
14 minute read
Visserstraat 47/49
deel 2: het einde van de school
tekst en foto's: Han Santing
Op vroege kadasterkaarten is te zien hoe klein de school in de Visserstraat aanvankelijk was, maar nadat het huis, de werkplaats en het erf van buurman smid Wilkens na diens dood in 1856 te koop kwamen, aarzelde de gemeente -vanaf 1812 eigenaar van de school- niet en riep geïnteresseerde aannemers op voor het "verrigten van ... werkzaamheden aan de Wester-Stadsschool in de Visscherstraat ...benevens het afbreken van het aan de oostzijde dier school gelegen oude Woonhuis." Het gevolg van de werkzaamheden was tweeledig: enerzijds kon op nummer 47 een nieuwe onderwijzerswoning worden gebouwd, het was nu ook mogelijk de school naar het westen, richting Hoge der A, uit te breiden tot aan de (doodlopende) steeg.


Negen jaar later (in 1865) volgde een nieuwe aanbesteding, dit keer alleen voor de verbouw van de school. Hoogstwaarschijnlijk kreeg het pand door deze twee aanpassingen grotendeels het uiterlijk aan de Visserstraat dat we nu nog zien.

Verder naar het westen uitbreiden was daarna onmogelijk, maar naar het noorden -richting Hoekstraat- lukte dat wel toen de gemeente in 1901 het zgn. 'Groot Pakhuis' op Hoekstraat nr. 48 kon kopen voor fl. 4800,- .

Dat werd gesloopt om plaats te maken voor een nieuw pand dat op de begane grond een overdekte uitbreiding van het schoolplein werd. Dat bood meerdere voordelen: niet alleen hadden de kinderen nu bijna twee keer zoveel speelruimte dan voorheen (en konden ze ook nog eens droog blijven bij slecht weer), de school had nu ook aan de Hoekstraat een in- en uitgang. Voor de kinderen en andere bezoekers was het niet meer nodig om via de steeg aan de Visserstraat de school binnen te komen.
Volgens de toezichthoudende 'schoolopziener' was de verandering hard nodig; hij constateert een 'waarlijk gebrekkige speelplaats'. En daar blijft het niet bij, ook de bestaande school krijgt ervan langs: de ventilatie en verwarming voldoen niet aan de eisen, het licht 'aan de zijde der toegangsportalen' is eveneens gebrekkig en er is volgens hem 'geen ruimte om tweemans schooltafels te plaatsen'. De gemeente is het met hem eens. "Zij (= de school) is wel onder de verschillende in deze gemeente nog bestaande minderwaardige schoolgebouwen te rangschikken." Een grondige verbouw wordt voorgesteld waarbij de onderwijzerswoning onderdeel moet worden van de school, maar de kosten daarvoor zijn de gemeente toch te hoog. Men zegt het mooi: "Wij vinden geene vrijheid ten deze, het mindere op te offeren aan het meerdere." De ambities worden gematigd en uiteindelijk wordt een compromis-klus in 1903 geklaard door de aannemers V. en W. Mulder voor minder dan 25% van de geraamde kosten.
• Pagina links v.l.n.r.: 2 details uit kadasterkaarten uit 1857 en 1865. De onderste begrenzing is de Visserstraat. Links laat (in rood) de school zien, daarnaast (4317) is de oude onderwijzerswoning.
• Midden: situatie na de uitbreiding. Afgebeeld is alleen de school.
• Rechts: detail van plattegrond uit 1901. School en woning omvatten toen 3 percelen: 595, 596 en 597. Het gekochte Groot Pakhuis is op de kaart nr. 661.
• Deze pagina, boven: op een plattegrond uit 1927 is in rood de nieuwe ingang/vergroting van de speelplaats aangegeven.
• Boven rechts: Hoekstraat 48.
Interessant is dat de oorspronkelijke kleuren van de gevel van Hoekstraat 48 nogal afweken van het neutrale wit van de gevel nu (met aan de zijgevel het silhouet van de vuilniszakken tillende man). Uit onderzoek dat de Groninger Universiteit (sinds 1969 eigenaar van Visserstraat 47/49 plus Hoekstraat 48, 50 en 52) het bedrijf Veltman en Veldman in 2020 liet uitvoeren, blijkt dat de kleuren niet geschilderd waren, maar bepaald werden door metselwerk met geglazuurde stenen, aangebracht in een patroon. "Helaas," zo meldt René Bosscher van het facilitair bedrijf van de RUG, "is de muur zo beschadigd en is het verfwerk niet zonder schade te verwijderen, dat het terugbrengen van de oorspronkelijke gevel niet mogelijk is. Reconstructie aan de hand van schilderwerk wil dan weer wel. Of het zo wordt doorgevoerd, zal moeten blijken uit de kosten."


De aanleiding tot de ingrijpende verbouwactiviteiten in 1856 en 1865 is niet helemaal duidelijk. Maar het is goed denkbaar dat de Schoolwet uit 1857 die noodzakelijk maakten. In die wet was opgenomen dat '... geen lager onderwijs wordt gegeven in lokalen die door den districtsopziener verklaard zijn voor de gezondheid schadelijk te wezen of van onvoldoende ruimte voor het aantal schoolgaande kinderen'. En dat die lokalen in een deplorabele staat verkeerden hebt u in de vorige aflevering van dit vervolgverhaal kunnen lezen in het verslag dat mr. H. de Ranitz, lid van de Stedelijke Schoolcommissie, in 1838 van zijn bevindingen deed.
Dezelfde Schoolwet bepaalde tevens dat het verplichte vakkenpakket (lezen, schrijven, rekenen en Nederlandse taal) werd uitgebreid met aardrijkskunde, geschiedenis, vormleer (een soort meetkunde), kennis der natuur en zingen. Die verplichting stelde natuurlijk ook hogere eisen aan het gebouw en het interieur. Wellicht had de school ook daarom uiteindelijk 6 lokalen op de benedenverdieping, zoals duidelijk wordt uit de bouwtekeningen van de nieuwe eigenaar van de panden in 1927.
In de Schoolwet van 1857 was ook voor het eerst aandacht voor positie van de onderwijzers. Grootste probleem hierbij was het totaal ontbreken van een pensioenvoorziening, waardoor het tot in de jaren 1840/1850 regelmatig voorkwam dat hoogbejaarde schoolmeesters van 80 jaar of ouder, vaak geplaagd door een aftakelende gezondheid en lichamelijke gebreken (vooral doofheid kwam veel voor), moesten blijven doorwerken tot ze er letterlijk bij neervielen.
In deze tijd verbeterden door nieuwe onderwijsmethodes de opleidingen voor onderwijzers op de Kweekscholen en deden ook de onderwijzeressen hun intrede op school, zij het voorlopig vooral in de 'nuttige handwerken'. Van betaling wordt daarbij niet altijd gesproken; zo wordt in de Visserstraat mejuffrouw W. Wiardi in 1895 benoemd tot 'buitengewoon onbezoldigd onderwijzeres in de handwerken'. Voorwaar geen vetpot.
In de tijd rond 1850 gingen nog lang niet alle kinderen naar school. Om dat voor elkaar te krijgen was een dwingende maatregel nodig: een algemene leerplicht, maar dat ging niet zonder slag of stoot. En opmerkelijk genoeg waren het vooral de ouders van toen die de grootste tegenstanders van zo'n leerplicht waren. Dat had alles te maken met de samenstelling van de toenmalige Nederlandse beroepsbevolking: ons land was grotendeels agrarisch en nog nauwelijks geïndustrialiseerd en... de bevolking was arm.
In 1859 werkten maar liefst

450.000 Nederlandse kinderen hele dagen (op het land of in fabrieken).
En dat op een totale bevolking van 3 miljoen.
In de dorpen op het platteland zagen boeren en landarbeiders niet het nut van een (lagere) school voor hun kinderen. Hoger op de maatschappelijke ladder komen was in die bevolkingsgroep vrijwel onmogelijk, waardoor het onderwijs eerder gezien werd als een luxe dan als een noodzaak. En áls ouders hun kinderen naar school stuurden, was dat in de wintermaanden wanneer zij gemist konden worden bij het werk op het land.
Vergelijkbaar dacht de arbeidersbevolking in de steden. Op school verdienden de kinderen natuurlijk niets en dat zou goed in de huishoudportemonnee te voelen zijn. Vaak was het geld dat de kinderen binnenbrachten voor een arbeidersgezin bittere noodzaak.
Ter illustratie: uit statistieken blijkt dat in 1859 maar liefst 450.000 Nederlandse kinderen hele dagen werkten (op het land of in fabrieken). En dat op een totale bevolking van 3 miljoen.
De inzet van jonge kinderen tot 12 jaar in fabrieken nam pas af in 1874 door het 'Kinderwetje' van de liberale politicus Van Houten. Een algemeen verbod op kinderarbeid werd door de wet echter niet gerealiseerd. Het verbod was "niet toepasselijk op huiselijke en persoonlijke diensten en op veldarbeid".

De afkeer van een onderwijsverplichting leefde ook binnen de gelederen van de gegoede delen van de samenleving waar algemeen onderwijs of een goede opleiding als een gevaar werden gezien voor de positie van de eigen klasse.
En ook de overheid mocht dan 'verlichte' ideeën hebben t.a.v. de verbetering van het onderwijs (waarvoor een algemene schoolplicht een vereiste was), in de praktijk werd de besluitvorming belemmerd door een heuse politieke 'zuilenstrijd' en waren de onderwijsidealen ook een gevoelig financieel punt waardoor de problemen bij de bestrijding van de armoede in het land alleen maar vergroot zouden worden.
Het was evident dat een ingrijpende mentaliteitsverandering nodig was bij een groot deel van de samenleving om de zaak uit het slop te trekken. Maar het zou nog decennia duren voor de Leerplichtwet een feit zou worden. Oorzaak van de vertraging was de zgn. Schoolstrijd. In de Grondwet van 1848 was weliswaar vrijheid van onderwijs vastgelegd watw de mogelijkheid bood om ook andere dan openbare scholen op te richten, in de praktijk betekende het dat de overheid het openbare onderwijs financierde terwijl de andere (de confessionele, oftewel 'bijzondere') scholen die financiering zelf moesten organiseren. Dat werd door kerkelijk Nederland als grove ongelijkheid uitgelegd en een jarenlange politieke en maatschappelijke strijd was het gevolg. Pas in 1917 kwam de formele en financiële gelijkstelling tussen de verschillende onderwijsvormen tot stand en werd in de Grondwet vastgelegd.
Op 20 maart 1900 werd dan toch eindelijk de Leerplichtwet aangenomen, maar de uitslag van de stemming in de Tweede Kamer laat zien hoe verdeeld de politiek was aangaande onderwijsmaatregelen: met slechts één stem meerderheid (50-49) haalde de wet het en dat verschil werd ook nog eens veroorzaakt omdat de geachte afgevaardigde baron Francis David Schimmelpenninck (een uitgesproken tegenstander van de wet) van zijn paard was gevallen en te laat arriveerde voor de stemming.
In de stad Groningen leidde de Schoolwet van 1857 tot een gemeentelijk leerplan en de bouw van nieuwe scholen. De begrippen 'Stadsschool' en 'Stadsarmenschool' verdwenen. Men ging over tot een kwalificatie van openbare lagere scholen in diverse klassen. Scholen van de 1e klasse met 'gewoon' lager onderwijs waren gratis. Een tweetal nieuwe scholen plus de oude Stadsscholen (waaronder die in de Visserstraat) behoorden tot deze klasse. Er was één openbare school van de 2e klasse. Op deze school werden naast de gewone lageronderwijsvakken nog een of meer extra vakken onderwezen. Iets later ontstonden nog andere scholen die vanwege het te betalen schoolgeld de 3e en 4e klasse werden genoemd. Daarnaast kwamen in deze periode de nieuwe 'bijzondere' scholen in de stad. Deze klasse-indeling werd in 1920 afgeschaft; daarna werden de openbare lagere scholen met een (Romeins) cijfer aangeduid.

De Visserstraatschool hield die 1e klasse kwalificatie niet lang. Wanneer de verandering kwam is niet helemaal duidelijk, maar dertig jaar later, in 1888, wordt er bij de benoeming van een onderwijzeres 'in de nuttige handwerken' gesproken van een 'O.L.S. 2e klasse' en een paar jaar later is van gratis onderwijs ook geen sprake meer blijkens de Schoolgelden-lijsten uit 1912/13.
De naleving van de Leerplichtwet uit 1900 werd in Groningen gecontroleerd door twee gemeentelijke commissies. Nu alle kinderen naar school gingen werd pas echt duidelijk hoe verwaarloosd sommigen waren.

• Pagina links: spotprent Schoolstrijd van tekenaar Albert Hahn.
• Deze pagina, boven: foto's van kinderen op de Visserstraatschool zijn schaars. Dit is de enige die ik heb gevonden: Juf van Denderen is met haar klas gefotografeerd t.g.v. de inhuldiging van koningin Wilhelmina in 1889. Ik tel 45 leerlingen.
• Advertentie uit 1888. Hier is al sprake van een '2e klasse' school.

• Onder: het schoolgeld werd wekelijks betaald. Hoodonderwijzer Donia hield het nauwgezet bij in zijn jaarlijkse lijst van 'ontvangen schoolgelden'. Hier uit 1912/13.

De gemeente besloot daarom voedsel (van de Volksgaarkeuken), kleding en schoeisel beschikbaar te stellen. Welke kinderen in aanmerking kwamen voor deze steun werd bepaald door de schoolhoofden. Uit cijfers uit 1910 bleek dat een niet onaanzienlijk deel van de scholieren: 789 oftewel 8% van het totaal aantal leerlingen.
In 1910 komt de gemeente met een ingrijpend verbouw-idee, bestaande uit een Plan A en een Plan B. Uit de tekeningen wordt duidelijk dat gestreefd wordt naar een gebouw met 7 lokalen (waaronder een gymnastieklokaal), maar het lijkt erop dat de plannen nooit gerealiseerd werden. Hoe de school er vanbinnen uitzag, wordt alleen zichtbaar in de bouwtekeningen van de nieuwe eigenaar in 1927, waarbij ook tekeningen zijn van de bestaande (= oude) situatie. Hierop is te zien dat de benedenverdieping 6 lokalen heeft die twee aan twee met elkaar verbonden zijn. Die geschakelde klassen zijn bereikbaar via drie ingangen op de speelplaats. Of er op de eerste verdieping ook lokalen waren blijft onduidelijk omdat daarvan geen tekeningen meer bestaan. De laatste periode van de Visserstraatschool lijkt rustig. Er zijn geen gegevens van ingrijpende aanpassingen van het gebouw of het moet zijn de melding van de realisatie in 1918 van een extra lokaal 'bestemd voor gymnastiekonderwijs vrije en orde oefeningen'. Waar dat lokaal in de school uiteindelijk werd gesitueerd wordt niet duidelijk.

Wat je verder tegenkomt in kranten uit die jaren zijn vooral advertenties voor activiteiten die niet altijd direct te maken hebben met het onderwijs. Zo keert in 1904 de oorspronkelijke stichter De Maatschappij tot Nut van het Algemeen terug in de Visserstraat met cursussen van de 'Handwerkschool voor Dienstmeisjes en Vrouwen boven de 18 jaar'. De lessen worden gegeven van oktober tot april op dinsdag- of donderdagavond van 8 tot 9. Van een geheel andere orde is het verzoek van Stadsevangelisatiegroep De Goede Herder om de lokalen te mogen gebruiken voor een Zondagsschool.

Maar ook goed intern nieuws: in 1902 bericht het Nieuwsblad van het Noorden dat mevrouw Donia-Edens (de vrouw van hoofdonderwijzer Donia) aangesteld is voor het handwerkonderwijs.
In februari 1923 verschijnen er berichten in de krant over een mogelijke sluiting van een aantal Groninger scholen. Ook de school in de Visserstraat wordt genoemd. In de gemeenteraad stelt raadslid Van Geuns vragen aan B&W. Wethouder Voerman moet bekennen dat "... er op verscheidene plaatsen te veel schoolruimte is en dat getracht wordt die te vullen, ten gevolge waarvan verplaatsing van leerlingen zal moeten plaats hebben en scholen vrij komen. En daarvoor komen in de eerste plaats in aanmerking de scholen in Visscherstraat en Peperstraat." Van Geuns heeft zijn twijfels over een goede afloop: "De belangen der volkskinderen moeten worden behartigd. Het onderwijs mag niet lijden door overplaatsing." De opheffing heeft waarschijnlijk ook veel te maken met de komst van (alweer) een nieuwe Schoolwet in 1920, waarin o.m. strikte eisen worden gesteld aan het maximale aantal leerlingen per klas (48) en de minimale hoogte van de lokalen (4 meter). Dat betekende voor veel scholen een fikse verbouwing, of zelfs het einde.

De geruchten over sluiting verstommen, maar in januari 1927 besluiten B&W alsnog dat de aangekondigde plannen doorgaan. De school aan de Visserstraat wordt opgeheven.
"Aangezien het gebouw...niet meer benoodigd is voor gemeentelijk onderwijs en ook niet voor andere gemeentedoeleinden in gebruik behoeft te worden genomen, hebben B. en W. stappen gedaan om tot den verkoop van dit gebouw met de daarbij behoorende onderwijzerswoning te geraken." Ouders worden geadviseerd om hun kinderen in te schrijven bij de nieuwe school aan het Albertine Agnesplein die in 1922 was opgeleverd. Het is duidelijk dat de gemeente een prettig bod heeft gekregen en daar tevreden mee is. Voor fl. 29.000,- valt het doek voor de school.
B&W mogen dan tevreden zijn over het bod, zij aarzelen toch niet om nog even fijntjes te melden dat "de zich voor de perceelen bevindende stoepruimten het eigendom blijven van de verkoopster." De gemeente dus...
In de volgende aflevering: de bedrijven In Visserstraat 47/49 na 1927.
Bronnen: 'Het Groningse Onderwijs', Beno Hofman, 'Geschiedenis van de school in Nederland', P. Th. F. M. Boekholt & E. P. de Booy Met dank aan: Jet ter Heegde & René Bosscher (RUG), Michael Hermse & Henk Wierts (Groninger Archieven)
Bij het binnenkomen van de woning zie ik het al, hier woont een man die meer dan één verhaal te vertellen heeft. De woning staat vol met bijzondere zaken, ik zie een zeer speciale kist, maar ook een gewei van een eland. Ook nog stenen van diverse grootte, beelden van brons, een Oostenrijkse koekoeksklok, een soort kaartenkast en nog heel veel meer. De wanden zijn gevuld en als ik schrijf gevuld, bedoel ik ook gevuld. Het liefste zou ik eerst een uurtje rondlopen, af en toe een onderwerp oppakken of er een aanwijzen en dan luisteren naar het verhaal van Koos. Koos is Koos Boertjens en de reden dat ik hem spreek, is een verhaal over luchtfotografie. Koos was ons opgevallen door de mooie foto’s die hij regelmatig op de sociale media plaatst. Foto’s van het drooggevallen Wad, van de werkzaamheden hier en daar in de provincie en natuurlijk foto’s van de stad.
Groningen onder de vleugels

Hoe zoiets begint, is vaak wonderlijk, zo ook nu. Koos was na een jaar studie sociale geografie naar de fotovakschool gegaan. Toen in de IT terechtgekomen en daar een indrukwekkende rij boeken geschreven en uitgegeven over o.a. basiskennis gegevensbeheer en basiskennis spreadsheets. Maar ook een Combi-cursus over Microsoft Office en een Basiscursus Access.
In 2005 werkte hij echter plotseling als freelance fotograaf onder andere voor Groningen Sea-ports (GSP). De Beatrixhaven zou worden geopend door de koningin. GSP bestelde een heli en omdat de piloot de weg niet wist en ook niet wist waar hij kon landen, werd Koos meegestuurd als gids. De eerste vlucht in zo’n libelleding beviel hem maar matig. Toen de heli echter terugging en Koos de zonsondergang vanuit de lucht zag was hij verkocht. Dat moest hij gaan doen, foto’s vanuit de lucht.
tekst: Dick Veen
GSP gaf hem opdracht elke maand een vlucht te maken om de vorderingen in de Eemshaven en het chemiepark Delfzijl op beeld vast te leggen. Via zijn netwerk kwamen er al gauw andere opdrachtgevers bij, zoals het RWE, Nuon/Vattenvall, gemeente Groningen, Bam en nog anderen. "Als ik er toch ben", dacht

Koos, "kan ik ook mooi andere foto’s maken van Stad en Ommeland". Zo heeft hij de diverse wijken, bijzondere plekken en evenementen op de foto vastgelegd.
"In het fotograferen van de veranderingen ter verbetering van de eigen omgeving door de mens ten eigen nutte, kwam voor mij de studie sociale geografie en de fotovakschool samen." Een mooi voorbeeld van hoe Koos de omgevingsverandering in de stad heeft vastgelegd, is de reportage over het Forum. Van september 2011 tot februari 2020 fotografeerde hij dit proces van uit de lucht. De foto’s zijn te vinden in Koos zijn jubileumboek "Groningen van boven - Stad en Ommeland". In dit boek staan nog vele andere platen van de stad en ook van onze eigen wijk. Vanuit de IT wist Koos nog prima hoe je een boek moest maken en hij breidde zijn oeuvre uit met minstens 10 fotoboeken.
Op een vlucht maakt Koos ongeveer 800 foto’s per uur. Wat heerlijk moet het voor hem zijn dat de digitale fotografie is uitgevonden. Daar zijn natuurlijk foto’s bij voor zijn opdrachtgevers maar ook veel die hij maakt omdat het kan. Op zijn LinkedIn-pagina (12.000 volgers) plaatst hij regelmatig mooie foto’s van de drie Noordelijke provincies. Ook op het YouTube-kanaal 'Noord in beeld' of Noordinbeeld.nl staan zijn foto’s en filmpjes.
Koos is inmiddels 72 lentes en gaat met zijn tijd mee. Er komen nu niet alleen foto’s van boven, maar ook videobeelden. Hij vond Elise Venhuis (foto), soldaat bij de luchtmacht, stewardess bij de KLM en videograaf, die het beeldmateriaal uitbreidt met videobeelden. Onder de vleugels van de Cessna 172 hangen drie 4k actioncamera’s die recht naar beneden en recht naar voren filmen. De prachtige opnames kunnen ook in opdracht worden gemaakt. De reden dat Koos sociaal geofotograaf is, is puur enthousiasme. Hij wil de Groningers laten zien wat er in hun omgeving gebeurt. Hoe ongelofelijk veel activiteiten er zijn. Hoe er gewerkt wordt, hoe er behouden wordt. Hoe het was en hoe het is. Maar ook dat wat is, weer was zal worden en de volgende verandering vraagt weer om een foto. Het werk gaat door, veranderingen zullen nooit stoppen. Maar, zegt Koos, het wordt tijd dat de Noordeling trots is op wat we hier hebben en wat we hier doen.

Het voordeel van na een uitgebreid gesprek weggaan via dezelfde weg als die je bent gekomen, is dat je een geheel nieuwe blik hebt op de ruimte krijgt die je al was gepasseerd. Ik zie nu waterkaarten, waterski’s, foto’s van surfen geloof ik en nog meer attributen met een verhaal. Tot de voordeur, nee, tot in de tuin liggen de verhalen voor het oprapen. Koos is fotograaf, Koos is zoveel meer, Koos is een bron van verhalen.
