nยบ
39ste jaargang / 15 december 2006
24 /
2006
TIJDSCHRIFT VOOR WATERVOORZIENING EN WATERBEHEER
INTERVIEW MET THEO OLSTHOORN HISTORIE VAN AFVALWATERZUIVERING IN NEDERLAND NEDERLAND STEUNT DRINKWATERPROJECT IN BENIN HORIZONTALE HDD-PUT VOOR GRONDWATERWINNING
het is gedaan met de rust voor de waterbedrijven.* Ronald Teuthof, PricewaterhouseCoopers
Kijk voor meer meningen op www.pwc.nl/connectivity
*connectedthinking ©2006 PricewaterhouseCoopers. Alle rechten voorbehouden.
Assurance • Tax • Advisory
De Randstad
A
ls u in de Randstad woont, moet u zo langzamerhand toch eens nagedacht hebben over de toekomst. Over de vraag bijvoorbeeld of uw huis en hopelijk ook een tuin over een jaar of 20 zonder al te veel maatregelen nog droog blijft bij hevige regenval. De laatste publicatie op dit vlak gaf weer opzienbarende koppen in de kranten en tijdschriften: ‘Verdrinken in de Randstad’. Aanleiding vormde het laatste onderzoek van Bas Jonkman van de TU Delft die het aantal slachtoffers probeerde in te schatten van een dijkdoorbraak tussen Den Haag en Ter Heijde. Ongeveer vierduizend mensen zouden verdrinken. Een evacuatie zou hooguit zeshonderd levens sparen. “Een storm vanuit de Noordzee is een dag, misschien twee dagen van tevoren te voorspellen. Voor de evacuatie begint, moeten de bestuurders van het gebied nog overleggen en moet iedereen worden gewaarschuwd. Daarna moeten de mensen hun spullen pakken, oma halen en de kat zoeken. Dat kost allemaal behoorlijk wat tijd”, aldus Bas Jonkman.
Hij ging verder waar eerder modellen stopten. Zijn model is daardoor weer wat beter dan de vorige. De boodschap die Jonkman indirect de wereld instuurt, is echter al eerder verkondigd. Je kunt evacueren, maar of dat in een drukbevolkte Randstad veel mensen het leven redt? Natuurlijk is elk gered mens er één, maar we moeten ons niet te veel voorstellen van evacuaties. De kans op een chaos is wellicht veel groter, omdat iedereen op de snelste manier weg wil over dezelfde wegen die nu, zonder dat er iets aan de hand is, al een deel van de dag dichtslibben. Het moment waarop in de Randstad serieus nagedacht moet worden over een complete herinrichting van het landschap, komt iedere dag een stapje dichterbij. Peter Bielars
H2O tijdschrift voor watervoorziening en waterbeheer verschijnt ééns per 14 dagen Officieel orgaan van Stichting tot uitgave van het tijdschrift H2O en haar participanten: - Vereniging van Waterbedrijven in Nederland - Koninklijke Vereniging voor Waterleidingbelangen in Nederland - Nederlandse Vereniging voor Waterbeheer - Kiwa Uitgever Rinus Vissers Redactie Peter Bielars (hoofdredacteur) Michiel van Zaane Marjon Hoogesteger Redactiesecretariaat Dora Pompe Redactieadres en uitgeverij Postbus 122, 3100 AC Schiedam telefoon (010) 427 41 65 telefax (010) 473 26 40 e-mail h2o @ nijgh.nl Bezoekadres: ’s-Gravelandseweg 565 3119 XT Schiedam Redactiecommissie Harry Tolkamp (voorzitter/NVA) André Struker (KVWN) Frits Vos (VEWIN) Gerda Sulmann (Kiwa) Advertentieverkoop Roelien Voshol (010) 427 41 54 Brigitte Laban (010) 427 41 52 Mediaorder Carola Sjoukes (010) 427 41 41 Suzanne Klüver (010) 427 41 40 telefax (010) 473 20 00
inhoud nº 24 / 2006 4
/ Toelatingsbeleid moet grondwaterbeschermingsgebieden schoonhouden
6
/ Relevante nieuwe kennis in Denver voor Nederlandse drinkwatersector Arne Verliefde, Bas Heijman, Wim Hijnen en Guus IJpelaar
8
/ Uitwisseling van informatie over urine-inzameling en -verwerking
10
Bjartur Swart
10 / Interview met hoogleraar geohydrologie Theo Olsthoorn Maarten Gast
12 / Gemeentelijke wateropgaven voor woonwijk in Groningen Dries Jansma, Lilian van den Bosch, Judith Bosman en Titian Oterdoom
20
15 / Ecologisch beheer De Steeg levert resultaat op Gert Grakist
18 / Opinie: ‘Geen overheveling waterschapstaken’ W. Heemskerk en W. Dierx
Abonnementenservice Pauline Roos Tini van Schijndel telefoon (010) 427 41 08 telefax (010) 426 27 95 Abonnementsprijs € 92,- per jaar excl. 6% BTW € 122,- per jaar voor buitenland € 8,- losse exemplaren excl. 6% BTW Abonnementen gelden voor één jaar en worden – zonder tegenbericht – automatisch verlengd. Opzeggingen dienen schriftelijk uiterlijk 6 weken voor het aflopen van de abonnementsperiode te geschieden aan bovenstaand postadres.
20 / Historie van afvalwaterzuivering in Nederland
22 / Nederland steunt drinkwaterproject in Benin Roel Burgler
35 / Ontwerp horizontale HDD-put voor drinkwatervoorziening Harrie Timmer en Bas Pittens
Druk en lay-out Den Haag mediagroep b.v., Rijswijk
38 / Het bepalen van significante schade bij
Copyright Nijgh Periodieken B.V., 2006 Het auteursrecht op de inhoud van dit tijdschrift wordt uitdrukkelijk voorbehouden. Overname van artikelen alleen na schriftelijke toestemming van de uitgever.
Rens Huisman en Erwin van den Berg
www.vakbladh2o.nl
41
het afleiden van ecologische doelen
41/ Texelse kennis toegepast bij zuiveringsmoeras en paaibiotoop bij rwzi Grou Theo Claasen, Sybren Gerbens en Ruud Kampf
44 / Agenda 46 / Handel & Industrie
Bij de omslagfoto: Met hulp uit Nederland is in Benin een begin gemaakt met een betere drinkwatervoorziening, zodat dit soort taferelen steeds meer geschiedenis wordt (zie pagina’s 22 en 23) (foto: Roel Burgler).
IS REGIONAAL BELEID VOOR BESTRIJDINGSMIDDELEN NOG NODIG?
Toelatingsbeleid moet grondwaterbeschermingsgebieden schoonhouden In het nieuwe toelatingsbeleid voor bestrijdingsmiddelen wordt rekening gehouden met grondwaterbeschermingsgebieden. In principe is dit generieke beleid voldoende om alle problemen met bestrijdingsmiddelen te voorkomen. Of is dat een utopie? Moeten provincies de mogelijkheid hebben om lokale maatregelen te nemen? En wat voor soort maatregelen zijn dat dan? Dat bestrijdingsmiddelen in grondwaterbeschermingsgebieden voorkomen, blijkt uit het rapport ‘Quick-scan risico’s van bestrijdingsmiddelen in grondwaterbeschermingsgebieden’, dat op 28 november in Utrecht werd gepresenteerd. Op deze door het IPO georganiseerde bijeenkomst stond het rapport en bovenstaande vragen centraal.
D
e quick-scan is een uitvloeisel van het IPO-programma Strategische Milieu Agenda. Het rapport, opgesteld door Royal Haskoning, beantwoordt twee vragen: welke typen grondwaterbeschermingsgebieden in welke regio’s van Nederland zijn kwetsbaar voor uitspoeling van bestrijdingsmiddelen en om welke stoffen gaat het dan? En in hoeverre kunnen, naast het bestaande generieke toelatingsbeleid, aanvullende maatregelen worden ingezet en om welke maatregelen gaat het dan? De quick-scan laat duidelijk zien dat een aantal winningsgebieden risico loopt. Enkele gebieden in Limburg, Noord-Brabant, Gelderland, Overijssel en Drenthe lopen het meeste risico. Uit metingen van de kwaliteit van het ruwwater blijkt dat in ongeveer een kwart van de kleine grondwaterlichamen van de drinkwaterbedrijven bestrijdingsmiddelen voorkomen in een concentratie van meer dan 0,1 μg per liter en met een niet-incidenteel karakter. Ook bestaat een duidelijk verband tussen de kwetsbaarheid van het gebied en het daadwerkelijk voorkomen van bestrijdingsmiddelen: in 40 procent van de winningen die als zeer kwetsbaar worden beschouwd, komen bestrijdingsmiddelen voor. De stoffen die het meest worden aangetroffen, zijn bentazon en BAM. Deze en andere stoffen die ook regelmatig voorkomen, zijn de komende jaren nog toegestaan. Omdat de uitspoeling naar het grondwater vertraagd plaatsvindt, zullen deze stoffen naar alle waarschijnlijkheid de komende jaren nog niet verdwijnen. Hoewel het om een quick-scan gaat en resultaten niet tot vele decimalen achter de komma nauwkeurig zijn, is duidelijk dat bestrijdingsmiddelen een probleem vormen. Eén van de projecten om dit probleem aan te pakken, is ‘Schone bronnen’, een samenwerkingsverband van de VEWIN, Unie van Waterschappen, LTO Nederland en NEFYTO (Nederlandse Stichting voor Fytofarmacie, de brancheorganisatie van de Nederlandse agrochemische industrie), dat gezamenlijk
4
H2O / 24 - 2006
probeert verontreiniging met bestrijdingsmiddelen tegen te gaan. Dat gebeurt op een pragmatische, gebieds- of branchegerichte manier, blijkens het verhaal van André Bannink (VEWIN). Door de samenwerking met de direct betrokkenen zijn deze projecten vaak succesvol. De eerste fase van het project is afgerond. Daarin zijn vijf stoffen aangepakt: bentazon, carbendazim, isoproturon, methomyl en terbutylazin. Dat betekent niet dat deze stoffen totaal zijn verdwenen, maar ze zijn stevig op de agenda gezet. Voor stoffen die uitspoeling kunnen veroorzaken, heeft de
bestrijdingsmiddelenhandel toegezegd om het gebruik ervan af te raden in grondwaterbeschermingsgebieden. In de tweede fase worden vijf andere stoffen centraal gesteld: MCPA, dimethenamid-p, pirimifos-methyl, dichlobenil en 2,4-D. Het onderwerp communicatie kwam ook veelvuldig terug in de aansluitende discussie. In subgroepen werd telkens een tweetal aanbevelingen uit de quick-scan onder de loep genomen en waar nodig aangevuld. Zo werd aangegeven dat het voor de rijksoverheid belangrijk is dat ze het (nieuwe)
Uitreiking Rob Faasen Vaas Tijdens het symposium werd de ‘Rob Faasen Vaas’ uitgereikt, een prijs voor ‘onderscheidende activiteiten op het gebied van waterkwaliteit en gewasbeschermingsmiddelen’. Rob Faasen leverde bij het Rijksinstituut voor Integraal Zoetwaterbeheer en Afvalwaterbehandeling (RIZA) een aanzienlijke bijdrage aan het in kaart brengen en, voor zover mogelijk, oplossen van het waterkwaliteitsprobleem. De wisseltrofee ging vorig jaar naar de VEWIN. De winnaar mag zelf de volgende winnaar aanwijzen. Namens de VEWIN overhandigde André Bannink de trofee aan de provincie Noord-Brabant voor het project ‘Schoon water voor Brabant’.
actualiteit Screening bestrijdingsmiddelen in water Rijkswateren bevatten minder verschillende soorten bestrijdingsmiddelen dan regionale wateren. Bovendien zijn de concentraties in rijkswateren lager. Hoewel minder bestrijdingsmiddelen zijn aangetroffen dan in voorgaande screenings, is het verontrustend dat 40 procent van de aangetroffen middelen niet (meer) in Nederland is toegestaan. Deze conclusies komen uit het RIZA-rapport ‘Bestrijdingsmiddelenscreening in de rijkswateren’, dat zojuist verscheen.
I
n het onderzoek dat in 2005 is uitgevoerd, zijn ruim 200 bestrijdingsmiddelen op negen locaties meegenomen. Deze locaties zijn verdeeld over de Rijn, Maas, Schelde en Eems. Op drie van deze locaties wordt ook oppervlaktewater voor drinkwaterbereiding ingenomen. Het algemene beeld is dat in de rijkswateren minder bestrijdingsmiddelen zijn aangetroffen dan in de regionale wateren. Deze laatste liggen vaak dichter bij de gebieden waar bestrijdingsmiddelen worden gebruikt. Van
toelatingsbeleid duidelijk naar de provincies uit kan leggen. De provincies hebben hun eigen verantwoordelijkheid om de grondwaterkwaliteitsdoelen (zowel nationaal als in EU-verband) te realiseren. Zij dienen, eventueel met de waterleidingbedrijven, te bekijken of aanvullend beleid nodig is. Als dat zo is, verdient het de voorkeur dit aanvullende beleid niet per provincie te gaan uitvinden, maar samen met andere provincies. Het IPO zou hier een centrale rol in kunnen en willen spelen. Meten is weten, en daarom speelt monitoring een belangrijke rol. De uitwisseling van data uit verschillende bronnen is nog vaak een probleem, maar aan standaarden wordt hard gewerkt. Ook meet men voor verschillende doelen: deze gegevens kunnen niet naadloos aan elkaar worden gekoppeld. De verschillende meetnetten van bijvoorbeeld de provincies, Rijkswaterstaat en de drinkwaterbedrijven zouden op centraal niveau afgestemd moeten worden. Op dit punt leverde de bijeenkomst resultaat op: in januari schuift de Commissie Toelatingsbeleid Bestrijdingsmiddelen (CTB) aan bij het nieuwe Platform Meetnetbeheer om de mogelijkheden tot samenwerking te bekijken. Tenslotte werd aangegeven dat het door TNO opgezette databestand DINO een goede basis vormt om gegevens (verder) uit te wisselen. Of het nieuwe toelatingsbeleid daadwerkelijk voldoende is om problemen met bestrijdingsmiddelen in grondwaterbeschermingsgebieden in de toekomst te voorkomen, is nog niet duidelijk. Ook de, vanuit alle hoeken afkomstige, aanwezigen op deze bijeenkomst durfden dat niet te voorspellen. Of aanvullend beleid dus nodig is, moet nog blijken. Wel is duidelijk, getuige de uitkomsten van de quick-scan, dat het probleem met bestrijdingsmiddelen in grondwaterbeschermingsgebieden algemeen voorkomt en wijd verbreid is. Ook liet de grote opkomst zien dat het probleem onderkend wordt en dat de bereidheid daar gezamenlijk aan te werken aanwezig is.
de 203 middelen waarnaar gezocht werd, zijn er 42 aangetroffen. Het merendeel hiervan is een herbicide. Het grootste deel van de aangetroffen stoffen staat niet op de prioritaire stoffenlijst van de KRW, maar zijn wel medebepalend voor de chemische kwaliteit van het oppervlaktewater. In de rijkswateren zijn geen bestrijdingsmiddelen aangetroffen boven de milieukwaliteitseisen, wel een paar keer boven de voorgestelde KRW-eisen. In de regionale wateren worden de normen vaker overschreden.
Noord-Brabant krijgt Schoon Water-loket De provincie Noord-Brabant gaat een Schoon Water-loket openen. Dit loket geeft bewoners en grondgebruikers van de zeer kwetsbare grondwaterbeschermingsgebieden in de provincie advies over gewasbescherming en onkruidbestrijding. De provincie hoopt hiermee het gebruik van bestrijdingsmiddelen terug te dringen.
N
oord-Brabant telt 40 grondwaterbeschermingsgebieden, waarvan acht zeer kwetsbare. Het zandpakket in deze gebieden, waaruit grondwater onttrokken wordt voor de bereiding van drinkwater, wordt hier niet
Ook zijn stoffen aangetroffen waarvoor nog geen normen zijn opgesteld. Op de locaties waar drinkwater wordt ingenomen (Andijk, Nieuwegein en Keizersveer) is één overschrijding van de drinkwaternorm voor bestrijdingsmiddelen genoteerd. Een aantal van de geconstateerde middelen is nog niet opgenomen in de landelijke monitoring van Rijkswaterstaat. De opstellers van het rapport pleiten er voor deze stoffen alsnog op te nemen. Dat van de aangetroffen bestrijdingsmiddelen 40 procent niet (meer) gebruikt mag worden in Nederland, betekent dat deze stoffen uit het buitenland moeten komen of illegaal in Nederland gebruikt worden. RIZA-rapport 2006.020, ISBN 9036913551
afgesloten met een kleipakket. Bestrijdingsmiddelen en andere verontreinigingen kunnen makkelijk uitspoelen naar de onttrekkingsputten. Het loket is bedoeld voor een aantal van deze gebieden: Waalwijk, Helvoirt, Nuland, Macharen, Vessem en Budel. Het nieuwe loket is een vervolg op het project ‘Schoon water voor Brabant’ dat onlangs werd bekroond met de ‘Rob Faasen-Vaas’ (zie hiernaast). In dit project werken Provincie Noord-Brabant, Brabant Water, de landbouworganisaties ZLTO en Duinboeren en waterschappen sinds enkele jaren met elkaar samen in het geven van tips en begeleiding aan landbouwers, gemeenten, burgers en bedrijven, zodat zij minder bestrijdingsmiddelen gebruiken. Het project is vooral bij de landbouw goed aangeslagen. Hoewel inmiddels niet meer voor iedereen jaarlijks begeleiding nodig is, blijft behoefte bestaan aan actuele informatie, bijvoorbeeld over nieuwe bestrijdingsmiddelen en technieken. Het Schoon Water-loket moet hierin voorzien.
Belang van grondwatermonitoring Zes lezingen over grondwatermonitoring trokken ruim 80 mensen op 16 november naar de bijeenkomst van het platform Gebieds- en Systeemgericht Grondwaterbeheer (GSG) bij het Hoogheemraadschap van Rijnland. De middagvoorzitter prof. dr. ir. Theo Olsthoorn kwam tot de volgende conclusies: • Het Europese denken dringt gestaag door in de grondwaterwereld. Een paradigmaverandering is gaande van utiliteits- naar systeembeheer; • De vragen over welke ambities de betrokkenen wanneer willen bereiken zijn nog niet beantwoord. Bij grondwater maakt de traagheid van het systeem de agendering van dit onderwerp op de politieke agenda lastig. Van deze nood een deugd maken, betekent vooral wijzen op de reservoireigenschappen en het bufferend vermogen van grondwaterlichamen. In tijden van (dreigende) crises willen wijze mensen wel eens na gaan denken over voorraadvorming; • De stroomgebiedsbeheerplannen vormen het goede kanaal om de grondwaterambities te formuleren, mits voldoende aandacht voor grondwater aanwezig is bij de belanghebbenden. Daarvoor is het van belang als de grondwaterwereld komt met duidelijke visies; • Aandacht voor grondwater betekent ook financiële middelen. Jaarlijks kost de monitoringsinspanning voor het grondwater tien tot 15 miljoen euro. De economische opbrengst van het Nederlandse grondwater schatten deskundigen op één tot miljard euro per jaar. Dat betekent dat de efficiency van de monitoring óf heel hoog is óf dat nog ruimte bestaat voor verbeterde monitoring. De aanwezigen dachten vooral aan het tweede. zie ook pagina 10 en 11
H2O / 24 - 2006
5
Relevante nieuwe kennis in Denver voor Nederlandse drinkwatersector Op het jaarlijkse Water Quality Technology-congres van de American Water Works Association, dat van 5 tot 9 november in Denver plaatsvond en door een duizendtal vooral Noord-Amerikanen bezocht werd, kwamen nieuwe trends aan bod die ook voor de Nederlandse drinkwatersector van belang kunnen zijn.
T
en aanzien van desinfectie met monochlooramine - vaak toegepast in de Verenigde Staten - werd aandacht gevraagd voor de vorming van nitrogene producten als NDMA, waarvoor in één van de studies een verband met antropogene verontreiniging werd verondersteld. Om problemen van nitrificatie in het leidingnet bij desinfectie met chloor te bestrijden, is dosering van chloriet onderzocht. Een literatuurstudie toont aan dat een desinfectiemiddel in het distributienet het risico op normoverschrijdingen voor fecale indicatororganismen als gevolg van intrusie beperkt. De mogelijke toename van het infectierisico, doordat intrusie niet wordt opgemerkt, speelt hierbij geen rol. Verder wordt een negatieve invloed van accumulatie van pathogenen in de biofilm op desinfectie aangetoond. Om de effectiviteit van ozonprocessen te meten en te verbeteren, kunnen natuurlijke aerobe sporen als biodosimeter worden gebruikt. Ook het gebruik van Computational Flow Dynamics (CFD), dat nu ook in de Verenigde Staten zijn intrede doet, draagt hieraan bij. Veel aandacht bestond voor UV-desinfectie en de factoren die de prestaties nadelig beïnvloeden. Effectieve verwijdering van Cryptosporidium door langzame zandfiltratie zonder gevaar voor ophoping en vertraagde doorbraak werd besproken door Wim Hijnen (Kiwa Water Research). Zijn collega Patrick Smeets toonde aan dat QMRA (Quantitative Microbial Risk Assessment), procesmodellering en optimalisering van de bedrijfsvoering het risico op infectie kunnen verlagen. Bovendien kan optimalisatie met modellering ook leiden tot lagere kosten voor de zuivering, aldus Alex van der Helm (DHV/TU Delft), Luuk Rietveld (TU Delft) en Kim van Schagen (DHV/TU Delft). Prioritaire stoffen stonden hoog op de congresagenda. Zowel eindgebruikers als universiteiten en onderzoeksinstituten zijn overtuigd dat dit onderwerp aandacht behoeft. Quantitative Structure Activity Relationships (QSAR’s) worden gebruikt bij modellering van de zuivering: Arne Verliefde (TU Delft) en Jörg Drewes (Colorado School of Mines) modelleerden de invloed van stofeigenschappen op verwijdering bij membraanfiltratie; Wilfred van der Horst (TU Delft) lichtte de aanpak in modellering van actieve koolfiltratie toe. Ook verbetering van de prestaties van ozonisatie en UV-oxidatie (presentatie van onder anderen Bram
6
H2O / 24 - 2006
Martijn namens PWN) voor verwijdering van prioritaire stoffen kwam aan bod. Ionenwisselaars worden in de Verenigde Staten hoofdzakelijk toegepast voor de verwijdering van natuurlijk organisch materiaal ter beperking van vorming van desinfectiebijproducten. Om die reden worden ionenwisselaars aan het begin van de zuivering toegepast. Het MIEX-systeem is hier het meest populair voor, omdat het op deeltjesrijk water kan worden toegepast. Een combinatie van MIEX en actieve kool bleek volgens Maria Drikas (AWQC) effectiever het organisch materiaal te verwijderen dan bijvoorbeeld microfiltratie-GAC. De looptijd van actieve koolkolommen werd echter niet verlengd voor geur en smaakstoffen. Dit is een indicatie dat MIEX weinig NOM verwijdert die de voorbelading van de kool veroorzaakt. Uit onderzoek bleek dat een gelijktijdige verwijdering van natuurlijke organisch materiaal en bromide met MIEX niet effectief was (Patrick Schwer, University of Colorado). Voor membraanfiltratie bestond opnieuw veel aandacht, voornamelijk voor het effect van de voorzuivering (meestal coagulatie/flocculatie) op de performance van micro- en ultrafiltratie-installaties. Stabiele operatie van de voorzuivering blijkt meestal kritiek om MF/UFinstallaties economisch te bedrijven. Dit bleek ook zo bij keramische membranen (Jonathan Clement, Black & Veatch). Anneke Gijsbertsen (Kiwa Water Research) stelde het gebruik van ferraat als alternatief flocculant voor. Voor de hogedrukmembranen bleek productie van biologisch stabiel drinkwater enkel mogelijk met omgekeerde osmosemembranen. Nanofiltratie is vaak onvoldoende voor het verwijderen van kleine ongeladen organische stoffen (Sébastien Meylan, Eawag). Veolia presenteerde samen met Pierre Servais (Vrije Universiteit Brussel) een alternatieve biofilmmonitor voor de nanofiltratie-installatie van Méry-sur-Oise. Het concentraatprobleem is internationaal een steeds belangrijker punt van onderzoek. Joan Oppenheimer (Montgomery & Watson) onderzocht drie innovatieve opties voor nuttig gebruik van concentraat: productie van gemengde zuren en basen door elektrolyse met bipolaire membranen, productie van chloor door elektrolyse en productie van struviet met ionenwisselaars. De drie technieken blijken (kosten)effectief vergeleken met een zero-liquid-discharge (het concentraat wordt zodanig behandeld
dat slechts zoet water en vaste zouten overblijven) en met verdampingsvijvers. Verhoging van de recovery in membraanfiltratie door het concentraat over een tweede RO te leiden en scalende ionen tussenin te verwijderen met een pelletreactor is onderzocht door Rick Bond (Black & Veatch). Aangezien de pelletreactor geen magnesium en silicaat verwijdert, werden additionele testen gedaan met geactiveerde aluminiumoxide. Nadeel is echter dat dit oxide snel verzadigd is en moet worden geregenereerd. Ook in Nederland wordt een zero-liquid-discharge voor de lange termijn voorgesteld, waarbij het probleem integraal wordt bestudeerd: scalende ionen worden verwijderd in de voeding, hetgeen voordelen geeft in de hele nanofiltratie of omgekeerde osmose (geen scaling, hogere fluxen en hogere recoveries). Het IERO-proces (ionenwisseling en NF/RO) is onderdeel van het oppervlaktewaterzuiveringsconcept zoals dat gepresenteerd werd door Bas Heijman (Kiwa Water Research/TU Delft). UV-technologie blijft onverminderd een essentieel onderwerp. Er werd aandacht besteed aan UV-desinfectie (met praktische verhalen over vervuiling en veroudering van lampen), UV/H2O2-oxidatie voor prioritaire stoffen, UV-dosimetrie en de invloed van voorzuivering op UV-processen. De presentaties richtten zich niet zozeer op nieuwe ontwikkelingen, maar juist op het inbedden van UV-toepassingen in bestaande zuiveringen en de consequenties hiervan vanuit een integraal standpunt. Eens te meer blijkt dat het gebruik van UV-licht voor de drinkwaterbereiding inmiddels in diverse landen is geaccepteerd. Nu dient te worden vastgesteld wat de voorzuivering moet doen voor een kosteneffectieve prestatie van het UV-hoofdproces. Voor een effectieve toepassing van UV-processen mag de water-transmissie (voor desinfectie en oxidatie) niet te laag zijn. Ook lage concentraties van natuurlijke stoffen die gemakkelijk reageren met het oxidatiemiddel dragen bij aan een optimale prestatie. Kennis van onderzoek naar de vorming en verwijdering van bijproducten en analyse van de toxiciteit van het water na toepassing van behandelingsprocessen is noodzakelijk. De Verenigde Staten richten zich hiermee op dezelfde onderwerpen en dezelfde aanpak als Nederland. Arne Verliefde (TU Delft), Bas Heijman (TU Delft/Kiwa Water Research), Wim Hijnen en Guus IJpelaar (Kiwa Water Research)
verslag / actualiteit Evides en Vitens gaan samenwerken De drinkwaterbedrijven Evides en Vitens gaan samenwerken op het gebied van industriewater, de facturatie en de buitenlandse activiteiten. Voor dat laatste hebben de bedrijven Vitens Evides International BV opgericht. Gezamenlijk leveren de bedrijven ongeveer 45 procent van al het drinkwater in Nederland. Volgens woordvoerders van beide bedrijven vormt de samenwerking niet het begin van een totale fusie.
V
itens Industriewater en Evides Industriewater gaan samenwerken op het gebied van industriewater in het voorzieningsgebied van Vitens (Friesland, Overijssel, Flevoland, Gelderland en Utrecht). Het gaat daarbij om bijvoorbeeld afvalwaterzuivering of levering van water op maat, zoals gedemineraliseerd of gedestilleerd water. Evides Industriewater is de grootste speler in Nederland op het gebied van dit soort projecten, terwijl Vitens succesvol een aantal niches in dit marktsegment bedient. De bedrijven verwachten gezamenlijk beter de industriewatermarkt in het Vitens-gebied te kunnen ontwikkelen. Vitens en Evides gaan ook samen de facturatie voor de huishoudens aanpakken. De facturatie van Evides wordt nu gedaan
Internationale acties van waterschappen door de regionale energiebedrijven. Vitens heeft de facturatie in eigen beheer. Volgend jaar wordt een proef uitgevoerd in een deel van het gebied van Evides; Vitens verzorgt dan de facturatie. Gezamenlijk beschikken de bedrijven over 3,2 miljoen huishoudelijke adressen (circa zeven miljoen consumenten). Door de grote schaal kunnen aanzienlijke efficiencyvoordelen bereikt worden en kan de serviceverlening aan de klant verbeterd worden, menen Vitens en Evides. Beide bedrijven zien het als hun maatschappelijke taak om met gebruikmaking van hun eigen kennis en ervaring een bijdrage te leveren aan de millenniumdoelen van de Verenigde Naties. In één decennium zouden wereldwijd circa 50 miljoen mensen de beschikking moeten krijgen over betrouwbaar drinkwater. Vitens en Evides willen dit mee helpen realiseren door gezamenlijk nieuwe drinkwaterprojecten uit te voeren die aan de eisen van de millenniumdoelen voldoen. De reeds lopende projecten van de bedrijven, die inmiddels ruim toen miljoen mensen in de Derde Wereld van veilig drinkwater voorzien, worden gebundeld in de gezamenlijke onderneming. Vitens is marktleider op dit gebied met grootschalige projecten in onder meer Ghana, Mozambique, Suriname, Jemen, Zuid-Afrika, Roemenië, Mongolië, India en Vietnam.
V.l.n.r. Jos van Winkelen (Vitens), Ger Vogelesang (Evides) en Chris Bruggink (Vitens)
Waterschappers en de Unie van Waterschappen houden zich steeds meer bezig met internationale samenwerking. Een aantal waterschappen is actief in ontwikkelingslanden, in Interreg-projecten of binnen een kennisnetwerk. Op 30 november troffen zij elkaar op de eerste internationale watermarkt in het Fort der Verbeelding te Bodegraven. Naast lezingen en een informatiemarkt vond daar ook de ondertekening plaats van het Memorandum of Understanding tussen UNESCO-IHE en de Unie van Waterschappen.
R
uim 80 mensen waren naar het fort van de Hollandse Waterlinie gekomen om ervaringen te delen - niet alleen ervaringen van afzonderlijke projecten, maar ook zaken waar waterschappen tegenaan lopen. Naast de onvermijdelijke taalbarrières kunnen ook de ongeschreven regels van een land een grote rol spelen. De waterschappers werden geattendeerd op de expertdatabank van Aqua for All, die de mogelijkheid biedt om de internationale ervaring van waterschappers breed in te zetten. Het Memorandum of Understanding tussen UNESCO-IHE en de Unie van Waterschappen plaats vormt de formele voortzetting van de jarenlange samenwerking tussen de waterschappen en de Unie met het opleidingsinstituut van UNESCO op het gebied van water. Afgesproken is dat de waterschappen de komende jaren onder andere onderdak zullen verlenen aan studenten van UNESCO-IHE en gastdocentschappen zullen gaan verzorgen. Daar tegenover stelt de UNESCO-IHE haar wereldwijde netwerk ter beschikking. Meer informatie over deze dag kunt u krijgen door contact op te nemen met Sonja Timmer van de Unie van Waterschappen.
H2O / 24 - 2006
7
Uitwisseling van informatie over urineverwerking In het kader van het project Novaquatis van het Zwitserse instituut voor milieuonderzoek en -technologie EAWAG is de afgelopen jaren onderzoek verricht naar de verschillende aspecten van gescheiden urine-inzameling. Een Nederlandse delegatie onder leiding van STOWA bracht op 13 en 14 november in het kader van het grote aantal urinescheidingsprojecten dat nu in Nederland plaatsvindt - een werkbezoek en kreeg de meest recente resultaten van onderzoek op dit gebied.
I
n het project Novaquatis gaat de aandacht uit naar de wijze waarop men urine kan inzamelen, opslaan en transporteren, behandelen (in verband met onder andere nutriĂŤnten en microverontreinigingen) en hergebruiken. Het onderzoek is uitgevoerd in de periode 2000-2005. EAWAG maakt de resultaten op 7 maart 2007 bekend tijdens een symposium over urine-inzameling en -verwerking.
EAWAG is benieuwd naar de meer praktische ontwikkelingen in Nederland. Ruim 50 mensen woonden de presentatie van Bert Palsma (STOWA) bij waarin hij een overzicht gaf van de lopende projecten. Waardering was er voor de aanpak waarbij van onderaf initiatieven worden opgezet en voor het grote aantal projecten (17 in voorbereiding en vier gerealiseerd) dat nu op deze wijze tot stand komt.
Onderzoeksleider Tove Larsen acht het gescheiden inzamelen en verwerken van urine een belangrijke stap in de richting van een meer duurzaam afvalwaterbeheer. Veel winst is te behalen op het gebied van nutriĂŤntenterugwinning (fosfaat) en het verwijderen van microverontreinigingen (medicijnen en hormonen). Daar staat tegenover dat nog wel wat problemen zijn te overwinnen. Zo bestaat behoefte aan technologische verbeteringen op sanitair gebied. De industrie lijkt vooralsnog echter terughoudend te zijn. Veel aandacht vragen de problemen die kunnen ontstaan als gevolg van afzetting van urinesteen in leidingen.
Het gescheiden inzamelen van urine is niet alleen een technisch probleem. Zowel in Zwitserland als in Nederland bestaat dan ook uitgebreid aandacht voor de maatschappelijke aspecten. Het onderwerp mag ook in Zwitserland op grote maatschappelijke belangstelling rekenen. Dat heeft voor een deel te maken met de discussie die momenteel in Zwitserland plaatsvindt over microverontreinigingen in het oppervlaktewater, maar ook met de gedachte dat scheiden bij de bron een duurzame oplossing is. Ook ten aanzien van de toegepaste technologie - het scheidingstoilet - reageren veel mensen positief; velen zijn
De Nederlandse delegatie
8
H2O / 24 - 2006
bereid ook in de eigen woning een urinescheidingstoilet te plaatsen. Tijdens het werkbezoek bleek dus veel belangstelling en waardering voor elkaars werkzaamheden. Vastgesteld is ook dat de ontwikkelingen goed op elkaar aansluiten. Afgesproken is in de toekomst te streven naar een nauwere samenwerking. Daarbij wordt enerzijds gedacht aan het direct ontsluiten van de wetenschappelijke kennis van EAWAG voor de Nederlandse projecten en anderzijds het gebruik maken van Nederlandse pilotprojecten om de opgedane kennis in de Zwitserse praktijk toe te passen. Het werkbezoek werd afgesloten met een bezoek aan de bibliotheek van Basel. De urine wordt hier ingezameld met Roedigertoiletten en door middel van elektrolyse en ozonisatie verwerkt tot een product dat in principe als meststof kan worden gebruikt. Bjartur Swart (Grontmij)
verslag
Gemeenten kunnen eigen baggerbeleid gaan voeren De gemeenten kunnen hun eigen baggerbeleid gaan voeren zodra medio deze maand het Besluit Bodemkwaliteit klaar is en medio voorjaar 2007 de Regeling Bodemkwaliteit in werking treedt. Dat het onderwerp leeft, bleek op 30 november in Arnhem waar het Studiecentrum voor Bedrijf en Overheid een vol programma voorschotelde, deels met lezingen van rijksambtenaren, deels met ervaringen uit het veld. opgave in Nederland een grotere maatschappelijke relevantie door de relatie die gelegd wordt met een integraal waterbeheer. In Friesland is intussen tamelijk schone baggerspecie op 30 locaties gebruikt om weilanden op te hogen. Nergens is verontreiniging in de grond of het water gevonden, wel name de bodemvruchtbaarheid toe. In deze provincie worden van bagger ook kaden gemaakt, in totaal ging het de laatste jaren om zo’n 200.000 kubieke meter. Willem Haalboom van Wetterskip Fryslân pleitte in Arnhem voor een bagger(groei)fonds waaruit andere initiatieven kunnen worden gefinancierd.
De afbraak van verontreinigingen in de baggerspeciematras langs de A2 verloopt langzamer dan verwacht.
H
et Rijk gaat de uitvoering van het nieuwe baggerbeleid bij het lokale bestuur leggen. De gemeenten kunnen dan kiezen tussen het algemene rijksbeleid of eigen gebiedsspecifiek beleid, waarbij ze kunnen en mogen afwijken van de landelijke normen, mits de water- en bodemkwaliteit binnen een bepaald gebied niet verslechtert. De decentralisatiegedachte moet hiermee een belangrijke impuls krijgen. Gemeenten moeten, als ze eigen beleid willen voeren, lokale normen gaan vaststellen aan de hand van de bodemkwaliteit ter plekke én de gebruiksfunctie van de grond. Wil de gemeente dat niet, dan gelden de generieke regels die in principe het milieu beter beschermen. Martijn Thijssen van het Ministerie van VROM (directie Bodem, Water en Landelijk Gebied) zei te verwachten dat vooral de grote steden en gemeenten met een historische binnenstad voor lokale baggernormen zullen kiezen. Volgens hem moeten de gemeenten alvast gaan nadenken over hun inzet. Het Rijk zal zich gaan terugtrekken. De lokale bodembeheerders zullen zelf actie moeten ondernemen. Doel van het nieuwe beleid is de achterstand in baggeren en de verwerking van bagger sneller weg te werken. Het huidige kabinet besloot in 2005 tot het aanleggen van extra baggerdepots in de regio, het meer verspreiden van bagger die relatief schoon is en het minder hoogwaardig verwerken ervan.
Voor de uitspoeling van stoffen naar het water blijft de Kaderrichtlijn Water belangrijker dan het nieuwe Bouwstoffenbesluit. Niet alle stoffen uit het oude besluit komen terug, bijvoorbeeld fosfaat. Wat precies gemeten moet gaan worden om de kwaliteit van de bagger te kunnen bepalen, is op dit moment nog niet bekend. Thijssen gaat uit van zo’n 15 stoffen (een paar nieuwe stoffen erbij, een paar ‘oude’ stoffen verdwijnen). Michiel Gadella van SenterNovem/Bodem+ verwacht dat schone bagger grootschalig toegepast zal gaan worden om putten te verondiepen, dijken te verstevigen en er terpen van te bouwen. De mogelijkheden tot hergebruik van bagger worden namelijk groter. Enkele interventiewaarden gaan omhoog, met name voor zink. Daarvoor geldt straks een norm van 2.000 mg/kg droge stof tegen 720 nu. Waar nu in zoet oppervlaktewater bagger verspreid mag worden van klasse 0, 1 of 2 met een ontheffing op grond van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren, moet met het nieuwe besluit onderscheid gemaakt worden tussen generiek en gebiedsspecifiek beleid. Voor het eerste geldt voortaan klasse A (beneden het zogeheten herverontreinigingsniveau van de Rijn), voor het gebiedsspecifiek beleid mag de kwaliteit liggen tussen dat herverontreinigingsniveau en de interventiewaarde. Volgens Peter van Zundert van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat krijgt de bagger-
Haico Wevers van Boskalis Dolman had weinig lovende woorden over voor de baggerverwerking in de praktijk. Hoewel de trend in de maatschappij richting verwerking van bagger neigt, gaat het beheer nog steeds richting storten in grote depots. Het gevolg daarvan is dat er geen verdergaande verwerking op redelijke schaal van de grond komt. Wevers is geen voorstander van het gebruik van bagger in dijken en terpen, omdat dit veel te duur is. De enige echte toepassing ziet hij in het verondiepen van wateren en putten. De afbraak van verontreinigingen in de bagger die gebruikt wordt in de zogeheten baggerspeciematras (zie foto) verloopt volgens Boskalis Dolman langzamer dan verwacht. De natuurlijke waterzuivering achteraf werkt wel en ook het doorsijpelen van het water verloopt goed. Wevers verwacht in januari of februari de uiteindelijke resultaten van deze proef. Voor de korte termijn gaat Wevers er vanuit dat de voormalige klasse 3-specie die nu in depots opgeslagen ligt, hergebruikt gaat worden. Op de middellange termijn ziet hij meer in een combinatie van verwerking van bagger en versnelde consolidatie, waarmee in Bremen al tests gedaan zijn. Boskalis zoekt nog naar een grootschalige praktijklocatie. Erik Boegborn van Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden zei als laatste spreker eraan te twijfelen of het nieuwe baggerbeleid ertoe gaat leiden dat de aanleg van depots sneller verloopt. Wanneer de nieuwe mogelijkheden tot gebiedsspecifiek beleid niet optimaal kunnen worden benut, zou volgens hem het nieuwe beleid wel eens negatief kunnen uitpakken. Samenwerking tussen de verschillende overheden wordt in ieder geval belangrijker, aldus Boegborn.
H2O / 24 - 2006
9
brakke water maar liefst 60 meter sinds de aanvang van de onttrekkingen in 1853. Door de kunstmatige infiltratie van Rijnwater, en in andere gebieden van Maaswater, hebben we het zoute water vanaf 1957 weer teruggedrongen. Van die ervaring kan men in het buitenland leren. Ook in een land als India is kunstmatige infiltratie van zoet water wijd verbreid. Men wil daar vier miljoen infiltratieinstallaties gerealiseerd hebben vóór 2012.”
Hoe komt men aan vier miljoen installaties?
Theo Olsthoorn
THEO OLSTHOORN, HOOGLERAAR GEOHYDROLOGIE AAN DE TU DELFT:
“Het zeewater dringt Nederland binnen” De Europese Grondwaterrichtlijn die in de maak is, de educatieve peilbuis die ons een blik in het gebeuren in de bodem schenkt, het bestaan van een Platform Gebieds- en Systeemgericht Grondwaterbeheer, de roep om grondwater een economische waarde te geven, een vergelijking van gemeentelijke grondwaterplannen, allemaal onderwerpen die in de loop van dit jaar in H2O aan de orde zijn geweest. Aandacht voor de grondwaterstand bij het bouwrijp maken van terreinen, burgers die de kruipruimte onder hun vloer vol water zien staan, palen onder onze woningen en gebouwen die langzaam wegrotten, de invloed van de klimaatverandering op de grondwaterstand, evenzoveel vragen die actueel zijn en aangeven dat aandacht voor het grondwater van wezenlijk belang is. Een gesprek over dit vakgebied met prof. dr. ir. Theo Olsthoorn, hoogleraar geohydrologie, die op 22 november jl. zijn inaugurale rede hield aan de TU Delft met als titel ‘(Be)wegen van grondwater’.
Komt grondwater meer in de belangstelling? “De zorgen die wij over grondwater hebben en de manier waarop wij ermee omgaan, zijn typisch Nederlands. Voor het grote gebeuren moet je naar het buitenland. In bijvoorbeeld de Verenigde Staten, India, China komen enorme problemen voor als gevolg van een gigantische overexploitatie van het grondwater. In diverse gebieden daalt
10
H2O / 24 - 2006
het niveau met meters per jaar, waardoor uiteindelijk steeds minder water beschikbaar is met als gevolg dat de voedselproductie in gevaar komt en dat kustzones verzilten.” “Overexploitatie en verzilting hebben wij hier in Nederland ook meegemaakt als gevolg van de waterwinning in de duinen. Tegen de jaren vijftig van de vorige eeuw was in de Amsterdamse Waterleidingduinen het zoute water twaalf meter omhoog gekomen en het
“Dat vereist dat je overal waar water beschikbaar is of af en toe beschikbaar is, het terugbrengt in de grond. In grote lijnen bestaan twee typen irrigatiesystemen. Het ene is bevloeiing met oppervlaktewater, doorgaans door de aanleg van grote infrastructurele werken door de overheid. Het andere is de bevloeiing met grondwater vanuit individuele bronnen, zoals mogelijk werd door het beschikbaar komen van goedkope putaanleg, kleine pompen en energie.” “Elke boer heeft daarbij zijn eigen installatie. Hij zal efficiënter met het water omgaan, omdat het oppompen hem geld kost. Als teveel grondwater opgepompt wordt, daalt echter het niveau onder zijn perceel, respectievelijk regionaal. Het streven zou mijns inziens moeten zijn om infiltratie van oppervlaktewater en winning uit eigen putten zoveel mogelijk te combineren, zo kan je op veel plaatsen ‘water logging’, het dichtslaan en verzilting van de bodem door te hoge grondwaterstanden, voorkomen en wordt alleen water gebruikt wanneer de planten het nodig hebben. Dat is uiteraard alleen te doen als er oppervlaktewater aanwezig is en de grond in wil. Een stimulans om daarmee dan zo zuinig mogelijk om te gaan.”
Je sprak over gigantische overexploitatie. “Neem de Great Plains, een groot gebied in de Verenigde Staten aan de oostzijde van de Rocky Mountains dat maar liefst acht staten beslaat, de graanschuur van de VS. Men pompt daar fossiel water op. Dit is maar één keer te gebruiken en op is op, omdat de regen die er valt nagenoeg geheel verdampt, zodat het grondwater de facto niet wordt aangevuld. De irrigatie neemt hier sinds een aantal jaren af door droogvallen van steeds meer putten. Deels moet men het water inmiddels van zo diep oppompen dat pompkosten bij de recente hoge energieprijzen niet meer opwegen tegen de opbrengst van graan, immers energie is duur en graan goedkoop (nog). Toen de geografen Frank en Deborah Popper in 1987 verkondigden dat het op den duur fout zou gaan, zijn zij verketterd. Nu begint de discussie over hun toenamlige voorstel goed op gang te komen, namelijk om deze gebieden maar grotendeels terug te geven aan de buffels die er oorspronkelijk leefden.” “We weten allemaal dat China hele rivieren verlegt mede om de graanproductie in het noorden van het land op peil te houden. In het algemeen kun je zeggen dat landen nauwelijks beleid voeren ten aanzien van grondwater. Dat wordt nog meestal als een
interview individueel gebeuren gezien. De instituties zijn gericht op oppervlaktewater. Daar gaat vanouds alle aandacht naar toe. Hier moet en zal verandering in komen. De grootste uitdaging waar we de komende decennia voor staan is het grootschalig aanvullen van uitgeputte grondwatervoorraden. En daar moet heel veel voor gebeuren.”
Is die situatie niet aan het kenteren? “Er komt meer aandacht voor, maar om echt iets te kunnen zeggen, heb je kennis nodig. Studenten kunnen pas op projecten gezet worden als ze voldoende achtergrond hebben. Daar werken wij hier aan. Daarvoor is ook uitwisseling met andere onderwijsinstellingen nodig, zoals het IHE. In de propedeuse wordt het grondwater meegenomen in het hydrologiecollege van Huub Savenije, hoogleraar hydrologie. In de masterfase komen de studenten voor het grondwater bij mij terecht. Ik geef twee colleges, geohydrologie I en II. Het eerste richt zich op de regionale geohydrologie, de beschrijving van grondwatervoorkomens, de modellering ervan, het berekenen van hoeveelheden en stromingen. Het is een exact vak in een onzekere omgeving. Het gedrag van grondwater is in grote lijn wel bekend, maar er zijn altijd lokale afwijkingen en verrassingen. Je maakt modellen, kalibreert die, maar dan blijken de ontwikkelingen soms toch weer behoorlijk af te wijken van de voorspellling. Je moet dus steeds nieuwe informatie verzamelen om te kunnen begrijpen wat er aan de hand is. Natuurlijk hangt de vereiste nauwkeurigheid ook af van het gebruiksdoel van de modellen die we maken. Zo is een afwijking van 15 cm bij een natuurlijke fluctuatie van een meter voor natuur soms niet interessant, maar kan dit in de bollenteelt fataal zijn.” “Het tweede college is gericht op het gebruik van grondwater. Mijn leerstoel beslaat 1,5 dag per week. Mijn voorgangers Jan van Dam en Cees van den Akker hadden een fulltime aanstelling. Ik combineer het werken voor de TU met mijn werk voor Waternet. Het stedelijk waterbeheer wordt verzorgd door Frans van de Ven als universitair hoofddocent.”
Vraagt de verzilting in Nederland om maatregelen? “Dat is het best duidelijk te maken aan de hand van het effect van het droogmaken van de Haarlemmermeer in 1882. Het maaiveld ligt daar op 4,5 meter -NAP, het waterpeil op 6 meter -NAP. Het Noordzeewater dringt onder de duinen naar binnen, met een snelheid van zo’n 2,5 kilometer per eeuw. Halverwege de volgende eeuw komt er puur zeewater in de Haarlemmermeer omhoog. Maar niet alleen daar, op tal van plekken worden onze diepe polders zouter. Vraag is hoe we daarmee omgaan.” “Je kunt denken aan een inrichting van onze polders waarbij je een scheiding maakt tussen zoet en brak water. Het zoutere water zou je kunnen afvangen en gebruiken voor de drinkwatervoorziening. Afhankelijk van de hoeveelheid silicaat in het water is ontzouten met moderne technieken mogelijk. De hoeveelheden die in polders
als de Horstermeer en de Bethunepolder omhoog komen, 30 à 40 miljoen kubieke meter per jaar, zijn in principe interessant voor de drinkwatervoorziening.” “Wat mij betreft gaat het erom dat we bij de TU de instrumenten ontwikkelen die we nodig hebben om het hoofd te bieden aan klimaatveranderingen, zeespiegelstijging en bodemdaling en een effective benutting en beheer van onze bodem en grondwatersystemen.”
Heeft grondwater een economische waarde? “Wij kennen een belasting op onttrekken van grondwater. Het antwoord zou dus ‘ja’ zijn. In het droge westen van de Verenigde Staten bestaat een handel in grondwaterrechten, zoals bij ons in melkquota. Iedereen zit daar om water te springen. In de lokale kranten gaat het steeds over water.” “In Nederland ligt dat toch anders. Wij kennen geen vergelijkbare droogte, wel verdroging. Om zo’n quotasysteem in te voeren, heb je een homogeen gebied nodig. In Nederland bestaat geen samenhang tussen het grondwater in Brabant en dat in Groningen of Noord-Holland. Het grondwater is hier vooral regionaal bepaald. Bovendien kwelt het omhoog als we het niet onttrekken. We moeten eerder maatregelen nemen om ons ertegen te beschermen en het af te voeren. De economische waarde is dus maar beperkt en relatief.” “Een heel ander punt is het ondergronds ruimtegebruik, zoals voor de opslag van warmte en koude. Dat soort installaties komt er steeds meer. Die zitten elkaar in toenemende mate in de weg en beginnen elkaar te beïnvloeden. Ze zijn op zich interessant door hun energiebesparing en de daaraan gekoppelde bijdrage aan het beperken van de uitstoot van kooldioxide. Zij zijn ook zeer rendabel, aangezien de investeringskosten in de regel binnen zes jaar worden terugverdiend.” “Soms wordt in Nederland de bodem ook gebruikt voor waterberging. In Bleiswijk en omgeving bevinden zich ruim honderd installaties van tuinders voor de seizoensopslag van regenwater in de (brakke) bodem. Twee jaar geleden bleek dat water plotseling weg te zijn. De oorzaak was bemaling van enkele bouwputten voor de aanleg van de HSL, waardoor de ondergrondse bellen zoet water werden weggezogen. Wij realiseren ons vaak te weinig hoe in de bodem het één het ander beïnvloedt.”
dienst gekomen. Ik heb daar aan verschillende hydrologische projecten gewerkt. Na korte tijd weer terug te zijn geweest bij het Kiwa ben ik in 1982 overgestapt naar het RID, waar ik gewerkt heb aan onderzoek naar de effecten van de bruinkoolwinning in Duitsland op het grondwater in Limburg.” “Nadat in 1984 het RID opging in het RIVM, mocht ik met een enthousiaste groep aan de slag met het nationale verzuringsmodel en vervolgens met de integrale milieumodellering. In 1990 ben ik bij Gemeentewaterleidingen Amsterdam in dienst gekomen als hoofd van de driekoppige sector hydrologie, met als werkterrein de waterhuishouding van de Amsterdamse Waterleidingduinen, de Bethunepolder en inbreng in buitenlandse projecten. In 1998 ben ik in Delft gepromoveerd op de kalibratie van grondwatermodellen en het gebruik van spreadsheets in het grondwatermodellering (was sinds 1983 altijd een hobby van me). Sinds september 2004 ben ik daarnaast dus deeltijdhoogleraar aan de TU Delft.”
Hoe bruikbaar is de Nederlandse grondwaterkennis in het buitenland? “Onze grondwaterkennis moet juist in het buitenland toegepast worden, bijvoorbeeld
“Enorme grondwaterproblemen in het buitenland”
Wat was jouw loopbaan tot dusverre? “Ik ben in 1974 afgestudeerd aan de TU Delft, opgeleid in de civiele gezondheidstechniek bij Professor Huisman. Geboren in 1950 in Rotterdam. Mijn eerste baan was bij het Kiwa: projectleider diepinfiltratie. Bij PWN, GWA, DZH en Hoogovens hadden we experimentele infiltratieputten. De diepinfiltratie heeft nog altijd veel potentieel. In 1979 ben ik bij het toenmalige IWACO in
bij allerlei projecten die nu gestart worden om de millenniumdoelstellingen van de Verenigde Naties te behalen.” “Studenten moet zelf oppasen niet alleen maar ‘watermanagement’ te willen studeren. Om te weten wat je kunt en moet doen heb je wel een stevige technische ondergrond en kennis nodig. Je hoort vaak van studenten dat ze bij een buitenlandse project ook zelf tot dat inzicht komen. Dat kan wat mij betreft niet vroeg genoeg gebeuren. Juist in de Nederlandse duingebieden, waar langjarige ervaring met onttrekking en infiltratie is opgedaan, waar lange waarnemingsreeksen beschikbaar zijn en veel onderzoek gedaan is, waar modellen zijn, maar ook de problematiek van iets als de zeespiegelrijzing speelt, kan men leren hoe grondwatersystemen werken.” “Ik heb onlangs een Chinese studente gehad, die met die kennis nu internationaal bij Fugro aan de slag mag. Een Pakistaan wil hier promoveren op de vraag hoe je de verzilting in een kustgebied daar in de hand krijgt. Er stroomt in zijn land geen druppel Induswater meer de oceaan in. Dit geeft zoveel verzilting, dat in de 75 km brede kustzone bij Hydrabad geen landbouw meer mogelijk is, boeren trekken weg naar de krottenwijken in de grote steden. Dat zijn gigantische problemen, waarbij de Nederlandse kennis een basis kan zijn van waaruit je naar oplossingsrichtingen kunt zoeken.” Maarten Gast
H2O / 24 - 2006
11
MAATREGELEN EN AMBITIES IN VINKHUIZEN
Gemeentelijke wateropgaven voor woonwijk in Groningen De gemeente Groningen heeft samen met ARCADIS en JenL Datamanagement verkend welke wateropgaven spelen in de wijk Vinkhuizen op het gebied van waterkwantiteit, waterkwaliteit en ecologie. Dit gebeurde op basis van WB21, de Kaderrichtlijn Water en de nieuwe gemeentelijke zorgtaken op het gebied van hemelwater, afvalwater en grondwater, zoals omschreven in het wetsvoorstel Verankering en bekostiging gemeentelijke watertaken. Voor de bestuurlijke besluitvorming zijn de opgaven vertaald in verschillende ambitieniveaus. omstandigheden. Hierbij legt Nederland de nadruk op de onderscheiden waterlichamen. De Europese richtlijn geldt echter voor al het grond- en oppervlaktewater, ook buiten de aangewezen waterlichamen. Willen we de waterlichamen op orde brengen, dan is het gehele invloedsgebied dus van belang, ook stedelijk gebied. Hierbij bewijst de praktijk keer op keer dat de relatie tussen waterkwantiteit, -kwaliteit en ecologische potenties zeer direct is. Daarom is het verstandig de verschillende opgaven gezamenlijk te analyseren en te vertalen in een samenhangend maatregelenpakket. Bij de invulling van de gemeentelijke watertaken is doelmatigheid cruciaal: de gemeente treft maatregelen voor zover dat redelijkerwijs van de burger niet kan worden gevergd en de kosten tegen de beoogde resultaten opwegen. Uiteraard dient één en ander in goede afstemming met andere waterbeheerders als waterschap en provincie plaats te vinden. Uitgangspunt van het nieuwe wetsvoorstel met betrekking tot de gemeentelijke watertaken is dat alle directe en indirecte kosten van het waterbeheer via de nieuwe rioolheffing bij de burger in rekening worden gebracht, op voorwaarde dat het doelmatige maatregelen betreft. Hoe omvangrijker de maatregelen des te hoger de kosten. Hierbij is het aan de gemeenteraad om te bepalen met welke ambitie de gemeentelijke rol als waterbeheerder wordt ingevuld. In de Groningse wijk Vinkhuizen zijn de opgaven, maatregelen en kosten op een rij gezet en uitgewerkt aan de hand van drie ambitieniveaus: basis, midden en maximaal.
Waterkwantiteit
De wijk Vinkhuizen in de gemeente Groningen
O
p basis van het wetsvoorstel Verankering en bekostiging van gemeentelijke watertaken nemen de watertaken van de gemeente toe. Bovenop de huidige taken met betrekking tot riolering, onderhoud stadswateren en baggerwerkzaamheden, komt de zorgplicht
12
H2O / 24 - 2006
voor hemel- en grondwater. Verder ligt er de opgave om het watersysteem robuust vorm te geven, zodanig dat riolering en oppervlaktewater in staat zijn de extremer wordende weersomstandigheden te faciliteren. Daarnaast vraagt de KRW te zorgen voor een goede waterkwaliteit en goede ecologische
De gemeente Groningen valt binnen het beheergebied van de waterschappen Hunze en Aa’s en Noorderzijlvest. Voor het bepalen van de kwantiteitsopgave hanteren deze waterschappen een rekenmodule om te bepalen of in het te onderzoeken gebied voldoende berging aanwezig is. Hierbij wordt gekeken naar de verdeling verhard en onverhard oppervlak, gebiedsafvoer (l/s/ha), de toelaatbare peilstijging in het betreffende gebied en aspecten als initieel bergingsverlies en de toe te passen afvloeiingsfactor. Aan de hand van verschillende neerslagsituaties kan vervolgens bepaald worden of het watersysteem voldoende robuust is.
achtergrond invoer
oppervlakte (m2)
initieel bergingsverlies (mm)
afvloeiingsfactor (-)
verhard oppervlak onverhard oppervlak totaal oppervlak
1.083.612 1.280.671 2.364.283
2 35
1 0,80
gebiedsafvoer
1,33
l/s/ha
oppervlak open water toelaatbare stijging 1:10 toelaatbare stijging 1:100 beschikbare berging 1:10 beschikbare berging 1:100 vereiste berging 1:10 vereiste berging 1:100 vereiste berging 1:100 +10%
87.724 0 1,30 0 114.041,2 n.v.t. 92.622 112.017
m2, m. m. m3 m3
gelijk aan 4% boven streefpeil boven streefpeil
m3 m3
oppervlak voldoet oppervlak voldoet
wateropgave 2050
19.395
m3
berekening of oppervlak voldoet
Tabel 1. Rekenmodule toegepast op Vinkhuizen
Gelet op de droogleggingeisen blijkt de wijk Vinkhuizen juist te voldoen aan de vereiste berging, ondanks een beperkt oppervlak open water (slechts vier procent). Wel zullen aanzienlijke peilstijging optreden bij zware belastingen (1,30 meter boven streefpeil bij een neerslagsituatie 1:100). Het is dan ook wenselijk om het aandeel open water te vergroten om zodoende een robuuster watersysteem te ontwikkelen. Vertaald naar de verschillende ambitieniveaus geldt de huidige situatie als basisvariant: er wordt precies aan de vereisten voldaan. In het ambitieniveau midden wordt het percentage open water vergroot van vier naar zes procent, terwijl de maximale variant uitgaat van een toename tot acht procent open water. Op het gebied van grondwater bestaan in Vinkhuizen geen problemen, zo blijkt uit een inventarisatie binnen de gemeente Groningen. Wel is de buurt rond het Hoendiep aan de zuidzijde van de wijk behoorlijk nat. In de woningen worden echter geen problemen geconstateerd met vocht. Forse peilstijging
Waterkwaliteit en ecologie De KRW stelt eisen aan de chemische en biologische kwaliteit van het grond- en oppervlaktewater. De eisen op het gebied van chemie worden met betrekking tot de prioritaire stoffen vanuit Brussel opgelegd; de ecologische doelen worden in de regio’s zelf bepaald. Dit resulteert in 2009 in de (deel)stroomgebiedbeheersplannen. In de huidige discussie is het van belang om vanuit de gemeentelijke watertaken de verschillende ambitieniveaus te verkennen: welke maatregelen vinden we haalbaar en betaalbaar? Maatregelen op het gebied van waterkwaliteit en ecologie zijn erop gericht belastingen en vervuiling terug te dringen. Ook de fysieke inrichting speelt nadrukkelijk een rol: variatie is belangrijk en barrières voor flora en fauna moeten vermeden worden. Ook op het gebied van waterkwaliteit en ecologie zijn de maatregelen aan de hand van de drie ambitieniveaus voor de wijk Vinkhuizen in kaart gebracht. In het terugdringen van overstortingen van rioolwater
op het oppervlaktewater is reeds voorzien; ook vindt uitsluitend mechanische onkruidbestrijding plaats. Maatregelen die voor de ambitieniveaus relevant zijn, liggen op het gebied van het verder afkoppelen van verharde oppervlakten, het tegengaan van belasting door hondenpoep en het voederen van eenden of vissen. Ook het extensiveren van het maaibeheer kan de waterkwaliteit verbeteren, wanneer minder maaisel in het water terechtkomt en het tijdstip van maaien zorgvuldig gekozen wordt (niet in warme perioden). In Vinkhuizen speelt eveneens het vervangen van harde oeverbeschoeiingen door natuurvriendelijke oevers, waarbij ruimte wordt gecreëerd voor geleidelijke overgangen tussen land en water. De afwisseling van gradiënten heeft een positief effect op de ecologische kwaliteit, zowel voor planten als dieren. De huidige baggerinspanning richt zich op het verwijderen van de sliblaag. Frequenter baggeren beperkt de vorming van sliblagen en verbetert de waterkwaliteit (onder andere zuurstofgehalte). Verder zou het wenselijk zijn om tijdens het baggeren het vereiste profiel van de watergang te herstellen en voldoende diepgang te realiseren: diep water warmt minder snel op, waardoor algen en botulisme minder kans krijgen. De belasting van het oppervlaktewater kan verder worden teruggedrongen door op duurzame wijze te bouwen en milieuvriendelijke materialen te gebruiken, ook voor straatmeubilair. De vraag of bovenstaande maatregelen worden toegepast en zo ja, in welke mate, hangt af van het ambitieniveau.
Resultaten De mogelijke maatregelen in deze Groningse woonwijk op het gebied van waterkwantiteit, -kwaliteit en ecologie zijn aan de hand van de drie ambitieniveaus vertaald in maatregelpakketten, inclusief bijbehorende kosten (zie de tabellen 2, 3 en 4). Het gaat hierbij om een verkenning op hoofdlijnen, bedoeld om zicht te krijgen op de verschillen tussen de mogelijke ambitieniveaus. Op het eerste gezicht komen forse verschillen voor in de kosten van de drie ambitieniveaus. Voor de ambitieniveaus midden en maximaal zijn echter forse uitgaven opgenomen die incidenteel aan de orde zijn, zoals het herstel van het profiel van een watergang en de creatie van extra open water. Worden deze kosten over een langere periode
H2O / 24 - 2006
13
Tabel 2. Maatregelen + kosten basisvariant
maatregel
omvang
eenheidsprijs (in euro)
kosten (in euro)
aanwijzen hondenuitlaatplekken
2 x 100 meter + 6 borden
6.450
voorlichting voederen eenden en vissen aangepast maaibeheer oever
2x 20% van 1.000 are = 200 250 meter
75 per bord en 30 per meter afrastering 1.000 per keer 5 per are
aanleg natuurvriendelijke oever TOTAAL
circa 35 per meter
2.000 1.000 8.750 18.200
Tabel 3. Idem voor de middenvariant
uitgesmeerd, dan nemen de financiĂŤle verschillen tussen de ambitieniveaus af. In het overzicht is geen rekening gehouden met mogelijkheden om mee te liften met andere ingrepen. Het zogeheten werk met werk maken kan echter veel kosten besparen. Daarnaast geldt dat een aangepast maaibeheer tot kostenbesparing kan leiden.
Opmerkingen Hoosbuien zorgen voor wateroverlast wanneer riolering en oppervlaktewater de watermassa niet op tijd kunnen verwerken. Vaak blijkt dat de problemen te verhelpen zijn door goed beheer en onderhoud. Recente problemen zijn dikwijls te herleiden tot niet gebaggerde sloten, verstopte duikers of opgesloten overstorten.
maatregel
aanwijzen hondenuitlaatplekken
2 x 100 meter + 6 borden
voorlichting voederen eenden en vissen aangepast maaibeheer oever
2x 30% van 1.000 are = 300 750 meter 3 x per jaar 38 km straat
aanleg natuurvriendelijke oever vaker straatvegen
extra baggeren voor herstel profiel watergang
specifieke locaties (overstorten, duikers e.d.)
beginnen met afkoppelen en peilfluctuaties
550 m2 per jaar
2% extra oppervlaktewater TOTAAL
40.000 m2
75 per bord en 30 per meter afrastering 1.000 per keer 5 per are
6.450
2.000 1.500
circa 35 per meter 26.250 vegen 10 per 100 32.000 meter, kolk zuigen 18 per 100 meter ontgraven slib 245.000 12 per m3 en afvoer schoon slib 10 per m3 circa 20 per m2 11.000 meerkosten bij aanpak gemengd rioolstelsel circa 7,50 per m2 300.000 624.200
Conclusies
Tabel 4. Idem voor de maximale variant
maatregel
aanwijzen hondenuitlaatplekken
2 x 100 meter + 6 borden
voorlichting voederen eenden en vissen aangepast maaibeheer oever
2x 40% van 1.000 are = 400 1.000 meter 3 x per jaar 38 km straat
aanleg natuurvriendelijke oever vaker straatvegen
vervangen straatmeubilair
14
frequenter baggeren + herstel profiel watergang
75% oppervlakte van de wijk = 120 hectare gehele watersysteem
afkoppelen verhard oppervlak
1.100 m2 per jaar
4% extra oppervlaktewater TOTAAL
80.000 m2
H2O / 24 - 2006
Het afkoppelen van verhard oppervlak levert een positieve bijdrage aan de zuiveringsinspanning van rwzi’s. Wel geldt als belangrijk aandachtspunt dat het afstromende hemelwater zonder al te veel vuilvracht in de grond of in het oppervlaktewater kan worden opgenomen. Extra open water in de buurt van bebouwing vereenvoudigt het afkoppelen en kan bijdragen aan het versterken van de ecologische kwaliteit. Gelet op de bodemopbouw ligt infiltratie niet voor de hand. Dus moet gezocht worden naar mogelijkheden om hemelwater af te laten stromen naar het oppervlaktewater. De nabijheid van open water beperkt de noodzaak ondergronds buizen aan te leggen. Hierdoor worden hoge kosten voorkomen. Door een zorgvuldige vormgeving kan de beleving van het water door bewoners worden vergroot. Dit kan bijdragen aan bewustwording van de relatie tussen eigen gedrag en beïnvloeding van de waterkwaliteit (autowassen, hondenuitlaat, etc.).
75 per bord en 30 per meter afrastering 1000 per keer 5 per are circa 35 per meter vegen 10 per 100 meter, kolk zuigen 18 per 100 meter 300 per hectare
6.450
2.000 2.000 35.000 32.000
36.000
ontgraven slib 245.000 12 per m3 en afvoer schoon slib 10 per m3 circa 20 per m2 22.000 meerkosten bij aanpak gemengd rioolstelsel circa 7,50 per m2 600.000 980.450
Tussen waterkwantiteit, -kwaliteit en ecologische potenties bestaat een directe relatie. Gelet op de verschillende taken van gemeenten op het gebied van water zal een samenhangend maatregelenpakket moeten worden gekozen waarmee invulling wordt gegeven aan de gemeentelijke zorgtaken. Aan de hand van de wijk Vinkhuizen in de gemeente Groningen zijn mogelijke maatregelen en ambitieniveaus verkend. De variatie in kosten blijkt groot, al worden deze verschillen voor een belangrijk deel veroorzaakt door incidentele maatregelen. Het is dus van groot belang om de verschillende mogelijkheden te verkennen en hierin als gemeente bewuste keuzen te maken. Dit helpt bovendien om de inzet vanuit de gemeente te bepalen in het besluitvormingstraject rond de KRW-doelen. Dries Jansma (Gemeente Groningen) Lilian van den Bosch ( JenL Datamanagement) Judith Bosman en Titian Oterdoom (ARCADIS)
achtergrond
Ecologisch beheer De Steeg levert resultaat op Bij zuiveringstation De Steeg van Oasen is tussen 1997 en 2001 een terrein van circa 25 hectare ecologisch ingericht om de natuurschade te compenseren die ontstond door een nieuwe onttrekkingvergunning. Na een aantal jaren beheren door maaien en begrazen worden al bijzondere planten gevonden.
O
asen heeft een grondwaterwinning bij het zuiveringstation De Steeg te Langerak. Deze bestaat uit een diepe grondwaterwinning met een vergunning voor zes miljoen kubieke meter per jaar en een ondiepe (oever)grondwaterwinning met een vergunning voor vijf miljoen kubieke meter per jaar. Door de grondwateronttrekking daalt de grondwaterstand in de omgeving en vermindert de van nature aanwezige kwel. Dit heeft tot gevolg dat de natuurwaarde in de omgeving van de winning achteruit gaat. In overleg met de provincie is besloten om die achteruitgang in natuurwaarde te compenseren door het ecologisch inrichten van 25 hectare terreinin het gebied waar ook de winputten liggen. In één van de voorschriften die de Provincie Zuid-Holland aan de vergunning verbindt, is het uitvoeren van maatregelen die de natuurwaarden verhogen in het eigendomsgebied van Oasen vastgelegd. In de onttrekkingvergunning staat dat in het gebied gunstige vestigings- en ontwikkelingsmogelijkheden moeten worden gecreëerd voor terrestrische vegetaties, weidevogels en amfibieën. De inrichting van het terrein dient bovendien zoveel mogelijk aan te sluiten bij de ecologische verbinding tussen Kinderdijk en de Zouweboezem. Het gebied is een veenweidegebied met een groot aantal sloten, dat tot 1993 in agrarisch beheer was. Het nieuwe beheer is gericht op
herstel van vochtige, schrale graslandvegetaties, waardevolle slootvegetaties en een rijke weidevogelpopulatie. Deze benadering sluit ook aan bij het VEWINMilieuplan uit 1991 en het Beleidsplan Drink- en Industriewatervoorziening uit 1993, waarin wordt voorgesteld om verweving van waterwinning en natuur na te streven. Zuiveringstation De Steeg ligt aan de rand van de polder Langerak in de Alblasserwaard, ten zuiden van de Lek tussen Langerak en Ameide. Het gebied maakt deel uit van een regionaal grondwatersysteem waarvan de hoofdstroom naar het westen is gericht. Enkele kilometers rond de grondwaterwinningen is duidelijk de invloed hiervan op het stromingsbeeld te zien. Het grondwater in de watervoerende pakketten is afkomstig van regenwater dat in het gebied geïnfiltreerd is en van geïnfiltreerd rivierwater uit de Lek, het zogeheten oevergrondwater. Door de relatief lage polderpeilen en de lage ligging ten opzichte van de waterstanden in de Lek trad, voordat de oevergrondwaterwinning werd gestart, kwel op vanuit het eerste watervoerende pakket. Door de grondwaterwinning vermindert die kwel sterk. Het kwelwater is van relatief goede kwaliteit en de natuur die afhankelijk is van kwel heeft een hoge natuurwaarde. In 1997 is als eerste fase ongeveer drie hectare afgegraven en geplagd. Ook is
de eerste poel aangelegd. In 2002 zijn de inrichtingswerken in de rest van het gebied uitgevoerd. In aansluiting op de aangelegde flauwe oevers zijn ook hier enkele gebiedjes geplagd. Na te zijn gebaggerd zijn alle sloten voorzien van een flauwe, natuurvriendelijke oever. Er zijn verschillende profielen aangelegd: bermen met een brede onderwateroever (plasbermen) en flauwe oevers met een geleidelijk aflopende oever. Enkele delen van de sloten zijn verbreed en verdiept. Naast de sloten zijn drie poelen aangelegd met flauw oplopende oevers. Op het kaartje hierboven zijn de locaties van de verschillende inrichtingswerken aangegeven.
Aanleg van een poel
Om de gewenste vochtige situatie met daarbij behorende natuurontwikkeling te krijgen is bij het hoogheemraadschap vergunning aangevraagd om het waterpeil in het gebied 30 centimeter te verhogen. Hiervoor zijn in het terrein diverse dammen en stuwen aangelegd. Door middel van een windmolen wordt water uit de aangrenzende poldersloot opgepompt, waardoor het waterpeil op het gewenste niveau kan worden gebracht. In het in 1997 ingerichte gedeelte wordt het waterpeil niet opgezet. Door de afgraving in dit deel ligt het maaiveld laag. Als het peil hier opgezet wordt, komt het gebied onder water te liggen. Door het afplaggen, in combinatie met opzetten van het slootpeil, zijn natte gebieden ontstaan die in winter en voorjaar ‘plas-dras’ zijn.
Beheermaatregelen Bij de inrichting is in zeer geringe mate vers maaisel aangebracht van een tweetal natuurterreinen uit de streek. De kwaliteit van het maaisel was echter niet best. Aan
H2O / 24 - 2006
15
de ontwikkeling van de natuur wordt verder alleen door enkele beheermaatregelen richting gegeven. Het beheer bestaat voornamelijk uit een combinatie van extensief begrazen en maaien. Het noordelijk deel van het terrein wordt gedurende het grootste deel van het jaar door circa tien runderen en 30 schapen begraasd. Het zuidelijk deel wordt eerst gehooid en daarna nabeweid. Sinds 2005 worden de grote haarden met akkerdistel, brandnetel en ridderzuring extra gemaaid. Zowel in het voorjaar als het najaar worden deze gemaaid om de uitbreiding van deze soorten tegen te gaan. Dit zijn zogeheten storingssoorten, soorten met een lage natuurwaarde die zich makkelijk vestigen na vergraving. Jaarlijks worden de sloten geschoond. Om de sloten op diepte te houden moet eens in de vier tot zes jaar worden gebaggerd.
Monitoring Voor de inrichting is een inventarisatie van de vegetatie geweest. De ontwikkeling van het terrein wordt gevolgd door tweejaarlijks een inventarisatie van de flora en fauna uit te voeren. Resultaten1)
Het aantal soorten planten is sinds de inventarisatieronde 2001 toegenomen. In tabel 1 is een onderverdeling van aangetroffen planten in categorieën gegeven. In 2003 was het aantal storingssoorten als gevolg van grondwerkzaamheden (plaggen en afschuinen van oevers) nog vrij groot. Deze groep is in 2005 duidelijk veel minder vertegenwoordigd, niet alleen in soortenaantal, maar ook in de totale bedekking. Een aantal soorten, behorend bij minder voedselrijke omstandigheden, is nieuw of heeft zich uitgebreid. Tot de betere soorten, passend in de doelstelling, vochtige, schrale Rietorchis
16
H2O / 24 - 2006
Tabel 1. Onderverdeling van de aangetroffen planten in categorieën
Tabel 2. Broedvogels
categorie
soort
waterplanten moeras- en oeverplanten graslandplanten storingssoorten houtige gewassen mossen totaal waarvan bijzondere soorten
aantal soorten 2003 2005
9
9
65 45 22 6 32 183
68 43 16 7 40 188
18
24
graslandvegetaties, behoren onder andere de dwergzegge, zwarte zegge, sterzegge, blauwe zegge, hazezegge en koningsvaren. De gewone dotterbloem komt nog steeds met maar één exemplaar voor. Dit is ook een soort die thuishoort bij de vochtige graslandvegetaties. De verwachting is dat deze soort zich nog zal uitbreiden. Floristisch het meest interessant is wellicht de zeldzame sterzegge. Deze komt alleen nog in natuurgebieden voor en vestigt zich zelden op nieuwe plaatsen. Andere soorten zijn na enkele jaren mogelijk weer verdwenen, omdat de omstandigheden niet meer geschikt waren of omdat de concurrentie van andere soorten te groot werd. Zo is de blaaszegge en de veldrus niet teruggevonden. Het is niet uitgesloten dat ze in de komende jaren toch weer ergens in het gebied opduiken. Opvallende nieuwkomers zijn de rietorchis en de bosbies. De rietorchis komt voor in het begraasde deel op een afgeschuinde oever. In het onbegraasde deel stonden over een lengte van ongeveer 50 meter tenminste 15 exemplaren te bloeien langs de bovenrand van een afgeschuinde oever. Het optreden van de bosbies is opmerkelijk. De bosbies wordt algemeen beschouwd als een echte kwelsoort of beter gezegd een indicator van horizontale of verticale waterstroming, die zich na vestiging lang kan handhaven als de waterstroming wegvalt. Omdat het hier zichtbaar om een nieuwe vestiging gaat op een afgeschuinde oever, zou de aanwezigheid van kwelwater in de ondergrond moeten worden aangenomen. Hydrologisch is hier nog geen verklaring aan te geven. Over een lengte van 70 meter zijn diverse vestigingen aanwezig, die zeer vitaal zijn en zich via uitlopers snel uitbreiden. Ook enkele bijzondere mossoorten hebben zich gevestigd. De meest interessante zijn gewoon veenmos, glanzend veenmos en veen-dubbeltjesmos. Deze laatste staat ook op de ‘rode lijst’ van de mossen. Het optreden van dwerg-paarlmos en vooral van klein goudkorrelmos wijst op het zeer speciale milieu van dit gebied. Deze soorten bevinden zich tot nu toe vrijwel alleen in de afgeplagde delen en op de afgeschuinde oevers en niet in op verschralingbeheer gerichte bestaande graslanden. Een belangrijke reden hiervoor
2003
2005
graspieper veldleeuwerik grutto tureluur scholekster kievit slobeend krakeend waterhoen meerkoet kwartel patrijs wilde eend grote Canadese gans nijlgans kolgans knobbelzwaan boomkruiper fitis grauwe vliegenvanger kneu koolmees merel pimpelmees putter ringmus spotvogel vink winterkoning holenduif houtduif koekoek zwarte kraai witte kwikstaart bosrietzanger kleine karekiet rietgors
1 6 1 14 3 26 18 1 1 1 1 1 2 1 1 1 1 1 6 2 2 2 1 1 1 2 3
1 2 8 1 1 7 1 1 18 2 14 1 2 2 2 1 1 1 2 2 1 5 2 3 2 2 1 1 5
aantal soorten aantal territoria
29 104
29 92
is dat de bodem relatief voedselarm is en dat de bodem permanent vochtig blijft. De bestaande graslanden hebben tegen half juni een zeer gesloten en hoge grasmat. Dit betekent dat de productie van deze graslanden nog hoog is. Een optimale ontwikkeling naar matig voedselrijke graslanden zal een langdurig proces worden. De ingestelde, extensieve begrazing heeft er voor gezorgd, dat de grasmat op sommige plaatsen al wat lager en opener is geworden, waardoor de soortenrijkdom lokaal toe zal kunnen nemen. De toename van de grote ratelaar, die op grassen parasiteert, is duidelijk zichtbaar, maar de soort heeft zich nog steeds niet over de percelen verspreid. Vermoedelijk is het slechts een kwestie van tijd, voordat dat zal gebeuren. Een goede ontwikkeling is de sterke afname van ridderzuring. De grote brandnetel lijkt geen bedreiging voor de vegetatieontwikkeling in het gebied te vormen.
achtergrond van een polletje geelgroene zegge op een afgeplagde oever die in 2005 niet teruggevonden kon worden én de vondst in 2005 van de zeldzame sterzegge. De laatste soort is beperkt in zijn voorkomen tot matig voedselrijke, zure zand- en veengronden en vestigt zich zelden op nieuwe plaatsen. In 2005 zijn ongeveer even veel territoria aanwezig als in 2003 (zie tabel 2). Het aantal soorten is gelijk gebleven, hoewel een verschuiving in soortenspectrum optrad. Vooral het aantal vastgestelde territoria van kievit en meerkoet daalde. De veldleeuwerik en de graspieper komen nog maar weinig voor. Eerstgenoemde soort gaat ook landelijk achteruit, zodat hieraan geen conclusie verbonden kan worden. De tureluur, een soort die voorkomt op de ‘rode lijst’ was met één broedpaar aanwezig.
Geïnundeerd gebied
De akkerdistel legt nog een behoorlijke claim op de beschikbare ruimte. Het is niet te voorspellen of deze soort zich in de toekomst verder zal uitbreiden. In dat geval zullen doeltreffende maatregelen genomen moeten worden. De pitrus in het geplagde deel lijkt van enige afstand gezien een zeer dominante plaats in te nemen, maar bij nadere beschouwing is dit slechts lokaal het geval. De recent geplagde gebiedsdelen zijn de eerste pionierfase voorbij. Een aantal storingssoorten is verdwenen of komt nog maar sporadisch voor. Toch is de ontwikkeling op deze terreinen nog niet gestopt. Een zogeheten ‘plas-dras’-oever
De kans op het verschijnen van meer soorten die thuishoren in schrale graslanden is groot. De geplagde delen van de oevers vertoonden twee verschillende vegetatietypen. De invloed van de bodemsamenstelling (veen of klei aan de oppervlakte) is hiervan de oorzaak. Op de kleibodem heeft zich al snel een dichte vegetatie ontwikkeld met grassen. Op plaatsen waar veen aan de oppervlakte komt, is de bodem veel vochtiger en nog niet volledig door vegetatie bedekt. Waarschijnlijk speelt ook het verschil in voedselrijkdom van de veen- en kleibodem een grote rol. De kansen voor de vestiging van bijzondere soorten is op veen aanzienlijk groter. Dit wordt geïllustreerd door de vondst in 2003
De inrichting van het gebied heeft invloed op de soortensamenstelling. Zo broedden de kieviten in 2003 voornamelijk op schaars begroeide plekken ontstaan door vergravingen. In 2005 is het aantal gehalveerd, omdat er nauwelijks kale plekken over zijn. Het beheer lijkt over het algemeen goed voor weidevogels te zijn. Het is duidelijk dat de sloten in het gebied erg waardevol zijn voor amfibieën. Vooral het voorkomen van een (goede, levensvatbare) populatie heikikkers, die zich ook in het onderzoeksgebied voortplanten, is vermeldenswaard. In het onderzoeksgebied lijken de heikikker en de bruine kikker duidelijk in aantal toe te nemen. Het aantal soorten libellen, dat in 2005 is gezien, is niet hoog, mogelijk door de minder goede weersomstandigheden tijdens het veldonderzoek. Het voorkomen van de vroege glazenmaker is wel opmerkelijk, omdat deze soort als vrij zeldzaam te boek staat en karakteristiek voor matig voedselrijke wateren is. De dagvlinderfauna bestaat alleen uit algemene soorten. De kans op het aantreffen van zeldzamere soorten lijkt ook in de toekomst niet erg groot. Over het algemeen leven zeldzame soorten op bijzondere plantensoorten. Deze plantensoorten worden niet verwacht.
Conclusie De natuurwaarde van het 25 hectare grote terrein bij zuiveringsstation De Steeg is sinds 2001 duidelijk toegenomen. Het terrein ontwikkelt zich tot een gebied met soortenrijke vochtige schrale graslandvegetaties. Weidevogels en amfibieën hebben hier goede bestaansmogelijkheden. Op basis van de resultaten van de monitoring verwacht Oasen dat de doelstelling voor natuurcompensatie met voortzetting van het huidige beheer wordt bereikt. Gert Grakist (Oasen) NOTEN 1) Van der Goes en Groot (2005). Het ecologisch terrein De Steeg. Inventarisatie flora en fauna.
H2O / 24 - 2006
17
reactie Geen overheveling waterschapstaken Het interview met Jan Boelhouwer in H2O nr. 22 heeft een reactie uitgelokt bij waterjurist en oud-waterschapsbestuurder dr. W. Heemskerk en voormalig adjunct-directeur van Waterleiding Maatschappij Limburg ir. W. Dierx.
O
ndergetekenden zijn het niet eens met de visie van dr. J. Boelhouwer, (toen nog Tweede Kamerlid van de PvdA, red.), dat het waterschapswezen als aparte bestuurslaag zou moeten verdwijnen, gezien het steeds belangrijker worden van het waterbeheer. Bestuurlijke beslissingen over water zouden zijns inziens ondergebracht moeten worden bij de algemene democratie, in casu bij de provincies. Een aparte gedeputeerde zou tot dijkgraaf benoemd moeten worden volgens Boelhouwer en terzake bestuursverantwoordelijkheid moeten krijgen. Ook de efficiency in het bestuur zou daarmee gediend zijn. Wij vinden dat onze historische waterschappen (nog 26) als doelcorporaties moeten blijven bestaan. In het buitenland is men jaloers op het Nederlandse systeem, al is natuurlijk enige bijschaving van de wetgeving (bijvoorbeeld de Waterschapswet) mogelijk en wenselijk, zoals rond het kiesstelsel en de onverenigbare betrekkingen. Ook de voorzitter van de onafhankelijke Adviescommissie Water, kroonprins WillemAlexander, is terecht trots op onze waterschappen, die met reden hun grondslag vinden in de hoogste staatswet van Nederland, namelijk in artikel 133, met de provincies als creator daarvan.
Met suggesties in verkiezingstijd moet behoedzaam worden omgegaan. Een grondwet wijzigt men zo maar niet, zeker als het om bestuurslichamen gaat, waaraan het laaggelegen Nederland veel te danken heeft en die bij uitstek geschikt zijn, blijkens diverse studies (onder andere een dissertatie over het grenswater de Roer/die Rur van ondergetekende W. Heemskerk, RU Utrecht 1985) om met waterbeheerders in het omringende buitenland via een bilateraal verdrag tot grensoverschrijdende ‘internationale waterschappen’ te geraken. Bijval daarover vinden wij bijvoorbeeld in het themanummer Water van mei 1999 van Ars Aequi (artikel van dijkgraaf prof. mr. A. van Hall en Van Dijk/Havekes). Wat deze grensoverschrijdende structurele samenwerking betreft kan in de provincie Limburg een beroep worden gedaan op de in april 1991 van kracht geworden Beneluxovereenkomst inzake grensoverschrijdende samenwerking tussen territoriale samenwerkingsverbanden/autoriteiten. Los van de vrees dezerzijds dat het belangrijke waterschapswerk sowieso bij algemene - sterk politiek georiënteerde - besturen als provincies ondersneeuwt, is het niet reëel dat Boelhouwer alle provincies over één kam scheert: met name de grensprovincies verkeren qua water en waterbeheer in zeer bijzondere omstandigheden. Dit geldt bijvoorbeeld voor Limburg (voor tweederde omgeven door het buitenland!), sterk bedreigd door een volstrekt onberekenbare Maas en door de Duitse bruinkoolwinningen met massale grondwateronttrekkingen. Voorheen had Limburg (intern) al veel te lijden van talrijke ongeordende grindwinningen, met provinciale vergunningen, voor de nationale behoefte. En juist ten aanzien van deze ‘waterproblematiek’ maakte het provinciebestuur van Limburg bepaald geen goede beurt. Ook het nieuwe kostbare Grensmaasproject geeft grote zorgen, zeker qua rechtsbescherming. De waterschappen in Limburg worden bij dat alles al te veel
De Grensmaas (foto: Rijkswaterstaat, afdeling Maaswerken).
18
H2O / 24 - 2006
buitenspel gezet, met als gevolg grote schade voor natuur, landschap, milieu en ingelanden. Misschien had Boelhouwer beter de vraag aan de orde kunnen stellen of de huidige provincies nog wel berekend zijn voor haar taak? Verder menen ondergetekenden dat ook de Europese Kaderrichtlijn Water, die beheersplannen voor stroomgebieden eist, bij de uitvoering veel meer nut heeft van al met waterstaatkundige grenzen uitgeruste waterschappen, die in het raam van watersysteembenadering nog best grootschaliger kunnen worden. Ondergetekenden zien met professor Van Hall voor aangepaste waterschappen, in de huidige eeuw met een aanzienlijke zeespiegelstijging en een voortgaande bodemdaling, een onmisbare rol weggelegd. Juist bij goed uitgeruste doelcorporaties als waterschappen is, in goede coördinatie met anderen, beveiliging tegen overstromingen - annex claims - in vertrouwde handen. En wie weet gebeurt wat Van Hall suggereert voor rond 2020, dat opgedane samenwerkingservaringen tussen waterschappen, gemeenten, provincies en drinkwaterbedrijven op den duur uitmonden in grote ‘waterbeheerorganisaties’ (mogelijk vijf tot tien in het gehele land) welke de waterdruppel op zijn gang door de gebruiksketen sturen en beheren? ‘Het Rijk zou dan’ - volgens dit gedreven lid van de Staatscommissie voor waterstaatswetgeving - ‘de strategische keuzen maken en randvoorwaarden formuleren, één en ander onder toeziend oog van de Europese autoriteiten.’ Misschien kan de heer Boelhouwer hieruit nog enige hoop putten. Maar wat ons betreft: praat niet meer over de provincies. Niet alleen de huidige grondwet staat hier in de weg. dr. W. Heemskerk, waterjurist (oud waterschapsbestuurder) ir. W. Dierx (oud adjunct-directeur van Waterleiding Maatschappij Limburg)
Þ >-> `Á\Ê iÌÊi }iÊ iV ÌiÊV Ì ÕÊâ> `v ÌiÀ
-,)()' / *%#(! ( ,*)-/ * , ,* (+'#++# , (# -/ & %,*)' !( ,#+ " # ,' , * . ( " , - ! ( 0, *( .) #(! () #! " , ! () ! . *')! ( .))* $ * )( ! *)% ( / , * # ,' ,#(! (
( , ' , 1 & ,, *#$ ( ') -& . *1 ( , ' ,#(! ( ( * -/ .# ( ') # & * &))+ ( ,/ *%
À` VÊ7>ÌiÀÊ i i ÕÝÊ 6 * ÃÌLÕÃÊxÓÓ £ {äÊ ÊÊ iÛiÀÜ /ʳΣä®Óx£ÊÓ£ää£Ó
,) %)'+, . ( * &)1 / , * # ,' , *+ " , , * #+ )(1 / * &
Ê ³Î£ä®Óx£ÊÓÓ{ä£Ç ÜÜÜ° À` VÜ>ÌiÀ° v J À` VÜ>ÌiÀ°
))* ' * #( )*' ,# 1# )(1 / +#, Ê7 Ê iÀi `Ü `Êâ ÊiÀÊ> Ê iiÀÊ`> ÊÓä°äääÊÕ ÌÃÊ}i« >>ÌÃÌ° Ê Ì ÕÊâ> `v ÌiÀÊÛ À Ê`À Ü>ÌiÀ Ê«À ViÃÜ>ÌiÀ]Ê i Ü>ÌiÀ Ê ««iÀÛ > ÌiÜ>ÌiÀ Ê>vÛ> Ü>ÌiÀ Ê}À `Ü>ÌiÀ Êivv Õi ÌÊ« à }
Ê } ÃV Êv ÌiÀÊÛ À Ê ÌÀ v V>Ì i Ê`i ÌÀ v V>Ì iÊ
Historie van afvalwaterzuivering in Nederland De Historische Commissie van de Nederlandse vereniging voor waterbeheer NVA nam in 1990 het initiatief om het waterzuiveringstechnisch erfgoed van Nederland te beschermen. Eén van de leden van de commissie, Kees Lohuizen, heeft de gelegenheid te baat genomen een overzicht te maken van alle tot in 1955 gebouwde zuiveringsinstallaties. Dit overzicht is nu door Rijkswaterstaat/ RIZA uitgegeven in de vorm van een lijvig raport onder de titel ‘Afvalwaterzuivering in Nederland: van beerput tot oxidatiesloot’.
L
ohuizen kwam een aantal jaren geleden tot de conclusie dat er wel veel materiaal was over de zuiveringen tot 1954 (de introductie van de oxidatiesloot), maar dat het materiaal zeer verspreid en niet goed toegankelijk
Rijksproefinstallatie in Tilburg (1904)
was. Om te voorkomen dat het materiaal op termijn verloren zou gaan, stelde hij zich ten doel alle tot 1955 in Nederland gebouwde zuiveringsinstallaties, voor zover mogelijk, te beschrijven, met een doorkijkje naar het heden.
Dat heeft geresulteerd in een boekwerk van bijna 400 pagina’s, vergezeld van een cd met daarop alle schetsen en foto’s die bij de beschreven zuiveringen horen. Daarmee biedt het rapport daadwerkelijk een bijna compleet overzicht van alle zuiveringen
De zuivering van Enka in Ede (1928)
Persleiding vanuit Amsterdam naar de Zuiderzee (1913)
De Dreischor oxidatiesloot (1960)
20
H2O / 24 - 2006
achtergrond
tot 1955, de overwegingen waarmee deze zuiveringen gebouwd zijn en de stand der techniek in die tijd. Het boek is uitgegeven door Rijkwaterstaat/RIZA, omdat het instituut bezig is met het beschrijven van haar eigen geschiedenis. Bovendien heeft het Rijks-
instituut voor Integraal Zoetwaterbeheer en Afvalwaterzuivering een belangrijke rol gespeeld bij het initiëren, ontwerpen en van de grond krijgen van zuiveringen. Daardoor sluit het werk van Lohuizen goed aan bij deze geschiedschrijving.
‘Afvalwaterzuivering in Nederland. Van beerput tot oxidatiesloot’ van Kees van Lohuizen (RWS/RIZArapport 2006.11, ISBN 90 36 95 72 73). Voor meer informatie: (0320) 29 86 47.
Tijdens langdurige vorst deden zich vaak problemen voor als gevolg van ijsafzetting, waardoor sproeiers vastliepen of het oxidatiebed bevroor.
Het Füllnerfilter, een (vilt)doekfilter dat over een trommel met kopergaas liep, werd toegepast in de strokartonindustrie en hield 25 tot 35 procent van de gesuspendeerde fijne stof tegen.
Verwarming van gistingstanks
Het eerste bodemfilter voor stankbestrijding is in Nederland in 1978 aangelegd in Renkum. Voor de verdeling van de lucht werd een grindbed gebruikt waarop een doek werd gelegd voor ondersteuning van de compost.
H2O / 24 - 2006
21
Nederland steunt drinkwaterproject in Benin Veilig drinkwater voor iedereen vormt één van de speerpunten van de overheid van het West-Afrikaanse Benin. Het is ook één van de millenniumdoelen. Om dit doel in Benin te halen moet het percentage mensen dat toegang heeft tot schoon drinkwater bijna verdubbelen van 36 procent (ongeveer drie miljoen mensen in 2005) naar bijna 70 procent. Concreet zullen dan tot 2015 jaarlijks gemiddeld 1.350 punten voor drinkwatervoorziening moeten worden aangelegd, twee maal zoveel als op dit moment gebeurt.
D
rinkwater (en sanitaire voorzieningen) is één van de drie zogeheten concentratiepunten van de Nederlandse ambassade in Benin op het gebied van ontwikkelingssamenwerking.
22
H2O / 24 - 2006
Het gaat vooral om sectorale en decentrale begrotingssteun. In de eerste fase van het project, van eind 2004 tot half 2006, bedroeg die steun een kleine tien miljoen euro. Daarmee zijn ondere andere 280 waterpunten
aangelegd op het platteland én in semiurbane gebieden, waarvan naar schatting 70.000 mensen gebruik maken. Nederland ondersteunt de overheid van Benin bij de decentralisatie en deconcentratie van politiek en bestuur. Dit is van belang voor het goede beheer van de waterpompen. De bedoeling is dat de gebruikers middels gekozen comités zelf de pompen gaan beheren. De Nederlandse ontwikkelingsorganisatie SNV zorgt voor de begeleiding. Behalve de regering van Benin
achtergrond
en de gemeenten participeren ook andere donoren, waaronder het Deense Danida en het Duitse GTZ, én het particuliere bedrijfsleven in het drinkwaterproject. De meeste pompen zijn voetpompen. Maar soms worden ook putten aangelegd. Dat is onder andere het geval in een dorpje van Peulh, semi-nomadische veehoeders in het noordwesten van het land. Daar wordt het water met een lier omhoog getakeld. De Peulh lieten vaak hun vee in het aangrenzende natuurpark grazen en water zoeken,
hetgeen ten koste ging van het wild, de fauna en flora die door het park juist beschermd moesten worden. Daarom is vanaf de put een ondergrondse tunnel van enkele honderden meters lengte gegraven, die leidt naar een trog voor het vee. Via deze tunnel kan de trog met water vanuit de put gevuld worden en kan het vee, op hygiënische afstand van de waterbron, ook te drinken krijgen. Voorlichting over het gebruik van het water en de sanitatie is een vast onderdeel van het drinkwaterproject.
Het eerste deel van het project is inmiddels positief geëvalueerd. Het voorgestelde vervolgprogramma loopt tot 2011, waarbij de Nederlandse bijdrage voorlopig op 54 miljoen euro is geschat oftewel ongeveer tien tot twaalf miljoen euro per jaar. Tekst en foto’s: Roel Burgler.
H2O / 24 - 2006
23
Lessen uit ‘Sandoz’ Wat heeft de milieuramp 20 jaar geleden bij het chemieconcern Sandoz in Basel voor gevolgen had voor de Rijn? Daarbij werd stilgestaan op het symposium dat de Internationale Arbeitsgemeinschaft der Wasserwerke im Rheineinzugsgebiet (IAWR), waarvan ook de Nederlandse RIWA-Rijn deel uitmaakt, op 20 november jl. in Keulen verzorgde onder de titel ‘20 Jahre Sandoz - vom Desaster zur Chance’.
D
e regeringen van de Rijnoeverstaten reageerden destijds uitzonderlijk snel. Reeds op 12 november 1986 werd een ministersconferentie gehouden waarbij de grondslag voor het Rijn Actie Plan werd gelegd. De Rijnsanering werd vanaf dat
moment met grote kracht ter hand genomen, doelen en data werden vastgesteld, regelmatig werd verantwoording over de voortgang afgelegd. De Internationale Rijncommissie (IRC) vervulde daarbij een centrale rol. Het was toen menens, er moest echt wat gebeuren en de resultaten van die acties zijn de jaren daarna duidelijk zichtbaar geworden.
controleren. In die jaren waren bijvoorbeeld op het terrein van BASF in Ludwigshafen langs de Rijn ongeveer 400 verschillende chemische productiebedrijven in bedrijf, die allemaal hun afvalwater naar één grote centrale rwzi afvoerden. De eigen milieudienst had daar de handen vol aan. Het treffen van milieumaatregelen veranderde daardoor van kostenpost in marketingmogelijkheid.
Bedrijven De bedrijven en in het bijzonder de grote chemische multinationals, waarvan verschillende hun hoofdvestiging langs de Rijn hebben, merkten aan den lijve dat zij door dit soort calamiteiten aanzienlijke naamsbeschadiging opliepen, die in de hele wereld zijn uitwerking had. Zowel daardoor, als ook door het strengere overheidsoptreden, investeerden zij grote bedragen in milieuvoorzieningen. Water ging voorop, lucht en bodem volgden. Calamiteitenvoorzieningen voor bijvoorbeeld de opvang van bluswater werden aangelegd. Eigen milieudiensten werden ingesteld om intern de verschillende productiebedrijven aan te sturen en te
Overheid Toen de Sandozbrand plaatsvond, was in Zwitserland de milieuwetgeving adequaat. Geconstateerd werd echter dat, als de toen bestaande wetgeving goed nageleefd was, de brand minder groot was geweest, de gevolgen geringer en de schadeloosstelling kleiner. Duidelijk werd dat een wet alleen niet voldoende is, maar dat de wettelijke regels geëffectueerd en gecontroleerd moeten worden. Dat daarom goed geëquipeerde milieudiensten nodig zijn met voldoende personeel en controlefaciliteiten. Wat voor Zwitserland gold, gold zeker ook voor de andere landen. Overal werden vergunning-
MOD nu ook voor drinkwatercalamiteiten De Milieu Ongevallen Dienst (MOD) van het RIVM heeft zijn activiteiten uitgebreid met drinkwatercalamiteiten. Bij verontreinigingen in het drinkwater van chemische, microbiologische en radiologische aard staan 24 uur per dag, zeven dagen per week, deskundigen paraat om ondersteuning te bieden.
D
e deskundigen van de MOD beschikken over de middelen, methoden en de kennis om ter plekke monsters te nemen en de drinkwaterkwaliteit te meten. De monsters kunnen uiteraard geanalyseerd worden, waarna een advies kan worden gegeven over
De drinkwaterdeskundigen van de Milieu Ongevallen Dienst van het RIVM: v.l.n.r. Harald Dik, Ben Tangena, Ans Versteegh, Monique van der Aa en Susanne Wuijts
eventuele gezondheidsrisico’s én de te nemen maatregelen. Het gaat daarbij om zowel om ‘normale’ calamiteiten als om de (dreiging van) moedwillige aantasting van de drinkwaterkwaliteit met chemische, biologische of radiologische middelen.
Waterbedrijven en eigenaren van collectieve drinkwaterinstallaties, zoals campings, sporthallen en dergelijke, kunnen de hulp van de Milieu Ongevallen Dienst inschakelen via het meldpunt VROM: (070) 383 24 25.
AGV niet aansprakelijk voor dijkverschuiving Wilnis Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht is niet aansprakelijk voor de dijkverschuiving in Wilnis en hoeft de gemeente De Ronde Venen en een groep van 23 gedupeerde inwoners van Wilnis geen schadevergoeding te betalen.
D
e rechtbank in Amsterdam oordeelde begin deze maand in de zaken die de twee partijen tegen het hoogheemraadschap hadden aangespannen dat Amstel, Gooi en Vecht als waterbeheerder zorgvuldig heeft gehandeld en niet nalatig is geweest in de zorg voor de dijk. Op 26 augustus 2003 verschoof ‘s nachts in het Utrechtse Wilnis 60 meter veendijk. Het water uit de Ringvaart liep daardoor een
24
H2O / 24 - 2006
woonwijk in. Een groot aantal woningen stond enkele dagen onder water. Honderden mensen moesten worden geëvacueerd. De totale schade bedroeg 16 miljoen euro. Na onderzoek bleek dat de aanhoudende droogte van die zomer de dijk lichter had gemaakt, waardoor deze kon verschuiven. Een onafhankelijke onderzoekscommissie oordeelde dat het waterschap op dat moment niet over die kennis kon beschikken.
De gemeente De Ronde Venen, waarvan Wilnis deel uitmaakt, en een groep bewoners vonden echter dat het hoogheemraadschap nalatig was geweest in het onderhoud van de dijk. Het merendeel van de gedupeerde inwoners heeft overigens 80 procent van de schade vergoed gekregen. Deze schadevergoeding kwam onder andere uit het Rampenfonds Dijkdoorbraak Wilnis, dat na de duikafschuiving in het leven werd geroepen en waarin het Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht een bedrag van 150.000 euro stortte.
achtergrond Op 1 november 1986 ontstond brand in een opslagloods voor chemische producten van de firma Sandoz in het Zwitserse Basel. De brandweer pakte deze grote, uitslaande brand met groot materieel aan. Het wrange effect hiervan was echter dat met het bluswater zoveel pesticiden en andere schadelijke stoffen in de Rijn terechtkwamen, dat het aquatisch ecosysteem ernstig verstoord werd. Beelden van een Rijn vol dode vissen, in het bijzonder dode palingen, gingen de gehele wereld over. De WRK sloot zijn inname in Nieuwegein gedurende 18 dagen en de firma Sandoz keerde in totaal 140 miljoen Zwitserse franken aan schadevergoedingen uit.
verlening, controle en handhaving op een hoger plan getild. Men kreeg tevens meer oog voor de kwantitatieve aspecten van emissies.
rijkste reden geweest om de verontreiniging van de Rijn aan de kaak te stellen. Omdat de grootste problemen zich benedenstrooms manifesteerden, liep Nederland daarin voorop met de oprichting van de RIWA in 1952. De Een geheel ander effect kwam naar voren in het omgaan met schadeclaims. Volgens de ARW en de AWBR in volgden in de jaren bestaande overeenkomsten moesten die in daarna en de overkoepelende IAWR werd in 1980 opgericht. Na Sandoz kwam echter de het geval Sandoz worden ingediend bij en ecologie naast de drinkwatervoorziening ook afgewikkeld door de Zwitserse regering. Dit afzonderlijk in beeld. De wetgeving begon bleek in de praktijk niet hanteerbaar. Het het aquatisch ecosysteem als zodanig te bedrijf zelf bleek hier veel beter mee om te kunnen gaan. In juni 1988 was al 86 miljoen beschermen. Ecologische schade werd een Duitse mark uitgekeerd, ongeveer de helft discussiepunt. Hoe deze vast te stellen, hoe van het bedrag dat uiteindelijk aan schadever- deze in geld te vertalen? De Europese Unie goeding is betaald. werkte jaren aan een ecologische waterrichtlijn, welke uiteindelijk de aanleiding werd Wetgeving tot het opstellen van de Kaderrichtlijn Water. In de praktijk was in de jaren vóór Sandoz het Daarnaast werd duidelijk dat nu de lozingen belang van de drinkwatervoorziening de belang- redelijk onder controle zijn, de diffuse milieu-
verontreiniging aanpak behoeft. Dit leidt tot nieuwe regels over de toepassing en het gebruik van milieuverontreinigende stoffen in allerlei producten, thans op EU-niveau in de besluitvormende afrondingsfase. Daarbij wordt aandacht besteed aan de arbeidskundige kant van het werken met bepaalde stoffen, aan de impact van die stoffen op de gebruiker en aan de ecologische aspecten van het maken van deze producten en het uiteindelijk verwerken als afvalstof. Om een goed oordeel te kunnen vellen, is de beschikbaarheid van risico-informatie vereist, wat een nieuwe uitdaging is. Voor bepaalde stoffen zal een toelatingsbeleid ontwikkeld moeten worden. Sinds ‘Sandoz’ is de waterkwaliteit veel beter geworden. Het aantal meetstations in het Rijnstroomgebied nam toe, evenals het aantal gegevens van (steeds meer) stoffen in steeds lagere concentraties. Ook is nu meer bekend over vrachten. De lozingen van bedrijven en steden zijn onder controle, aan het terugdringen van diffuse lozingen wordt gewerkt. Maarten Gast
advertentie
CTD-Diver®
CeraDiver®
MicroDiver®
MiniDiver®
All it takes for Water Monitoring and Data Network Onze nieuwe catalogus is nu verkrijgbaar! Nijverheidsstraat 30, 6987 EM Giesbeek, Nederland
T +31 313 88 02 00 F +31 313 88 02 99
E info@eijkelkamp.com I www.eijkelkamp.com
H2O / 24 - 2006
25
Chinezen bezoeken Groot Salland Eind november heeft een zware delegatie Chinese waterdirecteuren en - managers waterschap Groot Salland bezocht. Doel van het bezoek was om kennis op te doen over lokaal waterbeheer.
B
ehalve algemene belangstelling voor de organisatie van het Nederlandse waterbeleid en -beheer hadden de buitenlandse bezoekers vooral belangstelling voor de gemalen in het beheergebied en de besturing van die gemalen. Daarom werd een bezoek gebracht aan gemaal Nieuw Lutterzeil bij Kampen. Ook werd de Koekoekspolder bezocht, waar een rozenkweker werd bezocht en uitleg
werd gegeven over hoe het waterbeheer in een gebied met veel kassen in elkaar zit. Tenslotte bezochten de Chinezen uiteraard de opblaasbare balgstuw bij Ramspol. Waterschap Groot Salland treedt regelmatig op als gastheer voor buitenlandse geïnteresseerden in het (Nederlandse) waterbeheer. Op dit moment is het waterschap zelf betrokken bij drie buitenlandse waterprojecten in Roemenië, de Oekraïne en Zuid-Afrika.
De Chinese delegatie op bezoek in een kas
Nieuwe studie: International Water Technology Saxion Hogescholen introduceert met ingang van het schooljaar 2007/2008 een nieuwe studieroute: International Water Technology. Deze studieroute van vier jaar wordt door de Academie Life Science, Engineering en Design gegeven binnen de bacheloropleiding chemische technologie. Saxion Hogescholen is de enige onderwijsinstelling in Nederland die deze studierichting aanbiedt. Het initiatief om de nieuwe studierichting aan te bieden, is ontstaan vanuit een samenwerking met Norit en met inbreng van andere betrokkenen uit de watersector verder ontwikkeld. Het idee is onder andere ontstaan naar aanleiding van de millenniumdoelstelling uit 2002 die stelt dat in 2015 het aantal mensen dat geen toegang heeft tot schoon drinkwater en sanitatie gehalveerd moet zijn.
VIKING krijgt vervolg In 2008 staat in het kader van het hoogwaterbestrijdingsprogramma VIKING een grote, grensoverschrijdende hoogwateroefening op het programma. Het besluit hiertoe viel op 30 november tijdens het symposium VIKING dat in het Duitse Kleef plaatsvond. De bijeenkomst markeerde het einde van het project VIKING, maar de samenwerking tussen de verschillende instanties gaat door.
V
IKING moet de informatievoorziening verbeteren tijdens hoogwater tussen overheden, waterschappen en hulpverleners in Nordrhein-Westfalen en Gelderland. Draaiboeken en communicatiesystemen voor rampenbestrijding gaan voortaan beter op elkaar aansluiten. VIKING ontving recent de
26
H2O / 24 - 2006
Innovatieprijs 2006 van het Ministerie van Binnenlandse Zaken. Tijdens het symposium stonden aanbevelingen en ervaringen van alle deelnemende partijen aan de hoogwateroefening op 16 en 17 mei van dit jaar centraal. Deze worden meegenomen in de organisatie van de volgende hoogwateroefening in april 2008. Wel is al duidelijk dat de oefening weer grensoverschrijdend wordt en dat ook de provincie Overijssel, het Waterschap Vallei en Eem en de stad Duisburg deelnemen. In 2008 bestrijden alle betrokkenen de (oefen)ramp vanaf hun eigen werkplek, waardoor de simulatie een realistischer karakter krijgt. De oefening in mei stond meer in het teken van kennismaking. Daarom kwamen toen alle betrokkenen bijeen op een oefenlocatie in kazernes in ‘t Harde. De instanties hebben dit jaar kennis gemaakt met elkaars processen, procedures en werkwijzen. Dit leidde inmiddels tot allerlei afspraken op werkniveau. Die afspraken moeten vóór de volgende oefening een plaats krijgen in de organisaties, informatiesystemen en deeloefeningen.
De opleiding leidt studenten op tot (internationaal inzetbare) procestechnoloog met kennis van de waterketen binnen bedrijven. De student krijgt veel informatie over integrale processen en afwegingen. Ook milieu-effecten, duurzaamheid en maatschappelijke kosten en baten komen aan bod tijdens de studie. Vanwege het internationale karakter van de opleiding moet de student zich in kunnen leven in andere culturen én zakelijke mogelijkheden zien. Van de studenten wordt een bètavooropleiding verwacht. Saxion Hogescholen is met vestigingen in Deventer, Enschede en Apeldoorn en ongeveer 20.000 studenten één van de grootste hogescholen van Oost-Nederland. Voor meer informatie: (053) 487 16 35 of (0570) 60 30 48
actualiteit NederlandsBulgaars overleg over oplossing wateroverlast Stadsgewest Haaglanden gaat samen met de regio rond de Bulgaarse stad Bourgas aan de Zwarte Zee op zoek naar oplossingen op het gebied van waterberging bij overvloedige neerslag. Gezocht wordt naar oplossingen op technisch, bestuurlijk en organisatorisch niveau.
D
e regio Bourgas en Stadsgewest Haaglanden liggen beide aan zee. Ten westen van Bourgas moet het probleem rond de afwatering van het Vaya Meer worden opgelost. Het afwateringskanaal naar de zee is te klein, waardoor bij zware regenval bebouwde gebieden onderlopen. De kwaliteit van het water is zeer slecht, zelfs giftig. Bovendien is de zeggenschap over het gebied complex. De gemeente Bourgas, waterschappen, de staat en private partijen spelen er een rol in. Het is de bedoeling dat in september 2007 alle partijen een plan van aanpak ondertekenen. De samenwerking tussen de regio Bourgas en Stadsgewest Haaglanden wordt opgezet met subsidie uit het Logo East-programma van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten. Dit programma is erop gericht het lokaal bestuur in nieuwe EU-lidstaten te bevorderen. Het stadsgewest vindt de samenwerking een unieke kans om kennis en ervaring op te doen voor de eigen waterproblemen.
Waterschap zet cursus op in Zuid-Afrika Waterschap Groot Salland gaat samen met de Unie van Waterschappen, Wetterskip Fryslân en Stichting Wateropleidingen cursussen in ZuidAfrika opzetten. De cursussen zijn bedoeld voor nieuwe bestuursleden van de op te richten waterschappen in Zuid-Afrika. Het opzetten van de praktische trainingen is onderdeel van het LOGO South-project waarin het waterschap participeert.
D
agelijks bestuurslid Godelieve Wijffels van het Waterschap Groot Salland, tevens freelance docent van de Stichting Wateropleidingen, is zojuist terug uit Zuid-Afrika. Ze heeft daar samen met beide Nederlandse partijen de mogelijkheden en opzet bestudeerd voor de bestuurscursussen. De Zuid-Afrikanen willen bij het organiseren van een bestuursstructuur van hun waterschappen graag leren van de ervaringen die Nederland hiermee heeft. Bestuurslid Godelieve Wijffels van Groot Salland en Patience Nyakane-Maluka, voorzitter van het nieuwe bestuur van CMA (Catchment Management Agencies), een soort waterschappen in Zuid-Afrika.
Het stadsgewest maakt in het project gebruik van de kennis en ervaring van het Hoogheemraadschap van Delfland en Alterra. Ook de kennis die het stadsgewest opdoet in haar eigen waterprogramma Waterkader Haaglanden, wordt meegenomen in het project. Waterkader Haaglanden is een project van Stadsgewest Haaglanden, Provincie ZuidHolland en Hoogheemraadschap van Delfland. De aanleiding voor het project waren periodes met overvloedige regenval in de afgelopen jaren die leiden tot overstromingen en schade in enkele steden en in de glastuinbouw.
EEP-Award voor Paques Paques heeft met de waterzuiveringstechnologie Annamox de Europese EEP-Award 2006 gewonnen. De prijs werd uitgereikt op 29 november jl. tijdens de internationale milieubeurs Pollutec in Lyon. Met Annamox wordt afvalwater op biologische en kosteneffectieve wijze gezuiverd van stikstof. In vergelijking met conventionele technieken levert Annamox forse besparingen op voor wat betreft het gebruik van chemicaliën en energie. Paques heeft inmiddels vier Annamox-installaties gebouwd. De EEP-Award is een initiatief van de European Environmental Press, een netwerk van 16 Europese milieuvakbladen. Ook het anti-legionellalint LegioFreeWater van Hans Korstanje was genomineerd voor de Europese prijs.
Het is de bedoeling dat de deelnemers worden getraind in rollen en verantwoordelijkheden als bestuurder van een waterschap. Daarbij krijgen de Zuid-Afrikanen naast inhoudelijke informatie ook informatie over teambuilding, overlegstructuren, samenwerkingsverbanden, communicatie, vergadertechnieken en het bereiken van overeenstemming met verschillende partijen. De cursus is gebaseerd op de module ‘Effectief besturen’, die Stichting Wateropleidingen voor de waterschappen in Nederland verzorgt. Het waterbeheer in Zuid-Afrika is tot nu toe centraal georganiseerd. Men wil dit omvormen tot regionale waterautoriteiten met meer inspraak van betrokkenen. In totaal worden in 19 stroomgebieden waterschappen opgericht. Vanwege historische redenen hebben de Zuid-Afrikanen weinig ervaring op het gebied van regionaal en decentraal waterbeheer. In eerste instantie worden de waterschapscursussen opgezet in de gebieden Inkomati en Breede-Overberg. De bedoeling is dat na verloop van tijd de Zuid-Afrikanen het overnemen en de cursussen landelijk worden uitgezet.
Vitens wint PPP-prijs Waterleidingbedrijf Vitens heeft de eerste PPP-Award, een prijs voor publiek-privaat partnerschap, gewonnen. Het waterbedrijf ontving afgelopen maand de prijs uit handen van minister Van Ardenne van Ontwikkelingssamenwerking voor een waterproject in Mozambique.
V
itens werkt in vier steden in het zuiden van Mozambique aan het verbeteren van de drinkwatervoorziening. In 2008 moet een half miljoen mensen daar de beschikking hebben over schoon en veilig drinkwater. Vitens werkt ter plekke samen met het Ministerie van Buitenlandse Zaken en met FIPAG, de eigenaar van de drinkwaterinfrastructuur in Mozambique. Het partnerschap heeft een goede reputatie in Mozambique. De lokale waterbedrijven bevinden zich in een opwaartse spiraal. Inwoners worden niet langer ziek van het geleverde water. De kantoren, werkplaatsen en magazijnen zijn ingericht en de lekken worden opgespoord en vakkundig gerepareerd.
H2O / 24 - 2006
27
Verbetering van inspecties van waterkeringen Jaarlijks worden veel waterkeringen gecontroleerd. Hiertoe rukken veldinspecteurs uit die afwijkingen op en nabij de keringen signaleren en hun visuele waarnemingen op de één of ander wijze vastleggen. Hiervoor bestaan nog geen richtlijnen. De Dienst Weg- en Waterbouwkunde (DWW) en STOWA startten onlangs een programma van projecten dat moet bijdragen aan de verbetering van inspecties van waterkeringen.
deskundigen uit het hele land een kwaliteitsoordeel konden geven over op foto vastgelegde onderdelen van waterkeringen. De foto’s zijn door beheerders ter beschikking gesteld en vervolgens gerangschikt naar type waterkering (bijvoorbeeld dijk of duin), functioneel element (grasbekleding), beoordelingsaspect (erosiebestendigheid) en schadebeeld (kale plekken). Bij grote verschillen in de beoordeling werd na discussie de mogelijkheid geboden het oordeel aan te passen. De bij de foto behorende argumentatie voor de kwaliteits-
duiding wordt ook aangeven. De eindresultaten worden op de internetpagina www. inspectiewaterkeringen.nl geplaatst. De eindresultaten vormen de basis voor het raamwerk van een eerste groene inspectiegids. Een aantal beheerders zal de gids in de praktijk uittesten. Op 9 maart 2007 verzorgen STOWA en DWW de landelijke kennisdag ‘Inspecties waterkeringen’. Op deze dag worden onder andere de resultaten van het project ‘Grip op kwaliteit’ getoond.
E
én van de projecten is ‘Grip op kwaliteit visuele waarnemingen’. Dit project moet richtlijnen gaan opleveren voor het eenduidig en uniform vastleggen van visuele waarnemingen aan waterkeringen. Hiertoe wordt een gids ontwikkeld met daarin diverse onderdelen van waterkeringen. De gids biedt handvatten voor de kwaliteitsduiding van deze onderdelen. De veldinspecteurs kunnen aan de hand van de gegevens de kwaliteit opnemen en vastleggen op een veldcomputer. De vastgelegde gegevens kunnen op kantoor uitgelezen worden of opgenomen worden in een centraal databestand en verder worden verwerkt. Voor de ontwikkeling van de gids is een aantal workshops gehouden waarbij
Leidraad voor regionale waterkeringen De provincies Noord- en Zuid-Holland en Utrecht hebben veiligheidsnormen voor boezemkaden vastgelegd. Deze normen zijn vastgelegd in de Verordening op de waterkering van West-Nederland, die op 1 oktober van kracht werd. Om te toetsen of de waterkeringen aan die normen voldoen, hebben de drie provincies ook een leidraad ontwikkeld. Deze leidraad is eind november aan de voorzitter van de Unie van Waterschappen, Sybe Schaap, overhandigd.
D
e in de verordening opgenomen abstracte veiligheidsnormen krijgen handen en voeten in de leidraad. De leidraad is een zogeheten ‘groene’ versie, waarmee praktijkervaring wordt opgedaan. Deze ervaringen worden verwerkt in de definitieve versie, de ‘blauwe’ versie. Met name op het gebied van langdurige droogte bestaan nog kennishiaten. Het is de bedoeling dat voor alle typen waterkeringen uiteindelijk richtlijnen, leidraden en handreikingen worden opgesteld. Behalve voor de boezemkaden geldt dat dus ook voor waterkeringen langs regionale rivieren, compartimenterings- en voorlandkeringen. De leidraad beschrijft de methodiek om tot een veiligheidsoordeel te komen en doet
28
H2O / 24 - 2006
aanbevelingen over de wijze van rapportage. Het gaat om de hoogte en de stabiliteit van de waterkeringen. Het tijdstip waarop de eerste ronde toetsingsverslagen klaar moet zijn, is nog niet bekend. Daarover loopt nog overleg tussen de waterschappen en de provincies Noord- en Zuid-Holland en Utrecht.
In de leidraad zijn veiligheidsniveaus vastgesteld in vijf klassen. Deze zijn bepaald aan de hand van de bebouwing. Hoe meer bebouwing in een polder, des te groter de economissche schade bij een overstroming en des te hoger het veiligheidsniveau.
V.l.n.r. de gedeputeerden P. Poelmann van Noord-Holland, J. Binnekamp van Utrecht en voorzitter S. Schaap van de Unie van Waterschappen
actualiteit Grasmat op dijk met krammen verstevigd De grasmat op de dijk rond waterbergingsgebied Sekdoorn vlakbij Zwolle is met krammen verstevigd. Daarmee wordt het afgelopen zomer ingezaaide gras sterk genoeg om het stormseizoen te doorstaan. Het waterbergingsgebied is ook al daadwerkelijk gebruikt: begin november liep IJsselmeerwater het gebied in.
D
e nieuwe dijk is afgelopen zomer aangelegd door Waterschap Groot Salland om in de polder Sekdoorn een waterbergingsgebied van elf hectare te realiseren. Het waterschap verwachtte dat de grasmat sterk genoeg zou zijn om het stormseizoen te doorstaan. Uit onderzoek bleek dat niet het geval te zijn, waarna werd besloten de grasmat op de dijk over een lente van 900 meter met krammen te versterken.
Het bergingsgebied is gerealiseerd samen met Landschap Overijssel, de gemeente Zwolle, de Dienst Landelijk Gebied, de Landinrichtingscommissie Salland West en projectontwikkelaar DLH. Vorig jaar had de provincie Overijssel al 118.000 euro beschikbaar gesteld voor de realisatie van dit gebied. Het krammen van het gras kostte 85.000 euro.
Door het bekleden van de dijk met een sterk kunststof doek is de ingezaaide dijk voldoende sterk om het achterliggende gebied te beschermen tegen hoogwater.
Tijdens de noordwesterstorm begin november liep de waterberging in polder Sekdoorn onder met water uit het IJsselmeer. Daardoor bleef wateroverlast elders in de regio uit.
Geld voor versterking Zuiderdijk De Zuiderdijk tussen Hoorn en Enkhuizen kan versterkt worden. Tijdens het Landelijk Bestuurlijk Overleg Hoogwater is een bedrag van in totaal 130 miljoen euro toegezegd voor deze en andere dijkvakken in het beheergebied van Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier.
H
et hoogheemraadschap was al klaar om met de voorbereidingen van de aanpak van de dijk te beginnen, maar moest wachten tot het licht op groen werd gezet door het Ministerie van Verkeer en Waterstaat. Nu het geld is toegezegd, wordt nog deze maand grond aangekocht en depots gerealiseerd. Komend voorjaar wordt de dijk aangepakt. Daartoe is de dijk in twee trajecten verdeeld. Het eerste deel loopt van Enkhuizen tot het gemaal De Drieban bij Venhuizen. Hier wordt een damwand langs een gedeelte van de provinciale weg N506 gelegd. Verder wordt de dijkbekleding gedeeltelijk verbeterd en op enkele plaatsen een steunberm aangelegd. Enkele maanden na de start van dit traject wordt het tweede deel aangepakt, dat van De Weed bij Venhuizen tot en met het Julianapark in Hoorn loopt. Hier wordt veel grond verzet. Over de diverse secties wordt de dijk naar buiten versterkt en verhoogd. Ook komt er een binnendijkse (steun)berm bij. De werkzaamheden gaan naar schatting vijf jaar duren en kosten 50 miljoen euro. Het resterende bedrag van 80 miljoen euro wordt gebruikt om diverse andere dijk(delen) te versterken. Zo wordt de Markermeerdijk tussen Amsterdam en Edam en tussen Edam en Hoorn aangepakt, de Wieringermeerdijk, de Havendijk in Den Helder en de Wieringen Zeewering. Deze werkzaamheden lopen tot 2011.
Kadeproblemen in Friesland groter dan gedacht Uit een inventarisatie van Wetterskip Fryslân naar de hoogte van de kaden in het bebouwde gebied blijkt dat 190 van de 913 kilometer kaden niet voldoet aan de veiligheidsnorm. In totaal moet het waterschap in haar beheergebied nu 1.878 kilometer kaden verhogen. In 2000 werd nog geschat dat dit 1.000 kilometer zou zijn, alleen uitgaande van het landelijke gebied.
B
ij de start van het onderzoek in 2000 gingen de provincie Friesland en het Wetterskip Fryslân ervan uit dat een groot deel van de kaden in bebouwd gebied voldoende hoog was. Om de kaden in het landelijke gebied aan te pakken, was destijds 200 miljoen euro begroot. Nu zou het
te investeren bedrag op ongeveer 450 miljoen euro uitkomen. Inmiddels is in het landelijke gebied al 320 kilometer kade aangepakt. Wetterskip Fryslân gaat nu onderzoeken of goedkopere alternatieven bestaan om wateroverlast in de toekomst te voorkomen, zoals waterberging.
H2O / 24 - 2006
29
Cursussen in 2007 Verschillende organisaties verzorgen begin volgend jaar weer cursussen die interessant kunnen zijn voor mensen die in de watersector in Nederland actief zijn. Hieronder volgt een overzicht.
een risicoanalyse voor een praktijksituatie wordt uitgevoerd. De basisinformatie voor de cursus staat in het boek, dat geschreven is door ir. Martin van Staveren. De cursuslocatie is Delft. De cursusdata zijn 25 januari, 21 februari en 27 maart. De deelnamekosten bedragen 550 euro. Voor meer informatie: Martin van Staveren (015) 269 35 83.
Grond- en afvalwater Risicomanagement van de ondergrond Bijna elke maand geeft DelftGeoAcademy de cursus ‘Inleiding GeoQ - Risicomanagement van de ondergrond’. Deze cursus is gebaseerd op het boek ‘Uncertainty and Ground Conditions - A Risk Management Approach’. GeoQ is een risicogestuurde aanpak om condities en gedrag van de grond zodanig te beheersen dat het project door opdrachtgever, opdrachtnemer en de overige betrokkenen in termen van kwaliteit, budget en planning als succesvol kan worden aangemerkt. Het concept is met succes bij enkele projecten toegepast. De nadruk van deze inleidende cursus ligt op de ‘hoe-vraag’. Hoe hanteer ik de GeoQaanpak en voer ik een risicoanalyse uit om de risico’s van de ondergrond in beeld te krijgen, te classificeren en te beheersen? De cursus bestaat daarom uit een beknopte theoretische onderbouwing, waarna met de groep cursisten
Debets BV geeft begin volgend jaar twee workshops: ‘Het nieuwe Besluit lozing afvalwater huishoudens’ en ‘Grondwater in stedelijk gebied’. In de workshop over het Besluit lozing afvalwater huishoudens komt aan de orde wat wel en niet verandert en wat het besluit voor de praktijk betekent. Het nieuwe besluit geeft ruimte voor specifiek lokaal beleid en met de algemene regels is geen individuele toestemming meer nodig voor lozingen die voortkomen uit een normaal huishoudelijk gebruik. Met nadere eisen kan het bevoegd gezag meer maatwerk oplossingen bieden. Wat betekent dit voor de gemeente en het waterschap? Wat kunnen ze met de geboden ruimte en wat betekent dit voor het beleid en de handhaving? De workshop vindt op 25 januari plaats in Hooglanderveen. Deelname kost 295 euro. Grondwateroverlast in het stedelijk gebied komt op veel plaatsen voor. Met de komst
van de nieuwe Wet gemeentelijke watertaken wordt helder hoe de verantwoordelijkheden liggen bij de aanpak van deze problemen. Voor de verzameling van grondwater op particulier terrein is de perceelseigenaar verantwoordelijk, voor de inzameling en het transport in het openbare gebied krijgt de gemeente de zorgplicht. Het gevolg hiervan is dat in de toekomst veel gebieden met grondwaterproblemen aangepakt moeten worden. Op de vraag wat de praktische uitwerking is van deze ontwikkelingen en hoe de problemen met grondwater opgelost kunnen worden zal de workshop ‘Grondwater in stedelijk gebied’ antwoord geven. Deze workshop vindt plaats op 8 februari, ook in Hooglanderveen. Ook voor deze dag bedragen de kosten 295 euro. Voor meer informatie: mevr. T. Hepping (050) 360 45 55.
Toegepaste statistiek De Wageningen Business School geeft in februari, maart en april de cursus ‘Toegepaste statistiek’. De algemene principes van statistiek en modellering worden ingeleid aan de hand van toepassingen uit milieu- en landbouwonderzoek. Wiskundige grondslagen van de gebruikte methoden komen in deze cursus slechts beknopt aan de orde. De nadruk ligt op toepassingen in de praktijk. De cursus is bedoeld voor onderzoekers (hbo- of
Rapporten van het RIZA In de afgelopen maanden zijn bij het Rijksinstituut voor Integraal Zoetwaterbeheer en Afvalwaterbehandeling (RIZA) de volgende rapportages verschenen.
Achtergrondrapportage veiligheid en rivierkunde W. Silva, R. Slomp, J. Stijnen en E. van Velzen RIZA-rapport 2005.024, ISBN 9036956978
In deze achtergrondrapportage zijn de gevolgen voor de veiligheid tegen overstromingen bepaald van de vijf opties die door het kabinet voor rampenbeheersing zijn voorgesteld. De resultaten worden weergegeven in termen van overstromingskansen die een belangrijk vertrekpunt vormen voor de kosten- en batenanalyse van de opties. Het plangebied is het bedijkte bovenrivierengebeid van Rijn en Maas. Het onderzoek is uitgevoerd in de periode van september 2004 tot en met december 2005.
Achtergrondrapportage kostenbatenanalyse J. Kind RIZA-rapport 2005.025, ISBN 9036956986
Dit deelonderzoek van de Rampenbeheeringsstrategie Overstromingen Rijn en Maas (RBSO) behelst het uitvoeren van een kostenbatenanalyse van verschillende maatregelen om het overstromingsrisico te beperken. Dit rapport doet verslag van de uitgevoerde kosten-batenanalyse.
30
H2O / 24 - 2006
Achtergrondrapportage ruimtelijke aspecten F. Alberts en R. de Koning RIZA-rapport 2005.026, ISBN 9036956994
Deze achtergrondrapportage richt zich op de ruimtelijke aspecten in het RBSO-onderzoek. In het rapport resulteert dit in de eerste plaats in een ruimtelijke karakteristiek van het studiegebied. De ruimtelijke eigenschappen van de rivieren en de dijkringen in het studiegebied zijn op allerlei manieren van belang voor de uitwerking van de RBSOopties.
Achtergrondrapportage kaartenatlas F. Alberts RIZA-rapport 2005.027, ISBN 9036957001
zorgen daarbij voor en probleem. Waar moet de verontreinigde bagger heen? Momenteel wordt een verspreidingsbeleid gehanteerd dat gebaseerd is op verontreinigingsklassen. In een onderzoek van RIVM, RIZA en Alterra is gekeken naar risico’s die op een locatie door verspreiding op land kunnen ontstaan. Hiervoor is een systeembenadering opgesteld: waar komen de stoffen vandaan, waar gaan ze heen, welke organismen worden daadwerkelijk blootgesteld en wat zijn de lokatiespecifieke risico’s na verspreiding nu eignelijk? In dit overzichtsrapport wordt op basis van de systeembenadering ontwikkelde beslismodel gepresenteerd en worden de gevolgen van toepassing van het beslismodel verkend.
Kaartenatlas, samengesteld als onderdeel van het project RBSO. Het project richt zich op de dijkringen waarvoor een beschermingsniveau van 1:1250 geldt. De atlas richt zich in eerste plaats op het plangebied van RBSO, maar geeft ook informatie over de direct boven- en benedenstrooms gelegen delen van het rivierengebied.
Beslissen over bagger op bodem: deel 2: onderbouwing stofgedragmodellering en voorspelde landbodemconcentraties na verspreiding bagger op land
Beslissen over bagger op bodem: deel 1: systeembenadering, model en praktijkvoorbeelden
Dit rapport beschrijft een model voor het gedrag van toxische stoffen die in de bodem gebracht worden door verspreiding van baggerspecie. In een onderzoek van RIVM, RIZA en Alterra is gekeken naar de risico’s die op een locatie door verspreiding op land kunnen ontstaan. In dit rapport wordt de systeembenadering technisch-wetenschap-
L. Posthuma, D. de Zwart, A. Wintersen, J. Lijzen, F. Swartjes, L. Osté, M. Beek, J. Harmsen en B. Groenenberg
Regelmatig baggeren is een noodzaak in Nederland. Verontreinigingen in de bagger
P. van Noort, C. Cuypers, A. Wintersen, D. de Zwart, W. Peijnenburg, L. Posthuma, B. Groenenberg en J. Harmsen
wo-niveau) en voor docenten in het hoger (agrarisch) onderwijs. Deelname aan deze cursus kost 3.395 euro. Maximaal 16 personen kunnen deelnemen. De inschrijftermijn stopt op 15 januari. De cursusdata zijn 6, 14 en 27 februari, 15 en 26 maart en 3 en 12 april.
informatie Nieuw beursconcept voor InfraTech InfraTech, de enige Nederlandse beurs voor grond-, weg- en waterbouw die van 16 tot en met 19 januari 2007 in Rotterdam plaatsvindt, is op een nieuwe leest geschoeid. De kern wordt gevormd door de aanwezigheid van specifieke opdrachtgevers op de beurs, gekoppeld aan een nieuwe, thematisch ingedeelde plattegrond. Ook nieuw is het Infra Theater waar seminars over uiteenlopende onderwerpen op het programma staan.
Voor meer informatie: (0317) 48 40 93
Waterbodems in de praktijk Met ingang van 1 januari wordt het nieuwe Besluit Bodemkwaliteit van kracht. Tijdens de tweedaagse SBO-cursus ‘Waterbodems in de praktijk’ komt dit besluit en de gevolgen voor de prakijk uitgebreid aan de orde. Zo komen aan bod de relatie van waterbodems tot het nieuwe besluit, de Kaderrichtlijn Water, de Waterwet en andere wetgeving, de voor- en nadelen van nieuwe meettechnieken en de kosten, (innovatieve) baggertechnieken en de kosteneffectiviteit van verwerkingsmethoden. Aan de hand van praktijkcases wordt de waterbodemproblematiek inzichtelijk gemaakt. Daarnaast is volop tijd ingeruimd om de de vraagstukken uit de dagelijkse praktijk voor te leggen aan de docenten. Deze cursus is bedoeld voor iedereen die betrokken is bij de aanpak van waterbodems. Plaats van handeling is Kaatsheuvel. De cursus staat gepland voor 19 en 26 april. De deelnamekosten bedragen 1.499 euro. Voor meer informatie: (040) 297 49 80
pelijk beschreven. Hiermee kan beoordeeld worden of stoffen zich ophopen in de landbodem.
Beslissen over bagger op bodem: deel 3: modellering van risico’s na verspreiding bagger L. Posthuma, J. Lijzen, P. Otte, D. de Zwart, A. Wintersen, L. Osté, M. Beek, J. Harmsen en B. Groenenberg
In opdracht van de landelijke overheid hebben RIVM, RIZA en Alterra een methodiek voor de lokatiespecifieke risicobeoordeling van verspreiding van baggerspecie op land opgezet. Dit rapport beschrijft de wetenschappelijke details van de aanpak voor het voorspellen van lokale risiconiveaus die door de berekende externe concentraties ontstaan en geeft voor de humane-, landbouwkundige- en ecologische risicobeoordeling de daartoe benodigde formularia inclusief parameterwaarden.
Voortgangsrapportage herstel en inrichting rijkswateren R. Doef
Deze voortgangsrapportage beschrijft de voortgang in 2005 van het herstel en de inrichting van projecten van Rijkswaterstaat. In januari 2007 zal het RIZA, in nauwe samenwerking met de staf van het DG, een voorstel uitwerken voor een voortgangsrapportage nieuwe stijl.
B
ezoekers treffen in januari bedrijven en instanties onder de volgende thema’s: stad & land, infrastructuur, bouwmateriaal, water & beheer, kennis & innovatie en mainports. De opdrachtgevers staan op een centrale plek op de beursvloer en zorgen dat hun eigen medewerkers een bezoek brengen aan InfraTech. De exposanten krijgen hierdoor de juiste bezoekers. Zo zijn als opdrachtgever onder meer Rijkswaterstaat, het Hoogheemraadschap van Delfland, de gemeenten Amsterdam en Utrecht, Gemeentewerken Rotterdam, Provincie Zuid-Holland, Waternet en de waterschappen Groot Salland en Rivierenland aanwezig. In het Infra Theater vinden seminars plaats door zowel opdrachtgevers als exposanten. Ook de onderwerpen variëren en bestrijken het hele werkveld van de GWW-sector. Door verschillende overheden zoals waterschappen en gemeenten worden projecten over het voetlicht gebracht. Dit kunnen zowel lopende als toekomstige projecten zijn. Ook komen aanbestedingen en contractvormen aan de orde. Ook nieuw is de Materiaalstraat. Zoals de naam al doet vermoeden, staat hier het materiaal centraal. De importeurs van alle benodigde GWW-materialen geven hier acte de présence. Om het materiaal staan de informatiestands van de importeurs.
Innovatieprijs Tijdens InfraTech 2007 reikt de organisatie voor de zesde maal de Innovatieprijs uit. Deze prijs is bedoeld voor baanbrekende ideeën in de GWW-sector, ter onderstreping van de innovatiekracht van de sector. Deelname stond open voor iedereen: van individuen tot universiteiten en van bouwbedrijven tot ingenieursbureaus.
Inzenden kon tot 10 november. Ruim 40 inzenders hebben hiervan gebruik gemaakt. De ideeën worden tijdens de beurs in een grote gallerij afgebeeld. Een vakjury beoordeelt de inzendingen op noviteitswaarde, de gevolgen voor het milieu, creatief gebruik van ruimte en/of middelen, mate van energiebesparing, duurzaamheid en het maatschappelijk nut. De winnaar krijgt een geldbedrag van 5.000 euro.
Wateroverlast Eén van de zes thema’s van InfraTech 2007 is Water & beheer. Hier komt alles aan bod dat te maken heeft met realiseren en onderhouden van watergerelateerde infrastructuur, zoals aanleg en onderhoud van dijken, uitbaggeren van waterwegen, grondsanering en grondwaterstromen. Indirect is de klimaatverandering van grote invloed op de infrastructuur. De zeespiegelstijging en grotere aanvoer van rivier(regen)water maakt infrastructurele maatregelen noodzakelijk. Dat kunnen hogere dijken zijn, maar ook de inrichting van waterbergings- of noodoverloopgebieden. De toename van zwaardere buien heeft al geleid tot plannen om aanzienlijk meer geld te gaan investeren in de rioolstelsels. Tegelijkertijd kampen delen van Nederland met verdroging. Waterconservering kan dat tegengaan, maar kan onbedoeld ook leiden tot grotere of juist kleinere piekafvoeren in natte tijden. Daarom moet er meer veerkracht in het watersysteem komen. Op InfraTech tonen verschillende watergerichte GWW-bedrijven hoe zij met wateroverlast en waterbeheersing omgaan. InfraTech in Ahoy Rotterdam is open op 16 en 17 januari van 10.00 tot 18.00 uur, op 18 januari van 10.00 tot 21.00 uur en op 19 januari van 10.00 tot 16.00 uur.
Kabels en Leidingencongres Tijdens de InfraTech verzorgt het Kabel en Leidingoverleg (KLO) een congres over de veranderingen in de ondergrond als gevolg van nieuwe regelgeving en richtlijnen. Tijdens de bijeenkomst, op 17 januari, spreken onder meer vertegenwoordigers van het Ministerie van Economische Zaken, het Kadaster en CROW. Het congres begint om 10.00 uur en duurt tot 14.00 uur. In het KLO zitten onder meer Brabant Water, Dura Vermeer, het Gemeentelijk Platform Kabels en Leidingen, de VNG, Unie van Waterschappen en het Hoogheemraadschap van Delfland. Voor meer informatie: Nicolette Elenbaas van het KLIC (0346) 28 70 17
Voor meer informatie: Hetty Ebbers (0320) 29 87 76
H2O / 24 - 2006
31
verenigingsnieuws de leden destijds positief gereageerd. Het voornemen is om in 2008 te fuseren. In de najaarsvergadering van 24 november jl. is een houtskoolschets voorgelegd. De leden hebben daarmee hun instemming getoond. De besturen gaan nu aan de slag met een concretisering van de plannen. Die worden voor finale besluitvorming voorgelegd aan de leden tijdens de najaarsvergadering van 2007.
Bijeenkomst over regionale stofstroomanalyses Op 19 december houdt de Contactgroep Emissiebeheer en Programmagroep 4 (oppervlaktewater) een bijeenkomst over regionale stofstroomanalyses in De Poort van Kleef in Utrecht. De implementatie van de KRW vraagt om stroomgebiedsgerichte inventarisaties van verontreinigende punt- en diffuse bronnen, met de bijbehorende emissieroutes. Daar hebben waterbeheerders al veel werk aan besteed. Bij de vervolgstappen naar KRWmaatregelen zijn betrouwbare en gedetailleerde stofstroomanalyses essentieel om efficiënte en haalbare emissiereducerende maatregelen te identificeren en hiervan het effect te bepalen. Al jarenlang worden op regionaal niveau stofstroomanalyses uitgevoerd. Dit zijn uitdagingen voor echte doordouwers, die hebben leren leven met het vallen en opstaan met de emissieregistratie, onlogische afwateringseenheden, niet beschikbare STONE-data, gebiedseigen emissiefactoren, etc. Vergelijken of optellen met stofstroomanalyses in andere gebieden was lastig, vooral door de wisselende indelingen in bronnen, andere emissiefactoren en de wisselende jaren waarop ze betrekking hadden. En wat te doen met nieuwe onderzoeken die een geheel ander licht werpen op emissies, bronnen en risico’s?
Waterboek 2007 Het bureau KVWN/NVA heeft eind november de gegevens aangeleverd voor de nieuwe uitgave van het Waterboek, de ledenlijst 2007 van de verenigingen. Dat betekent dat (adres)wijzigingen die na die datum zijn aangeleverd, niet meer in het Waterboek komen.
Houtskoolschets fusie KVWN en NVA De besturen van KVWN en NVA hebben in hun ledenvergaderingen van respectievelijk 11 mei en 16 juni aan hun leden voorgesteld om op termijn te fuseren. Daarop is door
32
H2O / 24 - 2006
De houtskoolschets van de nieuwe netwerkorganisatie voor de watersector Mensen die in de watersector werken, ervaren steeds grotere raakvlakken tussen de waterketen en het watersysteem, tussen industrie en overheid, tussen opleiding, onderzoek, advies en toepassing. Binnen de waterketen zijn drinkwaterbereiding, -distributie, gebruik van drinkwater, transport en zuivering van afvalwater schakels in dezelfde keten. Vanuit de keten bestaan veel raakvlakken met het gronden oppervlaktewatersysteem. Begrip en kennis delen tussen al die deelgebieden is van essentieel belang voor de watersector. Natuurlijk bestaan er veel formele verbanden met een voornamelijk ‘belang’-karakter. Maar door elkaar persoonlijk te ontmoeten en op dat niveau ervaringskennis uit te wisselen en te netwerken, wordt extra waarde toegevoegd aan een waterprofessional. En dat aanbod doet de nieuwe watervereniging aan de leden van NVA en KVWN. NVA en KVWN zijn nu zelfstandige verenigingen. De belangrijkste rol van beide verenigingen is het uitwisselen van kennis en het bieden van een netwerk, de een op het gebied van watersystemen en afvalwater, de ander op gebied van drinkwater. Logisch dat beide verenigingen steeds meer naar elkaar toe groeien en in elkaars netwerken bewegen. De verenigingen delen al enkele jaren een aantal activiteiten, in de vorm van een gezamenlijk bureau, programmagroepen, contactgroepen en platforms. In 2001 is in het kader van die samenwerking de Waterfederatie opgericht. De federatie functioneert op dit moment als een afstemmingsorgaan voor beide verenigingen. De overlap van activiteiten wordt steeds groter; de gezamenlijke initiatieven en activiteiten nemen toe. Voor de leden is de toegang tot een breder netwerk en bredere kennis interessant. Zeker wanneer tegelijkertijd de herkenbaarheid van specialistengroepen ‘onder elkaar’ blijft geborgd. Een fusie van beide verenigingen is dan ook een logische volgende stap.
Van geschiedenis naar toekomst In 2001 hebben NVA en KVWN de Waterfederatie opgericht. Op dat moment was een fusie tussen de beide verenigingen nog een brug te ver. De leden vonden hun thuisbasis in de eigen vereniging; de culturen van beide verenigingen liepen nog te ver uiteen. De oprichting van gemeenschappelijke
platforms (ICT, vrouwen, jongeren), programmagroepen (waterketen, emissiebeheer), het Waterboek (de gemeenschappelijke ledenlijst) en de komst van een gezamenlijk bureau onder de hoede van de Waterfederatie hebben veel bijgedragen aan integratie en begrip tussen watermensen. De scheiding tussen waterbeheer, afvalwater en drinkwater werd door steeds minder mensen gevoeld en steeds meer als kunstmatig ervaren. Voor de besturen van KVWN en NVA aanleiding om in januari 2006 te peilen of er draagvlak zou kunnen zijn voor een fusie. De besturen zagen veel voordelen: de netwerken die aan de leden worden geboden zullen worden vergroot, kennis die bij de twee verenigingen bestaat wordt beter toegankelijk voor alle leden van beide verenigingen. Een gefuseerde vereniging is, vanwege zijn omvang en breedte, onontkoombaar aanwezig in de waterwereld en zal zijn stempel gaan zetten, of het nu gaat om de nieuwste beleidsontwikkelingen en technologie, praktische weetjes, historisch ‘geweten’ of de laatste techniek. Een minder zwaarwegend, maar wel praktisch voordeel is de vermindering van de ‘bestuurlijke drukte’. Nu zijn drie besturen (KVWN, NVA en WaterFederatie) ieder op eigen wijze bezig met coördineren, afstemmen, aansturen en dat zou heel goed ook door één bestuur gedaan kunnen worden.
Uitgangspunten: behouden en uitbouwen Voor de nieuwe vereniging is alvast een aantal uitgangspunten gedefinieerd: - KVWN en NVA functioneren goed. Met een fusie wordt niet beoogd een ingrijpende verandering in activiteiten door te voeren. Integendeel, de goede elementen uit beide verenigingen moeten behouden blijven. De uitgangspunten van beide organisaties moeten in de nieuwe vereniging terug te vinden zijn; - De nieuwe vereniging is van en voor de leden: het lidmaatschap biedt toegang tot de kennis binnen de vereniging. Een nieuwe vereniging biedt ook nieuwe kansen: we kunnen de zaken waarover we minder tevreden waren loslaten en nieuwe elementen introduceren; - Lidmaatschapscriteria zoals deze nu gelden voor NVA en KVWN, blijven het uitgangspunt; - Kernbegrippen voor de vereniging zijn ‘inhoud’, ‘kennis’ en ‘netwerk’; - Er moet ruimte zijn in een decentrale organisatie voor groepen/gemeenschappen binnen de leden; - Op het niveau van thema’s is een centrale aansturing gewenst. De doelstelling van de nieuwe vereniging is (bijna) onveranderd: het uitwisselen van kennis en ervaring op het gebied van het watersysteem, de waterketen en de openbare watervoorziening, door het organiseren van bijeenkomsten, excursies, het onderhouden van contacten met organisaties in binnen- en buitenland die een aanverwant doel nastreven en het uitgeven van één of meer tijdschriften. De nieuwe vereniging wil zich gaan positi-
verenigingsnieuws oneren als dé netwerkorganisatie op het gebied van water, aantrekkelijk voor iedereen binnen de watersector. Omdat (ook) de nieuwe vereniging een echte personenvereniging is en geen belangenvereniging, staan de - activiteiten van - leden centraal. Daarvoor is een goede afstemming nodig van al die activiteiten. Groepen van leden moeten voldoende ruimte krijgen om elkaar te ontmoeten in alle gewenste vormen en samenstellingen. Daarnaast moeten leden de mogelijkheid krijgen om zich verder te ontwikkelen tot een herkenbare groep binnen de verenigingsstructuur met voldoende ruimte en beleidsvrijheid, vanzelfsprekend wel binnen de centrale kaders van de vereniging. Naast de ontmoetingsfunctie binnen het netwerk is uitwisseling van (ervarings-) kennis een belangrijk speerpunt voor de nieuwe vereniging. Daarbij zal een werkwijze, een werkvorm, rondom thema’s toenemen. Die thema’s zullen op centraal niveau worden afgestemd en aangestuurd. Hiermee wordt een goede afstemming op inhoud bereikt. De inhoudelijke invulling en uitwisseling rondom het thema wordt overgelaten aan de betrokken leden.
Opbouw van de vereniging De leden van NVA en KVWN worden automatisch lid van de nieuwe vereniging, tenzij zij expliciet aangeven dat niet te willen. De verwachting is dat de nieuwe vereniging ongeveer 3.500 leden zal tellen (een aantal leden van NVA en KVWN is nu dubbellid). De dagelijkse leiding van de vereniging ligt bij het bestuur. Het bestuur zal een afspiegeling zijn van de leden. Om goed te kunnen sturen in een vereniging waarin veel activiteiten decentraal plaatsvinden (en ook decentraal moeten plaatsvinden), is een portefeuilleverdeling binnen het bestuur wenselijk. Terugkoppeling naar het bestuur vanuit de deelgebieden binnen de vereniging zal plaatsvinden via de portefeuillehouders. De bestuursleden vormen de ‘linking pin’ tussen het bestuur en de verenigingsorganisaties.
Alle leden maken deel uit van de algemene ledenvergadering. De algemene ledenvergadering is het hoogste orgaan van de vereniging. De wet kent de algemene ledenvergadering een aantal taken toe, zoals het besluiten over statutenwijziging, het vaststellen van de rekening, het benoemen, schorsen en ontslaan van bestuurders en het ontbinden van de vereniging. Daarnaast komt de algemene ledenvergadering álle bevoegdheden toe die niet door de wet of de statuten aan andere organen zijn opgedragen.
gericht zijn het predikaat voor de nieuwe vereniging te behouden. NVA hecht aan de regionale secties. KVWN ziet hierin op haar beurt kansen om ook voor medewerkers bij de drinkwaterbedrijven een podium voor ontmoeting en het versterken en uitbreiden van netwerken te bieden. Voor beide verenigingen geldt dat de positie van het bureau - welke rol vervullen de medewerkers - aandacht behoeft. Gezien de sfeer binnen de verenigingen en de besturen bestaat veel vertrouwen dat die vraagstukken opgelost zullen worden.
De nieuwe vereniging kent een aantal vormen van organisatie: a. organen die de vereniging draaiende houden, zoals bestuur, kascommissie, redactiecommissies, commissie fitterijwedstrijden (nu KVWN), bestuur regionale secties (nu NVA); b. groepen rondom een specialisme of thema: meestal onderwerpgerichte groepen; c. deelverzamelingen van de leden, zoals jongeren, vrouwen (netwerkgroep of platform); d. regionale secties* (nu actief bij NVA, maar wellicht te verbreden).
NOTEN * Secties: Met het doel om de leden zoveel mogelijk actief te betrekken en ruimte te geven om elkaar ook te ontmoeten op regionaal niveau, kent NVA naast het gewone lidmaatschap ook het zogeheten regionale sectielidmaatschap. De regionale secties organiseren regionale bijeenkomsten. De combinatie van bereikbaarheid en kleinschaligheid bevordert de betrokkenheid van de leden bij de vereniging. Elke regio heeft één sectie. Een sectielidmaatschap beperkt zich tot de activiteiten van de gekozen regionale sectie. Sectieleden kiezen in principe voor één regio. De leden van een sectie kiezen een eigen bestuur. De voorzitters en secretarissen van de sectiebesturen hebben zitting in het overkoepelde sectiebestuur (KRS). Over het algemeen kan gesteld worden dat ‘gewone’ leden H2O-lezers zijn en sectieleden Neerslaglezers. Sectieleden betalen 20 euro per jaar (2007) aan contributie, inclusief het blad Neerslag. Zij ontvangen niet de uitnodigingen voor symposia en congressen, maar wel die voor de ledenvergaderingen en het WaterSymposium.
Afstemming en coördinatie zal - ondersteund door het bureau - plaatsvinden in het bestuur. De verschillende werkvormen krijgen eenduidige namen. Werkvormen zullen evolueren, groepen zullen gaan en komen. (Groepen) leden zullen initiatieven op dit gebied blijven ontplooien; het bestuur zal blijven coördineren en sturen. Het bestuur zal voeling houden met de groepen door een portefeuilleverdeling en zal de vitaliteit van de groepen in de gaten houden.
Vragen
Tijdpad
Uiteraard blijven in dit stadium nog tal van punten open staan die in het vervolgtraject verder uitgewerkt moeten gaan worden. Ook is er een aantal praktische punten, zoals naamgeving, financiën, statuten, enzovoorts. Zo is bijvoorbeeld voor de KVWN het predikaat ‘koninklijk’ belangrijk. De inspanningen van beide verenigingen zullen erop
najaar 2006: voorgenomen besluit met houtskoolschets geheel 2007: benoemen en uitwerken van de vraagpunten najaar 2007: formeel besluit medio 2008: 50-jarig bestaan NVA medio 2008: nieuwe vereniging
advertentie
VAKBEURS De Aqua Nederland Vakbeurs is drie dagen lang hét trefpunt waar ondernemers en relaties uit de waterbranche elkaar ontmoeten. U kunt in een sfeervolle, verkoopbevorderende ambiance zaken doen, contacten leggen, informatie uitwisselen en ideeën opdoen.
BEZOEKERS De bezoekers van de Aqua Nederland Vakbeurs worden zorgvuldig door uzelf, als exposant, geselecteerd. De vakbeurs wordt op deze manier door een doelgericht publiek op midden- en hoogkaderniveau bezocht.
ORGANISATIE Wenst u meer informatie over deze vakbeurs neemt u dan contact op met de organisatie.
Evenementenhal Gorinchem Franklinweg 2, 4207 HZ Gorinchem T 0183 680 680 F 0183 680 600 I www.evenementenhalgorinchem.nl E info@evenementenhalgorinchem.nl H2O / 24 - 2006
33
Water is pure dynamiek. En niets is zo onmisbaar als water. Waterbeheer vraagt om innovatieve oplossingen, ondersteund door hoogstaande
Waterkracht gezocht
technologieĂŤn. Evides, een veelzijdig en vooruitstrevend waterbedrijf, beheerst dit watervak. Dagelijks levert Evides betrouwbaar drinkwater aan 2,5 miljoen consumenten in het zuidwestelijk deel van Zuid-Holland, de provincie Zeeland en de Brabantse Wal. Daarnaast is Evides Industriewater een belangrijke speler op de internationale markt voor industriĂŤle waterzuivering. Als waterpartner ontwerpt, bouwt en beheert Evides zuiveringsinstallaties voor industriewater en afvalwater. Evides doet dit voor klanten in de chemische, petrochemische, energie- en voedingsmiddelenindustrie. Dit alles maakt van Evides een unieke combinatie van een solide, robuuste drinkwaterdivisie met een ondernemende, commerciĂŤle industriewatertak. Bovendien is Evides door deze combinatie een sterke en aantrekkelijke werkgever. Evides is een groeiende organisatie, die 520 medewerkers telt. Een jong bedrijf, dat als ervaren en serieuze sparring partner met grote bedrijven samenwerkt. Zoals bij Delfluent, dat de grootste afvalwaterzuivering van West-Europa realiseert en voor de komende 30 jaar beheert. Evides blijft de grenzen verleggen, zowel geografisch als op het gebied van onderzoek. De opgebouwde kennis en ervaring worden nu ook in toenemende mate in het buitenland ingezet. Zo zijn er op dit moment projecten in Ghana, China en Vietnam.
Stap in een nieuwe waterwereld Surf voor een compleet vacature-overzicht naar
www.evides.nl Vertrouwd met ontwikkelen
platform
Harrie Timmer, Oasen Bas Pittens, IF Technology
Ontwerp horizontale HDD-put voor drinkwatervoorziening Oasen heeft afgelopen jaar samen met de bedrijven Visser & Smit Hanab, IF Technology en GeoDelft onderzoek uitgevoerd naar de aanleg van een horizontale put met de HDD-techniek. HDD staat voor Horizontal Directional Drilling en is een bewezen boortechniek voor de aanleg van kabels en leidingen. Het gebruik van de HDD-boring voor het maken van een onttrekkingsput is echter zelden toegepast en is een innovatieve manier om grondwater te winnen. Eerdere Nederlandse ervaringen op deze schaal waren maar gedeeltelijk succesvol. Oasen en de genoemde bedrijven hebben nu een techniek beproefd en gepatenteerd die specifieke problemen met boorspoeling en bacteriologie overwint.
D
e voordelen van horizontaal boren worden reeds lang gepredikt: de winning is efficiënter omdat de watervoerende pakketten zich veelal ook horizontaal uitstrekken, de kwaliteit van het gewonnen water is zeer stabiel en de capaciteit is beduidend groter zodat significant minder kosten voor pompen, leidingen, besturing en beveiliging nodig zijn. Het idee van een horizontale put is dan ook niet nieuw. Al in de oudheid werden horizontale schachten gegraven om watervoerende lagen af te tappen. Zo onttrekken ook drinkwaterbedrijven al tientallen jaren grondwater in de duinen met ondiepe horizontale putten, die vanaf maaiveld zijn ingegraven. Belangrijk nadeel van deze techniek is de vergravingsschade die optreedt over de gehele lengte van de put. Verder zijn enkele ‘Radial Collector Wells’ geplaatst bij Waterleiding Maatschappij Limburg, Duinwaterbedrijf Zuid-Holland en Vitens. Dit zijn centrale schachten waarbij de filters horizontaal in het watervoerende pakket worden gedrukt. Deze techniek is beproefd, maar is kostbaar en kent een beperkt bereik. De HDD-techniek kent deze nadelen niet. Er is slechts één in- en uittredepunt, waardoor de vergravingsschade beperkt is. Bovendien is de techniek niet bijzonder kostbaar en kan het bereik enkele honderden meters bedragen.
•
•
•
De HDD-techniek heeft zich pas de laatste 15 jaar tot een praktisch uitvoerbare techniek ontwikkeld; Het is in Nederland niet gebruikelijk putten aan te leggen zonder omstorting; Het boren met de HDD-techniek staat of valt samen met het gebruik van een ‘dikke’ boorspoeling. Meestal wordt bentoniet gebruikt als boorvloeistof. Bij het gebruik van deze klei is het in Nederland ondenkbaar dat na de boring het boorgat ontwikkeld zou kunnen worden tot onttrekkingsput. De ervaring is immers bij verticale putten dat zelfs een tiende gedeelte van de noodzakelijke hoeveelheid bentoniet tot onomkeerbare verstopping van de put leidt.
Nieuwe inzichten 2000-2005 In de afgelopen vijf jaar vonden echter ontwikkelingen plaats die de mogelijkheden van de HDD-put dichterbij brachten:
•
•
•
•
Door Oasen en Vitens zijn op verschillende plekken succesvol putten aangelegd zonder omstorting, door gebruik te maken van rvs-wikkeldraadfilters; Op enkele plaatsen in Nederland zijn drains voor een beperkte capaciteit aangelegd met de HDD-techniek; In Krefeld (Duitsland) is met succes een HDD-put aangelegd, waarbij tijdens het boren toch gebruik gemaakt werd van bentoniet. Door de relatief grove afzettingen en goede ontwikkeltechnieken bleek het bentoniet voldoende te verwijderen; In Houten is ervaring opgedaan met drie HDD-putten die gerealiseerd zijn voor energieopslag. Twee van de drie putten zijn na langdurig ontwikkelen goed opgeleverd, de andere is als gevolg van de aanhoudende bentoniet- en zandlevering vervangen door een verticale put;
Afb 1. Schematische weergave van een HDD-put
Ondanks de voordelen voor horizontale HDD-putten worden in Nederland vrijwel uitsluitend verticale putten gebruikt. Dat een HDD-put nog niet gebruikt wordt, heeft veelal praktische oorzaken:
H2O / 24 - 2006
35
boorspoeling
•
Op basis van de kennis en ervaringen bleek dat er alternatieve boorspoelingen op de markt zijn die de goede eigenschappen van bentoniet combineren met een goede afbreekbaarheid.
Samengevat leken in 2005 de puzzelstukjes van technieken en ervaringen compleet om een goed werkende horizontale put aan te leggen. Gelijktijdig met deze ontwikkelingen werd Oasen (toen nog Hydron Zuid-Holland) geconfronteerd met de noodzaak van een grootschalige renovatie van haar puttenveld te Zwijndrecht. Hierbij zouden minimaal 14 ondiepe verticale putten gelijktijdig vervangen moeten worden. Bijkomend probleem was dat deze in openbaar terrein lagen en het drinkwaterbedrijf het liefst het aantal putten in openbaar terrein wilde minimaliseren. Dit leidde tot de vraag of het niet mogelijk was (en misschien zelfs goedkoper) om de 14 putten in één keer te vervangen door een HDD-put?
Haalbaarheid en risico’s Veel aandacht is besteed aan risicoanalyse. Risico’s rondom de haalbaarheid van de voorgenomen HDD-put lagen op het vlak van kosten, vergunningen, technisch ontwerp, leveringszekerheid, monitoring en onderhoud. Eén van de belangrijkste risico’s voor het welslagen van het project had te maken met de keuze van de boorspoeling. De boorspoeling moest geschikt zijn om een HDD-boring uit te voeren, verwijderbaar zijn en geen onaanvaardbare bacteriologische groei opleveren. Om de juiste keuze te kunnen maken en risico’s te minimaliseren, is het onderzoek gefaseerd opgebouwd. Eerst zijn literatuur en praktijkervaringen beschouwd, daarna is op laboratoriumschaal getest en uiteindelijk zijn proeven op praktijkschaal uitgevoerd.
Laboratoriumonderzoek Voor de bepaling van de optimale boorspoeling heeft GeoDelft een aantal
incubatie condities
xanthan (XCD) aardappelderivaat guar gum CMC bentoniet
H2O2 H2O2 H2O2 H2O2 H2O2
45 * 22400 66 * 55 22
26 26 26 12 26
6 7 8 9 10
xanthan (XCD) aardappelderivaat guar gum CMC bentoniet
anaeroob anaeroob anaeroob anaeroob anaeroob
1500 7900 3300 42 9
6 5 2 4 15
11
blanco 1
-
0
15
* Na 26 dagen was de proef afgebroken maar was het maximale ATP-gehalte nog niet bereikt (ATP-concentratie steeg nog). Waarschijnlijk is de groeipotentie hoger dan bij de groeipotentie zonder waterstofperoxide. De groei komt echter als gevolg van het waterstofperoxide pas later op gang. Tabel 1. Overzicht resultaten groeipotentieonderzoek2)
continue grondmonsters gestoken van het beoogde watervoerende pakket. Dit bodemmateriaal is vervolgens in verschillende samenstellingen gemengd met vijf mogelijk bruikbare boorvloeistoffen, waaronder bentoniet als referentie. Van deze mengsels is per product de optimale boortechnische samenstelling bepaald. Hierna zijn deze samenstellingen in het laboratorium van Kiwa beproefd op bacteriologische nagroei. Uit de boortechnische proeven1) bleek dat alleen bentoniet en xanthan geschikt waren om een HDD-boring te kunnen uitvoeren. Alleen deze boorspoelingen hadden thixotropische eigenschappen. Dit houdt in dat tijdens stilstand de boorspoeling van een vloeibare in een visceuze (gel)toestand overgaat en waardoor opgeboord materiaal niet direct bezinkt. Wordt het boorproces daarna weer in gang gezet, dan kan het materiaal alsnog goed verwijderd worden, omdat het niet op de bodem van het boorgat is bezonken. De resultaten van de bacteriologische proeven staan in tabel 1. Omdat voor de afbraak/verwijdering van de boorvloeistof het gebruik van de oxidator waterstofperoxide werd voorzien, is het effect van waterstofperoxide op de bacteriologie eveneens beschouwd. Uit de bacteriologische proeven bleek helaas dat de bacteriologische nagroei van xanthan niet te verwaarlozen was.
Oasen heeft voor een alternatieve projectaanpak gekozen. Omdat het hier om de ontwikkeling ging van een nieuwe techniek met veel technische risico’s en onbeantwoorde vragen, ging het waterbedrijf een samenwerkingsverband aan met een bouwteam. Voor deze samenwerking is een contract opgesteld waarin de partners afspraken gemaakt hebben over verantwoordelijkheden, kosten, risico’s en opbrengsten. De samenwerking had als doel om zowel het ontwerp te maken alsook de daadwerkelijke aanleg van een horizontale put te Zwijndrecht uit te voeren. Het definitieve ontwerp is getoetst door de ingenieurs van het Duitse waterbedrijf te Krefeld, waar al eerder een soortgelijk project is uitgevoerd.
H2O / 24 - 2006
tijd tot maximaal ATP-gehalte (dagen)
1 2 3 4 5
Alternatieve projectaanpak
36
groeipotentie boorspoeling (ng ATP/ml)
De bacteriologische nagroei bleek echter wel sterk vertraagd door de nabehandeling met waterstofperoxide. Omdat er geen redelijk alternatief was, is voor de praktijkproeven toch voor xanthan gekozen, waarbij de aandacht met name gericht was op een volledige afbraak of verwijdering van xanthan bij het schoonmaken (ontwikkelen) van de put.
Praktijkproeven Om de toepasbaarheid van de gevonden oplossingen te verifiëren, is een boor- en ontwikkelprotocol opgesteld en beproefd op een verticale proefput. Deze put is identiek gedimensioneerd als de voorgenomen horizontale put (onder andere een wikkeldraadfilter zonder omstorting). Bij de boring is de beoogde boorspoeling gebruikt en is de put ontwikkeld volgens dezelfde ontwikkelstappen als beoogd voor de horizontale put: eerst fysische methodes (hogedrukreiniging en afpompen) daarna chemisch door inbrengen van waterstofperoxide en vervolgens weer fysisch met als laatste stap continu afpompen (spuien). Tevens zijn de voorgenomen veldtesten voor de borging van de boortechnische samenstelling van de boorvloeistof beproefd. Uit de praktijktesten3) volgt: • Het is mogelijk een zand-, slib-, en boorspoelingsvrije put op te leveren met de gewenste capaciteit (zie afbeelding 2); • De bacteriologische nagroei in de put kan effectief worden beperkt en is binnen vier weken te minimaliseren tot de meest strenge indicatorwaarde (koloniegetal < 100 kve) (zie afbeelding 3). Geconcludeerd is dan ook dat het technisch mogelijk is een HDD-put aan te leggen voor de locatie Zwijndrecht.
Kosten, baten en voorkeur Uit de kosten-batenanalyse volgde dat de kosten voor de horizontale put vergelijkbaar zijn met de renovatie van de 14 bestaande putten. Aan de batenkant zaten daarnaast
platform
De verhoogde kwetsbaarheid in verband met leveringszekerheid bleek eenvoudig op te vangen met de resterende putten die niet vervangen hoefden te worden. Het definitieve besluit voor de aanleg van de horizontale put te Zwijndrecht zal genomen worden nadat zekerheid is verkregen over de toekomst van deze locatie.
Patent Vanwege de onderzoekskosten (ongeveer 200.000 euro) en de gewenste doorontwikkeling van de horizontale boortechniek voor de aanleg van putten is door Oasen octrooi aangevraagd op de hier beschreven werkwijze voor de uitvoering van een horizontale put. Hiermee is de techniek openbaar geworden en bestaat voor Oasen de mogelijkheid een gedeelte van de onderzoekskosten te dekken. Tegelijkertijd wordt hiermee de technische innovatie in de sector versterkt.
Afb. 2: Specifiek debiet na de verschillende ontwikkelstappen
Op 20 december verzorgt Oasen samen met Kiwa Water Research een symposium bij Oasen in Gouda waarin de techniek en het patent worden gepresenteerd.
Afb. 3: Afname bacteriologie tijdens schoonpompen (spuien)
enkele proces- en beleidsmatige voordelen die de keuze richting een horizontale put lieten doorslaan. Deze voordelen zijn: een gunstiger intrekgebied, een verbeterde
afstemming van vraag en aanbod via toerengeregelde pomp en een geringere beveiligingsinspanning door een geringer aantal bovengrondse putten in openbaar gebied.
LITERATUUR 1) GeoDelft (2006). Onderzoek boorspoeling HDD boren van drains t.b.v. waterwinning. Rapport CO-420460-0019 v02. 2) Kiwa (2006). Groeipotentie van boorspoelingen. Rapport KWR 06.026. 3) Oasen (2006). Eindrapportage proefput Lexmond, verificatie van ontwikkelmethode en bacteriologische ontwikkeling voor HDD-putten.
advertentie
continue (bio)filtratie
• •
Biologische (de)nitrificatie en polijsting van afvalwater Kringloopsluiting
• • •
Proceswaterbereiding uit oppervlaktewater Spoelwaterbehandeling in de drink- en preceswaterbereiding (Biologische) zijstroomfiltatie in koelwatercircuits
Paques bv P.O. Box 52 8560 AB Balk NL t 0514 · 60 85 00 f 0514 · 60 33 42 e info@paques.nl i www.paques.nl
www.paques.nl
H2O / 24 - 2006
37
Rens Huisman, Waterschap Zuiderzeeland Erwin van den Berg, ARCADIS
Het bepalen van significante schade bij het afleiden van ecologische doelen Een aantal maatregelen ter verbetering van de ecologische kwaliteit van wateren kan leiden tot schade aan bepaalde economische functies of aan het milieu in brede zin. Dergelijke maatregelen hoeven niet te worden meegenomen bij het bepalen van de ecologische doelstellingen. Het aspect significante schade bepaalt daarmee direct de hoogte van het KRW-doel. Om te bepalen of inderdaad sprake is van significante schade, moet duidelijk zijn in hoeverre functies mogen worden belast door KRW-maatregelen. De handreiking geeft hiertoe slechts enkele algemene aanwijzingen. Het gaat dus om de vraag waar de grens ligt: wanneer is sprake van significante schade en waar liggen de grenswaarden? Waterschap Zuiderzeeland voerde als eerste waterschap een studie uit om antwoord hierop te krijgen. De algemene criteria uit de handreiking zijn hiervoor verder geoperationaliseerd. Het onderzoek leverde waardevolle informatie op over de toetsing aan significante schade. De uitkomsten bieden bestuurders meer grip om hun keuze te maken en extern te kunnen verantwoorden.
M
aatregelen die tot significante schade kunnen leiden, hoeven niet te worden meegenomen bij het bepalen van de KRW-doelen, onder Afb. 1: De opzet van het onderzoek
voorwaarde dat richting Europese Unie duidelijk wordt beargumenteerd waarom sprake is van schade. De schade bepaalt daardoor direct de hoogte van de doelstellingen. Het Waterschap Zuiderzeeland heeft als eerste waterschap een gedetailleerde studie laten uitvoeren naar die significante schade. Het begrip is zeer globaal ingevuld, waardoor regionale bestuurlijke besluitvorming uiteindelijk dient uit te maken of sprake is van significante schade. Met de studie wil Waterschap Zuiderzeeland ervaring opdoen met de aspecten rondom significante schade en een onderbouwing leveren voor de bestuurlijke besluitvorming. Door het waterschap zijn in totaal 18 (voorlopige) waterlichamen gedefinieerd. Hieruit zijn drie waterlichamen geselecteerd. Het betreft tochten in voornamelijk agrarisch gebied. Ze worden beĂŻnvloed door kwel en kennen korte verblijftijden. De resultaten worden later geĂŤxtrapoleerd naar de overige, vergelijkbare waterlichamen. Voor het bepalen van de gebruiksfuncties is gebruik gemaakt van de waterlichamenkaart en een grondgebruikkaart (LGN4+). Door het uitvoeren van een analyse met behulp van GIS op de grondgebruik- en de waterli-
38
H2O / 24 - 2006
chamenkaart is de oppervlakte per gebruiksfunctie bepaald. Op basis van deze gegevens en statistische gegevens is een sectoranalyse van de relevante landbouwsectoren en overige gebruiksfuncties uitgevoerd. De relevante functies zijn weergegeven in de schadematrix (afbeelding 2). Vervolgens is de voor de studie te hanteren groslijst met maatregelen vastgesteld. De beschouwde verbeteringen zijn tevens weergegeven in de schadematrix. Per mogelijke maatregel is onderzocht of schade te verwachten valt. In overleg met vertegenwoordigers van de landbouw en de natuurbeherende organisaties is bepaald welke combinaties van maatregelen en functies in potentie tot schade kunnen leiden. Tevens zijn de combinaties waar baten worden verwacht geĂŻnventariseerd. Per mogelijke herstelmaatregel is onderzocht of schade te verwachten valt. De bepaalde schade is vervolgens vergeleken met de criteria voor significante schade. Hierbij wordt opgemerkt dat een beeld is gegeven van de gemiddelde situatie. Ondanks de uniforme verschijningsvorm van de Flevopolders bestaan namelijk grote lokale verschillen in onder andere kweldruk en dichtheid van de ontwateringsmiddelen.
platform
Afb. 2: De schadematrix
Hierdoor kunnen de uitkomsten op perceelsniveau afwijken van de resultaten zoals ze in de studie zijn gepresenteerd. Daarnaast kunnen de effecten op bedrijfsniveau, vooral voor akkerbouwbedrijven, afwijken van de gepresenteerde resultaten, omdat in de bouwplannen van deze bedrijven andere, meer gevoeliger teelten (zoals bloembollen) kunnen zijn opgenomen.
Operationaliseren criteria Omdat de ‘Guidance on heavily modified waterbodies’ en de ‘Handreiking afleiding ecologische doelen voor niet-natuurlijke wateren’ slechts globaal aangeven wanneer schade als significant kan worden beschouwd, is ervoor gekozen om de algemene criteria verder te operationaliseren. In de studie is de volgende inhoud aan de criteria voor schade gegeven: • niet gering De berekende schade bedraagt meer dan 15 procent van het verzamelinkomen van de landbouwsector oftewel het gemiddelde gezinsinkomen van het type bedrijf vermenigvuldigd met het aantal bedrijven dat aanwezig is in het waterlichaam; • (statistisch) significant meer dan de normale variatie van jaar tot jaar De variatie van jaar tot jaar is in de landbouw groot. Om te toetsen aan dit criterium zijn de vijf procent- en 95 procent-percentielAfb. 3: De resultaten
waarden van het inkomen per landbouwsector bepaald. De berekende schade is vervolgens uitgedrukt in een procentuele afwijking van de gemiddelde omzet en vergeleken met de bepaalde grenswaarden (zie verderop); • bedreigt de gebruiksfunctie in zijn voortbestaan Voor de toets aan dit criterium zijn voor de landbouwsectoren de gemiddelde gezinsinkomens bepaald en is bepaald in hoeverre het inkomen voortkomt uit subsidies. Op basis hiervan is een kwalitatieve analyse gemaakt over de invloed van de maatregel op het voortbestaan van de gebruiksfunctie. De criteria zijn toegepast op basis van het ‘one-out-all-out’-principe; een maatregel veroorzaakt significante schade als één van deze criteria op één van de (deel)sectoren van toepassing is. Milieu in brede zin omvat, zoals de term al doet vermoeden, een breed scala aan mogelijke argumenten. De handreiking1) omschrijft de term als volgt: ‘De natuurlijke omgeving en de menselijke omgeving inclusief archeologie, erfgoed, landschap en geomorfologie’. Milieu in brede zin omvat ook bestaande milieuwetgeving van de Europese Unie, zoals de Vogel- en Habitatrichtlijn en de Zwemwaterrichtlijn. Het blijkt
niet mogelijk schade aan milieu in brede zin verder te concretiseren of te operationaliseren.
Resultaten Gebruiksfuncties
Per maatregel is het effect beschouwd op de diverse gebruiksfuncties. Deze effecten zijn per waterlichaam vergeleken met de drie geoperationaliseerde criteria voor significante schade. Het resultaat van deze vergelijking is weergegeven in afbeelding 3. Gebleken is dat de inrichtings- en beheersmaatregelen niet tot noemenswaardige schade leiden. Aan deze maatregelen zijn vooral kosten verbonden. De voor het inrichten van de oevers benodigde grond wordt aangekocht. Het areaal landbouwgrond neemt door het treffen van deze maatregel wel in geringe mate af (minder dan 0,5 procent), maar leidt niet tot schade die voldoet aan de gestelde criteria. Het invoeren van actief biologisch beheer leidt weliswaar tot verschuivingen in de samenstelling van de visstand, maar heeft naar verwachting geen noemenswaardig effect op de (nog beperkt voorkomende) binnenvisserij. Het zijn de maatregelen die gericht zijn op het verbeteren van de waterkwaliteit die tot aanzienlijke schade leiden. De maatregelen ‘verwijderen drainage’, ‘verhogen drainagebasis’ en ‘peilopzet’ zijn gericht op het terugdringen van de nutriëntenbelasting en de fosfaatrijke kwel. Deze maatregelen leiden tot een ander grondwaterregime in de polders. De land- en bosbouw zullen bij het doorvoeren van deze maatregelen te maken krijgen met lagere opbrengsten, een afname van de kwaliteit van het geoogste gewas en hogere kosten voor de bewerking van de percelen. Voor de akkerbouw kan bij de overgang van Gt IV naar Gt III* de schade voor de drie waterlichamen oplopen tot circa 44 miljoen euro. De schade kan zo hoog zijn, omdat akkerbouw twee derde van het areaal in gebruik heeft. Een hogere grondwaterstand kan ook als positief bijeffect hebben dat er
H2O / 24 - 2006
39
minder beregend hoeft te worden, waardoor kosten kunnen worden uitgespaard. Maar aan de andere kant neemt de kans op een misoogst toe. Vanwege de extra kans op een misoogst bij een hogere grondwaterstand, werken akkerbouwers liever met een iets te lage grondwaterstand, waarbij ze dan extra beregenen om droogteschade te voorkomen. De bloembollenteelt zou een schade lijden van 16,5 tot 23,5 miljoen euro. De schade is zo hoog, omdat bloembollen slecht tegen nattere omstandigheden kunnen en de opbrengsten per hectare hoog zijn. De schade voor de melkveehouderij en de fruitteelt kan tenslotte oplopen tot respectievelijk 1,6 en 2,4 miljoen euro. Vooral de melkveehouderij is redelijk tolerant voor nattere omstandigheden. De genoemde bedragen zijn berekend op basis van statistische gegevens van het Landbouw Economisch Instituut (LEI), het HELP-instrumentarium en de uitgevoerde GIS-analyses. Milieu
De effecten van de maatregelen op archeologie, geomorfologie en landschap zijn veelal lokaal van aard en goed mitigeerbaar. Om deze reden is geadviseerd om deze schade niet als significant aan te merken. In de nabijheid van de beschouwde waterlichamen liggen enkele Vogelrichtlijngebieden (onder andere de Oostvaardersplassen). De effecten van de maatregelen in het kader van de KRW hebben geen directe invloed op de Vogelrichtlijngebieden. Indirecte effecten kunnen echter op voorhand niet worden uitgesloten. Bij de verdere concretisering van de maatregelen dienen de indirecte effecten te worden bepaald en te worden getoetst aan de Natuurbeschermingswet. Uiteraard kunnen er door de inrichtingswerkzaamheden wel negatieve effecten optreden op soorten die als gevolg van de vigerende weten regelgeving bescherming genieten. Bij het afleiden van doelen en maatregelen en de voorbereiding en uitvoering van de verbetermaatregelen dient hiervoor voldoende aandacht te zijn.
dit te compenseren moet de taakstelling in het kader van WB21 en het NBW fors worden verhoogd. Dit leidt afhankelijk van het type gebied tot een enorme ruimtevraag en een aanzienlijke kostenstijging voor het treffen van compenserende maatregelen.
Conclusies Toepasbaarheid geoperationaliseerde criteria
Gebleken is dat vooral het derde criterium van belang is bij het beantwoorden van de vraag ‘is schade significant of niet?’. Vooral de fruitteelt en de bloembollenteelt zijn erg gevoelig voor dit criterium. Het gemiddelde gezinsinkomen in deze sectoren met respectievelijk 37.200 en 24.500 euro is namelijk relatief laag. Dit is te wijten aan de lage opbrengsten van bloembollen de afgelopen jaren. Het gemiddelde gezinsinkomen in de akkerbouw ligt op een vergelijkbaar niveau als dat van de fruitteelt. Toch is deze sector minder gevoelig, omdat het gezinsinkomen in deze sector voor een aanzienlijk deel uit toeslagen bestaat (gemiddelde inkomen per hectare bedraagt 700 euro, de gemiddelde toeslag per hectare 300 euro). Ook toepassing van het eerste criterium leidt voor een aantal typen grondgebruik in combinatie met bepaalde maatregelen tot significante schade. De bloembollensector voldoet in alle gevallen aan het gestelde criterium. De akkerbouw en fruitteelt voldoen aan dit criterium in gebieden met een hoge kweldruk (oostrand Flevopolder) en bij het verwijderen van de drainage. Het tweede criterium van de toetsing, dat de schade (statistisch) significant meer dient te zijn dan de normale variatie van jaar tot jaar, is onpraktisch om op de agrarische sector toe te passen. De ‘normale’ variatie in opbrengst is vaak al aanzienlijk door klimatologische omstandigheden, aanwezig bodemvocht, ziekten en schimmels en marktomstandigheden. Dit criterium is nauwelijks onderscheidend voor de landbouw. Alleen de bloembollenteelt voldoet aan dit criterium bij het verhogen van de drainagebasis en het verwijderen van drainage. Een oplossing voor dit probleem is het versmallen van de bandbreedte door andere percentielwaarden te kiezen.
Relatie met andere taakvelden Naast directe schade aan de gebruiksfuncties kan ook sprake zijn van indirecte schade. De wateroverlast die de afgelopen tien jaar herhaaldelijk optrad binnen het beheergebied van Waterschap Zuiderzeeland is te wijten aan een combinatie van extreme neerslaggebeurtenissen, het te snel afstromen van water naar lager gelegen gebieden en een geringe bergingscapaciteit in het watersysteem. Sommige maatregelen ten behoeve van de KRW kunnen een negatieve invloed hebben op deze factoren. Het verhogen van de drainagebasis, het verwijderen van de drainage en peilopzet hebben een sterke relatie met en invloed op de taakstelling die voortvloeit uit WB21 en het Nationaal Bestuursakkoord Water. Deze maatregelen leiden bij maatgevende omstandigheden namelijk tot een afname van de berging. Om
40
H2O / 24 - 2006
Bij toepassing van het ‘one-out-all-out’principe is de inkomenspositie van de bloembollentelers bepalend voor het eindoordeel ‘de schade is significant’. Indien voor de overige criteria andere grenswaarden worden gehanteerd, leidt dit niet snel tot een andere uitslag met betrekking tot maatregelen met significante schade. De criteria voor significante schade zijn vooral gericht op (economische) grondgebonden functies. Voor milieu en niet op productie gerichte functies (wonen, natuur, veiligheid) blijft het veelal bij kwalitatieve uitspraken. Deze kwalitatieve uitspraken kan de waterbeheerder snel en eenvoudig toetsen aan de ‘indicatie van significante effecten’ in bijlage 5 van de handreiking. Aandachtspunten Rijk
De regionale bestuurders ervaren een
spanning met betrekking tot nauwelijks geoperationaliseerde begrippen, zoals significante schade. Enerzijds hecht men aan het hebben en houden van regionale bestuurlijke vrijheid, anderzijds hecht men aan enige mate van uniformering en vergelijkbaarheid tussen regio’s. De inkadering van het begrip significante schade dient beperkt plaats te vinden, gezien het regionale bestuurlijke mandaat, de verschillen tussen gebieden, de kennis over en het contact met de lokale en regionale sectoren. Als handvat voor beheerders zouden enkele casussen en studies op een vergelijkbaar detailniveau als de studie van Zuiderzeeland moeten worden uitgewerkt. De resultaten van deze studies kunnen worden gekoppeld aan een beschouwing/analyse betreffende de juridische houdbaarheid voor Brussel. Het Rijk zou hierin moeten faciliteren. Aandachtspunten provincie
De meeste activiteiten voor het afleiden van ecologische doelen worden door de waterbeheerders genomen. Samen met de algemene democratie moeten bestuurlijke afwegingen worden gemaakt. In het bijzonder de provincie kan enkele uitgangspunten en kaders aangeven, waarbinnen de waterbeheerder de toetsing van significante schade kan uitvoeren. Een mogelijkheid is om de toets van significante schade gedifferentieerd toe te passen op basis van de functie van een gebied. In een door de natuur gedomineerd gebied kunnen bestuurders de schade aan de landbouw minder zwaar laten meewegen dan in een agrarisch gedomineerd gebied. Datzelfde geldt voor de schade aan de natuurfunctie en milieu in een agrarisch gedomineerd gebied. Aandachtspunten waterbeheerders
Pas een gevoeligheidsanalyse toe en vergroot daarmee de transparantie. Laat de bestuurder zien wat de uitkomsten van de toets zijn als de norm voor de ‘niet-geringe schade’ wordt gevarieerd (bijvoorbeeld vijf, tien en 15 procent). Maak aannames ten aanzien van het wel of niet laten afvallen van maatregelen expliciet en laat dit bestuurlijke keuzes zijn. Betrek de provincie, gemeenten en belangengroepen bij het onderzoek. De provincie moet de doelen uiteindelijk vaststellen (en daarmee de bestuurlijke keuzes ten aanzien van significante schade) en voor gemeenten en belangengroepen kunnen consequenties kleven aan de ecologische doelen. Houd het pragmatisch en probeer daar waar het verantwoord is waterlichamen te clusteren, dan wel uitkomsten te extrapoleren. Ga niet inzoomen binnen een waterlichaam, maar houd dit schaalniveau als het meest gedetailleerd. Ga niet alles kwantitatief onderbouwen, sommige toetsingen kunnen heel goed kwalitatief of kunnen niet anders dan kwalitatief. LITERATUUR 1 STOWA/RIZA (2006). Handreiking MEP-GEP. Handreiking voor vaststelling van status, ecologische doelstellingen en bijpassende maatregelpakketten voor niet-natuurlijke wateren. STOWA-rapport 2006-02, RIZA-rapport 2006-002.
platform
Theo Claassen, Wetterskip Fryslân Sybren Gerbens, Wetterskip Fryslân Ruud Kampf, Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier / VU Amsterdam
Texelse kennis toegepast bij zuiveringsmoeras en paaibiotoop bij rwzi Grou De tijdsdruk van de Kaderrichtlijn Water om aan de doelstellingen voor de waterkwaliteit te kunnen voldoen, wordt meer en meer voelbaar. In 2009 moeten de deelstroomgebiedsplannen klaar zijn waarin maatregelen zijn opgenomen om in 2015 aan de vastgelegde ecologische doelen te voldoen. Belangrijke aan te pakken bronnen zijn de bijdragen uit het landelijke, agrarische gebied en uit de rwzi’s. Ondanks het feit dat het ingezamelde afvalwater al goed wordt gezuiverd, liggen de effluentgehalten veelal aanzienlijk hoger en het zuurstofgehalte lager dan de normen voor het oppervlaktewater. Afhankelijk van de geloosde hoeveelheid effluent ten opzichte van het ontvangende oppervlaktewatersysteem kunnen rwzi’s de belangrijkste bron van nutriënten zijn. Bovendien is het effluent, ecologisch gesproken, dood water. Juist omdat het puntlozingen betreft, liggen hier goede, kosteneffectieve mogelijkheden tot nazuivering van het effluent. Al in 1994 is op Texel een zuiveringsmoeras aangelegd om het effluent van rwzi Everstekoog na te zuiveren.
O
nderzoek op rwzi Everstekoog op Texel gedurende de afgelopen jaren heeft geleid tot een nieuwe impuls voor natuurlijke systemen voor nabehandeling van gezuiverd afvalwater1),2). Was het STOWA-handboek zuiveringsmoerassen voor licht verontreinigd oppervlaktewater uit 20013) voor de kennis van nazuivering van effluent nog aangewezen op de kennis van Everstekoog, al snel nadien kon ervaring worden opgedaan met moerassystemen op rwzi Land van Cuijk4), Waterpark Groote Beerze bij rwzi Hapert5), Klaterwater bij de Efteling6) en het helofytenfilter bij de rwzi Sint Maartensdijk7). Nut en noodzaak werden in het STOWArapport over het praktijkonderzoek van het moerassysteem rwzi Land van Cuijk treffend verwoord: “Ook uit dit onderzoek is gebleken dat een moerassysteem een betere overgang vormt tussen rwzi en watersysteem. De aard van het zwevend materiaal is ingrijpend veranderd en er is een natuurlijke zuurstofdynamiek. Dit moerassysteem past dan ook uitstekend binnen het concept van de Waterharmonica. Omdat het geen effluent meer is, is het ecologisch beter inpasbaar en komt daarmee beter tegemoet aan de eisen vanuit de Kaderrichtlijn Water.”
Waterharmonica Door de STOWA werd het mogelijk om de theoretische achtergronden8) en praktijkervaring1) verder uit te werken. Dit leidde uiteindelijk tot het rapport ‘Waterharmonica, als natuurlijke schakel tussen Waterketen en Watersysteem’9) en een pagina op internet (zie afbeelding 1). In zijn eenvoud is deze lowtech, energiezuinige benadering ook zeer geschikt voor toepassing in ontwikkelingslanden10) en kan ook een goede aanvulling betekenen op de recente ontwikkelingen in technische nazuivering van effluenten van rwzi’s in een hightech aanpak, zoals membraanfiltratie, biologische filtratie met actief koolfiltratie of geavanceerde oxidatie en/of UV-desinfectie. Eén van de lopende Afb. 1: Abstracte schematisatie van de Waterharmonica: het moerassysteem verbindt rwzi en oppervlaktewater.
onderzoeken is de proeftuin voor zuiveringstechnieken op de rwzi Horstermeer. Beleidsmatige inpassing vindt ook plaats, bijvoorbeeld in het bestuursprogramma 2005-2008 van Waterschap Regge en Dinkel.
Rwzi Grou De rwzi Grou behandelt het afvalwater van 15 kleinere kernen in midden-Friesland. Het laagbelaste actief slibsysteem heeft (sinds medio 2003) een capaciteit van 18.000 i.e. BZV en 25.000 i.e. TZV. De gemiddelde aanvoer van afvalwater bedraagt ongeveer 5.000 kubieke meter per dag en maximaal 1.140 kubieke meter per uur, bij een belasting van circa 17.000 i.e. BZV. De carrousel heeft een inhoud van 3.760 kubieke meter. Defosfatering vindt biologisch plaats, waarbij zo’n 95 procent van het fosfaat wordt verwijderd. Het zuiveringsrendement is met een P-PO4-gehalte van minder dan 1 mg/l en een N-totaalgehalte van circa 5 mg/l goed. Het effluent uit twee nabezinktanks wordt geloosd op de Kromme Grou, onderdeel van de Friese boezem. Aangrenzend aan het rwzi-terrein lag een grasveld van ruim een hectare, in eigendom van Wetterskip Fryslân. Al voor de uitbreidingswerkzaamheden van de rwzi opperde
H2O / 24 - 2006
41
belasting
eenheid
hoeveelheid
debiet percentage van totaal rwzi-debiet gemiddelde diepte volume netto wateroppervlakte
m3/dag
1000
% m m3
19% 0,64 5.600
m2
8.800
dag m m3 m2
3 2 3.000 1.485
dag m m3 m2
1,5 0,3 1.500 5.000
dag m
1,1 0,30 à 1,10
m3 m2 m2
1.100 2.200 5.000
vijvers
HRT diepte inhoud oppervlakte rietsloten
HRT diepte inhoud oppervlakte paaivijver
HRT diepte (gemiddeld 0,5) inhoud oppervlakte (water) oppervlakte (incl. dijk)
Afb. 2: Technisch ontwerp van het zuiveringsmoeras Aqualân met aansluitend het paaibiotoop
de opzichter het idee om dit terrein te benutten voor aanleg van een wetland met eilandje. Aldus geschiedde en dit project werd voorgedragen en gehonoreerd als onderdeel van het zogeheten UWC-project (zie verderop). Het aan te leggen zuiveringsmoeras kreeg de naam Aqualân. De keuze voor Grou is vooral gebaseerd op de beschikbare eigen grond én de noodzakelijke herinrichting van het terrein na uitbreiding van de rwzi, de beperkte afstand tot Leeuwarden (wat monitoring van deze pilot vergemakkelijkt) en de directe ligging aan boezemwater (vanwege het paaibiotoop als vernieuwend onderdeel).
•
oevers en het vergroten van de belevingswaarde van water; Bij de in het voorjaar van 2003 uitgebreide rwzi Grou wordt een deel van het effluent nagezuiverd in een zuiveringsmoeras, welke wordt geïntegreerd met een paaibiotoop voor snoek.
Aqualân Grou: zuiveringsmoeras en paaibiotoop De eerste schets van het zuiveringsmoeras werd al gemaakt in 2003. Tijdens de Waterharmonica-workshops van STOWA in november 2004 werd het Aqualân Grou als casus verder uitgewerkt11). Die schets is slechts op details aangepast.
Urban Water Cycle Op 12 mei 2004 werd het door de EU gesubsidieerde Interreg IIIB-project Urban Water Cycle (UWC) goedgekeurd. In dit project wordt gezocht naar (innovatieve) oplossingen voor problemen met betrekking tot de waterketen, zowel voor waterkwaliteit (oppervlaktewater en grondwater) als voor waterkwantiteit (wateroverlast). In dit kader worden in Friesland drie projecten uitgevoerd. • Op het eilandje Grootzand, inmiddels bekend als het toeristische Kameleoneiland, in de Terkaplesterpoelen, wordt een gesloten waterketen gerealiseerd (van drinkwaterwinning tot zuivering van gebruikt water); • In de Vrijheidswijk in Leeuwarden wordt stadsvernieuwing gecombineerd met afkoppelen van regenwater, sanering van overstorten, aanleg van natuurvriendelijke
42
H2O / 24 - 2006
Het ontwerp berust op ervaringen met de moerassystemen Everstekoog en Land van Cuijk. Met dien verstande dat hier gekozen is voor een relatief lage belasting van 0,1 m3/m2 water per dag. Dit houdt in dat vanwege de beperkte ruimte, en omdat grondaankoop nu niet haalbaar is, slechts een vijfde van het effluent door het zuiveringsmoeras gaat. Gebaseerd op de ervaringen van het onderzoek op Texel is gekozen voor drie in serie geschakelde, twee meter diepe vijvers (hier worden de slibdeeltjes en losse bacteriën uit het effluent door watervlooien geconsumeerd), een ondiepe verdeelsloot, vier ondiepe (diepte 0,3 meter) lange sloten met riet (hier wordt van het effluent ‘bruikbaar oppervlaktewater’ gemaakt), een verbindingssloot en het paaibiotoop. Het paaibiotoop staat via twee openingen in de boezemkade in open verbinding met de Kromme Grou (zie afbeelding 2).
Tabel 1. Enkele karakteristieken van het aangelegde laagbelaste zuiveringsmoeras, resulterend in een overall verblijftijd van acht dagen
Het zuiveringsmoeras is aangelegd tussen vorig jaar november en afgelopen juli. Het riet is als stekken (zes per vierkante meter) geplant in de eerste week van juni. De windmolen is geplaatst in juli, waarna het werk in september is opgeleverd. Het systeem is op 15 september in gebruik gesteld met instroom van effluent uit de nabezinktank. Enten van de vijvers met watervlooien bleek overbodig door de spontane aanwezigheid van zoöplankton. De met de aanleg gemoeide kosten bedragen ongeveer 175.000 euro, globaal verdeeld over de in tabel 2 genoemde onderdelen. Grondverwervingskosten speelden niet. De exploitatiekosten (riet eenmaal per jaar maaien, onderhoud, etc.) voor de ecologische nazuiveringsstap worden geraamd op 4.000 euro. Rekening houdend met de relatief hoge uitgaven voor omleg van de persleiding en de windmolen bedragen de totale kosten per behandelde kubieke meter effluent (365.000 kubieke meter per jaar) circa 6 cent. Dit is iets hoger dan de specifieke kosten van drie tot vijf cent per kubieke meter voor de moerassystemen Everstekoog en Land van Cuijk. Deels is dit een schaaleffect, maar het komt ook door de lagere belasting van Aqualân en de koppeling met de boezem. Door de langere verblijftijd is dit een veel lager belast, natuurlijker systeem. Daarnaast is door UWC budget beschikbaar gesteld voor educatievoorzieningen en voorlichtingsmateriaal (15.000 euro) en monitoring (20.000 euro).
platform grond- en graafwerk
85.000
omleggen persleiding windmolen inlaatconstructie en effluentpomp
25.000 30.000 25.000
hekwerk
10.000
totaal
175.000
incl. kadeomlegging, damwand, schelpenpad, twee bruggetjes en parkeerplaats bij zuiveringsmoeras verpompen effluent naar paaibiotoop incl. elektrische aansluiting, connectie met SCADA en alarmering verplaatsen direct om rwzi (excl. BTW)
Tabel 2. Globaal overzicht van aanleg- en inrichtingskosten (in euro) van Aqualân Grou
Het zuiveringsmoeras is publiekelijk toegankelijk. Met informatieborden wordt uitleg gegeven over het systeem. Vanaf de vernieuwde kade bij de snoekpaaiplaats is er een goed zicht op de rwzi, het moerassysteem, de Kromme Grou en het Friese landschap. Excursies en lesprogramma’s kunnen hier tonen hoe waterketen en watersysteem verbonden zijn. Vanaf dit najaar wordt het systeem gemonitord. Via een serie meetlocaties wordt het effluent gevolgd van nabezinktank via de vijvers en rietsloten tot in het boezemwater. Naast chemische parameters wordt gekeken naar fytoplankton, zoöplankton en waterplanten. In de paaibiotoop zal de visstand incidenteel worden bemonsterd. Resultaten van deze voor Wetterskip Fryslân eerste pilot zijn van belang voor verdere polishing van rwzi-effluenten.
Europees kader Inmiddels is in het buitenland al een groot aantal initiatieven ontplooid, waarvan het moerassysteem Empuriabrava (Costa Brava, Spanje) de combinatie van kwaliteitsverbetering, natuur, recreatie en gebruik van het ‘gerevitaliseerde’ water voor verdrogingsbestrijding in het nabij gelegen natuurgebied Aiguamolls de l’Empordà zeer aanspreekt. In 2004 werden tijdens de 7th International Intecol Conference te Utrecht nog diverse andere buitenlandse toepassingen gepresenteerd. De aanleg van het Aqualân sluit goed aan bij de Kaderrichtlijn Water. Dit blijkt uit de subsidiëring vanuit Interreg. Het begint er steeds
meer op te lijken dat het in laagbelaste moerassystemen, zoals hier beschreven, mogelijk is om tegemoet te komen aan de in de KRW beschreven doelstellingen. Het kan een goed alternatief voor of aanvulling zijn op nazuiveringstechnieken, zoals zandfiltratie of membraanfiltratie12). Niet alleen worden nutriënten vergaand vastgelegd, tevens vindt een kwaliteitsverbetering plaats die minder eenvoudig in cijfers is vast te leggen. Effluent van een rwzi is ecologisch gezien ‘dood water’ (helder water, met veel restanten van het actief-slibproces, inclusief losse bacteriën en restanten van slibvlokken). Hiermee wordt revitalisering van het effluent bereikt en benadert het effluent gezond oppervlaktewater. Maar een aantal zaken is lastiger te kwantificeren. Een eerste poging ondernamen dit voorjaar 30 studenten van de Universiteit van Amsterdam op het moerassysteem Everstekoog13). Zij richtten zich op toename van soortenrijkdom en biodiversiteit. Het wordt interessant om na te gaan of de door hen getrokken conclusie ‘Het helofytenfilter herstelt het zuurstofregime en verhoogt de biodiversiteit. Hierdoor ontstaat vanuit het effluent een oppervlaktewater met een acceptabele ecologische kwaliteit’ ook opgaat voor Aqualân Grou.
Goed voorbeeld doet goed volgen Na Everstekoog zijn inmiddels vier zuiveringsmoerassen voor revitalisering van het effluent aangelegd (Land van Cuijk, Hapert, Kaatsheuvel en St. Maartensdijk). Grou is de volgende in dit rijtje. Voor nog eens een
tiental rwzi’s zijn plannen in voorbereiding. Voor Ameland worden momenteel plannen concreet gemaakt om het nu nog direct in de Waddenzee geloosde effluent als zoet water voor het eiland te behouden. Het ontwerp voorziet in een combinatie van een zuiveringsmoeras, gevolgd door aanwending in de polder, het ondersteunen van een zoet-zoutgradiënt in de Slenk bij Nes en daar in het voorjaar ook als extra lokstroom voor visintrek (van glasaal en stekelbaars). Op deze wijze draagt hergebruik van effluent via zuiveringsmoerassen bij aan een schoner en levendiger effluent met een deels opgebouwde aquatische levensgemeenschap, een vergrote biodiversiteit in het zuiveringsmoeras, natuurontwikkeling, verdrogings- of verziltingsbestrijding, het beter bereikbaar maken van de KRWdoelstellingen voor oppervlaktewater én vergroting van bewustzijn over en beleving van (afval in) water. LITERATUUR 1) Kampf R. (1997). Van effluent tot bruikbaar oppervlaktewater. In: Biologisch gezuiverd effluent, grondstof of eindproduct? Lezing op NVAsymposium. 2) Schreijer M., R. Kampf, J. Verhoeven en S. Toet (2000). Nabehandeling van effluent tot bruikbaar oppervlaktewater in een moerassysteem met helofyten en waterplanten, Resultaten van een 4-jarig demonstratieproject op rwzi Everstekoog, Texel. Hoogheemraadschap Uitwaterende Sluizen en Universiteit Utrecht. 3) Sloot J., C. Lorenz en J. Verhoeven (2001). Handboek zuiveringsmoerassen voor licht verontreinigd oppervlaktewater. STOWA-rapport 2001-09. 4) Boomen R. v.d. (2004). Praktijkonderzoek moerassysteem rwzi Land van Cuijk. STOWArapport 2004-45. 5) Waterschap De Dommel (2001). De Dommel, Waterpark Groote Beerze. Speciaal magazine ter opening van het Waterpark Groote Beerze bij rwzi Hapert. 6) Wel A. v.d. (2005). Klaterwater als waterharmonica. Brabantse Delta levert hoogwaardig water aan de Efteling. Het Waterschap, nr. 2, pag. 6-8. 7) Ton M. (2000). Aanleg helofytenfilter. Neerslag nr. 2. 8) Claassen T. (1996). Het 3D-schakelsysteem: van tweesporenbeleid naar driesporenbeleid; ecotechnologisch van randverschijnsel naar centrumpositie. 25 jaar toegepast onderzoek waterbeheer. Jubileumsymposium STOWA. 9) Schomaker A., A. Otte, J. Blom, T. Claassen en R. Kampf (2005). Waterharmonica; de natuurlijke schakel tussen waterketen en watersysteem. STOWA-rapport 2005-18. 10) Mels A., E.-J. Martijn, R. Kampf en T. Claassen (2005). Waterharmonica in the developing world. STOWArapport 2005-21. 11) Jacobi J. (2004). Waterschappen klaar voor de waterharmonica? Verslag Waterharmonica workshops. H2O nr. 25/26, pag. 11. 12) Jong P. de, J. Kramer, W. Slotema en K. Third (2005). Verkenningen zuiveringstechnieken en KRW. STOWA-rapport 2005-28. 13) Kalshoven S., M. Scheltes en L. Tinbergen (2006). Moerasfilter na de waterzuivering, verbetering in waterkwaliteit en biodiversiteit. IBED, Aquatische Oecologie, Universiteit van Amsterdam. Stageverslag.
H2O / 24 - 2006
43
agenda 20 december, Gouda Horizontale wintechnieken: de toekomst voor waterwinning? middagsymposium over het gebruik van horizontale putten voor waterwinning. Met de komst van gestuurd horizontaal boren, maar ook verbetering van het onderhoud en beheer van radiaalputten, staan horizontale waterwinningen in de belangstelling. Drinkwaterbedrijf Oasen heeft ervaring met beide technieken en houdt deze tegen het licht. Organisatie: Oasen. Informatie: Inke Leunk (030) 606 95 27 of Harrie Timmer (0182) 59 35 49.
20 december, Utrecht - Wabo: klaar voor de start? congres over de mogelijkheden die de vanaf 1 januari 2008 geldende Wet algemene bepalingen omgevingsrecht gaat bieden. De wet voegt ongeveer 25 vergunning-, ontheffing- en andere toestemmingstelsels samen tot één geheel. Organisatie: Elsevier Overheid. Informatie: (070) 441 50 00.
20 december, Vlaardingen Juridische update voor de watersector congres over de nieuwe en veranderde wet- en regelgeving in de waterwereld en het vergunningen- en normenstelsel, ook geschikt voor niet-juristen. Organisatie: SBO en Sterk Consulting. Informatie: (040) 297 49 80.
2007
12 januari, Delft 59e Vakantiecursus in Drinkwatervoorziening en 26e Vakantiecursus in Riolering en Afvalwaterbehandeling jaarlijkse congres annex nieuwjaarsborrel van de watersector in Nederland met een overzicht van de laatste ontwikkelingen op het gebied van zowel drinkwater als riolering en afvalwater. Organisatie: TU Delft. Informatie: (015) 278 33 47.
16-19 januari, Rotterdam Infratech tweejaarlijkse vakbeurs voor grond-, wateren wegenbouw. Tijdens deze beurs wordt de prestigieuze InfraTech Innovatieprijs uitgereikt. Ook wordt de No-Dig vakbeurs voor sleufloze technieken gehouden. Tenslotte wordt het Nederlands kampioenschap straatmaken gehouden. Organisatie: Ahoy’ ECEM. Informatie: Johan Teunisse (010) 293 32 07 of Saskia Vernooij (010) 293 32 04.
1 februari, Utrecht RIONED-dag jaarlijks evenement voor iedereen die betrokken is bij de riolering en water in de stad. Organisatie: Stichting RIONED. Informatie: (0318) 63 11 11.
44
H2O / 24 - 2006
7-9 februari, Amsterdam Aquaterra internationale conferentie die zich vooral richt op de uitwisseling van praktische kennis en ervaring op het gebied van waterbeheer en waterbouw in kust- en deltagebieden. Organisatie: Amsterdam RAI. Informatie: www.aquaterraforum.com.
12 februari, Lelystad Geomatica in het waterbeheer de jaarlijkse Cornelis Lely-lezing waarin dit jaar een deel van de beschikbare toe te passen kennis van de geomatica (aardobservatie) in het waterbeheer voor overheid en bedrijfsleven wordt toegelicht, met als onderwerpen onder andere monitoring van baggerwerken vanuit de ruimte en maanenergie uit het IJsselmeer. Organisatie: Stichting Kennistransfercentrum Flevoland.
14 februari, Leiden - Juridische actualiteiten kabels en leidingen studiedag met een overzicht van actuele rechtspraak en ontwikkelingen op het gebied van de ondergrondse infrastructuur. Organisatie: Elsevier congressen. Informatie: (070) 441 57 95.
15 februari, Nieuwegein MilieuCompact jaarcongres met de belangrijkste ontwikkelingen op het gebied van onder andere water, bodem en ruimtelijke ordening. Organisatie: Studiecentrum voor Bedrijf en Overheid. Informatie: (040) 297 49 80.
1maart, Gouda - Als het water weer gaat stromen themadag voor praktijkmensen uit de waterwereld, waarop stilgestaan wordt bij de visie van de gemeente Gouda op het historisch watererfgoed en de maatregelen die het Hoogheemraadschap van Rijnland treft om de waterkwaliteit en -berging te verbeteren door het herstel van cultuurhistorische aspecten in het watersysteem van de stad. Organisatie: Platform Waterpraktijk. Informatie: wdr@waterpraktijk.nl.
9 maart, Bussum - Inspectie waterkeringen vierde bijeenkomst waarop op formele en informele wijze ervaringen, wensen, problemen, oplossingen en resultaten van uitgevoerde onderzoeken op het gebied van inspectie van waterkeringen aan de orde komen, met onder andere aandacht voor het project Grip Op Kwaliteit, DIGIspectie, een verkennende studie naar toepassing van remote sensing in het waterbeheer en een beoordelingssysteem voor schades. Organisatie: STOWA en DWW. Informatie: www.inspectiewaterkeringen.nl.
20-22 maart, Gorinchem Aqua Nederland eerste editie van de vakbeurs Aqua Nederland, met aandacht voor waterbehandeling, -management en -technologie,
transport en opslag, meet- en regeltechniek, onderzoek en advies en nieuwe producten. Organisatie: Aqua Nederland en Evenementenhal Gorinchem. Informatie: (0183) 68 06 80.
9-12 oktober, ‘s-Hertogenbosch - Riolering en stedelijk watermanagement zesde editie van de tweejaarlijkse vakbeurs Riolering, met enkele belangrijke vernieuwingen, zoals speciale aandacht voor stedelijk waterbeheer, een aparte hal voor bedrijven met grote apparaten, (vracht)auto’s en machinewagens en zaaltjes voor themapresentaties. Organisatie: HoLaPress. Informatie: Claire de Natris (040) 208 60 43.
25-29 november, Maastricht - World Water & Renewable Energy eerste editie van een vijfdaags congres waarbij kennis en ervaring op het gebied van duurzaam watergebruik en hergebruik van energie wordt uitgewisseld. Naast het congresgedeelte vindt een beurs plaats. Organisatie: WREC en InterExpo Caribbean NV. Informatie: peter@interexpo.biz.
Buitenland
22-24 januari, Bahrein - Water Middle East vierde editie van deze tweejaarlijkse conferentie annex beurs. Hierbij staan de (drink)waterproblemen in het MiddenOosten én de bijbehorende oplossingen centraal. Organisatie: Nürnberg Global Fairs. Informatie: www.water-middle-east.com.
22-25 januari, Savannah (VS) - Remediation of contaminated sediments vierde internationale conferentie over het reinigen van verontreinigd (rivier)slib, waarbij de nadruk ligt op de technische aspecten van reiniging. Organisatie: Batelle. Informatie: +1 614 424 78 66.
18-23 februari, Kaapstad/ Johannesburg - Watermissie watermissie naar Zuid-Afrika met vooral aandacht voor water- en deltatechnologie. Organisatie: SenterNovem en NWP. Informatie: Lucas Beekman (070) 373 59 32, Bart Jeroen Bierens (070) 373 51 45 of Attie Kuiken (015) 215 18 92.
7-10 maart, Guangzhou (China) - Water China achtste editie van de grootste en belangrijkste beurs op het gebied van water in China, met vooral aandacht voor afvalwater en waterbehandeling in het algemeen. Informatie: MEREBO Messe Marketing +49 40 6087 6926.
agenda 27-31 maart, Orlando (VS) Aquatech USA Amerikaanse editie van de internationale waterbeurs Aquatech. Organisatie: Water Quality Association en Amsterdam RAI. Informatie: www.wqa.org.
drinkwater, afvalwaterbehandeling, drainage, wateranalyse en geïntegreerde watersystemen. Organisatie: PadovaFiereSpa. Informatie: estero@padovafiere.it.
25-28 april, Sofia - Water Sofia 3-5 april, Shanghai (China) Water & Membrane Exhibition vijfde editie van deze internationale beurs op het gebied van water en membranen. Producten op het gebied van afvalwaterbehandelingen, drinkwaterzuivering, membraantechnologie en ontzouting worden hier getoond. Organisatie: China Branch of International Desalination Association, International Foundation for the Protection of Drinking Water, Shanghai Society of Environmental Sciences, Shanghai Environment Protection Industry Association en CPAM Health Drinking Professional Association. Informatie: www.sino-expo.net.
18-21 april, Padova (Italië) - SEP Waste Technologies / Hydrica 22e editie van de internationale vakbeurs die zich richt op onder andere watermanagement, met daarnaast de beurs Hydrica die alle aspecten van water behandelt:
eerste editie van deze nieuwe beurs waarbij de nadruk ligt op waterdistributie en riolering. Organisatie: Wasser Berlin en BulgarReklama. Informatie: www.wasser-berlin.com.
26-29 april, China International Water Supply & Drainage and Water Treatment achtste editie van deze internationale beurs die alle aspecten van de Chinese watersector belicht. China trekt voor de water- en milieusector meer dan 100 miljard euro uit in de komende vijf jaar, waarmee de sector ook interessant is voor buitenlandse bedrijven. Organisatie: Shanghai ZM Exhibiton Service Co. Informatie: www.wsdwtf.com.
en riolering, met een Nederlands-Belgisch paviljoen. Organisatie: ABES en AIDIS. Informatie: Sebas van den Ende +55 21 2537 4338 of www.real-alliance.com.
3-6 september, Brisbane (Australië) - 10th International Riversymposium 10e editie van het internationale rivierensymposium. Informatie: Emily Smigrod +61 7 3034 8230 of emily@riverfestival.com.au.
9-12 oktober, Antwerpen - Wastewater reclamation and reuse for sustainability 6e IWA-congres over duurzaam hergebruik van water. Informatie: Aquafin +32 3 450 49 72 of eev.breugelmans@aquafin.be.
3-6 september, Belo Horizonte (Brazilië) - FITABES 24e editie van de belangrijkste Braziliaanse beurs met parallel lopend congresprogramma op het gebied van (drink)water
advertentie
giro 300100 haarlem
foto roel burgler
geef schoon water
simavi steunt gezonde initiatieven in azië en afrika www.simavi.org H2O / 24 - 2006
45
handel & industrie Diverse orders voor DHV in het buitenland De komende 15 jaar is ingenieursbureau DHV verantwoordelijk voor de levering van drink- en industriewater aan Kaohsiung, de tweede stand van Taiwan. Het gaat daarbij om 300.000 kubieke meter industriewater en 250.000 kubieke meter drinkwater per dag. Onderdeel van het contract is de bedrijfsvoering van de Fong Shan waterzuivering. Vorige maand ondertekende DHV hiertoe het contract met Tong Hsin Water Enterprises. Met het contract is een bedrag van ongeveer 90 miljoen euro gemoeid. DHV is hiermee het eerste Nederlandse advies- en ingenieursbureau dat verantwoordelijk wordt voor de levering van water op deze schaal. Vanaf medio 2007 zal DHV het oppervlaktewater uit de Kaopin en Donggang rivier behandelen en dagelijks het industrie- en drinkwater produceren voor de China Steel Corporation en ruim 500.000 inwoners van Kaohsiung. Op dit moment wordt de installatie uitgebreid met onder meer DHV’s eigen Crystalactortechnologie voor het ontharden van water. Deze technologie werd eerder al in Taiwan toegepast bij de waterzuivering van het Chenchin Meer. Onlangs gunde de Europese Commissie DHV, als leider van een internationaal consortium, een contract voor de uitvoering van het EUDe zuiveringsinstallatie Fong Shan in Kaohsiung
China River Basin Management Programme. Het programma moet het waterbeheer verbeteren in een gebied in centraal-China ter grootte van West-Europa. Het betreft een deel van de stroomgebieden van China’s twee grootste rivieren: de Yangtze en de Gele Rivier. DHV maakt daarbij gebruik van zijn ervaringen in Europa met de invoering van de Kaderrichtlijn Water. Dit project heeft een looptijd van vijf jaar en een contractwaarde van 13,9 miljoen euro. Begin deze maand tekende DHV ook een contract voor de modernisering en bouw van vier afvalwaterzuiveringsinstallaties in en rond de Australische stad Perth. Dit contract vertegenwoordigt een waarde van 1,2 miljoen euro. DHV levert de belangrijkste apparatuur. Op alle vier de locaties past het ingenieursbureau de gepatenteerde Carrousel-technologie toe, een methode waarbij gebruik wordt gemaakt van actief slib en speciaal ontworpen hydraulische tanks. In Servië tenslotte gaat DHV een afvalwaterzuivering renoveren en uitbreiden. De installatie in Subotica wordt uitgebreid met een stikstof- en fosfaatverwijdering. De capaciteit gaat omhoog naar 36.000 kubieke meter. Het afvalwater van ongeveer 100.000 huishoudens moet in 2008 op duurzame wijze gezuiverd worden. Subotica leende negen miljoen euro van de Wereldbank om de uitvoering te financieren. Dit is het tweede zogeheten Design & Build-contract in de westelijke Balkan voor DHV. Twee maanden geleden werd een contract gesloten voor de renovatie van een afvalwaterzuiveringsinstallatie in de hoofdstad van Montenegro.
Toxiciteitsanalyse door SAR’s Kiwa Water Research heeft programmatuur gekocht waarmee verontreinigingen in water snel kunnen worden geanalyseerd op toxische eigenschappen. Het programma, HazardExpert, is gebaseerd op ‘Structure-Activity Relationships’ (SAR’s). Van veel verontreinigingen die in bronnen of zelfs het drinkwater worden aangetroffen, bestaan nauwelijks of geen (openbare) gegevens over hun effect op de gezondheid. Van een derde van de stoffen die zijn aangetroffen in de Rijn, de Maas en het IJsselmeer konden geen toxiciteitsgegevens worden gevonden. Om de waterkwaliteit te kunnen bewaken, zijn dus dringend methoden nodig die de ernst van een verontreiniging kunnen bepalen. SAR’s geven op basis van de chemische structuur van een verontreiniging een voorspelling van de toxiciteit. Het programma HazardExpert geeft op basis van die SAR’s snel een eerste beeld over de schadelijkheid van de aangetroffen stoffen. Dan kan worden bepaald hoe urgent en in welke richting nader onderzoek naar de stof nodig is. Voor meer informatie: Minne Heringa (030) 606 95 39
GTI renoveert sluizen en stuwen GTI Infra BV is begonnen met de renovatie van een aantal sluizen- en stuwencomplexen in Limburg. In het kader van de Maaswerken sleepte het bedrijf afgelopen september deze opdracht van Rijkswaterstaat in de wacht. In project Maaswerken wordt gewerkt aan hoogwaterbescherming, natuurontwikkeling en verbetering van de vaarroute in en rond de Maas. Onderdeel van dit project is de renovatie van stuw- en sluiscomplexen in Grave en Belfeld/Sambeek. Rond Grave moet het waterpeil kunstmatig verhoogd worden om verdroging van de omliggende natuur en landbouw te voorkomen. Bij de stuw worden daarom de schotten hoger geplaatst. Dit wordt dus uitgevoerd door GTI. Het tweede project dat GTI uitvoert voor Rijkswaterstaat, is de renovatie van Belfeld/ Sambeek. Hier moet de elektrotechnische installatie van het stuw- en sluizencomplex worden vernieuwd en een nieuw bedieningsen besturingssysteem worden geïnstalleerd. Beide projecten moeten in september 2007 gereed zijn. Met de opdracht is een bedrag van ongeveer tien miljoen euro gemoeid.
46
H2O / 24 - 2006
Bezoek Bezoeken? Registreer vóór 10 janu ontvang de ari en catalogus gratis!
Fundament voor groei! De enige nationale gww-vakbeurs is opvallend vernieuwd! Nieuwe plattegrond met 6 kernthema’s:
• Infrastructuur (inclusief No-Dig) • Kennis en innovatie • Mainports • Materieel • Stad en Land (inclusief verkeerstechniek) • Water en Beheer Openingstijden Dinsdag Woensdag Donderdag Vrijdag
16 januari: 17 januari: 18 januari: 19 januari:
10.00 10.00 10.00 10.00
tot tot tot tot
18.00 uur 18.00 uur 21.00 uur 16.00 uur
InfraTech 2007 wordt gesteund door: Bouwend Nederland • NSTT • CROW • CURNET • De NieuwBouw • Delta Instituut (GEO-Delft, WL/Delft, TNO) • ONRI • PSI-Bouw • Werkgroep GWW van de Regieraad Bouw • Ahoy’ en InfraTech 2007
www.infratechahoy.nl