H2o 2007 03

Page 1

40ste jaargang / 9 februari 2007

3/

2007

TIJDSCHRIFT VOOR WATERVOORZIENING EN WATERBEHEER

‘RIONED MOET MEER STELLING NEMEN’ INTERVIEW MET LAMBERT VERHEIJEN AFSCHEID VAN HALL ALS HOOGLERAAR NVA/KVWN STUREN FORMATEUR BRIEF


WLN is het centrum voor Waterkwaliteit en Watertechnologie, opgericht in 1976 door Waterleidingmaatschappij Drenthe en Waterbedrijf Groningen. WLN ondersteunt bedrijven primair als het gaat om de borging van de waterkwaliteit. Kennis van het waterproductieproces en een continue aandacht voor procesverbeteringen is een belangrijke taak van WLN. De activiteiten van WLN hebben vooral betrekking op drinkwater, industriewater en afvalwater. De ambities van WLN zijn gericht op verbreding van kennis en het kritisch beoordelen van moderne technologieën en innovatieve oplossingen voor bestaande en nieuwe waterprojecten. De projecten, kennisdiensten en technologieontwikkelingen binnen WLN worden vaak uitgevoerd in samenwerking met de waterbedrijven en kennisinstituten, zoals Kiwa en Wetsus. WLN beschikt over een uitgebreid kennisnetwerk en geeft opleidingen voor de toepassing van kennis.

Door de toenemende vraag zijn wij voor het werkveld Watertechnologie op zoek naar een

Ervaren watertechnoloog met projectmanagementervaring Functie • Managen en uitvoeren van projecten op diverse terreinen binnen de waterketen. • Opstellen van projectplannen inclusief begroting, planning en organisatie. • Organiseren, begeleiden en evalueren van pilotonderzoek. • Beoordelen waterkwaliteit en de performance van de waterbehandelingen. • Adviseren ten behoeve van optimalisatie van de waterbehandeling. • Verzorgen van projectrapportages. Profiel U bent een creatieve, initiatiefrijke en energieke persoonlijkheid met een academisch werk- en denkniveau. U heeft een studie chemische technologie/watertechnologie afgerond en een brede kennis van en ervaring met moderne waterzuiveringstechnieken (in het bijzonder filtratieprocessen, membraanfiltratie, membraanbioreactoren). Kennis van ontwerp en engineering is een pré. U heeft een flexibele instelling, uitstekende communicatieve vaardigheden (Nederlands, Engels en bij voorkeur Duits), een open en directe werkstijl en beschikt daarnaast over een brede kennis van en kijk op alle aspecten van de waterketen. U heeft ruime ervaring (>5 jaar) met het managen van projecten (toegepast onderzoek), inclusief organisatie, begroting en planning. Wij bieden Een aantrekkelijke en inhoudelijk uitdagende functie in een gemotiveerd team van zes specialisten bij een groeiend bedrijf dat zich positioneert tussen technologieontwikkeling en het toepassen daarvan in praktijkinstallaties en nieuwe projecten. Een assessment kan deel uitmaken van de selectieprocedure. De arbeidsvoorwaarden zijn geregeld in de CAO van de Werkgeversvereniging Waterleidingbedrijven (WWB). Het salarisniveau is in overeenstemming met de zwaarte van de functie.

Informatie en sollicitatie Voor meer informatie kan contact worden opgenomen met Ir. Hilde Prummel, Manager Watertechnologie. Telefoon: 050 - 40 22 121; e-mail: hprummel@wln.nl Schriftelijke sollicitaties met CV kunt u tot 9 maart 2006 richten aan: WLN, t.a.v. afd. P&O, Postbus 26, 9470 AA Zuidlaren of per e-mail aan persooneelszaken@wln.nl

Kenners en adviseurs van het zuiverste water

Rijksstraatweg 85 9756 AD Glimmen Telefoon ++31(0)50 402 21 21 Telefax ++31(0)50 409 42 74 e-mail: info@wln.nl www.wln.nl


Zelfreflectie

O

nderzoeken zijn schering en inslag in de waterwereld. Technische onderzoeken, maar ook onderzoeken naar efficiënter functioneren, kostenbesparing, samenwerkingen en fusies. Als instellingen onderzoeken naar hun eigen functioneren doen, zijn de uitkomsten vaak positief. Of je hoort er niets mee over. Zoniet bij RIONED. Uit hun onderzoek naar het eigen functioneren bleek heel duidelijk een ‘ja, maar...’. Deskundigheid en kennis zijn meer dan voldoende aanwezig. Maar de stichting mag meer gezag uitdragen, de producten beter toegankelijk maken en een duidelijkere visie opstellen, volgens de participanten. Het vereist moed dit soort uitkomsten in het openbaar, voor 800

aanwezige rioleurs, naar buiten te brengen. Ook bleek op het podium, in aanwezigheid van diezelfde 800 rioleurs, dat het bestuur van RIONED (nog) niet precies weet hoe deze handschoen op te pakken. Daar zal intern nog wel discussie over gevoerd worden. En discussie is goed. Dat kan het functioneren alleen maar ten goede komen. Een dergelijke openheid is bijzonder in de waterwereld. Misschien een gunstig voorteken voor de transparantie in de watersector waar iedereen zo de mond van vol heeft? Michiel van Zaane

H2O tijdschrift voor watervoorziening en waterbeheer verschijnt ééns per 14 dagen Officieel orgaan van Stichting tot uitgave van het tijdschrift H2O en haar participanten: - Vereniging van Waterbedrijven in Nederland - Koninklijke Vereniging voor Waterleidingbelangen in Nederland - Nederlandse Vereniging voor Waterbeheer - Kiwa Water Holding BV

inhoud nº 3 / 2007 4

/ ’RIONED zeer deskundig, maar meer stellingname nodig’

8 / Interview met Lambert Verheijen Maarten Gast

Uitgever Rinus Vissers Redactie Peter Bielars (hoofdredacteur) Michiel van Zaane Marjon Hoogesteger Redactiesecretariaat Dora Pompe Redactieadres en uitgeverij Postbus 122, 3100 AC Schiedam telefoon (010) 427 41 65 telefax (010) 473 26 40 e-mail h2o@nijgh.nl Bezoekadres: ’s-Gravelandseweg 565 3119 XT Schiedam Redactiecommissie Harry Tolkamp (voorzitter/NVA) André Struker (KVWN) Frits Vos (VEWIN) Gerda Sulmann (Kiwa Water Research) Advertentieverkoop Roelien Voshol (010) 427 41 54 Brigitte Laban (010) 427 41 52 Mediaorder Carola Sjoukes (010) 427 41 41 Suzanne Klüver (010) 427 41 40 telefax (010) 473 20 00 Abonnementenservice Pauline Roos Tini van Schijndel telefoon (010) 427 41 08 telefax (010) 426 27 95 Abonnementsprijs € 95,- per jaar excl. 6% BTW € 126,- per jaar voor buitenland € 8,- losse exemplaren excl. 6% BTW Abonnementen gelden voor één jaar en worden – zonder tegenbericht – automatisch verlengd. Opzeggingen dienen schriftelijk uiterlijk 6 weken voor het aflopen van de abonnementsperiode te geschieden aan bovenstaand postadres.

10 / New Orleans: toen de dijken bezweken W. Kanning, M. Kok en J. Vrijling

12 / Afscheid Alfred van Hall als hoogleraar Waterstaats- Waterschapsrecht

9

Maarten Gast

14 / Evaluatie Meststoffenwet voor een betere kwaliteit van het oppervlaktewater? G. van den Eertwegh en M. Mul

22 / NVA en KVWN: Open brief aan formateur Wijffels

25 / Kwantificering verdroging

11

Jaco van der Gaast, Harry Massop en Henk Vroon

29 / Naar een verstoppingsvrij puttenveld Tull en ‘t Waal (3): putverstopping en schakelen Kees van Beek, Rob Breedveld, Marc Balemans en Gertjan Doedens

32 / Naar een verstoppingsvrij puttenveld Tull en ‘t Waal (4): deeltjesbalans en gedrag van deeltjes in onttrokken grondwater Kees van Beek, Rob Breedveld, Marc Balemans en Gertjan Doedens

36 / Agenda 38 / Handel & Industrie

12

Druk en lay-out Den Haag mediagroep b.v., Rijswijk Copyright Nijgh Periodieken B.V., 2007 Het auteursrecht op de inhoud van dit tijdschrift wordt uitdrukkelijk voorbehouden. Overname van artikelen alleen na schriftelijke toestemming van de uitgever. www.vakbladh2o.nl

Bij de omslagfoto: Door hevige regenval en minimale spuimogelijkheden op de Groningse boezemwateren trad de benedenloop van de Drentsche Aa in januari buiten haar oevers (foto: Herman Wanningen).


WATER OP STRAAT IN DE TOEKOMST ONVERMIJDELIJK

‘RIONED zeer deskundig, wel meer stellingname nodig’ Stichting RIONED is zeer deskundig, maar mag meer stelling nemen en (proberen) meer invloed in politiek Den Haag uit te oefenen. Ook mogen de producten, die inhoudelijk van hoog niveau zijn, toegankelijker worden. Dat blijkt uit een participantenonderzoek dat RIONED heeft laten houden en waarvan de resultaten op de RIONED-dag werden gepresenteerd. Het Utrechtse Beatrix-theater was de eerste dag van februari weer beter gevuld dan vorig jaar. Ruim 800 deelnemers kwamen op de bijeenkomst af, waar niet alleen Stichting RIONED zelf, maar ook de klimaatverandering en de gevolgen daarvan voor de riolering aan de orde kwamen. Nieuw dit jaar waren excursies naar bijzondere rioleringsprojecten in Utrecht. Tenslotte werd de nieuwe publiekswebsite www.riool.info gepresenteerd, die burgers moet voorlichten en betrekken bij de riolering bij hen in de buurt.

A

an de vooravond van het nieuwe IPCC-rapport over klimaatverandering ging Janette Bessembinder van het KNMI nog eens in op de vorig jaar door het KNMI ontwikkelde klimaatscenario’s. Omdat rioleurs vooral belang stellen in de hoeveelheid neerslag die er in de toekomst zal vallen, en nog specifieker: hoe piekbuien eruit zullen zien en hoe vaak deze zullen vallen, ging zij na een algemene uitleg in op de eventuele veranderingen in de neerslag. De scenario’s hebben een aantal kenmerken gemeen: de gemiddelde temperatuur stijgt, winters worden gemiddeld warmer, de zomer kent extremere hevige buien, de zeespiegel stijgt en de veranderingen in het windklimaat zijn klein. De gemiddelde hoeveelheid neerslag in de zomer kan stijgen, maar ook dalen. Opvallend daarbij is dat de zomerse piekbuien in alle scenario’s heviger worden. De variatie in de neerslag tussen de jaren zoals we die nu ook al kennen blijven bestaan. De kans op wateroverlast, zowel in de zomer als in de winter, neemt toe. Bessembinder gaf toe dat er nog de nodige onzekerheden in de scenario’s zitten. Omdat alle factoren elkaar beïnvloeden neemt de onzekerheid over langere perioden toe. Janette Bessembinder

4

H2O / 3 - 2007

Uiteindelijk zijn de scenario’s alleen maar een hulpmiddel om beleid te ontwikkelen. Het KNMI levert de gegevens, beslissing over rioolaanpassingen ligt elders. Daarna werd de nieuwe publiekssite www. riool.info onthuld. Deze website is speciaal ontwikkeld om de burger te laten zien wat zich onder grond afspeelt als ze het toilet doorspoelen. Maar ook komt aan bod wie verantwoordelijk is voor wat, waar ze met vragen en klachten terechtkunnen en waar hun geld heengaat. Ook wordt duidelijk gemaakt wat ze wel en niet door het toilet mogen spoelen. Nieuw dit jaar was een tweetal excursies die werden gehouden voor diegenen die niet naar de parallelsessies wilden gaan. Twee totaal verschillende delen van Utrecht werden bezocht. De nieuwbouwwijk Leidsche Rijn, waar wadi’s en vloeivelden werden bezocht, en de wijk Oog in Al, waar tussen de bestaande woningen afkoppelprojecten worden uitgevoerd. Diegenen die in de Jaarbeurs bleven konden kiezen uit twee parallelsessies. De ene

behandelde de gemeentelijke watertaken. Het nieuwe beleid op grond van de KRW en het Nationaal Bestuursakkoord Water wordt steeds concreter. Bovendien krijgen de gemeenten nieuwe (zorg)plichten voor grond- en hemelwater. Jaap Verhulst van het ministerie van Verkeer en Waterstaat en Willem van Douwen van de gemeente Alkmaar schetsten een beeld van de gevolgen van de Decembernota 2006 voor gemeenten, en hoe daar handen en voeten aan te geven. In de tweede sessie werd water op straat en wateroverlast aan de orde gesteld. Frank van Swol van de gemeente Eindhoven gaf een heel concreet voorbeeld van water op straat: het Stationsplein. Op Koninginnedag 2004 stond het plein langdurig onder water. Ook de verkeerstunnels onder het spoor door liepen onder. Volgens Van Swol valt dit zeker te scharen onder de noemer ‘wateroverlast’. Maar de vraag of een dergelijke situatie ook ‘overmacht’ genoemd mag worden is moeilijker te beantwoorden. Het beschikbare instrumentarium is niet toereikend om dergelijke situaties te berekenen. Dat maakt het ook onmogelijk de doelmatigheid van

De nieuwe publiekssite kon ter plaatse worden bekeken


verslag

Afkoppelproject in woonwijk Oog in Al

maatregelen te voorspellen. Een andere discrepantie is die tussen een model dat zegt dat een rioolsysteem voldoet en bewoners die toch klagen over wateroverlast. We hanteren nu een toetsingsmethode dat een rioolsysteem voldoet en kunnen dat lastig uitleggen aan bewoners die toch te maken hebben met wateroverlast. Een ander probleem van veel moderne (winkel)straten is dat water bergen op straat niet meer mogelijk is. Door het ontbreken van stoepen kan het water zo de winkel of woning inlopen. Dit is een ontwerpprobleem. Datzelfde geldt voor het aanleggen van kelders en souterrains: door hun lage ligging zijn deze kwetsbaar voor water. Omdat bij het bouwen geen verplichtingen meer bestaan om drempels en andere waterwerende voorzieningen aan te leggen zal deze situatie niet snel verbeteren. Voor de toekomst verwacht van Swol nog meer problemen: in de inrichting van de openbare ruimte zouden wel eens alle drempels en andere verhogingen kunnen verdwijnen onder invloed van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning. Voor de toekomst moeten modellen verder worden ontwikkeld, er moet (meer) gemeten worden en er moeten maatregelen genomen worden. Zowel in bestaande bouw als in nieuwbouw, onder en boven de grond en zowel door overheden als door particulieren. Verder moeten de rioleurs de ‘strijd’ met de ruimtelijke ordenaars harder inzetten om wateroverlast te voorkomen. Tenslotte stelde Van Swol dat de stedelijke wateropgave te vroeg komt. Edward Melger van WL|Delft Hydraulics ging verder in op het ontwikkelen van modellen. In de huidige modellen valt water op straat buiten het bereik. Het gedrag van de berging en stroming van water op straat worden niet gemodelleerd. De huidige toetsing van bui 8 met een herhalingstijd van T=2 jaar voldoet niet meer. Voor de stedelijke wateropgave is een extra stap nodig. Dus zowel de toetsing als de modellering moet worden aangepast

zodat de effecten van piekbuien op zowel de riolering als de bovengrondse infrastructuur worden meegenomen. Om die bovengrondse infrastructuur mee te nemen zijn wel heel veel gegevens nodig. Dat stelt zware eisen aan de modellen, maar ook aan de rekencapaciteit. Als lopende ontwikkelingen signaleerde hij de koppeling van GIS aan rioolmodellen en het ontstaan van 1-dimensionale modellen die bijvoorbeeld waterstraten modelleren tussen rioolputten. Weer een stap verder zijn 2-dimensionale modellen, waarbij een koppeling met de bovengrondse infrastructuur wordt gemaakt. Maar uiteindelijk, volgens Melger, is het niet alleen een kwestie van modellen. Ook het met gezond verstand kijken naar de bovengrond kan al veel problemen voorkomen. De laatste spreker in deze sessie was Harry van Luijtelaar van Stichting RIONED. De klimaatontwikkeling is allemaal goed en aardig, maar het gaat om de gevolgen. Die zijn (nog) onzeker, met name als het gaat om de piekbuien. Wel geeft hij aan dat water op straat onvermijdelijk is. Dat kan voor (ernstige) hinder zorgen. Daar zullen we mee moeten leren leven. De vraag is waar hinder ophoudt en overlast begint. Dat is bijvoorbeeld het geval als er water in gebouwen stroomt, als er afvalwater op straat komt te staan (gezondheid), als belangrijke verkeersaders geblokkeerd worden of als het verkeer langdurig gehinderd wordt. Om wateroverlast in de toekomst te voorkomen moet duidelijk worden waar de knelpunten liggen. Een moeilijke zaak, want de huidige modellen zijn (nog) niet gemaakt om de effecten van piekbuien te voorspellen. De stedelijke wateropgave vraagt daarom meer tijd dan de beleidsmakers denken. Als dan al duidelijk is waar overlast kan optreden moet de afweging gemaakt worden hoe erg dat is. Is het onaanvaardbaar en een gevaar? Of is het niet zo heel erg als daar wateroverlast optreedt? Daardoor ontstaat een risico-analyse, die van belang

kan zijn om grote investeringen te rechtvaardigen. Om toch zoveel mogelijk in te spelen op de toekomst pleit Van Luijtelaar ervoor om nu optredende overlast zorgvuldig te registreren. Ook moeten we leren omgaan met onzekerheden. Daar waar we niet precies kunnen berekenen wat de effecten zijn van maatregelen is het raadzaam om marge in te bouwen: over te dimensioneren. Nieuwe systemen kunnen we robuuster inrichten en dimensioneren op zwaardere buien. Doordat het huidige instrumentarium om wateroverlast in bebouwde omgeving te voorspellen beperkt is, is het op korte termijn doelmatig invullen van de stedelijke wateropgave niet goed te onderbouwen. Het visualiseren van wateroverlast in de bebouwde omgeving is een belangrijk middel om aandacht van het bestuur en burgers te krijgen, zodat alle partijen kunnen zien waar hun verantwoordelijkheden liggen. Tenslotte moeten de aangelegde voorzieningen goed beheerd worden. Ze moeten wel kunnen doen waar ze voor gemaakt zijn. Over het functioneren van het rioolstelsel is steeds meer bekend, maar Stichting RIONED vond het nu ook tijd te (laten) onderzoeken hoe zij zelf functioneert. Om daarachter te komen heeft Ithaka Marktanalisten een onderzoek uitgevoerd onder de participanten van RIONED. Rob Does van Ithaka gaf aan dat de stichting, volgens de respondenten, als zeer deskundig wordt gezien. De producten, zoals de Leidraad Riolering en de website, zijn inhoudelijk prima. Het imago is goed: deskundig, professioneel, betrouwbaar en actueel. Toch werd hier en daar de opmerking gemaakt dat de diepgang beperkt is en er sprake is van een zekere vrijblijvendheid. Verder is RIONED een herkenbare stem binnen riolerend Nederland, en dan vooral bij de gemeenten. Dat is tegelijkertijd een zwak punt: volgens sommigen is RIONED wel erg gericht op gemeenten. Ook zijn de producten niet altijd even toegankelijk en abstract. Wat als

H2O / 3 - 2007

5


V.l.n.r. Tijme Bouwers, Rob Does, Maria Henneman, Paul van Erkelens, Cor Bredenhoff, Paul Bakker en Hugo Gastkemper

een gemis wordt gezien is dat RIONED niet heel erg gezaghebbend is. De stichting zou meer naar buiten moeten treden en scherper stelling nemen, met name naar politiek Den Haag toe. Ook werd gepleit voor een langetermijnvisie. De deskundigheid is aanwezig om zo’n visie te kunnen ontwikkelen. Na de presentatie van deze resultaten was het woord aan leden van het bestuur van RIONED. Voorzitter Tijme Brouwers was blij met de resultaten, maar gaf aan dat het bestuur onderkent dat bijvoorbeeld de toegankelijkheid beter kan. Daar wordt volgens hem ook aan gewerkt. Een scherpere stellingname is volgens hem niet aan te raden. Hij voorziet dat dat tot problemen binnen de achterban kan leiden. Hierin Mark van Loosdrecht

gaven de andere bestuursleden en RIONEDdirecteur hem echter geen gelijk. Zij stelden dat enige herrie in de tent geen kwaad kan, mits het ‘gerichte herrie’ is. Rioleurs moeten zich volgens Paul van Erkelens, bestuurslid van RIONED, ook met de ruimtelijke ordening bezighouden en met de vuist op tafel slaan. Hugo Gastkemper tenslotte stelde dat RIONED stelling moet innemen over de klimaatverandering en (hemel)wateroverlast en in contact moet komen met alle betrokken partijen. Intern moet de stichting verder kijken dan de buizen, maar zich afvragen waar riolering nu eigenlijk voor dient en dit in de maatschappelijke context plaatsen.

Het oorspronkelijke doel van riolering was verbetering van de volksgezondheid, zo hielp Mark van Loosdrecht (TU Delft) de aanwezigen herinneren. Hij ging in op alternatieve vormen van sanitatie. Riolering hoeft helemaal niet afgeschaft te worden, maar door urine separaat in te zamelen kan op de rwzi veel winst worden behaald. Dat zou al enorm schelen in de hoeveelheid nutriënten die de zuivering moet verwerken. Bovendien worden dan (toekomstige) problemen met de moeizame verwijdering van medicijnresten en hormoonverstorende stoffen voorkomen. De vraag is wel wat er dan met de urine moet gebeuren: wordt dat ter plekke gezuiverd of alsnog naar een centrale zuivering gedistribueerd? Als die distributie met bijvoorbeeld vrachtwagens plaatsvindt zijn alle milieu- en energievoordelen meteen weer verdwenen. Toch lijkt het een veelbelovend concept waar op diverse plaatsen mee wordt geëxperimenteerd. Technisch is deze scheiding geen probleem, maar de distributievraag moet nog worden uitgewerkt. Ook is het een kwestie van mentaliteit daadwerkelijk mee te werken aan de scheiding. Foto’s: Michelle Muus

6

H2O / 3 - 2007


Actualiteit

Noord-Holland houdt rekening met klimaatverandering De provincie Noord-Holland gaat bij het versterken van de Hondsbossche en Pettemer Zeewering, één van de acht zwakke schakels in de Nederlandse kust, rekening houden met de meest extreme voorspelde klimaatverandering en zeespiegelstijging. Dat hebben de Gedeputeerde Staten van de provincie eind januari besloten. De plannen worden in 2009 of 2010 uitgevoerd.

O

m de Hondsbossche en Pettemer Zeewering voor de komende 50 jaar veilig te maken, zijn verschillende kustversterkende maatregelen mogelijk, denkt de provincie. Deze zijn: het aanbrengen van een grote hoeveelheid zand, versterking van het binnentalud van de dijk, verhoging van de kruin van de dijk en maatregelen die de golven aan het buitentalud van de dijk afremmen. Bij de verdere uitwerking en keuze van de maatregelen staan veiligheid en verhoging van de kwaliteit van de openbare ruimte voorop.

zou deze dijk vijf meter verhoogd moeten worden. Dit houdt tevens een verbreding in van 40 à 50 meter. “Dat wil niemand. Daarom gaan we met zand werken en gaan we nog verder op zoek naar andere oplossingen.” Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier gaat in nauwe samenwerking met de provincie Noord-Holland onderzoeken wat de effecten en de kosten zijn van de diverse mogelijkheden. Bij de uitwerking van

de maatregelen worden belanghebbenden zoals bewoners, ondernemers en natuurorganisaties betrokken. De onderzoeksperiode zal waarschijnlijk een half jaar in beslag nemen. Naast effecten voor milieu en natuur, worden ook de effecten voor landbouw en economie onderzocht.

Mogelijke combinaties van versterkingsmaatregelen van de Hondsbossche en Pettemer Zeewering

Het besluit van Gedeputeerde Staten op 30 janauri jl. is een herziening van een eerder genomen provinciaal besluit. Uit nieuw hydraulisch onderzoek in 2006 bleek, dat de eerder gekozen voorkeursoplossing van een overslagbestendige dijk niet meer afdoende is om de veiligheid achter de zeewering de komende 50 jaar te waarborgen. De Noordzeegolven ter hoogte van de zeewering blijken namelijk nog eens 10 tot 50 procent hoger te komen dan de in 2003 bijgestelde golfhoogte. Deze ontdekking was een flinke slag voor de provincie. “Twee maanden na het vorige besluit bleek dat de berekeningen moesten worden bijgesteld”, aldus gedeputeerde Patrick Poelmann. “De berekeningen voor de andere zeven zwakke schakels waren wel correct. De combinatie van de diepliggende zeebodem bij de Hondsbossche en Pettemer Zeewering en de hoogte van de golven daar, zorgden in het nieuwe onderzoek voor een andere uitkomst. Zo’n uitkomst is bijna onbegrijpelijk. Maar we moesten de werkelijkheid onder ogen zien en hard aan het werk gaan om het probleem op te lossen.” Het plan voor de overslagdijk is niet helemaal van tafel geveegd. Verhoging van deze dijk is echter geen optie. Om te kunnen voldoen aan de veiligheidsnorm

Kustversterking Noordwijk stap dichterbij De aanleg van een dijk in de Noordwijkse duinen, één van de zwakke schakels langs de Noordzeekust, is een stap dichterbij gekomen. De Verenigde Vergadering van het Hoogheemraadschap van Rijnland heeft het definitieve kustversterkingsplan vastgesteld.

E

r is gekozen voor het plan ‘Dijk in duin’, een zeewaartse duinverbreding van 50 meter. De kruin van de dijk is ongeveer vijf meter breed. De dijk is niet zichtbaar als deze eenmaal is aangelegd, maar zorgt er wel voor dat de kans op overstroming vanuit zee sterk afneemt. Ook ligt de boulevard dan binnendijks,

waardoor de huidige bouwbeperkingen deels opgeheven kunnen worden. Het definitieve kustversterkingsplan wordt deze of volgende maand behandelt door Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland. Na de goedkeuring volgt een inspraakronde van zes weken. Als geen zwaarwegende bezwaren worden ingediend kan in september met de werkzaamheden

worden begonnen. Voor het hele gebied tussen Hoek van Holland en het Haagse Westduinpark is 20 miljoen kubieke meter zand nodig. De kustversterking van Scheveningen wordt in april door het hoogheemraadschap behandelt. Naar verwachting wordt daar volgend jaar begonnen met de werkzaamheden.

H2O / 3 - 2007

7


INTERVIEW MET LAMBERT VERHEIJEN, DIJKGRAAF WATERSCHAP AA EN MAAS:

“Opheffen van de waterschappen ondoordacht voorstel” November jl. lichtte Jan Boelhouwer, toenmalig woordvoerder Water van de PvdA in de Tweede Kamer, in dit blad de gedachte van zijn partij toe de waterschappen als bestuurlijke organisatie op te heffen (H2O nr. 22, 2006). Jan Boelhouwer was gedeputeerde in Brabant voordat hij Tweede Kamerlid werd. Een andere voormalig PvdA-gedeputeerde uit deze provincie is Lambert Verheijen, thans dijkgraaf van Waterschap Aa en Maas, dat per 1 mei 2005 gevormd werd door samenvoeging van de voormalige waterschappen De Aa en De Maaskant. Deelt Lambert Verheijen het standpunt van zijn vroegere collega ten aanzien van de waterschappen, ondersteunt hij de visie die zijn partij hierover in het verkiezingsprogramma heeft neergelegd? Verslag van een gesprek met hem over deze vragen en over zijn werkzaamheden als dijkgraaf, in het kantoor van Aa en Maas in ‘s-Hertogenbosch, gelegen aan de A2 met uitzicht op het Provinciehuis.

Waar kwam dit voorstel vandaan? “Het is een uitvloeisel van de discussie over het rapport van de interdepartementale onderzoekscommissie, die moest adviseren over de financiering van het waterbeheer in de toekomst. Het kabinet is toen gekomen met het voorstel om het waterschapsbestel aan te passen, een lijstensysteem voor de bestuursverkiezingen in te voeren, de bestuurssamenstelling te veranderen, etc. Dat voorstel ging de PvdA niet ver genoeg. Boelhouwer is toen met zijn voorstel gekomen. Ik heb me daar tegen verzet, vooral omdat het gepresenteerd werd als een bezuinigingsvoorstel, terwijl we juist zitten met te weinig financiële ruimte voor het waterbeheer. Maar ik kreeg de meerderheid van het congres niet mee. Wel staat het thema ‘water’ binnen de partij nu veel hoger op de agenda.”

Een belangrijk argument was de ‘bestuurlijke drukte’. “Dat is echt een onbegrijpelijk argument. Die drukte bestaat niet in het noorden, het oosten en het zuiden van het land, dat is alleen een Randstadprobleem. Daarover is recent, door een werkgroep onder leiding van Wim Kok, een rapport uitgebracht. Om de bestuurlijke drukte die daar bestaat aan te pakken, moet de provinciestructuur gewijzigd worden en moeten er in plaats van vier provincies, twee of zelfs één komen. De bijdrage van de waterschappen aan die bestuurlijke drukte is minimaal. Die is er met de haren bijgesleept. Bovendien is er helemaal niet nagedacht over het voorstel om de waterschapstaken bij de provincie onder te brengen. Bij de provincie NoordBrabant werken 1.400 mensen, bij de Brabantse waterschappen tezamen 1.500. Wie neemt dan wie over? Het karakter en het profiel van het provinciaal bestuur zouden fundamenteel veranderen. Het evenwicht tussen de portefeuilles binnen GS zou weg

8

H2O / 3 - 2007

zijn. Naast de beleidsbepalende taken zou er ineens weer een grote uitvoerende verantwoordelijkheid bijkomen. Daar is echt niet goed over nagedacht.”

Wordt het een punt bij de kabinetsformatie? “Neen, dat wordt het niet. We hebben nu een waternetwerk binnen de PvdA gevormd. Daaraan nemen o.a. de drie dijkgraven met PvdA-signatuur deel. Dat zijn naast mijzelf Henk van Brink van Rijn en IJssel en Hans Oosters van Schieland en Krimpenerwaard. Nu de Waterschapswet zowel door de Tweede als de Eerste Kamer, met steun van de PvdA, is aangenomen, krijgen we eerst in 2008 de verkiezingen volgens het nieuwe regime. Daarvoor moeten er lijsten komen, wellicht ook van de PvdA. Verder moeten we volop aan de slag met de echte uitdagingen waar we voor staan, de invulling van WB21 en de KRW. Een structuursdiscussie staat dat soort belangrijke opdrachten in de weg. Daar kun je op lange termijn eventueel nog eens over gaan discussiëren. Maar niet nu.”

Bent u zelf een waterman? “Inmiddels wel, maar ik heb geen technische achtergrond. Van oorsprong ben ik socioloog, in 1982 afgestudeerd aan de Universiteit Tilburg. Mijn eerste banen waren in het onderwijs, docent aan diverse HBOopleidingen. De laatste was de HTS-bedrijfskunde in Eindhoven. Vanaf 1991 heb ik als consulent in de P&O-sfeer gewerkt. Ik ben altijd politiek actief geweest. In 1987 kwam ik voor de PvdA in de Provinciale Staten van Noord-Brabant. In 1992 werd ik voor het eerst gedeputeerde. Bij twee verkiezingen ben ik lijsttrekker geweest. In totaal ben ik twaalf jaar gedeputeerde geweest, steeds belast met de portefeuilles milieu, water, ontgrondingen, natuur en landschap. Bij de provincie werken in die sfeer zo’n 450 mensen, een derde van het gehele apparaat.

Curriculum vitae 1954: geboren in Eindhoven 1975 - 1982: studie Theoretische Sociologie en Sociale Geschiedenis, KUB Tilburg 1980 - 1984: docent KSA Markendaal, Breda 1982 - 1984: docent Instituut voor Toerisme en Recreatie, Breda 1984 - 1991: docent HTS-Bedrijfskunde, Eindhoven 1991 - 1992: organisatie-adviseur, Bouman & Cie, Den Bosch 1987 - 1992: lid Provinciale Staten NoordBrabant voor de PvdA 1992 - 2004: gedeputeerde voor milieu, water, ontgrondingen, natuur en landschap 2005 - heden: dijkgraaf Waterschap Aa en Maas

Die sector is zo groot omdat de provincie zelf uitvoerende taken heeft op het gebied van vergunningverlening en handhaving.” “Toen de vorming van het nieuwe waterschap Aa en Maas, eind 2004, werd afgerond, ben ik benaderd voor de functie van dijkgraaf, als opvolger van Ad Segers, die watergraaf van De Aa en De Dommel was en Lambert van den Berg, de laatste dijkgraaf van De Maaskant.”

Voor welke uitdagingen staat u als dijkgraaf? “Om te beginnen is daar de problematiek van de wateroverlast. Wij beheren 105 kilometer dijk langs de Maas. Ons probleem is niet dat het Maaswater over die dijk heen komt, maar dat de Aa en de Dommel bij hoog water hun water niet meer op de Maas kwijt kunnen. Dan lopen grote gebieden onder water, in 1995 ook een deel van de A2 hier bij Den Bosch.” “Om het peil van de Maas ter hoogte van de uitstroom van De Dommel te verlagen, is eeuwenlang de Beerse Overlaat in gebruik geweest Het Maaswater liep dan achter Oss en Den Bosch langs, richting Heusden. Die overlaat is in de vorige eeuw gesloten, maar een rijksstudie naar de noodoverloopgebieden kijkt of het toch niet verstandig is die weer te openen. Verder investeren wij in vijf bergingslocaties vóór Den Bosch. Op het ogenblik wordt 280 hectare bergingsgebied ingericht.” “We zijn nog op zoek naar een berging voor 4,5 miljoen kubieke meter water bij Den Bosch. Een mogelijk alternatief is een grote dijk ten oosten van Den Bosch als bescherming tegen mogelijke overstromingen bij hogere Maasafvoeren in de toekomst. Ons alternatief is de bestaande dijk gedeeltelijk te versterken, gedeeltelijk ruimte voor het water te maken en het knelpunt bij Ravenstein aan te pakken. Daar stuwt de spoorbrug nu het water op. Ruimte creëren we bijvoorbeeld bij het schiereiland Keent, ten noorden van Grave. De Maas is daar in het verleden rechtgetrokken, maar de oude Maasarm kan weer natuurgebied met bergingsmogelijkheid worden met in het midden een eiland, waar de mensen wonen en hun bedrijven hebben, ontsloten door een brug.”


interview U hebt ook verdrogingsproblemen? “Het midden van ons gebied ligt hoog. Het water stroomt er aan weerszijden af. Bovenop dat massief liggen de Peelvenen. Die worden weer als hoogveengebied in ere hersteld. Omdat het veen als een spons het water opzuigt en in een dorp als Helenaveen de afstand tussen veen en woningen soms maar vijf meter is, moeten we daar de bebouwing beschermen tegen het water. Dat gebeurt met damwanden. In ons gebied hebben we zes natuurparels aangewezen, die we zoveel mogelijk beschermen en in ere herstellen, zoals het landgoed Stippelberg bij Gemert, het Vlijmens Ven en De Vilt, een oude meander bij Boxmeer. Vanuit het hoogveen voert zo’n 2.000 kilometer waterloop het water af, deels natuurlijke stroompjes, deels gegraven, vanaf de 19e eeuw kaarsrecht gemaakt.” “We willen 400 kilometer hiervan weer een natuurlijk karakter geven en ook inrichten als verbinding tussen natuurgebieden. Dat betekent dat we ze weer laten meanderen, dat we de oevers afvlakken en dat we aan weerszijden een strook van minimaal vijf meter, maximaal 25 à 50 meter inrichten als ecologische verbindingszone. Binnenkort zijn de eerste 100 kilometer gereed.”

Werkt de landbouw daaraan mee? “Ja, voor de landbouw biedt het de mogelijkheid de kavelstructuur te verbeteren. Als waterschap kopen we ook gronden aan om te kunnen ruilen met de agrariërs om de verbindingszone in eigendom te verwerven. Gemeenten kunnen daar ook aan bijdragen. Als zij een deel van de verbindingszone inbrengen, kunnen ze daarvoor subsidie van de provincie krijgen. We werken met een grondbank, overigens alleen voor de percelen. Boerderijen kopen wij nog niet aan.”

Hoe kijkt u aan tegen waterketenbedrijven? “De gedachte over de vorming van een nieuwe structuur, één bedrijf, leeft hier helemaal niet. Vergaande samenwerking in het kader van optimalisatiestudies van het afvalwatersysteem wél. Als waterschap zitten we in de fase waarin de rwzi’s, die in de jaren 70 gebouwd zijn, gerenoveerd en gemoderniseerd moeten worden. Ze gaan voldoen aan de huidige eisen voor N- en P-verwijdering. De KRW vraagt ook aandacht voor de restvervuiling van het effluent. Bij de rwzi Land van Cuijk gaan we een pilot doen voor de toepassing van zandfiltratie als vierde trap. Per zuivering hebben we de afgelopen jaren zo’n 25 à 30 miljoen euro geïnvesteerd. Met de gemeenten maken we optimalisatiestudies over de afstemming van riolering en zuivering, maar ook over het al dan niet toepassen van milieuvreemde stoffen bij het beheer van de openbare ruimte en de morfologie van de watergangen. Afkoppelen van regenwater verbetert de werking van de zuiveringsinstallatie, komt het grondwater ten goede, maar kan in een bestaande situatie alleen als je daar langjarige programma’s voor ontwikkelt en samen beleid voor maakt. Want bij hoosbuien moet het water wel goed afgevoerd worden.” “Het beheer van de riolering willen de gemeenten hier niet kwijt, de grotere zeker niet, maar de kleinere ook niet. Wel maken we samen met de gemeenten waterplannen. Daarin komt het gehele watersysteem binnen een gemeente aan de orde. Waterberging, verdrogingsbestrijding, recreatie, eventueel vaarwegbeheer. In 20 van de 26 gemeenten in ons

gebied zijn die plannen gereed. Dat geeft een prima afstemming over en weer.” “We hebben vier districtskantoren en daar blijven we mee werken, als loketfunctie voor de regio. Per kantoor werken daar zo’n 20 mensen aan de voorbereiding van projecten, contacten met de gemeenten op de werkvloer en uitvoering van onderhoud. Op de rwzi’s werken in totaal 70 man en op het hoofdkantoor hier 250.”

Verwacht u nog veranderingen in de waterschapstructuur? “De komende tijd niet. Onze eerste opdracht is nu om de maatregelen voor WB21 en de KRW in te vullen en uit te voeren. In 2015 kunnen we dan wel eens kijken naar verdere schaalvergroting. Door de KRW is de samenwerking in de regio sterk toegenomen. Binnen het stroomgebied Maas zitten we nu met de provincies Noord-Brabant en Limburg, met Rijkswaterstaat en met zes waterschappen aan tafel. In 2009 moet het stroomgebiedbeheersplan klaar zijn. Dat betekent gezamenlijke planvorming en integrale vastlegging van gebiedskwaliteit in het hele Maasstroomgebied. Zoiets is nog nooit vertoond.” “Als gedeputeerde werd ik wel eens moe van de departementale structuur in Nederland, van de moeizame afstemming tussen VROM, Verkeer en Waterstaat en LNV. Ik vind ook dat er in het nieuwe kabinet een coördinerend bewindspersoon voor water moet komen. De indeling van de departementen hoeft niet te worden aangepast, maar iemand

“Bestuurlijke drukte is alleen een Randstadprobleem”

Lambert Verheijen

moet coördinerende bevoegdheid krijgen, ook ten aanzien van EZ.”

Leeft die gedachte breder? “Klaas van Egmond, de directeur van het Milieuplanbureau, en anderen dringen daar ook op aan. Het grootschalig waterbeheer is een belangrijk punt van zorg de komende jaren. Voor ons is vooral het aanbod van Maaswater, zowel ‘s zomers als ‘s winters, voor de watervoorziening en voor de waterafvoer van belang. Maar in de rest van het land speelt de complexe problematiek van zeespiegelrijzing, bodemdaling en klimaatverandering.” “De Unie hikt aan tegen de financiering van de hoogwaterbescherming. Er is nu een tweede vijfjaarlijkse toets van de dijken uitgevoerd. Daaruit blijkt dat het Rijk de tekorten en gebreken uit de eerste toets nog niet heeft gecompenseerd. Er is dus groot achterstallig onderhoud van het Rijk. Persoonlijk ben ik er voor dat de waterschappen hun verantwoordelijkheid nemen en de keringen in orde brengen. Punt blijft hoe je het Rijk aan zijn oude schuld kunt binden. Ook een opdracht voor zo’n coördinerend bewindspersoon.” Maarten Gast

H2O / 3 - 2007

9


New Orleans: toen de dijken bezweken De overstroming van New Orleans is alweer bijna anderhalf jaar geleden. Er is veel over de ramp geschreven, maar wat er precies gebeurt is en wat de gevolgen waren, bleef vaak onderbelicht. Een team van de TU Delft en HKV/Lijn in Water deed onderzoek naar de ramp voor een Amerikaanse opdrachtgever en kwam twee keer in het rampgebied. Hier wordt beschreven hoe het systeem bezweek en wat de oorzaken waren. De lessen zijn van belang voor Nederland.

N

ew Orleans ligt in de zuidelijke staat Louisiana van de Verenigde Staten van Amerika. De rivier de Mississippi stroomt dwars door de stad. De stad wordt in het noorden begrensd door Lake Pontchartain, een brak meer dat in verbinding staat met de Golf van Mexico. Ten oosten van de stad liggen inhammen van de Golf van Mexico en ten westen en zuiden van New Orleans liggen moerassen. Scheepvaartkanalen verbinden Lake Pontchartain, de Mississippi en de Golf van Mexico. De Mississippi is echter afgescheiden van de rest van het waterstelsel door een sluis. De verschillende gemeenten die samen groot New Orleans vormen, zijn in grootte vergelijkbaar met de provincie Utrecht. Voor de storm woonden ongeveer 1,5 miljoen mensen in het gebied, waarvan ongeveer een derde deel in het ‘centrum’. De stad is ontstaan op de relatief hooggelegen rivierbanken en is daarna uitgebreid door de omringende moerassen droog te leggen. Door de drooglegging is de grond gaan inklinken, waardoor een groot gedeelte

van de stad nu beneden zeeniveau ligt. In de afgelopen eeuwen is de stad meerdere malen overstroomd geweest. Na de overstromingen door orkaan Betsy in 1965 is begonnen met de aanleg van het huidige systeem van waterkeringen, de zogenaamde levees.

Katrina Orkaan Katrina was één van de 15 orkanen in het orkaanseizoen 2005. Katrina ontstond op de Atlantische Oceaan, trok over Florida en bereikte vervolgens boven de Golf van Mexico orkaankracht 5 (de hoogste categorie volgens de Saffir-Simpson schaal) door energie op te zuigen uit de warme zee. Er zijn windsnelheden gemeten van meer dan 250 kilometer per uur, resulterend in significante golfhoogtes van meer dan 16 meter. De wind zorgde ook voor een waterstandopzet die lokaal aan de kust zorgde voor waterstanden van zes meter boven gemiddeld zeeniveau. Hier komt nog eens bovenop dat er op sommige plekken meer dan 20 cm regen in 24 uur viel. Orkaan Katrina kwam vlak ten

Dijkdoorbraken in New Orleans3, 4 (foto’s: M. Kok en W. Kanning)

10

H2O / 3 - 2007

zuidoosten van New Orleans aan land in de ochtend van 28 augustus 2005 en passeerde de stad aan de oostkant. Boven land zwakte de oorkaan snel af, maar het leed was toen al geschied.

Waterkeringen De waterkeringen rondom New Orleans zijn op een groot aantal lokaties bezweken. Globaal kunnen twee effecten van Katrina worden onderscheiden. Ten eerste stuwden de orkaanwinden een muur van water over Lake Borgne (uitloper Golf van Mexico) en de moerassen richting de stad, met als gevolg hoge waterstanden en golven aan de oostkant van de stad. De hoge waterstanden plantten zich voort via de scheepvaartkanalen om uiteindelijk uit te komen bij Lake Pontchartrain. Ten tweede zorgde de tegen-de-klok-indraaiende orkaan voor noordelijke winden en dus waterstandopzet aan de noordkant van de stad vanuit Lake Pontchartrain, dat al gevuld was door de zuidelijke winden aan de oostzijde van Katrina. Op drie plekken


achtergrond

Verwoest huis in de Lower Ninth Ward (foto: M. Kok)

bezweken de dijken hier rond lokale uitwateringskanalen. De zware belasting in het oosten van de stad resulteerde erin dat vele kilometers dijk compleet bezweken. De dijken zijn hier compleet geërodeerd (zie ‘A’ in afbeelding) door een combinatie van hoge waterstand, hoge golven en een gebrek aan dijkbekleding. Op vele plekken was nauwelijks meer te zien dat er een dijk had gelegen. Aan de oever van de scheepvaartkanalen zijn vaak betonnen muren toegepast in plaats van aarden dijken. Deze muren zijn op veel plaatsen overspoeld en verschillende konden de druk van het water uiteindelijk niet weerstaan. Het bekendste geval is het falen van twee muren rond de Lower Ninth Ward (B), een arme wijk waar de doorbraken veel slachtoffers eisten. Een ander punt van aandacht rond de scheepvaartkanalen waren de aansluitingen tussen harde (beton) constructies en zachte (grond) constructies (C). Juist hier ontstond uitschuring van de grond, terwijl de rest van de dijk de overslag prima aankon. Niet alleen hier, maar in het hele systeem zijn de overgangen tussen de grondconstructie en harde objecten (bijvoorbeeld een trap, zie D) in het talud de zwakke plek gebleken. De uitwateringskanalen in het noorden van de stad, die het water van de gemalen op Lake Pontchartrain lozen, bezweken op drie plekken. Relatief bekend is de horizontale afschuiving van 17th Street Canal (E). Minder bekend echter zijn de twee doorbraken rond het nabij gelegen London Avenue Canal. Beide doorbraken vinden hun oorzaak mede in de hoge doorlatendheid van de ondergrond. Eén van de doorbraken is waarschijnlijk veroorzaakt door piping, gezien de enorme zandlaag die in de woonwijk achter de kering is afgezet.

gebracht. Wie herinnert zich niet de beelden van de wanhopige mensen voor het grote stadion, zonder eten en zonder drinken? De term ‘grootschalige maatschappelijke ontwrichting’ lijkt een nog veel te beperkte omschrijving van de gevolgen van deze overstroming. De gevolgen voor de persoonlijke levensfeer zijn groot. De recente vier uur durende documentaire van Spike Lee (‘When the Levees Broke: A Requiem in Four Acts’) geeft een realistisch beeld van een klein deel van het persoonlijk leed. Een vrouw die na alles wat ze had meegemaakt vier maanden moest wachten op een caravan als vervangende woonruimte: “Niet alleen de dijken bezweken, ook onze geest bezweek”1. Circa 400.000 mensen verloren hun huis en alle bezittingen en circa 1.000 mensen verloren hun leven. Voor alle getroffenen bestaat het leven uit twee delen: het leven vóór en het leven ná Katrina. Het aantal slachtoffers in New Orleans is relatief klein door de succesvolle evacuaties. Een evacuatie is altijd afhankelijk van een voorspelling. De globale karakteristieken van een orkaan zijn goed te voorspellen, maar er blijven altijd onzekerheden over het precieze pad en de windsnelheden. Het voorspellen van een overstroming is nog lastiger, omdat dan ook informatie beschikbaar moet zijn over lokale waterstanden en de sterkte van de waterkeringen. De burgemeester van New Orleans heeft vóór Katrina bevolen dat iedereen moest evacueren en naar schatting heeft 75-80 procent van de bevolking daaraan gehoor gegeven. Circa 80.000-100.000 mensen zijn niet geëvacueerd, en bijna de helft hiervan zat tijdens Katrina in het grote stadion. Veel slachtoffers zijn gevallen direct achter de doorbraaklocaties. Daarbij speelt ook een rol dat veel huizen in de overstroomde wijken slechts één verdieping hebben.

is het gebied leeggepompt (mede door de inzet van Nederlandse pompen). De enorme ravage in het gebied is dan goed zichtbaar en het lijkt wel een oorlogsgebied. De totale economische schade is lastig te schatten, maar de economie ligt nog steeds stil. Uitgaande van de verloren directe financieeleconomische waarden wordt de schade inmiddels geschat op circa 30 miljard dollar2. Veel huizen zijn compleet verwoest. Er is ook veel schade aan de infrastructuur. Meer dan de helft van de mensen had een verzekering. Maar er zijn vele discussies ontstaan over de schade-afhandeling. Inmiddels heeft de federale overheid ook aan degenen die geen verzekering hadden een deel van de schade vergoed.

Hoe is de situatie nu? Bijna anderhalf jaar na de overstroming zijn nog steeds hele wijken niet bewoond en is nog geen begin gemaakt met de wederopbouw. De bressen in de waterkeringen zijn wel gedicht en op enkele punten zijn verbeteringen aangebracht (bijvoorbeeld beweegbare keringen in de afwateringskanalen in de stad). Maar het is duidelijk dat een deel van de bewoners niet terugkeert. Zij hebben elders een nieuw bestaan opgebouwd. Hun ‘bouwval’ staat te koop. Een andere groep bewoners is wel teruggekeerd en heeft tijdelijk iets gehuurd in de nabije omgeving. De huizen met relatief geringe schade zijn inmiddels wel hersteld. Maar de lastige politieke dilemma’s zijn nog niet opgelost: moeten alle wijken wel herbouwd worden, hoe vindt New Orleans het geld om de infrastructuur te repareren en welke beschermingsmaatregelen zijn adequaat voor een veilig New Orleans? De bevolking laat met T-shirts al weten waar het geld vandaan moet komen: “Make levees, not war”. W. Kanning, M. Kok en J. Vrijling NOTEN 1) Trouw, 27 november 2006. 2) M. Kok, R. Theunissen, B. Jonkman en J.K. Vrijling (december 2006) Schade door overstroming. Ervaringen uit New Orleans. HKV/Lijn in Water en TU Delft. 3) Google Maps, via maps.google.com 4) US Army Corps of Engineers (juni 2006), Performance Evaluation of the New Orleans and Southeast Louisiana Hurricane Protection System.

Gevolgen van de overstroming De gevolgen van de overstroming in New Orleans zijn door de media groot in beeld

De materiële schade van de overstroming in New Orleans is groot. In circa 20 dagen tijd

H2O / 3 - 2007

11


LEERSTOEL WATERSTAATS- EN WATERSCHAPSRECHT ‘GEWOON’ GEWORDEN

Afscheid Alfred van Hall als hoogleraar Waterstaats- en Waterschapsrecht Sedert 1994 vervulde Alfred van Hall, naast zijn functie van dijkgraaf van het Waterschap Hunze en Aa’s, de leerstoel Waterstaats- en Waterschapsrecht aan de Universiteit Utrecht. Een bijzondere leerstoel, in 1986 aldaar gevestigd door de Stichting Schilthuisfonds, gefinancierd door de Unie van Waterschappen. Inmiddels heeft de universiteit besloten deze bijzondere leerstoel om te zetten in een ‘gewone’. In verband daarmee treedt Van Hall terug en wordt binnenkort een nieuwe hoogleraar geworven. De leerstoel is een succes, zo oordeelde Tom van der Weyden, voorzitter van het Schilthuisfonds. “Gewoon is hier immers hoger dan bijzonder.” Enige impressies van dit afscheid, dat bestond uit het symposium ‘Weids Water’ en een afscheidscollege. Een afscheid dat geen echt afscheid is, omdat Alfred van Hall ongetwijfeld ook de komende jaren op congressen en symposia, in vakbladen, in de Staatscourant en met boeken actief zal blijven.

W

eids Water; Jan Jaap de Graeff, voorzitter van Natuurmonumenten, zag het met het Nederlandse landschap verdwijnen achter de coulissen van bedrijfspanden en kantoorgebouwen langs de snelwegen, opgevuld worden met woonwijken en industriegebieden. Alleen een sterke regie van sterke provincies kan dat voorkomen, was zijn stelling. Reden voor hem om het voorstel van de commissie Kok om de vier provincies in de Randstad samen te voegen, van harte te ondersteunen. Verder was zijn hoop gevestigd op de Ecologische Hoofdstructuur en op de KRW. “Tot stand gekomen in splendid isolation”, was het oordeel van prof. Henk Kummeling, hoogleraar Staatsrecht aan de Universiteit Utrecht, tevens voorzitter van de Kiesraad, over de nieuwe Waterschapswet. “Geen oog voor de ontwikkeling in het algemene kiesrecht. Geen rechtsvorm geëist voor lijstindieners, onvoldoende uitgewerkt ten aanzien van allerlei praktische problemen uit de praktijk, geen gebruik gemaakt van de ervaring van de Kiesraad, niet ondertekend door de minister van Binnenlandse Zaken.” De nieuwe wet is echter ondanks deze kritische kanttekeningen door de Tweede en Eerste Kamer aanvaard. De eerste landelijke verkiezingen van waterschapsbesturen worden in 2008 gehouden. De praktijk zal leren hoe werkbaar deze wet is. Sybe Schaap, voorzitter van de Unie, maakte zich zorgen over de besluitvormingsstructuur in ons democratisch bestel, over daadkracht en doorzettingsgezag. Als oorzaken noemde hij de hang naar consensus, de uitgebreide mogelijkheden van inspraak, bezwaar en beroep en de korte afstand tussen burger en bestuurder. Zijn pleidooi was de burger in het begin van procedures volop te laten meepraten, maar de mogelijkheden van bezwaar en beroep drastisch in te korten.

12

H2O / 3 - 2007

“De voordeur open, de achterdeur dicht.” Voorbeelden van het positieve effect hiervan achtte hij de Noodwet 1995 om de dijken langs de rivieren op hoogte te brengen en de aanpak bij Ruimte voor de Rivier. Knopen doorhakken en dan aan de slag. ‘Weids Water’ is ook de naam van het boek, dat als liber amicorum aan Alfred werd aangeboden door Thijs Drupsteen, oud-hoogleraar milieurecht in Leiden, thans lid van de Raad van State. ‘Het recht als waterdrager’ was de titel van de afscheidsrede van Alfred van Hall. Waterbeheer socialiseert, was zijn openingsthese. Water is niet langer alleen van deskundigen, water is van alle mensen. De boer heeft het nodig voor zijn vee en zijn producten, de burger zoekt er rust, ruimte en romantiek. Water heeft waarde, marktwaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde. Waterrecht is praktijkrecht. De wetgever legt vast wat hij wil met het water en het waterrecht regelt de plichten van de vier overheden in ons bestel, speelt ook in op de impulsen die uit Brussel komen. Blij was Van Hall met de doelstelling van het waterbeheer weergegeven in artikel 2.1 van de nieuwe Waterwet: ‘doel van het waterbeheer is het voorkomen en beperken van overstromingen en het bevorderen van de samenhang tussen chemische en biologische kwaliteit ter vervulling van de maatschappelijke functies die water heeft.’ Zijn blijdschap verduidelijkte hij in een betoog dat doorspekt werd met oneliners, zoals we die van hem kennen: “Weren en keren, innoveren en anticiperen. Niet wachten op de ramp, maar sturen en besturen. Als de wind waait, geen windschermen plaatsen, maar windmolens laten draaien. Een levende samenleving is een lerende samenleving. Bij nieuwe ontwikkelingen aan de slag en mensen niet onnodig bang maken.”

Alfred van Hall

Betekent grotere en meer algemene aandacht voor water dan ook overhevelen van de verantwoordelijkheid naar de algemene democratie? Van Hall: “Dat zou een historische fout zijn. We hebben niet voor niets eeuwenlang gekozen voor functioneel bestuur.” De nieuwe Waterschapswet is een goede basis voor continuering van dit beheer in de toekomst. Deze meer algemene aandacht betekent wel actief deelnemen aan de inrichting van het land, bijstellen van de financiering van het waterbeheer als dit nodig is, doelen en verantwoordelijkheden duidelijk noemen en adresseren, inhaken op ontwikkelingen, niet top-down besturen. Wonen in een delta kost geld en houdt risico’s in. Voor de grote problemen hebben we slimme oplossingen nodig. Dus inzetten op kennis en innovatie. Dit was de boodschap van de man die in het afscheidswoord namens zijn collega’s gekwalificeerd werd als “de man met de brede kijk, een bijzonder productieve en originele wetenschapper.” Maarten Gast Het boek ‘Weids Water, opstellen over Waterrecht’ is samengesteld onder redactie van Th. Drupsteen, H. Havekes en M. van Rijswick. Uitgeverij: Sduuitgevers Den Haag. ISBN 978 90 12 118662 0, 516 blz. Voor meer informatie: Sdu klantenservice (070) 378 98 80, e-mail:sdu@sdu.nl.


verslag / opinie

Zorgen in de grensprovincie Limburg over grondwater Grondwateronttrekingen kunnen op termijn grote gevolgen voor de natuur en de waterhuishouding van het gebied waar die onttrekkingen plaatsvinden hebben, maar ook op verdergelegen gebieden. De heren Heemskerk en Dierx maken zich zorgen over grondwateronttrekkingen in Duitsland voor de winning van bruinkool. Deze onttrekkingen hebben negatieve gevolgen voor de provincie Limburg. Zij dringen daarom aan op een onafhankelijk onderzoek.

O

ndergetekenden - woonachtig in Limburg en zich reeds lang bezig houdend met de waterhuishouding aldaar - maken zich steeds meer zorgen over de kwantitatieve en kwalitatieve aspecten van het grondwater in deze, voor meer dan tweederde door het buitenland (België, Duitsland) omgeven grensprovincie. Immers, zij vinden een belangrijke basis voor dit geschrift in twee recent in de vakliteratuur verschenen artikelen. Het eerste betreft H2O nummer 24 van 2006, waarin hoogleraar Theo Olsthoorn (TU Delft) tot onze voldoening laat weten: “Onze grondwaterkennis moet juist in het buitenland toegepast worden, bijvoorbeeld bij allerlei projecten die nu gestart worden om de milleniumdoelstellingen van de Verenigde Naties te halen.” Dit staat terecht onder het kopje ‘Enorme grondwaterproblemen in het buitenland’, waarbij WIJ - in de verdrukking geraakte Limburgers (ook door een te zwak beleid van de provincie Limburg in deze) primair denken aan het aangrenzende Duitsland. Voor wat betreft ons onderwerp laten wij het aangrenzende België, dat overigens bekend staat om zijn zeer slechte grondwaterbeleid, hier buiten beschouwing. Het tweede belangrijke artikel staat in het tijdschrift TNO/Kennis van Zaken, informatie over bodem en water. In december 2006 werd het artikel ‘IGRAC, Grondwater stijgt op de internationale agenda’ geplaatst. Het International Groundwater Resources Assesment Centre stelt zich, als antwoord aan UNESCO en WMO, ten doel het beschikbaar stellen en uitwisselen van meer en betere informatie over de toestand van grondwater in de wereld. Daarbij gaat het om informatie over de essentiële rol van grondwater in water en milieubeheer, waar ook instanties als de provincie Limburg, WML en de beide all-in waterschappen (Roer en Overmaas en Peel en Maasvallei) zich mee bezig houden. Blijkens dat artikel ondersteunt de Nederlandse regering de uitgangspunten van IGRAC en heeft zelfs aangekondigd dit wereldcentrum in ons land te gaan huisvesten. Er zijn al financiën beschikbaar gesteld. Terecht wordt opgemerkt, dat we - vergeleken met oppervlaktewater wereldwijd - maar zeer weinig informatie over het onzichtbare en vaak onbekende grondwater hebben. IGRAC vergroot wereldwijd de kennis over grondwater via een platform (voor het verzamelen en uitwisselen van informatie),

maar ook door het invullen van ‘witte vlekken’ op de kaart. In Nederland vormt grondwater een integraal onderdeel van vijf ministeries. Dat betekent dat wij veel meer te weten komen over droogte, ecosystemen, biodiversiteit, klimaat en integraal waterbeheer. Bij zijn voortrekkersrol voor een duurzaam omgaan met grondwater sluit Nederland zich onder meer aan bij Duitsland, met name wat informatievoorziening aangaat. Welnu: dat is juist wat wij in de grensprovincie Limburg nodig hebben. Deze provincie, in de lengte doorsneden door de Maas, dreigt door de decennialange West-Duitse bruinkoolwinningen met massale grondwateronttrekkingen in een desastreuze situatie terecht te komen. Datzelfde geldt voor het oostelijk deel van Noord-Brabant. Het te zwak opererende provinciebestuur van Limburg (strategisch grondwaterbeheerder) lijkt hiertegen niet opgewassen en heeft stellig hulp nodig. Wij dienen hierbij te bedenken dat niet alleen een grote bruinkoolenergiecentrale, Garzweiler II bij Erkelenz, binnenkort gaat starten, maar dat er al in 2009 weer een nieuwe bruinkoolenergiecentrale van RWE in Neurath bijkomt. Vijf centrales verstoken (droog bemalen) bruinkool uit zeer grote groeven, waar de bevolking plaats voor moest maken, jaarlijks 10.000 MW stroom. In 2009 komt daar 2200 MW bij van de nieuwe centrale in Neurath. Nog los van de nadelige milieu-effecten voor Limburg, met name door de uitstoot van kooldioxide, leidt de enorme hoeveelheid weggepompt grondwater die nodig is voor het droogbemalen van bruinkool, tot ernstige schade voor Limburg. Zo verdroogt onder meer het nationale park de Meinweg bij Roermond, dat nu aan het infuus ligt. Dat nationale park is een onderdeel van het Internationaal Grenspark Maas-SchwalmNette (bilaterale overeenkomst Nederland en Nordrhein-Westfalen 30 maart 1976). Vanaf 1955 tot heden is al ongeveer 43 miljard kubieke meter grondwater weggepompt, met alle gevolgen van dien. Dit staat op zeer gespannen voet met het internationale burenrecht. Daarbij lijdt ook de WML grote (vermogens)schade door het continu wegpompen van grondwater dat nodig is voor de drinkwatervoorziening. Volgens het onderzoeksrapport WML/Rheinbraun uit 26 juni 1995 is ‘er meer energie nodig om het water opgepompt te krijgen en dus extra geld nodig is voor het

boren van nieuwe putten c.a., alsmede voor het vervroegd investeren in alternatieven’ (pag. 16, mr. J. Vergoosen). Rheinbraun pompt gigantische hoeveelheden grondwater op om dit vervolgens voor 70 tot 80 procent te lozen, lees: verspillen, op het oppervlaktewater van o.a. de Erft. Een TNO-rapport van H. Rolf uit 1991 over de evaluatie van de stijging van het grondwater in de Roerdalslenk in Midden-Limburg stelt op pag. 88 dat ca. 60 procent van de verlaging van het grondwater op rekening van de bruinkoolwinning komt. Die conclusie is gebaseerd op het ‘Grundwassermodel Ruhrscholle’. Onze verontrusting ter deze is niet weggenomen door een later onderzoek, in opdracht van de provincie door Royal Haskoning, op 21 november 2002, over grondwateronttrekkingen in de Venloslenk. De eindconclusie daarvan op pag. 42 ‘over het ontbreken van grondwatervoorraden’ en op pag. 43 waarin een nadere analyse wordt gevraagd, blijven grote zorgen baren. Met name voor het ecologisch uiterst kwestaber Meinweggebied, waarover Dipl. feol. H. von Reis te Aken een indringend rapport schreef op 24 november 1999. Zo wordt gesteld dat de Bosbeek en het Elfenmeer aldaar zwaar bedreigd worden door de verlaging van het grondwater. Wij vragen ons af of dit alles niet moet leiden tot een spoedig onafhankelijk onderzoek, waartoe bovengenoemde instanties TON c.s. en IGRAC vermoedelijk een aanzet kunnen geven. Zulks past ook in het raam van het voorzorgbeginsel. dr. W. Heemskerk, oud lid van het dagelijks bestuur van het waterschap ir. W. Dierx, oud adjunt-directeur WML

Digitale foto’s

A

ls u foto’s digitaal wilt doorsturen naar de redactie, neem dan eerst contact op. De resolutie van de foto’s moet namelijk minimaal 300 dpi bedragen op de ware grootte in het tijdschrift. Foto’s doorsturen met een lagere resolutie heeft geen zin. De beeldschermresolutie van foto’s bedraagt meestal slechts 72 dpi. Gebruik van het programma Powerpoint voor grafisch materiaal wordt afgeraden!

H2O / 3 - 2007

13


Evaluatie Meststoffenwet voor een betere kwaliteit van het oppervlaktewater? Dinsdagmiddag 23 januari jl. vond bij het RIVM in Bilthoven een bijeenkomst plaats, georganiseerd door het Milieu- en Natuur-Planbureau (MNP). Deze was bedoeld om maatschappelijke organisaties te informeren en te horen over de lopende Evaluatie meststoffenwet 2007. Er wordt hierbij naar het verleden gekeken, de zogenaamde ex-post evaluatie, en naar de toekomst, de ex-ante evaluatie. De belasting van het Nederlandse oppervlaktewater met meststoffen uit de landbouw komt hierin aan bod. Echter, de gegevens over de samenstelling van het open water, de analyse hiervan en de geschiktheid van het instrumentarium om deze samenstelling te berekenen leiden volgens G. van den Eertwegh van Waterschap Rivierenland en M. Mul van de Unie van Waterschappen tot discussie over geschiktheid en bruikbaarheid. Verbetering hiervan komt de Nederlandse implementatie van de Kaderrichtlijn Water van de Europese Unie volgens hen ten goede. Hieronder geven zijn uitleg over de tekortkomingen en hoe deze opgevangen kunnen worden.

W

aterschappen hebben het RIZA gegevens geleverd in het kader van de CIW-enquête. Deze gegevens worden gebruikt voor de evaluatie van de meststoffenwet. RIZA voert deze evaluatie uit in het kader van de ex-post evaluatie van de meststoffenwet. De gegevens zijn van monsterpunten die waarschijnlijk met name door landbouwwater beïnvloed worden. Meestal, en we denken eigenlijk altijd, betreft de dataset steekmonsters van open water, met de hand genomen, eenmaal per maand en dus twaalf maal per jaar. Het probleem met deze dataset is ons inziens dat hoewel de landbouw, lees het landbouwkundig gebruik van grond in de omgeving en daarmee de bemesting, de metingen van N- en P-componenten beïnvloedt, er andere invloeden en processen zullen zijn die deze dataset vertroebelen ten aanzien van de genoemde landbouwinvloed. Daardoor is deze dataset alleen geschikt om een grove indicatie te geven van de invloed van en daarmee van veranderingen in de belasting door meststoffen op landbouwgrond. Hiermee is de bruikbaarheid van deze data voor de ex-post evaluatie van mestwetgeving en -beleid discutabel. Daarnaast speelt mee dat, naar de toekomst gekeken, de toekomstige (ex-ante) geschatte effecten van de mestwetgeving en het mestbeleid niet heel groot en daarmee duidelijk meetbaar zijn. Dit stelt nogal wat eisen aan een monitoringprogramma, dat in staat moet zijn een nauwkeurig beeld te geven van de effecten van wetgeving en beleid, via maatregelen. Waterschappen moeten hiervoor anders gaan meten en RIZA moet de data anders gaan analyseren.

Het instrument STONE is een instrument dat sinds de jaren 90 op basis van consensus-modellering van de belasting van open water met meststoffen in de lucht is gekomen met vereende krachten van het RIVM, RIZA, LEI en met name Alterra. Er is veel tijd en geld in het instrument geïnvesteerd. De resultaten ervan

14

H2O / 3 - 2007

zijn berekende schattingen aangaande de afen uitspoeling van meststoffen naar het open water vanuit landbouwgrond. Niet meer, en niet minder. De conceptuele benadering van de hydrologie en het transport van nutriënten vanaf het maaiveld, door de bodem naar het open water laat, denken we, ruimte voor discussie en verbetering, maar dat is een kant van de discussie die we nu willen laten voor wat die is. Belangrijker vinden we het te benadrukken dat ten eerste het STONE-instrument niet de samenstelling van het open water qua nutriënten kan berekenen. Hiervoor is meer nodig om dat in kaart te brengen. Te noemen zijn andere N- en P-bronnen die het open water belasten, de hydrologie van het open water en de (bio)chemische processen die zich in het water voltrekken, allen temporeel en ruimtelijk variabel. Ten tweede maakt het STONE-instrument heden ten dage bij berekeningen geen onderscheid in de bronnen van meststoffen in de landbouwgrond. Te noemen zijn bijv. de atmosferische depositie, netto oxidatie van organisch bodemmateriaal, kwelwater en door de boer toegepaste meststoffen uit de landbouw. De meststoffenwet betreft alleen de laatste bron, als deel van het geheel. Het instrument schiet dus tekort om de samenstelling van open water in te schatten voor de belasting van het water met meststoffen uit de landbouwgrond, ook al worden bijv. retentiefactoren gebruikt om processen in het open water te representeren.

Suggesties voor verbetering Qua dataverzameling en monitoring kunnen de regionale waterbeheerders samen met het RIZA een monitoringsmethodiek opzetten die wat betreft locatiekeuze, frequentie en manier van monstername aansluit bij de berekeningen van het STONE-instrumentarium. Kernwoorden hierbij zijn beheersbare en nauwkeurig kwantificeerbare stofstromen. Bij voorkeur worden kleine gebieden, met een ruimtelijke schaal van maximaal enkele honderden hectares gekozen waarin de

stofstromen goed, lees nauwkeurig, in beeld kunnen worden gebracht. In deze gebieden is de landbouwinvloed overheersend, dan wel kwantificering van andere invloeden of bronnen van meststoffen, hydrologische en chemische processen goed haalbaar. Zo kan een langjarig meetnet opgezet worden op een beperkt aantal kleine landelijke gebieden in Nederland. Dit meetnet zal hydrologische en chemische gegevens opleveren voor systeemkennis en beleidsevaluatie ten aanzien van meststoffengebruik en landbouw. De eerste vereiste is dat met de metingen in deze gebieden maatregel-effect-relaties ingeschat kunnen worden met behulp van metingen. Een tweede vereiste is de representativiteit van de gebieden voor andere delen van Nederland. Maar de eerste vereiste is het belangrijkst voor het onderhavige doel, namelijk de evaluatie van de mestwetgeving en beleid. Deze dataverzameling en monitoring valt ons inziens prima in te passen in de KRW-systematiek. Bijkomend voordeel van deze aanpak is dat hiermee bovendien vanuit het oppervlaktewater aansluiting kan worden gevonden bij bestaande monitoringsprogramma’s van het RIVM inzake grond- en drainagewater, die vanwege evaluatiedoeleinden al jarenlang in de lucht zijn. De toekomst van het STONE-instrumentarium is momenteel onderwerp van gesprek binnen en buiten de Stuurgroep STONE. Het instrument HEEFT aanpassingen op een aantal terreinen nodig, zowel conceptueel-inhoudelijk als functioneel, naast aanpassingen van de invoergegevens. Recent heeft de oplevering van regionale data uit het instrument de discussie gevoed of en hoe ermee verder mee te gaan. Het verdient o.i. aanbeveling om de discussie over de toekomst van het instrument en de investeringen die ervoor nodig zijn om het te laten doen wat we wensen dat doet, open en helder te voeren. Samen met de regionale waterbeheerders die willen


opinie / actualiteit Delflandse kust wordt verbreed dat het gebruikte instrument realistische en correcte/herkenbare cijfers voor het regionale waterbeheer uitrekent. Samen met de beleidsmakers, die een instrument willen hebben om beleid en wetgeving te evalueren, ex-ante en ex-post.

Wie is aan zet? Zowel het RIZA, de regionale waterbeheerders, als het MNP zijn aan zet ten aanzien van de monitoring van veldsituaties her en der in het land in de genoemde kleine gebieden, die aansluit bij beleidsdoelstellingen en gebruikte instrumenten. We kunnen niet voor alle regionale waterbeheerders spreken, maar zouden de suggestie willen doen dat zij het voortouw nemen in de discussie met het RIZA over de keuze van gebieden en de wijze van meten en bemonsteren. Dat past o.i. bij hun taak. De Stuurgroep STONE is ondertussen aan zet om samen met de probleemhebbers, Rijk en regio, via mestbeleid en samenstelling van open water, te bespreken aan welke eisen een instrument moet voldoen om het geschikt te laten zijn voor regionale analyses van de samenstelling van open water.

Een zeewaartse verbreding van de kuststrook van Hoek van Holland tot Scheveningen is de oplossing voor deze zwakke schakel in de Nederlandse kust. Op 1 februari heeft de verenigde vergadering van Hoogheemraadschap van Delfland ingestemd met het ontwerp-verbeteringsplan waarin deze oplossing is opgenomen.

H

et achterliggende land van de Delflandse kust is momenteel veilig dankzij grote zandopspuitingen tussen Ter Heijde en Kijkduin in 2003 en 2004. Maar om de veiligheid ook de komende vijftig jaar te kunnen waarborgen, zijn structurele maatregelen nodig. Het Hoogheemraadschap van Delfland, de provincie Zuid-Holland, Rijkswaterstaat, de gemeenten Den Haag, Westland, Rotterdam en deelgemeente Hoek van Holland hebben hiertoe samen plannen opgesteld. Hoogheemraadschap van Delfland

is trekker van het planproces voor de zwakke schakels Delflandse kust en Scheveningen. Van alle verschillende manieren om de Delflandse kust te beschermen, bleek zeewaartse verbreding de beste oplossing. De verbreding voorziet in een extra duinenrij aan de zeezijde van de bestaande duinen. Zo ontstaat een breder duingebied en een gemakkelijker te onderhouden kustboog. Daarnaast maakt deze verbreding de kust niet alleen sterker, maar ook mooier, volgens de partijen. Tegelijkertijd met de zeewaartse versterking legt Rijkswaterstaat 35 hectare extra duingebied aan tussen Hoek van Holland en duingebied De Banken. Hier krijgen bijzondere plantensoorten de kans zich te ontwikkelen. De aanleg van de verbrede kuststrook start in 2008 en gaat naar verwachting drie jaar duren. De kosten van het totale project worden geraamd op 139 miljoen euro.

De plannen voor de zeewaartse verbreding van de Delflandse kust.

Tot slot We hopen met bovenstaande woorden een bijdrage te leveren aan de samenwerking tussen Rijk en regio, tussen monitoring en modellering en tussen beleid en uitvoering. We nodigen de actoren uit tot meer en betere samenwerking, want samen weten en kunnen we meer. Tenslotte willen we opmerken dat de wijze van monitoring en analyse niet louter een wetenschappelijke discussie moet zijn tussen vakgenoten, maar daarnaast betrokkenheid van de belangengroepen en sectoren vereist. Een methode draagt pas echt bij als er draagvlak is bij diegenen die het ook aangaat. G. van den Eertwegh, Waterschap Rivierenland M. Mul, Unie van Waterschappen

advertentie

VAKBEURS De Aqua Nederland Vakbeurs is drie dagen lang hĂŠt trefpunt waar ondernemers en relaties uit de waterbranche elkaar ontmoeten. U kunt in een sfeervolle, verkoopbevorderende ambiance zaken doen, contacten leggen, informatie uitwisselen en ideeĂŤn opdoen.

BEZOEKERS De bezoekers van de Aqua Nederland Vakbeurs worden zorgvuldig door uzelf, als exposant, geselecteerd. De vakbeurs wordt op deze manier door een doelgericht publiek op midden- en hoogkaderniveau bezocht.

ORGANISATIE Wenst u meer informatie over deze vakbeurs neemt u dan contact op met de organisatie.

Evenementenhal Gorinchem Franklinweg 2, 4207 HZ Gorinchem T 0183 680 680 F 0183 680 600 I www.evenementenhalgorinchem.nl E info@evenementenhalgorinchem.nl H2O / 3 - 2007

15


Water voor 700.000 mensen in Noord-Sulawesi Het lokale drinkwaterbedrijf van Manado, de hoofdstad van NoordSulawesi, Indonesië, is op 15 januari overgegaan in een nieuwe onderneming; PT Air Manado. Hierin hebben Waterleidingmaatschappij Drenthe (WMD) en de gemeente Manado respectievelijk 51 en 49 procent van de aandelen. In 2020 moet het bedrijf 600.000 mensen van betrouwbaar drinkwater voorzien: nu zijn dat er 25.000. Op 12 januari is PT Air Tomohon opgericht, een samenwerking tussen WMD en de gemeente Tomohon. Hier zal WMD in 15 jaar de watervoorziening ontwikkelen voor 100.000 mensen.

P

T Air Manado is het vijfde operationele waterbedrijf van WMD in Oost-Indonesië. Manado zal gaan fungeren als centrum van WMD-activiteiten in de Minahasa en daar buiten. De WMD gaat, met steun van Buitenlandse Zaken, op elf plaatsen in Noord-Sulawesi, de Molukken en Papua de watervoorziening weer op gang helpen om drie miljoen mensen van veilig drinkwater te voorzien. Sommige waterbedrijven, zoals in Biak, Sorong (beide op Papua) en Ambon draaien al volgens de nieuwe formule, over andere wordt nog onderhandeld. De WMD sluit partnerschappen met lokale waterbedrijven Een lekkende afsluiter in Manado

16

H2O / 3 - 2007

en neemt gedurende een periode van 15 jaar de bedrijfsvoering over. De benadering is gericht op herstel en aanleg van infrastructuur, technische ondersteuning, de introductie van moderne financiële en administratieve systemen en scholing van werknemers. De bedoeling is dat de Indonesische waterbedrijven binnen 15 jaar geheel zelfstandig en kostendekkend kunnen opereren.

Netwerk ‘monitoring nieuwe stoffen’ inventariseert monitoringsbehoefte In het voorjaar van 2006 is het netwerk ‘monitoring nieuwe stoffen’ opgericht voor en door waterschappen. Dit netwerk is bedoeld om proactief kennis uit te wisselen en onderzoeksactiviteiten gezamenlijk op te pakken en af te stemmen. Sinds de oprichting zijn twee bijeenkomsten gehouden. Nu is het netwerk bezig met het inventariseren van het monitoren van prioritaire stoffen uit de KRW.

O

nder nieuwe stoffen worden verstaan de prioritaire stoffen uit de KRW, hormoonverstorende stoffen, geneesmiddelen en andere potentieel schadelijke stoffen die in het oppervlaktewater kunnen voorkomen, maar (nog) niet in het waterkwaliteitsbeleid worden meegenomen. Het netwerk speelt een belangrijke rol bij de behoefte aan kennis en kennisoverdracht, onder andere door het centraal toegankelijk maken van resultaten van onderzoeken en een vertaling van deze resultaten naar de praktijk van de waterbeheerders. Door onderlinge afstemming van monitoringsactiviteiten kan effectiever en kostenbewuster gemeten worden. Daarnaast biedt het netwerk mogelijkheden om gezamenlijke standpunten te formuleren ten aanzien van monitoring, of ten aanzien van bepaalde stofgroepen. Door een gezamenlijke en proactieve rol van de waterbeheerders staan zij steviger in een discussie rond nieuwe stoffen. Om de gezamenlijkheid te bevorderen en belangenverstrengeling tegen te gaan is het netwerk in eerste instantie bedoeld voor de waterschappen, aangevuld met enkele andere instellingen zoals waterschapslaboratoria, het RIZA en de UvW. Alle waterschappen zijn met één medewerker vertegenwoordigd. De achtergronden van die vertegenwoordigers is divers: het zijn afvalwatertechnologen, emissiebeheerders, medewerkers oppervlaktewaterkwaliteit, enz. Die verschillende invalshoeken bewerkstelligen een brede blik en een evenwichtige invulling van de activiteiten. De mensen

die hun organisatie in het netwerk vertegenwoordigen dragen zelf zorg voor de verankering en contacten naar de verschillende disciplines binnen hun waterschap. STOWA heeft de coördinatie van dit netwerk op zich genomen. Inmiddels zijn er twee netwerkbijeenkomsten geweest. Hier zijn onder andere presentaties gegeven over de stand van zaken ten aanzien van monitoring van nieuwe stoffen, de mogelijkheden voor dataopslag en over effectgerichte monitoring. Momenteel wordt een inventarisatie gemaakt van de monitoringsactiviteiten ten aanzien van prioritaire stoffen uit de KRW, hormoonverstoorders en geneesmiddelen. Het landsdekkende beeld dat zo ontstaat, zal gebruikt worden om kennislacunes te identificeren en richting te geven aan verdere monitoringsactiviteiten. Voor meer informatie: Bert Palsma (030) 232 11 99 of palsma@stowa.nl of www.stowa.nl.

Opknappen Zweringbeek van start Waterschap Regge en Dinkel en de gemeente Enschede gaan de Zweringbeek en omliggend terrein grondig opknappen. Voorafgaand aan de werkzaamheden wordt momenteel het struikgewas in het gebied gerooid. Na deze voorbereiding starten de projectwerkzaamheden. In het voorjaar van 2008 wordt het project afgerond.

D

e ontwerpschetsen voor het gebied zijn gemaakt door ontwerpers van het waterschap, in nauw overleg met medewerkers van de gemeente Enschede en een klankbordgroep uit de wijkraden van Enschede-West. Afgelopen jaar zijn twee inloopbijeenkomsten georganiseerd voor buurtbewoners, waar mensen hun vragen en ideeën kwijt konden. Alle opmerkingen zijn bestudeerd en waar mogelijk in het definitieve ontwerp verwerkt. Tijdens de inloopbijeenkomsten bleek dat veel bewoners de plannen enthousiast begroetten. Bij waterschap en gemeente zijn tijdens de officiële inspraak- en goedkeuringsprocedures dan ook geen bezwaren ingediend. Het nu definitieve ontwerp voor het gebied komt nog voor de zomervakantie in de uitvoering. Vanwege de Flora- en faunawet zijn de rooiwerkzaamheden bij de Zweringbeek vroeg in het jaar gepland. Deze rooiperiode is vastgesteld, omdat waterschap en gemeente rekening moeten houden met alle broedende inheemse vogels en hun nesten, die wettelijk zijn beschermd. De Flora- en faunawet regelt onder meer de bescherming van vogels in het broedseizoen. Vandaar dat kapwerkzaamheden die noodzakelijk zijn voor het project Zweringbeek, voor half maart voltooid moeten zijn.


actualiteit Meer bezoekers InfraTech ondanks storm Vakbeurs InfraTech, die van 16 tot en met 19 januari in Ahoy Rotterdam plaatsvond, heeft meer bezoekers getrokken dan de vorige keer. In totaal 15.328 bezoekers passeerden de toegangspoorten. In eerste instantie leek de vakbeurs voor gron-, water- en wegenbouw af te stevenen op een bezoekersrecord. Door de heftige storm op donderdag 18 januari is dat net niet gelukt.

O

pmerkelijk was de stijging in bezoekers vanuit de overheidssector, met ruim 25 procent. Het recordaantal van 423 exposanten was ingedeeld in een zestal thema’s. Onder de thema’s Mainports, Infrastructuur (incl. NoDig), Stad & Land (incl. Verkeerstechniek), Materieel, Kennis & Innovatie en Water & Beheer waren naast de aannemers voor het eerst ook opdrachtgevers present. Instanties zoals Rijkswaterstaat, Gemeentewerken Rotterdam, Provincie Zuid-Holland en Hoogheemraadschap Delfland presenteerden zich met het aanbestedingsportfolio. Blikvanger op de beurs vormde het InfraTheater. Met hoogwaardigheidsbekleders als de Directeur Generaal van Verkeer & Waterstaat, de heer Bert Keijts, trok het theater volle zalen. Tijdens de openingsdag werd onder leiding van burgemeester Ivo Opstelten de InfraTech Innovatieprijs uitgereikt. Deze prestigieuze

vakprijs voor de meest innovatieve vinding werd gewonnen door Ballast Nedam/Infra Consult + Engineering met de inzending ‘Instand bekisting landhoofd’. Verder vormde de vakbeurs een innovatief platform met 82 noviteiten en diverse informatieve congressen en seminars. Op de openingsdag van InfraTech werd een nieuwe vakbeurs voor grond-, wateren wegenbouw aangekondigd: InfraTech Belgium. Deze vakbeurs vindt plaats van 12 tot en met 15 februari 2008 in Gent en is een gezamenlijk initiatief van Flanders Expo en Ahoy Rotterdam.

Afvalwaterakkoord Nieuwegein bespaart 7,6 miljoen euro Door samen te werken kunnen de gemeente Nieuwegein en het Hoogheemraadschap Stichtse Rijnlanden de komende jaren 7,6 miljoen euro besparen in de waterketen. De gemeente

moet voldoen aan de basisinspanning voor haar rioolstelsel het hoogheemraadschap moet de rwzi in Nieuwegein uitbreiden. Op 29 januari hebben beide partijen een afvalwaterakkoord ondertekend.

D

e gemeente en het hoogheemraadschap hebben de handen ineen geslagen en Witteveen+Bos onderzoek laten verrichten naar de maatschappelijk meest verantwoorde wijze om aan deze verplichtingen te voldoen. De studie is inmiddels afgerond en wijst uit dat het door een slimme oplossing niet nodig is om -zoals eerder werd gedacht- de rwzi in Nieuwegein uit te breiden. Dankzij de gekozen oplossing komen de twee bergbezinkvoorzieningen die de gemeente zou moeten aanleggen ook te vervallen. Daarmee besparen beide organisaties samen 7,6 miljoen euro. Het optimaliseren van riolering en zuivering is één van de projecten die zijn voortgekomen uit het waterplan Nieuwegein, dat tegelijkertijd met het afvalwaterakkoord werd ondertekend. Bij het waterplan zijn naast de gemeente en het waterschap ook Vitens, de Provincie Utrecht en Rijkswaterstaat Utrecht betrokken geweest. Het waterplan bevat een uitvoeringsprogramma om de komende jaren een aantal verbeteringen te realiseren in de waterhuishouding van de gemeente Nieuwegein.

Zuid-Afrikaanse watermanagers bezoeken Overijssel Een delegatie van negen managers op het gebied van drinkwatervoorziening en zuivering van afvalwater uit Zuid-Afrika heeft een bezoek gebracht aan diverse waterobjecten in Overijssel. Het bezoek werd gezamenlijk georganiseerd door de Unie van Waterschappen, VitensEvides International, de gemeente Zwolle en het Waterschap Groot Salland.

De Zuid-Afrikaanse bezoekers worden bijgeschoold in Overijssel

T

ijdens het bezoek gaven de betrokken partijen diverse presentaties over samenwerking in de waterketen en internationale samenwerking op het terrein van drinkwatervoorziening en sanitatie (sanitaire voorzieningen). De ZuidAfrikaanse gasten lichtten zelf de reorganisatie van de ‘Water Service Sector’ in hun thuisland toe. Het bezoek werd afgesloten met een bezoek aan de opblaasbare stormvloedkering de balgstuw van het Waterschap Groot Salland die donderdag 18 januari nog operationeel was. De Zuid-Afrikaanse tour door West-Overijssel was onderdeel van een landelijk bezoek.

H2O / 3 - 2007

17


Kandidaten Lettinga Award 2007 gezocht De Lettinga Award is een prijs voor een innovatief project op het gebied van anaerobe technologie voor afvalwaterbehandeling. Voor de editie van 2007 worden nog kandidaten gezocht.

D

e prijs bestaat uit een bedrag van 25.000 euro. De projecten die in aanmerking komen, zijn innovatief op het gebied van anaerobe technologie voor afvalwaterbehandeling, gericht op schonere productie, hergebruik, duurzame ontwikkeling en/of het conserveren van grondstoffen. De focus van de Lettinga Award 2007 is de chemische industrie, die geconfronteerd wordt met de dringende noodzaak om kosteneffectieve en duurzame oplossingen voor afvalwaterbehandeling te vinden. De prijs wordt toegekend aan een project, de projectdeelnemers moeten hun kennis en ervaring met anaerobe processen aantonen door bijvoorbeeld een curriculum vitae of publicatielijst. De meedingende innovatieve projecten mogen overal ter wereld plaatsvinden. Het deelnameformulier is te vinden op internet: www.leaf-water.org en moet voor 1 april ingediend worden. Voor meer informatie: Darja.Kragic@wur.nl.

Inzendingen AGV-prijs gezocht Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht is op zoek naar inzendingen voor de AGV Prijs voor Waterkwaliteit en Waterveiligheid 2007. Dit jaar staat de prijs in het teken van ‘watermanagement op creatief topniveau’.

D

e prijs is bedoeld voor creatieve initiatieven die een positieve bijdrage leveren aan waterkwaliteit en waterveiligheid. Een belangrijk criterium daarbij is of het project, groot of klein, een bijdrage levert aan voldoende en schoon water voor mens, dier en plant en bescherming tegen water. Er zijn drie categorieën voor de prijs: overheid, bedrijfsleven en belangenorganisaties. De projecten en/of plannen moeten binnen het gebied van AGV vallen en al zijn uitgevoerd of de komende jaren worden uitgevoerd. Inzendingen kunnen tot 1 maart worden ingeleverd bij het hoogheemraadschap. Deze worden dan beoordeeld door een onafhankelijke jury onder leiding van Commissaris van de Koningin van Utrecht,

18

H2O / 3 - 2007

Boele Staal. De winnaars worden op 18 april bekend gemaakt. Zij winnen een uitgebreide publiciteitscampagne rond hun winnende inzending, een replica van het beeld ‘Porteur en graines’ van Désirée Tonnaer en een bijzondere boottocht op het Statenjacht door het schitterende watergebied van AGV. Vorig jaar is de AGV-prijs in de categorie overheid gewonnen door de gemeente de Ronde Venen, in de categorie bedrijfsleven en kennisinstellingen ging de prijs naar de Rietveld Academie. De Stichting Bovenlanden Gagelgebied Wilnis ontving de prijs in de categorie belangenorganisaties. Voor meer informatie: www.agv.nl.

Kandidaten Hydrologieprijs gezocht

plaatsvinden en dient vergezeld te gaan van de publicatie alsmede de geboortedatum van de kandidaat. Voor meer informatie: ing. J. Hooghart (030) 256 44 77.

Wc-boekje als toiletliteratuur Waterschap Groot Salland heeft een boekje uitgegeven om de burgers bewust te maken van wat er wel en niet in het riool thuishoort. ‘Nu onze grote boodschap’ geeft op speelse wijze informatie, amusement en feitjes over het rioolstelsel in Nederland en West-Overijssel.

De Nederlandse Hydrologische Vereniging stelt eens in de drie jaar een prijs beschikbaar voor de beste publicatie op hydrologisch en/of waterhuishoudkundig gebied: de Hydrologieprijs. De prijs is bedoeld als aanmoediging voor jonge hydrologen en bestaat uit een oorkonde en een geldbedrag van 1.500 euro.

V

oor de Hydrologieprijs 2004-2006 komen personen in aanmerking die, toen hun publicatie verscheen, niet ouder waren dan 35 jaar. Onder de publicatie wordt verstaan een artikel in een tijdschrift, vakblad of ander regelmatig verschijnende openbare serie. Ook andere openbare publikaties, zoals proefschriften, boeken, instituutspublicaties e.d. komen in aanmerking. Aangezien het promoveren meestal gebeurt op basis van artikelen, geeft de jury er de voorkeur aan dat de inzender aangeeft welk artikel of hoofdstuk van het proefschrift feitelijk wordt voorgedragen voor de prijs. Als criteria voor de selectie gelden voor de inhoud: het wetenschappelijke niveau en de originaliteit en voor de vorm: de helderheid en de inspirerende werking. Daarnaast wordt de praktische toepassing van het werk in beschouwing genomen. Een breed samengestelde jury zal zich over de inzendingen buigen. De secretaris van de jury wordt graag vóór 20 februari 2007 opmerkzaam gemaakt op auteurs die in aanmerking komen voor de Hydrologieprijs 2004 t/m 2006. Dit kan zowel door de auteurs zelf als door anderen

H

et boekje bestaat uit korte teksten, foto’s en illustraties en heeft een speelse opmaak. Ook zijn er vragen, ‘wist-je-datjes?’, een puzzel en proefjes voor kinderen. Sinds 2005 is het voor alle huishoudens verplicht een aansluiting op het riool te hebben of een IBA te gebruiken. Daardoor hebben zich ongeveer 6.000 huishoudens uit het beheergebied van Groot Salland aangesloten op het riool. Het waterschap wil met name deze mensen informeren over de afname en zuivering van afvalwater en voorkomen dat allerlei zaken in de riolering terechtkomen die daar niet horen. Het boekje kan vanaf 12 februari door elke inwoner in het beheergebied van Groot Salland gratis worden aangevraagd via de website: www. wgs.nl.


.XQ MLM EHODQJHQ YHUHQLJHQ"

0HGHZHUNHU FKHPLH HQ SURFHVWHFKQLHN 2IJKSWATERSTAATå:UID (OLLAND åAFDELING (ANDHAVING å2OTTERDAM :HUN MH ELM KHW 5LMN GDQ ZHUN MH DDQ 1HGHUODQG +HW 5LMN LV GH YHU]DPHO QDDP YRRU DOOH PLQLVWHULHV HQ WLHQ WDOOHQ GLHQVWHQ HQ RQGHUGHOHQ YHU VSUHLG RYHU KHW KHOH ODQG 'DDU ZHU NHQ ]RzQ PHQVHQ DDQ PDDW VFKDSSHOLMN EHODQJULMNH YUDDJVWXNNHQ HQ GH XLWYRHULQJ YDQ XLWHHQORSHQGH SURMHFWHQ 9DQ RXGHUHQ]RUJ HQ NLQ

2SOHLGLQJ +ER RI ZR PDWHULHNHQQLV UXLPH HUYDULQJ PHW KDQGKDYLQJ 6DODULVLQGLFDWLH %UXWRPDDQGVDODULV PD[LPDDO å ELM HHQ XULJH ZHUNZHHN 2Q]H DIGHOLQJ +DQGKDYLQJ LV DOV EHYRHJG JH]DJ EHODVW PHW WRH]LFKW HQ PHW GH KDQGKDYLQJ YDQ YHUJXQQLQJHQ -H YRHUW RS EHGULMIVQLYHDX ULVLFR DQDO\VHV FRQWUROHV HQ DXGLWV XLW -H DGYLVHHUW RYHU VDQFWLHV RYHU GH KDQGKDDIEDDUKHLG YDQ YHUJXQQLQ JHQ HQ MH EHKDQGHOW FRPSOH[H KDQGKDYLQJV]DNHQ -H YRHUW GLYHUV RYHUOHJ HQ YHU]RUJW KDQGKDYLQJV SURMHFWHQ PHW DQGHUH RYHUKHGHQ ,QIR ZZZ ZHUNHQELMKHWULMN QO 5:6 +2

GHURSYDQJ WRW DVLHO]RHNHUV 9DQ YRHGVHOYHLOLJKHLG HQ (XURSHVH UHJHO JHYLQJ WRW EHODVWLQJKHUYRUPLQJHQ =DNHQ GLH RQV DOOHPDDO UDNHQ 'DW PDDNW KHW ZHUNHQ ELM KHW 5LMN ]R ELM]RQGHU 'HQN MH YHUGHU HQ ZLO MH YHUGHU" .LMN GDQ VQHO RI HU KLHUQDDVW LHWV YRRU MH ELM VWDDW 2I JD QDDU ZZZ ZHUNHQELMKHWULMN QO YRRU PHHU LQIRUPDWLH HQ DOOH DQGHUH EDQHQ PHW LQKRXG

ZZZ ZHUNHQELMKHWULMN QO

$GYLVHXU YHUJXQQLQJYHUOHQLQJ :HW YHURQWUHLQLJLQJ RSSHUYODNWHZDWHU

2IJKSWATERSTAATå:UID (OLLAND åAFDELING %MISSIES åSECTORå6ERGUNNINGEN å 2OTTERDAM 2SOHLGLQJ +ER RI ZR NHQQLV YDQ YHUJXQQLQJ YHUOHQLQJ FKHPLH SURFHV RI PLOLHXWHFKQRORJLH 6DODULVLQGLFDWLH %UXWRPDDQGVDODULV PD[LPDDO å ELM HHQ XULJH ZHUNZHHN 2Q]H DIGHOLQJ (PLVVLHV UHJXOHHUW ZDWHUOR]LQJHQ %LQQHQ RQ]H VHFWRU 9HUJXQQLQJHQ EHKDQGHOHQ ZH YHUJXQQLQJVDDQYUDJHQ HQ GUDJHQ ZH ELM DDQ EHOHLGVYRUPLQJ -H YHU]RUJW YHUJXQQLQJYHUOHQLQ JHQ WUHNW SURMHFWHQ RS KHW YDNJHELHG HQ ]HW YLD LQKXXU XLWEHVWHGLQJ HQ FRQWUDFWEHJHOHLGLQJ VSH FLDOLVWLVFKH ZHUN]DDPKHGHQ XLW -H EHRRUGHHOW DG YLH]HQ HQ SODQQHQ MH RYHUOHJW YHHO PHW DQGHUHQ ,QIR ZZZ ZHUNHQELMKHWULMN QO 5:6 +2


Þ >-> `Á\Ê iÌÊi }iÊ iV ÌiÊV Ì ÕÊâ> `v ÌiÀ

À` VÊ7>ÌiÀÊ i i ÕÝÊ 6 * ÃÌLÕÃÊxÓÓ £ {äÊ ÊÊ iÛiÀÜ /ʳΣ­ä®Óx£ÊÓ£ää£Ó Ê ³Î£­ä®Óx£ÊÓÓ{ä£Ç ÜÜÜ° À` VÜ>ÌiÀ° v J À` VÜ>ÌiÀ°

GIET UW WERVING VOOR OPLEIDING & PERSONEEL IN HET JUISTE VAT

Ê7 Ê iÀi `Ü `Êâ ÊiÀÊ> Ê iiÀÊ`> ÊÓä°äääÊÕ ÌÃÊ}i« >>ÌÃÌ° Ê Ì ÕÊâ> `v ÌiÀÊÛ À Ê`À Ü>ÌiÀ Ê«À ViÃÜ>ÌiÀ]Ê i Ü>ÌiÀ Ê ««iÀÛ > ÌiÜ>ÌiÀ Ê>vÛ> Ü>ÌiÀ Ê}À `Ü>ÌiÀ Êivv Õi ÌÊ« à }

Ê } ÃV Êv ÌiÀÊÛ À Ê ÌÀ v V>Ì i Ê`i ÌÀ v V>Ì iÊ

Reserveer ook uw personeelsadvertentie in H2O, hét tijdschrift voor watervoorziening en waterbeheer.

010 - 4274180


verenigingsnieuws 9-12 oktober

6de IWA-congres over duurzaam waterhergebruik (‘Wastewater Reclamation and Reuse for Sustainability) Antwerpen 30 november

Hét WaterSymposium (najaarsvergadering KVWN/NVA) locatie nog niet bekend

Jaarprogramma Agenda Onderstaand vindt u de gezamenlijke agenda van NVA en KVWN van vergaderingen, congressen en andere bijeenkomsten. Informatie voor deze agenda kan worden aangeleverd bij het KVWN/NVAbureau: (070) 414 47 78. voorjaar

workshop over klimaatverandering Waterhuis, Nieuwegein

Programmagroep 6 (grondwater en hydrologie) van de NVA is bezig met de voorbereidingen voor een themamiddag Waterberging op 12 april. De locatie is nog niet bekend. Programmagroep 3 van de NVA (afvalwaterbehandeling) heeft een symposium in voorbereiding over de duurzaamheid van het zuiveringsbeheer. De datum is 19 april, ook hier is de locatie nog niet bekend.

Jongerenplatform bijeenkomst over afvalwateraccoorden locatie nog niet bekend maart-april

tweedaags congres over bio-energie (uitgesteld van november 2006) Breda 12 april

themamiddag over waterberging locatie nog niet bekend 20 april

Young Professionals Day - Jongerenplatform Haagse Hogeschool, Den Haag mei

fitterijwedstrijden IWAX Engeland 1 juni

NVA-dag / Klaarmeesterdag (voorlopig) thema: Zeeland leeft op/van/aan/met/in/het water! Middelburg 14-16 juni

Benelux Waterdagen. Hieraan gekoppeld is de Europese CEO-dag over de millenniumdoelen. Centraal staat de klant. Maastricht

Op 15 maart is er weer een Watercafé. Het thema is dit keer ‘Waterdunen’ en vindt plaats bij Oranjewoud in Almere. Meer informatie kun je binnenkort op de sites vinden. Ook verzorgt het Jongerenplatform op 20 april de jaarlijkse Young Professionals Day, ditmaal in de Haagse Hogeschool in Den Haag. Het KVWN/NVA-platform voor leden t/m 35 jaar heeft dit jaar het thema verzilting uitgekozen voor de bijeenkomst. Zoals elk jaar is er ook een bedrijvenmarkt, waarvoor belangstellende bedrijven zich tot medio februari kunnen aanmelden bij het bureau van de verenigingen: info@waterfederatie.nl. Het Jongerenplatform is dringend op zoek naar actieve jonge leden t/m 35 jaar die zich willen bezighouden met het (mede-) organiseren van activiteiten van en voor jongeren. Jongeren worden niet ‘voor de leeuwen gegooid’, maar kunnen rekenen op begeleiding door het bureau en meer ervaren platformleden. Het Jongerenplatform is specifiek op zoek naar een webmaster voor de website waterloopbaan.nl. Het gaat hierbij om het bijhouden van de content, dus een gezonde nieuwsgierigheid naar de activiteiten van het platform is noodzakelijk! Ervaring met een CMS (content managementsysteem) is niet nodig, want in een instructie wordt voorzien.

EierFEStival Samenwerken moet! Die opwekking is van alle tijden. En iedereen is voor, omdat je niet tegen kúnt zijn. Samenwerken doen we dus op allerlei manieren, ook in de kenniswereld. Vaak plechtig aangekondigd met een Memorandum of Understanding of MoU, het bestuurlijke geheugensteuntje op niveau. Maar wat gebeurt er daarna? Waaróm zouden we eigenlijk samenwerken? Omdat de wereld plat is geworden, iedereen met iedereen digitaal verbonden is en we bijna alles van elkaar weten. In die dynamische kennissmeltkroes is topkwaliteit een must en overleven alleen de besten: bijvoorbeeld in een topinstituut. De overheid helpt ons met toverspreuken ‘FES’ en ‘TTI’. Zo dansen we rond een grote pot geld uit het Fonds voor Economische Structuurversterking. Feest! Extra geld voor onderzoek! Wij onderzoekers zien dat wel zitten, we hanteren met graagte het ‘hit-andrun’-model: aiootje scoren en wegwezen. Drommen bestuurders dromen al van nieuwe MoU’s. Maar dat is niet wat FES van ons vraagt. FES vraagt om institutionele transities, die oude routines en institutionele verhoudingen doorbreken. Hoe brengen we het beste bij elkaar en uit welke samenstellende delen? Jammer genoeg durft niemand daarover echt hardop te dromen, ook de overheid niet. FES presenteert deze transitieboodschap als een paasei: verstopt om te worden gevonden. Omslachtig maar effectief, omdat zo’n paasei van Columbus heel feestelijk kan uitpakken. Wij van de watersector zijn inmiddels druk in de weer met onze paaseieren TTIW en FES. Ik hoop dat we er samen smakelijke en stimulerende verrassingen uit kunnen halen, zoals een helder gestructureerd TTIW en een duidelijk transitiedoel. Laat het niet blijven bij papieren MoU’s. Toch blijven MoU’s mooie dingen. Een tijdje geleden vond ik er nog een. Enigszins verweesd, onderin een lade. Er steeg een verstilde, stoffige en weemoedige geur uit op. Was het licht verwijt dat ik rook? “Samenwerken doe je”, hoorde ik het papier knisperend lispelen. Ik heb een andere baan genomen.

juni

KVWN-voorjaarsvergadering Maastricht

WATERCOLUMN

Geïnteresseerden kunnen zich melden bij het verenigingsbureau via info@waterfederatie.nl.

Wim van Vierssen (Kiwa Water Research)

juni

wereldkampioenschappen fitterijwedstrijden Toronto najaar

workshop over automatisering Commissie Watervoorziening locatie nog niet bekend

H2O / 3 - 2007

21


verenigingsnieuws 2. Schoon water moet een blijvend streven zijn, waarvoor de Kaderrichtijn Water een prima basis kan zijn.

Open brief aan formateur Wijffels Geachte heer Wijffels, Stapels post met wensen voor het nieuwe kabinet ontvangt de informateur dezer dagen. Bij de afgelopen formaties zo’n vijf- à zeshonderd. Door de vorm van onze brief is de leestijd tot een minimum beperkt. De boodschap is er echter niet minder om! Ook met deze brief richt een deel van het electoraat zich tot u, met de wensen van de waterprofessionals, verenigd in de KVWN en de NVA. Gezamenlijk vertegenwoordigen deze personenverenigingen de gehele watersector: van overheid tot markt. Op 24 november jl. hebben beide verenigingen, in het kader van hun jaarvergaderingen, het jaarlijkse WaterSymposium gewijd aan innovatie en de formatie. Wat zouden we graag gerealiseerd willen zien? Nederland staat voor een aantal grote uitdagingen op watergebied die integraal en sectoroverschrijdend aangepakt moeten worden. Uitdagingen die in de komende kabinetperiode(n) nadrukkelijk aan de orde moeten komen. Aan het kabinet de taak om met wervend enthousiasme en elan hiervoor een integrale visie te ontwikkelen én uit te dragen!

3. Maak het mogelijk dat Nederlandse kennis en kunde geëxporteerd c.q. vermarkt kan worden.

Informateur/kabinet: daarvoor is het nodig dat het eerder ingezette beleid wordt gecontinueerd. Zorg daarnaast voor draagvlak bij de burger, omdat bescherming tegen hoog water en een betere waterkwaliteit door hen betaald moet gaan worden.

Ons inziens is de problematiek in de volgende drie kernpunten samen te vatten: 1. Voorziene knelpunten als gevolg van klimaatverandering en veranderende beschermingseisen ten aanzien van hoog water c.q. overstromingen dienen opgelost te worden. Onverwijld en proactief!

22

H2O / 3 - 2007


verenigingsnieuws

Geef de waterprofessionals de ruimte om de geformuleerde problemen op te lossen. In die ruimte ontstaan innovatieve ideeën. Innovaties ontstaan niet door regels, beleid, stappenplannen en subsidieregelingen, maar door samenwerkende professionals.

Stimuleer daarbij vooral kennisnetwerken en nieuwe vormen van kennisallianties. Dat zal een vruchtbare basis zijn voor de oplossing van de problemen.

Het staat buiten kijf dat hiervoor een uitdagend opleidingsklimaat aanwezig moet zijn, gericht op zowel de nationale als de mondiale context van de waterproblematiek.

Innovaties zijn succesvol als het probleem is opgelost óf als het leergeld van falen gezien kan worden als een investering voor de volgende, wel succesvolle innovatie. Risico nemen moet dus kunnen en mogen. Timmer daarom subsidieregelingen niet helemaal dicht met stappenplannen, oplevertermijnen en meetbare doelstellingen. Als we de uitkomst al kunnen garanderen, is de innovatie ver te zoeken.

Als het nieuwe kabinet de bovenstaande aanbevelingen overneemt, kunnen we beslist een zonnige toekomst tegemoet zien, met een Nederland waar het veilig wonen, werken en recreëren is en als waterland met een voortrekkersrol bij de aanpak van de mondiale watervraagstukken!

© Beeldleveranciers, Amsterdam

Verlies u niet in structuurdiscussies waarvan niet duidelijk is welke problemen daarmee opgelost worden.

Tot zover onze boodschap. Wij wensen u veel succes met de formatie! Namens de watersector, KVWN en NVA

H2O / 3 - 2007

23



platform

Jaco van der Gaast, Alterra Harry Massop, Alterra Henk Vroon, Alterra

Kwantificering verdroging Bij het karakteriseren van de verdroging wordt onderscheid gemaakt in historische verdroging (grondwaterstandsdaling) en bestuurlijke verdroging (vernattingsbehoefte). In dit artikel wordt verdroging gezien als een verlaging van de gemiddelde grondwaterstand, ongeacht de gebiedsfunctie. Om verdroging in te schatten, wordt gebruik gemaakt van oude grondwaterstandsinformatie die beschikbaar is in de vorm van kaarten. Door deze te vergelijken met recente meetgegevens in peilbuizen is de verdroging te bepalen. In 2005 is een artikel verschenen waarin de verdroging in beeld werd gebracht op basis van karteerbare kenmerken5). Meer recent is een artikel uitgebracht over numerieke verdroging10). Combinatie van deze beide informatiebronnen maakt het mogelijk om zowel de werkelijke verdroging als de numerieke verdroging te kwantificeren.

D

e grondwatertrap (Gt) geeft de fluctuatie en het niveau van de grondwaterstand in de vorm van een gemiddeld hoogste (GHG) en gemiddeld laagste grondwaterstand (GLG) weer. Om de grondwatertrap (Gt) te bepalen, is een neerschalingstechniek beschikbaar die gebruikt kan worden om zowel de historische Gt’s als de actuele Gt vast te stellen4),5). Deze neerschalingstechniek combineert de kansverdelingen van de Gt-klasse met de maaiveldshoogteverdeling van een kaartvlak. De maaiveldshoogteverdeling voor een kaartvlak is af te leiden uit het Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN). Voor de Gt-verdeling kan het gaan om een historische of een actuele verdeling. De kansverdeling voor de Gt is gebaseerd op een steekproef van puntgegevens die liggen binnen identieke kaartvlakken van de bodem- en Gt-kaart met een schaal van 1:50.0008). Hierbij kan gebruik worden gemaakt van peilbuisinformatie, gerichte opnamen of veldschattingen die verzameld zijn in het kader van detailkarteringen. Door een lineaire transformatie van de Gtverdeling per kaartvlak naar de maaiveldshoogteverdeling kunnen op eenvoudige wijze Gt-kaarten voor verschillende perioden worden neergeschaald. Historische situatie

De historische verdroging is veelal groter dan de bestuurlijke. Voor dit artikel is als referentie uit het verleden de ‘natuurlijke grondwatertrap’ gebruikt, die kan worden afgeleid uit de ingeschatte situatie tijdens de bodemgenese11). Deze natuurlijke grondwatertrap geeft bij benadering de grondwatersituatie omstreeks 1850 weer. In de meeste

gebieden geeft deze grondwatertrap globaal aan wat bij herstel de maximaal haalbare grondwatertrap is. Situatie in de COLN-periode

In het begin van de jaren 50 van de vorige eeuw is onderzoek gedaan naar de landbouwwaterhuishouding van Nederland. Dit onderzoek is uitgevoerd door de Commissie Onderzoek Landbouwwaterhuishouding Nederland - T.N.O. (COLN)1),16). In het kader van dit onderzoek zijn o.a. grondwaterstandskaarten gemaakt voor de gemiddelde wintersituatie en de gemiddelde zomersituatie. Omdat voor het bepalen van de verdroging meestal gebruik wordt gemaakt van de GxG is het van belang inzicht te hebben in het verschil tussen de GHG in de COLN-periode en de gemiddelde wintersituatie uit de COLN-periode en de GLG in de COLN-periode en de gemiddelde zomersituatie uit de COLN-periode. Voor het bepalen van de tijdvakken, die in de COLN-periode het beste gebruikt konden worden voor het bepalen van de gemiddelde winter- en zomersituatie, is gebruik gemaakt van grondwaterregimecurves7),14). Uit analyse van deze curves is naar voren gekomen dat voor het wintertijdvak de periode tussen 14 november en 14 februari genomen kan worden en voor het zomertijdvak de periode tussen 14 juni en 14 september16). Uiteindelijk is bij de COLN-kartering om praktische redenen gebruik gemaakt van metingen op slechts enkele specifieke meetdagen. In de COLN-periode heeft men validaties uitgevoerd om te bepalen in hoeverre de kaartgemiddelden overeenkomen met de eerdergenoemde tijdvak-

gemiddelden. Uit deze analyse blijkt dat gemiddeld voor heel Nederland de kaarten voor de wintersituatie iets natter (2,5 tot 6,5 cm op respectievelijk 1 en 2 meter diepte) en voor de zomersituatie iets droger (9 tot 17 cm op respectievelijk 1 en 2 meter diepte) uitvallen dan de tijdvakgemiddelden1). Deze waarden kunnen echter per provincie verschillen. Ook Stol16) komt tot de conclusie dat de kaarten op iets extremere waarden zijn gebaseerd dan het tijdvakgemiddelde. Door Colenbrander2) is voor het Leerinkbeekgebied eveneens een vergelijking gemaakt tussen de gemiddelde grondwaterdieptekaarten over de periode 1952-1966 en de kaarten die gemaakt zijn in de COLN-periode. Uit deze vergelijking blijkt dat de COLN-kaart voor de winter een nattere stand aangeeft en voor de zomer een drogere stand. Hierdoor komt ook Colenbrander tot de conclusie dat de COLN-kaarten ongeveer de GHG en GLG weergeven. Recentelijk is een reconstructie van de historische grondwaterkarakteristiek uitgevoerd12). In deze studie is gebruik gemaakt van tijdreeksanalyse om de grondwaterstandsfluctuatie en de bijbehorende GHG en GLG te bepalen. Hierbij is ervan uitgegaan dat de GHG en GLG op basis van tijdreeksanalyse klimaatrepresentatief is. Uit recent onderzoek is echter gebleken dat het niet mogelijk is klimaatseffecten, bij het gebruik van lineaire tijdreeksen, geheel uit te schakelen3),6),8). Uiteindelijk is er, ondanks de onzekerheid over het verschil tussen de COLN-kaarten en de GHG en GLG, voor gekozen de COLN-kaarten zonder aanpassing te gebruiken bij het bepalen van de verdroging.

H2O / 3 - 2007

25


Afb. 1: Neergeschaalde actuele GHG (links) en GLG (rechts)9)

Situatie tijdens de bodemkartering (schaal 1:50.000)

De landsdekkende bodemkaart (schaal 1:50.000) is gekarteerd in de periode 19601998. In deze periode is naast de bodem ook de Gt gekarteerd. Door deze lange karteringsperiode is het lastig de kaart te gebruiken in het verdrogingsonderzoek. De kaart is immers niet representatief voor ĂŠĂŠn moment. De kaart kan op een eenvoudige manier worden neergeschaald en is reeds eerder gepubliceerd4,5). Actuele situatie

Voor de actuele situatie zijn Gt-kaarten gemaakt, waarbij gebruik is gemaakt van de neerschalingsmethodiek in combinatie met peilbuisgegevens4,5). Hierbij zijn de buislocaties over de Gt-vlakken van de bodemkaart 1:50.000 gelegd. Vervolgens is het actuele zwaartepunt van de Gt-kaartvlakken van de bodemkaart bepaald, waarna met behulp van de neerschalingstechniek een actueel beeld van de GxG kon worden bepaald. In dit onderzoek uit 2005 is gebleken dat de actuele situatie op basis van peilbuisgegevens te droog kan uitvallen als gevolg

26

H2O / 3 - 2007

van anisotropie in het bodemprofiel. Vooral in gebieden met een Gt V (GHG<40 cm, GLG>120 cm) kan de GHG, als gevolg van de aanwezigheid van een slecht doorlatende laag, op basis van een peilbuis te droog worden ingeschat. Recentelijk is gebleken dat er in veel situaties een discrepantie kan voorkomen tussen de grondwaterstand gemeten in een peilbuis en de freatische grondwaterstand, gemeten in een open boorgat of in een totaal geperforeerde buis, hetgeen aangeduid kan worden als numerieke verdroging8,9). Door gebruik te maken van veldschattingen uit detailkarteringen is dit probleem te ondervangen. Bij veldschattingen wordt naast informatie van peilbuizen immers ook rekening gehouden met de ont- en afwateringssituatie, vegetatie, landschap en informatie uit het bodemprofiel zoals o.a. gelaagdheid of anisotropie. Daarnaast wordt in de boorgaten meestal een gerichte opname uitgevoerd. Hierdoor is het beter om op basis van de puntgegevens uit digitaal beschikbare recente detailkarteringen de verandering in de Gt te bepalen. In afbeelding 1 is het resultaat in de vorm van

kaartbeelden weergegeven. In de afbeelding zijn patronen van relatief hooggelegen droge gebieden binnen het zandgebied en bijvoorbeeld de veel nattere veengebieden duidelijk zichtbaar. Voor de Veluwe is een duidelijke kaartbladgrens te zien. Deze grens is het gevolg van verschillen in ouderdom van opnamen van de kaartbladen van de bodemkaart en de hiermee samenhangende benaming van de Gt’s. Voor validatie van de kaart in vergelijking met andere kaarten wordt verwezen naar een studie die door Van der Gaast et al.8) in het beheergebied van Waterschap Regge en Dinkel is uitgevoerd.

Verdroging Door de kaarten voor de verschillende perioden van elkaar af te trekken is de verandering in de GHG en GLG in de tijd te bepalen. Hierbij dient echter te worden opgemerkt dat de kaarten elk een andere herkomst en bepalingsmethode hebben, waardoor onnauwkeurigheden bij de vergelijking kunnen ontstaan. In afbeelding 2 zijn de verschillen tussen de kaarten alsmede de gemiddelde verdroging weergegeven. In de kaarten is in de vorm van de rode kleur vooral verdroging te zien, alhoewel er naast


platform

Afb. 3: Schematische weergave van de verdroging bij vergelijking van verschillende gegevensbronnen

Afb. 2: Verschillen in GHG en GLG van landsdekkende kaarten die representatief zijn voor verschillende perioden

verdroging ook vernatting (blauwe kleur) wordt berekend. Indien naar het gemiddelde voor heel Nederland wordt gekeken, geven nieuwere kaarten bijna altijd verdroging. In afbeelding 3 is de gemiddelde verdroging in relatie tot de verschillende gegevensbronnen weergegeven. In de afbeelding is de verdroging schematisch weergegeven. In tegenstelling tot de overige gegevensbronnen is, gezien de onzekerheid over de COLN-gegevens, voor deze gegevens gebruik gemaakt van een stippellijn. De helling van de stippellijn geeft de richting van de onzekerheid aan. Zoals eerder beschreven berust de GHG immers wellicht op een iets nattere situatie en de GLG op een iets drogere situatie. In de afbeelding valt op dat het verschil in GHG tussen de COLN-kaart en de Bodemkaart 1:50.000 negatief is, hetgeen duidt op vernatting. Hieruit komt naar voren dat de COLN-wintergrondwaterstand gemiddeld voor heel Nederland waarschijnlijk droger is dan de GHG. De Gt-schatting op de bodemkaart is vooral gebaseerd op de eigenschappen van de locatie ter plaatse en het bodemprofiel, terwijl de COLN alleen rekening houdt met

Afb. 4: Het mogelijke effect van anisotropie en het gebruik van tijdreeksanalyse op het grondwaterregime. De toevoeging w heeft betrekking op de werkelijke GxG, de toevoeging b heeft betrekking op een GxG op basis van buismetingen.

de gemeten grondwaterstand. Hierdoor wordt ook het effect van de anisotropie niet meegenomen. Als gevolg hiervan is het wellicht plausibel dat de COLN-kaart zelfs iets droger is. Dankzij deze analyse is het ook mogelijk de numerieke verdroging te kwantificeren, welke uitkomt op ongeveer 25 cm. Deze waarde komt ongeveer overeen met het gemiddelde verschil tussen de GxG op basis van stambuizen (peilbuizen met stijgbuis) en de GxG op basis van gerichte opnamen (boorgat zonder stijgbuis) dat door Van der Gaast en Massop3) is geconstateerd. Voor de GHG kunnen dergelijke getallen verklaard worden door de eerdergenoemde anisotropie in de bovengrond. Rond het GLG-moment is het te verwachte effect van de anisotropie echter kleiner. Een mogelijke verklaring voor het lager uitkomen van de GLG op buislocaties is het gebruik van lineaire tijdreeksanalyse. Eerder onderzoek door Van der Gaast en Massop3),6) heeft aangetoond dat er mogelijk een systematisch verschil is tussen de GLG op basis van meetgegevens en de GLG op basis van lineaire tijdreeksanalyse. Het gevonden systematische verschil is in de orde van 10

cm, terwijl de numerieke verdroging uitkomt op bijna 25 cm. In gebieden met wegzijging is het in droge perioden waarschijnlijk ook mogelijk dat er een verschil bestaat tussen de freatische grondwaterstand en een piĂŤzometer op grotere diepte. Wellicht is een combinatie van beide aspecten voldoende om de numerieke verdoging te verklaren (afbeelding 4). Voor beide aspecten geldt echter dat deze nader onderzocht dienen te worden. Ter vergelijking is ook de recent afgeleide kaart van de grondwaterdynamiek (de GD-kaart) gebruikt om de verdroging te kwantificeren13). De GD-kaart is beschikbaar voor het zandgebied. Bij het vergelijken van de neergeschaalde actuele Gt-kaart en de GD-kaart blijkt dat de GD-kaart voor de GHG 6 cm en voor de GLG 9 cm droger is. Ten opzichte van de bodemkaart 1:50.000 is de GD-kaart voor de GHG 15 cm droger en voor de GLG 18 cm droger. Voor de totale verdroging ten opzichte van de historische situatie is de GD-kaart 37 en 57 cm droger voor respectievelijk de GHG en de GLG. Deze getallen geven ook aan dat de verdroging op basis van buisinformatie wordt overschat. Het verschil tussen de actuele Gt op basis

H2O / 3 - 2007

27


van de neerschaling en de GD-kaart is relatief gering en kan verklaard worden uit de afvlakking in de GD-kaart, waardoor relatief natte Gt’s droger worden en droge Gt’s natter worden. Aangezien de droge gebieden met een GHG of GLG dieper dan twee meter in de gehele analyse buiten beschouwing zijn gelaten, wordt de afvlakking in de GD-kaart niet meer helemaal gecompenseerd aan de droge kant, waardoor het gemiddelde iets te droog uit kan vallen. Daarnaast is voor de GD-kaart gebruik gemaakt van buisgegevens bij de kriging-interpolatie. De relatief te droge buizen hebben hierdoor lokaal een verdrogend effect, waardoor de kaart enigszins droger uit kan vallen. Ook in recent gepubliceerd onderzoek is de gemiddelde verdroging berekend. Van der Gaast en Massop5) hebben een soortgelijke tijdreeks gemaakt, waarbij ervan werd uitgegaan dat de actuele situatie kan worden afgeleid uit buisgegevens. Hierdoor was, zoals zij al vermoedden, de totale verdroging overschat. Later hebben Knotters en Jansen15) tijdreeksen gemaakt van verschillende kaarten. De getallen uit die studie komen voor een groot deel overeen met deze studie. Het verschil tussen de historische situatie en de COLN-periode verschilt echter met deze studie. De nauwkeurigheid van de berekende verschillen is moeilijk aan te geven. Uit recent onderzoek is echter gebleken dat op buislocaties de GHG met een standaarddeviatie van 5 cm en de GLG met een standaarddeviatie van 10 cm te bepalen is6). Mede hierdoor moet bij de berekende verschillen waarschijnlijk rekening gehouden worden met een onnauwkeurigheid van 5 à 10 cm.

Conclusies en aanbevelingen De gemiddelde verdroging in Nederland in termen van een grondwaterstandsdaling ten opzichte van de historische situatie bedraagt globaal voor de GHG 30 cm en voor de GLG globaal 45 cm. De grondwaterstandsdaling ten opzichte van de bodemkaart 1:50.000 Drooggevallen peilschaal in een natuurgebied

28

H2O / 3 - 2007

is veel geringer en bedraagt slechts 10 cm. Door deze geringe verdroging in de laatste twee tot drie decennia is het de vraag of de verdroging onverminderd doorgaat. De berekende gemiddelde verdroging heeft betrekking op zowel landbouw als natuurgebieden. Een groot deel van de verdroging is veroorzaakt door waterhuishoudkundige ingrepen ter verbetering van de landbouwkundige situatie in het landbouwgebied. Hierdoor is naar verwachting de verdroging van natuurgebieden kleiner. Daarnaast zijn natuurgebieden in het zandgebied vaak gelegen op locaties met bijzondere geohydrologische omstandigheden. Deze omstandigheden zorgden ervoor dat deze gebieden voor landbouwkundige productie minder interessant waren. Daarnaast gaan deze omstandigheden vaak gepaard met het voorkomen van storende lagen en de hiermee samenhangende verticale weerstand. Voor dit soort gebieden is vooral onder natte omstandigheden de ruimtelijke interactie met de omgeving relatief gering, waardoor deze gebieden ook minder gevoelig zijn voor verdroging. Ook het effect van maatregelen in de omgeving van natuurgebieden wordt mede bepaald door anisotropie en daardoor veelal te groot ingeschat. De verdroging in termen van een verlaging van de gemiddelde grondwaterstand berekend als verschil tussen buisgegevens en Gt-kaarten, is overschat. De overschatting bedraagt gemiddeld gezien over heel Nederland ongeveer 25 cm. Hiermee is getracht de numerieke verdroging te kwantificeren. Ook modellen, welke geijkt zijn op freatische grondwaterstandsbuizen, kunnen numerieke verdroging introduceren. Indien de verdroging wordt bepaald op basis van buisgegevens, waarbij oude en recente meetreeksen worden vergeleken, heeft de berekende verdroging betrekking op de stijghoogteverlaging op het niveau van de filterdiepte van de desbetreffende peilbuis. Nader onderzoek naar de representatieviteit

van deze berekende verdroging in relatie tot anisotropie is wenselijk. Ook om meer inzicht te krijgen in de numerieke verdroging van de GLG is meer onderzoek noodzakelijk. Vooral in veengebieden heeft er in de afgelopen eeuw een verdergaande maaiveldsdaling plaatsgevonden. Hierdoor kan bij een relatief geringe daling van de grondwaterstand ten opzichte van het maaiveld de grondwaterstandsdaling in absolute zin toch aanzienlijk zijn. Dit heeft tot gevolg dat het grondwaterstandsverschil met de omgeving (veelal minerale zand- of kleigronden) voor hoogveengebieden kan zijn afgenomen en voor laagveengebieden, afhankelijk van de ligging ten opzichte van de omgeving, kan zijn toe- of afgenomen. LITERATUUR 1) Bos H. (1958). De landbouwwaterhuishouding in de provincie Drenthe. CHO - T.N.O. 2) Colenbrander H. (1970). Waarneming en bewerking van grondwaterstand en bodemvochtgegevens. In: Colenbrander, H., H. Wassink, T. Blok en E. Schierbeek; Hydrologisch onderzoek in het Leerinkbeekgebied. Provincie Gelderland. 3) Gaast J. van der en H. Massop (2003). Karakterisering van de freatische grondwaterstand in Nederland; Bepaling van de GxG en xG3 voor 1995 op puntlocaties. Alterra. Rapport 819. 4) Gaast J. van der, H. Massop en G. Heuvelink (2005). Monitoring van verdroging; Methodische aspecten van meetnetoptimalisatie. Alterra. Rapport 1102. 5) Gaast J. van der en H. Massop (2005). De verdroging in beeld met historische en actuele grondwatertrappen op basis van karteerbare kenmerken. H2O nr. 14/15, pag 43-46. 6) Gaast J. van der en H. Massop (2005). Hoe nauwkeurig is de grondwatertrap op buislocaties te bepalen? Stromingen nr. 4, pag. 5-17. 7) Gaast J. van der en H. Massop (2005). Het grondwaterregime als basis voor de grondwatertrap. H2O nr. 22, pag 36-38. 8) Gaast J. van der, H. Vroon en M. Pleijter (2006). De grondwaterdynamiek in het waterschap Regge en Dinkel. Alterra. Rapport 1335. 9) Gaast J. van der, H. Massop, H. Vroon en I. Staritsky (2006). Hydrologie op basis van karteerbare kenmerken. Alterra. Rapport 1339. 10) Gaast J. van der, H. Vroon en H. Massop (2005). Verdroging veelal systematisch overschat. H2O nr. 21, pag 25-29. 11) Jansen P., F de Vries en J. Runhaar (1999). Grondwaterkarakteristieken van bodemeenheden; het oorspronkelijk grondwaterregime ontleend aan bodemkenmerken. SC. Rapport 694. 12) Jansen P., M. Knotters, D. Brus en J. van der Horst (2003). Reconstructie van historische grondwaterstandskarakteristieken met grondwaterstanden gemeten in de periode 19521955. Alterra. Rapport 614. 13) Kekem A. van, T. Hoogland en J. van der Horst (2004). Uitspoelingsgevoelige gronden op de kaart; werkwijze en resultaten. Alterra. Rapport 1080. 14) Knibbe M. en B. Marsman (1961). Grondwatertrappenindeling in Overijsselse zandgronden. Voorlopige wetenschappelijke mededelingen (no 16). Stichting voor Bodemkartering. 15) Knotters M. en P. Jansen (2005). Honderd jaar verdroging in kaart. Stromingen nr. 4. 16) Stol P. en B. Vrijhof (1958). De landbouwwaterhuishouding in de provincie ZuidHolland. CHO - T.N.O.


platform

Kees van Beek, Kiwa Water Research Rob Breedveld, Vitens A&D Marc Balemans, Kiwa Water Research Gertjan Doedens, Vitens MN

Naar een verstoppingsvrij puttenveld Tull en ‘t Waal (3): putverstopping en putschakelen Puttenveld Tull en ‘t Waal (Vitens Midden-Nederland) heeft ernstig te lijden van mechanische verstopping (verstopping van de boorgatwand). Mechanische verstopping kan op twee manieren worden tegengegaan: door de boorgatwand minder met deeltjes te belasten (door regelmatig te schakelen en/of door de capaciteit van de onderwaterpomp te verkleinen) en door de filterwerking van de boorgatwand te minimaliseren (zodat deeltjes in het onttrokken grondwater de boorgatwand gemakkelijk kunnen passeren). Dit laatste is mogelijk door zo schoon mogelijk te boren en/of door de put maximaal te ontwikkelen. In deze bijdrage wordt op de eerste mogelijkheid ingegaan, namelijk de relatie tussen het optreden van putverstopping en putschakelen. Putverstopping kan worden voorkomen door het toepassen van de juiste putschakeling. Niet alleen de duur van de afzonderlijke onttrekkingsperioden blijkt van belang, maar ook de duur van de rustperioden tussen de onttrekkingen. Tevens blijkt uit het onderzoek dat een ‘gezonde’ put zonder problemen tijdelijk ‘overbelast’ mag worden. Het beschreven onderzoek is uitgevoerd in opdracht van Vitens MN en het BTO Putmanagement, waarbij gebruik is gemaakt van resultaten van het BTS-onderzoek. In 2006 heeft IWA voor het onderzoek naar putmanagement, waaronder het hier beschreven concept van putschakelen om putverstopping te voorkomen, een Innovation Award uitgereikt aan de participanten van het BTS-onderzoek en BTO-onderzoek, waaronder Oasen, Vitens (toen nog Hydron), WML, Brabant Water, VMW, TU Delft en Kiwa Water Research. Dit is het derde artikel in een reeks van vier. De eerste twee artikelen zijn in de vorige H2O verschenen.

O

p meerdere puttenvelden, onder andere Noordbergum1) en Heel3), is gebleken dat er een verband bestaat tussen schakelfrequentie van de onderwaterpomp en optreden van (mechanische) putverstopping. Langdurige continue onttrekkingen leiden tot een toename van de afpomping en dus tot putverstopping en kort durende onttrekkingen tot een gelijk blijven van de afpomping of tot enige verbetering. Uit resultaten van deeltjestellingen bleek dat de concentratie van deeltjes in het onttrokken grondwater kort na het starten van de onderwaterpomp een maximum vertoont, om vervolgens te naderen naar een evenwichtsconcentratie. Dit is echter de concentratie na filtratie over de boorgatwand en is dus kleiner dan de concentratie in het aanstromende grondwater. Door het aanzetten van de onderwaterpomp

wordt de omgeving van het putfilter (boorgatwand) verstoord, waardoor deeltjes die gedurende de voorgaande onttrekkingsperiode op de boorgatwand zijn geaccumuleerd worden gemobiliseerd en door het onttrokken grondwater worden afgevoerd. Zolang (gemiddeld) de deeltjes die gedurende een onttrekkingsperiode op de boorgatwand zijn geaccumuleerd, door het aanzetten van de onderwaterpomp bij de daaropvolgende onttrekkingsperiode weer volledig worden verwijderd, zal geen verstopping optreden. Is dat niet het geval, dan zal putverstopping optreden. Een en ander is toegelicht in afbeelding 1 op de volgende bladzijde.

Bepaling van de afpomping In alle putten van puttenveld Tull en ‘t Waal zijn drukhoogtemeters ingehangen, die elk half uur de drukhoogte registreren.

Deze drukopnemers worden maandelijks uitgelezen. Uit het verschil in drukhoogte tijdens rust en tijdens bedrijf kan de afpomping worden berekend. Putverstopping wordt gedefinieerd als een afname van de specifieke volumestroom Qspec* Q Qspec = —— Δs Hierin is: Qspec : specifieke volumestroom (m3/h per m afpomping) Q : onttrekking door de put (m3/h) Δs : afpomping (m) Zolang de onttrekking door de put gelijk blijft, is een afname in de specifieke volumestroom recht evenredig met een toename in de afpomping. Daarom is in het vervolg

H2O / 3 - 2007

29


gewerkt met de afpomping als maat voor het optreden van putverstopping. Afbeelding 2 toont het verloop van de afpomping voor put 22.

Putschakeling Bij het begin van de experimenten in januari 2005 werd put 22 ‘vooraan’ gezet. Op deze manier werd de bedrijfsvoering van put 22 leidend en van de overige putten volgend. Daardoor week de werkelijke bedrijfsvoering weinig af van de gewenste bedrijfsvoering. Na augustus 2005 werd de carousselschakeling operationeel, waardoor alle putten volgens een vast schema schakelden6). Op puttenveld Tull en ‘t Waal worden de schakelingen van de putten geregistreerd. Uit deze schakelingen kan de duur van de afzonderlijke onttrekkings- en rustperioden worden afgeleid. Dit maakt controle van het opgelegde schakelschema mogelijk.

Putverstopping en putschakeling Uit afbeelding 2 blijkt dat het verloop van de afpomping (putverstopping) gedurende de periode van 1 januari 2005 tot 1 juli 2006 varieert. Aanvankelijk neemt de afpomping scherp toe, om vervolgens weer bijna tot de oorspronkelijke waarde terug te keren. Deze variatie in afpomping hangt samen met het putschakelen. Het beeld is op het einde iets geflatteerd, omdat gedurende de periode februari-maart 2006 de onderwaterpomp van 120 m3/h werd vervangen door een pomp van 100 m3/h. Afbeelding 2 illustreert duidelijk de relatie tussen duur van de afzonderlijke onttrekkingsperioden en het optreden van putverstopping. Ten gevolge van de lange onttrekkingsperioden begin 2005 neemt de afpomping snel toe. Als de duur van deze periode wordt verkort tot drie uur, neemt de afpomping af. Uit extrapolatie van het verloop van de afpomping voor en na de miswijzing, ontstaat de indruk dat de omslag van toename naar afname vrijwel direct is opgetreden. Zoals reeds vermeld, is gedurende de periode februari-maart 2006 een pompproef op de put uitgevoerd, waarbij gedurende zeven dagen continu met wisselende capaciteit is onttrokken. Uit de afbeelding blijkt dat deze continue onttrekking geen nadelig effect op de afpomping heeft gehad. Deze pompproef werd uitgevoerd terwijl de put zich aan het verbeteren was. Blijkbaar kan een put in goede conditie zonder nadeel tijdelijk worden ‘overbelast’.

Deeltjesbalans Afbeelding 3 toont voor put 22 het verloop van de concentratie deeltjes > 2 μm en de schakelingen, zowel van put 22 als van de overige putten. Uit de afbeelding blijkt dat de put in bedrijf is geweest gedurende drie uur en vervolgens twee maal gedurende zes uur. Deze perioden van drie en zes uur hangen samen met de ingestelde carrouselperiode. Uit afbeelding 3 blijkt dat het verloop van de deeltjesconcentratie regelmatig wordt verstoord. De oorzaak van deze verstoringen is onduidelijk; willekeurige verstoringen door falen van de apparatuur door vuile detector etc. en niet-willekeurige verstoringen door het aan- (of uit-)schakelen

30

H2O / 3 - 2007

Afb. 1: Voorbeeld van een verloop van de concentratie deeltjes in onttrokken grondwater. Zolang de verwijderde hoeveelheid deeltjes bij aanschakelen van de onderwaterpomp gemiddeld gelijk is aan de geaccumuleerde hoeveelheid tijdens voorgaande onttrekking, zal geen putverstopping optreden.

Afb. 2: Verloop van de afpomping. Tevens is de duur van de afzonderlijke onttrekkings- en rustperioden weergegeven.

Afb. 3: Verloop van de concentratie van deeltjes > 2 μm in het grondwater gedurende onttrekking en de drie onttrekkingsperioden.


platform

Afb. 4: Aantal deeltjes dat bij een schakeling wordt verwijderd, uitgezet zowel tegen de duur van de voorgaande onttrekkingsperiode als de voorgaande rustperiode.

van omringende putten of van putten aangesloten op dezelfde ruwwaterleiding. De oppervlakte onder de ‘piek’ in de deeltjesconcentratie na aanzetten van de onderwaterpomp is een maat voor het aantal verwijderde deeltjes. Merk op dat de deeltjesconcentratie idealiter geleidelijk verloopt naar een evenwichtswaarde. Het begin van deze evenwichtswaarde is niet exact te bepalen. De berekening van het verwijderde aantal deeltjes bevat dus een mate van willekeur. Afbeelding 4 toont het aantal deeltjes dat bij een schakeling wordt verwijderd, uitgezet zowel tegen de duur van de voorgaande onttrekkingsperiode als de duur van de voorgaande rustperiode. Uit afbeelding 4 blijkt dat het per schakeling verwijderde aantal deeltjes varieert tussen 1.000 en 2.000. Tevens blijkt dat er geen relatie bestaat tussen het verwijderde aantal deeltjes en de duur van de voorgaande onttrekkingsperiode, maar dat er wel een zwakke lineaire relatie bestaat tussen het aantal deeltjes en de duur van de voorgaande rustperiode. Uit onderzoek aan steekmonsters over de boorgatwand is bekend dat bij mechanische verstopping deeltjesbruggen worden gevormd4),5),7). Deze deeltjesbruggen worden in stand gehouden door de kracht van het aanstromende water en groeien aan onder invloed van de meegevoerde deeltjes. Zodra aan een put niet meer wordt onttrokken, valt de kracht van het aanstromende water weg en zullen de gevormde deeltjesbruggen uit elkaar beginnen te vallen. Hoe langer de rustperiode, des te meer deeltjesbruggen uit elkaar vallen. Dat mechanisch verstopte putten door stilstand aanzienlijk verbeteren is al lang bekend2). Het is niet zo dat een put na vijf minuten rust weer kan worden bijgezet. Niet alleen de duur van de afzonderlijke onttrekkingsperiode is van belang, maar ook de duur van de afzonderlijke rustperioden.

van de afzonderlijke onttrekkkingsperioden is van belang, maar ook de duur van de afzonderlijke rustperioden. Bovendien blijkt dat een put in goede conditie tijdelijk kan worden ‘overbelast’. Er zijn aanwijzingen dat het voordelig is het putschakelprogramma regelmatig te veranderen. Dit kan gemakkelijk worden verkregen door de carrouselgroepen binnen het carrouselschema te laten rouleren6). Naast de hier beschreven putschakeling beïnvloeden ook nog andere, niet of minder te beïnvloeden, factoren het optreden van putverstopping. Te noemen zijn verdeling van de deeltjesconcentratie en van de weerstand over de boorgatwand over de lengte van het putfilter en onderlinge beïnvloeding van de putten. LITERATUUR 1) Van Beek C., A. Oosterhof, R. Breedveld en B.-R. de Zwart (2004). Zelfregenererende pompputten, frequent schakelen voorkomt mechanische putverstopping. H2O nr. 18, pag. 36-38. 2) Van Beek C. en M. Brandes (1977). Regeneratie van putten. H2O nr. 24 pag. 546-551. 3) Juhász-Holterman M., M. Balemans en C. Jansen (2004). Beter inzicht in putverstopping door flowmetingen en hoogfrequente stijghoogtemetingen. H2O nr.17, pag. 29-31. 4) Oosterhof A. (2005). Evaluatie regeneraties en onderzoek putverstopping puttenveld Ritskebos te Noardburgum. Rapport Vitens. 5) Timmer H., J. Verdel en A. Jongmans (2000). Verstopping putten door van nature aanwezig materiaal. H2O nr. 20, pag. 24-26. 6) Van der Wurf N., C. van Beek, R. Breedveld en G. Doedens (2007). Naar een verstoppingvrij puttenveld Tull en ‘t Waal (2): Carrousel putschakelschema. H2O nr. 2, pag. 51-53. 7) De Zwart A. (2007). Theoretical and experimental study of well clogging processes in the vicinity of water supply wells. Proefschrift TU Delft.

Conclusie Uit het voorgaande blijkt dat de afpomping (verstopping van de put) sterk is gerelateerd met de putschakeling. Niet alleen de duur H2O / 3 - 2007

31


Kees van Beek, Kiwa Water Research Rob Breedveld, Vitens A&D Marc Balemans, Kiwa Water Research Gertjan Doedens, Vitens MN

Tull en ‘t Waal (4): deeltjesbalans en gedrag van deeltjes in onttrokken grondwater Om aanbevelingen voor een verstoppingsvrij puttenveld goed te kunnen onderbouwen, is informatie over het gedrag van deeltjes nodig. Informatie over dit gedrag kan worden verkregen door deeltjestellingen. Op basis van de resultaten van deze tellingen kunnen uitspraken worden gedaan, bij voorbeeld over de verstoppingsgevoeligheid van putten. Mechanische putverstopping kan worden voorkomen indien gemiddeld bij het aanschakelen van de onderwaterpomp de deeltjes worden verwijderd die gedurende voorgaande onttrekkingsperiode op de boorgatwand zijn geaccumuleerd. Deze hypothese is nu met behulp van deeltjesbalansen bevestigd. Het beschreven onderzoek is in opdracht van BTO Putmanagement en Vitens MN uitgevoerd, waarbij gebruik is gemaakt van resultaten van het BTS onderzoek. Dit is het laatste uit een serie van vier artikelen, waarvan de eerste twee in H2O nummer 2 van dit jaar stonden.

I

n Nederland kunnen twee typen putverstopping worden onderscheiden, namelijk chemische of filterspleetverstopping en mechanische of boorgatwandverstopping. Mechanische verstopping wordt veroorzaakt door een accumulatie van deeltjes op de boorgatwand. Deze deeltjes zijn van nature in (anaeroob) grondwater aanwezig en bestaan uit natuurlijk materiaal, zoals kleimineralen, organische stof, kwarts en kalk3),5). Naar verwachting zullen de grofste deeltjes het meest bijdragen aan het optreden van verstopping. Daarom komt het goed uit dat tellers op de markt zijn die aantallen deeltjes met bijbehorende diameter tellen. De ondergrens voor de diameter van de getelde deeltjes bedraagt 2 μm. Uit de literatuur blijkt dat filtratie van deeltjes met een diameter kleiner dan 1 μm wordt bepaald door diffusie en van deeltjes groter dan 1 μm door interceptie en sedimentatie4). Mechanische krachten die op deeltjes in (stromend) grondwater werken, omvatten zwaartekracht, opwaartse drijfkracht en sleepkracht (erosiekracht) ten gevolge van versnelling bij het aanzetten van de onderwaterpomp

32

H2O / 3 - 2007

en ten gevolge van continue onttrekking. De richting van deze laatste kracht valt samen met de stromingsrichting van het grondwater naar de dichtstbijzijnde put, maar werkt ook tangentieel onder invloed van omringende putten. De deeltjestellingen worden uitgevoerd aan het onttrokken grondwater via de monsterkraan op de putkop. Het aldus bemonsterde grondwater is dan watervoerend pakket, boorgatwand, omstorting, putfilter, onderwaterpomp, stijgleiding, monsterkraan en monsterslang gepasseerd. Gedurende dit gehele traject kan de concentratie van deeltjes worden beïnvloed door interactie met oppervlakken en door de mechanische actie van de onderwaterpomp. Ondanks deze mogelijke interacties wordt aan deze methode de voorkeur gegeven boven monsterneming via bijvoorbeeld een waarnemingsput, omdat vanwege het grote doorstroomvolume de productieput schoon is en/of snel een evenwicht is bereikt.

Deeltjesconcentratie Onderstaande afbeeldingen tonen het verloop van de concentratie deeltjes

> 2 μm en de fractie deeltjes >3 μm in het onttrokken grondwater gedurende de onttrekkingsperioden in twee uiterste putten; de oude, verstopte put 22 en de nieuwe, maximaal ontwikkelde put 35. Uit afbeelding 1 en 2 blijkt dat bij het aanzetten van de onderwaterpomp de concentratie aanvankelijk hoog is en snel afneemt tot een vrijwel constante lage waarde. Deze lage waarde is echter niet altijd gelijk. Deze aanvanklijke hoge concentratie wordt veroorzaakt door mobilisatie van deeltjes, die gedurende voorgaande onttrekkingsperioden op de boorgatwand zijn geaccumuleerd. Opvallend zijn de vele verstoringen. De oorzaak is onbekend; zij kunnen veroorzaakt zijn door onderlinge beïnvloeding van de putten (put 22 is midden op het puttenveld gelegen, put 35 aan de rand), maar ook door instabiliteit van de teller of vervuiling van de sensor. De verschillen in concentratieniveau aan het eind van elke meting worden waarschijnlijk veroorzaakt door variaties in weerstand in de ruwwaterleiding (het


platform r: L: (Qspec)opl:

straal van het boorgat (m) lengte van het putfilter (m) specifieke volumestroom bij oplevering (m3.h-1.m-1) actuele specifieke volumestroom (Qspec)act: (m3.h-1.m-1) (berekende) concentratie deeltjes (cN)aquifer: in het toestromende grondwater (n/m3) (cN)putkop: (gemeten) concentratie deeltjes in het onttrokken grondwater (n/m3)

Afb. 1: Verloop van de concentratie deeltjes >2 μm en de fractie deeltjes >3 μm in het onttrokken grondwater gedurende de beschouwde periode in put 22. De nummers geven de individuele onttrekkingsperioden aan. Tevens is de berekende gemiddelde concentratie weergegeven.

Berekening leert dat bij put 22 per m2 open boorgatwand 41,2x106 deeltjes/uur worden afgefiltreerd, en bij put 35 3,6x106 deeltjes. Op de boorgatwand van de oude, vaak geregenereerde, half verstopte put 22 worden dus meer dan tienmaal x zo veel deeltjes afgefiltreerd dan op de boorgatwand van de nieuwe, maximaal ontwikkelde put 35. Door het grotere aantal deeltjes is put 22 gevoeliger voor verstopping dan put 35.

Deeltjesbalans Het aantal deeltjes geaccumuleerd op de boorgatwand is gelijk aan: AN = Q{(CN)aquifer - (CN)putkop}Δt Hierin is: AN : aantal deeltjes afgefiltreerd op de boorgatwand (n) Δt : gemiddelde duur van een onttrekkingsperiode (h)

Afb. 2: Verloop van de concentratie deeltjes >2 μm en de fractie deeltjes >3 μm in het onttrokken grondwater gedurende de beschouwde periode in put 35. De nummers geven de individuele onttrekkingsperioden aan. Tevens is de berekende gemiddelde concentratie weergegeven.

aantal putten dat tegelijk op dezelfde leiding levert). Alle gemeten deeltjes zijn afkomstig uit het watervoerend pakket. Indien we aannemen dat gedurende de gehele meetperiode het aantal deeltjes, dat is geaccumuleerd op de boorgatwand, gelijk is gebleven (de put is niet verstopt en niet verbeterd), is het mogelijk een gemiddelde achtergrondconcentratie te berekenen, namelijk door het aantal deeltjes te sommeren en te delen door het aantal waarnemingen. De gemiddelde achtergrondconcentratie deeltjes >2 μm in put 22 is dan gelijk aan 11,5/ml. Uit de laatste waarden van de lange meetreeksen, onder andere 11, 16, 18, 19 en 22 is een gemiddelde (laagste) concentratie berekend. Deze waarde varieert tussen 5,3 en 7,6/ml. Aannemende dat in meerdere tellingen nog geen constante waarde was bereikt, zal de correcte waarde zich aan de onderzijde van het traject bevinden en bijvoorbeeld gelijk zijn aan 6,0 deeltjes/ml >2 μm. Dat betekent dat bij deze put (11,56,0)/11,5 x100% = 50% van de meegevoerde deeltjes op de boorgatwand wordt afgefiltreerd.

Op dezelfde wijze kan voor put 35 een laagste gemiddelde concentratie deeltjes worden berekend. Deze waarde bedraagt 3,6 /ml. Dat betekent dat bij deze put (5,93,6)/5,9x100% = 40% van de meegevoerde deeltjes op de boorgatwand wordt afgefiltreerd. Uit bovenstaande volgt dat blijkbaar ongeveer de helft van de aangevoerde deeltjes op de boorgatwand wordt afgefiltreerd. De hoeveelheid deeltjes die per oppervlakte eenheid open boorgatwand wordt afgefiltreerd is gelijk aan (de oppervlakte open boorgatwand is de oppervlakte van de boorgatwand gecorrigeerd voor putverstopping): Q (Qspec)opl (AN)obw = –––––– ––––––––– {(CN)aquifer - (CN)putkop} 2prL (Qspec)act Hierin is: (AN)obw :

Q:

aantal deeltjes afgefiltreerd per oppervlakte eenheid open boorgatwand per tijdseenheid (n.h-1.m-2) onttrekking door de put (m3/h).

Het aantal deeltjes gedurende een schakelperiode van drie uur afgefiltreerd op de boorgatwand van put 22 bedraagt: 120 x (11,5 - 6,7) x 106 x 3 = 1735 x 106, en bij put 35: 60 x (5,9 - 4,0) x 106 x 3 = 344 x 106. Uit van Beek et al. (in druk) blijkt dat bij put 22 per schakeling 1.000 à 2.000 x 106 deeltjes worden verwijderd en bij put 35 500 à 900 x 106. Vergelijking leert dat de geaccumuleerde en verwijderde aantallen deeltjes met elkaar overeen komen, zeker als rekening wordt gehouden met de onzekerheden in de gehanteerde concentraties deeltjes. Het optreden van mechanische putverstopping wordt verklaard door een verstoring van de balans van geaccumuleerde deeltjes tijdens onttrekking en gemobiliseerde deeltjes tijdens het aanschakelen van de pomp. Deze verklaring is nu door resultaten van deeltjesbalansen bevestigd.

Deeltjesgrootteverdeling Aan de diameter van de meegevoerde deeltjes wordt een bovengrens gesteld door de grofte van het watervoerend pakket: de maximale diameter van een deeltje wordt bepaald door de diameter van de poriehalzen van de aquifermatrix en/of de boorgatwand. Hoe groter de diameter van de poriehalzen, des te groter de maximale deeltjesdiameter. In de praktijk ligt de maximale diameter voor deeltjes in onttrokken grondwater op 20 à 40 μm. Het grovere omstortingsgrind bezit wijdere poriehalzen en kan daardoor geen belemmering vormen voor het transport van de aangevoerde deeltjes.

H2O / 3 - 2007

33


In afbeelding 1 en 2 is ook de fractie deeltjes met de diameter >3 μm (ten opzichte van de concentratie deeltjes >2 μm) weergegeven. Uit beide afbeeldingen blijkt dat de fractie deeltjes >3 μm voor de putten 22 en 35 zeer verschillend is, namelijk respectievelijk 0,48 en 0,25. Uit afbeelding 2 blijkt tevens dat de fractie deeltjes > 3 μm met toenemende onttrekkingsduur afneemt. Dit is in lijn met de verwachting: bij het aanzetten van de onderwaterpomp treedt een verstoring van de omgeving van het putfilter op, waarna vervolgens de grovere deeltjes het eerst zullen sedimenteren. Afbeelding 3 toont de relatie tussen deeltjes diameter en deeltjes concentratie. Zo bevat het onttrokken grondwater van put 21 minder dan 0,001 deeltje/ml met een diameter groter dan 15 μm en 0,1 deeltje/ml met een diameter groter dan 3 μm. Uit bovenstaande afbeelding blijkt dat het verloop van de curven van put 21 en put 22 nagenoeg evenwijdig is, evenals voor put 33 en 35. Een evenwijdig verloop van curven duidt op een gelijke deeltjesgrootteverdeling. Aangezien het niet waarschijnlijk is, dat de voorraad deeltjes in het watervoerend pakket rond put 21 en 22 een andere korrelgrootteverdeling bezit dan rond put 33 en 35, moet dit verschil samenhangen met een verschil in putconstructie of bedrijfsvoering. De putten 21 en 22 zijn oud en half verstopt, de putten 33 en 35 nieuw en maximaal ontwikkeld. Verwacht mag worden dat ten gevolge van verstopping alleen de grofste delen van het watervoerend pakket nog water leveren. Bij de verstopte putten 21 en 22 zijn daarom op de boorgatwand alleen de poriehalzen met een grote diameter nog open en de poriehalzen met een kleine diameter verstopt. Dit in tegenstelling tot de nieuwe putten 33 en 35 waar op de boorgatwand zowel de poriehalzen met een grote en met een kleine diameter open zullen zijn. Het optreden van verstopping leidt in de deeltjesgrootteverdeling dus naar een verschuiving naar een groter aandeel grove deeltjes. Het verschil in deeltjesgrootteverdeling tussen enerzijds de verstopte putten 21 en 22 en anderzijds de nieuwe putten 33 en 35 hangt dus samen met mate van putontwikkeling en van putverstopping. Door het aanschakelen van de onderwaterpomp wordt op deeltjes in de omgeving van de put een versnellingskracht uitgeoefend en gedurende de onttrekking een erosieve kracht. Om een indruk te verkrijgen van deze ‘krachten’ is gewerkt met de flux over de open boorgatwand (is de flux over de boorgatwand gecorrigeerd voor putverstopping): Q (Qspec)opl vobw = –––––– ––––––––– 2prL (Qspec)act Hierin is: vobw: flux over de open boorgatwand (m3.h-1.m-2) Substitutie van de waarden voor de putten 22 en 35 leert dat de flux over de open boorgatwand voor put 22 gelijk is aan 6,9

34

H2O / 3 - 2007

Afb. 3: Relatie tussen deeltjesconcentratie en deeltjesgrootte voor de aangegeven putten, berekend uit de gemiddelden van de 20 laatste waarnemingen van (langere) onttrekkingsreeksen, dubbel-logarithmisch weergegeven.

m3.h-1.m-2, en voor put 35 gelijk aan 0,99 m3.h-1.m-2; een verschil van een factor 7. Het verschil in deeltjesgrootteverdeling in het onttrokken grondwater tussen de putten 22 en 35 wordt mede toegeschreven aan dit grote verschil in flux. De volgende vraag wordt dan: wordt aan put 22 te hard onttrokken, of kan aan put 35 harder worden onttrokken? Afgaande op de belasting van de boorgatwand met deeltjes (van Beek et al., 2005) kan in put 35 een grotere onderwaterpomp worden gehangen.

Conclusie Deeltjesconcentratie en deeltjesgrootteverdeling geven informatie over de mate van putontwikkeling en de mate van putverstopping en geven informatie voor de bedrijfsvoering van putten. Hierbij kan gedacht worden aan een objectieve maat voor de verstoppingsgevoeligheid van putten (aantal deeltjes dat per tijdseenheid per oppervlakte eenheid boorgatwand wordt afgefiltreerd) en de capaciteit van de (onderwater)pomp. Bovendien bleek het mogelijk de werkhypothese voor het optreden van mechanische putverstopping te bevestigen.

LITERATUUR 1) Van Beek C., R. Breedveld, M. Balemans en G. Doedens (2007). Naar een verstoppingvrij puttenveld Tull en ‘t Waal (3). Putverstopping en putschakelen. H2O nr. 3, pag. 29-31. 2) Van Beek C. (2005). Deeltjestellingen in onttrokken grondwater. Evaluatie van metingen tot 2003. Kiwa BTO 2005.049 (s). 3) Oosterhof. A. (2005). Evaluatie regeneraties en onderzoek putverstopping puttenveld Ritskebos te Noardburgum. Rapport Vitens. 4) Stumm W. (1992). Chemistry of the solid-water interface, processes at the mineral-water and particle-water interface in natural systems. WileyInterscience. New York. 4) Timmer H., J. Verdel en A. Jongmans (2000). Verstopping putten door van nature aanwezig materiaal. H2O nr. 20, pag. 24-26.


Werken aan water is werken aan je toekomst Waternet is het eerste bedrijf in Nederland voor de gehele watercyclus. Wij zorgen op een integrale, samenhangende en maatschappelijk verantwoorde wijze voor drinkwater, afvalwater en grond- en oppervlaktewater. Het werkgebied omvat de gemeente Amsterdam en een groot deel van de provincies Noord-Holland en Utrecht, in totaal 25 gemeenten en 1 miljoen inwoners. Waternet heeft twee opdrachtgevers: de gemeente Amsterdam - waar het de drinkwatervoorziening, de riolering en het grondwater van de gemeente betreft - en het Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht voor alle waterschapstaken binnen het gehele gebied. Er werken 1700 mensen bij Waternet. Naast het werken aan ons aller toekomst, waarin water een essentiële rol speelt, kun je bij Waternet ook aan je eigen carrière werken. Aantrekkelijke jobs binnen een innovatieve organisatie die zich kenmerkt als collegiaal, informeel, professioneel en klantgericht. Daarnaast zijn werkplezier en een goede balans tussen privé en werk voor ons belangrijk, evenals eigentijdse secundaire arbeidsvoorwaarden. Het kantoor van Waternet aan de Amstel is prima met het openbaar vervoer te bereiken, het ligt op een paar minuten loopafstand van de metrohalte Spaklerweg en op 10 minuten loopafstand van station Amstel. De sector Onderzoek en Projecten is het interne ingenieursbureau van Waternet. De sector is verantwoordelijk voor de realisatie van infrastructurele projecten, zoals dijkreconstructies, renovaties van zuiveringen en aanleg van riolering. De sector geeft advies, doet onderzoek en coördineert de uitvoering van projecten. Binnen de sector vallen de afdelingen Projecten en Onderzoek & Advies. Er werken ruim 150 mensen binnen deze sector. De afdeling Onderzoek & Advies verzorgt onderzoek- en adviesrapporten op de vakgebieden (geo)hydrologie, ecologie, watertechnologie, toxicologie en bodemtechniek. Het kan zowel gaan om kortdurende opdrachten als meer langdurig (wetenschappelijk toegepast) onderzoek. De afdeling zorgt op deze wijze voor ondersteuning bij de primaire sectoren Afvalwater, Drinkwater en Watersysteem bij hun kerntaken en draagt bij aan de ontwikkeling van de watercyclus. Het team Hydrologie en Ecologie is op zoek naar een fulltime

(Senior) Specialist Hydrologie Je werkzaamheden Je ontwikkelt modellen en voert modelstudies uit met programma’s als SOBEK en DUFLOW, onder meer ten behoeve van watergebiedsplannen (o.a. faalkansanalyses) en stedelijke waterplannen (o.a. waterkwaliteitstoets). Daarnaast voer je ondersteunende advieswerkzaamheden uit bij watersysteemanalyses (wateroverlaststudies, waterkwaliteitsstudies, waterbalansen). Wij vragen Een relevante HBO- of Academische opleiding (Hydrologie TU Delft of gelijkwaardig). Kennis van en ervaring met hydrologische software als SOBEK en DUFLOW is gewenst. Kennis op het gebied van Geo-informatie en omgaan met databases, alsmede kennis van het watersysteem van het AGV-gebied is een pré. Je ben een professional met een klantgerichte instelling, kunt goed samenwerken en bent een flexibele teambuilder. Daarnaast ben je een inspirerende

en stimulerende persoonlijkheid met goede organisatorische, contactuele en redactionele vaardigheden. Wij bieden Een bruto maandsalaris - afhankelijk van opleiding en ervaring - van maximaal 1 3.535,bij een volledige 37-urige werkweek. Binnen het team Hydrologie en Ecologie van de afdeling Onderzoek en Advies bestaat eveneens een vacature voor een fulltime

koppelt de resultaten terug aan projectleider en klant. Naast de afvalwateronderzoeken verricht je diverse andere bemonsteringen en veldwerk en ondersteun je de afdeling bij het uitvoeren van trillingsmetingen, waterpassingen en tekenwerk. Wij vragen Een relevante MBO(+) opleiding (Milieutechnologie of gelijkwaardig). Kennis van en ervaring met het opstellen van proefopstellingen en de bemonstering van (afval)water is vereist. Kennis op het gebied van GIS-applicaties, alsmede kennis van het watersysteem van het AGV-gebied is een pré. Je hebt een klantgerichte instelling en kunt zelfstandig werken. Daarnaast beschik je over goede organisatorische, contactuele en redactionele vaardigheden. Rijbewijs B + E is een vereiste. Wij bieden Een bruto maandsalaris - afhankelijk van opleiding en ervaring - van maximaal 1 2.844,bij een volledige 37-urige werkweek. Informatie Meer informatie over de organisatie en de vacatures vind je op www.waternet.nl. Voor inhoudelijke vragen over de vacature Senior Specialist Hydrologie kun je contact opnemen met Alice Fermont, telefoon (020) 608 35 43. Voor meer informatie over de functie Milieutechnoloog kun je terecht bij Rob Tijsen, telefoon (020) 608 35 02. Sollicitatie Als je geïnteresseerd bent in een van de vacatures en je voldoet aan de gestelde eisen, mail dan voor 23 februari 2007 je gemotiveerde reactie met CV naar Waternet, afdeling Mens & Organisatie, het e-mailadres luidt sollicitatie@waternet.nl.

Milieutechnoloog Bereikbaarheid Je werkzaamheden Een groot onderdeel van je werkpakket is het uitvoeren van afvalwateronderzoeken bij heffing- en vergunningplichtige bedrijven. Je bouwt zelfstandig een bemonsteringsopstelling op, zorgt voor betrouwbare meetresultaten in samenwerking met het laboratorium Waterproef, rapporteert en

Acquisitie naar aanleiding van deze advertentie wordt niet op prijs gesteld.

Bezoekadres Spaklerweg 16, Amsterdam Postadres Postbus 94370 1090 GJ Amsterdam 0900 93 94 (lokaal tarief) www.waternet.nl

Het eerste watercyclusbedrijf in Nederland


agenda 12 februari, Lelystad Gebruik van remote sensingtechnieken in het waterbeheer van de (nabije) toekomst bijeenkomst over het gebruik van een combinatie van vertrouwde en innovatieve technieken op het gebied van remote sensing in het waterbeheer van de toekomst. Organisatie: TNO-IMARES. Informatie: Liesbeth.vandervlies@tno.nl.

12 februari, Lelystad Geomatica in het waterbeheer de jaarlijkse Cornelis Lely-lezing waarin dit jaar een deel van de beschikbare toe te passen kennis van de geomatica (aardobservatie) in het waterbeheer voor overheid en bedrijfsleven wordt toegelicht, met als onderwerpen onder andere monitoring van baggerwerken vanuit de ruimte en maanenergie uit het IJsselmeer. Organisatie: Stichting Kennistransfercentrum Flevoland.

13 februari, Rotterdam Kabels en leidingen lustrumcongres over de randvoorwaarden voor een veilige ondergrondse infrastructuur. Organisatie: Studiecentrum voor Bedrijf en Overheid. Informatie: (040) 297 49 80.

14 februari, Eindhoven Interreg: verken uw grenzen! congres met een terugblik op de resultaten tot nu toe van de derde Interreg-programmaperiode (2001-2008) en de mogelijkheden van Interreg IV die als thema heeft ‘Europese territoriale samenwerking’. Met medewerking van minister Winsemius en staatssecretaris Van Gennip. Organisatie: Ministeries van VROM en Economische Zaken. Informatie: (070) 364 87 03.

14 februari, Leiden Juridische actualiteiten kabels en leidingen studiedag met een overzicht van actuele rechtspraak en ontwikkelingen op het gebied van de ondergrondse infrastructuur. Organisatie: Elsevier congressen. Informatie: (070) 441 57 95.

15 februari, Amsterdam Hetzelfde maar dan anders bijeenkomst waarop twee gecompliceerde afvalwaterleidingoperaties in stedelijk gebied worden vergeleken: het A 4-project in Amsterdam en het Project Afvalwater in de Haagse regio oftewel Harnaschpolder. Organisatie: Groenhof Congresorganisatie. Informatie: www.groenhofcongresorganisatie.nl.

15 februari, Nieuwegein MilieuCompact jaarcongres met de belangrijkste ontwikkelingen op het gebied van onder andere water, bodem en ruimtelijke ordening. Organisatie: Studiecentrum voor Bedrijf en Overheid. Informatie: (040) 297 49 80.

36

H2O / 3 - 2007

16 februari, Veendam Groenblauwe diensten, een kleurrijke toekomst? bijeenkomst over de mogelijkheden om groenblauwe diensten in Groningen en Drenthe te leveren. Organisatie: Milieufederatie’s Groningen en Drenthe, Waterschap Hunze en Aa’s, LTONoord, Aequator Groen & Ruimte. Informatie: Geertjan Smits (050) 313 08 00 of Pim Brocades Zaalberg (0592) 31 11 50.

1 maart, Gouda Als het water weer gaat stromen themadag voor praktijkmensen uit de waterwereld, waarop stilgestaan wordt bij de visie van de gemeemte Gouda op het historisch watererfgoed en de maatregelen die het Hoogheemraadschap van Rijnland treft om de waterkwaliteit en -berging te verbeteren door het herstel van cultuurhistorische aspecten in het watersysteem van de stad. Organisatie: Platform Waterpraktijk. Informatie: wdr@waterpraktijk.nl.

8 maart, Arnhem Meten, en dan? Monitoring van rioolstelsels in de praktijk ochtendseminar voor medewerkers van gemeenten en waterschappen die zich afvragen hoe het meten en monitoren van rioolstelsels in de praktijk werkt. Organisatie: I-Real. Informatie: (0314) 36 66 00.

9 maart, Bussum Inspectie waterkeringen vierde bijeenkomst waarop op formele en informele wijze ervaringen, wensen, problemen, oplossingen en resultaten van uitgevoerde onderzoeken op het gebied van inspectie van waterkeringen aan de orde komen. Onder andere aandacht voor de projecten Grip Op Kwaliteit, DIGIspectie, een verkennende studie naar toepassing van remote sensing in het waterbeheer en een beoordelingssysteem voor schades. Organisatie: STOWA en DWW. Informatie: www.inspectiewaterkeringen.nl.

15 maart, Utrecht Ecologische instrumenten voor de Kaderrichtlijn Water; themadag voor (water)beheerders waarin kennisinstituten hun kennis op het gebied van handreikingen en modellen voor ecologische instrumenten voor de Kaderrichtlijn Water presenteren. Organisatie: STOWA en het Ministerie van Verkeer en Waterstaat. Informatie: saskia.s.vos@rws.nl.

20-22 maart, Gorinchem Aqua Nederland eerste editie van de vakbeurs Aqua Nederland, met aandacht voor waterbehandeling, -management en -technologie, transport en opslag, meet- en regeltechniek, onderzoek en advies en nieuwe producten. Organisatie: Aqua Nederland en Evenementenhal Gorinchem. Informatie: (0183) 68 06 80.

21 maart, Apeldoorn - Waterwet studiedag over de nieuwe Waterwet die negen bestaande waterwetten bundelt. Organisatie: Studiecentrum voor Bedrijf en Overheid. Informatie: (040) 297 49 80.

21 maart, Gorinchem Overheidsbeleid en Watertechnologie Op-weg-naar-huisbijeenkomst, waarop een overzicht wordt gegeven van de laatste stand van zaken ten aanzien van innovatie en actief waterbeleid, met bijdragen van SenterNovem en RIZA. Organisatie: Stichting Kennisuitwisseling Industriële Watertechnologie. Informatie: www.skiw.nl.

22 maart, Delft Watermanagement for food production in Africa elfde symposium van de International Commission on Irrigation and Drainage (ICID) over de bijdrage van irrigatiesystemen in de landbouw in Afrika. Organisatie: UNESCO-IHE, ICID, KIvI afdeling Waterbeheer, TU Delft en Wageningen Universiteit. Informatie: Bart Schultz of Annette van Ham (030) 285 78 01 of (030) 285 89 32.

22 maart, Rotterdam Nieuwe omgevingsvergunning studiedag over de grootste wetswijziging die Nederland ooit gekend heeft, waarbij de hoofdlijnen en achtegronden aan de orde komen, maar ook de reikwijdte, de procedures, de handhaving en de rechtsbescherming. Organisatie: Euroforum. Informatie: (040) 297 49 77.

27 maart, Noordwijk Bouwen met water vijfde editie van het nationaal jaarsymposium over het bouwen op of in water, met dit jaar veel aandacht voor internationale praktijkvoorbeelden en het zogeheten klimaatadaptief bouwen. Organisatie: Elsevier Congressen. Informatie: (070) 441 57 95.

28 en 29 maart, Nieuwegein Nationale Bodem Conferentie 2007 tweedaagse bijeenkomst over alles wat de bodem betreft. De eerste dag staat in het teken van het nieuwe Besluit Bodemkwaliteit, de tweede dag behandelt de financiering, kansen en risico’s van bodemsanering. Organisatie: Studiecentrum voor Bedrijf en Overheid. Informatie: (040) 297 49 24.

29 maart, Eindhoven - Legionellapreventie; leidingwater én industriële systemen vierde congres over legionellapreventie, met aandacht voor de wet- en regelgeving, beheermaatregelen, zorgplicht, alternatieve methoden en praktijkvoorbeelden. Organisatie: Euroforum. Informatie: (040) 297 49 77.


agenda 29 maart, Zoetermeer WaterWeg seminar voor alle betrokken partijen om wateroverlast op bouwlocaties te voorkomen. Organisatie: SBR. Informatie: www.waterweg.info.

3 april, Amersfoort KRW-netwerk bijeenkomst waarop onder meer het KRWKompas onthuld, een praktische leidraad waarin de bevindingen uit vijf pilots met Nederlandse gemeenten en één buitenlandse pilot zijn samengevat. Organisatie: Leven met Water en KRWnetWRK. Informatie: Pui Mee Chan (033) 468 23 86.

24 april, Amersfoort Samen werken aan een optimaal afvalwatersysteem symposium over een doelmatige(re) samenwerking tussen gemeenten en waterschappen in de bebouwde omgeving die moeten leiden tot een efficiënter afvalwatersysteem. Organisatie: HolaPress Congresbureau. Informatie: www.praktijkdagen.net.

24-25 april, Leiden Grondwater: omgaan met overlast en onderlast tweedaags congres over de consequenties van de Grondwaterrichtlijn, aansprakelijkheid en verzekerbaarheid van grondwaterschade, industrieel grondwatergeberuik, de aanpak en rolverdeling van grondwaterbeheer en funderingsproblemen en -oplossingen. Organisatie: Studiecentrum voor Bedrijf en Overheid. Informatie: (040) 297 49 80.

31 mei, Wageningen Overstromingsrisico’s, de relatie tussen ruimte, water en risico één van de zes debatten in de maanden januari t/m juni over de inrichting van het landelijk gebied. Organisatie: Tijdschrift Landwerk en KLV Studiekring Land- en Watergebruik. Informatie: Aad Hendrickx (0317) 42 29 66.

14-16 juni, Maastricht Customer connection eerste congres van de International Water Association over de band tussen waterbedrijven en hun afnemers, met op de eerste dag het voorjaarscongres van de Koninklijke Vereniging voor Waterleidingbelangen in Nederland. Organisatie: IWA, KVWN en NVA. Informatie: www.moorga.com of (070) 414 47 78.

9-12 oktober, ‘s-Hertogenbosch Riolering en stedelijk watermanagement zesde editie van de tweejaarlijkse vakbeurs Riolering, met enkele belangrijke vernieuwingen, zoals speciale aandacht voor stedelijk waterbeheer, een aparte hal voor bedrijven met grote apparaten, (vracht)auto’s en machinewagens en zaaltjes voor themapresentaties.

Organisatie: HoLaPress. Informatie: Claire de Natris (040) 208 60 43.

16-17 oktober, Leeuwarden TTIW het openingscongres van het nieuwe Technologisch Top Instituut Watertechnologie. Informatie: Heleen Sombekke (058) 284 62 00.

25-29 november, Maastricht World Water & Renewable Energy eerste editie van een vijfdaags congres waarbij kennis en ervaring op het gebied van duurzaam watergebruik en hergebruik van energie wordt uitgewisseld. Organisatie: WREC en InterExpo Caribbean NV. Informatie: peter@interexpo.biz.

Drinking Professional Association. Informatie: www.sino-expo.net.

18-21 april, Padova (Italië) - SEP Waste Technologies / Hydrica 22e editie van de internationale vakbeurs die zich richt op onder andere watermanagement, met daarnaast de beurs Hydrica die alle aspecten van water behandelt: drinkwater, afvalwaterbehandeling, drainage, wateranalyse en geïntegreerde watersystemen. Organisatie: PadovaFiereSpa. Informatie: estero@padovafiere.it.

25-28 april, Sofia - Water Sofia eerste editie van deze nieuwe beurs waarbij de nadruk ligt op waterdistributie en riolering. Organisatie: Wasser Berlin en BulgarReklama. Informatie: www.wasser-berlin.com.

Buitenland

18-23 februari, Kaapstad/ Johannesburg - Watermissie watermissie naar Zuid-Afrika met vooral aandacht voor water- en deltatechnologie. Organisatie: SenterNovem en NWP. Informatie: Lucas Beekman (070) 373 59 32, Bart Jeroen Bierens (070) 373 51 45 of Attie Kuiken (015) 215 18 92.

7-10 maart, Guangzhou (China)Water China achtste editie van de grootste en belangrijkste beurs op het gebied van water in China, met vooral aandacht voor afvalwater en waterbehandeling in het algemeen. Informatie: MEREBO Messe Marketing (+49) 40 6087 6926.

27-31 maart, Orlando (VS) Aquatech USA Amerikaanse editie van de internationale waterbeurs Aquatech. Organisatie: Water Quality Association en Amsterdam RAI. Informatie: www.wqa.org.

2-3 april, Barcelona Global Water Intelligence conferentie die in het teken staat van de financiering van het waterbeheer, de impact van nieuwe technische ontwikkelingen en meer algemeen de toekomst van de waterindustrie, met bijdragen van zowel publieke als private bedrijven. Informatie: Alison Ireland (+44) 1865 204208 of ai@globalwaterintel.com.

3-5 april, Shanghai (China) Water & Membrane Exhibition vijfde editie van deze internationale beurs op het gebied van water en membranen. Producten op het gebied van afvalwaterbehandelingen, drinkwaterzuivering, membraantechnologie en ontzouting worden hier getoond. Organisatie: China Branch of International Desalination Association, International Foundation for the Protection of Drinking Water, Shanghai Society of Environmental Sciences, Shanghai Environment Protection Industry Association en CPAM Health

26-29 april, China International Water Supply & Drainage and Water Treatment achtste editie van deze internationale beurs die alle aspecten van de Chinese watersector belicht. China trekt voor de water- en milieusector meer dan 100 miljard euro uit in de komende vijf jaar, waarmee de sector ook interessant is voor buitenlandse bedrijven. Organisatie: Shanghai ZM Exhibiton Service Co. Informatie: www.wsdwtf.com.

20-22 juni, Antwerpen Public-private cooperation in sediment remediation driedaagse conferentie over het schoonmaken en verwerken van vervuild slib. Wat zijn de meest praktische en milieuvriendelijkste opties? Organisatie: REUSED foundation. Informatie: (033) 434 35 00.

11-14 juni, Seoul - ENVEX 29e editie van de internationale milieutechnologiebeurs ENVEX in Zuid-Korea, met als één van de vier deelonderwerpen (afval)waterbehandeling, -zuivering en -hergebruik. Informatie: www.envex.or.kr.

12-18 augustus, Stockholm World Water Week internationaal watersymposium, dat dit jaar in het teken staat van duurzaamheid. Organisatie: Stockholm International Water Institute. Informatie: www.siwi.org of www. worldwaterweek.org.

3-6 september, Belo Horizonte (Brazilië) - FITABES 24e editie van de belangrijkste Braziliaanse beurs met parallel lopend congresprogramma op het gebied van (drink)water en riolering, met een Nederlands-Belgisch paviljoen. Organisatie: ABES en AIDIS. Informatie: Sebas van den Ende +55 21 2537 4338 of www.realalliance.com.

H2O / 3 - 2007

37


handel & industrie Automatisch pH meten Een geautomatiseerd pH-meetpunt heeft voordelen: de sensor moet periodiek gereinigd, gekalibreerd en vervangen worden. Maar tot voor kort was een geautomatiseerde pHmeting duur. Met de Topcal S claimt Endress+Hauser uit Naarden deze kosten sterk te reduceren.

is klein, reukloos en eenvoudig binnen te plaatsen. Vanwege het hoge zuiveringsrendement zijn meer opdrachtgevers die sluizen en bruggen beheren, geïnteresseerd . Ook wordt gekeken of de zuivering geschikt te maken is om lekwater uit de brugkelder te reinigen. Dit lekwater bestaat uit regenwater, vermengd met olie- en vetresten van de brugdelen.

per meetpunt beduidend lager zijn. Maar de nieuwe logger is niet alleen geschikt voor peilbuizen: ook in laboratoria kan de DCX16 worden gebruikt. Zo kan de druk in flessen bijvoorbeeld worden gemeten. De nauwkeurigheid van de logger bedraagt 0,2 procent FS, de batterij gaat ongeveer tien jaar mee. Voor meer informatie: www.keller-holland.nl.

Voor meer informatie: www.aquario.nl.

Grootste anaerobe zuivering ooit van Paques Vooral de investerings- en onderhoudskosten van een geautomiseerd systeem zijn hoog. Volgens Endress+Hauser zijn de investeringskosten van de Topcal S gehalveerd en de onderhoudskosten zelfs met een factor vier gereduceerd. Topcal S zorgt voor de automatische reiniging en kalibratie van het meetpunt. De aansturing van deze cycli kan vanuit de centrale regelkamer of direct vanuit de transmitter geschieden. De functionaliteit van het hele meetnet wordt voortdurend bewaakt, zelfs het vloeistofniveau van de kalibratiebuffers en reinigingsoplossing in de voorraadtanks. Voor meer informatie: www.endress.nl.

Waterzuivering voor Ketelbrug en Ramspolbrug De brugwachters van de Ketelbrug en de Ramspolbrug hebben sinds kort de beschikking over een eigen afvalwaterzuivering, dat het afvalwater uit de wc en de keuken zuivert voor het geloosd wordt. De compacte zuiveringen met hoog zuiveringsredendement zijn ontwikkeld door Aquario watermanagement en Afmitech. De meeste bedieningshuisjes van bruggen en sluizen zijn niet aangesloten op de riolering. Vaak ligt de riolering zo ver weg dat aansluiten een kostbare aangelegendheid wordt. Omdat ongezuiverd lozen op buitengebieden niet meer is toegestaan, is een IBA nodig. De meeste IBA’s nemen teveel ruimte in beslag. Het nieuw ontwikkelde systeem

38

H2O / 3 - 2007

Paques Environmental technology Shanghai, een zusteronderneming van Paques BV uit Balk, gaat de grootste anaerobe waterzuivering in de geschiedenis van het bedrijf ontwerpen en bouwen. Deze zuivering wordt gebouwd voor een Chinese produccent van onder meer ethanol. Het biogas dat vrijkomt bij de zuivering van het afvalwater van het Chinese bdrijf komt overeen met de aardgasbehoefte van een stad met 100.000 inwoners. De installatie van Paques behandelt 24.000 kubieke meter water per dag met 360.000 kilo organische stof in vier BIOPAQ IC reactoren van elk 12,5 meter doorsnede en 28 meter hoog. De zuivering komt te staan bij de Jili Ji’an Energy Group Co., Ltd., een grote produent van ethanol, butyl alcohol en aceton. Voor meer informatie: www.paques.nl.

Niveau-logger met 16 mm diameter De nieuwe niveaudatalogger van Keller Meettechniek is buitengewoon smal en daarmee geschikt voor onder andere smalle peilbuizen: de buizen hebben een diameter van 16 millimeter. De DCX16 is een autonome niveaudatalogger waarin de elektronica, batterij en de druksensor in één behuizing zijn ondergebracht. Hierdoor past de logger in zeer smalle peilbuizen, waardoor de installatiekosten

Centrale vacuümsystemen van Induvac Een centraal vacuümsysteem heeft verschillende voordelen. Zo wordt op kosten bespaard door het plaatsen van minder, maar wel centraal geplaatste pompen. Daardoor wordt ook op energie- en onderhoudskosten bespaard. Induvac uit Zoetermeer levert steeds meer van dergelijke systemen. Een nadeel van veel kleinere pompen die verspreid zijn over het bedrijf is, dat deze voor veel lawaai en luchtverontreiniging op de werkvloer zorgen. Een centraal netwerk betekent een rustige en betrouwbare bedrijfsvoering zonder grote drukschommelingen. Indien gewenst kan de warmteontwikkeling van de pompen gebruikt worden voor ruimteverwarming. Voor meer informatie: (079) 363 38 90.


GEMEENTE

Ede

De hoofdafdeling Realisatie werkt aan de vormgeving van Ede op het gebied van ruimtelijke ordening, vastgoedinformatie, verkeer, water en groen. Binnen Realisatie werken ca. 40 medewerkers in twee afdelingen: Advies & Consult en Vastgoedinformatiecentrum/CAD. We zoeken een

Ontwerper water en riolering 36 uur (vacaturenummer ROB/2007/01)

Je werkterrein is niet alleen de stad Ede, maar ook 30.000 hectare buitengebied en 7 aantrekkelijke dorpen, waaronder Bennekom, Lunteren, Otterlo. Voor Nederlandse begrippen zijn hier flinke niveauverschillen, ook in het stedelijke gebied. Je krijgt dus genoeg kansen om je breed te ontplooien. Als ontwerper speel je een belangrijke rol bij de uitvoering van ons vooruitstrevende beleid op het gebied van water en riolering. Er staan veel grote ontwikkelingsprojecten op stapel waar je aan mee kunt werken. Meer informatie hierover vind je op www.ede.nl op de speciale pagina’s over grote projecten.

Wat ga je doen? Je levert technische adviezen over water en riolering en je begeleidt externe onderzoeken op dat gebied. Je adviezen zijn gebaseerd op ontwerpen en berekeningen van riolerings- en drainagesystemen, oppervlaktewatersystemen en maaiveldhoogten. Deze ontwerpen in Microstation maak je zelf. Je werkt veel in projectverband aan civiel- en cultuurtechnische werken en je adviseert over aanvragen voor bouwvergunningen (bouwpeil, rioolaansluiting, ligging in het terrein). Je verzorgt zelf het noodzakelijke revisiewerk en de benodigde vergunningaanvragen (grondwater, ontgrondingen, vergunningen waterschap). De opdrachtgever voor jouw werk is meestal een andere afdeling of een projectleider. In die samenwerking wordt van jou een initiatiefrijke houding verwacht.

Jouw achtergrond We zoeken iemand die enthousiast samenwerkt, communicatief sterk is en gericht is op resultaat Je hebt een hbo-opleiding of een anderszins verkregen hbo-werk- en denkniveau op het gebied van civiele techniek of cultuurtechniek. Ervaring is nodig met het bouw- en woonrijp maken van projectgebieden en met CAD (bij voorkeur Microstation). Kennis van het werk op hoge zandgronden is een pre. Advieskwaliteiten (in aanleg) zijn voor ons van groot belang. De gemeente Ede optimaliseert de dienstverlening voortdurend voor haar 107.000 inwoners. We investeren dan ook in een digitaal stadhuis dat 24 uur per dag bereikbaar is. Daarnaast hebben we diverse grote projecten. Zo krijgen de plannen voor het bouwen van duizenden woningen in Ede-Oost steeds meer vorm. Verder ontwikkelen we de Edese regio als innovatie- en kenniscentrum op het gebied van voedsel en gezondheid. Kortom: de dynamiek van onze gemeente is onmiskenbaar en valt steeds meer op. Wil je weten hoe het is om in Ede te wonen, te werken en te recreëren? Kom eens langs of neem een voorproefje op www.ede.nl. In het kader van ons voorkeursbeleid worden met name vrouwen, allochtonen en gehandicapten nadrukkelijk uitgenodigd te solliciteren.

Ons aanbod Samenspel met veel deskundige collega’s en gevarieerd werk. Het salaris voor de functie bedraagt maximaal € 3.639,-- bruto per maand (schaal 10) bij een volledige werkweek. Wij zoeken een tijdelijke collega voor de duur van één jaar, maar een langere periode wordt niet uitgesloten.

Je reactie Stuur je sollicitatiebrief met cv binnen tien dagen naar de afdeling Personeelszaken van de sector ROB, Postbus 9024, 6710 HM Ede. Vermeld het vacaturenummer ROB/2007/01 in de brief en in de linkerhoek van de envelop. Voor meer informatie kun je ook eerst bellen met Hans Verwater, hoofd afdeling Realisatie, telefoon (0318) 68 06 47. Geen acquisitie.



Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.