nº
40ste jaargang / 23 maart 2007
6/
2007
TIJDSCHRIFT VOOR WATERVOORZIENING EN WATERBEHEER
thema officiële opening Harnaschpolder SCEPSIS OVER PPS-CONSTRUCTIE OP ZUIVERINGSGEBIED VERDWIJNT INTERVIEW MET HENK DE KRAA, DIRECTEUR EVIDES DG WATER: VERSTERKING ECONOMISCHE DIMENSIE WATERBELEID
5SPUT PQ OJFVXF BGWBMXBUFS[VJWFSJOH &WJEFT JT QBSUOFS JO IFU DPOTPSUJVN %FMGMVFOU FO GFMJ DJUFFSU IFU )PPHIFFNSBBETDIBQ WBO %FMGMBOE NFU EF[F TVDDFTWPMMF QVCMJFL QSJWBUF TBNFOXFSLJOH &WJEFT MFWFSU ESJOLXBUFS BBO UXFFqOIBMG NJMKPFO IVJTIPVEFOT JO IFU [VJE XFTUFMJKL EFFM WBO ;VJE )PMMBOE EF 1SPWJODJF ;FFMBOE FO EF #SBCBOUTF 8BM #FUSPVXCBBSIFJE MFWFSJOHT[FLFSIFJE FO JOOPWBUJF TUBBO IJFSCJK IPPH JO IFU WBBOEFM "MT UPPOBBOHFWFOEF XBUFSQBSUOFS WPPS EF JOEVTUSJF JO /FEFSMBOE JT &WJEFT *OEVTUSJFXBUFS FFO EPDIUFS WBO &WJEFT / 7 WFSBOUXPPSEFMJKL WPPS EF QSPEVD UJF FO MFWFSJOH WBO JOEVTUSJFXBUFS HFEFNJOFSBMJTFFSE FO HFEFTUJMMFFSE XBUFS MBOECPVXXBUFS FO QSPDFTXBUFS &WJEFT *OEVTUSJFXBUFS IFFGU WFSTDIJMMFOEF JOTUBMMBUJFT WPPS JOEVTUSJFXBUFS FO BGWBMXBUFS[VJWFSJOH JO CF[JU FO CFIFFS %F JOTUBMMBUJFT XPSEFO JOUFSO POUXPSQFO FO HFCPVXE %BBSOB ESBBHU &WJEFT *OEVTUSJFXBUFS MBOHKBSJH [PSH WPPS EF FYQMPJUBUJF
&WJEFT / 7 4DIBBSEJKL Â… /) 3055&3%". 1PTUCVT Â… "- 3055&3%". UFM XXX FWJEFT OM
7FSUSPVXE NFU XBUFS
Harnaschpolder
N
a de nieuwbouw van de afvalwaterzuiveringsinstallatie in Amsterdam is het nu de beurt aan Den Haag. Aan de rand van deze stad vlak langs de rijksweg A4 ligt de splinternieuwe zuivering Harnaschpolder te wachten op het huishoudelijk afval van 1,7 miljoen i.e.. Ze is daarmee één van de grootste van Europa. En voor Nederlandse begrippen ook vernieuwend, omdat de nieuwe zuivering het resultaat is van samenwerking tussen zowel publieke als private bedrijven.
Met een flinke Franse inbreng (40 procent Veolia) is Harnaschpolder een bijzonder geval, dat waarschijnlijk voorlopig geen navolging zal krijgen. Ten eerste omdat er geen grote nieuwbouwplannen meer bestaan voor zuiveringsinstallaties, ten tweede omdat zo’n pps-constructie in de waterzuiveringssector in Nederland geen gebruikelijke is. H2O tijdschrift voor watervoorziening en waterbeheer verschijnt ééns per 14 dagen Officieel orgaan van Stichting tot uitgave van het tijdschrift H2O en haar participanten: - Vereniging van Waterbedrijven in Nederland - Koninklijke Vereniging voor Waterleidingbelangen in Nederland - Nederlandse Vereniging voor Waterbeheer - Kiwa Water Holding BV Uitgever Rinus Vissers Redactie Peter Bielars (hoofdredacteur) Michiel van Zaane Marjon Hoogesteger Redactiesecretariaat Dora Pompe Redactieadres en uitgeverij Postbus 122, 3100 AC Schiedam telefoon (010) 427 41 65 telefax (010) 473 26 40 e-mail h2o@nijgh.nl Bezoekadres: ’s-Gravelandseweg 565 3119 XT Schiedam Redactiecommissie Harry Tolkamp (voorzitter/NVA) André Struker (KVWN) Frits Vos (VEWIN) Gerda Sulmann (Kiwa Water Research) Advertentieverkoop Roelien Voshol (010) 427 41 54 Brigitte Laban (010) 427 41 52 Mediaorder Carola Sjoukes (010) 427 41 41 Suzanne Klüver (010) 427 41 40 telefax (010) 473 20 00 Abonnementenservice Pauline Roos Tini van Schijndel telefoon (010) 427 41 08 telefax (010) 426 27 95 Abonnementsprijs € 95,- per jaar excl. 6% BTW € 126,- per jaar voor buitenland € 8,- losse exemplaren excl. 6% BTW Abonnementen gelden voor één jaar en worden – zonder tegenbericht – automatisch verlengd. Opzeggingen dienen schriftelijk uiterlijk 6 weken voor het aflopen van de abonnementsperiode te geschieden aan bovenstaand postadres.
Waterbeherend Nederland wil het liefst alles in eigen publieke handen houden. Op zich een goed streven. Commerciële belangen blijven zo buiten de deur, evenals dreigende overname van een deel van het werk door buitenlandse (water)bedrijven. Veolia heeft die gevoeligheid natuurlijk ook aan den lijve ondervonden en zal nu moeten bewijzen dat de scepsis onterecht is. Iedereen in Nederland die zich met zuivering bezighoudt, kijkt namelijk nieuwsgierig naar de komende jaren uit. De initiatiefnemers van Harnaschpolder menen dat de scepsis zal verdwijnen als de zuivering eenmaal volledig draait. Feit is dat Harnaschpolder goedkoper uitviel door de publiek-private samenwerking. De grenzen schuiven de laatste jaren alsmaar op, ook in de watersector. De waterzuivering in de Randstad is niet langer 100 procent een Nederlandse aangelegenheid. Peter Bielars
inhoud nº 6 / 2007 / *thema 4* / Harnaschpolder gaat officieel draaien Edo Beerda
9* / Scepsis verdwijnt over eerste PPS-constructie op zuiveringssgebied Edo Beerda
15* / Voorspoedige opstart van awzi Harnaschpolder Laurent Delecraz, Nicolas Fontaine, Niels van Gool en Rogier van Kempen
22* / Interview met Henk de Kraa, directeur Evides Maarten Gast
30 / Onderzoek naar het ecologisch functioneren van de Nederlandse sloten Edwin Peeters, Jeroen de Klein en Marten Scheffer
32 / Mogelijkheden voor DG Water om
22
economische dimensie in het waterbeleid te versterken Teun Morselt, Stefan Nijwening en Pieter Vermeer
34 / Nederlanders passen kennis van aquacultuur en afvalwaterzuivering toe in Kroatië Damir Brdjanovic, Aleksandar Vlaski en Arie de Bondt
38 / Recensie: Waterbeheer ná de Kaderrichtlijn Water
30
Jelle Roorda
40 / Verenigingsnieuws 45 / Mengen en voortstuwen in ronde actiefslibreactoren kan beter Jeroen Hulsbeek, Jans Kruit, Michaela Hunze en Cora Uijterlinde
Druk en lay-out Den Haag mediagroep b.v., Rijswijk
48 / SIMDEUM-model ook toepasbaar
Copyright Nijgh Periodieken B.V., 2007 Het auteursrecht op de inhoud van dit tijdschrift wordt uitdrukkelijk voorbehouden. Overname van artikelen alleen na schriftelijke toestemming van de uitgever.
Mirjam Blokker, Jan Vreeburg, Peter Sjoerdsma en Maurice van der Roer
www.vakbladh2o.nl
6
voor waterkwaliteitsberekeningen
52 / Beekherstel in Brabant, enkele effecten op het afvoerpatroon Ronny Vergouwe, Heino Niewold, Nico ten Heggeler en Jeroen Tempelaars
57 / Agenda 59 / Kleinschalige waterzuivering in Uganda
Bij de omslagfoto: De afvalwaterzuiveringsinstallatie Harnaschpolder bij Den Haag wordt op 28 maart officieel geopend. Het is één van de grootste van Europa (zie pagina 4 t/m 23 en 58). (foto: Martin Kers)
Harnaschpolder gaat officieel draaien De splinternieuwe afvalwaterzuiveringsinstallatie Harnaschpolder in Den Haag beleeft op 28 maart aanstaande de officiële opening. Kroonprins WillemAlexander zal daarvoor naar Midden-Delfland komen. De voor Nederlandse begrippen uitzonderlijk grote zuivering, één van de grootste van Europa, ligt daarmee zo’n vijf maanden voor op het schema. Afgelopen september werd een mijlpaal gehaald met de ontvangst - via een omvangrijk nieuw transportstelsel - van het eerste afvalwater. Voor het Hoogheemraadschap van Delfland en voor Delfluent, het consortium waarin vijf publieke en private bedrijven (Veolia Water Nederland, Evides Industriewater, Rabobank, Strukton en Heijmans) samenwerken, ook een unicum op watergebied in Nederland, bestaat alle reden om de vlag uit te steken. The brand new Harnaschpolder waste water treatment plant will be officially inaugurated by the Prince of Orange Willem Alexander on 28 March 2007. For the Delfland Water Board and for PPP partner Delfluent, responsible for the construction and management of the plant, there is every reason to hang out the flag: the construction activities are no less than five months ahead of schedule. At the beginning of September 2006, the plant reached another major milestone when it received its first waste water via an extensive new transport system. The extension and improvement of the waste water treatment capacity is motivated by European regulations, which impose ever stricter quality demands on purified waste water. The plant is one of the largest in Europe. An exceptional element of the project is its sustainable character. With the re-use of biogas from the sludge waste, the energy sustainability is high.
“M
ede dankzij een goede planning, snelle anticipatie bij mogelijke knelpunten en hele korte communicatielijnen hebben wij de bouw
4
H2O / 6 - 2007
sneller uitgevoerd dan gepland. Dat is, denk ik, uniek”, zegt Bruno d’Artagnan, secretarisgeneraal van het consortium Delfluent. Olivier Caumartin, algemeen projectmanager
van Bouwcombinatie Afvalwater Haagse Regio, die de hele klus uitvoert, beaamt dit: “Wij gaan binnen dit consortium geen lange brieven aan elkaar schrijven. Als er een probleem is, lossen we dat onmiddellijk met elkaar hier aan tafel op. Ik ken geen ander project met zo weinig correspondentie.” Anticiperen op mogelijke problemen en gebruik van een prefab bouwmethode waren andere doorslaggevende factoren voor het snelle verloop van het omvangrijke bouwproject. Volgens Dick Spinder, algemeen directeur van Delfluent, heeft de snelle uitvoering ook alles te maken met samenwerking: “In een publiek-private samenwerking is die samenwerking de succesfactor. Alle partijen, zowel in het consortium als daar buiten, hebben respect voor elkaars positie. En dat is belangrijk als je voor een periode van 30 jaar met elkaar samenwerkt.”
*thema
Rond de bouwkeet waarin het team van Bouwcombinatie Afvalwater Haagse Regio nu zo’n drie jaar werkzaam is, zijn sinds het begin van de bouw in het voorjaar van 2004 ongeveer 60 gebouwen en objecten verrezen, waarvan 33 ronde bassins voor de afvalwaterzuivering. Op de lap grond van 25 hectare staat nu een zuiveringsinstallatie bestaande uit vier waterlijnen met elk een voorbezinktank, twee biologische tanks en vier nabezinktanks. Zes verdeelwerken zorgen voor de koppeling tussen de tanks. Voor de behandeling van slib bouwde het consortium twee tanks voor primaire slibindikking, twee slibgistingstanks en een slibbuffertank. In de rondom de tanks gelegen gebouwtjes werden onder meer de luchtbehandeling, de energieopwekking en een effluentpompstation ondergebracht. Water dat aankomt in de zuiveringsinstallatie, wordt eerst met harkroosters ontdaan van grofvuil en komt vervolgens aan in de voorbezinktanks. Daar zakken fijne vuildeeltjes naar de bodem. Het slib wordt afgevoerd naar de slibbehandelingsinstallatie. Tijdens het biologisch proces dat volgt, breekt actief slib de organische verontreiniging af. Afvoer hiervan gebeurt in de nabezinktanks. Het effluent dat resulteert, is zo schoon dat het probleemloos kan worden geloosd in de Noordzee. Dit gebeurt via een pompleiding op ongeveer 2,5 kilometer uit de kust. Het slib dat overblijft, wordt eerst ingedikt, waarna het in gistingstanks bij een temperatuur van 30°C wordt omgezet in biogas. Het gas krijgt op de afvalwaterzuiveringsinstallatie een nuttige bestemming, men wekt er elektriciteit en warmte mee op. De elektriciteit wordt gebruikt tijdens het zuive-
ringsproces en de warmte voor opwarming van de gistingstanks. Het vergiste slib wordt ontwaterd met centrifuges en afgevoerd voor verbranding.
actualiteit
voor uitbreiding om die extra capaciteit bij te bouwen ontbrak op het bestaande Houtrustcomplex.”
Tijdsdruk Stikstof Aan het ontwerpen van het complex begon een team van Nederlandse en Franse ingenieurs al in januari 2003, direct nadat duidelijk was geworden dat opdrachtgever Delfland de voorkeur gaf aan de aanbieding van het consortium Delfluent BV. Het consortium begon ook al met de sloop van kassen en andere bebouwing die nog op de aangewezen locatie in de Harnaschpolder stond. Het is allerminst gebruikelijk dat een partij al in de aanbiedingsfase, dus voor het tekenen van de contracten, aan de slag gaat. Delfluent deed dat toch, op eigen risico. De eerste publiek-private samenwerking in de Nederlandse waterschapswereld stond dan ook onder behoorlijke tijdsdruk, omdat de installaties van Delfland op korte termijn moesten voldoen aan nieuwe EU-eisen ten aanzien van verwijdering van stikstof en fosfaten. Hoofdrol speelde de eis dat stikstof in de toekomst voor 75 procent uit het effluent moet worden verwijderd. “We hadden van de toenmalige staatssecretaris uitstel gekregen tot 1 november 2008 en we wilden niet graag nog eens om dispensatie vragen”, vertelt Huub Glas, contractmanager namens opdrachtgever Hoogheemraadschap van Delfland. “Juist door die nieuwe eisen was voor ons nieuwbouw op een nieuwe locatie noodzakelijk geworden: voor aanpak van stikstof en fosfaten is een langere verblijftijd nodig in biologische tanks. Ruimte
Tijdsdruk was de voornaamste reden dat Delfland de keus maakte voor gebruik van bewezen technologie in de nieuwe zuiveringsinstallatie. Wat overigens niet wil zeggen dat de bouw volstrekt binnen traditionele kaders verliep. Om het bouwtempo te kunnen opvoeren en de planningsrisico’s te beperken, viel de keus namelijk op gebruik van prefab-beton bij de realisatie van de ronde tanks. De grote cirkelvormige tanks werden met rechte betonwanden van 2,40 meter breed gevormd. Voorspankabels houden de elementen bij elkaar, de voegen tussen de rechtopstaande platen werden waterdicht gemaakt met voegmortel. Met name voor de grote bassins (63 meter doorsnede) was veel graafwerk nodig. Deze zijn bijna negen meter hoog, maar slechts twee meter steekt boven het maaiveld uit.
Duurzaamheid Bijzonder is ook het duurzame karakter van het project. “Bij het begin van het project hebben we alle betrokkenen gevraagd om ideeën aan te dragen voor verhoging van de duurzaamheid. Sommige waren volstrekt onrealistisch, maar we hebben alle voorstellen serieus bekeken”, vertelt Caumartin. Dat waren er een stuk of honderd. De resultaten mogen er in ieder geval zijn. Met het hergebruik van biogas uit het slibafval is de energieduurzaamheid hoog. Dit voorziet in ongeveer 30 procent van de totale energiebehoefte van Harnaschpolder.
H2O / 6 - 2007
5
Zonnepanelen op het pompstation en het kantoorgebouw leveren ook een bijdrage in de energiebehoefte. Verder wordt warmte die de machines afgeven, hergebruikt voor verwarming van dienstruimtes. Om blijvende
6
H2O / 6 - 2007
hindering van de grondwaterstroming in het gebied te voorkomen, is het waterkerende scherm dat voor de bouw van het complex werd opgericht, na voltooiing van de bouwkundige werkzaamheden verwijderd.
Afstemming Doorslaggevend voor een vlot verloop van de werkzaamheden was wat Caumartin betreft een vlekkeloze afstemming tussen de civieltechnische aannemer en de elektro- en
*thema
installatietechnische aannemer en natuurlijk die tussen de bouwers en de toekomstige operators van de installatie. Het intensieve overleg tussen alle betrokken partijen wierp zijn vruchten af, want de vooruitgang die werd geboekt na het slaan van de eerste paal in december 2004 was opmerkelijk. Al in 2005 voltooiden Strukton en Heijmans - de Nederlandse aannemers die participeren in de bouwcombinatie - alle bouwkundige werkzaamheden aan tanks en distributiekamers van Harnaschpolder. Daarna volgde het werk aan de pijpleidingen, de plaatsing van elektromechanische apparatuur en de aanleg van alle bekabeling en elektriciteitsvoorzieningen. Dagelijks werkten ruim 300 mensen aan het project. Met de plaatsing van een 40 meter hoge schoorsteen in september 2006 bereikte het complex zijn hoogste punt. Bruno d’Artagnan, secretaris-generaal van Delfluent: “Om geuroverlast voor de omgeving zoveel mogelijk te beperken, zijn de belangrijkste tanks afgesloten. De lucht uit deze tanks wordt verzameld en behandeld in een biologisch geurverwijderingssysteem, om tenslotte via de schoorsteen uitgestoten te worden.” Na voltooiing van de bouwwerkzaamheden volgde eerst een periode van droogtesten van de apparatuur en de automatiseringssystemen. Op 4 september 2006 begon Delfluent met het vullen van de eerste waterlijn. Met een reinigingscapaciteit van 9.000 kubieke meter afvalwater per uur goed voor een kwart van de totale capaciteit. Na opstarten van de tweede waterlijn (31 oktober) en de derde (14 november) werd met de ingebruikname van de vierde lijn in de tweede week van januari uiteindelijk 100 procent van de capaciteit bereikt.
De zuiveringsinstallatie Harnaschpolder is met een capaciteit van 1,31 miljoen i.e. één van de grootste van Europa. De installatie reinigt het afvalwater van de hele regio Den Haag. “Het is best verrassend dat we in zo’n omvangrijk project eigenlijk heel weinig tegenslagen hebben gehad. Dat is te danken aan de vlotte samenwerking en daardoor optimale benutting van de beschikbare kennis bij de deelnemende bedrijven”, denkt Leo Helvensteijn (Delfluent Services). “Illustratief is het feit dat we binnen twee weken na het inlaten van het eerste water de fabriek al geheel zelfstandig konden laten draaien. We waren er vooraf vanuit gegaan dat we heel wat langer in ploegendienst 24 uur per dag zouden moeten werken.” De eerste twee maanden van dit jaar beperkte het werk zich grotendeels tot het inregelen van het nieuwe volautomatische controlesysteem. In de controlekamer die is ingericht in het kort geleden voltooide kantoorgebouw van Delfluent Services, zijn technici druk bezig achter een rij computerschermen. Hierop kunnen ze precies zien hoe de zuivering van afvalwater in Harnaschpolder, maar ook in de installatie Houtrust verloopt. Elektronische meters geven alle details aan over hoeveelheden gereinigd afvalwater, waterkwaliteit en afgevoerd slib.
actualiteit
2005 in de awzi Houtrust operationeel is, viste de afgelopen twee jaar ongeveer 600 kilo stikstof per dag uit het afvalwater van de Haagse regio. Delfluent heeft ook de bedrijfsvoering van Houtrust overgenomen van het Hoogheemraadschap van Delfland. Caumartin verwacht dat de renovatie van Houtrust in de praktijk niet makkelijker zal zijn dan de omvangrijke nieuwbouw in de Harnaschpolder, hoewel het om minder werk gaat. “Je werkt op een bestaande installatie, waarin in de loop der jaren tal van aanpassingen zijn uitgevoerd. Niet alles is exact uitgevoerd zoals ooit gepland, dus veel informatie over hoe het daadwerkelijk is gebouwd zal pas duidelijk worden tijdens de renovatie. Extra complicerende factor is dat de installatie deels moet blijven doordraaien tijdens de werkzaamheden, omdat Harnaschpolder niet alle afvalwater uit deze regio kan behandelen. We moeten alles op alles zetten om de tijdwinst van vijf maanden die we hebben geboekt, vast te houden.” Volgens het contract moet de verbouwing van de afvalwaterzuivering Houtrust eind 2008 zijn afgerond. De volledige ingebruikname van Harnaschpolder moet januari 2008 een feit zijn. Edo Beerda
Harnaschpolder is vrijwel af, maar het project is nog lang niet klaar. De voorbereidingen zijn nu in volle gang voor de renovatie van Houtrust, dat in de toekomst ongeveer een kwart van de totale zuiveringscapaciteit van de Haagse regio voor zijn rekening zal nemen. De SHARON-installatie die sinds
Foto’s: Martin Kers Luchtfoto: Aeroview Rotterdam
H2O / 6 - 2007
7
HET IS GEEL EN ZUIVERT 36.000 M3 PER UUR.
Een oppervlakte van 25 hectare en een capaciteit van 1,35 miljoen m 3. Dat zijn de indrukwekkende cijfers van afvalwaterzuiveringsinstallatie Harnaschpolder. De installatie is één van de grootste in Europa en zuivert maar liefst 75 procent van het afwalwater in de regio Den Haag.
Heijmans is als partner in het consortium Delfluent inten-
We realiseren innovatieve oplossingen door te streven
sief betrokken bij de eerste Nederlandse publiek private
naar vroegtijdige samenwerking met alle partijen. En
samenwerking in deze markt. We nemen als aandeelhou-
naar behoefte zetten we de gebundelde expertise van
der deel aan de financiering van het project. En zijn mede
onze verschillende disciplines in.
verantwoordelijk voor ontwerp, realisatie en onderhoud
Zowel beton- en waterbouw als wegenbouw, technische
van de civieltechnische werken. Dit past in de lange traditie
infra en bodemsanering leverden voor dit project
van het bouwen van rioolwaterzuiveringsinstallaties.
een krachtige bijdrage. Tot 2033 blijven we verbonden aan dit knappe staaltje watermanagement. Dat is zelfs
Vernieuwende aanpak.
het Koninklijke Huis niet ontgaan. Harnaschpolder
Onderscheidend is niet alleen de publiek private aanpak,
wordt op 28 maart feestelijk geopend door Z.K.H. Prins
maar ook de vernieuwende werkwijze van Heijmans.
Willem-Alexander.
Heijmans Infra Geïntegreerde Projecten, Postbus 2, 5240 BB Rosmalen, tel. 073 - 543 51 11, www.heijmans.nl
*thema
achtergrond
Scepsis verdwijnt over eerste PPS-constructie op zuiveringsgebied De eerste publiek-private samenwerking in de waterschapsector is door Nederlandse collega-waterbeheerders met de nodige scepsis begroet. Maar vooralsnog hebben het Hoogheemraadschap van Delfland en het consortium Delfluent het gelijk aan hun kant: de bouw van de afvalwaterzuiveringsinstallatie Harnaschpolder gebeurt veel goedkoper en sneller dan vooraf voor mogelijk was gehouden. The first public-private partnership in the water world was greeted by fellow Dutch water managers with some scepticism. But for the time being, the Delfland Water Board and the Delfluent consortium have been proven right: the construction of the Harnaschpolder waste water treatment plant has been much less expensive and much quicker than was thought possible. The contract encompasses more than just the construction of a new waste water treatment plant in the Harnaschpolder. The Delfland assignment covers a Design Build Finance and Operate contract (DBFO contract) for The Hague Region Waste Water project. This also includes the renovation of the existing Houtrust waste water treatment plant in The Hague and the management of both plants for a period of 30 years. According to the contract, the Delfland Water Board, as government body, remains ultimately responsible for the quality of the waste water in The Hague region.
A
angaan van een publiek-private samenwerking (PPS) was voor Delfland in de aanloop naar de nieuwbouw in de Harnaschpolder bepaald geen principiële keuze. Maar toen eind jaren
negentig de contouren in beeld kwamen, bleek het project door zijn omvang steeds moeilijker te overzien. “Als je zoiets op de traditionele manier aanbesteedt - eerst een ingenieursbureau, vervolgens de bestekfase,
daarna gunning aan een aannemer - zie je in de praktijk dat bij iedere stap de prijs verder omhoog gaat. Het bestuur van Delfland heeft toen besloten een PPS-constructie aan te gaan als een private partij in staat zou blijken meer dan 10,5 procent onder de begrote kosten te duiken”, vertelt contractmanager Huub Glas van het Hoogheemraadschap van Delfland. “En dat lukte.” Bij de Europese aanbesteding bleken twee consortia een zeer scherpe prijs te kunnen maken. In de onderhandelingen die volgden, werd al snel duidelijk dat het Frans-Nederlandse consortium Delfluent de beste papieren in handen had. Niet alleen beschikte het consortium van vijf bedrijven over specialistische kennis op elk specifiek gebied van het contract, maar bovendien schreef Delfluent uiteindelijk maar liefst 17 procent lager in dan begroot. Bij een groot
H2O / 6 - 2007
9
project als dit, gaat het om een besparing van 85 miljoen euro. Het contract ging veel verder dan alleen de bouw van een nieuwe zuiveringsinstallatie in de Harnaschpolder. De opdracht
10
H2O / 6 - 2007
van Delfland betrof een zogeheten Design Build Finance and Operate-contract voor het project Afvalwater Haagse Regio. Daaronder vielen ook de renovatie van de bestaande afvalwaterzuiveringsinstallatie Houtrust in Den Haag en het beheer van beide instal-
laties voor een periode van 30 jaar. Het Hoogheemraadschap van Delfland bleef volgens het contract als overheid eindverantwoordelijk voor de kwaliteit van het afvalwater in de Haagse regio, maar voor de rest zou Delfluent bepalen hoe die kwaliteit
*thema
werd gehaald. “Hoe wij het zoveel goedkoper kunnen? Als je een groot project traditioneel uitbesteedt aan een aantal onderaannemers, calculeren die elk een bepaalde risicomarge in. Dat loopt flink op. Als je het hele pakket bij één partij onderbrengt, kun je dat sterk terugbrengen”, vertelt Bruno d’Artagnan, secretaris-generaal van Delfluent. Delfland zag bij de contractonderhandelingen dat Delfluent de prijs op sommige onderdelen nog verder kon terugbrengen. “We hebben tijdens de onderhandelingen messcherp in beeld gebracht waar de risico’s zaten”, constateert Glas. “Van de kosten zit 80 procent in de operationele fase. Je moet kunnen inschatten hoe ver je in de toekomst gaat met automatiseren of hoeveel personeel je over 20 jaar nog nodig hebt. Een partij als Veolia Water kan dat; zij is veel groter dan Delfland.” Het internationale Veolia Water levert water aan ruim 108 miljoen mensen uit ongeveer 57 landen en is gespecialiseerd in onderzoek en ontwikkeling van watertechnieken. Voor een project als in de Harnaschpolder draait het bedrijf zijn hand niet om: soortgelijke projecten heeft het in onder meer Brussel, Londen, Berlijn, Praag en Boedapest uitgevoerd. Waterbedrijf Evides is binnen het consortium de tweede grote speler uit de waterwereld. Evenals Veolia heeft het een aandeel van 40 procent in Delfluent. De drinkwaterleverancier van Zuidwest-Nederland brengt ruime kennis in betreffende waterbehandeling en -distributie. Rabobank steunt het consortium met zijn financiële kennis, terwijl Heijmans en Strukton hun sporen hebben verdiend in de
bouw, maar ook in PPS-concessieprojecten. Bundeling van deze expertise in Delfluent staat garant voor kwaliteit en kostenbesparing. Belangrijk voor Delfland is verder dat alle projectpartners volledig ISO-gecertificeerd zijn. Dick Spinder, algemeen directeur van Delfluent: “Het project is geheel volgens de ISO 9001-norm gecertificeerd. Delfuent heeft een certificering voor het projectmanagement, Delfluent Services voor het operationele beheer van de zuiveringsinstallatie en onderhoudsgerelateerde activiteiten en de Bouwcombinatie Afvalwater Haagse Regio voor de ontwerp- en bouwactiviteiten voor Harnaschpolder en Houtrust. Delfluent is met deze drievoudige certificering uniek in de Nederlandse watersector.”
Kwaliteit Door zijn omvang kon Delfluent ook bij de onderhandelingen over de financiering van de totaal benodigde investering van 363 miljoen euro scherp onderhandelen. Het consortium zat uiteindelijk met elf verschillende financieringsinstellingen uit acht Europese landen aan tafel. De Europese Investeringsbank (EIB) en de Bank Nederlandse Gemeenten (BNG) kwamen als grootste geldschieters uit de bus. Delfluent verdient de investering gedurende 30 jaar weer terug. Daarna worden de installaties overgedragen aan Delfland. Volgens het contract is Delfluent verantwoordelijk voor het projectmanagement, inclusief financiering en verzekering. Bouwcombinatie Afvalwater Haagse Regio (een vof waarin Strukton, Heijmans, Veolia Solutions & Technologies - OTV en Rossmark - deelnemen) opereert als onderaannemer.
achtergrond
Delfluent Services fungeert in de komende decennia als operator van Harnaschpolder en Houtrust. Het consortium ontvangt van Hoogheemraadschap Delfland een vergoeding per kubieke meter gezuiverd water, waarbij rekening wordt gehouden met de kwaliteit van het gezuiverde afvalwater. Dat laatste is bedoeld als een aanmoediging om snel mogelijk een optimale kwaliteit te leveren. “Juist omdat het gaat om een prestatiegericht contract, werden wij al vanaf de ontwerpfase bij de bouw van Harnaschpolder betrokken”, zegt Blaise Garin van Delfluent Services, dat de komende 30 jaar zorgdraagt voor beheer en onderhoud van de installaties en het ondergrondse netwerk van leidingen dat de twee locaties verbindt. “We kunnen zelfs boetes krijgen als we ons niet houden aan de contractafspraken. Vanzelfsprekend is het in het belang van ons allemaal om dat te voorkomen.” Delfuent zette in de opstartfase van het project speciale teams op om in een vroeg stadium alle sleutelspelers bij elkaar te krijgen om constructie en toekomstig beheer perfect op elkaar te laten aansluiten. Het toepassen van ‘assetmanagement’ zorgt ervoor dat duurzaam wordt gewerkt, gericht op de lange termijn en tegen de laagst mogelijke kosten. Risico’s worden ver van tevoren berekend, zodat versleten onderdelen tijdig worden vervangen. Delfluent kan het zich ook niet veroorloven om na 30 jaar een niet goed onderhouden installatie over te dragen: contractueel is vastgelegd dat Harnaschpolder en Houtrust bij de overdracht in 2033 in goede staat moeten zijn. “Je moet dus apparatuur voor
H2O / 6 - 2007
11
de installatie kiezen die op lange termijn de gunstigste operationele kosten oplevert. Dat is ons eigen belang en daarover hebben we dus intensief samen nagedacht”, aldus Olivier Caumartin, algemeen projectmanager van de Bouwcombinatie Afvalwater Haagse Regio.
Sceptisch Hoe is de reactie van de Nederlandse waterwereld eigenlijk geweest op het PPSproject? “Sceptisch. Wat de boer niet kent, eet hij niet”, constateert Glas. “Ik zie het zo: afvalwaterzuivering is een bestuurlijke opdracht waarmee je als hoogheemraadschap op twee manieren kunt omgaan. Je kunt, zoals alle andere waterschappen, heel veel mensen in dienst nemen om het zelf te doen. Maar je kunt ook uitbesteden volgens een nauwkeurig omschreven contract. En wij hopen aan te tonen dat dat kan met goede garanties en tegen lage kosten.” Een PPS-constructie ligt niet echt voor de hand voor kleine projecten, omdat daar weinig schaalvoordelen te halen zijn. Daarvan is hier geen sprake. Houtrust was al met afstand de grootste afvalwaterzuiveringsinstallatie van Nederland. Maar na 1 november 2008, wanneer de gerenoveerde Houtrust en de gloednieuwe Harnaschpolder volledig operationeel zijn, zal de capaciteit zijn toegenomen tot 49,7 miljoen liter water per uur. Delfluent zal dan het afvalwater kunnen zuiveren van ongeveer 1,7 miljoen inwonerequivalenten. Daarvan zal Harnaschpolder zo’n 75 à 80 procent voor zijn rekening nemen. d’Artagnan ziet goede mogelijkheden elders in Nederland soortgelijke PPS-projecten te lanceren. “Wij willen hier aantonen wat het
12
H2O / 6 - 2007
zowel de overheid als de private partij kan opleveren. Als private onderneming willen wij geld verdienen, maar wij zorgen er ook voor dat de betrokken overheid gemeenschapsgeld uitspaart. Een win-winsituatie dus”, aldus Bruno d’Artagnan. “De koudwatervrees bij overheden dat wij, als private partij, zomaar kunnen ‘verdwijnen’ of hier alleen zijn voor het snelle geld, wordt gelogenstraft door het nauwkeurig opgestelde contract, dat voor alle mogelijke valkuilen garanties biedt. Delfland kan in theorie zelfs naar een ander consortium overstappen. Alles is gericht op de lange termijn. De bouw van de installaties is maar een bescheiden onderdeel van het project”. Vertrouwen tussen de private en de publieke partij is wat hem betreft doorslaggevend voor het succes. “Je moet er allemaal van doordrongen zijn dat je altijd samen faalt of wint.” Voor Delfland was dat nadrukkelijk reden om zich volledig buiten de besluitvorming binnen Delfluent te houden. “Je ziet soms wel eens dingen waarvan je handen gaan jeuken. Waarom doen ze dat niet anders? Maar het werkt natuurlijk niet als je je met hun zaken gaat bemoeien. We hebben gelukkig onze afstand weten te bewaren. Trouwens, het project ligt er gewoon fantastisch bij”, zegt Glas. Ook als de keuze was gevallen op een zeer innovatief ontwerp - het huidige steunt op bewezen, robuuste technologie - was de PPS-constructie volgens alle partijen ideaal geweest. Bijvoorbeeld omdat niet voortdurend kennis wordt overgedragen van de ene op de andere partij: alle kennis bevindt zich in één hand, alle specialisten kunnen vanaf het beginstadium meepraten.
Voor de voormalig werknemers van Delfland (ongeveer 40 mensen) is de ommezwaai soepel verlopen. “Zij werken nu in dienst van een privé-onderneming, maar met behoud van dezelfde arbeidsvoorwaarden”, aldus Leo Helvensteijn van Delfluent Services. Er is inmiddels zelfs al weer nieuw personeel in dienst genomen. Glas vraagt zich soms af waarom de keuze voor een PPS-constructie zoveel opzien heeft gebaard. “Er gebeurt in Harnaschpolder niets geks. Installaties die hier zijn gebouwd, staan elders ook al. Het enige verschil is, dat het hele pakket aan één partij is gegeven. Ondertussen zijn we als Delfland met heel andere dingen bezig geweest; onze mensen zitten niet met hun duimen te draaien. In verband met de nieuwbouw in de Harnaschpolder moesten we ruim 40 kilometer persleiding aanleggen. Heel ingewikkeld, want dat gebeurde dwars door de bestaande stad, tegen een investering die nog groter was dan de bouw van Harnaschpolder. Dat project hebben we zelfs op tijd af gekregen. Alsof dat niks is!” Edo Beerda Foto’s: Martin Kers
Drijvende kracht Le Pooleweg 9 2314 XT Leiden Tel.: 071 - 581 40 40 Fax: 071 - 581 40 49 E-mail: office@benelux.auma.com
Aandrijvingen voor afsluiters van Auma staan wereldwijd bekend als zeer veilig en betrouwbaar. Maar ze zijn ook en vooral klaar voor een toekomst waarin procesbeheersing, meer nog dan vandaag, draait om geĂŻntegreerde automatische besturing. Om de productie te waarborgen en maintenance veiliger, eenvoudiger en goedkoper te maken, is Auma de logische keuze. Want de aandrijvingen van Auma zijn doeners ĂŠn denkers tegelijk, die gemakkelijk te integreren zijn in elk gangbaar geautomatiseerd procesbesturingssysteem. Auma bekleedt al ruim 40 jaar een toppositie als ontwerper en producent van innovatieve aandrijvingen voor afsluiters. Conventionele, non-intrusive en explosieveilige aandrijvingen die toegepast worden in veeleisende omgevingen als waterbeheer en (petro-)chemie. Onze salesengineers werken graag met u mee aan de beste configuratie voor uw installaties. Maak eens een afspraak, en ontdek ons oplossend vermogen.
AUMA, SOLUTIONS FOR A WORLD IN MOTION
y /(
'y } ! ] +} ~}{ (
} } } } ( y " |~ |
| }} } } y } y |} } | } y }
(yy yy }~ ôïë
" |~ | z ~ } | }} }{ }
y } yy y } } | z} zyy } |
}z } y ] } } {y y{ } (} |}
} } } ( } |} |} y /(
} } } }|} } | }} z} }~ } (} }{
} } } | } yy } | } } y í ð
ôïë
"} } y
|~ y | {
*thema
achtergrond
Voorspoedige opstart van awzi Harnaschpolder De grootste afvalwaterzuiveringsinstallatie van Nederland is nu operationeel. Bijna vijf maanden eerder dan gepland is begin januari een belangrijke mijlpaal behaald: zonder grote problemen is de toevoer van influent stap voor stap verhoogd totdat de helft van de zuiveringsinstallatie in bedrijf was en volgens ontwerp werd belast. Een eerste testperiode toonde aan dat de zuiveringsinstallatie aan de capaciteits- en prestatie-eisen voldoet. Beide PPS-partners, het Hoogheemraadschap van Delfland en het consortium Delfluent, zijn tevreden met het bereikte resultaat en verwachten dat de zuiveringsinstallatie deze maand de volledige toevoer van influent behandelt. waardoor de verschillende delen van de installatie stapsgewijs konden worden opgevuld (zie afbeelding 1). Harnaschpolder werd gefaseerd opgestart. Ook de hoeveelheid toegevoerd influent werd geleidelijk vergroot (zie afbeelding 2). Met de gerenoveerde pompstations werd het influent stap voor stap omgeleid van de bestaande zuiveringsinstallatie Houtrust naar Harnaschpolder. Vanaf 26 september jl. wordt een constante toevoer van influent continu verwerkt. Het opstarten werd geleid door een installatieteam van het consortium Bouw Afvalwaterzuivering Haagse Regio (BAHR). Daarnaast werd de operator van de zuiveringsinstallatie onder verantwoordelijkheid van BAHR betrokken bij de werkzaamheden tijdens de pre-inbedrijfstellingsfase, de automatiseringstests en de uiteindelijke inbedrijfstelling. Doordat dit in een vroeg stadium plaatsvond, konden de proces- en onderhoudswerkzaamheden snel worden overgenomen.
Demonstratie Afb. 1: Schematisch overzicht van de installatie.
N
a een ontwerp- en bouwperiode van drie jaar was de awzi Harnaschpolder op 4 september 2006 in principe klaar om in gebruik te worden Afb. 2: De stapsgewijze verhoging van de influentaanvoer.
genomen. Op die dag gingen de inlaatkleppen open en stroomde het eerste afvalwater de installatie binnen. In het begin was de toevoer van influent niet continu,
Een eerste testperiode toonde aan dat de zuiveringsinstallatie aan de capaciteits- en prestatie-eisen voldoet zoals die contractueel en in de vergunning zijn vastgelegd. De tests werden tussen medio november en begin januari uitgevoerd. De werking van de waterlijn werd gedurende deze periode aangetoond, waarna het ‘intermediate capacity certificate’ werd toegekend. Naar verwachting zal Harnaschpolder in de loop van deze maand de volledige toevoer van influent verwerken. Zodra Harnaschpolder op volledige capaciteit draait, kan zo’n 75 à 80 procent van het totale influent uit de regio Den Haag door Harnaschpolder en de overige 20 à 25 procent door de gerenoveerde awzi Houtrust worden verwerkt.
Opstartstrategie De opstartstrategie van Harnaschpolder kende drie hoofddoelstellingen. De biologische behandelingscapaciteit moest zijn afgestemd op de gefaseerd toenemende toevoer van het influent. Verder moest minimaal driekwart van het fosfaat uit het afvalwater worden verwijderd om aan de lozingseis van de regio te voldoen. Tot slot moest snel extra capaciteit beschikbaar komen voor stikstofverwijdering. In plaats
H2O / 6 - 2007
15
van te streven naar effluent met het laagst mogelijke stikstofgehalte tijdens de opstartfase, werd ervoor gekozen om op Harnaschpolder zo snel en zo veel mogelijk stikstof uit het afvalwater te verwijderen. In tegenstelling tot Harnaschpolder is de bestaande awzi Houtrust (vóór renovatie) niet ontworpen voor het verwijderen van stikstof. In de praktijk werd door deze zuiveringsinstallatie minder dan 20 procent (inclusief deelstroombehandeling) van de aangevoerde hoeveelheid stikstof verwijderd. De gekozen strategie is gericht op een snelle en aanmerkelijke verbetering van de effluentkwaliteit van beide zuiveringsinstallaties (Harnaschpolder en Houtrust) gezamenlijk, om de hoeveelheid stikstof die in de Noordzee wordt geloosd op zo kort mogelijke termijn te minimaliseren.
Slibenting Het biologische behandelingssysteem werd geënt met actief slib afkomstig van Houtrust, dat met tankwagens naar Harnaschpolder werd getransporteerd. Slechts twee van de in totaal acht beluchtingstanks werden geënt met circa 0,1 g/l actief slib. Vanwege de grote totale inhoud van de biologische tank (8 x 25.000 kubieke meter) was een veel grotere concentratie niet mogelijk. In combinatie met de gekozen opstartstrategie voor de gistingstank en door het gefaseerd verhogen van de hoeveelheid influent, had het biologische behandelingssysteem geen grote entingen nodig om de prestaties te versnellen. De aanvangsconcentratie van het slib was voldoende voor goede prestaties van de
waterlijn zodra het influent werd aangevoerd. Er was voldoende slib aanwezig om schuimvorming, stankoverlast en andere hinder te voorkomen. Daaropvolgend werden de andere biologische tanks geënt door slib vanuit een actieve tank naar een op te starten tank over te pompen. Dankzij een speciale pompinstallatie konden snel grote hoeveelheden slib worden overgepompt. Hierdoor konden de daarna geactiveerde slibtanks met een hogere concentratie (meer dan een gram per liter) worden geënt. De toevoer van influent werd gefaseerd verhoogd en was afgestemd op de aanvoer van slib (interne enting) en
de groei van de bacteriën, zonder dat dit wezenlijke gevolgen had voor de effluentkwaliteit. Als ondersteuning voor het opstarten van de zuiveringsinstallatie werden de beide gistingstanks slechts voor de helft geënt en gevuld voordat het eerste afvalwater werd toegelaten. Het systeem werd geënt met gegist slib tot een drogestofgehalte van ongeveer 0,8 procent, afkomstig van Houtrust. Gedurende de eerste weken na de inbedrijfstelling werd alleen primair slib naar de gistingstanks gevoerd, aangezien het geactiveerde slib voor het enten benodigd was en er geen slib over was.
Water- en slibbehandeling in Harnaschpolder Hoe functioneert de nieuwe afvalwaterzuiveringsinstallatie Harnaschpolder? Het Hoogheemraadschap van Delfland heeft bewust gekozen voor afvalwaterzuivering gebaseerd op bewezen technologie. Met name de schaal waarop het water gezuiverd wordt, heeft een belangrijke rol gespeeld in deze keuze.
De acht biologische tanks hebben elk een diameter van 63 meter en een inhoud van 24.925 kubieke meter. De actief slibtanks bestaan uit: een selectorgedeelte oftewel de eerste tank waarin de benodigde typen bacteriën worden geselecteerd; • een voordenitrificatiegedeelte, waarin gecombineerde zuurstofvormen (nitraat) worden verwijderd; • een anaeroob gedeelte, waar fosfor op biologische wijze wordt verwijderd; • een anoxisch/aeroob gedeelte, waar de denitrificatie voor het verwijderen van stikstof zonder beluchting wordt uitgevoerd (anoxische omstandigheden noodzakelijk zodat de bacteriën het denitrificatieproces kunnen uitvoeren) • en een ontgassingstank, die zich vóór de laatste sedimentatiefase bevindt, en noodzakelijk is om eventuele luchtbellen te verwijderen en ervoor te zorgen dat de gemengde vloeistof op een juiste wijze in de nabezinktanks bezinkt. •
Waterbehandeling Roostergoedverwijdering
Voor alle influent dat de afvalwaterzuiveringsinstallatie van Harnaschpolder binnenkomt, wordt gebruik gemaakt van vijf sets roosterzeven (maaswijdte zes millimeter). Deze filteren alle grote en kleinere deeltjes uit het water om verstoppingen elders in het systeem en bij de pompen te vermijden en ophoping van deze deeltjes te voorkomen in de volgende tanks die worden gebruikt voor de behandeling van afvalwater en slib. Voorbezinking
Nadat het ruwe afvalwater door de zeven is gevoerd, stroomt het in vier cirkelvormige voorbezinktanks. Het primaire slib bezinkt en concentreert zich op de bodem van de bezinktank. Een schraper verplaatst het slib naar een put in het midden, waar het slib wordt opgeslagen voordat het naar de
16
H2O / 6 - 2007
desbetreffende eerste fase van de primaire slibbehandeling (gravitatie-indikkers) wordt gepompt. De vier voorbezinktanks hebben elk een diameter van 47 meter en een inhoud van 8.496 kubieke meter. Biologische behandeling
Om de efficiëntie van het biologische proces voor het actief slib constant te houden, dient de biomassa in de bioreactoren te worden bewaard. De gemengde vloeistof wordt gescheiden van het zuivere water in een laatste sedimentatietank (nabezinktank). De bezonken bacteriën op de bodem van deze tank (slib) worden weggezogen. Het grootste gedeelte wordt teruggevoerd (slibrecirculatie) naar de bovenzijde van het actief slib in de selectortank, terwijl het overtollige slib naar het slibbehandelingsgedeelte wordt gevoerd, waar het uiteindelijk wordt afgevoerd.
De selectortank splitst de recirculatiestroom in twee afzonderlijke stromen: 55 procent
*thema
achtergrond
groei van bacteriën te bevorderen, werden fosforzuur en kaliumhydroxide toegediend en werd het filtraat tijdens de opstartfase hergebruikt. Zodra het geurfilter volledig operationeel was, werd de toediening van deze stoffen stopgezet en was er alleen nog water nodig om het filterbed regelmatig te reinigen.
Stap voor stap
Omdat de gistingstanks slechts voor de helft gevuld waren, functioneerden deze tijdelijk als buffertanks. Hierdoor werd voorkomen dat gistingswater direct naar de zuiveringsinstallatie werd afgevoerd, wat de stabiliteit van de waterlijn ten goede kwam. Toen het gegiste slib overstroomde, was de concentratie en kwaliteit van het slib zodanig dat het direct ontwaterd en afgevoerd kon worden. Binnen acht weken nadat het eerste, primaire slib naar de gistingstanks was afgevoerd, had het biogas een zodanige kwaliteit, dat het geschikt was voor de opwekking van elektriciteit en warmte.
Voorkoming van overlast door stank vormde één van de belangrijkste aandachtspunten tijdens de opstartfase, aangezien Harnaschpolder aan de rand van een stad staat. Het biologisch geurfilter werd in een zo vroeg mogelijk stadium in werking gesteld. Met stank verontreinigde lucht wordt op verschillende plaatsen in de zuiveringsinstallatie opgevangen en gezamenlijk behandeld door het biologische geurfilter. De verzamelde lucht wordt door een met korrels gevuld filter geleid. Op het materiaal leven bacteriën, die de verontreiniging als voeding voor hun groei gebruiken. Aan de bovenzijde van het filter wordt water geïnjecteerd om het materiaal vochtig te houden. Om de
De eerste drie stappen voor de toevoer van influent waren: • het opvullen van de waterlijn (niet continu) tot een kwart van de totale verwerkingscapaciteit, gevolgd door een constante influentaanvoer van circa 25 procent. Tijdens het opvullen van de installatie werden de meeste automatiseringstests uitgevoerd om onnodige uitval en kwaliteitsverlies van het effluent te voorkomen; • maximaal de helft van het influent toevoeren bij de helft van de totale verwerkingscapaciteit. Het automatiseringssysteem werd verder getest en geoptimaliseerd; • maximaal 60 procent influent toevoeren bij de helft van de totale verwerkingscapaciteit. De eerste tests werden uitgevoerd om aan te tonen dat de in bedrijf zijnde delen van de zuiveringsinstallatie naar behoren functioneren, waarbij de nadruk lag op de prestaties van de waterlijn. Na de eerste testperiode zijn er nog twee stappen gepland om de inbedrijfstelling af te ronden.
Risicobeheer Voordat de zuiveringsinstallatie Harnaschpolder in bedrijf werd gesteld, werden
een eenvoudige en rendabele technologie. Een ander doel van de slibbehandeling is om de hoeveelheid slib te stabiliseren en te reduceren door middel van anaerobe gisting en om biogas te produceren dat wordt verbrand in co-generatiemotoren, zodat vrije thermische en elektrische energie wordt geleverd als een aanvullende en milieuvriendelijke manier om de bedrijfskosten van de volledige installatie drastisch te reduceren. Ontgrinding primair slib
Co-generatie met biogas.
wordt naar de voordenitrificatietank gevoerd (nitraatverwijdering) en 45 procent naar de anaerobe tank (fosforverwijdering). De 16 nabezinktanks hebben elk een diameter van 56,5 meter en een inhoud van 10.853 kubieke meter.
Slibbehandeling Het belangrijkste doel van de slibbehandeling ter plaatse is om de organische en vaste stoffen te concentreren door middel van gravitatie-indikking en centrifugale indikking en ontwatering met behulp van
Het slib uit de voorbezinktanks bevat een grote hoeveelheid zand, wat problemen kan veroorzaken tijdens de hele slibbehandeling. Het kan zorgen voor een toename van de slijtage van de machines en een onverwacht grote afzetting op de bodem van bepaalde tanks, wat uiteindelijk kan leiden tot verstopping of blokkering van de leidingen. Het zand wordt daarom afgevoerd in een betonnen cylindroconische tank. Vervolgens gaat het naar een reinigingseenheid. Hier wordt het geconcentreerd en naar afvalcontainers gevoerd om van daaruit uiteindelijk definitief te worden afgevoerd. Indikking primair slib
Gravitatie-indikking is eenvoudig en vergt weinig energie. De indikking verloopt beter met behulp van een roerwerk dat
H2O / 6 - 2007
17
diverse risicoanalyses uitgevoerd waaraan alle betrokken partijen deelnamen. Hierbij kwamen kleine en grote risico’s op verschillende niveaus aan de orde, zoals vergunningen, contracten, kwaliteitsborging en -controle alsook technische en procesgerelateerde onderwerpen. De relatief korte periode (drie maanden) tussen de inname van het eerste afvalwater en het einde van de eerste testperiode onderstreepte de noodzaak om het in bedrijf stellen en opstarten strak en gedetailleerd te plannen. Zo was het tijdelijk mogelijk om als voorzorg bij zware regenval een deel van het afvalwater om te leiden naar Houtrust. Hierdoor kon hydraulische overbelasting van Harnaschpolder in voorkomende gevallen worden vermeden. De benodigde capaciteit om de zuiverende werking aan te tonen was lager dan de capaciteit die gedurende deze fase nodig was om de hydraulische belasting te verwerken. Zoals bekend ligt de awzi Harnaschpolder in een dichtbevolkt gebied. Om eventuele stankoverlast in de directe omgeving tot een minimum te beperken, werd besloten om eerst het geurfilter op te starten en pas daarna de zuiveringsinstallatie op te vullen. In andere gevallen waren extra technische maatregelen nodig om risico’s zo veel mogelijk te beperken. Het effluentgemaal Harnaschpolder transporteert het effluent naar het effluentgemaal Houtrust, dat beide effluenten ver in de Noordzee verpompt. De samenwerking tussen de effluentgemalen was cruciaal en vereiste een nauwkeurige onderlinge afstemming om overstroming te voorkomen.
Afb. 3: De behaalde zuiveringsresultaten overtroffen de verwachting.
Het risico van overstroming in Harnaschpolder tijdens noodgevallen werd verder beperkt door een afstandbediende noodstop voor elk gemaal binnen het influentnetwerk.
roostergoed verstopt. De afvoertrechter boven de container werd aangepast en vergroot om dit probleem in de toekomst te voorkomen.
Onvoorzien
Door oponthoud bij de inbedrijfstelling van de slibindikcentrifuges overschreed de slibconcentratie in de beluchtingtanks de ontwerpwaarde. Gedurende deze periode viel er veel regen en door uitspoeling van biologisch slib beïnvloedde dit de kwaliteit van het effluent. Na aanpassing van leidingwerk voor het transporteren van ingedikt biologisch slib zorgden de indikcentrifuges voor de noodzakelijke afname van het slibgehalte.
Bij het opstarten van de zuiveringsinstallatie deden zich geen grote problemen voor die de werking van de installatie ernstig in gevaar brachten. Er deden zich evenwel enkele onvoorziene moeilijkheden voor. Als gevolg van zware regenval en de gefaseerde toename van het influent werd tijdelijk een grote hoeveelheid roostergoed aangevoerd. Hierdoor raakte de afvoer van
ondersteund door een basisframe, en omvat een decanteringskom, een schroeftransporteur en een snelheidsreductor.
in de betonnen tank is aangebracht. Deze voorziening zorgt er met name voor dat het water uit het slib wordt verwijderd. De bovendrijvende vloeistof (water + niet-bezinkbare vaste stoffen als kleine hoeveelheid primair slib) stroomt over via een overloop die rond elke indikker aan de bovenzijde is aangebracht. Het roerwerk verplaatst het slib van de volledige bodem naar het midden van de gravitatie-indikkers, van waaruit het naar de volgende behandelingsfase wordt gepompt: de gisting. Voor het primaire slib wordt gebruik gemaakt van twee gravitatie-indikkers, waardoor een lange retentieperiode voor het slib (gemiddeld vijf dagen) mogelijk is om een slibhydrolyse uit te voeren.
Nadat het slib in de rotor is gebracht, wordt het verdeeld over de decanteringskom en de schroeftransporteur, waar het wordt blootgesteld aan de centrifugaalkracht. De afgescheiden vloeistof (centraat) wordt naar een afvoeropening gevoerd, terwijl de bezonken vaste stof wordt verplaatst met een snelheid die wordt bepaald door de differentiële rotatie van de schroef ten opzichte van de kom, waarna de stof tenslotte continu wordt afgevoerd via het conische uiteinde van de kom. Anaerobe gisting
Indikking overtollig biologisch slib
Het overtollige biologische slib wordt naar de centrifuges gepompt om daar te worden ingedikt. In de slibleiding wordt vóór de centrifuges een polymeer-conditioneringsoplossing geïnjecteerd om de interne cohesiekrachten in het slib te veranderen, de colloïdale stabiliteit te verminderen, de afmetingen van de deeltjes te vergroten (flocculatie) en de ontwatering van het slib te bevorderen. Het polymeer zorgt tevens voor een betere kwaliteit van de bovendrijvende
18
H2O / 6 - 2007
De slibindikker.
vloeistof (centraat) door de colloïden en de minder gemakkelijk bezinkbare deeltjes in het slib vast te houden. De centrifuge bestaat uit een rotor die roteert tussen twee lagerblokken die worden
De stabilisatie van het slib heeft als doel het resterende risico op verontreiniging te verminderen: geurhinder als gevolg van gisting van het biologisch afbreekbare deel van het slib en het risico van bacteriële besmetting als gevolg van de aanwezigheid van micro-organismen. Door de biologische stabilisatie wordt een gedeelte van het biologisch afbreekbare deel (vervluchtigbare stoffen in suspensie) verwijderd, waardoor een meer gestabili-
*thema
achtergrond
voor afgelopen januari. Gedurende de renovatiefase zal de helft van de installatie buiten bedrijf zijn in verband met de uit te voeren werkzaamheden. De gedeeltelijke uitgebruikname van Houtrust valt samen met de twee resterende stappen voor het omleiden van water van Houtrust naar Harnaschpolder (zie afbeelding 2). De eerstvolgende stap zal zijn een toevoer van influent van maximaal 85 procent bij een totale verwerkingscapaciteit van 100 procent. De tweede testperiode wordt uitgevoerd om aan te tonen dat de complete installatie naar behoren functioneert. Uitgegaan wordt van een kwaliteit van het effluent van ≤ 10 mg N/l (jaargemiddelde) en ≤ 1 mg P/l (voortschrijdend gemiddelde van tien dagen). In de test ligt verder de nadruk op het presteren van de sliblijn, de biologische geurbehandeling en de geluidsemissies.
De gascompressoren die gebruikt worden voor het mengen van de gistingstanks, overschreden de gewenste geluidsniveaus. Dit was het gevolg van het abnormaal lage slibniveau in de gistingstanks tijdens de inbedrijfstelling. Het geluidsniveau werd teruggebracht door het aanbrengen van meer isolatiemateriaal en door aanpassing van de gasdruk. Daarnaast moesten de ventilatieconstructies van de blowergebouwen beter worden geïsoleerd.
Bulkverwijdering Twee van de hoofddoelstellingen van de opstartstrategie waren het verwijderen van fosfaten (meer dan 75 procent) en de mogelijkheid om snel extra stikstof te verwijderen.
seerd slib ontstaat. De anaërobe mesofiele gisting vindt plaats tussen 33 en 37°C. Dit is een oud en bekend proces. In de anaerobe mesofiele reactor ondergaan de organische stoffen eerst een zuurhydrolysereactie gevolgd door een vergassingsfase. Organische stoffen die bij een geschikte temperatuur aan deze reactor worden toegevoegd, worden zodoende door bacteriën van het anaerobe mesofiele type gereduceerd tot methaan, ammoniak en koolzuur na een voldoende lange retentieperiode voor het slib (gemiddeld 20 dagen). De eerste reactie vindt snel plaats en zorgt ervoor dat de noodzakelijke verbindingen vrijkomen voor de tweede methanogene stap, dat een langzamer proces betreft. Er wordt gebruik gemaakt van twee gistingstanks, elk met een inhoud van 11.690 kubieke meter. Het slib wordt homogeen gehouden dankzij een mengsysteem dat gebruik maakt van gecomprimeerd biogas dat wordt aangevoerd door compressoren. De aanzuiging van het biogas vindt plaats van onder de koepel vanuit het midden van de gistingstank terwijl de overtollige productie naar gashouders wordt gevoerd.
Afbeelding 3 toont de resultaten van het verwijderen van CZV (COD), fosfaat en stikstof vanaf het opstarten tot aan het einde van de eerste testperiode. Hieruit blijkt dat de behaalde resultaten de algehele verwachtingen overtroffen. Om de groei van biologisch slib te bevorderen, werd echter enkele weken gestopt met het toevoegen van ijzerzout, waardoor fosfaat tijdelijk minder goed werd verwijderd. Ondanks dat werd geënt met niet nitrificerend slib (Houtrust), kwam het verwijderen van stikstof veel sneller dan verwacht op gang.
Vooruitzicht
De laatste stap zal zijn een toevoer van influent van 100 procent bij een totale verwerkingscapaciteit van 100 procent. De zuiveringsinstallatie zal volledig operationeel zijn. Wanneer Harnaschpolder op volledige capaciteit draait, zal Harnaschpolder circa 75 à 80 procent van de totale toevoer uit de regio Den Haag verwerken en het gerenoveerde Houtrust ongeveer 20 à 25 procent. Laurent Delecraz en Nicolas Fontaine (Veolia Water Solutions & Technologies) Niels van Gool en Rogier van Kempen (Delfluent Services) Foto’s: Martin Kers
Parallel aan het opstarten van Harnaschpolder was de eerste fase van de renovatie van zuiveringsinstallatie Houtrust gepland
De warmte is afkomstig van heet water dat wordt geleverd door biogasmotoren die in een speciale ruimte zijn opgesteld (cogeneratieruimte). Deze warmte-uitwisseling tussen water en slib wordt continu en automatisch bewaakt, zodat een stabiele gistingstemperatuur wordt aangehouden. Het grootste deel van het geproduceerde biogas wordt vanuit de gashouders naar de cogeneratiemotoren gevoerd (productie van stroom en heet water), terwijl het overtollige gas, met name in noodgevallen of standbysituatie, in een fakkel wordt verbrand. De opslag van biogas is noodzakelijk om de gasdruk in de koepel van de gistingstanks te kunnen regelen. Het zorgt voor een natuurlijke bescherming van de gistingstank tegen overdruk en onderdruk. De gashouders zijn rechtstreeks verbonden met de gistingstank en het opslagvolume komt overeen met een gemiddelde biogasproductie van negen uur.
40 procent van de totale consumptie van de zuiveringsinstallatie. Het hete water wordt gebruikt voor het verwarmen van de gistingstanks. Ontwatering gegist slib
Het gegiste slib wordt ontwaterd met behulp van centrifuges. De ontwateringsinstallatie voor gegist slib is ontworpen als een uiterst compact geïntegreerd systeem en zorgt voor een vermindering van het oppervlak dat wordt ingenomen door het opgeslagen slib. Al het gegiste slib wordt van de slibopslagtank naar de ontwateringscentrifuges gepompt. Dit type ontwateringsinstallaties zorgt voor uitstekende resultaten, dat wil zeggen een vastestofgehalte van ongeveer 24 procent. Na deze laatste behandelingsstap wordt het ontwaterde slib naar twee opslagtanks gevoerd om tenslotte definitief te worden afgevoerd via een vrachtauto naar het slibverwerkingsbedrijf DRSH in Dordrecht.
Cogeneratie op basis van biogas
Stankbestrijding
Het geproduceerde biogas wordt verbrand in cogeneratiemotoren (gasmotor gekoppeld aan een generator en warmtewisselaar) om stroom en heet water te produceren. De geproduceerde stroom bedraagt 30 tot
Het verzamelen en bewerken van afvalwater gaat vaak gepaard met de uitstoot van onaangename geuren. Vanwege de afwezigheid van lucht, meer in het bijzonder van zuurstof, wordt afvalwater wanneer
H2O / 6 - 2007
19
het wordt verzameld septisch en kan het een enorme stank veroorzaken, meestal bij aankomst in de zuiveringsinstallatie. De stank is hoofdzakelijk te wijten aan de aanwezigheid van zwavelverbindingen die zich reeds gedeeltelijk in het netwerk hebben gevormd en, in mindere mate, aan de aanwezigheid van stikstofverbindingen. Het type stankbestrijding dat is gekozen voor de awzi Harnaschpolder betreft een biologisch stankbestrijdingssysteem genaamd ALIZAIR. Het is een biologische wasser die gebruik maakt van de biofiltratietechnologie. Dit proces omvat de biologische oxidatie van geurende verbindingen in een vloeibare fase. Verbindingen die stank verspreiden, worden tijdens de filtratie op biologische wijze verwijderd door middel van speciale bacteriÍn (van het autotrofe type, die minerale koolstof gebruiken voor hun metabolisme) die zijn aangebracht op het dragermateriaal. ALIZAIR is speciaal ontwikkeld voor grote luchtstroomhoeveelheden. Het zorgt voor een uitstekende verwijdering van verbindingen die stank verspreiden. Het is een luchtstroombioreactor die is bekleed met een mineraal dragermateriaal. Leo Helvensteijn en Wim Rouw (Delfluent Services) Olivier Vermes (Veolia Water Solutions & Technologies) Foto’s: Martin Kers
Het proces- en stroomschema. De onderwatercentrifuge.
20
H2O / 6 - 2007
ODS feliciteert Delfluent van harte met de opening van de Harnaschpolder. Wij bedanken Delfluent voor het vertrouwen en de keuze voor koppelingen, flens adapters en pas-en uitbouwstukken van ODS.
ODS B.V. #" *
$ " $ & #%& '% *
$ " $ & ##" ) ! "'&% " $ & " # % ( " www.odsbv.nl
metal & more
www.dungs.com
Gas systems Dungs ontwerpt en produceert gasstraten voor gas motoren, turbines en procesbranders. Onze service Engineering en productie volgens alle relevante normen en richtlijnen, voor gas, biogas en LNG. Sinds 1970 heeft Dungs meer dan 35.000 gas systemen geleverd aan klanten over de hele wereld.
Karl Dungs B.V. Oosterengweg 36 NL-1221 JV Hilversum, Netherlands Phone: +31 (0)35-6 857 858 Fax: +31 (0)35-6 857 855 info.nl@dungs.com
HENK DE KRAA, DIRECTEUR EVIDES:
“Levering industriewater voordelig voor de ‘gebonden’ klant” De wijze waarop de nieuwe zuivering Harnaschpolder van het Hoogheemraadschap van Delfland tot stand is gekomen, is uniek in Nederland. In H2O nr. 7 van 2006 heeft Piet Hein Schoute, toen dijkgraaf van Delfland, de gedachten achter de beleidskeuzen van dit waterschap toegelicht. Bij het tot stand komen en het beheer van deze grote rwzi is ook een (drink)waterbedrijf betrokken: Evides. Een betrokkenheid die niet alledaags is en waarvan het begin ligt in de tijd dat Delta Water en het Waterleidingbedrijf Europoort, nog niet gefuseerd waren. Een gesprek over de vraag hoe dit allemaal gelopen is en waar dit wellicht verder heengaat met ir. Henk de Kraa, vroeger directeur van Delta Water, sinds de fusie naast Ger Vogelesang directeur van Evides, in het nieuwe, zakelijke hoofdkantoor aan de voet van de Brienenoordbrug. “Als je wilt weten hoe het allemaal gelopen is, moeten we terug naar 1992. Delta Water werd geconfronteerd met een steeds verder teruglopende drinkwaterafzet. Uit een enquête onder 20 grootgebruikers, die samen goed waren voor 30 procent van het verbruik, bleek dat we ervan uit moesten gaan dat die tendens zou doorgaan. De bedrijven verwachtten afname van de inkoop van drinkwater, meer eigen kosten voor opwerking van water en hogere lozingskosten. Als wij niets zouden doen, zou de omzet bij deze bedrijven teruglopen en zouden de tarieven voor de andere ‘gebonden’ klanten vervolgens toch de pan uitrijzen. We zijn toen op zoek gegaan naar activiteiten in de waterketen. We vonden er twee. Eén daarvan was de bouw van de rwzi Vlissingen-Oost voor het afvalwater van de bedrijven op het industriegebied Sloe.”
Waarom bouwde het waterschap die rwzi niet? “Ons eerste idee was dat samen met het waterschap op 50/50-basis uiteindelijk wel te doen. Maar het waterschap vond die zuivering een te groot risico voor het publiek belang. Als de bedrijven zouden sluiten, zou de burger met de lasten blijven zitten.” “Wij hebben toen besloten het alleen te doen. Als Delta Nutsbedrijven, waarvan Delta Water deel uitmaakte, konden we dat risico wel dragen. Twee jaar later was de rwzi in bedrijf. Iedereen blij: Rijkswaterstaat, de bedrijven en de gemeente Vlissingen. Alleen de medewerkers van het waterschap betreurden dat er naast hun rwzi voor het stedelijk afvalwater nog een aparte rwzi voor het industriewater was gekomen.” “Een tweede project was de bouw van een aparte rwzi voor de mosselbedrijven in Yerseke. Die loosden op de riolering, wat grote stankproblemen veroorzaakte.
22
H2O / 6 - 2007
Als wij voor dat water een aparte rwzi zouden bouwen, zou een groot deel van de capaciteit van de bestaande rwzi onbenut blijven. Daarover ontstond discussie, zelfs tussen de ministers in Den Haag. Drinkwaterbedrijven moesten zich beperken tot hun eigen taak. Uiteindelijk is die rwzi er niet gekomen. Maar wij hadden inmiddels afvalwaterdeskundigheid in huis en zochten daar werk voor. Ik heb ontzettend veel tijd besteed aan de vraag: hoe kom ik verder die keten in?”
Bedoel je operationeel of bestuurlijk? “Operationeel. Met DOW Terneuzen hebben we gekeken naar hun waterketen, om afvalwater als bron voor hun watervoorziening te gebruiken. We gaan nu inderdaad effluent van de rwzi Terneuzen inkopen als bron voor DOW. Voor het graanbedrijf Cerestar in Sas van Gent zijn we het afvalwater gaan hergebruiken.” “In 1997 hoorden we de eerste geruchten over een tender van Delfland voor Harnaschpolder en Houtrust. Dat zag ik eerst helemaal niet zitten. Ik verwachtte daar eindeloos politiek gehannes over. Maar Hans Haarlem, onze ‘business development’ man, was er van het begin af positief over. En aan de kant van Waterbedrijf Europoort trok Ger Vogelesang dit. Ere wie ere toekomt. Die tender van Delfland werd internationaal geplaatst. De condities waren zodanig dat alle Nederlandse partijen alleen te klein waren, te weinig referenties konden opgeven. Wij zijn toen benaderd door Vivendi, het huidige Veolia. Vivendi vond dat het project lastig zou zijn zonder Nederlandse partijen. Delta Water was een bekende partij vanuit de waterfabriek in Terneuzen, waar we samen inzaten. In dezelfde tijd liepen de gesprekken met Waterbedrijf Europoort over een fusie.
Samen in dit project stappen bood de mogelijkheid om in de beheersfase tot een 50/50-belangenverdeling met Vivendi te komen. Onze 50 procent werd gelijk verdeeld tussen Delta en Waterbedrijf Europoort. Deelname van Europoort was in die zin logisch dat Harnaschpolder in het voorzieningsgebied van het voormalige Waterbedrijf Europoort ligt.”
Er waren toch meer deelnemers? “Delfland heeft een overeenkomst gesloten met Delfluent voor de bouw van de rwzi Harnaschpolder en de verbouwing van de rwzi Houtrust en het beheer van deze installaties gedurende 30 jaar. Daarin namen deel: Veolia (40 procent), Waterbedrijf Europoort (20), Delta (20), Rabo (10), Structon (5) en Heijmans (5). Onder dit consortium zijn twee bedrijven opgehangen: Delfluent Bouw, waarin Veolia, Rabo, Structon en Heijmans deelnemen en Delfluent Services, waarvan de verdeling nu is: 50 procent Evides, 50 procent Veolia.”
Waarom hebben jullie de opdracht gekregen? “Omdat wij de goedkoopste waren. We zaten ruim tien procent onder de referentieprijs van Delfland. We hebben ook nog een tweede aanbieding gedaan met een alternatieve technologie, waarvan de prijs nog weer lager lag. Die is echter door Rijkswaterstaat als vergunningverlenende instantie afgewezen. Iets dat de Fransen tot de dag van vandaag nog steeds onbegrijpelijk vinden van ons Hollanders. Voor ons viel toen in 2003 ineens alles samen. De fusie ging door en wij kregen de opdracht.” “Ik ben toen zelf in het bestuur van Delfluent gaan zitten. Ik was vanuit Delta bekend met werken in ‘joint venture’ met bijvoorbeeld Vivendi. We startten met de overname van Houtrust, inclusief personeel. Belangrijk was zo snel mogelijk uit de rode cijfers te komen. Dat vereist financiële sturing, iets wat wij in Nederland niet gewend zijn. De Fransen zijn goed in contractmanagement, die leveren voor alles, naast technici, financiële mensen. Bovendien kennen ze het contract tot op de letter. Van dat soort contractkennis kunnen wij veel leren. Alle taken en verantwoordelijkheden zijn goed gedefinieerd in de contracten.”
Wat is uiteindelijk het verschil? “Wij zijn gewend om tijdens de rit nog van alles met de opdrachtgever af te spreken
CV 1956: geboren te Scheveningen 1974-1980: studie Civiele techniek TU Delft 1981-1990: diverse functies bij Watermaatschappij Zuidwest-Nederland te Goes 1987-1989: studie MBA bij Nijenrode 1990-2000: Delta N.V., speciaal belast met distributieactiviteiten, industriewater en invoer Engels gas 2000-2004: directeur Delta divisies Infra, Water en Milieu 2004-heden: directeur Evides
interview en samen te regelen. De Fransen doen alleen wat in het contract staat. Ieder besluit wordt daaraan getoetst. Die samenwerking is leerzaam. Het is ook gewoon leuk. Ze plannen ook veel beter dan wij, ook in de personeelssfeer. Ze weten nu al wat hun medewerkers in dit project over drie jaar ergens anders gaan doen. Ons poldermodel kennen ze echt niet. Over de bouwprijs was ontzettend gejammerd. Uiteindelijk komt de nieuwe installatie vijf maanden eerder gereed dan gepland. In de opzet van het hele proces van bouwen en installeren zat dus ruimte. Alles dankzij een fantastische planning, ook op financieel gebied.”
hebben net het contract gesloten voor een rwzi voor het industriegebied bij Delfzijl, een kopie van de installatie in het Sloegebied, alleen nu voor zout water. Het Waterschap Hunze en Aa’s en Waterbedrijf Groningen gaan hun diensten verlenen.”
Gaat deze ontwikkeling verder?
“Voor Delfland is deze constructie goedkoper dan uitvoeren in eigen beheer. Dat zit hem in een andere manier van besturen door ons, niet door Delfland: scherper intern management, niet onmenselijk, wel scherper, minder personeel, minder luxe en veel aandacht voor de techniek.” “Belangrijk punt is het vuilaanbod. Dat lijkt nu lager dan waarmee gerekend was. Uitgangspunten van jaren terug worden zelden tijdens een proces bijgesteld. Dat zou wel moeten, maar het gebeurt niet. We zullen zien wat daar het gevolg van is.”
“Daar ben ik van overtuigd. De clichés van monopolie versus markt, van publiek versus privaat, helpen ons niet verder. Hoe groter de bedrijven, des te groter hun slagkracht. Aandeelhouders uit het bedrijfsleven brengen meer ondernemingszin in. Voor de waterschappen is het interessant. Delfland heeft zijn risico’s afgewenteld, de kosten zijn beheerst en de tarieven staan vast. Als wij een MBR-installatie in Alkmaar zouden gaan bouwen voor het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier komt het risico bij ons te liggen. Maar voor Evides betekenen al die nieuwe activiteiten nieuwe mogelijkheden. De drinkwaterafzet daalt gestaag, maar de industriewateromzet stijgt met zeven procent per jaar. Steeds meer bedrijven schakelen om van drinkwater naar ‘water op maat’. Op termijn worden we een hybridebedrijf: 50 procent drinkwater, 50 procent ander water. Maar een bedrijf met groei, dat mooie winst maakt. De levering van industriewater is dan niet nadelig voor de ‘gebonden’ klant, maar juist voordelig.”
Wat is het belang voor Evides?
Hoe zie jij de toekomst?
“Het belang van Evides groeit langzaam. Evides levert HRM-diensten, koopt de energie in en ondersteunt de ICT en kwaliteitszorg. De Fransen laten steeds meer aan ons over nu ze merken dat het goed gaat. Wij kunnen synergie bereiken met andere installaties die wij beheren, zoals Schiphol en Hamburg. We
“In Nederland gebeurt niets nieuws meer, alleen PWN heeft een aantal nieuwe technieken verder ontwikkeld en toegepast. Toch moeten we aantrekkelijk blijven voor jonge
Zijn de beheerskosten voor Delfland uiteindelijk lager?
Henk de Kraa.
mensen. Daarvoor heb je verdere opschaling nodig. We gaan nu samen met Vitens naar het buitenland. We kopen ons in in VitensInternationaal op 50/50-basis. Daarmee spreid je het risico. Een risico van één of twee procent per jaar is geen punt, maar het is wel een groot bedrag. Daarmee kunnen we een bijdrage leveren aan het bereiken van de millenniumdoelstellingen van de Verenigde Naties. We willen over vijf jaar 100 mensen in Evides hebben met buitenlandervaring. Den Haag juicht onze opstelling toe. Het is een vraagmarkt. Er zijn veel projecten, er is veel geld, maar het ontbreekt nog aan deskundige mensen. Een voorbeeld: wij oriënteren ons nu op de ontwikkeling van industriewater voor Shanghai.”
Gaat Evides de kant van een waterketenbedrijf op? “Ontwikkelingen kunnen alle kanten opgaan. Overname van het beheer van rwzi’s zou voor ons erg interessant zijn. We hebben dat ook kenbaar gemaakt aan diverse waterschappen. We zijn er dus mee bezig. Het zou van Evides een prachtbedrijf maken. Het beheer van rioleringen is veel gecompliceerder, niet in kleine steden, maar wel in grote plaatsen als Den Haag en Rotterdam. Dat past minder bij ons.” “Als energiebedrijven de productie van energie en het netbeheer moeten splitsen, zou je kunnen denken aan samenvoeging van het netbeheer en het waterbedrijf. In het beheer van distributiesystemen zitten zeker
“Nederlands model niet in het buitenland toepasbaar” synergiemogelijkheden. Maar ook verdere fusies in de drinkwatersfeer zijn mogelijk. Vitens en Evides werken nu al samen. Fusie zou één centraal bedrijf in Nederland betekenen. Maar ook met Waternet hebben we veel gemeen.”
Acht je één bedrijf in Nederland denkbaar? “In Los Angeles voorziet één bedrijf 16 miljoen mensen van drinkwater. Wij zijn daar ooit samen geweest. Het kan dus wel. Voordeel zou zijn dat je ook internationaal een rol kunt blijven spelen. Op het gebied van energie en telecom is Nederland die rol kwijt. Op watergebied zou dat erg jammer zijn. Juist voor een land met onze kennis. Maar je hebt dan wel een herpositionering van dat bedrijf nodig. Ons model is in het buitenland niet toepasbaar. Op een IWA-congres destijds in Buenos Aires zei Rietkerk, een Nederlander die bij de Wereldbank werkt, het heel duidelijk: ‘Het Nederlandse model is gebaseerd op een betrouwbare overheid. In het grootste deel van de wereld geldt echter het bedrijfsleven als betrouwbaar, de overheid niet’. Aan die werkelijkheid moet je je dan aanpassen.” Maarten Gast
H2O / 6 - 2007
23
64 4]TaVh
4]TaVXT dXc eTaVXbcX]V eP] aX^^[b[XQ \Tc 9T]QPRWTa VPb \^c^aT] 0UeP[fPcTaidXeTaX]VbX]bcP[[PcXT 7Pa]PbRW_^[STa >_VTbcT[S T[TZcaXbRW eTa\^VT] " (( ZFT
Bouwen aan een duurzame relatie • Constructies • Aluminium • Roestvaststaal
WWW.MENNEGA.NL 64 4]TaVh 9T]QPRWTa VPb\^c^aT] =TSTa[P]S :T[eX]aX]V $' =; !($! 16 0[Q[PbbTaSP\ C " '' (& YT]QPRWTa ]TcWTa[P]Sb/VT R^\
Postbus 26 9460 AA Gieten T + 31 599 56 43 39 F + 31 599 56 48 54 E info@mennega.nl
07.031-2
Gebruik ons water!
Met meer dan 25 jaar ervaring biedt Cegelec oplossingen die alle aspecten
Business Units
van de watermanagementcyclus afdekken. U profiteert mee van de innovaties en ervaring opgedaan in grote infrastructurele projecten zoals voor de waterzuiveringen Harnaschpolder en Houtrust, waar wij alle E&I installaties hebben verzorgd. U mag dan ook kwaliteit van ons verwachten van een hoog niveau. Of het nu gaat om advies, engineering, automatisering, installatie, service,
- Business Unit Infrastructuur
onderhoud of technisch management: gebruik onze voorsprong!
natte en droge infrastructuur, energie, telecommunicatie, waterzuivering, vuilverbranding, luchthavens, public transport en gasdistrubutie
- Business Unit Industrie - Business Unit Buildings
Postbus 19 - 4780 AA Moerdijk Tel.: 0168 388 000 - Fax: 0168 388 088 info.nl@cegelec.com - www.cegelec.nl
verslag Lokale kennis van kaden erg belangrijk Zonder een goede lokale kennis van de sterkte van dijken zijn visuele inspecties en veel gevanceerde meettechnieken grotendeels nutteloos, aldus Henk van Hemert van DHV, de ‘trekker’ van het droogteonderzoek van de veenkaden tijdens de vierde kennisbijeenkomst van STOWA en Rijkswaterstaat over inspecties van waterkeringen op 9 maart in Bussum. Kennislacunes vormen een belangrijk risico bij de bewaking van de waterkeringen, meent hij.
Tijdens deze vierde bijeenkomst over ontwikkelingen op het gebied van inspectie van waterkeringen bleek eens te meer dat er op zich voldoende meettechnieken bestaan - er komen er nog steeds bij -, maar dat een belangrijk deel hiervan niet toegesneden is op het gebruik voor waterkeringen. Na de problemen in Wilnis bestond grote behoefte aan structurering en verbetering van de inspecties van de waterkeringen. Een aantal technieken sluit goed op elkaar aan en geeft gecombineerd wel resultaat. Jaap Bronsveld van Waterschap Rivierenland legde aan de honderden aanwezigen in Bussum uit dat dagelijks zes tot negen inspecteurs op pad zijn. Rivierenland heeft zo’n 550 kilometer primaire en 500 kilometer aan regionale keringen. Per persoon houdt dit een controletraject in van zo’n 150 tot 200 kilometer. Bronsveld maakte reclame voor de nieuwe Groene Gids voor visuele inspectie. In dit naslagwerk staan beelden van zeedijken, rivierdijken, boezemkades en duinen in goede, redelijke, matige en slechte staat.
H
et onderzoek naar de stabiliteit van veenkaden na langdurige droogte begon na het wegzakken van een deel van een dijk in het plaatsje Wilnis in 2004. Het onderzoek, dat bijna afgerond is, geeft aan dat het lastig blijft om een diagnose te stellen van de sterkte van een dijk. Scheuren tijdens een droge periode en zelfs vervormingen van veenkaden van meer dan tien centimeter hoeven niet automatisch te betekenen dat de stabiliteit in gevaar is. De interpretatie van scheuren en andere veranderingen in een kade is complex, aldus Van Hemert. Wat is bijzonder, wat is normaal? Hoe snel doen de veranderingen zich voor? Het visueel inspecteren van dijken en allerlei meettechnieken konden toch niet voorkomen dat bijvoorbeeld de veenkade in Wilnis binnen een dag in zijn geheel verschoof. De dag daarvoor was er niets aan de hand. Het gedrag van kaden in het verleden is wel van groot belang. Komen scheuren ieder jaar voor in een droge periode? Van Hemert liep ook tegen een erg praktisch probleem aan. Namelijk dat juist in de zomerperiode, wanneer de kans op droog
Problemen door verdroogde veenkaden zijn niet eenvoudig te voorkomen (foto: Erik van der Elsen).
weer het grootst is, veel waterbeheerders op vakantie zijn. Volgens Van Hemert is in het beheergebied van het Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht ongeveer de helft van de kaden droogtegevoelig. Dit percentage vormde wel een uitzondering.
STOWA-voorzitter Monique de Vries en hoofdingenieur-directeur van de in oprichting zijnde waterdienst van Rijkswaterstaat, L. Bijlsma, ondertekenden tijdens de bijeenkomst symbolisch een overeenkomst waarin beide partijen de samenwerking bekrachtigen die ten grondslag ligt aan de nieuwe Helpdesk waterkeringen, een bundeling van de tientallen reeds bestaande helpdesks op watergebied.
De opblaasbare stormvloedkering bij Ramspol bij Kampen tijdens de storm van 18 januari jl. Volgens Ton van Bruchem van Arcadis was, wanneer de wind toen uit het noordwesten had gewaaid en het toen springtij was (wat het nu drie dagen later was) de veiligheid serieus in problemen gekomen.
Aanvullingen Bij het artikel ‘Grondwater in Overijssel wordt zoeter’ in H2O nr. 5 op pagina 10 en 11 zijn abusievelijk de namen van Marc Ooms, Arjan Nass en Joost Gooijer van de Provincie Overijssel weggevallen. Oplettende lezers zal het wellicht opgevallen zijn dat in hetzelfde nummer op pagina 20 een verkeerd fotobijschrift staat bij het bericht van Grundfos en Alldos. De afgedrukte foto is van de genoemde digitale pomp en niet van de in hetzelfde bericht genoemde dompelpomp.
H2O / 6 - 2007
25
ALTIJD ZUIVER DRINKWATER
HET REVOLUTIONAIRE AIR COMPREX SPOELSYSTEEM Reiniging van transport- en distributieleidingen m.b.v. luchtcompressie en -expansie bij lage watersnelheden? Het Aquador Air Comprex Spoelsysteem staat garant voor een ongekend goed reinigingsresultaat!
B E Z O E K W W W. A Q U A D O R . N L V O O R M E E R I N F O R M AT I E
actualiteit Risicotoetsing bepleit voor aanpassen watersystemen De huidige manier van het beoordelen van maatregelen om bestaande watersystemen aan te passen om toekomstige overlast te voorkomen, kan vaak leiden tot buitenproportioneel inefficiënte maatregelen. Voor deze watersystemen is een toetsing op risico’s, waarna verbeteringsmaatregelen worden gekozen op basis van een kosten-batenanalyse, de enige juiste manier. Dat stelt Olivier Hoes in zijn proefschrift ‘Aanpak wateroverlast in polders op basis van risicobeheer’, waarop hij op 19 maart promoveerde aan de TU Delft.
D
e kans op wateroverlast zal de komende jaren toenemen tenzij waterbeheerders maatregelen treffen. Waterschappen moeten bepalen of de watersystemen op orde zijn en in de toekomst voldoende bescherming bieden tegen wateroverlast. Als dat niet het geval is, dienen maatregelen te worden genomen om het gewenste beschermingsniveau te bereiken. Sinds de commissie WB21 en het Nationaal Bestuursakkoord Water worden de regionale watersystemen getoetst aan de werknormen voor wateroverlast. Als uit toetsing van het watersysteem blijkt dat dit niet voldoet aan die werknormen, moeten maatregelen worden genomen om die normen alsnog te bereiken. Hoes stelt dat de werknormen niet voldoen, omdat daarin geen rekening wordt gehouden met specifieke, lokale of regionale omstandigheden. Hierdoor kunnen de maatregelen die nodig zijn om de werknormen te bereiken, maatschappelijk
en financieel onverantwoordelijk zijn, aldus Hoes. Om de bestaande watersystemen aan te passen, is een gebiedgerichte afweging nodig, meent hij. De maatregelen moeten aan een kosten-batenanalyse onderworpen worden. In het huidige voorgestelde normenstelsel ontbreekt zo’n afwegingskader. In zijn proefschrift beschrijft Hoes een beoordelingsmethode waarbij watersysteemanalyses gedetailleerder dan gebruikelijk worden uitgevoerd op basis van kosten en baten. Door de gestegen rekenkracht van computers en de beschikbaarheid van digitale kaarten kunnen de kosten en baten op lokaal niveau worden bepaald. Daardoor is het risicomodel dat Hoes ontwikkelde, inmiddels toepasbaar. Hij heeft op basis van zijn beoordelingsmethode een onderzoekstoepassing ontwikkeld en daarmee een viertal casussen uigevoerd: in Hollands Noorderkwartier, Westeramstel, Haarlemmermeer en Flevopolder.
Voor de eerste twee casussen leidde toepassing van de werknormen uit het NBW niet tot een optimale combinatie van kosten en baten. De betrokken waterschappen Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier en Amstel, Gooi en Vecht hebben het normstelsel daarom aangepast. Zij hebben de ontwikkelde methode als nieuwe werkwijze omarmd. In de andere twee casussen keek Hoes hoe bruikbaar zijn methode is om verschillende scenario’s te bepalen. Voor Haarlemmermeer ontstond een beeld van de ruimtelijke spreiding van het risico van wateroverlast en inzicht in de mogelijke toename van die overlast door klimaatveranderingen en een ruimtelijke ordening waarin (te) weinig plaats voor water overblijft. In de Flevopolder werd ook het effect van bodemdaling meegenomen. Het totale effect bleek veel groter dan de som van de effecten afzonderlijk. Omdat meestal van die afzonderlijke factoren wordt uitgegaan, onderschatten de waterschappen de toename van het risico, aldus Olivier Hoes. Naar aanleiding van deze resultaten pleit Hoes ervoor zijn beoordelingsmethode als basis te gebruiken voor een toetsingskader van bestaande systemen en als afwegingskader voor maatregelen.
Oefening Vitens met nooddrinkwatervoorziening De oefening die Vitens op 13 en 14 maart in de Utrechtse wijk Overvecht uitvoerde met de nooddrinkwatervoorziening, is goed verlopen. Tijdens de oefening werden twee manieren van waterdistributie getest: met waterzakken en met een tijdelijk, bovengronds leidingstelsel vanaf een waterwinstation.
A
ls de watervoorziening door een calamiteit onderbroken wordt, moet elke inwoner drie liter drinkwater kunnen halen. Dat water wordt verstrekt op centrale tappunten in de wijk. In Overvecht zijn twee manieren van watervoorziening aan die centrale tappunten uitgetest. In Overvecht-Noord werd water getapt uit een grote waterzak die gevuld werd door een grote tankwagen. Deze tankwagen bevatte 15.000 liter water. In Overvecht-Zuid werd water getapt via een tijdelijke leiding van drie kilometer. Deze werd aangelegd vanaf een waterwinstation in Groenekan en liep boven de grond naar het tappunt in de wijk. De leidingen werden de dag voor de oefening al aangelegd.
zijnde waterwinstation. Tijdens de proef werd gekeken hoe lang het duurde voor water kon worden geleverd, hoe de kwaliteit van het water was en hoe men water op druk kon houden. Beide systemen bleken uitstekend te functioneren. Als zich een calamiteit voordoet, kan Vitens binnen twaalf uur schoon water tappen.
Schoolkinderen tappen drinkwater (foto: Vitens).
De flexibele leiding werd dwars door Overvecht uitgerold (foto: Vitens).
Welk systeem wanneer wordt ingezet is van veel factoren afhankelijk, zoals de bereikbaarheid en de afstand tot het dichtstbij-
H2O / 6 - 2007
27
Grondboorbedrijf Haitjema b.v. in Dedemsvaart is ruim 100 jaar toonaangevend actief in totaaloplossingen in grondwaterwinning, grondwaterbeheer en energieopslag in de bodem. Dit zowel nationaal als internationaal. Met haar 60 medewerkers realiseert Haitjema een omzet van 7,5 miljoen en is al jaren een kerngezonde organisatie. De cultuur van de organisatie valt het best te omschrijven als hardwerkend, loyale medewerkers en een platte structuur met een open deur politiek. Dit komt mede tot uitdrukking in de bijzondere structuur, waarbij de aandelen en medezeggenschap in bezit zijn van de Stichting Haitjema, waarin ook medewerkers zitting hebben. Voor meer informatie zie ook www.haitjema.nl. De no-nonsense organisatie heeft met het aanstaande vertrek van de huidige directeur plaats voor een
ALGEMEEN DIRECTEUR De Statutair Algemeen Directeur is integraal verantwoordelijk voor de organisatie. Sterke nadruk ligt op de acquisitie en commercie. Is daarnaast natuurlijk verantwoordelijk voor de interne organisatie en is voorzitter van het MT. Legt verantwoording af aan de Directeur van de Holding en de RvC. De Directeur kan in de toekomst ook de directiefunctie van de holding overnemen. U beschikt over royale management ervaring, bijvoorkeur in de bouw of installatietechniek. U hebt aantoonbare commerciële kwaliteiten, zowel acquisitair als ook relatiebeheer. Een bedrijfskundige hbo of academische achtergrond in de installatietechniek is het meest passend. U weet visie te vertalen in acties. U bent daadkrachtig, hebt een sterke performance en weet het maximale rendement uit het personeel te halen.
www.parsonadvies.nl
ParsonAdvies Onorthodox en kritisch. Omdat werving en selectie organisatieadvies is. De beste kandidaat kent geen alternatief. informatie Andre Pranger 06 3000 95 03 solliciteren het liefst per mail andre.pranger@parsonadvies.nl ParsonAdvies: Katwolderweg 1 • Postbus 717 • 8000 AS Zwolle • 038-425 0 425.
Onderzoek naar het ecologisch functioneren van Nederlandse sloten De leerstoelgroep Aquatische Ecologie en Waterkwaliteitsbeheer van de universiteit van Wageningen gaat de komende vier jaar vernieuwend onderzoek uitvoeren in sloten. Het onderzoek is mogelijk door donaties van de STOWA en 14 direct betrokken waterbeheerders. Enerzijds zal het onderzoek zich richten op het verkrijgen van meer inzicht in de fundamentele processen achter het zelfreinigend vermogen (het verwijderen van nutriënten) van slootsystemen. Daarnaast probeert men verdergaand inzicht te krijgen in de manier waarop het onderhoud (met name schonen en baggeren) de ecologische kwaliteit van sloten kan verhogen. Uiteindelijk moet het onderzoek leiden tot meer inzicht in de fundamentele processen en mechanismen die een rol spelen bij het functioneren van sloten. De resultaten zullen ook handreikingen opleveren voor een beter uitgebalanceerd beheer.
K
enmerkend voor het waterrijke Nederlandse polderlandschap zijn de netwerken van kleine greppeltjes, sloten, weteringen en vaarten. De totale lengte aan sloten wordt geschat op zo’n 250.000 kilometer, wat neerkomt op zo’n 15 meter sloot per Nederlander. Op mondiale schaal is dit type landschap vrij zeldzaam en alleen om die reden al belangrijk4). Sloten zijn door de mens gegraven watergangen voor de waterhuishouding en de landbouw. Veelal worden ze louter als hydrologische infrastructuur gezien. Maar sloten hebben meer. Heimans en Thijsse beschreven al de enorme rijkdom aan leven in en om de sloot. Verschillende soorten waterplanten en macro-evertebraten (ongewervelde waterdieren) kun je in sloten aantreffen. Sloten dragen dan ook veel bij aan de biodiversiteit van agrarische landschappen2). Die diversiteit aan watergebonden planten en dieren in het landelijk gebied is karakteristiek voor het Nederlandse landschap. Hoewel sloten geen natuurlijke ecosystemen zijn, spelen er zich wel natuurlijke processen in af. Voorbeelden hiervan zijn de opbouw en afbraak van biomassa, de productie en consumptie van zuurstof, de omzetting van nitraat in stikstofgas (denitrificatie) en verlanding. In deze haarvaten van het Nederlandse oppervlaktewater vindt vastlegging van stikstof plaats. Het belangrijkste proces daarbij is denitrificatie. De eutrofiërende stof nitraat kan door omzettingen afgebroken worden en zo uit het systeem verdwijnen. Ook vastlegging in het sediment en waterplanten is een belangrijk verwijderingsmechanisme. Door het grote areaal aan slootoppervlak kan denitrificatie een heel belangrijke rol spelen in het terugdringen van de effecten van eutrofiëring. Hoewel bekend is dat zelfreiniging optreedt in slootsystemen, is op dit moment nog onduidelijk welke factoren dat proces sturen en hoe dat door een gericht beheer gestimuleerd kan worden.
30
H2O / 6 - 2007
In sloten treedt voortdurend verlanding op. Zonder beheer (schonen en/of baggeren) zou een sloot als aquatisch ecosysteem op den duur verdwijnen. Verlanding is een gevolg van successie van plantengemeenschappen. De voedselrijkdom en de dimensies van de sloot bepalen de snelheid waarmee die verlanding optreedt en dus ook de regelmaat waarmee het onderhoud uitgevoerd moet worden om dichtgroeien en dichtslibben tegen te gaan. Na het schonen van een sloot begint de ontwikkeling van de vegetatie weer van voren af aan. Pionierssoorten vestigen zich en worden later vervangen door andere soorten. De methode en de frequentie van onderhoud is daarom van grote invloed op de biodiversiteit in sloten, maar hoe dat precies werkt is nog onduidelijk. Bovendien wordt ook het zelfreinigend vermogen, dat afhankelijk is van de aanwezige planten en dieren, beïnvloed door het gevoerde onderhoud (schoningsregime).
die gekenmerkt wordt door dominantie van waterpest en bij nog verdergaande verslechtering van de kwaliteit blijft een dicht dek van kroos over (afbeelding 1). Hoewel er in de literatuur sterke aanwijzingen zijn dat verrijking van sloten met nutriënten één van de belangrijkste factoren is voor de hiervoor beschreven overgangen, spelen andere factoren mogelijk ook een rol, zoals breedte van de watergang, bodemtype en afvoer(dynamiek). De waterkwaliteit en vooral de voedselrijkdom bepaalt in eerste instantie welk type levensgemeenschap (welke soorten) in de sloot voorkomt. Een toenemende voedselrijkdom heeft al gauw een afname van het aantal soorten tot gevolg. Maar voedselrijkdom is ook van belang voor het zelfreinigend vermogen daar een groter aanbod van nutriënten het zelfreinigend vermogen in absolute zin zal stimuleren. Het is echter wel de vraag of onder voedselrijke omstandigheden eenzelfde percentage van de nutriënten weggenomen wordt. Ook het onderhoud wordt sterk gestuurd door de voedselrijkdom, want als er veel voedsel aanwezig is zal de vegetatie sneller groeien waardoor een hogere onderhoudsfrequentie nodig is. Na het onderhoud zal de voedselrijkdom ook bepalen welke vegetatie terugkeert. Kortom, de intensiteit van alle processen is sterk afhankelijk van de voedselrijkdom.
Uitgangspunten en vragen Rol van watervegetaties Watervegetaties spelen een cruciale rol in het functioneren van aquatische ecosystemen3) en dat geldt dus zeker voor sloten. Planten nemen voedingsstoffen op die omgezet worden in biomassa. De aanwezigheid van waterplanten vergroot de diversiteit aan woon-, vestigings- en schuilmogelijkheden voor andere organismen. Diverse onderzoeken hebben aangetoond dat de structuur van de vegetatie sterk bepalend is voor de aanwezige diversiteit van onder andere macro-evertebraten, amfibieën, reptielen, vissen en vogels. Ook de belangrijke rol van watervegetaties in de zuurstofdynamiek is bekend. Het belang van watervegetaties bij het zelfreinigingsproces is echter minder bekend. Typerend voor sloten met een goede ecologische kwaliteit is de grote diversiteit aan waterplanten en waterdieren. Verslechtering in fysische en chemische omstandigheden leidt ertoe dat veranderingen optreden in de samenstelling van de watervegetatie. De gevarieerde watervegetatie wordt vervangen door een vegetatie
Het voorgestelde onderzoek moet leiden tot meer inzicht in de fundamentele processen en mechanismen die een rol spelen bij het functioneren van sloten en daarmee handreikingen opleveren voor de inrichting van sloten en een beter uitgebalanceerd onderhoud. Inrichting en onderhoud dat, naast aandacht voor watervoerend vermogen en veiligheid, ook gericht is op het vergroten van enkele belangrijke neven-
Afb. 1: Drie onderscheiden vegetatietypen in sloten in relatie tot de waterkwaliteit en in samenhang met de bijbehorende ecologische kwaliteit.
achtergrond kroos. De behandelingen zullen steeds met voldoende replica’s uitgevoerd moeten worden om statistisch onderbouwde uitspraken te kunnen doen. Het op deze schaal uitvoeren van experimenten is zeer innovatief en tot nu toe (internationaal) zeer beperkt toegepast. Gedurende de uitvoering van het project zullen de effecten slechts gedurende een kortere periode gevolgd kunnen worden. Het is goed te beseffen dat voor het vaststellen van de duurzaamheid van de ingreep een langere periode van monitoren nodig is, maar ook dat effecten pas op een langere termijn zichtbaar zijn. Laboratoriumexperimenten
functies van sloten, zoals natuurkwaliteit en zelfreinigend vermogen. In het onderzoek wordt verondersteld dat nutriëntengehalte, inrichting en onderhoud in belangrijke mate bepalend zijn voor het aan te treffen vegetatietype. Daarbij moet wel bedacht worden dat ook de bodem en de oever hierbij een rol kunnen spelen. Voorts wordt gedacht dat het vegetatietype sturend is voor de aan te treffen biodiversiteit en het zelfreinigend vermogen (zie afbeelding 2). Daarnaast veronderstellen we dat omslagen van vegetatietypen niet geleidelijk gaan maar plotseling gebeuren. Bij bepaalde kritische nutriëntenconcentraties verschuiven rijke en gevarieerde levensgemeenschappen naar waterpest gedomineerde gemeenschappen en waterpest naar kroosgedomineerde gemeenschappen. Centrale vragen in het project zijn: In hoeverre zijn de genoemde vegetatietypen te onderscheiden? Welke factoren indiceren de overgangen en zijn deze geleidelijk of plotseling? Hoe bepaalt het vegetatietype het zelfreinigend vermogen? En hoe kunnen inrichting en onderhoud de overgangen tussen de vegetatietypen beïnvloeden? Om deze vragen afdoende te kunnen beantwoorden, wordt het onderzoek opgedeeld in twee promotieprojecten, die onderling zeer nauw zullen samenwerken. Het eerste project betreft zelfreiniging. Het tweede project richt zich op onderhoud en inrichting. Beide projecten kennen naast de eerder beschreven algemene onderzoeksvragen ook hun eigen, specifieke onderzoeksvragen. Waar mogelijk zullen afstudeeronderwerpen van studenten gekoppeld worden aan deze projecten.
Vijf onderzoekslijnen Een scala aan onderzoeksmethoden zal gebruikt gaan worden. Grotendeels maken Afb. 2: Belang van nutriënten en inrichting en onderhoud op vegetatietype en de relatie tussen vegetatietype en biodiversiteit en zelfreiniging.
beide projecten gebruik van dezelfde methoden maar in detail zullen verschillen bestaan, afhankelijk van de gestelde doelen en reeds beschikbare gegevens. In grote lijnen zijn vijf belangrijke onderzoekslijnen te onderscheiden: analyses van bestaande gegevens, veldmonitoring, grootschalige veldexperimenten, laboratoriumexperimenten en modellen. Analyseren van bestaande gegevens
In de loop der jaren zijn veel gegevens verzameld door de regionale waterbeheerders, die opgeslagen zijn in de Limnodata Neerlandica. Deze gegevens vullen we aan met andere gegevens van de regionale waterbeheerders. Doel van de analyses is in eerste instantie het toetsen van de hypothese dat de drie vegetatietypen als zodanig herkenbaar zijn en het toetsen van de hypothese dat een diverse vegetatie leidt tot een diverse gemeenschap van andere organismen. Tevens wordt geanalyseerd bij welke concentraties nutriënten mogelijke overgangen liggen tussen de onderscheiden vegetatietypen. Ook wordt het relatieve belang van schonen en baggeren onderzocht. Verwacht wordt dat het aantal waarnemingen waarvan het onderhoud en beheer exact bekend is ,vrij klein zal zijn en dat de analyses dus slechts beperkte informatie zullen opleveren. Veldmonitoring
Komende zomer worden circa 100 sloten bezocht en bemonsterd. Er worden sloten geselecteerd die in hoofdzaak alleen verschillen in dominante vegetatie, voedselrijkdom en in de wijze van onderhoud en beheer. De selectie van de te onderzoeken locaties vindt momenteel plaats in overleg met betrokken waterbeheerders om zodoende optimaal gebruik te kunnen maken van hun gebiedskennis. Zo wordt een complete en eenduidige dataset van sloten in Nederland verkregen, waaruit hypothesen voor de veldexperimenten worden afgeleid. Grootschalig veldexperiment
In 2008 volgt een grootschalig veldexperiment, waarbij het accent ligt op de vraag hoe het gevoerde schonings- en baggerbeheer de effecten van eutrofiëring kan verminderen. Onder semi-gecontroleerde veldomstandigheden worden verschillende manieren van schonen en/of baggeren toegepast in twee systemen die verschillen in voedselrijkdom. Tevens zal geëxperimenteerd worden met het verwijderen van
In de veldsituatie richt het onderzoek zich op het hele systeem. Een aantal factoren blijft dan oncontroleerbaar of niet-manipuleerbaar. Daarom worden onder laboratoriumomstandigheden onderdelen van het veldexperiment gerepliceerd, waarbij de omstandigheden wel te hanteren of onder controle te houden zijn. Reeksen van aquaria worden ingezet die verschillen in voedselrijkdom. Vervolgens worden deze systemen geënt met één of twee plantensoorten die model staan voor de onderscheiden vegetatietypen (kroosdominantie, waterpestdominantie en gevarieerd vegetatietype). Om het effect van de planten te kunnen achterhalen, worden ook behandelingen ingericht met kunstplanten: behandelingen waarbij wel en geen macro-evertebraten worden toegevoegd. Kroos verwijderen en schonen wordt geïmiteerd in de systemen waarbij verschillende frequenties worden toegepast. Effecten op de vegetatie en de zelfreiniging zullen in de tijd gevolgd worden. Modellen
Voor de interpretatie van de onderzoeksresultaten maken de betrokkenen gebruik van diverse modellen. Zij zullen ook modellen ontwikkelen die het inzicht in de processen vergroten met het oog op het voorspellen van mogelijke effecten van ingrepen. De gekozen aanpak waarbij verschillende onderzoeksmethodieken worden ingezet, vergroot de kans op het daadwerkelijk meer inzicht krijgen in het functioneren van slootecosystemen, de effecten van beheer en het belang dat sloten hebben voor de zelfreiniging en de biodiversiteit. Edwin Peeters, Jeroen de Klein en Marten Scheffer (Wageningen Universiteit) NOTEN 1) Heimans E. en J. Thijsse (1946). In sloot en plas. Ploegsma. 2) Painter D. (1998). Effects of ditch management patterns on Odonata at Wicken Fen, Cambridgeshire (GB). Biological Conservation nr. 84, pag. 189-195. 3) Scheffer M. en J. Cuppen (2005). Vijver, sloot en plas. Tirion Uitgevers. 4) Verdonschot P., E. Peeters, J. Schot, G. Arts, J. van der Straaten en M. van den Hoorn (1997). Waternatuur in de regionale blauwe ruimte; gemeenschappen in regionale oppervlaktewateren. Achtergronddocument Natuurverkenningen 1997. IKC-N.
H2O / 6 - 2007
31
Mogelijkheden voor DG Water om economische dimensie in het waterbeleid te versterken Voor de meeste mensen die zich met waterbeleid en -beheer bezighouden, is economie niet iets waar men veel tijd aan besteedt. Toch krijgt economie in het waterbeleid een steeds belangrijkere rol. Het Directoraat-Generaal Water van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat (DGW) stelde zich onlangs de vraag hoe de economische dimensie in het waterbeleid versterkt kan worden. Het antwoord luidt dat er voldoende mogelijkheden zijn.
D
G Water spreekt van een ‘paradigmashift’ in het waterbeleid, namelijk van water als vanzelfsprekend goed naar water als schaars goed. Daarbij moet schaarste in de ruimste zin van het woord worden opgevat. Schaarste niet alleen als een tekort aan water in droge tijden, maar ook de schaarse ruimte waar waterbeheer een beroep op doet en over de verschillende gebruiksfuncties die met elkaar concurreren. Bovendien zijn ook de financiële middelen voor waterbeleid schaars. Zo kost hoogwaterbescherming geld dat niet voor andere doeleinden kan worden ingezet. Aanleiding voor DG Water om zich de vraag te stellen hoe de economische dimensie in het waterbeleid versterkt kan worden. In opdracht van DG Water hebben ondergetekenden samen met de Erasmus Universiteit in Rotterdam en de Universiteit Gent een praktijkgerichte aanpak bedacht die bestaat uit drie stappen: kansen zien, onderbouwen en grijpen.
Kansen zien Waterbeleid wordt door steeds meer partijen vormgegeven. Ministeries, provincies, waterschappen en gemeenten maar ook marktpartijen en belangenorganisaties spelen alle daarbij een belangrijke rol. Het speelveld waarop waterbeleid vormgegeven wordt, is daarom groot en soms behoorlijk complex. Dat maakt integraal waterbeheer niet gemakkelijk. Ook is het speelveld volop in beweging. De invloed vanuit de Europese Unie wordt steeds groter en ook de positie van provincies en die van private partijen wint door decentralisatie aan belang. Kortom, het speelveld in kaart brengen is niet eenvoudig.
Effectief en efficiënt waterbeleid maken vergt een goed overzicht van het speelveld en vervolgens een bewuste keuze voor de eigen positie. Vaak worden slechts oplossingen verkend met de betrokkenheid van een beperkt aantal partijen (meestal de bekende). Kansen voor samenwerking met marktpartijen of gecombineerde gebruiksmogelijkheden worden daardoor mogelijk gemist. Bovendien wordt door de waterbeleidsmaker dikwijls dezelfde (traditionele) rol ingenomen zonder een bewuste keuze van positie (zie kader). Door bij elk beleidsprogramma of project het gehele speelveld in kaart te brengen en telkens doordacht een positie te kiezen kan de beleidsmaker of waterbeheerder efficiënt zijn doelen bereiken.
Kansen onderbouwen Binnen de overheid wordt nog veel gedacht in termen van budgetten. Waterbeleidsmakers weten over het algemeen feilloos hoe hoog de budgetten voor projecten zijn maar daarmee is nog niet duidelijk wat voorgenomen waterbeleid eigenlijk kost. De kosten van bijvoorbeeld de Kaderrichtlijn Water slaan behalve bij de waterbeheerders ook neer bij sectoren als de landbouw of industrie. Het is geen gemakkelijke, maar zeker een waardevolle exercitie om meer zicht te krijgen op de daadwerkelijke en volledige kosten verbonden aan waterbeleid. Een volgende stap is om ook te kijken naar de waarde die met het voorgenomen beleid gerealiseerd wordt. Waar doen we het voor? Meestal spreken we dan over baten. Hoewel de baten soms moeilijk te vangen zijn bestaan er steeds betere (waarderings)technieken waarmee de
DG Water heeft actief bijgedragen aan het opstellen van de Nota Ruimte en het uitvoeringsprogramma met als resultaat dat ‘het faciliteren van water als sturend principe’ in de invulling van ruimte is ingevoerd. Op deze wijze wordt bij planvorming vroegtijdig rekening gehouden met de ruimte die voor water nodig is waardoor hoge uitgaven achteraf - om water alsnog de ruimte te geven - niet meer nodig zijn. Een voorbeeld van het grijpen van kansen om bij te dragen aan het realiseren van de wateropgave door middel van samenwerking in aanpalende beleidsterreinen. Betrokkenen of marktpartijen kunnen (gevraagd of ongevraagd) met initiatieven komen die de moeite waard zijn. Deze initiatieven kunnen elementen bevatten waaraan door de probleemeigenaar nog niet gedacht is en die leiden tot bijvoorbeeld mogelijkheden voor extra baten of kostenreducties.
32
H2O / 6 - 2007
Het uitvoeren van een kosten-batenanalyse conform de OEI-systematiek1) gebeurt steeds vaker. De uitdaging is om zo’n analyse niet al te instrumenteel toe te passen maar werkelijk als hulpmiddel in de besluitvorming te gebruiken, als één van de stappen in het proces. De waarde van een kosten-batenafweging komt echter vooral tot zijn recht als vanaf het begin van een project of beleidsvoornemen, systematisch kosten en baten in beeld gebracht worden. Op deze wijze wordt de kwaliteit van de informatie steeds beter en kan de analyse ook in het begin van het proces ondersteunend zijn aan beslissingen.
baten in beeld kunnen worden gebracht. Een voorbeeld van baten is de vermeden schade bij overstromingen. Door de baten af te wegen tegen de kosten kan een transparantere afweging gemaakt worden over het voorgenomen beleid en de diverse varianten daarbinnen.
Kansen grijpen Het derde deel van de aanpak is om de kansen die gezien worden en onderbouwd zijn ook daadwerkelijk te grijpen. Hiervoor bestaat een scala aan mogelijkheden waarvan de beste aanpak geheel afhangt van de context en situatie. Toch zijn er drie (hoofd)vormen die zich onmiddellijk aandienen. Het eerste betreft de financiële haalbaarheid van het project, de tweede de inzet van economische instrumenten en de derde het stellen van faciliterende kaders, voorschriften en leidraden. Op de eerste twee gaan we kort in. Financiële haalbaarheid
Op projectniveau is de situatie meestal zo dat enkele partijen in een gebied ‘iets met elkaar willen’, bijvoorbeeld rondom de Zwakke Schakels of Ruimte voor de Rivier. Daarbij hebben ze meestal verschillende doelstellingen en (financiële) mogelijkheden. Het Rijk heeft geld over voor veiligheid, regionale partijen voor ruimtelijke kwaliteit en private partijen voor de mogelijkheid om een project te kunnen ontwikkelen. Door middel van een onderhandelingsspel wordt getracht te komen tot oplossingen die naar ieders tevredenheid zijn. Door de financiële haalbaarheid centraal te stellen, kunnen betere keuzes ten aanzien van de (ruimtelijke) inrichting van een project worden gemaakt en wordt de kans op slagen vergroot. Met behulp van een financieel model worden de financiële consequenties van alle beleids- en
achtergrond projectkeuzes inzichtelijk gemaakt. Deze financiële beoordeling is al diverse malen succesvol toegepast bij het realiseren van infrastructuur- en gebiedsontwikkelingsprojecten. Inzet economische instrumenten
Een tweede manier om kansen te grijpen is het gebruik van economische principes en instrumenten. Een voorbeeld van een economisch principe in het waterbeleid is ‘de gebruiker betaalt’ of ‘de vervuiler betaalt’. Dergelijke principes werken, doordat externe kosten doorbelast worden aan de gebruiker of vervuiler, welke dus de rekening gepresenteerd krijgt voor zijn handelen en zijn gedrag hierop aanpast. Economische instrumenten (subsidies en heffingen) hebben een soortgelijke werking: mensen of organisaties krijgen een financiële prikkel waardoor ze hun gedrag aanpassen.
Toolbox In opdracht van DG Water is een toolbox voor beleidsmedewerkers ontwikkeld waarin een zestal instrumenten wordt beschreven. Daarbij wordt specifiek ingegaan op wat voor projectleiders of beleidsmedewerkers van belang is bij de aansturing van bijvoorbeeld een maatschappelijke kosten-batenanalyse. Zo wordt gewezen op valkuilen en verwezen naar zinvolle achtergrondinformatie. Hieronder volgt een korte beschrijving van elk instrument2). Wij hebben er een aantal op de rij gezet waarbij we zoveel mogelijk in de huid van de waterbeheerder zijn gekropen. Welke informatie is voor de waterbeheerder interessant? Waar moet u vooral op letten bij het (laten) uitvoeren van een kosten-batenanalyse? In een krachtenveldanalyse worden de houding van de belangrijkste spelers in een project of proces en het onderling relatiepatroon beschreven en onderzocht. De uitkomsten hiervan kunnen gebruikt worden om het beleid of het plan van aanpak voor een project aan te passen en om in de uitvoering gerichte acties en interventies uit te voeren die de kans op slagen van een project of beleid vergroten. Zo kan gezocht worden naar oplossingen die lastige punten voor bepaalde partijen wegnemen of oplossingen die tegemoetkomen aan de belangen van belangrijke partijen in het netwerk (win/winsituaties).
Via een impact assessment worden vroegtijdig de gevolgen van verschillende beleids- of projectopties zo veel mogelijk in kaart gebracht. Daarbij gaat het niet alleen om de puur economische gevolgen maar ook de gevolgen op het gebied van milieu en sociale zaken (zoals veiligheid, participatie en gelijke behandeling). Men kan een eerste inschatting maken van de wenselijkheid van verschillende opties.
In zo’n financiële analyse wordt de gehele levenscyclus bekeken. De analyse geeft dus antwoord op de vraag of het financiële resultaat over de gehele levensduur van het project voldoende is om alle kosten te rechtvaardigen. Toekomstige kasstromen worden daarbij vertaald naar een huidige waarde, waardoor het mogelijk wordt verschillende uitvoeringsvarianten met elkaar te vergelijken.
Een kosten-batenanalyse is een afwegingsinstrument waarbij de baten (positieve effecten) en de kosten (investerings- en exploitatiekosten en negatieve effecten) van een project met elkaar worden vergeleken. Als de verhouding tussen baten en kosten gunstig is, is het project uit maatschappelijk oogpunt aantrekkelijk. Een kosten-batenanalyse ondersteunt ook het vergelijken en ordenen van projecten en alternatieven. Zo kan de kosten-batenverhouding van verschillende projecten of varianten met elkaar vergeleken worden en kunnen de alternatieven of varianten op grond van dit criterium in een rangorde geplaatst worden. Vervolgens kan een keuze gemaakt worden tussen de verschillende projectalternatieven of tussen de varianten binnen een projectalternatief.
De marktscan is een instrument waarbij onderzocht wordt of betrokkenheid van de markt in de eerste fasen van een project meerwaarde heeft. Het gaat hier om betrokkenheid van de markt in de verkennings- en planstudiefase van een project, voordat de definitieve variantkeuze is gemaakt. De meerwaarde van betrokkenheid van de markt kan zitten in innovatieve en vernieuwende ideeën, financiële bijdragen, betere inbedding van het project in integrale gebiedsontwikkelingsplannen en een betere afstemming van conceptontwikkelingsfases met latere fasen in het project.
Een kosteneffectiviteitsanalyse is een instrument dat de verhouding meet tussen middelen (kosten) en een doel (effectiviteit). Zo’n analyse is dus een instrument dat de effectiviteit van verschillende maatregelen in kaart brengt voor het bereiken van een doel. Wanneer maatregelen of projecten elkaar uitsluiten in het bereiken van hetzelfde doel, kan de analyse worden ingezet om het alternatief te bepalen waarbij de verhouding tussen effectiviteit en kosten optimaal is. Wanneer maatregelen elkaar niet uitsluiten, maar aanvullen kan een kosteneffectiviteitsanalyse ingezet worden in gevallen waarbij sprake is van een vast budget. De analyse is dan bedoeld om de combinatie aan maatregelen vast te stellen die de meeste effectiviteit geeft. Een business case is in de eerste plaats een financiële haalbaarheidsanalyse van een project. Alle financiële kosten en opbrengsten die bij een project behoren, worden systematisch in kaart gebracht. Dit leidt tot een antwoord op de vraag of de ontwikkeling van een project uit financieel oogpunt aantrekkelijk is of niet.
De toolbox kan ook gezien worden als een praktische introductie in de ‘watereconomie’ die de waterbeheerder in staat stelt de wateropgave vanuit een ander, meer economisch gezichtspunt te bezien. Met als uiteindelijk doel om kansen om de wateropgave tegen maatschappelijk aanvaardbare kosten te realiseren, te zien, te onderbouwen en te grijpen. Teun Morselt (Blueconomy*) Stefan Nijwening (Royal Haskoning) Pieter Vermeer (DG Water) * Blueconomy is actief op het raakvlak van water en economie. NOTEN 1) Inmiddels is bij de landelijke waterdienst in oprichting van Rijkswaterstaat een werkwijzer beschikbaar voor de vereenvoudigde toepassing van de OEI-systematiek bij natte projecten (SNIP). 2) Zie ook H2O nr. 23 uit november 2006: De financiële haalbaarheid van ‘Ruimte voor de Rivier’ door Teun Morselt, Robert van Cleef en Robert Schouten. De toolbox wordt op korte termijn op de internetpagina van Verkeer en Waterstaat geplaatst: www.verkeerenwaterstaat.nl.
Een voorbeeld van een economisch principe is dat waterschappen via de omslagheffing de kosten van ‘droge voeten’ bijna 1 op 1 doorbelasten aan de baathebber hiervan. Bekende heffingen zijn bijvoorbeeld ook de lozingsheffingen, de verontreinigingsheffingen en gemeentelijke heffingen voor rioolrecht. De lozingsheffingen voor industrie, zuiveringsinstallaties van waterschappen en huishoudens die op rijkswateren loosden, hebben bijvoorbeeld een belangrijke bijdrage geleverd aan de reductie van emissies uit puntbronnen. Door het effluent van deze bronnen te belasten, werd een prikkel geïntroduceerd om beter te zuiveren of procesaanpassingen door te voeren. Bovendien werden de opbrengsten uit de lozingsheffingen teruggesluisd naar de veroorzakers in de vorm van subsidies voor schoner produceren. Hiermee werd ook draagvlak voor de heffingen verkregen. Gesteld kan worden dat door de inzet van dit instrument in combinatie met andere middelen (bijvoorbeeld wetgeving) de puntbronnen voor een belangrijk deel succesvol zijn aangepakt.
H2O / 6 - 2007
33
Nederlanders passen kennis van aquacultuur en afvalwaterzuivering toe in Kroatië Gesloten recirculatiesystemen voor viskwekerijen (RAS) werken met kweekbassins en hergebruik van mechanisch en biologisch gezuiverd water. Ze komen steeds vaker voor in stedelijke omgeving bij het kweken van vissoorten met specifieke waterkwaliteitseisen en bij hoge lozingseisen. Gebrek aan water van geschikte kwaliteit vormt vaak het probleem. Een RAS toegepast op de grootste kweeklocatie zoetwatervissen in Kroatië levert circa 300 keer meer vis per m2 op dan met de traditionele kweekmethodes in vijvers, kooien en/of doorstroomde bassins.
A
fvalwaterzuivering speelt een cruciale rol binnen recirculatiesystemen. Gegenereerd afval uit de intensieve viskwekerij wordt omgezet in minder schadelijke stoffen en/of de concentratie wordt verlaagd tot acceptabele niveaus uit oogpunt van gezonde visgroei en de strenge Europese wetgeving ten aanzien van milieu-emissies. Recirculatiesystemen zorgen voor verminderde emissies van organisch afval en hoge verwijderingsrendementen van organische- en gesuspendeerde stoffen, stikstof en fosfaat (zie tabel 1). Binnen een RAS wordt ingenomen water drie tot vier keer per uur compleet gerecirculeerd. Deze hoge recirculatiefactor resulteert over het algemeen in lagere afvalconcentraties dan gebruikelijk voor communaal afvalwater. De totale afvalbelasting van het systeem is echter hoger, gezien de hoge recirculatiefactor en het totale systeemdebiet gedurende de dag. Het gemiddelde waterverbruik in een RAS is significant lager dan gebruikelijk bij conventionele systemen (< 50 liter ten opzichte van tientallen kubieke meters). Recirculatie van water verlaagt de kostprijs van het eindproduct en het milieueffect aanzienlijk.
Werkingprincipes De technologische opzet van recirculatiesystemen voor aquacultuur is vergelijkbaar met communale- en industriële afvalwaterzuiveringen. Een volledige RAS bestaat uit een zuivering van ruw water, zuivering van het afvalwater en slibbehandeling (zie afbeelding 1). Zuivering van ruw water
Deze zuiveringsfase wordt toegepast onafhankelijk van het type water (zoet Tabel 1. Kwaliteit RAS behandeld water.
parameter
BZV CZV Ntotaal NH4+ gesuspendeerde stoffen Ptotaal
34
H2O / 6 - 2007
concentratie (mg/l)
< 20 <100 < 20 < 2 < 15 < 1
of zout water) om de volgende drie hoofdredenen: controle en waarborging van optimale waterkwaliteit (vissoortafhankelijk), beperking materiaalcorrosie binnen RAS en ter voorkóming van biochemische processen met een mogelijk negatieve invloed op de afvalwaterzuivering en de slibbehandeling. Bij de zuivering van ruw water is meestal sprake van conventionele beluchting en zandfiltratie om Mn, Fe, NH4 en VOC’s uit grondwater te verwijderen of voor de toepassing van microzeven voor de verwijdering van zwevend stof en algen uit oppervlaktewater. Afhankelijk van de omstandigheden worden verschillende corrosiepreventieve maatregelen toegepast. Afvalwaterzuivering
Recirculatiesystemen maken het mogelijk om grotere hoeveelheden vis op relatief kleine oppervlaktes te kweken. Als gevolg van Afb. 1: Schematische weergave RAS.
metabolische processen in vissen ontstaan aanzienlijke hoeveelheden opgeloste- en gesuspendeerde afvalstoffen. Gezien het gehanteerde hoge recirculatiepercentage (90 tot 99 procent, de rest is waterverlies) moeten deze afvalstoffen efficiënt uit het water verwijderd worden. Vissen zijn namelijk zeer gevoelig voor waterkwaliteitsvariaties, vooral voor wat betreft opgeloste zuurstof, terwijl zelfs zeer lage ammoniakconcentraties fataal kunnen zijn. De waterkwaliteit wordt ook beïnvloed door additionele factoren, zoals het type en de samenstelling van toegediend voedsel, het voedingspatroon, de snelheid van metabolische reacties in vissen en de hoeveelheid onbenut voedsel. Uitgaande hiervan zijn moderne recirculatiesystemen ontworpen en uitgerust met voorzieningen voor vergaande verwijdering van organische en gesuspendeerde stoffen, stikstof, fosfor en kooldioxide. Combinaties van mechanische, chemische en biologische
achtergrond
De kwekerij in Nin na reconstructie: links de afvalwaterzuivering en rechts de viskweekbassins.
processen worden toegepast voor deze doeleinden, inclusief beluchting, filtratie, oxidatie van organische stoffen, nitrificatie en denitrificatie, defosfateren en desinfectie. De gehanteerde effluentconcentraties zijn in principe lager dan die bij communale afvalwaterzuivering. Slibbehandeling
De verwijderde verontreinigingen tijdens afvalwaterzuivering komen uiteindelijk samen in een geconcentreerde slibstroom. Het drogestofgehalte aan het begin van het proces vormt één tot twee procent op gewichtbasis. Verdere indikking en ontwatering van het slib wordt bereikt door de toepassing van fysisch-chemische processen, voornamelijk polyelektrolietdosering en slibfiltratie/persing. Hierdoor worden drogestofgehaltes van tien tot 20 procent bereikt. Bepaald door de slibsamenstelling en de lokale wetgeving wordt ingedikt slib meestal als landbouwmest gebruikt.
Uitgevoerde projecten in Kroatië Nederland is één van de wereldmarktleiders op gebied van productie, levering en toepassing van RAS. Viskweeksystemen
met gedeeltelijke recirculatie werden vóór 2001 zelden toegepast in Kroatië. Door verouderde en inefficiënte technologie konden de geplande productiestijgingen niet gerealiseerd worden.
bedrijf. Dit project hield onder andere de levering in van een complete installatie voor het kweken van 100 ton paling per jaar en een complete afvalwaterzuiverings- en slibbehandelingsinstallatie.
Door gebruik te maken van het programma Samenwerking Oost-Europa van Senter (thans EVD) zijn in Kroatië tussen 2001 en 2006 drie recirculatiesystemen geïnstalleerd. Dit zijn tegelijkertijd de enige moderne systemen op dit gebied op de Balkan. De projecten zijn uitgevoerd onder begeleiding en in nauwe samenwerking met UNESCO-IHE en Royal Haskoning en Hesy Aquaculture BV.
De drie installaties zijn inmiddels volledig operationeel. De eerste gekweekte vis is al op de markt. Vervolgcontacten met lokale ondernemers wijzen op een groeiende belangstelling voor de RAS-technologie. Dit biedt nieuwe kansen voor export van Nederlandse technologie en kennis in de regio.
De eerste RAS in Kroatië werd geïnstalleerd in Nin aan de Adriatische kust. Dit systeem verhoogde de productie van het plaatselijke visbedrijf van drie naar twaalf miljoen zeebrasem- en zeebaarsfingerlings. De tweede RAS werd geïnstalleerd op een kweeklocatie op het eiland Ugljan. Op deze locatie worden 25 ton fingerlings per jaar van bepaalde leeftijd opgevangen en verder gekweekt. Het derde en grootste RAS-project in Kroatië werd verwezenlijkt in Ribnjaci via een joint venture met een plaatselijk visproductie-
dr.ir. Damir Brdjanovic (UNESCO-IHE) dr.ir. Aleksandar Vlaski (Royal Haskoning) Arie de Bondt (Hesy Aquaculture BV)
Deel van de afvalwaterzuivering Ribnjaci: links het oxidatiebed én rechts de biologische nitrificatie en denitrificatie.
H2O / 6 - 2007
35
informatie Nieuwe rapporten van STOWA In de afgelopen maanden zijn de volgende rapporten verschenen bij STOWA.
MBR Varsseveld, hoofd- en deelstudierapport rapport 2006-05 / 2006-06, ISBN 90.5773.345.5 - 26 / 90.5773.353.6 Mede gesteund door een financiële bijdrage vanuit de EU (LIFE) en het innovatiefonds van de STOWA besloot het Waterschap Rijn en IJssel tot de bouw van de eerste grootschalige huishoudelijke MBR-installatie in Nederland. Deze eerste MBR op praktijkschaal in Nederland is in december 2004 in bedrijf genomen. De opstart en werking zijn intensief begeleid. De onderzoeksresultaten en bedrijfservaringen die zijn opgedaan tijdens de eerste 16 maanden, zijn vastgelegd in twee rapporten. Het rapport 2006-05 betreft het hoofdrapport met de belangrijkste bevindingen. Het rapport 2006-06 is het deelstudierapport met veel achtergrondinformatie.
Aeroob korrelslibtechnologie; pilotonderzoek naar de toepassingsmogelijkheden voor de behandeling van huishoudelijk afvalwater rapport 2006-13, ISBN 90.5773.346.3 In het twee jaar durend praktijkonderzoek is onderzocht of polyelektrolyten- en/of metaalzoutdosering op de voorbezinking van de rwzi Amstelveen een betrouwbare en economische manier is om in de toekomst te blijven voldoen aan de effluentnormen. De capaciteitsvergroting van bestaande (biologische) zuiveringen staat daarbij centraal. De resultaten van het onderzoek bieden zicht op een sterk verhoogd effect van de voorbehandeling, waardoor het rendement van de biologische zuiveringsstap kan worden verbeterd. De bedrijfsvoering, operationele en economische aspecten zijn belangrijke aandachtspunten binnen dit project. Op basis van de onderzoeksresultaten wordt geconcludeerd dat toepassing van geavanceerde voorzuivering voordelen kan opleveren in de waterlijn en de slibverwerking, maar altijd als locatiespecifiek maatwerk moet worden beschouwd.
Communaal afvalwater op temperatuur houden voor actiever slib in rwzi’s rapport 2006-15, ISBN 978.90.5773.334.x In rwzi’s speelt de temperatuur van het actief slib een belangrijke rol bij biologische processen. Een verkeerde temperatuurkeuze in het ontwerpproces kan enerzijds leiden tot onnodig hoge investeringen, maar kan anderzijds leiden tot het niet voldoen aan de vereiste effluentkwaliteit. Tijdens het onderzoek is aandacht besteed aan maatregelen waarmee het actief slib, met name gedurende de winter, op temperatuur gehouden kan worden (bijvoorbeeld afkoppelen en afdekken van beluchtingstanks). Empirisch onderzoek is uitgevoerd, waarbij gegevens van 48 rwzi’s zijn gebruikt. En er is een eenvoudig mathematisch model opgezet voor het kwantificeren van de afkoeling van afvalwater in rioolbuizen. De opwarming en afkoeling van afvalwater in rwzi’s is gekwantificeerd via een achttal energieprocessen die hierbij een rol spelen. De kosten van maatregelen, waarmee het actief slib op temperatuur gehouden kan worden, staan tegenover besparingen door kleinere tanks voor het actief slib. Bij het onderzoek zijn voor een aantal maatregelen de kosten en baten globaal tegen elkaar afgewogen. Door een combinatie van het afkoppelen van neerslagwater vanaf het rioolstelsel, het bouwen van diepere actiefslibtanks met een kleiner oppervlak en het afdekken en thermisch isoleren van actiefslibtanks zijn lage temperaturen op een effectieve wijze te bestrijden.
MBR-proefinstallatie rwzi Hilversum rapport 2006-16, ISBN 978.90.5773.336.6 Waternet (voorheen DWR) heeft bijna drie jaar onderzoek uitgevoerd met een pilotMBR op de rwzi Hilversum. Het onderzoek met de pilotinstallatie was primair gericht
op het halen van zeer lage fosfaat- en stikstofwaarden. Richtwaarden hierbij waren de MTR-concentraties voor oppervlaktewater: 2,2 mg/l voor Ntotaal en 0,15 mg/l voor Ptotaal. Deze vergaande effluentkwaliteit is gedurende vijf maanden gehaald. Tijdens het onderzoek is veel geleerd over de voorbehandeling van MBR-systemen; de membranen, de restfactie fosfaat en stikstof in het effluent en het verrichten van onderzoek met pilotinstallaties.
Menging en voortstuwing van actief-slibsystemen in ronde reactoren rapport 2006-19, ISBN 978.90.5773.339.0 Na circa tien jaar ervaring met ronde reactoren (actief-slibtanks) blijkt dat op diverse locaties de vereiste voortstuwing en menging in de diverse ringen niet optimaal verloopt. Onjuiste mengprincipes en onjuiste locaties van voortstuwers en recirculatiestromen kunnen leiden tot een instabiel zuiveringsproces. In het project heeft een inventarisatie van de problematiek en de huidige ontwerprichtlijnen voor voortstuwers plaatsgevonden. Bij deze inventarisatie blijkt dat weinig uniformiteit bestaat in het ontwerp van ronde reactoren. Er is modelonderzoek uitgevoerd (met Computatieve Fluid Dynamics ofwel CFD-modellering). CFD-modellering blijkt een goed instrument om meer inzicht te krijgen in de stromingsrichting en voortstuwsnelheden in actief-slibsystemen. De inzichten hebben bijgedragen tot het opstellen van concrete richtlijnen voor voortstuwing in ronde reactoren. zie ook het artikel ‘Mengen en voortstuwen in ronde actief-slibreactoren kan beter’ op pagina 45. Voor meer informatie over bovenstaande rapporten kunt u contact opnemen met Cora Uijterlinde: (030) 232 11 99.
Publicatie ‘Ontwatering in stedelijk gebied’ Het consortium Beter Bouw- en Woonrijp Maken (BBWM) heeft een publicatie over ontwatering in stedelijk gebied uitgebracht. Ze gaat in op de (vernieuwende) aspecten en inzichten op technisch (een goed ontwerp en een goede aanleg), beleidsmatig, juridisch, procesmatig en organisatorisch vlak.
‘O
ntwatering in stedelijk gebied’ vormt één van de eerste resultaten van het project BBWM. Dit project wordt mede mogelijk gemaakt door het programma Leven met Water. De deelnemende partijen (TU Delft,
36
H2O / 6 - 2007
Stichting Bouwresearch, Witteveen+Bos, Grontmij, GeoDelft en Sterk Consulting) beogen de bestaande kennis op het gebied van bouw- en woonrijp maken te borgen en vooral ook samen de kennis te delen en te zorgen voor ontwikkeling van innovatieve oplossingen in de praktijk. De publicatie richt zich op grondwaterproblematiek en ontwatering in bebouwde omgeving in relatie tot bouw- en woonrijp maken. Naast de technische aspecten zoals ontwerp, aanleg en beheer van ontwateringssystemen krijgen nadrukkelijk ook het beleid, juridische en procesmatige en organisatorische aspecten van ontwatering
aandacht. De doelgroep zijn diegenen die verantwoordelijk zijn voor het ontwerp en realisatie. De publicatie geeft de huidige kennis en inzichten van ontwatering weer. Momenteel worden enkele technische en procesmatige vraagstukken nog onderzocht. Zodra er nieuwe resultaten zijn, wordt de publicatie geactualiseerd. Op 22 en 23 maart vindt de cursus Grondwateroverlast en -onderlast in de bebouwde omgeving plaats en op 9 en 10 mei de cursus Beter Bouw- en Woonrijp Maken. Voor meer informatie: www.pao.tudelft.nl.
STATE OF THE ART HIGH EFFICIENCY AIR BLOWERS FOR WASTE WATER TREATMENT Howden Process Compressors Park Road, Holmewood Industrial Park Chesterfield S42 5UY United Kingdom Tel: +44 1246 859053 Fax: +44 1246 859054 Email: hdb.sales@howden.com
Contact in the Netherlands HBC Engineering Tel: +31 23 5377 077 Email: sales@hbc-engineering.nl
www.howden.com
recensie Waterbeheer ná de Kaderrichtlijn Water Ook na de implementatie van de huidige Europese Kaderrichtlijn Water is het watersysteem chemisch gezien nog niet op orde. Althans, dat is de mening van een aantal onderzoeksgroepen in Europa. Er is nog onvoldoende aandacht geweest voor de toch wat ‘vergeten’ en meer onbekende nieuwe stoffen, zoals medicijnresten, hormoonresten, en (mogelijk) hormoonverstorende stoffen. In dit verband zijn in 2006 twee interessante boeken verschenen. ‘Human Pharmaceuticals, Hormones and Fragrances - The Challenge of Micropollutants in Urban Water Management’ en ‘Personal Care Compounds in the Environment - Pathways, Fate, and Methods for Determination’.
‘H
uman Pharmaceuticals, Hormones and Fragrances’ is de weerslag van het Europese project POSEIDON (2001-2004), waarin een groot aantal onderzoeksinstituten heeft samengewerkt. De resultaten van de deelonderzoeken zijn in dit boek gebundeld onder verantwoordelijkheid van Thomas Ternes (Bundesanstalt für Gewässerkunde te Koblenz, Duitsland) en Adriano Joss (EAWAG, Zwitserland). ‘Personal Care Compounds in the Environment’ is geschreven onder verantwoording van Kai Bester van de Universiteit van Duisburg-Essen. In de boeken wordt ingegaan op geneesmiddelen en verzorgingsproducten. Waar worden ze gebruikt en waar komen ze voor? Deze stoffen worden door de mens gebruikt en komen via de afvalwaterketen in het watermilieu terecht. Geneesmiddelen komen vooral via de urine en de feces in het afvalwater. In elk land blijkt een voorkeur te
zijn voor bepaalde geneesmiddelen. Dit zou de concentratieverschillen in het afvalwater van de verschillende landen kunnen verklaren. Verzorgingsproducten komen vooral via afspoeling tijdens het douchen en het wassen van kleding op de rwzi en in het milieu terecht. Hoewel in de rwzi’s de meeste stoffen voor meer dan 80 procent worden verwijderd, wil dat niet zeggen dat de relevantie beperkt is. Vooral daar waar het effluent bij lozing beperkt verdund is (meer dan de helft is effluent), zijn de concentraties van deze stoffen op het niveau dat effecten op het watermilieu niet mogen worden uitgesloten.
Een groep jonge, gepromoveerde watertechnologen geeft elke maand in dit vaktijdschrift een kritisch oordeel over internationale vakliteratuur op het gebied van water.
bètablockers (gebruikt bij hartklachten), die zeer sterk op de veel beschikbare bètareceptoren van waterorganismen kunnen inwerken.
Beoordeling Beide boeken besteden ruim aandacht aan de analytische kant van deze nieuwe stoffen. De concentratierange waarbinnen deze stoffen gemeten worden, ligt rond de 0,01-10 μg/l. Voor veel individuele stoffen is nog geen betrouwbare meetmethode beschikbaar. In mijn ogen is de beschrijving van Bester zeer goed bruikbaar voor laboratoria die overwegen zelf deze stoffen te gaan meten. Daarmee geeft hij voor de verzorgingsproducten ook meer inhoudelijke informatie en een overzicht van gevonden concentraties in verschillende onderzoeken. Het boek van Ternes en Joss beschrijft deze informatie wat algemener. Het antwoord op de vraag hoe gevaarlijk de nieuwe stoffen voor onze gezondheid zijn, blijkt gecompliceerd te liggen. Directe toxiciteit is niet aantoonbaar, maar de combinatie van een veelvoud aan verschillende stoffen die elkaars effect kunnen versterken, moet eerder reden zijn om iets te doen dan om niets te doen. Bester gebruikt deze informatie als uitgangspunt; in het boek van Ternes en Joss is ook uitgebreid aandacht aan de ecotoxicologische kant van de ‘vergeten’ stoffen. Een voorbeeld zijn
Beide boeken blinken uit in de veelheid aan informatie, verzameld door academisch geschoolde onderzoekers. Een nadeel daarvan is dat het gevoel voor de praktijk niet altijd voldoende is ontwikkeld. Als technologische oplossing wordt bijvoorbeeld voorgesteld om UV toe te passen voor de verwijdering van organische microverontreinigingen met 40.000 mJ/cm2 (!). De ervaring met grootschalige nabehandeling van rwzi-effluent is nog te beperkt om goed in te schatten wat effectieve zuiveringstechniek(en) zijn en wat deze gaan kosten. Daarvoor is nog veel pilotonderzoek noodzakelijk, waarbij een optimalisatie gevonden moet worden van zuiveringsrendement versus kosten. De boeken zijn vooral van belang voor waterbeheerders die de problematiek van de nieuwe stoffen serieus nemen. Voor zuiveringstechnologen zijn ze een opstapje om gevoel te krijgen voor deze problematiek, gewoonweg omdat nog heel veel praktijkervaring moet worden opgedaan. De inhoud is noodzakelijke achtergrond bij het opstellen van meetprogramma’s voor nieuwe ‘vergeten’ stoffen, voor de beoordeling van zuiveringsrendementen van nageschakelde en nieuwe zuiveringstechnieken en bij het vaststellen van de gewenste waterkwaliteit voor de toekomst. Met de implementatie van de KRW is al veel bereikt, maar de conclusie na het lezen van deze boeken is, dat de nieuwe stoffen niet vergeten mogen worden. Vanuit het voorzorgsbeginsel moet worden nagedacht over strategieën om de emissie van deze stoffen te minimaliseren. Op naar de oppervlaktewaterkwaliteit van ná de KRW. Jelle Roorda (Grontmij) ‘Human Pharmaceuticals, Hormones and Fragrances - The Challenge of Micropollutants in Urban Water Management’ van Thomas Ternes en Adriano Joss is een uitgave van IWA-publishing (ISBN 1843390930). De prijs bedraagt 101,25 euro voor IWA-leden en 135 euro voor niet-leden. ‘Personal Care Compounds in the Environment - Pathways, Fate, and Methods for Determination’ van Kai Bester is een uitgave van Wiley-VCH Verlag (ISBN 978-3-527-31567-3). Dit boek kost 135 euro.
38
H2O / 6 - 2007
DynaSand®: het enige HFKWH FRQWLQX ]DQGÃ&#x20AC; OWHU
s -!!47%2+ ). 0/,9%34%2 "%(5):).'%. s 0OLY 0RODUCTS BIEDT MET HET $%4/3 -/$5,!)2 "/573934%%- TYPE 'ARRISON EEN UNIEK CONCEPT VOOR HET DUURZAAM ONDERBRENGEN VAN UW KOSTBARE APPARATUUR EN INSTALLATIES +%.-%2+%. s FLEXIBELE MAATVOERING s CHEMISCH RESISTENT s ONDERHOUDSARM
s GELUIDSISOLEREND s INBOUWMOGELIJKHEDEN VAN VENTILATIE EN ELEKTRAVOORZIENINGEN s IN ALLE 2!, KLEUREN LEVERBAAR
Nordic Water Benelux BV Van Heuven Goedhartlaan 121 1181 KK Amstelveen T +31(0)20 5032691 F +31(0)20 6400469 www.nordicwater.nl info@nordicwater.nl
Wereldwijd zijn er al meer dan 20.000 units geplaatst. Continu zandfilter voor
Biologisch filter voor
drinkwater proceswater, koelwater oppervlaktewater afvalwater grondwater fosfaatverwijdering
nitrificatie denitrificatie
s %%. 3934%%- 6%,% /0,/33).'%. s 0OLY 0RODUCTS "6 "RUNINGSSTRAAT s ,! 7ERKENDAM 4EL &AX % MAIL INFO POLYPRODUCTS NL
BEZOEK OOK ONZE WEBSITE WWW POLYPRODUCTS NL
Nooit meer problemen met de voordruk in uw waterdistributienet. De Watts EU 116 voordrukhandhaver is een eigenmedium gestuurd drukregeltoestel voor water dat een minimale voordruk handhaaft op de ingestelde waarde. Zo voorkomt u bijvoorbeeld dat er onderdruk onstaat in een retourleiding. Ook bij onverwacht grote waterafname blijft de voordruk goed op peil. De Watts EU 116 is eenvoudig te bedienen en heeft weinig onderhoud nodig. De Watts eigenmedium gestuurde regeltoestellen zijn in ruim 400 verschillende uitvoeringsvormen leverbaar.
Watts Industries Netherlands B.V. Kollergang 14, 6961 LZ Eerbeek, Postbus 98, 6960 AB Eerbeek, Nederland Tel. +31 (0)313 67 37 00 Fax. +31 (0)313 65 20 73 E-mail info@wattsindustries.nl Internet www.wattsindustries.com
Watts Industries Netherlands B.V. is onderdeel van Watts Industries Europe B.V.
verenigingsnieuws Symposium over duurzaamheid in de afvalwaterzuivering
WATERCOLUMN
Net zo ‘verliefd’
I
n de vorige uitgave van H2O van 9 maart geeft Roelof Kruize aan dat wij, NVA en KVWN, vanaf 2008 een duurzame relatie zullen aangaan. Roelof is zoals hij het zegt een ‘beetje verliefd’. Natuurlijk besef ik dat het leeftijdsverschil groot is, maar ik zie daar alleen maar de goede kanten van. Met zijn levenslust en sprankelende ideeën en met mijn daadkracht en dynamiek zullen we laten zien wat wij in de waterwereld kunnen betekenen. Onze toekomst ziet er rooskleurig uit. Wat ons bindt, het water, wordt met de dag belangrijker. Nu (bijna) iedereen het effect van klimaatveranderingen gaat inzien, stijgt bij mij de hoop dat ook de politici in deze wereld eens stappen gaan ondernemen. Maar er verandert meer in deze wereld dat voor ons van belang is. Het zal steeds meer gaan om kennis, om complexe vraagstukken die niet in een bepaalt segment opgelost kunnen worden. Dat geldt ook voor vraagstukken op het gebied van grond- en oppervlaktewater, riolering, afvalwaterzuivering en drinkwaterwinning en -bereiding. Voor het oplossen hiervan is integrale kennis van de gehele watercyclus van belang. En die hebben wij. Wij kunnen straks de kennis mobiliseren van meer dan 4.000 waterspecialisten. Niet gebonden in vastzittende hiërarchische structuren, maar via onze netwerken. Netwerken die niet geplaagd worden door macht en belangen, maar die op een open manier kennis en ervaring kunnen uitwisselen. Jouw ‘watergoogle’ of een ‘waterikepedia’ vind ik een fantastisch huwelijkscadeau. De kennis en ervaring van onze waterspecialisten die zo voor iedereen toegankelijk is. Als huwelijkscadeau zou ik mijn ervaring met de secties willen aanbieden, een bron van kennis en ervaring in de praktijk met een prachtig eigen blad. De praktijkkennis van de drinkwater- en afvalwaterzuivering gaan door vérgaande zuiveringstechnieken steeds meer op elkaar lijken. Wanneer de ‘buitendienstmedewerkers’ van waterleidingbedrijven zich bij de secties van het waterbeheer aansluiten, bezitten we een enorm reservoir aan praktijkkennis en -ervaring. Ik kan mij dan niet meer voorstellen dat er nog watervraagstuken zijn die wij in onze nieuwe vereniging niet zouden kunnen oplossen. Ik ben dus minstens net zo ‘verliefd’ als jij, Roelof. En laten we dat ook vooral aan iedereen kenbaar maken. Wij samen zullen een belangrijke bijdrage kunnen leveren aan de veiligheid, gezondheid en welzijn in ons kikkerlandje. Oh ja, nog even over dat ‘koninklijke’ van de KVWN. Ik ben van eenvoudige komaf maar ik zal er trots op zijn. Peter Weesendorp
40
H2O / 6 - 2007
Themamiddag over regionale waterberging
NVA-programmagroep 3 (Afvalwaterbehandeling) houdt op 19 april een symposium over duurzaamheid in de afvalwaterzuivering. Duurzaamheid staat volop in de belangstelling. Tijdens dit symposium zullen diverse sprekers hun visie geven op duurzaamheid in relatie tot waterzuivering. Zowel de water- als sliblijn komt hierbij aan de orde. Via korte presentaties (15 minuten) en pittige stellingen wordt u uitgenodigd actief aan de discussie deel te nemen.
NVA-programmagroep 6 (Grondwater en hydrologie) houdt op 12 april een themamiddag aan de hand van drie praktijkstudies waarbij zowel de hydrologische als de financiële en juridische aspecten van regionale waterberging bediscussieerd worden. Sprekers deze middag zijn: Lambert Verheijen (dagvoorzitter, Waterschap Aa en Maas), Jan van Bakel (Alterra), Niels Nijmeijer (Waterschap Rivierenland), Matthijs van den Brink (Waterschap Vallei & Eem), Bart Pastor/ René de Louw (Waterschap Aa en Maas), Hans Bolkestein (Waterschap Veluwe) en Henk Nobbe (Waterschap Vallei en Eem).
Sprekers op dit symposium zijn: Johan Raap (dagvoorzitter, CSM), René Kleijn (Centrum voor Milieuwetenschappen, Universiteit Leiden), Jack Jonk (Waterschap Brabantse Delta), Peter Slagter (Lloyds Register Nederland), Wim Wiegant (Royal Haskoning), Leon Korving (SNB Slibverwerking), Helle van der Roest (DHV), Tom Sleutels (Wetsus) en Sjack van Agtmaal (Evides). Het symposium is bedoeld voor beleidsmakers, managers en technologen bij bedrijven, waterschappen, adviesbureaus, universiteiten en hogescholen en andere overheden.
De themamiddag vindt plaats van 13.00 tot 17.00 uur bij Waterschap Rivierenland in Tiel. Aanmelden kan nog tot 9 april a.s. via www.nva.net.
Het symposium vindt plaats van 9.30 tot 17.00 uur in hotel Heidepark in Bilthoven. Aanmelden kan nog tot 13 april a.s. via www.nva.net.
Young Professionals Day 2007 De Young Professionals Day 2007 vindt plaats op 20 april van 12.00 tot 18.00 uur in het atrium van de Haagse Hogeschool. Op het programma staan lezingen van Sacha de Rijk (Kiwa Water Research) en Matthijs Bonte (Witteveen+Bos). Dagvoorzitter is Sjef Ernes (KVWN-commissie Strategie en Ontwikkeling / Aqua for All). Het symposium is in het bijzonder bedoeld voor studenten en jonge waterprofessionals t/m 35 jaar (zowel leden als niet-leden), maar is natuurlijk voor elke geïnteresseerde toegankelijk. Aanmelden is tot 13 april mogelijk via de internetpagina’s van de verenigingen. Aan deze vierde bijeenkomst werken in ieder geval 22 bedrijven en instellingen mee. Het is voor bedrijven nog tot 6 april mogelijk een stand te reserveren op de bedrijvenmarkt die de hele dag toegankelijk zal zijn. Zie hiervoor www.waterloopbaan.nl. De bedrijven die dit jaar meewerken, zijn: ARCADIS, Ingenieursbureau BCC, Brabant Water, Hoogheemraadschap van Delfland, Delta Milieu, Ecojob, Fugro, GMB Beheer, Grontmij, Hydrologic, Kiwa Water Research, Nelen & Schuurmans, Netherlands Water Partnership, Oranjewoud, Waterschap Rivierenland, Royal Haskoning, Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard, Tauw, Wareco, Het Waterlaboratorium, Waternet en Witteveen+Bos.
verenigingsnieuws NVA/Klaarmeesterdag in Zeeland De jaarlijkse NVA/Klaarmeesterdag wordt deze keer in Zeeland gehouden. Het is wel leuk als werken en plezier maken met elkaar te combineren zijn en als je dan ook nog wat kennis opdoet, is het helemaal voor elkaar. En dat alles kan op 1 juni aanstaande als de NVA-leden te gast zijn bij Waterschap Zeeuwse Eilanden in Middelburg.
euro en twee jaar gratis lidmaatschap van de verenigingen. Ook zal er een korte samenvatting van de scriptie worden geplaatst in de twee vaktijdschriften van de verenigingen: H2O en Neerslag. Scripties kunnen tot 1 juli a.s. worden ingediend via de ambassadeurs van de verenigingen.
Ontvangst, vergadering en lunch vinden plaats in het waterschapshuis. Na de lunch verhuist het gezelschap naar een grote rondvaartboot met drie dekken en wordt koers gezet naar het Veerse Meer. Aan boord houden André Marinisse en Albert Veraert een inleiding. André praat over het Veerse Meer: zoet en zout, het onderhoud en het doorlaatmiddel bij Kats; Albert over de milieuprijs die Zeeuws-Vlaanderen onlangs heeft gewonnen. In Veere wordt een aantal rondleidingen gehouden. De NVA-dag begint om 10.00 uur en eindigt rond 19.00 uur.
Symposium over afkoppelen Programmagroep 9 / Waterketen verzorgt een symposium op 7 juni van 12.00 tot 17.00 uur over afkoppelen in optimalisatiestudies. Is afkoppelen van verhard oppervlak duurzaam en doelmatig? Daarover verschillen de meningen. Waar iedereen het over eens lijkt te zijn, is dat het veel geld kost. Tijdens deze bijeenkomst wordt gezocht naar de mogelijkheden om in een optimalisatiestudie van het afvalwatersysteem (OAS) meer inzicht te krijgen in dit vraagstuk. Vragen die aan bod komen, zijn: •
•
•
Wat zijn de ervaringen met afkoppelen uit reeds uitgevoerde OAS-studies? Welke nieuwe ontwikkelingen zijn er op dit gebied?
heeft geleverd in de drinkwatervoorziening in brede zin? Bijvoorbeeld op het gebied van kwaliteit, klantvriendelijkheid, duurzaamheid of in nieuwe wegen en mogelijkheden in de samenwerking met andere partijen. Maar je kunt ook denken aan een prestatie op het gebied van distributie, winning, waterbehandeling en in verband daarmee de opslag van drinkwater, de drinkwatervoorziening in ontwikkelingslanden, efficiency en kosten et cetera. En werk jij of werkt hij of zij in de drinkwatersector, zoals bij een waterleidingbedrijf, kennisinstituut, adviesbureau of (semi-)overheidsinstelling? Je kunt jezelf voordragen voor de prijs, maar je kunt ook een ander voordragen. Voorgedragen personen hoeven geen lid te zijn van de KVWN. Voordragen kan tot 1 mei a.s. door middel van het voordrachtsformulier dat te vinden is op www.kvwn.nl.
Vernieuwde internetpagina’s
KVWN Junior Waterprijs Is water jouw bron van inspiratie? Strijd dan mee om de KVWN Junior Waterprijs! Want bruisend werk verdient een bijzondere prijs! De KVWN is trots op jong talent in de watersector en weet bijzondere prestaties op waarde te schatten. Vandaar de KVWN Junior Waterprijs. De drinkwaterprofessional met het meest bruisende werk ontvangt een vergoeding van de reis- en verblijfskosten voor een relevant vakinhoudelijk congres, een jaar lang gratis lidmaatschap van de KVWN en een publicatie in ons vakblad H2O. Ben jij of ken jij een drinkwaterprofessional, jonger dan 35 jaar, die het afgelopen jaar
De NVA en KVWN hebben sinds kort vernieuwde internetpagina’s: www.nva.net, www.kvwn.nl, www.waterloopbaan.nl (NVA/KVWN Jongerenplatform), www.waterfederatie.nl en www.neerslag-magazine.nl. Leden van de verenigingen kunnen inloggen met behulp van hun lidnummer (niet meer met een gebruikersnaam) en het wachtwoord. Leden die hun wachtwoord zijn vergeten kunnen deze per e-mail opvragen bij het Bureau (info@nva.net of info@kvwn.nl).
Nieuwe leden De NVA en KVWN hebben in februari en maart de volgende nieuwe leden mogen verwelkomen: NVA Paul Telkamp (Tauw), Peter Luimes (Industriewater Eerbeek), Willem Schreurs (Rijkswaterstaat Maaswerken), Rein van den Bos (Waterschap Vallei en Eem), Leon Hermans (TU Delft), Carlijn van Tijen (Provincie Limburg), Eric Stokebrook (Hoogheemraadschap Schieland en de Krimpenerwaard, Sandra Roovers (Ingenieursbureau Van Kleef )
•
Hoe breed moet je een OAS uitvoeren om een compleet beeld te krijgen over de zin en onzin van afkoppelen?
NVA/KVWN Scriptieprijs 2007
KVWN Wim van Vierssen (Kiwa Water Research), Jan van Dijk (Stichting Reinwater) en Marc Brouns (WML)
•
Vanaf heden is het voor HBO- en WOstudenten met een wateropleiding weer mogelijk om hun scriptie voor te laten dragen voor de NVA/KVWN Scriptieprijs. De prijs wordt dit jaar voor de tweede maal uitgereikt aan de auteur(s) van een bachelorof masterscriptie met een watergerelateerd onderwerp. De scripties worden onder andere beoordeeld op kwaliteit van het onderzoek, het vernieuwende karakter, de bruikbaarheid voor de waterpraktijk en de kwaliteit van de rapportage. De winnaar van de NVA/KVWN Scriptieprijs ontvangt 1000
een bijzondere of vernieuwende prestatie
H2O / 6 - 2007
41
verenigingsnieuws Adreswijzigingen en opzeggingen
Hoe werkt het een watersysteem, wie zijn de bewoners en wat zijn hun onderlinge relaties?
Leden van de NVA en KVWN die via hun lidmaatschap een abonnement op H2O hebben, moeten adreswijzigi ngen en opzeggingen doorgeven aan het Bureau KVWN/NVA in Rijswijk, liefst per fax (070): 414 44 20 of e-mail en NIET bij de abonnementenafdeling van uitgeverij Nijgh in Schiedam.
In deze cursus worden deze vragen beantwoordt. Het aquatisch ecosysteem wordt op fysische, chemische en ecologische aspecten geanalyseerd. Uitgebreid zullen de relaties in een watersysteem aan bod komen. Aan de hand van alle verzamelde gegevens doet de deelnemer een uitspraak over de waterkwaliteit.
Het lidmaatschap van NVA of KVWN houdt automatisch een abonnement op H2O in. Dat abonnement loopt evenals het lidmaatschap per kalenderjaar.
Waterbeheerders die interesse hebben in deze vijfdaagse cursus kunnen op 31 mei, 7, 14 en 21 en 28 juni in Utrecht terecht. De kosten voor deze cursus bedragen 1.750 euro. Grondwateroverlast in de stad
Cursussen Stichting Wateropleidingen Stichting Wateropleidingen geeft de komende maanden weer een drietal cursussen die verschillende aspecten van de Nederlandse watersector bestrijken. Bestemmen van de baggerspecie
Bij het baggeren van kleinschalige baggerwerken in stedelijk en landelijk gebied komen vele miljoenen kubieke meters baggerspecie vrij. Voor de specie zijn uiteenlopende bestemmingen mogelijk: verspreiden, opslag in een depot, toepassen / hergebruik of storten. Aan het begin van een nieuw baggerproject moet de opdrachtgever van een baggerwerk al nadenken waar hij of zij de bagger naartoe wil brengen. De keuze hiervan bepaalt voor een groot deel het verdere verloop van de baggerwerkzaamheden. Een eindbestemming voor de baggerspecie, in welke vorm dan ook, is noodzakelijk om te kunnen blijven baggeren. De cursus behandelt de verschillende bestemmingen van de baggerspecie en het keuzeproces om voor een bepaalde afhandelingroute te kiezen. Na het volgen van deze cursus kan de cursist een afgewogen keuze maken voor de bestemming van de baggerspecie. Daardoor is deze cursus bestemd voor beleids- en technisch medewerkers van waterschappen, provincies en gemeenten, aannemers, grondbanken, adviesbureaus op het gebied van baggeren, beheer baggerdepots en afzet baggerspecie. Deze tweedaagse cursus wordt op 16 en 23 mei in Utrecht gegeven. De deelnamekosten bedragen 875 euro. Basiskennis aquatische ecologie
Binnen Europa zijn de lidstaten van de Europese Unie druk bezig met het vaststellen van normen om de ‘goede chemische en ecologische toestand’ genoemd in de Europese Kaderrichtlijn Water te kwantificeren. Maar wat is nu eigenlijk een ‘goede chemische en ecologische toestand’?
42
H2O / 6 - 2007
Grondwateroverlast komt steeds vaker voor in het stedelijke gebied. Water in kruipruimten, vocht en schimmels in kelders, funderingsschade en drassige tuinen zijn enkele voorbeelden waar bewoners, bedrijven en gemeenten mee te maken hebben. Wie aansprakelijk is voor de schade of verantwoordelijk voor de oplossing van het probleem, is vaak moeilijk te zeggen. De oorzaak van het probleem is niet eenduidig aan te wijzen en de rolverdeling is complex. Er komt daarom nieuwe wetgeving aan, die met name een aanvullende rol bij de gemeente legt.
BRL bindend verklaard Met ingang van 1 maart is voor de verlening van het Kiwa-keur bindend verklaard de beoordelingsrichtlijn BRL-K14012/01 ‘Legionella-veilig beheerde installaties. Deze beoordelingsrichtlijn kan besteld worden per fax t.a.v. mevr. J. Bakker (070) 414 44 22, telefoon (070) 414 44 75.
Beoordelingsrichtlijnen ter kritiek De beoordelingsrichtlijnen KOMO BRL 5609 ‘Insulated flexible plastics piping systems for hot water distribution outside buildings’ en KOMO BRL 5221 ‘Adhesives fo joints in plastic piping systems for sewerage inside buildings’ zijn ter kritiek gepubliceerd. Reacties kunnen tot en met donderdag 9 april ingediend worden. De wijzigingen in de beoordelingsrichtlijn KOMO BRL 5609 zijn: •
•
Deze cursus helpt bij de vraag ‘hoe pak ik grondwateroverlast stapsgewijs aan?’ Na het volgen van deze cursus kunnen gemeenteambtenaren, beleidsmedewerkers waterbeheer, medewerkers van woningbouwverenigingen, bouw- en woningtoezicht, stedenbouwkundigen en projectontwikkelaars direct aan de slag met hun plan van aanpak.
•
•
De cursus houdt rekening met problemen uit zowel hoog- als laag- Nederland. De cursus wordt op 12 en 19 april in Utrecht gegeven. Deelname kost 875 euro.
De titel is veranderd. De oude titel luidde: ‘Flexible piping systems with plastic medium pipes for warm water distribution’; Het sterkteverbinding testschema is uitgebreid met de weerstand tegen cyclische drukstotentest volgens NEN-EN 12295; De temperatuurswisseltest volgens NEN-EN 12293 uit het sterkteverbinding testschema is veranderd met betrekking tot het aantal cycli; Een aantal testnormen is geactualiseerd.
De wijzigingen in de beoordelingsrichtlijn KOMO BRL 5221 zijn: •
Voor meer informatie: Hetty Notenboom (030) 606 94 09. •
De titel is veranderd. De oude titel luidde: ‘Spleetvullende lijmen voor verbindingen in leidingen voor binnenrioleringen van ongeplastificeerd PVC’; Het toepassingsgebied is uitgebreid. De nieuwe BRL geldt niet alleen voor lijmen voor PVC-U kunststofleidingsystemen, maar ook voor lijmen voor leidingsystemen van ABS, PVC-C en PVC+SAN.
De ingekomen kritiek zal worden verwerkt door het College van Deskundigen voor leidingsystemen van kunststof. Vervolgens zal de definitieve tekst worden vastgesteld en zal Kiwa de beoordelingsrichtlijn bindend verklaren. De kritiek kan gestuurd worden naar: Kiwa Certification, unit Kunststof Leidingsystemen, t.a.v. ir. J.J. Ribberink, Postbus 70, 2280 AB Rijswijk. Voor meer informatie: (070) 414 46 55.
verenigingsnieuws ATA-certificaten 2006 In tabel 1 vindt u een overzicht van producten met een ATA-certificaat, die in 2006 beëindigd zijn. Tabel 2 geeft een overzicht van producten die vorig jaar positief beoordeeld zijn op toxicologische aspecten. De tabellen zijn als volgt opgebouwd: in de eerste kolom staat de naam van de producent of leverancier van het product, in de tweede kolom het product, in de derde kolom het nummer van het
betreffende certificaat, in de vierde kolom de handelsnaam en in de laatste kolom de beoordelingsrichtlijn (indien van toepassing) waarin de functionele producteisen zijn opgenomen. Deze beoordelingsrichtlijnen zijn op te vragen bij Kiwa: (070) 414 45 07. Een compleet overzicht van alle producten met een ATA-certificaat, inclusief contactpersonen van de desbetreffende leveranciers, kunt u vinden op de internetpagina van Kiwa: www.kiwa.nl.
Tabel 1. Beëindigde Kiwa ATA-certificaten in 2006.
leverancier
productgroep
nummer certificaat
product
Ankerpoort Handel BWA Water Additives UK IONICS Lhoist Nederland ÖCW/Degussa CEE Rheinkalk Messinghausen Sanit-Chemie Reinigungsmittel und –geräte Tessenderlo Chemie Woco Decize
vlok(hulp)middelen antiscalants membraanfiltratie conditioneringsmiddelen antiscalants conditioneringsmiddelen corrosie-inhibitors vlok(hulp)middelen buisverbindingsstukken
2006/1 K21676/01 K20529/01 K21701/01 K22910/01 K24177/01 2089/1 K1020/02 K13110/01
ijzer(II)sulfaatheptahydraat Flocon 100 IONICS EDR 2020 Lhocal-EO-05 en Lhocal-EO-90 POC HS 2020 Weissfeinkalk CL90 CVata Grade EP (40 % ijzer(III)chloride) Dilatoflex EPC/Klédil EPC
Tabel 2. Verleende Kiwa ATA-certificaten in 2006.
leverancier
productgroep
nummer certificaat
product
nummer BRL
Akatherm International
buisverbindingsstukken
K41667/01
stuiklashulpstukken van PE voor het transport van drinkwater
BRL-K 569
Akzo Nobel PCM International Paint (Nederland) coatings Amitech Germany leidingsystemen
K13279/03 K41838/01
Aqua-Techniek BS-Coatings
K42016/01 K40766/01
conditioneringsmiddelen coatings
Egeplast Werner Strumann & Co.
buizen
K41356/01
Georg Fischer Wavin
buisverbindingsstukken
K41985/01
Fränkische Rohrwerke Gebr. Kirchner & Co.
Hewing Holland Novochem KAN sp. Micave Parker Hannifin & Co. Pipelife Nederland
Schotterwerk Kirchen & Co. Westfälische Rohrwerke
Interline 922 buizen en overschuifmoffen van glasvezelversterkte polyester voor het transport van water Semidol® Coatingsystemen ten behoeve van drinkwatertoepassingen Eurokote 711.92 bleu 5005 en Eurokote 711.92 bleu 5005 BF
BRL-K 759 BRL-K 551 n.v.t.
BRL-K 759
Egeplast 9010® pipes for drinking water transport elektrolasfittingen van PE voor het transport van drinkwater
BRL-K 569
BRL-K 533
buizen
K42691/01
PE-RT/Al buizen
BRL-K 536 deel G
buisverbindingsstukken
K42694/01
PPSU fittingen
BRL-K 536 deel G
buizen buizen antiscalants buisverbindingsstukken reinigingsmiddelen rubberringen
K43174/01 K42246/01 K42906/01 K42677/01 K41905/01 K42039/01
BRL-K 536 deel E BRL-K 536 deel D n.v.t. BRL-K 536 deel G n.v.t.
buizen buisverbindingsstukken
K41680/01 K41741/01
F50 Profi PE-X/Al/PE-HD ProPEX-5 buizen NovoPure 790 PPSU fittingen Micave Snelontkalker rubberringen voor verbindingen in drinkwaterleidingen buizen van biaxiaal georiënteerd PVC-U trekvaste koppelingen van PVC-U voor waterleidingbuizen
BRL-K 526
BRL-K 17504 BRL-K 565
conditioneringsmiddelen
K42745/01
Weissjurakörnung KW en Weissjuramehl KW
n.v.t.
buizen
K42738/01
IPS buizen
BRL-K 536 deel G
H2O / 6 - 2007
43
Water, wij zijn er gek op!
Voor een efficiënt waterplantmanagement: PGIM/Aqua U hoeft niet uit te knobbelen hoe u uw procesautomatisering zo optimaal mogelijk maakt. Dat doen wij graag voor u. En Goed! Zowel drink- als afvalwater en water qua infrastructurele werken is voor ABB al decennialang bekend gebied. Onze informatiebeheersystemen vereenvoudigen de procedures voor plantmanagement. Middels lokale en overkoepelende informatiesystemen komt belangrijke informatie vanuit de hele onderneming beschikbaar. De tool Power Generation Information Manager/Aqua is naast een data-warehouse ook een besluitvormingsplatform voor een kosten- en winstgericht operationeel beheer. Voor meer informatie neemt u contact op met onze afdeling Utilities Industrial Automation Solutions 28 en 29 maart 2007 Nieuwegein’s Business Center www.automationbeurs.nl
ABB b.v. Mon Plaisir 40, NL-4879 AN Etten-Leur Tel. +31 (0)76 5086200 E-mail control@nl.abb.com Website www.abb.nl
Automation.
platform
Jeroen Hulsbeek, Royal Haskoning Jans Kruit, Royal Haskoning Michaela Hunze, FlowConcept* Cora Uijterlinde, STOWA
Mengen en voortstuwen in ronde actief-slibreactoren kan beter Na circa tien jaar ervaring met ronde actief-slibtanks blijkt dat op diverse locaties de vereiste voortstuwing en menging in de diverse ringen niet optimaal verloopt. Onjuiste mengprincipes en onjuiste locaties van voortstuwers en recirculatiestromen kunnen leiden tot een instabiel zuiveringsproces en energieverliezen. Een inventarisatie leert dat weinig uniformiteit bestaat in het ontwerp van ronde reactoren. CFD-modellering kan, zo blijkt uit onderstaand toegelicht onderzoek, een goed instrument zijn om meer inzicht te krijgen in het stromingsgedrag in actief-slibsystemen. reactoren voor facultatieve anoxische/aërobe ruimtes en aërobe ruimtes. Naast traditionele omloopreactoren, zoals Carrousels, werd vanwege de snelheid van bouwen (prefab of systeembouw) en een lager investeringsniveau voor het eerst de ronde integrale reactor met bodembeluchting geïntroduceerd. Afhankelijk van de reeds bestaande configuraties en de geselecteerde procesconfiguraties (Phoredox, Bardenpho, UCT, m-UCT of BCFS) zijn twee tot vijf ringsreactoren gebouwd. Op diverse locaties blijkt dat de vereiste menging en omloopsnelheden in diverse reactoringen niet worden gehaald. Anderzijds worden op verschillende locaties juist veel te hoge omloopsnelheden gemeld. De nominale omloopsnelheid is echter niet eenduidig gedefinieerd.
De rioolwaterzuiveringsinstallatie van Apeldoorn met enkele ronde actief-slibtanks.
B
egin jaren negentig zijn de waterschappen in Nederland begonnen met het implementeren van de Europese richtlijnen voor fosfaat- en stikstofverwijdering op hun rioolwaterzuiveringsinstallaties. Voor 2010 zullen de aanpas-
singen en uitbreidingen van de meeste rwzi’s zijn voltooid. Vrijwel alle zuiveringsinstallaties zijn omgebouwd tot een combinatie van propstroom- en omloopreactoren. Propstroomreactoren worden toegepast voor anaërobe en anoxische ruimtes en omloop-
Vermoedens bestaan dat een (te) lage snelheid (minder dan 0,2 meter per seconde) ertoe kan leiden dat geen volledige menging optreedt van het actief-slibmengsel met de recirculatiestromen, dat het zuurstofrendement afneemt hetgeen energetisch ongunstig is en dat schietstromen naar de volgende reactor kunnen optreden waarbij piekconcentraties van stikstof in het effluent kunnen voorkomen. Te hoge omloopsnelheden (meer dan 0,4 meter per seconde) kunnen leiden tot instabiele stofomzettingen en kortsluitstromen naar de volgende reactoren.
H2O / 6 - 2007
45
Afb. 2: Schematische weergave van de posities van de voortstuwers in de nietbeluchte ringen in de referentiesituatie en de variant.
Afb. 1: Schematische weergave van de BCFS-reactor van de rwzi Drachten.
Royal Haskoning heeft samen met FlowConcept*, Flygt en WL|Delft Hydraulics, in opdracht van de STOWA, een studie uitgevoerd om de tot op heden opgebouwde praktische kennis te bundelen, theoretisch te onderbouwen en deze kennis om te zetten in eenduidige richtlijnen voor menging en voortstuwing in ronde actief-slibreactoren. De studie is opgedeeld in een inventarisatie van de problematiek en de vigerende richtlijnen voor voortstuwers in Nederland en een Computatieve Fluid Dynamics (CFD)modelstudie van een rioolwaterzuiveringsinstallatie. Op basis van de resultaten van de inventarisatie zijn aspecten geselecteerd die met CFD-modellering verder zijn onderzocht. Met CFD-modellering kan het gedrag van vloeistofstromen in reactoren inzichtelijk worden gemaakt. Daarbij kan de snelheid en de richting van de vloeistof stroom op elke plek in de reactor worden berekend en gevisualiseerd. In dit artikel worden enkele onderzoeksaspecten belicht: het pomphuiseffect en de locatie van in- en uitgaande stromen in een reactorring en het effect van mee- en tegenstroom in opeenvolgende reactorringen. Voor de modelstudie is de rwzi Drachten (BCFS) van Wetterskip Fryslân geselecteerd (100.000 i.e. a 136 g TZV). Deze is ontworpen voor de gestelde effluenteisen voor Ntot en Ptot van respectievelijk 10 en 1 mg/l. Voor de CFDmodellering zijn de niet-beluchte en beluchte reactorringen omwille van de rekentijd apart gemodelleerd (zie afbeelding 1).
Het pomphuiseffect Een voortstuwer in een reactorring is feitelijk een axiale propellerpomp zonder pomphuis.
46
H2O / 6 - 2007
De reactorring neemt de functie van het pomphuis over. De lengte van het pomphuis bedraagt circa twee keer de ringbreedte of waterhoogte stroomafwaarts van de voortstuwer en één keer de beenbreedte stroomopwaarts van de voortstuwer. Voor een effectieve werking van de voortstuwer is een verstoring in het pomphuis door bijvoorbeeld in- of uitgaande stromen niet gewenst. Om het effect van het pomphuis van de voortstuwers op het menggedrag en de stroming te kunnen beoordelen, zijn modelberekeningen uitgevoerd met de nietbeluchte ringen, waarbij de locatie van de voortstuwers is aangepast. In afbeelding 2 is de referentiesituatie en de variant weergegeven, waarbij de locaties van de voortstuwers zijn aangepast. De locatie van de voortstuwers is weergegeven met een lijn loodrecht op de stroomrichting en een pijl die de stroomrichting weergeeft. In de anaërobe reactorring is de voortstuwer in de referentiesituatie stroomopwaarts vlak voor de mengkom met overstortrand gesitueerd (zie afbeelding 2). In de variant is deze voortstuwer verplaatst stroomafwaarts van de influentwervelput. De voortstuwer in de anoxische selector is in de variant verplaatst naar locatie stroomopwaarts van de afloop anoxische selector. Door de twee genoemde voortstuwers op deze wijze te verplaatsen is stroomafwaarts van de voortstuwers voldoende ruimte gecreëerd, zodat het pomphuis kan worden afgemaakt alvorens de stroming van het slibwatermengsel wordt beïnvloed door in- of uitgaande stromen. De locatie van de voortstuwer in de anoxische reactorring is niet aangepast. Wel is de opstelhoek van deze voortstuwer aangepast van 20° naar 30°.
In afbeelding 3 zijn de berekende omloopsnelheden in de niet-beluchte ringen op een waterhoogte van 3,2 meter met kleuren weergegeven (van 0-1 m/s). Het stromingspatroon in de verschillende reactorringen is weergegeven met vectoren. Anoxische selector
Uit afbeelding 3 blijkt dat door het verplaatsen van de voortstuwer in de anoxische selector de omloopsnelheid duidelijk wordt verhoogd (van 0,25-0,30 naar 0,45-0,50 m/s). Hieruit kan worden geconcludeerd dat de ingaande stroom vanuit de mengkom in de anaerobe reactorring de werking van de voortstuwer negatief beïnvloed. Door het verplaatsen van de voortstuwer kan het pomphuis zonder verstoringen worden afgemaakt, zodat een hogere stuwkracht (hogere omloopsnelheid) gegenereerd kan worden. In de praktijk kan dus een voortstuwer met een lager energetisch vermogen worden geïnstalleerd mits de juiste locatie wordt gekozen. Anaerobe reactor
In de anaerobe reactor wordt op de bodem in de omgeving van de influentwervelput een lage omloopsnelheid berekend. Dit wordt veroorzaakt door de uittredende stroom uit de wervelput waarvan de stroomrichting ten opzichte van de stroomrichting in de reactorring tegenovergesteld is. Uit de modelberekeningen blijkt dat direct stroomafwaarts van de influentwervelput de omloopsnelhied significante afneemt. De locatieverandering van de voortstuwer in de anaerobe reactorring heeft maar gedeeltelijk een verbetering van het rendement tot gevolg. De voortstuwer wordt nog steeds
platform
Afb. 3: De omloopsnelheid en de bijbehorende vectorplot op 3,2 meter boven de bodem in de referentiesituatie en de beschreven variant.
stroomopwaarts door de influentstroom afkomstig van de wervelput beïnvloed. De verbetering is in afbeelding 3 te herkennen aan de lengte van de vectoren en de stroomrichting van de vectoren die beter parallel geordend zijn.
Effect mee- en tegenstroom Het effect van mee- en tegenstroom wordt geïllustreerd aan de hand van modelberekeningen die zijn uitgevoerd in de beluchte ringen. Om de beide beluchte ringen van dezelfde stroomrichting te kunnen voorzien, is de locatie van de wervelput in de variant (meestroom) 45° tegen de klok in verschoven en is de stroomrichting in de wisselreactor omgedraaid (zie afbeelding 4 boven). In afbeelding 4 zijn de resultaten van de modelberekeningen in de beluchte ringen bij een waterhoogte van 3,2 meter weergegeven. In de variant zijn de omloopsnelheden ten opzichte van de referentiesituatie duidelijk hoger. De gemiddelde omloopsnelheid bedraagt in de referentiesituatie in de wisselreactor en de aerobe reactorring respectievelijk 0,45 en 0,39 m/s, terwijl deze omloopsnelheden in de meestroom variant 0,53 en 0,62 m/s bedragen. Uit de modelberekeningen bleek dat bij alle waterhoogtes de snelheidsverdeling in de meestroomvariant gelijkmatiger is dan in de referentiesituatie. Uit de modelberekeningen bleek verder dat door uit te gaan van meestroom de kans op kortsluitstromingen veel kleiner is. Uit afbeelding 4 blijkt dat door het toepassen van meestroom het te installeren vermogen van de voortstuwers in de beluchte ringen kan worden verlaagd. Ten opzichte van tegenstroom kan in dit voorbeeld het te
Afb. 4: Boven een schematische weergave van de beluchte ringen in de referentiesituatie (tegenstroom) en de variant met meestroom. Onder de omloopsnelheid op 3,2 meter boven de bodem.
installeren vermogen met 15 tot 25 procent worden gereduceerd.
•
Evaluatie en conclusies Op basis van de inventarisatie kunnen de volgende conclusies worden getrokken: • Op een aantal rwzi’s die uitgevoerd zijn in rondbouw, blijkt dat de vereiste voortstuwing en menging in diverse ringen en compartimenten niet optimaal verloopt. Tot op heden is echter geen overschrijding van de effluenteisen vastgesteld vanwege onvoldoende voortstuwing of menging; • De kritische omloopsnelheid om bezinking te voorkomen, bedraagt 0,20 m/s. Dit betekent dat op elke locatie in de reactorring een omloopsnelheid van 0,20 m/s gewaarborgd moet zijn; • Meng- of instroomconstructies in de reactorring moeten zoveel mogelijk worden vermeden; • Bij het ontwerp van een rwzi in rondbouw mag de locatie van de voortstuwers niet als sluitpost fungeren. Deze moet worden geïntegreerd met het bepalen van de gewenste beluchtingsconfiguratie en de locatie van de verschillende in- en uitgaande stromen van een reactorring.
•
•
*
CFD modellering kan ertoe bijdragen het te installeren energetisch vermogen van mengers en voortstuwers te minimaliseren. In de praktijk betekent dit een energiebesparing die kan oplopen tot meer dan 20 procent; Door de voortstuwers zodanig te positioneren dat het pomphuis van de voortstuwer niet wordt verstoord (voldoende vrije ruimte zowel stroomopwaarts als stroomafwaarts), is het benodigde te installeren vermogen van de voortstuwers het kleinst; Bij de inzet van meestroom is de kans op kortsluitstroming tussen twee opeenvolgende reactorringen minmaal en kan het te installeren energetisch vermogen van de voortstuwers significant worden gereduceerd. FlowConcept is een Duits bureau dat gespecialiseerd is in het uitvoeren van CFD-modellering op het gebied van afvalwaterbehandeling.
Op basis van de CFD-modelberekeningen kunnen de volgende conclusies worden getrokken: • CFD-modellering is een krachtig instrument voor het bepalen van de optimale configuratie van reactoren (locatie in- en uitgaande stroom, locatie beluchtingsvelden, locatie en vermogen voortstuwers). Dit geldt overigens niet alleen voor ronde reactoren, maar ook voor bijvoorbeeld omloopsystemen (met en zonder puntbeluchting);
H2O / 6 - 2007
47
Mirjam Blokker, Kiwa Water Research Jan Vreeburg, Kiwa Water Research / TU Delft Peter Sjoerdsma, Vitens Maurice van der Roer, Duinwaterbedrijf Zuid-Holland
SIMDEUM-model ook toepasbaar voor waterkwaliteitsberekeningen Bij de huidige toepassingen van leidingnetmodellen worden verbruikspatronen via een zogeheten topdown-benadering toegekend aan verbruiksknopen: het op het pompstation gemeten totaalverbruik wordt met een vermenigvuldigingsfactor verdeeld over de knopen. Met het model SIMDEUM kunnen individuele stochastische (bepaald op basis van waarschijnlijkheid) verbruikspatronen op aansluitingsniveau via een zogeheten bottomupbenadering (aan iedere verbruiksknoop wordt een uniek individueel stochastisch verbruikspatroon toegekend en het totaalverbruik wordt bepaald door de som van alle verbruikspatronen) worden toegekend aan verbruiksknopen, wat de mogelijkheid biedt om leidingnetmodellen breder en op meer detailniveau in te zetten. Dit artikel beschrijft twee toepassingen van SIMDEUM binnen een bestaand leidingnet: voor het bepalen van de snelheid waarin een leidingnet in Franeker vervuilt en om verblijftijden te bepalen van drinkwater in de uitlopers van een distributienet in Benthuizen. Het gebruik van SIMDEUM heeft in beide gevallen een duidelijke meerwaarde.
L
eidingnetmodellen worden momenteel vooral gebruikt voor operationele zaken en voor leveringszekerheidanalyses. Maar de belangstelling neemt toe om de modellen ook te gebruiken voor waterkwaliteitsberekeningen, zowel voor relatief eenvoudige
verblijftijdberekeningen als voor meer ingewikkelde hydraulische sedimenttransportberekeningen. Locatiebepaling van sensoren voor het optimaal monitoren van de waterkwaliteit en herkomstbepaling van een besmetting nadat sensoren iets hebben gedetecteerd, vormen voorbeelden van
Tabel 1. CBS-gegevens Franeker en Benthuizen.
Franeker (2003)
48
Benthuizen (2005)
huishoudens aantal huishoudens ĂŠĂŠnpersoonshuishoudens meerpersoonshuishoudens zonder kinderen meerpersoonshuishoudens met kinderen gemiddelde grootte van huishouden
550 14% 37% 49% 2,6
1230 22% 30% 48% 2,8
leeftijden 0 tot 15 jaar 15 tot 25 jaar 25 tot 45 jaar 45 tot 65 jaar 65 en ouder
21% 12% 23% 35% 9%
23% 14% 26% 27% 11%
H2O / 6 - 2007
toepassingen die een meer nauwkeurige modellering van het individuele verbruik vragen. Anders dan bij een standaard leidingnetmodel, waarbij aan alle verbruiksknopen een gelijk verbruikspatroon met een bepaalde vermenigvuldigingsfactor over de dag wordt toegekend, is een simulatie van individueel verbruik op aansluitingsniveau noodzakelijk, waarmee een genuanceerd en gedetailleerd beeld van het werkelijke verbruik wordt verkregen. Binnen het bedrijfstakonderzoek van de Nederlandse waterleidingbedrijven is hiertoe het model SIMDEUM ontwikkeld waarmee realistische verbruikspatronen worden gesimuleerd3). In dit artikel wordt beschreven hoe dat gebeurt en hoe deze patronen worden gebruikt in leidingnetberekeningen om de vervuilingssnelheid in individuele leidingen en verblijftijden in een distributienet te bepalen.
Simuleren SIMDEUM simuleert het verbruik in woningen met een bepaalde binneninstallatie en een bepaald aantal bewoners. De simulatie wordt gedaan op basis van CBS-
platform is dat de vervuilingssnelheid van een leiding samenhangt met de ingaande waterkwaliteit en de lokale hydraulische omstandigheden. In het Q21-onderzoek wordt de ingaande waterkwaliteit gecontroleerd. De lokale hydraulische omstandigheden worden gemodelleerd met een leidingnetmodel (zie afbeelding 1) en een individueel (stochastisch) verbruikspatroon per woning2). In dit artikel wordt de berekening beperkt tot het genereren van het snelheidspatroon in een leiding. De relatie tussen het snelheidspatroon en de vervuilinggegevens wordt in een later stadium gerapporteerd.
Afb. 1: Het leidingnetwerk in Schalsumerplan in Franeker. De kleuren geven het materiaal weer (groen is AC, paars is PVC). De dikte van de lijnen correspondeert met de leidingdiameter.
gegevens, zoals gemiddelde huishoudengrootte, verdeling van huishoudengrootte en leeftijdsverdeling, gegevens van een gemeente of wijk5), regionale gegevens over waterverbruik6) en gegevens uit het landelijke tijdsbestedingsonderzoek4). De specifieke invoergegevens voor de in dit artikel besproken toepassingen zijn CBSgegevens van de wijk Schalsumerplan in Franeker en het dorp Benthuizen (tabel 1) en regionale gegevens over waterverbruik in huishoudens6). In de noordelijke provincies is bijvoorbeeld minder vaak een bad geïnstalleerd en wordt de helft minder gebruik gemaakt van de geïnstalleerde baden dan gemiddeld in Nederland. Op basis van de invoergegevens simuleert
SIMDEUM afnamepatronen voor verschillende aansluitingen. Deze patronen worden aan adressen (verbruiksknopen) toegekend op basis van het jaarverbruik dat door meteropname per adres bekend is.
Vervuilingssnelheden in Franeker In het kader van het Q21-onderzoek7), onderdeel van het bedrijfstakonderzoek voor de drinkwaterbedrijven, is in de wijk Schalsumerplan in Franeker (Vitens) een leidingnet geïsoleerd en is op de voedende leiding de volumestroom gemeten. Op een aantal locaties in het leidingnet is door middel van opwervelingspotentiemetingen de vervuiling van het leidingnet bepaald; door te spuien en de meting na bepaalde tijd te herhalen is de vervuilingssnelheid gemeten. De hypothese
Afb. 2: Mediaan en variatie van 190 gemeten en 100 gesimuleerde volumestromen in Franeker op doordeweekse dagen en in het weekeinde.
In de wijk Schalsumerplan zijn 550 huishoudelijke aansluitingen. Het net is in 1955 vermaasd aangelegd en gedimensioneerd op de bluswatervraag. Dit heeft geleid tot relatief grote diameters. In dit artikel refereren we naar leiding A tot E (zie afbeelding 1). Leiding A (AC Ø150 mm) ligt in het begin van het net met een flink aantal achterliggende aansluitingen, leiding B (AC Ø150 mm) ligt midden in het net, in leiding C (AC Ø100 mm) verwachten we stroomomkeringen en leiding D is een eindtak met een kleine diameter (PVC Ø50 mm) en slechts enkele achterliggende aansluitingen. Leiding E (AC Ø300 mm) is de voedende leiding. De simulaties zijn uitgevoerd in het leidingnetberekeningsprogramma ALEID met een hydraulische tijdstap van één minuut. Een tijdstap van tien seconden geeft nauwelijks meer informatie, maar leidt wel tot ongeveer zesmaal grotere bestanden en zesmaal langere rekentijden. Een tijdstap van vijf minuten leidt tot te lage berekende snelheden, doordat over een te grote tijdstap wordt gemiddeld. Op leiding E zijn de volumestromen gemeten. Deze metingen kunnen worden vergeleken met de simulaties. In afbeelding 2 zijn de gemeten en gesimuleerde volumestromen voor doordeweekse dagen en weekenddagen getoond. Van alle 190 gemeten en 100 gesimuleerde volumestromen is per vijf minuten het 10-, 25-, 50- (mediaan), 75- en 90-percentiel uitgezet. Wat opvalt is dat de piek in de simulatie ongeveer een kwart hoger is (20 in plaats van 15 kubieke meter per uur) en ongeveer een uur later optreedt dan de werkelijke piek, dat de patronen van de volumestromen op elkaar lijken (qua vorm en absolute hoogte) en dat de gemeten piek in het weekend hoger en scherper is dan de gesimuleerde piek die lager en langduriger is. Omdat de som van 550 volumestromen goed gesimuleerd wordt door SIMDEUM en dit model in vergelijkbare situaties goed blijkt te functioneren, kan worden geconcludeerd dat ook de hydraulische omstandigheden met de stochastische patronen goed gemodelleerd kunnen worden. Er is niet getracht de simulatie te verbeteren, bijvoorbeeld door het nachtverbruik aan te passen of het douchen vooral ‘s avonds te simuleren. Deze aanpassingen c.q. kalibratie zouden metingen en simulatie in deze specifieke toepassing nagenoeg identiek maken.
H2O / 6 - 2007
49
De hydraulische omstandigheden worden gekarakteriseerd door de cumulatieve snelheidsverdeling van een aantal dagen (in dit geval drie dagen) in de leidingen A t/m D (zie afbeelding 3). In de leidingen B en C treden zowel positieve als negatieve snelheden op, oftewel de stroomrichting keert hier geregeld om. In leiding C treedt de omkering zeer regelmatig op (1:1), in leiding B treedt de omkering iets minder vaak op (ongeveer tien procent van de tijd in een bepaalde richting). In leiding D (een eindleiding) komt gedurende 65 procent van de tijd geen stroming voor en tijdens de overige 35 procent geldt een vaste stroomrichting; in leiding A is voortdurend stroming in dezelfde richting. De maximumsnelheid in leiding C bedraagt slechts 0,025 m/s, in leiding B 0,05 m/s, in leiding A 0,16 m/s en in leiding D 0,22 m/s. Deze snelheden treden maar zeer sporadisch op (minder dan 0,1 procent van de tijd ofwel slechts ongeveer één minuut per dag. De snelheid die gedurende één procent van de dag optreedt (circa 15 minuten per dag) is voor de leidingen A, B, C en D respectievelijk 0,123 m/s, 0,033 m/s, 0,013 m/s en 0,113 m/s; deze snelheden bedragen de helft van de maximumsnelheden.
Afb. 3: Cumulatieve snelheidsverdeling in de leidingen A, B, C en D.
In het Q21-onderzoek zal worden gekeken of een relatie bestaat tussen de hervervuilingsnelheid en de snelheidsprofielen in verschillende leidingen. De uitkomsten van het onderzoek tot nu toe laten in ieder geval zien dat de werkelijk optredende snelheden erg laag zijn. Er is dus sprake van nagenoeg stagnant water op meerdere locaties.
Verblijftijden in leidingnet Benthuizen In 2006 is in het distributienet van Benthuizen (Duinwaterbedrijf Zuid-Holland) een verblijftijdbepaling uitgevoerd met behulp van keukenzout1). Voor deze meting is een gebied geïsoleerd met 147 woningen. Tijdens de proef is het leidingnet geïsoleerd en ingericht als een vertakt systeem (zie afbeelding 4). Gedurende enkele dagen is de volumestroom op de voedende leiding gemeten. Aan iedere woning in de wijk in Benthuizen (zie afbeelding 4 en tabel 2) is een eigen (stochastisch) afnamepatroon toegekend. Door de som van de gesimuleerde dagpatronen per traject te bepalen, kan de verblijftijd per leidingdeel worden berekend. Tevens kan de volumestroom op punt M worden berekend, die met de op hetzelfde punt gemeten volumestroom kan worden vergeleken. In afbeelding 5 zijn twee gemeten volumestromen en een gesimuleerde volumestroom (van 147 woningen) in één grafiek gezet. Wat opvalt is dat de patronen van gesimuleerde en berekende volumestromen goed overeenkomen, dat in de simulatie het nachtverbruik enigszins overschat wordt, dat de pieken in de ochtend samenvallen, dat de piek in de simulatie ongeveer een kwart hoger ligt (570 in plaats van 450 liter per vijf minuten oftewel 6,84
50
H2O / 6 - 2007
Afb. 4: Meetgebied Benthuizen (vermaasd net, ingericht als vertakt net). Op locatie ‘d’ wordt de zoutoplossing gedoseerd. Op vier locaties (M, W20, J61 en J81) wordt het elektrisch geleidingsvermogen gemeten. Op het injectiepunt (M) wordt ook de volumestroom gemeten. De genummerde rondjes zijn hulppunten om verblijftijden te berekenen.
in plaats van 5,4 kubieke meter per uur) én dat het verbruik na de ochtendpiek goed overeenkomt. Omdat de som van 147 volumestromen goed gesimuleerd wordt door SIMDEUM, kan men de conclusie trekken dat ook de verblijftijd
met de stochastische patronen berekend kan worden. De stochastische afnamepatronen (op vijf minutenbasis) van alle achterliggende woningen in de trajecten A-F worden opgeteld, zodat de patronen op punten
Tabel 2. Het aantal achterliggende woningen en de leidinglengte per traject.
traject
tussen punten
huizen op traject
lengte traject (m.)
A B C D E F G
1-2 2-3 3-4 4-5 5-6 6-7 7-eind
12 35 16 14 6 18 47
144 111 58 16 49 50 niet van belang
achterliggende lengte voorhuizen liggend traject (m.)
148 136 101 85 71 65 47
144 255 313 329 378 428
platform Het model geeft een gedetailleerd beeld van de verblijftijd over de dag. Metingen van de verblijftijd zullen altijd alleen momentane verblijftijden opleveren. Daarmee kan het model wel worden gevalideerd. De metingenen van de verblijftijd in Benthuizen bleken gecompliceerder te zijn dan werd verwacht, waardoor de resultaten niet bruikbaar zijn. Met de kwantitatieve gegevens is het model gevalideerd door de volumestroommetingen. Het plan is om verblijftijdmetingen te herhalen om deze berekeningen te kunnen valideren; de verwachting is dat de metingen goed overeen zullen komen met de simulaties.
Conclusies Verbruikspatronen worden normaal gesproken via een â&#x20AC;&#x2DC;topdownâ&#x20AC;&#x2122;-benadering aan verbruiksknopen toegekend door een vast patroon met een bepaalde vermenigvuldigingsfactor aan iedere knoop te koppelen. Met het model SIMDEUM is het mogelijk om â&#x20AC;&#x2DC;bottomupâ&#x20AC;&#x2122; individuele (stochastische) verbruikspatronen per knoop toe te kennen en een gedetailleerd beeld van de volumestromen op distributieniveau te verkrijgen. Toekenning van stochastische patronen leidt tot realistischere uitkomsten voor snelheidsverdelingen en verblijftijden in een leidingnet.
Afb. 5: Gemeten en gesimuleerde volumestromen.
Afb. 6: Voorspelde verblijftijden tussen punt M en W20, J61 en J81, voor verschillende begintijden op punt M.
1 tot en met 7 duidelijk worden. Om de verblijftijden te bepalen, wordt per traject een gemiddeld patroon bepaald (voor traject A is dat het patroon op punt 2 plus de helft van het patroon tussen punt 1 en 2); de snelheid volgt uit de volumestromen en de binnendiameter van Ă&#x2DC;100 mm. Op basis van de (gemiddelde) snelheid per traject en de lengte van het traject kan de verblijftijd worden bepaald; deze varieert uiteraard over
de dag. Voor verschillende begintijden is de gesimuleerde verblijftijd van startpunt M tot W20, J61 en J81 af te lezen in afbeelding 6. Wanneer de meting om 8:00 uur begint, is de verblijftijd van punt M tot J81 slechts 1 uur en 40 minuten; om 9:00 uur is de verblijftijd tot J81 4 uur en 10 minuten (in de grafiek 4,167 uur). Met de simulatie is de spreiding van de verblijftijd dus goed in beeld te brengen.
LITERATUUR 1) Blokker E. en P. Schaap (2006). Bepalen van verblijftijden in het leidingnet. Kiwa Water Research. KWR 06.097. 2) Blokker E. en A. Vogelaar (2006). Toepassing van SIMDEUM in het leidingnetmodel van Franeker. Kiwa Water Research. BTO 2006.006 (s). 3) Blokker M. (2006). Modelleren van waterverbruik in huishoudens. H2O nr. 6, pag. 48-51. 4) Broek A. van der en K. Breedveld (1995). Tijdsbestedingsonderzoek 1995. Sociaal en Cultureel Planbureau, Steinmetz-archief Amsterdam (P1383). 5) CBS. www.statline.cbs.nl, 2006/5. 6) Kanne P. (2005). Watergebruik thuis 2004. TNS NIPO. In opdracht van VEWIN. 7) Vreeburg J., C. Kivit, J. van Dijk en J. Verberk (2005). Herkomst en gedrag van deeltjes in drinkwaterleidingnetten. H2O nr. 7, pag. 43-46.
advertentie
! )' # )* % , % *! $ % $ % ( % )"+% *&* # /&( ,&&( & $ - * (,&&(/ % % % - * (- % %)* ## * , % + &' &%) % &+ % / ,&&( + % % (&% &&( ( ! *! $ ) )' # ) ( % 0 ' &( % % 0 - * (- %'+** % 0 &% ( &+
0 % ( &')# 0 & $&% (/& " 0 (&% $ # %
)) # % &)* +) $), (* * # . $ # % & *! $ %# %* (% * --- *! $ %#
H2O / 6 - 2007
51
Ronny Vergouwe, Ingenieursbureau BCC Heino Niewold, Ingenieursbureau BCC Nico ten Heggeler, Waterschap De Dommel Jeroen Tempelaars, Waterschap De Dommel
Beekherstel in Brabant, enkele effecten op het afvoerpatroon In zijn waterbeheerplan formuleert Waterschap De Dommel beleid voor herstel van beeksystemen. Een belangrijk onderdeel hiervan is het opnieuw laten meanderen van genormaliseerde beektrajecten. Naast het verlengen van het beektraject betekent beekherstel veelal het verkleinen van de dimensies van de beek en het verwijderen van stuwen. Deze ingrepen hebben effect op het afvoerpatroon. Over deze effecten is echter nog relatief weinig bekend. Om hier meer inzicht in te krijgen, is een studie uitgevoerd.
Afb. 1: Ligging geselecteerde deeltrajecten.
H
et eerste deelonderzoek moest met behulp van modellering inzicht geven in de effecten van beekherstel op het afvoerpatroon van een bepaald traject. Hiervoor zijn er drie geselecteerd: de Tongelreep, Raamsloop en de Reusel (zie afbeelding 1). Tabel 1. Dimensies Raamsloop voor de huidige situatie en de situatie na beekherstel.
Raamsloop
52
Voor het bepalen van de effecten van de herinrichting van de beektrajecten op het afvoerpatroon is gebruik gemaakt van SOBEK-1D2D1), een combinatie van Channel Flow (ééndimensionaal) en Overland Flow (tweedimensionaal). SOBEK-1D2D is een programma om het gedrag van een watersysteem te simuleren waarbij zich overstromingen over land voordoen. De koppeling biedt de mogelijkheid de beken te schematiseren met daarin de dwarsprofielen en kunstwerken. Het effect dat optreedt als gevolg van het beekherstel (overstroming, meestromende berging en berging in lokale depressies) is tweedimensionaal in beeld gebracht. Het model maakt gebruik van het Aktueel Hoogtebestand Nederland (AHN), dat is opgeschaald naar een resolutie van 25 x 25 meter en van het Landelijk Grondgebruiksbestand Nederland (LGN), op basis waarvan de ruwheid van het maaiveld is bepaald. Van de drie geselecteerde beektrajecten zijn met het modelinstrumentarium modellen
In de tabellen 1 en 2 zijn de dimensies van de Raamsloop en Tongelreep in de huidige en de situatie na beekherstel (streefbeeld) weergegeven. De Reusel is in dit artikel verder buiten beschouwing gelaten, omdat diverse factoren, zoals een automatische stuw, de bijdrage en de locatie van de Voorste Stroom (een laterale instroom) de resultaten sterk hebben beïnvloed.
Hypothese en scenario’s Door het aanpassen van de dimensies, het verlengen van de beek en het verwijderen van stuwen neemt de afvoercapaciteit
Tabel 2. Dimensies Tongelreep voor de huidige situatie en de situatie na beekherstel.
huidig
streefbeeld
Tongelreep
trajectlengte (m) 3.782 bodembreedte (m) 2,0-3,0 diepte watergang (m) 2,1-4,1 talud (-) 1,2 sinuositeit (-) 1,11 verhang (m/km) 0,71
5.098 0,9 1,9-2,8 1,0 1,5 0,53
trajectlengte (m) bodembreedte (m) diepte watergang (m) talud (-) sinuositeit (-) verhang (m/km)
H2O / 6 - 2007
gemaakt van de huidige en de situatie na beekherstel. Om de situatie na beekherstel te bepalen is gebruik gemaakt van literatuur, streefbeelden2) en bekende oude profielen van de beektrajecten van voor de ruilverkaveling. Aangezien niet bekend is welke inrichting de beekdalen krijgen na beekherstel, is voor deze situatie hetzelfde landgebruik aangehouden als voor de huidige situatie.
bovenstrooms huidig streefbeeld
8.201 7,06 1,21-3,55 variabel 1,05 0,81
12.504 2,95-3,01 1,45 1,3 1,6 0,44
middenloop huidig streefbeeld
5.551 5,3 0,49-3,27 variabel 1,06 0,49
7.876 3,01-3,58 1,5 1,3 1,5 0,45
benedenstrooms huidig streefbeeld
1.272 5,84 1,23-1,78 variabel 1,28 0,80
1.493 3,58-3,70 1,55 1,3 1,5 0,46
platform meer weerstand ondervinden, waardoor de afvoer(piek) wordt gedempt en/of vertraagd. Bij extreem hoge afvoeren kan ‘kortsluiting’ optreden wanneer een groot deel van het water niet meer de weg van het beekprofiel volgt, maar bochten gaat afsnijden via het maaiveld (zie afbeelding 2). Wanneer welk effect optreedt, is onder andere afhankelijk van de optredende afvoergolf. Om deze reden zijn vier afvoersituaties doorgerekend: een afvoersituatie die circa vijf keer per jaar optreedt (T = 0,2), één keer per jaar (T = 1), één keer per tien jaar (T = 10) en één keer per 100 jaar (T = 100). Om hier invulling aan te geven, zijn uit de afvoermeetreeksen van de huidige situatie afvoergolven geselecteerd waarvan de piekafvoer een frequentie heeft van respectievelijk vijf keer per jaar, één keer per jaar en één keer per tien jaar. De afvoergolf met een herhalingstijd van 100 jaar is gebaseerd op stochastische berekeningen met het regionale waterbergingsmodel van het waterschap (zie afbeelding 3 en 4).
Afb. 2: Drie verschillende afvoergolven.
af en zal de beek vanaf een lagere afvoer buiten haar oevers treden en het maaiveld overstromen. Bij relatief lage afvoeren zal het water binnen het (nieuwe) beekprofiel blijven. Doordat het water een langere weg moet afleggen, is de verwachting dat de afvoer(piek) vertraagd en/of gedempt tot afstroming zal komen. Hierbij is verondersteld dat, wanneer het water buiten het
beekprofiel treedt, lokale depressies en onregelmatigheden ervoor zullen zorgen dat een deel van het water niet of vertraagd tot afstroming komt. Dit tijdelijke bergen heeft eveneens tot gevolg dat de (afvoer)piek wordt gereduceerd en/of vertraagd. Naast dit effect zal een deel van het water over het maaiveld gaan meestromen (meestromende berging). Op het maaiveld zal het water
Tabel 3. Reductie (%) en vertraging (u) van de afvoerpiek voor drie beektrajecten.
Resultaten Bij het zoeken naar de effecten van beekherstel op het afvoerpatroon hebben wij ons geconcentreerd op de vertraging van de afvoerpiek en de reductie van de afvoerpiek ten opzichte van de huidige situatie. Die vertraging is direct benedenstrooms van het herstelde traject bepaald. Deze zijn voor de verschillende beektrajecten weergegeven in tabel 3.
Raamsloop totale oppervlakte stroomgebied totale beekdallengte huidige lengte deeltraject streefbeeldlengte
afvoersituatie 5x per jaar (T = 0,2) 1x per jaar (T = 1) 1x per 10 jaar (T = 10) 1x per 100 jaar (T = 100)
Raamsloop
Tongelreep
2.100 ha 10 km 3,7 km 5,1 km
15.000 ha 20 km 15 km 21,9 km
reductie afvoerpiek 14% 12% 2% 0,5%
vertraging afvoerpiek 24 uur 17 uur 10 uur 8 uur
Afb. 3: Afvoergolven met herhalingstijd (1/jr) voor de Raamsloop.
reductie afvoerpiek 4% 12% 8% 11%
vertraging afvoerpiek 15 uur 17 uur 11 uur 6 uur
Uit de berekeningen blijkt dat de mate van reductie en de vertraging van de afvoerpiek sterk afhangt van de afvoersituatie (zie tabel 3). Over een relatief kort traject is een behoorlijke reductie van de afvoerpiek berekend voor de afvoersituaties T = 0,2 en T = 1. Voor de afvoersituaties T = 10 en T = 100 bedraagt de reductie slechts respectievelijk twee procent en een half procent. Ook de vertraging van de afvoerpiek is het grootst voor de T = 0,2 afvoersituatie (24 uur) en het kleinst voor de T = 100 afvoersituatie (8 uur). De verklaring voor de relatief grote reductie en vertraging van de afvoerpiek voor de afvoersituaties T = 0,2 en T = 1 wordt gezocht in de optredende overstromingen
Afb. 4: Afvoergolven met herhalingstijd (1/jr) voor de Tongelreep.
H2O / 6 - 2007
53
Afb. 5: Overstroming langs de Raamsloop voor en na beekherstel per afvoersituatie.
langs de Raamsloop gecombineerd met de lengtetoename van de beek (kleiner verhang). Afbeelding 5 geeft de maximale overstroming langs de Raamsloop weer voor de huidige situatie (donkerblauw). Het in lichtblauw weergegeven gebied overstroomt extra als gevolg van de beekaanpassing. De maximale overstroming is het gebied dat als gevolg van een afvoersituatie ‘nat’ wordt. Reeds bij de T = 0,2 afvoersituatie treedt de beek in de situatie na herstel voor een groot deel buiten haar oevers en wordt water geborgen op het maaiveld. In de huidige situatie gebeurt dit nauwelijks. Dit in combinatie met het beperkte volume van de afvoergolf (T = 0,2) levert een grote reductie/vertraging op. Ook voor de T = 1 situatie neemt de overstroming fors toe ten opzichte van de T = 0,2 situatie, terwijl in de huidige situatie nog weinig overstroming optreedt. Voor de situaties T = 10 en T = 100 neemt de overstroming (areaal) nauwelijks toe ten opzichte van de T = 1 situatie. Daarnaast is het volume van de afvoergolf groter en vindt in de huidige situatie bij dergelijke afvoersituaties reeds overstroming
plaats (donkerblauw), waardoor het verschil tussen de situatie voor en na beekherstel kleiner wordt. De afvoer van water via het beekdal waarin processen als ‘kortsluiting’ voorkomen, nemen voor de Raamsloop in de situatie na beekherstel het hoofddeel van de afvoer voor haar rekening ten opzichte van de afvoer via de beek. In afbeelding 6 is de afvoer van de beek ten opzichte van de afvoer via het beekdal weergegeven voor de huidige situatie en de situatie na beekherstel (T = 0,2 en T = 100) op een willekeurige locatie in de beek.
Tongelreep In tegenstelling tot de Raamsloop bestaat voor de Tongelreep geen eenduidig verband tussen de afvoersituatie en de mate van reductie en vertraging van de afvoerpiek. In eerste instantie neemt de reductie van de afvoerpiek toe van vier procent voor T = 0,2 naar twaalf procent voor T = 1. Tevens neemt bij een toename van de afvoer de vertraging van de afvoerpiek toe. De verklaring voor de toename van de reductie en de vertraging wordt gezocht in het feit dat voor de afvoersituaties T = 0,2 en T = 1 nog
relatief veel water door de beek stroomt en weinig meestromende berging optreedt (zie afbeelding 7). Het verlengen van de beek heeft voor de Tongelreep dus een groot effect op de reductie en de vertraging van de afvoerpiek voor de afvoersituaties T = 0,2 en T = 1. Voor T = 10 neemt de reductie en de vertraging van de afvoerpiek echter niet toe ten opzichte van de T = 1 afvoersituatie. Dit wordt waarschijnlijk veroorzaakt doordat de meestromende berging nu een grotere bijdrage vormt aan de totale afvoer. Door een toename van de afvoer ontstaat kortsluiting (zie afbeelding 2). Het water wordt niet meer via de langere beekloop afgevoerd, maar komt over het maaiveld tot afstroming en legt als gevolg daarvan een kortere weg af. Het effect van de toename van de lengte van de beek op de reductie en de vertraging wordt tenietgedaan door de kortsluiting. In de T = 100 afvoersituatie is de bijdrage van de meestromende berging aan de totale afvoer relatief groot. Door een toename van de afvoer ten opzichte van de andere afvoer-
Afb. 6: Afvoer via respectievelijk beek en maaiveld (beekdal) voor en na beekherstel van de Raamsloop (T = 0,2 en T = 100).
54
H2O / 6 - 2007
platform
Afb. 7: Overstroming langs de Tongelreep voor en na beekherstel per afvoersituatie.
situaties ontstaat nog meer kortsluiting. Als gevolg hiervan neemt de vertraging in de afvoerpiek verder af. Door het beekherstel overstromen wel grotere delen langs de beek (meer meestromende berging), met name in het bovenstroomse deel. Als gevolg daarvan neemt de afvoerreductie in de T = 100 afvoersituatie weer toe ten opzichte van de T = 10 afvoersituatie.
Conclusies De resultaten van de berekeningen bieden goed inzicht in de effecten van beekherstel op de afvoerpiek voor de Raamsloop en Tongelreep. Het herstel van deze beken leidt voor alle geselecteerde afvoersituaties tot een afvoerpiekreducerend en -vertragend effect. De effecten van het beekherstel voldoen daarmee aan de verwachtingen ten aanzien van de reductie en vertraging van de afvoerpiek. Laagfrequente afvoersituaties (T = 10 en T = 100) leveren relatief weinig reductie en vertraging van de afvoerpiek op, terwijl hoogfrequente gebeurtenissen (T = 0,2 en T = 1) relatief veel vertraging en reductie van de afvoerpiek opleveren.
sionering van de beek, vorm en volume van de afvoergolf, moment van overstromen, optreden van kortsluiting etc. Doordat deze effecten op de afvoergolven sterk afhangen van lokale omstandigheden en de wijze van uitvoering van beekherstel zijn de resultaten van deze studie niet zonder meer te extrapoleren naar andere beektrajecten. LITERATUUR 1) WL|Delft Hydraulics (2004). Release Notes SOBEK v2.09.001. 2) Provincie Noord-Brabant en de waterschappen in Noord-Brabant (2002). Streefbeelden voor beken en kreken in Noord-Brabant.
Een groot aantal factoren zijn van invloed op de vervorming en vertraging van afvoergolven door een beek en/of het beekdal. Hierbij valt te denken aan (lokale) depressies in het maaiveld, het landgebruik, dimen-
H2O / 6 - 2007
55
UW MEDEWERKERS VERKNOCHT AAN NIEUWE PROCEDURES. HET KAN. Veel medewerkers zitten niet te wachten op verandering. Dus kun je ook niet verwachten dat ze nieuwe werkroutines zomaar accepteren. Daarom beschrijven we bij Eiffel niet alleen de nieuwe administratieve organisatie en interne controles. Maar richten we ons ook op de medewerkers zelf. Zo hebben we bij een groot productiebedrijf met 5 verschillende vestigingen in Nederland en België, één uniforme werkroutine geïmplementeerd. Bedrijfsmatig een logische ingreep natuurlijk. Maar krijg de mensen in de organisatie maar eens mee. Dat kan alleen door ze op de juiste manier te betrekken in het voortraject. Want dan merken ze dat de verandering niet opgelegd wordt, maar dat ze die zelf realiseren. En dan worden ze enthousiast. Dan worden medewerkers ‘change agents’. En kan er opeens een heleboel. WWW.EIFFEL.NL
agenda 24 maart, Den Haag Water in ontwikkelingslanden bijeenkomst van de Derde Kamer, een (schaduw)parlement van 120 Nederlanders en 30 mensen uit ontwikkelingslanden die met voorstellen komen om het beleid op het gebied van internationale samenwerking te verbeteren, die deze keer in het teken staat van (drink)water. Informatie: www.dederdekamer.org of Tineke Kabbes (035) 526 20 20.
27 maart, Noordwijk Bouwen met water vijfde editie van het nationaal jaarsymposium over het bouwen op of in water, met dit jaar veel aandacht voor internationale praktijkvoorbeelden en het zogeheten klimaatadaptief bouwen. Organisatie: Elsevier Congressen. Informatie: (070) 441 57 95.
28 en 29 maart, Nieuwegein Nationale Bodem Conferentie 2007 tweedaagse bijeenkomst over alles wat de bodem betreft. De eerste dag staat in het teken van het nieuwe Besluit Bodemkwaliteit, de tweede dag behandelt de financiering, kansen en risico’s van bodemsanering. Organisatie: Studiecentrum voor Bedrijf en Overheid. Informatie: (040) 297 49 24.
29 maart, Vlaardingen Leidraad toetsen regionale waterkeringen boezemkaden symposium over de introductie van het katern Boezemkaden van de Leidraad Toets op veiligheid regionale waterkeringen, met onder andere aandacht voor de afleiding van hydraulische randvoorwaarden voor het boezemwatersysteem en de ervaringen van enkele waterkeringbeheerders met de beoordeling van de veiligheid van de boezemkaden. Organisatie: STOWA. Informatie: (030) 232 11 99.
29 maart, Haarlem Noord-Hollandse zwemwaterdag bijeenkomst voor iedereen die zich beroepsmatig met zwemwater bezighoudt, over de consequenties van de Europese Zwemwaterrichtlijn en de voordelen van de Blauwe Vlag. Organisatie: Provincie Noord-Holland. Informatie: Jolanda Hoogendijk (023) 514 35 55.
29 maart, Eindhoven Legionellapreventie; leidingwater én industriële systemen vierde congres over legionellapreventie, met aandacht voor de wet- en regelgeving, beheermaatregelen, zorgplicht, alternatieve methoden en praktijkvoorbeelden. Met een introductieworkshop op 28 maart. Organisatie: Euroforum. Informatie: (040) 297 49 77.
29 maart, Zoetermeer WaterWeg seminar voor alle betrokken partijen om wateroverlast op bouwlokaties te voorkomen. Organisatie: SBR. Informatie: (010) 206 59 59.
3 april, Amersfoort KRW-netwerk bijeenkomst waarop onder meer het KRWKompas wordt onthuld, een praktische leidraad waarin de bevindingen uit vijf pilots met Nederlandse gemeenten en één buitenlandse pilot zijn samengevat. Organisatie: Leven met Water en KRWnetWRK. Informatie: Pui Mee Chan (033) 468 23 86.
12 april, Tiel Regionale waterberging themamiddag over zowel de hydrologische als de financiële en juridische aspecten van regionale waterberging aan de hand van drie praktijksituaties: één voor laag Nederland en twee voor hoog Nederland. Organisatie: NVA. Informatie: (070) 414 47 78.
13 april, Leeuwarden ‘Vernatuurlijking’ waterhuishouding studiemiddag waarop met een kritisch oog het huidige waterbeheer bekeken wordt, dit naar aanleiding van het versterkte broeikaseffect door de mens en het voortgaande proces van bodemdaling. Aan de orde komen drie scenario’s voor een ‘vernatuurlijking’ van de waterhuishouding. Organisatie: Van Hall Larenstein. Informatie: Marjan Schonenberg (058) 284 61 60.
18 april, Delft Millenniumdoelen symposium over de millenniumdoelen op het gebied van drinkwater en sanitatie en de inzet die Nederland toont om die te halen. Organisatie: Dispuut Watermanagement. Informatie: (015) 278 42 84.
18-19 april, Rotterdam Industrie en milieu tweedaagse beurs voor milieuapparatuur en technieken op het gebied van onder andere waterbehandeling, grondwatervervuiling en riolering. Organisatie: Easy Fairs. Informatie: (0032) 3 260 8140 of www.easyfairs.com.
19 april, Bilthoven Afvalwater: zonde om weg te gooien symposium over duurzaamheid in de afvalwaterzuivering. Organisatie: NVA. Informatie: Jan-Willem Mulder (078) 633 16 68 of Heleen Sombekke (058) 284 62 00 (inhoudelijk) of Tineke Kabbes (035) 526 20 20 (organisatorisch).
24 april, Amersfoort Samen werken aan een optimaal afvalwatersysteem symposium over een doelmatige(re) samenwerking tussen gemeenten en waterschappen in de bebouwde omgeving die
moeten leiden tot een efficiënter afvalwatersysteem. Organisatie: HolaPress Congresbureau. Informatie: (040) 208 60 60.
24-25 april, Leiden Grondwater: omgaan met overlast en onderlast tweedaags congres over de consequenties van de Grondwaterrichtlijn, aansprakelijkheid en verzekerbaarheid van grondwaterschade, industrieel grondwatergeberuik, de aanpak en rolverdeling van grondwaterbeheer en funderingsproblemen en -oplossingen. Organisatie: Studiecentrum voor Bedrijf en Overheid. Informatie: (040) 297 49 80.
25 april, Driebergen Investeringsbudget Landelijk Gebied congres over de samenvoeging van alle overheidssubsidies voor het landelijke gebied in het ILG en bijvoorbeeld de rol van de waterschappen in deze nieuwe financieringsstructuur, die sinds 1 januari geldt en er voor moet zorgen dat projecten voor het buitengebied integraler aangepakt worden door de betrokken partijen en een betere bescherming gaan bieden aan het landelijk gebied. Organisatie: Elsevier Congressen. Informatie: (070) 441 57 95.
26 april, Arnhem Maatschappelijke kostenbatenanalyses symposium over een (digitale) werkwijzer waarmee een maatschappelijke kostenbatenanalyse semi-automatisch kan worden uitgevoerd. Organisatie: STOWA en Leven met Water. Informatie: (030) 232 11 99.
24 mei, Gouda - INSIDE de resultaten van vijf jaar onderzoek naar dijkversterkingstechnieken door Nederlandse kennisinstellingen, ingenieursbureau’s en aannemers worden hier gepresenteerd. Deze onderzoeken werden (mede) gefinancierd door Rijkswaterstaat in het kader van WINN. Organisatie: Rijkswaterstaat en CUR Bouw & Infra. Informatie: (0182) 54 06 50.
31 mei, Wageningen Overstromingsrisico’s, de relatie tussen ruimte, water en risico één van de zes debatten in de maanden januari t/m juni over de inrichting van het landelijk gebied. Organisatie: Tijdschrift Landwerk en KLV Studiekring Land- en Watergebruik. Informatie: Aad Hendrickx (0317) 42 29 66.
7 juni, Rotterdam Transitie naar de eerste klimaatbestendige samenleving ter wereld? slotconferentie van een nationale debatcyclus over water, aarde en samenleven. Organisatie: BlomBerg Instituut. Informatie: Eva Geensen (073) 684 25 26.
H2O / 6 - 2007
57
handel & industrie *thema Egger levert rioolwaterpompen en regelkleppen aan awzi Harnaschpolder Egger Turo Pumps Holland BV uit Hilversum levert de pompen in de awzi Harnaschpolder. Jean-Paul Sion van de Bouwcombinatie Afvalwater Haagse Regio, die verantwoordelijk is voor de technische installaties, noemt de pompen van levensbelang binnen Harnaschpolder. De kwaliteit van de pompen was één van de belangrijkste criteria bij de keuze. De pompen van Egger moeten onder andere het slib persen. In de awzi Harnaschpolder wordt het slib op de bodem van de voorbezinkers verzameld. Met centrifugaalpompen wordt het slib in tanks gepompt. Bovendien wordt binnen de slibindikkers het slib gecirculeerd met centrifugaalpompen. Door de grote debieten zijn wormpompen niet geschikt, hoewel die een logischer keuze zouden zijn dan centrifugaalpompen. De recirculatie in de slibindikkers bedraagt 120 kubieke meter per uur en die in de slibgistingstanks 220 kubieke meter per uur.
De pompen van Egger hebben het zwaar te verduren. Het slib bevat harde stoffen, waaronder zand. Ze hebben dus te maken met flink wat abrasiviteit. Het slibaandeel in de te verpompen massa kan tot 100 gram per liter oplopen. Dat geeft problemen. Er waren maar weinig leveranciers die konden garanderen dat de pompen onder deze condities goed zouden werken.
kleppen zijn volledig vrij van hysteresis en beschikken over goede en 100 procent betrouwbare regeleigenschappen. Dit wordt bereikt door een continue variabele sectie van 0 tot 100 procent, zoals een diafragma van een fototoestel, en door een centrale en zeer doorstromingsgunstige doorgang. Voor meer informatie: (035) 628 72 39.
Voor de beluchting van alle compartimenten is gekozen voor de diafragma regelkleppen van dezelfde leverancier. Deze IRIS-regel-
ODS maakt verbinding met Den Haag Zowel ODS als vele andere bedrijven volgden het selectieproces bij de aanloop van de bouw van de afvalwaterzuiveringsinstallatie Harnaschpolder nauwlettend. Tegenstrijdige berichten zorgden onder de kandidaten voor veel onzekerheid. Geduld en vastberadenheid zijn eigenschappen die niet voor iedere firma zijn weggelegd. ODS wist in 2005 uiteindelijk door te dringen tot de beslissers op het gebied van de aansluitingen voor de waterslagtanks en de verantwoordelijken voor de aansluitingen op de transportleidingen uit de Haagse regio. Dit waren twee afzonderlijk werkende units binnen het consortium. Dit betekende voor ODS onder meer verschillende factuuradressen en afwijkende verzend-, markering- en verpakkingsvoorschriften. Tijdens de eerste vergaderingen zijn de specifieke wensen vertaald naar een passend
58
H2O / 6 - 2007
ontwerp. Met name de drukken en de flensaansluitingen kregen veel aandacht, omdat daarbij geen enkel risico kan worden genomen. ODS zorgde tevens voor een duidelijke installatie-instructie. Voor de waterslagtanks heeft ODS flensadapters in de maten 600 en 800 mm geleverd aan Rossmark. Voor de aansluiting aan de transportleidingen en debietmeters zijn pas- en uitbouwstukken in 1.400, 1.600 en 1.800 mm geleverd aan HSAHR v.o.f. Regelmatig overleg tussen de partijen was noodzakelijk om ervoor te zorgen dat de materialen in de juiste uitvoering geleverd
werden met de bijbehorende testcertificaten en op een logische plek op de immense bouwplaats kwamen te liggen. De nauwe samenwerking heeft ervoor gezorgd dat de materialen probleemloos in gebruik zijn genomen. ODS bestaat als firma in metaal- en nonferroproducten en materialen voor de bouw en industrie inmiddels ruim 200 jaar. Het is één van de grootste multi-metaldistributeurs van Nederland. Voor meer informatie: (0180) 64 03 72.
handel & industrie Kleinschalige waterzuivering in Uganda Met Nederlandse hulp wordt in Uganda op kleine schaal de drinkwatervoorziening verbeterd. Dat gebeurt met compacte zuiveringsinstallaties van Norit Filtrix die op basis van membraanfiltratie werken en toe te passen zijn op scholen en ziekenhuizen. Ex-AKZO-werknemer Kees Ebskamp helpt ter plekke de zuiveringen te monteren. De kinderen in de directe omgeving hebben inmiddels al veel minder last van diarree. Uganda is de verwachting dat het filter meer dan een jaar meegaat. Bezoekers van Aquatech konden afgelopen jaar op de stand van Norit hun visitekaartje achterlaten om mee te doen aan de verloting van een LineGuard-systeem, een point-of-entry waterzuivering. Uit de duizenden visitekaartjes werd onder andere het visitekaartje van de redactie van H2O getrokken. De redactie heeft de zuiveringsinstallatie geschonken aan een kleinschalige ontwikkelingsorganisatie in Uganda, waarover u hieronder meer kunt lezen.
H
et betreft de LineGuard, een decentraal waterzuiveringssysteem van het formaat van een kleine CV-ketel. De leveranncier Filtrix is vier jaar geleden overgenomen door Norit en maakte als eerste produkt een filterpen. Daarna kwamen cartridges voor huishoudelijke zuiveringen op de markt en een aangepaste douchekop voor bescherming tegen Legionella. De LineGuard is een membraanfilterinstallatie met membranen die elke dag automatisch schoongespoeld worden. De zuiveringsinstallatie wordt al gebruikt in Rusland, Duitsland (bij gebruik van eigen bronnen) en her en der ook in Nederland. Het systeem heeft voldoende capaciteit om een klein ziekenhuis van schoon drinkwater te voorzien. Het is eenvoudig aan te sluiten en werkt onder normale waterdruk met een zeer gering stroomverbruik. Een ingebouwde controller zorgt voor een automatische reiniging. Waar de waterdruk onvoldoende is, kan met een eenvoudige pomp volstaan worden. Na verloop van tijd zal het filter wel gaan vervuilen en daardoor blokkeren. Het filter moet dan vervangen worden. Voor de twee inmiddels gerealiseerde installaties in
Nadat contacten waren gelegd met Kees Ebskamp, die na zijn pensionering de stichting Tusaidiane oprichtte voor kleine projecten in onder andere Uganda, leverde Filtrix zuiveringsinstallaties aan een ziekenhuis in de buurt van Entebbe en aan een gezondheidscentrum en een technische school in dezelfde regio in het zuiden van Uganda. Omdat hierdoor de kinderen inmiddels veel minder last van diarree hebben, is Kees Ebskamp aan een volgend project begonnen: een zuiveringsinstallatie voor een weeshuis. Dit voorjaar moet daar een LineGuard geplaatst worden. Het weeshuis staat wat noordelijker in Uganda dan het ziekenhuis en de school. In dit deel van het land woedt sinds 1986 een strijd tussen rebellen en het regeringsleger. De rebellen zijn verantwoordelijk voor veel gruweldaden. Zo vermoorden en beroven ze onschuldige dorpsbewoners en ontvoeren ze kinderen om te dienen in hun leger als soldaten of voedseldragers. Meisjes worden vaak als seksslavinnen aan legercommandanten gegeven. Als ze proberen te ontsnappen, worden ze vermoord door de rebellen of door andere ontvoerde kinderen die daartoe gedwongen worden. Verder speelt aids een grote rol. Duizenden kinderen hebben hierdoor hun ouders verloren. Het LindA-project (Licht in Dynamisch Afrika) verzorgt momenteel twee programma’s voor deze weeskinderen, waaronder een weeshuis voor zo’n 36 kinderen. De waterzuiveringsinstallatie gaat naar dit weeshuis. Het weeshuis bestaat uit twee kleine gebouwtjes met stromend water, maar dat is niet schoon. Het water moet gekookt worden om ziektes (vooral diarree) te vermijden. Hoewel er regelmatig regen
Het weeshuis dat binnenkort ook een compacte waterzuivering krijgt.
Kees Ebskamp helpt zelf bij het monteren van de kleine waterzuiveringskasten.
valt, wordt hiervan geen gebruik gemaakt omdat dakgoten en een opslagbassin ontbreken. Het LineGuard-systeem moet het kraanwater zuiveren van bacteriën en virussen. De installatie kan in de gemeenschapsruimte van het grootste gebouwtje geplaatst worden. Buiten komt een watertank te staan van 2.000 liter en zes watertonnen van 150 liter, elk als buffervoorraad voor momenten waarop er geen water uit de kraan komt. Hiervoor worden dakgoten gemonteerd aan de twee gebouwtjes. Voor de goede werking van de filterinstallatie is een voorzuivering noodzakelijk en een kleine pomp. Van Wijk en Boerma uit Groningen leverde inmiddels de pomp en AllFilter uit Zaandam de voorfilter. Geprobeerd wordt om geld bij elkaar te krijgen om ook nog zonnepanelen op de daken te kunnen plaatsen die energie kunnen opwekken. In totaal kost dit plan rond de 8.000 euro, maar met de donatie van de LineGuard gaat dit al snel naar de helft. Voor de zonnepanelen is een aanvraag ingediend bij de Nederlandse ambassade in Kampala. Voor meer informatie en voor financiële bijdragen kunt u contact opnemen met Frank van Heusden (033) 422 04 40. Het LineGuard-systeem.
H2O / 6 - 2007
59
It would take us
0,00000070 milliseconds to clear this page
It took us over 100 years of experience to get that far Harnaschpolder Al
Nijhuis Pompen BV Nijhuis Pompen BV is een mondiaal opererende pompenfabrikant met meer dan 100 jaar ervaring in het ontwerpen en vervaardigen van pompen en pompsystemen voor uiteenlopende toepassingsgebieden. Met speciale ontwerpsoftware wordt elke pomp geheel volgens klantspeciďŹ catie ontworpen en nadien getest in de testlocatie. De vooraf afgegeven simulatie van de hoogrendabele pomp komt overeen met de prestatie in de praktijk. Klanten van Nijhuis krijgen daarmee de zekerheid dat hun pomp voldoet aan de verwachtingen. www.nijhuis.com.
gezuiverde
Daarnaast wordt deze
afvalwater van de Good pre-treatment Harnaschpolder importance wordt for
het
pomp toegepast voor is of major het verpompen van successful operation
door of yourpompen seawater van RO Nijhuis naar Noordextensive de research
drinkwater in of de plant. After en years industrie. X-Flow is proud to
zee verpompt. vijf present the DeďŹ rst axiaal gedeelde horipre-treatment
dedicated seawater Harnaschpolder: membrane. With its zontale pompen, genaamd Venus, vijf pompen per pomp continuously een capaciteit specialized membrane chemistry anddie characteristics themet SEAGUARD daarvoor ingezet quality zijn uitermate vanproviding 12.670 ma3/h en cost een of opvoerhoogte offers you zijn the highest RO feed water total ownership geschikt voor een dergelijke toepassing. van 39 mlc.visit WWW X Ä&#x152;OW COM lower than existing technologies. For more information
, (# -/ & %,*)' !( ,#+ " # ,' , * . ( " , - ! ( 0, *( .) #(! () #!
Gelders Montagebedrijf en Machinehandel bv heeft ook aan het unieke Harnaschpolder project haar specialisme mogen bijdragen. Ruim 45 jaar ervaring en vergaande technische kennis liggen ten grondslag aan onze know-how. Onze vakmensen bouwen, leveren en monteren kwaliteitsproducten die voldoen aan de strengste eisen. Als gespecialiseerd middelgroot bedrijf kunnen wij flexibel handelen, snelle levertijden hanteren en zorgen voor perfecte montage
GMM Luchttechniek Kerkhofweg 22 8166 HZ Emst Postbus 9 8166 ZG Emst KvK: 08822892 0578-661541 0578-662172 info@gmmluchttechniek.nl
" , ! () ! . *')! ( )' ' * ( $ * )( ! *)% ( / , * # , , ' , ( ( , ' , 1 & ,, *#$
( ') -& . *+,--*, ' ,/ * ( ( * -/ .# ) #(, *( , ,) %)'+, . ( ' " (#+ " / , * # ,' , *+ " , 2 , * #+ )(1 / * &
))* ' * #( )*' ,# 1# )(1 / +#,
Strukton is een onderneming die bestaat uit bedrijven die actief zijn als full-serviceprovider voor infrastructuur en accommodatieoplossingen. De activiteiten van Strukton zijn georganiseerd naar zes werkvelden: • PPS-concessieprojecten: integrale contractvormen zoals DBFM(O) (Design, Build, Finance, Maintain and Operate); • Railinfrastructuur & informatiesystemen: Europese fullserviceprovider van railsystemen (onderhoud, vernieuwing en nieuwbouw); • Civiele Infra: ontwikkeling, ontwerp, realisatie en onderhoud van civiele infrastructurele projecten; • Bouw & Vastgoed: ontwikkeling, realisatie en onderhoud van vastgoed; • Service, beheer, onderhoud, renovaties en nieuwbouw van gebouwgebonden technische installaties: full-serviceprovider van ‘hard services’; • Vastgoedbeheer en facilitymanagement: full-serviceprovider vastgoed. AWZI Harnaschpolder Strukton is een van de partners in Delfluent BV. De kracht van Strukton ligt in de integrale procesbenadering, waarbij voorop staat dat de primaire activiteiten van klanten kunnen doorgaan. Kennis van de processen van klanten is daarvoor een vereiste. Wij zijn een van de pioniers in de ontwikkeling van de Nederlandse PPS markt, waarvan Delfluent een beeldend voorbeeld is. Strukton streeft ernaar om bij alle komende PPS-projecten in Nederland actief betrokken te zijn. Als onderdeel van het BAHR consortium is Strukton ook verantwoordelijk voor de engineering en de bouw van de civiele werken van de afvalwaterzuivering. Tevens verzorgt Strukton de accommodatie van Delfluent Services BV en de logistiek die daarmee samenhangt.
Strukton Westkanaaldijk 2, Utrecht Postbus 1025, 3600 BA Maarssen www.strukton.com info@strukton.com
$ $ $ & # $ $ $ $ $ !$ !$ ! $ $ $ $ $ !$ $ % $ " #,(# , , ," ,! " ! , " , # ,& , # ,4-,& " # ," !# 0,( , " , ## ## ,# #"!# , , , , ,"# ' !, , , , , ## , " , &, , # , # " ,' , , ## 0, , "# , ,! ,' , , , , '" , # , #& ! , ,# #"!# , ., , # # " 0,( , , , &,#" , ## & #& ,& , , # ,## , , , ,! 0
" ! $ $ $ . $ %
% % !