nº
39ste jaargang / 1 december 2006
23 /
2006
TIJDSCHRIFT VOOR WATERVOORZIENING EN WATERBEHEER
thema proceswater
CORUS: “HERBEZINNING OP WATERGEBRUIK NODIG” RWZI-EFFLUENT WORDT DEMI-WATER VOOR BEDRIJVEN MAATSCHAPPELIJKE KOSTEN EN BATEN VAN PEILVERHOGING
Allround in relining Reparatietechieken injectietechniek | robottechniek | reparatieringen/manchetten | deelrenovatie
Renovatietechnieken schaaldelen | sliplining lange buislengtes | sliplining korte buislengtes | wikkelbuis-methode | close-fit lining | kousmethode | flexibele slangmethode | cementeren/resin lining | putrenovatie | renovatie van gemalen, kelders en bassins | pipecracking
Kennis van techniek
4.377
Nelis Infra bv Haarlemmerstraatweg 79, 1165 MK Halfweg Postbus 105, 1160 AC Zwanenburg T (020) 407 22 26 F (020) 407 22 23 info@nelisinfra.nl www.nelisinfra.nl
Binnen de sector BAM Infra brengt Nelis Infra bv haar expertise in op het gebied van de sleufloze leidingrenovatie. Kennis van de beschikbare technieken, gekoppeld aan de jarenlange ervaring met het leggen van leidingen, stelt haar in staat tot het maken van “maatwerk �. Van advies, engineering tot en met de uitvoering blijft zij verantwoordelijk voor het complete project inclusief tijdelijke pompinstallaties, aansluiting op bestaande leidingen en de overige civiele werkzaamheden. Voor advies, design en construct en turnkey-oplossingen.
Spontaan
D
e bezoekers van de gezamenlijke najaarsvergadering van NVA en KVWN in Amsterdam hebben kunnen genieten van twee interssante sprekers: de spraakwaterval Matthieu Weggeman (hoogleraar Organisatiekunde) en Jaap Peters (auteur van onder andere het boek ‘Intensieve menshouderij’). Zij maakten hun publiek duidelijk dat innovatie in welke sector dan ook, dus ook de watersector, spontaan ontstaat en niet georganiseerd kan ontstaan. Het samenstellen van werkgroepen om tot innovatieve maatregelen te komen en subsidieverlening aan innovatieve plannen zullen niets innovatiefs opleveren. Want innovaties ontstaan als mensen kwaad worden, temperamentvol ageren tegen bestaande instituties en zich daarbij juist niets gelegen laten liggen aan subsidievoorwaarden en concensus, omdat andere werkgroepleden anders denken over de innovatie.
Ook interessant was de schets die Peters gaf over de (virtuele) werkelijkheid. Steeds vaker gaan bedrijven bij de beoordeling van hun prestaties uit van vooraf opgestelde contracten. Voldoet het bedrijf aan die gegevens, dan draait het succesvol. Maar is die werkelijkheid wel dé werkelijkheid? Want betekenen die cijfers dat het bedrijf werkelijk goed draait, een goede kwaliteit levert en een goed sociaal beleid voert? Peters kwam op voor de veldwerkers. Van hen is innovatie te verwachten, niet van de beleidsmakers. Maar hij maakte natuurlijk wel een punt. Ook in de watersector krioelt het van de managers en regelingen die voor veel werk zorgen, maar niet tot werkelijk nieuwe ideeën leiden waarmee de watersector vooruit kan. Ook de watersector mist in grote lijnen de spontaniteit en het temperament dat daarvoor noodzakelijk is. Peter Bielars
H2O tijdschrift voor watervoorziening en waterbeheer verschijnt ééns per 14 dagen Officieel orgaan van Stichting tot uitgave van het tijdschrift H2O en haar participanten: - Vereniging van Waterbedrijven in Nederland - Koninklijke Vereniging voor Waterleidingbelangen in Nederland - Nederlandse Vereniging voor Waterbeheer - Kiwa Uitgever Rinus Vissers Redactie Peter Bielars (hoofdredacteur) Michiel van Zaane Marjon Hoogesteger Redactiesecretariaat Dora Pompe Redactieadres en uitgeverij Postbus 122, 3100 AC Schiedam telefoon (010) 427 41 65 telefax (010) 473 26 40 e-mail h20 @ nijgh.nl Bezoekadres: ’s-Gravelandseweg 565 3119 XT Schiedam Redactiecommissie Harry Tolkamp (voorzitter/NVA) André Struker (KVWN) Frits Vos (VEWIN) Gerda Sulmann (Kiwa) Advertentieverkoop Roelien Voshol (010) 427 41 54 Brigitte Laban (010) 427 41 52 Mediaorder Carola Sjoukes (010) 427 41 41 Suzanne Klüver (010) 427 41 40 telefax (010) 473 20 00 Abonnementenservice Pauline Roos Tini van Schijndel telefoon (010) 427 41 08 telefax (010) 426 27 95 Abonnementsprijs € 92,- per jaar excl. 6% BTW € 122,- per jaar voor buitenland € 8,- losse exemplaren excl. 6% BTW Abonnementen gelden voor één jaar en worden – zonder tegenbericht – automatisch verlengd. Opzeggingen dienen schriftelijk uiterlijk 6 weken voor het aflopen van de abonnementsperiode te geschieden aan bovenstaand postadres.
inhoud nº 23 / 2006 / *thema 4
/ ‘Internationaliseren goed voor experts, bedrijven en de Nederlandse watersector’
6 / By-pass bij Zutphen opnieuw ter discussie 7 / ‘Te veel organisatie hindert innovatie’ 10* / Interview met de watermanagers van Corus Maarten Gast
12* / Interview met manager Kiwa Industrie & Water Ronald Hopman
16 / Ontwikkelingen op het gebied van sanitatie Derjan Welleweerd
18 / Pleidooi voor vrije vismigratie in Europese rivieren
7
Herman Wanningen, Peter Paul Schollema, Franklin Moquette en Albert Jan Scheper
22 / Opinie: ‘Nu doorpakken in de waterketen loont’ Siemen Veenstra en André Struker
24 / Opinie: Pleidooi voor realistische KRW-doelen bij grote regionale grondwaterproblemen
44
Ebel Smidt, Bas van der Grift en Eric Kessels
28 / De financiële haalbaarheid van ‘Ruimte voor de Rivier’ Teun Morselt, Robert van Cleef en Robert Schouten
36* / Recensie: ‘Ion exchange treatment for water’ vooral Amerikaans georiënteerd Jasper Verberk
Druk en lay-out Den Haag mediagroep b.v., Rijswijk
41 / Maatschappelijke kosten en baten van
Copyright Nijgh Periodieken B.V., 2006 Het auteursrecht op de inhoud van dit tijdschrift wordt uitdrukkelijk voorbehouden. Overname van artikelen alleen na schriftelijke toestemming van de uitgever.
Oddrun Uran en Henk van Hardeveld
www.vakbladh2o.nl
5
peilverhoging
44 / Regie afvoerpieken noodzakelijk voor de Overijsselse Vecht Sjon Monincx, Paul Termes en Gerben Tromp
48 / Nieuwe toepassingen van boorgatmetingen voor opsporing van zoet en brak grondwater Bart Goes en Roelof Stuurman
Bij de omslagfoto: De installatie waarmee Evides Industriewater demi-water produceert voor Dow Chemical in Terneuzen. Binnenkort gaat deze installatie gebruik maken van het effluent van de rwzi van de stad Terneuzen (foto: Victor van Leeuwen).
JAARLIJKSE BIJEENKOMST ROND BEDRIJFSTAKONDERZOEK DRINKWATER:
‘Internationaliseren goed voor experts, bedrijven en de Nederlandse watersector’ De BTO-onderzoeksbijeenkomst op 15 november bij Kiwa Water Research stond in het teken van internationale, innovatieve waterkennis. Vijf presentaties toonden de meerwaarde van internationale samenwerking voor de Nederlandse watersector, -experts en -bedrijven. Internationale samenwerking op onderzoeksgebied lijkt een effectief middel tegen het vertrek van jonge mensen naar andere, minder uitontwikkelde sectoren. Bovendien zorgt internationale samenwerking voor behoud en versterking van de uitstekende naam van de Nederlandse drinkwaterwetenschap en -techniek in het buitenland en biedt waterbedrijven ook nog eens mogelijkheden in het buitenland kennis én geld te genereren. Aan het eind van de bijeenkomst werd stilgestaan bij het afscheid van de Kiwa-directeuren Ron van Megen en Hans van Dijk, die in de afgelopen jaren samen met de sector het vernieuwde BTO hebben vormgegeven.
M
arc van Eekeren (Kiwa Water Research) haalde Henk de Kraa (Evides) aan, die in 2000 stelde: ‘Nederland is klaar, internationaliseren is een must.’ De Kraa richtte zich toen vooral op Europa, maar concludeerde aan het eind van de bijeenkomst dat de Nederlandse drinkwatersector ook buiten de Europese grenzen goed werk kan verrichten. Van Eekeren benadrukte dat internationale activiteiten jonge, begaafde ingenieurs en onderzoekers uit de sector stimulansen bieden om binnen de drinkwatersector te blijven en te groeien. Bij gebrek aan stimulans zouden zij vroegtijdig vertrekken, terwijl de oudere experts met pensioen gaan. “Een dergelijke ‘braindrain’ is een ernstige hinderpaal wanneer ook in Nederland de beste kennis nodig is om de uitdagingen van de toekomst het hoofd te bieden. Internationale samenwerking in onderzoek kan dus de Nederlandse watersector aantrekkelijk maken en houden voor jonge talenten, maar biedt daarnaast nog meer. Door kennis en ervaring te delen bereiken we nieuwe inzichten zonder wereldwijd het wiel onnodig vaak uit te vinden. Bovendien biedt samenwerken met het buitenland waterbedrijven de kans om in het buitenland geld te verdienen en tegelijkertijd de goede naam van de sector en de technologische voorsprong te behouden.” Een voorbeeld van succesvolle samenwerking in het buitenland is het project SafeWat. Met partijen uit Nederland, de Verenigde Staten en Israël wordt hier een systeem ontwikkeld dat de waterkwaliteit van bron tot tap online kan meten, zowel aan de bron als in het proces en het distributiesysteem. Zo zijn zowel ‘gewone’ afwijkingen als terroristische acties te voorkomen, aldus de deelnemers aan dit project. Het hart van SafeWat is de sensor, legde Bram van der Gaag (Kiwa Water Research) uit. Deze werkt op het principe van brekingsindexmeting. Dit geeft op zich geen informatie over de soort verontreiniging, maar een dooront-
4
H2O / 23 - 2006
wikkeling van deze sensor, die brekingsindexverschillen meet over verschillende oppervlakken en combineert met een historische databank, vormt wél een basis voor conclusies over de aard van verontreini-
gingen, eventueel gekoppeld aan een beslissingsondersteunend systeem. SafeWat is net uit de startblokken, maar vooral de online mogelijkheden trekken veel (inter)nationale belangstelling. Voor Vitens en Mekorot was dit een belangrijke reden om deel te nemen. Buitenlandse samenwerking is ook belangrijk als het gaat om regelgeving, zo bleek uit het verhaal van Margreet Mons (Kiwa Water Research). Niet alleen bij Europese regelgeving, maar ook bij de richtlijnen van de VN-wereldgezondheidsorganisatie WHO. In 2004 boog de WHO zich over de mogelijke schadelijkheid van drinkwater dat geen mineralen bevat en stelde conceptrichtlijnen op voor calcium, magnesium en totale hardheid, die niet stroken met de Nederlandse onthardingspraktijk. Via
Afscheid Ron van Megen en Hans van Dijk Op 15 november nam de sector ook afscheid van Kiwa-directeuren Ron van Megen (algemeen directeur) en Hans van Dijk (0,2 fte wetenschappelijk directeur, naast zijn hoogleraarschap aan de TU Delft). Gerard Huijboom (de huidige CvO-voorzitter), Martien den Blanken (CvO-voorzitter van het eerste uur) en Paul Hesselink (directeur Kiwa
NV) dankten hen voor hun enthousiaste inzet voor het BTO en Kiwa Water Research in de laatste vijf jaar. Aanleiding voor hun vertrek was de splitsing van Kiwa NV en Kiwa Water Research eerder dit jaar, die leidde tot het besluit één nieuwe directeur aan te stellen.
Ron van Megen (r.) en Hans van Dijk namen op 15 november afscheid van Kiwa.
verslag
het WEKNOW-netwerk kwam dit nieuws in Nederland binnen, inclusief het feit dat bij het opstellen van het concept geen drinkwaterexperts betrokken waren geweest. In samenwerking met de Global Water Research Coalition werd daarop Nederlandse expertise ingebracht bij de WHO. Met succes: de WHO heeft inmiddels een veel genuanceerder standpunt over hard water ingenomen, waarin ook de voordelen van onthard en geconditioneerd water (lager koper- en loodoplossend vermogen, minder kalkafzetting) worden meegewogen. Dit zal worden opgenomen in het nog te verschijnen officiële WHO-standpunt. Een ander internationaal project is MicroRisk. Het betreft een model om microbiologische risico’s te analyseren en te beheersen.
Nieuwe directeur Prof.dr Wim van Viersen is tijdens de aandeelhoudersvergadering van 16 november aangesteld als nieuwe directeur van Kiwa Water Holding en dochteronderneming Kiwa Water Research. Hij volgt Ron van Megen en Hans van Dijk op. Tijdens diezelfde vergadering zijn vier nieuwe leden van de Raad van Commissarissen aangesteld. Wim van Vierssen studeerde biologie in Nijmegen en promoveerde daar in 1982 op een onderzoek naar het ecologisch functioneren van West-Europese kustsystemen. Sinds 2002 is hij algemeen directeur van de Environmental Sciences Group, het samenwerkingsverband van het onderzoeksinstituut Alterra en het departement Omgevingswetenschappen van de universiteit van Wageningen. Eerder gaf hij leiding aan het IHE in Delft, waarbij hij aan de wieg stond van de transformatie naar haar huidige positie als UNESCO-instituut. Daarvoor was hij de eerste algemeen directeur van het in 1992 uit een aantal fusies gevormde KNAWinstituut NIOO.
Daarmee kan de veiligheid van het drinkwater (beter) worden gegarandeerd. Het project vloeit voort uit waterveiligheidsplannen die de WHO en de IWA nastreven. Nederland heeft een verplichte risicoanalyse opgenomen in de drinkwaterregeling en loopt daarmee voorop in Europa. MicroRisk biedt wetenschappelijke onderbouwing van deze analyse op Europese schaal. Uit de resultaten die Gertjan Medema (Kiwa Water Research) presenteerde, blijkt dat piekbelastingen bij zowel de bron als de zuivering voor het meeste risico zorgen. Analyse van de meetgegevens van E. coli in het distributienetwerk geven aan dat besmettingen van het netwerk een belangrijke rol spelen in het gezondheidsrisico. Via een beperkte inbreng van BTO-geld heeft de drinkwatersector met MicroRisk de beschikking gekregen
(Wageningen Universiteit). Daarnaast is hij als adviseur voor de watersector verbonden aan Twynstra Gudde Management Consultants.
over internationale onderzoeksgegevens ter waarde van 2,7 miljoen euro. Guus IJpelaar (Kiwa Water Research) besprak het onderzoek naar het gebruik van lagedruk UV-lampen, in combinatie met waterstofperoxide, voor de zuivering van drinkwater. PWN zet in Andijk UV-oxidatie met middendruklampen sinds 2004 succesvol in. In een project met DZH, Philips Lighting en het waterbedrijf van Cincinnati - dat dringend op zoek is naar aanvullende capaciteit voor pathogenen en ongewenste stoffen - wordt nu onderzocht of lagedruklampen, met een lager vermogen en minder bijproducten, een even robuuste barrière kunnen opleveren tegen ongewenste stoffen, verder bouwend op de ervaring die inmiddels in Nederland met UV/H2O2 is opgedaan.
De nieuwe directeur van Kiwa Water Holding en Kiwa Water Research: prof.dr. Wim van Viersen
Tijdens de aandeelhoudersvergadering is de Raad van Commissarissen van Kiwa Water Research dechargé verleend en een nieuwe Raad van Commissarissen geïnstalleerd. Aanleiding hiertoe vormt de recente splitsing van Kiwa. De leden van de oude Raad van Commissarissen, ir. P. Schouwenburg (voorzitter), F. Schepers (secretaris), dr. S. Schaap (Unie van Waterschappen), mr. J. Hendrikx (VEWIN), drs. P. Jonker (DZH) en ir. Ch. Bruggink (Vitens) ontvingen bij hun décharge hartelijke dank voor hun inzet en hun niet aflatende interesse in Kiwa in de afgelopen jaren. De nieuwe Raad van Commissarissen gaat van start met de leden D. Luteijn (presidentcommissaris, voormalig algemeen directeur van Delta), ir. R. Campen (aftredend voorzitter DHV), drs. P. Jonker (DZH) en ir. Ch. Bruggink (Vitens). In de loop van 2007 wordt het vijfde lid geïnstalleerd.
Van Vierssen bekleedt momenteel bestuursfuncties in de BSIK-programma’s ‘Ruimte voor geo-informatie’ en ‘Klimaat voor ruimte’ en is lid van de wetenschappelijke adviesraad van Delft Cluster. Hij is sinds 1987 hoogleraar Aquatische Ecologie in Delft (IHE) en Wageningen
H2O / 23 - 2006
5
NATIONALE CONFERENTIE WATERBEHEER 2006
By-pass bij Zutphen opnieuw ter discussie In plaats van dijkverleggingen langs de IJssel bij Zutphen komt opnieuw het plan voor een nevengeul of by-pass ter hoogte van de stad ter sprake. Als uitvloeisel van de PKB Ruimte voor de Rivier is een uitwisseling van maatregelen langs de grote rivieren mogelijk als de veiligheid maar niet in het geding komt. De Eerste Kamer gaat wellicht vóór Kerstmis de op 14 november geschorste vergadering over de PKB voortzetten, dan opnieuw met de demissionaire staatssecretaris Schultz van Haegen. De behandeling werd geschorst vanwege onenigheid over de aanleg van een hoogwatergeul bij Veesen-Wapenveld tussen Zutphen en Deventer. De Eerste Kamer is daar tegen.
D
e nieuwe ontwikkelingen rond ‘Ruimte voor de Rivier’ kwamen aan de orde tijdens de tweedaagse nationale conferentie over waterbeheer van Studiecentrum voor Bedrijf en Overheid op 21 en 22 november in het Kurhaus in Scheveningen. Een by-pass is voor Zutphen aantrekkelijk, omdat de gemeente in het tussenliggende gebied een wijk wil aanleggen (zie illustratie). In Den Haag wordt onderzoek naar de by-pass niet tegengewerkt. Eind 2001 diende een consortium van Dienst Landelijk Gebied, Arcadis en woningcorporatie Hanzewonen het ontwerp voor blauwe by-passes in voor de prijsvraag ‘Waterlandschap van de toekomst’ (zie H2O nr. 21 uit 2001, pag. 36). Het won uiteindelijk de publieksprijs. De
De by-pass bij Zutphen
by-pass moet vooral het waterafvoerend vermogen van de IJssel vergroten. De al langer omstreden hoogwatergeul Veessen-Wapenveld (zie kaart én H2O nr. 23 uit 2005, pag. 28) vindt een meerderheid van de Eerste Kamer niet nodig, omdat die gebaseerd is op een afvoer van 18.000 kubieke meter per seconde bij Lobith, terwijl de wettelijke norm bij 16.000 kubieke meter ligt. De eveneens omstreden dijkverlegging bij Lent kan niet meer teruggedraaid worden. Dat geldt niet voor een heleboel kribverlagingen in de Waal. Daarvoor presenteerde Henk de Hartog van de Provincie Gelderland tijdens de conferentie in Scheveningen verschillende alternatieven, die uitgewerkt waren door een uitgebreide werkgroep van omwonenden, bedrijven, 14 gemeenten, het Waterschap Rivierenland en de Provincie Gelderland zelf. Bovendien zijn de alternatieven doorberekend door de Radbouduniversiteit en TNO.
De geplande hoogwatergeul bij Veessen-Wapenveld
Hoogleraar Wim van Leussen van de Universiteit van Twente betoogde in een bijdrage over de Hoogwaterrichtlijn van de Europese Unie dat Nederland snel met de voorbereiding van de implementatie hiervan moet beginnen. Hij pleitte ervoor werk te gaan maken van een echte integrale gezamenlijke stroomgebiedsbenadering, zowel op regionaal als nationaal en internationaal niveau. Bij ieder internationaal stroomgebiedsdistrict dat volledig in de Europese Unie ligt, moeten de lidstaten ervoor zorgen dat er één internationaal overstromingsrisicobeheerplan komt, zo is in Brussel afgesproken. Astrid Stokman van de Provincie NoordHolland kwam met een betoog over de noodzaak tot een zeewaartse kustversterking van enkele honderden meters. In de laatste kustnota en de Nota Ruimte legt de regering de nadruk op het afremmen van nieuwe ontwikkelingen in de kuststreek. En daar wil de Provincie Noord-Holland vanaf. Veiligheid blijft wel voorop staan, maar daarnaast spelen recreatie, woningbouw en andere bedrijvigheid ook een grote rol. In januari of februari gaat de provincie de kustbewoners informeren over de mate van veiligheid van de huidige zeeweringen en de risico’s die zij lopen.
Punten voor de formateur Als punten voor de formateur noemde dagvoorzitter Peter van Rooy een coördinerend minister voor water en klimaat (kustbeleid), bij voorkeur bij het Ministerie van Verkeer en Waterstaat, het voortzetten van gebiedsontwikkeling, het toetsen van alle grote investeringen in het westen van Nederland aan hun klimaatbestendigheid en duidelijkheid over de financiering van de implementatie van de Kaderrichtlijn Water.
6
H2O / 23 - 2006
verslag ‘Te veel organisatie hindert innovatie’ De NVA en KVWN hebben tijdens de gezamenlijke najaarsvergadering op 24 november in Amsterdam het groene licht gekregen om de nog bestaande discussiepunten rond de fusie van beide verenigingen uit te werken, zodat eind volgend jaar het formele besluit tot samengaan genomen kan worden. Op de zogeheten houtskoolschets die beide besturen aan de leden voorlegden, kwam geen enkel punt van kritiek. aldus Peters. Hij is er voorstander van om de uitvoerders bij elkaar te zetten in plaats van de beleidsmakers. Van de praktische mensen is eerder innovatief gedrag te verwachten, zo liet hij zijn betoog weten. Matthieu Weggeman waarschuwde ook voor te veel organisatie. Hij beoordeelde de fusie van de KVWN en de NVA als positief, omdat dan ruimte voor specialismen kan onstaan. De combinatie zal tot synergie leiden als tenminste de vakkennis in huis gehouden wordt, aldus Weggeman. Innovatie is volgens hem een noodzaak. “Wie niet innoveert, heeft geen toekomst.”
Scriptieprijs Tijdens het WaterSymposium werd voor de eerste maal de NVA/KVWN-scriptieprijs uitgereikt. Hij ging naar Erik Horstman van de Universiteit van Twente. Zijn scriptie handelt over de effectiviteit van de inzet van open water als calamiteitenberging voor de Vlietpolder in het beheergebied van het Hoogheemraadschap van Delfland. Volgens de jury is het resultaat van het onderzoek direct bruikbaar. De prijs bestaat uit een oorkonde en een bedrag van 1.000 euro. In totaal waren 14 scripties ingezonden. Foto’s: Rick Keus Jaap Peters
H
et WaterSymposium dat op de vergadering volgde, stond in het teken van innovatie op watergebied. Dat thema werd behandeld door hoogleraar Organisatiekunde Matthieu Weggeman en Jaap Peters, auteur van onder andere het boek ‘Intensieve menshouderij (hoe kwaliteit oplost in rationaliteit)’.
Matthieu Weggeman
Geplande innovatieve maatregelen die ook nog moeten voldoen aan allerlei subsidieregels zullen nooit tot innovatie leiden, Erik Horstman krijgt de oorkonde die bij de scriptieprijs hoort, uit handen van jury-voorzitter Agnes Maenhout.
Peters schetste de huidige realiteit: inhoudelijk vakmanschap verdwijnt, opdrachtgevers hebben steeds minder kennis van zaken, besturen op afstand is in, managers sturen aan de hand van kengetallen én als laatste krijgt kwantiteit meer aandacht dan kwaliteit. Volgens Peters is momenteel niet de echte realiteit, maar de virtuele werkelijkheid belangrijker. Hij verwees naar de Nederlandse Spoorwegen die het belangrijker vindt dat het prestatiecontract gehaald is dan dat de reizigers op tijd op hun bestemming zijn aangekomen. Innovatie komt spontaan, nooit via planning, meent Peters. De brandbrief die eind april vanuit betrokken personen uit de watersector geschreven is over het ontbrekende élan binnen de sector en allerlei creatieve oplossingen voor problemen die opdoemen, kunnen tot innovatie leiden.
H2O / 23 - 2006
7
SOUPLESSE In de aannemerij gaat het allang niet meer alleen om de techniek. Het verschil tussen meetellen en afvallen wordt ook bepaald door het elastisch vermogen. Hoever kun je je strekken? Door complete projecten onder te brengen bij één opdrachtnemer worden processen beter beheersbaar. Dat zorgt voor kwalitatief en financieel beter rendement. Kijk daarom ook eens wat GMB vóór en mét u kan doen. Als multidisciplinaire organisatie met activiteiten in de grond-, weg-, water-, beton- en industriebouw. Met een brede portfolio aan specialismen. En niet te vergeten: met het talent om zich soepel te schikken naar alle omstandigheden.
Bel voor meer informatie (0488) 44 94 49 of kijk op www.gmb.eu
actualiteit ‘Schoon’ effluent een stap dichterbij Op de onderzoekslocatie rwzi Maasbommel van het Waterschap Rivierenland wordt momenteel, in samenwerking met Royal Haskoning en STOWA, een aantal polishingtechnieken getest voor vérgaande zuivering van het effluent. Op basis van de eerste resultaten kan geconcludeerd worden dat met polymeerdosering en met een actieve koolkolom de MTR-waarde voor zware metalen kan worden bereikt. Verder vertoont de koolkolom op bioassays een aanzienlijk beter effluent dan dat van de nabezinktank en resteert een veel lagere hormoonverstorende activiteit.
V
oorheen zijn op de rwzi Maasbommel een pilot-membraanbioreactor en continue zandfiltratie getest. Tijdens dit onderzoek bleek dat de effluentkwaliteit niet op alle componenten voldeed aan de MTR-waarde voor oppervlaktewater (STOWA-rapport 28-2004). Om die reden worden dit en volgend jaar enkele configuraties getest (drie maanden per configuratie): • effluent nabezinktank - flocculatie (polymeer) - ultrafiltratie • effluent nabezinktank - actieve kool (poederkoolreactor) met ultrafiltratie • effluent nabezinktank - flocculatie (polymeer) - actieve kool (poederkool) - ultrafiltratie • effluent zandfilters - actieve kool (kolomopstelling). Deze configuraties hebben tot doel een aanvullende verwijdering van pesticiden/ herbiciden, PAK’s, zware metalen en nutriënten te realiseren. Een belangrijke leidraad voor deze keuze van stoffen is de prioritaire stoffenlijst voor oppervlaktewater van de KRW. Voor toetsing van de effluentwaarden is, in samenwerking met het RIZA, ook geanalyseerd op basis van de beoordeling van het totaaleffluent. Zo zijn reeds verschillende bioassays voor acute
toxiciteit uitgevoerd, alsmede de ER-Caluxtest voor bepaling van de hormoonverstorende werking van het effluent. Nu het onderzoek ruim een half jaar onderweg is, zijn de eerste resultaten te zien. Voor de polymeerdosering is gebruik gemaakt van een flocculatiereactor en ultrafiltratiemembranen. Het effluent van de nabezinktank is hierin geleid, waarna een polymeer met sulfide- en hydroxidegroepen is toegevoegd voor de verwijdering van zware metalen. Bij toetsing van het effluent aan de MTR-waarden voor oppervlaktewater is in het vorige onderzoek gebleken dat alleen koper, zink en nikkel problematisch waren. In tabel 1 zijn de resultaten van de polymeerdosering voor deze metalen weergegeven inclusief de MTR-waarden. Achter het tweetal full-scale continue zandfilters is voor dit onderzoek nog een pilotschaal (één kubieke meter per uur) actieve koolkolom geplaatst. Voor de algemene werking van de kolom is het CZVgehalte als gidsparameter aangehouden, waarbij een gemiddeld rendement van 40 procent ten opzichte van het effluent van de zandfilters is gevonden. Verder bleek, opmerkelijk genoeg, dat de effluentwaarden
Tabel 1. Gemiddelde effluentgehaltes zink, koper en nikkel (in μg/l) tijdens een intensieve meetperiode (twaalf metingen) en MTR-waarden voor oppervlaktewater
parameter
zink koper nikkel
effluent nabezinktank
effluent polymeer + UF
effluent zandfilters
effluent koolkolom
MTR-waarde
16,69 2,2 2,05
3,78 0,54 0,4
12,15 1,34 1,54
3,42 0,5 1,22
9,4 1,5 5,1
Afb. 1: Eerste resultaten TEB-analyses voor Daphnia, microtox en algen
van zware metalen nagenoeg gelijk zijn aan die van de polymeerdosering (zie tabel 1). Het hoofddoel van de koolkolom is echter de verwijdering van organische microverontreinigingen en een verbeterde score op bioassays. Hiervan zijn op dit moment alleen nog de resultaten van de bioassays bekend. Voor de TEB-analyses zijn de testen voor de Daphnia, microtox en de alg uitgevoerd, waarvan de resultaten zijn weergegeven in afbeelding 1. Hieruit blijkt dat de koolkolom veruit het beste effluent vertoont en dat de polymeerdosering een lichte verslechtering veroorzaakt. Wat betreft de ER-caluxmetingen voor bepaling van de hormoonverstorende activiteit, levert de koolkolom ook de beste waarden (onder de detectiegrens). Ten opzichte van de nabezinktank laat de polymeerdosering nog een beperkte verbetering zien, maar het zandfilter levert een lichte verslechtering.
Laatste proeven De komende maand worden nog proeven uitgevoerd met een poederkoolreactor en een combinatie van poederkool met polymeer. Daarbij zal ook aandacht worden besteed aan de verwijdering van geneesmiddelen. Het onderzoek zal in het voorjaar van 2007 worden afgerond. Ferdinand Kiestra en Jans Kruit (Royal Haskoning) Dennis Piron en Jacques Segers (Waterschap Rivierenland) Cora Uijterlinde (STOWA)
H2O / 23 - 2006
9
DE WATERHUISHOUDING VAN CORUS
“Herbezinning op watergebruik nodig” Aanrijden op de Corusvestiging in IJmuiden, het vroegere Hoogovens, langs de zuidoever van het Noordzeekanaal, is telkens weer een belevenis: het silhouet van de diverse staalfabrieken, de pluimen van witte stoom, de brandende gasvlam, ‘s avonds de zee van lichtjes. Daarvóór het sluizencomplex aan de mond van het Noordzeekanaal met de bedrijvigheid langs het water aan weerskanten. Een bedrijf dat zich bewust op die plek, direct aan de Noordzee, gevestigd heeft in verband met de aanvoer van grondstoffen, de afvoer van producten naar het achterland, - 85 procent van de afzet vindt plaats naar de Europese markt, inclusief Nederland -, èn de beschikbaarheid van water, veel water. Over de vraag wat Corus allemaal met water en afvalwater doet, welke zorgen het bedrijf op dit punt heeft en welke verwachtingen er voor de toekomst zijn, ditmaal niet een gesprek met één man, maar met drie: Antoine van Hoorn, seniorconsultant water en afvalwater van de afdeling Environmental Management, Pascal Bonte, manager demiwater en Mark de Haan, manager water, beide van de afdeling Energiebedrijf.
Wvo-heffing betalen van circa 700.000 euro per jaar, en daarnaast de grondwateronttrekkingsbelasting van 150.000 euro per jaar. Tegen deze naar onze mening niet terechte heffing hebben we lang gestreden. De Raad van State heeft ons echter niet in het gelijk gesteld.”
Maken jullie zelf drinkwater? “Neen, dat kopen we in bij PWN. Dat is onze kleinste stroom, 500.000 kubieke meter per jaar voor alle kantoren en bedrijfsgebouwen. De laatste stroom, de vijfde, is weer een grote: 22 miljoen kubieke meter brak water dat we aan de binnenzijde van de sluizen uit de Staalhaven onttrekken. Met dat water wordt het granulaat besproeid dat na het winnen van staal uit het ijzererts overblijft als restmateriaal. Het granulaat heeft een temperatuur van 1200 à 1300°C en moet afgekoeld worden tot omgevingstemperatuur. Daarbij verbrokkelt het materiaal. Uiteindelijk wordt dit slakgranulaat opnieuw gebruikt in de cementproductie van ENCI, ook op dit complex gehuisvest. Het totale jaarlijkse waterverbruik bedraagt gemiddeld 225 miljoen kubieke meter oftewel 7.500 liter per seconde.”
Dat levert ook een aanzienlijke afvalwaterstroom op.
Van links naar rechts: Antoine van Hoorn, Pascal Bonte en Mark de Haan
Hoe vitaal is water voor Corus? “Water vervult bij Corus twee hoofdfuncties. We hebben heel veel koelwater nodig voor de processen in het bedrijf. Daarnaast worden de rookgassen die vrijkomen, gereinigd met water. En behalve het water dat verdampt, wordt een groot deel van dat water omgezet in afvalwater, dat weer gezuiverd moet worden.” “We onderscheiden vijf hoofdstromen. We gebruiken 150 miljoen kubieke meter zeewater per jaar voor doorstroomkoeling. We pompen het op uit de buitenhaven en we lozen het daar ook weer in. Dat water wordt gemiddeld acht graden opgewarmd. In diezelfde haven lozen we het afvalwater, tot 1980 gedeeltelijk ongezuiverd, inmiddels bijna volledig gezuiverd. Sinds het ingenomen water veel schoner is geworden, hebben we grote problemen met mosselaangroei in de toevoerleidingen. Onder andere om die mosselen de baas te blijven, moeten we chloorbleekloog doseren.” “De tweede stroom qua hoeveelheid is het WRK-water. In alle WRK-leidingsystemen hebben we capaciteit gereserveerd. Onze
10
H2O / 23 - 2006
afname is circa 35 miljoen kubieke meter per jaar, meestal direct uit WRK I en II: de leidingen vanuit Nieuwegein. Dat water wordt gebruikt voor de voeding van de demiwaterinstallaties, gaswassing en in circulerende koelwatersystemen, systemen waarin een koeltoren is ingebouwd. Om kalkafzetting, biologische groei en corrosie tegen te gaan, worden aan dat water chloorbleekloog en andere chemicaliën toegevoegd.” “De derde stroom is het zoute grondwater, opgepompt uit putten tot 220 meter diep. Onder ons terrein bevinden zich twee kleilagen, waardoor we met drie watervoerende pakketten te maken hebben: het eerste zoet, het tweede en derde zout. We pompen 15 miljoen kubieke meter per jaar op, altijd op een temperatuur van 14°C, ideaal voor koeling, daar waar een koeltoren geen oplossing is omdat je daarmee de temperatuur niet ver genoeg omlaag krijgt. Dit water wordt alleen maar vier of vijf graden verhoogd. Wel moeten we voor deze stroom grondwater, die op oppervlaktewater gebracht wordt, de volledige
“Voor de zuivering van het afvalwater hebben we lang geleden gekozen voor een concept waarbij elke fabriek zijn eigen afvalwater zuivert. Ieder afvalwater is anders. De ene keer moet alleen zwevende stof verwijderd worden, de andere keer vooral zware metalen, in weer een ander geval is een biologische zuivering nodig. We onderscheiden zo 15 fabrieken met ieder een eigen zuiveringsinstallatie en ook een eigen Wvo-vergunning voor lozing op de buitenhaven.” “Voor het huishoudelijk afvalwater van de 10.000 medewerkers van Corus plus de enkele duizenden medewerkers van externe bedrijven die op het terrein aan het werk zijn, hebben we een biologische waterzuiveringsinstallatie op ons Centraal Afvalstoffenverwerkingsbedrijf (CAB). Daar worden de specifieke afvalstromen verwerkt.”
Wat voor speciale stromen? “De walsen in de walserijen hebben olie nodig. Die olie vermengt zich met water tot emulsies. We scheiden deze emulsies weer met keramische membramen. Lang voordat membranen in de watersector ‘hot news’ waren, gebruikten wij ze al. De olie wordt dan weer als reductiemiddel in de hoogovens gebruikt, het water gaat naar de biologische zuivering.” “Bij het CAB proberen we zoveel mogelijk afval te recyclen. Het betreft vooral het afgevangen stof van de gasreinigingsinstallatie, maar ook het stof dat op de wegen neerslaat. Over het terrein rijden namelijk permanent zuigauto’s rond die stof weghalen. Het stof wordt toegevoegd aan de sinter- en pelletproductie, het voorbakken van het ijzererts tot brokken en knikkers, waaruit in de hoogovens met de steenkool die tot cokes vergast is, het ijzer wordt geproduceerd.”
*thema Hoe modern is Corus? “De staalproductie werkt met temperaturen tot 1600°C. Koeling is een essentieel onderdeel, bijvoorbeeld bij het uitwalsen van het ruwe staal van plakken van 22 centimeter dikte tot producten die tot een ‘dikte’ van één millimeter kunnen gaan. Vroeger was zo’n productielijn honderden meters lang en bestond uit allemaal aparte delen in verschillende fabrieken. Onze moderne hightech gietwalsinstallatie comprimeert deze nu in één fabriek, die maar 150 meter lang is. Dat scheelt veel aan energie, transport, personeel en ruimtebeslag. Waar vroeger 800 man nodig waren, zijn het er nu maar 100. Van deze installaties staan er een paar op de wereld. Bij elke stap komen dampen en gassen met hun verontreinigingen (vooral stof ) vrij. Deze worden met filters (droog) of gaswassers (nat) gereinigd. We hebben grote investeringen gedaan in milieumaatregelen. Vroeger kostten die geld, nu worden ze gezien als een onderdeel van de bedrijfsvoering. Als milieuafdeling zit je altijd tussen twee vuren: de eisen van de overheid en de wensen van de bedrijfsvoering. Op basis van je eigen vakmanschap en verantwoordelijkheid moet je goede adviezen geven.” “Probleem was dat vroeger veel te weinig kennis over de zuivering van bedrijfsafvalwater aanwezig was. In 1972 zette Dégrémont hier een installatie neer voor de zuivering van het moeilijkst te zuiveren afvalwater, dat uit de kooksfabriek, gebaseerd op het proces van zuivering van huishoudelijk afvalwater. Daar hebben we twaalf jaar lang alle denkbare problemen mee gehad: licht slib, pinpointflocs, geen afbraak. Toen zijn we overgegaan op een fluïdized bed-systeem van Dorr Oliver. Ook daar hebben we tien jaar problemen mee gehad. Eind jaren ‘90 hebben we vier afvalstromen van verschillende bedrijven bij elkaar gevoegd, waardoor we betere CZV- en N-verhoudingen kregen in een carrousel (gebouwd door DHV) die van begin af aan perfect gewerkt heeft. Wel worden lokaal eerst zware metalen verwijderd uit de verschillende afvalwaterstromen.”
Zijn jullie klaar? “Neen, het moeilijkste stuk komt waarschijnlijk nog. De KRW stelt grofweg dat in 2012 alle oppervlaktewateren aan bepaalde eisen moet voldoen. Belangrijk punt voor ons is in dit kader onder andere waar de overheid de grens tussen de gebieden RijnWest en het kustgebied gaat leggen. De eisen daarvoor zullen verschillend zijn. Maar in ieder geval zullen we lozingen van prioritaire stoffen verder moeten gaan saneren. Een aantal zware metalen mag misschien helemaal niet meer geloosd worden. En in kolen en in erts zitten nu eenmaal altijd zware metalen. Voor arseen bijvoorbeeld hadden we vroeger een gaswassing met zeewater. Het arseen ging in lage concentraties allemaal de zee in. Dat hebben we veranderd in een circulatiewassing, waarbij we minder water gebruiken en het arseen concentreren tot 3 mg/l. Dat mochten we niet meer lozen. De hoeveelheid is nog wel 50 kubieke meter per uur. Daarom hebben we nu zelf een
zuiveringssysteem ontwikkeld, met eerst de omzetting van arseniet in arsenaat met waterstofperoxide, dosering van FeCl3 en polyelectroliet, flocculatie en zandfiltratie, gevolgd door specifieke ionenwisselaars. We zullen meer van dit soort exotische en zeer kostbare installaties nodig hebben om kwik en andere zware metalen te verwijderen, maar ook bijvoorbeeld bromoformen en andere trihalomethanen. We hebben ons afvalwater voor 99 procent gesaneerd en nu moet die laatste procent er ook nog uit.”
Hebben jullie enig idee hoe je dat gaat doen? “Door onze locatie was water nooit een beperkende factor. Wij brachten elke soort water waar die nodig was. We worden alleen geconfronteerd met strenge lozingseisen.” “Wij zijn nu gestart met een herbezinning op onze waterfilosofie. Recent hebben we het watergebruik in alle fabrieken nader bekeken. De uitkomsten van dat onderzoek waren verrassend, maar ook leerzaam. Er kan zeker op watergebruik bespaard worden. Door de hoge lozingskosten leveren besparingsinvesteringen ook snel wat op. Maar er is ook zeker hergebruik mogelijk. Een integrale aanpak met meerdere bedrijven kan ketenvoordelen opleveren: een andere procesopzet, wellicht met een betere kwaliteit proceswater, een langere levensduur van installaties en een efficiëntere bedrijfsvoering. Dat levert zeker hoge initiële kosten op maar op termijn ook voordelen.”
interview
renoveren danwel uitbesteden aan een bedrijf. Renoveren kan goed; het ontwerp is robuust en betrouwbaar en kan de voortdurende grote variaties in de vraag goed opvangen. Bij nieuwbouw denk je aan membranen in plaats van ionenuitwisseling, maar dit wordt nog onderzocht. Belangrijk aandachtspunt is de voorzuivering, voor de kat- en anionenwisselaars. We zijn er dus nog niet helemaal uit.”
Hebben jullie met Legionella te maken? “Legionella is in onze branche een belangrijk onderwerp. Toen in 1999 de besmetting in Bovenkarspel plaatsvond, waren wij er nog nooit tegenaan gelopen. Bij British Steel
“Per jaar 225 miljoen m3 zoet, zout en brak water nodig”
Hoe staat het met de demiwaterproductie? “De installatie is eind jaren ‘50 gebouwd met een maximale capaciteit van 700 kubieke meter per uur. We leveren twee waterkwaliteiten met een geleidbaarheid lager dan 0,5 microsiemens per centimeter. De gemiddelde productie bedraagt momenteel 400 tot 500 kubieke meter per uur, maar fluctueert sterk. De hoogste kwaliteit wordt grotendeels (90 procent) gebruikt voor de productie van stoom. De resterende tien procent wordt gebruikt in aparte milieu-installaties. De deuren van de kooksfabriek bijvoorbeeld worden schoongespoten met een druk van een paar honderd bar. Stoom gebruiken we onder andere in de door een stoomturbine aangedreven windmachines: grote compressoren van 6.000 Nm3 per minuut. Bij de bereiding van staal komt zoveel warmte vrij dat het koelwater wordt omgezet in stoom. Ook hier zijn de eisen aan de waterkwaliteit zeer hoog. Bij het walsen en het schoonspoelen mogen zouten geen strepen op de wals of op het product achterlaten. Ook daar heb je demiwater nodig. Daarnaast kunnen we met stoom onze eigen (nood)elektriciteit produceren. In het geval van een landelijke stroomstoring kunnen we onder andere de hoogovens en staalfabriek veilig afregelen.” “Omdat het einde van de levensduur van onze demi-installatie in zicht komt, staan we voor de vraag wat we gaan doen: zelf
was in 1986 al wel een uitbraak geweest. We hebben in 1999 meteen een risico-inventarisatie en een beheerplan opgesteld. We hebben inmiddels al zo’n 9.000 monsters genomen, in vele Legionella gevonden, maar er is bij Corus nooit een geval van legionellabesmetting geconstateerd. Zelfs nu, na alle saneringsmaatregelen, bevat nog 30 procent van de monsters Legionella. De concentraties liggen overigens wel op een veel lager niveau dan in Bovenkarspel het geval was. Vraag is of in Nederland wel alle gevallen van besmetting ontdekt worden. Op basis van de cijfers uit de ons omringende landen zouden we 800 à 900 gevallen per jaar moeten hebben. Er worden er echter maar 150 tot 200 geregistreerd. Dit aantal neemt overigens wel toe.” “Vaststellen van de hoeveelheid Legionella is in industriewater overigens nog een punt apart. Bij een ringonderzoek kwamen diverse laboratoria tot grote verschillen in aantallen in hetzelfde water. Samen met Kiwa Water Research hebben we een onderzoeksvoorstel voor een betere analysemethodiek geschreven. Die moet er echt komen.” “Als Corus zijn we intern altijd heel open over de legionellaproblematiek geweest. We hebben eigen procedures en uitgebreid meegewerkt aan het opstellen van het Arbo-informatieblad 32 met voorschriften voor extra desinfectie en gebruik van beschermingsmiddelen voor industriële waterssystemen. Als ergens weer problemen opduiken, worden zowel onze eigen mensen als derden thuis per brief geïnformeerd. Mensen wordt gevraagd bij eventuele ziekteverschijnselen de huisarts op de hoogte te stellen. De mensen schrikken er niet meer van.” “We doen meer dan in het huidige Waterleidingsbesluit staat. Wij blijven risico-inventarisaties en legionella-beheersplannen maken, hoewel dat formeel niet meer hoeft. We hebben als bedrijf onze eigen verantwoordelijkheid. Met onze kennis en ervaring zouden we eigenlijk veel meer aan de weg moeten timmeren, ook op dit gebied.” Maarten Gast
H2O / 23 - 2006
11
MANAGER KIWA INDUSTRIE & WATER RONALD HOPMAN:
“De kracht van het OPIW is dat het interactief, vraaggestuurd en facultatief is” Stel: je bent een industrieel bedrijf en je hebt een vraag over proceswater. Daar wil je graag antwoord op. Maar het is te duur om in je eentje op onderzoek uit te gaan. Bovendien, zo beredeneer je, twee weten meer dan één. De oplossing: zoek elkaar op en ga samen aan de slag. Ziehier in een notendop de eenvoudige basis van een unieke samenwerking: het Onderzoeksprogramma Industrie & Water (OPIW) van Kiwa Industrie & Water, dat begin dit jaar van start ging. De deelnemende partijen hebben zich inmiddels zeer enthousiast verklaard. Volgens Ronald Hopman, manager Kiwa Industrie & Water, ligt de kracht van het programma in het feit dat het interactief, vraaggestuurd en facultatief is. Op 28 februari gingen 18 Nederlandse en Belgische bedrijven met elkaar en met Kiwa Industrie & Water in zee. Afkomstig uit de drinkwatersector, verschillende industrieën en de leveranciershoek brachten deze bedrijven geld en kennis bij elkaar om oplossingen te vinden voor prangende vraagstukken. Vraagstukken waar alle deelnemende bedrijven in hun dagelijkse activiteiten mee te maken hebben. Aan het eind van dit jaar zijn de eerste projecten afgerond en weten de bedrijven precies wat de stand van zaken is voor wat betreft onderwerpen als proceswaterbereiding uit brak grondwater, het toekomstscenario demiwaterbereiding, het verwijderen van zout uit proceswaterstromen en koelwaterbehandeling. Kiwa Industrie & Water is de sturende en stuwende factor in het geheel.
Allemaal dezelfde vraag Het OPIW is ontstaan vanuit de vraag van bedrijven. Hopman: “In 2004 heeft Kiwa Water Research Kiwa Industrie & Water opgericht. Van oudsher zijn we er natuurlijk voor de drinkwaterbedrijven. In 2004 kwamen we tot de conclusie dat het tijd was om ook naar andere markten
12
H2O / 23 - 2006
te gaan kijken.” Dat naar andere markten kijken resulteerde in multiclientonderzoek, bilaterale projecten - ofwel consultancy - en een platform voor de industrie gericht op water. In het industrieplatform werden vier netwerkgroepen opgericht: de voedselverwerkende industrie, de chemie-, papier- en industriewaterbedrijven. De netwerkgroepen bleken een gouden greep. “In die groepen kwamen bedrijven met elkaar in contact, niet alleen met collega’s uit de eigen branche, maar ook met bedrijven uit andere branches. Ze kwamen erachter dat ze op watergebied allemaal dezelfde vragen hadden over onderwerpen als waterhergebruik, ontzouting, alternatieve methoden voor koelwaterbehandeling, membranen en de bereiding van ketelvoedingwater. Daar wordt veel over gepraat in de markt. Voor een individueel bedrijf is het te kostbaar om antwoord te krijgen op zulke vragen. Maar stel je ze met meerdere partijen, dan kun je de kosten delen. Zo is het OPIW ontstaan.” De onderwerpen voor het ontwikkelingsprogramma komen voort uit discussies en workshops voor en met eindgebruikers. “Op deze bijeenkomsten zijn geen leveranciers
aanwezig”, zegt Hopman. “De bedrijven praten onderling over de dingen waar zij tegenaan lopen. Zonder de toeleveranciers erbij praten ze vrijer over dat soort zaken. Er is dan immers niemand aanwezig die meteen zijn product wil slijten. De onderwerpen die uit deze discussies en workshops naar voren komen, krijgen overigens niet allemaal een projectstatus. Ze worden geselecteerd op hoeveel bedrijven in het onderwerp geïnteresseerd zijn. Soms haken bedrijven op een later moment in.” Het selecteren van de projecten is een aardige klus, zegt Hopman. “Het kost ons ontzettend veel energie en inspanning om alle wensen en wensjes op elkaar af te stemmen. Daar staat tegenover dat er vanuit de bedrijven een enorm commitment is. Ze hebben duidelijk het gevoel dat het hun projecten zijn. Daarom zijn ze ook bereid er tijd, energie en geld in te steken.”
Tevreden klanten Uit het klanttevredenheidonderzoek dat onlangs onder de deelnemers werd uitgevoerd, blijkt dat de bedrijven bijzonder tevreden zijn over de activiteiten van Kiwa Industrie & Water. Ook het OPIW wordt zeer goed gewaardeerd. “De kracht van het programma zit in het feit dat het interactief, vraaggestuurd en facultatief is. De industrie zegt dan ook: ‘Wat er ook gebeurt, dit gaat dóór.’ Zij ziet aan haar kant de aanwezige kennis op het gebied van proceswater verminderen, terwijl een sterke behoefte bestaat aan kennis, bijvoorbeeld over technologie en ontwikkelingen in de regelgeving.” “De bedrijven hebben naar aanleiding van het onderzoek ook meegedacht over hoe we nu verder moeten met het kennisinstituut. Tot nu toe is bijvoorbeeld nog niets gedaan met afvalwater, energie en koelwater, terwijl daaraan wel behoefte is. Wat dat laatste onderwerp betreft, hebben we overigens al een goede invulling gevonden. Een pensionaris van DSM met veel kennis over koelwater, heeft die kennis bij DSM niet kunnen overdragen. Nu komt hij met veel plezier een paar dagen per maand bij ons om die kennis hier door te geven. Wat hij weet, sluit aan bij wat wij al weten. Dus dat komt mooi samen.” Tevreden klanten dus. Maar Ronald Hopman wil ervoor waken dat het kennisinstituut ten onder gaat aan zijn eigen succes. “Dat het goed gaat, kan een valkuil zijn. Er komt veel op ons af. We krijgen nu ook aanvragen vanuit het buitenland. Coca Cola Engeland heeft bijvoorbeeld gevraagd hen te assisteren bij de planvorming van
*thema
een nieuwe proceswaterbereiding in één van hun fabrieken. We hebben een reactie gegeven op ontwerp- en bouwvoorstellen van het Britse Severn Trent Services. De komende maanden moeten we keuzes gaan maken over hoe we ons verder willen ontwikkelen. Want het succes is natuurlijk leuk, maar ondertussen moet je het werk
intern wel goed kunnen organiseren én kunnen bemensen.” Het succes van het OPIW blijkt ook uit het programma voor 2007. Dat is groter en er doen meer én nieuwe bedrijven aan mee. Ook inhoudelijk is het
interview
programma verbreed. “Dit jaar draaien de projecten voornamelijk om waterbehandeling”, zegt Hopman. “Volgend jaar gaan we ons onder andere ook richten op waterinfra-
“Vanuit de bedrijven is er een enorm commitment”
Ronald Hopman
structuur, -kwaliteit, -systeemmanagement en de invloed van de Kaderrichtlijn Water op het gebruik van water in de industrie.”
Voordeel voor waterbedrijven Kiwa Industrie & Water, en daarmee het OPIW, is inmiddels een belangrijke loot geworden aan de Kiwa Water Researchboom. Het OPIW geeft, als één van de activiteiten samen met de watergebruikende industrie en verschillende waterbedrijven, mede vorm aan het kennisinstituut. Hopman: “Het is belangrijk dat er meer poten onder onze organisatie zijn gekomen. Niet alleen vanwege de continuïteit van Kiwa Water Research, maar ook omdat zo kruisbestuiving plaatsvindt op het gebied van industrie- en drinkwaterkennis. Daar hebben alle partijen profijt van.” “De waterbedrijven stonden aanvankelijk enigszins sceptisch tegenover het initiatief. Zij hadden zoiets van: jullie zijn er toch voor ons? Inmiddels is duidelijk dat voor Kiwa Water Research tevens een rol is weggelegd in aanvullende zaken en dat dit de waterbedrijven ook goed van pas kan komen. Sommige waterbedrijven leveren tenslotte zelf ook ander water aan de industrie. Een aantal waterbedrijven doet ook mee aan het OPIW. Daarnaast zijn er verschillende projecten waarin waterbedrijven, de industrie en Kiwa Industrie & Water samenwerken.” “Uiteindelijk blijven natuurlijk de waterleidingbedrijven de allerbelangrijkste klanten van Kiwa Water Research”, besluit Hopman. “Onze expertise is tenslotte voor het grootste deel gericht op drinkwater. Maar de vraag die we ons vóór 2004 nog stelden: ‘Moeten we wat doen in de industrie?’ Die is niet meer relevant; we dóen wat in, met en voor de industrie!”
H2O / 23 - 2006
13
Van onderzoek naar oplossing
BODEMSANERING WAT E R B E H E E R FUNDERINGEN
G A V O O R M E E R I N F O R M AT I E N A A R O N Z E W E B S I T E :
WWW.WARECO.NL
verslag
Druk op gemeenten om bedrijfsmatiger te werken De gemeenten kregen er van langs, op een bijeenkomst over samenwerken in de waterketen, georganiseerd door de Provincie Noord-Holland, de hoogheemraadschappen Hollands Noorderkwartier, Rijnland en Amstel, Gooi en Vecht, de (drink)waterbedrijven Waternet en PWN ĂŠn de Vereniging van Noord-Hollandse Gemeenten op 15 november in Hoorn.
I
edereen kan leren van de schaalvergroting en de groeiende efficiency in de drinkwatervoorziening in Nederland. Het kan als voorbeeld dienen voor de riolering, die nu erg versnipperd is en verre van bedrijfsmatig, aldus Martien den Blanken, directeur van PWN. Gerard Doornbos, dijkgraaf van Rijnland, verbaasde zich erover dat het zo lang duurt voordat mogelijke besparingen door gemeenten benut worden. In het bedrijfsleven zou niet gewacht worden. Zijn collega-dijkgraaf Johan de Bondt van Amstel, Gooi en Vecht benadrukte dat alle nutsvoorzieningen, behalve de riolering, bedrijfsmatig zijn georganiseerd. Alledrie de critici zagen niet in waarom gemeenten niet bedrijfsmatiger kunnen gaan werken. Het weerwoord van de Diemense wethouder Grondel dat rioleringswerkzaamheden nauw samenhangen met het wegbeheer, wat het er voor de gemeenten niet gemakkelijker op maakt, kwam bij hen niet sterk over. Volgens Doornbos zijn alle praktische problemen oplosbaar. Volgens hem gaat het in wezen om een bestuurlijk politiek probleem. Dijkgraaf Monique de
Vries van Hollands Noorderkwartier noemde het een competentievraagstuk.
Uitbesteden Negen gemeenten in de Noordkop, inclusief Texel, werken sinds vijf jaar deels samen, bijvoorbeeld bij het uitbesteden van het onderhoud aan gemalen en de monitoring van riooloverstorten (zie kader). Op dat laatste vlak lopen de gemeenten voorop in Nederland. Maar erg hoog ligt het rendement van de samenwerking niet. De kostenbesparingen zijn moeilijk concreet te maken. Een ander voorbeeld van samenwerkingsinitiatieven in Noord-Holland is de samenwerking tussen de gemeente Heerhugowaard en het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier. Hier gaat het om het onderhoud en het beheer van de rioolgemalen. Ondanks de nodige scepsis aanvankelijk bij beide partijen werpt deze samenwerking nu wel zijn vruchten af. Heerhugowaard miste de kennis op dit gebied en had bovendien te weinig personeel om het werk goed te kunnen doen.
Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier en negen gemeenten uit de kop van NoordHolland hebben een afvalwaterakkoord getekend om hun activiteiten en plannen op het gebied van afvalwater samen verder te ontwikkelen en af te stemmen. Zij willen de werkzaamheden op het gebied van riolering en zuivering van afvalwater doelmatiger, kosteneffectiever en op een hoger (kwaliteits)niveau uitvoeren. Zeven Noordkop-gemeenten (Zijpe, Harenkarspel, Anna Paulowna, Niedorp, Schagen, Wieringermeer en Wieringen) hebben nu met het hoogheemraadschap het afvalwaterakkoord gesloten. Met Texel is vorig jaar al een afvalwaterakkoord afgesloten. Den Helder en het hoogheemraadschap zijn in navolging van een optimalisatiestudie afvalwaterketen nog aan het studeren op de meest optimale oplossing voor investeringen in de afvalwaterketen. De samenwerking is ontstaan nadat bij studies naar de meest optimale wijze van het uitbreiden van riolering- en zuiveringtechnische werken (optimalisatiestudies) bleek dat door samen te werken veel geld uitgespaard kan worden. Daarnaast is het doel het verminderen van watervervuiling en het verbeteren van de bedrijfsvoering en dienstverlening. In het afvalwaterakkoord zijn daarover afspraken gemaakt. Onderwerpen uit het akkoord zijn onder meer afkoppelplannen, het aanpakken van foutaansluitingen, het saneren van ongezuiverde lozingen buiten de bebouwde kom en het (opnieuw) vaststellen van de verantwoordelijkheden van het schap en de gemeenten. Met dat laatste punt kunnen onduidelijke beheersituaties opgeheven en in de toekomst voorkomen worden.
In het buitenland is het rioleringswerk vaak heel anders georganiseerd. In Vlaanderen heeft de afgelopen drie jaar een derde van de gemeenten het rioolbeheer ondergebracht bij rioleringsbedrijven. Zweden kent alleen waterketenbedrijven op gemeenteschaal, aldus Hans van der Eem van Welldra.
Voorsprong Hans van der Vlist van VROM zei tijdens de bijeenkomst in Hoorn voorstander te blijven van waterketenbedrijven. Die zullen niet van bovenaf opgelegd worden. De regio moet zelf daarvoor kiezen, aldus de directeurgeneraal Milieu. Dat Noord-Holland daarin een verdienstelijke voorsprong op de andere provincies heeft, werd meermalen benadrukt. De optimalisatiestudies van Hollands Noorderkwartier waren de eerste van Nederland. Waternet blijft het boegbeeld van samenwerking in de waterketen. En het uitbestede gemalenbeheer komt ook nergens anders in het land voor. Het optimaliseren van de interne bedrijfsprocessen, gekoppeld aan schaalvergroting, heeft volgens Van der Eem tussen 1997 en 2005 voor een efficiencyverbetering in de watersector gezorgd van ongeveer 21 procent. Volgens deze procesmanager op samenwerkingsgebied staat Noord-Holland nu voor de uitdaging om vooraanstaand te blijven. Daarbij hebben de gemeenten de sleutel in handen, aldus Van der Eem. Gemeenten moeten zoeken naar mogelijkheden tot professionalisering op het gebied van kennis, schaalgrootte en het uniformeren van de organisatie. De benchmark riolering van vorig jaar liet een grote spreiding zien qua kosten en prestaties die niet louter door omgevignsfactoren kunnen worden verklaard, zo meent Van der Eem. Gemeenten zullen volgens hem ook wel moeten gaan zoeken naar een bedrijfsmatiger opzet van de riolering, vanwege de komende investeringsgolf, de toenemende complexiteit van de riolering, de toename van wateroverlast en de toenemende aandacht voor de kosten van rioolbeheer.
H2O / 23 - 2006
15
Ontwikkelingen op het gebied van sanitatie De ontwikkeling van nieuwe sanitatiesystemen heeft het afgelopen jaar een grote vlucht genomen. Vorig jaar was nog slechts sprake van twee projecten waaraan welgeteld een 20-tal mensen werkte; inmiddels is het aantal projecten in uitvoering en voorbereiding gegroeid tot ruim 15, waaraan inmiddels meer dan 100 mensen werken. In verschillende projectgroepen is de laatste tijd de wens geuit om meer contacten te hebben met en meer te weten te komen over de andere projecten. De Koepelgroep ONSS (Ontwikkeling Nieuwe SanitatieSystemen) is door STOWA in het leven geroepen om de ontwikkelingen op het gebied van de nieuwe sanitatiesystemen te coördineren, af te stemmen en om een platformrol te vervullen. De koepelgroep verzorgde daarom op 31 oktober een bijeenkomst in het Watermuseum te Arnhem. Toen is een overzicht gegeven van de stand van zaken en zijn enkele (onderzoeks)projecten toegelicht. De nadruk lag op medicijnresten en hormoonverstorende stoffen in urine.
V
olgens Bjartur Swart, manager beleid en innovatie bij Grontmij en tevens secretaris van de Koepelgroep ONSS, heeft de ontwikkeling van nieuwe sanitatiesystemen in Nederland inmiddels geresulteerd in een groot aantal projecten waarin telkens een klein stapje is gezet om uiteindelijk een groter doel te bereiken. De projecten die in voorbereiding of afgerond zijn, zijn onder te verdelen in urineprojecten (geel water), zwartwaterpro-
jecten (urine en feces) en mogelijke nieuwe initiatieven. Daar in het verleden een aantal projecten voortijdig is gestrand vanwege de complexiteit, raadt de koepelgroep aan om in toekomstige projecten telkens één onderzoeksvraag bij de kop te pakken. De teller staat momenteel op vier afgesloten projecten, 17 projecten in voorbereiding en zes initiatieven die kunnen leiden tot een nieuw project (zie de kaart van Nederland). Swart riep de deelnemers aan de bijeenkomst
De Koepelgroep ONSS bestaat uit een groep deskundigen van overheden en kennisinstituten die actief zijn op het gebied van de ontwikkeling van nieuwe sanitatiesystemen, aangevuld met deskundigen uit het bedrijfsleven. De deelnemers brengen vanuit hun eigen onderzoeks- en proefprojecten specifieke kennis in en zijn bereid die kennis met elkaar te delen. De koepelgroep adviseert de programmacommissie Waterketen van STOWA. Het netwerk rondom de nieuwe sanitatieprojecten is al redelijk van omvang. Toch ontbreken nog enkele instanties, zoals aannemers en afvalverwerkers. De koepelgroep heeft een aantal doelen voor de korte termijn opgesteld, waarin de nadruk wordt gelegd op medicijnen, zwart- en geel water en pilotprojecten in combinatie met onderzoek en monitoring.
Een overzicht van de sanitatieprojecten in Nederland en hun status (bron: Bjartur Swart, Grontmij / STOWA)
16
H2O / 23 - 2006
op zoveel mogelijk projectgegevens met elkaar uit te wisselen.
Kosteneffectieve medicijnverwijdering Wiely Luttmer, senior medewerker rioleringen van het Waterschap Velt en Vecht, lichtte het urineproject in Sleen (provincie Drenthe) toe. Doel van dit project is de lozing van medicijnresten te verminderen door de urine apart in te zamelen en te zuiveren. Belangrijk hierbij is dat een methode wordt gezocht waarbij deze zuivering op een kosteneffectieve manier plaatsvindt. Samenwerking is gezocht met Woonservice Drenthe. In Sleen worden voor Zorggroep Suydevelt 25 seniorenwoningen gebouwd die onderdeel gaan uitmaken van woonzorgcomplex ‘De Schoel’. De bewoners van deze woningen zullen relatief veel medicijnen gebruiken. ‘De Schoel’ is daarmee, gezien het doel van het project, een geschikte optie. In september 2005 heeft een eerste overleg plaatsgevonden tussen verschillende partijen. Deze hebben een projectgroep in het leven geroepen, die verantwoordelijk zal zijn voor de voortgang, inhoud en kwaliteit van het onderzoek. Het project is echter wel voorzien van een aantal praktische voorwaarden: de volksgezondheid mag onder geen geding in gevaar komen, het ontwerp van het nieuwe sanitatiesystemen moet geschikt zijn voor mensen die zorg nodig hebben en zorgverleners. Ten derde moet, bij onverwacht stoppen of afronding van het project, het urine-inzamelingsysteem te allen tijde weer aangesloten kunnen worden op de riolering. In december 2005 heeft het bestuur van het waterschap ingestemd met het projectvoorstel. Vervolgens is door alle partijen een intentieverklaring getekend waarmee men zich aan de gemaakte afspraken heeft verbonden. De bouw van de zorgwoningen is momenteel in volle gang. Na de realisatie begint het eigenlijke onderzoek. Daarin worden verschillende zuiveringstechnieken getest. De urine-inzameling loopt vooralsnog twee jaar. Wanneer een kosteneffectieve urinezuivering is gevonden, wordt het project als geslaagd beschouwd.
verslag Excursies mogelijk naar rwzi Horstermeer De rwzi Horstermeer is een KRWproeflocatie waar potentiële zuiveringstechnieken worden getest voor het behalen van de toekomstige lozingsnormen. Het is mogelijk een kijkje te nemen op deze proeflocatie.
D
e excursies worden verzorgd door Waternet en Witteveen+Bos. Het eerste bezoek vond afgelopen zomer plaats door de waterschappen Vallei & Eem, Zuiderzeeland, Veluwe, Rijn en IJssel en Groot Salland. Naast een rondleiding op de rwzi en de proefhal krijgen bezoekers informatie en uitleg over ruim anderhalf jaar proefonderzoek. Veel verschillende belangstellende partijen (foto: Hennie van Vliet, Grontmij)
SWITCH In aansluiting op het praktijkonderzoek, zoals dat in Sleen plaatsvindt, schetste Adriaan Mels (Universiteit van Wageningen) de ontwikkelingen in Europees verband op het gebied van medicijnverwijdering. De projectgroep uit Sleen heeft voor het opstellen van het onderzoeksprogramma onder meer samenwerking gezocht met de Universiteit van Wageningen. Mels is daar projectleider voor het Nederlandse deel van het SWITCH-project (Sustainable Water management Improving Tomorrow’s Cities Health), een onderzoeksproject gefinancierd door de Europese Unie dat zich richt op verschillende onderzoeksgebieden. Eén van de thema’s luidt: Eco-Sanitation and Decentralised Wastewater Management. Het thema kent een aantal activiteiten waaronder ontwikkeling van systemen waarmee medicijnresten uit urine en zwart water kunnen worden behandeld. Onderzoekers van de universiteit van Wageningen hebben zich recentelijk intensief hiermee beziggehouden. Het geeft een aantal voordelen om juist de geconcentreerde afvalwaterstromen (geel en zwart water) te zuiveren. Ten eerste voorkomt men met scheiding aan de bron de lozing van medicijnresten in oppervlaktewater. Ten tweede is een geconcentreerde afvalwaterstroom doelmatiger te zuiveren dan een afvalwaterstroom die vele malen verdund is met ander afvalwater. Voor het onderzoek zijn enkele medicijnen geselecteerd. Vervolgens is gekeken naar verschillende mogelijkheden en alternatieven om de geconcentreerde afvalwaterstroom te behandelen. In de nabije toekomst moeten dergelijke zuiveringssystemen in de praktijk getest worden.
in gebruik zijn en de problemen die zich met afzetting van urinesteen kunnen voordoen. Een nieuwe toiletpot is momenteel in ontwikkeling. In Zwitserland is veel onderzoek gedaan naar de problemen met urinesteen. Van deze kennis wordt gebruik gemaakt bij het opzetten van een praktijkonderzoek aan de Christelijke Hogeschool Windesheim in Zwolle. Zolang nog niet alles bekend is, wordt aanbevolen in urine- en zwartwatersystemen voldoende controlepunten aan te brengen van waaruit ook eventueel onderhoud kan plaatsvinden. De voorlopige ervaringen van de gebruikers zijn positief. De aanvankelijke geluidsproblemen in Sneek zijn opgelost en uit een monitoring in Meppel bleek dat de helft van de gebruikers zodanig positief is dat zij een dergelijk toilet ook in de eigen woning zou willen hebben indien dit voor het milieu relevant is. Naar aanleiding van een korte discussie over de economische haalbaarheid en de gewenste technologische context, werd benadrukt dat het enkel nog maar gaat om een onderzoeksfase. Resultaten zullen pas mettertijd beschikbaar komen. Dan kunnen meer concretere uitspraken worden gedaan. Maar inmiddels denken de betrokken partijen hierover al wel na. Zo wordt in Meerstad bij Groningen een eerste kostenbatenanalyse gemaakt.
Op de KRW-proeflocatie wordt de nieuwe generatie nageschakelde zuiveringstechnologie uitvoerig getest. Hiertoe behoren onder andere continue zandfiltratie, multimediafiltratie, nageschakelde actieve koolfiltratie, microzeeffiltratie en ultrafiltratie. Sommige van deze technieken staan beschreven in het STOWA-handboek ‘Verkenning zuiveringstechnieken en KRW’. De fysische zuiveringstechnieken worden ondersteund door toepassing van chemische conditioneringstechnieken van het voedingswater. Aangezien de relatie tussen ecologie en zuiveringsbeheer belangrijk is binnen de KRW, wordt tevens gezocht naar een chemisch-ecologische verbindingszone door toepassing van zogeheten ecologiserende zuiveringsmaatregelen in bijvoorbeeld slootsystemen. Voor meer informatie en aanmelding: Arjen van Nieuwenhuizen of Wilbert Menkveld: (0570) 69 73 17 of Remmie Neef: (020) 460 28 35. Actieve koolfiltratie op de rwzi Horstermeer.
Onderzoekscoördinator Bert Palsma van STOWA opperde dat op een volgende bijeenkomst gepraat zou kunnen worden over de behandeling van zwart water (zoals nu in Sneek plaatsvindt), ontwerp, realisatie, beheer en onderhoud van leidingwerk of de rol van gemeenten binnen nieuwe sanitatieprojecten.
Discussie Tijdens de discussie werd onder andere stilgestaan bij de toiletpotten die momenteel
Derjan Welleweerd (Grontmij)
H2O / 23 - 2006
17
verslag
Pleidooi voor vrije vismigratie in Europese rivieren Ruim 120 deskundigen uit 14 Europese landen waren op 8, 9 en 10 november in Groningen bijeen om ervaringen en ideeën uit te wisselen over de problemen met vismigratie. De organisatie lag in handen van Waterschap Hunze en Aa’s. Sportvisserij Nederland en Rijkswaterstaat Noord ondersteunden het symposium. Het symposium werd afgesloten met een oproep aan de Europese Commissie en de waterbeheerders in Europa.
Pamflet De verzamelde Europese vismigratiedeskundigen werden het unaniem eens over de volgende uitkomsten: •
•
•
•
Beschadigde vis na het passeren van een gemaal (foto: VisAdvies B.V.).
H
et symposium vormde de afsluiting van het Europese (Interreg-)project Community Rivers, waaraan Waterschap Hunze en Aa’s sinds 2004 deelneemt. Met waterbeheerders uit Catalonië, Wales en Tsjechië wisselt het Noord-Nederlandse waterschap kennis uit op het gebied van educatie, communicatie, rivierherstel en vismigratie. Het waterschap is binnen het project trekker van het thema vismigratie en heeft in dit kader het handboek ‘From sea to source’ gemaakt. Zeven collegawaterschappen, Rijkswaterstaat en de Hengelsportfederatie Groningen-Drenthe ondersteunden het project. In het handboek zijn actuele richtlijnen, ideeën en uitgangspunten opgenomen voor
de aanpak van de vismigratieproblematiek. De aan Community Rivers deelnemende partners hebben bijdragen geleverd over die thema’s waar zij goede resultaten mee behalen en die beleidsmakers, rivierbeheerders en natuur- en visserijorganisaties op het juiste spoor kunnen zetten. Het is niet louter een technisch boek over het ontwerpen van vispassages. Thema’s als beleid, visie, communicatie, educatie en monitoring komen eveneens uitgebreid aan bod. Hierbij worden diverse voorbeelden uit verschillende Europese landen aangehaald. Tijdens het symposium is het handboek aangeboden aan Albert Jan Maat, lid van het Europese parlement, en namens Nederland portefeuillehouder van het visserijbeleid.
Dode vissen Greetje de Vries, lid van het dagelijks bestuur van Waterschap Hunze en Aa’s overhandigt het eerste exemplaar van het handboek over vismigratie aan Europarlementariër Albert Jan Maat.
18
H2O / 23 - 2006
Dammen, sluizen, gemalen en stuwen zijn voor de visstand in Europa desastreus. De vissen kunnen hun paai- en opgroeigebieden niet bereiken of ze raken beschadigd en gaan dood in gemalen en turbines. Karakteristieke riviersoorten als de zalm, forel, rivierprik en paling staan onder druk. Doordat dit alles zich onder het wateroppervlak afspeelt, is er weinig van te zien en zijn de problemen lang onderschat. Een doodgeschoten mus bij Domino Day krijgt meer publiciteit dan de tienduizenden vissen die dagelijks sterven in de gemalen en turbines als ze stroomafwaarts zwemmen. De deelnemers aan het symposium stelden een pamflet op, omdat zij vinden dat er een einde moet komen aan het onnodig beschadigen en doden van vissen en het blokkeren van vismigratieroutes in Europa. Op het symposium bleek eens te meer dat de kennis en de technieken beschikbaar zijn om vissen de helpende hand te bieden.
•
•
•
•
Vissen hebben vrije bewegingsruimte nodig vanuit zee naar de paaiplek om zodoende hun essentiële habitat in het stroomgebied te bereiken en hun levenscyclus te volbrengen; Maatregelen zijn noodzakelijk zodat vissen vrij kunnen migreren; Alle obstakels voor vismigratie dienen visvriendelijk te worden aangepast of te worden verwijderd; Waterkrachtenergie kan alleen dan als ‘groene’ energie worden beschouwd wanneer deze geen negatieve gevolgen heeft voor vissen; Vispassages dienen voor alle vissoorten te werken; Vispassages en de effecten op de visstand dienen te worden gemonitoord en geëvalueerd. De verkregen kennis is van belang voor verbeteringen aan vispassages en beleid aangaande biodiversiteit en visserij; De bewustwording onder de burger over de problemen rond de beschadiging van vis in turbines, gemalen en koelsystemen moet vergroot worden; Visserij dient gebaseerd te zijn op duurzaam beheer en visvriendelijke technieken.
Het pamflet wordt nog dit jaar aangeboden aan de Europese Commissie en de waterbeheerders in de lidstaten van de Europese Unie.
Kaderrichtlijn-bestendig? De ecologische doelstellingen en maatregelen voor de Europese Kaderrichtlijn Water worden het komende jaar concreet. Tussen 2007 en 2009 vindt op regionaal, nationaal en Europees niveau de definitieve besluitvorming plaats. Vismigratie vormt een wezenlijk onderdeel van de ecologische doelstellingen voor de KRW, want een gezonde visstand betekent een gezond ecosysteem. Nu 2006 op zijn eind loopt, lijkt het een goed moment om de vismigratiedoelstellingen in te passen in de conceptdoelstellingen van de KRW. Herman Wanningen en Peter Paul Schollema (Waterschap Hunze en Aa’s) Franklin Moquette (Sportvisserij Nederland) Albert Jan Scheper (Hengelsportfederatie Groningen-Drenthe)
R
XXX m TIFSFNFSHP DPN *OEVTUSJFXFH 0DIUFO 1PTUCVT &# 0DIUFO 5FM 'BY
Hoe (ION) selectief bent u? %JSFDUF NFUJOH WBO BNNPOJVN FO OJUSBBU JO ±±O TFOTPS t t t t t t
HFFO DIFNJDBMJ¯OWFSCSVJL EJSFDU NFFUTJHOBBM HFFO NPOTUFSWPPSCFSFJEJOH BVUPNBUJTDIF QFSTMVDIUSFJOJHJOH HSPPU NFFUCFSFJL TQFDJBMF BQQMJDBUJFT
Effluent rioolwater wordt demi-water
I
Effluent van een rwzi wordt binnen enkele maanden op grote schaal gebruikt als demiwater voor bedrijven. Begin volgend jaar gaat Evides Industriewater het effluent inzetten van de rwzi in Terneuzen bij de vestiging van Dow Benelux in dezelfde stad.
n 1999 heeft Evides al een fabriek voor de productie van demiwater gebouwd voor Dow in Terneuzen. Hier werd zeewater gebruikt om demiwater van te maken. Het zoute water uit de Westerschelde heeft als grondstof één nadeel. Door de intensieve scheepvaart is het water erg troebel. Dat maakt de zuivering technisch lastiger en financieel duurder. Bij het zoeken
De installatie waarmee Evides Industriewater demiwater produceert voor Dow Chemical in Terneuzen. Binnenkort gaat deze installatie gebruik maken van het effluent van de rwzi in dezelfde stad (foto: Victor van Leeuwen).
naar een alternatieve bron voor het zeewater bleek het gezuiverde afvalwater van de gemeente Terneuzen ook zeer geschikt te zijn. Daarom heeft Evides de afgelopen jaren uitgebreide tests uitgevoerd met het zuiveren van dit effluent. Uit deze tests bleek dat het effluent, door middel van drievoudige membraanfiltratie, prima is op te werken tot gedemineraliseerd water. De zuivering omvat een microfiltratiestap, gevolgd door een dubbele omgekeerde osmosestap. Evides heeft het onderzoek uitgevoerd samen met de TU Delft. Waterschap Zeeuws Vlaanderen gaat jaarlijks tussen de 1,5 en 4,5 miljoen kubieke meter effluent leveren aan Evides. Evides betaalt hiervoor een geringe vergoeding die afhankelijk is van de hoeveelheid gebruikt effluent en de kwaliteit ervan. Het contract zit dusdanig in elkaar dat het stimulansen bevat om de prestaties te verbeteren. Groot voordeel voor het waterschap is dat bespaard wordt op de kosten om het effluent in de Westerschelde te lozen. De huidige installatie bij Dow voor zeewaterontzilting wordt omgebouwd, zodat het effluent verwerkt kan worden. Evides legt ook de benodigde pijpleiding aan en bouwt de pompinstallatie bij afvalwaterzuivering De Drie Ambachten nabij Sluiskil. Het is voor het eerst dat effluent op deze grote schaal wordt toegepast in het noordwestelijk deel van Europa. De omgebouwde zuiveringsinstallatie wordt op 14 februari officieel in gebruik genomen. De installatie produceert dan per uur 300 kubieke meter demiwater.
productie onderhoud rendement
advertentie
EPFMFO CFQBMFO
WPPS FO EPPS NFOTFO EPFMFO WBO EF QSBLUJKL CFSFJLFO
CMS, een full-service onderhoudsmanagement adviesbureau, voor uw reliability en maintenance engineertaken.
’s-Hertogenbosch • 073 - 648 05 63 • www.rendementinonderhoud.nl
20
H2O / 23 - 2006
*thema
actualiteit
Nieuw onderzoeksthema bij Wetsus: concentraat Binnen onderzoeksinstituut Wetsus is het nieuwe onderzoeksthema ‘concentraat’ van start gegaan. Het onderzoek zal zich richten op oplossingen voor (lozing van) membraanconcentraat, regeneraat van ionenwisselaars en zeer zoute industriĂŤle reststromen.
M
embraanfiltratie en ionenwisseling zijn bij de drink- en industriewaterbereiding bewezen technieken. Deze technieken hebben voordelen ten opzichte van klassieke processen, zoals een uitstekende productkwaliteit, een beperkt chemicaliĂŤngebruik en het tegelijk verwijderen van meerdere parameters. Daar staat als nadeel tegenover dat een (zeer) zoute, geconcentreerde reststroom kan ontstaan. Nu worden deze concentraten geloosd op de riolering of rechtstreeks op het oppervlaktewater. Dit kan (lokaal) leiden tot overschrijding van de lozingseisen. Daarnaast leiden strenger wordende lozingseisen (mede ingegeven door de Europese Kaderrichtlijn Water) ertoe dat naar alternatieve, meer duurzame verwerkingsmogelijkheden voor concentraten gezocht moet worden. Binnen het thema ‘concentraat’ wordt de komende jaren gekeken naar technieken om specifieke componenten zoals zouten en anti-scalants uit concentraten te verwijderen en bij voorkeur opnieuw te gebruiken, concepten voor hergebruik van concentraat in de industrie of landbouw ĂŠn mogelijkheden voor verkleining van het volume aan concentraat. Shell Global Solutions en Vitens zijn de eerste deelnemers binnen dit thema. Ook zijn de
eerste twee onderzoeksprojecten inmiddels gedefinieerd. Bedrijven die interesse hebben voor participatie in dit nieuwe thema, kunnen contact opnemen met de themacoĂśrdinator dr.ir. Maarten Nederlof (06 51 17 99 76 of via e-mail: maarten.nederlof@ wetsus.nl).
Vitens test gesloten waterhuishouding bij pluimveeslachter Vitens Industriewater en Vitens Laboratorium & Procestechnologie testen bij pluimveeslachterij De Vries uit het Friese Haulerwijk twee membraaninstallaties die proceswater opwerken tot water van drinkwaterkwaliteit. De proef wordt deze maand afgerond. De voorlopige resultaten zijn goed te noemen.
H
et hergebruik van proceswater in het directe productieproces van voedingsmiddelen is sinds 1 januari van dit jaar mogelijk met de inwerkingtreding van de nieuwe Europese hygiĂŤneverordening. Deze verordening biedt voedselverwerkers de kans mogelijkheden te verkennen op het gebied van het sluiten van de waterhuishouding in hun bedrijven. Zo worden bij bovengenoemde pluimveeslachterij twee MBR-installaties getest.
Een MBR-installatie waarbij het MBR-effluent wordt behandeld met omgekeerde osmose en nanofiltratie Ên een anaÍrobe membraaninstallatie. Bij de anaÍrobe installatie wordt ook nog gekeken naar de mogelijkheden om gas terug te winnen. Beide installaties blijken buitengewoon geschikt om het proceswater te zuiveren tot drinkwater. Verder is gekeken naar hoe slib zich gedraagt bij onderdruk en of er geen slibophoping ontstaat tussen de membraanrietjes, waardoor de zuivering aan capaciteit verliest. In de testen die Vitens hiervoor verrichtte en waarin ondergedompelde hollevezelmembranen werden vergeleken met membranen van Zenon deed zich geen slibophoping voor bij de eerste. Een onderdeel van de proceswaterzuivering dat nog aandacht behoeft, is het vet in het water, afkomstig van het pluimvee. Het vet verstopt de leidingen en heeft ook invloed op de snelheid van de membraanfiltratie. Vitens ziet kans dezelfde installaties te bouwen voor andere slachterijen, maar ziet ook marktkansen bij wasserijen. Verder telt mee dat het waterbedrijf weliswaar minder drinkwater verkoopt aan de industrie, maar dat dit tevens inhoudt dat in de toekomst minder grondwater hoeft te worden opgepompt voor de productie van drinkwater. Bij de voedselverwerkende industrie spelen kostenoverwegingen en aangescherpte regelgeving een rol bij het zoeken naar mogelijkheden om de waterhuishouding te sluiten. Het project kreeg bij de aanvang in juni 150.000 euro subsidie van het Regionaal Innovatieprogramma Fryslân Fernijt.
advertentie
! )' # )* % , % *! $ % $ % ( % )"+% *&* # /&( ,&&( & $ - * (,&&(/ % % % - * (- % %)* ## * , % + &' &%) % &+ % / ,&&( + % % (&% &&( ( ! *! $ ) )' # ) ( % 0 ' &( % % 0 - * (- %'+** % 0 &% ( &+
0 % ( &')# 0 & $&% (/& " 0 (&% $ # %
)) # % &)* +) $), (* * # . $ # % & *! $ %# %* (% * --- *! $ %#
H2O / 23 - 2006
21
Nu doorpakken in de waterketen loont Begin november heeft de WaterKIP een ei gelegd: samen werken in de waterketen: het werkt! In opdracht van Kiwa, Stichting RIONED, STOWA en Rijkswaterstaat/RIZA werden opnieuw de voordelen van samenwerken in de waterketen berekend. Na het zeer ambitieuze Kiwa/RIONED-rapport uit 1998, waarin gouden bergen werden beloofd, valt nu nog slechts een schamele 50 miljoen euro te verdienen door samen te werken in de keten (en de helft ervan is reeds geïncasseerd volgens de auteurs (zie H2O nr. 21). Welk een teleurstelling, aldus Siemen Veenstra (Vitens) en André Struker (Waternet). Er ligt dus nog maar 20 tot 25 miljoen euro op de plank en dat uit een waterketenomzet van 3,5 miljard euro per jaar?
H
ebben we met zijn allen jarenlang dan toch achter een hype aangelopen zonder enig besef van realiteit? Hoeveel congressen, symposia en workshops zijn niet gewijd aan de waterketen? En dat alles voor die één tot twee procent efficiencywinst? Voor velen een teleurstelling. Voor sommigen ook een opluchting: eindelijk is die waterketenluchtballon doorgeprikt. Vooral in die kringen waar men niet enthousiast is over waterketenbrede samenwerking. “Waterbedrijven kunnen ons feestje in de afvalwaterketen alleen maar verstoren”, aldus een deelnemer aan het symposium van NVA en KVWN op 2 november over samenwerking in de waterketen. Maar daar was ook verheugend nieuws te horen. Het rapport laat op gedegen manier zien dat langs het spoor van samenwerken maar op beperkte schaal voordelen te behalen zijn. Voor de tien tot 15 procent efficiencywinst in de keten moeten we over op een andere manier van werken. De grote winst van de afvalwaterketen is nu eindelijk gekwantificeerd: naast de
22
H2O / 23 - 2006
milieuwinst kan door afvalwaterakkoorden twee tot drie euro per huishouden per jaar bespaard en geherinvesteerd worden in afkoppelprojecten voor hemelwater. Meer dan de helft hiervan is reeds gerealiseerd; jaarlijks is dus nog ongeveer één euro per huishouden te halen. De door de VNG bij herhaling geroemde synergie tussen wegbeheer en rioolbeheer gaat NIET ten gronde bij het bestaan van een waterketenorganisatie, zoals Waternet. Ook daar wordt het merendeel van het rioolbeheer gestuurd door de planning van het wegbeheer. Tenslotte lieten velen in de wandelgangen blijken de deur naar ‘een andere wijze van waterketenorganisatie’ op een kier te willen zetten. Ondanks de verschillen in structuur, cultuur en schaalgrootte tussen waterbedrijf, waterschap en gemeente groeit het besef dat we elkaar nodig hebben. En alleen zo komt langzaamaan ‘samen gaan in de keten’ dichterbij. De vraag is of ons die tijd nog gegund is; de burger wordt ongeduldig. Het was temidden van al die waterheren toch weer een vrouw, de oud-wethoudster van Boarnsterhiem, die in een gloedvol betoog aangaf dat “bij het dienen van de publieke zaak het er niet om gaat betrokken instituties te redden maar om de waterketendienstverlening doelmatig en duurzaam in te richten. Daarbij hoort gewin voor de eigen organisatie niet voorop te staan en mag eigenbelang geen vrijbrief zijn voor het blokkeren van hervormingen in de waterketen.” Voor diegenen die hoopten dat er met de WaterKIP-rapportage een eind zou komen aan die al meer dan tien jaar durende waterketendiscussie bleek dus het tegendeel: samenwerken loont, maar er is nog veel meer te halen. Niet gevangen blijven zitten in het eigen gelijk van het bestaande, maar op zoek naar een nog beter georganiseerde waterketen. Dat levert het tienvoudige op. De recente uitgave van de Unie van Waterschappen, VNG en VEWIN ‘Samenwerken aan water’ spreekt hier en daar al van ‘opschalen van de rioleringszorg’, ‘institutioneel samengaan’, ‘integraal investeren in de keten’ en ‘meer uitbesteden’. Wie had dat durven dromen?
We leven in een veranderende wereld die gekenmerkt wordt door schaalvergroting, innovatie en een stimulans tot duurzaamheid. Doel is te komen tot meer slagkracht, lagere kosten en een vermindering van milieubelasting. In onder meer de zorg, de media, de politie, de ambulancezorg, bij banken en ziekenhuizen leidt opschaling en optimalisatie van uitvoerende taken tot gemiddelde kostenreducties van tien tot 15 procent (ook bij de opschaling tot het huidige Vitens is ongeveer twaalf procent bespaart op de jaarlijkse kosten. De synergie bij Waternet komt tot dezelfde percentages). Dat smaakt toch naar meer? De blindheid voor excessieve schaalvergroting mag geen vrijbrief zijn voor het verlies aan maatwerk in de waterketen. Mondige burgers stellen steeds grotere eisen aan dienstverlening, willen meer transparantie en verlangen een slagvaardig opererende publieke sector. Vluchten kan niet meer. We moeten ons spiegelen aan de vraag: wat is onze toegevoegde waarde voor de klant van morgen? Kan het beter en goedkoper? Als we dat niet aandurven, dan gedragen we ons als typemachinefabrikant die dag en nacht hard werkt aan een verbeterde editie, maar ondertussen heeft gemist dat de klant allang vraagt naar een computer. Of aan een stel houthakkers die liever doorploeteren met botte bijlen en niet de tijd nemen voor het aanschaffen van een elektrische zaag. Een burger die snel antwoord wil, transparant inzicht wenst in de kostenopbouw en vooral greep wil hebben op die kosten, heeft geen behoefte aan de historische herkomst van onze versnipperde waterketen waarin bijna 500 publieke organisaties participeren. Het ultieme doel moet een waterketen zijn die kwalitatief beter is dan de huidige, die minder milieubelastend en energieverslindend is en dus het watersysteem spaart, die slimmer omgaat met water zodat het minder moeite en geld kost deze dienstverlening duurzamer in te richten (minder verdunning met infiltratie en hemelwater, terugdringen watergebruik in toiletten), die optimaal gebruik maakt van technologische innovatie op velerlei terrein, die transparant kosten in rekening brengt bij klanten, watermeters op afstand inleest en 24 uur per dag paraat staat voor klachten en vragen én die goedkoper diensten van derden kan
opinie betrekken bij de inrichting en uitvoering van waterketendienstverlening (inkoop bij en uitbesteding aan marktpartijen). En daar gaat het dus helemaal mis met dit rapport. De auteurs hebben zichzelf met de beperkte - door de WaterKIP opgelegde - vraagstelling gemarginaliseerd. Teveel mocht er niet. Er mocht niet aan de bestaande waterketenorganisatie worden getornd, interne bedrijfsprocessen mochten niet geoptimaliseerd en men moest alleen met bewezen cases werken. Het is net als ouders tegen hun kind zeggen: je mag alle trommeltjes open maken, maar kom niet aan de snoeptrommel. De auteurs van het rapport vinden daarmee precies wat ze niet zochten: samenwerken in de waterketen levert weinig op. De WaterKIP degradeert zo tot soepkip. Het rapport houdt de versnippering in de keten intact. Vanuit de wereld van ingenieurs- en adviesbureaus gezien een welkome boodschap. Immers, daar waar publieke waterketenpartners elkaars krachten bundelen, is minder ruimte voor het draaien van omzet en/of winst. We doen onszelf tekort door de institutionele versnippering van de keten intact te laten. Talrijke bestaande cases laten al zien dat opschaling van de rioleringszorg winst oplevert (verminderde kwetsbaarheid, toenemende kwaliteit en reductie van kosten). Gemeenten als dé regisseur bij uitstek van de lokale ruimte moeten zich steeds meer afvragen of de regierol niet veel belangrijker is dan de uitvoering. Er is toch ook geen gemeente meer die terugverlangt naar een gemeentelijk drinkwaterbedrijf, afvalbedrijf of ambulancedienst? Minister Remkes lijkt in die zin op de goede weg door te willen zoeken naar de optimale schaal waarop publieke taken het best tot zijn recht komen en waar de burger het meest profijt van heeft. Ook de waterschappen moeten zich afvragen of ze door een meer bedrijfsmatige organisatie van het zuiveringsbeheer aan slagvaardigheid en kracht kunnen winnen waardoor meer gestuurd kan worden op
klantgerichtheid, personeel meer perspectief geboden kan worden en kosten bespaard kunnen worden. Een ander bedrijfsvoeringsmodel zou vele miljoenen euro’s per jaar kunnen besparen op de kosten van het zuiveringsbeheer. Drinkwaterbedrijven hebben laten zien dat bedrijfsmatig werken - op enige afstand van een bestuurlijke omgeving - de slagkracht en effectiviteit sterk vergroot. Door realisatie van schaalvoordelen en het uniformeren en optimaliseren van interne bedrijfsprocessen is de sector 21 procent efficiënter gaan functioneren, is een beheerste prijsontwikkeling gerealiseerd en bovendien fors geïnvesteerd in de inrichting van een hoogwaardige en betrouwbare drinkwatervoorziening aan klanten. Drijvende krachten om nu door te pakken in de waterketen zijn er volop: • Door de huidige versnippering stevenen we samen af op een gigantisch oplopend tekort aan professionals en deskundigen in 2020; • Door het veelvuldig moeten afstemmen en overleggen over de verdeling van lusten en lasten van te treffen maatregelen gaat veel kostbare tijd en energie verloren; • Onbetrouwbaar drinkwater en gebrek aan sanitatie eisen dagelijks een zware tol in ontwikkelingslanden. Onze versnipperde waterketen is niet bij machte om een substantiële bijdrage te leveren aan het verbeteren van de bedrijfsvoering van grootstedelijke water(keten)bedrijven en zo meer mensen aan betere en betaalbare basisvoorzieningen te helpen. Dat kan anders, dat moet anders. Het recent verschenen UNDPrapport ‘Human development report 2006’ schreeuwt om hulp; • De volle doelmatigheidswinst in de waterketen door toepassing van schaal en synergie moeten we niet willens en wetens laten liggen maar ten goede laten komen aan de burger. Roelof Kruize heeft het over 400 miljoen euro, het COELO kwam in 2004 uit op 500 miljoen euro structurele besparingen per jaar;
•
Een bedrijfsmatige waterketenorganisatie genereert innovatief vermogen om te komen tot verdere reductie van emissies en verminderd energieverbruik én slagvaardigheid om innovaties daar toe te passen waar ze het meest renderen. Ook ontwikkeling en toepassing van nieuwe technologie en krachtige software zijn broodnodig om de klant te geven waar deze recht op heeft: een perfecte, efficiënte en op maat toegesneden waterketendienstverlening, 24 uur per dag (en nacht).
Ik roep alle waterketenpartijen op om los van het eigen belang samen het ontbrekende hoofdstuk 8 te schrijven van het WaterKIPrapport, waarin duidelijk verwoord wordt welke winst er nog ligt bij het realiseren van regionale publieke waterketenorganen zoals die zich overal ter wereld al jaar en dag hebben bewezen onder aansturing van regionale en lokale overheden. Al met al toch nog optimistisch vooruitkijken en doorpakken. Het kan niet waar zijn dat we dit wenkend perspectief collectief negeren. Dat we nog vele kleine stapjes moeten zetten is begrijpelijk, als ze maar in de goede richting gezet worden. Of zetten we de hakken liever in het zand en voelen we ons teveel de kalkoen die bij het bespreken van het kerstdiner aanstuurt op een vegetarisch menu? Als we onze publieke taak serieus nemen en ons medeverantwoordelijk weten voor miljoenen die drinkwater en sanitatie ontberen, dan willen we toch met elkaar verder? Dat we op dit onzekere pad meer vrouwen met lef nodig hebben, is na 2 november overduidelijk. Onlangs stond met grote letter in het NRC: ‘Watermanagement is een speerpunt van de kroonprins’. Is het dat ook (nog) van de Nederlande watersector? De tijd van vluchten voor structuurdiscussies is na de 2e november voorbij. Vluchten kan niet meer, ik zou niet weten waar naar toe. Kortom: nu doortrekken naar een hoger ambitie niveau. Noblesse oblige. Siemen Veenstra (Vitens) André Struker (Waternet)
advertentie
VAKBEURS De Aqua Nederland Vakbeurs is drie dagen lang hét trefpunt waar ondernemers en relaties uit de waterbranche elkaar ontmoeten. U kunt in een sfeervolle, verkoopbevorderende ambiance zaken doen, contacten leggen, informatie uitwisselen en ideeën opdoen.
BEZOEKERS De bezoekers van de Aqua Nederland Vakbeurs worden zorgvuldig door uzelf, als exposant, geselecteerd. De vakbeurs wordt op deze manier door een doelgericht publiek op midden- en hoogkaderniveau bezocht.
ORGANISATIE Wenst u meer informatie over deze vakbeurs neemt u dan contact op met de organisatie.
Evenementenhal Gorinchem Franklinweg 2, 4207 HZ Gorinchem T 0183 680 680 F 0183 680 600 I www.evenementenhalgorinchem.nl E info@evenementenhalgorinchem.nl H2O / 23 - 2006
23
Pleidooi voor realistische KRW-doelen bij grote regionale grondwaterproblemen In delen van de Nederlandse en Vlaamse Kempen is het grondwater belast met zware metalen. Het is een historische erfenis van de economische ontwikkeling van dit gebied in de 19e en 20e eeuw met als belangrijkste peilers de zinkfabrieken en de landbouw. Veranderingen in het productieproces hebben de industriĂŤle bron van de belasting van het grondwater inmiddels praktisch drooggelegd en de landbouwkundige uitstoot van metalen gereguleerd. Daardoor heeft het zin gekregen het langdurig beheer van het grondwater handen en voeten te geven. Het denkkader van de Kaderrichtlijn Water en de Grondwaterrichtlijn komt hierbij goed van toepassing. De kern ervan is realistisch gebiedsbeheer, dat gebaseerd is op inzicht in de werking van het water- en bodemsysteem op de juiste tijd- en ruimteschaal. Voor de Kempen betekent dit tientallen tot honderden vierkante kilometers of enkele kubieke kilometers grond en water over een periode van tientallen jaren tot enkele eeuwen.
H
et blijkt mogelijk een dergelijk grondwaterprobleem onder de paraplu van de Europese richtlijnen aan te pakken. De methodiek is toepasbaar op andere gebieden in Nederland en Europa met vergelijkbare problemen. Daarbij is het Nederlandse succes in het debat over de Grondwaterrichtlijn erg belangrijk. De handhaving van mogelijkheden tot infiltratie onder voorwaarde van behoud of verbetering van de ecologische kwaliteit van het grondwater kan voor dit soort gebieden onderdeel vormen van een integraal beheersconcept.
Tussen 2000 en 2004 heeft TNO een grondwatermodel gebouwd voor de simulatie van het gedrag van cadmium en zink in het grondwater van drie deelgebieden van het projectgebied van Aktief Bodembeheer de Kempen. Ook hebben drie adviesbureaus concept-maatregelenpakketten voor het grondwater opgesteld en doorgerekend. Afgelopen maanden hebben ondergetekenden een nadere analyse gemaakt van de resultaten van de modelberekeningen. Deze analyse is gericht op de vraag van de effectiviteit van de maatregelen op gebiedsniveau en het daarmee verbonden water- en bodem-
In het centrum van Cranendonck staat de traditionele grondwaterput.
systeem. Bij deze analyses is de inhoud van de Kaderrichtlijn Water en de Grondwaterrichtlijn (zie H2O nr. 21, pag. 8) betrokken.
Voorbeeld: Cranendonck Afb. 1: Reactie van het grondwatersysteem voor cadmium op de maatregelen in het gebied Cranendonck
Het gebied rond Cranendonck kenmerkt zich door een kleiig zandig ondiep deel van het grondwaterlichaam met daarin op 20 tot 30 meter regelmatig voorkomende kleilagen. Hierdoor reageert het water- en bodemsysteem relatief traag op een belasting met zware metalen. Afbeelding 1 laat het gedrag van cadmium zien voor de componenten van het grondwatersysteem: de invoer is de hoeveelheid cadmium per jaar die het verzadigde grondwatersysteem instroomt, de uitvoer de hoeveelheid cadmium per jaar die via drainage en kwel het grondwatersysteem verlaat en de toestand van het systeem bestaat in feite uit de hoeveelheid opgeloste cadmium en de hoeveelheid geadsorbeerde cadmium. Voor drie scenario’s is het verloop van het cadmium in de tijd geschetst. De nulsituatie beschrijft het gedrag van het systeem wanneer vanaf 2005 niets gedaan zou worden. Het autonome scenario geeft het effect aan van de maatregelen die genomen worden in het kader van landelijk en provinciaal beleid (de reconstrucie van het landelijk gebied, het anti-verdrogingsbeleid, het anti-vermestingsbeleid etc.). Daarom kan het voor Aktief Bodembeheer de Kempen beschouwd
24
H2O / 23 - 2006
opinie inclusief haar historische belasting met zware metalen sturend voor de ruimtelijke ordening en economische ontwikkeling. Er blijven lokale ‘grijze’ spots, maar op andere plaatsen wordt actief ingegrepen. Aangezien de grond sterk is opgeladen (zie adsorptie curve in afbeelding 1), zal het grondwater lange tijd verontreinigd blijven en is sprake van een steeds veranderende evenwichtssituatie. Wanneer deze situatie acceptabel zal zijn, hangt af van de gebiedsdoelstellingen. Deze keuze bepaalt ook of de investeringen gedeeltelijk of geheel (periodiek) herhaald moeten worden gezien de totale vracht die in de grond nog aanwezig is. Op deze manier hebben bestuurders iets te kiezen in de driehoek ambitieniveau - tijd - geld.
Afb. 2: Indicatieve kosten voor grondwatermaatregelen in de Nederlandse Kempen
worden als een minimumscenario. Voor dit gebied lijkt dit scenario op voorhand weinig verandering met zich mee te brengen ten aanzien van het gedrag van de zware metalen. De derde lijn geeft de toestand aan van het grondwatersysteem bij een maatschappelijk vergaand of intensief maatregelenpakket. Bij dit pakket is de belangrijkste component een infiltratiesysteem op 20 tot 25 meter diepte, gecombineerd met ondiepe drainage waarin een deel van het zink en cadmium in oplossing wordt opgevangen en door middel van simpele en goedkope technieken wordt vastgelegd. Daarbij kan gedacht worden aan bijvoorbeeld natuurlijke vastlegging in een sliblaag of in biomassa. Het effect van dit concept-intensieve pakket is een verhoogde en versnelde uitspoeling van cadmium via kwel en een ombuiging van de trend voor het cadmium in oplossing. Het zal duidelijk zijn dat dit alleen uitvoerbaar is als het niet leidt tot een hogere belasting van het oppervlaktewater over een reeks van jaren. De vraag is daarom of zodanige maatregelen genomen kunnen worden in de praktijk voor het grondwater dat een versnelde en gecontroleerde vastlegging kan plaatsvinden in de kwelzone’s. Als dit niet kan, is alleen sprake van een verschuiving van het probleem tegen hoge kosten. Met als mogelijke schijnbare baat dat voldaan wordt aan een regel zonder het systeem in totaliteit aan te pakken. In bermen van wegen met zinkassen hebben bomen het moeilijk. Het grondwater wordt goed bewaakt.
Voor de risico-inschatting zijn in afbeelding 1 conform het denken van de KRW/GWR twee mogelijke drempelwaarden aangegeven. Drempelwaarde 1 komt overeen met de huidige interventiewaarde, drempelwaarde 2 met de huidige streefwaarde. Onder de aannames van de berekening (homogene menging, dikte pakket van 15 meter) blijft zink ook zonder maatregelen tussen de twee drempelwaarden in, zij het dichtbij de hoge drempelwaarde (niet getoond). Voor cadmium leidt het intensieve pakket maatregelen tot een ombuiging van de trend en het bereiken van de hoogste drempelwaarde voor 2030. Het belang van dit voorbeeld ligt niet zo zeer in deze specifieke maatregel, maar vooral in het doorrekenen van maatregelen en zichtbaar maken van (mogelijke) effecten op gebieds- en systeemniveau die voortkomen uit gebruikmaking van het denken achter de KRW en de GWR. De gekwantificeerde effecten - milieukundig, financieel en economisch - kunnen dan als invoer dienen voor een afwegingsmethodiek van alternatieve maatregelenpakketten op gebieds- en systeemniveau. Daarvoor zullen modellen aan elkaar gekoppeld moeten worden en iteratieve slagen gemaakt kunnen worden.
Realistische doelen op gebiedsniveau Het gebiedsvoorbeeld voor Cranendonck is ook toegepast voor het stroomgebied van de Tungelroyse beek en het stroomgebied Beekloop/Keersop op het Kempisch Plateau. Door de indicatieve kosten van intensieve maatregelen pakketten te extrapoleren naar het totale projectgebied van de Kempen is een grove kostenschatting gemaakt (zie afbeelding 2). De kosten zijn relatief gemaakt ten opzichte van het maximum dat enkele honderden miljoenen tot miljarden euro’s bedraagt. Dit maximum geldt voor het scenario ‘overal streefwaarde’ met als realisatietijdstip 2015. Naast het scenario ‘overal interventiewaarde’ zijn twee andere scenario’s toegevoegd. In het groene scenario zijn de natuurdoelen leidend en bestaan enkele gebieden waar andere functies worden toegelaten. In het blauwgrijs scenario is het bestaande watersysteem
Afbeelding 2 laat de samenhang zien tussen het uiteindelijke doel voor de toestand van het grondwater, het tijdstip van realisatie en de kosten. Binnen de KRW en GWR bestaat de mogelijkheid om maatschappelijke geaccepteerde realistische milieudoelen te stellen. Het instrument daarvoor is het stroomgebiedbeheerplan. Bovenstaande inzichten en het ontwikkelde modelleninstrumentarium kunnen daarvoor een waardevolle onderbouwing leveren.
Conclusies Uit deze korte beschouwing blijken drie zaken: • Systeemgericht grondwateronderzoek levert een waardevol denkkader en instrumentarium voor de onderbouwing van effecten van mogelijke maatregelen op gebiedsniveau; • Mogelijke (gewenste) doelstellingen kunnen daardoor aan realiteitszin winnen; • De discussie rond zinvolle doelstellingen bij grootschalige, gebiedsdekkende grondwaterverontreinigingen is geholpen met het Europese denken achter de KRW en de GWR. NOTEN Brils J., J. Joziasse, J. van Duijnne, A. Slob en H. Rijnaarts (2006). Systeemkennis is de basis. Bodem nr. 4, pag. 157-159. Breemen A. van en P. Schipper (2006). Stand van zaken rond diffuse vervuiling van grondwater. H2O nr. 20, pagina 8-9. Griffioen J. en P. Schipper (2006). Effectieve implementatie KRW vraagt om sterke, nationale invalshoek bij grondwaterbeheer. H2O nr. 19, pag. 33-35. Gun J. van der, E. Smidt en M. de Roos. (2006). De Kaderrichtlijn Water maakt een gebieds- en systeemgerichte benadering noodzakelijk. Bodem nr. 5, pag. 182-185. Kerkhoven P., P. de Bruijn en M. Daamen (2006). Gebiedsgericht beheer van verontreinigd grondwater: tussen Wbb en KRW. Smidt E. en J. van der Gun (2006). Grondwater is politieke aandacht waard. H2O nr. 4, pagina 4-5.
Ebel Smidt (Smidt Grondwateradvies) Bas van der Grift (TNO) Eric Kessels (Aktief Bodembeheer de Kempen)
H2O / 23 - 2006
25
Benieuwd hoe je een horizontale waterwinput aanlegt? Wij praten je bij over de modernste technieken rond aanleg, onderhoud en onderzoek. De contactgroep putten en Oasen organiseren Symposium Horizontale Wintechnieken “De toekomst voor waterwinning?� Woensdag 20 december van 12.30-16.45 uur Oasen, Gouda Meld je kosteloos aan bij Nicolette.vernooij@kiwa.nl. Meer informatie: kijk op www.oasen.nl
achtergrond Inspiratiebeeldbank verkleint kloof tussen water en ruimtelijke ordening Uit evaluatie van de Watertoets blijkt dat het waterbelang in ruimtelijke afwegingen vaak nog onvoldoende wordt meegenomen. Eén van de redenen hiervoor is dat, generalistisch gezien, sprake is van een taalbarrière tussen watermensen en mensen in de ruimtelijke ordening. Binnen het project AquaRO is door betrokkenen van beide kanten een inspiratiebeeldbank ontwikkeld waarmee deze barrière kan worden overwonnen.
AquaRO AquaRO richt zich in de tweede fase behalve op de verdere ontwikkeling van de inspiratiebeeldbank onder meer op de betere ontsluiting van data en kaartmateriaal via ‘web mapping services’ en op vereenvoudiging van het watertoetsproces door snelle afhandeling van ruimtelijke plannen die weinig relevantie hebben ten aanzien van waterhuishoudkundige aspecten. Ook wordt gewerkt aan een implementatiemodule om AquaRO te integreren in het gemeentelijk werkproces. Het project wordt ondersteund vanuit het subsidieprogramma Leven met Water en financiële bijdragen van Provincie Gelderland, Waterschap Rivierenland, Vitens en de betrokken gemeenten (Nijmegen en Tiel).
H
oe werkt de inspiratiebeeldbank? Het is in feite een verzameling van representatieve beelden gekoppeld aan een databank. Hierin wordt naast specifieke informatie over het getoonde beeld (fotograaf, locatie, jaar van opname) beschreven waarom het beeld representatief is vanuit zowel de optiek van water als de optiek van ruimtelijke ordening. De databank kan daarnaast verwijzingen naar wet- en regelgeving en voorbeeldprojecten bevatten. Via een internetpagina wordt de beeldbank ontsloten en kan een selectie van beelden worden opgevraagd. Selectie van beelden is vanuit drie invalshoeken mogelijk, die eventueel gecombineerd kunnen worden. De eerste invalshoek betreft de verschijningsvorm. Hiermee wordt bedoeld de manier waarop water
en watergerelateerde objecten zich in de ruimte kunnen manifesteren. Binnen deze invalshoek is een aantal categorieën aangeduid waarop de selectie zich kan richten, zoals beken, goten, helofytenfilters, kunst, patronen en ondergrondse voorzieningen. De tweede invalshoek betreft doelen. Daarbij kan zowel op waterdoelen (veiligheid, vasthouden, schoon water) als op ruimtelijke doelen (beleving, recreatief gebruik, meervoudig ruimtegebruik, cultuurhistorische waarde) worden geselecteerd. De derde invalshoek betreft specifieke situaties waarmee selectie kan plaatsvinden op basis van de relevantie van verschijningsvormen van water in bepaalde situaties. Als voorbeeld: in een dichtbebouwd gebied op een hoger gelegen zandige ondergrond ligt bij ruimtelijke ontwikkelingen voor hemelwaterbehandeling de toepassing van
Selectiemogelijkheden
verschijningsvorm
doelen
situaties
beken en sprengen bruggen en duikers daken, dakgoten en regenpijpen goten grachten en kaden helofytenfilters kunst en religie ondergrondse voorzieningen sloten, greppels en watergangen steigers vijvers, plassen en meren watergerelateerde bebouwing wadi’s en groene bergingen waterobjecten en watervallen waterspeelplaatsen
droge voeten schoon water water vasthouden zichtbaar afvoeren wateraanvoer meervoudig ruimtegebruik architectuur stedenbouw en infrastructuur tuinen, parken en groenstroken natuur en landschap spel en recreatie ....
dicht bebouwd + droog (infiltratie) dicht bebouwd + nat (kwel) nabij rivieren, veel dynamiek grondwaterbeschermingsgebied bijzondere ecologische waarden ....
ondergrondse infiltratievoorzieningen meer voor de hand dan aanleg van open water. De beeldbank selecteert voor die situatie derhalve beelden van onder meer infiltratieriolen en infiltratiekratten. Op dit moment biedt de inspiratiebeeldbank hoofdzakelijk inspiratie op objectniveau (concrete verschijningsvormen zoals watergangen, waterspeelplaatsen en technische voorzieningen). De komende tijd zal vanuit AquaRO de beeldbank worden geoptimaliseerd en uitgebreid. Dit houdt in dat de representativiteit van de beelden in breder verband beoordeeld gaat worden en dat ook de inhoud van de databank wordt verfijnd. Daarnaast zullen ook beelden worden toegevoegd die met name zijn gericht op het bieden van inspiratie op structuurniveau. Ook zullen voorbeeldprojecten worden toegevoegd waarbij naast het beeld een uitgebreidere omschrijving van het project met het doel, functioneren, onderhoud, kosten, ervaringen en contactpersonen worden vermeld. Voor de vulling van de beeldbank zal tevens gebruik gemaakt gaan worden van foto’s uit een fotowedstrijd die voor dit doel recentelijk is gehouden onder medewerkers van Waterschap Rivierenland, Unie van Waterschappen, RIZA, de gemeente Nijmegen, Grontmij en AmerAdviseurs. Voor meer informatie over de inspiratiebeeldbank en/of AquaRO kan contact opgenomen worden met Vincent Grond van AmerAdviseurs (grond@amer.nl), Peter Groenhuijzen van Grontmij (peter.groenhuijzen@grontmij.nl) of Marjolein Reijnierse van Waterschap Rivierenland (m.reijnierse@wsrl.nl).
H2O / 23 - 2006
27
De financiële haalbaarheid van ‘Ruimte voor de Rivier’ Nederland staat met de voorgenomen investeringen om meer ruimte te creëren voor de rivieren een grootse verbouwing te wachten. Nu de PKB Ruimte voor de Rivier gereed is, krijgen regionale partijen tot 2008 de tijd om met alternatieven te komen. De ambitie is om de plannen mooier en beter te maken, maar een valkuil is dat aan het einde blijkt dat de alternatieve plannen financieel niet haalbaar zijn. Daarom pleiten ondergetekenden er voor om de financiële haalbaarheid van de alternatieve plannen van meet af aan een grote rol te laten spelen.
D
oor het uitwerken van regionale wensen worden plannen niet alleen beter maar waarschijnlijk ook duurder. Dat hoeft niet erg te zijn, zolang er voldoende partijen zijn die voor medebekostiging kunnen zorgdragen. In de praktijk wordt de financiële kant van de zaak vaak over het hoofd gezien. In het enthousiasme van partijen om iets moois te ontwerpen en in de complexiteit van de ingrepen en de procedures vormt de financiële uitwerking soms het sluitstuk van de plannenmakerij. Niet zelden blijken plannen achteraf niet binnen de financiële randvoorwaarden te passen en daardoor niet uitvoerbaar te zijn. Hierdoor komen projecten stil te liggen of moet toch teruggevallen worden op een sobere variant. Ook bij de uitwerking van alternatieven op de PKB Ruimte voor de Rivier dient de regio een financieringsplan te overleggen waarin aangetoond wordt dat het voornemen binnen de gestelde financiële kaders haalbaar is (in feite wordt dus gevraagd om een bekostigingsplan, zie kader).
Ruimtelijk-planologische besluitvorming Bij het opstellen van alternatieve plannen door de regio zou de financiële haalbaarheid van meet af aan een centrale positie in het proces
In het dagelijks gebruik worden de termen bekostigen en financieren door elkaar gebruikt. Voor de financiële haalbaarheid van projecten is het echter essentieel om zich ervan bewust te zijn dat een verschil tussen deze begrippen bestaat. Neem het voorbeeld van een huis. De financier van het huis is vaak de bank. Deze zorgt dat het benodigde aankoopbedrag gefinancierd wordt. De bekostiging gebeurt echter door de bewoner, doordat deze rente betaalt en de schuld aflost. Zo is het ook bij projecten. De eerste en belangrijkste vraag is: welke partijen zorgen voor de bekostiging? Nadat bekostiging geregeld is, komt de financiering aan de orde (vergelijking met huisaankoop: als het inkomen van de bewoner voldoende is, zijn er diverse partijen die willen financieren, in diverse varianten). Bij het financieel haalbaar maken van projecten gaat het er in eerste instantie om de bekostiging van het project te regelen en komt de financiering pas in tweede instantie aan de beurt.
28
H2O / 23 - 2006
moeten innemen. Bij planvorming maken beleidsmedewerkers en bestuurders verstrekkende projectkeuzes. Gaan we de mogelijkheid creëren om extra natuur aan te leggen? Wordt woningbouw toegestaan of toch liever landbouw? Om een goede, weloverwogen keuze te kunnen maken moeten de bijbehorende financiële consequenties duidelijk zijn. In de praktijk is de bijbehorende informatie echter vaak niet of te weinig voorhanden. Daarom is het van belang om parallel de financiële paragraaf mee te laten lopen. Onderdeel in het uitwerken van plannen is daarom de financiële haalbaarheid van het project. Hiermee bedoelen we dat van meet af aan de kosten en opbrengsten van varianten in beeld worden gebracht (zie ook het kader). Ruwweg zijn vier stappen te onderscheiden: het inzichtelijk maken van alle kosten en risico’s én van de opbrengsten die gegenereerd kunnen worden, het uitwerken van de toekomstige samenwerking en het financieel doorrekenen van de varianten. De eerste stap is om de kosten van de verschillende projectonderdelen goed in beeld te brengen. De kosten van baggeren of het aanleggen van toeleidende wegen of kunstwerken vormen vaak de hoofdposten van het project. Kennis van en inzicht in de verschillende ramingsmethodieken en de
wijze waarop is omgegaan met risico’s is onontbeerlijk. Het inzicht in de kostenposten is cruciaal omdat varianten vaak verschillen in de wijze waarop bijvoorbeeld infrastructuur ingepast hoeft te worden hetgeen tot grote financiële verschillen kan leiden. De tweede stap is om de mogelijkheden voor opbrengsten in het project op te zoeken. Door zo creatief mogelijk te werken, kan de waarde in een project vergroot worden en daarmee ook de mogelijkheden voor opbrengsten die ten goede kunnen komen aan een project. Het kan gaan om substantiële bedragen bij bijvoorbeeld grootschalige woningbouwontwikkeling of om diverse kleinere opbrengststromen, zoals het opzetten van een fonds voor het behoud van cultuurhistorie dat gevuld wordt met de opbrengsten van kaartverkoop of andere producten. Daarnaast is het noodzakelijk om een eerste beeld van de toekomstige samenwerking te vormen. De samenwerking rondom een project bij ‘Ruimte voor de Rivier’ bestaat meestal uit een groot aantal partijen, zoals de gemeente(n), provincie, waterschap, Rijkswaterstaat en private partijen. De wijze waarop de samenwerking wordt vormgegeven, verschilt van een losse, tijdelijke samenwerking waarbij afspraken tussen de betrokken partijen worden gemaakt, tot een structureel samenwerkingsverband (bijvoorbeeld een aparte, nieuw op te richten gezamenlijke entiteit). De laatste stap is de financiële doorrekening van alle varianten. Daarbij is het zaak dat niet alleen het project in zijn geheel financieel haalbaar is, maar ook dat iedere betrokken partij financieel uitkomt. Het Rijk heeft geld over voor het vergroten van de veiligheid, de
Het doel: •
•
•
•
Inzicht krijgen in de financiële consequenties van varianten op de haalbaarheid van het project. Het gaat erom tijdige informatie te hebben over varianten die de financiële haalbaarheid van het project verbeteren en/of verslechteren; Inzicht krijgen in de financiële consequenties voor alle betrokken partijen. Het gaat erom dat alle partijen voor zichzelf de balans kunnen opmaken of de voorgestelde oplossingsrichtingen haalbaar lijken binnen de financiële kaders vanuit de eigen organisatie; Het presenteren van daadwerkelijke keuzes aan bestuurders, omdat tegenover de ingebrachte wensen of varianten ook de financiële uitwerking wordt gepresenteerd; Het voorkomen van onnodige vertraging in de besluitvorming.
Hierbij wordt gebruik gemaakt van een financieel model dat gedurende het besluitvormingstraject wordt geactualiseerd. De basis bestaat uit informatie over de investeringen, exploitatiekosten, onderhoudskosten, risico’s en opbrengstmogelijkheden van de verschillende onderdelen in het project (infrastructuur, grondwerk enz.). Daarnaast worden de relevante beleidskeuzes gemodelleerd. Daarmee kan een groot aantal varianten financieel worden doorgerekend, waardoor men betere besluiten kan nemen en goede verantwoording over de gereserveerde of bestede (publieke) middelen kan geven. Een regievoerende organisatie (bijvoorbeeld de provincie) kan de financiële consequenties van projectvarianten voor alle belanghebbenden willen overzien. Ook is het denkbaar dat het model door partijen in gezamenlijkheid wordt toegepast. Daarnaast kan de financiële haalbaarheid gedurende verkenning en planvorming repeterend worden toegepast indien de omvang en randvoorwaarden van het project wijzigen.
achtergrond
Programmadirectie Ruimte voor de Rivier Afb. 1: Ruimtelijke situatie van een project in combinatie met een ‘cockpit’ waarmee de financiële consequenties van beleidskeuzes of varianten inzichtelijk gemaakt kunnen worden.
provincie en de gemeente hebben mogelijk geld over voor het bereiken van extra ruimtelijke kwaliteit, marktpartijen zijn bereid te investeren als een marktconforme beloning in het voorzicht ligt. Niet alleen de financiële haalbaarheid van het geheel moet in beeld gebracht worden, maar ook de vertaling hiervan voor iedere betrokken partij. Per slot van rekening moet iedere partij uiteindelijk de oplossingsvarianten thuis goedgekeurd krijgen, door bestuur of directie. Door rekening te houden met de verschillende budgettaire systemen van overheden en private partijen wordt getracht tot een voor allen aanvaardbare uitkomst te komen. Voor overheden is het essentieel te weten wat - bijvoorbeeld - de marktwaarde is van een concessie voor zand- of grindwinning. Dit kan berekend worden aan de hand van de benodigde investeringen en de potentiële opbrengsten. Op basis van een marktconforme financieringsstructuur en risicoprofiel kan een realistische bijdrage van een marktpartij berekend worden. Deze kan in het financiële model ingebracht worden.
Met een voorbeeld wordt uitgewerkt welke bijdrage de kosten-batenafweging aan ‘Ruimte voor de Rivier’ kan leveren.
Rivierverruiming én buitendijks bouwen Op een willekeurige plaats in het rivierengebied is de mogelijkheid ontstaan om buitendijks te bouwen. De gronden zijn in handen van projectontwikkelaars, een recreatieondernemer en de gemeente. Om te mogen bouwen moet elders ruimte voor waterberging gevonden worden. Hiertoe moeten landbouwgronden aangekocht en het gebied ingericht worden. Er zijn meerdere locaties voor waterberging in beeld. De ambities met betrekking tot de
ontwikkeling van woningbouw verschillen tussen de projectontwikkelaar, gemeente en betrokkenen (zie afbeelding 1). In de planvorming worden de kosten en baten afgewogen. Hiertoe wordt een financieel model opgebouwd vanuit een aantal exogene en endogene factoren. De exogene factoren zijn van invloed op het financiële resultaat van het project, maar niet of slecht door de besluitvormers te beïnvloeden. Te denken valt bijvoorbeeld aan de inflatie of de start van het project die afhankelijk is van inspraakprocedures. Ten overstaan van betrokkenen en bestuurders kan inzichtelijk worden gemaakt hoe groot het financiële effect is als zaken in werkelijkheid anders lopen dan gedacht. Hiermee wordt inzicht gegeven in een deel van de projectrisico’s. Daarnaast zijn er talrijke endogene factoren. Dit zijn keuzes die in de planvorming gemaakt worden en een financiële impact hebben. Te denken valt aan de verhouding tussen natuur, landbouw en andere functies. maar bijvoorbeeld ook het inrichtingsniveau (mooier/luxer - minder mooi/eenvoudiger) of de mix tussen luxe woningen en sociale woningbouw. Elke combinatie van variabelen is mogelijk. Het serieus afwegen van de kosten en baten en daarmee de financiële haalbaarheid van alternatieve plannen in ‘Ruimte voor de Rivier’ verbetert de besluitvorming over varianten en vergroot de kans dat uiteindelijk een realistisch en financieel haalbaar alternatief wordt uitgewerkt. Uiteraard blijft de kosten-batenafweging niet beperkt tot ‘Ruimte voor de Rivier’ of zelfs de watersector. Ze is al diverse malen succesvol toegepast bij het realiseren van infrastructuur- en gebiedsontwikkelingsprojecten. Teun Morselt (RebelGroup Advisory) Robert van Cleef en Robert Schouten (Sterk Consulting)
Bert Keijts en Mark Dierikx zijn sinds enkele maanden bezig met de werkzaamheden rond de Programmadirectie Ruimte voor de Rivier (PDR).
O
nder leiding van Ingwer de Boer ondersteunt de PDR de totstandkoming van de circa 40 maatregelen uit de PKB Ruimte voor de Rivier. Tevens houdt de PDR toezicht op de voortgang bij het opstellen van planstudies door verschillende initiatiefnemers (waterschappen, gemeenten, provincies en Rijkswaterstaat). Gedurende het opstellen van de PKB Ruimte voor de Rivier is nauw samengewerkt met andere overheden. Deze samenwerking wordt bij de nadere uitwerking van de PKB-maatregelen in planstudies voortgezet. Afspraken tussen initiatiefnemers en Verkeer en Waterstaat worden omgezet in bestuursovereenkomsten. Initiatiefnemers en PDR stellen deze gezamenlijk op. Verder zal de PDR werkzaamheden van de initiatiefnemers faciliteren en monitoren en onder meer zorgdragen voor een halfjaarlijkse voortgangsrapportage aan de Tweede Kamer. Daarnaast zal de PDR het resultaat van de planstudies, een concept-projectbesluit, voorzien van een advies. De concept-projectbesluiten en de adviezen zullen door het Directoraat Generaal Water aan de staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat worden voorgelegd. Die neemt de projectbesluiten. De planstudiefase loopt naar verwachting tot 2009. De planstudiefase volgt op de PKB-fase. De werkzaamheden van deze fase, onder leiding van de Projectorganisatie Ruimte voor de Rivier met Ton Sprong als projectdirecteur, zijn nog niet geheel afgerond. Zo moet deel vier van de PKB Ruimte voor de Rivier nog uitkomen. De verwachting is dat de werkzaamheden dit jaar afgerond kunnen worden. De planstudiefase eindigt met een projectbesluit per maatregel. Daarna volgt de uitvoeringsfase. Vanaf volgend jaar zullen voorbereidingen worden getroffen voor deze uitvoeringsfase die tot 2015 loopt.
H2O / 23 - 2006
29
%EN KRITISCHE KIJK OP WATER
7ATER VOOR DE INDUSTRIE EEN WERELD VAN UITERSTEN 6AN EENVOUDIGE KOSTENPOST TOT PRIMAIR PROCESELEMENT %LK TYPE BEHOEFT EEN EIGEN BENADERING +RITISCH EN UNIEK ,OKAAL OF INTEGRAAL .IET ALLEEN TECHNIEK /OK DE ORGANISATIE -ET DESKUNDIGHEID BETROKKENHEID EN PASSIE 'RONTMIJ UW PARTNER WWW GRONTMIJ COM
PLANNING CONNECTING RESPECTING THE FUTURE
'RONTMIJ
e+WATER
L
Een intelligente en nauwkeurige sensor voor het duurzaam meten en registreren van niveau’s en temperaturen van oppervlaktewater • meet en registreert niveau en temperatuur • interne compensatie voor luchtdruk- en temperatuurvariaties • stand-alone sensor of met telemetrie • alarmering bij grenswaardeoverschrijding mogelijk • unieke vorstbescherming • optioneel, robuust en functioneel montagesysteem verkrijgbaar
Nijverheidsstraat 30, 6987 EM Giesbeek, Nederland
Onze nieuwe catalogus is nu verkrijgbaar! T +31 313 88 02 00 F +31 313 88 02 99
E info@eijkelkamp.com I www.eijkelkamp.com
Verticale drainage moet strand doen aangroeien De zandhonger van de Noordzee zorgt ervoor dat jaarlijks twaalf miljoen kuub zand op de Nederlandse kust wordt gespoten. Deze zandsuppleties kosten de Nederlandse samenleving elk jaar 40 miljoen euro. Op het strand van Egmond aan Zee werd in dat kader op 13 november het startschot gegeven voor de toepassing van een innovatieve methode voor het behoud en zelfs aangroei van de kustlijn: Ecobeach. Het is een project waarin de Koninklijke BAM Groep en Rijkswaterstaat samenwerken. Bijzonder detail: het concept werkt, maar hoe, dat weet (nog) niemand.
E
cobeach is een vinding van de Deen Poul Jakobsen. Hij ontdekte bij toeval een drainagesysteem dat ervoor zorgt dat het strand op een natuurlijke manier aangroeit. Verticaal in het zand aangebrachte drainagebuizen zorgen ervoor dat het zand dat door de zee wordt aangevoerd, op het strand wordt vastgehouden. Dit zorgt voor een breder en hoger strand. BAM introduceerde het idee bij Rijkswaterstaat. Opmerkelijk is dat de proef wordt uitgevoerd zonder dat daaraan uitgebreide laboratoriumtests vooraf zijn gegaan. Bij Egmond aan Zee zijn op het strand twee proefvakken ingericht van drie kilometer lengte. Om de 100 meter wordt, in de richting van de zee, een rij drainagebuizen twee à drie meter diep in het zand aangebracht. De kunststof buizen worden geplaatst vanaf de gemiddelde hoogwaterlijn en komen zo’n
tien meter uit elkaar te staan. Het bovenste deel van het strand blijft vrij. De proefvakken liggen een kilometer uit elkaar. In het begin zullen de buizen nog een stukje boven het zand uitsteken. Na verloop van tijd zullen de buizen niet meer te zien zijn vanwege de natuurlijke aanwas van het zand. De proef duurt drie jaar. In deze periode wordt het strand nauwkeurig gemonitoord. Het strand van Egmond aan Zee is speciaal voor de proef uitgekozen, omdat het één van de zwakste stukken van de kust is. Hoe de drainagebuizen er nu precies voor zorgen dat het strand aangroeit, blijft vooralsnog onduidelijk. Feit is dat bij eerdere proeven in Denemarken, Maleisië, Ghana en Australië de techniek werkte.
Ria Doedel nieuwe directeur WML Ria Doedel treedt op 1 januari aan als nieuwe algemeen directeur van Waterleidingmaatschappij Limburg. Zij wordt de eerste vrouwelijke directeur in de geschiedenis van WML.
R
ia Doedel woont in Eijsden. Zij is nu directeur Directie Inwoners en tevens loco-secretaris van de gemeente Nijmegen. Daarvoor was zij onder meer directeur dienst Werk, Zorg en Inkomen bij de gemeente Eindhoven en directielid dienst Sociale Zaken en Welzijn bij de gemeente Maastricht. De selectie- en benoemingscommissie uit de Raad van Commissarissen van WML kon kiezen uit een rijke schakering aan sollicitanten. Uit 137 gegadigden is Ria Doedel als meest geschikte kandidaat naar voren gekomen.
achtergrond Waterschappen aan de slag in Nicaragua Vertegenwoordigers van Waterschap De Dommel, Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden en de Lettinga Foundation hebben een bezoek gebracht aan Nicaragua om samen met de lokale autoriteiten de waterproblemen in kaart te brengen. De betrokken partijen willen gezamenlijk de problemen in het stroomgebied van de Molina Norte en San Fransisco het hoofd gaan bieden. Het bezoek is geïnitieerd door Aqua for All.
D
e belangrijkste problemen zijn het ontbreken van voldoende (schoon) drinkwater en de slechte sanitaire voorzieningen. De oorzaak ligt bij de lozing van ongezuiverd agrarisch en huishoudelijk afvalwater in het brongebied. Daardoor moet de drinkwatervoorziening van de benedenstrooms gelegen stad Matagalpa (120.000 inwoners) regelmatig gestaakt worden. De lozing van ongezuiverd koffieafvalwater vormt één van de knelpunten. Dit probleem is besproken met een 40-tal koffieboeren. Ook is samen met de lokale universiteit een seminar gehouden over kennisuitwisseling over kleinschalige zuiveringssystemen en duurzaam waterbeheer. De Nicaraguaanse en Nederlandse partijen werken nu een projectvoorstel uit dat binnenkort overhandigd wordt aan het bestuur van Aqua for All. De bedoeling is dat de noodzakelijke expertise beschikbaar wordt gesteld door de Nederlandse waterschappen en eventueel drinkwaterbedrijven. Financiële middelen zijn voorhanden, omdat het Ministerie van Ontwikkelingssamenwerking elk ingezet uur qua kosten ‘verdubbelt’. Voor meer informatie: Louis Bijlmakers van Waterschap De Dommel: (0418) 61 84 98.
De elf meter hoge meetwagen van Rijkswaterstaat meet de kustlijn als officiële start van het Ecobeach-project. Rechts de boorwagen van BAM.
H2O / 23 - 2006
31
.$5$ .$5$ #$
.OLQNW X GDW QLHW DOV PX]LHN LQ GH RUHQ"
4..0 (-1203,$-2 2($ .-#$0'.3# * +(!0 2($ $- 1712$$,(-2$&0 2($ -#0$11 31$0 '$$%2 4..0 #$ 5 2$0!0 -"'$ $$- 3-($* .-$ 12./ 1'.//(-&".-"$/2 .-25(**$+# # 2 $+*$ % 1$ (- #$ +$4$-1"7"+31 4 - $$- (-1203,$-2 %#$*2 $ #4(1$0$- 3 &0 & !() #$ -1"' % 4 - $$- (-1203,$-2 .% '$+/$- 3 ,$2 /$0(.#($* .-#$0'.3# * +(!0 2($ /0.)$"2, - &$,$-2 $- 1712$$,(-2$&0 2($
-#0$11 31$0 +$4$02 $$- !0$#$ 0$$*1 (-1203,$-2 2($ #($ 4.++$#(& (1 %&$12$,# ./ #$ 2.$/ 11(-& (- %4 + #0(-* $- /0."$15 2$0 -#0$11 31$0 '$+/2 3 &0 & 35 (-1203,$-2 2($ (- 2./".-#(2($ 2$ '.3#$- $- 2$&$+()*$02()# 35 .-#$0'.3#1*.12$- 2$ 4$0+ &$-
0.%$11(.-$+$ * +(!0 2($ 4..0 /0 *2(1"' $+*$ / 0 ,$2$0 0.&$ :- - 22$ * +(!0 2($ 4 - 8 .5,$2(-&$- 4.+&$-1 '$2 3(24.$0(-&1!$1+3(2 4 - #$ -($ 4 - 2$01"' //$-
$- 2$ , 4 - !$20.**$- 1/$"( +(12$- 11(12$$02 &0 & !() #$2 (+$-&(-$$0(-& /0.)$"2(-*../ /0.)$"2!$&$+$(#(-& $- 1712$$,(-2$&0 2($ 555 -+ $-#0$11 ".,
-#0$11 31$0 .12!31
0#$ $+ 6 (-%. -+ $-#0$11 "., 555 -+ $-#0$11 ".,
-,)()' / *%#(! ( ,*)-/ * , ,* (+'#++# , (# -/ & %,*)' !( ,#+ " # ,' , * . ( " , - ! ( 0, *( .) #(! () #! " , ! () ! . *')! ( .))* $ * )( ! *)% ( / , * # ,' ,#(! (
( , ' , 1 & ,, *#$ ( ') -& . *1 ( , ' ,#(! ( ( * -/ .# ( ') # & * &))+ ( ,/ *% ,) %)'+, . ( * &)1 / , * # ,' , *+ " , , * #+ )(1 / * &
))* ' * #( )*' ,# 1# )(1 / +#,
Aa en Maas legt agrowadi’s aan Vervuild regenwater van vijf boerenerven in het werkgebied van Waterschap Aa en Maas wordt sinds enkele maanden opgevangen in een agrowadi en daar gezuiverd. De agrowadi’s voorkomen dat vervuilende stoffen die met het regenwater van het erf stromen, in het oppervlaktewater of de bodem terechtkomen. Met de aanleg van de agrowadi’s wil het waterschap de werking van het systeem en het onderhoud ervan in de praktijk testen.
achtergrond Subsidie voor Rijnland Het Hoogheemraadschap van Rijnland heeft 800.000 euro subsidie ontvangen van de Europese Unie om de waterkwaliteit in het beheergebied te verbeteren. Met dit geld worden proeven uitgevoerd met reeds gezuiverd afvalwater.
A
De agrowadi
R
egenwater dat van het erf van boerderijen stroomt, voert verontreinigende stoffen, zoals stikstof, fosfaat, koper en zink met zich mee naar het oppervlaktewater en de bodem in. Het regelmatig wegvegen van onder andere gemorst veevoer en mest werkt niet afdoende om vervuiling te voorkomen. Aansluiten op het riool is niet wenselijk, vanwege de grote hoeveelheden water. Een agrowadi is mogelijk wel een oplossing voor het probleem. Een agrowadi is een één meter diepe, uitgegraven bak van zes bij 25
meter. De bak is bekleed met folie en gevuld met zand. Het afspoelende regenwater wordt naar een buffer geleid en van daaruit naar de agrowadi gepompt. Daar worden de verontreinigingen door bacteriën afgebroken en door het zand gefilterd. Het agrowadi-project wordt uitgevoerd met medewerking van ZLTO en is onderdeel van het EU Interreg IIIa-programma Duurzame Watersystemen Benelux Middengebied. De totale kosten van het project bedragen 200.000 euro.
NEN-voornormen GC-MS-analyses De normsubcommissie Organische Parameters van het Centrum van Normalisatie NEN heeft drie voornormen opgesteld voor GC-MS-analyses. Deze analysemethoden worden in laboratoria gebruikt bij organische verbindingen. Belanghebbenden kunnen tot 1 februari 2007 commentaar op de inhoud indienen bij NEN. Nederlandse laboratoria passen op grote schaal GC-MS toe als analysetechnieken voor organische verbindingen toe. Hierbij kwantificeren ze vaak verschillende groepen verbindingen tegelijkertijd. Voor deze analyses bestaan nog geen normen. Deze organische verbindingen worden wel veelvuldig genoemd in verschillende Nederlandse wetten. Vaak worden ook grenswaarden aangegeven. Normalisatie van GC-MS-analyse is dan ook noodzakelijk. Hoewel nog weinig praktijkgegevens beschikbaar zijn, is besloten deze methoden als Nederlandse Voornorm (NVN) te publiceren. Dit is een publicatie die later als norm wordt gepubliceerd, maar nu nog niet compleet is. Voor een NVN wordt gekozen als de tijd nog niet rijp is voor een norm en men ervaring wil opdoen met de beschreven afspraken. Het gaat om de volgende documenten: Ontwerp NVN 6982 - Bodem en water - Voorbehandeling van bodem- en watermonsters voor de bepaling van matig vluchtige organische verbindingen met behulp van GC-MS; Ontwerp NVN 6983 - Bodem en water - Bepaling van vluchtige organische verbindingen in bodem- en watermonsters met behulp van GC-MS; Ontwerp NVN 6984 - Bodem en water - Bepaling van het gehalte aan matig vluchtige organische verbindingen in extracten van bodem- en watermonsters met behulp van GC-MS. Deze voornormen zijn te bestellen bij de NEN-Klantenservice: (015) 260 03 91 of via e-mail: bestel@nen. nl. Commentaar op deze ontwerpen kan tot 1 februari 2007 worden ingediend bij NEN, Postbus 5059, 2600 GB Delft of milieu@nen.nl.
fgelopen maand begon het hoogheemraadschap met proeven op de awzi Leiden-Zuidwest. De bedoeling is om het afvalwater schoner te krijgen met het oog op de Europese Kaderrichtlijn Water. In 2009 worden de normen voor het oppervlaktewater bekendgemaakt. Aan de hand hiervan stelt Rijnland haar normen op. De proeven van nu lopen vooruit op 2009, zodat het schap de juiste techniek voor alle zuiveringen kan kiezen. STOWA participeert in de proeven. Behalve geld voor deze proeven heeft het hoogheemraadschap ook een bedrag van 655.000 euro gereserveerd voor vernieuwing van onderdelen en herstel van compartimenteringswerken. Rijnland heeft al een belangrijk deel van de werkzaamheden uitgevoerd. Met het genoemde bedrag kan het hoogheemraadschap de resterende werkzaamheden uitvoeren.
Vijf stoffen gekozen voor verbetering waterkwaliteit In het kader van het project ‘Schone bronnen, nu en in de toekomst’ zijn vijf bestrijdingsmiddelen gekozen die dit en komend jaar centraal staan bij het verbeteren van de kwaliteit van grond- en oppervlaktewater.
D
e stoffen waaraan extra aandacht wordt besteed, zijn MCPA, dimethanid-p, primifos-methyl, dichlobenil en 2,4-D. Deze zijn gekozen op basis van geconstateerde normoverschrijdingen in het water. Het zijn stoffen die in verschillende sectoren worden gebruikt en door verschillende instanties zijn goedgekeurd. De oplossingen zijn generiek van aard. Op deze manier vermindert de emissie van gewasbeschermingsmiddelen naar water in het algemeen. ‘Schone bronnen, nu en in de toekomst’ is een publiekprivate samenwerking waarin de VEWIN, de Unie van Waterschappen, de Nederlandse Stichting voor Fytofarmacie (NEFITO) en LTO Nederland proberen normoverschrijdingen in grond- en oppervlaktewater te verminderen. Dat doen zij samen met de agrarische praktijk, overheid, bedrijfsleven en overheid.
H2O / 23 - 2006
33
continue (bio)filtratie
• •
Biologische (de)nitrificatie en polijsting van afvalwater Kringloopsluiting
• •
Proceswaterbereiding uit oppervlaktewater Spoelwaterbehandeling in de drink- en preceswaterbereiding
•
(Biologische) zijstroomfiltatie in koelwatercircuits
Paques bv P.O. Box 52 8560 AB Balk NL t 0514 · 60 85 00 f 0514 · 60 33 42 e info@paques.nl i www.paques.nl
www.paques.nl
SCHMIDT KGS/VD
SCHMIDT WATERTECHNIEK
de eerste verstelbare flenspakking 2 Scheefstaande flenzen worden d.m.v. de verstelbare flenspakking kostenbesparend verbonden.
1 Niet parallel aangelegde buizen kunnen met de verstelbare afdichting kostenbesparend worden aangesloten.
3
ca. 8˚ verstelbaar Kleine bochten en hoeken kunnen zonder speciale passtukken met de verstelbare flenspakking kostenbesparend worden geïnstalleerd.
w
Nieu
De uit twee delen bestaande verstelbare flenspakking vult scheefstaande flenzen tot ca. 8˚ op. Ideaal voor pijpleidingsystemen.
Opkruipend water wordt d.m.v. onze SCHMIDT MUURKRAGEN tegengehouden.
1
2
3
Eenvoudige montage & kostenbesparend.
Schmidt Watertechniek B.V. • Postbus 25 • NL-3248 ZG Melissant • T +31 (0)187 - 605200 • F +31 (0)187 - 605171 •E info@schmidt.nl • I www.schmidt.nl
1 7 Ê- ,"
/ , 1 7 ,
6 ,7 , / Ê ,"6 Ê - - /
Ê <"
, Ê 6 , - /"* *
>>ÃÌÊ`iÊLiÃÌ>> `iÊ Þ`À>Õ i i ÊÛ ÀÊ`iÊ >ÀiÝÊ ,/ Êi Ê-iÜ>ÌiV « «i Ê ÌÀ `ÕViiÀÌÊ - Êii Ê iÕÜiÊÀ iÃÌÛ>ÃÌÃÌ> i Ê ÃV À ivVi ÌÀ vÕ}>> Ü>> iÀÊÌÞ«iÊ ®Ê ÊV L >Ì iÊ iÌÊii ÊÛ> ÊLÕ Ìi >vÊ >ÃÌi L>ÀiÊ >À`ÃÌ> i Êà ÌV ÕÃ°Ê iÀ iiÊÜ À`i Ê âi vÃÊ}À ÛiÊà LLiÃÌ> ``i i Ê«À L ii ÃÊÛiÀÜiÀ Ì°Ê iÊÛÀ iÊ` À}> }ÊÛ> Ê >> Ê£ääÊ ÊÛ À ÌÊ ÊL Ê >}iÊ Ì iÀi Ì> i ÊÛiÀÃÌ «« }°Ê iÊ iÕÜiÊ Ü>> iÀÊ >> ÌÊ iÌÊ - «À }À> >ÊV « iiÌ\ÊÛ ÀÊi ÊÌÞ«iÊ>vÛ> Ü>ÌiÀÊ ÃÊiÀÊ ÕÊii Ê« «Ê «Ê >>Ì°Ê V Õà ivÊ`iÊâi iÀ i `ÊÛ> Êii Ê }ÊÀi `i i ÌÊi Ê >Ý > iÊLi`À vÃâi iÀ i `°Ê
Ó xÊäÈ
6 ÀÊ v À >Ì iÊi Ê` VÕ i Ì>Ì i\Ê - Ê i`iÀ > `Ê °6°]Ê* ÃÌLÕÃÊÓ££]Ê££ÈäÊ Ê<Ü> i LÕÀ}]ÊÌi °\ÊäÓäÊ{äÇ nää]Êv>Ý\ÊäÓäÊ{äÇ nä£]ÊÜÜÜ° ÃL°
iÕÜt ÕÊ Ê ÊÀ iÃÌÛ>ÃÌÃÌ>>
0WFSTUPSU PG CFSHJOHTQSPCMFNFO %F HFN (SPOJOHFO IFFGU EF WPMHFOEF PQMPTTJOH
) + 8JFGGFSJOL # 7 5FYUJFMTUSBBU $" 0MEFO[BBM 1PTUCVT ") 0MEFO[BBM )PMMBOE 5FMFGPPO 'BY & NBJM JOGP!XJFGGFSJOL OM *OUFSOFU XXX XJFGGFSJOL OM
recensie *thema ‘Ion exchange treatment for water’ vooral Amerikaans georiënteerd Het boek ‘Ion exchange treatment for water’ van de hand van Anthony Wachinski is begin dit jaar door de American Water Works Association (AWWA) uitgebracht. Bij het eerste doorbladeren van het boek ziet het er erg verzorgd uit met veel duidelijke grafieken en plaatjes en veel oefensommen waarmee de lezer kan beoordelen of hij de stof begrepen heeft.
I
onenwisseling is een zuiveringstechniek die in Nederland voornamelijk bij industriële watertoepassingen gebruikt wordt voor de bereiding van hoge kwaliteit voedingswater. In de publieke waterzuivering wordt de techniek (nog) niet grootschalig gebruikt. Zowel wereldwijd als in Nederland ontstaat echter steeds meer interesse in ionenwisseling. Wereldwijd, omdat ionenwisseling (en meer specifiek Magnetic Ion Exchange of MIEX) gebruikt kan worden voor de verwijdering van organische stof waardoor minder desinfectiebijproducten gevormd worden. In Nederland staat ionenwisseling in de belangstelling omdat specifieke ionen, die tot scaling en fouling in membraanfiltratie-installaties leiden, uit het water verwijderd worden. In de inleiding van het boek benadrukt de auteur de veranderende rol van ionenwisseling in de Verenigde Staten. Ionenwisseling wordt in de VS veelvuldig gebruikt als onthardingstechniek. De laatste jaren is de wetgeving met betrekking tot de lozing van brijn strenger geworden. Daarnaast bestaat in de VS, met name door ontwikkelingen op het gebied van membraanfiltratie, een andere filosofie over hoe de voorzuivering van ionenwisseling te ontwerpen. Beide aspecten maken aanpassing van
ontwerp, bedrijfsvoering en regeneratie van ionenwisselaars noodzakelijk en hebben geleid tot het schrijven van dit boek. Het boek telt maar zeven hoofdstukken en 270 bladzijden. Een groot gedeelte hiervan bestaat uit appendices en uitgebreide oefensommen. Helaas worden de oefensommen uitgewerkt in Amerikaanse eenheden en niet met de in de rest van de wereld bekende SI-eenheden, waardoor de voorbeelden lastig te volgen zijn. Het boek begint met een uitgebreid hoofdstuk over de fundamentele concepten van waterchemie. Dit hoofdstuk heeft niet veel toegevoegde waarde, aangezien de wateringenieur deze stof al beheerst. Het tweede hoofdstuk is het interessantste hoofdstuk. Hierin worden de fundamentele concepten van ionenwisseling behandeld. Ingegaan wordt op de verschillende soorten hars en hun toepassingen. Verder komen onderwerpen als regeneratie van hars en de noodzakelijke voorbehandeling om ionenwisseling toe te passen, aan de orde. Het derde hoofdstuk beschrijft de toepassing van ionenwisseling voor waterontharding in de Verenigde Staten. Doordat in Nederland korrelreactoren toegepast worden voor ontharding, is dit hoofdstuk niet interessant
Een groep jonge, gepromoveerde watertechnologen geeft elke maand in dit vaktijdschrift een kritisch oordeel over internationale vakliteratuur op het gebied van water. De recensenten zijn Jelle Roorda, Arjen van Nieuwenhuijzen, Bas Meijer, Adriaan Mels, Herman Evenblij, Jeroen Langeveld, Jasper Verberk en Merle de Kreuk. Ieder van hen beoordeelt voor zijn eigen specialisme recent gepubliceerde literatuur inhoudelijk en bekijkt in hoeverre de stof toepasbaar is in de Nederlandse situatie. Drink-, afval- en proceswater, riolering, waterkwaliteitsbeheer en hydrologie komen afwisselend aan bod. De recensentenclub is nog op zoek naar een recensent voor het deelonderwerp waterkwaliteitsbeheer. Heeft u interesse? Neem dan contact op: (010) 427 41 65.
voor de Nederlandse lezer. Hoofdstuk 4 behandelt de meer industriële toepassing van ionenwisseling voor demineralisering van water voor industriële toepassingen en geeft richtlijnen voor het ontwerp van ionenwisseling. Nitraatverwijdering met behulp van ionenwisseling wordt in hoofdstuk 5 behandeld. De laatste twee hoofdstukken tot slot behandelen toepassingen van ionenwisseling die geen directe relevantie hebben voor de Nederlandse lezer. In hoofdstuk 6 wordt arseenverwijdering behandeld en hoofdstuk 7 gaat in op uranium, radium en bariumverwijdering.
Basisboek Al met al is ‘Ion exchange treatment for water’ een boek dat gebruikt kan worden om de basisprincipes van ionenwisseling te begrijpen. Vooral hoofdstuk 2 is een prima hoofdstuk om een overzicht te krijgen van de stand der techniek. De andere hoofdstukken bevatten voor de Nederlandse lezer beduidend minder bruikbare informatie. Het boek is een typisch Amerikaans handboek voor ingenieurs voor het ontwerpen van ionenwisselingsprocessen in de (industriële) waterzuivering. Het behandelt ionenwisseling vanuit een Amerikaans perspectief. Helaas is het boek niet geheel actueel. Zoals de auteur zelf in zijn inleiding schrijft, is het boek in 2004 geschreven. Recente ontwikkelingen op het gebied van ionenwisseling, zoals MIEX, worden daardoor niet behandeld. Jasper Verberk (TU Delft) ‘Ion exchange treatment for water’ van Anthony Wachinski is een uitgave van AWWA (ISBN 1-58321-322-8). AWWA-leden betalen 149 dollar, niet-leden 99 dollar.
36
H2O / 23 - 2006
&WJEFT #SPO WBO ,FOOJT "MT UPPOBBOHFWFOEF XBUFSQBSUOFS WPPS EF JOEVTUSJF JO /FEFSMBOE JT &WJEFT *OEVTUSJFXBUFS WFSBOUXPPSEFMJKL WPPS EF QSPEVDUJF FO MFWFSJOH WBO JOEVTUSJFXBUFS HFEFNJOFSBMJTFFSE FO HFEFTUJMMFFSE XBUFS MBOECPVXXBUFS FO QSPDFTXBUFS &WJEFT *OEVTUSJFXBUFS IFFGU WFSTDIJMMFOEF JOTUBMMBUJFT WPPS JOEVTUSJFXBUFS FO BGWBMXBUFS[VJWFSJOH JO CF[JU FO CFIFFS %F JOTUBMMBUJFT XPSEFO JOUFSO POUXPSQFO FO HFCPVXE %BBSOB ESBBHU &WJEFT *OEVTUSJFXBUFS MBOHKBSJH [PSH WPPS EF XBUFSMFWFSJOH ,PSUPN &WJEFT *OEVTUSJFXBUFS OFFNU IBBS LMBOUFO EF [PSH WPPS EF XBUFSWPPS[JFOJOH HSBBH VJU IBOEFO
&WJEFT *OEVTUSJFXBUFS 4DIBBSEJKL Â&#x2026; /) 3055&3%". 1PTUCVT Â&#x2026; "- 3055&3%". UFM XXX FWJEFT OM
verenigingsnieuws emissiefactoren, etc. Vergelijken of optellen met stofstroomanalyses in andere gebieden was lastig, vooral door de wisselende indelingen in bronnen, andere emissiefactoren en wisselende jaren waarop ze betrekking hadden. En wat te doen met nieuwe onderzoeken die een geheel ander licht werpen op emissies, bronnen en risico’s?
20 Zetels voor de PvdW
N
ederland heeft een wereldprimeur: een partij voor dieren met twee zetels in het parlement. Het is de wens van ruim één procent van het Volk der Nederlanden. Dat percentage vindt het ene issue van de dieren dermate van belang dat men alles op die democratische kaart wil zetten. Eén ei is geen ei maar een partij. Je kunt daar alles van vinden, maar je krijgt het parlement dat je verdient. Ik weet daar nog wel wat partijen voor: de Nationale Partij van het Riool, want naar de wc moeten we allemaal en je herkent een beschaving aan de wijze waarop deze haar sanitatie heeft georganiseerd. Het riool is een miljardenaangelegenheid die, gezien de huidige staat, flink wat meer aandacht van het parlement verdient. Zo ook de bomen. Op hoog niveau is in dit land beweerd dat vriendelijk praten deze groene jongens blijer maakt. Zodat ze meer zuurstof produceren en daarmee een betere atmosfeer voor rijker intermenselijk contact. Een groene Partij voor de Bomen moet er dus komen. Om nog maar te zwijgen van een liberale Partij tegen Ambtelijke Risico’s (PAR). Want ambtelijke risico’s lopen we allemaal: het risico dat de trein weer eens niet rijdt, dat het wegennet in rigor mortis raakt, dat ons belastinggeld verkwanseld wordt of het risico dat de overheid zich al te chaotisch met onderwijs of water gaat bemoeien. Wat politieke bescherming tegen zulke risico’s zou zeker op zijn plaats zijn. Ik zie een paarsige coalitie van de PAR met het socialistische Appél voor Behoud van Alle Zekerheid (ABAZ) al voor me. Dan weet ik ook nog wel een adresje waar je prima toetsingskaders en toezicht kunt regelen. Eindelijk goede, uitvoerbare normen en waarden. Maar een Partij voor de Wateren (PvdW) mag ook niet ontbreken. Het is een primaire levensbehoefte, waar we absoluut niet zonder kunnen. We verbruiken er allemaal zo’n honderd liter per dag van. Dus dat rechtvaardigt op z’n minst een zeteltje of 20 op het Binnenhof. Of 30, als we ook het afvalwater in het partijmanifest meenemen. Waar de ideologieën van andere partijen pas vloeibaar worden bij de zetelverdeling in de formatie, zou deze partij JUIST natte beginselen moeten formuleren. Gezien het belang van de Partij voor de Wateren moeten we grondwettelijk regelen dat de PvdW immer het voortouw bij de formatie krijgt, bij voorkeur samen met de PAR of de ABAZ. Dan lossen we het klimaatprobleem ook in één keer op. Ik roep bij deze kandidaten op voor het klasje waarmee we de komende vier jaar gaan toewerken naar een glorieuze verkiezingswinst. In aqua veritas. Paul Hesselink
38
H2O / 23 - 2006
Workshop over de rol van de Nederlandse drinkwaterbedrijfstak in het werelddrinkwatervraagstuk Op 14 december vindt in Nieuwegein een workshop plaats met de titel ‘Drinkwater voor de gehele wereldbevolking: ons een zorg?’. Daar zullen uiteenlopende voorbeelden van reeds lopende internationale activiteiten worden toegelicht. Waarom en hoe ontplooien wij deze activiteiten en wat zijn de plannen voor de komende jaren? In vragensessies en gedurende de pauzes zal volop gelegenheid zijn om met elkaar in gesprek te gaan. Internationalisering is een actueel onderwerp in de bedrijfstak. Uiteenlopende invalshoeken zullen volop stof voor discussie leveren. De workshop beoogt daarbij de verschillende invalshoeken naast elkaar te zetten. De organisatie ligt in handen van de KVWNcommissie Watervoorziening. Aanmelden kan dan ook bij de KVWN.
Contactgroep emissiebeheer Op 19 december verzorgen de Contactgroep Emissiebeheer en programmagroep 4 (Oppervlaktewater) een bijeenkomst over regionale stofstroomanalyses in De Poort van Kleef in Utrecht. De implementatie van de KRW vraagt om stroomgebiedsgerichte inventarisaties van verontreinigende punt- en diffuse bronnen, met de bijbehorende emissieroutes. Daar hebben waterbeheerders al veel inzet op geleverd. Bij de vervolgstappen naar KRWmaatregelen zijn betrouwbare en gedetailleerde stofstroomanalyses essentieel om efficiënte en haalbare emissiereducerende maatregelen te identificeren en hiervan het effect te bepalen. Al jarenlang worden op regionaal niveau stofstroomanalyses uitgevoerd. Dit zijn uitdagingen voor echte doordouwers, die hebben leren leven met het vallen en opstaan met ER (data EmissieRegistratie), onlogische afwateringseenheden, niet beschikbare STONE-data, gebiedseigen
Voor meer inhoudelijke informatie kunt u contact opnemen met Peter Schipper van Grontmij (030) 634 48 77 of Rob van den Boomen van Witteveen+Bos (0570) 69 74 27. Aanmelden kan tot 13 december (via www.nva.net of www.kvwn.nl). Het maximale aantal deelnemers bedraagt 65. De bijeenkomst begint om 13.30 uur en eindigt om 16.45 uur.
Verslag bijeenkomst Contactgroep Internationaal Op 18 oktober is de nieuwe, gemeenschappelijke KVWN-/NVA-contactgroep Internationaal bijeen geweest. Doel van de groep is bijeenkomsten te organiseren en een netwerk te vormen voor leden die een opdracht in het buitenland hebben gehad of binnenkort zullen krijgen. Ervaringen met de verschillende culturen en cultuuraspecten van mensen die in het buitenland hebben gewerkt, kunnen worden gedeeld met mensen die nog naar dat specifieke werelddeel of gebied worden uitgezonden. De contactgroep heeft het voornemen om in het voorjaar van 2007 een bijeenkomst te organiseren om de contactgroep op de kaart te zetten en bekendheid te geven bij de leden. Een ander idee is om op de pagina’s van NVA en KVWN op het internet een wereldkaart te plaatsen waarop te zien is welke leden in welke gebieden ervaring hebben die ze willen delen, maar ook in welke landen leden van de verenigingen wonen. Deelnemers van de groep zijn vooralsnog Dick Luijendijk (voorlopig de trekker van het geheel), Adriaan Mels, Richard Broeks, Rob Uijterlinde en Willem van Starkenburg. De groep gaat op zoek naar uitbreiding, maar als er enthousiaste leden zijn die zichzelf willen aanmelden, dan kan dat bij Dick Luijendijk (e-mail: luijendijk@luva.demon.nl).
verenigingsnieuws Oasen, en de lezing ‘Horizontal directional drilled well, de toekomst?’ door Jan Willem Kooiman van Kiwa Water Research
Bijeenkomst over horizontale wintechnieken ‘De toekomst voor waterwinning?’ Horizontale putten worden steeds vaker ingezet. Niet alleen voor de drinkwatervoorziening maar ook voor andere werkvelden, bijvoorbeeld sanering, zijn toepassingen denkbaar. Kiwa verzorgt samen met Oasen op 20 december een bijeenkomst in Gouda over dit onderwerp. Van oudsher waren radiaalputten de enige techniek om grondwater horizontaal te onttrekken. Bij deze methode worden filters vanuit een centrale schacht in diverse richtingen gesteld, nadat een horizontaal gat is geboord. De laatste jaren blijkt het ook mogelijk om met de techniek van het horizontaal gestuurd boren een horizontale put aan te leggen. Deze ontwikkeling is dit jaar uitgebreid onderzocht, maar wordt nog weinig toegepast. Afgelopen jaar zijn ook nieuwe ervaringen opgedaan met onderhoud en beheer van radiaalputten. Bij de techniek van horizontaal gestuurd boren is een doorbraak op het gebied van boorspoeling bereikt. Verder kunnen binnenkort ook andere filtermaterialen gebruikt gaan worden. Tijd om beide technieken eens tegen het licht te houden. Is alles bekend over horizontale wintechnieken of bestaan nog vragen en onduidelijkheden? Tijdens de middagbijeenkomst op 20 december wordt u bijgepraat over de nieuwe ontwikkelingen en mogelijkheden voor het horizontaal winnen van grondwater. Programma
13.00 uur: welkom door directeur Alexander Vos de Wael van Oasen en dagvoorzitter Arie Haasnoot 13.15 uur: lezing over de modellering van een horizontale put ‘Het modelleren en ontwerpen van het monster met de vele armen’ door Mark Bakker van de TU Delft 13.45 uur: lezing over de ervaringen met radiaalputten ‘Twintig jaar ervaring met radiaalput in Roosteren’ door Maria Juhasz van Waterleiding Maatschappij Limburg, en een lezing over het monitoren en de regeneratie van een winning ‘Ervaring horizontale winning Laren’ door Erik van der Pol van Vitens in Utrecht 15.00 uur: lezing over het onderhoud en beheer ‘Mechanical development and rehabilitation of horizontal wells using the HPI Process’ door Gerhard Etschel van de Duitse firma E+M Bohr 15.30 uur: lezing over de toepassingsmogelijkheden en ontwikkelingen van horizontale winputten ‘Onderzoek en ontwerp HDDbron: patent Oasen’ door Harrie Timmer van
Het symposium vindt plaats op woensdag 20 december. Vanaf 12.30 uur bent u welkom bij Oasen te Gouda: Nieuwe Gouwe O.Z. 3. De bijeenkomst is bedoeld voor medewerkers van waterbedrijven en industrieën die grondwater onttrekken, booren regeneratiebedrijven, adviesbureaus, onderzoeksinstituten en universiteiten. Aan deelname zijn geen kosten verbonden. Maar in verband met het beperkte aantal beschikbare plaatsen vragen wij u wel dringend u aan te melden voor deelname, vóór 8 december bij Nicolette Vernooij van Kiwa (nicolette.vernooij@kiwa.nl). Voor inhoudelijke informatie over deze dag kunt u contact opnemen met Inke Leunk (030) 606 95 27 of Harrie Timmer (0182) 59 35 49.
drink- en proces)waterinstallaties, riolering en waterbeheer, bijvoorbeeld coördinatoren onderhoud en werkvoorbereiders. De cursus vindt plaats op 17, 24 en 31 januari 2007 in Utrecht en kost 1.075 euro. Eén van de grootste kostenposten van bestaande installaties is onderhoud. Daarom is het essentieel dat onderhoud doelmatig, efficiënt en economisch verantwoord plaatsvindt. Het hebben van inzicht in de noodzaak van het uitvoeren van onderhoud in relatie tot verschillende risico’s, storingen en de bijbehorende kosten is hiervoor cruciaal. Het optimaal beheersen van dit proces is belangrijk, waarbij het uitbesteden van werk eveneens een belangrijke rol speelt. In deze cursus krijgt u inzicht in het gehele proces van onderhoud en de verschillende onderhoudsconcepten. Na het volgen van deze cursus bent u in staat onderhoud efficiënt en planmatig uit te (laten) voeren. Voor meer informatie: Gwendy Dirks (030) 606 94 06.
Cursussen De volgende drie cursussen staan op het programma voor januari en maart 2007. Integraal waterbeheer
De cursus ‘Integraal waterbeheer’ is interessant voor (technisch) beleidsmedewerkers in het waterbeheer. Wateropleidingen geeft de cursus op 14 woensdagen en drie ochtenden vanaf 11 januari 2007 in Utrecht. De kosten bedragen 2.775 euro. Waterbeheer is volop in beweging. De veranderingen van klimaat, neerslagpatronen, zeespiegelstijging, bodemdaling en verdroging zijn ontwikkelingen die ervoor zorgen dat we anders met water en ruimte moeten omgaan. Naast alle aandacht voor waterkwantiteit mag de waterkwaliteit niet uit het oog worden verloren. Zonder goede kwaliteit leidt bergen en vasthouden tot milieuproblemen. De Europese Kaderrichtlijn Water verplicht de lidstaten gezonde watersystemen na te streven. De opleiding gaat uitgebreid in op alle ontwikkelingen, het gedrag van verschillende watersystemen hierop, de beleidsnotities en wetgeving. Allereerst verdiept u zich in de technische kennis achter waterkwantiteit en waterkwaliteit. Deze kennis leert u vervolgens toe te passen in complexe waterprojecten in landelijk en stedelijk gebied.
Procesbewaking door microscopisch slibonderzoek
De cursus ‘Procesbewaking door microscopisch slibonderzoek’ is opgezet voor procesoperators, adviseurs, klaarmeesters en zuiverings- en procestechnologen van communale en industriële afvalwaterzuiveringsinstallaties. Hij wordt gegeven op 19, 20, 21, 22 en 23 maart 2007 bij TNO in Apeldoorn. Deelname kost 1.875 euro. Een adequate monitoring en goede procesbeheersing van (afval)waterzuiveringsinstallaties zijn essentieel. Microscopisch slibonderzoek draagt hier aan bij en maakt het (vroeg)tijdig ingrijpen met passende maatregelen mogelijk om problemen als bijvoorbeeld licht slib te voorkomen. Zo wordt tijdens de cursus geleerd hoe microscopische waarnemingen in procestechn(olog)ische maatregelen vertaald kunnen worden. Voor meer informatie: Jantine de Waal (030) 606 94 08.
Voor meer informatie: Jantine de Waal (030) 606 94 08.
Planmatig onderhoud in waterketen of -systeem
De cursus ‘Planmatig onderhoud in waterketen of -systeem’ is geschikt voor teamleiders en (staf )medewerkers die technisch uitvoerende medewerkers aansturen en betrokken zijn bij het plannen en organiseren van onderhoud van (afval-,
H2O / 23 - 2006
39
Drijvende kracht Le Pooleweg 9 2314 XT Leiden Tel.: 071 - 581 40 40 Fax: 071 - 581 40 49 E-mail: office@benelux.auma.com
Aandrijvingen voor afsluiters van Auma staan wereldwijd bekend als zeer veilig en betrouwbaar. Maar ze zijn ook en vooral klaar voor een toekomst waarin procesbeheersing, meer nog dan vandaag, draait om geïntegreerde automatische besturing. Om de productie te waarborgen en maintenance veiliger, eenvoudiger en goedkoper te maken, is Auma de logische keuze. Want de aandrijvingen van Auma zijn doeners én denkers tegelijk, die gemakkelijk te integreren zijn in elk gangbaar geautomatiseerd procesbesturingssysteem. Auma bekleedt al ruim 40 jaar een toppositie als ontwerper en producent van innovatieve aandrijvingen voor afsluiters. Conventionele, non-intrusive en explosieveilige aandrijvingen die toegepast worden in veeleisende omgevingen als waterbeheer en (petro-)chemie. Onze salesengineers werken graag met u mee aan de beste configuratie voor uw installaties. Maak eens een afspraak, en ontdek ons oplossend vermogen.
AUMA, SOLUTIONS FOR A WORLD IN MOTION
www.lowara.com
Uw comfort, ons doel Europlan Italiana
Lowara draagt bij aan huishoudelijk comfort met een compleet assortiment pompen en technologieën ontworpen om water op de meest efficiënte manier aan te voeren. Zelfs wanneer het verbruik verandert, blijft de druk gehandhaafd en de temperatuur gelijk. Excellence in water technology.
DROOGOPGESTELDE POMPEN
Lowara Nederland B.V. Postbus 54 4180 BB Waardenburg Tel.: (+31) (0) 418 - 65 50 60 Fax: (+31) (0) 418 - 65 50 61 info.nl@lowara.ittind.com
BRONPOMPEN DOMPELPOMPEN
DRUKVERHOGINGSSETS
platform
Oddrun Uran, Hoogheemraadschap van Rijnland Henk van Hardeveld, Hoogheemraadschap van Rijnland, thans Hoogheemraadschap van Delfland
Maatschappelijke kosten en baten van peilverhoging In droogmakerijen in het westen van Nederland zorgt brakke en nutriëntrijke kwel vanuit het eerste watervoerende pakket voor eutrofiëring en verzilting van het oppervlaktewater. Onderzoek heeft uitgewezen dat door peilopzet de waterkwaliteit valt te verbeteren binnen voor de landbouw acceptabele randvoorwaarden. Om een verantwoordelijke en goed afgewogen beslissing te kunnen nemen over het toepassen van deze maatregel in Polder de Noordplas is een maatschappelijke kosten- en batenanalyse uitgevoerd. De conclusie is dat peilverhoging maatschappelijk verantwoord is, mits de huidige peilvakken niet worden versnipperd.
P
older de Noordplas is een diepe droogmakerij van 4.500 hectare bij Hazerswoude ten oosten van Zoetermeer. De polder heeft een kleiige bodem en ligt 4 à 5,5 meter beneden zeeniveau. Door de lage ligging stroomt veel kwelwater vanuit de ondergrond de polder in. Het kwelwater bevat hoge concentraties aan chloride en nutriënten, waardoor de kwaliteit van het oppervlaktewater nadelig wordt beïnvloed. De polder kent een hoofdzakelijk agrarisch gebruik. Vanwege de hoge kwelintensiteit hoeft er niet of nauwelijks te worden beregend. De kwaliteit van het oppervlaktewater is voor de landbouw dus weinig relevant en wordt dan ook niet als probleem ervaren. Het Hoogheemraadschap van Rijnland ervaart de waterkwaliteit in Polder de Noordplas echter wel als een probleem. De chloridevracht van het uitslagwater van de polder bedraagt meer dan 12.000 ton per jaar. Dit is acht procent van de totale zoutvracht van de boezem van Rijnland. Tevens vormt het uitslagwater zes procent van de stikstofvracht en twee procent van de fosforvracht1). Deze boezembelasting vormt de kern van het probleem. De polder ligt aan de zuidzijde van het boezemstelsel van Rijnland. Het uitslagwater moet door een groot deel van de boezem worden gevoerd voordat het aan de noordzijde van het beheergebied kan worden uitgemalen naar zee. Langs de af te leggen route is er contact met polders waar ‘s zomers water vanuit de boezem wordt ingelaten. De hoge chlorideconcentraties maken het water ongeschikt voor giet- of beregeningswater. Daarnaast hebben te hoge nutriënt- en chloridege-
haltes negatieve effecten op de aquatische ecologie.
Peilkeuze In 1967 is de polder heringericht. Toentertijd is een peilverlaging doorgevoerd, wat in bepaalde delen van de polder resulteerde in een drooglegging van meer dan twee meter. Omstreeks deze tijd stelde het Hoogheemraadschap van Rijnland vast dat de poldergemalen sterk verzilt water op de boezem uitmaalden. Voordien was geen sprake van gemeten verzilting vanuit deze polder. In 1996 ontstond zodoende discussie over de peilkeuze bij de voorbereiding van een nieuw peilbesluit. Om nut en noodzaak van de drooglegging nader te kwantificeren, is in 1998 een onderzoek begonnen naar de relatie tussen peilbeheer en waterkwaliteit in Polder de Noordplas. Na zes jaar meten en analyseren is het project in oktober 2004 afgerond2). Het onderzoek kwantificeert onder andere de bijdrage van kwel op de water- en stoffenbalans. Tevens is onderzocht in welke mate de belasting van het oppervlaktewater kan worden gereduceerd. Op basis van het onderzoek wordt peilopzet door het Hoogheemraadschap van Rijnland als meest kansrijke maatregel beschouwd om de verzilting in Polder de Noordplas te bestrijden. Het onderzoek geeft echter geen antwoord op de vraag in hoeverre de benodigde investeringen voor peilopzet opwegen tegen de positieve effecten van waterkwaliteitsverbetering. Daarom is besloten een maatschappelijke kosten-batenanalyse (MKBA) uit te voeren om de peilkeuze te onderbouwen. Een MKBA is een integraal afwegingsinstrument waarmee alle huidige en
toekomstige maatschappelijke voor- en nadelen oftewel welvaartseffecten van een ruimtelijke ingreep tegen elkaar afgewogen worden door ze in geld uit te drukken3). Blijkt het saldo van de verwachte voordelen (baten) en nadelen (kosten) positief te zijn, dan wordt geconcludeerd dat het project een bijdrage levert aan de maatschappelijke welvaart4). Door de afweging van verschillende oplossingsvarianten te ondersteunen, draagt een MKBA bij aan een zorgvuldige besluitvorming (zie het schema met de stappen die doorlopen moeten worden om tot een MKBA te komen).
Peilvarianten De eerste stap in een MKBA is de definitie van de varianten. De agrarische bestemming van de polder is hierbij als randvoorwaarde opgevat. Het uitgangspunt is dat de droogleggingsnormen uit het cultuurtechnisch vademecum niet overschreden worden. Voor
H2O / 23 - 2006
41
akkerbouw op gedraineerde kleigronden is uitgegaan van een norm van 130 cm en voor grasland op gedraineerde kleigronden is een norm van 90 cm aangehouden5). Twee varianten zijn gedefinieerd: ‘peilopzet’ en ‘extra peilopzet’ (zie de beide kaarten). In de variant ‘peilopzet’ wordt in alle bestaande peilvakken het peil verhoogd tot de gemiddelde drooglegging gelijk is aan de norm. In de variant ‘extra peilopzet’ is gebruik gemaakt van verschillen in maaiveldhoogte binnen de peilvakken. Door de huidige zeer grote peilvakken op te delen in een aantal kleinere peilvakken, kan in bepaalde delen van de polder het peil extra worden verhoogd zonder de droogleggingsnorm te overschrijden. Beide varianten worden vergeleken met de autonome situatie. Hierbij is rekening gehouden met verandering in fysieke randvoorwaarden en landgebruik. Voor neerslag en verdamping is rekening gehouden met een verandering van het klimaat volgens het WB21-middenscenario voor 2050. Wat landgebruik betreft wordt aangenomen dat vijf procent van het akkerbouwareaal en 2,5 procent van het graslandareaal in de toekomst overschakelt op boomteelt.
Variant ‘peilopzet’
Fysieke effecten De fysieke effecten van de beschouwde peilvarianten zijn bepaald aan de hand van diverse modelberekeningen. Het integrale modelinstrument FIW-MultiSWAP is gebruikt om de interactie tussen slootpeilen en grondwaterstanden in beeld te brengen, voor zowel water als zout. Grondwaterstanden, kwelfluxen en chlorideconcentraties zijn gekwantificeerd voor alle peilvakken in de polder. Tevens zijn de gemaaldebieten van beide poldergemalen berekend. De gemaaldebieten en bijbehorende chlorideconcentraties zijn vervolgens ingevoerd in een Sobek-CF/WQ-model van het Rijnlandse boezemstelsel. Hiermee is de verandering van de waterkwaliteit in het boezemstelsel in beeld gebracht. Tenslotte is voor alle peilvakken in de polder een toetsing aan de NBW-normen uitgevoerd met SobekRR-modellen. Hiermee is tevens per peilvak bepaald hoeveel extra berging nodig is om bij peilopzet aan de NBW-normen te kunnen voldoen. De fysieke effecten zijn vervolgens vertaald in welvaartseffecten oftewel de huidige en toekomstige maatschappelijke voor- en nadelen van een ingreep.
Welvaartseffecten Peilopzet brengt met zich mee dat de bergingscapaciteit afneemt. Om hiervoor te compenseren, moeten drasbermen worden gegraven. Berekend is dat voor de variant ‘peilopzet’ 2,4 hectare nodig is en voor de variant ‘extra peilopzet’ 14,2 hectare6). De welvaartseffecten die hiermee samenhangen, betreffen de kosten die moeten worden gemaakt voor grondaankoop, -verzet, -transport en beplanting. Een ander effect van peilopzet is dat voor 2,6 kilometer van de hoofdwatergangen de beschoeiing zal moeten worden vervangen. Daarnaast zijn enkele inrichtingswerkzaamheden nodig, zoals het plaatsen van extra stuwen. De kostenposten die met al deze fysieke effecten samenhangen, zijn eveneens aan te merken als welvaartseffecten.
42
H2O / 23 - 2006
Variant ‘extra peilopzet’
De berekende grondwaterstanden zijn vertaald in droogteschade, drainagekosten en afname van veenoxidatie. De droogteschade is bepaald aan de hand van de HELPtabel. Door peilopzet komen de grondwaterstanden hoger te liggen, waardoor de jaarlijkse droogteschade kleiner wordt. Dit is een maatschappelijke baat. De jaarlijkse natschade zal echter toenemen. Om hiervoor te compenseren, zal extra drainage moeten worden aangelegd. Dit is een maatschappelijke kostenpost. Door de hogere grondwaterstanden in de polder zal ook de wegzijging in het omringende veenweidegebied afnemen. Een geringere wegzijging heeft hogere grondwaterstanden tot gevolg, waardoor de veenoxidatie wordt gereduceerd. De maatschappelijke baat hiervan is gekwantificeerd als de waarde van de afname van de kooldioxide-uitstoot.
De berekende afname van de kwelflux is vertaald in de afname van oeverinstorting. In de polder komen enkele tientallen wellen voor. De wellen hebben door hun grote kwelintensiteit oeverinstabiliteit tot gevolg. Door peilopzet wordt de kwelstroom in de beschouwde varianten met 14 tot 17 procent gereduceerd6). Aangenomen is dat hierdoor jaarlijks op twee locaties instorting van de oever wordt voorkomen. De uitgespaarde herstelkosten zijn aan te merken als maatschappelijke baat. Door de afname van de kwelflux hoeft minder water te worden uitgemalen. Tevens verbetert de waterkwaliteit, waardoor minder hoeft te worden doorgespoeld. Als gevolg hiervan vermindert het gemaaldebiet met 568.000 tot 813.000 kubieke meter per jaar. De lagere maalkosten die hiermee samenhangen, zijn aan te merken als maatschappelijke baat.
platform De verbetering van de waterkwaliteit is te vertalen in meerdere welvaartseffecten. Indien de chlorideconcentratie lager uitvalt dan de gietwaternorm voor een gewas, kan voor dat gewas de droogteschade extra worden gereduceerd door te beregenen vanuit het oppervlaktewater. Bij een sterke verlaging van de chlorideconcentratie kan zelfs worden overgestapt op lucratievere zoutgevoeligere teelten. De hiermee gepaard gaande toename van de landbouwopbrengst is aan te merken als een maatschappelijke baat. Als de waterkwaliteit verbetert, neemt ook de sociaal-economische waarde van het natuurlijk milieu toe. Het gaat daarbij niet alleen om financiële waarden, maar ook om menselijke welvaart. Door gebruik te maken van waarderingsmethoden zijn de sociaal-economische waarden van het natuurlijk milieu in geld uit te drukken. Voor peilverhoging in Polder de Noordplas draait het met name om de betalingsbereidheid van recreanten om in het gebied te kunnen recreëren en de betalingsbereidheid van huishoudens voor de biodiversiteit.
Kosten en baten Na het bepalen en kwantificeren van welvaartseffecten worden deze gemonetariseerd. Door hoeveelheden met hun prijs te vermenigvuldigen, worden kosten en baten uitgedrukt in euro’s. Voor elk variant wordt de netto contante waarde bepaald door de kosten en baten uit te zetten in de tijd, te verdisconteren en te sommeren. Hierbij dient een scherp onderscheid te worden gemaakt tussen eenmalige en jaarlijks terugkerende kosten en baten. Tabel één geeft een overzicht van de aldus verkregen kosten en baten. Waterstaatkundige voorzieningen, de aanleg van drasbermen en het leggen van extra drainage zijn allemaal grote kostenposten. Naarmate de peilopzet hoger is, neemt de hoeveelheid extra berging die gerealiseerd moet worden toe. Met name in de variant ‘extra peilopzet’ vormt de aanleg van drasbermen dus een grote kostenpost. De grootste baat in de polder is een toename
in de gewasopbrengst. Hogere grondwaterstanden leiden tot een geringe afname in de droogteschade. Maar aangezien het een jaarlijkse baat betreft over een groot oppervlakte, is het toch een grote baat. De betere waterkwaliteit is geen baat, aangezien de waterkwaliteit op de boezem hiervoor onvoldoende verandert. Dit is mede een kwestie van de schaal waarop maatregelen worden beschouwd. De waterkwaliteitsverbetering door peilopzet in één kwelpolder is te klein om in beeld te brengen met de beschikbare waarderingsmethoden. Hiervoor is peilopzet in meerdere kwelpolders tegelijk vereist. Door slechts één polder te beschouwen, blijft een mogelijke baat dus buiten beeld. De kosten zijn redelijk nauwkeurig te schatten. De uitkomsten van de MKBA blijken dan ook niet gevoelig te zijn voor onzekerheden omtrent kostenposten. De baten blijken echter moeilijker in beeld te brengen. De onzekerheidsmarge bedraagt enkele tientallen procenten. De uitkomsten blijken behoorlijk gevoelig voor onzekerheden omtrent veranderingen in het landgebruik en de relatie tussen droogteschade en drainage. Ook zal het saldo behoorlijk veranderen als een mogelijke boete voor het niet halen van de KRW-doelen zou worden verdisconteerd. De effecten zijn tegengesteld. De gepresenteerde waarden kunnen worden beschouwd als een redelijke middenweg.
Conclusies Uit de MKBA kan geconcludeerd worden dat de baten van peilvariant ‘peilopzet’ ongeveer gelijk zijn aan de kosten. Bij de variant ‘extra peilopzet’ zijn de kosten daarentegen duidelijk hoger dan de baten. De reden hiervoor is dat de peilopzet leidt tot de noodzaak om veel extra berging te realiseren. Ook nemen de inrichtingskosten in de polder sterk toe. Hierbij moet opgemerkt worden dat de onzekerheidsmarge van de baten redelijk groot is. Gezien de schaalaspecten (waardoor een deel van de baten niet in beeld kan worden gebracht) kan desalniettemin worden geconcludeerd dat het maatschappelijk verantwoord is
Tabel 1. Maatschappelijke kosten en baten peilvarianten6) (x 1.000 euro)
peilopzet
extra peilopzet
kosten waterstaatkundige voorzieningen aanleg drasbermen drainagekosten totaal kosten
631 748 844 2.223
692 5.683 873 7.248
baten opbrengst grondverkoop drasbermen minder oeverinstort hogere gewasopbrengst minder veenoxidatie minder maalkosten totaal baten
148 188 1.825 33 55 2.249
738 188 1.988 43 78 3.035
26
-4.213
saldo
om het peil in de huidige peilvakken van Polder de Noordplas te verhogen tot de droogleggingsnormen uit het cultuurtechnisch vademecum. Peilopzet in opgedeelde peilvakken volgens de variant ‘extra peilopzet’ is echter niet maatschappelijk verantwoord.
Aanbevelingen Tegenwoordig worden vaker MKBA’s gebruikt in besluitvorming bij projecten waar het niet verplicht is. MKBA’s eisen veel inzet. Daarom moet kritisch bekeken worden of het uitvoeren van een MKBA noodzakelijk en de moeite waard is. Het schaalniveau van een project is daarbij van belang. Bij projecten met relatief beperkte maatregelen komen effecten niet goed naar voren en is een MKBA weinig zinvol. Bij grote strategische projecten zijn de effecten duidelijker en is het sneller zinvol om MKBA’s uit te voeren. Ook waar de belangen groot zijn en de besluitvorming gevoelig is, is het aan te raden om een maatschappelijke kosten- en batenanalyse te gebruiken. Specifiek voor waterbeheer geldt dat kennis en kunde aanwezig zijn om effecten te kwantificeren. Voor het kwantificeren en waarderen van (natuur)baten kan bijvoorbeeld gebruik worden gemaakt van een recentelijk uitgegeven leidraad met kentallen7). Verder worden in het kader van de KRW meer kentallen verzameld en toegankelijk gemaakt voor de waterbeheerders. De drempel om een MKBA uit te voeren ter ondersteuning van besluitvorming, wordt hierdoor minder hoog. LITERATUUR 1) Louw P. de, R. Bakkum, H. Folkerts en H. van Hardeveld (2004). Het effect van waterbeheer op de chloride- en nutriëntenbelasting van het oppervlaktewater in Polder de Noordplas. Syntheserapport: Definitieve water- en stoffenbalans en effecten van verschillende waterbeheerscenario’s. TNO-rapport 005.54009. 2) Louw P. de, R. Bakkum, H. van Hardeveld en H. Folkerts (2005). Wellen verzilten het oppervlaktewater in polders in West-Nederland. H2O nr. 14/15, pag. 39-42. 3) Ruijgrok E., R. Brouwer en H. Verbruggen (2004). Waardering van natuur, water en bodem in Maatschappelijke Kosten Baten Analyses, Een handreiking ter aanvulling op de OEI-leidraad. Ministeries van V&W, EZ en LNV. 4) Almasi A., T. Brandwijk en A. Hagendoorn (2004). De waarde van natuurwaardering. Een ‘state of the art’ document. Expertisecentrum LNV. Rapport EC-LNV nr. 2004/276. 5) Cultuurtechnisch Vademecum (2000). Handboek voor inrichting en beheer van het landelijk gebied. Elsevier bedrijfsinformatie. 6) Uran O., H. van Hardeveld, H. Nederend, D. Malschaert, L. Vuister en R. Bakkum (2006). Maatschappelijke kosten en baten van peilverhoging in Polder de Noordplas. Hoogheemraadschap van Rijnland. 7) Ruijgrok E., A. Smale, R. Zijlstra, R. Abman, R. Berkers, A. Nemeth, N. Asselman, P. de Kluiver, R. de Groot, U. Kirchholtes, P. Tods, E. Buter, P. Hellegers en F. Rosenberg (2006). Kentallen waardering Natuur, Water, Bodem en Landschap. Hulpmiddel bij MKBA. Ministerie van LNV.
H2O / 23 - 2006
43
Sjon Monincx, Waterschap Regge en Dinkel Paul Termes, HKV Lijn in Water Gerben Tromp, Waterschap Groot Salland
Regie afvoerpieken noodzakelijk om problemen op Overijsselse Vecht te voorkomen Eind oktober 1998 veroorzaakte een buienfront over het noorden van Overijssel ernstige wateroverlast: landbouwgebieden overstroomden, een aantal zuiveringsinstallaties raakte buiten werking en de centra van Hardenberg en Meppel stonden blank. Mede naar aanleiding van deze gebeurtenis is landelijk de vraag gesteld: is de waterhuishouding wel op orde en zijn we wel voldoende voorbereid op een verandering van het klimaat? De Commissie Waterbeheer 21e eeuw kwam met de strategie om het afvoeren van water bij voorkeur te voorkomen. Deze strategie moet ervoor zorgen dat geen water afgevoerd wordt naar benedenstrooms waardoor daar wateroverlast ontstaat. Uit onderzoek blijkt echter dat een strikte toepassing van deze strategie door de waterschappen binnen het stroomgebied van de Overijsselse Vecht juist kan leiden tot een toename van de wateroverlast. Is hier sprake van een tegenstrijdigheid tussen beleid en praktijk? En wat voor gevolgen heeft dit voor de uitwerking van de ‘wateropgaven’ door de waterschappen om het watersysteem op orde te krijgen?
D
e Overijsselse Vecht is een regenrivier met een stroomgebied van bijna 400.000 hectare. De rivier ontspringt in Duitsland en mondt
via het Zwarte Water uit in het Zwarte Meer. Ruim de helft van het stroomgebied ligt in Nederland; de andere helft ligt in Duitsland. In het Nederlandse deel van de Vecht zijn
Afb. 1: De Overijsselse Vecht met de belangrijkste aanvoerpunten
nummer
1 2 3 4 5
44
H2O / 23 - 2006
afwateringspunt
beheerder achterliggende stroomgebied
Afwateringskanaal Regge Sallandse weteringen Streukelerzijl/Galgerak Meppelerdiep
Waterschap Velt en Vecht Waterschap Regge en Dinkel Waterschap Groot Salland Waterschap Groot Salland Waterschap Reest en Wieden
verschillende partijen verantwoordelijk voor het waterbeheer. Het beheer van het zomeren winterbed van de Vecht is recentelijk overgedragen aan de waterschappen Velt en Vecht en Groot Salland. Rijkswaterstaat Directie Oost-Nederland is verantwoordelijk voor het beheer van het Zwarte Water. De waterschappen Velt en Vecht, Regge en Dinkel, Groot Salland en Reest en Wieden zijn verantwoordelijk voor het beheer van de dijken langs de Vecht en het waterbeheer in het achterland. De provincies Drenthe en Overijssel beheren enkele vaarwegen, kanalen en verdeelwerken. Daarnaast hebben de provincies een coördinerende en adviserende rol tijdens hoogwatersituaties. Afbeelding 1 geeft de belangrijkste afwateringspunten voor het Nederlandse deel van de Vecht weer. Naar aanleiding van het hoogwater van 1998 is het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) afgesloten. Eén van de doelen uit dit akkoord is om het watersysteem ‘op orde’ te hebben in 2015. Op basis van praktische kennis van het watersysteem zagen de betrokken provincies en waterschappen echter in dat hiervoor de toepassing van de trits ‘vasthouden, bergen en afvoeren’ voor de achterlanden problemen met
platform
Afb. 3: Waterstandverandering op de Vecht bij Ommen door veranderingen van afvoerpatronen afkomstig uit de achterlanden
Afb. 2: Principe van verhogen/verlagen en versnellen/ vertragen van de hoogwatergolven
hoogwater voor de Vecht zelf zou kunnen veroorzaken. De ervaring heeft geleerd dat de afvoergolven uit het Nederlandse deel van het stroomgebied vòòr de afvoergolf uit Duitsland door de Vecht worden afgevoerd. In tijden van hoogwater is daarbij nu al sprake van kritieke waterstanden. Indien door wijzigingen in het afvoerpatroon de afvoerpieken ongunstiger samenvallen, zouden deze waterstanden wel eens te hoog kunnen worden (zie Interacties afvoerpieken). Daarmee wordt regie over de afvoerpieken noodzakelijk om het succes van de trits te borgen. Gezien de invloed van een verandering van het afvoerpatroon uit de achterlanden op de hoogwatersituatie van de Vecht ontstond behoefte aan afstemming tussen de waterschappen. Ieder waterschap is namelijk druk bezig met het ‘op orde krijgen van zijn watersysteem’ en beïnvloedt daarmee in mindere of meerdere mate het afvoerpatroon uit het beheerde gebied en kan daarmee (onbedoeld) bijdragen aan de verslechtering van de situatie op de Vecht. De afstemming heeft plaatsgevonden in de projectgroep Wateroverlast, ingesteld om concrete activiteiten op het gebied van wateroverlast binnen het stroomgebied van de Vecht te coördineren. Hiervoor is een beperkt onderzoek uitgevoerd door HKV Lijn in Water1). Centraal stond hierin de vraag: wat is voor ieder waterschap de ‘toelaatbare bandbreedte’ van het afvoerpatroon dat wordt geloosd op de Vecht in hoogwatersituaties? ‘Toelaatbaar’ betekent in dit verband dat geen verhoging van de maatgevende hoogwaterstanden op de Vecht mag optreden. De ‘bandbreedte’ wordt bepaald door de toelaatbare verandering van het afvoerpatroon (verschuiving in de tijd en verandering van de piekafvoer). Als de ‘toelaatbare bandbreedte’ bekend is, kan ieder waterschap bij het uitwerken van de
eigen wateropgave toetsen of een eventuele verandering van het afvoerpatroon geen problemen benedenstrooms op de Vecht veroorzaakt.
Onderzoeksopzet Uitgangspunt is de afvoergolf van de Vecht uit Duitsland en de zijdelings instromende afvoergolven per waterschap voor de situatie die eens per 100 jaar voorkomt. Voor de verkenning van toelaatbare bandbreedtes zijn de afvoergolven vanuit de waterschappen gemuteerd door de golven te versnellen of vertragen, het afvoerniveau (de piek) te verhogen of verlagen (bij gelijkblijvend volume) of een combinatie van beide. Ook is het effect van een klimaatverandering bekeken. Door stapsgewijs resultaten, berekend met het stromingsmodel van de Overijsselse Vecht,
te analyseren en vervolgberekeningen te bepalen, zijn de bandbreedtes van de afvoerpatronen efficiënt bepaald (zie afbeelding 2). Afbeelding 3 geeft de verandering weer van waterstanden op de Vecht als gevolg van wijzigingen in het afvoerpatroon van de Regge bij Ommen. Te zien is dat het verhogen van de afvoertoppen een bijna lineaire toename van de waterstanden op de Vecht veroorzaakt; verlagen een bijna lineaire daling. Uit de figuur is af te leiden (zie blauwe stippellijn) dat een verlaging van de afvoertop met zeven procent in combinatie met een vertraging van de afvoergolf met twaalf uur een netto nihil effect op de waterstanden van de Vecht heeft. Hiermee is een deel van de ‘bandbreedte’ bepaald (zie ook tabel 1). Verder is in de figuur te zien dat een vertraging van de afvoer op de Vecht met 54
Interacties afvoerpieken In de huidige situatie passeert de top van de hoogwatergolf vanuit het Duitse stroomgebied van de Vecht gemiddeld één dag later vergeleken met de afvoergolven vanuit de Nederlandse stroomgebieden (zie afbeelding 2).
Afb. 4: Effect van vertragen van Nederlandse hoogwatergolven op de hoogwatertop op de Vecht
Door water ‘vast te houden’, komen de Nederlandse hoogwatergolven, in de tijd gezien, dichter bij de Duitse afvoertop te liggen. Het gevolg is een hogere afvoertop van de ‘samengestelde afvoergolf’ op de Vecht en daarmee een hogere waterstand. Omgekeerd zal het versnellen van de afvoer juist leiden tot lagere waterstanden op de Vecht.
H2O / 23 - 2006
45
waterloop (‚)
Velt en Vecht
waterschap Regge en Dinkel Reest en Wieden
Groot Salland
verandering afvoergolf
tijdvertraging (‡)
6 uur
12 uur
6 uur
12 uur
6 uur
12 uur
6 uur
12 uur
verhogen
alle
O
O
O
O
O
O
O
O
verlagen
alle
P
P
P
P
P
P
P
P
vertragen en verlagen
afwateringskanaal Radewijkerbeek Ommerkanaal
<-20% -1% -1%
<-20% -5% -5% 0% -6%
0% -7% -1%
-5% -1% -1%
-1% -1%
Mariënberg V.-kanaal Regge gemaal Zedemuden gemaal Streukelerzijl Sallandse weteringen verhogen en versnellen
alle
#
#
#
#
#
#
#
#
versnellen
alle
P
P
P
P
P
P
P
P
vertragen
alle
O
O
O
O
O
O
O
O
symbolen: P= toegestaan, leidt niet tot verhoging waterstand op de Vecht (geeft zelfs verlaging) O= niet toegestaan, leidt tot verhoging waterstand op de Vecht 12 uur | -7% = Voor Waterschap Regge en Dinkel leidt vertraging van de afvoergolf met twaalf uur samen met zeven procent verlaging van de afvoertop niet tot verhoging van de waterstand op de Vecht. #= toegestaan, maar niet uitgewerkt (geen WB21-strategie) Tabel 1: Samenvatting van toelaatbare bandbreedtes in de wijziging van afvoerpatronen op de Vecht.
uur ten opzichte van het ‘normale’ afvoerpatroon een maximale verhoging van de waterstand op de Vecht veroorzaakt van 20 centimeter. Bij een vertraging van meer dan 54 uur neemt de waterstandverhoging op de Vecht weer af (de pieken uit het achterland komen dan na de piek op de Vecht). Uiteindelijk blijkt dat de afvoer tenminste vijf dagen moet worden ‘vastgehouden’ om het waterstandverhogende effect op de Vecht te compenseren.
Resultaten De verkregen bandbreedtes van de afvoerpatronen zijn in tabel 1 samengevat per waterschap. Uit de tabel blijkt dat: • het versnellen of verlagen van de afvoergolven een (gunstig) waterstandverlagend effect heeft op de maximale waterstanden langs de Vecht en het Zwarte Water; • het vertragen en verhogen van afvoergolven een (ongunstig) waterstandverhogend effect heeft; • het vertragen van een afvoergolf kan worden gecompenseerd door de afvoertop te verlagen; • het verhogen van de top van een afvoergolf resulteert in een waterstandverhoging, maar die kan worden gecompenseerd door het gelijktijdig versnellen van de afvoergolf. Gebleken is dat met name het Afwateringskanaal en de Regge een dominant effect
46
H2O / 23 - 2006
hebben op de waterstanden op de Vecht. Ook de effecten van een mogelijke klimaatverandering laten zien dat maatregelen in de achterlanden nodig zijn om waterstandverhogingen op de Vecht te voorkomen.
Toepassing Waterschap Regge en Dinkel heeft het retentiebeleid uitgewerkt in Retentie Actie Programma’s (RAP’s). Onder retentie wordt hierbij verstaan het vasthouden als grondwater en bergen als oppervlaktewater. Retentie wordt ingezet als middel om knelpunten op te lossen: situaties met te veel en te weinig grond- en oppervlaktewater voor de landbouw, stad, natuur en de beken. Om deze knelpunten op te lossen of te verminderen, worden maatregelen ontworpen. Hierbij wordt gebruik gemaakt van modelinstrumenten (grond- en oppervlaktewater), beleidskaders (afweging van belangen) en praktijkkennis. Op deze wijze worden de beleidssporen als WB21, GGOR en de Kaderrichtlijn Water (alleen kwantitatief ) in samenhang uitgewerkt en uiteindelijk vertaald in een wateropgave (kubieke meters te bergen grond- en oppervlaktewater) per deelstroomgebied. Voor de Overijsselse Vecht is in situaties van hoogwater de waterstand op diverse trajecten kritiek. Om problemen te voorkomen, dient daarom bij de uitwerking van de RAP’s te worden getoetst of de maatregelen niet leiden tot hogere water-
standen op de Vecht vergeleken met de huidige situatie. Hiertoe is voor de monding van de Regge een ‘toelaatbaar afvoerpatroon’ afgeleid (zie kader over Bandbreedte Regge). Getoetst is of na ontwerp van de retentiemaatregelen het afvoerpatroon van de Regge wel binnen het weergegeven maximaal toelaatbare regime valt.
Slotopmerkingen Het verrichtte onderzoek geeft aan dat strikte toepassing van de drietrapsstrategie ‘vasthouden - bergen - afvoeren’ kan leiden tot problemen met hoogwatersituaties in het benedenstroomse, Nederlandse deel van het stroomgebied van de Overijsselse Vecht. Met name voor de waterschappen Velt en Vecht en Regge en Dinkel geldt dat het ‘vasthouden’ van water tenminste gekoppeld dient te zijn aan de verlaging van de piekafvoer om verhoging van extreme waterstanden op de Vecht te voorkomen. Om de afvoerpieken verder ‘uit elkaar te trekken’, is het vasthouden van water in het Duitse deel van de Vecht een kansrijke optie. Het is daarom zaak om gezamenlijk, zowel tussen de waterbeheerders in Nederland maar ook met de Duitse beheerder, te overleggen hoe de hoogwaterrisico’s in het stroomgebied van de Overijsselse Vecht kunnen worden beperkt. Het onderzoek heeft aangetoond dat met de berekende effecten voor normale en extreme omstandigheden praktische randvoorwaarden kunnen worden afgeleid.
platform
De Overijsselse Vecht tijdens het hoogwater in oktober 1998. Links stroomt de Regge nabij Ommen de Vecht in.
Bandbreedte Regge Een klimaatverandering volgens het zogeheten middenscenario komt neer op 15 millimeter te bergen neerslag. Bij een grootte van het stroomgebied van de Regge van 110.000 hectare levert dit een volume van 16,5 miljoen kubieke meter water op. Bij een maximumafvoer van de Regge op de Vecht van circa 120 kubieke meter per seconde (hierbij treden nog geen problemen op) bedraagt de duur van de extra nalevering van water dan 38 uur. Volgens afbeelding 4 bedraagt de benodigde reductie van de afvoerpiek dan ongeveer 20 procent. De aldus verkregen randvoorwaarde is in rood weergegeven in afbeelding 5; zolang het afvoerpatroon van de Regge binnen deze bandbreedte blijft, veroorzaakt dit geen nadelige effecten op de Vecht. Een controleberekening met een hydraulisch model leert dat deze methode een redelijke benadering is.
Deze randvoorwaarden zijn bruikbaar voor een eerste toetsing van de toelaatbaarheid van maatregelen die door bijvoorbeeld waterschappen zijn gepland. Door daarbij te anticiperen op een klimaatverandering kunnen de waterschappen â&#x20AC;&#x2DC;in het achterlandâ&#x20AC;&#x2122; voorkomen dat aanvullende maatregelen langs de Vecht en het Zwarte Water (verruimen van het doorstroomprofiel, het verhogen van kades of de inrichting van retentiegebieden) nodig zijn of deze beperken. LITERATUUR 1) Termes A. en D. Klopstra (2004). Onderzoek speelruimte maatregelen stroomgebieden langs de Overijsselse Vecht. HKV Lijn in Water.
Afb. 5: Bandbreedte van het toelaatbare afvoerpatroon van de Regge op de Vecht bij verandering van het klimaat (rood). Verder zijn weergegeven het actuele afvoerpatroon (zwart) en het afvoerpatroon bij klimaatverandering zonder maatregelen in het achterland (blauw).
H2O / 23 - 2006
47
Bart Goes, TNO Bouw en Ondergrond Roelof Stuurman, TNO Bouw en Ondergrond
Nieuwe toepassingen van boorgatmetingen voor opsporing van zoet en brak grondwater Geo-elektrische boorgatmetingen worden in Nederland al vanaf de jaren 60 uitgevoerd voor waterleidingbedrijven om de overgangen tussen zoet en brak en zout en brak in het grondwater te bepalen. Dit soort metingen gebeurt in net geboorde nog open boorgaten, omdat ze niet werken in boorgaten met een verbuizing. In kritische gebieden, vaak nabij grondwaterwinningen, wordt tijdens de boring aan de buitenkant van de, later geïnstalleerde, verbuizing ook regelmatig een zoutwachterkabel geplaatst die eventuele veranderingen van de diepteligging van het brakke en zoute grondwater kan monitoren. Er zijn echter ook nog twee andere relatief onbekende toepassingen van boorgatmetingen op het gebied van zoet, brak en zout grondwater. Ten eerste het opsporen van diepe (> 600 m onder maaiveld) zoete en brakke grondwatervoorkomens door de interpretatie van bestaande zeer diepe (vaak enkele kilometers) boorgatmetingen die zijn uitgevoerd voor olie- en gasonderzoek. Ten tweede het monitoren van veranderingen van de diepteligging van zoetbrak-zoutovergangen in het grondwater door het regelmatig uitvoeren van elektromagnetische boorgatmetingen in bestaande pvc-peilbuizen. hier het grondwater verstaan dat zich onder de vaak gehanteerde ‘hydrogeologische basis’ bevindt. In Zeeland en Vlaanderen wordt bijvoorbeeld zoet tot brak water uit pakketten onder deze hydrologische basis (Boomse klei) gewonnen. Bij Vlissingen wordt het brakke grondwater gebruikt om zoute zanden en grinden te ontzilten. Ook in verband met de drinkwatervoorziening komen brakwatervoorraden in beeld. Met behulp van moderne membraantechnieken kan dit watertype relatief eenvoudig en goedkoop worden ontzilt. Als een dergelijke watervoorraad ook nog eens afgedekt wordt door zeer slecht doorlatende (tertiaire) kleilagen, dan zal de winning geringe nadelige effecten hebben op het ondiepe grondwater. Kennis over de diepe grondwaterkwaliteit is ook relevant voor boringen voor thermale baden.
Een geo-elektrische boorgatmeting in het veld.
I
n de diepe ondergrond onder de overgang tussen brak en zout (meer dan 1.000 mg chloride per liter) kan, vooral in niet-mariene afzettingen, ook nog brak water voorkomen. Onder ‘diep’ wordt
48
H2O / 23 - 2006
Peilbuizen met filters onder de hydrogeologische basis waaruit water kan worden bemonsterd, zijn echter zeer zeldzaam. Standaard boorgatmetingen, onder andere uitgevoerd in het kader van de drinkwaterwinning, reiken meestal niet tot deze grote dieptes. Er bestaat echter een alternatief om een ruwe indicatie te krijgen van het
zoutgehalte van het diepe grondwater: olie- en gasboringen. Deze boringen reiken namelijk tot op grote diepte (twee kilometer of meer). De olie- en gasboringen worden niet standaard geraadpleegd bij hydrogeologisch onderzoek, omdat ze in een aparte databank zitten en ze, vanwege het analoge formaat, minder goed toegankelijk zijn. In het TNO DINO-archief zijn voor het vasteland van Nederland ruim 700 als niet vertrouwelijk geclassificeerde diepe olie- en gasboorgatmetingen opgenomen waarvan in ieder geval elektrische weerstands- of geleidbaarheids- (het omgekeerde van weerstand) metingen beschikbaar zijn. De locaties van deze zeer diepe metingen staan aangeduid op de kaart van Nederland (afbeelding 1). Gebieden die interessant zijn voor deze analyse, worden gekenmerkt door de aanwezigheid van (bijna) ondoorlatende kleipakketten (meestal van tertiaire ouderdom) die het diepe water tegen holocene verzilting beschermden en waar tijdens het pleistoceen, lateraal, verzoeting kon plaatsvinden. Deze zone bevindt zich langs de randen van het dalingsbekken, onder andere aan de noordkant van het Brabant Massief, maar ook langs het Duitse grensgebied.
platform
Afb. 2: Schematische weergave van een herhalings elektromagnetische boorgatmeting in een peilbuis met pvc-wand.
Afb. 1: Overzicht van niet-vertrouwelijke locaties waarvoor diepe (0.5 km tot enkele km onder maaiveld) olie- en gasboringen met geo-elektrische of conductiviteitslogs beschikbaar zijn. Het gepresenteerde brak-zoutgrensvlak is een compilatie van bestaande kaarten. Op dit moment is TNO bezig met een nieuwe landelijke kartering van het grensvlak.
Mogelijk kan zo ook onder de Noordzee brak grondwater onder tertiaire kleilagen voorkomen. In totaal 13 diepe olie- en gasboringen in Noord-Brabant zijn geïnterpreteerd1) om een indruk te krijgen van de chlorideconcentratie van het diepe grondwater. Bij de analyse is als volgt te werk gegaan. De zandige secties in de boorgaten zijn geselecteerd, want deze zijn mogelijk relevant voor waterwinning. De selecties zijn gemaakt op basis van de natuurlijke gamma boorgatmeting, die hoog is bij de aanwezigheid van bepaalde kleimineralen en glauconiet, en de boorbe-
schrijving. Secties met gas of olie zijn zoveel mogelijk vermeden, omdat ze de elektrische weerstand verhogen. De formatiefactor, een maat voor de invloed van het poriewater op de elektrische weerstand van het sediment, is afgeleid uit de porositeitslog en/of de lithologische beschrijving. Op basis van een empirische relatie is met behulp van de formatiefactor, de elektrische weerstand uit de boorgatmeting en de bicarbonaatconcentratie van het grondwater, de chlorideconcentratie van het grondwater geschat. Bij hogere chlorideconcentraties (> 500 mg/l) is de invloed van het bicarbonaatgehalte op de geschatte chlorideconcentratie
Overzicht van peilbuizen met filters onder het zoet-brak- en/of brak-zoutgrensvlak.
beperkt. In de geïnterpreteerde diepe boorgatmetingen in Noord-Brabant is de chlorideconcentratie over het algemeen in de buurt van zeewater (circa 18.000 mg/l) of nog veel hoger. Water met een chlorideconcentratie die veel hoger is dan in zeewater, heet brijn dat kan ontstaan door indamping van water of oplossing van zout. Op twee Brabantse locaties aan de randen van de Roerdalslenk (Nederweert en Hilvarenbeek) is echter op meer dan 500 meter onder het brak-zoutgrensvlak nog een relatief lage chlorideconcentratie geschat (4.000-9.000 mg/l) die duidelijk lager is dan zeewater (18.000 mg/l). Al bekend was dat bij Reusel onder de Boomse klei zoet grondwater wordt aangetroffen.
Monitoren van zoet-brak grondwater buiten binnen drinkwaterdrinkwaterbeschermings- beschermingsgebied gebied
onderkant buis in brakke zone onderkant buis onder brak-zoutgrens zoutwachters
976 991 386
375 268 146
totaal
1.351 1.250 53
De Kaderrichtlijn Water schrijft monitoringsprogramma’s voor, teneinde “een samenhangend totaalbeeld te krijgen van de watertoestand binnen elk stroomgebiedsdistrict”. De programma’s moeten in december operationeel zijn. De KRW stelt dat veranderingen in stromingsrichting, veroorzaakt door menselijk ingrijpen zoals grondwateronttrekkingen, niet mogen leiden tot zoutwaterintrusie. In een TNO-advies2)) aan VROM wordt een concept
H2O / 23 - 2006
49
voor een meetnetprogramma geadviseerd. Hierin wordt voorgesteld meetpunten te selecteren in gebieden die kwetsbaar zijn voor verzilting. Uit een inventarisatie bleek dat in Nederland veel bestaande meetpunten, geschikt voor zoet-zoutmonitoring, beschikbaar zijn (zie tabel op bladzijde 49). De vraag luidt wat de beste methode zou kunnen zijn voor monitoring? Uit de mogelijke methoden wordt geadviseerd om hiervoor, zoveel mogelijk, gebruik te maken van elektromagnetische boorgatmetingen in bestaande grondwatermeetpunten met pvc-verbuizing. Deze meting kan eventueel worden aangevuld met chloridebepalingen van monsters uit relevante grondwaterfilters van het meetpunt. Monitoren met behulp van elektromagnetische boorgatmetingen kent verschillende voordelen: â&#x20AC;˘ In tegenstelling tot analyses van watermonsters of zoutwachters wordt een continu beeld met de diepte verkregen; â&#x20AC;˘ Bestaande grondwatermeetpunten (pvcpeilbuizen) kunnen worden gebruikt. Dit kan niet met een elektrische boorgatmeting of zoutwachter; â&#x20AC;˘ Vaak kan de meting worden vergeleken met de (historische) boorgatmeting die plaatsvond bij de inrichting van het grondwatermeetpunt. Deze zijn vaak al 25-30 jaar oud.
Tijdens het meetnetontwerp voor de provincie Noord-Brabant is deze methode op een viertal locaties toegepast. De metingen konden worden vergeleken met boorgatmetingen die ongeveer tien jaar eerder plaatsvonden. In afbeelding 2 staat een schematische weergave van een elektromagnetische boorgatmeting. Een beperking van de bestaande elektromagnetische boorgatmeetsondes is de diameter; die van het gebruikte apparaat is 41 mm. De praktijk heeft uitgewezen dat het apparaat slechts in een deel (circa 40 procent) van de 2-duims (52 mm) pvcpeilbuizen kan worden ingezet. Wanneer een peilbuis niet helemaal recht is of wanneer er brede naden zijn, past het apparaat niet. De meeste diepe bestaande pvc-peilbuizen zijn bovendien 1-duims (25 mm) en hier passen de bestaande elektromagnetische boorgatmeetsondes dus niet in.
Vooruitblik Een fabrikant van boorgatmeetapparatuur maakt op dit moment in opdracht van TNO een conceptontwerp van een elektromagnetische boorgatmeetsonde dat in zo smal mogelijke, alle 2-duims en het liefst ook de 1-duims, peilbuizen past. Hierbij moeten zoveel mogelijk onderdelen van de boorgatmeetsonde naar het oppervlak worden verplaatst. Om de kans op vastlopen zo klein mogelijk te maken, moet de sonde
ook flexibel zijn. Afhankelijk van de minimaal benodigde diameter van de peilbuizen, de bouwkosten en de verwachte inzet van de sonde wordt dan een beslissing genomen om de sonde te laten bouwen of niet. Op dit moment is de afdeling DINO van TNO Bouw en Ondergrond bezig de diepe olie- en gasboorgatmeting, evenals de ondiepe boorgatmetingen, digitaal toegankelijk te maken. De verwachting is dat het nog ongeveer zeven jaar duurt voor alle data digitaal toegankelijk zijn. LITERATUUR 1) Stuurman R, B. Goes en P. Stuyfzand (2006). Kartering en meetnetontwerp zoet-brakzoutovergang in het grondwater in Noord-Brabant. TNO-rapport 2006-U-R0074/A. Provincie Noord Brabant. 2) Stuurman R. en G. Oude Essink (2006). Monitoring zoutwaterintrusie naar aanleiding van de Kaderrichtlijn Water. Verzilting door zoutwaterintrusie en chloridevervuiling. TNOrapport 2006-U-R0080/A. In opdracht van het Ministerie van VROM.
advertentie
Projectmedewerker Civiel De afdeling Nieuwe Werken voert projecten uit in opdracht van het Productiebedrijf-, Verkoop en Natuurbedrijf van DZH. Deze afdeling bestaat uit twee groepen; Projecten en Technische Ontwikkeling en Ontwerp (TOO).
Wij zoeken 8224 '( *42(3 ((1 42-(&60('(9(4.(4 ,8,(/ ( *42(3 ,5 6(&+1,5&+ ,1+27'(/,-. 8224 7,6 ((1/23(1'( 8(4%(6(4 (1 1,(79%279342-(&6(1 $$1 '4,1.9$6(4,156$//$6,(5 (1 9$6(4/(,',1*(1 8$1 +(6 2169(43 626 (1 0(6 '( 4($/,5$6,(
1 '(<( )71&6,( 8(487/ -( ((1 &(164$/( 42/ %,11(1 ',8(45( 342-(&6(1 ( %(16 21'(4'((/ 8$1 ((1 342-(&66($0 (1 5$0(1 0(6 '( 342-(&6/(,'(4 0$$. -( 8$1 -279 342-(&6 ((1 57&&(5 ( 8(4<24*6 21'(4 8(4$169224'(/,-.+(,' 8$1 '( 342-(&6/(,'(4 +(6 2356(//(1 8$1 342-(&6'(),1,6,(5 2169(43(1 (1 %(*426,1*(1 (6 *$$6 +,(4%,- 20 64$153246/(,',1*(1 6(44(,1(1 (1 %279 &215647&6,(5 ( +(%6 8((/87/',* &216$&6 0(6 (:6(41( 3$46,-(1 <2$/5 $'8,(5%74($7>5 /(8(4$1&,(45 (1 $$11(0(45 (6 -279 &,8,(/6(&+1,5&+( (1 *(26(&+1,5&+( '(5.71',*+(,' %(1 -( ,1 56$$6 20 '( .9$/,6(,6 (1 ,1+27' 8$1 '( '224 +71 $$1*(/(8(4 '( 342'7&6(1 5&+(43 6( 62(65(1 ( %(16 8(464279' 0(6 +(6 6(.(15;56((0 762 $' (1 /(8(46 ,1 8224.20(1'( *(8$//(1 22. <(/) ((1 '((/ 8$1 +(6 2169(439(4. ( +27'6 '( 82246*$1* 8$1 +(6 342-(&6 *2(' ,1 '( *$6(1 8(167(/( .1(/3716(1 (1 4,5,&2 5 +(% -( 51(/ *(5,*1$/((4' (1 -( 9((6 +,(4 ,1 28(4/(* 0(6 '( 342-(&6/(,'(4 *2(' 23 ,1 6( 53(/(1 '224 3$55(1'( 0$$64(*(/(1 6( %('(1.(1 (1 6( 1(0(1 ( %(16 ,1 +(6 %(<,6 8$1 ((1 6(&+1,5&+ ',3/20$ 23 1,8($7 4,&+6,1* "(* (1 "$6(4%279 2) ,8,(/( 6(&+1,(. (1 ((1 $$16$/ -$4(1 4(/(8$16( 9(4.(48$4,1* ,1 ((1 6(&+1,5&+( 20*(8,1* (% -( %28(1',(1 ((1 '2246$56(1'( 3(45221/,-.+(,' 22* 8224 .9$/,6(,6 (1 /,-.6 +(6 -( /(7. 20 ,1 342-(&6(1 6( 9(4.(1 $$1 '( 8(4%(6(4,1* 8$1 21<( '4,1.9$6(48224<,(1,1*(1 $1 <,-1 9,- 23 <2(. 1$$4
Wij bieden $$56 ((1 7,6'$*(1'( 9(4..4,1* %,('(1 9,- ((1 0$4.6&21)240 5$/$4,5 (1 7,656(.(1'( 5(&71'$,4( $4%(,'582249$$4'(1 <2$/5 21'(4 $1'(4( 0,1,0$$/ '$*(1 8(4/2) %,- ((1 )7//6,0( ',(1568(4%$1' (1 *2('( 567',()$&,/,6(,6(1 ( 56$1'3/$$65 8224 '( )71&6,( ,5 &+(8(1,1*(1
Meer weten !224 0((4 ,1)240$6,( 28(4 '( 24*$1,5$6,( 2) '(<( )71&6,( .,-. 23 21<( ,16(41(65,6( 999 '7,19$6(4%('4,-) 1/
Reacties ",/ -( 52//,&,6(4(1 1$$4 '(<( )71&6,( 6774 -( 52//,&,6$6,(%4,() (1 &744,&7/70 8,6$( 8==4 '(&(0%(4 1$$4 52//,&,6$6,( '<+ 1/ 21'(4 8(40(/',1* 8$1 # Acquisitie naar aanleiding van deze advertentie wordt niet op prijs gesteld.
50
H2O / 23 - 2006
In ons verzorgingsgebied wonen ongeveer 1,2 miljoen mensen en allemaal gebruiken ze dagelijks prima, helder water uit de kraan. Natuurlijk staat niet iedereen erbij stil hoe dat mogelijk is. De ruim 500 medewerkers van het Duinwaterbedrijf ZuidHolland wel. Zij werken er dag en nacht aan. Duinwaterbedrijf ZuidHolland en het Simavi Wereld Waterfonds werken samen om de (drink)watersituatie elders in de wereld te helpen verbeteren. Helpt u mee? Maak uw bijdrage over op postbanknummer 375 t.n.v. Simavi Wereld Waterfonds te Haarlem o.v.v. DZH.
Norit maakt
bruikbaar
Een sterk voorbeeld: MBR Crossflow
Norit Membrane Technology Norit Membrane Technology is een internationaal toonaangevend ontwikkelaar en producent van membraanfiltratiesystemen, waarbij gebruik wordt gemaakt van micro-, ultra- en nanofiltratie en omgekeerde osmose. Wij bieden diverse innovatieve oplossingen voor het effectief en kostenefficiënt zuiveren van drink- en proceswater. Onze concepten worden met succes ingezet bij behandeling van grond-, oppervlaktewater, en afvalwater met de focus op hergebruik. Voor meer informatie: www.norit.com
Een sterk voorbeeld van
de genoemde concepten
is de MBR Crossflow:
speciaal ontwikkeld voor
het zuiveren van ern-
stig vervuild industrieel
afvalwater. Een installatie
die voldoet aan de strenge
wettelijke
milieueisen
in
combineert
de
gische
biolo-
onze
wereld.
Het
behandeling,
waarin organische componenten worden geoxideerd door actieve slib, met behulp van membraantechnologie. Het gezuiverde water is direct bruikbaar of kan verder gezuiverd worden tot proceswater.
agenda 12 december, Den Haag Legionellapreventie actueel en ieders zorg slotakkoord van het Communicatieplatform Legionella over de kennis die de afgelopen jaren over Legionella is opgedaan. Organisatie: ISSO en Intech K&S. Informatie: www.isso.nl.
12 december, Zeist - Kabels en leidingen zesde jaarcongres over actuele zaken rond kabels en leidingen, met aandacht voor een aantal praktijkcasussen en twee verstrekkende wetten/wetsvoorstellen. Organisatie: Elsevier Congressen. Informatie: Bastiaan van Heereveld (070) 441 57 51.
14 december, Nieuwegein Meten aan rioolstelsels, plicht of noodzaak? symposium over het belang van het meten aan rioolstelsels. Na de generieke maatregelen in het kader van de basisinspanning volgen nu lokale maatregelen die meer betrouwbare lokale gegevens vereisen over de werking van het rioleringssysteem. Vormen die lokale metingen onderdeel van de handhaving van de vergunningvoorwaarden of zijn ze noodzakelijk om de kennis van het stedelijke (afval)watersysteem te verzamelen? En moet er extra gemeten worden in verband met wateroverlast? Organisatie: HoLaPress Congresbureau. Informatie: Ton Rooijakkers (040) 208 60 60.
14 december, Delft - Recent advances in water resources colloquium met een bijdrage van Piotr Wolski met als titel ‘Variability and change in hydrology of a large flood-pulsed wetland, the Okavango Delta in Botswana’. Organisatie: TU Delft, faculteit Civiele Techniek en Geowetenschappen. Informatie: Ed Veling (015) 278 50 80.
15 december, Meppel - Het nieuwe plassen. Is Nederland er klaar voor? middagsymposium over de sociaalmaatschappelijke context van een andere verwerking van het afvalwater en dan met name de inzameling van urine (het zogeheten nieuwe plassen). Tijdens de bijeenkomst wordt vanuit de wetenschap, de industrie, de woningbouw en de landelijke politiek ingegaan op de ontwikkelingen op dit gebied. Vertegenwoordigers uit de waterwereld zullen reageren. Organisatie: STOWA in samenwerking met de Koepelgroep Ontwikkeling Nieuwe Sanitatie Systemen. Informatie: stowa@stowa.nl.
20 december, Gouda Horizontale wintechnieken: de toekomst voor waterwinning? middagsymposium over het gebruik van horizontale putten voor waterwinning. Met de komst van gestuurd horizontaal boren, maar ook verbetering van het onderhoud en beheer van radiaalputten, staan horizontale waterwinningen in de belangstelling. Drinkwaterbedrijf Oasen heeft ervaring met beide technieken en houdt deze tegen het licht.
52
H2O / 23 - 2006
Organisatie: Oasen. Informatie: Inke Leunk (030) 606 95 27 of Harrie Timmer (0182) 59 35 49.
20 december, Utrecht - Wabo: klaar voor de start? congres over de mogelijkheden die de vanaf 1 januari 2008 geldende Wet algemene bepalingen omgevingsrecht gaat bieden. De wet voegt ongeveer 25 vergunning-, ontheffing- en andere toestemmingstelsels samen tot één geheel. Organisatie: Elsevier Overheid. Informatie: (070) 441 50 00.
20 december, Vlaardingen Juridische update voor de watersector congres over de nieuwe en veranderde wet- en regelgeving in de waterwereld en het vergunningen- en normenstelsel. De dag is ook geschikt voor niet-juristen. Organisatie: SBO en Sterk Consulting. Informatie: (040) 297 49 80.
2007
12 januari, Delft 59e Vakantiecursus in Drinkwatervoorziening en 26e Vakantiecursus in Riolering en Afvalwaterbehandeling jaarlijkse congres annex nieuwjaarsborrel van de watersector in Nederland met een overzicht van de laatste ontwikkelingen op het gebied van zowel drinkwater als riolering en afvalwater. Organisatie: TU Delft. Informatie: (015) 278 33 47.
16-19 januari, Rotterdam Infratech 2007 tweejaarlijkse vakbeurs voor grond-, wateren wegenbouw. Tijdens deze beurs wordt de prestigieuze InfraTech Innovatieprijs uitgereikt. Ook wordt de No-Dig vakbeurs voor sleufloze technieken gehouden. Tenslotte wordt het Nederlands kampioenschap straatmaken gehouden. Organisatie: Ahoy’ ECEM. Informatie: Johan Teunisse (010) 293 32 07 of Saskia Vernooij (010) 293 32 04.
1 februari, Utrecht RIONED-dag jaarlijks evenement voor iedereen die betrokken is bij de riolering en water in de stad. Organisatie: Stichting RIONED. Informatie: (0318) 63 11 11.
7-9 februari, Amsterdam Aquaterra 2007 internationale conferentie die zich vooral richt op de uitwisseling van praktische kennis en ervaring op het gebied van waterbeheer en waterbouw in kust- en deltagebieden. Organisatie: Amsterdam RAI. Informatie: www.aquaterraforum.com.
14 februari, Leiden - Juridische actualiteiten kabels en leidingen studiedag met een overzicht van actuele rechtspraak en ontwikkelingen op het gebied van de ondergrondse infrastructuur. Organisatie: Elsevier congressen. Informatie: (070) 441 57 95.
15 februari, Nieuwegein MilieuCompact 2007 jaarcongres met de belangrijkste ontwikkelingen op het gebied van water, bodem, afval, energie en RO. Op deze dag worden 18 interactieve sessies over de verschillende onderwerpen gehouden. Nieuw dit jaar is het actualiteitencafé. Organisatie: SBO. Informatie: (040) 297 49 80.
9 maart, Bussum - Inspectie waterkeringen bijeenkomst waarop op formele en informele wijze ervaringen, wensen, problemen, oplossingen en resultaten van uitgevoerde onderzoeken op het gebied van inspectie van waterkeringen aan de orde komen. Organisatie: STOWA en DWW. Informatie: www.inspectiewaterkeringen.nl.
20-22 maart, Gorinchem - Aqua Nederland eerste editie van de vakbeurs Aqua Nederland, met aandacht voor waterbehandeling, -management en -technologie, transport en opslag, meet- en regeltechniek, onderzoek en advies en nieuwe producten. Organisatie: Aqua Nederland en Evenementenhal Gorinchem. Informatie: (0183) 68 06 80.
25-29 november, Maastricht World Water & Renewable Energy eerste editie van een vijfdaags congres waarbij kennis en ervaring op het gebied van duurzaam watergebruik en hergebruik van energie. Naast het congresgedeelte wordt een beurs gehouden waarop contacten kunnen worden gelegd en eventueel een platform op dit vakgebied opgericht kan worden. Organisatie: WREC en InterExpo Caribbean NV. Informatie: peter@interexpo.biz.
Buitenland
22-24 januari, Bahrein - Water Middle East vierde editie van deze tweejaarlijkse conferentie annex beurs. Hierbij staan de (drink)waterproblemen in het MiddenOosten én de bijbehorende oplossingen centraal. Organisatie: Nürnberg Global Fairs. Informatie: www.water-middle-east.com.
22-25 januari, Savannah (VS) Redemdiation of contaminated sediments vierde internationale conferentie over het reinigen van verontreinigd (rivier)slib, waarbij de nadruk ligt op de technische aspecten van reiniging. Organisatie: Batelle. Informatie: +1 614 424 78 66.
handel & industrie Proceswater besparen bij baksteenfabricage *thema
Berson desinfecteert effluent Delfland Het effluent van awzi Nieuwe Waterweg van het Hoogheemraadschap van Delfland kan mede dankzij een bersononline 400+ middendruk UV-systeem als proceswater voor schoonmaak en verdunning gebruikt worden. Het effluent van de afvalwaterzuivering, die in Hoek van Holland staat, wordt eerst gefilterd door een zelfreinigend 80 micron filter. Daarna wordt het water gedesinfecteerd door het UV-systeem. De middendruklampen worden gebruikt om micro-organismen, zoals E. coli, af te doden. Hiervoor zijn dan geen (gevaarlijke) chemicaliën nodig. Bovendien is het systeem betrouwbaar, veilig en eenvoudig in gebruik en onderhoud. Door de traploos verstelbare voeding heeft de lamp een langere levensduur en wordt minder energie verbruikt.
De baksteenindustrie verbruikt erg veel water (20 tot 80 kubieke meter per uur). Met de cross-flow sedimentatie-installatie van Wet BV uit Boxmeer kan het proceswater gereinigd worden en opnieuw gebruikt. Niet overal is namelijk schoon water nodig, terwijl nu meestal schoon grondwater wordt toegepast.
doseerunit flocculant gedoseerd die voor sedimentatie en binding van de vervuiling zorgt. In de zuivering zelf bevindt zich een cross-flow platenpakket met een oppervlakte van circa 60 m2. Het residu wordt door een afvoerpijp naar de kleimenger of naar een depot gepompt en daarna afgevoerd. Het behandelde water gaat terug in het productieproces.
De installatie scheidt fijne sedimentaire deeltjes en zwevend stof als zand, klei en olie door middel van cross-flow platen. Het proceswater wordt opgevangen in een put achter of naast de pers. In deze put bevindt zich een meetsysteem dat de aanvoerpompen bedient en het hele waterzuiveringsproces beheerst. De toevoerpomp brengt het vuile water naar de waterzuivering. Het is mogelijk om het water eerst via een cycloon te voeren, waarin zand wordt verwijderd. In de toevoerleiding naar de zuivering wordt door een automatische poly aanmaak- en
De installatie kan gebruikt worden in de baksteenindustrie, de keramische industrie, de glasindustrie, de natuursteenindustrie en bij gravel- en zandwassingen. De waterzuiveringsinstallatie is gemaakt van RVS 304 en gegalvaniseerd staal. Het installeren van het waterzuiveringssysteem duurt ongeveer vier dagen. Dit is inclusief het leggen van alle leidingen en training van het personeel. De hele installatie kan uitgevoerd worden zonder het productieproces te stoppen. Voor meer informatie: (0485) 56 21 14.
De magnetisch inductieve flowmeter van Yokogawa
Alle bersoninline+-systemen zijn compact en kunnen in bestaande leidingen worden geplaatst. Ook zijn ze uitgevoerd met een automatisch wissysteem, dat de kwartsbuizen rond de lampen schoonmaakt. Hierdoor zijn geen chemische reinigingsmiddelen nodig. Het wissen gebeurt tijdens het normale gebruik, waardoor geen bypass nodig is. Voor meer informatie: (040) 290 77 77. Het middendruk UV-systeem van Berson uit Nuenen
Goedkope magnetische flowmeter Met de RXF introduceert Yokogawa uit Houten een goedkope magnetisch inductieve flowmeter, die gebaseerd is op het topmodel AXF. De behuizing en de dubbele afdichting van het elektrodemateriaal is gemaakt van AISI 316L. Verder voorziet de elektronica in een uitgebreide diagnose van de meting. De lining van de meter is gemaakt van rubber, wat is goedgekeurd voor toepassing bij drinkwater. De flowmeter is niet afhankelijk van het geleidende procesmedium en heeft een grote meetnauwkeurigheid. De meter is op 0,5 procent nauwkeurig. De minimale
geleidbaarheid van de vloeistof bedraagt 5 μs/cm. Voor de procesaansluiting staat een groot aantal diameters van 15 tot 1000 mm ter beschikking. De nominale druk bedraagt 40 bar, de inbouwlengte voldoet aan ISO 13359. De meter wordt in twee uitvoeringen geleverd: een integrale uitvoering met 4-20 mA-, puls-, Brain- of HART-communicatie én een remote uitvoering die werkt tot een maximale afstand van 200 meter. Tenslotte is ook een standaard IP66/67- en een speciale IP68-uitvoering leverbaar. Voor meer informatie: (030) 635 77 77
H2O / 23 - 2006
53
$%4/3 -! !4 7% 2 + ) . 0 /,9 %34 %2 "%(5): ). '% .
-ET HET $%4/3 -/$5 ,!)2 "/573934%%- TYPE 'ARRISON BIEDT 0OLY 0RODUCTS EEN UNIEK CONCEPT VOOR HET DUUR ZAAM ONDERBRENGEN VAN UW KOSTBARE APPARATUUR EN INSTALLATIES +%.-%2+%. s FLEXIBELE MAATVOERING s CHEMISCH RESISTENT s ONDERHOUDSARM s INBOUWMOGELIJKHEDEN VAN VENTILATIE EN ELEKTRA VOORZIENINGEN s GELUIDSISOLEREND s IN ALLE 2!, KLEUREN LEVERBAAR
ÏÏN SYSTEEM VELE OPLOSSINGEN 0OLY 0RODUCTS "6 "RUNINGSSTRAAT s ,! 7ERKENDAM 4EL &AX % MAIL INFO POLYPRODUCTS NL
W W W P O L Y P R O D U C T S N L
*thema
Reukvrije, waterloze urinoirs van Uridan Importeur Abeco Holland uit Coevorden levert waterloze urinoirs van het Deense Uridan, die gegarandeerd reukvrij zijn en bovendien een modern uiterlijk hebben. Het urinoir werkt met het principe van een zwanenhals met een afsluitvloeistof. De urine komt via een metalen schijf met kleine gaten in de bodem van het urinoir terecht. Hier bevindt zich een sifon met 300 ml Urilock. Dit is een plantaardige biologische olie met een lagere dichtheid en een hogere viscositeit dan water en urine. De urine zakt door de Urilock heen. Doordat er geen water aan te pas komt, wordt ook geen urinesteen gevormd en is het urinoir gegarandeerd geurvrij.
handel & industrie Draagbaar analyseapparaat
Het gebruik van deze urinoirs is vooral aantrekkelijk in gebouwen waar veel mensen komen. De waterbesparing die met deze urinoirs bereikt kan worden, is aanzienlijk. Als bijvoorbeeld per uur 30 maal gebruikt wordt gemaakt van het toilet, bespaart men 120 liter water. De afsluitende vloeistof is biologisch afbreekbaar en hoeft pas na 7.500 beurten te worden vervangen. Uit onderzoek in Duitsland blijkt dat waterloze urinoirs even hygiënisch werken als urinoirs met waterspoeling. Bovendien hebben ze minder onderhoud nodig en geven ze minder storing dan conventionele urinoirs.
Jumo uit Weesp heeft een draagbaar analyse-instrument op de markt gebracht dat de redox, pH, temperatuur en conductieve geleidbaarheid kan bepalen. De verwisselbare elektrodes zorgen voor het gewenste meetbereik.
Voor meer informatie: Arnold Fonville (0524) 51 36 36
De waterloze urinoirs uit Denemarken
Het draagbare analyse-apparaat van Jumo
Contactloze flowmeting De Prosonic Flow 91W is het nieuwste lid van de familie van contactloze flowmeters van Endress+Hauser uit Naarden. De 91W is speciaal ontworpen voor de meting van heet en koud water en waterige vloeistoffen. Deze meter is toepasbaar op leidingsystemen uit staal, roestvast staal, gietijzer, PVC, PE en GRP. De nieuwe flowmeters zijn (prijstechnisch) bijzonder geschikt voor leidingsystemen met doorlaten groter dan DN250. Andere kenmerken zijn de eenvoudige voorbereiding, snelle installatie en verificatie van de werking. Voor meer informatie: Olaf Cantadore (033) 695 87 67
De nieuwste flowmeter van Endress+Hauser
De elektrode beschikt over een registratie van de minimum- en maximumwaarde. Om de levensduur van de batterij te verlengen, kan het instrument zo worden ingesteld dat na één minuut tot twee uur wordt uitgeschakeld. Ook continue meting is mogelijk. Het type 202710/20 is een elektrode voor pHwaarden, redox-potentiaal en temperatuur en beschikt over zowel een handmatige als een automatische temperatuurcompensatie van de gemeten waarde. De daarvoor benodigde Pt 100 temperatuursensor is optioneel verkrijgbaar. De normaal verkrijgbare combi-elektroden worden met een BNC-stekker aangesloten. Het kalibreren van de elektrode kan via tweepuntskalibratie uitgevoerd worden. Elektrode 202710/30 is geschikt voor conductieve geleidbaarheid en temperatuur. De gemonteerde geleidbaarheidsmeetcel is uitgevoerd met een grafiet-elektrode en heeft een celconstante van K=1,0. De temperatuursensor voor de automatische compensatie is in de meetcel geïntegreerd. Het instrument toont steeds de op 25°C gecompenseerde geleidbaarheid. Behalve deze draagbare analyse-apparatuur levert Jumo ook een vernieuwde serie elektroden, genaamd BlackLine. Deze meten de pH-waarden en het redoxpotentiaal. Door het gebruik van een ‘patroon’ referentiesysteem wordt gegarandeerd dat het elektrolyt een stabiel referentiesignaal levert. Daarmee wordt het hele systeem stabieler over een lange periode. Daarmee zijn deze elektroden ideaal voor toepassingen in oppervlaktewater, glastuinbouw en aquaria. Voor meer informatie: (0294) 49 14 92
H2O / 23 - 2006
55
Þ >-> `Á\Ê iÌÊi }iÊ iV ÌiÊV Ì ÕÊâ> `v ÌiÀ
,QGXVWULsOH ZDWHUEHKDQGHOLQJ
À` VÊ7>ÌiÀÊ i i ÕÝÊ 6 * ÃÌLÕÃÊxÓÓ £ {äÊ ÊÊ iÛiÀÜ /ʳΣä®Óx£ÊÓ£ää£Ó Ê ³Î£ä®Óx£ÊÓÓ{ä£Ç
Filtratie Ontharding Demineralisatie Ontgassing UV-desinfectie
ÜÜÜ° À` VÜ>ÌiÀ° v J À` VÜ>ÌiÀ°
Ê7 Ê iÀi `Ü `Êâ ÊiÀÊ> Ê iiÀÊ`> ÊÓä°äääÊÕ ÌÃÊ}i« >>ÌÃÌ° Ê Ì ÕÊâ> `v ÌiÀÊÛ À
EUROWATER B.V. Grote Wade 58 3439 NS Nieuwegein Tel.: 030-6340037
Ontwerp · Fabricage · Montage Opstart · Onderhoud
info@eurowater.nl www.eurowater.nl
Ê`À Ü>ÌiÀ Ê«À ViÃÜ>ÌiÀ]Ê i Ü>ÌiÀ Ê ««iÀÛ > ÌiÜ>ÌiÀ Ê>vÛ> Ü>ÌiÀ Ê}À `Ü>ÌiÀ Êivv Õi ÌÊ« Ã }
+ ,-./, 01'
! " "
Ê ÌÀ v V>Ì i Ê`i ÌÀ v V>Ì iÊ
!15!4%#( 34!.$.5--%2
2&&& 34 5 6- 47 68
TANKS EN SILO S
#
Ê } ÃV Êv ÌiÀÊÛ À
TYPE TOEPASSING AFMETING SITUERING BOUWTIJD ERVARING
'EWAPEND BETONNEN TANKS MONOLIET GESTORT $RINKWATER AFVALWATER SLIB ENZ $IAMETER EN HOOGTE TOT M "OVENGRONDS OF INGEGRAVEN OOK IN GRONDWATER :EER KORTE BOUWTIJD SPECIALE BEKISTING !L MEER DAN TANKS GEBOUWD
-ONOSTORE® B V 'OUDPLEVIER ., '" )*SSELMUIDEN 4EL
-ONOSTORE® N V (ORTENSIASTRAAT " !NTWERPEN 4EL
777 -/./34/2% #/-
/03,!' -),)%5:%+%2
!" $
% &'() '***&&
4ANKBOUW IN BETON EN STAAL
*thema
handel & industrie
Kostenbesparende pompen De nieuwe vloeistofringvacuümpompen van Travaini uit Zoetermeer gebruiken door de bijzondere vorm van de waaier tot tien procent minder energie en acht tot tien procent minder spervloeistof dan de traditionele uitvoeringen. Ook de bouwlengte en de massa zijn drastisch gereduceerd. Speciale maatregelen zijn genomen om slijtage aan de eindhuizen te voorkomen en de levensduur van de lagers en de verzegeling te verlengen. De pompen zijn volledig toegankelijk vanaf één kant, zodat de motor bij reparatie op zijn plaats kan blijven. Eventuele lekvloeistof wordt door een leiding afgevoerd en kan niet in het milieu terechtkomen. De pompen zijn geschikt voor onderdrukken tussen 900 en 33 mBar absoluut en overdrukken tot 2 Bar. Het programma bestaat uit vermogens van 11 tot 30 kW, maar wordt binnenkort verder uitgebreid.
worden geregeld en kan ‘soft’ worden gestart en gestopt, wat waterslag voorkomt. De regeling zorgt voor een efficiënte en nauwkeurige aanpassing van de volumestroom en de druk. Daarmee kunnen aanzienlijke besparingen op de energiekosten worden behaald. De pompen vergen minder onderhoud en de technische levensduur neemt hierdoor toe.
De datalogger die CaTec op de markt brengt.
twee pulstelingangen (tot 64 kHz). De 24 bit nauwkeurige datalogger heeft een hoog oplossend vermogen en een intern geheugen voor 1,8 miljoen metingen. De digitale vochtopnemers uit de EE31serie van E+E zijn uitgebreid met Ethernetcommunicatie. Daardoor zijn deze vochttransmitters makkelijk op te nemen in een netwerk. Analoge RS232- en de digitale RS485-mogelijkheden zijn aanwezig. De vochtopnemers worden geleverd met programmatuur die het mogelijk maakt op afstand de situatie te bewaken.
Voor meer informatie: (0418) 65 50 60
Voor meer informatie: (0174) 27 23 30
Alaxa Products BV uit Goudswaard heeft met de SLM2 een flowen lekdetector in huis die het Finse bedrijf Kytola Instruments speciaal ontwikkelde voor dubbele mechanische verzegelingen op pompen en andere toepassingen.
Voor meer informatie: (079) 362 36 23 Het nieuwe ontwerp van de vloeistofringvacuümpomp
De regelaar is in drie versies leverbaar met nieuwe software en een nieuw bedieningsscherm. De serie bestaat uit de Basic, Single en Master Inverter. Tot maximaal acht pompen kunnen op één systeem worden aangesloten. Een ander voordeel is dat het systeem merkonafhankelijk werkt. Alle centrifugaalpompen kan men erop aansluiten.
Nieuwe generatie pompregelaars
Flow- en lekkagedetector
Met de nieuwe generatie modulair opgebouwde HYDROVAR pompregelsystemen introduceert Lowara uit Waardenburg een flexibel regelsysteem dat ook nog eens geld kan besparen. Met de nieuwe regeling kunnen één of meerdere pompen traploos in toerental De nieuwe generatie pompregelsystemen van Lowara
Procestechnologie van CaTeC CaTeC uit Wateringen levert met de Squirrel SQ2010 datalogger van Grant en de EE31 digitale vochttransmitters van E+E twee geavanceerde producten voor de procestechnologie. De SQ2010 datalogger is klein en handzaam en eenvoudig te bedienen. Het apparaatje beschikt over een overzichtelijk beeldscherm, USB- en RS232-aansluitingen en vier tot acht analoge ingangskanalen voor spanning, stroom en temperatuur. Tenslotte heeft de datalogger twee alarmuitgangen en
De SLM2 van het Finse bedrijf Kytola
Door zowel de ingaande als de uitgaande sperwaterstroom te meten wordt sneller, duidelijker en nauwkeuriger gemeten dan met standaard meters. De druk op de verzegeling is makkelijk af te lezen op de optionele manometer, die op de flowmeter kan worden bevestigd. De SLM2 is ontworpen om bestand te zijn tegen vervuild water. De flowmeting is gebaseerd op een vlotter-debietprincipe. De ingebouwde cleaner is dusdanig ontworpen dat hij geen effect heeft op de flowmeter. Deze kan gereinigd worden zonder hem los te koppelen van het systeem. Door de lange en duidelijke meterschaal zijn de waardes goed af te lezen. Tenslotte kan de SLM2 voorzien worden van een alarm om te waarschuwen bij problemen met de flow en/of de verzegeling. Voor meer informatie: Dennis de Boer (0186) 66 25 11
H2O / 23 - 2006
57
Uw leverancier voor roestvaststalen: Buizen - Fittingen - Flenzen Afsluiters - Staven/Profielen - Platen
GIET UW WERVING VOOR OPLEIDING & PERSONEEL IN HET JUISTE VAT Met
keur!
Reserveer ook uw personeelsadvertentie in H2O, hét tijdschrift voor watervoorziening en waterbeheer.
Noxon Stainless B.V. Postbus 6096, 5700 ET HELMOND Tel.: +31-492-582111 - Fax: +31-492-538970 www.noxon.nl - info@noxon.nl
010 - 4274180
Tulpen uit Amsterdam. Pompen uit Groningen! Verdringerpompen, centrifugaalpompen, vacuüm- & luchtpompen, doseerpompen. Kijk voor het complete aanbod op www.wijkboerma.nl. Ook voor service, reparatie, skidbouw, engineering, ATEX, etc.
VAN WIJK & BOERMA POMPEN B.V.
Leningradweg 5, NL–9723 TP Groningen • Tel.: +31 (0)50 549 59 00 • Fax: +31 (0)50 549 59 01 • info@wijkboerma.nl Affiliated companies:
AT Wien • BE Aartselaar • CN Shanghai • CZ Praha • DE Haan • FR Eragny s/Oise • GB Leeds • HU Budapest JP Tokyo • NL Groningen/Vleuten • PL Katowice • RO Bucuresti • SA Kya Sand • SK Bratislava • USA Newtown
OUTLET Voor gebruikers en leveranciers:
www.pumpstore.nl Een initiatief van: Van Wijk & Boerma Pompen B.V. • Tel.: + (0)50 549 59 55
www.wijkboerma.nl
JAAR 2OSSMARK 4IJDEN VERANDEREN KWALITEIT BLIJFT
0ROCESWATER
3INDS JAREN EEN SPECIALISME VAN 2OSSMARK (ONDERDEN INSTALLATIES LE VERDEN WE AAN DE INDUSTRIE EN INSTELLINGEN 7E HEBBEN EEN SCHAT AAN ERVARING OPGEBOUWD 6OOR WELKE INDUSTRIETAK OOK WIJ HEBBEN EEN PASSEND SYSTEEM 6AN KLEIN TOT GROOT 6OOR ONTHARDING ONTIJZERING DEMINERALISATIE EN DESINFECTIE 4OT M H ZIJN ER STANDAARD SYSTEMEN $AARBOVEN LEVEREN WE OP MAAT ONTHARDERS MET TEGENSTROOM REGENERATIE GEAVANCEERDE 2/ SYSTEMEN #$) SYSTEMEN VOOR ULTRAPUUR WATER ONTIJZERINGSFILTERS 5 VINDT ONS BIJVOORBEELD IN DE PAPIERINDUSTRIE CHEMISCHE EN PETROCHEMISCHE INDUSTRIE EN DE VOEDINGSMIDDELENINDUSTRIE DAARNAAST OOK IN ZIEKENHUIZEN EN LABORATORIA 7IJ KENNEN DE WERELD VAN PROCESWATER EN NEMEN U GRAAG DE ZORG DAARVOOR UIT HANDEN
JAAR 2OSSMARK -ET RECHT ³4HE -ARK OF %XPERIENCE´ 2OSSMARK 7ATERBEHANDELING B V Â&#x201E; #ELSIUSSTRAAT ": %DE ., Â&#x201E; 0OSTBUS "' %DE ., 4 Â&#x201E; & Â&#x201E; % INFO ROSSMARK NL Â&#x201E; ) WWW ROSSMARK NL
Kennis krijgt pas waarde als je er iets mee doet Daarom ondersteunt Kiwa Water Research u ook bij toepassing en onderhoud van kennis Kiwa Water Research Kiwa Water Research is hét kennisinstituut op het gebied van water en aanverwante milieuen natuuraspecten voor waterbedrijven, overheden en andere spelers in de watersector. De uitvoering van het gezamenlijke onderzoekprogramma voor de bedrijfstak en hun (internationale) partners i.s.m. universiteiten, andere kennisorganisaties en advies- en ingenieursbureaus staat garant voor innovatie en immer actuele kennis. Blauw, groen, watersysteem Kiwa biedt oplossingen op maat voor watergerelateerde vraagstukken van ministeries, provincies, waterschappen en terreinbeheerders. Kiwa is met onderzoek en specialistische advisering actief in en rond het watersysteem. Ecologie, natuur, waterkwaliteit, (afval)waterbehandeling, assetmanagement, grondwater, oppervlaktewater.... Kiwa Industrie & Water Industriële partners krijgen via Kiwa Industrie & Water efficiënt toegang tot waterkennis voor hún praktijk. Met bedrijven, brancheorganisaties en waterbedrijven ontwikkelt en implementeert Kiwa innovatieve watertechnologie. Individuele partijen ondersteunt het bij dagelijkse watervraagstukken, implementatietrajecten en als troubleshooter en kwaliteitsborger.
Bedrijfstakonderzoek van de waterbedrijven
Kiwa Water Research Kiwa Industrie & Water telefoon (030) 606 95 11
BTO
alg@kiwa.nl
www.kiwa.nl