Maud van Orsouw, de ik-persoon van deze roman, is humanistisch uitvaartbegeleidster. Het schrijven van de toespraken voor de overledenen brengt haar terug bij haar jeugd, toen haar opa haar meenam naar het kerkhof, waar hij opzichter was. Door de verhalen die hij vertelde over de doden, wakkerde hij haar fascinatie aan.
Op een dag komt Maud in contact met Britt, die haar vrouw Laura heeft verloren.
Laura, kunstenares, op het punt om voor het eerst te exposeren, heeft volslagen onverwachts suicide gepleegd.
Maud ontdekt dat ze Laura gekend heeft; als kind zijn ze zelfs bevriend geweest, maar Mauds herinneringen zijn vaag.
Samen met Britt onderneemt ze een zoektocht naar het verleden.
Terwijl de gebeurtenissen in het heden zich verder ontwikkelen, moet Maud de pijnlijke confrontatie met het verleden aangaan, om uiteindelijk het antwoord te vinden op het waarom van Laura's dood.