utrecht revisited urban arts in utrecht op weg naar 2013 stichting los
Janny Donker
UTRECHT REVISITED Urban arts in Utrecht op weg naar 2013
utrecht revisited urban arts in utrecht op weg naar 2013 stichting los janny donker, 2011
[ inhoudsopgave ] Voorwoord 7
Deel 3: Urban jongeren in de stad 32
Samenvatting 10
Hoofdstuk 1: Inzoomen op de wijken 33 • Welzijn, kunst en cultuur in de wijken 33 • Over beleidsgrenzen heen 35
Deel 1: Meet [some of] the artists 12
Deel 2: Urban vs urban: een bron van spraakverwarring 19 Hiphop verlegt zijn grenzen 20 ‘Urban’ 21 Urban arts en grootstedelijkheid 22 Urban design 22 Urban games 22 Urbans en de virtuele wereld 22 UCee Station 24 Twee paradijzen 25 Hoe urban is community art? 27
Vooruitblik: De Vrede van Utrecht 30
Hoofdstuk 2: Urban jongeren in de culturele trapveldjes en aanverwante instellingen 38 • Trapveldjes 38 Jongeren Cultuurhuis Kanaleneiland 38 Van & Voor Jongeren 39 Overvecht 40 Cultuurcampus Vleuterweide 40 Totaalbeeld trapveldjes 41 • Podia, festivals en talentenjachten 41 BlendFestival 41 Plankenkoorts 42 Tweetakt 42 Festival aan de Werf 42 Culturele Zondagen 43 Urban Circus 43 Stadsschouwburg en andere podia 43 Stortplaats voor Dromen en Vechtclub 44 • Waar kunst en sport tezamenvloeien: ~MovePlex 44
Deel 4: ‘Van je passie je beroep maken’ 46
Vooruitblik: talentontwikkeling in het kader van de Vrede van Utrecht 70
Hoofdstuk 1: Tussen de straat en de opleidingen 47 Hoofdstuk 2: Opleidingen op MBO-niveau 49 • Herman Brood Academie 49 • ROC Midden-Nederland 50 • R OCMN: opleidingsmogelijkheden voor urbans 51 NPAC 51 DeDansopleiding 51 • Nucultuur en Nutrecht 52 • R OC ASA 53 • Grafisch Lyceum Utrecht 53 Hoofdstuk 3: HBO-opleidingen 55 • Hogeschool voor de Kunsten Utrecht 55 Virtueel theater 55 Zij-instroom 55 Kunst, Media en Technologie 56 Urban Design 56 • Van MBO naar HBO 56 Hoofdstuk 4: Niet gesubsidieerde scholen 58 Hoofdstuk 5: Talentontwikkeling vanuit de scene 59 • Illusionary Rockaz en ADHD 59 • Hof van Jaeden 59 • Klap van de Molen Studio’s 60 • Dirty Diamond 60 • Het Kaasschaafcollectief 61 Hoofdstuk 6: Broedplaats Zeedijk 63 • Habek 63 • Kytopia 64 Een vooruitblik door Pax: The secret life of hiphop in Utrecht 66 Hoofdstuk 7: STRAAT 68
Deel 5 Conclusies en aanbevelingen: 72 Tot slot: 80
Geraadpleegde literatuur 82 Contactpersonen 84 Colofon 87
[ voorwoord ]
Begin 2007 verscheen mijn onderzoeksverslag Perspectief voor hiphop: een plaatsbepaling van hiphop in het Utrechtse talentontwikkelingsveld. Het onderzoek was verricht in opdracht van de Gemeente Utrecht. Uiteindelijk is het het eerste geworden in een reeks onderzoeken naar het reilen en zeilen van de urban arts in Den Haag, Amsterdam, Rotterdam, Groningen, ’s-Hertogenbosch, Tilburg, Breda, Eindhoven, Helmond, Roosendaal, Bergen op Zoom, Heerlen en Parkstad Limburg. Met het onderzoek waarvan het verslag nu voor u ligt kom ik terug naar Utrecht, met een opdracht van de afdelingen Culturele Zaken en Jeugd & Vrije Tijd van de Dienst Maatschappelijke Ontwikkeling (dmo). Utrecht heeft in de tussentijd niet stil gezeten. Er zijn verschuivingen op gang gekomen waarvan ik ook in de andere steden getuige ben geweest op mijn reis door urban Nederland en die oorzaak zijn dat Utrecht Revisited aanzienlijk meer pagina’s telt dan Perspectief voor hiphop. In 2007 kon hiphop nog worden beschreven als een op zichzelf staand verschijnsel, een bijzondere vorm binnen de jongerencultuur. Sindsdien echter is de context waarbinnen de urban arts functioneren sterk veranderd. Nieuwe urban initiatieven hebben daaraan bijgedragen, maar minstens zo belangrijk zijn tendenzen in het gemeentelijk cultuurbeleid die zich in 2007 nog niet zo uitgesproken aftekenden: een focus op de wijken, een beginnende ‘ontschotting’ tussen beleidsterreinen binnen de DMO en een ontwikkeling in de richting van de creative city. Deze vloeien samen in de activiteiten van de Vrede van Utrecht, die stad en regio op de kaart moet zetten als kandidaat voor de positie van Europese Culturele Hoofdstad 2018. In deze nieuwe context kon niet worden volstaan met een simpele update. De urban arts blijven nadrukkelijk centraal staan in het onderzoek, maar er moeten nieuwe vragen worden gesteld: vragen naar hun betekenis en hun potentieel in deze verruimde context.
voorwoord
ontwikkelingen Welke ontwikkelingen heeft urban Utrecht de afgelopen vier jaar doorgemaakt? Antwoord: heel veel, heel veel méér dan ik destijds had kunnen bevroeden. Niet alleen dàt, dat vele bleek volop in beweging en verandering, waarbij ook nog eens allerlei verbindingen werden aangegaan en weer ongedaan gemaakt. Niet zelden bleken mijn informanten niet op de hoogte van elkaars doen en laten waar dat wèl van hen verwacht mocht worden. In vele van de gesprekken die ik gevoerd heb – met urban artists, organisatoren, onderwijsgevenden, welzijnswerkers, beleidsambtenaren – moesten zowel mijn gesprekspartners als ikzelf moeite doen om ‘bij de les te blijven’ en het onderwerp ‘urban’ niet uit het oog te verliezen. Altijd was er wel aanleiding om zijwegen in te slaan. Dat ligt uiteraard ook aan het onderwerp zelf: kunst, stedelijke cultuur, welzijn en sport overlappen elkaar in de urban arts. Maar een gevolg was wel dat ik soms lawines aan informatie over me uitgestort kreeg die uiteindelijk maar weinig bruikbaars achterlieten. Niet dat zulke gesprekken vruchteloos bleven: voor beide gesprekspartners werkten ze vaak als katalysatoren voor nieuwe vragen en ideeën. Maar niet altijd voor dìt onderwerp. In dit verslag heb ik mij zoveel mogelijk opgesteld als een geïnformeerde buitenstaander die vanaf een zekere afstand enige tekening probeert te brengen in het gewoel. Het resultaat kan niet anders zijn dan een momentopname, maar zonder dat de fotograaf ‘Freeze!’ heeft geroepen – met focus op ‘urban’, maar zonder dat het wordt losgetrokken uit zijn artistieke en maatschappelijke context. Waarover hebben we het als het onderwerp ‘urban arts’ is? De beste ‘definitie’, kan men zeggen, geven de urban artists zelf, en daarom begint dit verslag met een Meet the artists waarin zij zichzelf voorstellen door middel van voor deze gelegenheid geschreven teksten. Vervolgens ga ik zelf in op het begrip ‘urban’ in een poging om de spraakverwarring te ontwarren waartoe deze term in het gebruik aanleiding geeft alvorens de ontwikkelingen van de laatste jaren in de urban scene en haar directe omgeving te beschrijven.
7
Inventarisatie Wat u in dit verslag niet aantreft is een breed overzicht van de talentontwikkeling op het terrein van kunst en cultuur. Ik onderschrijf de noodzaak van zo’n inventarisatie, mede in het kader van de Vrede van Utrecht op weg naar 2013 en 2018, maar dat is een taak die het bestek van dit onderzoek verre te buiten gaat. Gelukkig wordt deze brede inventarisatie nu aangepakt door beleidsmedewerker Charles van Zanten van Culturele Zaken. Mijn focus is op de urban arts, ook voor talentontwikkeling. Mijn hartelijke dank gaat uit naar allen die mij, in gesprekken en via post en mail, van informatie hebben voorzien. Namen en functies staan vermeld in de lijst aan het einde van dit verslag. Ook wie zich niet geciteerd ziet in het rapport kan ervan verzekerd zijn dat zijn of haar bijdrage erin verwerkt is. Bijzondere dank gaat uit naar de beleidsambtenaren bij de Dienst Maatschappelijke Ontwikkeling die mij zo geduldig de tijd hebben gegund om dit onderzoek tot een goed einde te brengen. En heel in het bijzonder wil ik Pax, Jae, Mats Janssen, Jort Reinders, Triwish Hanoeman, Kasper van der Meulen en Giovani Vreede bedanken voor de teksten waarin zij op mijn verzoek hun persoonlijke visie geven op de urban arts.
8
voorwoord
Janny Donker, maart 2011
[ samenvatting ]
Dit onderzoeksverslag bestaat uit vijf delen. In de delen 1 en 2 wordt het onderwerp afgebakend. In deel 3 en 4 worden de voorzieningen besproken waarvan urban artists in Utrecht gebruik kunnen maken. Deel 5 bevat de conclusies en aanbevelingen. Na deel 2 en deel 4 wordt in een korte Vooruitblik aandacht besteed aan De Vrede van Utrecht. Deel 1: Meet [some of] the artists Zes Utrechtse urban artists geven hun visie op hun kunst en hun positie in de maatschappij. De urban arts vormen een ‘kunstwereld’ met eigen mores, professionaliteitscriteria en expertise, maar ook een ‘way of life’ waarin saamhorigheid samengaat met creatieve wedijver (battlecultuur). Urban artists behoren tot de hardstwerkende Nederlanders, werken graag in eigen bedrijfjes en zijn zeer zelfredzaam – wat niet betekent dat steun ‘van buiten’ (zoals van de overheden) overbodig is. Deel 2: Urban vs urban: een bron van spraakverwarring ‘Urban’ wordt niet alleen gebruikt als alternatief voor ‘hiphop’ maar ook als verzamelterm voor alles wat in verband kan worden gebracht net de grote stad (urban games, urban design). Duidelijk onderscheid is gewenst omdat achter deze betekenisverschillen verschillen in levenswijze en zelfs maatschappijvisie schuilgaan. De wereld van het hiphop-credo ‘Peace, Love, Unity & Having Fun’ is een andere dan de interactieve digitale speeltuin van de urban games. Ook community art heeft een heel andere oorsprong en gerichtheid dan de urban arts en wordt daarmee ten onrechte in één adem genoemd. Deel 3: Urban jongeren in de stad De sterke bestuurlijke aandacht voor de wijken heeft geleid tot een spreiding van culturele voorzieningen over de stadsdelen waarvan urban jongeren zouden moeten kunnen profiteren. Aan kunst en cultuur wordt in het wijkenbeleid een functie toegedacht als cement voor sociale cohesie. Community art dient vooral om de eigen omgeving en haar bewoners beter te leren kennen, culturele trapveldjes en festivals fungeren als ontmoetingsplaatsen voor lokaal talent. Tegen versnippering. Inmiddels wordt ingezien dat eenzijdig wijkgericht werken het risico van versnippering meebrengt en dat kunst en cultuur hun werk moeten doen in samenhang met onderwijs, welzijn en wat er verder speelt in de buurten. Welzijnswerk en culturele instellingen zoeken toenadering, wat vergemakkelijkt wordt doordat het jongerenwerk is ondergebracht in één stedelijke voorziening (Stichting JOU). Binnen DMO is een gezamenlijke overlegstructuur gecreëerd voor de verschillende beleidssectoren.
10
samenvatting
Een rondgang langs culturele trapveldjes, podia en manifestaties leert dat urban jongeren bijna overal wel toegang vinden als ze zich zelf aandienen. Maar van de trapveldjes zijn alleen Jongeren Cultuurhuis Kanaleneiland, Van & Voor Jongeren en Cultuurcampus Vleuterweide exclusief bestemd voor jongeren, en zowel hier als bij festivals en talentenjachten worden urbans niet herkend als een aparte doelgroep. Bij de trapveldjes ontbreekt het vaak aan de expertise om hen op te sporen en in huis te halen; expertise die te vinden is bij de jongerenwerkers van de welzijnsinstellingen. Deel 4: ‘Van je passie je beroep maken’ Urban artists beginnen ‘informeel, op straat’, maar daarna staan veschillende wegen open naar de gewenste professionalisering. De scene brengt haar eigen talentontwikkelaars voort, individueel (zoals de kunstenaars uit Deel 1) of collectief (Kaasschaafcollectief, Habek). Welzijnswerk, culturele instellingen en commerciële dans- en muziekscholen bieden workshops
en cursussen aan en de laatste jaren zetten ook reguliere opleidingen (MBO, in mindere mate HBO) deuren open voor het groeiend contingent jongeren dat van een urban passie zijn beroep wil maken. MBO voor urbans. In Utrecht kunnen urbans terecht bij de Herman Brood Academie, ROCMN (NPAC en DeDansopleiding), Nutrecht en (voorzover geïnteresseerd in media) het Grafisch Lyceum Utrecht. De opleidingen zijn sterk marktgericht; ze leggen grote nadruk op ondernemerschap en studenten gaan meteen de praktijk in. Begeleiding is op individuele basis. Deze opleidingen blijken aantrekkelijk voor jongeren die al goeddeels weten wat ze willen leren, vaak al eigen crews, bandjes of bedrijfjes meebrengen en ook gemakkelijk weer opstappen als ze menen genoeg geleerd te hebben. Het HBO, vanouds ingesteld op de ‘reguliere’ kunsten, heeft meer moeite met ‘inloop van de straat’ dan de MBO-opleidingen. Ook doorstroom van MBO naar HBO verloopt moeizaam. Een uitzondering vormt de Faculteit Kunst, Media & Technologie van de HKU (ontwerpen voor games, media, muziek) die sterk gericht is op de praktijk en net als het MBO gebruik maakt van leerwerkbedrijven. Bij de Faculteit Theater van de HKU kan de opleiding Design for Virtual Theatre and Games interessant zijn voor urbans, maar vooral het unieke zij-instroomtraject waar makers uit de praktijk in twee jaar een bevoegdheid als docent kunnen halen. STRAAT is een initiatief van DOX, Springdance en Het Lab om ‘een brug te slaan’ tussen urban dans en moderne dans in de verwachting van een voor beide vruchtbare interactie. Ook binnen de urban scene wordt over schuttingen heen gekeken. Wat Habek en Kyteman ontwikkelen in de ‘broedplaats’ aan de Zeedijk valt niet meer te omschrijven met het label ‘hiphop’ en overstijgt ook ‘urban’. Deel 5: Conclusies en aanbevelingen Belangrijke punten zijn: • Vermijd spraakverwarring rond ‘urban’. • Maak gebruik van de expertise die de urban scene zelf in huis heeft. • Urban artists zijn ondernemend en zelfredzaam, maar hebben wel degelijk steun nodig om hun kunst optimaal te ontwikkelen. Minikredieten kunnen al het veschil maken. • Steun Master!, Nutrecht, Kytopia en andere initiatieven tot professionalisering. De Vrede van Utrecht kan daar een rol in spelen. • Versoepel aansluiting tussen MBO, HBO en alternatieve trajecten. • Integrale aanpak en samenwerking tussen beleidssectoren. • Zorg op de hoogte te zijn van elkaars activiteiten!
samenvatting
11
deel 1
[ meet (some of) the artists ] De belangstelling van beleidmakers en ‘gevestigde’ kunsten voor de ‘kunstenaars van de straat’ – de urban artists – is groeiende. Om verschillende redenen, en met een beeld van hiphoppers, rappers, breakers, graffiti-writers voor ogen dat niet altijd vrij is van vertekeningen. Tijd om kennis te maken met enkelen van hen en te horen hoe zij zichzelf, hun kunst en hun positie in de maatschappij zien. Voor dit onderzoek hebben zes Utrechtse urban artists (rappers en dansers) hun visie op papier gezet.
12
een paradijs achter het wilhelminapark Op zijn zeventiende ervoer rapper Jae (voor de Burgerlijke Stand: Jermain Bridgewater) ‘dat hiphop levens kan veranderen’. Hij was altijd onzeker geweest en geneigd snel op te geven tot hij – naar het voorbeeld van een oudere broer – teksten begon te schrijven. ‘Ik wist nu zeker wat ik met mijn leven wilde doen: ik word rapper!’ Hiphop bleek ‘een brandend verlangen, iets waar ik mij letterlijk elke dag mee bezighield’. ‘De charme en kracht van Hiphop,’ schrijft Jae, ‘is dat je met het minimale in het leven de kans krijgt om iets groots voor jezelf op te bouwen. Voor Hiphop heb je geen diploma’s nodig, je hebt geen tot weinig kennis nodig van instrumenten, in eerste instantie heb je ook geen tot weinig geld nodig om aan de slag te gaan. Om te beginnen met rap heb je niet eens muziek nodig, just pen and paper. Omdat de drempel laag is biedt Hiphop voor velen een houvast en toekomstperspectief.’ Ben je eenmaal begonnen, dan ga je de concurrentie met andere hiphoppers aan en ‘word je gedwongen om jezelf te ontwikkelen in je kunst en uiterst creatief te zijn’ en kritisch naar jezelf te kijken. Je moet ‘honderd procent een eigen stijl hebben’. Als je ‘stijlen steelt van een ander word je daar op afgerekend’. Voor Jae en zijn rapgroep StropStrikkers kwam de doorbraak in de scene in 2006: optredens door heel Nederland, prijzen gewonnen, twee cd’s uitgebracht die goed ontvangen werden. Jae was toen 22. In 2008 besloot hij uit de groep te stappen en meteen een eigen bedrijf te beginnen – hij volgde twee jaar onderwijs aan de Nederlandse Popacademie (NPAC) van ROC Midden Nederland, waar veel nadruk wordt gelegd op ondernemerschap. Met dat bedrijf wilde hij ‘een bijdrage leveren aan de rapscene en de Hiphopcultuur. Ik had niet het gevoel dat ik dat kon doen als ik alleen een rapper bleef.’ Voor hemzelf voelde dit ‘Hiphopontwikkelings bureau’ aan als ‘een plekje waar ik rust en zelfverzekerdheid kreeg, een eigen stukje paradijs’. Daarom noemde hij zijn bureau Hof van Jaeden. ‘omdat ze geloven...’ Hier, in Rijnsweerd-Noord, begeleidt Jae nu zeven ‘acts’ die hij onder meer helpt met het uitbrengen van albums en het maken van videoclips en promofilmpjes en die hij leert hoe ze work shops kunnen geven. Zelf geeft Jae regelmatig workshops aan de NPAC en bij het Jongeren Cultuurhuis Kanaleneiland (waar hij ook jongeren begeleidt in de muziekstudio). Hij organi seert maandelijks een hiphopfeest in poppodium EKKO, Overdosis, en heeft een eigen radioshow, Featuring, op 3voor12 Utrecht. Hof van Jaeden draait op vrijwilligers van wie Jae hoopt ooit zo ver te komen dat hij hen kan betalen ‘zodat zij weer in zichzelf kunnen investeren’ – grafisch ontwerpers, fotografen, clipmakers en anderen die hem steunen ‘omdat ze geloven in wat Hof van Jaeden te bieden heeft’. De huidige rapscene heeft volgens Jae voldoende niveau, maar hij mist ‘showelementen, attributen, kostuums, lichtshow, visuals op beeldschermen’. ‘Wij doen bijna allemaal hetzelfde: een dj achter ons en wij rappen onze teksten naar het publiek toe.’ Dat urenlang achter elkaar blijft niet boeien. Een ander gemis is ‘professionele mensen achter de schermen’. Rappers zijn er meer dan genoeg, maar het ontbreekt aan managers, zakelijke begeleiders – en aan geluidstechnici met verstand van hiphop. Daar moet aan gewerkt worden. meet (some of ) the artists
Unity En tenslotte: de Vier Elementen van de oorspronkelijke hiphop – DJing, rap, breakdance en graffiti – zijn ieder hun eigen weg gegaan. Jae ‘zou graag willen dat de komende jaren alle vier de elementen weer naar elkaar toe groeien. Afrika Bambaataa en KRS-One, Hiphoplegendes, verkondigen altijd deze boodschap: Peace, Love, Unity and having fun. Het is de Unity die wij als Hiphoppers missen.’ Jae’s credo: ‘Ik wil de Hiphopcultuur levend en gezond houden zodat de generatie na mij ook kan profiteren van Hiphop en een bestaan kan opbouwen zoals ik nu doe.’
13
‘Hiphop is motivatie’ Jae staat met deze uitspraken niet alleen. Meer of minder gevarieerd naar gelang de situatie zijn ze ook onder andere jongeren in de Utrechtse hiphopscene te horen. ‘Hiphop is motivatie,’ schrijft Triwish Hanoeman, die samen met Ilias Boudellah het entertainmentbedrijf Dirty Diamond runt. ‘Al op jonge leeftijd maakte ik kennis met Hiphop, toen had ik nooit gedacht dat het mijn leven zo sterk zou beïnvloeden. Nog steeds vind ik het fascinerend wat er allemaal gebeurt in de wereld van de Hiphop: de raps, de muziek, de dans, de graffiti. (...) Hiphop is een levensstijl.’ ‘Want Hiphop is kracht en positiviteit, een uitlaatklep voor hen die niet begrepen worden.’ Dit laatste herinnert aan het ontstaan van hiphop in de achterstandsbuurten van New York. Het motto van Dirty Diamond is ‘vind de diamant in jezelf’ – datgene waar je goed in bent en wat je als persoonlijkheid waardevol maakt. Voor Mats Janssen, één van de ‘acts’ in de Hof van Jaeden, betekent hiphop ‘vrijheid om te zeggen wat ik wil. (...) Wie de taal goed beheerst en doorheeft wat voor kracht woorden hebben kan grootse dingen teweegbrengen. (...) Hiphop [is] een emancipatiebeweging.’
14
meet (some of ) the artists
Way of life Jort Reinders, sprekend namens de breakdance-crews Illusionary Rockaz en ADHD – beide al meer dan tien jaar actief –, noemt B-boying (breakdance) ‘een way of life. Dat wil zeggen dat wij B-boying meedragen in alles wat wij in ons leven doen of meemaken. Het is de manier van lopen, praten, kleden, het vormt meningen en opvattingen en het geeft in verschillende situaties een sterk houvast.’ ‘Wat in onze visie centraal staat is betrokkenheid (dedication), discipline, creativiteit en educatie (weten waar iets vandaan komt, jezelf scholen).’ Aan dat laatste wordt groot belang gehecht: ‘Je moet als danser weten waar de dansvorm die je beoefent vandaan komt. Je moet op zoek gaan naar het ontstaansrecht van de dans om deze beter te kunnen begrijpen om zodoende jezelf verder te ontwikkelen.’ Het gaat om ‘de diepere laag van de dans’. Die nadruk op de herkomst van de vorm hangt samen met de overtuiging van deze breakers dat Bboying ‘de originele, meest pure vorm van Hiphopdans’ is. Ook voor andere stijlen geldt dat hun ‘identiteit en achtergronden’ niet mogen worden genegeerd. Illusionary Rockaz en ADHD illustreren de stelling van Jae dat er maar heel weinig nodig is om als hiphopper te beginnen. Ze rolden hun matjes uit op het trottoir voor een winkelcentrum en trainden tussen het winkelend publiek – met een officiële vergunning en zonder subsidie. (Nog steeds, trouwens.) Ook de zorg voor ‘de generatie na ons’ staat bij de Illusionary Rockaz op het programma. Jort Reinders geeft les bij Touchée Dance Company en in Eindhoven bij Flow Provider (van breakdance-veteraan en organisator van het International Breakdance Event [IBE] Tyrone van der Meer). De Illusionary Rockaz geven elke vrijdag les in de locatie van het UCK bij de Dom. Crews, battles, shows De crew is voor breakdancers wat de band is voor muzikanten. De leden van een crew als Illusionary Rockaz of ADHD trainen samen, reageren op elkaars moves en trekken vaak ook buiten ‘werk tijden’ met elkaar op. ‘We waren allemaal zo op elkaar ingespeeld,’ schrijft Giovani Vreede over zijn crew The Kulture Kids, ‘dat we naast schoolgenoten [bij DeDansopleiding van ROC MN] ook vrienden werden en onszelf familie begonnen te noemen.’ Een gemiddelde crew telt vijf tot zeven leden; de Kulture Kids zijn met zijn negenen. Er is een limiet aan de omvang van de groep: de kwaliteitstest voor elke crew is de battle waarin de groep uitkomt tegen andere crews in de hoop die in virtuositeit te overtroeven. Telkens twee crews staan tegenover elkaar en de leden wisselen elkaar voortdurend af in het uitdagen van en reageren op de tegenstander terwijl de jury toekijkt. Met teveel mensen in het strijdperk loop je elkaar voor de voeten. De oer vorm van de battle is een schijngevecht temidden van een kring van toeschouwers op straat.
De crew en de battle behoren beide tot kern-elementen van de breakdance-cultuur. Bij alle interacties met andere vormen van danskunst moet dan ook met beide rekening worden gehouden. De battle is geen wedstrijd waarbij op een vastgestelde schaal de hoogste score moet worden behaald – ‘wie de meeste punten haalt heeft gewonnen’. De battle is telkens weer het moment suprême in de carrière van een danser waarop letterlijk in de hitte van het gevecht nieuwe moves worden geboren. Breakdance ontwikkelt zich voor een belangrijk deel in de battle-arena, onder de ogen van een zeer betrokken en deskundig publiek. De ‘concurrentie’ waarover rapper Jae schrijft – de concurrentie die je dwingt ‘om jezelf te ontwikkelen in je kunst en uiterst creatief te zijn’ – is hier op volle kracht en ter plaatse aan het werk. Naar een nieuwe theatervorm Van de beide crews, ADHD en Illusionary Rockaz, concentreert de eerste zich volledig op de battle, en met groot succes: ADHD behoort op het moment tot de top-vier van Nederland en verkeert daarmee op internationaal niveau. Illusionary Rockaz beweegt zich de laatste jaren in een richting die ook internationaal veld wint: die van de theaterdans en de show. Shailesh Bahoran, één van de leden van deze crew, heeft gedanst bij Don’t Hit Mama en doet nu mee bij ISH. Hij treedt als gast op bij Don’t Hit Mama, evenals Jort Reinders, terwijl een derde crew-lid, Raymond den Uyl, is opgenomen in het kernteam van deze theatergroep. Shailesh Bahoran heeft met de complete crew een show gemaakt in het project STRAAT van DOX, Springdance en Het Lab (waarover later). Naast de battle begint de show een plaats te veroveren als publieke manifestatie van breakdance-skills. Dat stelt nieuwe eisen aan de dansers en een andere oriëntatie ten opzichte van publiek. Letterlijk zelfs: een battle is een aangelegenheid tussen rivaliserende crews waarbij het publiek toekijkt en commentaar geeft (en na afloop vaak de arena overneemt); bij een show keren de dansers/spelers zich vanaf hun podium tot het publiek – tot een zaal in afwachting van een spektakel waarvoor de makers aandacht menen te mogen vragen. Dat wijst in de richting van een nieuwe theatervorm, waarbij breakdance zich niet moet laten ‘absorberen’ door de tradities van de show maar daaraan een eigen impuls moet zien te geven.
meet (some of ) the artists
Hiphop family Jort Reinders beroept zich niet op het hiphopmotto Peace, Love, Unity maar uit zijn omschrijving van de beide crews als leden van één ‘familie’ spreekt wel een saamhorigheidsgevoel dat eigen is aan de hiphopscene met haar crews, groepen en collectieven in regelmatig wisselende samenstelling. Ultiem en recent voorbeeld is Kytopia op het Zijdebalenterrein aan de Zeedijk, waar rond een studiocomplex een muziekgerelateerde community wordt opgebouwd op initiatief van trompettist, componist en orkestleider Colin Benders, beter bekend als Kyteman. De kern hiervan is in feite de Utrechtse ‘hiphop family’ die ik al in Perspectief voor hiphop heb gesignaleerd. Kasper van der Meulen – rapper, beatmaker en DJ – refereert aan de Utrechtse familiegeest als hij schrijft: ‘Hiphop is een stroming die is ontstaan uit een behoefte om te creëren en is ver sterkt en gegroeid door een behoefte aan saamhorigheid. Hiphop gaat verder dan rapmuziek, voor veel mensen is hiphop een manier van leven de zich baseert op de behoefte om originele en creatieve gedachten en gevoelens te uiten. In de populaire media werd hiphop vaak afgeschetst als iets dat niet bij Nederland hoort, maar meer als een rage die uit Amerika is overgevlogen en als gimmick kan worden ingezet als iets “hip” en jong moet overkomen. De laatste jaren heb ik echter een volwassenheid zien ontwikkelen in hiphop, het wordt steeds meer be schouwd als volwassen subcultuur en als serieuze kunstvorm. De kruisbestuiving met andere stijlen en subculturen heeft ervoor gezorgd dat hiphop zich heeft kunnen ontwikkelen tot meer dan rapmuziek. In Utrecht was daar een ideaal klimaat voor de afgelopen jaren, doordat er veel plekken waren waar mensen elkaar konden ontmoeten en hun uitingen konden delen
15
met elkaar. De hiphopscene in Utrecht was goed voorbeeld van een situatie waarin de uitkomst groter is dan de som van de delen, waar men als groep beter functioneerde dan alleen.
16
meet (some of ) the artists
Het hoofd boven water ‘Helaas,’ constateert Kasper van der Meulen, ‘is het laatste jaar die samenhang en eenheid enigszins verloren gegaan, met het verdwijnen van maandelijkse hiphopfeesten en sessies is er steeds minder mogelijkheid tot ontmoeting en uitwisseling. Er lijkt een verzadiging te zijn ontstaan waardoor mensen minder behoefte hebben om de eenheid op te zoeken en er meer behoefte is om in kleine groepen aan eigen projecten te werken. Er is een versnippering ontstaan waarbij mensen op hun eigen eiland zitten en hun eigen ding doen. Dit is op zich geen slechte ontwikkeling, omdat er blijkbaar meer behoefte is om gefocust te werken aan een eigen product, misschien zal hierdoor de inhoudelijke kwaliteit omhoog gaan en zal er meer gespecialiseerde expertise ontstaan. Hier is natuurlijk op zich niks mis mee, het zou alleen enorm zonde zijn als dit alles achter gesloten deuren zou plaatsvinden en het niet meer zichtbaar is voor de buitenwereld. Het is juist belangrijk om te laten zien wat het product is van deze uitingen en ervoor te zorgen dat ook de populaire media, gemeenteraden en overheden gaan zien wat het culturele belang is van het bestaan van hiphop in Nederland. Hiervoor zijn zeker faciliteiten aanwezig in Utrecht, maar deze kunnen vaak maar net hun hoofd boven water houden en moeten het doen met gebrekkige voorzieningen.’ Wat die voorzieningen betreft: Jae heeft weliswaar gelijk als hij schrijft dat je aan hiphop met een minimum aan middelen kunt beginnen, maar dat betekent niet dat je op een schoen en een slof de top kunt bereiken. Om je artistiek ten volle te kunnen ontplooien en technisch professioneel te worden moet je kunnen investeren, in tijd, ruimte, contacten en apparatuur. Urban artists staan bekend als zelfredzaam, maar ook zelfredzaamheid kent grenzen. Beleidmakers die over subsidie gaan kunnen niet achteroverleunen in de veronderstelling dat ze met de urban arts goedkope kunst in huis halen. Ondernemingsgeest Hiphoppers behoren tot de hardstwerkende Nederlanders. Niet voor niets spreken ze van ‘toewijding’ (dedication) en ‘een brandend verlangen’ dat hen ‘letterlijk elke dag’ vervult. Ze zijn even overtuigd van de waarde van hun kunst, even trots op hun artistieke prestaties als andere kunstenaars, en bereid keihard te werken om daarin te excelleren. Graffiti writers trotseren pakkans en soms zelfs levensgevaar als ze bij nacht en ontij hun pieces spuiten waar dat niet is toegestaan, op gevels en rangeerterreinen. Het wedstrijdelement, dat bij alle vredelievendheid en saamhorigheid overal in de scene een prominente rol speelt, stimuleert behoefte aan ontwikkeling, zowel op persoonlijk niveau (‘honderd procent een eigen stijl’) als op dat van de artistieke discipline (‘op zoek gaan naar het ontstaansrecht’ van je kunst ‘om zodoende jezelf verder te ontwikkelen’). In dat streven naar ontwikkeling past het opzetten van een eigen bedrijf, zoals Hof van Jaeden of Klap van de Molen van Kasper en Frank van der Meulen aan de Archimedeslaan. De twee muzikanten van Dirty Diamond zijn dankzij hiphop naar eigen zeggen ‘veranderd van probleemjongeren naar ondernemende jonge mannen’. Klap van de Molen biedt oefenruimtes, een opnamestudio en faciliteiten voor zowel muziek als fotografie, video en andere media. Kasper van der Meulen wil zich daarmee richten op een nieuwste lichting, een ‘nieuw startgevoel’, alsof een initiatief als Kytopia alweer tot het establishment behoort. Eigen bedrijf Een eigen bedrijf(je) starten is populair onder jonge hiphoppers, met diverse bedoelingen. Danseres Samantha bijvoorbeeld geeft les (op sportprofielscholen) en wil een eigen dansschool
opzetten in Nieuwkoop waar ze is opgegroeid en waar op dit gebied ‘niets te doen was’. Ze is benieuwd of een als ‘bij uitstek stedelijk’ beschouwde kunstvorm als hiphop ook wortel schiet op het platteland. Ze volgt DeDansopleiding van ROC Midden Nederland, juist omdat daar veel wordt gedaan aan voorbereiding op ondernemerschap. Er waait een ondernemende wind door jong Utrecht – aangewakkerd door de groeiende populariteit van de Creatieve Industrie in overheidskringen, in het Middelbaar Beroepsonderwijs en bij de HKU. Naast die zelfstandige bedrijvigheid is er ruimte voor de inzet van hiphoppers binnen bestaande instellingen zoals wijkcentra, het UCK (zie Illusionary Rockaz) en de hierna te be spreken ‘culturele trapveldjes’. Eén van die trapveldjes is het Jongeren Cultuurhuis Kanaleneiland, waar Jae workshops geeft en jongeren begeleidt die gebruik maken van de studio. De hiphopscene is een kunstwereld Men spreekt wel over ‘de kunstwereld’ als het gaat over het totaal van de mensen – makers, genieters, commentatoren – in wier leven kunst een centrale plaats inneemt. In die kunst wereld gedraagt men zich volgens eigen ongeschreven wetten en spreekt men een taal die buitenstaanders vaak als wartaal in de oren klinkt. In feite bestaan er meerdere kunstwerelden, elk met eigen zeden en gewoonten en criteria voor goed en kwaad, mooi en lelijk, echt en vals waaraan niet te tornen valt. Dat geldt zelfs binnen de nauwe grenzen van een sinds lang erkende discipline: fervente aanhangers van eigentijdse muziek leven in een ander territorium dan verknochten aan het ijzeren repertoire. Zo’n kunstwereld met eigen mores is ook de hiphopscene. Wat buitenstaanders vaak in eerste instantie aanspreekt is dat haar bewoners JONG zijn. ‘De vitaliteit, de jeugdige energie spat ervan af! Kom dáár eens om bij al die gevestigde theater- en dansgroepen!’ (Een scepticus: ‘Hoe lang duurt het voor de FUN eraf gaat?’) Actieve hiphoppers zijn inderdaad zelden ouder dan dertig, maar dat mag geen reden zijn om hun kunst af te doen met een ‘Ach, wij zijn ook jong geweest.’ Men moet zich niet verkijken op dat jeugdig élan. Er mag weinig nodig zijn om met hiphop te beginnen (zoals Jae zegt), eenmaal binnen in de hiphopwereld merk je dat daar net zulke zware eisen worden gesteld aan lichamelijke conditie, stembeheersing, muzikaliteit, vormgevoel, inzicht en vindingrijkheid als bij ballet, op het conservatorium of bij wèlke andere gevestigde discipline ook. Hobbyisten brengen het in die wereld niet ver, evenmin als op het concertpodium of in het museale circuit. Expertise Dat urban artists een eigen (kunst)wereld bewonen betekent ook dat ze over een eigen expertise beschikken. Zíj weten wat ze nodig hebben om bepaalde doelen te bereiken, zij weten hoe je een battle organiseert, zij kennen de wegen in hun wereld en weten bij wijze van spreken ‘wen man anbrüllen darf und vor wem man den Hut zieht’, om Brechts Mahagonny te citeren. Wie een andere culturele landstreek bewoont en die wegen niet kent, kan voor teleurstellingen komen te staan terwijl hij meent iets te hebben ondernomen om urbans gelukkig te maken. ‘We hebben zó ons best gedaan en nu komen ze niet!’ ‘In de jury zitten de verkeerde mensen, wist u dat niet? Dáár komen we niet voor battelen.’ Discrete steun kan veel goeds doen, maar er zijn zaken die je beter aan de urbans zelf kunt overlaten. meet (some of ) the artists
17
18
meet (some of ) the artists
De ontmoeting met een zestal Utrechtse urban artists leert dat de urban arts precies als de ‘gevestigde kunsten’ een ‘kunstwereld’ vormen met eigen zeden en gebruiken, professionaliteits criteria en expertise. Naast haar artistieke kant heeft deze urban ‘scene’ van huis uit een sterk sociaal aspect. Veel jongeren biedt ze een eigen ‘taal’ voor wat hen beweegt en een ‘way of life’ waarin saamhorigheid, het gevoel deel uit te maken van één grote ‘extended family’ en de zorg voor volgende generaties van urban kunstenaars een voorname plaats innemen. Niet voor niets voelen sommigen zich in hun crew of band of werkplaats als in een Hof van Eden. Jongeren afkomstig uit achterstandsmilieus ontdekken er een toekomstperspectief. ‘Gezonde wedijver’ waarbij ieder zich uitgedaagd voelt om tegenover de ‘familieleden’ het hoogste uit zichzelf te halen is een kern-element van de urban ‘way of life’, vandaar de centrale plaats van de battle in de urban kunstwereld. In de battle inspireert men elkaar tot nieuwe vond sten. De battle is in principe een ‘interne’ aangelegenheid, een confrontatie met rivalen. Daar naast ontwikkelen urbans steeds meer interesse in theatrale vormen, waarin de confrontatie wordt aangegaan met publiek. Urban artists behoren tot de hardstwerkende Nederlanders. Ze zijn zelfredzaam, onderne mend, beginnen graag eigen bedrijfjes en krijgen met beperkte middelen vaak veel voor elkaar. Dat betekent niet dat beleidmakers en subsidiënten zich over hen geen zorgen hoeven te maken. Willen de urban arts zich artistiek ten volle kunnen ontwikkelen en zich kunnen professionali seren, dan is steun vanuit instellingen en overheden wel degelijk nodig.
deel 2
[ urban vs urban: een bron van spraakverwarring ] Na de kennismaking met de hoofdrolspelers in Deel 1 nu de naam van het gezelschap: de urban artists. Die naam behoeft toelichting. Probleem blijkt te zijn dat ‘urban’ in meerdere betekenissen wordt gebruikt, betekenissen die weinig meer met elkaar gemeen hebben dan dat ze verwijzen naar de (grote) stad. Wil het terrein van onderzoek duidelijk worden afgebakend en verwarring vermeden, dan moet scherp onderscheid worden gemaakt tussen de verschillende betekenissen. Achter die verschillende betekenissen van ‘urban’ schuilen namelijk verschillen in levenswijze en zelfs maat schappijvisie.
19
Hiphop verlegt zijn grenzen In Perspectief voor hiphop stelde ik de vraag of hiphop ‘zichzelf opnieuw zou moeten uitvinden’. Aanleiding tot die vraag was dat DJing, rap, breakdance en graffiti hun oorspronkelijke context, en daarmee hun oorspronkelijke functie als ‘muziek, ballet en kalligrafie van het ghetto’, ontgroeid leken en – althans in onze relatief welvarende contreien – even populair werden ‘onder “witte” jongeren die braaf hun school afmaken en aan een eerzame beroepsopleiding beginnen als onder kansarme “zwarte” leeftijdgenoten’. In de muziek doken destijds al popen jazzvarianten van hiphop op en ook bij de andere drie ‘pijlers’ zou een ‘blik over de schutting’ geen kwaad kunnen. Inmiddels is op zijn minst een deel van de hiphopscene geïnteresseerd geraakt in verlegging van de grenzen. Jort Reinders legt sterke nadruk op Bboying als ‘de originele, meest pure vorm van Hiphopdans’, als de oorsprong de je als danser moet kennen. Maar hiphop ontwikkelt als ieder kunstgenre in de kracht van zijn leven nieuwe vormen. Wiam Al-Zabari, de artistiek leider van De Dansopleiding van ROC MN, somt ze op voor dans: ‘House, popping, locking, new style, LA style, lyrical, crump, whacking, fouging, tutting.’ ‘Alle respect voor klassiek en breakdance’ – je moet ‘je foundation respecteren’ – maar ‘De nieuwe generatie dansers is aan het innoveren. Constant de grens aan het verleggen.’ Want ‘Sinds wanneer gaat kunst over restricties? De maatschappij kijkt juist naar ons om ze dingen te vertellen die ze nog nooit gehoord hebben.’ Zoals hiervóór al geschetst kijken en klimmen de Illusionary Rockaz al ‘over de schutting’ tussen battle en show. Ook de rappers en muzikanten in de Utrechtse ‘hiphop family’ gaan nieuwe vormen en fusies met andere stijlen niet uit de weg. Dat liet Kyteman’s Hiphop Orkest al horen, en Kyteman zelf begeeft zich op ontdekkingstochten in aangrenzende gebieden als jazz en klezmer en in feite overal waar zijn muzikale nieuwgierigheid prikkels vindt. Ook Pax, prominent in de ‘family’, is bezig ‘aan hiphop te ontstijgen’ – zonder zijn wortels te verliezen. Pleidooien voor ‘pure hip hop’ lijken meer gericht tegen ‘commercieel misbruik’ dan tegen nieuwe stijlontwikkelingen. Hiphop is bovendien – wat in 2007 nog niet zo duidelijk aan de orde was, althans in Utrecht – geassocieerd geraakt met fun sports als skateboarding en straatvoetbal (panna). Skaters zijn vaak fans van hiphopmuzikanten en skatehallen lenen zich voor hiphopfeesten.
20
urban vs urban: een bron van spraakverwarring
‘Urban’ Als gevolg van deze veranderingen, verruimingen en verbredingen leek ‘hiphop’ als verzamel term steeds minder bruikbaar te worden. Als alternatief dook ‘urban’ op: ‘urban arts, urban dance, urban sports, urban culture’. De verschijnselen waarover het ging zouden immers typisch thuishoren in de grote stad, zouden alles te maken hebben met de levenspatronen van de metropolis, de urbs. Dat bleek niet zo’n gelukkige keus, want de term ‘urban’ wordt nog in heel ander verband gebruikt. Er valt zelfs een neiging te constateren om alles ‘urban’ te noemen wat ‘helemaal van deze tijd’ is en op de een of andere manier kan worden toegeschreven aan de invloed van de (grote) stad op het gedrag van haar bewoners, bijvoorbeeld als er gesproken wordt van urban culture, urban design en urban games. Verder worden de urban arts vaak voorgesteld als een vorm van community art die speciaal op haar plaats zou zijn in de wijken. In al deze gevallen is er sprake van een begripsverwarring die leidt tot ongefundeerde verwachtingen over en weer. Het woord ‘urban’ wordt geassocieerd met activiteiten die elk hun eigen oorsprong, doelstellingen en dynamiek hebben. Waar die elkaar ontmoeten zullen deze verschillen scherp in het oog moeten worden gehouden.
In het plan voor een samenwerkingsverband tussen centra voor de kunsten in zes steden in Oost-Nederland, Powered by New Arts (mei 2010) stelt Jan Verschure (Stichting Beleven/Kunst bedrijf Arnhem) voor de urban arts een andere benaming voor. Verschure omschrijft ‘urban culture’ als een grote variatie van cultuuruitingen en percepties in de hedendaagse samen leving. Urban culture is vooral “glokaal” (...) Voor jongeren heeft urban culture ook alles te maken met het verlangen cool te zijn. Het gaat voor een deel om het verlangen geaccepteerd te worden, maar vooral ook het verlangen gerepresenteerd te worden in onze beeldcultuur, popmuziek, media, reclame. (...) Onder urban arts verstaan we de kunsten ontstaan vanuit de urban culture zoals onder andere rap en breakdance. De urban arts zijn constant aan veranderingen onderhevig. Nieuwe trends en ontwikkelingen binnen de urban culture kunnen tot nieuwe dynamische kunstvormen en kunstdisciplines leiden. Zo hebben nu ook “Fashion” en “Game Design” de belangstelling van jongeren. Om een beetje los te komen van het urban arts begrip in de enge zin van direct Hiphop-gerelateerde kunstvormen gebruiken we in dit project de wat ruimere notie New Arts.’ Ik zal deze term niet overnemen; ten eerste is het de ‘merknaam’ van dit project en van een specifieke instelling, het New Arts College in Arnhem waarvan Jan Verschure de initiatiefnemer is, en ten tweede klinkt ‘New Arts’ wel heel erg neutraal. Maar het citaat illustreert de onvrede die binnen de hier zo duidelijk omschreven ‘urban culture’ bestaat over het etiket ‘urban’.
Urban arts en grootstedelijkheid
Urban design De Bachelorstudie Urban Design aan de HKU is bedoeld voor een heel ander type stedelingen. Je moet er beschikken over ‘een fascinatie voor buitenruimtes’, ‘ruimtelijk inzicht en goede comunicatieve vaardigheden’ en je moet ‘cultureel-maatschappelijk nieuwsgierig’ zijn. Met andere woorden, urban geeft in dit verband aan dat wordt nagedacht over (de openbare ruimte van) de stad en dat op basis dáárvan gewerkt wordt aan de inrichting van de stedelijke ruimte. Hoe dat in de praktijk wordt omgezet illustreert het ontwerperscollectief HIK (Heldere Innovatieve Kunsten) in Overvecht, actief in de wijk sinds 2007. HIK voerde een project uit waarbij de blinde gevels van een aantal flatblokken werden bedekt met enorme geveldoeken waarop
urban vs urban: een bron van spraakverwarring
Als er wordt gesproken van ‘urban games’ en ‘urban design’, dan wordt ‘urban’ in de zin van ‘(groot)stedelijk’ gebruikt in een andere betekenis dan in ‘urban arts’. Het voorbeeld van graffiti kan dit verduidelijken. Als graffiti writers worden aangeduid als urban artists is dat omdat hun kunst kan worden beschouwd als een product van de stedelijke samenleving. Maar de stad als onderwerp of inspiratiebron speelt in hun werk niet of nauwelijks een rol. Zij gebruiken de openbare ruimte van de stad als atelier en expositieruimte voor op groot formaat uitgevoerde en fantasierijk ‘opgepimpte’ handtekeningen, waarmee ze voor al te kennen geven: WIJ ZIJN ER OOK. Graffiti artists kiezen daarvoor de plekken uit waar hun pieces het best gezien worden en het meeste publiek trekken: op blinde gevels, langs spoor banen en in metrotunnels en – tegenwoordig minder dan vroeger – op treinwagons. Daar opereren ze per definitie illegaal. Dat het karakter van de stedelijke openbare ruimte door deze beeldende guerrilla wordt beïnvloed is een gevolg van hun activiteit – een soort collateral damage –, geen programmapunt. Graffiti doen het even goed langs snelwegen, op geluidsschermen of viaducten, of op objecten in een weiland.
21
foto’s waren afgedrukt, gekozen en deels gemaakt door bewoners. Voor een park werden ‘lokhuisjes’ ontworpen waarmee publiek kon spelen. HIK-ontwerpers ‘zetten zich in voor een mooiere wijk waarin bewoners daadwerkelijk wat te zeggen hebben en daar ook de resultaten van terugzien’. Ze laten er geen twijfel over bestaan dat ze ‘zich ten dienste stellen van de bewoners’ en de sociale cohesie in Overvecht willen versterken. Zulke dingen zul je graffiti writers niet horen zeggen – als hun kunst omwonenden irriteert hebben ze daar geen moeite mee. Overigens groeit de waardering voor de hoge beeldende kwa liteit van veel van deze illegale schilderkunst, met als gevolg dat overheden in sommige ge meenten vrijplaatsen aanwijzen waar legaal ‘geschreven’ kan worden. Ook komt het voor dat graffiti in opdracht worden gemaakt, bijvoorbeeld op schuttingen rond een bouwput. In dat geval wordt wel degelijk stadsverfraaiing bedoeld, maar zulk ‘afgeleid gebruik’ verandert niets aan het principe: graffiti komen niet voort uit denken over de stad en zijn ‘urban’ in een andere betekenis dan Urban Design. (Een generatie terug zou dat ‘stedebouwkundig ontwerpen’ hebben geheten.)
Urban games
22
urban vs urban: een bron van spraakverwarring
Ook urban games zijn ‘urban’ in een betekenis die niets te maken heeft met hiphop en de daaraan gerelateerde ‘urban arts & sports’. Volgens het projectplan Gaming in Leidsche Rijn_2010-2011 van Cultuur 19 ‘herinterpreteren’ urban games de openbare ruimte. ‘Het spelen van urban games is een manier om je als speler welbewust en radicaal anders te verhouden tot de openbare ruimte, in plaats van deze als vanzelfsprekend te zien voor het doel waarvoor deze is ingericht of ontworpen.’ Dat gebeurt bijvoorbeeld als de spelers op pad worden gestuurd om een ergens in die openbare ruimte verborgen ‘schat’ te zoeken of bepaalde personen te ‘vermoorden’, waarbij ze een GPS-apparaat moeten gebruiken en/of aanwijzingen krijgen via internet. Over de gewone, vertrouwde realiteit van een plek komt in het spel als het ware een tweede betekenis laag te liggen. Het gevolg kan zijn dat de aandacht getrokken wordt door dingen die men in het dagelijks bedrijf over het hoofd ziet, of dat de speler zich bewust wordt van de geschiedenis van een plek. Men kan dan inderdaad spreken van een ‘herinterpretatie’ van de openbare ruimte, met virtuele middelen. ‘Urban’ in de combinatie urban games duidt op een bemoeienis met de stedelijke ruimte die niets te maken heeft met de intenties van graffiti writers bij hun nachtelijke spuitbus-guerrilla of van breakdancers en rappers als ze op de stoep voor een winkelcentrum aandacht opeisen voor hun optreden.
Urbans en de virtuele wereld Games zijn in Utrecht prominent aanwezig. Aan de Neude zetelt de Dutch Game Garden, een stichting die met steun van het Ministerie van EZ, de Provincie Utrecht en de Gemeenten Utrecht en Anersfoort werkt aan ‘de groei van de NL games industrie op nationaal en internationaal niveau’. Dutch Game Garden ‘richt zich op de gehele keten binnen de games industrie: studenten, starters en bestaande bedrijvigheid’ en werkt samen met de ‘toonaangevende game gerelateerde opleidingen’. Een groot aantal schakels in de keten vindt onderdak aan de Neude. Games zijn een onderdeel van de virtuele wereld, geschapen door de Digitale Revolutie. Zelfs bij Alternate Reality Games zoals de ‘herinterpretaties van de openbare ruimte’ in Leidsche Rijn, die gespeeld worden in de fysieke ruimte, komt de speler binnen door through the looking-glass te gaan: het computerscherm, het televisiekastje, het minuscule poortje van een mobiele telefoon. De Digitale Revolutie heeft in Utrecht geleid tot de start van twee nieuwe opleidingen bij de
HKU: de Faculteit Kunst, Media & Technologie (gevestigd in mediadorp Hilversum) en Design for Virtual Theatre and Games (DVTG), onderdeel van de Faculteit Theater. ‘KMT leidt studenten op tot vormgevers en ontwerpers op het gebied van games, interactie, media en muziek,’ vermeldt een prospectus. De esthetische en functionele vormgeving van games staat bekend als game art. ‘De kern van DVTG is het ontwerpen van ervaringen. De opleiding richt zich op het gebied tussen games en theater: waar games kunst worden en theater interactief wordt. DVTG’ers gebruiken technieken uit het theater om nieuwe games te ontwikkelen, en interactieve (game)technieken om theater te maken.’ Born Digital Op 26 october 2008, tijdens een Culturele Zondag ‘No Label’, opende Born Digital zijn deuren, opgestart vanuit het Kaasschaafcollectief maar nu een zelfstandige stichting. Born Digital ‘supports the new media artist within a national and international network of collaborations. (…) Sharing knowledge, networking, collaborative creation, open access and open source are the core values within the projects of Born Digital.’ Doelstelling is onder andere: ‘Deploying a local media lab for exploring new media and creative collaboration in both the virtual and fysical realm.’ In october 2010 werd voor het eerst het festival Freemote georganiseerd, met de bedoeling dit jaarlijks te herhalen als een gelegenheid tot ontmoeting, kennisdeling en uitwisseling op het gebied van nieuwe-media-kunst. Motto: ‘Connect, grow, inspire, expose.’
urban vs urban: een bron van spraakverwarring
Demokratisering ‘Nieuwe media’ staat voor wisselwerkingen tussen de fysieke werkelijkheid en een ‘digitaal geboren’ virtuele realiteit, voor een interactiviteit waarbij iedereen tegelijkertijd of afwisselend zender en ontvanger kan zijn (producent en consument ineen: prosumer) en voor instant toegankelijkheid en communicatie, altijd en overal, mede dankzij steeds handzamer, steeds minder ruimte innemende apparatuur (de computer op zak). Nieuwe media staan voor ‘demo kratisering’ van het mediagebruik, ook als die media gebruikt worden om kunst te produceren. Games nemen in het digitale veld een prominente plaats in. Het Utrechtse ontwerperscollectief Monobanda, al tijdens hun studie aan de HKU opgericht door vijf DVTG’ers, presenteert zich monter als ‘vijf jonge mensen die de hele wereld als een speelveld zien. (...) Een statische reclameposter verandert in een speelse ervaring. Een lobby verandert in een interactieve speel tuin. Ons doel is het creëren van een magisch moment. Dat een gebruiker zich verliest in een andere wereld.’ Monobanda ‘ontwerpt ervaringen’, zoals hun opleiding het formuleert. Maar digitale media lenen zich niet alleen voor games en mood engineering voor de belevenisindustrie. Ze bewijzen ook goede diensten waar het gaat om onderwijs en wetenschappelijk verkeer, bijvoorbeeld als simulatiespelen. De opmars van de nieuwe media gaat gepaard met een discussie over de vraag wat hun impact op de samenleving is en hoe ‘mediawijs’ deze ermee omgaat. Born Digital heeft, in samenwerking met de Stichtingen z25 (voor kunst en nieuwe media) en NetNiet (voor draadloze mediakunst in de publieke ruimte), tussen april en juni 2010 de pilot SETUP gelanceerd met als missie ‘ontmoetingen te creëren tussen denkers en doeners in de creatieve en culturele digitale sector (...) om ontwikkelingen, vragen, visies, best practices en best failures te delen’. Dit vanuit de overtuiging dat kritische beschouwing van de ontwikkelingen hard nodig is om een ‘mediazeepbel’, een Social Media Bubble, te voorkomen. SETUP gaat nu door als ‘inhoudelijk partner’ van Born Digital – een soort denktank voor digitale cultuur, die voeling houdt met het kunstvakonderwijs en de kennis ontsluit die bijvoorbeeld bij de universiteiten aanwezig is. Als Medialab Utrecht organiseert de stichting bijeenkomsten, workshops, tentoonstellingen en feesten.
23
24
urban vs urban: een bron van spraakverwarring
Niet virtueel De luxe van een virtual reality was in The Bronx niet beschikbaar ten tijde van het ontstaan van hiphop in de jaren ’70. Het technisch instrumentarium bestond uit draaitafels, ghettoblasters, cassettebandjes en spuitbussen. De electronica speelde alleen een rol in de reproductie en verspreiding van muziek. In het vervolg kwam daar de productie van muziek bij en daarbij deed ook de computer zijn intrede in de studio’s. (De draaitafels bleven echter, de vinylplaten maakten hun comeback, en Kyteman koos voor Kytopia voor een analoge in plaats van een digitale opnamestudio vanwege de betere geluidskwaliteit.) Het belang van de nieuwe (en niet meer zo nieuwe) media voor urban artists ligt vooral op het terrein van de promotie en verspreiding van hun kunst. Rappers en breakdancers willen gehoord en gezien worden, en waar ze hun wereldwijd publiek niet live kunnen bereiken zorgen de alomtegenwoordige media voor hoorbaarheid, zichtbaarheid en publiciteit. ‘We staan op tv! Vet!’ Radio, televisie, -phones met alle mogelijke voorvoegsels verspreiden de nieuwste ontwikkelingen in beeld en geluid overal waar stopcontacten te vinden en batterijen te krijgen zijn. Op internet kun je niet alleen kennis nemen van andermans producten maar ook je eigen creaties in omloop brengen. Zo kan men elkaar inspireren en kritiseren en met elkaar samenwerken via cyberspace, in een virtuele wereld waar Utrecht en Tokyo, Kaapstad en Reykjavik elkaars buren zijn – afstanden spelen er geen rol. Een rechtgeaard hiphopper laat het echter niet bij virtuele contacten. Urban artists die ‘elkaar gevonden hebben’ op internet vliegen zonder veel omhaal van Utrecht naar Berlijn of LA om de ander ook live te ontmoeten. Breakdancers reizen over grote afstanden om erbij te zijn waar internationale battles worden gehouden. Want bij alle reproductie via cd’s, dvd’s en de media bestaan de urban arts in eerste instantie bij de gratie van het erbij zijn. Een film over graffiti vervangt niet de ervaring van een piece ter plaatse (en al helemaal niet die van het illegaal ‘schrijven’). Rap en breakdance komen tot hun recht in het hier-en-nu van de live confron tatie met elkaar en met een publiek dat winnaars en verliezers heel goed weet aan te wijzen. Minimum Zo kan Jae tegenover heel het media-arsenaal volhouden dat je voor hiphop kunt volstaan met een minimum aan technische middelen. Rappers en breakers zijn hun eigen instrument; DJs en graffiti writers hebben iets meer nodig. Ánders wordt het pas wanneer je, zoals Jae, behoefte krijgt aan ‘showelementen, attributen, kostuums, lichtshow, visuals op beeldschermen’, zaken die bij popconcerten heel gebruikelijk zijn. Wanneer urban podiumkunstenaars zich gaan interesseren voor de theatrale dimensie van hun kunst wordt ook de virtuele wereld van de nieuwe media interessant. Theater creëert op zichzelf al het ‘magisch moment’ dat Monobanda wil ensceneren. De bijdrage van KMT’ers kan dan verder gaan dan de geluidstechnische ondersteuning die nu al bijvoorbeeld aan Kytopia wordt geboden en een opleiding als DVTG en initiatieven als Born Digital komen in beeld voor samenwerking met urban artists. Maar tot nu toe is dat in Utrecht nog nauwelijks aan de orde geweest. Samenwerking ligt wèl voor de hand op het terrein van promotie, van de ‘verpakking’ van urban ‘producten’ – cd’s, flyers voor optredens, clips en filmpjes, posters, magazines. Dáár liggen kansen voor een ‘urban design’ in de hiphop-gerelateerde betekenis van ‘urban’, als bijvoorbeeld graffiti-idioom wordt overgenomen in ontwerpen voor drukwerk.
ucee Station De belangrijkste partner voor jonge urban artists in het Utrechts medialandschap is tot nu toe Ucee Station, het digitale platform voor jongeren – niet alleen urban artists maar alle jongeren
in het VMBO en MBO – dat in november 2006 is gestart met de bedoeling hen ‘een stem te geven’ in de discussie en informatie-uitwisseling over alles wat voor hen van belang is. Ucee Station behartigt ‘educatie, opinievorming, achtergrond, informatie, communicatie’. Jongeren leren er ‘mediawijsheid’ – zelf berichten, columns en artikelen maken en redigeren met ‘content uit eigen omgeving’, radio-uitzendingen en filmpjes maken. Getalenteerden kunnen met deze ervaring doorstromen naar media-opleidingen of naar RTV Utrecht of FunX. Studenten van MBO- en HBO-opleidingen kunnen bij Ucee Station stage lopen. Creatieve jongeren vinden er een kanaal om eigen werk te presenteren. Ucee Station ziet zichzelf als een netwerk vergelijkbaar met een metro. Er is een Centraal Station in Overvecht en de wijken Kanaleneiland, Leidsche Rijn en Zuilen hebben elk een eigen station (Kanaleneiland zelfs twee: in Jongeren Cultuurhuis Kanaleneiland en bij Van & Voor Jongeren). Per station hebben sommige scholen, buurtcentra en andere instellingen uit de wijk een eigen ‘perron’. De nieuwste uitbreiding van het netwerk is het station ROC MN, met perrons in vier vestigingen. Ucee Station is opgezet door de organisatie ClickF1, die ook in Amsterdam, Rotterdam en Den Haag dergelijke netwerken heeft ingericht.
Twee paradijzen De urban arts (of New Arts, om deze term voor een moment te lenen) zijn ‘urban’ in een andere betekenis dan urban games en urban design. Dit onderscheid moet niet alleen worden ge maakt in het belang van een heldere discussie, ter voorkoming van spraakverwarring. Achter de twee betekenissen van ‘urban’ liggen twee verschillende maatschappijvisies, twee levensstijlen – om niet te zeggen twee religies. Om het kort samen te vatten: de Hof van Jaeden is een ander soort paradijs dan de Garden of Games, de ‘interactieve speeltuin’ van de nieuwe media. In het mediaparadijs vervult de techniek de rol van een zorgzame en uiterst vindingrijke Moeder Natuur: fascinerend wat ze allemaal voortbrengt, alles wat ze bedenken kan wordt werkelijkheid, nu of in de nabije toekomst. Een evolutie naar een bruisende nieuwe wereld vol ongekende mogelijkheden lijkt zich te voltrekken met de onvermijdelijkheid van een natuur verschijnsel. Creativiteit laat duizend bloemen bloeien op een heel onze westerse wereld om vattend speelveld waar het dankzij een keur aan gadgetry met de dag ludieker en comfortabeler wordt. Never a dull moment, en overal de concurrent te slim af zijn – tot in Cyberspace toe. Men spreekt weliswaar van een Digitale Revolutie, maar in feite is dat begrip, met zijn negatieve associaties van omvergegooide tronen, altaren en brandkasten, al lang vervangen door het positieve Innovatie. urban vs urban: een bron van spraakverwarring
Conclusie Vergeleken met dit optimistisch toekomstbeeld leven de bewoners van de Hoven van Jaeden als bloemenkinderen die voor hun ‘houvast en toekomstperspectief’ vertrouwen op (hiphop) muziek en dans. Veel techniek vinden ze niet nodig op de weg van een maatschappij waar zoveel scheef zit naar een wereld vervuld van Peace, Love & Unity. Van geavanceerde apparatuur word je niet per se gelukkiger, ze levert niet per definitie meer expressiemogeljkheden en garandeert ook niet meer fun. ‘Zoek de diamant in jezelf’ – impliciet: niet op de markt. Hiphoppers mogen Enfants du Paradis zijn, ze leven noodgedwongen East of Eden waar in elke boom wel een slang verborgen zit. Allemaal veroordelen ze hiphoppers – met name rappers – die zich aangelokt door het Grote Geld laten verleiden tot ‘misbruik’ van hun talent voor commerciële doeleinden. Voor hen staat ‘urban’ voor een emancipatiebeweging: ‘Hiphop is (r)evolutie’, schrijft Dirty Diamond.
25
De Nederlandse situatie geeft er tot nu toe geen aanleiding toe, maar elders gaan hiphoppers de daadwerkelijke revolutie niet uit de weg. In februari 2011 maanden Egyptische rappers Mubarak aan om te vertrekken en ook in Libië, Tunesië en Algerije keerden en keren urban jongeren zich tegen de heersende regimes. Zo kan ‘urban’ dus staan zowel voor een innovatieve jonge garde die monter sleutelt aan een spannende maar comfortabele brave new world als voor een beweging van jonge revolutionairen op zoek naar hun ‘innerlijke diamant’.
26
urban vs urban: een bron van spraakverwarring
Zoals de kunstenaars die in Deel 1 aan het woord komen aantonen is de benaming ‘hiphop’ nog steeds in zwang. De term is echter door de ontwikkeling van nieuwe stijlen en hybriden onder druk komen te staan. Met de oprichting van het New Arts College in Arnhem werd een alternatief voor ‘hiphop’ geïntroduceerd, maar ‘new arts’ lijkt een te neutrale benaming. Zo kwam ‘urban arts’ in gebruik, met een verwijzing naar de grootstedelijke oorsprong van hiphop (al dringen rap, hiphop muziek, breakdance en graffiti intussen ook door buiten de stedelijke milieus). De term ‘urban’ heeft echter het nadeel dat hij in meer dan één betekenis wordt gebruikt. ‘Urban design’ (waarvoor de hku een opleiding biedt) gaat over de inrichting van de stedelijke omgeving en is in feite een voortzetting van wat voorheen ‘stedebouwkundig ontwerpen’ heette. ‘Urban design’ heeft alles te maken met de bewoonbaarmaking van de stad maar niet met de opkomst van hiphop. In ‘urban games’ heeft ‘urban’ weer een andere betekenis. Games komen voort uit de virtuele wereld gecreëerd door de nieuwe media, die in Utrecht prominent aanwezig zijn (Dutch Game Garden, Born Digital, Medialab Utrecht, ucee Station, opleidingen kmt en dvtg van de hku, opleiding glu). Ze worden ‘urban’ waar ze mikken op een andere beleving van de stedelijke omgeving door bijvoorbeeld de realiteit (‘de stenen’) te doorkruisen met digitale informatie. In tegenstelling tot de virtuele wereld van de nieuwe media, met hun instant communicatie en hun interactiviteit, gaan de urban arts uit van het ‘erbij zijn’ in de fysieke realiteit. Men kan kennis nemen van elkaars prestaties via de media – televisie, cd, dvd – maar ‘het gebeurt’ op de plaats en het tijdstip waarop kunstenaars en publiek elkaar live ontmoeten. Bij graffiti, waar de maker afwezig is, wordt een ‘piece’ optimaal ervaren op de (illegale, schijnbaar onmogelijke) plek waar het is ‘geschreven’. Het hiphop-motto Peace, Love Unity & Having Fun verwijst naar een andere manier van leven dan de Brave New World, de interactieve digitale speeltuin van de nieu we media, en uiteindelijk naar een andere maatschappijvisie.
Hoe urban is community art? In community art-projecten werken kunstenaars samen met ‘leken’ met plaatselijke sociale omstandigheden als uitgangspunt. Waar dat veelal buurt- of wijkgebonden projecten zijn, wordt community art soms in één adem genoemd met de urban arts. Hoe (on)terecht is dat?
Net als games neemt community art in Utrecht een belangrijke plaats in door de aanwezigheid in de stad van een (onderzoeks)instelling: het Community Arts Lab (CAL), een initiatief van De Vrede van Utrecht. CAL heeft sinds 2010 een Productiewerkplaats Community Arts waar ‘kunstenaars uit verschillende disciplines onder begeleiding kennis maken met de specifieke uitdagingen’ van deze vorm van artistieke praktijk. Sinds kort is in Utrecht ook een landelijk laboratorium voor community art gevestigd: CAL XL. De Productiewerkplaats Community Arts van De Vrede van Utrecht omschrijft community art als ‘een wijze van kunst maken waarbij professionele kunstenaars min of meer intensief samenwerken met mensen die normaliter niet actief met kunst en cultuur in aanraking komen’. Ter betere inbedding van hun inbreng moeten de kunstenaars liefst zelf in de omgeving wonen waar hun project plaatsvindt, en het moeten kunstenaars zijn voor wie ‘sociale thema’s en interactie met niet-kunstenaars essentieel onderdeel [zijn] van hun inspiratie en drijfveren’. Engagement De wortels van de community art liggen rond 1970, toen een aantal beeldende kunstenaars en theatermakers de ‘witte kubus’ van de musea en de deftige schouwburgpodia de rug toe keerde om de straat op te gaan. Artistieke autonomie was een illusie, kunstenaars waren net zo aan het kapitalistisch regime onderworpen als iedereen, waarom dan niet terugvechten door je te engageren met ‘gewone mensen’? Toenmalige kunstenaars-activisten ging het erom, mensen bewust te maken van hun maatschappelijke situatie en ervan te doordringen dat ze die zèlf konden veranderen. Kunstenaars konden daarbij helpen omdat ze als een soort all-round mensen werden beschouwd in een maatschappij waae het wemelde van de nuttige vakidioten met oogkleppen op. Het maatschappelijk engagement onder kunstenaars heeft sindsdien ups en downs gekend. Zeker de laatste twintig jaar is het up. Het didaktische van de jaren ’70 (‘de kunstenaar weet het beter’) raakt daarbij op de achtergrond te opzichte van de behoefte om als kunstenaar weer een plek in de samenleving te vinden waar men je nodig heeft – waar je kunst niet wordt ervaren als een implantaat uit Hoger Culturele Sferen. urban vs urban: een bron van spraakverwarring
Projecten Voor cultuurbeleidmakers op zoek naar legitimering voor hun subsidies aan kunstenaars moet deze ontwikkeling als een geschenk uit de hemel zijn gekomen. Hier was kunst die de belastingbetaler iets teruggaf waar hij wat aan hàd. Doorbordurend op het traditionele idee dat kunst uiteindelijk, deep down, een heilzame werking uitoefent op iedereen, werden kunstenaars door bestuurders omarmd als mensen die allerlei sociale problemen kunnen (helpen) oplossen. Daarvan zijn er in alle soorten en maten en community art varieert dan ook van het verfraaien van een omgeving (de gevelfoto’s van HIK in Overvecht) tot emancipatieprojecten voor allochthone huisvrouwen, de organisatie van een schoolfestival of het verzamelen van verhalen van buurtbewoners. Een voorbeeld is het project Lievelings in de Halve Maanbuurt, Utrecht West, bedacht en uitgevoerd door buurtbewoonster en fotografe Marijke Donath en Stichting Het Wilde Westen
27
28
urban vs urban: een bron van spraakverwarring
vanaf 2006, samen met kunstenaars en creatief agogen. Bewoners werden ‘gevraagd naar hun lievelingsvoorwerp’ dat diende als ‘ingang voor een gesprek. De bewoners vertellen dierbare, ontroerende, grappige en veelal intieme verhalen en herinneringen. Ook komen de beleving van de buurt, persoonlijke opvattingen en culturele achtergronden aan het licht. De verhalen worden vastgelegd in interviews, korte filmportretten en foto’s. Kinderen maken animatie filmpjes van wat ze graag zouden zien gebeuren op het centrale plein in de buurt, het Herderplein.’ In de gemeenschappelijke binnentuin komt een door Marijke Donath ontworpen ‘Buur tafel’ met banken en op het tafelblad een patroon van lievelingsvoorwerpen. Lievelings probeert geen specifiek probleem op te lossen, maar ‘stimuleert sociale interactie in wijken waar bewoners veel van elkaar horen maar elkaar nauwelijks kennen.’ Het project is bekroond met de Culturele Ambitieprijs van Utrecht in 2008 en de Veiligheidsprijs Utrecht 2009. Eind 2010 is het als lesprogramma uitgeprobeerd op twee scholen in Halve Maan en in 2011 is begonnen met een Lievelings-project in Zuilen. Andere wijken moeten volgen. De Vrede van Utrecht neemt het project op in de aanloop naar 2013. Kunst als middel Of een community art-project resulteert in een goed kunstwerk – een wandschildering, een heringericht plein, een boek, een voorstelling – is geen doorslaggevend criterium voor de beoordeling. ‘Niet de kunstenaar en zijn werk staan centraal, maar de mensen met wie hij samenwerkt.’ Als het proces een onvoorziene wending neemt en de deelnemers beslissen dat er helemaal geen kunstwerk komt, moet hij dat kunnen accepteren. Kunst is hier middel. Waar het opaan komt is de uitwerking van dat middel op de groep en in de situatie van de deelnemers. Het project kan vormen aannemen die twijfel wekken of er wel een kunstenaar bij nodig was. Dit soort vragen en processen vormen de ‘uitdagingen’ waarop de Productiewerkplaats Community Arts kunstenaars moet voorbereiden. Urban art is geen vorm van community art: oorsprong, uitgangspunten en werkwijzen zijn totaal verschillend. Urbans zijn zelfs niet in community art geïnteresseerd: ze vinden het niet cool, het gaat te traag en vooral: er is geen moment waarop je kunt uitblinken. Het wedstrijdelement ontbreekt totaal – het is de community die het moet winnen van al de individuele wensen en belangen van de deelnemers, inclusief de kunstenaar. Community art zelf is evenmin ‘urban’ in de betekenis van ‘grootstedelijk’. De ‘gemeenschappen’ waar behoefte bestaat aan artistieke interventie kunnen in principe overal gesitueerd zijn, op het platteland evengoed als in een stedelijke steenwoestijn. Dat community art niet urban is sluit niet uit dat urban artists ooit een rol zullen kunnen spelen in community art-projecten, evenmin als in ‘urban’ ondernemingen in de stedebouwkundige betekenis. Ook het ontstaan van cyberhiphop is niet ondenkbaar. Maar bij zulke hybridiseringen blijft inzicht van belang in de bagage waarmee elk van de samenwerkende partijen het gezamenlijk avontuur aangaat.
Connecties tussen urban arts en community art zijn er hoogstens incidenteel. Community art ont staat waar twee partijen elkaar ontmoeten: kunstenaars op zoek naar een ruimer maatschappelijk werkterrein dan alleen dat van de kunstwereld en bestuurders/beleidmakers die geloven dat kunst in staat is om bepaalde maatschappelijke problemen te helpen oplossen. Het resultaat wordt niet in de eerste plaats beoordeeld op artistiek gehalte maar op maatschappelijk effect: ‘Niet de kun stenaar en zijn werk stan centraal, maar de mensen met wie hij samenwerkt.’ Community art is voornamelijk thuis in stadswijken en buurten, maar kan zich in principe overal afspelen en is dus niet per definitie ‘urban’. Urban artists komen ‘van de straat’, maar dat maakt hen niet per definitie tot ‘kunstenaars van de buurt’ met een soort speciale bevoegdheid tot het behandelen van buurtkwesties. Hun ‘community’ is de niet aan wijk of buurt, stad of platteland gebonden ‘urban family’ gebaseerd op een gedeelde vorm van kunstenaarschap en ‘way of life’. Urban art en community art zijn in essentie verschillende fenomenen. Urban artists zijn niet de community artists bij uitstek, al kunnen ze precies als andere kunstenaars daarvoor kiezen.
urban vs urban: een bron van spraakverwarring
29
vooruitblik: de vrede van utrecht
30
2013 Stichting De Vrede van Utrecht, in het leven geroepen om de her denking voor te bereiden van het vredesverdrag dat in 1713 in Utrecht werd gesloten en dat een einde maakte aan de Spaanse Successieoorlog, richtte zich ten tijde van Perspectief voor hiphop voornamelijk op kunst in de buurten en community art. Het cal begon met zijn activiteiten. Sindsdien is ‘de Vrede’ uitgegroeid tot een organisatie waarmee vrijwel iedereen op het gebied van kunst, cultuur, sport, onderwijs en jeugd nroeg of laat te maken krijgt. De huidige ambities reiken ver, zoals blijkt uit de onlangs verschenen publikatie Vrede van Utrecht 2013: Work in progress. Kunst en cultuur zullen zich in 2013 niet alleen in de wijken manifesteren maar ook in schouwburg en concertzaal, op forten en in kastelen en verder in de regio. ‘Het wordt pas feest als iedereen kan meedoen.’ Dat feest dient een hoger doel. Kunsten en (geschiedenis)weten schappen dragen in de plannen bij aan ‘het formuleren van eigen tijdse voorwaarden voor een goede samenleving. Hoe werk je met de verbindende kracht van kennis en cultuur aan een gastvrije en ruimdenkende stad? Hoe kan cultuur een verbrokkelde samenleving voorkomen? (...) Artistieke en culturele betrokkenheid zijn pijlers van cosmopolitisch burgerschap. Respect voor kunst en wetenschap is van wezenlijk belang. Kunst kan mensen binden, zeker als ze geworteld, duurzaam en participatief is. (...) Het programma van 2013 is een pleidooi voor de waarde en de noodzaak van kunst en cultuur voor een vitale samenleving.’ Als uitgangspunt voor dit programma dienen de drie Utrecht Principles: • Respect voor culturele, etnische en religieuze diversiteit • De kracht van kunst en cultuur voor sociale duurzaamheid • Uitwisseling van kennis ten behoeve van maatschappelijke samenhang en vernieuwing Het programma loopt van 11 april (de datum waarop de Vrede van Utrecht werd getekend) tot 21 september (Dag van de Vrede). Het is verdeeld over drie ‘blokken’ van enkele weken (voorjaar, zomer, nazomer) en een aantal langer lopende projecten. ‘Voorjaar’, van 11 april tot 5 mei (Bevrijdingsfestival) besteedt aandacht aan de geschiedenis en doet een beroep op de mensen en culturen ver bindende kracht van muziek ‘van Händel tot hiphop, van klassiek tot klezmer, van schlagers tot dance. In de zomer (21 juni-14 juli) spelen kunst en cultuur zich vooral buiten af, in de stad en in de regio, en wordt speciale aandacht besteed aan ‘kunstenaars die zich
langdurig en intensief verbinden aan de plek en de sociale omge ving waar zij werken’, dus aan community art. Dit blok eindigt met de opening van het Europees Jeugd Olympisch Festival, waarvoor ‘3500 jonge sporttalenten’ naar Utrecht komen. ‘Nazomer’ (vanaf 29 augustus) is gewijd aan kwesties van oorlog en vrede.
2018 De herdenking van het vredesverdrag van 1713 staat niet op zichzelf: achter 2013 komt de kandidatuur van Utrecht voor de positie van Europese Culturele Hoofdstad 2018 in beeld, waarvoor stad en provincie binnenkort hun bidbook op tafel moeten kunnen leggen. Alles bij elkaar een zeer veelomvattende onderneming, waarvoor de Vrede van Utrecht de krachten bundelt met culturele, maatschap pelijke en onderwijsinstellingen, overheden en fondsen en met het bedrijfsleven. De stichting produceert niet zelf, maar adviseert, begeleidt, onder steunt en legt contacten. Voor het onderwijs ligt inmiddels een multidisciplinair programma Vrede van Utrecht op school klaar. Hier voor kon worden aangesloten bij de gangbare kunst-, cultuur- en vredeseducatie, burgerschapsvorming en geschiedenis. Het pakket omvat een schoolvoorstelling, een ‘vredesmusical’ die scholen zelf kunnen opvoeren, tentoonstellingsbezoek en beeldende zelfwerk zaamheid. In samenwerking met ucee Station, uck, Stichting NuCultuur, MiraMedia en het Rotterdamse Roots & Routes wordt Upgrade! opgezet, een stadbreed vervolg-ontwikkelingstraject voor jongeren die op wijkniveau artistiek talent hebben bewezen. (Meer hierover in het hoofdstuk ‘Van je passie je beroep maken’.) De urban arts hebben tot nu toe geen eigen plaats of taak gekre gen in de Vrede van Utrecht. Het muziekprogramma loopt ‘van Händel tot hiphop’ en bij Upgrade! verwacht men veel urbans tussen het uit de wijken toestromend talent omdat urban onder jongeren nu eenmaal wijdverbreid is. Habek en Kytopia zijn uitgenodigd om mee te doen met eigen projecten. Maar de vraag of de ‘kunsten van de straat’ net als de andere kunsten beschikken over een bijzondere ‘kracht’ die nodig is voor een ‘vitale samenleving’ en ‘sociale duur zaamheid’ – die vraag lijkt nog niet te worden gesteld.
31
deel 3
[ urban jongeren in de stad ] Wat heeft de stad Utrecht urban jongeren te bieden? Een stad waarvan het bestuur de laatste jaren sterk heeft ingezoomd op ‘de wijken’ en op voorzieningen ‘dichtbij de burger’. Voorzieningen ook op cultureel gebied, want aan kunst en cultuur – en vooral aan actieve kunstbeoefening – wordt grote betekenis toegekend voor het welzijn van en goede betrekkingen tussen burgers in het algemeen en wijk- en buurtbewoners in het bijzonder. Kansen juist voor de urban arts? Een inventarisatie van het wijkenbeleid en een rondgang langs de voorzieningen voor jongeren moeten het uitwijzen.
32
Hoofdstuk 1 Inzoomen op de wijken De toegenomen bestuurlijke aandacht voor de wijken heeft als positief effect de spreiding van culturele voorzieningen tot ver buiten het stadscentrum, in stadsdelen die voorheen in cul tureel opzicht stiefmoederlijk bedeeld werden. Enerzijds past deze trend in een educatieve traditie (‘kunst en cultuur dichtbij de mensen brengen’), anderzijds in de opkomst van de ‘civil society’ waarin de overheid meer verantwoordelijkheid bij de burgers legt. Kunst en cultuur gelden niet alleen als stimulans voor persoonlijk welzijn maar ook als bindmiddel waar het ontbreekt aan sociale cohesie. Intussen breekt echter het inzicht door dat versnippering dreigt als niet tegelijkertijd wijk- en beleidsgrenzen overschrijdende samenwerking wordt georganiseerd. Daarmee wordt zowel op de culturele en welzijnswerkvloer als bij de overheid een begin gemaakt.
Welzijn, kunst en cultuur in de wijken De sterke toename van de aandacht voor de wijken in het stedelijk en landelijk beleid is uiteraard ingegeven door de noodzaak om achterstand, verloedering en de daaruit voortkomende overlast tegen te gaan. De omdoop van probleemwijken tot krachtwijken onder het kabinet Balkenende-4 duidt echter op een omslag in de aanpak van zorgwekkende toestanden. Met name in de benadering van jongeren werden problemen vervangen door potenties: niet uitgaan van wat mensen missen maar van wat ze (vaak zonder het te weten) kunnen. De titel van het programma Cultuurparticipatie 2009-2012 van de Gemeente Utrecht, De ontdekking van het creatief vermogen, klinkt als een symbool voor deze omslag. Spreek mensen aan op hun al dan niet ver borgen creativiteit, zorg voor condities waarin ze die kunnen ontplooien en de kwaliteit van de samenleving gaat omhoog – ook in wijken waar de sociale cohesie te wensen overlaat. Deze omslag past in wat in gemeentelijke newspeak ‘vernieuwend welzijn’ wordt genoemd: ‘toekomstbestendig welzijnswerk’ gebaseerd op een civil society waarin de overheid als zorgverstrekker terugtreedt en de eerste verantwoordelijkheid voor ’s burgers welzijn neerlegt ‘waar ze hoort’: in de handen van de burger zelf en van degenen die hem het naast staan. Op hùn creativiteit wordt in eerste instantie een beroep gedaan. Pas waar zelf- en burenhulp tekortschieten, waar onvoldoende sociale cohesie voorhanden is komen organisaties en overheden in beeld. Goed beschouwd geven de urban artists met hun verregaande zelfredzaamheid een lichtend voorbeeld. Die ‘revolutietrappers’ blijken opeens oppassende burgers in een civil society.
urban jongeren in de stad
Culturele cocktail In het streven naar verhoging van de leefbaarheid in de stad en haar wijken wordt door beleidmakers aan kunst en cultuur een belangrijke rol toegekend: ‘kunst en cultuur’, is de verwachting, brengen mensen tot elkaar, bevorderen betrokkenheid bij hun omgeving en stimuleren ieders aangeboren creativiteit. Daarom wordt grote waarde gehecht aan kunst- en cultuureducatie in en buiten het onderwijs, evenals aan bevordering van amateurkunst – het gaat om verwerving van ‘cultureel burgerschap’. Community art doet een poging om kunst rechtstreeks ‘in te bedden’ in de samenleving, al thans een fragment daarvan. Community art-projecten hebben per definitie een beperkt bereik, zeker als de lokatie de woonomgeving van de kunstenaar(s) moet zijn; er is ook een limiet aan het aantal deelnemers met wie een community artist kan werken. Community art is bij uitstek (maar niet uitsluitend) ‘kunst voor wijken’. Volgens de Productiewerkplaats Community Arts zullen dat vanwege de ‘combinatie van kunst en sociale processen’ vaak ‘aandachtswijken’ zijn: ‘plekken waar onrust kan ontstaan, weinig sociale samenhang is, en waar het culturele aanbod doorgaans vrij beperkt is’.
33
34
urban jongeren in de stad
Culturele trapveldjes Community art is één van de ingrediënten van de culturele cocktail die de gemeenschapszin in de wijken moet versterken. Een ander is de inrichting van ‘culturele trapveldjes’, naar analogie van de open plekken en grasveldjes waar de kinderen uit de buurt, wanneer ze daar zin in hebben, een balletje kunnen trappen. Een cultureel trapveldje is volgens het Beleidsplan 20092012 van ZIMIHC Huis voor Amateurkunst ‘een laagdrempelige plek waar kunst en cultuur wordt aangeboden aan, voor en door bewoners. Men kan er komen om kunst te maken of van kunst te genieten.’ Elke wijk zou volgens ZIMIHC over zo’n plek moeten kunnen beschikken, met per wijk een verschillend hoofdaccent afhankelijk van de lokale situatie. Zo ver is het nog niet. Volgens een gezamenlijke notitie van ZIMIHC, UCK en Vrede van Utrecht van 12 december 2010 (Creatieve werkplaatsen in de wijk: Stedelijke visie voor samenhangend wijkgericht cultuuraanbod) kunnen de volgende accommodaties worden ‘aangemerkt als culturele trapveldjes’: Cultuurhuis De Stefanus, Doe Mee Centrum Einstein, Jongeren Cultuurhuis Kanaleneiland, De Dansvloer, Cereol, Paperdome, UCK-Hoograven, Podiumwerkplaats Vleuterweide en het Vorstelijk Complex. Dat zou betekenen dat Overvecht, Kanaleneiland, Pijlsweerd, West, Leidsche Rijn, Hoograven en Zuilen voorzien zijn. Maar ‘deze locaties bevinden zich allemaal in een verschillend stadium van ontwikkeling’ (sommige zijn nog maar net opgestart of moeten nog opstarten) en er circuleren ook andere lijstjes. Daarop staat bijvoorbeeld Het Wilde Westen vermeld, dat al actief was in Lombok en Oog in Al, lang voordat er sprake was van trapveldjes. Op alle lijstjes ontbreekt Van & Voor Jongeren (Kanaleneiland) waarvoor hetzelfde geldt: het werd in 2003 opgezet door vier jongeren die iets wilden ondernemen tegen de slechte reputatie van hun wijk. De trapveldjes worden niet vanuit één organisatie gerund: sommige door ZIMIHC of UCK, andere door eigen stichtingen. Vangnet In de notitie Creatieve werkplaatsen in de wijk worden culturele trapveldjes beschreven als plekken waar ‘wijkbewoners van verschillende leeftijden en achtergronden’ bij elkaar komen en waar ‘cultureel ondernemers, scholen, wijkbureaus en woningcorporaties’ zich inzetten voor ‘creatief-culturele ontwikkeling op wijkniveau’. De trapveldjes zijn dus niet exclusief bedoeld voor jongeren – met uitzondering van het Jongeren Cultuurhuis Kanaleneiland, Van & Voor Jongeren en Cultuurcampus/PodiumWerkPlaats Vleuterweide. Jongeren èn volwassenen kunnen er hun culturele balletjes trappen, actief – als amateurkunstenaars en door lessen en workshops te volgen – en passief – als kunstconsumenten. Doel is ‘de worteling van kunst en cultuur in Utrechtse wijken’, zoals de Vereniging Liefde voor Utrecht het omschrijft. ‘Kunst moet je bij voorkeur niet van ver halen,’ luidt de Visie van Het Wilde Westen. ‘Kunst is altijd in je directe leefomgeving aanwezig, in je eigen wijk, als onderdeel van je directe leefwereld. Kunst in je leefomgeving zet je beleving over je wijk, je buurt, je straat in een ander creatief, inspirerend en betrokken perspectief.’ Dit laatste herinnert eraan dat de promotie van kunst en cultuur in de wijken plaatsvindt in de bredere context van de versterking van de sociale cohesie in straat, buurt en wijk, een proces waarin het hele ‘wijkcultuurnetwerk’ – bewoners, welzijnswerk, wijkbureau en anderen – betrokken is. Als het streven goede kunst oplevert en jongens en meisjes met artistiek talent op de weg naar het kunstenaarschap zet, is dat een resultaat om blij mee te zijn, maar in eerste instantie worden kunst en cultuur ingezet terwille van een beter leefklimaat ter plaatse. Vrij veel vanuit de cultuurhuizen/trapveldjes geëntameerde projecten zijn gericht op het beter leren kennen van de eigen wijk, bijvoorbeeld door er filmportretten van te maken of verhalen van bewoners te registreren. In feite gaat het bij de trapveldjes om een vangnet: jongeren moeten met kunst en cultuur worden ‘verleid’ tot een ‘zinvolle’ besteding van hun vrije tijd die hen in de gelegenheid stelt
om hun talenten te ontdekken en daarmee, als hobbyist of professional, te gaan woekeren. Niet per se omdat de maatschappij behoefte voelt aan méér kunstenaars, maar omdat zij daar als persoonlijkheid en als burger wèl bij varen. Waar culturele balletjes worden getrapt is welzijn niet ver weg.
Over beleidsgrenzen heen goede grond Kunst alléén maakt krachtwijken niet tot prachtwijken. Bovendien wordt kunst niet in een luchtledig gemaakt en genoten, maar altijd in een context van werken, wonen en recreëren door mensen die door één of andere vorm van onderwijs zijn gevormd. In díe samengestelde context functioneren ook de trapveldjes. Eén van de aanjagers achter Jongeren Cultuurhuis Kanaleneiland is Rob Nillezen van Stich ting Goede Grond, die ‘staat voor een brede innovatieve ontwikkeling van de Utrechtse wijken. Het werkterrein Kunst en Cultuur is het domein van creatief talent en daarmee een werkterrein dat ook een bijdrage kan leveren aan andere werkterreinen. Goede Grond beperkt zich dan ook niet tot het werkterrein Kunst en Cultuur, maar is ook actief met innovatieve programma’s die ten goede komen aan Participatie, Ondernemerschap, Sport, Wonen, Onderwijs en Vrije Tijdsbesteding.’ De stichting is als mede-initiator of anderszins betrokken (geweest) bij Cultuur19 in Leidsche Rijn, Stichting Culturele Voorzieningen Utrecht (Cultuurhuis Leidsche Rijn), Circus DIEDOM, het nieuwe ‘centrum voor urban culture’ ~MovePlex en andere voorzieningen. Goede Grond treedt ook op als partner voor woningcorporaties en gemeentelijke overheden. In Goede Grond werkt Rob Nillezen samen met directeur Heinz Schiller van Doenja Dienst verlening – eveneens betrokken bij Jongeren Cultuurhuis Kanaleneiland – die op zijn beurt contacten onderhoudt met directeur Appie Alferink van ZIMIHC. ‘Het geluk van de burger hangt niet alleen af van welzijn,’ naar de mening van Heinz Schiller, die dan ook groot voorstander is van versoepeling van de verbindingen tussen welzijn en cultuur en tussen welzijn en sport. Dit mede terwille van kansen voor jongeren die in het welzijnswerk artistiek talent bewijzen of goed blijken in sport, maar moeilijk toegang vinden tot de (naar verhouding dure en ‘elitaire’) centra voor de kunsten en sportverenigingen. Wat ZIMIHC betreft gaan alle trapveldjes op de duur samenwerken met het welzijnswerk. Jongeren Cultuurhuis Kanaleneiland is daarmee al begonnen, met een filiaal van JOU in huis. Het UCK, dat cultuureducatie op de scholen verzorgt, breidt zijn activiteiten in de wijken nu ook buitenschools uit en zoekt de samenwerking op met andere partijen die daar actief zijn. Dat levert al een uniek project op bij UCK-Hoograven, waar op initiatief van muziekcoördinator van UCK Jan Pardon een UCK-docent en een jongerenwerker van welzijnsstichting Portes samen een groep jonge rappers coachen.
urban jongeren in de stad
Liefde voor Utrecht Ook de Vereniging Liefde voor Utrecht, een overleggroep van Goede Grond, ZIMIHC, DeDansvloer, het Kaasschaafcollectief, Het Wilde Westen, Cultuur19 en Jongeren Cultuurhuis Kanaleneiland, pleit voor cultuurparticipatie in de wijken via de culturele trapveldjes als onderdeel van een integrale aanpak vanuit cultuur, onderwijs, welzijn, sport en jeugdbeleid. In de praktijk, in de werkelijkheid van de werkvloer, ontstaan natuurlijkerwijze verbindingen en overlappingen tussen wat ‘in de werkelijkheid van het stadhuis’ gescheiden beleidsterreinen zijn: Cultuur, Welzijn, Sport, Onderwijs, Jeugd – die geen van alle willen betalen voor wat op andermans terrein thuishoort. Juist in het wijkenbeleid wordt deze verkokering steed sterker als een belemmering ervaren. Nieuwe initiatieven lopen te gemakkelijk stuk op gemeentelijke regelgeving.
35
Ook de overheid beseft dit inmiddels. De afdeling Ontwikkeling van de Geeente omvat na een reorganisatie de beleidsterreinen Welzijn, Zorg, Onderwijs, Sport en Wijken, wat interactie vergemakkelijkt. Cultuur staat vooralsnog gereserveerd tegenover deze integratie.
36
urban jongeren in de stad
Verenigen wat gescheiden was Op advies van de Visitatiecommissie Jongerenwerk (Jongerenwerk verbindt, februari 2009) is in middels het jongerenwerk in Utrecht losgekoppeld van de wijkwelzijnsorganisaties en ondergebracht in één stedelijke voorziening, de Stichting JOU. ‘Stedelijke samenhang in de aansturing van het jongerenwerk’ is nodig ‘om doelen, resultaten, professionalisering, kwaliteitszorg en verantwoording beter op elkaar af te kunnen stemmen’ en levert ‘meer zicht op trends en veranderingen in de vraag’ op (Het Utrechts Jongerenwerk vanaf 2011, september 2010). Wat de praktische consequenties zullen zijn van deze ingreep valt nog moeilijk te zeggen, maar verwacht mag worden dat het verkeer met de andere beleidsterreinen soepeler gaat verlopen. De meest zichtbare concretisering van de trend om te verenigen wat gescheiden was is de opkomst van ‘clusters’ als ~MovePlex en Nieuw Welgelegen. ~MovePlex in de Merwedekanaal zone wordt een ‘hotspot voor urban culture’ rond urban sports (skateboarden, bouldering) en vechtsporten, met dansschool PM-dance (vestigingen overal in Utrecht) en Circus DIEDOM. Van de genoemde beleidssectoren doet alleen Cultuur niet mee aan de financiering – PM-dance wordt gesubsidieerd door Sport. Nieuw Welgelegen (Kanaleneiland) streeft ernaar ‘het buurthuis van de 21ste eeuw te ontwikkelen’, met ‘non-urban’ sporten, fitness (Ladyfit, voor allochthone vrouwen), onderwijs (Globe College en ROC ASA), Baptistengemeenschap De Rank en Omnivereniging Zwaluwen Utrecht 1911. In 2010 organiseerde Van & Voor Jongeren er zijn Blendfestival. Met dergelijke complexen worden wijken voorzien van centra waar bewoners verschillende diensten en faciliteiten bij elkaar vinden. Dat is niet alleen praktisch: volgens de ‘filo sofie’ achter de ‘clusters’ ontstaat binnen het bonte gezelschap dat ze bewoont een ‘chemie’ die tot onvoorziene creatieve prestaties leidt – producten van artistiek-sociaal-economische kruisbestuiving.
Binnen de wijkgerichte aanpak die het stedelijk beleid de laatste jaren kenmerkt neemt spreiding van culturele voorzieningen een belangrijke plaats in. Iedereen heeft recht op toegang tot kunst en cultuur, is de gedachte, en het streven past ook in het beeld van een ‘civil society’ waarin burgers worden aangesproken op hun eigen creatieve potenties en verantwoordelijkheden (zoals dat ook in het concept ‘vernieuwend welzijn’ het geval is). Belangrijkste instrumenten van de kunst- en cultuurspreiding in de wijken zijn community art-projecten en de culturele trapveldjes. Doel is in beide gevallen niet in de eerste plaats, kunste naars te kweken, al wordt actieve (amateur)kunstbeoefening gestimuleerd. Community art blijkt voornamelijk gericht op het beter leren kennen van de eigen buurt en haar bewoners. De culturele trapveldjes dienen als ontmoetingsplaatsen voor lokaal talent, jong en oud, zoals het zich ook manifesteert op de buurtfestivals. Kunst en cultuur in de wijken zijn niet alleen wijkgericht maar ook sterk wijkgebonden. Hun functie lijkt primair te zijn, cement te leveren voor sociale cohesie. Inmiddels wordt ingezien dat eenzijdig wijkgericht werken het risico van versnippering mee brengt, èn dat injecties met kunst en cultuur niet zoveel uitrichten als er geen verband wordt gelegd met welzijn, onderwijs en wat er verder speelt in de buurten. Streven naar meer samenhang in het beleid leidde ertoe dat binnen de Dienst Maatschappelijke Ontwikkeling een gezamenlijke overlegstructuur werd gecreëerd voor welzijn, zorg, onderwijs, sport en wijken. Welzijnswerk en culturele instellingen als uck en zimihc zoeken toenadering op de werkvloer; Stichting Goede Grond zet zich in voor samenwerking over beleids- en disciplinegrenzen heen, zoals in de ‘culturele hotspot’ ~MovePlex. Het jongerenwerk is per 1 januari 2011 losgekoppeld van de wijkwelzijns instellingen en ondergebracht in één stedelijke Stichting jou, duidelijk met de bedoeling verbrok keling door een te sterke focus op de wijken tegen te gaan.
urban jongeren in de stad
37
Hoofdstuk 2 Urban jongeren in de culturele trapveldjes en aanverwante instellingen Naarmate er meer plekken worden gecreëerd voor culturele activiteiten in de wijken – niet alleen permanent op trapveldjes en (andere) podia maar ook incidenteel via festivals en talentenjachten – en ook het aantal stedelijke culturele manifestaties toeneemt, komen er meer mogelijkheden voor urban artists om zich te ontwikkelen en manifesteren. Dat ligt althans in de lijn der verwach tingen. Een rondgang langs al die gelegenheden laat zien in hoeverrre aan die verwachtingen wordt voldaan.
Trapveldjes
38
urban jongeren in de stad
Een rondgang langs de trapveldjes levert het beeld op van een groot aantal waardevolle activiteiten – of plannen daartoe, in wijken waar men nog in de opstartfase verkeert – van verschillende aard en voor verschillende doelgroepen. Er wordt ruimte gemaakt voor culturele initiatieven van bewoners en aanbod van elders gehaald, er worden festivals georganiseerd en community arts-projecten opgezet, er wordt geprobeerd jongeren en ouderen en mensen van cultureeldiverse herkomst bij elkaar te brengen. Maar in dit onderzoek gaat het over de kansen voor urban jongeren om zich te ontwikkelen en te manifesteren, en dan blijkt er op de meeste trapveldjes van het bestaan van de ‘kunstenaars van de straat’ verrassend weinig te merken. Zoals gezegd zijn bijna alle culturele trapveldjes ingericht voor algemeen gebruik, niet exclusief voor jongeren. Dat beperkt de mogelijkheden al, maar wat de urban jongeren betreft spelen blijkbaar nog andere factoren mee. Urbans worden niet herkend als een doelgroep met een speciale kunst- en levensstijl die speciale aandacht vereist, of er is geen affiniteit met deze doelgroep, of het lukt maar niet om ze te bereiken en in huis te halen. Wat dat laatste betreft: het duo Dirty Diamond stapte tijdens hun stage bij Jongeren Cultuurhuis Kanaleneiland in de auto om jongeren van de straat te plukken en naar de studio te lokken voor workshops. Onorthodoxe methoden kunnen heel effectief zijn. Urban jongeren zijn op de trapveldjes welkom als ze zich aanmelden, maar komen ze niet, dan heet het al gauw ‘ze zijn er niet in deze wijk’ of ‘ze blijven onzichtbaar’. Het ontbreekt de gastheren en gastvrouwen bepaald niet aan goede wil maar aan de expertise die nodig is om contact te leggen en te onderhouden met déze doelgroep. Die expertise is te vinden bij de jongerenwerkers van de welzijns-organisaties – zelf vaak afkomstig uit het milieu van de doel groep – en bijvoorbeeld het zo dadelijk te bespreken, door jongeren zelf opgerichte Van & Voor Jongeren. Vandaar de wenselijkheid van structurele samenwerking tussen de trapveldjes en het in Stichting JOU verenigde jongerenwerk – een alliantie waarop ik in dit onderzoeksrapport nog herhaaldelijk zal hameren. Jongeren Cultuurhuis Kanaleneiland Jongeren Cultuurhuis Kanaleneiland richt zich als enige onder de ‘erkende’ trapveldjes expliciet en exclusief op kunst en cultuur in relatie tot jongeren. Gestart in september 2007, deelt het zijn pand (een voormalig buurthuis) met het wijkjongerenwerk van Stichting JOU en de Tienerinloop van Doenja Dienstverlening. Het cultuurhuis kwam tot stand met medewerking van Stichting Goede Grond en Doenja; het is nu een zelfstandige stichting. Organisatorisch is er geen band tussen de drie bewoners, maar in de praktijk is er wel sprake van samenwerking. Volgens het Meerjarenplan 2010-2013 ziet Jongeren Cultuurhuis Kanaleneiland zichzelf als ‘een schakel in de ketting van positieve impulsen die bijdragen aan het terugdringen van (...) problemen’ als sociale achterstanden en overlast. De meerderheid van de jongeren in Kanaleneiland behoort tot de ‘kwetsbare groep’ die problemen heeft en veroorzaakt en voor wie kunst- en
cultuurparticipatie ver van het bed is. Met ‘het geloof in de potentie van jongeren als startpunt’ worden ze aangesproken op ‘talenten, ideeën en kansen’. De rol van kunst is daarbij hen te leren ‘een eigen wereld [te] creëren door gedachten, verlangens, frustraties, hoop, plezier, verdriet om te zetten in een artistiek product en vervolgens te delen met publiek’. Het artistieke ligt dus ook hier ingebed in het sociale, maar wordt wel preciezer omschreven dan ge bruikelijk in de motivering van kunst- en cultuurpromotie in de wijken. Kanaleneiland heeft een multiculturele bevolking. Dit gegeven wordt positief gewaardeerd voor de ontwikkeling van ‘een eigen creatieve taal’ in ‘een inclusieve cultuur’ – inclusief ook in die zin dat high culture en low culture, traditie en experiment, autonoom en toegepast er in samenkomen. ‘Toegepast’ slaat op mode, maar ook op kookkunst, een vorm van creativiteit die in belangrijke mate kan bijdragen aan de interculturele cohesie – bij elkaar aan tafel gaan bevordert wederzijds begrip. Jongeren Cultuurhuis Kanaleneiland ‘gelooft in de toekomst van het cultureel ondernemerschap’ en betrekt jongeren dan ook actief bij de invulling van zijn programma, dat bestaat uit cursussen, workshops en artistieke projecten (vaak in samenwerking met professionele kunstenaars). Projecten monden altijd uit in een presentatie voor publiek, zodat de deelnemers podiumervaring kunnen opdoen. Als faciliteiten staan een muziekstudio, een dansstudio en een grote zaal ter beschikking. Uitzonderlijk aan Jongeren Cultuurhuis Kanaleneiland is dat het jongeren die zich in huis als talentvol bewijzen niet aan hun lot overlaat. Doorstroom is een belangrijk beleidspunt – doorstroom naar organisaties, gezelschappen en opleidingen als DOX en NPAC of naar een zelfstandig bestaan in het artistieke beroepsveld. Zelfstandigen kunnen gebruik blijven maken van de faciliteiten. De urban arts worden in het Meerjarenplan niet expliciet genoemd, maar in de praktijk van het huis zijn ze vertegenwoordigd. Jae geeft er workshops en begeleidt jongeren in de muziekstudio. Dirty Diamond heeft er stage gelopen. Twee andere prominenten afkomstig van het cultuurhuis zijn R&B-muzikanten Ily & Rikardo die niet alleen verschillende urban-stijlen maar ook verschillende talen hanteren – je groeit niet voor niets op in een multiculturele buurt. Ily(az) had al ervaring opgedaan bij UCee Station. Beiden werken in de studio van het cultuurhuis en vinden dat een opleiding als NPAC hen niets meer te leren heeft. (Liever volgen ze een ‘normale’ opleiding, waarmee je ‘gewoon’ je brood kunt verdienen.)
urban jongeren in de stad
Van & Voor Jongeren Van & Voor Jongeren werd opgericht door vier scholieren uit Kanaleneiland in 2003, lang vóór er sprake was van culturele trapveldjes. De vier wilden daarmee uitdragen dat hun wijk niet alleen maar het ‘ghetto’ was waar andere Utrechters het voor hielden. Hun initiatief kreeg steun vanuit Doenja. Van & Voor Jongeren is nu een zelfstandige stichting met een bestuur van elf jongeren. Van de oorspronkelijke vier zijn Ali Esadik (inmiddels afgestudeerd in Management Economie en Rechten) en Seddik Asrout (nu welzijnswerker) er nog bij betrokken. Van & Voor Jongeren voldoet niet letterlijk aan ZIMIHC’s definitie van een cultureel trapveldje doordat het een breder programma heeft dan cultuur alleen: sport en educatie zijn de andere twee ‘pijlers’ onder het gebouw. ‘Sport verbroedert’ was het motto waaronder in april-mei 2010 een aantal zaalvoetbaltoernooien werd georganiseerd. Thaiboksworkshops en -galas vormen een populair programmaonderdeel. Media-educatie vindt plaats in de vorm van Flex Magazine dat door de jongeren zelf wordt uitgegeven bij wijze van oefening in journalistiek. Flex Magazine verschijnt in twee edities, voor Kanaleneiland en Leidsche Rijn. Ucee Station (jongeren) en MixStation (kinderen) geven workshops radio en video. Het cultuurprogramma omvat naast Open MIC-avonden een aanbod aan workshops voor 8 tot 12 en voor 12 tot 19 jaar op het gebied van muziek (gitaar, Turkse saz, rap, DJing, zang,
39
percussie) en streetdance. In samenwerking met het Kaasschaafcollectief wordt het multi disciplinair cultureel festival Blend georganiseerd, voorheen in het Marco Polopark, sinds 2010 in het multifunctioneel centrum Nieuw Welgelegen, waarmee Van & Voor Jongeren een contract heeft voor kunst- en cultuuractiviteiten. Van & Voor Jongeren wil zijn activiteiten niet beperken tot Kanaleneiland. Het organiseert een festival Op de planken voor creatief talent in de wijk (ook in Leidsche Rijn, in de Paper dome), maar het Blend Festival is er voor àlle Utrechtse jongeren. Op het ogenblik is overleg gaande om tot samenwerking te komen met Cultuurhuis Stefanus en Het Vorstelijk Complex en in Overvecht en Zuilen een mini-Blend Festival te organiseren. Dan gaat er ook een editie van Flex Magazine verschijnen voor Overvecht en Zuilen. Tegelijkertijd wordt ervan uitgegaan dat een initiatief, als het eenmaal goed loopt, door anderen kan worden overgenomen. Jongeren die willen optreden op één van de festivals van Van & Voor Jongeren worden daarvoor gecoached door eigen begeleiders. Die coaching krijgen ze ook als ze succes hebben en gevraagd worden voor optredens elders. Overigens wordt van hen verwacht dat ze ook zelf op zoek gaan naar andere podia.
40
urban jongeren in de stad
Overvecht: Stefanus en Roots and Borders Cultuurhuis Stefanus in Overvecht heeft geen speciaal aanbod voor urban jongeren, maar biedt wel onderdak aan Theater Roots and Borders. Sevil Aydin, actrice, regisseuse en leidster van deze jongeretheatergroep, brengt sinds 2006 educatieve theaterprogramma’s op scholen. Met Roots and Borders richt zij zich op versterking van sociale cohesie binnen cultureel divers Overvecht. Diversiteit is haar uitgangspunt, haar doel de ontwikkeling van talent en zelfinzicht onder jongeren met een dubbele culturele identiteit. Roots and Borders biedt hen een talentontwikkelingstraject theatermaken, zowel voor tekstschrijven als voor acteren. Sevil Aydin maakt geen ‘urban theater’. Urban elementen vinden als vanzelfsprekend een plek in de producties die ze met jongeren maakt – omdat urban jongeren vanzelfsprekend deel uitmaken van de jongerenpopulatie in Overvecht. Cultuurcampus Vleuterweide In Vleuterweide wordt gewerkt aan een ‘broedplaats voor jongerencultuur’ waar ook zeker plaats komt voor urbans. De Cultuurcampus, die hier geopend werd op 23 april 2009, is een gezamenlijk initiatief van het Amadeus Lyceum (een school voor ‘cultuurgebaseerd onderwijs’) en het UCK voor Leidsche Rijn-Vleuten-De Meern. Meerdere voorzie ningen zijn er onder één dak gebracht: naast het Lyceum en ruimten voor het UCK onder andere een kerkelijk centrum, een dagopvang voor verstandelijk gehandicapten van Abrona, een filiaal van de Bibliotheek Utrecht annex Kunstuitleen en een grote theaterzaal. Deze laatste fungeert als PodiumWerkPlaats Vleuterweide als een plek ‘voor spannende en creatieve ontmoetingen’ voor en door jongeren. Je kunt er ‘kijken, luisteren, bruisen, dansen en spelen’ en meedoen aan cursussen en projecten. Elke laatste vrijdag van de maand is er een open podium waarop alle genres welkom zijn, ook bijvoorbeeld rap, tot een maximum van 15 minuten per optreden. De pro grammering van de PodiumWerkPlaats wordt verzorgd door het UCK en het Amadeus Lyceum. De ontwikkeling van de Cultuurcampus tot ‘broedplaats voor jongerencultuur’ te maken moet beginnen met een nieuwe editie van Plankenkoorts in september 2011. Dit festival voor op komend talent georganiseerd door het UCK vond voor het laatst plaats in 2009. In zijn nieuwe vorm zal Plankenkoorts niet meer alleen een talentenjacht zijn maar het begin vormen van een talentontwikkelingstraject. De Cultuurcampus richt zich niet speciaal op urban jongeren, maar aangezien deze op Plankenkoorts altijd sterk vertegenwoordigd waren mag worden verwacht dat ze ook een plek zullen krijgen in de programmering van de PodiumWerkPlaats. Het Amadeus Lyceum zelf heeft een VMBO-afdeling die nog groeiende is, en urban is onder VMBO-leerlingen van oudsher goed vertegenwoordigd.
Totaalbeeld trapveldjes Het beeld dat resulteert uit deze rondgang langs culturele trapveldjes en aanverwante instellingen is dat slechts drie ervan – Jongeren Cultuurhuis Kanaleneiland, Van & Voor Jongeren, PodiumWerkPlaats Vleuterweide – exclusief bestemd zijn voor jongeren. Cultuurhuis Stefanus biedt onderdak aan het jongerentheater Roots and Borders. Voor urban jongeren blijkt in principe overal wel plaats te zijn, ook in de andere huizen – als ze er zèlf om vragen. Misschien met uitzondering van Kanaleneiland is er nergens sprake van een beleid om déze doelgroep in huis te halen en een speciaal op hùn wensen en behoeften toegesneden programma te bieden. Dit duidt op het ontbreken van een visie op de urban arts als een kunstvorm met een eigen karakter, die er recht op heeft om op haar eigen voorwaarden serieus te worden genomen – precies als de kunstvormen die niet ‘op straat zijn geboren’. Aan zo’n visie is behoefte, willen er in de wijken adequate kansen worden geboden voor urban jongeren. In het kader van de Vrede van Utrecht, waarin de jongerencultuur een belangrijk programma-onderdeel wordt, zou voor het ontwikkelen daarvan ruimte kunnen worden gecreëerd.
Podia, festivals en talentenjachten Urban musici en rappers kunnen incidenteel of regelmatig terecht bij de Utrechtse poppodia: Tivoli, EKKO en SJU. Hof van Jaeden brengt iedere maand Overdosis in EKKO. DJ/VJ-collectief Boemklatsch, sinds 9 september 2010 Nachtburgemeester van Utrecht, verzorgt maandelijks hip hop-dance-avonden in Tivoli en gaat eens per jaar de Nacht van de Burgemeester organiseren. Maar de meeste publiciteit genereren de eenmalige manifestaties: de festivals en talentenjachten. Wat gezegd is over de vertegenwoordiging van urban jongeren op de culturele trapveldjes geldt ook voor de meeste festivals en talentenjachten – met dít verschil dat de aantrekkingskracht van een eenmalig optreden voor een groot publiek onvergelijkelijk veel groter is dan die van een serie weekend-workshops in een cultuurhuis. Voorzover deze manifestaties openstaan voor deelnemers van alle pluimage en/of mikken op een breed en divers publiek zullen ze dan ook een kleiner of groter contingent urbans aantrekken, eenvoudig omdat die overal deel uitmaken van de jongerenpopulatie. Als de omvang van de urban scene èrgens zichtbaar wordt is het wel hier. Dat zal in elk geval gelden voor wijkfestivals als het ARKfestival (Kanalen eiland) of het Tandem Festival in Overvecht. Het urban aandeel in de programmering kan groot zijn, zoals bij het Blend Festival, maar alleen bij het door Habek georganiseerde Roffest vindt de urban doelgroep een eigen podium. Of liever: vònd, want Habek heeft besloten na drie edities (twee in de Paperdome, in 2010 in het Julianapark) 2011 over te slaan. Habek is inmiddels gevestigd in Kytopia/Zeedijk en bezint zich op de eigen plaats en die van hiphop in het culturele veld. Voor 2012 wordt wel weer een Roffest overwogen. (Maar valt er ook niet te denken aan een gezamenlijke manifestatie met de andere bewoners van Kytopia – een ‘Zeedijkfestival’?)
urban jongeren in de stad
BlendFestival Het Blend Festival in Kanaleneiland startte in 2007 als een initiatief van Van & Voor Jongeren, begeleid door het Kaasschaafcollectief. Vanaf 2011 is de productie geheel in handen van Van & Voor Jongeren, maar KSC zal ‘op de achtergrond beschikbaar blijven’. Samengewerkt wordt onder anderen met Ucee Station, Grafisch Lyceum Utrecht, NPAC, De Dans opleiding en Jongeren Cultuurhuis Kanaleneiland. Pax (als host) en Kyteman hebben er opgetreden. Het festival vond eerst plaats in het Marco Polo Park, in 2010 in het multifunctioneel complex Nieuw Welgelegen. Het programma bestrijkt kunst, sport en debat over actuele kwes ties; er zijn creatieve workshops en tijdens de editie 2010 konden deelnemers die wilden optreden in de weken voorafgaand aan het festival coachingstrajecten volgen: ‘Become a DJ’ en ‘Word een discussieleider’. Sport was vertegenwoordigd door taekwondo, Thaiboksen, een
41
Wheelie contest (zo lang mogelijk fietsen op één wiel) – en panna (straatvoetbal) dat net als skateboarding geassocieerd wordt met de hiphopcultuur. Urban was verder vertegenwoordigd in het uitgebreide muziekprogramma. Blend kent een aanzienlijk urban gehalte. Voor 2011 wordt opnieuw gehoopt op een optreden van Kyteman. Zoals hiervoor al aangegeven zijn er plannen om een mini-Blendfestival te organiseren in Overvecht (i.s.m. Cultuurhuis Stefanus) en Zuilen (i.s.m. het Vorstelijk Complex). Plankenkoorts Het UCK is de organisator van Plankenkoorts, een open podium/talentenjacht voor jongeren uit culturele, sociale en economische achterstandssituaties, tot 2005 nog in het kader van de Wijk Actieprogramma’s voor Overvecht en Kanaleneiland, daarna als activiteit van het UCK en uitgebreid naar Leidsche Rijn. Jongeren worden geworven op de VOscholen, doen auditie en krijgen als ze worden toegelaten coaching voor hun optreden op het podium tijdens de wijkfinales. De stedelijke finale vindt plaats in Tivoli. Finalisten kunnen optreden op het Blend Festival en doorstromen naar bijvoorbeld Ucee Station en Roots & Routes. Alle deelnemers worden uitgenodigd voor de eerstvolgende editie van Kunstbende; ter voorbereiding daarop biedt het UCK de eersteprijswinnaars masterclasses aan. Zoals reeds eerder aangegeven bestaat het plan om de Cultuurcampus in Vleuterweide tot een ‘broedplaats voor jongerencultuur’ te maken. Plankenkoorts – dat in 2010 niet heeft plaatsgevonden – zou dan ook van daar uit een nieuwe start maken, in september 2011, en dan als begin van een nieuw talentontwikkelingstraject. Afhankelijk van de (financiële) mogelijk heden zou de binding aan de drie wijken worden losgelaten en zou Plankenkoorts verder gaan als een stedelijk evenement. En ook hier weer: mogelijkheden voor urbans – meedrijvend op de brede stroom van de jongeren(sub)culturen van het moment.
42
urban jongeren in de stad
Tweetakt Urban muziek en dans, landelijk en uit Utrecht, staan de laatste jaren ook op het programma van Tweetakt. In 2008 en 2009 was de landelijke organisatie Spin Off erbij betrokken in samenwerking met de breakers van ADHD. (Spin Off, dat ressorteert onder het productie huis van Paradiso en de Melkweg in Amsterdam, organiseert al jaren breakdancewedstrijden.) Habek, Boemklatsch en NPAC verzorgden hiphop-avonden; Hof van Jaeden deed dat in 2010; de gevierde soul-jazz zangeres Giovanca trad op tijdens de openingsavond. Ook bij Tweetakt geven urban artists acte de présence als onderdeel van een veel breder programma. In dat programma wordt veel plaats ingeruimd voor ‘urban’ in een heel andere betekenis: de fascinatie voor nieuwe media, interactiviteit en games. Monobanda, ontwerpers van games en interactieve omgevingen, doen mee, en de internationale programmering voor 2011 wordt gedaan door Kars Alfrink van de Utrechtse ontwerpstudio Hubbub, voortgekomen uit KMT en ‘specialised in physical social games for public space’. Zoals uiteengezet in een eer der hoofdstuk is hier onder éénzelfde benaming – ‘urban’ – iets totaal anders aan de orde dan in – bijvoorbeeld – de Hof van Jaeden. Het urban paradijs van Jae is een ander paradijs dan het media-paradijs van Hubbub en Monobanda. Festival aan de Werf Het Festival aan de Werf deelt voor de editie 2011 één van zijn programmeurs met poppodium EKKO. Habek gaat er nu een avond verzorgen, waarmee hiphop zijn intrede doet in de programmering van dit festival dat zich richt op ‘voorstellingen die de grenzen van het theater opzoeken’. Het Springdance Festival presenteert de resultaten van STRAAT, het door DOX in 2009 in samenwerking met Springdance en Het Lab opgezette ontwikkelingstraject voor jonge urban dansers in de vorm van masterclasses door choreografen uit de moderne dans. (Meer hierover in het hoofdstuk over talentontwikkeling en opleidingen.) Op het festivalprogramma voor 2011 staat Savion Glover (USA), die Caribische beats, hiphop, jazz en Bach combineert in een ‘heruitvinding van de tapdans’.
Culturele Zondagen De Culturele Zondagen van Stichting Cultuurpromotie Utrecht, die ge middeld eens per maand ‘zoveel mogelijk inwoners en bezoekers van de stad en provincie Utrecht [proberen te] verleiden om meer gebruik te maken van het grote culturele aanbod’ en zo bij te dragen ‘aan de profilering van de stad Utrecht als stad van kennis en cultuur’, besteden toenemend aandacht aan urban muziek en dans. Tijdens Utrecht Danst (zondag 24 mei 2010) was er een popping & locking battle en werden optredens en workshops gebracht door Urban Dance Center Utrecht onder het motto ‘Utrecht gaat urban’. ‘Alle stijlen van dans kunnen “urban” zijn,’ stelden de organisatoren, want ‘ook stijlen als Afrikaans, Bollywood, moderne dans en klassiek ballet kunnen ermee gemengd worden.’ Een sweeping statement dat uiteraard voor rekening van de organisatoren blijft. Deze zondag werd geproduceerd en geprogrammeerd door Maureen Alvares in samenwerking met Ankie Thuis (samen sinds kort onder de naam M.A.A.T.). Het was te danken aan hun initiatief en inzet en aan de organisatoren van Culturele Zondagen dat Utrecht zich voor het eerst profileerde als dansstad. De tot drie dagen uitgedijde zondag No Label (29, 30 en 31 october 2010) was een ‘multidisciplinaire markt’ voor ontwerpers, labels en beeldende en podiumkunstenaars. Habek ‘dropte de Kick-Ass Kick-Off Blockparty’ op de Neude, de Amerikaanse rapper DOOM verzorgde de afsluiting in Tivoli. De Stadsschouwburg bracht in samenwerking met de faculteit Kunst, Media en Technologie van de HKU, ADHD en andere partners Between Beats & Bytes (urban dans en nieuwe media), in SJU was PlugIN Unplugged (hiphop maar dan anders), Ucee Station bracht live radio en Born Digital combineerde in Freemote live muziek met visuals in en geprojecteerd op Het Utrechts Archief. Deze twee bijzondere Culturele Zondagen brachten ‘urban’ (in beide betekenissen) uitgebreid onder de aandacht van een groot publiek. Urban Circus in de Reuzenhal Het gezelschap De Dansers onder leiding van Wies Merkx brengt in april 2011 in de tot circus omgebouwde Reuzenhal in Overvecht de voorstelling Urban Circus, ‘één grote meltingpot van dans- en circusstijlen’ inclusief free running en ‘een ode aan het optimisme’. Thema is ‘het lichaam in de urban situatie’, met vragen als ‘hoe bewoon je een wereld van beton?’ Eerstejaarsstudenten van de Codarts Circusacademie uit Rotterdam doen eraan mee. Op 2 en 8 mei staat Urban Circus op het Circusstadfestival in Rotter dam. Ook worden workshops gegeven voor basisscholen in Overvecht en Leidsche Rijn.
urban jongeren in de stad
De Stadsschouwburg Utrecht en andere podia Naast de poppodia, festivals en talentenjachten maakt ook Stadsschouwburg Utrecht (SSBU) ruimte in de programmering voor urban(gelieerde) voorstellingen, onder de noemers ‘jeugd’ en ‘culturele diversiteit’. Dit beleid, als programmeur al een aantal jaren vormgegeven door Ellen Blom, wordt voortgezet onder de nieuwe directeur Lucia Claus. Ellen Blom is in 2010 opgevolgd door Ivette van Ooijen (culturele diversiteit) en Kim Kooiman (jeugd en jongeren). Aan No Label 2010 deed SSBU mee met een eigen urban-productie, het bovengenoemde Between Beat & Bytes, dansworkshops en games. Voor het komend seizoen staan onder andere ISH met Boyish Girlish en Monteverdish op het programma, crossovers (onder andere met Bollywood en moderne dans) en een co-productie met Don’t Hit Mama, het project Battleground. Wat de podia betreft moet worden opgemerkt dat het in Utrecht niet aan podiumruimten ontbreekt. De meeste trapveldjes hebben er één. Voor het Vorstelijk Complex is zelfs een nieuw theater gebouwd. De meeste van die – soms ruime en goed geoutilleerde – podia zijn er gekomen op initiatief en/of met steun van de Gemeente. Helaas echter is er niet voor voldoende geld voor de programmering. De planken liggen er, maar voor de programmeurs blijft het behelpen.
43
Stortplaats voor Dromen en Vechtclub Het bedrijf Stortplaats van Dromen, opgericht in 2006, heeft in Overvecht de Vechtclub gerealiseerd in een voormalig distributiecentrum. De Stortplaats houdt zich bezig met ontwerp, bouw en ontwikkeling van ruimte – binnenshuis en openbaar – en werkt bij voorkeur met hergebruikte en natuurlijke materialen. Het is een broedplaats waar zelfstandige bedrijfjes (grafische en animatievormgevers, een meubelmaker, theater, een choreograaf) individueel of in samenwerking projecten uitvoeren (ook in het buitenland onder de naam Foundation Projects. De Vechtclub met zelfgebouwd theater kwam voort uit een behoefte aan alternatieve uitgaansgelegenheden en goede werkplekken in Utrecht en fungeert tevens als thuisbasis voor de Stortplaats. Het streven is om meer van zulke plekken te realiseren, onder andere bij het urban culture-centrum in ontwikkeling ~MovePlex (waar over later). De Vechtclub is inmiddels zeer in trek als stedelijk podium, voor festivals (Tweetakt, Festival aan de Werf, Freemote) en debatten. Onder anderen DOX en de Faculteit Theater van de HKU repeteren er. Naast de theaterzaal en foyer zijn er enkele ontwerpstudio’s (onder andere voor theater), een gamingbedrijf en een hout- en metaalwerkplaats gevestigd.
Waar kunst en sport tezamenvloeien: ~MovePlex
44
urban jongeren in de stad
~MovePlex aan de Koningin Wilhelminalaan om de Merwedekanaalzone is een ‘hotspot voor urban culture’ in wording waar onder andere PM-dance, Circus DIEDOM en Stichting Skatepark Utrecht een plek krijgen. Bij de totstandkoming is de al eerder genoemde Stichting Goede Grond betrokken, waarin Rob Nillezen samenwerkt met met directeur Heinz Schiller van Doenja Dienstverlening. Goede Grond is één van de drijvende krachten achter de tendens om initiatieven vanuit verschillende sectoren onder één dak te brengen in de verwachting dat uitwisselingen en grensoverschrijdingen tot nieuwe vormen van creativiteit zullen prikkelen. ~MovePlex is een voorbeeld van en een proeftuin voor dit streven. Het complex is bedoeld als ‘een inspirerende verzamelplek, waar jongeren met verschillende interesses en culturele achtergronden (...) kunnen sporten, hun talenten kunnen ontwikkelen, kunnen leren en werkervaring kunnen opdoen. Een broedplaats, waar maatschappelijk bewogen ondernemers (...) nieuwe cultuur- en sportactiviteiten ontwikkelen en jongeren uitdagen te bewegen en te werken aan een betere gezondheid.’ Cultuur wordt hier dus gekoppeld aan sport. Naast de ge noemde drie gaat ~MovePlex plaats bieden aan Klimsport Utrecht (boulderen) en Martial Arts Centrum Utrecht (waarin zes vechtsportorganisaties samengaan). In welke vorm het welzijnswerk bij het geheel betrokken zal zijn is nog onduidelijk. Het plan kreeg in 2010 in een motie de steun van D66, PvdA, Leefbaar Utrecht en Groen Links en moet in de loop van 2011 worden gerealiseerd met gelden van Jeugd & Sport, Onderwijs en Welzijn en – als de aanvraag wordt gehonoreerd – een Europese subsidie in het kader van ‘Entrepreneurship in Civil Society’. Dans als sport PM-dance (voorheen Petra Moves), ‘de leukste en goedkoopste dansschool van Utrecht’, krijgt drie danszalen in ~MovePlex plus kantoorruimte voor zichzelf en zusterorganisatie PM-events. Deze laatste organiseert Utrecht Dance Award in het Vorstelijk Complex, een landelijke wedstrijd voor streetdance, hiphop, breakdance – ‘alles is welkom’ want ‘we willen (...) iedereen meer aan het bewegen krijgen. We willen laten zien dat dansen gezond is en je al dansend op een leuke manier met sport bezig kunt zijn.’ PM-dance verzorgt in samenwerking met het Sportcollege van ROC MN een cursus respectievelijk keuzevak Instructeur Bewegen op Muziek, die door oprichtster Petra van Veelen zelf wordt gegeven en waarin ook streetdance en hiphop aan de orde komen. Dans als sport: breakdance met zijn akrobatiek en streetdance worden op diverse sportscholen gedoceerd, en bij acties voor meer en beter bewegen terwille van de gezondheid wordt
dans vaak ingeschakeld als middel. Petra van Veelen komt zelf van de opleiding Sport en Be wegen van het ROC. PM-dance wordt als laagdrempelige dansschool, met een uitgebreid aanbod van lessen en projecten op scholen en in buurthuizen in diverse wijken, door de Gemeente gesubsidieerd uit het sportbudget (inclusief een combinatiefunctionaris). Ook het leefbaarheidsbudget draagt bij, terwijl Culturele Zaken de Utrecht Dance Award subsidieert. Het aanbod van PM-dance is zeer ruim en omvat het hele urban spectrum – afhankelijk van de heersende trends: ‘Hoog op de hitlijst? Dan is er vraag naar.’ Een circusschool en een skatepark Circus DIEDOM, gestart in 2008, ‘wil dé circusschool van Utrecht’ worden. ‘Circus manifesteert zich in toenemende mate als een belangrijke podiumkunst. Een kunstvorm die volop in ontwikkeling is (...) op het snijvlak van acrobatiek, dans, theater en muziek.’ Op dat snijvlak is plaats voor streetdance, breakdance, skateboarding en free running. DIEDOM combineert de basiscircustechnieken met dans en fysiek theaterm In principe kan iedereen, ongeacht leeftijd, circusvaardigheden komen ontwikkelen – al vinden jongeren boven de twaalf circus vaak niet meer cool. ~MovePlex moet weliswaar ‘het hart van DIEDOM’ worden, maar er wordt ook gewerkt op acht lokaties in de wijken en dat moet vooral zo blijven: circus mag niet iets zijn waarvoor je per se naar het centrum moet. In samenwerking met het UCK en de welzijnsorganisaties wil DIEDOM circus op de scholen en in de wijken brengen. Skateboarders ijveren in Utrecht, net als in diverse andere steden, al jaren voor een in doorskateruimte waar ze legaal terecht kunnen – een geschiedenis van leegstaande loodsen kraken en vluchten voor de slopers. Stichting Skatepark Utrecht krijgt nu via Goede Grond onder dak in ~MovePlex waar ook skatelessen gegeven kunnen worden en – een vurige wens van de Utrechtse skaters – wedstrijden kunnen worden gehouden. Leden van de Gemeenteraad en ambtenaren van DMO brachten op 10 maart 2009 ter oriëntatie een werkbezoek aan skatepark Area51 in Eindhoven.
urban jongeren in de stad
Een rondgang langs culturele trapveldjes, podia en manifestaties leert dat jonge urban artists bijna overal wel toegang kunnen vinden als ze zich zelf aandienen. Open podia (festivals en talenten jachten) zijn het meest in trek omdat ze gelegenheid geven tot optreden voor een groot publiek, dus kans om een reputatie te vestigen. Met uitzondering van Habek’s Roffest is echter geen van deze manifestaties speciaal gericht op urban. Bij het BlendFestival, Plankenkoorts of de stedelijke festivals Tweetakt, Festival aan de Werf en de Culturele Zondagen vormen de urban artists slechts één onder vele andere doel- en deelnemersgroepen. Hetzelfde geldt voor de culturele trapveldjes. Slechts drie daarvan (Jongeren Cultuurhuis Kanaleneiland, Van & Voor Jongeren en Cultuurcam pus) zijn exclusief bestemd voor jongeren en daarvan voert alleen Jongeren Cultuurhuis Kanalen eiland een min of meer consistent beleid voor urban arts. In ~MovePlex krijgen de Utrechtse ska ters onderdak en geeft PM-dance lessen in urban dans, maar de ‘urban culture’ waarvoor ~MovePlex een ‘hotspot’ wil worden is voornamelijk ‘urban’ in de betekenis van ‘grootstedelijk’. Wat bijna overal ontbreekt is een visie op de urban arts als een kunstvorm met een eigen karakter die op haar eigen voorwaarden serieus wil worden genomen. Daardoor worden urban artists niet (h)erkend als een aparte doelgroep. Gezien vanuit het culturele perspectief van de trapveldjes gelden ze vaak als moeilijk bereikbaar of zelfs ‘onzichtbaar’: men weet geen contact met hen te leggen. Reden te meer om samenwerking met het welzijnswerk te zoeken: de expertise op dit punt ligt bij de jongerenwerkers.
45
deel 4
[ van je passie je beroep maken ] ‘Passie’ mag genoeg zijn voor de liefhebber, wie professioneel wil worden moet leren voldoen aan de eisen die zijn kunstdiscipline stelt en zich meten met en optrekken aan de prestaties van vakgenoten. Dat geldt ook voor professionele urban artists. Daar zijn verstokte autodidakten onder en backpackers die wereldwijd shoppen waar ze iets van hun gading menen te kunnen opsteken. De urban scene zelf creëert ontwikkelingsplekken en ‘trajecten’ – wie zelf gevorderd denkt te zijn geeft al gauw zijn skills door aan minder gevorderden. De laatste jaren beginnen ook erkende kunstvakopleidingen zich verantwoordelijk te voelen voor het groeiend contingent jongeren dat van een urban passie zijn beroep wil maken. Een overzicht van de mogelijkheden in Utrecht ‘stad van kennis en cultuur’.
46
Hoofdstuk 1 Tussen de straat en de opleidingen De vorming tot urban artist begint ‘informeel’ – thuis, in de buurt, op straat – of met een eerste kennismaking op de basis- of middelbare school. Maar als je geïnfecteerd raakt met een passie voor hiphop, breakdance, rap, graffiti, skateboarding en je wilt ‘van die passie je beroep maken’, of tenminste zo goed worden in de urban kunstvorm van je keuze dat je jezelf met ere kunt presenteren in battles, op de planken of op de ramp, waar vind je dan geschikte begeleiders op de weg naar dat ideaal? Daarbij gaat het niet alleen om zelfinzicht en zelfvertrouwen, evenmin als om louter excelleren als danser, rapper, zanger, muzikant of graffiti-kunstenaar. Dat laatste betekent niet méér dan dat iemand zich perfect weet te conformeren aan de binnen één van die disciplines geldende consensus wat betreft vakbekwaamheid – op zichzelf uitstekend, je moet weten hoe hoog de lat gelegd mag worden. Maar naast deze persoonlijke winst gaat het er ook om wat die discipline zelf erbij wint. Is iemand in staat om in de gekozen kunstvorm nog ongerealiseerd potentieel te ontdekken, varianten waaraan nog niemand ge dacht heeft of heeft durven denken, of over erkende grenzen heen nieuwe wegen in te slaan? Waar vind je begeleiders die je niet bezorgd terugfluiten maar verder durven te kijken dan hun neus lang is? Er zal wel altijd een groep blijven (niet per se de besten, maar zeker ook niet de slechtsten) die het allemaal zelf wel uitzoekt door te zorgen overal te zijn waar iets interessants gebeurt, live of in de media. Maar voor wie begeleiding zoekt bestaat er een aanbod van cursussen, trainingen, workshops en opleidingen.
Doorsluizen Dat doorsluizen is van groot belang, want degenen die (semi)professional willen worden hebben niet genoeg aan een ‘podiummoment’ of een paar workshops als het daarna weer stil wordt om hen heen. Kunnen ze op een bepaalde plek niet verder geholpen worden, dan moet daar toch op zijn minst iemand zijn die de weg wijst naar een plek waar dat wèl mogelijk is.
van je passie je beroep maken
UCK Het UCK, dat actief is in de cultuureducatie in en buiten het onderwijs (vooral op basisscholen), brengt zijn binnen- en buitenschoolse activiteiten nu in één hand en gaat de wijken in. Het is daar actief met eigen UCK-teams die op allerlei lokaties opereren (Doe Mee Centrum Overvecht, Cultuurcampus Leidsche Rijn, buurtcentra, schoollokalen...) en proberen aan te sluiten op activiteiten van partijen die al werkzaam zijn in de wijk. Vooralsnog is men bezig te peilen wat voor vragen er ter plaatse leven. Toch wordt er al pionierswerk gedaan. Dankzij de inzet van Jan Pardon, muziekcoördinator van UCK, in de UCK-lokatie in Hoograven in samenwerking met wijkwelzijnsorganisatie Portes een aantal rappers getraind, de resterende kern van een crew die daar voorheen actief was. De bedoeling is, weer een nieuwe crew op te leiden tot het niveau van de stedelijke rapscene. Het project wordt mee begeleid door een jongerenwerker van Portes – een vooralsnog uniek voorbeeld van samenwerking tussen cultuur en welzijn bij talentontwikkeling voor urban jongeren. Het geeft ook blijk van toenemende belangstelling bij het UCK voor de urban arts. Breakers kunnen voor lessen terecht bij de lokatie op het Domplein waar de Illusionary Rockaz eens per week trainingen geven. ADHD traint er zelf. Het UCK is ook de organisator van het hiervóór besproken Plankenkoorts, de jaarlijkse talentenjacht die aansluiting biedt op de landelijke Kunstbende en die – als de plannen voor 2011 en daarna doorgaan – veelbelovend talent ook doorsluist naar Ucee Station en het Rotterdambased internationale ontwikkelingstraject Roots & Routes, dat tot nu toe in hoofdzaak Summer schools organiseert.
47
In de ruimte tussen de straat en de school enerzijds en de beroepsopleidingen anderzijds speelt Ucee Station een belangrijke rol als vangnet en platform voor (niet alleen urban) jongeren. Ze leren er op professionele manier omgaan met papieren en electronische media en kunnen doorstromen naar de media-opleidingen, naar bedrijven met wie UCee Station samenwerkt, naar RTV Utrecht of FunX, of als zelfstandig ondernemer het beroepsveld ingaan. UCee Station heeft zich sinds 2007 zeer succesvol ontwikkeld. Nu ROC Midden Nederland een eigen ‘station’ krijgt (zie onder) kan het netwerk een zeer grote groep jongeren bereiken.
48
van je passie je beroep maken
Coaching bij de trapveldjes Voorzover de culturele trapveldjes urban jongeren begeleiding bieden, gebeurt dat op verzoek: ze komen zelf met een wens of voorstel en de leiding zoekt passende begeleiding – in de mate waarin ze zelf op de hoogte is van de mogelijkheden op urban gebied. Jongeren Cultuurhuis Kanaleneiland heeft met Jae een urban docent in huis die jongeren bovendien verder onder zijn hoede kan nemen in zijn eigen bedrijf, Hof van Jaeden. Jongeren Cultuurhuis Kanaleneiland maakt een beleidspunt van doorstroom naar NPAC, DOX en andere trajecten en organisaties of naar de beroepspraktijk. Van & Voor Jongeren biedt in eigen huis coaching voor jongeren die willen optreden, ook voor optredens op andere podia. Zo ver als op Kanaleneiland zijn de meeste andere trapveldjes nog niet. Bovendien vormen urbans overal één doelgroep onder meerdere: men is nergens in urban ‘gespecialiseerd’. Voorbij de trapveldjes liggen de kunstvakopleidingen: MBO (Herman Brood Academie, ROC MN, ROC ASA) en HBO (HKU). Maar ook commerciële dansscholen en kleine zelfstandige ondernemingen als Hof van Jaeden leiden toe naar het beroepsveld, en het Kaasschaafcollectief en Habek bieden ontwikkelingsmogelijkheden voor de meest getalenteerden.
Hoofdstuk 2 Opleidingen op mbo-niveau Tot 2002 was het opleiden van kunstenaars voorbehouden aan het Hoger Beroepsonderwijs, waardoor talentvolle jongeren zonder de vereiste vooropleiding (havo/vwo) werden uitgesloten. Sindsdien zijn verschillende mbo-opleidingen gestart voor artistiek talent, vooral gericht op de sector entertainment: popmuziek, media, musical, evenementenmanagement. Deze bieden kansen voor urbans; de laatste jaren zijn er zelfs urban specialisaties ontwikkeld als onderdeel van het onderwijsaanbod. In Utrecht zijn deze te vinden bij de Herman Brood Academie en rocmn.
Herman Brood Academie De Herman Brood Academie (HBA) ‘onderscheidt zich van andere mbo-opleidingen door een sterk ontwikkelde urban en dance muziekafdeling’, dat wil zeggen een specialisatie rap/hiphop en urban of dance producer binnen de driejarige opleiding Artiest Popmuziek. Die laatste bestrijkt samen met de opleidingen Management Popmuziek, Podium/studiotechniek en Vorm geving Popmuziek het hele, nog steeds uitdijende werkterrein van de popmuziek, een markt die vraagt naar artiesten, producers, designers, technici, managers, pr-medewerkers, docenten en coaches. De HBA staat voor ‘realistisch leren’, waarbij ‘je vermogens en ontwikkeling worden gespiegeld aan datgene wat de markt van je vraagt’. De tijd dat platenmaatschappijen drie tot vier jaar lang investeerden in een opkomend artiest is voorbij; het moet nu meteen raak zijn, anders ben je niet interessant. Dus begint een opleiding meteen met ‘act development’ – realistische opdrachten, projecten die tot een concreet resultaat (optreden, cd) moeten leiden, stages in het uitgebreide netwerk van podia, studio’s en facilitaire bedrijven waarover de academie beschikt. De HBA heeft een eigen leerbedrijf, HBA Inc. Met een HBA-diploma is doorstroming mogelijk naar HBO-opleidingen zoals de Fontys Rockacademie in Tilburg of de Acade mie voor Popcultuur in Leeuwarden of naar de popmuziekafdelingen van de conservatoria. Marianne Toussaint is teammanager van de opleiding Artiest Popmuziek, Jeremy Waterloo docent rap/hiphop en act development en coördinator van de afdeling hiphop/dance. Beiden hebben door hun werk aan de Fontys Rockacademie de noodzaak leren kennen van een praktijkgerichte MBO-opleiding voor talentvolle urban artists die geen HAVO/VWO-diploma hebben en daarom niet toegelaten worden tot het HBO. De rap/hiphop/dance-opleiding aan de HBA, die nu vijf jaar functioneert, voorziet daarin.
van je passie je beroep maken
Individueel gericht Het onderwijs is sterk individueel gericht. Jeremy Waterloo: ‘Hiphop, rap en dance kun je niet leren, muzikaliteit moet je al in je hebben als je begint. Een rapper komt binnen en zegt: Ik ben een dope rapper en ik ben gewoon goed in wat ik doe. Leer me hoe ik me verder kan profileren.’ Op basis van dat zelfvertrouwen èn van iemands persoonlijke skills wordt een individueel traject uitgezet, dit in tegenstelling tot de muziekopleidingen waar ensemblewerk voorop staat. Wie wil samenwerken doet dat tòch wel. Wel zijn er gezamenlijke masterclasses en ‘disciplinebijeenkomsten’. Wie daar behoefte aan heeft kan muziektheorielessen krijgen, een optie vooral voor producers. (Overigens wordt iedereen geacht zich te kunnen redden als performer, producer en beatcreator, al naar de omstandigheden.) Voorwaarde voor succes is dat de beste docenten uit het veld worden aangetrokken. De school beschikt over vijftien studio’s en de studenten zijn dan ook verplicht dáár te wer ken – niet in afzondering thuis. Ook maken ze wel gebruik van de studio’s van Habek. Optreden doen ze in Amsterdam: elke woensdag op het Winston Kingdom-podium.
49
Nouveau Riche Eén van de alumni van de rap/hiphop-opleiding is nu bekend als Boaz van de Beats. Op de HBA had hij het na een jaar wel gezien en hij is nu met zijn studio, gevestigd in het ‘sexy vestingstadje’ Gorinchem de ‘productieve producer’ van Nouveau Riche, ‘geen label’ maar ‘een groep artiesten’ die ‘weinig met elkaar gemeen lijken te hebben’, uit heel het land komen, met diverse culturele achtergronden en sterk verschillend in rapstijl (maar wel verbonden door de ‘herkenbare beats van Boaz’). Alles wat deze rappers maken wordt ‘on the spot gecrëerd’ in de studio, zonder opzetjes of vooraf geschreven teksten. Ze treden in Utrecht op bij Overdosis en landelijk op grote podia als 013 in Tilburg en v/h Watt in Rotterdam en voor FunX-radio. Boaz DJ’t of ’staat achter de DJ’. 2011 moet de doorbraak brengen. Eén van de vijf rappers rond Boaz (22) is Mr Polska (21), met roots in Polen, in 2010 finalist in de Grote Prijs van Nederland en ook verder een rijzende ster. Mr Polska rapt al sinds de middel bare school. Ook hij studeerde aan de Herman Brood Academie, waar hij naar eigen zeggen weinig geleerd heeft wat hij al niet wist maar wel een netwerk heeft kunnen opbouwen. Hij beantwoordt aan de omschrijving van de zelfverzekerde rapper door Jeremy Waterloo, over wiens begeleiding hij overigens zeer tevreden is: hij kreeg alle ruimte en vrijheid die hij nodig had. ‘Je moet het zelf doen,’ als urban artist. Toch?
roc Midden Nederland
50
van je passie je beroep maken
ROC MN maakt een reorganisatie door waarbij de bestaande administratieve indeling in do meinen of sectoren wordt vervangen door twaalf Colleges. Ter illustratie: het Creative College verenigt vanaf het cursusjaar 2011-2012 ‘alle opleidingen die blijkens naamgeving, marktpotentie en beroepsbeelden vallen onder de definitie van creatieve industrie’, waar deze tot nu toe verdeeld waren over drie domeinen: Mediavormgeving & Informatietechnologie, Toerisme, Re creatie & Sport en Welzijn & Cultuur. Het Sportcollege functioneert nú al, bij wijze van pilot. Voor studenten moet het Creative College een ‘creatieve’ en ‘inspirerende leeromgeving’ worden die aansluit ‘op cultuur en communicatievormen [van] jongeren van nu’. Met het oog op dat laatste loopt sinds augustus 2010 een pilot UCee@ROCMN. Dit houdt in dat ROCMN een eigen UCee-station krijgt met perrons op verschillende lokaties (voorlopig binnen het Creative College). De bedoeling is binnen het gehele ROC zoiets als een Hyves-community op te bouwen, dwars door alle opleidingen heen en zo de verbondenheid van studenten met hun leeromgeving te versterken. UCee@ROCMN moet studenten leren (inter)actief om te gaan met media – ‘mediawijsheid’ bijbrengen – en dienen als communicatienetwerk, intern maar ook naar buiten toe. Eén van de partners in het project is ETV.nl Utrecht, dat sinds september 2008 een ‘crossmediaal’ kanaal voor en door jongeren realiseert. ETV biedt een ‘multimediale uitbreiding’ van het onderwijs, met prioriteit voor doelgroepen met educatieve achterstanden. Studenten van verschillende ROC-opleidingen, maar ook bijvoorbeeld van de School voor Journalistiek werken eraan mee. UCee@ROCMN voorziet in een behoefte aan meer en soepeler verbinding en interactie tussen verschillende opleidingen en opleidingsniveaus – VMBO, MBO, HBO. Productiehuis In dit streven vervult het Productiehuis van ROCMN – waarvan UCee@ROCMN formeel onderdeel is – een spilfunctie. Als ‘werk- en leerbedrijf’ voor kunst-, cultuur- en media-activiteiten verzorgt het kunst- en cultuurprogramma’s voor alle studenten van het ROC, maar het staat ook open voor leerlingen uit het VMBO en voor HBO-studenten. Het Productiehuis heeft een impresariaatsfunctie en voert naast eigen projecten opdrachten uit van bedrijven en instellingen, waarvoor steeds studenten worden gezocht uit bij het project passende opleidingen. Het werkt samen met vele partners in Utrecht, zoals UCK, ZIMIHC, DOX, HKU en Vrede van Utrecht, en fungeert als aanhechtingspunt voor ‘creatieve partnerschappen’. Deze laatste,
waarbij steeds een onderwijsinstelling een tweejarig samenwerkingsproject aangaat met een culturele instelling, worden door de Gemeente gesubsidieerd in het kader van het programma Cultuurparticipatie De Ontdekking van het Creatief Vermogen. Onder anderen Jongeren Cultuurhuis Kanaleneiland, DOX, HKU, Stut Theater en Jongerentheater Link behoren tot de creatieve partners van het Productiehuis.
rocmn: opleidingsmogelijkheden voor urbans De opleiding Audiovisuele en Digitale Media heeft een vestiging in Utrecht (audiovisuele techniek) en in Amersfoort (nieuwe digitale media). De eerste leidt op voor ondersteunende functies, de tweede tot creatief ontwerpen in opdracht. Aankomende urban artists zullen hier terecht kunnen voor zaken als geluidstechniek of VJing, niet zo zeer voor artistieke begeleiding op hun specifiek terrein – tenzij zich in de nabije toekomst een cyberhiphop ontwikkelt. NPAC De studiewijzers van de opleidingen NPAC (Nederlandse Popacademie, voorheen Pop & Sounddesign) en DeDansopleiding (gestart in 2008) winden er geen doekjes om: ‘De opleiding is er op gericht om van leerlingen ondernemers in de popmuziek [resp. de dans] te maken. Dat wil zeggen dat je je geld verdient met popmuziek [resp. activiteiten op het gebied van dans]. Natuurlijk kun je darbij denken aan het beroep van uitvoerend artiest, maar om daarin volledig zelfvoorzienend te zijn moet je eerst naamsbekendheid krijgen.’ Dat gaat niet maar zo één twee drie, dus kun je je maar beter ‘ook bekwamen in andere aspecten van het vak’. Daarom leert de opleiding je ‘hoe je als zelfstandig ondernemer je product in de markt moet zetten, financieel boekhouden, belastingen, subsidiëring en fondsenwerving’. Ook leer je ‘workshops en lessen te geven’ en word je getraind in sociale vaardigheden en (zakelijke) communicatie in Nederlands en Engels. NPAC leidt op tot popmuzikant, sound designer, producer, beatcreator of songwriter. Naast de muziek- en productiepraktijk worden muziektheorie en popgeschiedenis gedoceerd (het laatste inclusief de toekomst – niet onbelangrijk op dit trendgevoelig arbeidsveld). Maar de meeste tijd wordt besteed aan spelen in zelf geformeerde P-bands die producten (cd’s) ‘in de markt zetten’ en optreden, of in V(= Vaardigheden)-bands waarmee je muzikale vaardigheden oefent. Elke student werkt volgens een samen met een coach opgesteld Persoonlijk Ontwikkelingsplan (POP). Hij/zij wordt geacht stages te lopen, actief op zoek te gaan naar praktijk opdrachten en/of mee te doen aan opdrachten die via het Productiehuis binnenkomen.
van je passie je beroep maken
DeDansopleiding Mutatis mutandis geldt hetzelfde voor DeDansopleiding. Studenten dansen vanaf het begin in P-crews (voor optredens) en V-crews (tijdens de lessen in verschillende dansstijlen, zoals ‘popping, locking, house, hiphop, modern etc.’ Artistiek leider Wiam AlZabari: ‘Wij leiden mensen op als ondernemer in de hiphopscene. Wij proberen de studenten met de juiste vragen een zoektocht te laten ondergaan waarin zij hun eigen plek in de dans gaan vinden. En daarbij hoort verbreding op een stevige basis. (...) Traditionalisten zullen zeggen dat breakdance de enige echte hiphopstijl is. (...) Maar je kan verandering en vernieuwing niet tegenhouden, al helemaal niet als het om kunst gaat (...). Dit betekent niet dat je je foundation niet moet respecteren. Absoluut. Alle respect voor klassiek en breakdance. Maar dat is stap 1, we moeten stap 2 en 3 maken. En dat is nu aan de hand. De nieuwe generatie dansers is aan het innoveren. House, popping, locking, new style, LA style, lyrical, crump, whacking, fouging, tutting. Allemaal expressievormen voor dansers. (…) Sinds wanneer gaat kunst over restricties? De maatschappij kijkt juist naar ons om ze dingen te vertellen die ze nog nooit gehoord hebben.’ Ook het lesgeven verandert, volgens Wiam. Hiphop verbreidt zich via YouTube. Een alwetend leraar nadoen is er niet meer bij. ‘Je werkt nu vanuit foundation classes, en dat is freestyle. (...)
51
Free van style. De docent inspireert je en creëert een veilige omgeving om te experimenteren en zo je eigen stijl te vinden.’ Ondernemerschap De nadruk op het ondernemerschap delen NPAC en DeDansopleiding met vele andere MBOopleidingen tot artiest/entertainer die sinds 2002 zijn ontstaan. (De Herman Brood Academie spreekt van ‘genereren van geldstromen’ door middel van popmuziek.) Die aandacht voor de toekomstige boterham is in het HBO, althans bij de kunstvakopleidingen, nooit erg bon ton geweest. Jae vindt het een goede zaak dat je bij NPAC aan het denken wordt gezet en niet alleen hierover. Hij waardeert het ook dat begeleiders je ruimte en vrijheid laten maar er wel zijn als je ze nodig hebt. Opleidingen als deze trekken studenten aan die al goeddeels weten wat ze willen leren – zoals de zelfverzekerde rapper van Jeremy Waterloo – en al praktijkervaring of zelfs een eigen crew, band of bedrijfje meebrengen. NPAC zorgt voor structuur, volgens Jae, en dat is van belang voor de hele stad. Urban muzikanten kunnen profiteren van het feit dat er al een hoogontwikkelde (pop)muziek industrie bestaat waar ieder die voldoende toegerust is voor de concurrentiestrijd zijn kans kan wagen. De muziek kent een ondernemerschapscultuur zoals die in de dans veel minder ver ontwikkeld is (we spreken nog niet van een ‘dansindustrie’). Het instrument van een danser is tenslotte zijn eigen lichaam en hoe zou je dat met winst kunnen ‘vermarkten’? Een in strument bovendien dat continu en intensief onderhoud eist, wil het bruikbaar blijven voor wat Wiam Al-Zabari het ‘vinden van de eigen expressievormen’ noemt. Breakdance of klassiek ballet: het danslijf moet dagelijks getraind. Als de ontwikkeling van het lichamelijk en artistiek potentieel in het gedrang komt bij een overdosis aan ondernemerschapstraining dreigt het gevaar van een ‘magnetronopleiding’: de ingrediënten komen er minder op aan, als het gerecht maar op tijd op tafel staat. Succes-crew De negen leden tellende ‘succes-crew’ van DeDansopleiding, The Kulture Kids, geeft live shows en lessen op diverse plaatsen in Nederland, verschijnt op tv en YouTube en organiseert eigen battles – kortom, ‘We live our lifestyle of hype and hope!’ volgens hun manager Giovani Vreede. Ze vormen een cultureel en religieus diverse crew en hebben verschillende stijlen in huis (voornamelijk debout) maar ‘zijn zo op elkaar ingespeeld dat we onszelf familie begonnen te noemen’. De eerste vijf leden van deze familie ontmoetten elkaar in augustus 2009 tijdens de introductieweek van DeDansopleiding, de andere vier kwamen er pas later bij. In korte tijd hebben de Kulture Kids goed toegerust de markt bereikt. Tegen crews van het kaliber van ADHD en Illusionary Rockaz kunnen ze het echter nog niet opnemen.
52
van je passie je beroep maken
NuCultuur en nutrecht Ondernemerschap als voorwaarde voor succes staat ook bij Stichting NuCultuur hoog op de prioriteitenlijst. Veel jongeren ‘hebben een droom of een passie waar ze nergens mee terecht kunnen in hun sociale omgeving. Talent dat afgestompt wordt in het reguliere onderwijs waar ze in terecht komen. Deze passies combineren met ondernemerschap is (...) nu juist de sleutel tot succes’ en tot een beter toekomstperspectief. Stichting NuCultuur bestaat uit Ad de Jong (afdelingshoofd NPAC en DeDansopleiding) en Ronald de Rooij (actief in financiële dienstverlening). De stichting heeft in juli 2010 een projectplan ingediend voor NUtrecht: een on-schoolse omgeving waar talentvolle jongeren worden opgeleid tot ‘zelfstandige en financieel gezonde ondernemers die van hun passie hun werk kun nen maken’. Deelnemers ‘leren door proberen’ in de praktijk door onder persoonlijke begeleiding een eigen bedrijf op te zetten op het gebied van kunst, cultuur en creatieve industrie. Dat
gebeurt in samenwerking met een groot aantal partners. Als fysieke omgeving moet men zich een grote bedrijfshal voorstellen waarin elke aankomend ondernemer een eigen ruimte heeft in een zeecontainer of caravan en waar ruimte is voor colleges en workshops, een popzaal, dansschool, theaterruimte, winkeltjes en horeca – een ‘unieke combinatie van leren, leven en werken’ zoals Nederland nog niet kent. De zeecontainers en caravans garanderen dat NUtrecht mobiel en verhuisbaar blijft. Lokatie Cartesiusweg Stichting NuCultuur is in gesprek met NS Poort BV over een pand aan de Cartesiusweg – oorspronkelijk een busremise – naast Station Zuilen, waarvoor ook andere ‘culturele marktpartijen’ zich al aanmelden als gegadigden. NPAC is hier inmiddels gevestigd (in de ruimten van DBs) en het is de bedoeling dat ook DeDansopleiding naar de Cartesiusweg verhuist. De HKU krijgt er vestigingen vanuit de beeldende en muziek & entertainment-opleidingen. Als alle plannen doorgaan en ook andere ‘culturele marktpartijen’ in het complex neerstrijken, vinden jonge urban artists een opleidingsplek in een omgeving die kan uitgroeien tot een culturele broedplaats. Enkele ‘bewoners’ hebben zich inmiddels gevestigd. De voorbereidingen gaan een stap verder sinds de Vrede van Utrecht het oog op Nutrecht heeft laten vallen als een verzamelplaats voor jong talent uit de wijken waar dit zich verder kan ontwikkelen in het kader van de opmaat naar 2013. Talent NU Sinds januari 2009 biedt NuCultuur in opdracht van de Gemeente onder het label Talent NU – create your own future een traject van maximaal een jaar aan voor jongeren en jongvolwassenen tussen 17 en 27 jaar die ‘willen uitzoeken wat ze willen, wat ze kunnen en hoe ze aan de slag kunnen als zelfstandig ondernemer of freelancer’. Hun wordt ‘op maat gesneden begeleiding’ geboden zodat ze straks in staat zijn ‘hun eigen loopbaan vorm te geven’. NuCultuur denkt bij ‘van je passie je beroep maken’ niet alleen aan dans en muziek maar ook aan ‘gamen, mode, auto’s, eten, sport, dienstverlening, zorg etcetera’.
roc asa Het Amsterdamse ROC ASA, sector Media, Muziek en Design biedt op Nieuw Welgelegen (Kanaleneiland) een vierjarige MBO-opleiding Danser/Dansdocent aan, een uitstroomrichting binnen de beroepsrichting Artiest. Er is een specialisatie ‘Bewegen op muziek’ waarmee in het eerste jaar wordt kennis gemaakt en die in het tweede en derde jaar als keuzevak kan worden gekozen. Binnen deze specialisatie wordt naast moderne dans een potpourri van urban stijlen aangeboden zonder dat deze verder worden uitgediept.
Grafisch Lyceum Utrecht
van je passie je beroep maken
Het GLU – al meer dan een eeuw oud – leidde oorspronkelijk op voor de papieren communicatie: (typo)grafisch ontwerpen en het drukkersvak. Nú kunnen studenten kiezen uit de specialisaties Mediamanagement, Webdeveloping, Gaming, Mediavormgeving em Desktop Publishing. ‘De technologische voorzieningen zijn er up-to-date en sluiten aan bij de laatste ontwikkelingen in het bedrijfsleven’ zodat ‘je precies die competenties (kennis, vaardigheden en beroepshouding) ontwikkelt die het bedrijfsleven van je vraagt’. Studenten worden individueel begeleid op basis van een Persoonlijk Ontwikkelings Plan. Stages in de praktijk of bij het interne leerbedrijf StudioS2B (School to Business) horen erbij; je kunt ook tijdens de opleiding al een eigen bedrijf(je) beginnen. Afgestudeerden stromen door naar het HBO (60%, een ongewoon hoog percentage voor de stap van MBO naar HBO) of gaan de praktijk in.
53
Computerschermen hebben inmiddels de tekentafel grotendeels vervangen, maar drukwerk wordt nog steeds in grote hoeveelheden geproduceerd. Urban artists die magazines en ander papieren promotie-materiaal willen kunnen produceren vinden hier een opleiding – waar ze ook websites kunnen leren maken. En mochten ze vanuit hun kunst de virtuele wereld willen verkennen, dan treffen ze in het GLU de grootste opleiding voor gamedesigners en gamedevelopers van Nederland aan. StudioS2B heeft sinds januari 2011 een leerwerkbedrijf in de Dutch Game Garden aan de Neude, temidden van een groot aantal – meest opstartende – gamebedrijven.
54
van je passie je beroep maken
Urban artists kunnen op mbo-niveau terecht bij de Herman Brood Academie, de opleidingen npac en DeDansopleiding van rocmn, nutrecht en – voorzover ze in de nieuwe media geïnteres seerd zijn – het Grafisch Lyceum Utrecht. Deze opleidingen zijn sterk marktgericht, op muziek gebied – waar kan worden aangesloten op een omvangrijke ‘muziekindustrie’ – meer dan bij dans. De markt in kwestie is sterk trendgevoelig en ‘producten’ – zowel cd’s en dvd’s als optredens – dient men dan ook snel ‘in de markt te zetten’. Grote nadruk valt op ondernemerschap, zoveel zelfs dat twijfel rijst of het niet ten koste gaat van artistieke ontwikkeling. Studenten gaan met een de praktijk in; opleidingen werken samen met leer-werkbedrijven zoals het Productiehuis van rocmn. nutrecht biedt zelfs een ‘on-schoolse’ leeromgeving waarin studenten ervaring opdoen in eigen bedrijfjes. Het onderwijs is bij al deze opleidingen sterk individueel gericht: begeleiding vindt plaats op basis van persoonlijke afspraken. Ze blijken bij uitstek aantrekkelijk voor jongeren die al goeddeels weten wat ze willen leren, elders al ervaring hebben opgedaan, vaak al eigen groepen of bedrijfjes meebrengen of tijdens de opleiding beginnen – en ook zonder scrupules uitstappen als ze menen genoeg geleerd te hebben.
Hoofdstuk 3 hbo-opleidingen Anders dan de mbo-opleidingen, die min of meer met een schone lei konden beginnen, heeft het hbo een lange geschiedenis als leverancier van kunstenaars in de tradities van de schouwburg en het galerie-en-museumcircuit. Het heeft moeite, zich in te stellen op aspirant-kunstenaars die niet uit die tradities komen. Bovendien waren de hbo-kunstopleidingen van ouds geneigd enige afstand te bewaren tot de praktijk en in elk geval tot de markt. Toch wordt hier en daar een deur opengezet ‘naar de straat’.
Hogeschool voor de Kunsten Utrecht Onder de Faculteit Theater van de HKU vallen sinds 2009 vijf opleidingen: Acting, Design for Virtual Theatre and Games (DVTG), Theatre Design, Theatre and Education en Writing for Performance. Uit de ‘domeinen’ theater, vormgeving, educatie en kunst & techniek is alles bijeengebracht wat met theater te maken heeft en door middel van projecten wordt getracht meer en meer samenwerking te stimuleren binnen dit heterogene gezelschap. DVTG introduceert met nieuwe media en games een ‘urban’ element, maar dan ‘urban’ in de betekenis die er in het denken over de hedendaagse grote stad aan wordt gehecht. Virtueel theater Gesprekken met studenten van de opleiding DVTG laten een grote variatie aan interesses zien. Eén student houdt het op strikte virtualiteit en verdiept zich in de techniek erachter, een ander is juist geboeid door de interactie tussen de fysieke en de virtuele werkelijkheid, in de stedelijke ruimte zowel als in theater. ‘Mensen uit hun dagelijkse sleur halen’ via een game, een interactie tussen publiek en ‘acteur’ creëren die in theater niet mogelijk is en daar een mix van media voor gebruiken – wat vooral opvalt is het enthousiasme over zoveel verschillende, ongekende nieuwe mogelijkheden.
van je passie je beroep maken
Zij-instroom Voor urban artists kan vooral het tweejarig zij-instroomtraject bij Theatre and Education (Docent Theater, Docerend Theatermaker) van belang zijn. Dit traject, ontwikkeld in samenwerking met het Amsterdamse Jongerentheatercollectief Likeminds, biedt een op lossing voor het probleem dat de urban scene nog nauwelijks over erkende opleidingen en dus ook niet over gediplomeerde docenten beschikt. Ongeveer iedere rechtgeaarde hiphopper geeft les aan anderen, maar wordt daarvoor niet volgens de in het onderwijs geldende inschalingen gehonoreerd. De HKU ‘biedt makers uit de praktijk de kans om in twee jaar hun HBOdiploma tot docerend theatermaker te halen’ via de zij-instroom. Voor Tjon Rockon, één van de vier afgestudeerden van de zij-instroom in 2010, is ‘hiphop en straatcultuur een belangrijke bron’. In New York deed hij in 2010 onderzoek naar het inzetten van hiphoptheater voor jongeren als middel tot empowerment. ‘Ik wil niet per se “urban” of “hiphop” theater maken,’ schrijft hij over zijn stuk Double Dong waarvoor hij in 2009 de Hollandse Nieuwe Makersprijs en in 2010 de HKU Award kreeg. ‘Ik wil wel een eigen theateridioom ontwikkelen dat de rauwheid en schoonheid heeft die ik zie en voel in hiphopcultuur. (...) multidisciplinair en grenzeloos als de hiphopcultuur: woord-muziek-dans-beeld.’ Tjon Rockon (1971) studeerde in Rotterdam aan de Willem de Kooning Academie (graffiti). Als theatermaker ontwikkelde hij zich bij De Trap (Amsterdam), de Acteerstudio (Den Haag) en tijdens een werkperiode van drie jaar bij Rotterdams Lef. Hij deed producties bij Dave Schwab en bij Marjorie Boston (Made in da Shade, de voorganger van MC dat nu zijn Double Dong produceert). Niet elke urban artist legt zo’n Odyssee af als Tjon Rockon, maar zijn lotgevallen zijn wel illustratief voor de kronkelpaden waarlangs menigeen onder hen zich naar de top beweegt. De zij-instroom is tot nu toe voor urbans het meest aantrekkelijke onderdeel van het aanbod
55
van de Faculteit Theater. Ook verder zijn ze welkom, maar van die mogelijkheid wordt nog weinig gebruik gemaakt. De opleiding DVTG zou interessant kunnen zijn voor urban musici en dansers die de theatrale aspecten van hun kunst willen uitbouwen – en die zijn er. Kunst, Media en Technologie De Faculteit Kunst, Media & Technologie (KMT), gevestigd in het medialandschappelijk Hilversum, ‘leidt studenten op tot vormgevers en ontwerpers op het gebied van games, interactie, media en muziek’. Studenten leren ‘technologie betekenisvol in te zetten in een creatieve context’ ‘door te doen, samen te werken en te reflecteren’. KMT onderhoudt via haar projectenbureau Xchange Media contacten met bedrijven en organisaties in het veld die studieopdrachten, stageplaatsen en werkplekken voor afgestudeerden op leveren. Alumni houden hun plaats in het netwerk van de Faculteit, zodat wisselwerking blijft bestaan tussen opleiders en opgeleiden. Zowel in als naast het onderwijs wordt veel gedaan aan onderzoek (Research & Development projecten). KMT heeft ondernemerschap hoog in het vaandel staan en onderscheidt zich in dat opzicht niet of nauwelijks van de MBO-opleidingen. De opleiding is betrokken geweest bij de oprichting van Dutch Game Garden en heeft contacten met Born Digital en SETUP; merkwaardigerwijs niet met UCee Station, ofschoon er vanuit KMT ook belangstelling is voor wijkgerichte projecten. Op het gebied van geluidstechniek is meegewerkt aan activiteiten van Habek en Kyteman. Ook hier ligt potentieel voor toekomstige ontwikkelingen vanuit de urban arts. Urban Design De opleiding Urban Design van de HKU is volledig ‘urban’ in de stedebouwkundige betekenis van de term. Studenten leren ontwerpen voor de openbare ruimte, hetgeen een spectrum omvat van de inrichting van pleinen en parken tot straatmeubilair. ‘Je doet onderzoek naar omgeving, functie en gebruikers. Je leert pleinen en wijken opnieuw inrichten en de leefbaarheid vergroten. (...) Je ontwikkelt technische vaardigheden bij o.a. de vakken weg- en waterbouw en materiaalkunde.’ Banen zijn te vinden bij ontwerpbureaus en de dienst publieke werken van gemeenten, of je wordt freelancer of begint een eigen bureau.
56
van je passie je beroep maken
Van mbo naar hbo Doorstroming tussen de traditioneel ‘gescheiden werelden’ MBO en HBO verloopt nog altijd weinig soepel. Instromers in het HBO zien zich te vaak verplicht om vakken te volgen waarin ze al niets meer te leren hebben; velen gaan dan liever de praktijk in. Een probleem dat overigens met vrijstellngen en een minder strenge indeling in leerjaren op te lossen moet zijn en dat misschien vooral te maken heeft met academische vooroordelen van de kant van ‘hoger’ ten opzichte van ‘middelbaar’ (‘Hebben ze wel op niveau les gehad?”). In de sector nieuwe media en games blijkt het allemaal veel vloeiender te kunnen. De Faculteit KMT staat met haar voor een HBO-instelling ongewone aandacht voor ondernemerschap dicht bij het MBO en bij de praktijk. In die praktijk vormen KMT, de mede vandaaruit opgerichte Dutch Game Garden, SETUP, Born Digital en GLU één groot netwerk voor onderwijs, ondernemerschap en kennisuitwisseling waarin het onderwijs voortdurend feedback krijgt uit het beroepsveld. (Zonder ucee Station, merkwaardig genoeg.) De sector is ongetwijfeld minder met tradities belast dan de ‘klassieke’ kunstvakopleidingen, maar dat betekent niet dat doorstroming ook dáár niet soepeler geregeld kan worden.
De hku heeft vooralsnog geen urban arts in haar onderwijsaanbod. De opleiding Urban Design is ‘urban’ in de stedebouwkundige betekenis van het woord. Mogelijkheden voor individuele urbans zijn er bij de opleiding dvtg en andere opleidingen van de Faculteit Theater en bij de Faculteit Kunst, Media & Technologie (kmt). Het meeste profijt trekken urban artists op het ogenblik van het zij-instroomtraject van de opleiding Theatre and Education. Dit voor Nederland unieke traject maakt het voor makers uit de praktijk mogelijk, in twee jaar een bevoegdheid als docent te halen. Daarmee wordt een mogelijk antwoord gegeven op een probleem dat ook de doorstroming van mbo naar hbo bemoeilijkt: het hbo is in principe ingesteld op leerlingen die rechtstreeks van het vo komen en op kunstvakgebied ‘alles nog moeten leren’, niet op aankomend kunstenaars die niet meer alles te leren hebben. Individuele vrijstellingen en speciale trajecten kunnen een oplossing bieden. De Faculteit kmt onderscheidt zich door een in het hbo ongebruikelijke gerichtheid op de praktijk, in het onderwijs en ook door het contact aan te houden met de alumni. kmt-studenten kunnen net als mbo-studenten terecht bij leer-werkbedrijven. Ook doorstroom van mbo naar hbo verloopt in de – minder met tradities beladen – sector nieuwe media/games soepeler dan elders in het kunstvakonderwijs.
van je passie je beroep maken
57
Hoofdstuk 4 Niet gesubsidieerde scholen Commerciële dans- en muziekscholen zijn per definitie geen onderwerp van overheidsbeleid, maar leveren wel hun bijdrage aan het stedelijk artistiek klimaat.
Touchée Dance Company is er ‘voor iedereen’ en heeft urban dansstijlen in huis (Jort Reinders van de Illusionary Rockaz geeft er les) maar is als commerciële dansschool uitgesloten van subsidie en daarom voor de meeste urban jongeren te prijzig. Directeur Marlon Alvares wil het urban aanbod verder ontwikkelen en als dépendance onderbrengen bij NUtrecht aan de Carte siusweg als de desbetreffende plannen worden gerealiseerd – in een meer ‘urban’ omgeving. (Op het ogenblik is de situatie omgekeerd: de lessen van DeDansopleiding worden gegeven in de ruimten van Touchée.) The Kulture Kids zouden dan in dit urban filiaal gaan lesgeven aan tieners. Het Urban Dance Center (UDC) presenteert zich als ‘een jonge dansschool’ die ‘zich voornamelijk richt op urban dans: hiphop en streetdance. Ook bij de andere lessen wordt er altijd een “snufje” urban doorheen gemixt. Op deze manier worden andere dansstijlen als klassiek ballet en moderne dans ook weer “fris & fruitig”.’ Het lesaanbod van UDC bestaat uit Urban (vooral ‘streetdance, hiphop, breakdance, popping & locking’), Afro Urban en Classic Urban. De lessen worden tweemaal per week gegeven: op dinsdag in De Dansvloer, op vrijdag in Wellness & Healthclub Newstylefitness in de Van der Goesstraat.
58
van je passie je beroep maken
DJ School Utrecht begon anderhalf jaar geleden ‘als een geintje’ maar bleek onverwacht succesvol. Oprichter Boris Bals is DJ en geeft les bij NPAC. Hij geeft ook workshops, onder andere op scholen; de DJ-school is een nevenactiviteit. Zijn leerlingen biedt hij ‘een strohalm’ (maar wel een goede) waarna ze het verder zelf moeten uitzoeken (wat hun blijkbaar goed afgaat: ze vin den werk).
Hoofdstuk 5 Talentontwikkeling vanuit de scene (Lang) voordat gevestigde instellingen belangstelling krijgen voor ontwikkeling van urban talent, begint binnen de urban scene zelf het doorgeven van skills, informeel ‘op straat’ maar ook op zelf gecreëerde meer permanente plekken (al is het maar een garage waar eens per week getraind of gerepeteerd wordt). De impuls kan komen van een ondernemend individu (zoals Hof van Jaeden) of van een collectief (zoals het Kaasschaafcollectief of Habek).
‘Broedzorg’ lijkt te behoren tot de ongeschreven plichten van de ware hiphopper, dat bleek al tijdens de kennismaking waarmee dit verslag begon (Meet [some of] the artists). Wie enigszins gevorderd is begint zijn skills al snel door te geven aan wie nog niet zo ver zijn (Kenzo Alvares van The Kulture Kids begon er al op zijn twaalfde mee). Op straat en thuis, waar je de kunst leert van oudere broers en vriendjes, word je na verloop van tijd min of meer vanzelf een ‘oudere broer’. Maar bij degenen die het expliciet als hun roeping zien om volgende generaties te begeleiden speelt nog iets anders mee: bewaking van de ‘zuiverheid’, niet alleen van hiphop als repertoire van dans- en muzikale stijlen maar ook van de bijbehorende mentaliteit – de hiphop-levensstijl. Allemaal zetten ze zich af tegen het negatieve beeld van hiphop dat volgens hen door ‘de media’ wordt verspreid en gecreëerd wordt door artiesten – vooral rappers – die peace, love and unity vergeten zijn en voor het Grote Geld gaan. Door de zorg voor de Nachwuchs zelf ter hand te nemen hopen ze hiphop ‘van commerciële smetten vrij’ te kunnen houden. Als je zelf – zoals bij velen het geval is – de kennismaking met rap of breakdance hebt ervaren als een doorbraak, een positieve wending in je leven, dan wens je dat ook aan anderen toe die in de problemen zitten en van het rechte pad zijn afgedwaald of dreigen te raken. En nog een ander, meer praktisch argument: ‘we hebben er zelf hard voor moeten knokken, laten we zorgen dat degenen die na ons komen het wat makkelijker krijgen.’
Illusionary Rockaz en adhd
Hof van Jaeden Het Hiphopontwikkelingsbureau van rapper Jae, opgericht in 2008, is in het hoofdstuk Meet the artists al geïntroduceerd. Jae wilde niet alleen muziek uitbrengen maar bijdragen aan de ontwikkeling van de hiphop-cultuur. In zijn Hof van Jaeden begeleidt hij nu zeven acts op zakelijk en organisatorisch gebied. Vijf van hen brachten in 2010 een debuutalbum uit en terwille
van je passie je beroep maken
Beide groepen bestaan al meer dan tien jaar – zonder subsidie – en zijn nationaal en internationaal zeer succesvol. Beide willen actief bijdragen aan de ontwikkeling van de hiphop-dans door ‘een nieuwe generatie dansers om zich heen te verzamelen en op te leiden’. Ze geven lessen (Illusionary Rockaz: UCK, ADHD: Touchée en PM-dance) en workshoptrajecten en organiseren dansevenementen. In hun lessen ligt sterke nadruk op de herkomst van dansvormen. ‘Je moet als danser weten waar de dansvorm die je beoefent vandaan komt (...) om de dans beter te kunnen begrijpen om zodoende jezelf verder te ontwikkelen.’ Dat ontbreekt in ‘de commerciële danswereld waar (...) men niet meer kijkt naar de inhoud en achtergrond, de diepere laag van de dans.’ ‘De originele, meest pure vorm van hiphopdans’ is B-boying, maar dat sluit andere stijlen niet uit zo lang ook hùn ‘identiteit en achtergronden (...) maar niet worden genegeerd’. Dat laatste is destemeer van belang nu de Illusionary Rockaz zich gaan bezig houden met de theatrale kanten van breakdance, eerst via Shailesh Bahoran in een project met STRAAT, nu in samenwerking met Don’t Hit Mama. ADHD kiest voor concentratie op de battle en boekt daarmee grote successen: deze crew behoort tot de top 4 van de nationale breakersscene.
59
van de zichtbaarheid werden videoclips en promotiefilmpjes geproduceerd. Jae zet ‘zijn’ artiesten er ook toe aan, hun capaciteiten te ontwikkelen om zelf workshops te geven zodat ze naast optredens ook daarmee hun brood kunnen verdienen. Zelf geeft hij workshops bij NPAC en Jongeren Cultuurhuis Kanaleneiland (waar hij ook jongeren begeleidt in de muziekstudio) en – op uitnodiging – voor het UCK, in buurthuizen en op scholen. Sinds 2010 programmeert hij maandelijks een avond Overdosis in poppodium EKKO. In zijn radioshow Featuring op 3voor12 Utrecht bericht hij over de Utrechtse rapscene. Eén van de acts in Hof van Jaeden, Mats Janssen van Ongezond, ziet in Jae’s ‘paradijs’ ‘het begin van een betere wereld’. Hij prijst de manier waarop Jae de vrijheid van zijn artiesten garandeert, hen overal inspraak en inzage geeft en hen zonder compromissen te sluiten tòch op de markt weet te zetten. En Pax, gezaghebbend lid van de Utrechtse ‘hiphop family’, zei in een interview in De Volkskrant (2 juli 2010): ‘In Utrecht is onder leiding van rapper Jae een hele nieuwe generatie opgestaan. Hij haalde gasten van vijf tot tien jaar jonger erbij. Die komen meteen allemaal bij elkaar over de vloer en versterken elkaar.’
Klap van de Molen Studio’s Dit initiatief van Kasper en Frank van der Meulen aan de Archimedeslaan heeft als missie ‘zonder winstoogmerk beginnende artiesten zo goed mogelijk op weg te helpen’ en ‘mensen weer bij elkaar [te] brengen om de ontwikkeling door samenwerking weer te stimuleren’. Dit laatste omdat de ooit krachtige Utrechtse scene volgens Kasper van der Meulen lijdt aan een ‘versnippering waarbij mensen op hun eigen eiland zitten en hun eigen ding doen’. Er zou weer een ‘startgevoel’ terug moeten komen, een nieuwe community moeten ontstaan. Dat is wat Pax ziet gebeuren in Hof van Jaeden. Klap van de Molen streeft naar ‘een hoogwaardige studio zodat ideeën omgezet kunnen worden in producten en zelfstandig kunen voortbestaan’. Dat ‘zou kunnen met een kleine startsubsidie die de onderneming de kickstart geeft om zelfvoorziend te worden en vervolgens niet meer bij de overheid hoeven aan te kloppen voor geld’. Een goed initiatief kan zo worden ondersteund ‘zonder daar onnodig veel geld in te stoppen’. Een aanpak die onder andere in Den Haag en Amsterdam-Nieuw West al gevolgd wordt en ook voor Utrecht zeer aan te bevelen is.
60
van je passie je beroep maken
Dirty Diamond Het bedrijf Dirty Diamond is opgezet door rapper/MC Triwish Hanoeman en zanger Ilias Boudellah van de band Marock & Roll. De twee leerden elkaar kennen tijdens hun opleiding bij NPAC (2006-2009), gingen in 2007 samenwerken door workshops te geven op verschillende lokaties voor verschillende doelgroepen. Als muzikanten produceren ze cd’s in eigen beheer. Dirty Diamond is sterk sociaal gericht: workshops (veel, maar niet uitsluitend, rap) op basisen middelbare scholen, voor bejaarden en probleemkinderen, in jeugdgevangenis Lindenhorst in Zeist en op bedrijfsfeesten; een liedjesproject met kinderen en volwassenen (Young Adult United) op Kanaleneiland, een buurtfestival, feest bij het vijftigjarig bestaan van de Prinses Wilhelminaschool. Met hun rapworkshops dagen Triwish en Ilias jongeren uit om ‘de diamant in henzelf te vinden’. ‘Veel jongeren worden bestempeld als probleemjongeren, omdat ze simpelweg niet begrepen worden. (...) Wij begrijpen jongeren, want wij weten wat zij denken. Wij zien het als een uitdaging om jongeren te laten rappen over serieuze onderwerpen.’ (Dat wil zeggen: onder werpen die hun werkelijk ter harte gaan, in plaats van het obligate seks en geweld van de ‘commerciële’ rap.) ‘Vaak worden raplessen bij ons ineens een discussie, maar dat is wat we willen.’ Intussen wordt de jongeren ook taalbeheersing bijgebracht. Probleem voor Dirty Diamond is het ontbreken van een vaste lokatie, waardoor ze afhankelijk
blijven van buurthuizen en andere instellingen die hen een plaats en budget bieden voor een project. Hierdoor kunnen ze tot hun spijt lang niet altijd voldoen aan de vraag van jongeren naar workshops.
Het Kaasschaafcollectief KSC is al tien jaar bezig (in de termen van het jongste beleidsplan) ‘pioniers een katalysator te bieden’. De stichting ondersteunt zowel veelbelovend talent, van beginners tot jonge professionals, tussen 14 en 25 jaar, als kansrijke initiatieven vanuit een opkomende kunststroming of specifieke omgeving – niet topdown maar ‘samen met die omgeving toewerkend naar de ideale situatie’. Begeleiding wordt ‘op maat’ gegeven, afhankelijk van de doelgroep en de context, volgens het principe ‘leren door doen’. KSC stond aan de wieg van Habek, het Blendfestival, Born Digital en andere initiatieven en heeft een groot aantal beginnende talenten op het gebied van popmuziek, hiphop, nieuwe media, communicatie, coaching en evenementenmanagement op weg geholpen, deels binnen KSC zelf – stageplaatsen, werkruimten –, deels door hen een plaats te bieden in het uitgebreide netwerk dat het Kaasschaafcollectief in de loop der jaren heeft opgebouwd. Dit laatste meestal op projectbasis, maar voor de toekomst wordt gestreefd naar meer structurele samenwerkings verbanden. Begeleiding kan verschillende vormen aannemen, bijvoorbeeld voorbereiding op een podiumpresentatie. KSC zelf organiseert viermaal per jaar het ‘festival in zakformaat’ Bijschaven in EKKO, als podium voor jong talent. Gereedschapskist KSC beschrijft het eigen functioneren als een ‘productiehuis’ met een steeds ‘groeiende ge reedschapskist’ om te gebruiken voor individuele begeleiding en ontwikkelingsprojecten. Tot de fysieke gereedschapskist behoort een studio in samenwerking met Born Digital. Individuele talenten komen meestal binnen via het netwerk en worden begeleid aan de hand van een Persoonlijk Ontwikkelingsplan zoals dat ook door de MBO-opleidingen wordt gehanteerd; ook de gestelde eisen komen grotendeels overeen met die van het MBO. Uiteindelijk wil KSC – in samenwerking met relevante partners – komen tot een ‘regionaal platform voor kwalitatief talent met landelijke doorstroming en uitstraling’ – een Productiehuis Midden-Nederland. Dit ‘multidisciplinaire platform voor toptalent’ zou in de loop van 2011 – 2014 gerealiseerd moeten worden. In de beleidsplannen voor 2011 en volgende jaren wordt de behoefte uitgesproken aan een ‘overkoepelend talentontwikkelingsprogramma, dat het projectniveau overstijgt en de aanwezige kennis bundelt’. Dat ‘koepelprogramma’ zou dan zo geformuleerd moeten zijn dat er voor ieder afzonderlijk project een passende aanpak uit kan worden afgeleid. Urban wordt in de beleidsvoornemens niet expliciet genoemd, maar behoort duidelijk tot het terrein dat KSC bestrijkt. De reflectie, nodig om te komen tot zo’n ‘koepelprogramma’, biedt de kans om de urban arts hun eigen, bijzondere positie te geven in het geheel van de (jongeren)cultuur. Die kans moet worden aangegrepen – juist door KSC, met tien jaar ervaring in de scene ter beschikking. van je passie je beroep maken
61
62
van je passie je beroep maken
Wanneer de scene zelf de talentontwikkeling ter hand neemt heeft dat verschillende voordelen. Men weet waaraan behoefte is, is niet gebonden aan ‘van buitenaf’ opgelegde regels en werkt in direct contact met de praktijk. Dat laatste betekent niet per se dat men zich richt naar ‘de markt’: de urban artists die zich inzetten om ‘zonder winstoogmerk’ beginnende collega’s op weg te helpen blijken vaak hiphop ‘van commerciële smetten vrij’ te willen houden, vanuit het standpunt dat het om een ‘way of life’ gaat en dat je ‘de diamant in jezelf’ moet willen vinden in plaats van bling-bling na te jagen. Goed lesgeven brengt mee dat men ook zelf in beweging blijft, experimenteert en op nieuwe ideeën komt, en in die zin dient talentontwikkeling ook de ontwikkeling van de discipline. Een voorbeeld is de groeiende belangstelling van Illusionary Rockaz voor de show als alternatief voor de battle. Het uit de scene voortgekomen Kaasschaafcollectief kiest ervoor, niet zelf een talentont wikkelingsplek te organiseren maar initiatieven van anderen te steunen. Wel is er nu de ambitie voor een ‘overkoepelend talentontwikkelingsprogramma’ en een ‘multidisciplinair platform voor toptalent’.
Hoofdstuk 6 Broedplaats Zeedijk Mocht er nog twijfel bestaan aan het vermogen van urban artists om boven eventuele artistieke beperkingen uit te stijgen, blijft daar in de gezamenlijke onderneming van Habek en Kyteman aan de Zeedijk weinig van over. Het sociale aspect van hiphop wordt er ondergeschikt aan het muzikale gehalte.
Honderd jaar geleden zou het een ‘kunstenaarskolonie’ zijn genoemd, nú spreken we van een ‘broedplaats’: het Zijdebalenterrein aan de Zeedijk waar op initiatief van Habek en Stichting Kytopia een bont gezelschap van kunstenaars, technici en ondernemers een woning, studio, atelier of bedrijfsruimte heeft gevonden. Rappers Pax, ReaZun en Kapabel wonen er. Tot de gebruikers behoren onder anderen DJ DNA, C’mon & Kypski, Arts the Beatdoctor, Boemklatsch, slagwerkers Bram Hakkens en Frank Wienk, beeldend kunstenaar en muzikant Teo Skaffa en skateboardmerk Falus. Allen zijn op de een of andere manier gelieerd aan Colin Benders – beter bekend als Kyteman – doordat ze betrokken waren bij zijn Hiphop Orkest of op zijn minst door gemeenschappelijke afstamming van de Utrechtse ‘hiphop family’. Kyteman zelf werkt er in zijn studiocomplex Kytopia. Kytopia is hoofdhuurder van het terrein en beheert het. Gemeente en Provincie Utrecht hebben beide financieel gesteund. De Provincie subsidieert per 2011 een deel van de huurlasten. Het terrein kon voor maximaal vijf jaar worden gehuurd, afhankelijk van de snelheid waar mee projectontwikkelaar Madevin het gaat bebouwen. Grote winst van de verhuizing naar de Zeedijk is voor de bewoners dat ze voorlopig over voldoende ruimte beschikken samen met artistieke geestverwanten. De broedplaatsformule gaat uit van de ‘chemie’ die kan ontstaan tussen creatieve geesten wanneer ze elkaar dagelijks tegen komen, een proces waaruit onorthodoxe allianties en onverwachte producten kunnen voortkomen. Aan de Zeedijk vormt Kytopia de verbindende factor. Dat wil niet zeggen dat er sprake is van een ‘hiphopkolonie’. Kytopia, maar ook bijvoorbeeld Boemklatsch en C’mon & Kypski, beweegt actief mee op de verruimingsgolf voorbij de grenzen van de ‘klassieke’ hiphop. Op de twee founding members van de Zeedijk-community ga ik nader in: Habek en Kytopia.
Habek
van je passie je beroep maken
Stichting Habek heeft zich sinds de start in september 2007 ingezet om ‘hiphop in [de] breedste zin van de discipline te integreren in het huidige culturele aanbod in Utrecht’. Dat gebeurde onder meer door middel van evenementen als Utreg Centraal en het tot landelijke proporties uitgegroeide hiphopfestival Roffest en deelname aan Festival aan de Werf, Tweetakt en No Label. Habek kwam voort uit de Utrechtse ‘hiphop family’ – initiatiefnemers waren Pax, Mark Gademan en Jasper Saman – en deelde de afkeer van hiphoppers als Jae van ‘de grote muziekindustrieën’ met hun ‘commerciële en verloederde hiphop’. ‘De opbouwende en originele kracht van hiphopmuziek’ moest worden gebruikt ter verhoging van ‘maatschappelijk, sociaal en spiritueel bewustzijn’. Sociaal empowerment was een belangrijke doelstelling. De onderbreking van de activiteiten door de verhuizing naar de Zeedijk bracht ruimte voor bezinning op de doelstellingen. De prominente aanwezigheid van Kytopia op het terrein prikkelde misschien om de lat in artistiek opzicht hoger te gaan leggen, maar Roffest op zichzelf liet al een groot reservoir aan artistiek talent zien dat op coaching wachtte om zich te ontplooien. Habek oriënteert zich nu minder op het sociale aspect en spreekt in zijn beleidsplannen van ‘grootstedelijk talent’ dat ondersteuning verdient om zich te professionaliseren. ‘Grootstedelijkheid houdt een openheid in maar alternatieve stromingen binnen kunst en cultuur die zich niet gemakkelijk laten plannen en reguleren.’ Hiphop leverde bij deze openheid nog steeds de
63
basis-filosofie. Om ondersteuning te kunnen geven beschikt Habek over ‘ervaren coaches, professionele faciliteiten en een omvangrijk landelijk netwerk’.
64
van je passie je beroep maken
Master! Habek is begin 2011 gestart met een eigen talentontwikkelingstraject Master! waarvoor de stichting op advies van de commissie Cultuurparticipatie en Cultuureducatie een subsidie gekregen van DMO, afdeling Cultuur. Master! is ontworpen door Pax en Imre Parkanyi en be doeld voor ‘uitzonderlijk muzikale amateurs’ die begeleiding krijgen van ‘Meesters’ en zich presenteren op door Habek georganiseerde evenementen. ‘Uitzonderlijk muzikaal’ geeft aan dat artistieke vorming voorrang heeft boven sociaal empowerment, ook bij hiphop, en tevens dat deelnemers al over bewezen vaardigheden moeten beschikken. Waar ze die hebben opgedaan is van weinig belang. Of iemand autodidact is, lessen bij het UCK heeft gevolgd of van NPAC komt maakt geen verschil zolang artistiek potentieel voor een carrière op het podium aantoonbaar aanwezig is. De aspirant-deelnemer ‘moet al wel wat kunnen’, maar als iemand in dat opzicht onvoldoende scoort en toch een veelbelovend talent lijkt kan hij na elders het ontbrekende te hebben aangevuld alsnog worden toegelaten. Deze combinatie van kwaliteitseis en toegankelijkheid maakt Masters! tot een uniek project in de hiphopwereld. Het traject verloopt in fasen. Eerst wordt landelijk gescout, begin maart 2011 starten de masterclasses. Deze worden gegeven door Pax, Arts the Beatdoctor, Simon van C’mon & Kypski en Kyteman’s bassist Dibbe van Laarhoven. Kyteman zelf doet mee als gastdocent. Presentaties vinden plaats tussen 19 en 27 mei 2011 tijdens het Festival aan de Werf; daarna mogelijk op één van de Culturele Zondagen of Utreg Centraal. Inmiddels is Habek in gesprek met EKKO over release-avonden voor twee bands die meedoen aan Master! De bezinning op de doelstellingen heeft tot de conclusie geleid dat Habek (weer) regelmatig zichtbaar moet zijn in het Utrechts uitgaansleven door avonden te organiseren en ‘te doen waar het goed in is’: evenementen produceren. Aan dat laatste blijft behoefte bestaan, ondanks de toename van het aantal festivals in de stad. Voor 2012 staat weer een Roffest op het programma, in een gewijzigde vorm (die zich nog in een brainstormstadium bevindt). Habek is al gevraagd voor deelname aan Culturele Zondagen. Twee gezamenlijke projecten: Avonduren en een Zeedijkshowcase Habek staat niet alleen in zijn voornemen om vanuit de nieuwe positie acte de présence te geven tegenover het Utrechts publiek. Kyteman vond het tijd dat de bewoners van de Zeedijk individueel èn collectief een gezicht lieten zien. Vandaar plannen voor een gezamenlijke show case die zou moeten plaatsvinden in Tivoli Oude Gracht. Kytopia neemt de taak op zich om de inbreng van de verschillende bewoners artistiek op één lijn te brengen, terwijl Habek de mogelijkheden van realisering onderzoekt en de show produceert. Intussen wordt gewerkt aan de productie Avonduren, ‘verhalen verteld op muziek’. Het concept en de tekst zijn het werk van rapper Kapabel, de muziek wordt vorm gegeven door Kyteman en leden van zijn orkest en Teo Skaffa ontwerpt het visuele aandeel. Subsidie – aangevraagd door Kytopia – is toegekend. Een tussenpresentatie heeft al plaats gehad in Theater De Kikker. Op het ogenblik wordt rustig doorgewerkt aan de ontwikkeling van de muziek en aan een cd die wordt uitgebracht onder het label van Kytopia. Kapabel volgt intussen masterclasses in het traject Master! van Habek. De clustering van creativiteit aan de Zeedijk begint dus diverse vruchten af te werpen.
Kytopia Middelpunt van Kytopia een grote studio voor one take recording (waar muziekstukken in één keer in hun geheel worden opgenomen). Deze is omgeven door kleine opnamestudio’s, oefen-
studio’s, ruimten voor geluidstechniek, een werkplaats voor instrumentenbouw, instrumenten asiel, kantoor- en andere ruimtes, onder andere voor artists in residence. In dit complex – ‘werkplaats, laboratorium, innovatorium’ – moet een community van muzikanten èn luisteraars ontstaan. Aandachtige luisteraars, in staat om als gesprekspartners op te treden voor de kunstenaars bij hun muzikale onderzoek, horen erbij en staan in zo direct mogelijk contact met de musici – zonder tussenkomst van platenmaatschappijen: Kytopia brengt uit onder eigen label. Kytopisch onderzoek gaat ‘dwars door stijlen en genres heen’ en richt zich ook op de ontwikkeling van nieuwe muziek. Daarbij hoort aansluiting bij de ontwikkelingen in de geluidstechniek: contact met de Faculteit KMT van de HKU, de afdeling Sonologie van het Koninklijk Conservatorium in Den Haag (ooit begonnen bij – en afgestoten door! – de Universiteit Utrecht) en de TU Delft. Voor de grote studio is, tegen de digitaliserende tijdgeest in, gekozen voor analoge opnametechniek, niet alleen omdat deze ‘meer diepte aan de klank, meer leven aan de muziek’ geeft, maar ook om de muziek in één sessie live te kunnen opnemen, met alle dynamiek van de eenmalige uitvoering en de interactie hier-en-nu tussen de spelers. (Voor de communicatie naar buiten wordt uiteraard wèl gebruik gemaakt van de digitale media.) Een community in het teken van muziek Het zal duidelijk zijn dat het bij Kytopia niet meer gaat om ‘urban’, in welke betekenis dan ook, en dat er in deze community van muzikanten en luisteraars geen sprake is van community art of participatie met uitzicht op een vriendelijker samenleving. Muziek is het enige wat er toe doet. Kyteman zelf is als het ware de verpersoonlijking van deze intense aandacht voor de ‘kern’ van muziek, in welke stijl en van welke herkomst ook en door welke geluidsbron ook voortgebracht. Het orkest is zo’n geluidsbron, een ‘instrument’ met een breed klankspectrum. Pax brengt deze fascinatie onder woorden als hij zegt ‘de geboorte van het geluid’ het meest spannende moment van alles te vinden – spannender zelfs dan de confrontatie met publiek. Maar muziek begint niet pas als er iets te horen valt: ook stilte behoort tot haar kern. Kyteman noemt zijn studio ‘een thuishaven voor artistieke gedachten’, waar vóór alles rust heerst en ruimte is om te groeien, hermetisch afgeschermd tegen de hektiek van de muziek industrie met haar permanente productieneurose. Tijd, rust en respect zijn voorwaarden om door te dringen tot de ‘kern’ in muziek en deze hoorbaar te maken. Hiphop is in het Kytopisch universum één element onder vele, maar wel een belangrijk element. Kyteman noemt hiphop ‘het superstraatparlement’, de vertegenwoordiging van de woelige samenleving waarvan hij vindt dat ze in de muziek te vaak ontbreekt. Maar een alleen recht als label voor zijn muziek heeft dat straatparlement niet – evenmin als enig ander label.
van je passie je beroep maken
Broedplaats Zeedijk rond Habek en Kytopia fungeert als een community van muzikanten (en enkele andere aan hen gerelateerde kunstenaars) die afstamt van de Utrechtse ‘hiphop family’ maar niet meer te vangen is onder het enkele label ‘hiphop’. Kyteman overschreed deze grens al met zijn Hiphop Orkest en concentreert zich nu op de ‘kern’ van muziek van uiteenlopende her komst. Hiphop houdt voor hem de betekenis van een stem uit de woelige werkelijkheid. Ook Habek geeft meer dan voorheen voorrang aan artistieke zeggingskracht boven het socia le aspect van de urban arts. Het begin 2011 gelanceerde talentontwikkelingstraject Master! is bedoeld om ‘uitzonderlijk’ muzikaal talent op weg te helpen naar de top.
65
een vooruitblik door pax Rapper Pax (1980) stond aan de wieg van Habek en onlangs, samen met ‘jongere broer’ Kyteman, van Kytopia. Als iemand over de autoriteit beschikt omvan het verleden naar de toekomst van hiphop in Utrecht te kijken is híj het wel. Pax studeerde communicatie en journalistiek aan de Hogeschool van Utrecht, maar ‘wilde eigenlijk alleen maar bezig zijn met hiphop: raps en beats maken’ zoals hij zegt in een interview. Sinds 2000 vervulde hij verschillende functies in allerlei hiphopformaties. Sinds 2006 maakt en presenteert hij het hiphop-radioprogramma upax/Utracks en sinds 2007 is hij artistiek leider van Habek. Van rap is Pax inmiddels overgegaan op zang en werkt aan een eigen album. Begin 2011 maakte hij reizen naar IJsland (met Kyteman) en Indonesië.
66
The secret life of hiphop in Utrecht Utrechtse hiphop is Utrechts om haar muzikaliteit en saamhorigheid. Haar fundamentele eclectiek, toegepast instrumentalisme, vocale meervormigheid en collectieve openheid maakt haar eenzaam in haar toppunt van progressiviteit. De weg naar een nieuwe unieke sound is een lange weg. Zonder een breed jong engagement van stijlen van rock tot electro, van soul tot afrobeat zijn haar unieke geprofessionaliseerde vormen niet mogelijk. De hiphopcultuur in Nederland kent al sinds jaar en dag het risico van inzichzelfgekeerdheid. Daar is Utrecht geen uitzondering in maar eerder een uitzondelijke bevestiging van de regel. Het gevaar van sterke onderlinge samenhang is het gebrek aan gevoelsmatige noodzaak om de stadsgrenzen over te gaan. Artistieke en zakelijke samenwerkingen maken uittreding alsnog mogelijk. Boekingen buiten de stad, collaboraties buiten de stad, promotie en management op nationaal niveau, het is allemaal moge lijk, maar niet vanzelfsprekend in een do-it-yourself cultuur in een branche met een wanhopige industrie die zich vooral moet concen treren op haar eigen overlevingskansen. Ik zie Hof van Jaeden met een traditionele hiphopbenadering een brede basis leggen. Een record aamtal albumreleases en video clips, een reguliere avond in de ekko, en een kleine organisatie die zich inzet om naam te maken voor rappers in een toch behoorlijk kleine branche van hiphop in haar basisvorm. En beat, een rhyme en een recht voor zijn raap stijl. Samenwerkingen met uitzonderlijke talenten in alle hoeken van het land scheppen hoop op maximaal bereik en ontwikkeling van kwaliteit binnen de traditionele grenzen. De vraag blijft wie de unieke artiesten zijn binnen dit collectief en
wie zich muzikaal op zo’n manier ontwikkelt dat het niet alleen als hiphop boven het maaiveld uitsteekt, maar ook als muziek an sich. Ik zie Habek als een stormachtig productiehuis terugkijken naar haar basis. Juist het oog voor de uitzondering gebruikend, gaat Habek zich meer concentreren op de artiesten die de voetstappen moeten vullen van de generaties die zich hebben bewezen voor het hele land, als het niet de hele wereld is; Urban Dance Squad, C-mon & Kypski, Kyteman’s Hiphop Orkest. In het project Master! zal Habek de meest didactisch onderlegden in deze bewezen acts inzetten om de laatste stappen voor de nieuwe artiesten te begeleiden om zo een daadwerkelijke fakkeloverdracht te forceren. “We willen zeker weten dat het de nieuwe jongens en meisjes aan geen kans ontbreekt.” De eigen evenementen waar Habek bekend om is zullen weer even op zich laten wachten. De organisatie is er immers voor de artiesten en niet andersom. De ‘gevestigde’ generaties hebben zich verenigd op de Zeedijk en hebben het afgelopen jaar gebouwd aan een sustainable infrastruc tuur om productief te zijn en nieuwe werken te kunnen maken met een multigeneratie-palet. Ook vor de Zeedijk geldt dat het moment is aangebroken om zich naar buiten te keren. De verleiding is groot om alleen met elkaar op te trekken, maar de externe aantrekkings kracht is groter dan ooit op zowel zakelijk als artistiek vlak. De Kyte crash tour staat op het punt te beginnen waar Kytrman en zijn trom petheld en docent Erik Vloeimans hun achterban recombineren met een jazzbezetting waar men u tegen zegt. De tour gaat gepaard met een album: de eerste Kytopia release. Kytopia zal zich overigens ook concentreren op de uitnodiging van internationale artiesten om de inernationalisering van Utrechtse muziek op artistieke basis nieuw leven in te roepen. Dit zal omherroepelijk leiden tot export van het Utrechtse, maar wel op een natuurlijke manier. Rapper RaeZun heeft zich gestort op een Made in da Shade/Cosmic productie die zeer spoedig de muziekwinkels en theaters zal betreden. C-mon en pax verenigen zich voor “In A Cabin With” in Indonesië en zo zullen het komende jaar ongetwijfeld vele verrassingen volgen. Ik wil geenszins de indruk wekken dat met deze korte vooruitblik de Utrechtse scene recht is aangedaan. De grootste kracht zit hem in de ongeorganiseerde creatieve uitbarstingen in de kleine hoekjes en gaatjes. De openheid voor nieuwe energie zal altijd blijven be staan. Ook de cultuur van saamhorigheid en de noodzaak van pro gressie zullen Utrechtse muziek blijven tekenen. Maar ‘muzikalise ring’ en uittreding staan voor mij de komende tijd centraal. 67
Pax
Hoofdstuk 7 straat Sinds een tiental jaren tonen, eerst sporadisch maar de laatste tijd frequenter, moderne dansers/ choreografen belangstelling voor urban dans. Dat resulteert in experimentele combinaties waarin ‘urban’ staat voor ‘jong, vitaal en eigentijds’ en tegelijkertijd profiteert van de traditionele (technisch-artistieke) verworvenheden van klassiek ballet en moderne dans. Drie Utrechtse dans-instellingen trachten een brug te slaan naar ‘de straat’.
68
van je passie je beroep maken
STRAAT is gestart in 2009 als gezamenlijk initiatief van DOX, Springdance en Het Lab, mede geïnspireerd door Perspectief voor Hiphop. Dit traject voor een klein aantal (vier tot zes) dansers/dansmakers is ‘ontstaan uit de noodzaak om de artistieke kwaliteit van urban dansstijlen te vergroten’ en ‘urban dans als kunstvorm professioneel te ontwikkelen’. STRAAT bedoelt ‘een brug te slaan tussen de straat en de professionele werkpraktijk’ en tegelijk via ‘een dansvorm die erg populair is onder jongeren’ ‘een nieuw jong danspubliek’ te bereiken. Met deze ‘brug’ wordt aangesloten bij ‘de fusion die de laatste jaren zo in opkomst is’ – in dit geval fusion tussen urban en moderne dans. STRAAT is een ‘getrapt traject’. In de eerste fase, STRAAT 1, krijgen de deelnemers masterclasses, gegeven door prominente choreografen/dansmakers. In 2009-2010 waren dat Conny Janssen (december 2009), Hiroaki Umeda (april 2010) en Ed Wubbe (october-december 2010). STRAAT 2 was een vervolgtraject voor drie deelnemers aan STRAAT 1 waarin ze gecoached wer den door het artistiek team van STRAAT (Hildegard Draaijer, Moos van den Broek en Bettina Masuch), miniproducties maakten met maximaal twee dansers en daarmee op toernee gingen langs dans- en middelbare scholen en workshops gaven. De bedoeling van STRAAT 2 is dat de urban deelnemers met hun nieuwe ervaringen ‘terug gaan naar hun eigen biotoop’ – hun crew bijvoorbeeld – en ook daar nieuwe ontwikkelingen op gang brengen. In de derde fase presenteren ze zich aan een groot publiek tijdens evenementen als de Culturele Zondagen en Springdance en tijdens een STRAAT on tour langs amateurdansscholen, scholen en festivals in stad en regio Utrecht. Ook door het jaar heen laat STRAAT zich regelmatig zien op publieke manifestaties. De ambitie is om STRAAT uit te bouwen tot een kenniscentrum dat uitwisseling en expert meetings organiseert. Kanttekeningen STRAAT is een uniek en uiterst waardevol initiatief. Naast de betekenis voor de deelnemende dansers zelf is er het effect van hun presentaties en workshops tijdens de toernees langs scholen en festivals in stad en provincie, waarmee het project bijdraagt aan het totale dansklimaat in het Utrechtse. Toch passen enkele kanttekeningen – wat niet vreemd is bij een initiatief dat tot op zekere hoogte nog bezig is om zichzelf uit te vinden. Wat de brug tussen de straat en de professionele werkpraktijk betreft moet ‘straat’ niet àl te letterlijk worden genomen, zo blijkt. De deelnemers aan STRAAT 1 hadden allemaal al ervaring opgedaan bij gezelschappen als ISH, DOX, Monique Duurvoort Dance, Don’t Hit Mama en opleidingen als NPAC en Touchée Dance Company. De brug van de straat naar de (moderne) professionele werkpraktijk waren ze dus al een heel eind overgestoken. Dat geldt ook voor Shailesh Bahoran en zijn crew, de Illusionary Rockaz. Shailesh heeft gedanst bij Don’t Hit Mama en gaat nu naar ISH en ook andere leden van de crew treden op met Don’t Hit Mama. Toch kreeg STRAAT een ‘invasie vanuit de straat’ te verwerken toen Shailesh Bahoran werd uitgenodigd voor de masterclasses: hij wilde daarop alleen ingaan samen met de andere Illusionary Rockaz. Het resultaat was een show. Wat hier overbrugd moest worden
was een cultuurverschil: STRAAT kiest vanuit een oriëntatie op moderne dans voor individuele talenten, terwijl urban dansers werken en denken in crews. Dit is een essentieel gegeven, dat iedereen in zijn aanpak moet verdisconteren die kruisbestuiving tussen urban en moderne dans nastreeft. Professionalisering door ‘fusion’? Een andere kanttekening betreft de ‘noodzaak’ om de artistieke kwaliteit en professionaliteit van urban dans te vergroten door middel van ‘fusion’. Dat klinkt alsof urban een injectie met andere, ‘erkende’ artisticiteit en professionaliteit nodig heeft om zich tot een volwaardige kunstvorm te ontwikkelen. STRAAT (overigens niet STRAAT alleen) gedraagt zich hier als het spiegelbeeld van Urban Dance Center Utrecht, dat klassiek ballet en moderne dans weer ‘fris en fruitig’ wil maken door toediening van ‘een snufje urban’. Waarom zou urban zich niet op eigen kracht kunnen ‘bewijzen’? In Amsterdam is Alida Dors daarmee bezig, zonder enige behoefte aan injecties, maar met een subsidie van het NFPK+. STRAAT is nu aan zijn tweede editie toe. Deze vindt plaats tijdens het Springdance Festival, 14-24 april 2011, met alleen individuele deelnemers. Er zijn twee korte masterclasses. De eerste, Club STRAAT, is bedoeld voor beginners afkomstig van dansscholen in stad en provincie Utrecht en wordt geleid door Roy Jonathans en Julia Mitomi. Aan de tweede, onder leiding van de Franse urban choreograaf Michel Onomo, doen zes tot acht jonge makers mee, onder wie leden van Illusionary Rockaz, studenten van DeDansopleiding van ROC MN, een student van Codarts (Rotterdam) en twee leden van de Ill Skillz Squad uit Ede-Wageningen. Met dit gevarieerde gezelschap worden duetten gemaakt. Op 23 april 2011 is er een presentatie in Huis aan de Werf en daarna gaat STRAAT van 9 tot en met 15 mei on tour langs (dans)scholen en festivals in de regio Utrecht en geeft bovendien een voorstelling in het Bijlmer Parktheater op 14 mei. Tijdens deze tour worden workshops gegeven door deelnemers aan STRAAT 2 onder supervisie van het artistieke team. Naast dit alles organiseert STRAAT een dance-happening met tweedejaarsstudenten en de eerstejaarscrew Espada van DeDansopleiding op 16 april. Deze tweede editie van STRAAT is al méér ‘straat’ dan de eerste. In het kader van de ambities om STRAAT verder uit te bouwen zou het voor de hand liggen om naast de kortstondige masterclasses een langer lopend traject op te zetten voor urban dansers met bewezen talent op weg naar de beroepspraktijk. Voor urban muziek is zo’n traject al gestart: het hiervóór al beschreven traject Masters! van Habek. Dit muziektraject wordt begeleid door kunstenaars als Pax, die zelf de ontwikkeling hebben doorgemaakt waarbij ze nu anderen coachen. Ook voor een danstraject moet dan een beroep worden gedaan op ‘veteranen’ als ADHD en Illusionary Rockaz. Aan zo’n brug van jongerencultuur en amateurisme naar volwassen urban danspraktijk is zonder meer behoefte – en STRAAT lijkt aangewezen als ontwikkelingsbasis.
van je passie je beroep maken
straat tracht ‘een brug te slaan tussen de straat en de professionele werkpraktijk’ van de moderne dans door middel van een traject dat bestaat uit workshops door gerenommeerde choreografen gevolgd door toernees van de deelnemers aan het project langs scholen en festivals in de regio waar ze hun prestaties laten zien en zelf workshops geven. Het project is nu aan zijn tweede editie bezig.
69
vooruitblik: talentontwikkeling in het kader van de vrede van utrecht
70
De Vrede van Utrecht is in het leven geroepen om Utrecht interna tionaal op de kaart te zetten als stad van kennis en cultuur, eerst tijdens de herdenking in 2013 van de vredesonderhandelingen van 1713 en vervolgens in de race om de positie van Europese Culturele Hoofdstad 2018. Dat is een zeer veelomvattende onderneming waarin een groot deel van de aandacht uitgaat naar jongeren. Voor het talentontwikkelingsprogramma van de Vrede dient het Manifest Talentontwikkeling Utrecht als onderlegger, in maart 2009 opgesteld door de Werkgroep Blik Op Talent (bot). bot bestond uit npac/NuCultuur, Clickf1/ucee Station, zimihc, Het Wilde Westen, Cultuur 19, Jongeren Cultuurhuis Kanaleneiland, db’s, ksc en uck en pleitte voor samenwerking en onderlinge afstemming tussen alle ‘spelers’ in het talentontwikkelingsveld. In de nieuwe opzet werkt De Vrede van Utrecht in eerste instantie samen met Clickf1/ucee Station, NuCultuur, uck, Mira Media en Roots & Routes. Op het gebied van talentontwikkeling bestaan teveel ‘incidentele trajecten zonder duurzaam vervolg’. Op weg naar 2013 en verder naar 2018 moet daarin structuur worden aangebracht. De plannen daarvoor worden gepresenteerd onder de noemer van een Upgrade! van de in het manifest uitgesproken ambities, en dan nu omgezet in actie. Deze upgrade voorziet in een ‘drieluik’ dat uitgaat van de thema’s ‘talentontwikkeling’, ‘cultuur en sport’ en ‘media’. Voor dit laatste thema is ucee Station projectleider. ucee Station heeft bovendien een stadbreed netwerk paraat voor de benodigde verbindingen tussen wijken, organisaties en instellingen door heel Utrecht heen. Deze ‘upgrade’ vertoont sterke gelijkenis met de voorstellen voor een ‘overkoepelend talentontwikkelingsprogramma dat het projectniveau overstijgt en de aanwezige kennis bundelt’ uit de beleidsplannen van het Kaasschaafcollectief. Het ligt dan ook voor de hand dat ksc – één van de partners in bot! – in de samenwerking betrokken wordt. Bij de verduurzaming van ‘incidentele trajecten’ gaat het onder andere om wat er in de wijken gebeurt. In de eerste jaren van haar activiteit heeft de Vrede van Utrecht zich vooral bezig gehouden met de introductie van kunst in de wijken (manifestaties Kunst in mijn buurt) en community art (met het cal als blijvend resultaat). Wijkbewoners moesten worden ‘verleid’ om te participeren in kunst
en cultuur. Nu is het de bedoeling ‘om alles wat in de wijken ont staat op het gebied van talent zichtbaar te maken en verder te laten groeien’. De ambitie is überhaupt om de wijken te versterken (‘trots op eigen buurt’) en te verbinden (‘laat Lunetten zien wat Overvecht doet’), uitgaand van de bestaande wijkcultuurnetwerken. Als lokatie voor de zichtbaarmaking en upgrading van talent uit de wijken wordt gekozen voor het complex aan de Cartesiusweg waar NuCultuur ‘werken, leren en vrijetijdsbesteding’ wil samen brengen in Nutrecht. Deze lokatie vertegenwoordigt een hogere trap in de culturele hiërarchie in vergelijking met de trapveldjes en andere wijkgebonden instellingen en biedt een springplank voor de meestbelovende talenten. Resultaat van de keus voor Nutrecht is intussen dat een belangrijk deel van de binnen de Vrede van Utrecht vertegenwoordigde jongerencultuur een verzamelplaats krijgt op een plek bedoeld voor urban culture in alle denkbare betekenissen van het woord ‘urban’, dus ook voor urban artists in de beperkte (hiphopgerelateerde) zin. Welke rol die laatsten spelen in de wijken, daarop bestaat wat Vrede van Utrecht betreft nog (te) weinig zicht. De Utrechtse politieke, economische en culturele wereld heeft uiteraard haar hoop niet alleen voor talentontwikkeling op de Vrede gevestigd. Met het bovenstaande is dan ook geen recht gedaan aan de bandbreedte van deze ambitieuze onderneming.
71
deel 5
[ conclusies en aanbevelingen]
Over wie hebben we het? De term urban wordt gebruikt in verschillende betekenissen naast elkaar. Dit leidt tot misverstanden, vooral wanneer, zoals nu gebeurt, ‘urban’ groeiende populariteit vanuit verschillende invalshoeken geniet. Gebruikers moeten duidelijk zijn over de betekenis die zij aan de term hechten. Minstens drie fenomenen worden verbonden met het label ‘urban’: • Hiphop met zijn vier ‘pijlers’ (rap, DJing, breakdance en graffiti) en aan hiphop gerelateerde dans- en muziekstijlen en fun sports. Een kunststroming die zich sinds haar opkomst in The Bronx in de jaren ’70 internationaal onder jongeren geeft verbreid en nog altijd iets meedraagt van haar oorspronkelijke motivatie: een stem geven aan achtergestelden en pleiten voor een rechtvaardiger maatschappij – tot propaganda voor regime change toe. Als alternatief voor ‘urban’ is ‘New Arts’ voorgesteld. • In combinaties als ‘urban culture’, ‘urban games’, ‘urban design’ staat ‘urban’ voor een denken over vormgeving en functioneren van de (grote) stad. ‘Urban games’ maken gebruik van de ontwikkelingen in de communicatietechnologie, de ‘nieuwe media’ en de daardoor gestimuleerde games-industrie. • Urban art wordt soms gezien als een vorm van community art, een activiteit waarbij kunstenaars en ‘leken’ gezamenlijk projecten uitvoeren ter bevordering van leefbaarheid, sociale cohesie of emancipatie in een concrete situatie. Maar community art komt voort uit een behoefte bij kunstenaars om hun kunst(enaarschap) te ‘reïntegreren’ in de samenleving. ‘Niet de kunstenaar moet centraal staan, maar het belang van de doelgroep.’ Bij de urban arts is het juist de rapper, muzikant, danser, graffiti-kunstenaar die gehoord en gezien wil worden, ook als hij of zij daardoor hoopt bij te dragen aan een betere wereld. Veronachtzaming van deze verschillen vertroebelt de discussie, leidt tot onjuiste verwachtingen over en weer en werkt oppervlakkigheid in de hand.
Over urban artists De urban artists die het onderwerp vormen van dit onderzoek zijn ‘urban’ in de eerste van de bovengenoemde betekenissen. Hier een korte schets van hun habitus (zie voor een diepergaande karakteristiek het hoofdstuk ‘Meet (some of) the artists’, p. 8-14). De oorsprong van hun kunst ligt buiten de gevestigde (culturele) orde (‘op straat’) en ze doen in principe geen beroep op gevestigde voorzieningen (subsidies) maar creëren hun eigen voorzieningen (trainingsplekken, bedrijfjes). Hun kunst betekent ‘voor velen [van hen] houvast en toekomstperspectief’ (rapper Jae), een ‘way of life’ en uitzicht op een betere toekomst voor henzelf en een betere wereld (‘Peace, love, unity and having fun’). ‘Unity’, saamhorigheid, het gevoel van één familie te vormen speelt een grote rol en uit zich in het samen optrekken in bands en crews en in de zorg waarmee ‘skills’ en levensstijl worden doorgegeven aan de Nachwuchs (wie gevorderd meent te zijn geeft les). Tegelijkertijd is competitie – geínstitutionaliseerd in breakdance-battles en rap-contests – de motor zowel achter individuele ontwikkeling als achter de ontwikkeling van genres en stijlen: respect verwerven door virtuositeit en vindingrijkheid. conclusies en aanbevelingen
Het zicht op de urban arts als kunstdiscipline wordt belemmerd door vooroordelen: Urban zou van en voor jongeren in achterstandssituaties zijn en primair sociaal empowerment ten doel hebben; artistieke kwaliteit zou bijzaak zijn zolang urban jongeren door hun kunstbeoefening maar maatschappelijk sterker in hun schoenen kwamen te staan. Urban jongeren met hun uitingen zouden dan ook op goede gronden aan het welzijnswerk kunnen worden overgelaten. Urban zou niet méér dan een trend binnen de jongerencultuur zijn, met alle beperkingen van dien.
73
Dit vooroordeel kan negatief èn positief worden uitgelegd. Negatief: jongerencultuur be staat per definitie uit vluchtige rages en ook déze zal wel weer voorbijgaan. Positief: laat urban vooral jong blijven – zoveel jeugdig élan kunnen we in de cultuur wel gebruiken. Daarmee wordt deze kunst het recht ontzegd om zich verder te ontwikkelen – het recht om volwassen te worden. Ze wordt voorgoed opgesloten in de jongerencultuur. Beide vooroordelen impliceren dat de urban arts niet in staat zouden zijn om boven hun eigen beperkingen uit te stijgen. Dat wordt van geen enkele andere kunstvorm gezegd en Kytopia bewijst het tegendeel. In Amsterdam is Alida Dors bezig puur vanuit het bestaande hiphopdansrepertoire nieuwe vormen te ontwikkelen, een initiatief dat het NFPK+ belangrijk genoeg vond om het te subsidiëren.
De urban arts kennen hun eigen expertise. Maak er gebruik van. Alle goede bedoelingen ten spijt kunnen pogingen vanuit overheden en gevestigde kunstinstellingen stuklopen op de constatering dat ‘urban’ en ‘gevestigd’ verschillende werelden zijn, elk met gewoonten, vanzelfsprekendheden en blinde vlekken waar de ander niets van begrijpt. Onbegrip hoeft echter geen hinderpaal te zijn zolang men te rade gaat bij degenen die thuis zijn in de ‘andere wereld’- in dit geval de urban artists zelf en wie verder de scene van binnenuit kennen. Zij beschikken over de expertise – de ‘vakkennis’ die bij hun terrein hoort en die nodig is om ondernemingen op het gebied van organisatie en talentontwikkeling te laten slagen. Men komt verder door naar hèn te luisteren dan door krampachtig te proberen zèlf ‘de taal van de jongeren te spreken’. (Daar kijken ze toch wel doorheen.) Culturele trapveldjes en hun jongeren Als culturele trapveldjes klagen dat urban jongeren onzichtbaar blijven en zich niet het huis in laten lokken is de remedie niet in het wilde weg ‘nòg ondernemender te worden’, zoals wel is gesuggereerd, maar samen te werken met jongeren werkers. Jongeren Cultuurhuis Kanaleneiland doet dat al; bovendien zijn jongeren zelf (het duo Dirty Diamond) erop uitgetrokken om jongeren binnen te halen. Veel expertise is voorradig bij Van & Voor Jongeren, eveneens in Kanaleneiland. Dat Van & Voor Jongeren nu ook samenwerking aangaat met cultuurhuizen in Overvecht, Zuilen en Leidsche Rijn (Mini-Blend festivals, wijkedities van Flexmagazine) is een ontwikkeling die alle steun verdient.
74
conclusies en aanbevelingen
Talentontwikkeling Op het gebied van talentontwikkeling ligt de expertise bij degenen die zelf de weg van ‘de straat’ naar de urban beroepspraktijk hebben afgelegd. Les geven, elkaar verder helpen hoort bij het urban kunstenaarschap. Het traject voor veelbelovende muzikanten Masters! van Habek is opgezet en wordt uitgevoerd door ‘meesters’ uit eigen kring. Voor urban dans zijn veteranen als ADHD en Illusionary Rockaz de aangewezen begeleiders. Organisatie Als het gaat om evenementen beschikt de urban wereld over een lange ervaring in het organiseren van kampioenschappen, battles en andere manifestaties (Battle Of The Year, Notorious International Breakdance Event, Juste Debout). Men kent de ontwikkelingen, be schikt over de netwerken en kent de voorwaarden (financieel, wie zijn de mededingers en, buitengewoon belangrijk: welke prominenten zitten er in de jury?) waarop deelnemers bereid zijn om mee te doen. Een reservoir van all-round urban expertise: het Kaasschaafcollectief Het Kaasschaaf collectief heeft, zonder daar veel ophef over te maken, in de afgelopen tien jaar heel veel aangezet, op gang geholpen, gesteund en gefaciliteerd van hetgeen er aan waardevols tot stand is gekomen in de Utrechtse urban scene. KSC stond aan de wieg van Habek en Born Digital, ondersteunde het Blendfestival, hielp een groot aantal individuele starters in de popwereld,
de hiphopscene en aangrenzende contreien op weg, bouwde een enorm netwerk op en lanceert nu weer ideeën voor een overkoepelend talentontwikkelingsprogramma. Dit alles zonder top-down in te grijpen maar door voortdurend alert te zijn op alles wat er bottom-up groeit en, afhankelijk van de situatie, zelf of in samenwerking met partners de beste oplossingen te zoeken. Habek Net als het Kaasschaafcollectief laat Habek zien hoe een uit de scene zelf voortgekomen collectief kan bouwen aan een infrastructuur waarvan de hele scene profiteert. Habek heeft dat vooral gedaan door evenementen te organiseren (Roffest, Utreg Centraal) en deel te nemen aan manifestaties als Festival aan de Werf, Tweetakt en No Label. De nieuwste ontwikkelingen zijn dat Habek samen met Kytopia het initiatief heeft genomen voor de community aan de Zeedijk en een eigen talentontwikkelingstraject Masters! heeft gestart. Plekken als KSC en Habek (en ook Born Digital kan in dit verband worden genoemd) zijn cruciaal om het potentieel van een complete stedelijke scene te mobiliseren en een klimaat te scheppen waarin het zich kan ontwikkelen. Als zodanig vormen ze ideale sparring partners voor de stedelijke cultuurbeleidmakers.
De Vrede van Utrecht en de urban arts De Vrede van Utrecht is door de stadbrede reikwijdte van haar activiteiten in een unieke positie om bij te dragen aan de erkenning van de urban arts als een zelfstandige kunstvorm gelijkwaar dig aan de kunsten van het podium-, galerie- en museumcircuit. Ze kan dit in het bijzonder doen door steun te geven aan initiatieven om de urban arts boven de beperkingen van jongeren cultuur en wijkenkunst uit te tillen naar een volwassen beroepspraktijk waarin ruimte is voor onderzoek naar en ontplooiing van hun volle potentieel, artistiek zowel als maatschappelijk. De belangrijkste initiatieven die steun verdienen zijn op het ogenblik: • Het plan voor een overkoepelend talentontwikkelingsprogramma van het Kaasschaafcollectief. De relatie daarvan tot het Upgrade!-programma van de Vrede van Utrecht moet verduidelijkt worden. • Master!, het professionaliseringstraject van Habek dat begin 2011 is gestart met subsidie van de Gemeente Utrecht. • NUtrecht, waar sterk urban-georiënteerde opleidingen (NPAC en DeDansopleiding van ROC MN) samen met beeldende en muziek/entertainmentopleidingen van de HKU een plaats heb ben in een leeromgeving gericht op ondernemerschap. In het kader van Upgrade! heeft de Vrede van Utrecht het complex van NUtrecht aan de Cartesiusweg gekozen als een uitgelezen doorvoerplaats voor veelbelovend talent uit de wijken naar opleidingen, professionaliseringstrajecten en het beroepsveld. • Kytopia/Zeedijk waar de urban arts op topniveau beoefend en overstegen worden.
Talentontwikkeling in de urban arts
conclusies en aanbevelingen
Talentontwikkeling op hoog niveau Het traject Master! van Habek is bedoeld voor muzikaal talent ‘op weg naar de top’. Deelnemers moeten elders al een bepaald niveau van vaardigheden en ervaring hebben bereikt en worden door de ‘meesters’ begeleid naar artistieke zelfstandigheid (eventueel na nog wat aanvullende studie elders). In de keten die op straat, in het buurthuis of op school begonnen is staat Masters! aan het eind. Anders dan bij de reguliere opleidingen doet het er echter niet toe langs welke weg(en) de deelnemer het vereiste artistieke niveau heeft bereikt. Hij of zij kan autodidact zijn, alternatieve trajecten hebben gevolgd, van een pop academie komen of van een conservatorium. Aan een dergelijke ‘hogeschool’ zonder diplomaeisen bestaat in de informele urban muziekscene grote behoefte. Terecht wordt Master! door de Gemeente gesteund. Dezelfde behoefte bestaat in de urban dansscene: ook daar is een traject voor bijzonder
75
talent ‘op de drempel van het beroepsveld’ ongeacht herkomst zeer gewenst. Onder de be staande initiatieven komt STRAAT als eerste in beeld om zo’n traject op te zetten. Dit gaat ver der dan het huidige programma van masterclasses en vereist een vast team van begeleiders, te recruteren uit de prominente crews.
76
conclusies en aanbevelingen
Ruimte voor NUtrecht NUtrecht is in feite een verzamelplaats voor jonge bedrijvigheid op het gebied van kunst, cultuur en creatieve industrie waarin NPAC en DeDansopleiding – de meest urban-gerelateerde opleidingen van ROC MN – worden ingebed, naast beeldende en muziek- en entertainmentopleidingen van de HKU. De voormalige busremise aan de Cartesius weg biedt een on-schoolse leer-werkomgeving waarin verschillende branches van de creatieve industrie elkaar ontmoeten, tot horeca en schoonheidsverzorging toe. ‘On-schools’ houdt in dat studenten leren door een eigen bedrijfje op te zetten (ook fysiek: ondergebracht in caravans en zeecontainers). Dat moet ál te schoolse (beperkte, rigide) opvattingen van vakmanschap en didaktiek op afstand houden, terwijl de dagelijkse omgang met vertegenwoordigers van andere creatieve disciplines blikverruimend werkt en hopelijk leidt tot kruisbestuivingen. Naast de individuele begeleiding zijn er workshops, masterclasses en colleges door prominenten in de verschillende beroepsvelden. Probleem bij de combinatie van artistieke vorming en opvoeding tot ondernemerschap is de gewichtsverdeling tussen beide componenten. Opleidingen tot ‘artiest’ – waartoe ook NPAC en DeDansopleiding behoren – richten zich primair op entertainment, op een markt waar trends regeren. Ook NUtrecht legt veel nadruk op ‘financiële gezondheid’ bij een eigen bedrijf, maar kan er ook voor zorgen dat in de mix van heterogene creatieve activiteiten als Grootste Gemene Deler het artistieke blijft bovendrijven. Het is van groot belang dat dit aspect voortdurend door vaste begeleiders en gastdocenten wordt uitgedragen. NUtrecht is een uniek concept dat de eerstkomende jaren de tijd en ondersteuning moet krijgen om tot volle ontwikkeling te komen – inclusief misrekeningen en onverwachte ge beurtenissen. Een eerste stap is nu het funtioneren in verbinding met de Vrede van Utrecht. Verbeter de aansluiting tussen MBO en HBO MBO en HBO blijken in het kunstvakonderwijs nog steeds gescheiden werelden. Afgestudeerden van het MBO zien vaak af van doorstroming naar het HBO omdat ze voor grote delen van de daar geboden programma’s al te ver zijn. Dit probleem zou opgelost moeten worden door vrijstellingen en door afwijking van de strenge indeling in leerjaren. Een voorbeeld hoe het soepeler kan geeft de sector nieuwe media en games. De Faculteit Kunst, Media & Technologie (KMT) staat met haar nadruk op ondernemerschap – ongewoon bij de HBO-kunstopleidingen – en haar nauwe banden met de beroepspraktijk dicht bij MBOopleidingen zoals het Grafisch Lyceum Utrecht (GLU). In de praktijk vormen KMT, Dutch Game Garden (mede opgericht door KMT), SETUP, Born Digital en GLU één groot netwerk voor (praktijk)onderwijs, ondernemerschap en kennisuitwisseling. Merkwaardigerwijs ontbreekt in dit netwerk UCee Station. UCee Station heeft zich sinds de start in 2006 ontwikkeld tot een uitstekend functionerend stadbreed communicatieplatform met als jongste uitbreiding stations op ROC MN. Uitbreiding naar het HBO zou de volgende stap moeten zijn, zeker gezien de belangrijke rol die UCee Station gaat spelen in het mediaprogramma van de Vrede van Utrecht. In dit verband moet het zij-instroomtraject van de studierichting Theatre and Education van de Faculteit Theater van de HKU worden genoemd. Hier gaat het niet om doorstroming vanuit het MBO maar vanuit de praktijk. Dit unieke, uitstekend uitgevoerde traject biedt kunstenaars uit de urban scene de mogelijkheid om in twee jaar een bevoegdheid als docent te halen en draagt daardoor bij aan de ‘volwassenwording’ van de urban arts.
Integrale aanpak noodzakelijk Urban artists werken aan de ontwikkeling van een kunstdiscipline en hopen daarmee tevens een betere wereld dichterbij te brengen, althans ‘houvast en toekomstperspectief’ te vinden en te geven. De urban arts hebben een band met sport via break- en streetdance (waarin ook op sportscholen les wordt gegeven) en via de associatie van skateboarding met urban lifestyle, muziek en graffiti (beschilderde skateboards). Urban speelt zich af in een overlappingsgebied van wat in de traditie van het overheidsbeleid gescheiden terreinen zijn: Cultuur, Welzijn en Sport. Bij talentontwikkeling komt ook Onderwijs in beeld. Daarom heb ik in Perspectief voor hiphop gepleit voor een integrale aanpak, over de bestaande beleidsgrenzen heen. De weg daarvoor is inmiddels vrijgemaakt door het samengaan van Welzijn, Zorg, Onderwijs, Sport en Wijken in de Afdeling Ontwikkeling. Integratie van Cultuur in dit geheel stuit nog op weerstand: enerzijds doordat ‘cultuur’ wordt vereenzelvigd met Hoge Kunst waar men in het welzijnswerk geen boodschap aan heeft, anderzijds doordat gevreesd wordt dat artistieke overwegingen uit het zicht zullen raken bij alle nadruk op het ‘inzetten van kunst en cul tuur’ voor allerlei niet-artistieke doeleinden. Cultuur zet zichzelf hiermee ten onrechte buiten spel. De relatie met de andere beleidsterreinen moet daarom goed worden doordacht. Dat is mede van belang voor het functioneren van ‘clusters’ zoals ~MovePlex, waar sport, onderwijs en (urban) cultuur elkaars buren worden in de hoop op interessante kruisbestuivingen. Integratie ten stadhuize is ook van belang op de werkvloer in de culturele trapveldjes, waar samenwerking met jongerenwerkers op gang komt. Stichting JOU, waarin sinds kort het stedelijk jongerenwerk is samengebracht, ‘wenst een voorname rol te spelen naar omringende sectoren als onderwijs, cultuur, gezondheidszorg en re-integratie in combinatie met de kerntaken die zij op het terrein van welzijn uitvoert’ (Het Utrechtse jongerenwerk vanaf 2011, 10 september 2010, p. 14). Het is wenselijk dat die ‘voorname rol naar cultuur’ in beleid werd geëxpliciteerd. ~MovePlex Hoe de interactie tussen de verschillende terreinen in de praktijk gaat werken moet zichtbaar worden in ~MovePlex. In deze ‘hotspot voor urban culture’ in aanbouw komen vechtsport en urban sport (skateboarding) samen met cultuur (dans – weliswaar gefinancierd uit het sportbudget – en circus) en mogelijk ook welzijn. De combinatie kan een stap betekenen in de ‘volwassenwording’ van de jongerencultuur. Daarom is het van belang dat Cultuur zich niet afzijdig houdt van dit experiment.
Zelfredzaamheid en subsidiëring
conclusies en aanbevelingen
Urban artists staan bekend om hun zelfredzaamheid. Eenmaal aan de top verdienen ze hun geld wel met hun optredens, kampioenschappen en cd’s – wat overigens voor overheden en hun beleidmakers geen reden mag zijn om letterlijk niet meer naar hen om te kijken. Starters redden zich met de beschikbare beperkte middelen; ze kennen geen traditie van aankloppen bij de overheid zoals de ‘reguliere’ kunsten. Zoals rapper Jae schrijft: als beginnend hiphopper heb je maar heel weinig nodig. Moeiljker wordt het op de lange reis van start naar top. Betere apparatuur, studioruimte, cd’s en videoclips produceren – het kost allemaal geld. Ondernemende jongeren als Jae en Kasper van der Meulen zouden dan geholpen zijn met subsidies, waarbij het, zoals ze zelf aangeven, niet eens om grote bedragen hoeft te gaan. Speciale regelingen die in dit soort behoeften voorzien bestaan al. De Gemeente ’s-Hertogenbosch heeft een budget voor ‘DOE-gelden’ bedoeld voor jongeren ‘zodat zij ervaring op kunnen doen in het leren organiseren van activiteiten met een (maatschappelijk) doel voor andere jongeren en hiermee een groot publiek kunnen bereiken’. Per aanvraag is maximaal €3000 beschikbaar. Vraagt iemand door de tweede keer aan, dan wordt verwacht dat hij/zij ook elders financiering zoekt. Na twee geslaagde projecten wordt doorverwezen naar andere
77
fondsen. Voor de DOE-gelden is een speciaal ‘jongerenvriendelijk’ aanvraagformulier ontworpen; een jury beslist en bij honorering wordt de aanvrager begeleid door de jongerencontactambtenaar. Een dergelijk systeem van ‘minisubsidies’ – kleine bedragen, eenvoudige snelle aanvraagprocedure – is ook voor Utrecht zeer aan te bevelen. Jonge ondernemende urbans zijn ermee geholpen.
De culturele trapveldjes Samenwerking gewenst In het Beleidsplan 2009-2012 van ZIMIHC wordt gesteld dat elke wijk zou moeten beschikken over een cultureel trapveldje, en omdat wijken nu eenmaal van karakter verschillen zou ieder trapveldje in zijn activiteiten het accent anders moeten leggen, weliswaar in onderlinge afstemming. Men kan nog verder gaan: een netwerk van samenwerkende trapveldjes/cultuurhuizen kan een instrument worden om structuur te brengen in de wildgroei aan (sociaal-)culturele ondernemingen die van Utrecht een verre van compacte stad maakt. In dat netwerk moet dan ook een belangrijke plaats zijn voor Van & Voor Jongeren, dat ‘officieel’ niet bekend staat als trapveldje, maar vanuit Kanaleneiland nu al samenwerking aangaat in Leidsche Rijn, Overvecht en Zuilen. Of alle trapveldjes hiertoe in één organisatie moeten worden ondergebracht (wat nu niet het geval is), of dat de samenhang op een andere manier gecoördineerd kan worden, staat ter overweging. Samenwerking onderling kan ook de zeer gewenste samenwerking vergemakkelijken met Stichting JOU, waarin vanaf 1 januari 2011 het gehele stedelijk jongerenwerk is ondergebracht. Deze ontwikkeling, die al ingezet is in Jongeren Cultuurhuis Kanaleneiland, moet gestimuleerd worden in het belang van onder anderen de urban jongeren, van wie vaak gezegd wordt dat ze ‘onzichtbaar’ en onbereikbaar zijn. Trapveldjes voor talentontwikkeling In de keten van de straat en het buurthuis via scholen en opleidingen – regulier en alternatief – naar trajecten als Masters! en het beroepsveld – de top – staan de culturele trapveldjes dichtbij de bottom. Zij kunnen talent uit hun wijk opvangen, bijvoorbeeld door wijkfestivals als Op de planken (Van & Voor Jongeren) en het ARKfestival (Kanaleneiland), in eigen huis training en faciliteiten bieden (muziekstudio, Kanaleneiland) en doorsluizen naar plekken waar ze verder worden gebracht. Ook door mee te doen aan talen tenjachten zoals Plankenkoorts (dat op het ogenblik nieuw leven ingeblazen krijgt, hopelijk als stadbrede manifestatie). Deze doorvoerfunctie moeten de trapveldjes ook kunnen vervullen in het kader van Upgrade! van de Vrede van Utrecht. In het plan voor dit traject zouden ze dan ook nú een plaats moeten krijgen. Tenslotte: verschillende trapveldjes beschikken over ruime podia; in het Vorstelijk Complex in Zuilen is zelfs een nieuw theater gebouwd. Op het moment kunnen die nog uit wijkverbeteringsbudgetten worden geprogrammeerd, maar het einde daarvan is in zicht. Géén zicht is er nog op middelen om in de periode daarná iets op de fraaie planken te zetten.
78
conclusies en aanbevelingen
Zeedijk/Kytopia ‘Goede wijn behoeft geen krans’, maar ik wil er toch nog eens nadrukkelijk op wijzen dat Utrecht met Zeedijk/Kytopia een community binnen de stadsgrenzen heeft waar unieke ontwikkelingen plaats vinden op artistiek topniveau. Zeedijk/Kytopia overstijgt het belang van stadspromotie en laat zich niet inpassen in creatieve-industrieprogramma’s en participatiebeleid. Het beste wat de stad voor dit kunstenaarsinitiatief kan doen is ruimhartig steun te bieden en de kunstenaars in vrijheid hun werk te laten doen.
Wees op de hoogte! Mensen die op hetzelfde terrein bezig zijn en dat van elkaar niet weten, mensen en instellingen die zouden moeten samenwerken maar nooit van elkaar gehoord hebben, mensen die niet wisten dat in theater A of disco B dingen gebeuren waar ze bij hadden moeten zijn – overal in cultureel Utrecht, aan de werf, op school en op het stadhuis kom je ze tegen. Als iets eruitspringt in deze stad van kennis en cultuur is het wel een gebrek aan geïnformeerdheid op alle niveaus. Het gevolg is een spontane generatie van initiatieven, blijkbaar on the spur of the moment ontketend zonder te kijken of er wel plaats voor was, die elkaar uiteindelijk voor de voeten blijken te lopen. Het gevolg zijn projecten die floppen omdat men een onjuiste voorstelling had omtrent de doelgroep – en beter had moeten (en kunnen) weten. Wat top-down gezien een nobel streven lijkt, ziet er bottom-up soms uit als ongewenste bevoogding. Het gevolg is ook een verregaande versnippering; dat wordt ook gevoeld, getuige pogingen tot bundeling van krachten als de Vereniging Liefde voor Utrecht en de concentratie van het stedelijk jongerenwerk in Stichting JOU. Concentratie kan overigens weer tot versnippering leiden doordat niet iedereen zich begrepen voelt binnen de resulterende machtsblokken en men zelf maar iets opzet waar het gezelliger is. Bundeling in grotere eenheden mag ook niet ten koste gaan van het reservoir aan speciale know-how dat opgeslagen kan liggen in kleinschaliger initiatieven. Een eerste stap tegen de versnippering zou zijn een overlegstructuur te creëren, bijvoorbeeld voor een redelijk beperkt terrein als dat van de urban arts. Samenwerking begint ermee dat mensen naar elkaar luisteren zonder meteen te willen domineren en bereid zijn, zo nodig een stap terug te doen. Vandaaruit kan in overleg tot nieuwe stappen worden besloten – zonder het risico van elkaar voor de voeten te lopen. Luisteren en kijken – ook waar dat misschien niet meteen voor de hand ligt – verder dan uw neus lang is.
conclusies en aanbevelingen
79
Tot slot:
80
conclusies en aanbevelingen
In een beschouwing over de urban arts in Noord-Brabant heb ik de urban artists vergeleken met paardebloemen. ‘Paardebloemen springen overal op waar tussen de klinkers een kluitje aarde is overgebleven. Zo ook de “kunsten van de straat”.’ Sommige mensen beschouwen paardebloemen als onkruid, anderen vinden die stralende mini-zonnebloemetjes tussen straatstenen, afval en groen gras wel vrolijk staan. Ze zijn boven dien gratis, je hebt er niets voor hoeven te doen. De zaadpluisjes worden door de wind overal heengevoerd en zon en regen doen de rest. En iedereen vindt dat heel gewoon. Ten tijde van Perspectief voor hiphop, begin 2007, leefden urban artists in Utrecht – de lokale ‘hiphop family’ – nog in de underground. Sindsdien zijn ook hier de paardebloemen op vele plaatsen aan de oppervlakte verschenen, in het centrum en in de wijken, op culturele trapveldjes en podia, bij festivals en talentenjachten. En dat wordt langzamerhand heel gewoon gevonden, net als het feit dat ook déze bloei zich voltrekt zonder speciale verzorging. De stad krijgt haar urban artists zonder daar iets voor te hoeven doen. Ze redden zichzelf wel, in hun zelf aangelegde Hofjes van Eden. Maar deze paardebloeen zijn wel kunstenaars, en dan is er meer in het spel dan het winkeltje draaiende te houden door meer van hetzelfde te verkopen. De uitdaging voor de kunstenaar is ‘steeds beter te worden’, ook in het ontdekken en realiseren van verborgen potentieel in zijn kunst en in zichzelf. Niet om te overleven in de concurrentieslag op de markt door elk seizoen met een nieuwe trend te komen, maar omdat de kunsten vorm geven aan een taal waarin mensen verbaal en non-verbaal kunnen communiceren wat – vaak maar vaag bewust – in hen leeft. Het is niet alleen de kunstenaar die zichzelf uitdaagt, de prikkel moet ook komen van een omgeving waarmee hij in gesprek kan komen, die aandacht en begrip heeft voor wat hem bezighoudt. Groei kan dan niet langer worden overgelaten aan zon en regen, aan de toevalsmeteorologie van de markt. Actieve steun is nodig – en dat kost soms geld. Utrecht begint een stadium te bereiken waarin het bloeien van de paardebloemen niet meer zo’n vanzelfsprekende zaak wordt gevonden, iets waarnaar geen omkijken nodig is. De opkomst van op urban toegesneden opleidingen en ontwikkelingstrajecten en van een initiatief als STRAAT is daar een teken van. Maar er kan nog meer worden gedaan, zéker ook op het gebied van faciliteiten en financiering. Vergeet niet dat de urbans er in 2018 óók weer bij zijn, of Utrecht Culturele Hoofdstad wordt of niet.
[ geraadpleegde literatuur en contactpersonen ]
Stedelijk cultuur- en welzijnsbeleid De ontdekking van Utrecht; actieplan cultuur 2008-2018 ‘De ontdekking van het creatieve vermogen’; actieplan 2008-2018 De ontdekking van het creatief vermogen; programma cultuurparticipatie 2009-2012 Groen, Open en Sociaal; Collegeprogramma 2010-2014. 16 april 2010 Jongerenwerk verbindt; rapportage visitatie jongerenwerk Utrecht. Februari 2009 Over chillen en participeren. Visie Jongeren en Vrije Tijd 2009-2012. Oktober 2009 Uitvoeringsnotitie Jongeren en Vrije Tijd. 2010 en verder! December 2009 Vernieuwend Welzijn. Op weg naar toekomstbestendig welzijnswerk in Utrecht. Maart 2010 Routekaart naar Vernieuwend Welzijn. September 2010 Stichting JOU: Jongerenwerk Stad Utrecht vanaf 2011 in een nieuwe vorm. 2010 Wijkenbeleid ZIMIHC: Cultuur in Utrecht: vor de wijken, door de wjken. 2007 Creatieve werkplaatsen in de wijk: stedelijke visie voor samenhangend wijkgericht cultuuraanbod. Vrede van Utrecht, UCK, ZIMIHC, 12 december 2010 Wijkactieprogramma Kanaleneiland 2010-2011 Wijkactieprogramma Overvecht 2010-2011 Publikaties Vrede van Utrecht Work in progress. Let’s connect! 2010 Work in progress. Looking at our future. Februari 2011 Productiewerkplaats Community Arts Upgrade! (talentontwikkeling, 2010) Vrede van Utrecht op school Robert Kouijzer: Schets Utrechtse Creatieve Rafelranden. Juli 2010 Robert Kouijzer: Nieuw[e] Media & 2013. November 2010 Beleidsdocumenten van instellingen en organisaties DIEDOM zonder vangnet. Beleidsplan 2010-2012 Stichting Habek: (Concept) Beleidsplam 2010 Stichting Habek: Evaluatieveslag Block Party’s Overvecht 2009/2010 Stichting Habek: Aanvraag Master! 2010 Jongeren Cultuurhuis Kanaleneiland: Meerjarenplan 2010 2013 Kaasschaafcollectief: Beleidsplan. November 2010 Kaasschaafcollectief: Appendix Beleidsplan + aanvulling. December 2010 Erik Benders: Projectbeschrijving Kytopia. Mei 2010 ~MovePlex: Startdocument ~MovePlex: Ondernemingsplan. Juli 2010 Stichting Nu Cultuur: Concept Projectplan NUtrecht. Juli 2010 Podium Werkplaats Vleuterweide. 29 septeber 2008
82
geraadpleegde literatuur
Stichting Roots and Borders. 2010 Stichting Skatepark Utrecht: Bedrijfsplan. 2011 Stadsschouwburg Utrecht: Beleidsplan 2009-2012 Cultuurhuis Stefanus: Visie op programmering + Projectplan ‘Dit is mijn Overvecht’. December 2010 STRAAT.NU. 2010 UCK: Strategisch beleidsplan 2009-2012 UCK: Jaarverslag 2009 UCK: Projectplan Plankenkoorts 2009
Stichting Het Wilde Westen: Jaarverslag 2008 ZIMIHC: Beleidsplan 2009-2012 Talentontwikkeling en onderwijs Werkgroep B.o.T.: Van Benen op Tafel naar Blik op Talent. Manifest Talentontwikkeling Utrecht. Maart 2009 HKU, Faculteit Theater: Jaarboek 2009-2010 Geke Buwalda en Lourens van der Meulen: Opleiden voor de Creatieve Industrie. Advies. ROC MN, 9 november 2009 ROC MN: Studiewijzer Muziek-Pop & Sound Design 2009-2010 ROC MN: Studiewijzer DeDansopleiding 2009-2010 UCee Station als leerwerkbedrijf voor ROC mn POP and sound design Pilot UCee ROC MN, augustus 2010-januari 2011 Stand van zaken pilot UCee@ROC mn, augustus-december 2010 ROC MN: Aanvragen Projectsubsidie Creatieve Partnerschappen Nieuwe media Click F1: Eerste aanzet tot samenhangend Media(jeugd)beleid Utrecht 2011-2014. Juni 2010 Click F1: Projectplan UCee Station Freemote Rapportage Stichting Cultuur 19: Gaming in Leidsche Rijn 2010-2011 Programma’s voorstellingen en manifestaties Tweetakt 2008, 2009, 2010, 2011 Utrecht Danst. Culturele Zondag 24 mei 2010 No Label. Culturele Zondag 29-31 oktober 2010 Tjon Rockon: Double Dong. 2010 Diversen Letty Ranshuysen: Amateurkunst in Utrecht: het topje van de ijsberg. Rotterdam, november 2009 Nieuwe cultuurfuncties. Fonds voor Cultuurparticipaties, juni 2010 HIK Ontwerpers: Design & community development. Lezing 30/9/2010 Van & Voor Jongeren: Flexx Magazine, jaargang 2 nr 2 (januari-juni 2010) en jaargang 3 nr 1 (juli-december 2010) Prospectussen, nieuwsbrieven, websites etc. van: Amadeus Lyceum Vleuten, Born Digital, Culturele Zondagen, Cultuur 19, Cultuurcampus Vleuterweide, DJ School Utrecht, Dutch Game Garden, Goede Grond, GraďŹ sch Lyceum Utrecht, Herman Brood Academie, HKU KMT, HKU Urban Design, Jongeren Cultuurhuis Kanaleneiland, Cultuurhuis Leidsche Rijn, Liefde voor Utrecht, Stichting Nieuw Welgelegen, Nutrecht, Petra-Moves, PM-events, Productiehuis RC MN, ROC ASA Danser/Dansdocent, ROC MN Creative College, ROC MN Sport en Bewegen, SETUP, STRAAT, Tandem Festivals, UCee Station Kanaleneiland, UCK, Urban Dance Center, Van & Voor Jongeren, Vorstelijk Complex, Vrede van Utrecht, Het Wilde Westen. geraadpleegde literatuur
83
In het kader van dit onderzoek heb ik contact gehad met: Paul van der Aa, Stichting JoU, lid managementteam Aziz Aarab, Jongeren Cultuurhuis Kanaleneiland, artistieke leiding
manager Ahmed Chamel, Rapper RealiTeit, producer SickEye
Appie Alferink, ZIMIHC, directeur
Lucia Claus, Stadsschouwburg Utrecht, directeur
Kars Alfrink, Hubbub, game ontwerper
Casper Coldenhoff, Nieuw-Welgelegen,
DEDANSOPLEIDING, student Marlon Alvares, Touchee Dance Company, directeur Maureen Alvares, Moves Allround, eigenaar / Culturele Zondag, producent Utrecht Danst Senna Amarnis, ROC Midden Nederland, DEDANSOPLEIDING, student Bart Andriessen, Wijkmanager Overvecht Seddik Asrout, Stichting Van en Voor Jongeren Utrecht, oprichter Sevil Aydin, Stichting Roots and Borders, directeur Shailesh Bahoran, Illusionary Rockaz, danser Han Bakker, Stichting Vrede van Utrecht, strategisch adviseur 2018 Hein Bal, rapper Pax, Stichting Habek
programmacoördinator Edward Cook, Falus Skateboarding Marinka Copier, HKU faculteit Kunst Media en Technologie, hoofd School of Art & Technology Renée Copraij, Festival aan de Werf, lid van het artistieke team Jesse de Doelder, ROC ASA, teamleider Team Evenementen en Dans Marcel Dolman, HKU faculteit Theater, Design for Virtual Theatre and Games, interim hoofddocent Marijke Donath, UCK, coördinator digitale media en video / Het Wilde Westen, community arts project Lievelings Henny Dörr, HKU faculteit Theater, hoofd Bachelor Opleidingen
Boris Bals, DJ Bo Risky, DJ School Utrecht, eigenaar
Hildegard Draaijer, Jongerentheater Dox, directeur
Cocky Barendregt, Globe College, coördinator
Liesbeth van Droffelaar, gemeente Utrecht, DMO,
cultuureducatie Gert Beffers, Doe Mee Centrum de Gagel / Cumulus Welzijn, opbouwwerker Colin Benders, Kyteman, trompettist, componist, orkestleider, Kytopia, artistiek leider Erik Benders, Kytopia, zakelijk leider Annelies van den Berg, UCK, Doe Mee Centrum Einstein, wijkcoördinator Johan Blok, ROC Midden Nederland, student audiovisuele productietechniek Guido Bogerd, ROC Midden Nederland, student sociaal cultureel werk Samantha Bon, ROC Midden Nederland, DEDANSOPLEIDING, student geraadpleegde contactpersonen
Sport en Bewegen Jan Buijze, Doenja Dienstverlening, operationeel
Simon Akkermans, C-mon & Kypski
Kenzo Alvares, Kulture Kids, ROC Midden Nederland,
84
Cultureel Werk, afdelingsmanager Geke Buwalda, ROC Midden Nederland, directeur
beleidsmedewerker Culturele Zaken Mayke Dubelaar, ROC Midden Nederland, Nederlandse Popacademie en DEDANSOPLEIDING, coördinator Mathijn den Duyf, Duyf geluid, Kytopia, producer Alice Erens, Ucee Station Utrecht, Click F1, innovatiemanager, lid directie team Eugené van Erven, Stichting Vrede van Utrecht, hoofd onderzoek Community Arts Lab Ali Esadik, Stichting Van en Voor Jongeren Utrecht, oprichter Paul Feld, Stichting Vrede van Utrecht, artistiek coördinator 2013 Mieke Franssen, Jongeren Cultuurhuis Kanalen
Ilias Boudellah, Marock&roll, Dirty Diamond V.O.F.
eiland, zakelijke leiding
Margreet Bouwman, Stichting Vrede van Utrecht,
Mark Gademan, Stichting Habek
projectmedewerker Community Arts Lab Hanneke Bouwsema, Stichting Cultuurpromotie Utrecht, directeur Martin Boverhof, Born Digital, creative staff Jermain Bridgewater, Hof van Jaeden, MC J.A.E. Moos van den Broek, Het Lab, dramaturg (artistieke leiding) Toke de Bruyn, ROC Midden Nederland, Sociaal en
(tot 1 december 2010) Annechien de Gast, gemeente Utrecht, dienst Stadsontwikkeling, manager stedelijk programma krachtwijken Nelly van der Geest, HKU faculteit Theater, Centrum Interculturele Studies, directeur Rezenne Gidey, Poernaka, beeldend kunstenaar, organisator
Dominik Groot, (Polski), Nouveau Riche, rapper Mr.Polska
Robert Kouijzer, Stichting Het Kaasschaafcollectief, zakelijk leider
Peter Grooten, UCK, directeur
Joram Kroon, DJ Prace, beatmaker en componist
Peter de Haan, Stichting Vrede van Utrecht,
Hein Lagerweij, De Vechtclub, freelance motion
Intendant Jamal el Hajoui, Jongeren Cultuurhuis Kanaleneiland, rapper Triwish Hanoeman,3wish, Dirty Diamond V.O.F. Gouke Hilte, Tweetakt Festival, Stichting Storm, medewerker publiciteit Linn den Hollander, ZIMIHC, Cultuurhuis Stefanus, cultuurcoach Overvecht Paul van Huijkelom, ROC Midden Nederland, senior adviseur Onderwijs, Innovatie en Informatietechnologie Rikardo Iliaz, Jongeren Cultuurhuis Kanaleneiland, medewerker studio, zanger Ilyas Incesulu, Jongeren Cultuurhuis Kanaleneiland, medewerker studio, zanger Marjolein de Jager, Grafisch Lyceum Utrecht, afdeling Design en Gaming, teamleider Nico Jansen, Gemeente Utrecht, DMO, hoofd Culturele Zaken Mats Janssen, Ongezond, rapper / Hof van Jaeden / ROC Midden Nederland Popacademie, student Renate Janssen, Gemeente Utrecht, DMO, beleids adviseur team Sport Gemma Jelier, Springdance Utrecht, directeur Ad de Jong, ROC Midden Nederland,Nederlandse Popacademie, DEDANSOPLEIDING manager opleiding artiest Boaz de Jong, Nouveau Riche, producer Thera Jonker, HKU faculteit Kunst en Economie, hoofd Master Kunsteducatie Marlies Juffermans, ZIMIHC, consulent culturele diversiteit Yannick Kalaydjian, Falus Skateboarding Daan Kars, Lichtdichters, HKU faculteit Kunst Media en Technologie, student / Born Digital stagiair Yvonne Keijser, UCK, adjunct-directeur programma Wijken Robert Koch, ROC Midden Nederland, directeur Zorg en Welzijn
Tsui-Saen Leung, Stichting Vrede van Utrecht, projectmedewerker programma Wijken Koen van Lier, Stichting Het Kaasschaafcollectief, artistiek leider / Born Digital, zakelijk leider Kevin de Ligt, Grafisch Lyceum Utrecht, afdeling Design en Gaming, student Frank Los, Stichting Het Kaasschaafcollectief, projectteam Bijschaven Ismael Loukili, DJ Ismael Dorothe Lucassen, Het Wilde Westen, directeur Henk Maazen, Grafisch Lyceum Utrecht, projectleider gaming, docent Jose Manshanden, Gemeente Utrecht, DMO, directeur Wies Merkx, De Dansers, artistiek leider Bart Metselaar, HKU faculteit Theater, Design for Virtual Theatre and Games, student Kasper van der Meulen, Klap van de Molen, rapper Dennis Meyer, Het Lab Utrecht, artistiek directeur Karel Millenaar, Fourcelabs, spel - en visueel ontwerper Marineke Monbredau, gemeente Utrecht, DMO, programmamanager Jeugd en Vrije Tijd, Rob Nillezen, Goede Grond, MovePlex, directeur, ontwikkelaar Levien Nordeman, Setup, teamleider communicatie, p.r. en marketing Ivette van Ooijen, Stadsschouwburg Utrecht, programmeur (specialisatie: cultureel divers) Mark Otten, Herman Brood Academie, docent dance, docent producer Saskia Ottenhof, Jongerentheatergroep LINK, artistieke leiding Yonca Özbilge, Culturele Zondagen, No-Label Festival, artistiek producent Rikkert Paauw, De Vechtclub, Stortplaats van Dromen Jan Pardon, UCK, coördinator Muziek Imre Parkanyi, Stichting Habek
Arie Koelemij, ZIMIHC, secretariaat
Annemieke Poot, ROC ASA Sportacademie, teamleider
Kim Kooiman, Stadsschouwburg Utrecht,
Gerry Quist, Gemeente Utrecht, DMO, account
Programmering en Projecten (specialisatie: jeugd & familie) Rik Kors, Wijkmanager Utrecht Zuidwest
manager Overvecht Jort Reinders, Illusionary Rockaz, breakdancer Jasper Riedeman, Circus Diedom, directeur, docent
geraadpleegde contactpersonen
Mira Kho, Stichting Vrede van Utrecht, projectleider
designer Harm Lambers, Theater Kikker, directeur
85
Mark van Rijn, Ucee Station Utrecht, locatie Overvecht, coach Tjon Rockon, regisseur, afgestudeerd aan de zij instroom van HKU faculteit Theater, Theater en Educatie Leo Roeleveld, UCK, Stichting Vrede van Utrecht, projectleider educatie Ida Rombach, Gemeente Utrecht, DMO, beleids medewerker jongerenwerk Rik de Rooy, HKU faculteit Theater, Design for virtual Theatre and Games, student
projectleider team samenleving Jeanine Vlastuin, Amadeus Lyceum, rector Giovani Vreede, Kulture Kids, ROC Midden Nederland, DEDANSOPLEIDING, student Arjen de Vreede, DJ DNA, Donotask Productions, eigenaar, dj en producer Paul de Vries, HKU faculteit Theater, Theater en Educatie, interim hoofddocent Welmoed de Waard, UCK, coördinator Dans
Willem van der Schans, Jong en Banging, HKU
Jeremy Waterloo, Herman Brood Academie, docent
Digital, stagiair Heinz Schiller, Doenja Dienstverlening, directeur, bestuurder / De Goede Grond, Raad van Bestuur Dennis Schoonhoven, PM-Dance, combinatie functionaris, docent Klaas Schotanus, HIK, ontwerper Ravi Sheonbar, ADHD, breakdancer Teo Skaffa, schilder, grafisch ontwerper en musicus Saar van der Spek, Stichting Vrede van Utrecht, projectmedewerker programma Wijken Elvira Stein, UCK, coördinator cultuureducatie voortgezet onderwijs en multi-media Giovanca Strick, Jongeren Cultuurhuis Kanalen eiland, dansgroep Sick-O-Matic Annemarie Strik, ROC Midden Nederland DEDANSOPLEIDING, student Wilbert Schuurman Hess, HKU faculteit Theater, Design for Virtual Theatre and Games, student Claudia van Swelm, Cultuur 19, projectmanager gaming, manager marketing en communicatie Jos Theisens, Stichting Skatepark Utrecht, mede oprichter Rowan Teijsterman, Grafisch Lyceum Utrecht, afdeling Design en Gaming, student Michiel Thomassen, Boemklatsch, DJ Ankie Thuis, ZIMIHC, dansconsulent provincie geraadpleegde contactpersonen
Experience Jan Vesters, gemeente Utrecht, DMO, beleidsadviseur,
Jasper Saman, Stichting Habek faculteit Kunst en Economie, student / Born
86
Productieleider productiehuis The learning
Utrecht / Culturele Zondag, Utrecht Danst, producent Marianne Toussaint, Herman Brood Academie, teammanager Petra van Veelen, PM-Dance, PM-Event, eigenaar, directeur Leendert van Veldhuizen, ZIMIHC, Het Vorstelijk Complex, cultuurcoach Assunta Verschuren, ROC Midden Nederland,
rap / hiphop / act development Coördinator opleiding artiest, hiphop / dance en 4e studiejaar Sjoerd Wennekers, Monobanda, manager Viktor Wijnen, Dutch Game Garden, directeur Tom Willems, UCK, Cultuurcampus Vleuterweide, coördinator theater, literatuur en projecten. Sarah Wilson, Stichting Het Kaasschaafcollectief, webbeheer en publiciteit Marije de Wit, HKU faculteit Theater, Design for Virtual Theatre and Games, student Douwe de Witt, HKU faculteit Theater, Design for Virtual Theatre and Games, student Samira El-Yahyaoui, ROC Midden Nederland, DEDANSOPLEIDING, student Wiam Al Zabari, ROC Midden Nederland, DEDANSOPLEIDING, artistiek leider Charles van Zanten, gemeente Utrecht, DMO, beleidsmedewerker Culturele Zaken
Colofon In opdracht van Gemeente Utrecht, Dienst Maatschappelijke Ontwikkeling, Culturele Zaken Tekst Janny Donker, Stichting Los, Maastricht Beeldverantwoording omslag Soestvrijstaal Festival, Het Kaasschaafcollectief, foto: Jorrit Knuvelder Vormgeving Janneke Vlaming graďŹ sche vormgeving, Heerlen Druk Andi druk, Maastricht Uitgave juni 2011
87