Hoofdstuk 4 : Vergelijkingen en ongelijkheden A. Een vergelijking oplossen van de eerste graad met één onbekende : 1) voorbeeld :
1 1 −5 x− = x +1 3 2 2 ⇕ op gelijke noemer zetten 2 3 −15 6 x− = x+ 6 6 6 6 ⇕ noemer weglaten (LL en RL maal 6) 2 x − 3 = −15 x + 6 ⇕
termen overbrengen (x in LL, rest in RL)
2 x + 15 x = 6 + 3 ⇕ 17 x = 9 ⇕ x=
factor overbrengen 9 17
9 V = 17
We noemen dit een vergelijking van de eerste graad, omdat de exponent van x gelijk is aan 1. In het voorbeeld hebben we de gegeven vergelijking herschreven in de vorm 17x = 9. We kunnen elke eerstegraadsvergelijking schrijven in de vorm ax = b, waarbij a ϵ IR0 en b ϵ IR.
- vlaf@telenet.be -
Vergelijkingen en ongelijkheden - theorie & oefeningen
pagina 1 / 40