bij gelijke diameter gevoeliger dan de Vortex flowmeter in de ondergrens van het bereik. Hierdoor houdt de gebruiker ook bij zeer lage flowsnelheden zicht op de processituatie. Tenslotte is de nauwkeurigheid van de Swirl flowmeters hoger dan die van Vortex flowmeters en bovendien onafhankelijk van het te meten medium. De TRIO-WIRL Swirl flowmeter is leverbaar als compact model en in een remote-uitvoering. De meter kan optioneel worden geleverd met geïntegreerde PT100 voor massaflowmetingen van verzadigde stroom of voor temperatuurmonitoring en -alarmering.

serie gekeken te worden om te zien welke geschikt is om naar wens van de klant te modificeren. Zo is de holle as encoder onder andere ontwikkeld voor asdiameters tot en met 15,87 mm, niet alleen voor 12 of 14 mm. De SENDIX-serie is bestand tegen extreme omgevingstemperaturen, van -40°C tot +85°C, zeer schok- en vibratiebestendig (2500m/S2, 6 ms en 100 m/S2 en heeft een radiale belastingscapaciteit van 80N voor een extra lange levensduur. Dynamische applicaties vormen dankzij de maximale telfrequentie van 300 kHz geen enkel probleem. De resolutie bedraagt tot 3600 pulsen per omwenteling. De hoge IP65 beschermingswaarde tegen vuil, stof en vloeistoffen betreft niet alleen de behuizing maar de gehele encoder. En dankzij de geïntegreerde opto-ASIC technologie zijn de elektronica en optische sensor gereduceerd tot slechts enkele componenten. Hal 8, stand C 052

Endress+Hauser Hal 7, stand B 118

Duranmatic Duranmatic uit Dordrecht demonstreert tijdens Het Instrument de SENDIX 5000-serie encoders van de Duitse fabrikant Kühler. Het betreft compacte, robuuste incrementele pulsgevers met een diameter van 50 mm en een modulaire opbouw. Ook de nieuwe compacte gateway UNIGATE CL van Deutschmann is werkend te zien. Dankzij die modulaire opbouw heeft de SENDIX-serie voor iedere toepassing de juiste encoder. Er hoeft naar slechts één

46

H2O / 20 - 2006

Endress+Hauser benut Het Instrument om zijn programma producten en diensten voor industriële automatisering te laten zien. Centrale thema’s op de stand zijn gebruiksgemak, verhoogde beschikbaarheid en het verlagen van de kosten. Dat wordt bereikt door de nieuwste generatie instrumenten te combineren met diensten als kalibratiemanagement, gerichte onderhoudsmethodieken en software(hulpmiddelen) voor onderhoud en waterbeheer. De op de stand aanwezige instrumenten zijn voorzien van preventieve en voorspellende onderhoudsfuncties en zijn geschikt voor conditiegebaseerd onderhoud.

EURO-INDEX toont op haar stand tijdens het Instrument een brede selectie aan meetinstrumenten. Zo zijn er instrumenten te zien op het gebied van thermografie, temperatuurmeting en dataloggers. Als speciale aanbieding worden tijdelijk alle Blauwe Lijn serviceanalysers gratis uitgerust met Bluetooth draadloze communicatie. Dit staat demonstratieklaar opgesteld op de stand. Hal 7, stand B 088

Skalar Skalar presenteert als noviteiten in Utrecht de vernieuwde monsterwisselaar SA1100, een nieuwe interface voor het programma FlowAcces en een nieuwe stikstofdetector op basis van chemiluminescentie voor de Formacs TOC/TN analysatoren. De SA1100 biedt meer mogelijkheden dan zijn voorganger, de SA1000. Zo kan de gebruiker kiezen voor maximaal 50 monsters óf voor 40 monsters en tien standaarden/ controles. Er kunnen 3,5 of 8,5 ml cups in worden geplaatst. Optioneel kunnen 100 monsters geplaatst worden. De Formacs serie TOC/TN analysatoren hebben een nieuwe chemoluminescentie detector voor stikstof gekregen: de ND20. Deze bevat een ozongenerator om de geoxideerde stikstofverbindingen te laten reageren tot een aangeslagen NO2* verbinding. Het geproduceerde licht wordt door een detector opgevangen, het teveel geproduceerde ozon wordt weer uit de luchtstroom gehaald. Deze detector haalt een detectiegrens van 5 μg N/l. Het programma FlowAcces voor de Continuous Flow Analyser SAN++ heeft een nieuwe interface gekregen. Deze kan meer kanalen bevatten dan zijn voorganger: er kunnen 16 digitale kanalen aan worden gekoppeld of acht digitale matrix gecorrigeerde kanalen náást acht analoge kanalen. Ook kan het systeem vanuit de interface gestuurd worden. Hal 11, stand F 050


% ! # #(+ ! # * !+ ( & ( # + & # +1 # ( ' $$#" # * # * !+ ( & 1 .1 # *$$&( )& # . $" $#. & $$!+ ( &.) * & # ' #'( !! ( ' ( * &# )+ # # ( * & ( & # 1 " # $)+%! ## # % '' # # )+ ( #$ !$ ' $#(+ ! # # ($ # .$& # ( $#. #'( !! ( ' $$ # ($ $"'( !1 * # *$! $ # # " ! ) ' # & ' * ! &) "( *$$& %&$ '' $# ! ( ( # & ( * ( ( * # $#. " + & &' $" & #*)!! # # ( * # " #+ & # & ')!( ( # ! # # 2 /#( + & # * # # +1 & 1 ! # &1 1 .1 # $% .$ # & #( $)' '( $!! '

$#(+ !( ! '%&$ & "" ' # $0& # &( $"%! , &$$(' ! ' " #+ & # ' %&$ ( # # + ( & ( # .$& ( *$$& + ! ( (' $& # * # & $! & # '"$ !! # ( &)($ " # ' ! & ' " , 3 ' ! &1 ( # * '( #'( !! # " & ( (& ( # )# ( *$$& & * ()& #)"" &

#( '% ! '( $% ( * # .) * & # ' # " ! )( #$!$ * ' &( # ! ! ' - !)' " & $ )' ! ( $% ( & ! ' & # # & # (& ( $% !' %&$ (! & * # &$$(' ! %&$ ( # # + ( & ( # .$& ( *$$& $& # * # ## ' # %&$ ) ($#(+ ! # ( &)($ " # ' ! & ' " , 3 ' ! * ()& #)"" &

( * . # $* & ( & * # ( .) * & # '%&$ ' ( #*& # * # " ! )* & )## # # # %! ## # # $# &.$ # * # & # $ + & " # $)+%&$ ( # ( &)($ " # ' ! & ' " , 3 ' ! (1 !1 #'( !! # *$$& & * ()& #)"" &

1 ! ,%%( # ( $ %(# * %& --- %## " $"

# " ! * % %& * % " . ' %& $ #!! " & ##" ) " )# # " * ' % " " % "' +( ) % " ' % ## * ' % ) " . " ,," ! # " "*#" %& " ! " ! '% " #! #) % &' ) " ) % ") ' )##% #! " +# & ' "% ' " ) " #) % ##$ " " ' ! " ) " * ' % " " # %&' " * " '((% ##% " #$" (* " ' % ' " " %% -% & )##% ) && " * ' " "& " " ' " ) " !## " & %+ #!! # %&#$ " *. +. " '%#'& #$ #"& * % ##% #"+ ! * % %& * " *. " "&$ % % " #% " & ' +. " ! ' ) %( !' " #"'* " &!# . " ' )##% " '& & ' %& $ #!! ##% ' * "' %! % & '* &' * % ) % ) " #+ " 1 ,% ( $ $ * % " (% & $ " 1 "1 ! ) !* $ * $ ""% *%$ $ $ # $) $ # * $ $ & ,%%(! +( '+ ) * $ ( $" $ , $ / , (* $* )* "" $ -1 $ * %& &(1 ) ( * "1 ! )%"" * * ) % , , * , *+( $+## ( %& ( 0$ $, "%&& !+$ ,%%( %!*% ( ( * $ $ * () & %## " * , " $ %)* +) %.* " !+$* / " $ %(# * , # " )*+( $ $ ( ) (&% %## " $"



Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.