2015
WHITEPAPER Belastingplan 2016
Belastingplan 2016
Inhoud Innovatief trio wordt duo
p. 2
Schenken in 2017 p. 3 Auto
p. 3
Box III wijzigingen p. 4 Renteloze lening
p. 4
Emigratie aanmerkelijkbelanghouder
p. 5
Op Prinsjesdag, de derde dinsdag in september, zijn traditiegetrouw de voornemens van het kabinet met betrekking tot eventuele wijzigingen in de belastingheffing voor de komende jaren gepresenteerd. Het Belastingplan 2016 is wederom een lijvig boekwerk geworden, waarover de komende weken zowel in als buiten het parlement uitvoerig wordt gesproken. De uiteindelijke besluitvorming staat gepland voor 12 november 2015. Tot die tijd kan er nog veel veranderen. Via onze website (www.hlb-van-daal.nl) houden wij u up-to-date op de hoogte. In deze whitepaper gaan wij op enkele highlights nader in.
Ondernemend, net als u
Innovatief trio wordt duo Onze overheid probeert al jaren Nederlandse ondernemingen te stimuleren om te innoveren. Innovatieve ondernemingen komen daarom vaak in aanmerking voor fiscale voordelen. Een veel gehoord misverstand is dat enkel hightech bedrijven zoals Philips in aanmerking komen voor deze faciliteiten; maar juist ook het reguliere bedrijfsleven kan profiteren van deze aantrekkelijke fiscale regelingen. De bekendste van deze regelingen zijn de innovatiebox, de WBSO-subsidie en de Research & Development-aftrek (hierna: RDA).
Overige wijzigingen in de WBSO-regeling Onder de nieuwe regeling kwalificeren een aantal projecten niet meer voor de WBSO. De overheid wenst alleen technisch wetenschappelijk onderzoek en de ontwikkeling van nieuwe producten, productieprocessen en programmatuur te stimuleren. Onderzoek naar de technische haalbaarheid van een analyse en het uitvoeren van technisch onderzoek naar het wijzigen van productieprocessen of modellering van processen komen niet meer voor de WBSO-subsidie in aanmerking.
In het Belastingplan 2016 is aangekondigd dat dit fiscaal innovatieve trio een duo wordt. De RDA zal met ingang van 1 januari 2016 opgaan in de WBSO.
Verder worden publieke kennisinstellingen per 1 januari 2016 uitgezonderd als inhoudingsplichtige voor de WBSO-regeling.
De WBSO-regeling per 1 januari 2016 De RDA wordt geïntegreerd in de periodieke aanvraag voor de WBSOsubsidie. Naast de loonkosten vallen per 1 januari 2016 ook S&O-kosten en –uitgaven onder deze regeling. De invulling van de begrippen S&O-kosten en –uitgaven verandert niet. Als kosten kunnen bijvoorbeeld worden aangemerkt: kosten voor de aanschaf van materialen en onderdelen voor het zelf vervaardigen van een prototype of aanschafkosten voor ICT-middelen die specifiek zijn bedoeld voor S&O. De afgegeven WBSO-subsidie kan net als onder de huidige regeling worden verrekend door een afdrachtvermindering in de loonheffing. Ondanks de samenvoeging met de RDA blijft de opzet van de WBSO-regeling vrijwel gelijk. De wetgever heeft de parameters voor het berekenen van het voordeel als volgt vastgesteld: Tarief eerste schijf Tarief eerste schijf voor starters Grens eerste schijf Tarief tweede schijf Plafond
2015 35% 50% € 250.000 14% 14 miljoen
2016 32% 40% € 350.000 16% Vervallen
Keuze voor het opvoeren R&D-kosten en -uitgaven De op te voeren R&D-kosten en uitgaven kunnen op een tweetal manieren worden aangegeven. De keuze hiervoor dient bij de eerste aanvraag in het kalenderjaar te worden gemaakt. Allereerst kunt u ervoor kiezen 16% van de daadwerkelijke kosten en uitgaven op te voeren. De daadwerkelijke R&D-kosten en uitgaven dienen evenals de S&O-uren te worden bijgehouden in een administratie. Daarnaast bestaat de mogelijkheid de R&D-kosten en uitgaven te berekenen aan de hand van een forfait. De op te voeren R&D-kosten worden dan bepaald aan de hand van het aantal S&O-uren. Tot 1.800 uur geldt per S&O-uur € 10 R&D-kosten. Vanaf 1.800 S&O-uren wordt € 4 R&D-kosten in aanmerking genomen. Het forfait wordt voor de berekening van de WBSO-subsidie vervolgens eveneens vermenigvuldigd met 16%. Kijkt u bij de eerste aanvraag in het kalenderjaar dus goed welke methode voor u het voordeligste uitwerkt of het meest praktisch is. De keuze die u maakt geldt voor het gehele kalenderjaar.
2
Whitepaper / 2015
Tips & Tricks
Met ingang van 1 januari 2016 wordt het mogelijk om WBSO-subsidie in een kalenderjaar door te schuiven naar een andere periode in datzelfde kalenderjaar. Vooralsnog heeft de wetgever helaas nog niet nagedacht over de mogelijkheid de WBSO-subsidie vooruit te schuiven over het kalenderjaar heen of om te zetten in een belastingkorting. Mocht uw bedrijf recht hebben op meer WBSO-subsidie dan dat aan loonheffingen kan worden verminderd, dan is het wellicht een oplossing om het salaris van uw werknemers te herrekenen. Let u verder op! De termijnen voor het aanvragen van een WBSO-beschikking zijn gelijk gebleven. De aanvraag voor een WBSO beschikking voor 2016 met startmaand januari dient uiterlijk 30 november 2015 bij het RVO te worden ingediend. WBSO als toegangsticket De WBSO-regeling leidt niet alleen tot een directe afdrachtvermindering van de loonheffingen. Een WBSO-beschikking kan eveneens toegang bieden tot de fiscaal aantrekkelijke innovatieboxregeling. Kort gezegd wordt door deze regeling de winst van een bedrijf die voortvloeit uit een immaterieel actief belast tegen 5% vennootschapsbelasting. Het bezit van een WBSO-beschikking (octrooi of kwekersrecht) kan een aanzienlijke belastingbesparing opleveren. Daarnaast is met ingang van 1 januari 2013 in de vennootschapsbelasting de mogelijkheid opgenomen om de voordelen die kunnen worden toegerekend aan de innovatiebox forfaitair te berekenen. Indien voor deze forfaitaire regeling wordt geopteerd, kan gedurende 3 jaar 25% van de winst aangemerkt worden als voordelen uit hoofde van een immaterieel actief en in de innovatiebox worden belast tegen 5% vennootschapsbelasting. Het forfaitaire bedrag is door de wetgever gemaximeerd op € 25.000, waardoor het belastingvoordeel kan oplopen tot € 5.000. Al met al brengt het Belastingplan 2016 een aantal wijzigingen in fiscale regelingen voor de innovatieve onderneming. Maar, het fiscale voordeel blijft behouden!
Schenken in 2017 Als alle plannen doorgaan, wordt het vanaf 1 januari 2017 weer mogelijk om belastingvrij tot maximaal € 100.000 te schenken, mits deze schenking gebruikt wordt voor de aanschaf, onderhoud of verbetering van de eigen woning, dan wel als aflossing op een eigen woning schuld of op een restschuld van een vervreemde eigen woning. Voorwaarde voor een dergelijke belastingvrije schenking is dat de begiftigde een persoon is in de leeftijd van 18 tot 40 jaar. Een familierelatie tussen schenker en begiftigde is daarvoor niet vereist. Is door de begiftigde reeds eerder van de verhoogde schenkingsvrijstelling voor de eigen woning gebruik gemaakt, dan dient dat bedrag in mindering te komen op het bedrag van de schenking die onder de nieuwe regeling wordt gedaan. Op die wijze kan iedereen slechts eenmalig profiteren van het maximaal vrijgestelde bedrag. Die nieuwe regeling gaat, zoals gezegd, pas in op 1 januari 2017 en geldt tot en met 31 december 2018. Daarna wordt de regeling geëvalueerd.
Auto Ondanks alle commotie omtrent de werkelijke CO2-uitstoot van meer energie zuinige auto’s, blijft ook in de jaren tot en met 2018 de bijtelling voor het privé gebruik van een auto van de zaak afhankelijk van de CO2-uitstoot van de auto. Wel vermindert het aantal schalen (in 2015 nog 5), zodanig dat uiteindelijk in 2019 nog slechts sprake is van twee percentages: 4% voor de geheel elektrische auto’s (nulemissie) en 22% voor alle andere auto’s. De nieuwe percentages voor de bijtelling luiden gedurende de komende jaren (tussen haakjes de CO2 uitstoot):
Nulemissie PHEV (1 - 50 gr/km) Zuinig (51 - 106 gr/km) Overig (> 106 gr/km)
2016 % 4 15 21 25
2017 % 4 17 22 22
2018 % 4 19 22 22
2019 % 4 22 22 22
2020 % 4 22 22 22
De auto’s die tot en met 31 december 2016 zijn of nog worden aangeschaft, behouden gedurende 5 jaar het voor die auto in het jaar van aanschaf geldende bijtellingspercentage. Dat is voordelig voor de auto’s die thans in de 7%, 14% of 20% categorie vallen, alsmede voor die auto’s die vanaf 2016 voor de 15 of 21% in aanmerking komen, maar is nadelig voor de auto’s waarvan het tarief is bepaald op 25%. Ook die auto’s houden gedurende de voornoemde termijn na 1 januari 2017 dat hogere tarief. Voorts wordt voor wat betreft de ‘nulemissie’ auto’s voorgesteld om vanaf 1 januari 2019 de 4% bijtelling te berekenen tot een maximale catalogusprijs van € 50.000; over het meerdere bedraagt de bijtelling dan 22%. Wel blijven deze auto’s vrijgesteld van motorrijtuigenbelasting (MRB) en BPM. Voor zgn. vervuilende dieselauto’s (zonder roetfilter) gaat de MRB in 2019 fors omhoog met gemiddeld 15% ten opzichte van dit moment.
3
Box III wijzigingen Al sinds de invoering van het boxenstelsel is er discussie over de hoogte van de belastingheffing in Box III. Met name de laatste jaren is het verschil tussen de rente die men op een bankrekening ontvangt en het rendement dat forfaitair voor de belastingheffing wordt gehanteerd, groot. In Box III worden uw vermogensbestanddelen belast voor zover deze al dan niet in Box I en/of II aan de orde zijn gekomen, dan wel van belastingheffing zijn vrijgesteld (bijv. kunst, uw privé auto, etc.) Daarbij wordt geen belasting geheven over het werkelijke rendement dat u geniet, maar wordt uitgegaan van een forfaitair rendement van 4%. Over dat forfaitaire rendement is vervolgens 30% inkomstenbelasting verschuldigd. Per belastingplichtige wordt overigens een bedrag van € 21.330 (2015) vrijgesteld. In het belastingplan 2016 is voorgesteld die vrijstelling per 1 januari 2017 te verhogen naar € 25.000. Maar ondanks de vele kritiek (onder meer van het Centraal Plan Bureau) wenst de wetgever er niet toe over te gaan om het werkelijk behaalde rendement te gaan belasten. Mede omdat de gehele Box III-herziening ‘budgetneutraal’ moet verlopen, is er nu een ingewikkelde methode wat berekening betreft bedacht. Daarbij worden twee rendementsklassen opgevoerd en wordt vervolgens een vermogensmix over beide klassen voorgesteld, welke mix gebaseerd wordt op de informatie uit alle ingediende aangiften inkomstenbelasting. Daaruit volgt dat naarmate het vermogen hoger is, ook het geschatte rendement stijgt.
Concreet gezegd komt deze berekening er op neer dat over de eerste € 100.000 aan belastbaar Box III vermogen het forfaitaire rendement berekend wordt op 2,9%; over Box III vermogen tussen € 100.000 en € 1.000.000 bedraagt het forfaitair rendement 4,7% en over Box III vermogen boven € 1.000.000 5,5%. Het belastingtarief blijft 30%. De genoemde forfaitaire percentages worden jaarlijks aangepast. Omdat deze nieuwe Box III-heffing pas per 1 januari 2017 ingaat, zullen voor dat belastingjaar de percentages worden berekend aan de hand van de werkelijk gerealiseerde marktrendementen over 2015. De hierboven genoemde percentages zijn derhalve indicatief en zouden gelden indien de wijzigingen al in 2016 ingaan. Berekend is dat het omslagpunt tussen de huidige regeling en de voorgestelde regeling zo rond de € 240.000 aan Box III vermogen ligt. Bij vermogens onder dat bedrag bent u in de toekomst iets voordeliger uit; hogere vermogens gaan er echter op achteruit. Nu een eerder ter sprake gekomen forfaitaire heffing van Box II (inkomen uit aanmerkelijk belang) -nog- niet wordt ingevoerd, bestaat de kans dat veel vermogende particulieren hun vermogen tijdig, dat wil zeggen vóór 1 januari 2017, alsnog inbrengen in een BV.
Einde aan voordeel renteloze personeelslening Een werknemer kan voor het aangaan van een lening ten behoeve van de aankoop of onderhoud van zijn eigen woning uiteraard aankloppen bij een hypotheekbank. Maar ook zijn werkgever kan hem een dergelijke lening verstrekken. Het is werkgevers zelfs toegestaan zo’n lening renteloos te verstrekken. De gedachte daarachter was dat als dit rentevoordeel tot het loon van de werknemer werd geteld, hij datzelfde bedrag immers toch weer als aftrekbare hypotheekrente in mindering kon brengen in zijn aangifte inkomstenbelasting. Sinds 2014 kan de hypotheekrente, althans in de hoogste belastingschijf (52%), niet langer tegen het werkelijke belastingtarief in aftrek worden gebracht. De hypotheekrenteaftrek wordt immers vanaf 2014 jaarlijks met 0,5% verlaagd, totdat uiteindelijk in 2041 het maximale tarief voor de aftrek van hypotheekrente is gedaald tot 38%. Vanwege dat verschil in aftrek wordt per 1 januari 2016 het voordeel dat een werknemer geniet uit hoofde van een renteloze of laag rentende geldlening (ten behoeve van de eigen woning) in de belastingheffing betrokken en wel als loon uit natura. Dat betekent dat de werkgever
4
Whitepaper / 2015
dit voordeel dient te bepalen, waarbij van de ‘rente in het economisch verkeer’ moet worden uitgegaan. Bij wisselende maandrentes mag de werkgever gedurende het jaar een schatting maken en dient dit in de laatste periode van het kalenderjaar te worden gecorrigeerd naar het werkelijke jaarvoordeel. Naast uiteraard problemen rond de vaststelling van de ‘rente in het economisch verkeer’ voorziet men ook problemen bij ex-werknemers met een dergelijke geldlening. Deze werknemers zijn immers niet meer opgenomen in de loonadministratie van hun ex-werkgever. Voorgesteld wordt om ten aanzien van gepensioneerde ex-werknemers het voordeel te belasten via een bijtelling in hun pensioenuitkering die ze van het pensioenfonds ontvangen. Bij de overige ex-werknemers zal dit in de aangifte inkomstenbelasting moeten worden opgegeven, dan wel zullen deze ex-werknemers alsnog weer worden opgenomen in de salarisadministratie.
Emigratie aanmerkelijkbelanghouder De wetgever steekt een stokje voor de fiscaal gedreven emigratie van directeur-grootaandeelhouders Normaal gesproken kent het Belastingplan weinig verrassingen. Vaak lekken de voorgestelde wijzigingen een aantal weken of dagen voor de presentatie op Prinsjesdag uit en zijn belastingadviseurs voorbereid op eventuele verrassingen. Helaas kende Prinsjesdag 2015 wel een verrassing voor aandeelhouders met emigratieplannen. In het Belastingplan 2016 zijn namelijk maatregelen opgenomen om de fiscaal gestuurde emigratie van directeur-grootaandeelhouders tegen te gaan (hierna: ‘dga’). Emigratie van de dga betekent een fictieve vervreemding van de aandelen die de dga heeft in ‘zijn’ bv. Over de meerwaarde (de werkelijke waarde van die aandelen minus de verkrijgingsprijs) is de dga aanmerkelijk belangheffing verschuldigd (25%). Onder de huidige regeling kreeg de emigrerende dga dan een conserverende aanslag opgelegd van 25% van de waardeaangroei van het aandelenbezit gedurende de periode dat men woonachtig was in Nederland. Tevens werd gedurende 10 jaar uitstel van betaling verleend. De dga mocht gedurende die termijn de aandelen niet vervreemden en evenmin winst uitkeren voor 90% of meer. Na het verstrijken van de 10-jaarstermijn werd de dga van de aanslag verlost en kon hij of zij de aandelen in de vennootschap zonder Nederlandse belastingheffing verkopen of dividend uitkeren. De voorwaarden van de conserverende aanslag worden echter sterk aangepast. Zo komt de kwijtschelding van de conserverende aanslag na verloop van 10 jaar te vervallen. Als gevolg hiervan blijft de conserverende aanslag voor onbepaalde tijd bestaan! Daarnaast leidt iedere winstuitdeling vanuit de vennootschap aan de dga direct tot een (gedeeltelijke) invordering van de conserverende aanslag ter grootte van 25 procent van de winstuitdeling. Verder kan de belastingheffing voor de dga niet worden ontgaan door de feitelijke leiding van de vennootschap te verplaatsen naar het buitenland. De wetgever heeft een vestigingsplaatsfictie in het voorstel opgenomen, waardoor de vennootschap wordt geacht te zijn gevestigd in Nederland zolang de conserverende aanslag nog niet volledig is voldaan. De nieuwe regeling treedt in werking met terugwerkende kracht tot het tijdstip van publicatie van het Belastingplan 2016 (15 september 2015 15.15u). De Raad van State heeft overigens geadviseerd om de terugwerkende kracht op het wetsvoorstel niet van toepassing te laten zijn. Het is zeer de vraag of de wetgever naar dit advies zal luisteren. Voor dga’s die voor 15 september 2015 15.15u zijn geëmigreerd, blijft de oude regeling van kracht.
mr. N. (Nikie) van Dongen Junior belastingadviseur
mr. M.A.G.M. (Marcel) van Hattum Belastingadviseur
‘De ondernemer moet zich bezig kunnen houden met ondernemen.’
‘Ik heb speciale aandacht voor familiebedrijven en DGA’s’
“Als allround belastingadviseur ben ik op zowel kantoor Dongen en Waalwijk verantwoordelijk voor de advisering van nationaal, maar ook internationaal opererende MKB-bedrijven. Ook heb ik veel affiniteit met fiscale regelingen voor innovatieve ondernemers. Ik vind het van belang om als betrouwbare en betrokken sparringspartner voor een ondernemer te functioneren, zodat de ondernemer zich kan bezighouden met hetgeen waar hij het beste in is: ‘ondernemen’.”
“Na ruim zeventien jaar lang werkervaring kwam ik in 2002 bij HLB Van Daal & Partners. Als allround belastingadviseur heb ik speciale aandacht voor familiebedrijven en de directeur-grootaandeelhouder. Ik heb een meer dan gemiddelde kennis van belastingen voor verenigingen en stichtingen en voor de sportsector. Daarnaast bekleed ik veel maatschappelijke functies, ben ik als docent verbonden aan SRA, publiceer ik regelmatig over vaktechnische onderwerpen en spreek ik op diverse congressen en seminars.”
Vragen over de inhoud van deze whitepaper? Mail dan naar: hlb@hlb-van-daal.nl of vind de dichtstbijzijnde HLB-vestiging via www.hlb-van-daal.nl.
5
www.hlb-van-daal.nl HLB is daar waar de business zit, thuis in uw regio en internationaal geïnspireerd Bij HLB kunt u rekenen op een vlotte, adequate en persoonlijke afhandeling van uw bedrijfseconomische en financiële vragen. Natuurlijk is controleren en rapporteren onze basis, maar we kijken verder en denken mee over uw toekomst en die van uw onderneming. Uw wereld is onze wereld, dus ook als u internationale ambities heeft. Onze professionals zijn betrokken, dichtbij, oplossingsgericht, vooruitstrevend en ondernemend. Dat is typisch HLB.
Amsterdam
Oss Tilburg-Waalwijk Dongen
Den Bosch Uden Schijndel
Breda
300 professionals
Gemert
12 kantoren
Geleen Maastricht
Heerlen
Disclaimer Deze whitepaper bevat algemene informatie en is gebaseerd op de actuele wet- en regelgeving. Neem altijd van te voren contact op met een deskundige. HLB Van Daal & Partners N.V. is niet aansprakelijk voor handelen of nalaten naar aanleiding van deze uitgave.
HLB Van Daal & Partners is a member of HLB International. A world-wide network of independent accounting firms and business advisors.