THEATERMAKER XTRA: VAN DE BASIS EN DE TOP (DEEL 3)

Page 1

Tijdschrift over Theater, Muziek & Dans

|

JAARGANG 16

WWW.THEATERMAKER.NL

van de basis en de top, deel 3

‘En dat ene, dat is hiphop’

|

special

|

april 2012


‘En dat ene, dat is hiphop’ Hiphop: een tegendraadse beweging waarvan de mainstream lang heeft gedacht dat ze wel voorbij zou gaan. Maar evenmin als graffiti uit het stadsbeeld zijn rap, hiphopmuziek en de vele vormen van hiphopdans weg te denken uit het culturele landschap. Ook de hoop dat hiphop als een eerbare kunststroming zou opgaan in de mainstream is grotendeels ijdel gebleken. ‘Hiphop is geen vorm, het is een houding,’ zegt één van de geïnterviewden in dit katern over urban arts. Een houding die mensen over de hele wereld gemeen hebben; een houding die hen samenbindt tot een community. Binnen deze community uit creativiteit zich in vele verschillende gedaanten, waarbij hiphoppers niet schromen zich elementen uit andere kunstvormen toe te eigenen als die voor hun doeleinden bruikbaar lijken. Ofschoon hiphop niet meer voor iedere kunstliefhebber een no go area is, blijken er nog steeds grenzen te zijn waar voor menigeen de waardering ophoudt. Er vallen vele misverstanden uit de weg te ruimen. Daarom dit katern, waarin prominente hiphoppers zelf hun houding definiëren. Met dit katern sluit Janny Donker een reeks van drie katernen af waarin ze verslag deed van vijf jaar onderzoek in de Nederlandse hiphopscene. In de eerste twee werd vooral aandacht besteed aan de houding en het beleid van instellingen en overheden die met hiphop te maken kregen op het gebied van faciliteiten en subsidies. Dat onderzoek ligt uiteraard ook ten grondslag aan dit derde katern, maar voor deze afsluiting leek het tijd de dragers van de hiphopcultuur ook zelf aan het woord te laten.

Door Janny Donker Spin off 2011 The finals,

Melkweg Amsterdam, 1 oktober 2011 foto Jochem Jurgens


Tm extra - april 2012 3

Een lichtcirkel in Paradiso Ik kijk van het balkon in Paradiso neer op een menigte. Beneden zijn de voorrondes aan de gang voor Juste Debout, met en vanuit Paradiso georganiseerd door John Agesilas. Juste Debout is dé internationale danswedstrijd voor de ‘staande stijlen’ die op 10 maart 2012 plaatsvindt in het enorme stadion van Bercy, bij Parijs. Ik hoor hier niet te zitten: bij hiphop-battles staat, zit of loopt men met zijn allen op de vloer waarop de dansers optreden. Maar Paradiso is deze avond afgeladen vol – beneden is gewoon geen plaats meer. Zoals je vanaf het balkon kunt zien is er zelfs geen ruimte voor de cyphers die normaal gesproken ontstaan tijdens de pauzes tussen de battles. Dan vormen zich open plekken in het gewoel doordat de menigte plaats inruimt voor dansers die hors concours hun moves doen of trainen voor hun optredens later. Daarvoor is het nu te vol. De hele zaal baadt in een gedempt rood licht als een rood droompaleis. Maar dan wordt het opeens donker, dansers en toeschouwers fuseren tot één reusachtig wezen, een beest waarvan hoogstens nog schimmige omtrekken te zien zijn en dat alle hoeken van de ruimte vult met gegons en gegrom. Behalve op één plek, waar hard wit licht een cirkel uitspaart in het rumoerig duister. Aan twee kanten van de verlichte cirkel klieft een bewegingsspoor de opgepropte massa. Twee dansers banen zich duwend, schoppend en struikelend een weg naar de cirkel. Aangekomen op de open plek tussen het menselijk struikgewas laten ze alle voor het moment overbodige spullen (capuchon, rugzak…) achter zich vallen en dagen elkaar uit tot een korte krachtmeting in virtuoze moves. De tweemans-battle is zo voorbij, publiek juicht, de jury oordeelt. Wat zich afspeelt in die helverlichte kring

temidden van een levende, ademende duisternis is hiphop in de meest geconcentreerde vorm, een oervorm met alle impact van het oorspronkelijke, waarin het rauwe en het poëtische dicht bij elkaar liggen. Midden in de jungle van de grote stad. Dit is geen inventariserend artikel, geen atlas van alles wat er op het ogenblik gaande is in de wereld van de hiphop. Dat is namelijk veel te veel voor het bestek van dit katern. Aan nieuwe stijlen in dans en muziek geen gebrek; in de muziek volgen de trends elkaar zo snel op en fuseren ze zo gretig dat zelfs professionele kenners het web nauwelijks meer weten te ontwarren. Geïnventariseerd heb ik de hiphopscene sinds 2007, in een reeks onderzoeken waarbij ik achtereenvolgens Utrecht, Den Haag, Amsterdam, Rotterdam, Groningen, de Brabantse B5, Roosendaal, Bergen op Zoom, Heerlen Parkstad Limburg, Arnhem en nogmaals Utrecht aandeed. Mijn bevindingen zijn gedocumenteerd in rapporten per stad of provincie en voor een deel samengevat in twee eerdere TM-katernen (november 2007 en april 2009). Het resultaat van deze reis door de hiphopwereld is een reeks beschouwingen op afstand – vanaf het balkon, als het ware. Maar voor het materiaal voor die beschouwingen moest ik de werkvloer op, tussen trainende breakers, in de studio’s, in het gedrang rond optredende crews en bands in disco’s en op festivals. Ik ontmoette er hiphopveteranen en dertienjarige beginners, dj’s, dansers, rappers, graffiti writers, filmers, skaters en ook mensen van buiten de scene die om diverse redenen werden geraakt door hiphop en zich sindsdien inzetten om hiphoppers een context te bieden waarin ze hun skills kunnen ontplooien en hun idealen realiseren. Hiphop speelt zich af in een gebied waar de kunsten, het welzijnswerk, onderwijs en com-

mercie een grens delen of elkaar overlappen, en deze helpers en promotoren hebben hun achtergrond dan ook op één of meer van deze terreinen. Het was niet altijd eenvoudig om toegang te vinden tot de scene en omstreken, maar ik kon teruggrijpen op mijn ervaringen als directeur van het Lösstheater in Maastricht, waar ik van 2002 tot 2006 projecten met jonge hiphoppers realiseerde. In de loop van vijf onderzoeksjaren heb ik met talloze mensen in en rond de hiphopscene gesproken – meer, veel meer dan in mijn rapporten en artikelen aan het woord konden komen. Om die reden heb ik dit afrondende katern opgebouwd uit twee delen. Voor het eerste deel vroeg ik een aantal van deze gesprekspartners kort te omschrijven welke rol hiphop speelt in hun leven. Mijn keuze daarbij is een persoonlijke, binnen de beperkingen van het beschikbare format. Wie zichzelf op de volgende pagina’s niet terugziet moet zich niet gekrenkt voelen of denken dat ik hem of haar niet mag. Ik heb er wel naar gestreefd alle vier de hiphop-disciplines in beeld te laten komen. De tekstbijdragen heb ik zoveel mogelijk integraal opgenomen, maar soms ook ingekort of gedeeltelijk geparafraseerd. In enkele gevallen heb ik uitspraken uit interviews met de betrokkene samengevoegd tot een statement. Het eerste deel van dit katern bestaat uit liefdesverklaringen aan ‘Hiphop (you the love of my life) ’, zoals hiphop wordt aangesproken in een nummer van The Roots. In het tweede deel ga ik in op de opkomst van hiphoptheater in Nederland en op de relatie tussen hiphop en mainstream, twee onderwerpen die een minder persoonsgebonden benadering vereisten. Ook hierin komen hiphoppers zelf aan het woord, maar in de context van een doorlopend betoog.


#1

‘Hiphop (you the love of my life)’ The Roots – Things fall apart

Sasha Dees ‘Hiphop is mijn familie’

FOTO Jelmer de Haas

Pax ‘Hiphop is gewoon daar’

Rapper en (sinds kort) zanger Pax stond aan de wieg van vele activiteiten in de Utrechtse hiphop family, met als meest recente activiteit Kytopia, de ‘kunstenaarskolonie’ rond Kyteman en zijn muziekstudio. Sinds 2000 vervulde Pax diverse functies in diverse hiphopformaties. Sinds 2006 maakt en presenteert hij zijn hiphopradioprogramma UPAX/ Utracks. Pax werkt nu aan een eigen album. ‘Dit jaar ben ik 31 geworden. Al vijftien jaar maak ik hiphop en maakt hiphop mij. Nog nooit heeft het zo anders dan gebruikelijk geklonken. Weldenkende mensen zijn elk spoor bijster van de logica in mijn creatieve keuzes. Ik heb in dezelfde paar maanden mijn meest complexe muzikale epos afgeleverd voor de nieuwe Kytemanplaat én mijn meest old school track ooit ingespit voor de nieuwe DJ DNA-plaat, inclusief feature van hiphoplegende Kurtis Blow. De extremiteiten zijn absurd. Ik ben ook niet capabel om voor mezelf te kwalificeren welk van de twee beter is, of

wat ik liever wil maken. Ik weet dat ik hou van muzikale idioten, dus met hen werk ik samen. Daar leef ik mee, daar leef ik voor. Ik hou van mensen die duidelijk voelen wat ze willen, met een oneindige openheid voor wat ik daarmee mag doen. Hiphop kan zich uiten in een heel subtiele laag of moddervet boven op zichzelf liggen. Dat maakt het niet meer of minder hiphop. Het zit in zoveel facetten van een artiest. Taalkundig idioom, melodisch en harmonisch idioom, klankintentioneel idioom, tekstinhoudelijk idioom, lichaamstaalidioom, kledingstijlidioom, filosofisch idioom. Allemaal, of geen van alle en weer tien andere. Iedereen die de natuurwetten van hiphop probeert vast te leggen is ten dode opgeschreven. Je zult in een vacuüm belanden, door een zwart gat schieten en de rest van je leven iets missen zonder te weten wat. En dat ene, dat is hiphop. Ik spreek het woord eigenlijk nooit meer uit. Het voelt raar om het als onderwerp te bespreken. Lucht. Ja, daar zit zuurstof in, hè? Belangrijk! Anders kunnen we niet leven, hè. Maar sta je erbij stil als je een brood bakt of een straat legt? Nee, het is gewoon daar. Net als water en voedingsstoffen. Het is een van die dingen die je elke dag tot je neemt, een beetje van samenstelling verandert, en weer uitstoot, terwijl je je concentreert op wat je wilt zeggen en maken in dit leven. Dat is wat het is.’

Sasha Dees is een internationaal onafhankelijk producent / programmeur / consultant en woont en werkt sinds 1998 in Amsterdam en New York. Sasha werkt(e) o.a. met Made in da Shade/MC Theater, ACT Festival, Streetscience, CrimeJazz, Black Soil en is de ‘ontdekker’ van Jörgen Raymann (zij produceerde de eerste vijf producties). ‘Voor mij is hiphop een fundament, het was de context waarin ik opgroeide, het luidde een tijdperk van verandering in, het was de stem van de jeugd in de jaren tachtig en negentig, waarin internationalisering, diversiteit, globalisering ineens het dagelijks leven van alleman infiltreerden, iedereen onderdeel werd van een groter geheel, waarin wij onze plek zochten en opeisten, met eigen codes, herkenning, inspiratie, support, communicatie, activisme, verantwoordelijkheid, originaliteit, eigenheid… Hoewel ik geen van de elementen zelf praktiseer ben ik toch een natuurlijk onderdeel van het geheel, het is mijn referentiekader, het is mijn familie waar ik overal ter wereld welkom ben, herken en herkend word, waarbinnen ik me heb ontwikkeld als wereldburger, onderdeel van mijn identiteit dus eigenlijk als persoon en als professional.’


Tm extra - april 2012 5

Chris Keulemans ‘Zoveel meer dan de muziek alleen’

Keulemans in een artikel uit 2006: ‘Conscious rappers worden ze genoemd, Mos Def, Talib Kweli, Hi-Tek, The Roots, Common, QTip, Kanye West en de anderen. (…) Fakkeldragers van een genre dat nog altijd niet definitief de kant op is gekanteld van seksisme, loos geweld en schaamteloze zelfverrijking. Slechte muziek kunnen ze zich niet veroorloven. Er hangt te veel van af. Is dat ook waarom ik, een rustige veertiger die zijn dagen vult aan een schrijftafel in Amsterdam, eraan verslaafd ben? Nee, eerlijk gezegd niet. De urgentie is aantrekkelijk, maar de Messiaanse trekjes en het hamerende moralisme zijn dat niet. Ik sta te ver af van de zwarte gemeenschap in Amerika om op te veren bij elke geslaagde nieuwe release en ontmoedigd het hoofd te laten hangen bij elke mislukte. Mij gaat het om de muziek, en die heeft een wereld voor me geopend. (…) Het gaat ze om zoveel meer dan de muziek alleen. Het gaat ze om de redding van een hele wereld, de wereld waar ze vandaan komen. Hiphop, begonnen als de goedkoopste muzieksoort die de jongens in de hood voorhanden hadden, een paar stemmen en een boombox, is uitgegroeid tot een arena van hoop, desillusie, verbittering en toch weer hoop. (…) De hoorbare noodzaak en de felle concentratie dwingen me om ook van mezelf het beste te eisen. Het belangrijkste is misschien wel dat die muziek me altijd bewust houdt van een andere wereld daarbuiten, die onbarmhartig kan zijn maar ook momenten van adembenemende poëzie kent.’

Nita Liem ‘Niet keurig maar levensecht’ Nita Liem vormt samen met Bart Deuss de artistieke leiding van Don’t Hit Mama, de plek waar verschillende hiphop- en housedansers zich verder kunnen ontwikkelen binnen hun eigen danspraktijk en in het theatercircuit als danser, maker en trainer. Dit doet DHM dit seizoen met Battleground, clubconcept met vijf crews: Illusionary Rockaz Crew, Extraordinary Gentlemen, Head2toe, Moyotribe en Pop’arazzi. ‘Ik ontdekte eind jaren tachtig de schoonheid en noodzaak van op straat dansende Surinaamse en Antilliaanse jongeren, in de Bijlmer. Met die “dans van de straat” kon ik goed theater maken, zo bleek. Dat theater ging natuurlijk ook over mijn eigen gefragmenteerde migrantenzijn. Sinds die tijd heb ik veel hiphop- en housedansers leren kennen. Door met hen theater te maken leerden we elkaar

op een intense manier kennen, kwamen we heel dicht in elkaars wereld. Velen van hen zijn tot mijn dansfamilie gaan behoren. Als ik met hen werk komen er altijd verhalen bovendrijven die mij ontroeren. Het zijn thema’s die ik herken. Schoonheid en pijn die samengaan. Niet anders kunnen dan het eruit dansen, je ziel binnenstebuiten bewegen. Altijd omgeven met grote dromen en illusies en tegelijk een berg aan onvermogen om je leven in de hand te hebben. Bittersweet. Ik zoek naar dat wat mij raakt, de drive van die gasten, wat er in hen omgaat. Als je je daarmee bezighoudt en dus ook met wat het in jezelf raakt, dan krijg je iets echts terug, iets waarin de lol, het lawaai, de schoonheid en de bullshit zit. Iets wat niet keurig is maar levensecht. En tegelijk ook gaat over lichaamsbeheersing, waardigheid en overleven.’

FOTO Jean van Lingen

Chris Keulemans is directeur van de Tolhuistuin, ‘culturele vrijplaats voor alle vormen van kunst’ in Amsterdam-Noord. ‘Trefwoorden: buurt en internationaal, laagdrempelig en sophisticated, cultureel divers en kosmopolitisch, een rijke mix van kunstvormen, aantrekkelijk voor een scala aan publieksgroepen, spil in een netwerk van lokale, stedelijke en internationale samenwerkingen.’


FOTO Neske Beks

Maarten van Hinte ‘Hiphop uit pure artistieke opwinding’

Maarten van Hinte is lid van het artistieke team van MC. Begin jaren tachtig stond hij met gitarist Lucien Kembel aan de wieg van Nederlands eerste live hiphopband, .nuClarity en sloot hij zich als acteur aan bij De Nieuw Amsterdam. In 1993 richtte hij samen met Marjorie Boston en Lucien Kembel theatergroep Made in da Shade op, dat in 2007 met Cosmic Theater fuseerde tot MC.

“Now what you hear is not a test.” (Rapper’s Delight van de Sugarhill Gang)

1979, ik was zestien. Het was alsof iemand een taal tegen me sprak die tot dan toe alleen in mijn hoofd had bestaan. Rhythm, rhyme. Ik wist meteen: dit is van mij.

“ It ain’t where you’re from, it’s where you’re at.” (I know you got soul van Eric B & Rakim)

Hiphop is ontstaan in de smeltkroes van de Bronx, een migrantenwijk in New York, waar Jamaicanen woonden, Puertoricanen, AfroAmerikanen, Italianen, joden, you name it. Allemaal met hun eigen verhaal, maar daar, op straat, onder aan de American Dream, is iedereen gelijk. En dat is hiphop: straat. Het is per definitie een mixcultuur, waar het niet gaat om wie je bent maar om wat je brengt. Dat maakt het voor iedereen toegankelijk, ongeacht afkomst of verleden. Dus ook voor iemand met een Surinaamse moeder en een Nederlandse vader die in Amerika, Frankrijk, Canada en Afrika opgroeide, iemand zoals ik die in 1979 aankwam in de migrantenstad Amsterdam.

“It’s just me myself and I.” (Me, Myself and I van Delasoul)

Hiphop is geen vorm, hiphop is een houding. Het begint bij de overtuiging dat ik gehoord moet worden, dat ik gezien moet wor-

den. Mijn naam op een metro die de hele stad kan zien. Mijn lichaam met mijn moves in de cypher op de dansvloer, all eyes on me. Mijn stem op andermans muziek, James Brown, Kraftwerk, The Shadows, maakt niet uit, ik neem het, ik mix het, ik claim het, het is van mij. Hiphop is per definitie subjectief. Als ik perform, als ik op een podium sta, ben ik altijd in de eerste plaats mezelf. Daar vertrek ik, en vanaf dat punt kan ik alles worden wat ik wil. Dat betekent ook dat ik mij rechtstreeks tot mijn publiek verhoud. Alle uitingen in de hiphop, in welke discipline dan ook, muziek, dans, beeldende kunst, poëzie, theater, hebben dat met elkaar gemeen.

“We got two turntables and a microphone.” (Needle to the Groove van Mantronics)

Twee draaitafels, meer heb ik niet nodig om de wereld naar mijn hand te zetten. Ik zal mijn verhaal doen, by any means necessary. Niets is off-limits, knippen, plakken, flippen, rekken, pikken, citeren, comprimeren, deconstrueren, ik hoef me niet te houden aan genres, ik hoef me niet te houden aan chronologie, ik hoef me niks van wetten of structuren aan te trekken, als het maar werkt, hier en nu. Noem het postmodern, noem het anarchistisch, noem het eclectisch, noem het deconstructivistisch, noem het postdramatisch, dat is het allemaal. Maar ík noem het hiphop.

“ If I feel it I feel it, if I don’t I don’t, if it ain’t really real then I probably won’t.” (It’s Bigger Than Hiphop van Dead Prez)

Met teksten op rijm en acteurs in sneakers krijg je nog geen hiphop. Er is maar één criterium: is het real ? Eind jaren tachtig leefde ik in twee werelden: ik werkte in het theater als acteur, als vertaler, maar daarna dook ik in de hoofdstedelijke hiphop-underground als rapper. Dat waren twee streng gescheiden werelden. Ik hou van theater, maar ik miste de opwinding die ik proefde in de hiphopunderground. De mensen die ik daar tegenkwam, mensen als Shy Rock, Rowdy, Edzon, Juice, Couzin Steve, Paulo, rappers, dj’s, taggers, dansers, waren stuk voor stuk mensen met een verhaal en een diepe artistieke noodzaak om dat verhaal te vertellen. Dat waren nieuwe verhalen, die gehoord en gezien moes-

ten worden. En de vormen die opdoken, de creativiteit, de ideeën, ik zag hoe ze om zich heen grepen en in een noodtempo haast ongemerkt alles beïnvloedden, van muziek tot mode tot taal. En ik zag ook hoe er nieuwe generaties opgroeiden die dankzij hiphop met haar sample-cultuur en non-lineaire vertelvormen en dankzij reclame en clipcultuur een heel nieuw perspectief kregen. Generaties die weinig geduld hadden met trage, klassieke dramaturgie, en die veel meer affiniteit hadden met de associatieve, experimentele en vrijere vormen die Marjorie (Boston, red.) en ik kenden uit het “elitaire” avant-gardeperformance-gebeuren in Mickery, het Shaffytheater en kringen rond de Mimeschool.

“Word to Mom I’m in my own world. Galaxy raised! Powerful.” (Raise it up van Ultramagnetic MC’s)

Shade , onze allereerste voorstelling met Made in da Shade (1993-1994), begon in het donker met de eerste maten van de ouverture Tosca, waarna de diepe bastonen van Raise it up als stoomwalsen het theater in rolden. Het was een manifest. Theater maken vanuit de geest van hiphop, die twee gescheiden werelden één maakt en daarmee de deuren van het theater opent voor een nieuw publiek.

“ I don’t really mind if it’s over your head, ’cause the job of resurrectors is to wake up the dead.” (We got the jazz van A Tribe called Quest)

Mensen dachten vroeger wel eens dat we met hiphopelementen werkten om jongeren te bereiken. Nee. Het is uit pure artistieke opwinding. De opwinding van de cypher, de kring waar iedereen met zijn skills komt en zichzelf presenteert. En die cypher kun je zo groot maken als je zelf wilt. Ik durf te stellen dat hiphop wereldwijd de meest invloedrijke artistieke stroming van de laatste dertig jaar is geweest. Hiphop gaat over het heden, maar het is ook een open uitnodiging aan de toekomst en via het samplen een brug naar het verleden. Ik wil nergens anders zijn dan in die cypher. Live and direct.

“ Mind over matter – mouth in motion. Can’t defy ‘cause I’ll never be quiet. Let’s start this Right.” (Rightstarter van Public Enemy)


Tm extra - april 2012 7

#2

Van battleground naar theaterpodium ‘Hiphoptheater staat in Nederland nog in de kinderschoenen. Door kennismakingen tussen hiphopdansers en makers uit de professionele theater- en danscultuur kunnen nieuwe makers opstaan die zorgen voor een eigen signatuur en de groei van hiphoptheater in Nederland. [..] Makers als Alida Dors en Lloyd Marengo hebben door hun ervaringen met ISH (Alida) en Scapino Ballet en Conny Janssen Danst (Lloyd) de afgelopen tien jaar een eigen visie ontwikkeld op hiphoptheater. Nieuwe makers uit de scene zijn van belang om een brug te slaan tussen de gevestigde orde en de underground hiphop. Dit resulteert niet alleen in artistieke vernieuwing, maar ook in het ontwikkelen van een nieuw theater-publiek.’ Aruna Vermeulen, mede-oprichter en directeur van het HipHopHuis in Rotterdam

'Theater maken vanuit de geest van hiphop,' zoals Maarten van Hinte het noemt, is maar één van de trends binnen hiphop, maar wel een trend waarop de gevestigde orde speciaal het oog gericht houdt. Alsof het recht op voortbestaan van hiphop afhangt van de mate waarin hiphopdans, muziek en rap erin slagen zich tot een vorm van theater te ontwikkelen die aan gevestigde smaakeisen voldoet. Alsof er een natuurwet is die zegt dat alle performing arts streven naar de toestand van theater en dáárin pas volwassen worden. Behoefte aan theatralisering bestaat ook lang niet overal in de hiphopscene. Er wordt overal óók gewoon gebatteld, muziek gemaakt en gerapt. Theater kent vele vormen, die lang niet allemaal passen in de setting en de rituelen van de klassieke schouwburg. Denk aan het futuristische Overwinning op de Zon van Chlebnikov, denk aan Brecht, Robert Wilson, Jan Fabre, theater op Oerol. Wie zegt dat de fantasie van hiphoppers geen vormen van theater kan creëren zoals ze niet eerder zijn vertoond? En ten slotte maakt het een groot verschil of het initiatief in de richting van theater uitgaat van de scene, uit een authentieke behoefte aan ‘theater vanuit de geest van hiphop’, of van buiten de scene komt, van andere theatermakers die in hiphop 'iets menen te zien'. In dat laatste geval: wat zijn de motieven van deze 'buitenstaanders'? Gaat het hen om wederzijds profijt? Willen ze hun hiphoppartners

‘opvoeden’ tot rijpheid voor de gevestigde podia? Of is het iets in de trant van: 'Kun je ons helpen aan drie leuke breakdancers om onze voorstelling op te leuken?' Lloyd Marengo, eind jaren negentig een van de originele 010 B-Boyz en in 2002 medeoprichter van het HipHopHuis, danste in twee van de vroegste producties waarin b-boys en moderne dansers samen optraden, bij Scapino (Ed Wubbe, 2001) en Conny Janssen Danst. ‘Al vanaf dat moment heb ik geweten dat ik behoefte had aan de sfeer van het theater,’ zegt hij. ‘Wat niet inhoudt dat ik me niet altijd verbonden ben blijven voelen met de energie van de straat. In de jam en de battle kom ik thuis. Theater is mijn andere kant. In theater is plaats voor emoties, het strakke van de b-boy is er opeens af. Mijn focus ligt nu op choreograferen, maar het gaat me om de hiphopcultuur. Ik wil ook weer gaan breaken.’ Lloyd Marengo is popper en oprichter van de crew Pop’arazzi en een crew voor uitsluitend vrouwelijke poppers. Ook Nita Liem was zeer geboeid geraakt door de mogelijkheid theater te maken met de ‘dans van de straat’. In 2007 nodigde zij Lloyd Marengo uit om in haar programma In2Worlds bij Don’t Hit Mama een productie te maken. Lloyd bracht twee jongere breakers mee: Xisco van de topcrew The Hustle Kids uit Tilburg en Rabani, afkomstig van het HipHopHuis. Zo kwamen inderdaad twee werel-

den bij elkaar. De breakers moesten erg wennen aan een naar hiphop-maatstaven traag tempo – ‘eindeloos wachten op een move die niet komt’ – en een publiek van ‘oudjes’ op theaterstoelen. De samenwerking tussen hiphopcrews en Don’t Hit Mama wordt intussen voortgezet in een jaarlijks club event, in 2012 onder de titel Battleground. Hiphop en theater gaan op een heel andere manier samen in de voorstellingen van crossover dansgezelschap ISH. Artistiek leider Marco Gerris, van huis uit skater, wil altijd een bruggenbouwer zijn van hiphop naar andere kunstvormen: ‘ISH blijft altijd op zoek naar de ultieme cross-overs, want vanuit tegendraadsheden ontstaan nieuwe kunstvormen. Deze uitdaging gaan we altijd enthousiast en vol energie aan.’ Maar geen vervreemding van de straat: ‘Ik moet weer mijn feeling voor de underground terugkrijgen. De laatste tijd ben ik erg gefocust geweest op mijn gezelschap. Maar de underground is altijd mijn grote inspiratiebron gebleven. Ik kom toch van de straat. Ik ben al een hele tijd niet naar battles geweest, niet naar jams, en dat kán niet. Als je dat niet meer doet, wordt het te stilistisch. De theaterwereld dwingt je tot esthetisme, het moet “eruit zien”. Alsof dat de “inhoud” is. Dat is het gevaar voor hiphoptheater. Er moet een balans zijn tussen het rauwe van de straat en het poëtische en dat vind ik heel moeilijk. Bboys moeten met dezelfde skills zowel het ene als het andere laten zien. Als dat lukt kun je ermee gaan spelen. Bij MonteverdISH is dat een heel eind gelukt.’ De ‘hiphop-breakdance-opera’ MonteverdISH was eind 2011 op vele plaatsen in Nederland te zien. ‘Onderlegger’ was de opera L’incoronazione di Poppea van Claudio Monteverdi uit 1642, selectief bewerkt tot ‘a story of money, power, greed, love and death’. ‘Monteverdi door hiphop-ogen’, uitgevoerd door vier ‘keiharde b-boys’, vier operazangers van het VocaalLAB, vier muzikanten (viool, cello, theorbe en slagwerk) en een dj ‘voor



Tm extra - april 2012 9

foto

Jochem Jurgens


de hiphop-flow’. Bewerkte fragmenten van Monteverdi’s muziek en van de Italiaanse tekst werden afgewisseld met Hollandse rap; de b-boys zorgden voor spectaculaire intermezzo’s maar fungeerden ook als dansende tegenspelers voor de zangers. MonteverdISH betekent overigens niet dat ISH zich de komende tijd specialiseert in hiphop-opera. Volgens Marco Gerris zijn er buiten hiphopland nog zoveel andere terreinen te verkennen dat er geen reden is om zich nu al vast te leggen op één gebied, ook al is daarop succes behaald. Nadeel is wel dat een maker langs zo’n grillige route geen oeuvre opbouwt en zijn gezelschap geen duidelijk gezicht geeft. Eén van de ‘keiharde b-boys’ die aan ISHproducties meedoen is Shailesh Bahoran, lid van een van de oudste crews van Utrecht: Illusionary Rockaz. Shailesh werkt, aangemoedigd door de aanwezigheid van Lloyd Marengo, ook mee in producties van Don’t Hit Mama en een groter contrast is bijna niet denkbaar. Bij Marco Gerris moet het ‘knallen’; bij ISH is ruimte voor zijn dans- én acteertalent en voor de uitbundige lichaamstaal die Shailesh kent vanuit de SurinaamsHindoestaanse traditie waarmee hij is opgegroeid. Bij Nita Liem moest hij leren zijn energie naar binnen te keren. En met deze ervaringen keert hij terug naar zijn crew om ze over te dragen in de hoop de breakdancetaal verder te kunnen uitbouwen. Aruna Vermeulen noemt het niet, maar als er ergens theater wordt gemaakt vanuit de geest van hiphop is het bij Made in da Shade, al in 1993 opgericht door Maarten van Hinte, Marjorie Boston en Lucien Kimbel en sinds de fusie met Theater Cosmic MC geheten. Wat ‘de geest van hiphop’ inhoudt beschrijft Maarten van Hinte in het eerste deel van dit katern. De openheid die daaruit spreekt kenmerkt alle activiteiten van MC, een gezelschap dat tegelijkertijd een laboratoriumfunctie vervult, en dat op hoog niveau. Zo is er tien jaar lang, van 1998 tot 2008, geëxperimenteerd met nieuwe media, waarvoor een nieuwe dramaturgie moest worden ontwikkeld. MC werkt met mensen met zeer uiteenlopende artistieke achtergronden; ‘in de geest van hiphop’ betekent dat je van jezelf uitgaat. Wel wordt geconstateerd dat de weg naar het theaterpodium moeilijker is voor dansers dan voor rappers. Theater kent nu eenmaal een sterke verbale traditie. Het huis staat open voor kunstenaars die een plek zoeken om hun ideeën te realiseren, maar fungeert ook als een poort: naar het gevestigde theater, naar de wereld

foto

Jochem Jurgens


Tm extra - april 2012 11

van de jongeren, maar ook bijvoorbeeld voor toneelschoolleerlingen die andere media willen leren kennen. De voorstellingen van MC waren van het begin af ingebed in een programma van acts, optredens, cyphers – ‘Het gaat niet alleen om die voorstelling maar ook om hoe je je voelt in het theater, hoe je er binnenkomt.’ Hiphop ontwikkelt zich, ‘wordt breder’, en dat trekt ook een breder publiek. Maar volgens Maarten van Hinte zijn klassieke theaterliefhebbers nog steeds geneigd om op hiphop neer te kijken – ‘dat is maar jongerentheater – en als iets vooral commercieels. Men onderschat de inhoud. Alida Dors, choreografe en danseres, stond al vroeg op het podium bij sterren als Eternal, P.Diddy, Usher, Ruth Jacott en Gordon. De laatste tien jaar ontwikkelde ze zich van hiphopdanseres tot choreografe die aan nieuwe bewegingsstijlen werkt. Werkperiodes bij ISH en bij Jongerentheater 020, samen met Bryan Druiventak, droegen sterk bij aan haar vorming. Sinds 2004 is ze samen met Bryan Druiventak artistiek leider van Solid Ground Movement, waar jongeren worden getraind in verschillende dansstijlen. In 2011 richtte zij met subsidie van het Fonds Podiumkunsten en het Amsterdams Fonds voor de Kunst Stichting Backbone op, gericht op hiphop-dansonderzoek en het maken van voorstellingen. Zij volgt trajecten bij MC en bij productiehuis Korzo. Over haar relatie tot hiphop schrijft zij: ‘Voor hiphop heb ik nooit bewust gekozen, het was er lang voordat ik wist hoe het heette. Je voelde de vibes met elkaar en je kon je uiten in de danssteps. Hoe ouder ik werd, hoe meer ik me realiseerde dat ik hoorde bij een bepaalde groep, een community die landsgrenzen overschreed. Wereldwijd en toch spraken we dezelfde taal. Erkenning kwam vooral vanuit die community, maar langzaam maar zeker ook van buiten de scene. Dat leidde tot mijn eerste stappen in het danstheater – voor een ander publiek, niet om je heen als bij een jam of battle, maar op stoeltjes afwachtend wat je te vertellen hebt met je moves. Hiphop zal altijd in mij zitten, het heeft me mede gevormd tot wie ik ben. Hiphop is mijn danstaal, maar het zou dom zijn me af te sluiten voor invloeden van en overlap met andere dans- en kunstvormen. Hiphop en moderne dans kunnen elkaar aanvullen. Hiphop is mijn roots en reisgenoot en ik geloof dat de reis nog lang niet is afgelopen.’ De tot nu toe besproken initiatieven gingen alle uit van de scene. STRAAT is in 2009

gestart door Hildegard Draaijer, artistiek leider van Theatergroep DOX, en Gemma Jelier, toenmalig directeur van Springdance. Jelier: ‘Met STRAAT willen we de artistieke kwaliteit van hiphop/urban dansstijlen vergroten en urban dans als kunstvorm professioneel ontwikkelen. Een brug slaan tussen de straat (“amateurs”) en de professionele werkpraktijk.’ Dat gebeurt door middel van workshops, masterclasses (waarvoor regelmatig internationale grootheden worden uitgenodigd) en veel publieke optredens voor de podiumervaring. Onder anderen Shailesh Bahoran geeft coaching bij en is ambassadeur voor STRAAT. Hildegard Draaijer: ‘Hiphop is voor iedereen anders begonnen. Met eigen ervaringen en eigen visies. Iedereen die van hiphop houdt en leeft, kan het verwoorden op een eigen manier, maar een ding staat vast: hiphop is vrijheid. In dit verband moet ook Spin Off worden genoemd, dat onder leiding van Trix Water al sinds 1998 jaarlijks battles organiseert die fungeren als voorrondes voor internationale wedstrijden zoals de Battle of the Year. Spin Off is daarbij steeds meer overgegaan op coaching en op internationale samenwerking, als één van de vijf oprichters van het European Laboratory of Hip Hop. Op het ogenblik werkt Dutch Soul Supply/Henry O’Tawiah met vier dansers aan een voorstelling rond het thema locking, waarbij de vertaalslag wordt gemaakt van showcase naar theater. Veel pogingen dus om theater te maken vanuit de geest van hiphop. Als deze nog geen Pina Bausch of Alain Platel van de hiphop hebben opgeleverd ligt dat enerzijds aan de Nederlandse traditie van een kleinschalige avant-garde – denk aan het margetheater van de jaren zeventig –, anderzijds aan geldgebrek. Marco Gerris: ‘De Fondsen zijn nu aan zet. Zij kunnen een inhoudelijk verschil maken.’ Hier wil ik toch nog even mijn verhaal onderbreken en een zijsprongetje maken naar Kas. Kas is de artiestennaam van Danny Stolker (Check Me Produkzies, Rotterdam). ‘Mijn hiphopcarrière is rond 1995 begonnen met graffiti. Graffiti heeft mijn manier van kijken gevormd. Al ben ik er tien jaar geleden mee gestopt en heeft rap sinds 2001 de plaats van graffiti ingenomen, ik voel me nog steeds een graffitischrijver. Ik heb twee albums uitgebracht, in 2004 en 2006, met in 2004 mijn eerste videoclip, een mix van graffiti, muziek en video/film – mijn nieuwe passie. Deze clip heeft mijn carrière als filmmaker gelanceerd.

Na talloze videoclips volgde in 2007 mijn eerste speelfilm, Fatcap Express, een “ode” aan mijn graffitiperiode, een fictief verhaal gebaseerd op ware gebeurtenissen van mij en mijn graffitipartner Risk. Nooit op tv vertoond, maar door duizenden uit de hiphopwereld gezien. In 2010 kwam de documentaire Who the F*ck is Dox? Ik kende rapper Unorthadox al sinds 2001 van undergroundfeestjes, en we waren muzikale likeminds. Ik had ontzettende bewondering voor zijn kunnen en toen hij in opspraak kwam als het nieuwe liefje van popdiva Anouk zag ik de kans een portret over hem te maken. Ik hoopte te kunnen bijdragen aan de lancering van zijn carrière, een succesverhaal van Rotterdams grootste hiphoptalent. Dat is niet gelukt, het grote publiek ziet alleen maar de negatieve kanten. De rode draad van de film werd een tragisch liefdesverhaal dat liet zien hoe Dox worstelde met zijn nieuwe leven. Toch heb ik geprobeerd te laten zien hoe bijzonder Dox is, net zoals Risk in Fatcap Express. Als maker en vriend heb ik er veel van mezelf voor moeten inleveren. Iets waarvan ik nooit spijt heb, maar waarvan ik, tegen beter weten in, zweer het niet nog eens te zullen doen. Ik ben nu eenmaal een maker. Iemand die dingen maakt omdat iets of iemand me daartoe heeft geïnspireerd en waarmee ik hoop die inspiratie weer te kunnen doorgeven. Graffiti, muziek, film zijn slechts de tools die ik tot nu toe heb gebruikt. Op het moment probeer ik mij breder te ontwikkelen en ook dingen te maken die niet precies binnen het hiphopkader passen. Maar hiphop blijft de basis.’ Beide films, Fatcap Express zowel als Who the F*ck is Dox?, zijn ‘odes’ in de zin van als muzikale sequenties gecomponeerde evocaties van een fragment van een levensloop in de underground. Bij nacht en ontij tussen rivaliserende crews in de schijnbaar zo ludieke graffiti-scene in de eerste film, in de schemerzone aan de rand van de poppodia met hun vluchtige glamour in de tweede. Het resultaat is in beide gevallen een uiterst indringend portret van een jong kunstenaar wiens creativiteit hem geen rust laat, ook niet in zijn relaties met anderen. Dat vraagt van de maker een bijzonder inlevingsvermogen – en toewijding. Kas is met Unorthadox anderhalf jaar lang vrijwel dagelijks opgetrokken. Hiphop en mainstream Het cultuurlandschap ziet er vanuit een helikopter uit als een tweestromenland, met een hoofdstroom bevaren door gerenommeerde kunstenaars, met hun commentato-


ren, hun handelaars, hun theaterdirecteuren en galeriehouders aan boord. Daarnaast een rivier bevolkt door een zootje ongeregeld van onduidelijke herkomst en zonder ontzag voor de mainstreamers. Toch wordt er over en weer naar elkaar gekeken. Zou wat frisse wind van de nevenstroom sommige mainstreamers geen goed doen? En beschikt de mainstream niet over bronnen waaruit de anderen met profijt zouden kunnen drinken? Dave Vanderheijden startte in 1999 Hiphop In Je Smoel (HIJS) in Rotterdam, een ‘pure no nonsense hiphop-website’ voor informatie en discussie (www.hiphopinjesmoel.com). Vanaf 2002 organiseerde HIJS ook festivals en undergroundavonden. Vanderheijden is de auteur van Smoelwerk: de ontwikkeling van hiphop in Nederland 1999–2009, waarbij Kas een gelijknamige documentaire maakte. Vanderheijden ziet hiphop ‘al jaren bezig aan een opmars richting mainstream’ waarbij de populariteit almaar stijgt en de doelgroep groeit. Tien jaar geleden lagen de leeftijdsgrenzen op achttien en vijfentwintig, tegenwoordig op veertien en vijfendertig jaar. Kinderen komen al op school in aanraking met hiphop, of via hun ouders, leden van de eerste hiphop-generatie. Ontstond hiphop ooit als een cultuur met vier basiselementen, dertig jaar later hebben rap, breakdance, DJing en graffiti elk hun eigen scenes. ‘De hiphopcultuur kent in Nederland duizenden actieve jongeren die er op diverse manieren mee bezig zijn,’ aldus Vanderheijden, maar niet per se in één van de ‘klassieke vier’. Ze zijn ‘meer dan ooit tevoren op zoek naar een eigen specialiteit om zich te onderscheiden en te uiten. Hiphop wordt hierdoor een bredere cultuur, wat automatisch zorgt voor een grotere doelgroep. Neem hierbij de belangrijke ontwikkeling van de social media waardoor iedereen toegang heeft tot een eigen platform. Tot 2009 hadden wij als HIJS één kanaal om onze doelgroep te bedienen: onze website met een forum waar mensen dagelijks actief waren.’ Sinds drie jaar is er Twitter, Facebook, Soundcloud, YouTube, Spotify… De website als plek waar fans en artiesten elkaar vinden heeft aan belang verloren. ‘Je ziet dat mede door de tv (Ali B Op Volle Toeren, dansprogramma’s als So You Think You Can Dance , De Wereld Draait Door) hiphop steeds meer wordt geaccepteerd binnen de mainstream.’ Desondanks ‘blijft hiphop in de meeste gevallen erg eenzijdig belicht’, meent Vanderheijden. ‘Mainstream media schetsen een beeld dat wanneer je rapt je automatisch hiphop maakt, maar dat is niet zo. Het zijn

hiphopacts die popmuziek maken.’ Vanderheijden betwijfelt of je over een paar jaar nog wel van een hiphopdoelgroep kunt spreken. ‘De nieuwste trends volgen elkaar in recordtempo op en jongeren willen aan zoveel mogelijk leuke dingen deelnemen.’ Of dat leuks nog bij de ene of de andere subcultuur hoort zal hun een zorg wezen. Maar de visie van HIJS zal door dit alles niet veranderen. ‘Populariteit zegt ons niets over kwaliteit, dus blijven wij ons richten op kwalitatieve opkomende acts die een structureel online podium nodig hebben om zich te presenteren.’ Ook als dat op den duur ten koste gaat van de bezoekersaantallen.

Waar blijft de spirit of hiphop? Acceptatie van hiphop binnen de mainstream is er ook op het terrein van graffiti – ooit van de muren gespoten als vandalistisch bekladden van andermans eigendommen, nu niet meer weg te denken uit de openbare ruimte. In juni 2012 vindt in de Berenkuil, een onderdoorgang onder een verkeersplein in Eindhoven, Step in the Arena plaats, aangekondigd als een ‘graffiti-familiefestival’ waar jong en gevestigd talent en kinderen hun kunsten vertonen. Dit evenement wordt georganiseerd door stedelijk jongerencentrum Dynamo. De Berenkuil, een illegale graffitigalerie van internationale faam, werd in 2004 door de gemeente Eindhoven uitgeroepen tot ‘een plaats van culturele betekenis voor de stad’. Een vrijplaats waar je als straatkunstenaar niet, zoals Kas en Risk, hoefde te wachten tot het donker was, steeds op je hoede voor politie, concurrenten en passerende treinen. De bezorgdheid van Dave Vanderheijden geldt de opkomst van muziek die voor hiphop wordt versleten maar het, volgens de maatstaven van een oudgediende, niet is. Ook bij een graffiti-festijn-voor-jong-en-oud kun je je afvragen wat er overblijft van de oorspronkelijke spirit van hiphop, het verzet tegen de gevestigde orde. Kas maakt daar overigens geen punt van. Als je geen moeilijke jongen bent moet je vooral niet doen alsof. Kas over Gers Pardoel en zijn omstreden linking-in van hiphop met het aloude levenslied: ‘Een makkelijke gast, waarom moet hij dan moeilijk gaan rappen?’ Zoals zo vaak gaat het ook om een nieuwe generatie die onbekommerd een erfenis voor eigen gebruik overneemt en maar half begrijpt


Tm extra - april 2012 13

waarom de erflaters er zo’n ernstig gezicht bij trekken. ‘Waarom kunnen we niet doodgewoon genieten,’ vraagt de jonge Groningse rapper Kraantje Pappie. ‘Ik heb respect voor de oude garde, maar koppigheid brengt ons niet verder. En waarom zou je geen behoefte mogen hebben aan een nieuwe sound ? Als je zorgvuldig luistert hoor je de oude er nog doorheen, die heeft ons immers gevormd. Ik ben er altijd op bedacht geweest niet te blijven stilstaan. Dat wil je publiek ook niet. Door mijn eigen gang te gaan creëer ik een sfeer die mij actieve followers bezorgt. Naar die mensen moet je goed blijven luisteren, maar je moet ook kritisch blijven op jezelf. Hiphop is voor mij de perfecte muziekstroming, waarmee ik heel serieus aan het werk kan en toch veel plezier heb, en waardoor ik veel mensen leer kennen. En voor mij heel belangrijk: ik kan mijn ei kwijt, ik kan mijn verhaal doen. Ik wil de wereld niet verbeteren maar wel gezelliger maken. Mensen moeten kunnen genieten. Als ik later terugkijk wil ik veel plezier gemaakt hebben – een leuk leven voor mezelf waarin ik rustig kon groeien.’ Kraantje Pappie staat in de top veertig. De drie dj’s die zich gezamenlijk DOD noemen, eveneens uit Groningen en na tien jaar voornamelijk in het buitenland doorgebroken, beweegt zich in tegengestelde richting: sound uit de ‘gouden jaren negentig’ met een vleugje eigentijdse dubstep – niet gezellige, duistere sound (‘horrorhop’) maar met een knipoog. Hiphop waaiert uit, en Sherlock Telgt, veteraan uit de legendarische Groningse Zombie Squad, MC, leermeester en promotor van vele rappers, dj’s en andere hiphoppers (én oudgemeenteraadslid voor de PvdA) ziet daar geen verloochening in van oude waarden. Hij juicht het eerder toe als bewijs van vitaliteit. Hoogstens zou als kritiek kunnen gelden dat ‘gezelligheidshiphop’ wel erg meegaat in de trend om kunst en cultuur in de supermarkt van de vrijetijdsindustrie te parkeren, in concurrentie met andere vormen van vermaak. Een trend die doordringt in het cultuurbeleid van de overheden en alle kunst tot een hobby dreigt te reduceren. In dat beleid wordt veel gesproken over genieten.

foto

Jochem Jurgens

‘De energie moet je pakken’ ‘In hiphop kan ik mijn verhaal doen,’ zegt Kraantje Pappie. Maarten van Hinte werkt vanuit ‘de overtuiging dat ík gehoord, gezien moet worden’. Nita Liem zegt: ‘Wat ik bewonder in hiphop is dat mensen dansen in het moment, in wie ze zijn. Hoe ze dansen is heel één op één.’ Maar het verhaal van één enkel mens heeft

geen impact op anderen, overtuigt die anderen niet, als er tussen die ene en de anderen niet iets wordt gedeeld. Ook de individuele hiphopper van Maarten van Hinte heeft uiteindelijk de opwinding van de cypher nodig. Daar vallen geen prijzen te winnen, het gaat er niet om geld of om sponsors die in hiphop investeren om hun product aan jongeren te slijten. John Agesilas, organisator van Juste debout en de reeks Forever in Paradiso: ‘Alles in de hiphop is social. Everything that has to do with the underground – ook breaken – is social. Waarom? Frustratie moet je kwijt, dus je gaat communiceren met elkaar. En je begrijpt elkaar omdat je allemaal over hetzelfde pad gaat. You’re either a zombie or a human being. And when you get into a cypher, you become a human being. Het gaat niet om de pasjes. Iedereen kan pasjes maken. Het gaat om de energie. De energie moet je pakken. De spirit of de dance moet je pakken. De vloer van Paradiso. That’s where the spirit is.' De energie. Wat de dansers in de lichtkring delen met de menigte in het donker van de Paradiso-zaal is de pure energie van het maken, op déze plaats en op dít moment. Maken is het tevoorschijn brengen van iets wat er nog niet was, bij wijze van tegenspel ten opzichte van het overstelpend vele dat er wel is en altijd al geweest is. Men kan zich voorstellen dat de mensen die tienduizenden jaren geleden kruizen krasten in een Zuid-Afrikaanse grot daarmee te kennen wilden geven dat zij er waren, om de alleenheerschappij van de alomtegenwoordige ongerepte natuur te doorbreken. Zo werken die krassen althans voor ons, hun verre, verre nakomelingen. Het is een creëren dat nog geen ander doel dient, dat zijn onschuld nog nergens aan heeft verloren – niet om er een handig werktuig aan over te houden, of een genotsartikel in de schappen van een culturele supermarkt. De energie hoeft niet per se voort te komen uit frustratie, al zal frustratie bij hiphop met zijn wortels in achterstandsmilieus wel vaak in het spel zijn. Het is deze pure, natuurlijke makersenergie die de overtuigingskracht bepaalt van het verhaal dat je vertelt. Tegen deze energie bestaan geen argumenten. Het is het eerste wat door ‘buitenstaanders’ wordt herkend en begrepen: ‘Die vitaliteit! Die expressie!’ Je kunt als geëngageerd kunstenaar de beste Goede Zaak van de wereld bepleiten, waar díe energie ontbreekt kan de ander altijd zeggen: ‘Ik ben het er gewoon niet mee eens.’ Terug naar de straat, via Paradiso De lichtkring op de vloer van Paradiso is in


feite een stuk straat verplaatst naar een poptempel. De energie waar het om gaat is de energie van de breaker en de rapper in een winkelstraat, bij wie voorbijgangers onwillekeurig blijven stilstaan. Marco Gerris: ‘Ik kom toch van de straat’ – en de band met deze roots mag in het theater niet verloren gaan. Lloyd Marengo, ook experimenterend met theater, danst op straat als de gelegenheid zich voordoet. Tyrone van der Meer, b-boy van het eerste uur, organisator van het Notorious I(nternational) B(reakdance E(vent): ‘Rond hiphop is een hoop “poespas” ontstaan – allerlei opleidingen, talentontwikkelingstrajecten waar een b-boy wel “breder” maar niet beter van wordt want echt leren doe je in de battle. Institutionalisering van de hiphopcultuur. De battle kweekt wel betere dansers, de kwaliteit stijgt maar de hiphopcultuur verliest door het gedoe eromheen. Jongeren van nu denken dat die poespas de cultuur is, maar de cultuur zelf wordt er doodmoe van. En natuurlijk komt er een tegenbeweging: jam en cypher worden weer populair. The return of the b-boy naar zijn oorspronkelijke omgeving.’ Lloyd Marengo doet zoveel mogelijk mee aan de jams: ‘Het voelt als thuiskomen.’

Jam en cypher vertegenwoordigen de straat op de vloer van de poptempel. Maar elke straat ter wereld staat in verbinding met andere straten en leidt zo naar wat Sasha Dees ‘mijn familie’ noemt, ‘waar ik overal ter wereld welkom ben’: de community waarom het uiteindelijk begonnen is. ‘Alles in de hiphop is social.’ De kring rond de lichtplek waar een energie wordt gedeeld die het rauwe en het poëtische, ‘de lol, het lawaai, de schoonheid en de bullshit ’, in zich verenigt.

Tot besluit

Een vreemde volksstam in ons midden, zo worden hiphoppers nogal eens bekeken. Nu worden vreemde volksstammen tegenwoordig met meer respect voor hun eigen cultuur behandeld dan in het koloniale tijdperk. De gemeente Eindhoven is met alle hiphop- en urban initiatieven om de tafel gaan zitten om een ‘Visienotitie urban culture en sports’ op te stellen. Daarin wordt een visioen opgeroepen van een stad waar overal op straat breakdancers (‘door allerlei omstanders aangemoedigd’), rappers, dj’s en skaters in de weer zijn. Eindhoven bezit in het stedelijk jongerencentrum Dynamo een instelling die zeer actief is op hiphop- en urban gebied, met een productiehuis, Hip Hop Lab 040.

De notitie is opgesteld in het besef dat de vreemde stam haar eigen expertise heeft en dat het niet raadzaam is om als een ouderwetse ontwikkelingshulpverlener zélf de richting te bepalen die hun ontwikkeling moet nemen. Het is niet voldoende hun wensen te kennen, je moet ook weten waar die uit voortkomen. Maar de koloniale geest waart nog rond. Tijdens een Kamerdebat over de Cultuurbegroting in 2009 sprak Nicolien van VroonhovenKok namens het CDA: ‘Wij vinden het winst als de minister van OCW maar ook andere beleidspersonen kunst en cultuur zouden gebruiken om hun eigen beleidsdoeleinden te realiseren, of dat nu op het terrein van integratie, jeugdbeleid, veiligheid, toerisme of ruimtelijke ordening is.’ Van zulke kolonisering van kunst en cultuur worden hiphoppers gemakkelijk slachtoffer. Populair bij de jeugd, voor een deel afkomstig uit achterstandsmilieus, lijken ze inzetbaar in onderwijs en wijkverbetering. Zelfs de Eindhovense notitie wekt de verdenking dat het minstens zo zeer om stadspromotie begonnen is als om het behoud van urban culture. Ook artistiek kolonialisme is nog niet uitgestorven. Dat blijkt uit de overschatting van de ontwikkelingen in de richting van theater binnen de hiphopscene, alsof het bestaansrecht van hiphop afhangt van de mate waarin het zich op de schouwburgpodia weet te bewijzen. Voorstellen om hiphoptheater onder te brengen bij grote gezelschappen en productiehuizen (voor zover die de komende kaalslag overleven) getuigen van onbegrip voor het feit dat hiphop een andere dramaturgie vereist dan regulier theater, één waarmee men in reguliere kringen zelden ervaring heeft. ‘Theater vanuit de geest van hiphop’ moet zich volgens eigen groeiwetten kunnen ontwikkelen. De fondsen hebben aan deze ontwikkeling tot nu toe vooral bijgedragen door individuele kunstenaars te steunen, zoals Alida Dors. De betekenis van de crew wordt onderschat. Hiphop gaat weliswaar uit van het individu dat gehoord en gezien wil worden, maar altijd in de context van een community. In de Nederlandse scene zijn ISH en MC tot nu toe de enige gezelschappen, maar er zijn crews actief die tot gezelschappen kunnen uitgroeien, zoals Illusionary Rockaz en Kulture Kidz. Dat zijn ontwikkelingen die de aandacht van subsidiënten verdienen. Zoals Marco Gerris eerder in dit katern al zei: ‘De fondsen kunnen nu een inhoudelijk verschil maken.’

En ten slotte: voor sommigen vervliegt alle respect voor de wilde volksstam als ze hiphoppers zien jammen. Zij menen een soort oerwoudritueel voor zich te zien, een terugval in het meest primitieve stadium van artistieke creativiteit. Moeten we dát subsidiëren?! In zekere zin hebben die mensen gelijk, maar wat zij zich moeten realiseren is dat iedere kunstenaar regelmatig ‘in de jam’ gaat. Het is een tijdelijke terugkeer in de chaos waaruit werelden ontstaan, een noodzakelijke fase in elk creatief proces waarin vondsten worden gedaan en nieuwe wegen worden ontdekt. Schrijvers, schilders jammen in hun hoofd, in het atelier, op papier. Hiphop, altijd bedacht op community, heeft er een rituele vorm aangegeven. Wie schrikt van die vorm heeft hiphop niet begrepen.

Van de basis en de top deel 3

En dat ene, dat is hiphop

Deze special kwam tot stand dankzij bijdragen en ondersteuning van Fonds Podiumkunsten, Theater Instituut Nederland, Los Bewegingstheaterwerkplaats, TM en allen die aan dit onderzoek hebben meegewerkt. TM is een uitgave van Stichting Vakblad voor de Podiumkunsten. Hoofdredactie Constant Meijers Redactieassistentie Marrit Boomsma Tekstredactie MoreTxT / Lonneke Kok Vormgeving KochxBos Studio.nl Prepress en druk RotoSmeets GrafiServices Utrecht Copyright © 2012 ISSN 1567-8628 Cover: Spin off, The finals 2011, Melkweg Amsterdam foto Jochem Jurgens


15

foto

Jochem Jurgens


Nu online! De nieuwe website van theatertijdschrift TM met elke dag het laatste theaternieuws en recensies van voorstellingen. www.theaterkrant.nl


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.