Nieuwsbrief 2015 Knoflookpadden

Page 1

Nieuwsbrief Herintroductie Knoflookpad Een verslag van 2015 en een vooruitblik naar 2016

Inhoudsopgave 

Inleiding

Monitoring herintroductie knoflookpad 2015; De eerste successen tekenen zich af!

Kweek en uitzettingen, resultaten 2015

Experiment crowding depression

eDNA, een nieuw hulpmiddel voor inventarisatie en monitoring

Knoflookpadden in het bos; telemetrisch onderzoek in De Kaaistoep

Observaties in een buitenterrarium in Brummen

Symposium Bescherming Knoflookpad

2016, een nieuw jaar vol spannende gebeurtenissen!?

Inleiding Voor u ligt de Nieuwsbrief Herintroductie Knoflookpad waarin de voortgang wordt beschreven van het herintroductieproject dat op diverse locaties in Nederland wordt uitgevoerd. Dit project, gestart in 2011, zet zich in om historische leefgebieden van de knoflookpad te herstellen en nieuwe leefgebieden te ontwikkelen. Ook in 2015 is weer hard gewerkt aan dit project, mede door vele vrijwilligers en andere betrokkenen. We willen iedereen daar hartelijk voor bedanken! De nieuwsbrief trapt af met een artikel over de monitoringsresultaten van 2015. De eerste natuurlijke voortplanting na herintroductie is afgelopen jaar vastgesteld! Vervolgens wordt een overzicht gegeven van de kweekresultaten en uitzettingen in 2015, de spil van het herintroductieproject. Kennisontwikkeling heeft onder andere invulling gekregen door telemetrisch onderzoek naar het gebruik van bos als landhabitat en door een kweekexperiment naar het crowding-effect. Over deze dingen en enkele andere bijzonderheden van het afgelopen jaar geeft deze nieuwsbrief verslag. Als laatste volgt een vooruitblik naar 2016. Wij wensen u veel leesplezier!

NATUURBALANS

– L I M E S D I V E R G E N S B V a d v i es b u r ea u v o or n a t u u r & l a n d s c h a p

Radboud Universiteit, Toernooiveld 1 Postbus 6508, 6503 GA Nijmegen T (024) 352 88 01

info@natuurbalans.nl www.natuurbalans.nl


Nieuwsbrief Herintroductie Knoflookpad Monitoring herintroductie knoflookpad 2015; De eerste successen tekenen zich af! In de vorige nieuwsbrief kon de vraag ‘of het opkweken en uitzetten inderdaad tot het gewenste resultaat zou leiden’, nog niet duidelijk worden beantwoord. In 2015, na vijf jaar kweken en het uitzetten van enkele tienduizenden larven en juvenielen, werd met spanning uitgekeken naar het voorjaar. Natuurlijk hadden we de afgelopen jaren al wel terugmeldingen gehad; in diverse wateren in uitzetgebieden waren roepers gehoord en regelmatig werden er knoflookpadden uit de landhabitat gemeld. Succesvolle natuurlijke voortplanting in nieuwe leefgebieden kon echter nog nergens worden aangetoond. Daarom is in het voorjaar en de zomer van 2015, net als voorgaande jaren, door Natuurbalans onderzoek uitgevoerd i.s.m. met vele vrijwilligers en vier stagiairs. Taco Droogers en Lars Mulders assisteerden bij het onderzoek naar kooractiviteit in de uitzetgebieden. Jasper van Kessel en Willem Romeijn hebben in de zomer de wateren met kooractiviteit onderzocht op de aanwezigheid van larven van de knoflookpad.

Figuur 1. ‘Wok-wok-wok’, luisteren naar kooractiviteit met de onderwatermicrofoon in De Kaaistoep.

De resultaten zijn zeer hoopgevend; in alle gebieden waar herintroductie en bijplaatsing heeft plaatsgevonden zijn knoflookpadden gehoord (tabel 1). Het aantal roepende dieren verschilde wel sterk per gebied. In het Vechtdal in Overijssel is het helaas niet gelukt om alle wateren meerdere keren te beluisteren. Desondanks laten de resultaten ook hier een positief beeld zien, al liggen de aantallen soms nog laag.

NATUURBALANS

2

– LIMES DIVERGENS BV

a d v i es b u r ea u v o or n a t u u r & l a n d s c h a p

Nieuwsbrief Herintroductie Knoflookpad


Nieuwsbrief Herintroductie Knoflookpad

Tabel 1. Resultaten monitoring 2015. Het maximum aantal roepers van een gebied is de optelling van het maximum aantal roepers dat gehoord is per water in het gebied. De zoekinspanning verschilt sterk per gebied en water, dus de uitkomst tussen verschillende gebieden kan niet zondermeer met elkaar vergeleken worden.

Provincie

Gebied

Overi js s el

Arri ën De Ha a ndri k De Ma rs hoek Pra thoek Rheezerma ten Gel derl a nd Brummen Soerel Noord-Braba nt Deurne i ncl . Wi l l i brordhaeghe Gi jzenrooi De Ka ai s toep Nul and Li mburg Gol fba a n Bl ei jenbeek Bergerhei de De Ha mert Zwartwater Mei nweg Dri es trui k/Brei dberg

Aantal wateren geluisterd

Aantal wateren met roepers

Maximum aantal roepers

1 3 1 1 6 13 4 14 7 7 9 7 5 2 11 8 5

1 1 1 1 6 8 3 8 3 4 4 2 3 2 5 6 3

1 6 4 1 18 39 16 46 12 14 53 12 14 22 23 16 4

Tabel 2. Vergelijking van monitoringsresultaten van 2014 en 2015 voor leefgebieden in Brabant. Gebruikte afkortingen bij aanwezigheid eisnoer en larven: J=ja, N=nee.

Gebied Deurne Gi jzenrooi De Kaa i s toep Nula nd Totaal

Historisch Nieuw leefgebied leefgebied X X X X

Start uitzet 2012 2013 2012

Aantal wateren Maximum met aantal roepers roepers '14 > '15 '14 > '15 3 > 8 <10 > 46 1 > 3 2 > 12 0 > 4 0 > 14 1 > 4 3 > 53 5 > 19 <15 > 125

Eisnoer aanw. '14 > '15 N > J N > N N > N N > J 0 > 2

Larven aanw. '14 > '15 N > J N > N N > N N > J 0 > 2

In Brummen, waar Teunis Achterkamp, Tonnie Gerritssen en Ferry Bleumink succesvol hebben geluisterd, was het ‘geklok’ in één poel zo overweldigend dat een voorzichtige schatting op minimaal 20 dieren uitkwam. Ook in zeven andere wateren in Brummen werden roepende dieren gehoord. Uitzonderlijk was de poel van Ignas van Bebber in Nuland, waar maar liefst 29 roepende knoflookpadden op een avond zijn gehoord. Een ongekend groot aantal, zeker als je bedenkt dat er pas drie jaar is uitgezet op deze locatie. In hetzelfde leefgebied, in een poel van Henk de Wit, werden ook hoge aantallen roepers gemeld. Voor alle gebieden in Brabant geldt dat zowel de aantallen roepers als het aantal wateren met roepers in 2015 een stuk hoger lagen dan in 2014 (tabel 2).

NATUURBALANS

– LIMES DIVERGENS BV

Nieuwsbrief Herintroductie Knoflookpad

a d v i es b u r ea u v o or n a t u u r & l a n d s c h a p

3


Nieuwsbrief Herintroductie Knoflookpad Ook in Limburg was in alle leefgebieden die bij het project betrokken zijn, sprake van een substantiële toename van het aantal roepende mannetjes. Op Golfbaan Bleijenbeek en in De Hamert en Zwartwater zijn veel meer knoflookpadden gehoord dan in 2014. In de Meinweg is naast luisteronderzoek ook gewerkt met vangstschermen rond voortplantingswateren. Het aantal vangsten steeg van 12 in 2014, naar maar liefst 34 In 2015! Er werden op een avond maximaal 16 roepende dieren gehoord. Na dit goede resultaat van het luisteronderzoek waren de verwachtingen voor het aantonen van natuurlijke voortplanting hooggespannen. Dit is gelukt in vier gebieden door vangst van larven: Deurne, Nuland, Golfbaan Bleijenbeek en De Hamert! Van deze gebieden is in het voorjaar alleen in Nuland en Deurne specifiek gezocht naar eisnoeren. Deze werden ook gevonden (tabel 2). In de Meinweg zijn wel drie eisnoeren gevonden maar werden geen larven gevangen. De eisnoeren zijn met zekerheid afkomstig van vrouwtjes uit het kweekproject. In het vangstscherm rond de poel werd namelijk geen enkel ‘oud vrouwtje’ meer werd gevangen. De drie eisnoeren waren daarnaast opvallend klein, iets wat al eerder vastgesteld werd bij eisnoeren van net geslachtsrijp geworden vrouwtjes. De eisnoeren zijn verzameld en opgekweekt. In Deurne was bij de start van de uitzettingen nog een (kleine) oorspronkelijke populatie knoflookpadden aanwezig. De andere drie gebieden waar larven zijn gevonden zijn nieuwe leefgebieden. De larven in deze gebieden zijn dus zeker het resultaat van herintroductie. Dit betekent dus dat larven die drie tot vier jaar geleden zijn uitgezet, al die tijd overleefd hebben in het landhabitat, nu volwassen zijn geworden en zich succesvol weten voort te planten! De cirkel is daarmee rond en deze populaties kunnen zich nu op natuurlijke wijze gaan uitbreiden. In alle andere gebieden kon voortplanting helaas nog niet worden aangetoond. Waarschijnlijk ligt hier een natuurlijke oorzaak aan ten grondslag en moeten we gewoon nog even geduld hebben. In 2015 zijn pas voor het eerst grote aantallen roepende mannetjes gehoord. Bekend is dat bij vrouwtjes de ontwikkeling tot volwassen dier een jaar langer duurt dan bij mannetjes. Dat zou betekenen dat een groter reproductiesucces pas in 2016 zal plaatsvinden. Daarnaast weten we van dieren uit de vaste kweekgroep (zie vorige nieuwsbrief) dat de eisnoeren van jonge vrouwtjes nog maar heel klein (max. enkele honderden eitjes) zijn in vergelijking met de in de vrije natuur aangetroffen in het wild gevonden eisnoeren (tot ruim 2000 eitjes). Als er minder eieren zijn, is de kans op het vinden van larven natuurlijk ook kleiner. Er is dus wel goede hoop dat in het voorjaar van 2016, als de populaties weer een jaartje ouder zijn, meer natuurlijke voortplanting gevonden zal worden. De resultaten van 2015 zijn al met al zeer positief te noemen, met name wat betreft de aantalsontwikkeling van roepende mannetjes. Nu nog de volgende stap: op grote schaal succesvolle natuurlijke voortplanting. De verwachtingen voor 2016 zijn hooggespannen en de voortekenen zijn positief! Aan alle mensen die afgelopen jaar hebben meegewerkt: hartelijke dank! We hopen dat we ook in 2016 weer op jullie steun mogen rekenen.

NATUURBALANS

4

– LIMES DIVERGENS BV

a d v i es b u r ea u v o or n a t u u r & l a n d s c h a p

Nieuwsbrief Herintroductie Knoflookpad


Nieuwsbrief Herintroductie Knoflookpad Kweek en uitzettingen, resultaten 2015 Het opkweken van knoflookpadlarven begint altijd met het verzamelen van eisnoeren. In het voorjaar zijn in acht gebieden in Nederland eisnoeren verzameld. Deze eisnoeren zijn overgebracht naar het kweekstation in Nijmegen om opgekweekt te worden. In 2015 trad kort na het uitkomen van de eieren relatief veel sterfte op. De reden hiervoor kon niet worden achterhaald. Gelukkig stopte de sterfte al snel en kon toch voortvarend gestart worden met de kweek. Wel is hierdoor het aantal opgekweekte en uitgezette larven lager dan voorgaande jaren. Een klein eisnoer uit Deurne is geheel verloren gegaan. Uiteindelijk zijn dus van 7 brongebieden dieren opgekweekt.

Kas Nijmegen Start: 10682

Leefnet

2830

490

Uitval + telfouten Totaal: 1067

1477 Terrarium 101 al aanwezig 163 nu resterend

3408

1300

600

5375

2015 Uitzet Totaal: 9553

Jonge larven Bijna volgroeide larven <> juvenielen Juvenielen Figuur 2. Resultaten kweek en uitzettingen in 2015. De pijlen geven de verplaatsingen van de larven en juvenielen aan. Naast de pijlen staan de aantallen vermeld. De kleur van de pijlen geeft aan of het jonge of volgroeide larven of juvenielen betreft.

Kas Nijmegen Bij een eerste telling op 26 mei 2015 betrof het aantal larven in de kweekkas in Nijmegen ca. 10682 dieren (figuur 2). Dit jaar was de doelstelling om de dichtheden per kweekbak wat lager te houden dan voorgaande jaren. Dit bevordert de groei en verkleint de kans op ziektes (zie experiment crowding depression verderop in deze nieuwsbrief). Vanwege de snelle groei van de larven moest al vroeg gestart worden met het omlaag brengen van het aantal larven in de kas. Begin juni zijn daarom 5375 larven overgeplaatst naar leefnetten in diverse opkweek- en uitzetgebieden. Daarnaast zijn ook 1300 jonge larven direct uitgezet in verschillende gebieden. NATUURBALANS

– LIMES DIVERGENS BV

Nieuwsbrief Herintroductie Knoflookpad

a d v i es b u r ea u v o or n a t u u r & l a n d s c h a p

5


Nieuwsbrief Herintroductie Knoflookpad De rest van de larven is in de kas opgekweekt tot rond de metamorfose van larve naar juveniel. In de eerste helft van juli zijn 2830 van deze volgroeide larven uitgezet in verschillende gebieden. Een groep van ca. 600 dieren is vanuit de kweekkas overgeplaatst naar een buitenterrarium in Nijmegen. Het grootste deel van deze dieren is later uitgezet als juveniel. De rest blijft achter ter versterking van de eigen kweekgroep en ten behoeve van telemetrisch onderzoek. Leefnetten Het opkweken van larven in leefnetten heeft een aantal voordelen. Uit ervaringen van eerdere jaren is gebleken dat de larven in leefnetten sneller groeien en uiteindelijk na de metamorfose grotere juvenielen opleveren. Dit is waarschijnlijk te wijten aan de meer natuurlijke omstandigheden, waarbij de larven ook de beschikking hebben over natuurlijke voedselbronnen. Verder is het opgroeien in een geschikt voortplantingswater in het uitzetgebied ook voordelig omdat in het larvestadium mogelijk al een binding ontstaat met het water waarin de dieren opgroeien. Daarnaast wordt door spreiding van kweekactiviteiten over meerdere gebieden, voorkomen dat een eventuele uitbraak van ziektes het gehele kweekprogramma treft. Daarom is ook in 2015 weer een groot aantal larven opgekweekt in leefnetten. Als nadeel van kweken op meerdere locaties zou genoemd kunnen worden dat het meer arbeidsintensief is. Echter, dankzij een groep enthousiaste en hardwerkende lokale vrijwilligers hoeven we niet alles zelf te doen en is dit in de praktijk dus totaal geen probleem!

Figuur 3. Petra van Leeuwen verzorgt één van de twee leefnetten in Gijzenrooi bij Eindhoven.

NATUURBALANS

6

– LIMES DIVERGENS BV

a d v i es b u r ea u v o or n a t u u r & l a n d s c h a p

Nieuwsbrief Herintroductie Knoflookpad


Nieuwsbrief Herintroductie Knoflookpad Begin juni zijn 5375 larven overgeplaatst naar leefnetten (figuur 2). Deze leefnetten bevonden zich in vijf gebieden (tabel 3). Op Holthees na betreft het allemaal wateren in nieuwe leefgebieden. In Gijzenrooi en De Kaaistoep lagen de leefnetten in het water waar de larven ook zijn uitgezet. In Brummen en Nuland is een deel van de dieren vrijgelaten op de locatie van het leefnet. De andere dieren uit leefnetten zijn op een andere locatie dan die van het leefnet uitgezet. Vaak wel binnen hetzelfde leefgebied. Samengevat is ongeveer de helft van de dieren uit de leefnetten opgegroeid op hun uiteindelijke uitzetlocatie. Het grootste deel, 3408 dieren, is rond het moment van metamorfose vrijgelaten. Een aantal van 1477 dieren is vanuit de leefnetten eerst overgeplaatst naar een buitenterrarium in de onmiddellijke omgeving van het water, om daar de eerste levensfase als juveniel beschermd te doorlopen. Tabel 3. Overzicht locaties leefnetten en terraria in 2015. Provincie Gel derl a nd

Gebied Ni jmegen

Aantal Leefnet op Aantal leefnetten uitzetlocatie terraria Opmerking -

N.v.t.

2

Brummen

4

Deel s

2

Noord-Braba nt Gi jzenrooi Nul and

2 6*

Ja Deel s

3

Ka a i s toep Hol thees

2 2

Ja Nee

1

Li mburg

Terra ri a bi j kweekkas , geen ui tzetgebi ed Ui tgezet i n meerdere wa teren bi nnen de gemeente Brummen Groots te deel op pl ek l eefnet ui tgezet, deel wel bi nnen zel fde l eefgebi ed, kl ei n deel el ders Ui tzet vnl . i n Eckel ts e Vennen, kl ei n deel i n De Ha mert

* Rel a ti ef hoog a a nta l i .v.m. experi ment crowdi ng effect.

Figuur 4. Jonge larven uit Nijmegen worden door Henk de Wit en Ben Crombaghs overgebracht naar twee leefnetten in de Oude Karreput te Nuland. NATUURBALANS

– LIMES DIVERGENS BV

Nieuwsbrief Herintroductie Knoflookpad

a d v i es b u r ea u v o or n a t u u r & l a n d s c h a p

7


Nieuwsbrief Herintroductie Knoflookpad Buitenterraria Één van de doelstellingen voor 2015 was om meer dieren op te kweken tot forse juveniel of subadult. De uitzet in de vrije natuur vindt dan plaats in de nazomer of in het voorjaar na de eerste overwintering. We doen dit omdat de dieren na het loslaten als volgroeide larve of zeer jonge juveniel in en nabij het water blootgesteld staan aan een veel hogere predatiedruk dan later in het landhabitat. Door juveniele of subadulte dieren direct in de landhabitat uit te zetten wordt deze fase overgeslagen en is de verwachting dat een hoger percentage van de uitgezette dieren volwassen wordt en daadwerkelijk zijn of haar steentje bijdraagt aan de opbouw van de populatie. Dat is tenslotte waar het om gaat bij de herintroductie! Het opkweken van juvenielen gebeurt in een buitenterrarium. Zo’n terrarium bestaat uit een klein omheind gebiedje met daarin losse grond en een waterbak. Kleine, tijdelijke terraria kunnen eenvoudig en snel opgezet worden met kunststof platen. Beschutting wordt gecreëerd door begroeiing of kunstmatig, bijvoorbeeld in de vorm van tapijttegels. Het geheel is overdekt met een net om predatoren buiten te sluiten. De dieren in het terrarium worden gevoerd met allerlei ongewervelden, zoals regenwormen en fruitvliegen. Door het toevoegen van compost en (over)rijp fruit worden extra insecten aangetrokken. Larven in het metamorfosestadium worden vanuit een kweekbak of leefnet overgeplaatst naar het terrarium. Hier worden ze in de waterbak geplaatst, zodat ze zelf het moment kunnen kiezen waarop ze het land op gaan. Het uitzetten van de dieren in de vrije natuur vindt plaats na een verblijf in het terrarium van minimaal enkele weken tot maximaal tien maanden. In het laatste geval overwinteren de dieren in het terrarium. Er is inmiddels al enige jaren ervaring met het gebruik van terraria. In Nijmegen (figuur 5) en bij Ignas van Bebber in Nuland staan al jarenlang permanente terraria voor de eigen kweekgroep. Nieuw is dat nu ook bij de locaties met leefnetten (tijdelijke) terraria geplaatst worden. In Holthees, bij Harry Bussink wordt sinds 2014 een klein buitenterrarium gebruikt (figuur 6).

NATUURBALANS

8

Figuur 5. Één van de vaste terraria bij de kweekkas in Nijmegen.

Figuur 6. Een klein, eenvoudig terrarium in Holthees bij Harry Bussink, zoals ook elders tijdelijk opgebouwd kan worden.

– LIMES DIVERGENS BV

a d v i es b u r ea u v o or n a t u u r & l a n d s c h a p

Nieuwsbrief Herintroductie Knoflookpad


Nieuwsbrief Herintroductie Knoflookpad De eerste resultaten hier zijn positief. In 2014 overwinterde 141 in leefnetten opgekweekte dieren in het buitenterrarium. In het voorjaar van 2015 is de bak (zo goed als mogelijk) leeggehaald en zijn 101 dieren uitgezet als subadult. Minstens 71,6% heeft dus de winter overleefd. Doordat mogelijk enkele dieren zijn achtergebleven in het terrarium, kan het absolute overlevingspercentage nog wat hoger liggen. Het overlevingspercentage van juvenielen in de vrije natuur is in deze fase waarschijnlijk veel lager. In 2015 zijn nieuwe terraria opgebouwd in Nuland (bij Henk de Wit) en in Brummen (bij Henk Jan de Looff en Teunis Achterkamp). Voor 2016 wordt gekeken of ook terraria gerealiseerd kunnen worden in Gijzenrooi en De Kaaistoep. Ook voor uitzetgebieden in Limburg wordt bekeken of dit mogelijk is. Al met al is afgelopen jaar een aantal van 2015 juvenielen uitgezet na een verblijf in een terrarium (figuur 2). Hierbij zit een klein aantal dieren van eerdere kweekjaren. Een aantal van deze juvenielen is voorzien van PIT-tag uitgezet in De Kaaistoep voor het telemetrisch onderzoek (zie verderop in deze nieuwsbrief). Van dit kweekjaar zijn ca. 163 dieren nog achtergebleven in het terrarium voor de eigen kweekgroep, uitzet na overwintering of ten behoeve van telemetrisch onderzoek. Uitzettingen in 2015 In 2015 zijn in totaal 9553 knoflookpadden uitgezet (figuur 2, tabel 4). Door de onverwacht grote uitval bij het uitkomen van de eitjes tijdens de start van de kweek is dit aantal lager dan gepland. De beschikbare dieren zijn zo goed mogelijk verdeeld over de verschillende uitzetgebieden. Hierbij is rekening gehouden met de grootte van het leefgebied, uitgezette aantallen in eerdere jaren, looptijd van de herintroductie in het gebied en eventueel gemaakte afspraken met de beheerder of terreineigenaar. Tabel 4. Aantal uitgezette knoflookpadden per leefgebied in 2015.

Provincie Overi js s el Totaal Overijssel Gelderl a nd Totaal Gelderland Noord Bra ba nt

Uitzetgebied Arri ĂŤn Brummen Deurne Gi jzenrooi Nul a nd Kaa i s toep Hui s ter hei de

Totaal Noord Brabant Li mburg Gol fbaa n Bl ei jenbeek Eckel ts e Vennen De Hamert Mei nweg Dri es trui k/Brei dberg Kempen-Broek Totaal Limburg Totaal

NATUURBALANS

– LIMES DIVERGENS BV

Nieuwsbrief Herintroductie Knoflookpad

Aantal uitzetlocaties

Aantal brongebieden

1 1 6 6 6 3 4 3 2 18 4 2 2 7 4 4 23 48

1 1 3 3 mi n. 4 5 mi n. 5 mi n. 3 mi n. 3 min. 7 4 mi n. 4 mi n. 4 1 4 4 min. 4 min. 7

Totaal 100 100 1869 1869 200 779 1267 647 300 3193 850 470 541 1300 600 630 4391 9553

a d v i es b u r ea u v o or n a t u u r & l a n d s c h a p

9


Nieuwsbrief Herintroductie Knoflookpad Bij de meeste uitzettingen is gebruik gemaakt van dieren uit verschillende bronpopulaties. Dit om eventuele risico’s op inteelt te voorkomen. Het aantal bronpopulaties is niet altijd exact bekend door het uitzetten van juvenielen uit terraria met een gemixte bronpopulatie-bezetting. In leefgebieden met een (tot voor kort) bestaande populatie, zoals in de Meinweg, worden geen dieren uit andere bronpopulaties uitgezet. Datzelfde geldt bij terugplaatsing van kleine aantallen larven op plekken waar een eisnoer verzameld is, zoals in Arriën. In het natuurgebied Huis ter heide bij Tilburg zijn in 2015 voor het eerst knoflookpadden uitgezet. Omdat hiervoor pas laat groen licht kwam betreft het een beperkt aantal juvenielen (ca. 300). De komende jaren willen we ook hier grotere aantallen dieren, afkomstig van verschillende brongebieden uitzetten. Voor 2016 wordt onderzocht of er nog andere kansrijke leefgebieden zijn waar gestart kan worden met een herintroductie. In 2016 hopen we weer meer larven op te kunnen kweken dan afgelopen jaar. Naar verhouding zullen in de toekomst meer dieren uitgezet gaan worden als juveniel of subadult. Hiervoor worden extra (tijdelijke) buitenterraria gerealiseerd, bij voorkeur op de locaties waar kweek in leefnetten plaatsvindt. Omdat het uitzetten van larven, direct in het water of na verblijf in een leefnet, ook bepaalde voordelen heeft blijven we ook gebruik maken van deze kweekmethoden. Door verschillende kweekmethoden te combineren is naar onze mening de kans het grootst dat de herintroducties succesvol zullen verlopen.

Figuur 7. Uitzet van volgroeide larven op 23 juni in de Akkerpoel in Driestruik.

NATUURBALANS

10

– LIMES DIVERGENS BV

a d v i es b u r ea u v o or n a t u u r & l a n d s c h a p

Nieuwsbrief Herintroductie Knoflookpad


Nieuwsbrief Herintroductie Knoflookpad Experiment crowding depression Crowding depression houdt in dat groei- en ontwikkelingssnelheid gerelateerd is aan het aantal larven per volume-eenheid. Dit effect is niet bij alle amfibiesoorten bekend, maar mogelijk bij de knoflookpad 3 wel aanwezig. Hoe groter het aantal larven in een leefnet van 1 m , des te sterker is het negatief effect op groei en ontwikkeling. Zowel chemische als hormonale factoren spelen hierbij een rol. Vanaf de start van de buitenkweek in 2012 heeft er jaarlijks een toename plaats gevonden van het aantal larven per leefnet. In 2012 aanvankelijk 200 à 300 larven per leefnet van 1 m3. In 2013 liep dat soms op tot meer dan 700 larven per net. In 2014 werd de ontwikkelingstijd van larven uit een tweetal eisnoeren bepaald. Larven afkomstig van een eisnoer uit Nuland werden verdeeld over twee netten, evenzo een eisnoer uit Zwolle. De verdeling was onevenredig: in de twee 'Nulandse' netten een bezetting van 656 en 859 larven; in de 'Zwolse' netten een bezetting van 555 en 486 larven. De larven uit het net met de geringste bezetting lieten op het oog een sterkere groei zien. Ook de doorbraak van de voorpoten trad duidelijk eerder op. De ontwikkelsnelheid tussen de netten verschilde maximaal twee weken. Ook bij relatief kleine aantalsverschillen tussen de netten was er al een verschil in groei- en ontwikkelingssnelheid vast te stellen. Heeft dit consequenties? Je zou zeggen van niet. Wat is nu één of twee weken verschil? Maar één of twee weken eerder op het land is ook twee weken langer kunnen eten voordat de winterslaap begint. En als je aan de start ook nog eens een groter en zwaarder lijf hebt, dan is dat een extra gunstige conditie om de winterslaap in te gaan.

Figuur 8. Het wegen van knoflookpadlarven t.b.v. het crowding depression experiment. NATUURBALANS

– LIMES DIVERGENS BV

Nieuwsbrief Herintroductie Knoflookpad

a d v i es b u r ea u v o or n a t u u r & l a n d s c h a p

11


Nieuwsbrief Herintroductie Knoflookpad 3

Nu doet de vraag zich voor of er een advies is te geven over het optimale aantal larven per net van 1 m om in een zo kort mogelijke tijd grote en zware larven te kweken. Hiertoe zijn in 2015 in totaal 4 netten bevolkt met een oplopend aantal larven afkomstig uit één eistreng, nl. 50, 100, 200 en 400 exemplaren. Wekelijks werden 50 larven per net gewogen, werd de ontwikkelingstijd bijgehouden alsmede het gewicht en de lengte bij volledige metamorfose (doorbraak van voorpoten) gemeten.

De larven in de netten met de minste bezetting (50 of 100) groeien sneller en worden uiteindelijk ook duidelijk langer en zwaarder (figuur 9 en 10). Het maximale verschil tussen de netten in gemiddeld gewicht en gemiddelde lengte op het moment van metamorfose is resp. 1,3 gram en 0,6 cm. Opvallend is dat er nauwelijks verschil is tussen de netten met 200 en 400 larven. In de week voorafgaand aan de metamorfose neemt het lichaamsgewicht in elke groep met 4 gram af (30 à 40 % van het maximale lichaamsgewicht, figuur 9). De bolle ovaalvormige romp wordt slanker en getailleerd en de staartlengte neemt af.

Figuur 9. Ontwikkeling gewicht larven per leefnet.

Figuur 10. Gemiddelde en standaarddeviatie per leefnet van gewicht en lengte van de knoflookpadlarven op de dag van de metamorfose.

NATUURBALANS

12

– LIMES DIVERGENS BV

a d v i es b u r ea u v o or n a t u u r & l a n d s c h a p

Nieuwsbrief Herintroductie Knoflookpad


Nieuwsbrief Herintroductie Knoflookpad

Figuur 11. Ontwikkeling van het aantal gemetamorfoseerde dieren per leefnet in procenten van het totaal aantal dieren in een leefnet.

In figuur 11 is het verschil in ontwikkelingssnelheid te zien tussen de verschillende netten. De metamorfose van de larven startte in alle netten min of meer gelijktijdig, rond 30 juni. Hoe hoger het aantal dieren in een net hoe langer het duurt voordat alle dieren gemetamorfoseerd zijn. Alle 50 larven in net I waren in een week tijd gemetamorfoseerd. Het aantal dagen na de start van de metamorfose waarop ca. 90% van alle dieren gemetamorfoseerd was verschilde van 5 dagen bij net I tot 9 dagen bij net IV. Kortom, net als in 2014 is ook nu weer vastgesteld dat een lager aantal larven per volume-eenheid leidt tot een duidelijk hogere groei- en ontwikkelingssnelheid. Het verschil in ontwikkelingssnelheid tussen de groepen is wel minder duidelijk dan bij de waarnemingen uit 2014. Mogelijk komt dit doordat de larven in 2015 al wat verder ontwikkeld waren bij de start van het experiment. Het is aannemelijk dat de verschillen in groei- en ontwikkelingssnelheid toenemen als de larven al in een eerder stadium worden blootgesteld aan verschillende dichtheden. Voor 2016 wordt dan ook gekeken of het mogelijk is om het experiment te herhalen, waarbij het experiment al start kort na het uitkomen van de eisnoeren. Ondanks het feit dat het experiment heeft aangetoond dat het effect van crowding depression niet onderschat moet worden, blijft het lastig om een sluitend antwoord te geven op de vraag wat nu het ideale aantal larven per leefnet is bij het opkweken van larven voor de herintroductie. Duidelijk is wel dat als het doel uitsluitend kwalitatief is (zo groot mogelijke larven in zo kort mogelijke tijd), de dichtheden erg laag moeten worden gehouden. Echter, bij herintroductie is ook het aantal larven dat na de kweek kan worden vrijgelaten van belang. Tussen beide facetten moet een balans gezocht worden, zodat dieren met een goede gezondheid, in redelijke aantallen opgekweekt kunnen worden. Door in de toekomst sterker in te zetten op het uitzetten van juvenielen en subadulten in plaats van volgroeide larven, kunnen de te kweken aantallen verder naar beneden worden bijgesteld. Dit omdat hiermee alvast geanticipeerd wordt op een lagere mortaliteit tussen het moment van uitzetten en het moment waarop het volwassen stadium wordt bereikt.

NATUURBALANS

– LIMES DIVERGENS BV

Nieuwsbrief Herintroductie Knoflookpad

a d v i es b u r ea u v o or n a t u u r & l a n d s c h a p

13


Nieuwsbrief Herintroductie Knoflookpad eDNA, een nieuw hulpmiddel voor inventarisatie en monitoring Een relatief nieuwe methode die wordt toepast voor monitoring en inventarisatie is environmental DNA, afgekort eDNA. Elke soort bezit uniek DNA. Als een dier zich in het water bevindt, laat hij sporen van dit DNA achter in het water door onder meer uitwerpselen, slijm en huidcellen. Dit DNA kan met nieuwe genetische detectiemethodes worden gesignaleerd. Op die manier is het mogelijk om de aanwezigheid van dieren aan te tonen op basis van simpele watermonsters. Met eDNA is aanwezigheid van knoflookpadden aan te tonen als dieren in het water zitten of recent in het water zijn geweest, ook in lage dichtheden. De trefkans is daarmee veel hoger dan met luister- of vangstonderzoek. Ook is de methode veel minder tijdrovend omdat alleen een watermonsters verzameld hoeft te worden. Een nadeel van de methode is dat het resultaat kwalitatief is, dat wil zeggen dat in principe alleen aanof afwezigheid gemeten kan worden. Aantallen dieren zijn niet meetbaar, al kan de hoeveelheid aantroffen DNA wel een indicatie geven van de dichtheid. De methode is vooral geschikt voor wateren waarvan onduidelijk is of er (nog) knoflookpadden voorkomen. De trefkans met alleen veldonderzoek is bij kleine aantallen (te) laag. Bovendien zijn er bij eDNA-onderzoek geen nachtbezoeken nodig. In 2015 zijn watermonsters geanalyseerd van 39 wateren in zes gebieden in Noord-Brabant en vijf wateren in één gebied in Limburg, de Bergerheide (tabel 5). Wateren waar in het voorjaar knoflookpadden zijn gehoord, zijn grotendeels buiten beschouwing gelaten. Interessanter zijn wateren waar knoflookpadden zijn uitgezet, maar nog niet zijn waargenomen, of wateren in de periferie van bekende locaties. Het aantal monsters varieert met de afmetingen van het water. In totaal zijn 176 watermonsters geanalyseerd op de aanwezigheid van knoflookpad DNA. De eDNA-analyses voor knoflookpad zijn afgelopen jaar uitgevoerd door het genetisch laboratorium van onderzoeksinstituut Alterra. Resultaten Bij de analyse van eDNA-monsters in het laboratorium zijn drie verschillende uitslagen mogelijk, met drie bijbehorende conclusies voor de waterpartij waaruit de monsters genomen zijn: - Zeker knoflookpad-DNA in monster(s), knoflookpad in waterpartij aanwezig. - Waarschijnlijk knoflookpad-DNA in monster(s), knoflookpad mogelijk in waterpartij aanwezig. - Geen knoflookpad-DNA in monster(s), knoflookpad in waterpartij afwezig (of niet aangetoond). In het tweede geval is de uitkomst van de analyse onzeker doordat slechts één van de twee replica’s uit hetzelfde monster een positieve uitslag geeft. Op basis van de statistische betrouwbaarheidsinterval is voor die monsters niet geheel uit te sluiten dat er sprake is van een zogenaamd ‘vals positief’ resultaat. Omdat er wel iets gemeten is, wordt niet geheel uitgesloten dat er toch knoflookpad aanwezig is in wateren met dergelijk analyseresultaat. Vervolgonderzoek zal dan duidelijkheid moeten verschaffen. De gebruikte analysemethode is zeer betrouwbaar en nauwkeurig. Alleen extreem lage DNAconcentraties kunnen niet gedetecteerd worden. Toch kan het zo zijn dat knoflookpad-DNA niet wordt aangetoond bij de analyse van monsters, terwijl de soort wel aanwezig is in de waterpartij. Dit komt dan niet door de gebruikte laboratoriumtechnieken, maar doordat de monstername niet toereikend is geweest. DNA is namelijk niet altijd goed verspreid over de hele waterpartij aanwezig. Dit speelt o.a. bij grote, stilstaande wateren en bij lage dichtheden van de doelsoort. Het is dus zaak om per waterpartij voldoende monsters te nemen, op de voor de doelsoort meest geschikte plekken. NATUURBALANS

14

– LIMES DIVERGENS BV

a d v i es b u r ea u v o or n a t u u r & l a n d s c h a p

Nieuwsbrief Herintroductie Knoflookpad


Nieuwsbrief Herintroductie Knoflookpad Alleen met goed uitgevoerde monstername kan met grote zekerheid gesteld worden dat de soort afwezig is als alle monsters een negatief analyseresultaat opleveren. Bij twijfels over de monstername kan de conclusie alleen zijn dat de soort niet is aangetoond. Tabel 5. Resultaten analyse eDNA-monsters per gebied in 2015.

Provincie

Gebied

Noord-Braba nt Deurne i ncl . Wi l l i brordha eghe Gi jzenrooi Ka a i s toep Nul and Braba nts e Wa l Li mburg Bergerhei de Totaal

Aantal wateren met Zeker Waarschijnlijk Geen Totaal aantal knoflookpad knoflookpad knoflookpad wateren DNA DNA DNA geanalyseerd 2 2 4 8 2 1 7 10 0 0 3 3 0 0 2 2 0 1 10 11 1 1 3 5 5 5 29 39

In totaal zijn van 39 wateren eDNA-monsters geanalyseerd (tabel 5). De meeste uitslagen zijn negatief. Dit komt doordat over het algemeen wateren bemonsterd zijn in de periferie van het leefgebied, op plekken waar de knoflookpad nog niet waargenomen was. Een positieve detectie is dus des te meer interessant! Hieronder volgt een korte toelichting per gebied. Deurne Knoflookpad-DNA is vastgesteld in een water waar knoflookpadden zijn uitgezet en dit voorjaar ook een roepend dier werd gehoord. Een ander water met een duidelijk positieve uitslag ligt buiten het tot nu toe bekende verspreidingsgebied van knoflookpad. De twee wateren met onzekere waarneming liggen ook buiten het tot nu toe bekende verspreidingsgebied van knoflookpad. Op al deze locaties zal in 2016 vervolgonderzoek uitgevoerd worden. Gijzenrooi In een poel is één sterke en één zwakke detectie gedaan. In een ander nabijgelegen water waren alle drie de geanalyseerde monsters positief. Deze wateren liggen op ca. 500m van de dichtstbijzijnde uitzetlocatie. Ze waren op grond daarvan nog niet eerder meegenomen in de monitoring. In 2016 zal gekeken worden of hier opnieuw knoflookpad kan worden vastgesteld. Opvallend is dat analyse van vijf monsters uit een water waar negen roepende dieren gehoord werden, kort voor en na de datum van monstername, geen positief resultaat opleverde. Hier hebben we (nog) geen goede verklaring voor. Kaaistoep De bemonsterde wateren zijn gelegen nabij uitzetlocaties. Toch werd geen knoflookpad-DNA aangetroffen. In één water werd dit voorjaar wel één roepend dier gehoord. In de andere wateren zijn nooit roepende dieren gehoord. Het lijkt er dus op dat deze wateren inderdaad niet of nauwelijks gebruikt werden door knoflookpadden. Nuland Een kleine poel nabij een uitzetlocatie leverde geen positieve detectie op. Hier zijn tot nu toe ook geen roepende dieren gehoord. Hetzelfde geldt voor een tweede poel op enige afstand van de uitzetlocaties.

NATUURBALANS

– LIMES DIVERGENS BV

Nieuwsbrief Herintroductie Knoflookpad

a d v i es b u r ea u v o or n a t u u r & l a n d s c h a p

15


Nieuwsbrief Herintroductie Knoflookpad Brabantse Wal De Brabantse Wal is een historisch leefgebied van de knoflookpad. Uit het verleden zijn enkel twee waarnemingen bekend en de soort werd hier lange tijd als uitgestorven beschouwd. Echter, omdat geschikt habitat aanwezig is (figuur 12) en de knoflookpad een verborgen levende soort is kan hij nog best aanwezig zijn op onbekende plekken. Daarom is besloten om nader onderzoek uit te voeren met behulp van eDNA. Dit onderzoek heeft o.a. andere plaatsgevonden op Vliegbasis Woensdrecht. De resultaten hier zijn niet eenduidig. Op de locatie waar in 2014 een positieve match werd gevonden was de uitslag van het eDNA-onderzoek in 2015 juist weer negatief. Op een andere locatie, 4 kilometer ten zuiden van de vliegbasis, is mogelijk ook knoflookpad aanwezig. Hier werd een monster verzameld waarvan de uitslag onzeker is; de gemeten waarde is te hoog om te negeren, maar het is onvoldoende om geheel zeker te zijn van de aanwezigheid van knoflookpad-DNA. In het voorjaar van 2016 zal op de Brabantse Wal luisteronderzoek plaatsvinden op alle locaties waar knoflookpad mogelijk aanwezig is. Verder wordt onderzocht wat de mogelijkheden zijn om in 2016 op grotere schaal onderzoek te doen naar de aanwezigheid van knoflookpad en de potenties voor deze soort op de Brabantse Wal. Bergerheide De positieve melding kwam van een referentie water. Hier zijn knoflookpadden in het voorjaar ook gehoord. Daarnaast zijn knoflookpadden mogelijk aanwezig in een tweede water. Hier zijn in het voorjaar ook dieren gehoord. De monsters zijn in de zomer genomen om de aanwezigheid van larven aan te tonen. Dit is met fuiken niet gelukt, maar het positief geteste eDNA-monster geeft aan dat deze toch aanwezig waren.

Figuur 12. De Brabantse Wal, historisch leefgebied van de knoflookpad waar ook tegenwoordig nog geschikt habitat aanwezig is. Met behulp van eDNA wordt onderzocht of de soort hier toch nog ergens aanwezig is.

NATUURBALANS

16

– LIMES DIVERGENS BV

a d v i es b u r ea u v o or n a t u u r & l a n d s c h a p

Nieuwsbrief Herintroductie Knoflookpad


Nieuwsbrief Herintroductie Knoflookpad Knoflookpadden in het bos; telemetrisch onderzoek in De Kaaistoep Het gaat al langere tijd niet goed met de knoflookpad in Nederland. Om te zorgen dat deze bijzondere soort zich succesvol kan herstellen, is kennis van de ecologie van de soort van groot belang. Bij de knoflookpad is dit makkelijker gezegd dan gedaan, gezien zijn verborgen levenswijze. Met name over de levenswijze in het landhabitat is daarom nog relatief weinig bekend. Knoflookpadden leven vaak in een omgeving waar ook houtige landschapselementen aanwezig zijn. Bijvoorbeeld kleinschalig cultuurlandschap met houtwallen en kleine geriefhoutbosjes of op overgangen naar hogere zandgronden waar veel bos aanwezig is. Maar hoe verhoudt de knoflookpad zich nu eigenlijk tot dergelijk habitat? Op het oog lijkt bos best potentie als leefomgeving te hebben; er heerst een getemperd klimaat en er is een gemakkelijk vergraafbare ondergrond die krioelt van de kleine ongewervelden. Toch wordt bos doorgaans niet gezien als knoflookpad-habitat. De vraag is dan ook: maken knoflookpadden graag gebruik van bos, laten ze het liever links liggen of hebben ze er zelfs last van als er veel bos aanwezig is? Voor inrichting en beheer van knoflookpad-leefgebied hele relevante vragen! Om meer inzicht te krijgen in het gebruik van bos door de knoflookpad is in de nazomer en vroeg herfst van 2015 telemetrisch onderzoek uitgevoerd in De Kaaistoep bij Tilburg. Het onderzoek is voornamelijk uitgevoerd door Maximiliaan Claus, een stagiair van de opleiding Toegepaste Biologie aan de HAS Den Bosch. Voor het onderzoek zijn 59 met PIT-tags gezenderde knoflookpadden uitgezet in een gebied met een scherpe overgang van bos naar grasland. Uitzet vond plaats op drie locaties met 25 meter tussenafstand, in de habitattypen bos, bosrand en grasland. De padden hebben een week ter gewenning in een tijdelijk verblijf gezeten. Daarna zijn ze vrijgelaten en startte direct het volgen van de dieren met detectieapparatuur. De dieren zijn gevolgd gedurende een periode van negen weken.

Figuur 13. Telemetrisch onderzoek in het bos in De Kaaistoep bij Tilburg, uitgevoerd door Maximiliaan Claus.

Dankzij de PIT-tags kunnen ingegraven knoflookpadden zonder ze te verstoren teruggevonden worden in het landhabitat. Dit vraagt nog wel een flinke zoekinspanning! In het grasland ging het zoeken soepel en waren aan het eind van het onderzoek nog zeven dieren waar te nemen (figuur 14). Deze individuen

NATUURBALANS

– LIMES DIVERGENS BV

Nieuwsbrief Herintroductie Knoflookpad

a d v i es b u r ea u v o or n a t u u r & l a n d s c h a p

17


Nieuwsbrief Herintroductie Knoflookpad waren afkomstig uit alle drie de habitattypen en hadden zich tot meer dan tweehonderd meter verplaatst. Net als bij eerdere onderzoeken in De Kaaistoep bleek ook nu weer dat de padden zich vaak ingraven op plekken waar open zand is door het graafwerk van konijnen. In het bos daarentegen, verliep het terugzoeken niet altijd even soepel. De vele takken en de dikke (herfst)strooisellaag in combinatie met enkele ondoordringbare struiken, maakten het onderzoek hier niet eenvoudig. Buiten de directe omgeving van de uitzetlocatie werden in het bos geen dieren teruggevonden. Na verloop van tijd raakten alle dieren in het bos uit beeld. Dit terwijl ondanks de obstakels toch een aanzienlijk oppervlakte in het bos wel goed afgezocht is. Door de relatief korte onderzoeksperiode en het soms lastige zoekwerk is het aantal waarnemingen relatief laag gebleven. Daarom is het niet mogelijk om nu al harde conclusies te trekken. Opvallend is wel dat in het bos alleen waarnemingen zijn gedaan van dieren die ook in het bos zijn uitgezet en van een enkel dier dat in de bosrand is uitgezet. Dieren uit het grasland zijn nooit in het bos aangetroffen, terwijl op het eind van het onderzoek wel een aantal dieren uit het bos en de bosrand in het grasland aanwezig waren. Ook waren aan het eind van de onderzoeksperiode nog zeven dieren in beeld in het grasland, terwijl in het bos geen enkel dier meer werd gevonden. Dit lijkt toch wel te indiceren dat bos geen optimaal habitat vormt voor de knoflookpadden en dat ze daarom de neiging hebben om uit het bos weg te trekken. Vervolgonderzoek zal meer duidelijkheid moeten geven. Maar eerst mogen de knoflookpadden genieten van de winterrust!

Figuur 14. Vindplaatsen van gezenderde knoflookpadden in november, aan het eind van de onderzoeksperiode van het telemetrisch onderzoek uitgevoerd in 2015 in De Kaaistoep.

NATUURBALANS

18

– LIMES DIVERGENS BV

a d v i es b u r ea u v o or n a t u u r & l a n d s c h a p

Nieuwsbrief Herintroductie Knoflookpad


Nieuwsbrief Herintroductie Knoflookpad Observaties in een buitenterrarium in Brummen In 2011 werden de eerste knoflookpadlarven in en om de gemeente Brummen uitgezet op plekken waar de soort bijna was verdwenen. De jaren erna werd veel gezocht met hydrofoons, onderging een voorplantingswater een totale opknapbeurt en werden vele duizenden larven uitgezet. Het resultaat is dat er in 9 wateren weer knoflookpadden te horen zijn. Het blijven obscure beestjes. je hoort ze soms, maar je ziet ze zelden. Ook is nog veel onbekend over bepaalde aspecten, zoals het homing effect (voor voortplanting terugkeren naar het geboortewater). Om te onderzoeken of het opkweken in een buitenverblijf de kans op overleven vergroot, en en passant te kijken of een elders opgekweekte knoflookpad terugkeert naar het geboortewater of lekker blijft hangen waar het wordt uitgezet, zijn door Henk Jan de Looff 50 larven in een buitenterrarium opgekweekt. Het buitenverblijf is gemaakt van damwandplaten (figuur 15). Er zit een klein vijvertje in van EPDM-folie en een composthoopje. Onderin het verblijf voorkomt een ingegraven lap zeefdoek uit de papierindustrie dat de dieren zich naar de vrijheid kunnen graven. De larven stonden op het punt van metamorfose toen ze overgeplaatst werden van leefnetten naar het vijvertje in het terrarium. Op gistend fruit in de composthoop kwamen hele wolken fruitvliegen af, waar de juveniele knoflookpadden zich aan tegoed deden. Opvallend was dat zeker de eerste tijd de dieren vlakbij het water verbleven en regelmatig terug in het vijvertje sprongen. Ook het ingraven leek nog niet zo'n makkelijke opgave, de dieren waren vooral onder stukken boomschors en dakpannen te vinden. Ze groeiden als kool en al na een maand was het nodig over te schakelen op krekels als voer. Eerst kleintjes in maatje 5, maar al snel konden ze grotere aan. Regelmatig werd een GoPro in Time Lapsestand in het verblijf geplaatst en was de verbeten jacht op de krekels goed te volgen. Naast het bijvoeren met krekels was het composthoopje een rijke bron van mestpieren. De juvenielen waren in september gemiddeld 2,5 cm groot, groot genoeg om zich snel te kunnen ingraven. op warme dagen zaten de dieren overdag als het ware uit een schuttersputje naar de buitenwereld te kijken. Vanaf begin oktober werd het rustiger in de juvenielenbak, en na de eerste nachtvorst zaten allen diep weggegraven onder de grond. In het voorjaar van 2016 wordt een aantal dieren, nadat de rugtekening gefotografeerd is, uitgezet bij een voortplantingswater dat de komende jaren met schermen wordt afgezet. Treffen we de gefotografeerde dieren tijdens dit onderzoek aan, dan geeft dat een heel klein beetje informatie over het homing effect. Ze weten dan blijkbaar geschikt voortplantingswater te vinden ondanks dat ze er niet als larve zijn uitgezet. NATUURBALANS

– LIMES DIVERGENS BV

Nieuwsbrief Herintroductie Knoflookpad

Figuur 15. Het terrarium net na aanleg.

a d v i es b u r ea u v o or n a t u u r & l a n d s c h a p

19


Nieuwsbrief Herintroductie Knoflookpad Symposium Bescherming Knoflookpad Op 27 juni 2015 vond in Nuland het Symposium ‘Bescherming Knoflookpad’ plaats. Een unieke gebeurtenis! Nooit eerder waren zoveel mensen met een hart voor de knoflookpad bij elkaar. Met ruim 100 deelnemers was de zaal goed gevuld. De deelnemers waren afkomstig uit vrijwel alle regio’s in Nederland waar de knoflookpad voorkomt. Zelfs mensen uit Duitsland en België wisten het symposium te vinden. Iedereen had op zijn of haar manier, als vrijwilliger of beroepsmatig, een relatie met de knoflookpad. Het gevarieerde gezelschap vertegenwoordigde een groot aantal natuurbeschermingsorganisaties en provinciale en gemeentelijke overheden, van uitvoerend tot beleidsmatig niveau. Het belangrijkste doel van het symposium was het uitwisselen van kennis en ervaring op het gebied van bescherming van knoflookpad. Centraal hierbij stond de rol van herintroductie. Onder de bezielende leiding van Ton Lenders werd een uitgebreid lezingenprogramma afgewerkt. Dit programma behandelde onder andere de beleidsmatige aspecten rond herintroductie. Door verschillende sprekers werd diepgaand ingegaan op de inmiddels behaalde resultaten van het herintroductieproject en de daarmee opgedane kennis en ervaring. Aan bod kwamen verschillende kweekmethoden en de resultaten van telemetrisch onderzoek naar het landgebruik van knoflookpad. Als afsluiting van de dag vond een plenaire discussie plaats over herintroductie en bescherming van knoflookpad in het algemeen. Deze discussie werd voorafgegaan door enkele lezingen waarin een visie gegeven werd over de toekomst van de knoflookpad in Nederland en inzet van herintroductie hierbij als beschermingsmaatregel.

Figuur 16. Het symposium bood ruimte voor ontmoeting en kennisdeling tussen professionals en vrijwilligers die zich inzetten voor de bescherming van knoflookpad. NATUURBALANS

20

– LIMES DIVERGENS BV

a d v i es b u r ea u v o or n a t u u r & l a n d s c h a p

Nieuwsbrief Herintroductie Knoflookpad


Nieuwsbrief Herintroductie Knoflookpad

Figuur 17. Een volle zaal, aandachtig luisterend naar de lezing van Fabrice Ottburg (Alterra) over zijn visie op de toekomst van de knoflookpad in Nederland.

Het symposium kende ook een buitenprogramma. Rond het middaguur kon in de praktijk beleefd worden wat er allemaal komt kijken bij een herintroductieproject. Dit was mogelijk omdat de locatie van het lezingenprogramma op korte afstand lag van een nieuw leefgebied van knoflookpad, waar in 2012 gestart is met herintroductie van knoflookpad. Onderdeel van dit leefgebied is de ‘achtertuin’ van Ignas van Bebber, een terrein van circa 2 hectare speciaal ingericht voor de knoflookpad. het gebied grenst aan het natuurgebied ‘de Nulandse heide’, een historisch leefgebied van de soort. Op deze locatie zijn enkele kweekfaciliteiten ten behoeve van het herintroductieproject aanwezig. Namelijk een groot buitenterrarium en een grote poel waarin jaarlijks knoflookpadden in leefnetten worden opgekweekt. Daarnaast is er in 2015 een juvenielenbak geïnstalleerd voor het opkweken van volgroeide larven tot juvenielen en subadulten. Voor de symposium-bezoekers was het dus mogelijk om alle kweekmethodieken te bezichtigen en alle levensstadia van de knoflookpad te zien. Ook was het mogelijk om te ervaren hoe het is om een gezenderde knoflookpad op te moeten sporen met detectieapparatuur. Iets wat nog helemaal niet zo gemakkelijk bleek te zijn! Tijdens het middagprogramma werd er flink gediscussieerd over de diverse technieken en werden tal van nieuwe ideeën en verbeterpunten geopperd. Een waardevol onderdeel voor het herintroductieproject! Al met al werd het symposium door de bezoekers beoordeeld als een ontzettend leuke en bijzonder leerzame dag die voor herhaling vatbaar is. Wie weet al in 2016!? Het succes van het symposium is voor een groot deel te danken aan de inspanningen van Ignas van Bebber van de Stichting Landschapsbelang Maasdonk. Nogmaals via deze weg hartelijk dank daarvoor!

NATUURBALANS

– LIMES DIVERGENS BV

Nieuwsbrief Herintroductie Knoflookpad

a d v i es b u r ea u v o or n a t u u r & l a n d s c h a p

21


Nieuwsbrief Herintroductie Knoflookpad

Figuur 18. Het buitenprogramma gaf de mogelijkheid om in de praktijk verschillende aspecten van het herintroductieproject te bezichtigen.

Figuur 19. Demonstratie van detectieapparatuur voor de uitvoering van telemetrisch onderzoek. NATUURBALANS

22

– LIMES DIVERGENS BV

a d v i es b u r ea u v o or n a t u u r & l a n d s c h a p

Nieuwsbrief Herintroductie Knoflookpad


Nieuwsbrief Herintroductie Knoflookpad 2016, een nieuw jaar vol spannende gebeurtenissen!? Nog even en dan komen de knoflookpadden weer uit hun winterrust! Er staat ons dan weer een drukke periode te wachten met als eerste het monitoren van kooractiviteit, het zoeken naar eissnoeren en het opstarten van de kweek. Daarna volgen nog tal van andere activiteiten voordat in september de rustige periode weer aanbreekt. Voor 2016 hebben we een aantal nieuwe of aangepaste activiteiten op het oog. Voor de monitoring wordt het weer een spannend jaar. We verwachten dat we meer kooractiviteit gaan waarnemen in de uitzetgebieden en hopen dat in 2016 ook op grotere schaal succesvolle voortplanting kan worden vastgesteld. Op de plekken waar positieve eDNAmonsters zijn verzameld, zal het eDNAonderzoek eventueel worden herhaald en wordt met behulp van de traditionele inventarisatiemethoden onderzocht of de knoflookpad daadwerkelijk aanwezig is en in welke aantallen. Voor het gebied Brabantse Wal wordt onderzocht wat de mogelijkheden zijn om in 2016 op nog grotere schaal onderzoek te doen naar de aanwezigheid van en de potenties voor knoflookpad.

Figuur 20. Een net uitgezette juveniele knoflookpad met een mooie toekomst voor zich?!

In 2016 hopen we weer grotere aantallen larven op te kunnen kweken en uit te kunnen zetten dan afgelopen jaar. Bij het opkweken wordt ingezet op het gebruik van meer buitenterraria, zodat meer dieren ter plekke op kunnen groeien voor uitzet als juveniel of subadult. Bij de verdeling van de dieren over de uitzetgebieden zal vooral aandacht uitgaan naar de nieuwere gebieden. Ook wordt gekeken of er nog weer nieuwe uitzetgebieden gerealiseerd gaan worden. In De Kaaistoep bij Tilburg, waar al enkele jaren telemetrisch onderzoek plaatsvindt, worden dit voorjaar amfibieënschermen geplaatst rond kansrijke voortplantingspoelen. Dit levert waardevolle informatie op over de resultaten van herintroductie van de knoflookpad en over amfibieën in het algemeen. Extra waardevol is dat we uit het oog verloren padden van het zenderonderzoek mogelijk weer terug gaan vinden! Aan ideeën en enthousiasme ontbreekt het dus niet! We hopen dat ook u zich dit jaar weer kan en wil gaan inzetten voor de knoflookpad. Op naar een mooi en interessant 2016!

NATUURBALANS

– LIMES DIVERGENS BV

Nieuwsbrief Herintroductie Knoflookpad

a d v i es b u r ea u v o or n a t u u r & l a n d s c h a p

23


Nieuwsbrief Herintroductie Knoflookpad Colofon Het herintroductieproject van knoflookpad in Nederland wordt mede mogelijk gemaakt dankzij een groot aantal vrijwilligers. Zonder hun inzet zou de uitvoering van tal van onderdelen van dit project niet mogelijk zijn. Wij zijn hen hiervoor zeer erkentelijk! Een belangrijk deel van het project, waaronder deze nieuwsbrief, wordt financieel mogelijk gemaakt door een bijdrage van de provincie Noord-Brabant. Andere organisaties die in 2015 een financiële en/of inhoudelijke bijdrage leverden voor het project zijn: Provincie Limburg, Nationaal Park De Meinweg, Limburgs Landschap, Stichting IKL, ARK Natuurontwikkeling, gemeente Bergen, gemeente Roermond, gemeente Brummen, Brabants landschap, Stichting Landschapsbelang Maasdonk, Staatsbosbeheer en Natuurmonumenten.

Deze nieuwsbrief is een uitgave van Natuurbalans-Limes Divergens BV met medewerking van Ignas van Bebber van Stichting Landschapsbelang Maasdonk (experiment crowding depression), Maximiliaan Claus (telemetrisch onderzoek Kaaistoep) en Henk Jan de Looff (buitenterrarium Brummen). Foto’s: Peter Kroon, Paul van Hoof, Ignas van Bebber, Douwe Schut, Ben Crombaghs en Maximiliaan Claus. De nieuwsbrief is te downloaden op www.natuurbalans.nl.

Heeft u vragen of suggesties naar aanleiding van deze nieuwsbrief, dan kunt u contact opnemen met Natuurbalans - Limes Divergens BV te Nijmegen. Contactpersoon is Peter Kroon (kroon@natuurbalans.nl).

NATUURBALANS

24

– LIMES DIVERGENS BV

a d v i es b u r ea u v o or n a t u u r & l a n d s c h a p

Nieuwsbrief Herintroductie Knoflookpad


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.