H2O mei 2015

Page 1

5

Maandblad voor waterprofessionals 28 mei 2015 48ste jaargang

www.vakbladh2o.nl

THEMA

REGEN & RIOOL RIOOLHEFFINGEN WAT VERKLAART DIE GROTE VERSCHILLEN? REGEN OPVANGEN: WAT DE BUREN BETER DOEN ALS HET WATER KOMT VLUCHTEN KAN OOK!

ROY KLOOSTERMAN

HOUDT VAN RIOOLWERK IN HET GROOT


2

ACHTER DE

COVER

WIE? Roy Kloosterman (39), die automonteur wilde worden, daarom na de havo voor de mts koos, maar ontdekte dat het vak tegenviel. ‘Kraanmachinist’ luidde het advies na een beroepstest. “Ik kreeg die uitslag op een vrijdag binnen, ging er de ­volgende dag mee naar H ­ oogeboom in Raalte, waar ik diezelfde maandag al als leerling aan de slag kon.” Al 20 jaar werkt hij bij dit ­Overijsselse familiebedrijf. Na diverse opleidingen is hij ‘manusje van alles’ op het gebied van riolering, grondwerk, asbestsanering, sloopwerk enzovoort.

Tekst Barbara Schilperoort Fotografie Kees Hummel

THEMA

REGEN & RIOOL

WAAR? “Op een industrieterrein in Raalte waar we de riolering onder een nieuwe bedrijfshal hebben aangelegd. We doen allerlei rioleringswerkzaamheden: van riolering rondom gebouwen tot een hoofdriolering. Van het ontwerpen, dat wil zeggen bepalen waar de rioolbuizen moeten komen, tot de aanleg. Voor bedrijventerreinen en voor complete nieuwbouwwijken, zoals de Zwolse wijk Stadshagen. Nieuwe rioleringen scheiden vuil en schoon water, dat is tegenwoordig verplicht. Het is namelijk onzin om schoon hemelwater in een riool op te vangen en naar een zuiveringsinstallatie te leiden. Want wat schoon is hoef je niet schoon te maken. Schoon hemelwater gaat daarom vaak via wadi’s de grond in (wadi = een voorziening voor buffering en infiltratie van regenwater, red.). Dat soort dingen doen we ook.” WAT? “Het is belangrijk dat rioolbuizen goed komen te liggen. Dat ze goed op elkaar aansluiten. Zodat de afvoer probleemloos en zonder lekkages kan verlopen. Bij grotere buizen werken we met zijn drieën: een kraanmachinist, een ‘aanpikker’ die de buizen vastmaakt en iemand beneden in de sleuf die erop toeziet dat-ie er goed inligt. Meestal ben ik die man beneden. Weet je dat een goede kraanmachinist tot twee centimeter nauwkeurig een buis kan plaatsen? Die laatste paar centimeters stuur je met de hand bij. Het liefste werk ik met zo groot mogelijke gaten en zo groot mogelijke betonnen rioolbuizen. Zoals bij de riolering rond het Amerikaanse Motorfietsen Museum in Raalte. We hadden twee kranen nodig, om te graven en om de buizen te plaatsen. Eén woog 5 ton! Maar ik doe dus ook allerlei andere klussen, zoals asbestsanering bij sloopprojecten. Het hangt van het aanbod aan werk af. Toen ik hier in dienst kwam, waren we met zijn twaalven. Nu werken er in de vestigingen in Zwolle en Raalte zo’n 40 à 50 mensen. De afwisseling bevalt me goed, net als het buiten werken. Ik hoef niet de hele dag in het hokje van zo’n kraan te zitten. Misschien later weer, als ik ouder ben en het andere werk me te zwaar wordt…”


I

3

NHOUD 4

20 4 RIOOLHEFFINGEN: WAAROM VERSCHILLEN SOMS GROOT ZIJN 20 OPVANG REGENWATER: LEREN VAN BELGIË EN DUITSLAND 30 GEZOCHT: HIGH TECH VOOR HET RIOOL 36 EVACUATIE BIJ EEN WATERSNOOD: HOE MOET DAT DAN?

30 VASTE RUBRIEKEN

36 NR 5 / MEI 2015

10 Hoogstandje De Tuin van Jan: waar water de ruimte krijgt

35 Hoog water De watertoren van landgoed Zonnestraal in Hilversum

12 Waternetwerk • Impressie KNW-voorjaarscongres ‘Gedoe in de ondergrond’ • Stellingen over groene daken • Agenda & Personalia

42 Waterwetenschap • Microverontreinigingen in water verdienen aandacht • Regelbare drainage op de zandgronden - goed idee?

46 Verder op H2O-Online 25 Watertechniek • Brabantse Delta kiest ander beheer Overzicht van nieuwe artikelen op de leidingnet afvalwater website www.vakbladh2o.nl • Hoe kun je werknemers het beste beschermen tegen teken? • Hoogeveen kiest voor gebiedsgerichte aanpak grondwaterproblemen COLOFON Maandblad H2O, H2O-Online en Water Matters zijn uitgaven van de ­Stichting H2O in opdracht van Koninklijk Nederlands Waternetwerk (KNW) UITGEVER Monique­­ Bekkenutte (KNW) HOOFDREDACTEUR Roel Smit REDACTIE Peter Boorsma, Marloes ­Hooimeijer, Dorine van Kesteren, Charlotte Leenaers, Hans Oerlemans, Sander Peters, ­Barbara ­Schilperoort, Martien Versteegh van Wijk, Nico van der Wel R ­ EDACTIEADRES Binckhorstlaan 36, M420, 2516 BE Den Haag, e-mail: Redactie@­vakbladh2o.nl ­ WEBREDACTIE Mirjam ­ Jochemsen ­ REDACTIERAAD René ­ Arninkhof, ­Matthijs van den Brink, Erwin de Bruin, Henk D ­ ekker, ­Henriëtte van Ekert, ­Roberta Hofman-­Caris, Joost Icke, Daphne de Koeijer, ­Warry Meuleman, Hans M ­ iddendorp, Johan van ­Mourik, Jos ­Peters, Jan R ­ oelsma, Joris Schaap, Peter Schipper, Marlies V ­ erhoeven, ­Marie-José van de Vondervoort, Jason Z ­ ondag ­VORMGEVER ­Ronald ­Koopmans ­BLADMANAGEMENT ­Gerrit ­Holtman PRODUCTIE Hoeksjan ­Redactie en C ­ ommunicatie ­ADVERTENTIEVERKOOP PSH M ­ edia ­Sales, Shahin Habbah, Postbus 68, 7000 AB Doetinchem, 0314-355834, e-mail:shahin.habbah@­psh mediasales.nl DRUK ­Senefelder Misset, Doetinchem ­ABONNEMENTEN Secretariaat@vakbladh2o.nl

NR5 / MEI 2015


4

GROTE VERSCHILLEN IN BEHEERKOSTEN RIOOL PER GEMEENTE

DE TOMBOLA VAN DE RIOOLHEFFINGEN B

I

N

G

O

9 20 33 55 61 6 27 39 46 72 12 30

51 64

11 25 40 47 68 10 17 41 57 74

Een meerpersoonshuishouden in Veenendaal betaalt gemiddeld 79 euro aan rioolheffing, een huishouden in Zwartewaterland 375 euro. Dat blijkt uit cijfers die elk jaar worden verzameld door onderzoeksinstituut COELO. Hoe kan het dat de hoogte van de rioolheffing per gemeente zo enorm uiteenloopt? Tekst Peter Boorsma en Roel Smit | Beeld Istockphoto

A


A

ACHTERGROND THEMA

REGEN & RIOOL

I

eder jaar komt het Groningse onderzoekinstituut COELO met een overzicht van de ­tarieven van de belangrijkste heffingen van alle gemeenten. Veel aandacht gaat uit naar de verschillen bij de onroerendezaakbelasting (ozb) en welke gemeente het hoogste en het laagste tarief hanteert. Veel minder aandacht is er voor de rioolheffing. Vreemd, want een gezin betaalt gemiddeld bijna evenveel aan rioolheffing als aan ozb (in 2015 respectievelijk 189 euro en 263 euro per jaar). Daarbij kan de hoogte van de rioolheffing per gemeente enorm verschillen. Zo betalen meerpersoonshuishoudens in Veenendaal gemiddeld bijna 79 euro; in Zwartewaterland maar liefst 375 euro. Waarom zulke grote verschillen? Het kan in ieder geval niet zo zijn dat de ‘dure gemeenten’ de inkomsten uit de heffing uitgeven aan andere zaken. Dat mag namelijk niet. Inkomsten uit de rioolheffing mogen alleen gebruikt worden voor het aanleggen, vervangen en beheer van het riool en sinds 2006 ook voor de afvoer van regenwater en de bestrijding van grondwateroverlast. Als de opbrengsten van de rioolheffing niet kostendekkend zijn, mogen gemeenten wel bijpassen uit de algemene middelen, maar in de praktijk gebeurt dat nauwelijks. Dus dat verklaart de grote verschillen niet. BODEM De samenstelling van de bodem – zand of veen – maakt wel veel uit voor de rioolkosten, vertelt Cees-Anton van den Dool, groepshoofd Advies bij Nelen & Schuurmans. Veengrond is veel zwakker, waardoor verzakkingen, rioolbreuk en lekkages vaker voorkomen en het onderhoud duurder is. Bovendien gaat een stelsel in veengrond misschien veertig jaar mee en een stelsel in zandgrond misschien wel negentig jaar. “Gemiddeld is de rioolheffing in het westen dan ook hoger dan in de rest van het land”, constateert onderzoeker Corine Hoeben van het COELO op basis van haar cijfers. Verder kan de omvang van het buitengebied van invloed zijn, doordat de kosten van de aanleg en het beheer van de riool relatief hoog zijn. Maar ook de voorgeschiedenis is van ­belang. Van den Dool: “Als je voorganger er een potje van heeft gemaakt, zit je met een slecht ­onderhouden stelsel dat veel opknapwerk vergt, of je betaalt nog tientallen jaren enorme afschrijvingen.” Hoeben wijst er verder op dat de aanlegkosten van nieuw riool in een nieuwbouwwijk worden bekostigd uit de grondexploitatie. Een deel van de rioolkosten is dus onzichtbaar, wat vergelijken tussen gemeenten moeilijk maakt. INVLOED Allemaal factoren, die de rioolbeheerder moeilijk kan beïnvloeden. Er zijn echter ook factoren waarop hij wel degelijk invloed heeft. Zo is het de vraag wat je precies verstaat onder rioolbeheer; sommige gemeenten rekenen het straatvegen tot de rioollasten: schone straten helpen immers voorkomen dat de straatkolken verstopt raken. Daarnaast is de hoogte van > NR5 / MEI 2015

De samen­ stelling van de bodem maakt veel uit voor de rioolkosten

5


6

de rioolheffing te beïnvloeden door investeringen sneller of juist langzamer af te schrijven (zie kader Gelijk afschrijven of niet?). Van den Dool: “Al met al wil een lage rioolheffing niet per se zeggen dat een gemeente het goed doet: er zijn te veel factoren die de verschillen kunnen verklaren. Maar op b ­ asis van mijn ervaring kan ik wel zeggen dat een gemeente met goede kennis van de werking en staat van het stelsel, het meestal beter doet. Het leeuwendeel van de rioolkosten betreft vervanging. Er is dus veel geld te besparen door een riool precies op het juiste moment – niet te vroeg, niet te laat – te vervangen.” Met die kennis over het stelsel, valt volgens Van den Dool meer te besparen dan met verdere afstemming met ­andere gemeentelijke afdelingen over het openbreken van ­straten. “Gemeenten zetten natuurlijk al in op ‘werk met werk maken’, maar als je niet oplet, kan het ertoe leiden dat gemeenten riool te vroeg wordt vervangen omdat de straat dan toch open ligt. Mijn aanbeveling: besteed meer geld aan het vergaren van kennis over de werking en de staat van het rioolstelsel.” Hoe gemeenten slim kunnen omgaan met investeringen in aanleg en onderhoud van rioolstelsels? Lees daarvoor ook het artikel op pagina 30: ‘Gezocht! High tech meetmethodes voor het riool’

GELIJK AFSCHRIJVEN OF NIET? Rioolstelsels werden vanouds in twintig, veertig of zelfs tachtig jaar afgeschreven. Onverstandig, vindt programmanager Rob Hermans van stichting Rioned, de koepel voor stedelijk waterbeheer en riolering. Het is veel beter de kosten in één keer voor je rekening te nemen, zodat je toekomstige generaties niet met de kosten opzadelt. De eerste paar jaar pakt dat duurder uit, omdat de ­gemeente de kosten van nu betaalt, plus de aflossingen en rente uit het verleden. Maar op termijn is het toch goedkoper en kan er flink bespaard worden op de jaarlijkse rioolheffing, aldus Hermans. Honorair hoogleraar Economie van de Publieke Sector aan de Rijksuniversiteit Groningen Flip de Kam heeft echter zijn bedenkingen. “Het is vreemd om grote investeringen in één keer af te schrijven. Op investeringsgoederen kan – net als in het bedrijfsleven – het beste worden afgeschreven in een tempo dat overeenkomt met de waardedaling door technische en economische slijtage. Zo bereik je dat elke generatie zijn eigen lasten draagt.”

Afschrijven in één keer betekent volgens De Kam dat in het desbetreffende jaar een enorm verlies wordt geleden, terwijl er in latere jaren een geflatteerd positief resultaat wordt geboekt. “De wens te komen tot een gelijkmatige lastenontwikkeling in de tijd is een ander argument om grote, eenmalige uitgaven via afschrijvingen in de tijd uit te smeren.” Volgens Hermans zijn grote gemeenten prima in staat om het werk aan het riool en dus ook de kosten over de jaren te verdelen. Voor kleinere gemeenten is dat natuurlijk lastiger, maar die kunnen ervoor kiezen een deel direct uit de heffing te betalen en een deel te activeren. Of ze kunnen een spaarpot maken. Hermans: “Het gaat erom dat een goede keuze gemaakt wordt op basis van goede gegevens.” In die afweging moeten gemeenten meenemen dat een riool ontzettend lang meegaat, soms tot honderd jaar. “Het kan gebeuren dat een woonwijk over vijftig jaar wordt afgebroken omdat de woningen niet meer voldoen. Het riool heeft dan geen functie meer. Dan is het maar beter dat het al is afgeschreven. Ook de klimaatverandering kan vragen om een ander soort rioolstelsel. Dat is niet decennia tevoren te voorspellen.”

DE DUURSTE! ‘Zwartwaterland is bezig met een inhaalslag’ “Natuurlijk wordt er gesputterd”, zegt wethouder Dick Visserman van Zwartewaterland. “Maar we hebben wel ons uiterste best gedaan om te verklaren waarom de rioolheffing omhoog is geschoten. Dat wordt nu ook aanvaard.” Een gemiddeld meerpersoonshuishouden betaalt in Zwartwaterland 375 euro per jaar aan rioolheffing; ruim 100 euro meer dan vorig jaar en het hoogste bedrag in heel Nederland. Maar er valt volgens Visserman niet aan te ontkomen. “Het Rijk schrijft voor hoe we met onze zorgplicht afvalwater moeten omgaan, en daar moeten we aan voldoen.” Een probleem in Zwartwaterland is de ondergrond. Die bestaat grotendeels bestaat uit veen, maar net niet genoeg om in aanmerking te komen voor een hogere algemene uitkering van het Rijk. En het is met drie kernen en een enorm buitengebied een weinig compacte gemeente met een relatief groot stelsel. Daarbij is de heffing in voorafgaande ­jaren te laag geweest. Diverse riolen en gemalen moeten vervangen worden en er worden riolen afgekoppeld. Omdat de ­rioolheffing kostendekkend moet zijn, zit er nu niets anders meer op dan de heffing te verhogen. De heffing zal de komende jaren nog wel verder stijgen


ACHTERGROND omdat Zwartwaterland nu ook alle investeringen direct ­afschrijft. De kosten daarvan komen bovenop de aflossingen van investeringen van voorheen. “Na die inhaalslag daalt de heffing hopelijk weer en beschikken we over een goed functionerend rioolstelsel.”

DE GOEDKOOPSTE! ‘Veenendaal kent een historie van lage heffingen en lage ozb’ “Dat Veenendaal met gemiddeld 78,60 euro per huishouden de laagste rioolheffing heeft, kan ik niet op mijn conto schrijven, want ik zit hier pas een jaar”, zegt Frits Beckerman, die als wethouder verantwoordelijk is voor onder meer het rioolbeheer. De hoofdoorzaak voor de lage rioollasten ligt in het feit dat Veenendaal een heel compacte gemeente is met nauwelijks buitengebied. En – anders dan de naam doet vermoeden – ligt Veenendaal vooral op zandgrond, waardoor de riolering langer meegaat. Bovendien zijn er de laatste tientallen jaren twee grote wijken gebouwd. De rioolaanleg is betaald uit de grondexploitatie, maar de bewoners betalen wel mee aan het beheer van het riool in het oude gedeelte. “Veenendaal kan er wel trots op zijn dat we al tien jaar ge-

leden – veel eerder dan veel andere gemeenten – ­proactief zijn begonnen met het vervangen van het riool”, aldus ­Beckerman. “Verder is er een historie van lage heffingen, lage ozb en goed letten op de uitgaven. Zo werken er hier relatief weinig ambtenaren. We hebben een transparante heffing van een woning zoveel en een gebruiker zoveel; dat scheelt in uitvoeringskosten. Kennis over het buitengebied tanken we gratis bij de buurgemeenten Barneveld en Ede, waarmee we op verschillende terreinen samenwerken. En we combineren de werkzaamheden met bijvoorbeeld wegreconstructies. We moeten wel slim zijn, want een forse stijging van de lokale lasten is voor de gemeenteraad ­onacceptabel.”

BESPARINGEN

In 2015 zijn de totale rioolkosten in Nederland met 2,4 procent gestegen tot 1,4 miljard euro. Die stijging komt voor een deel doordat er meer aansluitingen zijn. De gemiddelde rioolheffing per huishouden is met 1,9 procent gestegen. Om in 2020 de jaarlijkse besparing van 210 miljoen euro te halen die in het Bestuursakkoord Water is afgesproken, moeten de uitgaven aan de rioleringszorg met 25 procent dalen ten opzichte van de prognose van de Rioned-Benchmark uit 2010. >

GEMEENTEN VOORZIEN STIJGING RIOOLHEFFING DOOR KLIMAATVERANDERING De overgrote meerderheid (90 procent) van de Nederlandse gemeenten verwacht dat de rioolheffing de komende jaren zal stijgen. Deze stijging zal echter niet extreem zijn. Acht op de tien gemeenten voorzien voor de komende vijf jaar een stijging van minder dan 10 procent of ongeveer ‘gelijk aan de inflatie’. De meerderheid van de gemeenten zegt met deze gelden extra maatregelen te betalen om zich voor te bereiden op klimaatverandering (klimaatadaptatie). Het aantal gemeenten dat zegt burgers en bedrijven te willen aanzetten tot maatregelen, is iets minder groot. Dit blijkt uit een onderzoek van advies- en ingenieursbureau Royal HaskoningDHV onder een kleine honderd gemeenten. Het onderzoek, waarvan de resultaten begin juni ­verschijnen ter gelegenheid van het jaarcongres van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG), geeft een beeld van hoe gemeenten aankijken tegen hun opgaven op het gebied van water en aanpassing aan het veranderende klimaat. Van NR5 / MEI 2015

de ondervraagde gemeenten zegt ongeveer de helft dat ze de afgelopen twee jaar zijn geconfronteerd met schade als ­gevolg van regenwater dat gebouwen instroomde of doorgaande wegen die geblokkeerd raakten. De ondervraagde gemeenten zien voor zichzelf ‘wateroverlast door hevige neerslag’ dan ook als hun grootste weer- of klimaatprobleem op dit moment. Uit een lijst van m ­ ogelijke antwoorden kiezen ruim acht op de tien gemeenten dit als een van de meest urgente problemen. Zaken als overstromingen door hoge waterstanden, hittestress en schade door dalende grondwaterstanden worden veel minder vaak ­genoemd. “Logisch antwoorden”, zegt Arnold Wielinga, senior a ­ dviseur integraal stedelijk waterbeheer bij Royal HaskoningDHV. Hij voerde het onderzoek uit. “Veel water op straat, is een zichtbaar probleem; hinder is meteen duidelijk. Dat het veranderende klimaat ook een probleem veroorzaakt op het gebied >

7


8

ACHTERGROND Gemeentelijke houding t.o.v. stijging rioolheffing (boven) en verwachte ontwikkeling rioolheffing (onder), in % respondenten.

van grondwaterstanden en oppervlaktewaterkwaliteit, zal niet elke gemeente zich nu al realiseren, maar die problemen zijn er wel degelijk.” Gemeenten blijken overigens realistisch bij het inschatten van hun mogelijkheden om de overlast van extreme buien te beperken. Een grote meerderheid vindt dat ‘hinder’ (bijvoorbeeld water op straat) als gevolg van hemelwateroverlast niet altijd valt te voorkomen, maatregelen van de gemeente moeten er vooral op gericht zijn ‘schade’ te vermijden. “Dat stelt gemeenten”, aldus Wielinga, “wel voor de taak de verwachtingen van hun burgers goed te managen, zodat deze weten wat ze wel en wat ze niet van hun lokale overheid ­mogen verwachten.”

Volgens gemeenten acceptabele frequentie van ‘hinder door water op straat’ (boven) en ‘hemelwateroverlast met schade’ (onder), in % respondenten voor de jaren 2013, 2014 en 2015.

Regenwater is volgens de gemeenten die aan het onderzoek hebben deelgenomen een groter probleem dan ­grondwater, hoewel dat per regio sterk zal verschillen. In ruim de helft van de gemeenten was de afgelopen twee jaar sprake van schade die het gevolg was van te hoog grondwater, in slechts een op de tien gemeenten was de afgelopen twee jaar ­schade als gevolg van te laag grondwater (bijvoorbeeld door het rotten van droogstaande houten heipalen). | Het volledige onderzoeksresultaat is (vanaf 2 juni) te vinden op de website van Royal HaskoningDHV. Te raadplegen via de QR-code of kijk op www.royalhaskoningdhv.com


GSM2 Modemlogger

KELLER

grondwater en riooloverstort data draadloos beschikbaar

Waterstanden draadloos beschikbaar per email en FTP

Compatible met globale netwerk frequenties

Tot 5 sensoren per modem (grondwater versie)

SMS Alarm functionaliteit

Geïntegreerde realtime luchtdruk compensatie

Batterij levensduur tot 10 jaar

Volledig op afstand herprogrammeerbaar

Uitstekende datazekerheid

Dataopslag in uw eigen SQL database (geen hosting)

Automatische berekeningen (o.a. overstort, stijghoogte)

Automatische export naar diverse bestandsformaten

Nivosensoren - Grondwater Dataloggers - Riooloverstort Dataloggers - Telemetrie KELLER Meettechniek BV Postbus 59 2810AB REEUWIJK -HOLLAND

WWW.KELLER-HOLLAND.NL subsidiary of KELLER AG für Druckmesstechnik

Tel +31 182 399840 Fax +31 182 399841 E sales@keller-holland.nl


10 THEMA

O

REGEN & RIOOL

HOOGSTANDJE

H2

TUIN VAN JAN: WAAR WATER DE RUIMTE KRIJGT Het is zondag. De voordeur van een schoolgebouw, in een drukke ­Amsterdamse volksbuurt, staat open. Dat geldt ook voor de achterdeur. Zo kom je op het binnenplein erachter. Daar is het rustig: de Tuin van Jan. Hoe buurtbewoners een oude speelplaats omtoverden in een klein paradijs en een echte ‘watertuin’. Tekst Roel Smit | Fotografie Marcel Molle

Buurtbewoners komen er op zondag om in alle rust een boekje te ­lezen. Kinderen lopen met gietertjes af en aan om planten water te geven. En op zaterdag is een min of meer vaste ploeg buurtbewoners bezig met het tuinonderhoud. Je moet het even weten te vinden, maar in ­Amsterdam-West is een ongebruikt binnenterrein twee jaar geleden omgetoverd tot de Tuin van Jan. Deze gemeenschappelijke tuin, genoemd naar drie straten in de ­nabije omgeving (Jan Maijenplein, Jan Evertsenstraat en Jan van ­Galenstraat), is een ontmoetingsplek voor de buurt en een ‘regentuin’. Een groot deel van het regenwater dat op de daken terechtkomt, wordt in twee vijvers opgevangen. En de planten worden begoten met grondwater dat in dit deel van ­Amsterdam niet diep zit. Het binnenterrein was aanvankelijk de zwaar betegelde speelplaats van een school, die bij elke fikse regenbui volledig blank stond. Wat ­trouwens nog altijd geldt voor de kelders van veel winkelpanden in die buurt. De stad heeft nu eenmaal een overdaad aan bestrating, ook op plekken waar dat anders zou kunnen. Vandaar bijvoorbeeld het programma Amsterdam Rainproof, dat Amsterdammers ervan moet doordringen bij bouw- en renovatie­ werkzaamheden veel meer rekening


11 Een groot deel van het regenwater dat op de daken terechtkomt, wordt in twee vijvers opgevangen

te houden met toenemende plensbuien. De Tuin van Jan is volgens Amsterdam Rainproof een prachtig voorbeeld van hoe het ook kan.

Voor ‘Amsterdam Rainproof’ is de Tuin van Jan een voorbeeld van de manier waarop een verharde stad kan omgaan met regenwater (www.rainproof.nl)

Het ontwerp van de Tuin van Jan is gemaakt door tuinarchitecte Sanne Horn, op basis van een ­programma van eisen dat de buurt zelf had opgesteld. Dat programma van eisen was niet ingewikkeld: water, ­bloemen en vooral ook stilte. Dat laatste is ook terug te vinden in de huisregels, die voor de argeloze bezoeker niet te missen zijn. Het project werd financieel gesteund door het stadsdeel West en door woningstichting De Key. Inmiddels is het derde ‘tuinseizoen’ begonnen. Hoe het staat met de ­waterhuishouding? Twee regenpijpen van het schoolgebouw (tegenwoordig de meesteropleiding coupeurs) zijn van het riool afgekoppeld. Tijdens de grote hoosbui van juli vorig jaar hield de tuin zich goed; de vijver overstroomde niet. Hoeveel water de tuin precies opvangt, wil men met watermeters gaan vaststellen. Een punt is nog wel dat de kwaliteit van het regenwater minder goed is dan men zich voor de vijvers zou wensen. Met de juiste waterplanten, het toevoegen van extra zuurstof en de hulp van oesterschelpen (een advies van scheikundestudenten van het Amsterdamse Calandlyceum) moet die waterkwaliteit veel beter worden. NR5 / MEI 2015

Fotobijschrift


12

iStockphoto

MIJN IMPRESSIE

ONDERGROND BLIJKT GROTE ONBEKENDE Wat zich onder de grond bevindt, is voor bijna iedereen het grote onbekende. Dat geldt ook voor overheden, dus alle reden om er op 23 april het voorjaarscongres van ­Koninklijk Nederlands Waternetwerk (KNW) aan te wijden. Een impressie.

De onbekendheid met de ondergrond wordt weerspiegeld in hoe het juridisch geregeld is. Peter de Putter (Sterk Consulting) had dat voor de aanwezigen uitgeplozen (door omstandigheden niet zelf gepresenteerd). In feite is het beheer van de ondergrond niet geregeld, maar wel een aantal activiteiten, zoals het ­lozen of onttrekken van water en het saneren van verontreinigingen. Bovendien is het op verschillend schaalniveau ­geregeld: grondeigenaren op perceelniveau, ­gemeenten en waterschappen op lokaal niveau. Provincies en 25 grote g ­ emeenten op regionaal niveau en het Rijk voor de delfstoffen in de diepere lagen. Tijd voor wat ordening, te beginnen met de rijksstructuurvisie ondergrond (STRONG) en de Omgevingswet. “Zowel boven- als ondergronds is het beter vooraf op basis van gezond boerenverstand je partners op te zoeken dan achteraf in procedures verzeild te raken”, aldus De Putter. In de praktijk komt er best wat van terecht vertelde Lot van Hooijdonk (wethouder Milieu van Utrecht). In Utrecht heeft de gemeente de regie genomen en zorgt door afkopen van verplichtingen en een heffing voor financiële slagkracht. De bodemverontreinigingen worden vooral goed in de gaten gehouden. Dure saneringen worden op dit moment niet meer uitgevoerd. Een forum van bestuurders en andere betrokkenen was het hardgrondig eens dat samenwerken moet. Friso de Zeeuw (BPD) probeerde nog wat steentjes in de vijver te gooien (“WKO neemt af”, “meer lokale afwegingen”) maar onder leiding van dagvoorzitter Jacqueline Cramer (USI) werden de rimpels gauw glad gestreken. Marleen van Rijswick (Universiteit Utrecht) zei zich te verbazen over de aversie tegen regelgeving, “want die stimuleert innovatie”. Dat werd niet ontkend, maar doordat verschillende overheden over hetzelfde aspect beleid en regels hebben, wordt het voor de particuliere initiatiefnemer toch ingewikkeld. “De bodem en het grondwater vormen een systeem en daarvoor hebben we een langetermijnvisie nodig”, was de conclusie.

Het Spoorwegmuseum in Utrecht was het sfeervolle decor voor het KNW-voorjaarscongres

In workshops kon die ingewikkeldheid verder worden u ­ itgediept. Zo lijkt “gebiedsgericht grondwaterbeheer” een ­veelbelovende oplossing, die echter in de praktijk beter “monitoring van verontreinigingspluimen” zou kunnen heten. Bodemdaling lijkt zelfs een onoplosbaar probleem, al kunnen we natuurlijk gewoon doorgaan met ophogen en ook al zakt de boel daardoor alleen maar sneller. Combinatie van functies kan de zaak in ­beweging brengen (dat hebben ze in Groningen gemerkt, maar dat bedoel ik hier niet). Ondergrondse berging van water, ­warmte of koude kan behalve duurzaam ook financieel ­gunstig zijn. ­Communicatie over de ondergrond is lastig omdat het zo onbekend is, dus combineer het met aansprekende bovengrondse ontwikkelingen. Kortom, in de bodem is van alles te beleven. Ook het belang van goed drinkwater wordt beter gediend door verbinding met het bovengrondse. “Het wordt zo druk onder de grond”, vond Blinda de Mol bij de afsluiting. Maar misschien maken we ons boven de grond wel wat te druk met vooral discussies over verantwoordelijkheden. Als alle betrokken samen om tafel gaan zitten en zich eerst een goed beeld vormen van het bodemsysteem dan is er best ­ruimte om ook de ondergrond duurzaam te benutten en elkaar niet met procedures in de weg te zitten. Eilard Jacobs


WATERNETWERK

NIEUWS UIT HET NETWERK VAN WATERPROFESSIONALS

Een gastvrouw, in de huisstijlkleuren van KNW, wijst bezoekers de weg in het Spoorwegmuseum

’s Middags waren er interactieve sessies, onder anderen gegeven door Peter Schipper (Alterra) en Michelle Talsma (Stowa), in dit geval in een historische treinwagon

KNW-CONGRES OP BIJZONDERE LOCATIE TREKT VEEL BELANGSTELLING Foto’s: Jan Willem Houweling

‘Gedoe in de ondergrond’ was op 23 april de titel van het voorjaarscongres van Koninklijk Nederlands Waternetwerk ((KNW). De locatie was weer heel bijzonder: het Spoorwegmuseum in Utrecht. Met interactieve sessies in wacht­kamers en treinstellen. ‘Blinda de Mol’ (actrice Mieke van Akkeren van Theater Tot Genoegen) vindt dat het erg druk wordt onder de grond; rechts dagvoorzitter Jacqueline Cramer

Peter de Putter (achtergrond) moest op het laatste moment verstek laten gaan; zijn betoog werd voorgedragen door KNW-directeur Monique Bekkenutte

Tijdens het congres werd de prijs voor het beste artikel op H2OOnline in 2014 uitgereikt aan Lieke Coppens (tweede van links) en Annemarie van Wezel (rechts), twee van de auteurs van het artikel ‘Impact van rwzi’s op geneesmiddelconcentraties in kwetsbaar oppervlaktewater’. Links KNW-directeur Monique Bekkenutte, tweede van rechts juryvoorzitter Peter de Jong Geanimeerde paneldiscussie. Vanaf links: Friso de Zeeuw (BPD), Marleen van Riswijck (Universiteit Utrecht), Tanja Klip (dijkgraaf Vallei en Veluwe), Roy Tummers (VEMW), Lot van Hooijdonk (wethouder Utrecht), Riksta Zwart (Waterbedrijf Groningen) en dagvoorzitter Jacqueline Cramer

NR5 / MEI 2015

13


14

AGENDA Organiseert u een evenement voor waterprofessionals dat vermelding verdient in de rubriek Agenda? Meld het dan aan de redactie van maandblad H2O: redactie@vakbladh2o.nl

iStockphoto

3 JUNI, TIEL

Vrouwenwaternetwerk: Inspiratie en Motivatie

Jaarlijkse netwerkbijeenkomst vol motivatie en inspiratie voor vrouwen in de watersector, met onder anderen ceo Karin Sluis van Witteveen & Bos. Organisatie: Koninklijk Nederlands Waternetwerk (KNW). www.waternetwerk.nl

3 JUNI, DIEPENVEEN

CoP-bijeenkomst Maaionderhoud

24 JUNI, HEERHUGOWAARD

World café: mediation en de watersector

Eerste van twee kennisbijeenkomsten om de watersector kennis te laten nemen van de inzichten vanuit mediation. Organisatie: Koninklijk Nederlands Waternetwerk (KNW) in samenwerking met Stichting Mediation in Milieu en Ruimtelijke Ontwikkeling en Mediators Federatie Nederland. www.waternetwerk.nl

22-24 JUNI, GRONINGEN

Fish Passage

Internationaal congres over vismigratie. Organisatie: Sportvisserij Nederland in samenwerking met diverse kennisinstellingen en stichtingen in binnen- en buitenland. www.fishpassageconference.com

25 JUNI, BRUSSEL

Eerste bijeenkomst van de nieuwe Community of Practice (CoP) Beheer en Onderhoud over maaien, voor onderhoudsmedewerkers, hydrologen en ecologen van waterschappen en advies­ bureaus. Organisatie: Stichting Toegepast Onderzoek Waterbeheer (Stowa) in samenwerking met waterschap Aa en Maas. www.stowa.nl

Water innovation Europe 2015: the role of water in the circular economy

5 JUNI, TIEL

28 JUNI–3 JULI, DEN HAAG

Introductiedag youg professionals in de water­sector

Introductiedag voor nieuwe medewerkers met een overzicht van de actuele thema’s, verschillende spelers en mogelijkheden in de sector. Plus mogelijkheid om te netwerken. Organisatie: Jong KNW. www.waternetwerk.nl

9-12 JUNI, DELFT

Deltares Softwaredagen

Uitgebreid programma voor Nederlandse gebruikers en ontwikkelaars van software op het gebied van water, ondergrond en infrastructuur. De focus ligt op software, softwareontwikkelingen en vernieuwende softwaretoepassingen. Organisatie: Deltares www.dsd-nl.nl

16 JUNI, VELP

Beleving van vaarwegen

Onderweg-naar-huis-bijeenkomst over ‘aquapunctuur’ van lokale, regionale, nationale en ook internationale vaarwegen. Organisatie: Koninklijk Nederlands Waternetwerk (KNW) in samenwerking met hogeschool Van Hall Larenstein. www.waternetwerk.nl

Jaarlijkse Europese stakeholderconferentie met als thema (afval-) water in de circulaire economie. Organisatie: European Technology Platform for Water (WssTP) www.waterinnovationeurope.eu

IAHR World Congress ‘Deltas of the future’

Internationaal congres over delta’s van de wereld en wat daarmee samenhangt. Organisatie: International Association for Hydro Environment Engineering and Research (IAHR). www.iahr2015.info

2 JULI, AMERSFOORT

‘Zachter drinkwater’

Seminar voor drinkwaterbedrijven en waterschappen met sprekers uit de drinkwaterbranche, de waterschapswereld en de wasmiddel- en wasmachinebranche. Organisatie: Stichting ­Toegepast Onderzoek Waterbeheer (Stowa) in samenwerking met KWR Watercycle Research Institute. www.stowa.nl

7 SEPTEMBER, DEN BOSCH

World café: mediation en de watersector

Tweede kennisbijeenkomst om de watersector kennis te laten nemen van de inzichten vanuit mediation. Organisatie: Koninklijk Nederlands Waternetwerk (KNW) in samenwerking met Stichting Mediation in Milieu en Ruimtelijke Ontwikkeling en Mediators Federatie Nederland. www.waternetwerk.nl


WATERNETWERK

NIEUWS UIT HET NETWERK VAN WATERPROFESSIONALS

17 SEPTEMBER, BREDA

Vlaams - Nederlands (Industrieel) Water­ symposium - De waarde van water

MEDICIJNEN IN AFVALWATER: BOEMERANG OF GEEN PROBLEEM?

Gezamenlijk Vlaams – Nederlands symposium over efficiënt gebruik van water, energie en grondstoffen. Organisatie: ­Stichting Kennisuitwisseling Industriële Watertechnologie (SKIW) in ­samenwerking met Vlaams Kenniscentrum Water (VLAKWA) en Koninklijk Nederlands Waternetwerk (KNW). www.skiw.nl

PERSONALIA Johan van den Elzen neemt eind 2015 ­afscheid als directievoorzitter van adviesen ingenieursbureau Movares. Van den ­Elzen is sinds 2007 voorzitter van de groepsdirectie van Movares Group BV. In totaal heeft hij ruim 27 jaar bij Movares en de voorgangers ervan gewerkt. Van den Elzen wordt opgevolgd door Sander Eijgenraam. Eijgenraam (1964) is nu divisiedirecteur Ruimte, Mobiliteit en Infrastructuur bij Movares en zal dit najaar de taken van Van den Elzen gaan overnemen. William van Niekerk treedt per 1 juni toe tot de directie van advies- en ingenieursbureau Tauw. Hij wordt lid van de tweehoofdige raad van bestuur van Tauw Group BV onder voorzitterschap van Annemieke Nijhof. Van ­Niekerk (45) is momenteel directeur Corporate Social Responsibility bij Koninklijke BAM Groep. Daarvoor was hij directievoorzitter van BAM Infraconsult, het advies- en ingenieursbureau van BAM. In zijn nieuwe functie zal Van Niekerk zich richten op het versterken van Tauws positie op de internationale markt, waar het bedrijf zich voornamelijk richt op de industriële sector.

WIE PITCHT OP HET KNW-NAJAARSCONGRES? Op 27 november opent het Gooiland theater in Hilversum de ­deuren voor het najaarscongres van Koninklijk Nederlands Waternetwerk (KNW). Thema is dit jaar asset management. De beoogde doelgroep bestaat uit een mix van waterbedrijven, waterschappen, gemeenten, kennisinstellingen en adviesbureaus, oftewel asset owners, asset managers en service providers. De organisatie is inmiddels druk bezig met het samenstellen van het kennisprogramma en het uitnodigen van sprekers. De bedoeling is dat er volop kruisbestuiving ontstaat tussen verschillende sectoren in de waterwereld. Tijdens het najaarscongres is er vanwege het succes van de vorige editie in de arena gelegenheid om een pitch te houden van 5 ­minuten. Wie interesse heeft, kan een pitch met als thema ‘Wat wil jij kwijt over asset management?’ insturen naar info@waternetwerk.nl

NR5 / MEI 2015

Veel belangstelling voor het seminar ‘Medicijnen in afvalwater’ in het UMC Groningen. Aan het woord is dagvoorzitter Alex Friedrich

Medio maart werd in Groningen het seminar ‘Medicines in wastewater: boomerang or no problem?’ gehouden. Onder leiding van dagvoorzitter Alex Friedrich (UMCG) gingen ongeveer 130 deelnemers uit Nederland en Duitsland met elkaar in gesprek over medicijnresten en antibioticaresistentie in de watercyclus. Het seminar, georganiseerd door Universitair Medisch Centrum Groningen (UMCG), Wetsus en WLN, had een sterk intersectoraal karakter: 40 procent van de aanwezigen kwam uit de zorg, 60 procent uit de waterwereld. Het was een waardevolle dag, vooral omdat twee werelden verenigd waren en er goede kennisdeling op gang kwam. Gertjan Medema (KWR) presenteerde een systematische ­aanpak voor het schatten van medicijnvrachten die via huishoudelijk afvalwater het oppervlaktewatersysteem bereiken en daarmee mogelijk ook drinkwaterbronnen. Daarna werden de resultaten gepresenteerd van twee recente gebiedsstudies uit Groningen en Oldenburg. Centrale vraag: welke bijdrage leveren de lokale ziekenhuizen aan geneesmiddelenvrachten op rioolwaterzuiveringsinstallaties? Sanne van den Hengel (Wetsus) presenteerde nieuwe resultaten over antibioticaresistentie in Friesland. Ook Heike Schmitt (IRAS/ UU) ging in op antibioticaresistentie in de watercyclus: wat is de bijdrage van ziekenhuizen? En welke rol spelen rioolwaterzuiveringsinstallaties bij verspreiding via horizontale genoverdracht tussen bacteriën? ’s Middags was het de beurt aan de ziekenhuizen. Hajo Grundmann (UMCG) ging in op de rol van verschillende actoren in de gezondheidszorg bij de wereldwijde verspreiding van resistentie tegen antibiotica. Preventieve maatregelen en opkomende technologie voor curatieve maatregelen werden gepresenteerd. In de slotsessie lag de nadruk op brongerichte maatregelen, zoals personalized drug supply om de verstrekking van ­geneesmiddelen zo goed mogelijk af te stemmen op de individuele patiënt, en green pharmacy: integrale ketenbenadering bij de ontwikkeling en het gebruik van medicijnen. Aan het einde van de dag kwam een boeiende discussie op gang. Daarbij werd het beeld bevestigd dat oplossingen om medicijnen en antibioticaresistentie uit te watercyclus te weren op dit ­moment niet eenvoudig te realiseren zijn. Peter van der Maas

15


16

Groene dakbedekking op het groothandelsgebouw in het centrum van Rotterdam

DAK GROEN? DAT MOET JE DOEN! Groene daken: ze zijn er nog maar heel weinig. Toch hebben begroeide daken veel voordelen. Vandaar een seminar over dit onderwerp, georganiseerd door Stowa, Rioned en ­Koninklijk Nederlands Waternetwerk (KNW). Een persoon­lijke impressie. Een groen begroeid dak. Dat houdt water vast en zorgt daardoor voor minder riooloverstorten of wateroverlast in het s­ tedelijk gebied. De planten dragen bij aan schone lucht en biodiversiteit. Meer groen, dus ook groene daken, in de stad zorgen voor matiging van het hitte-eilandeffect bij hoge temperaturen. Maar ook in huis worden temperatuurverschillen gedempt. Een groen dak absorbeert ook geluid en het ziet er, voor hen die er op uitkijken, grazig uit. Waarom heeft eigenlijk niet iedereen een groen dak? De publicatie van het Stowa-Rioned onderzoek Groene daken, nader beschouwd was aanleiding voor een seminar op 22 april. Co-auteur Kees Broks (Broks-Messelaar consultancy) liet zien dat het hydrologische effect vooral ontstaat doordat neerslag eerst geborgen wordt op het dak en dan verdampt. Het is de kunst om het optimum te vinden; als je teveel berging hebt, duurt het verdampen te lang. Agnes van Zoelen (hoogheemraad Schieland en K ­ rimpenerwaard) en Isabelle Diks (wethouder gemeente Leeuwarden) ­lieten blijken dat bestuurders graag willen dat gebouweigenaren groene daken aanleggen. Ze geven er ook subsidie voor. Rotterdam en Amsterdam zijn ook bezig met stimuleren, ­kortom: het ontbreekt niet aan bestuurlijk draagvlak. Voorbeeldprojecten zijn er natuurlijk ook. Het ­‘­­experimentendak’ van NIDO-KNAW in Wageningen is de proeftuin. ­Sacha Stolp (Ingenieursbureau Amsterdam) vertelde enthousiast dat het ­Polderdak in Amsterdam er vooral gekomen is door de koppen bij elkaar te steken (overheid/bedrijven, doeners/ handhavers etcetera) en door te pakken. Op veel plekken in ons land zijn al groene ­daken te zien. Maar van alle sprekers had er maar één een groen dak(je).

Kennelijk is enthousiasme alleen toch niet genoeg. Wat uit de discussie vooral bleek, is dat we als gesegregeerde overheden niet goed uit de voeten kunnen met een integrale oplossing als een groen dak. De gemeentelijke subsidie levert je voor een normaal woningdak een paar honderd euro op en veel administratieve rompslomp. Het waterschap maakt het nog i­ngewikkelder door ook nog gebiedspecifiek te willen ­kijken of het wel bijdraagt aan de wateropgave (en de subsidie van het waterschap is veel ­lager). Verder maken de overheden zich druk over ‘handhaafbaarheid’. Blijft het groene dak wel zijn ­bijdrage leveren of wordt het toch weer versteend? Uit o ­ogpunt van waterbeheersing ­willen we ­eigenlijk nog liever groen-­blauwe daken (een groen dak met een extra bergende functie door gereguleerde afvoer), die dragen echt bij aan de opvang van neerslagpieken, maar wil de gebruiker dat ook? Het zou al enorm helpen als gemeente en waterschap zich (gezamenlijk) buigen over de toegevoegde waarde voor de stad in plaats van het rendementsdenken over facetvraagstukken als luchtkwaliteit en klimaatbestendigheid. Waar het op het symposium niet over ging is hoe je als particuliere eigenaar er toe komt een groen dak te maken. Dat gebeurt niet tijdens het lopen langs de schappen van de bouwmarkt. Het komt aan de orde bij nieuwbouw of renovatie. Wordt het alternatief van groene daken op die momenten wel onder de aandacht gebracht? Ligt hier niet een rol voor de markt; ontwerpers en leveranciers? Door de koppeling met grote investeringen ligt het tempo van verandering in elk geval niet hoog. Misschien zijn we te ongeduldig, bij zonnepanelen (best te combineren trouwens) zit het tempo er ook pas na enkele decennia in. Enthousiasme, voorlichting , zelf het goede voorbeeld geven en het vooral niet zo ingewikkeld maken, dát is wat gemeenten en waterschappen te doen staat. Eilard Jacobs

Foto David Rozing / Hollandse Hoogte

iStockphoto

MIJN IMPRESSIE


WATERNETWERK

NIEUWS UIT HET NETWERK VAN WATERPROFESSIONALS WATEROPLEIDINGEN PUBLICEERT CURSUSAANBOD 2015/2016 8 STELLINGEN OVER GROENE DAKEN Tijdens het seminar ‘Groene daken verdienen een plek in de klimaatactieve stad’ bogen de deelnemers (waterschappen, gemeenten, kennisinstellingen, marktpartijen) zich onder leiding van Carleen Mesters en Dieter de Vroomen over de toekomst. Ze deden dit aan de hand van stellingen. Onderstaand een selectie van de stellingen van de deel­ nemers, die een bijdrage kunnen leveren aan de constructie van groene, begroeide daken in Nederland. 1. Blijf monitoren op bestaande (en nieuw aan te leggen) groen-blauwe daken om te leren wat wel en niet werkt. 2. Doe onderzoek naar aspecten als bodem(leven), biodiversiteit, vegetatie, hittestress en luchtkwaliteit om naast de relatie met water een integraal beeld te krijgen van de werking van een groen-blauw dak. 3. Zorg dat de resultaten van de watercoalitie op het N ­ IOO-dak en de modellering in Raintools zoals beschreven in de brochure ‘Groene daken nader beschouwd’ van Stowa/ ­ Stichting Rioned beschikbaar komen in een toolbox, waarmee gemeenten en waterschappen meerwaarde kunnen doorrekenen. 4. Pas bestaande regelgeving aan (NEN-normen, bestemmingsplannen, Bouwbesluit) en neem waterretentie op daken in een gecertificeerd watermanagementsysteem op. 5. Laten we vooral ook aan de slag gaan met de aanleg van groen-blauwe daken, en niet te veel in regels willen vastleggen, geef ruimte aan de markt om te experimenteren en daarvan te leren, en maak bijvoorbeeld gebruik van innovatiebudget en de experimentenwet van minister Plasterk. 6. Gemeenten en woningcorporaties, geef het goede voorbeeld door eigen gebouwen te vergroenen, zorg voor een toolkit/ steunpunt groen-blauwe daken en zorg voor PR via onder andere open dakenroutes, dakfestivals, een GroenDakApp etcetera; maak gebruik van remote sensing ­technieken. 7. Het is van belang een goed maatschappelijk verdienmodel te ontwikkelen, waarin alle relevante belangen zijn opgenomen, zodat de kosten en baten toegerekend kunnen worden aan de juiste baathouders. 8. Betrokkenheid van onderwijs is van belang, zowel bij het optuigen van specifieke (wo/hbo-) bachelor en m ­ asterstudies, het uitdragen van bestaande kennis als het aanbieden van stageplaatsen. Meer informatie (waaronder de publicatie Groene daken, nader beschouwd) is te vinden op de website van de Stichting Toegepast Onderzoek Waterbeheer (Stowa). www.stowa.nl

NR5 / MEI 2015

De brochure van Wateropleidingen voor het cursusjaar 2015/2016 is uit. De brochure zet het actuele cursusaanbod, inclusief een ­aantal nieuwe opleidingen, op een rij, overzichtelijk ingedeeld per vakgebied en geïllustreerd met quotes van ­vooraanstaande waterprofessionals. De brochure vormt de etalage van het aanbod van Wateropleidingen. Deze beslaat het hele waterwerkgebied, van drinkwater tot waterveiligheid en van waterzuivering tot onderhoud. ­Wateropleidingen organiseert up-to-date vakopleidingen om waterprofessionals naar een hoger kennisniveau te brengen, met kennis uit de praktijk, overgedragen door waterprofessionals zelf. Nieuw in de brochure is een selectie van onderwerpen uit bestaande opleidingen, die vanaf dit jaar ook als korte cursus worden aangeboden. Dit zijn vooral onderwerpen die onderhevig zijn aan snelle ontwikkelingen en slimme innovaties, zoals membraanfiltratie, de nieuwe hygiënecode, normering van ­waterkeringen en de Energie- en nutriëntenfabriek. De brochure is vrijblijvend aan te vragen via info@wateropleidingen.nl of telefoonnummer (030) 60 69 400. Kijk voor meer informatie op de website. www.wateropleidingen.nl

16 JUNI: BELEVING VAN VAARWEGEN Op 16 juni houdt Koninklijk Nederlands Waternetwerk (KNW) in Hogeschool Van Hall Larenstein in Velp de onderweg-naar-huisbijeenkomst ‘Beleving van vaarwegen’. De bijeenkomst, die begint om 16.00 uur, is bedoeld voor waterschappen, gemeenten en hun adviseurs op het gebied van ruimtelijke kwaliteit en inrichting van watergangen. Die middag maken bezoekers kennis met ‘aquapunctuur’. Het netwerk van binnenlandse vaarwegen staat onder druk. De centrale overheid laat het vaarwegbeheer in belangrijke mate over aan lagere overheden, die zich vervolgens concentreren op hun kerntaken: waterkwantiteit en waterkwaliteit. De sterke ­specialisatie van de ruimtelijke disciplines zorgt er tegelijkertijd voor dat de bevaarbaarheid van ons watersysteem niet meer vanzelfsprekend is. Aquapunctuur is een methode voor aanpassing en verbetering van de binnenlandse vaarwegen en hun waterfronten om een duurzaam economisch en ecologisch gebruik ervan te bewerkstelligen. Het heeft betrekking op de lokale, regionale, nationale en ook internationale binnenlandse vaarwegen, inclusief de uiteindelijke verbinding met de zee. Elk schaalniveau heeft daarbij zijn eigen betekenis en levert een bijdrage voor het gehele vaarwegennetwerk. De bijeenkomst is inclusief een broodje tussendoor en een borrel achteraf. Meer informatie en aanmelden op de website. www.waternetwerk.nl

17


18

WATERNETWERK

NIEUWS UIT HET NETWERK VAN WATERPROFESSIONALS

WELKE STUDENTEN PITCHEN OP HET VLAAMS-NEDERLANDS WATERSYMPOSIUM 2015?

NIEUWS

MEDIATION EN CONFLICTEN BIJ COMPLEXE GEBIEDSPROCESSEN Koninklijk Nederlands Waternetwerk (KNW) en de Stichting Mediation in Milieu en Ruimtelijke Ordening (MRO) houden dit jaar twee bijeenkomsten over mediation. Het thema is ‘Hoe voorkom je conflicten bij complexe gebiedsprocessen? En als ze er zijn: hoe los je ze op?’. De eerste bijeenkomst is op 24 juni in samenwerking met het hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier (HHNK) in Heerhugowaard. Waterschappers kunnen in hun taakuitvoering niet zonder samen­ werking. Samenwerking met een veelheid aan actoren, elk met hun eigen doelen, belangen, kennis, cultuur en agenda. En in processen die steeds complexer worden, in het bijzonder door de ruimtelijke ordening en bescherming van het milieu, maar ook door eisen aan leefbaarheid en bedrijvigheid. Inzichten en ervaringen vanuit de watersector zelf, maar ook uit het werkveld van mediation kunnen helpen om deze processen efficiënter en effectiever te laten verlopen en waar nodig vlot te trekken. Dat scheelt tijd, geld en levert een beter eindresultaat op, en een goede verstandhouding als basis voor een duurzame relatie. Met dit symposium wil de organisatie deze inzichten en ervaringen delen met betrokken professionals en in gesprek van elkaar leren. Die professionals kunnen omgevingsmanagers, projectmanagers of beleidsmensen zijn, maar bijvoorbeeld ook dijkwerkers, boeren, mediators, mutual gain aanpak-deskundigen, waterbeheerders, assetmanagers en omgevingsjuristen. Na keynotes van een ervaren mediator en HHNK-deltaprogrammeur Henk Schobben gaan de deelnemers in kleine groepen in gesprek. Dat gebeurt in een wereldcafé-setting, in drie rondes aan de hand van de feiten uit een aantal concrete cases. Samen beantwoorden ze de hamvraag: hoe zouden wij het aangepakt hebben?

iStockphoto

KORT

De organisatie van het Vlaams-Nederlands Watersymposium 2015, op 17 september in Breda, is op zoek naar enthousiaste studenten met een oog voor watergerelateerde uitdagingen in de industriële sector, die hun ervaring en werk willen pitchen op het symposium. De pitches van maximaal 7 minuten worden gehouden tussen de lezingensessies. De voorkeur gaat uit naar pitches van concrete projecten met bewezen resultaten. Denk bijvoorbeeld aan het toepassen van innovatieve technieken of het optimaliseren van een proces. Door deel te nemen kunnen studenten hun kennis over innovatieve technieken, industriële best practices of ­vernieuwende diensten en producten vergroten en delen met (toekomstige) collega’s. Het thema van dit symposium is ‘De waarde van water - ­Efficiënt gebruik van water, energie en grondstoffen’. De bezoekers zijn behalve industriële procestechnologen, watertechnologen, watermanagers en bedrijfsmanagers ook procestechnologen van adviesbureaus, studenten, waterschappen en vertegenwoordigers van de toeleverende industrie. Het symposium biedt een uitgebreid lezingenprogramma en een beperkte vakbeurs. Er is gelegenheid om te netwerken. Wie wil meedoen, kan uiterlijk 1 augustus reageren door een samenvatting van zijn pitch (maximaal één A4) te sturen naar Yannick Severin, Jong KNW: yannick.severin@witteveenbos.com. Deze samenvatting is de basis waarop zal worden geselecteerd voor het pitchprogramma. Neem voor vragen contact op met de Yannick Severin: yannick.severin@witteveenbos.com/ 06-10611299, of kijk op de website. www.skiw.nl

19 NOVEMBER:

REGIEOVERHEDEN: HEBBEN WE OVER 30 JAAR SPIJT?

iStockphoto

De themagroep Stedelijk water van Koninklijk Nederlands Waternetwerk (KNW) houdt op 1 ­ 9 november samen met de gemeente Amersfoort in congrescentrum De Observant een (laagdrempelige) themamiddag over regieoverheden met als thema ‘Hebben we over 30 jaar spijt?’ Tijdens dit evenement moeten de voor- en nadelen van regievoering door overheden boven water ­komen en een antwoord worden gevonden op de vraag in hoeverre een persoon, bedrijf of instantie inhoudelijke kennis nodig heeft om goed te functioneren. Gemeenten hebben minder geld beschikbaar. Een gevolg hiervan is dat gemeenten overgaan op het voeren van regie. De themagroep wil daarom tijdens de themamiddag stilstaan bij de voor- en ­nadelen ervan. Naast het delen van kennis is het de bedoeling om bezoekers handreikingen te doen voor de toekomst. Daarnaast is er gelegenheid om te netwerken met collega’s. De bijeenkomst is bedoeld voor gemeenten en waterschappen, maar ook uitvoerende partijen, ­nutspartijen en het bedrijfsleven zijn van harte welkom. Meer informatie op de website. www.waternetwerk.nl


Uw partner in: (mobiele) slibontwatering en slibDroging HYDraUlisCH en meCHanisCH baggeren sCHoonmaken van slibgistingtanks sCHoonmaken van belUCHtingbassins boUw en verHUUr van apparatUUr en installaties

Onze toonaangevende Compact PLC heeft nu nog meer ingebouwde functies Met de lancering van de FX5U compact PLC onderdeel van de iQ-F serie, heeft Mitsubishi Electric ’s werelds best verkopende PLC nog beter gemaakt. Sinds de lancering van de originele FX 35 jaar geleden heeft Mitsubishi meer dan 15 miljoen eenheden wereldwijd verkocht. Elke nieuwe generatie van de FX heeft een nieuwe standaard gezet, en niet alleen op compact PLC gebied. Opeenvolgende vernieuwingen en verbeteringen hebben deze compact PLC’s in een andere dimensie geplaatst met prestaties die voorheen het exclusieve domein van de grotere controlesystemen waren. Nu, met de introductie van de FX5U, heeft Mitsubishi deze controllers een enorme prestatieverbetering gegeven gericht op verwerkingskracht, uitbreidingsmogelijkheden, ingebouwde speciale functies en positionering & motion control. Tegelijkertijd profiteren gebruikers van eenvoudiger programmering en minder onderhoudsinspanningen om de TCO aanzienlijk te reduceren. Nieuw ingebouwde speciale functies zijn: – Networking – Analog, Ethernet – Motion Control & Positioning

– Data logging – IPR Protection & Security – Inverter Communications

kUrstjens is tevens speCialist in extraCtieve gronDreiniging

MaiL OnS info@kurstjens.nl Meer inFO www.kurstjens.nl

Waterstromen B.V. exploiteert industriële afvalwaterzuiveringen en vergisters in geheel Nederland. Industrieën die deze activiteiten wensen uit te besteden zijn bij ons aan het juiste adres. De aanleiding is veelal een benodigde uitbreiding, nieuw- of verbouw van uw installatie, of de wens om U te concentreren op uw kernactiviteiten. Waterstromen is bereid bestaande installaties over te nemen en te investeren in uitbreidingen, aanpassingen of nieuwe installaties. Waar mogelijk maken we graag gebruik van innovatieve en duurzame processen en creëren we waarde uit afval. De betrouwbaarheid zal echter altijd worden geborgd. In onze bestaande installaties produceren we waardevolle fosfaatmeststof (struviet). We beschikken over ervaring met duurzame stikstofverwijderingstechnieken en optimaal gebruik van de vrijkomende energie. We zoeken voortdurend naar nieuwe mogelijkheden om de efficiency van onze processen te verbeteren, om componenten terug te winnen en daarvoor nuttige toepassingen te vinden.

Meer informatie op nl3a.mitsubishielectric.com of per telefoon 0297 250 350.

Samenwerken met Waterstromen resulteert steeds in synergie. Waterstromen kan uw waterzuivering compleet ontzorgen. Samen met u vinden wij de beste oplossing.

Waterstromen B.V. Postbus 8 7240 AA LOCHEM

AD_MELSEC_IQ_F_88x238_H20.indd 1

BeL OnS 073 599 66 08

11.05.15 10:29

T (0573) 298 551 F (0573) 298 562

E info@waterstromen.nl I www.waterstromen.nl


A

20

HEMELWATEROPVANG: WAT WE LEREN WE VAN BELGIË EN DUITSLAND?

MET EEN REGENTON REDDEN WE HET NIET Tekst Marloes Hooimeijer en Roel Smit | Foto Michiel Wijnbergh Fotografie / Hollandse Hoogte

Extreme neerslag is een van de gevolgen van een veranderend klimaat. Hemelwater lokaal verwerken in plaats van afvoeren via het (overbelaste) riool, kan een slimme optie zijn. In België en in Duitsland worden grond­ eigenaren hiertoe verplicht en financieel gestimuleerd. Nederland houdt het intussen bij een subsidietje hier en daar. En er kan zoveel meer, óók met bestaande regels. Leren van de buren!


A

ACHTERGROND THEMA

REGEN & RIOOL

De overheid doet het soms, zoals de gemeente Rotterdam op het Bellamyplein in de wijk Spangen. Dat plein werd heringericht om het regenwater beter op te vangen, zodat het riool niet overbelast wordt. Burgers verplichten tot eigen regenwateropvang is in Nederland nog minder gebruikelijk

D

e steden verharden, het klimaat verandert. Er vallen steeds meer zware regenbuien, die steeds vaker zorgen voor wateroverlast, omdat het water in al dat ­verharde oppervlak nergens naartoe kan, terwijl de riolen overlopen. “In ­Nederland wordt veel gepraat over klimaatadaptatie,” zegt Hiltrud Pötz van a ­ telier Groenblauw, “maar de maatregelen die wij hier nemen voor een meer natuurlijke omgang met hemelwater zetten weinig zoden aan de dijk.” In Duitsland en België maken nationale en lokale overheid hier tenminste echt werk van. Door ‘afkoppelen’ van het publieke riool te verplichten, dan wel financieel te stimuleren met een aparte regenwaterheffing (zie kader Grote verschillen in regelgeving). De nadruk in beide landen ligt op het lokaal verwerken van hemelwater door perceeleigenaren, via opvang in een hemelwaterput en infiltratie in de bodem (door minder verhard oppervlak, doorlatende verharding of ondergrondse infiltratiekratten en grindbakken). De maatregelen dienen meerdere doelen in één. Naast het voorkomen van overbelaste ­riolen, kan gebufferd hemelwater bijvoorbeeld drinkwater vervangen bij het doorspoelen van het toilet of in periodes van droogte worden benut voor irrigatie. Infiltratie in de bodem kan ook dienen om de grondwaterstand op peil te houden. GROTE GEREEDSCHAPSKIST Dat is dus iets anders dan het aanleggen van gescheiden riolering voor afvalwater en hemelwater, waarmee je deze lokale voordelen niet kunt behalen. Hoewel gescheiden rioleringen in Nederland steeds gebruikelijker worden, zelfs verplicht zijn bij nieuwbouw, blijft het > NR5 / MEI 2015

21


22

HOE HET OOK KAN: WEEBOSCH (NOORD-BRABANT) In 2012 was de maat vol voor dorpskern ­Weebosch (­gemeente Bergeijk, Noord-­ Brabant). Toen er na een hevige bui weer water in de straten en

stimuleren van afkoppelen volgens Pötz steken op het niveau van “een subsidieregeling hier en daar”. Gemeenten stellen dan, soms samen met het waterschap, subsidie per vierkante meter beschikbaar voor het inrichten van groene daken of het ontharden van tuinen. Terwijl ze op grond van bestaande wet- en regelgeving “van alles kunnen regelen”, zegt Rob Hermans, financieel specialist van Rioned. “Via een gemeentelijke verordening kunnen ze bijvoorbeeld een gebied aanwijzen waar bewoners hemelwater op eigen terrein moeten gaan bergen. Of ze kunnen dit eisen bij nieuwbouw, zoals de gemeente Vught doet.” Maar die ‘grote gereedschapskist’ van gemeenten, wordt in de praktijk zelden tot nooit volledig benut. Dat houdt verband met de Nederlandse traditie van ‘ontzorgen’, waarbij overheden zichzelf allerlei normen opleggen, zoals een bergingsnorm voor zware regenbuien. Rioolbeheerders nemen doorgaans liever zelf maatregelen dan dat ze dat van eigenaren verlangen. “Wie zegt mij dat de maatregelen die op eigen terrein worden genomen over tien jaar nog werken?”, is een belangrijke vraag die volgens Hermans in die afweging meespeelt.

huizen stond, gingen dorpsraad en gemeente in gesprek. Uitkomst: zo veel mogelijk hemelwater gaan verwerken in eigen tuin of directe omgeving – prima mogelijk op de hoge

“Nederland is het meest gerioleerde land van Europa. Wij zijn alleen maar aan het optimaliseren”, beaamt ook Andy Engel, Specialist Civiel (Riolering & Watertaken) bij de gemeente Bergeijk. Tegelijkertijd ziet zijn gemeente zich gesteund door het succes van het project ­‘Natte voeten in Weebosch’ (zie kader Hoe het ook kan: Weebosch (Noord-Brabant) ), waarin meer eigen verantwoordelijkheid in hemelwaterbeheer aan bewoners werd gevraagd. “In ons beleidsplan riolering staat inmiddels een zinsnede die verwijst naar dit Weebosch-model. De gemeenteraad staat er heel positief tegenover.”

zandgrond. Gemeente Bergeijk en waterschap De Dommel stelden een stimuleringsbedrag beschikbaar: 8 euro per vierkante meter afgekoppeld dakoppervlak. Een technisch specialist adviseerde huis-aan-

TARIEFDIFFERENTIATIE De gemeente Westland en het hoogheemraadschap van Delfland (extra kwetsbaar voor ­hemelwateroverlast in hun laaggelegen en dichtbebouwde gebied) lieten atelier Groenblauw een inventarisatie maken van de Duitse praktijk. “Op grond daarvan kijken we nu hoe in het gemeentelijk rioleringsplan en in ons eigen waterbeheerplan meer nadruk te leggen op ­lokale, natuurlijke hemelwateropvang”, zegt Bas Nanninga, senior beleidsadviseur water­ keten van het hoogheemraadschap van Delfland. Wellicht komt daarin ook het instrument van tariefdifferentiatie terug, zoals dat in Duitsland zo goed werkt: ““We zijn er nog niet uit of dat ook voor onze regio de beste keuze is.”

huis wat te doen. Bewoners hielpen elkaar bij het realiseren van de afgesproken infiltratievoorzieningen. De gemeente zorgde voor afkoppeling van een deel van de wegverharding. In totaal is meer dan 2 hectare afgekoppeld. De natte maand augustus 2014, met meerdere zware buien, bewijst dat het

“De Duitse praktijk werkt stimulerend, creëert bewustzijn en is eerlijker”, aldus Pötz. “Als je, zoals in Duitsland, jaarlijks 500 euro moet betalen voor afvoer van je regenwater, terwijl je met een investering van 200 euro kunt afkoppelen, dan denk je daar wel goed over na. Zo’n prikkel hebben we hier ook nodig. Dan komt er hier net als in Duitsland een bloeiende markt voor afkoppelproducten tot stand. Als ik in Nederland een infiltratiekrat wil hebben, moet ik dat nu nog online bestellen. In de Nederlandse bouwmarkt kun je hooguit een regenton kopen.” Met een regenton gaan we het niet redden, maar of zo’n financiële prikkel er gaat komen? Hermans: “Gemeenten hebben weliswaar de vrijheid tot heffingsdifferentiatie, maar aanpassing van de maatstaf kan tot maatschappelijke onrust leiden. En gemeenten vrezen de administratieve last als zij moeten gaan inventariseren welke eigenaar hoeveel oppervlakte op het riool heeft aangesloten. Als bouwgegevens straks technisch beter ontsloten raken, wordt dit wellicht eenvoudiger.”

werkt: géén meldingen van wateroverlast in Weebosch.

De zuiveringsheffing van de waterschappen biedt momenteel geen ruimte om lokale hemelwaterverwerking te stimuleren, zegt Nanninga. “Maar misschien moeten we daar gezien de klimaatveranderingsopgaven in de toekomst ook naar kijken. We heffen nu op vuillast, >


ACHTERGROND

GROTE VERSCHILLEN IN REGELGEVING NEDERLAND

De meeste Duitse gemeenten streven bij

Voor nieuwbouw regelt het Bouwbesluit

nieuwbouwgebieden of bij herstructure-

2012 dat afvoerleidingen voor h ­ uishoudelijk

ringen een ‘naturnahe’ (dicht bij de natuur

afvalwater en hemelwater op het p ­ erceel

staande) waterhuishouding na. De richtlijn

gescheiden moeten blijven. Als een ge-

van Hamburg bijvoorbeeld is erop gericht

meente bij nieuwbouw infiltratie op eigen

zo veel mogelijk regenwater lokaal vast te

terrein verplicht wil stellen, kan zij dat doen

houden: decentraal infiltreren, doorlatende

met een verordening of maatwerkvoor-

verhardingsmaterialen en regenwater voor

schrift op basis van de lozingsbesluiten

toiletspoeling. Bovendien gelden in veel

(Het Activiteitenbesluit, het Besluit lozing

gemeenten aparte heffingen voor afvalwater

afvalwater huishoudens (Blah) en het

en regenwater. Eigenaren betalen alleen

Besluit lozen buiten inrichtingen (Blbi), voor

voor dat deel van het regenwater dat van

respectievelijk lozing door bedrijven, parti-

hun erf in het regenwaterriool terechtkomt

culieren en vanuit de openbare ruimte).

en niet voor het deel dat wordt vastge-

Voor bestaande bouw kunnen gemeenten

houden of geïnfiltreerd. Dit biedt ook voor

via een gemeentelijke verordening, op grond

bestaande bouw een prikkel tot afkoppelen.

van de Wet milieubeheer (Wm), e ­ igenaren in

Meer informatie: www.ateliergroenblauw.nl

een bepaald gebied voorschrijven hemel­

(zoeken onder architectuur)

water op eigen terrein te bergen. Bij individuele lozers kunnen gemeenten

BELGIË

ook maatwerkvoorschriften opleggen.

Het uitgangspunt van de Vlaamse verorde-

Gemeenten hebben de mogelijkheid te

ning voor hemelwater (aangescherpt per

differentiëren in de rioolheffing. Ze mogen

2014) is dat bij bouw, herbouw of uitbreiding

zelf de grondslag bepalen waarop ze heffen,

de overloop naar het riool wordt geminima-

dus dit kan bijvoorbeeld ook het ‘afvoerende

liseerd en vertraagd, om zo wateroverlast

oppervlak’ als heffingsmaatstaf zijn. Als

bij extreme regenval te voorkomen.

een perceeleigenaar voor (een deel van) zijn

De verordening bepaalt dat perceeleigena-

­oppervlak afkoppelmaatregelen treft, kan

ren regenwater in eerste instantie zo veel

dat vertaald worden in een lagere heffing.

mogelijk zelf moeten gebruiken, bijvoor-

Informatie: www.riool.net, ‘Module A2100

beeld voor toilet en wasmachine, en het res-

Aansluiten en lozen’ (voor leden van Rioned)

terende deel moeten infiltreren en bufferen. Een nieuwe eengezinswoning groter dan

DUITSLAND

40 vierkante meter moet een regenwaterput

Vanaf maart 2010 is in Duitsland iedere

hebben van minstens 5.000 liter. Infiltratie-

eigenaar van een nieuw bebouwd perceel

voorzieningen, zoals waterabsorberende

verplicht het regenwater gescheiden van het

infiltratieblokken, moeten een capaciteit

afvalwater te verzamelen, te infiltreren of

hebben van 25 liter per vierkante meter

aan een regenwaterriool aan te bieden. Dit

afwaterend oppervlak.

is geregeld in de (landelijke) Wassergesetze

Meer informatie: www.vlario.be/dossiers/

en in enkele verordeningen per deelstaat.

hemelwater

NR5 / MEI 2015

‘De Duitse praktijk werkt stimulerend, creëert bewustzijn en is eerlijker’

23


24

ACHTERGROND terwijl de meeste kosten zitten in de hydraulische capaciteit die we nodig hebben voor de regenwaterafvoer. Je kunt ook op hoeveelheid wateraanvoer of op hoeveelheid aangesloten dakoppervlak heffen.” DEREGULERING Hermans vindt het jammer dat het Rijk in het nieuwe Bouwbesluit (2012) niet gelijk goed geregeld heeft dat ­gemeenten infiltratie op eigen terrein verplicht mogen stellen. Daar moet nu eerst nog een verordening of maatwerkvoorschrift aan te pas komen. “Maar aangezien straks de lozingswetgeving door de komst van de Omgevingswet (rond 2018)

helemaal gaat veranderen, kijken we dan of er een betere regeling mogelijk is.” Zolang deregulering politieke mode is, zal centraal verplichten zoals in België en Duitsland bij ons niet snel gebeuren. “Ik zeg ook niet dat het landelijk in regels gegoten moet worden, maar er mag op nationaal niveau wel wat meer ­gedaan worden aan voorlichting en bewustwording richting de burger op dit punt”, bepleit Pötz. “Het past niet bij elkaar dat het ministerie dat aan de ene kant verantwoordelijk is voor meer klimaatadaptatie, aan de andere kant ondertussen meer bebouwing wil toestaan via deregulering. Terwijl het een feit is dat de stad dag in, dag uit verder verhardt.” |

HOE HET OOK KAN: TYTSJERKSTERADIEL (FRIESLAND) Tytsjerksteradiel, een gemeente vlakbij Leeuwarden met 32.000 inwoners, heeft het roer in 2007 omgegooid. Particuliere kavels, bestemd voor de verkoop, worden sindsdien voorzien van een systeem voor hergebruik van regenwater. De koper moet dat betalen: 4.000 euro. De systemen leveren een besparing aan drinkwater op van 50 procent, waarmee de terugverdientijd op ongeveer negen jaar komt. Het systeem bestaat onder andere uit Put voor opvang van regenwater: een capaciteit van 7,5 kubieke meter

een tank van 7,5 kubieke meter, waarin het regenwater wordt opgevangen dat op het dak valt. Door middel van een pomp

wordt het vervolgens het huis ingebracht waar het gebruikt wordt voor de toiletspoeling, de wasmachine en de buitenkraan. Als de put leeg is, wordt omgeschakeld naar leidingwater. Iedere woning heeft een informatiepaneeltje waarop bewoners kunnen zien hoeveel regenwater ze gebruikt hebben en dus hoeveel drinkwater is bespaard. De openbare gebouwen die een vergelijkbaar systeem hebben, zijn ook voorzien van zo’n informatiepaneel. De gemeente Tytsjerksteradiel wil haar inwoners vooral bewust maken van het belang van voldoende schoon drinkwater. Gelegen in een waterwingebied ziet ze de problemen die ontstaan door oppompen van grondwater zoals inklinking en verzilting. De ambitie bestaat nog om voor de brede school ook een lespakket te ontwikkelen om de bewustwording bij leerlingen te stimuleren. De watertanks zijn bovendien een innovatieve manier van waterberging; het waterschap accepteert dat 50 procent van de inhoud van de putten meegeteld wordt voor de wateropgave van de gemeente. Meer informatie: www.t-diel.nl


WATERTECHNIEK

25

TECHNISCHE INFORMATIE UIT DE WATERSECTOR

HOOGEVEEN KIEST VOOR GEBIEDSGERICHTE AANPAK GRONDWATERPROBLEMEN In de gemeente Hoogeveen hebben alle betrokken partijen ­gekozen voor een gebiedsgerichte aanpak van de grondwaterproblemen. Met deze aanpak wordt een beter resultaat (tegen lagere kosten) verwacht dan wanneer – zoals tot dusver de gewoonte was – elke vervuiling afzonderlijk wordt aangepakt. De projectgroep wordt gevormd door de gemeente Hoogeveen, de Regionale Uitvoeringsdienst Drenthe (RUD), de provincie Drenthe en de Waterleidingmaatschappij Drenthe. Bij het proces zijn verder aanwezig: het waterschap Hunze en Aa’s en betrokken bedrijven. Hoogeveen kampt al jaren met een ingewikkelde verontreiniging van het grondwater, waarvan de exacte omvang nog niet volledig in beeld is. Er duiken nog voortdurend nieuwe verontreinigingen op. Het grootste vervuilingsprobleem betreft vluchtige koolwater­ stoffen, die met name aan het begin van de twintigste eeuw door uiteenlopende industriële bedrijven als oplosmiddelen zijn gebruikt. Ze vormen een directe bedreiging voor de waterwinning en daarmee voor de drinkwaterproductie, waarvan de locatie in de jaren tachtig al een keer is verplaatst.

Tijdens een eerste sessie, waaraan alle betrokken partijen meededen, werden de ambities en maatschappelijke opgaven van de partijen gedeeld. Belangrijk resultaat van deze sessie was de wens om gezamenlijk verder op te trekken. De ideeën van de eerste sessie zijn uitgewerkt in de vorm van zes kansen voor het gebied, die tijdens een tweede sessie inmiddels zijn besproken en beoordeeld. Samen hebben de sessies geleid tot een heldere lijn voor het vervolg van het project. Centraal in de aanpak van de verontreiniging van bodem en grondwater staat het veiligstellen van de drinkwatervoorziening. Binnen deze aanpak worden mogelijkheden gecreëerd voor stedelijke herstructureringsopgaven van de gemeente en het benutten van bodemenergie. De aanpak moet er volgens de betrokken partijen toe leiden dat de verontreinigingen geen bedreiging worden voor de kwaliteit van het oppervlaktewater. Meer informatie over de gebiedsgerichte aanpak in Hoogeveen is verkrijgbaar via: Klaas van der Veen (Regionale Uitvoeringsdienst Drenthe; k.vanderveen@ruddrenthe.nl) en Erik Dusseljee (gemeente Hoogeveen; e.dusseljee@dewoldenhoogeveen.nl

BRABANTSE DELTA WIL ANDER BEHEER LEIDINGNET AFVALWATER Waterschap Brabantse Delta heeft gekozen voor een andere aanpak van het beheer van de 370 kilometer rioolbuizen die het in beheer heeft. De oude benadering van ad hoc repareren wat nodig is, wordt vervangen door een structurele aanpak om problemen voor te zijn. Met de methode, die volgens Brabantse Delta nog door geen ander Nederlands waterschap wordt toegepast, verwacht men minder vaak voor “onaangename verrassingen” te staan . De professionalisering concentreert zich op drie aspecten. Ten eerste is bekeken of het waterschap op de leidingen een ‘zakelijk recht’ heeft (bijvoorbeeld een afspraak met een grondeigenaar), dat het waterschap altijd toegang geeft tot de leiding. Bij meer dan de helft van het leidingnet bleek zo’n zakelijk recht niet te bestaan. Een groot deel van het leidingnet loopt door ­gemeentelijke gronden zonder dat de juridische status goed is geregeld. Deze leidingen moeten worden opgenomen in bestemmingsplannen van

NR5 / MEI 2015

gemeenten; deze bestemmingsplannen (vooral rondom kwetsbare locaties als wegen, bebouwde en agrarische terreinen) worden nu door het waterschap nauwlettend in de gaten gehouden. Ten tweede wordt planmatig aandacht besteed aan inspectie van de staat van de leidingen; dat gebeurde tot dusver niet. De inspecties worden uitgevoerd door mensen en (bij kleinere leidingen) door robotwagens. Ten slotte ontwikkelt Brabantse Delta prestatie-indicatoren om na te gaan welke delen van het systeem relatief veel energie gebruiken om het afvalwater te transporteren. Een uitgebreid artikel over dit onderwerp werd voor H2O-Online geschreven door Rien van Wanrooij, Steven Marijnissen en Marian Adolphs (allen waterschap Brabantse Delta). Het is te lezen door gebruik te maken van de QR-code of te kijken op www.vakblad h2o.nl

iStockphoto

Het oplossen van dit type grondwaterproblemen is complex omdat schuldigen vaak niet meer zijn aan te wijzen. Vaak sterven processen die aanvankelijk met enthousiasme zijn gestart een stille dood, vanwege gebrek aan commitment van (een deel van) de partijen. In Hoogeveen werd daarom een projectgroep gevormd die zich als doel heeft gesteld de belangen en uitdagingen (op het gebied van bodem en water) van alle betrokken partijen goed in

beeld te brengen. Daarbij is een aanpak gehanteerd die ook bij mediation wordt toegepast: het op een neutrale manier in kaart brengen van de verschillende belangen om draagvlak te vinden voor oplossingen. De neutrale rol binnen de projectgroep wordt ingevuld door Otto Lussenburg (LuCsim) en Cors van den Brink (Royal HaskoningDHV).


26

iStockphoto

iStockphoto

FIETSPAD VAN TOILETPAPIER Wetterskip Fryslân gaat onderzoeken hoe wc-papier uit afvalwater gebruikt kan worden voor het maken van asfalt. Het waterschap spreekt van een “wereldprimeur” en stelt voor dit onderzoek 42.000 euro beschikbaar. In het project wordt onderzocht hoe wc-papier met behulp van een fijnzeef uit afvalwater kan worden gehaald. De cellulose die na het zeven overblijft, kan worden ingezet als grondstof, bijvoorbeeld in asfalt. Met dit asfalt wordt een stuk fietspad aangelegd dat voor publiek toegankelijk is. De voorbereidingen zijn vorige maand begonnen. De verwachting is dat het fietspad dit najaar kan worden aangelegd. Het project is een gezamenlijk initiatief van provincie Fryslân en Wetterskip Fryslân.

NEREDA RUKT VERDER OP IN ZUID-AFRIKA De afvalwaterzuiveringstechnologie ­Nereda van advies- en ingenieursbureau Royal HaskoningDHV wordt toegepast op de zuivering van H ­ artebeestfontein in Zuid- Afrika. WEC Projects uit ­Johannesburg, won met Nereda de aanbesteding van afvalwaterbedrijf ERWAT om de capaciteit van de zuivering van ­Hartebeestfontein met 5.000 kubieke ­meter per dag uit te breiden. De Nereda technologie – uitgevonden door de TU Delft en ontwikkeld in samenwerking met Stichting Onderzoek Toegepast Waterbeheer (STOWA), de Nederlandse waterschappen en Royal HaskoningDHV – zuivert afvalwater met aerobe bacteriën die groeien in compacte korrels. Er zijn wereldwijd tientallen installaties in bedrijf en in aanbouw, onder meer in ­Brazilië, Australië en in het Zuid-Afrikaanse ­Gansbaai en Wemmershoek.

HVA ONDERZOEKT PRAKTIJK KLIMAATBESTENDIGE STAD De Hogeschool van Amsterdam HvA (lectoraat ‘Water in en om de Stad’) is een tweejarig onderzoek begonnen naar de manier waarop gemeenten hun ruimtelijke inrichting het beste kunnen aanpassen aan extreme weersomstandigheden. Dit onderzoek, genaamd ‘De klimaatbestendige stad, inrichting in de praktijk’ wordt mogelijk gemaakt door subsidie vanuit het Raak-programma. In het kader van dit programma (dat wordt uitgevoerd door de Stichting Innovatie Alliantie) werken hogescholen, publieke organisaties en ondernemers samen aan innovatievraagstukken. Klimaatverandering betekent meer extremen: meer en zwaardere buien, meer ­droogte en meer hitte. Bij de ruimtelijke inrichting van steden is daar vaak onvoldoende ­rekening mee gehouden. Dit heeft tot gevolg dat de stad vaker geconfronteerd wordt met ­problemen zoals waterschade aan woningen en bedrijfspanden, paalrot door te lage grondwaterstanden en gezondheidsproblemen als gevolg van hitte. Groeiende overlast, schade, veiligheidsrisico’s en kosten maken een stad onaantrekkelijk. Klimaatbestendige inrichting is daarom noodzakelijk, zoals op rijksniveau is vastgesteld met de Deltabeslissing Ruimtelijke adaptatie. Lokaal (gemeentelijk niveau) blijken er echter nog veel vragen te zijn over wat klimaat­ bestendige inrichting is en hoe het in de praktijk te brengen. Samen met de gemeenten Amsterdam, Hoogeveen, Eindhoven en Houten, het watercyclusbedrijf Waternet en de Hanzehogeschool Groningen zijn lector Jeroen Kluck en onderzoekers Ronald Loeve, Lisette Klok en Wiebe Bakker gestart met het onderzoek. Zij gaan hittestress nader analyseren, ontwerpen van ruimtelijke inrichting verder uitwerken en onderling vergelijken. Dit zal leiden tot een handreiking voor gemeenten om beter uitvoering te kunnen geven aan klimaatbestendige inrichting. Nadere informatie: Hogeschool van Amsterdam, Jeroen Kluck, e-mail: j.kluck@hva.nl, telefoon: 06-51707783


WATERTECHNIEK

27

TECHNISCHE INFORMATIE UIT DE WATERSECTOR

WATERSCHAP VERPLANT ZELDZAME ORCHIDEE

ONLINE ‘ATLAS NATUURLIJK KAPITAAL’ BIEDT WATERSECTOR VEEL INFORMATIE

De Atlas Natuurlijk Kapitaal is een uitwerking van de EU-Biodiversiteitsstrategie. De Europese Commissie heeft de EU-lidstaten gevraagd om te rapporteren over de staat van de ecosystemen en de mate waarin die in staat zijn ecosysteemdiensten te leveren. In Nederland zijn de Europese doelstellingen vertaald in de Uitvoeringsagenda Natuurlijk Kapitaal, een rijksagenda met een groot aantal actiepunten. De Atlas Natuurlijk Kapitaal is een groeimodel. De informatie wordt de komende jaren verder aangevuld en toegankelijk gemaakt voor nieuwe doelgroepen. De atlas gaat waterbeheerders bijvoorbeeld informatie bieden die kan helpen bij een integrale aanpak van de waterveiligheid. Bijvoorbeeld door concepten uit ‘Bouwen met de Natuur’ te integreren in de uitvoering van het Hoogwaterbeschermingsprogramma. Waterbeheerders kunnen de atlas ook inzetten om de maatschappelijke baten van duurzaam waterbeheer in beeld te brengen. En dat kan weer helpen het waterbewustzijn van burgers te vergroten. Een uitgebreid artikel over de Atlas Natuurlijk Kapitaal werd voor H2O-Online geschreven door Ton Breure (RIVM en Radboud Universiteit Nijmegen), Martijn Thijssen en Caroline Veerdonk (beiden ORG-ID). Het is te lezen door gebruik te maken van de QR-code of te kijken op www.vakbladh2o.nl

NR5 / MEI 2015

Er wordt gewerkt aan de ­dijken, sluizen en gemalen langs het Volkerak-Zoommeer. Deze werkzaamheden zijn nodig om het Volkerak-Zoommeer vanaf 2016 in te zetten als waterberging. De waterberging wordt benut als de deltawerken zijn gesloten en de grote rivieren een hoog waterpeil hebben. De waterberging kan 200 miljoen kubieke meter water opnemen en daarmee zorgen voor een waterpeildaling van een halve meter op het Hollands Diep. Dit project is één van de 34 maatregelen van het programma Ruimte voor de Rivier van Rijkswaterstaat.

iStockphoto

Binnenkort verschijnt de eerste online versie van de Atlas Natuurlijk Kapitaal. Op deze website (www.atlasnatuurlijkkapitaal.nl) is informatie te vinden over ecosystemen, hun kwaliteit en over hun capaciteit om zogeheten ecosysteemdiensten (drinkwater, landbouwgrond, energie en dergelijke) te leveren. Daarnaast wordt informatie beschikbaar gesteld over de manier waarop men duurzaam gebruik kan maken van natuurlijk kapitaal. De eerste versie van digitale atlas biedt vooral veel informatie voor onder anderen waterbeheerders en gebiedsontwikkelaars.

Het waterschap Brabantse Delta heeft vorige maand bekend gemaakt dat de bijenorchis, een beschermde zeldzame soort orchidee, wordt verplant vanwege werkzaamheden aan de waterberging Volkerak-Zoommeer. De bijenorchis, die groeit op enkele dijk­lichamen van het waterschap, is een plantensoort van ongeveer 20 tot 50 centimeter hoog, die bloeit in de periode mei tot en met juli. Om de planten te behouden worden ze verplant naar een andere locatie.


28

WATERTECHNIEK

TECHNISCHE INFORMATIE UIT DE WATERSECTOR

HOE KUN JE WERKNEMERS HET BESTE BESCHERMEN TEGEN TEKEN? Werknemers ‘in het groen’, die veel buiten werken, lopen risico op een tekenbeet. Dat geldt dus ook voor veel werknemers van waterschappen en drinkwaterbedrijven. Met name in de periode maart tot november zijn teken actief. Werkgevers hebben een rol bij het beschermen van hun medewerkers. Hoe zit dat precies? Er zijn aanwijzingen voor een toename van het aantal teken in de natuur. Door een tekenbeet kan de ziekte van Lyme worden overgebracht. Deze wordt veroorzaakt door de Borrelia-bacterie. Eenmaal in het lichaam, richt de bacterie zich vooral op de huid, zenuwweefsel, gewrichten en het hart. De meest voorkomende vroege klachten zijn een vlek- of ringvormige rode verkleuring van de huid. Onopgemerkt kan de ziekte overgaan naar een ­volgende fase. Dan kunnen neurologische, gewrichts- of hartklachten ontstaan. Hoe eerder de ziekte wordt opgemerkt hoe beter de behandelmogelijkheden. Een werkgever heeft volgens de Arbowet de verplichting om een beleid te hebben inzake ziekteverwekkers door het werk. Lyme is tevens een erkende beroepsziekte voor een aantal groepen werknemers, waarmee de verantwoordelijkheid toenemend bij de werkgever gelegd wordt. Risicofuncties zijn: muskusrattenvangers, medewerkers uitvoering watersysteem, landmeters, handhavers, adviseurs, projectmedewerkers en veldwerkers. Preventie • Wees bewust van het risico bij werken in hoog gras en struik­ gewas. • Draag ook op warme dagen bedekkende lichte kleding (lange broek, broekspijpen in de sokken, dichte schoenen) en een pet. • Draag bij voorkeur permetrine-geïmpregneerde (tekenwerende) kleding. Wees terughoudend met het (veelvuldig) gebruik van producten met DEET. • Onderzoek het lichaam (bij elkaar) grondig op teken aan het einde van de dag.

Een tekenbeet opgelopen? Wat nu? Het kan zijn dat na een tekenbeet vragen ontstaan, of iemand heeft na een tekenbeet tijdens het werk mogelijk Lyme-gerelateerde klachten en weet niet goed waar hij of zij hiermee terecht kan. Een werkgever kan hiervoor de ondersteuning regelen van het Meldpunt Tekenbeten van PrikPunt, onderdeel van VaccinatieZorg. Dit meldpunt beantwoordt vragen als: • Is het een tekenbeet? • Is de teek juist verwijderd? • Moet antibiotica voorgeschreven worden? • Hoe om te gaan met gezondheidsklachten na een tekenbeet? Als de werkgever een contract heeft met het meldpunt, kunnen werknemers op een centraal punt terecht met vragen en voor begeleiding. De verpleegkundige van het meldpunt neemt de situatie door, geeft advies en bepaalt of het nodig is om te starten met antibiotica. Dit gebeurt aan de hand van de Richtlijn Lymeziekte van het CBO (Centraal BegeleidingsOrgaan, het kwaliteitsinstituut voor de gezondheidszorg) en in overleg met een arts-microbioloog. De medewerker kan worden doorverwezen naar de huisarts of een Lyme-polikliniek die samenwerkt met het Meldpunt. Het Meldpunt is 24 uur per dag, 7 dagen per week bereikbaar via telefoonnummer: 088 - 77 454 77. Janet Warmelts (VaccinatieZorg) Peter Wever (Jeroen Bosch Ziekenhuis) Willem Legemaat (waterschap Vechtstromen) Anko Meulman (waterschap Reest en Wieden)

iStockphoto

Maatregelen na een tekenbeet • Verwijder de teek zo snel mogelijk. • Brand de teek niet uit, gebruik geen verdovingsmiddel. • Verwijder de teek met een speciaal tekenkaartje of met een tekenpincet.

• Desinfecteer na het verwijderen de beetplaats met jodiumtinctuur of alcohol 70 procent. • Noteer de datum van de tekenbeet. • Houd de plaats van de tekenbeet in de gaten en let op het ontstaan van een rode ring (ontstaat niet altijd!) of ziekteverschijnselen.

RWZI HENGELO WORDT ENERGIEFABRIEK In 2018 levert waterschap Vechtstromen voldoende elektriciteit om 3.500 huishoudens van energie te voorzien. Daarvoor worden de komende jaren op het terrein van de rioolwaterzuivering in Hengelo voorzieningen getroffen, waaronder de bouw van een reactor voor thermische drukhydrolyse (TDH-reactor). Zo’n reactor zorgt onder andere voor het sneller afbreken van organisch materiaal in het zuiveringsslib en voor de productie van meer biogas.

Daarnaast worden op het terrein van de rioolwaterzuivering installaties gebouwd die de voor- en eindontwatering regelen, een installatie voor deelstroombehandeling om stikstof uit het afvalwater te verwijderen en diverse warmtekrachtkoppelingsinstallaties (WKK’s), waarmee biogas uit de vergisting wordt omgezet in elektriciteit. Het project vraagt een investering van 24 miljoen euro.


Naamswijziging Schlumberger Water Services (Netherlands) B.V. naar Van Essen Instruments B.V.

SMART MONITORING NETWORK connected devices & services

Van Essen Instruments biedt een compleet

Grond- & oppervlaktewater monitoring Visualisatie

scala aan technologie en advies op het gebied van grondwater management. Betrouwbare en nauwkeurige sensoren worden gecombineerd met de laatste ontwikkelingen op het gebied van draadloze communicatie en data visualisatie.

Data management & controle

Naast kwalitatief hoogwaardige grondwaterdata biedt Van Essen Instruments tevens oplossingen om een grondwatermeetnet effectiever en efficiĂŤnter te beheren.

Communicatie

Diver datalogger

Van Essen Instruments 015 275 5000 sales-nl@vanessen.com www.vanessen.com

Waterkwantiteit & - kwaliteit


A

30

In Nederland ligt 95.000 kilometer rioolbuis, waarvan jaarlijks een ­kleine 1.000 kilometer wordt vervangen of gerenoveerd. Kosten: honderden miljoenen euro’s per jaar. ­Handig om dan te weten wanneer dit werk nodig is. Slim ­rioolbeheer: dat is niet te vroeg zijn, maar zeker ook niet te laat. Moderne hulpmiddelen zijn dringend gewenst.

GEZOCHT! HIGH TECH MEETMETHODES VOOR HET RIOOL Tekst Charlotte Leenaers | Beeld ESA/ATG medialab

H

et begon voorzichtig rond 1860, de aanleg van riolering in Nederland. Vanaf de wederopbouw in de jaren veertig en vijftig ging het echt hard. De N ­ ederlandse steden groeiden flink en met iedere nieuwe woonwijk kwamen er vele kilometers rioolbuis bij. Ons rioolstelsel bestaat nu – naast duizenden g ­ emalen, putten en kolken – uit maar liefst 95.000 kilometer rioolbuis. Een stelsel waarop inmiddels 99,7 procent van de huishoudens is aangesloten. Daarmee is ­Nederland koploper in Europa. Om de kwaliteit van dit systeem, waaraan zoveel decennia gebouwd is, op peil te houden is goed doordacht rioolbeheer nodig. Vervanging en renovatie van oude en versleten rioolbuizen zijn belangrijke activiteiten voor de beheerders: de Nederlandse gemeenten. In 2012 ging twee derde van de totale investering in het riool op aan vernieuwing. Bijna een half miljard euro werd uitgegeven om ruim 800 kilometer buis te vernieuwen. “Dat zijn inderdaad serieuze bedragen”, zegt aldus Hugo Gastkemper, directeur van Stichting Rioned, de koepelorganisatie voor stedelijk waterbeheer en riolering in Nederland. “Door ingrepen aan het riool goed te timen, kunnen rioolbeheerders fors besparen. Dus niet voortijdig een nog goed functionerend riool vervangen, maar zeker ook niet wachten tot de eerste


A

ACHTERGROND

31

THEMA

REGEN & RIOOL

De satelliet Sentinel 1met Synthetic Aperture Radar (SAR) brengt het aardoppervlak in beeld; een nieuwe optie om de staat van het riool te bepalen

grote lekkage. Daarom is het van groot belang goed inzicht te hebben in de staat van de riolering.” Daar staat of valt efficiënt rioolbeheer mee, aldus Gastkemper. “Rioolbeheerders kennen het rioleringsstelsel in hun stad vaak als hun broekzak. Ze weten in welke wijken de kolken overlopen na een flinke plensbui, ze weten dat in de buurt van de nieuwe route voor vrachtverkeer de rioolbuizen extra aandacht vragen, ze weten welke putten en leidingstrengen wel onderheid zijn en welke niet. Dat is eigenlijk het allerbelangrijkste: beheerders die dat soort informatie in hun hoofd hebben.” BOOSDOENERS Wat zijn de boosdoeners voor het riool in Nederland? Dat is onregelmatige zetting van de ondergrond en aantasting van beton door het zure waterstofsulfide (H2S). Zettingen komen voor in klei- en veengebieden en veroorzaken scheuren of kierende verbindingen. Het zure H2S op zijn beurt kan het beton van een rioolbuis zo erg aantasten dat scheuren ontstaan. Maar ook kunststof buizen kunnen na verloop van tijd vervormen en breken. Lekkages zijn het gevolg, maar ook ingroei van boomwortels die in de rioolbuis het ideale klimaat aantreffen om te groeien. > NR5 / MEI 2015

Waterstof­sulfide en onregel­ matige zetting zijn de grootste schadeposten voor het riool


32

Om rioolbuizen te inspecteren maken rioolbeheerders meestal gebruik van een rijdende ­videocamera. Met zo’n op afstand bedienbaar robotkarretje kan een operator beelden maken in de rioolbuis: overzichten, maar ook detailopnames van scheuren, lekkages, boomwortels, ophopingen van vuil of waterplassen. Zo krijgt hij een goede indruk van de resterende ­levensduur. RIOOL VAN OSS Tot zover de theorie over rioolvervanging en -renovatie. In de praktijk spelen ook lokale omstandigheden een rol. Rioolbeheerder Ronnie Hurkens beheert al ruim twintig jaar het rioolstelsel van de Brabantse gemeente Oss en haar vierentwintig pittoreske kerkdorpen. Naast tientallen gemalen en vacuümstations heeft Hurkens ruim 450 kilometer rioolbuis in zijn beheer. “In dit deel van Brabant bestaat de ondergrond overwegend uit zand. Ongelijkmatige zettingen in de ondergrond komen hier niet voor”, vertelt Hurkens. “Toch zien we bij de inlaatstukken van aansluitleidingen regelmatig scheuren en lekkages door verzakkingen. Dat heeft te maken met een slecht verdichte ondergrond. Bij de aanleg van het riool is daar onvoldoende aandacht voor geweest – door tijdsdruk of geldgebrek – en dan zitten wij nu met een probleem. Aantasting van het beton door H2S zien we ook, maar eigenlijk veel problematischer vind ik de aantasting door illegaal geloosde stoffen. We treffen soms betonbuizen aan die overduidelijk beschadigd zijn geraakt door terpentine, verf of andere chemische stoffen.”

Ronnie Hurkens (Oss):

‘Illegale lozingen zijn het meest pro­ blematisch’

De gemeente Oss hanteert een inspectieprogramma waarbij ieder jaar ongeveer 45 kilometer rioolbuis onder de loep wordt genomen. De eerste 30 jaar na aanleg is het niet nodig om te inspecteren. Daarna zijn inspecties zinvol om kleine, eenvoudig te repareren, mankementen op te sporen en om te beoordelen of er scheuren, kieren of aangetaste plekken te zien zijn, die wijzen op een afnemende resterende levensduur. Om zeker te weten of het beton is aangetast – de camera kan dat niet beoordelen – is aanvullend onderzoek van monsters uit de buiswand nodig. Al die inspectieresultaten worden ingevoerd in een geautomatiseerd beheersysteem. Met een druk op de knop filtert de rioolbeheerder de belangrijke informatie uit de data. Hurkens: “Zijn er grote scheuren te zien? Waar is de wortelingroei zorgelijk? Ligt er zand in de buis? Dat is een handig systeem en het geeft ons een goede indicatie van de toestand van de buis. We zijn ook alert op verzakkingen van het wegdek. Vaak zijn dat belangrijke aanwijzingen dat er iets mis is met het riool. Het zand sijpelt door een scheur de rioolbuis in, waardoor holtes onder het wegdek ontstaan en het asfalt of de klinkers verzakken. In Oss bedraagt de gemiddelde levensduur van rioolbuizen zestig jaar; dat is gelijk aan het landelijk gemiddelde. Met ons inspectiebeleid zijn we in staat om de resterende levensduur te voorspellen met een nauwkeurigheid van ongeveer vijf jaar. Dat is echt het hoogst haalbare op dit moment.” ONDERZOEKSPROGRAMMA Net als bij veel andere Nederlandse gemeenten, is in Oss het beheer van de openbare ruimte georganiseerd in integrale uitvoeringsplannen. Beheerders van gemeentelijke riolen, wegen, groenvoorzieningen en openbare verlichting werken intensief samen en combineren onderhoudswerkzaamheden zoveel mogelijk. “Zodra ik hoor dat in een wijk wegonderhoud op de planning staat of de aanleg van nieuwe speelvoorzieningen, zoek ik mogelijkheden om dat te combineren met rioolwerkzaamheden”, vertelt Hurkens. “Misschien vervang ik een stuk rioolbuis wel iets eerder dan strikt noodzakelijk is, maar door mee te gaan met het wegonderhoud, ben ik misschien toch goedkoper uit. Hoe nauwkeuriger ik de restlevensduur van rioolbuizen ken, hoe beter ik die afweging kan maken.”


ACHTERGROND

33

Foto Gemeente Oss

SATELLIET TRACEERT VERZAKKEND RIOOL Met een nauwkeurigheid van millimeters meten radarsatellieten de hoogte van het aardoppervlak. Dan doen ze door radarstraling uit te zenden en de door het aardoppervlak weerkaatste straling weer op te vangen. Omdat een satelliet gestaag zijn rondjes om de aarde draait, passeert hij regelmatig ons land en legt dan telkens het aardoppervlak met grote precisie vast. Zettingen van het aardoppervlak kunnen zo heel nauwkeurig worden gemonitord. In juli 2014 heeft SkyGeo het prijswinnende idee gelanceerd om de geotechnische m ­ odellen van Deltares te koppelen aan satellietmetingen, om zo de verzakking van rioolbuizen te bepalen. De prijs van deze Business Competition in Water, uitgeschreven door het Climate-KIC van het European Institute of Technology, bestond uit een innovatiebudget van 25.000 euro. Dit geld is gebruikt om het idee te testen op het rioleringsstelsel van Waternet in Amsterdam. ­Inmiddels is de koppeling tussen de data en de modellen succesvol gerealiseerd en kan de techniek verder toegepast worden in de praktijk. “Het is een techniek die vooral de rioolbeheerders in het westen van Nederland van pas kan komen”, zegt geotechnisch adviseur Arjan Venmans van Deltares. “In die gebieden klinkt de ondergrond langzaam in en zakt het riool in hetzelfde tempo mee. Bij ongelijkmatige z­ ettingen – omdat putten wel onderheid zijn en de aansluitende buizen niet of omdat de zettingen langs een langer riooltraject variëren – bestaat de kans dat een rioolbuis op enig moment gaat scheuren of dat de afvoercapaciteit afneemt. Een rioolbeheerder wil dat soort zaken graag op tijd weten. In de oude stadswijken van bijvoorbeeld Amsterdam en Rotterdam zijn de zettingen heel gering: slechts enkele millimeters per jaar. Dat is met een regulier waterpasinstrument

Rioolwerkzaamheden in Oss, waar de gemeente de resterende levensduur van het riool kan voorspellen met een nauwkeurig­­heid van ongeveer vijf jaar

moeilijk te meten. De nieuwe en zeer nauwkeurige satellietmethode van SkyGeo, gekoppeld aan onze ondergrondmodellen, biedt hier uitkomst. Omdat satellieten voortdurend alle meetinformatie opslaan, is het bovendien mogelijk om het zakkingstempo van de laatste jaren in beeld te brengen. Dat is belangrijke informatie waar een rioolbeheerder zeker zijn voordeel mee kan doen.”

Dat is precies de vraagstelling waarop het onderzoeksprogramma TISCA antwoord wil gaan geven. Technologiestichting STW, Stichting Rioned , Stichting Toegepast Onderzoek Water­ beheer (Stowa) en het Kennisprogramma Urban Drainage trekken de komende vijf jaar 3 miljoen euro uit voor wetenschappelijk onderzoek naar nieuwe meetinstrumenten voor het riool. “In wetenschappelijke kringen vordert de ontwikkeling van innovatieve meetinstrumenten gestaag”, zegt Gastkemper. “Denk bijvoorbeeld aan optische methoden, laserscanners, akoestische technieken of robottechnologie. Met TISCA willen we onderzoekers aan universiteiten uitdagen om moderne meettechnieken toe te passen in de praktijk van rioolinspecties. Ik denk dat veel rioolbeheerders blij zouden zijn met meer eenduidiger meetresultaten of met een nauwkeurige methode om de restlevensduur te bepalen. Maar ook het koppelen van rioolbeheersystemen en wegonderhoudssystemen staat op het verlanglijstje. We h ­ open vooral dat wetenschappers ons gaan verrassen met hun onderzoeksvoorstellen”, aldus Gastkemper. Rioolbeheer en het ontwikkelen van technologisch hoogwaardige meetinstrumenten lijken twee heel verschillende werelden. Met TISCA komen die werelden dichter bij elkaar. Het zou iets moois op kunnen leveren voor de toegepaste wetenschap, voor de rioolbeheerders en ‘last but not least’ voor de gemeentekas en daarmee voor de burgers. | NR5 / MEI 2015

De komende vijf jaar wordt 3 miljoen euro uitgetrokken voor weten­ schappelijk onderzoek naar nieuwe meetinstru­ menten voor het riool


De zorg voor schoon water. Een prima export product. Waterkwaliteitsmonitoring. Dat is het kernwoord waar het bij Benten Water Solutions om draait. Schoon water is van levensbelang. Zonder dat kunnen we niet. Zo simpel is dat. Door allerlei oorzaken zoals groeiende bevolkingsaantallen en vervuiling, zijn de beschikbare watervoorraden steeds meer onder druk komen te staan. Waterkwaliteit is daarom cruciaal. Benten is een absolute expert op dat gebied. Keert het water als het ware binnenstebuiten. Niets blijft voor hen verborgen. Benten biedt efficiënte oplossingen voor waterkwaliteitsmonitoring en ondersteunt haar klanten bij het optimaliseren van hun processen. Tot nu toe doen ze dat vooral in Nederland, voor waterbedrijven, waterschappen, milieuorganisaties en verschillende industrieën. Ook buiten Nederland is Benten al actief. Daar is nog volop potentie voor groei. Om die groei te begeleiden werkt ze nauw samen met Water Alliance. Want wij weten als geen ander de weg binnen de watertechnologie. Kennen de partijen en de mogelijkheden. In binnenen buitenland. Zorgen voor introducties en onverwachte invalshoeken. Dat werpt zijn vruchten af. Benten is inmiddels verhuisd van Zwartsluis naar de WaterCampus in Leeuwarden. Vandaar veroveren ze de wereld. Samen met Water Alliance.

Accelerating the process from product the to business Accelerating process from product to business

Samenwerkingsverband Noord-Nederland. Hier wordt geïnvesteerd in uw toekomst. Water Alliance wordt medegefinancierd door het Europees fonds voor regionale ontwikkeling en door het ministerie van EZ.


HOOG WATER

35

HILVERSUM Watertorens: er werden er 260 gebouwd om druk te houden op het leidingnet en altijd te beschikken over schoon drinkwater. Ze hebben nu meestal een andere bestemming. In de vijfde aflevering van deze serie: de watertoren van landgoed Zonnestraal in Hilversum. VROEGER Zonnestraal is gebouwd als sanatorium voor tuberculosepatiĂŤnten. Het complex is een voorbeeld van het Nieuwe Bouwen, ontworpen door de bekende Nederlandse architect Jan Duiker. Beton, stalen raamsponningen, enkel glas en een eenvoudig kleurenpalet: wit, zwart en een bepaalde kleur lichtblauw, het zogeheten Duiker-blauw. Het geheel ademt lucht, licht en ruimte. Precies wat tbc-patiĂŤnten nodig hadden. Bij het hoofdgebouw, waarin destijds de medische afdelingen en de eetzaal (op de eerste verdieping) waren ondergebracht, staat deze bescheiden watertoren. Het reservoir (een betonnen vlakbodem) steekt boven het dak uit. De toren was onderdeel van de (warm)watervoorziening van het gebouw.

GEBOUWD: 1928

Tekst en fotografie Roel Smit

NR5 / MEI 2015

NU Sanatorium Zonnestraal, gefinancierd met geld van een stichting voor diamantbewerkers, was bedoeld als tijdelijk. Het functioneerde tussen 1928 en 1957, waarna de gebouwen als ziekenhuis en later als verpleeghuis dienst deden tot 1993. De architectonische waarde van het complex is groot. In de jaren negentig werd begonnen met een omvangrijke restauratie in de oude stijl. Het landgoed staat nu op de voorlopige lijst van Nederlands werelderfgoed. De oorspronkelijke bestemming is voor een deel in stand gebleven: op landgoed Zonnestraal zijn nu diverse zorgverleners en bedrijven in de zorgsector gevestigd. De watertoren heeft geen functie meer, maar blijft even uniek als het totale complex in Hilversum. Minder tijdelijk dan ooit de bedoeling was.


36

Brummen aan den IJssel, februari 1995. Het rivierwater is zo sterk gestegen dat het vee geëvacueerd moet worden. De boerderij staat onder water. Het rivierengebied wordt zich plotseling bewust van zijn kwetsbaarheid

BETER OMHOOG DAN VERTREKKEN

ALS HET WATER TÓCH KOMT… Tekst Dorine van Kesteren Foto Peter Blok / Hollandse Hoogte


ACHTERGROND

We werken aan dijken, aan waterbergingen en aan preventie. Maar als het water toch komt, is Nederland dan voorbereid op een nieuwe watersnood? Kunnen we de bevolking evacueren? Het zou wel moeten, volgens het Delta­programma. Hoe is de praktijk? Waar moet iedereen naar toe? Zijn de rampenplannen toereikend?

H

et staat keurig in het Deltaprogramma, dat het kabinet vorig jaar vaststelde. Overstromingen zijn nooit helemaal uit te sluiten, wát we ook doen. Als het w ­ ater komt en niets meer helpt, moeten we een veilig heenkomen zoeken. ­Daarom gaat het Deltaprogramma niet alleen over preventie en dijkversterking, maar ook over een goede rampenbeheersing. Dit is de derde laag van de zogeheten meerlaagsveiligheid. Daarmee is echter niet gezegd dat Nederland ook klaar is voor een watersnoodramp. Dat komt onder andere doordat de rampenplannen nog altijd uitgaan van preventieve of ­horizontale evacuatie, waarbij mensen vóór de overstroming het gebied verlaten. Terwijl het inmiddels bekend is dat het op veel plaatsen slimmer is om verticale evacuatie als basisstrategie te hanteren. Hierbij vluchten mensen naar een hoger gelegen, droge plek in het gebied. Dat kan zijn een kantoortoren, een schoolgebouw of zelfs hun eigen zolder. > NR5 / MEI 2015

37


38

Bas Kolen:

‘Onderweg, in de auto, zijn mensen het meest kwetsbaar voor water’ Als mensen het gebied en masse verlaten, vallen er vaak meer slachtoffers, zegt Bas Kolen van adviesbureau HKV Lijn in water. Hij schreef in 2013 een proefschrift over de ­effectiviteit van evacueren. “Juist onderweg, in de auto, zijn zij het meest kwetsbaar voor het water. In gebieden waar het niet mogelijk is om weg te komen, is verticale ­evacuatie een goed alternatief om te voorkomen dat zij onderweg stranden. Verticale evacuatie kan ook snel worden uitgevoerd en maakt mensen minder afhankelijk van de overheid, die nogal wat tijd nodig heeft om zich te organiseren. Het laatste voordeel is dat er minder economische schade is als blijkt dat de dijken toch niet doorbreken: het gewone leven komt langzamer tot stilstand en kan sneller weer beginnen, omdat mensen nog in hun eigen buurt zijn.” Het onjuiste beeld dat preventieve evacuatie altijd mogelijk is, kan volgens Kolen blijven bestaan omdat de veiligheidsregio’s, de samenwerkingsverbanden van b ­estuurders, politie en hulpdiensten die verantwoordelijk zijn voor de crisisbeheersing, eigenlijk niet weten hoe effectief hun rampenplannen zijn. “Daar zijn geen criteria voor. De huidige eisen aan evacuatie hebben alleen betrekking op procedures, zoals het hebben van een rampenplan en het volgen van trainingen en oefeningen.” Hij pleit voor prestatie-eisen voor rampenplannen, die bijvoorbeeld vastleggen hoeveel mensen uit een gebied gemiddeld de beoogde bestemming bereiken. “Met prestatie-eisen kan de overheid duidelijk maken wat zij kan, en tegelijk wat zij níet kan en wat er van de mensen zelf wordt verwacht.” RANDSTAD De Randstad is het meest pregnante voorbeeld van het nut van verticaal evacueren. Langs de kust is er vaak zeer w ­ einig tijd om te evacueren door de combinatie van wind en g ­ etij. Bovendien wonen hier veel mensen in een relatief klein ­gebied met een beperkte wegcapaciteit. Het is niet moeilijk te bedenken welke ramp zich voltrekt als de miljoenen inwoners, in de woorden van Kolen, in een file van Den Haag tot Arnhem terechtkomen. Nick van Barneveld, senior beleidsadviseur waterveiligheid

Nick van Barneveld:

‘ Met preventieve evacuatie krijgen we slechts 10 procent van de Rotterdammers weg’ bij de gemeente Rotterdam, zegt inderdaad: “Met preventieve evacuatie krijgen we gemiddeld slechts 10 procent van de 600.000 Rotterdammers weg. Dit zou alleen 100 procent kunnen zijn als je ruim van tevoren begint met evacueren, maar dan weet je nog helemaal niet of het dreigend wordt en hoe erg de overstroming zal zijn. Dat is vanzelfsprekend maatschappelijk en bestuurlijk niet acceptabel.” Van Barneveld ziet voor Rotterdam kansen in een combinatie van verticale en preventieve evacuatie. “In het buitendijks gebied is verticale evacuatie de beste optie omdat het water daar maximaal tot aan de eerste verdieping van de woningen zal komen. Binnendijks komt het water op sommige plaatsen veel sneller veel hoger. Op de meest risicovolle locaties, zoals diepgelegen zones direct achter de primaire kering, moeten we dus preventief evacueren. Op grotere afstand van de dijk kan dan de verticale strategie worden ingezet.” Van Barneveld benadrukt dat verticale evacuatie slechts een tijdelijke oplossing is als het daadwerkelijk tot een overstroming komt. “Soms is het nodig om de mensen daarna ­alsnog uit het gebied te halen. Een goede ­evacuatiestrategie werkt ook uit hoe je dat aanpakt.” Kolen vult aan: “Na ­verticale evacuatie is de reddingsopgave wel eenvoudiger. De mensen die moeten worden weggehaald, zitten dan immers op een gunstigere plek dan wanneer zij ergens onderweg ­gestrand zouden zijn.” RAMPENPLANNEN HERZIEN Kolen vindt dat de veiligheidsregio’s hun rampenplannen moeten aanpassen aan de nieuwste inzichten over verticale evacuatie. “Dit begint met inventariseren welke alternatieve vluchtplekken er in de nabijheid zijn. In het merendeel van de wijken in Nederland zijn droge plekken te vinden: er zijn maar weinig gebieden waar huizen werkelijk tot de eerste of tweede verdieping onderstromen. Als er geen vluchtplekken zijn, moeten de veiligheidsregio’s deze op termijn creëren. Of deze gebieden prioriteit geven bij preventieve evacuatie.” De herziening van rampenplannen kan alleen een succes worden als de recente kennis over overstromingsrisico’s uit het Deltaprogramma en het project Veiligheid Nederland in Kaart worden overgeheveld naar de veiligheidsregio’s, aldus


ACHTERGROND

HOE KRIJG JE DE MENSEN OP ZOLDER? De veiligheidsregio’s moeten de rampenplannen niet alleen up-to-date maken, maar hierover ook goed communiceren met burgers. Hoe kan de overheid zorgen dat mensen verticaal gaan evacueren bij een overstroming, in plaats van te doen wat hun instinct ze ingeeft, namelijk: vluchten? “Dan moeten zij van tevoren precies weten wat ervan hen wordt verwacht en wáár ze naar toe moeten, omdat men-

Van Barneveld, die vindt dat de verschillende lagen van de waterveiligheid nog te veel gescheiden werelden zijn. “Met de huidige rekenmethodes kunnen wij de risico’s en mogelijke gevolgen van een overstroming fijnmazig per locatie bepalen. Het is zaak dat de veiligheidsregio’s deze kennis benutten, samen met waterveiligheidsexperts. Daarnaast moeten ze leren omgaan met de onzekerheden in de verschillende scenario’s.”

sen bij dreiging altijd terugvallen op bekende routines”, zegt José Kerstholt, hoogleraar psychologische besliskunde van de Universiteit Twente en onderzoeker bij TNO. De publiekscampagne ‘Overstroom ik?’ die de Nederlanders meer risicobewust moet maken, vindt Kerstholt een prima initiatief, maar niet het meest effectief. “Mensen moeten de moeite nemen om op die site te gaan kijken, en het is de vraag of ze dat doen als zij geen sense of urgency voelen.” De crux is volgens haar: lokale informatievoorziening. “Publiceer bijvoorbeeld verhalen in de lokale krant over de voordelen van verticale evacuatie. Of laat met palen in de natuurlijke omgeving van mensen zien hoe hoog

Naast verticale evaluatie moet de nazorg bij overstromingen nadrukkelijker aan de orde komen in de rampenplannen. Volgens Van Barneveld focussen de huidige rampenplannen nog te veel op de ramp zelf, en niet op wat er ­daarna allemaal nog moet gebeuren. “Een overstroming leidt hoe dan ook tot grote maatschappelijke en e ­ conomische ontwrichting. Er moet nog heel goed worden nagedacht over de vraag hoe we de schadelijke gevolgen zo klein ­mogelijk k ­ unnen houden. Hoe krijgen we het water weg, hoe lang ­moeten mensen ergens blijven schuilen? Als het in R ­ otterdam maanden duurt voordat stad en haven weer operationeel zijn, is het leed, nationaal én internationaal, niet te overzien.”

het water kan komen. Daar lopen zij als het ware vanzelf tegenaan.” Kerstholt vindt ook dat de overheid zich bij de informatievoorziening niet alleen zou moeten richten tot het individu, maar ook tot de gemeenschap. “Iedereen maakt deel uit van bepaalde netwerken, die de overheid kan benutten ten tijde van crisis. Bijvoorbeeld om te zorgen dat ook minder zelfredzame mensen die hoge en droge plek bereiken. In buurten en wijken met veel sociale cohesie kan de overheid volstaan met informatievoorziening. En in buurten waar dat niet het geval is, is meer hulp van buitenaf nodig. Dit moeten gemeenten vooraf in kaart brengen.” Hoe dan ook is het lastig om mensen die wonen achter een dijk die eens in de tienduizend jaar doorbreekt, alert te krijgen, aldus Kerstholt. “Kansen zeggen mensen niet zoveel, de gevolgen van een overstroming des te meer. Het is dan ook verstandig om die gevolgen zo concreet mogelijk in

PRIORITEITEN Resteert de vraag hoe belangrijk de derde laag, die van evacuatie, nu eigenlijk de facto is. Zitten we ons niet heel druk te maken over iets wat waarschijnlijk toch niet gebeurt? En in het verlengde daarvan: kunnen we ons geld niet beter besteden aan de eerste laag van preventie en dijkversterking, waar het écht om draait? Kolen: “Dat is grotendeels waar. In mijn proefschrift heb ik de kostenbatenanalyse van het Deltaprogramma ­uitgebreid met de derde laag. Het blijkt dat het economisch het meest effectief is om ruim 99 procent van het geld voor overstromingsrisicobeheer in de eerste laag te steken, ­ en het resterende bedrag in crisisbeheersing. Denk dan ­bijvoorbeeld aan bewustwordingscampagnes, voorspelsystemen van overstromingen, verkeersmanagement om de doorstroming op de weg te verbeteren en een goed zicht op sheltermogelijkheden.”

beeld te brengen. Verhalen en beelden roepen emoties op, en emoties sturen ons gedrag veel meer dan analytische overwegingen.”

NR5 / MEI 2015

Volgens Van Barneveld daarentegen is de derde laag nog steeds een ondergeschoven kindje. “Er gaat zoveel geld naar preventie, terwijl de veiligheidsregio’s weinig middelen hebben en te maken hebben met bezuinigingen. ­Waterveiligheid is immers minder urgent dan de dreiging van terrorisme. En dat terwijl er heel veel werk op de veiligheidsregio’s wacht. Het is immers hun taak om een gedetailleerde up-to-date evacuatiestrategie op te stellen.” |

39


Flygt APP dé alles-in-één pompbesturings- en telemetrieunit en intuïtief touchscreen Wilt u snel inzicht in al de data van uw pompstation? En wenst u dat iedere gebruiker de getoonde informatie direct begrijpt? Ervaar het gemak van de alles-in-één Flygt APP 600 en APP 900 besturings- en telemetrieunits met intuïtief touchscreen die u via uw smartphone of tablet kunt overnemen. Dankzij vooruitstrevende technologie biedt de nieuwe Flygt APP 600 en APP 900 ultieme controlemogelijkheden over pompstations en volledige besturingsprocessen. De Flygt APP units bieden uitgebreide aansluitmogelijkheden, functioneren als zelfstandige besturing en kunnen gekoppeld worden aan uw hoofdpost informatiesysteem. Het touchscreen geeft 24/7 een overzicht van uw pompstation en toont essentiële prestatie indicatoren direct op het startscherm op een manier die iedere gebruiker begrijpt. Flygt APP 600 en 900 met geïntegreerde SmartRun ondersteuning

Nieuw: Flygt APP 600 en 900 is nu ook voorzien van geïntegreerde Flygt SmartRun ondersteuning. U krijgt meer inzicht in uw data door de grafische frequentie weergave per pomp en u kunt de data eenvoudig uitlezen. Daarnaast is de bandbreedte van de frequentie aan te passen.

Binnen één dag kunt u zelf het gemak van Flygt APP ervaren. Enjoy Touch! Tel 078 654 84 00 | verkoopnl@xyleminc.com | www.xyleminc.com/nl


WATER IS LIFE – THAT’S WHY WE CARE Brenntag Benelux, uw distributeur voor BASF Water Solutions

Brenntag Nederland B.V. Water Treatment Industrieweg 1 1231 KG Loosdrecht Nederland Tel. + 31 35 5889 251 info@brenntag.nl

Zetag® en Magnafloc flocculanten poeder en emulsie ■■ ■■ ■■

www.brenntag.nl

Anionisch Cationisch Niet-ionisch

Brenntag Water Treatment kan u ook van dienst zijn met: Flocculanten Coagulanten ■■ Ontschuimers ■■ Bio-additieven/nutriënten ■■ Aktiv kool ■■ Filtermedia ■■ Hars voor ionenwisselaars ■■ Desinfectantia

Klantspecifiekemengsels Koolstofbronnen ■■ Andere specialiteiten voor waterbehandeling ■■ Technical support & Know-how

■■

■■

■■

■■

Hét fysieke knooppunt van de watertechnologie Internationale samenwerking WaterCampus Leeuwarden organiseert samenwerking tussen (inter-)nationale bedrijven, kennisinstellingen en overheden in de watertechnologiesector, teneinde synergie te creëren voor innovatie, onderwijs en ondernemerschap van wereldniveau en om daarmee de positie van Europese watertechnologie te versterken. WaterCampus biedt naast deze samenwerkingsfunctie een unieke onderzoeksinfrastructuur en is daarmee een ontmoetingsplaats van wetenschappers en bedrijven uit heel Europa. Sinds december 2014 is Leeuwarden UN Innovating City op gebied van watertechnologie.

SCIENCE

Belangstelling voor samenwerking, ondersteuning, onderwijs, onderzoek (faciliteiten), business development of vestiging op WaterCampus Leeuwarden? Bezoek ons op www.watercampus.nl

APPLIED RESEARCH

Samenwerkingsverband Noord-Nederland (SNN). Hier wordt geïnvesteerd in uw toekomst. Water Alliance wordt medegefinancierd door het Europees fonds voor regionale ontwikkeling en door het ministerie van EZ, Pieken in de Delta.

BUSINESS


42

MICROVERONTREINIGINGEN IN WATER VERDIENEN AANDACHT Welke invloed hebben microverontreinigingen in ons water? Hoe komen ze erin, hoe schadelijk zijn ze en wat kunnen we er tegen doen? Een overzicht van de huidige kennis én van de kennislacunes. Microverontreinigingen: een verzamelnaam voor een grote groep stoffen met v­ erschillende toepassingen en uiteenlopende chemische eigenschappen, die in een lage concentratie voorkomen in het water. Het gaat onder meer om (dier)geneesmiddelen, hormonen, weekmakers, brandvertragende stoffen, gewasbeschermingsmiddelen en biociden, geurstoffen, antioxidanten, microplastics en nanodeeltjes. De bronnen verschillen per soort stof. Geneesmiddelen en natuurlijke hormonen komen via urine en feces in het afvalwater terecht. Daarnaast komen microverontreinigingen vrij bij de productie en het gebruik van consumentenproducten. Denk bijvoorbeeld aan weekmakers in plastics, brandvertragers, geurstoffen, antioxidanten en UV-filters. Ten slotte is de landbouw een belangrijke bron. Dankzij een aantal maatschappelijke organisaties is er veel aandacht voor microplastics afkomstig van cosmetica- en verzorgingsproducten, de zogenoemde microbeads. Er zijn ­echter aanwijzingen dat andere bronnen van microplastics meer aandacht verdienen. Zo ­laten ­recente inventarisaties zien dat slijtage van autobanden veruit de belangrijkste bron van ­microplastics is. Ook zwerfafval, schoonmaakmiddelen en verf zijn waarschijnlijk ­belangrijke bronnen. RWZI’S Veel microverontreinigingen komen via een rioolwaterzuiveringsinstallatie (rwzi) terecht in het watermilieu. Biologische afvalwaterzuiveringen (zoals de meeste Nederlandse rwzi’s) zijn primair gericht op het verwijderen van organische stof en nutriënten en niet op het verwijderen van microverontreinigingen. Toch verwijdert een biologische zuivering een groot deel van de stoffen, hetzij door afbraak, hetzij door binding aan slib. De mate waarin dat gebeurt is echter per stof compleet verschillend. Kwantitatieve gegevens over vrachten microverontreinigingen naar het milieu ontbreken grotendeels. Duidelijk is dat rwzi’s een belangrijke route zijn voor veel ­microverontreinigingen, maar zeker niet de enige. Ze komen ook binnen via de grote rivieren, door uit- of afspoeling van de bodem en sommige stoffen verplaatsen zich door de lucht. CONCENTRATIES EN EFFECTEN Zoals de term microverontreinigingen al aangeeft zijn de aangetroffen concentraties m ­ eestal laag. Het gaat om nanogrammen tot microgrammen per liter. De effecten van microverontreinigingen in drinkwater voor de mens worden gering geacht. Blootstelling via andere ­bronnen, zoals voedsel of huisstof, is groter dan via drinkwater. Toch zijn de meeste wetenschappers het er over eens dat we de (mogelijke) effecten van microverontreinigingen voor waterorganismen wel degelijk serieus moeten nemen. Onder meer omdat waterorganismen langdurig, vaak levenslang, worden blootgesteld aan een cocktail


WATERWETENSCHAP

TOEGEPASTE WETENSCHAP IN DE WATERSECTOR

De belangrijkste bronnen van microverontreinigingen en de verspreidingsroutes naar het watermilieu

van diverse stoffen. Een deel hiervan is bedoeld om biologisch actief te zijn en sommige kunnen daarom bij zeer lage concentraties al effecten veroorzaken. Bovendien blijkt een aantal stoffen zich op te hopen in organismen en daar onbedoelde hormoonverstorende effecten te hebben. Die effecten worden soms pas in een latere levensfase of in volgende generaties zichtbaar. De meeste studies richten zich niet op gehele ecosystemen, maar op (enkele) ­individuen. Effecten op ecosysteemniveau zijn vooralsnog minder d ­ uidelijk. MONITORING EN BELEID Waargenomen effecten kunnen een motivatie zijn voor het nemen van maatregelen die de emissies reduceren. Op dit moment ontbreekt echter een consistente strategie voor monitoring van de effecten. Om deze effecten te kunnen bepalen moeten nieuwe biologische meetmethoden ontwikkeld worden. Hieraan wordt hard gewerkt, met name internationaal op wetenschappelijk niveau. De verschillende stoffen of stofgroepen bevinden zich in verschillende fases van de beleidscyclus, die loopt van de erkenning van het probleem, via het formuleren van beleid, naar het nemen van maatregelen en ten slotte het beheersen van het probleem. MAATREGELEN Er zijn verschillende mogelijkheden voor emissiereductie van microverontreinigingen. Het is mogelijk de bron aan te pakken door bijvoorbeeld het gebruik van een bepaald product te verminderen door voorlichting en bewustwording. Dit is alleen niet voor alle stoffen mogelijk. Een alternatief kan zijn om afval en/of afvalwater apart te behandelen. Dat kan onder meer met ziekenhuisafvalwater of urine. Ook kunnen rwzi’s extra maatregelen treffen, maar hierover is veel discussie. De beschikbare technieken kunnen een groot deel van de microverontreinigingen verwijderen, maar zeker niet alle. Ze vormen ook geen oplossing voor stoffen die via de grote NR5 / MEI 2015

rivieren, door uit- of afspoeling van de bodem of via de lucht in het milieu terechtkomen. Bovendien leidt het aanpassen van rwzi’s tot een sterke stijging van de zuiveringskosten, terwijl in het ‘Bestuursakkoord Water 2011’ is afgesproken dat deze kosten juist omlaag moeten. Aangezien geen van de oplossingen volledig toereikend is, is een ketenaanpak het meest kansrijk. Een belangrijk hulpmiddel bij het bepalen waar ­maatregelen zinvol en kosteneffectief zijn is een hotspotanalyse. Reeds uitgevoerde hotspotanalyses laten zien dat het aantal rwzi’s dat een substantiële invloed heeft op de kwaliteit van het ontvangende oppervlaktewater beperkt is. Zo kan worden bepaald waar het effect van maatregelen het grootst is. Anja Derksen (AD eco advies / Stowa) Erwin Roex (Deltares)

Een uitgebreide versie van dit artikel is te lezen door gebruik te maken van de QR-code of te kijken op www.vakbladh2o.nl

SAMENVATTING Microverontreinigingen komen voor een groot deel via rioolwaterzuiveringsinstallaties (rwzi’s) in het watermilieu terecht, maar ook via de grote ­rivieren, uit- of ­afspoeling van de bodem en via de lucht. Hoewel de concentratie ervan in het water laag is, kunnen ­negatieve effecten optreden. Een consistente strategie voor m ­ onitoring ontbreekt en er zijn andere m ­ ethoden nodig, g ­ ericht op het effect van de ­microverontreinigingen. Een ketenaanpak, waarbij de bron wordt aangepakt, maar ook wordt gekeken naar scheiding van afvalstromen en verbetering van zuivering bij de rwzi’s, lijkt vooralsnog het meest effectief.

43


44

Foto Flip Franssen/Hollandse Hoogte

REGELBARE DRAINAGE OP DE ZANDGRONDEN - GOED IDEE? Riviertje de Dinkel bij het Lutterzand in Twente

Regelbare drainage wordt wel gezien als ‘redder des waterlands’. De waterafvoer kan ­namelijk heel precies kan worden afgestemd op de omstandigheden. Daardoor kan zowel natschade als droogteschade aan gewassen beperkt blijven. Maar geldt dit ook in zandgebieden? En is voordeel voor de boer altijd ook voordeel voor een heel gebied? Waterschap Vecht­stromen en ­Deltares onderzochten dit voor Twente.

In polders kan regelbare drainage helpen bij het afstemmen van de waterafvoer op bijvoorbeeld regenval, afvoer en vereiste groeiomstandigheden op een weiland of akker. Voor grote delen van de Nederlandse zandgronden ligt dit anders. Veel gebieden hebben vrije ­afwatering, sloten en beken vallen regelmatig droog en wateraanvoer is vaak niet haalbaar. In hellend gebied, zoals in Twente, is een stuwpeilverhoging stroomopwaarts snel u ­ itgewerkt. Stijging van grondwaterstanden is vaak wel te bereiken door verhoging van sloot- en beekbodems. Waterschap Vechtstromen en Deltares onderzochten met een computermodel de e ­ ffecten van slootbodemverhoging en regelbare drainage in Twente. Die streek bestaat uit twee ­delen, die qua bodem en waterhuishouding sterk verschillen. Oost-Twente (Dinkel-stroomgebied) heeft sterk hellende zandgronden met een dun watervoerend pakket als gevolg van keileemlagen (stuwwallen); het gebied is circa 65.000 hectare groot, waarvan 40.000 h ­ ectare in Duitsland. West-Twente is circa 100.000 hectare groot en bestaat uit meer gangbare zandgebieden met een dik watervoerend pakket; dit gebied hoort bij het stroomgebied van de Regge. Nu is slechts 4 procent van de landbouwgronden gedraineerd (meestal niet regelbaar). De meeste drainage komt voor in Oost-Twente. NIET TE NAT Uitsluitend vervangen van bestaande drainage door regelbare drainage heeft weinig effect door het beperkte areaal. Uitsluitend uitbreiden van regelbare drainage geeft verdroging. Als de slootbodems overal met 30 tot 50 centimeter verhoogd worden, stijgt de grondwaterstand, maar vaak meer dan de boer lief is.


WATERWETENSCHAP

TOEGEPASTE WETENSCHAP IN DE WATERSECTOR

Bij slootbodemverhoging aangevuld met regelbare drainage is waterconservering mogelijk zonder dat het te nat wordt. Dan treedt in het grootste deel van Twente ’s winters een flinke verhoging van de Gemiddelde Hoogste Grondwaterstand (GHG, tot een halve meter) en Gemiddelde Laagste Grondwaterstand (GLG) op. Dit werkt door tot in de zomer. In Twente kan dit jaarlijks een conservering van 50 tot 70 miljoen kubieke meter water opleveren. De drainage is vooral actief tijdens natte perioden en zorgt voor aftopping van de hoogste grondwaterstanden. Naar verwachting neemt bij slootbodemverhoging de afvoer van grondwater naar oppervlaktewater in kwelgebieden en beekdalen toe. Dit voor natuur gunstige effect komt echter niet uit de berekeningen, omdat in de modelscenario’s ook alle beekbodems zijn verhoogd. In West-Twente, met zijn dikke watervoerend pakket en lage grondwaterstand, zorgt slootbodemverhoging dus voor waterconservering; de regelbare drainage beperkt daar de hoogste grondwaterstanden. De waterafvoer neemt af, vooral door wegzijging naar diepere bodemlagen. In het Dinkelgebied is het zandpakket dun. De berekeningen laten zien dat daardoor in het grootste deel van Oost-Twente zelfs met een flinke slootbodemverhoging de ­grondwaterstand daalt; de afvoer door drainage overtreft hier het ­conserverende effect van de slootbodemverhoging. BOERENBELANG EN REGIOBELANG Vernatting is voor agrariërs niet overal aanvaardbaar. Slootbodemverhoging in combinatie met regelbare drainage heeft als voordeel dat natschade beperkt kan blijven terwijl de laagste grondwaterstanden kunnen stijgen. Waterconservering (goed voor de regionale zoetwatervoorziening) en hogere gewasopbrengsten (lokaal profijt) zijn dan beide ­mogelijk. Dit werkt echter niet overal. Regelbare drainage maakt beheer ‘op het scherpst van de snede’ mogelijk, mits slim uitgevoerd. Dat vraagt een behoorlijke inspanning van de agrariër, eventueel geholpen door een automatisch regelbaar systeem. In hellende gebieden is wateraanvoer technisch wel mogelijk, maar vanuit kostenoogpunt al heel snel niet r­ endabel meer. Bovendien liggen op de stuwwallen de nodige waarde­volle beeksystemen die je niet wilt belasten met water van buiten. De kunst is om in dit soort gebieden slim om te gaan met het water dat gerekend over het hele jaar ter NR5 / MEI 2015

beschikking is. Dat is soms lastig. Wat te doen als drainage voor de agrarische bedrijfsvoering wel gunstig kan zijn, en op stroomgebiedsniveau juist ongunstig? Het stroomgebied van de Dinkel (Oost-Twente) is daarvan een voorbeeld. Is het duurzaam om drainage te beperken, gaat het werken om ­regelbare drainage verplicht te stellen? Deze discussie is voer voor beleidsmakers, bestuurders en boeren. Duidelijk is dat regelbare drainage een rol kan spelen bij waterconservering, als aanvulling op slootbodemverhoging. In zandgebieden is het op zichzelf echter geen ‘redder des waterlands’. Marijn Kuijper Perry de Louw Frans Roelofsen (Deltares) Bas Worm (Waterschap Vechtstromen) Jan van Bakel (De Bakelse Stroom)

Een uitgebreide versie van dit artikel (het laatste in een serie van drie) is te lezen door gebruik te maken van de QR-code of te kijken op www.vakbladh2o.nl SAMENVATTING Waterschap Vechtstromen en Deltares onderzochten de mogelijkheden van waterconservering in Twente (stroomgebieden van Regge en Dinkel). Voor conservering in zandgebieden is verhoging van de s­ lootbodems noodzakelijk. Aanvullend kan regelbare drainage zorgen voor aftopping van de hoogste ­grondwaterstanden, én verhoging van de lage grondwaterstanden mogelijk maken. Daardoor wordt in natte perioden het water vastgehouden, zodat in droge perioden de watervoorziening beter op peil blijft. Zowel natschade als ­droogteschade aan gewassen blijft beperkt. Als de zandlaag dun is en grondwaterstanden ondiep, zoals in het stroomgebied van de Dinkel, dan doet de drainage de vernatting door hogere slootbodems al snel teniet, en wordt geen waterconservering bereikt.

45


46

VERDER OP H2O-ONLINE

MEER WETEN? KIJK OP DE SITE VAN H2O!

Wie aan dit maandblad niet genoeg heeft en de verdieping zoekt, heeft de website H2O-Online: www.vakbladh2o.nl. Daar vindt u onder andere vakartikelen op het gebied van wetenschap en techniek. Op deze pagina enkele van de meest recente artikelen die op de site zijn verschenen.

SLEUTELFACTOREN VOOR WATER­ PLANTEN IN GELDERSE VALLEI, ­VELUWE, ACHTERHOEK EN LIEMERS Welke aangrijpingspunten hebben waterschappen om de ecologische waterkwaliteit te verbeteren? Door vegetatieopnames en fysisch-chemische en hydromorfologische data aan elkaar te koppelen zijn sleutelfactoren geïdentificeerd. De ­ammoniumconcentratie is belangrijker dan gedacht en ook (herstel van) stroming en afvoer in beken zijn van belang. Ger Boedeltje (Bureau Daslook), John Lenssen (waterschap Rijn en IJssel), Rob Gerritsen (waterschap Vallei en Veluwe)

REGIONALE DIJKVERSTERKINGEN OOK IN DE 21STE EEUW NOG NODIG? In 2015 worden veel maatregelen afgerond die Nederland beter beschermen tegen het water. Het Deltaprogramma definieert de waterveiligheid opnieuw, met nieuwe normen en miljardeninvesteringen. Is de verdere versterking van ‘regionale’ keringen nog wel effectief? JaapJan Zeeberg (hoogheemraadschap van Rijnland), Marlies Zantvoort (Hydrologic), Bouke Rijneker (hoogheemraadschap van Rijnland), Maarten Spijker (Hydrologic), Reinoud van Oosten (RPS)

HYBRIDE NEREDA: ANDERHALF JAAR ERVARING MET VERRASSEND ­RESULTAAT De rioolwaterzuiveringsinstallatie in Vroomhoop had uitbreiding nodig. ­Vanwege de relatief hoge regenwaterafvoer ten opzichte van de droogweerafvoer werd gekozen voor vervanging door een hybride systeem – een combinatie van een conventioneel actiefslibsysteem (CAS) met een Nereda® reactor – bleek een goed besluit. Bovenop de ruimtebesparing was er het voordeel van de verbeterde slibbezinking

in het CAS, waardoor extra ruimte ontstaat in de hydraulische capaciteit. Ook daalde het energieverbruik. Mathijs Oosterhuis, Meinard Eekhof (waterschap Vechtstromen), André van Bentem en Helle van der Roest (Royal HaskoningDHV)

MICROVERONTREINIGINGEN IN OPPERVLAKTEWATER VERDIENEN AANDACHT Microverontreinigingen – zoals geneesmiddelen, hormonen en microplastics – in water vragen steeds meer aandacht. Dit artikel geeft een overzicht van de huidige stand van de kennis. Waar komen deze ­microverontreinigingen vandaan, hoe ­komen ze in het water terecht, hoe erg is dat en wat kunnen we er aan doen? Hoewel we veel nog niet weten, moeten we misschien uit voorzorg maatregelen ­nemen. Een ketenaanpak, met maatregelen aan de bron en end-of-pipe, lijkt daarvoor het meest effectief. Anja Derksen (AD eco advies/Stowa), Erwin Roex (Deltares)

REGIONALE EFFECTEN VAN REGELBARE DRAINAGE OP STROOMGEBIEDSSCHAAL Wanneer kan regelbare drainage een ­bijdrage leveren aan de zoetwatervoorziening en wanneer niet? Dit artikel is het derde en laatste in de serie hierover. In de beide voorgaande artikelen ging het vooral om de effecten op perceelsniveau, in dit derde artikel specifiek om regionale effecten. Wat is in hoog Nederland de invloed van grootschalige toepassing van regelbare drainage op het watersysteem als geheel? Marijn Kuijper, Perry de Louw (Deltares), Bas Worm (waterschap Vechtstromen), Frans Roelofsen (Deltares), Jan van Bakel (De Bakelse Stroom)

PRAKTIJKPROEF IJZERSUPPLETIE IN LAAGVEENPLASSEN De laagveenplas Terra Nova kampt al jaren met blauwalgenbloei en lage ­bedekkingen met waterplanten, ondanks jaarlijkse maatregelen. Een belangrijke oorzaak is de fosfaatrijke waterbodem met een laag ijzergehalte. In een grootschalige praktijkproef werd met een windmolen geleidelijk ijzer aan de plas toegevoegd gedurende 1,5 jaar. Wat zijn de bevindingen? Clara Chrzanowski (Deltares), Jeroen Geurts (Radboud Universiteit, Onderzoekcentrum B-WARE), Gerard ter Heerdt (Waternet), Anne Immers (NIOO, Vitens), Steven Declerck (NIOO)

KENNIS VOOR KLIMAATBESTENDIGE STEDEN Het onderzoeksprogramma Climate Proof Cities (CPC) heeft veel kennis opgeleverd om Nederlandse steden klimaatbestendig te maken, met een focus op wateroverlast door piekbuien en hittestress. Water­ beheerders spelen een belangrijke rol in de samenwerking met gemeenten en andere partijen om klimaatbestendigheid van steden te vergroten. Peter Bosch (TNO), Kees Broks (Stowa), Vera Rovers (TNO) Van elk nieuw artikel op H2O-Online een melding krijgen? Volg ons dan op Twitter: @vakbladh2o.

U kunt ook elke maand onze nieuwsbrief met attenderingen ontvangen. Meld u aan via de website, www.vakbladH2O.nl, pagina H2O-Online/recente artikelen. Zelf een artikel schrijven voor H2O-Online? Kijk op onze website voor de a ­ uteursinstructies en/of neem contact op met de redactie via redactie@vakbladh2o.nl


Ondergronds FLOW meten zonder procesonderbreking!

Bewezen in de praktijk met onze FLUXUS®-meters  Geen aanpassingen aan het leidingwerk

 Groot meetbereik (0,025 tot 25 m/s)

 Alle mogelijke leidingdiameters

 Waterdichte sensoren (IP68)

 Naast staal ook geschikt voor (gewapend) beton, asbestcement, kunststof en leidingen met binnenbekleding (staal/cement, staal/rubber enz.)

 Zand erover!

Van buiten meten, wat van binnen stroomt. Flexim Instruments Benelux BV Tel.: +31(0)10 24 92 333 www.flexim.com  benelux@flexim.com



Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.