IB - Industrieel bouwen nummer 2 2012

Page 1

ib NR 2 | 2012 | jaargang 1

NR 2 | 2012 | jaargang 1

In d u str i e e l b ouwe n m et h out

2020

helderheid, zekerheid en transparantie bij brandwerende binnen- en buitendeuren

Het thema van deze IB is ‘Bouwen voor 2020’. Alle ­nieuwbouwwoningen moeten dan energieneutraal zijn.

Lean bouwen De bouwtijd van het leanproject De BinnenVergt in Zaltbommel wordt met vier maanden teruggebracht.

Hoe herkent u de GND-deur?

Concept IV Een aantal timmerfabrikanten levert en plaatst zijn kozijnen niet alleen, maar gaat ook onderhoudscontracten aan.

Een brandwerende deur onder GND is eenvoudig te herkennen aan het label in de hangzijde van de deur. Hierin staat de prestatie van de deur en via www.GND.nl kunt u alle informatie (rapporten) met betrekking tot de deur eenvoudig opzoeken. Ook staat hier uitleg over de verantwoordelijkheden tussen de betrokken partijen in het bouwproces om uiteindelijk de hoogste zekerheid te krijgen met betrekking tot brandveiligheid!

Meer informatie? Als u vragen heeft of meer informatie omtrent de verschillende labels en garantie­ mogelijkheden wilt, dan kunt u contact opnemen met de GND ­ Garantie Deuren.

www.gnd.nl

T 035 ­ 695 0369

E info@gnd.nl

ib-industrieelbouwen.nl


INHOUD

Gestript skelet

6

Binnen het thema ‘Bouwen voor 2020’ aandacht voor de snelle, lichte en energiezuinige bouw aan de Zwolse Geert Grootestraat.

EPC-methodiek

12

Van G naar A

22

Met het nieuwe Bouwbesluit is een nieuwe EPC-methodiek geïntroduceerd. Deze berekent de warmtestromen veel nauwkeuriger.

Twee flat gebouwen in Heerhugowaard ­worden opgewaardeerd van energielabel G naar A.

21 Column Haiko Meijer

39 Productnieuws

11 Productnieuws 2020

27 Productnieuws

40 Eetwinkel in hout

16 Gebouwgebruiker klaar voor 2020

28 Houtconstructiemogelijkheden

44 Hoger niveau voor monument

18 Energieneutraliteit

30 Lean-project De BinnenVergt

49 Nieuws

20 Nieuws 2020

36 Prestatiecontracten

IB, Industrieel Bouwen met hout is een uitgave van Koninklijke BDU Uitgevers BV. Verschijnt 4 keer per jaar, 1ste jaargang.

Administratie Koninklijke BDU Uitgevers BV Postbus 67 3770 AB Barneveld E-mail: abonnementen@bdu.nl Telefoon: 0342 – 49 48 44 (op werkdagen bereikbaar van 8.30 tot 14.00 uur) Fax: 0342 – 49 42 99 ING: 866912 ABN Amro: 47.32.66.636

En verder 5 Redactioneel

Uitgever Wiljo Klein Wolterink Algemeen hoofdredacteur vak- en publieksmedia Peter Vorstenbosch Redactie Albert Schuurman (hoofdredacteur) Telefoon: 0342 – 49 48 50 / 06 – 21 17 13 38 Linda Hulsman Telefoon: 0342 – 49 48 52 / 06 – 21 17 13 32 E-mail: redactie.ib@bdu.nl Vormgeving Giesbers BV, Velp, Walter Bouwman

Abonnementen Jaarabonnement (4 nummers): € 50,00 excl. BTW Advertentieverkoop Robert Brinkmann Telefoon: 0342 – 49 42 62 E-mail: r.brinkmann@bdu.nl

Technische realisatie Koninklijke BDU Grafisch Bedrijf BV Auteursrechten voorbehouden © IB Alle auteursrechten en databankrechten ten aanzien van (de inhoud van) deze uitgave worden uitdrukkelijk voorbehouden. Deze berusten bij IB c.q. de betreffende auteur. Niets uit deze uitgave mag zonder schriftelijke toestemming van de uitgever worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, scan, fotokopie, elektronisch of op welke wijze dan ook. IB wordt tevens elektronisch opgeslagen en geëxploiteerd. Alle auteurs van tekstbijdragen in de vorm van artikelen of ingezonden brieven en/of makers van beeldmateriaal worden geacht daarvan op de hoogte te zijn en daarmee in te stemmen e.e.a. overeenkomstig de publicatie- en/of inkoopvoorwaarden. Deze zijn bij de redactie ter inzage of op te vragen.

| juLI 2012

3


Een verzekerde garantie op producten en diensten, die de bij SGT aangesloten timmerfabrieken leveren, zorgt ervoor dat maximale zekerheid wordt gegeven aan de eindgebruiker.

Dat is dĂŠ SGT-garantie

10 jaar SGT-garantie

Volledig afgelakt

Voorzien van glas

Inclusief montage

Meerjarig onderhoud

Kozijnen, deuren en spouwbladen Meer informatie op

www.sgtonline.nl


redactioneel

Bouwen voor 2020 Iedereen wil wel eens weten wat hem morgen of over twintig jaar staat te wachten. Het creëren van reële toekomstbeelden blijkt voor de meesten onder ons lastig te zijn, maar vooruitdenken voor pakweg het komende decennium is wel haalbaar. In deze IB werken we toe naar 2020, het jaar waarin het bouwen van energieneutrale woningen en gebouwen de standaard moet zijn. Hoe ver gezocht soms ook, toekomstschetsen kunnen uitermate intrigeren. Als jochie had ik in de jaren zeventig het boek De Auto uit de educatiereeks Hoe En Waarom.Vooral het hoofdstuk ‘De auto van de toekomst’ heb ik vaak geboeid doorgelezen en -gekeken. In het tijdperk van de Golf I, Kadett en Alfasud was het namelijk niet te bevatten dat – zoals Hoe En Waarom voorzag – auto’s in het jaar 2000 niet meer op wielen werden voortbewogen, maar zich à la een hovercraft op

lucht zouden voortstuwen. Bovendien hoefden de inzittenden zich niet meer te bekommeren om het rijden; het ingeven van de bestemming in een boordcomputer stond garant voor een voorspoedige reis en een behouden aankomst. Het jaar 2000 is inmiddels moderne geschiedenis. In 2012 ligt het niet-meer-zelf-hoeven-rijden binnen handbereik. De wielen zijn echter nog altijd niet opnieuw uitgevonden. Toch zijn er talloze zaken in de autoindustrie die wel geëvolueerd of nieuw ontwikkeld zijn. De jaren zeventig zijn niet meer dan historie. Dat geldt ook voor veel ontwikkelingen in de woning- en utiliteitsbouw. De afgelopen decennia hebben tienduizenden huizen en gebouwen voortgebracht waarvan de bouwwijze op z’n minst deels naar de geschiedenisboeken is verbannen. Eisen op gebied van isolatie, geluidwering, bouwkwaliteit en terugdringen van kosten hebben hun weerslag. En wie vooruitkijkt, ziet dat er op de route naar energieneutraal bouwen flink aan de weg wordt getimmerd. In 2020 moet energieneutraliteit voor nieuwbouw leidend zijn. Daken, muren, gevelelementen en vloeren doen dan daadwerkelijk waar ze voor zijn gemaakt: de boel dicht houden. Het leveren van de benodigde ventilatie voor de bewoners en gebruikers wordt strak geregeld en is daarmee niet meer afhankelijk van de willekeur van een kier langs het kozijn of het openzetten van een raam. Dat komt zowel het comfort van bewoners en gebruikers als hun portemonnee ten goede. Ver gezocht? Een luchtkasteel? Noem het een luchtdicht kasteel. Want ‘bouwen voor 2020’ is een toekomstbeeld, waarvan anno 2012 de eerste schetsen al tot feiten zijn opgebouwd. Albert Schuurman Hoofdredacteur

| JULI 2012

5


2020 project Geert Grootestraat, Zwolle

Zes lagen woningen in staal en hout Bij renovatie van een woon- of werkgebouw blijft veelal het casco staan, soms tot op het skelet gestript, soms met behoud van de gevels. Alleen de fundering handhaven en daar vervolgens een nieuw gebouw op zetten, is een niet alledaagse bouwwijze. Toch gebeurde dat, in Zwolle, waar op de oude fundering van een flatgebouw nieuwe appartementen zijn gebouwd. Belangrijk daarbij: snel ĂŠn licht bouwen, met hoge energie-eisen. De keuze voor staal en houtskeletbouw was daarna snel gemaakt. TEKST FOTOGRAFIE

1

6

| juLi 2012

Carla Debets 19 het atelier architecten, Metsä Wood, Carla Debets


2

1 I n de gevel aan het plein ontwierp 19 het atelier architecten lange balkons die refereren aan het beeld van de vroegere maisonnetteflat. 2O m de gehandhaafde fundering niet extra te belasten is gekozen voor een lichte staalconstructie met ­invulling van houtskeletbouw vloeren en wanden. 3O ok in de andere gevel: balkons die twee lagen ­verspringen en afwisselend grote en kleine ramen.

In Dieze-Oost in Zwolle besloot woningstichting SWZ een bestaand flatgebouw aan de Geert Grootestraat te vervangen door nieuwbouw. De oude flat dateerde, net als nog vijf identieke flatgebouwen, uit de wederopbouwperiode van de jaren ’50. Karakteristiek was de opbouw met drie lagen maisonnettewoningen, dus zes woonlagen totaal. Met specifieke details zoals rollagen in het metselwerk, grote en kleine gevelopeningen, en de hekken op de balkons.Vanwege de opbouw met maisonnettes bevonden de galerijen zich om de twee verdiepingen, met op de kop een open trappenhuis. SWZ was van mening dat het flatgebouw niet meer kon voldoen aan de woonwensen en wettelijke eisen van deze tijd. Ze besloot, als pilotproject voor de overige maisonnetteflats, het gebouw te slopen en te vervangen door nieuwbouw die tevens moest voldoen aan hogere eisen van energiezuinigheid. Het proces sloop- en nieuwbouwproces moest snel verlopen om terugkerende bewoners zo kort mogelijk uit hun omgeving te houden. Met het handhaven van de fundering (minder slooptijd, minder opbouwtijd, en dus lagere kosten) én de opbouw

3

in een snelle bouwwijze met staal en houten prefabelementen konden de bewoners na circa negen maanden al weer de sleutels van hun nieuwe woningen in ontvangst nemen.

Bouwteam ‘Het idee van hergebruik van de bestaande fundering lag voor de hand’, licht projectleider Stef Herbrink van 19 het atelier architecten toe. ‘Vooral vanwege het feit dat het nieuwe gebouw op precies dezelfde plek moest komen. Het is dan niet duurzaam een fundering te slopen en vervolgens een nieuwe aan te brengen.’ Architectenbureau 19 het atelier vormde | juLi 2012

7


samen met aannemersbedrijf Bramer, constructeur Alferink van Schieveen en bouwfysisch adviseur Cauberg Huygen een bouwteam om de opdracht volgens Design & Construct uit te voeren. De bestaande fundering – palen met daarop een betonnen kelderbak – had echter niet voldoende draagkracht voor een traditionele opbouw in beton en kalkzandsteen. Het team besloot de zes nieuwe woonlagen op te bouwen met de technieken van IFD-bouwen, ofwel Industrieel, Flexibel en Demontabel. Bij het doorberekenen van verschillende opties, zowel op constructief gebied, financieel als wat de uitvoeringssnelheid betrof, bleek een combinatie van een staalconstructie met houtskeletbouwinvulling voor de vloeren, wanden en gevels, de beste keuze.

Staalskelet Handhaving van de bestaande fundering betekende wel dat het aanwezige stramien (met betonbalken h.o.h. 4720 mm) als uitgangspunt voor de nieuwe woningen diende. Het staalskelet bestaat uit kolommen van koker- en HE-profielen, met liggers van L- en HE-profielen. De vloeren, allemaal woningscheidend nu, zijn geen gebruike-

4

5

8

| juLi 2012

4 De detaillering van het metselwerk naast de entree. 5H et open trappenhuis (met prefab houten vloeren) op de kopgevel. 6 V oor het nieuwe complex werd de oude flat tot op de fundering gesloopt. Er staan nog vijf vergelijkbare flatgebouwen. 7V oorbeeld van het loshouden van de hsb-elementen van de staalconstructie.

lijke hsb-vloeren met volhouten liggers, maar zijn opgebouwd met houten I-liggers. Deze liggers zijn 30 tot 40 procent lichter dan traditioneel hout, dus dat paste goed in het streven naar een zo licht mogelijk casco. Bovendien zorgen deze liggers voor een sterkere en stijvere constructie. De I-liggers overspannen 4,60 meter en liggen h.o.h. 400 mm. Om de vloerhoogte te beperken is een relatief brede flens (89 mm) van de I-ligger toegepast. Constructeur Alferink van Schieveen maakte hierbij gebruik van het programma Finnwood van Metsä Wood (voorheen Finnforest) om de meest economische combinatie


6

van ligger, lijf en flens te bepalen. De vloeren zijn in de timmerfabriek van Bramer opgebouwd tot prefab elementen met afmetingen van circa 3000 x 4730 mm, met 18 mm underlayment. De verdere afwerking gebeurde op de bouwplaats. De woningscheidende wanden zijn opgebouwd uit twee hsbwanden met een opbouw van stijl- en regelwerk en 90 mm minerale wol. In de spouw tussen de twee wandelementen bevinden zich – vrijstaand van de wanden – de kolommen van de staalconstructie. Aan de woningzijde zijn de hsb-elementen voorzien van meerdere beplatingen. De overige binnenwanden hebben een nog lichtere constructie met metaalprofielen. In de gevels zijn hsb-binnenspouwbladen toegepast. Met de houtskeletbouw was op relatief eenvoudige wijze tevens een goed geïsoleerde gevel mogelijk. De 140 mm dikke stijlen en 140 mm minerale wol, met aan de buitenzijde nog eens 100 mm minerale wol, leverden gevels op met een Rc-waarde van 7 m2K/W.

7

Brandwerendheid Omdat de hoogste verdiepingsvloer van het appartementengebouw hoger ligt dan 13 m, geldt volgens het Bouwbesluit een brandwerendheid van 120 minuten op bezwijken van de hoofddraagconstructie. Daarvoor is niet de staalconstructie apart ingepakt, maar zijn alle hsb-vloeren en -wanden – dus ook de gevels – rondom de hoofddraagconstructie voorzien van extra brandwerende beplatingen. Bouwfysisch adviseur Cauberg Huygen zocht hiervoor, in nauwe samenwerking met Fermacell, naar de meest economische oplossing. Dit resulteerde in een vloeropbouw van geïsoleerde vloer­ elementen met een zwevende dekvloer en een brandwerend plafond dat akoestisch is ontkoppeld van de vloerelementen. De plafonds bestaan uit 15 mm gipsvezelplaat, een 15 mm | juLi 2012

9


8

9

10

powerpanel HD-plaat en een gipsplafond van 9,5 mm. De woningscheidende hsb-wanden en -gevelelementen zijn eveneens voorzien van meerdere beplatingen van 15 mm gipsvezelplaat, een 15 mm powerpanel HD-plaat en een gipskartonplaat van 12,5 mm. Ook geluidsisolatie is een belangrijk aandachtspunt bij bouwen in houtskeletbouw, vooral van de woningscheidende vloeren. Bijkomend voordeel van de dubbele gipsplaten is dat deze, in combinatie met glaswol, EPS-isolatie én anhydrietvloeren boven op de vloerelementen een goede geluidsisolatie opleveren. Om geluidsoverdracht te voorkomen zijn alle hsb-elementen vrijgehouden van de staalconstructie door middel van verschillende typen oplegvilt en rubber, en zijn de beplatingen onder de plafonds verend opgehangen.

Dikke isolatie Voor de woningen wenste de woningbouwstichting een EPC van 0,6 in plaats van de toen wettelijke eis van 0,8.Voor een belangrijk deel is de uiteindelijk gerealiseerde EPC van 0,59 8A ansluiting houtskeletbouw­ vloer/ gevel. 9 Aansluiting houtskeletbouw­ vloer/ woningscheidende wand (bovenste of onderste zijn hetzelfde) 10 D e plafondafwerking is verend opgehangen aan de vloerconstructie, in verband met geluidseisen.

PROJECTGEGEVENS Opdrachtgever: SWZ, Zwolle Ontwerp: 19 het atelier architecten, Zwolle, Aannemer: Aannemersbedrijf Bramer, Vriezenveen Constructeur: Alferink van Schieveen, Zwolle Bouwfysisch adviseur: Cauberg Huygen Raadgevende ingenieurs, Zwolle Leverancier prefab hsb-elementen: Timmerfabriek Bramer, Vriezenveen Start bouw: mei 2011 Oplevering: december 2011 Bouwkosten/ stichtingskosten: 2.570.000 euro (excl. BTW)

10

| juLi 2012

behaald door dikke isolatie van de gevels (Rc = 7), daken (Rc = 10) en begane grondvloer (Rc = 5). Ook aan kierdichting is veel aandacht besteed, waardoor een qv10 werd gerealiseerd van 0,53. In de gevels is gekozen voor aluminium kozijnen, mede vanwege de duurzaamheid en het toekomstig onderhoud. Naast een goed geïsoleerde schil, zijn alle woningen voorzien van heteluchtverwarming en een installatie voor warmtekoude-opslag in de bodem. Hiermee wordt niet alleen het water in de winter verwarmd en in de zomer gekoeld, maar dit water verwarmt of koelt weer de lucht voor de verwarming.

Bijzonder ontwerp Woningstichting SWZ was niet alleen positief over de snelle bouwwijze, maar ook over het bijzondere ontwerp. In plaats van de 21 maisonnettewoningen zijn er 22 gelijkvloerse appartementen die nu bereikbaar zijn via een centrale entree midden in het gebouw. Op elke verdieping ligt een centrale hal met lift, waaraan de voordeuren van de woningen liggen. Galerijen waren door dit ontwerp niet meer nodig. Toch kwam wél het beeld van de galerijen enigszins terug door lange balkons die twee lagen verspringend zijn aangebracht. Alle gevels zijn uitgevoerd met een buitenspouwblad in baksteen, mede vanwege de inpassing in de bestaande omgeving. Echter: ook hierbij is weer gekozen voor een niet alledaags product, namelijk voor een baksteen in het zogenoemde Almereformaat: met afmetingen van 200 x 70 x 50 mm heeft deze steen circa 30 procent minder materiaal en dus minder gewicht. 19 het atelier ontwikkelde deze steen voor een groot renovatieproject in Almere, maar bedacht dat deze ook in nieuwbouw goed kan worden toegepast. In het nieuwe appartementengebouw kwamen nog diverse kenmerken terug van de bestaande flat en de architectuur uit de jaren ’50. Zoals de rollagen in het metselwerk, de uitsparingen in het metselwerk naast de hoofdentree, de verdeling van kleine en grote gevelopeningen en de hekwerken op de balkons. Wél met een architectonische knipoog.


2020 NIEUWS product

Online adviestool De adviestool Renoveren A+ is onlangs gelanceerd. Met deze internetapplicatie kunnen woningverhurende partijen zien welke maatregelen ze moeten nemen om tot energielabel A+ of A te komen. Daarnaast maakt het kosten, financieringsmogelijkheden en consequenties voor de bedrijfsvoering inzichtelijk. De

eenvoudig te gebruiken tool is speciaal ontwikkeld voor woningcorporaties en beschikbaar via renoverenaplus.nl. De tool is ontwikkeld door de provincie Noord-Brabant, ingenieursbureau Cauberg-Huygen, Saint-Gobain, Essent en Deloitte. Deze partijen willen aantonen dat verhuurders de huidige

woningvoorraad in Nederland snel kunnen verduurzamen. Renoveren A+ is daarbij een hulpmiddel; het geeft inzicht in bouwkundige en financiële gevolgen van de keuzes die verhuurders maken ten aanzien van het niveau van verduurzaming. Het is de ambitie om deze tool op termijn ook voor particuliere woningbezitters bruikbaar te maken. Om de online tool in de praktijk te testen zijn pilotprojecten geselecteerd uit het bestaande woningbestand van de deelnemende Brabantse woningcorporaties. Brabant Wonen, Trudo, WoCom en Zayaz renoveren in de loop van dit jaar projecten aan de hand van de adviestool en onderzoeken of de genomen maatregelen in de praktijk ook het gewenste effect hebben. Meer informatie: www.renoverenaplus.nl

EPC-wijzer Vanwege de steeds strengere EPC-eisen en de aanstaande nieuwe EPG-norm heeft Saint-Gobain Isover onderzoek verricht naar het effect van energiebesparende maatregelen op de EPC. Daaruit blijkt dat dikker isoleren niet de enige logische mogelijkheid is om meer energie te besparen. Het blijkt ook zeer effectief te zijn om koudebruggen te reduceren en luchtdichtheid te verbeteren. Hiermee zijn meer EPC-punten te behalen dan met dikker isoleren alleen. Per 1 juli 2012 zal de nieuwe EPG-norm in werking treden (NEN 7120). Op basis van deze nieuwe norm heeft Isover door DGMR diverse berekeningen laten uitvoeren voor vier Agentschap NL-referentiewoningen. Het rapport laat zien wat de effecten zijn op de EPC als de Rc-waarde wordt verhoogd, koudebruggen worden gereduceerd of de luchtdichtheid wordt verbeterd. Daarnaast is ook gekeken naar het effect van installaties. “Uit het onderzoek komt duidelijk naar voren dat het heel verstandig is om bij het bepalen van de EPC naar het geheel te kijken. Kijk dus niet alleen naar isolatie en installaties, maar besteedt zeker ook aandacht aan luchtdichtheid en lineaire warmteverliezen”, aldus Ivo van Rooy, solution manager bij Saint-Gobain Isover. In de nieuwe EPC-rekenmethode wordt uitgegaan van standaard, forfaitaire waarden voor lineaire warmteverliezen, oftewel:

koudebruggen. Deze koudebruggen treden op bij aansluitingen rond kozijnen of tussen gevel en dak en gevel en fundering. Door deze knooppunten nauwkeuriger te detailleren, kunnen de forfaitaire waarden worden vervangen door verbeterde waarden. Dit levert een besparing op tot zo’n 0,07 ECP-punten. Ook voor ongewenste luchtstromen (infiltratie) gelden standaard, forfaitaire waarden in de nieuwe rekenmethode. En ook deze kunnen aanzienlijk worden verbeterd door zowel in de ontwerp- als de uitvoeringsfase meer aandacht te besteden aan de luchtdichtheid. Dit kan 0,03 tot 0,05 extra EPC-punten opleveren. Op isover.nl/epcwijzer zijn alle EPC-besparingen na te rekenen. Door te variëren met de hoogte van de Rc en de waarden voor lineaire warmteverliezen en ongewenste luchtstromen komt naar voren hoe de EPC het beste is te beïnvloeden, zodat deze past bij de eisen en het ontwerp. Ook kunnen hier de bronbestanden van de berekeningen en het DGMR-rapport worden gedownload. Meer informatie: Saint-Gobain Isover, Vianen, tel. 0347 – 35 84 00 www.isover.nl

| juLi 2012

11


2020 project EPC

Nieuwe EPC-methodiek rekent nauwkeuriger

1

12

| juLi 2012


Met de invoering van het nieuwe Bouwbesluit is gelijk de nieuwe EPC-berekeningsmethodiek geïntroduceerd. In plaats van met de NEN 5128 moet de EPC nu worden berekend met de NEN 7120. De nieuwe methodiek berekent de werkelijke warmtestromen veel nauwkeuriger. TEKST FOTOGRAFIE

Gerard Roest BDU Uitgevers

De switch naar een nieuwe EPC-NEN is niet zo vreemd. De laatste jaren is er door de groeiende aandacht voor energiezuinig bouwen veel onderzoek gedaan, nieuwe kennis verworven en zijn er nieuwe (energiebesparende) technieken en producten ontwikkeld. Het is logisch dat de berekeningsmethodiek dan een keer moet worden aangepast. De EPC is een belangrijke graadmeter om aan te geven hoe zuinig een woning met energie omgaat. Zij berekent hoeveel energie er per jaar wordt gebruikt en relateert dit aan de afmeting van de woning. Het is een balans: opgewekte energie (PV-panelen) wordt verrekend met de gebruikte energie (gas en elektra). Op dit moment kost, bij een woning met een EPC=0,6, verwarming ongeveer 60 procent van de energie en warm tapwater circa 40 procent. Deze 60 procent gaat door de buitenschil van de woning. Deze buitenschil bestaat uit dichte

delen (beganegrondvloer, dak en metselwerk) en transparante delen (kozijnen, ramen en deuren). Door een 1 m² transparant geveldeel gaat grof meer dan zes keer zoveel warmte verloren als door een dicht geveldeel (Uw=1,7 voor transparant gevelelement, tegenover Rc=3,5 (omgerekend U=0,27) voor een dicht geveldeel).

U-waarde De U-waarde is de hoeveelheid energie (gemeten in Joule(J)) die per m² oppervlak per graad Celcius door het element naar buiten gaat. Elk onderdeel heeft zijn eigen naam voor warmtedoorgang. Uw staat voor Uwindow: de hoeveelheid energie die gemiddeld door 1 m² kozijnoppervlak gaat. De hoeveelheid energie die door 1 m² glas gaat wordt Uglas (Ug) genoemd en Uf staat voor Uframe: de hoeveelheid energie die door 1 m² kozijnprofiel gaat.

1B erekeningsmodel voor de EPC. 2D e EPC berekent hoeveel energie er in een woning per jaar wordt gebruikt en relateert dit aan de afmeting van de woning.

2

| juLi 2012

13


De Uw is een gemiddelde van de Ug en de Uf naar rato van het oppervlak. Het kozijn bestaat immers uit allemaal delen glas en kozijnprofiel. De beste kozijnen (passiefhuiskozijn) hebben een Uw = 0,8. Een regulier kozijn met HR++-glas heeft een Uw=1,7 (opgebouwd uit een Uf=2,4 en een Ug = 1,2) en een ongeïsoleerde deur met kozijn heeft (forfaitair) een Uw=3,4. Overigens is in het nieuwe Bouwbesluit de Uw van een kozijn begrensd op een maximum van Uw=2,2. Dit betekent dat een ongeïsoleerde deur niet meer mag worden toegepast. Voor de U-waarde van glas geldt dat dubbel glas een U van circa Ug=2,7 heeft, HR++-glas een U van ongeveer Ug=1,1 en drievoudig glas circa Ug=0,6. Door de wijziging van het Bouwbesluit is een kozijn met louter dubbel glas niet meer toegestaan. De berekening van de Uf-waarde van een kozijnprofiel is niet zo eenvoudig. Daarom wordt in de EPC-berekening gebruikgemaakt van ‘veilige’ forfaitaire waarden.Voor een aluminium kozijnprofiel geldt een forfaitaire waarde van Uf=7,0 en voor een aluminium kozijnprofiel met koudebrugonderbreking Uf = 3,5. Een kunststof kozijnprofiel heeft een Uf-waarde van Uf=2,4 en een houten kozijnprofiel Uf=2,4. De prestatie van aluminium kozijnprofielen is op gebied van isolatie dus duidelijk slechter. In goed te isoleren woningen zullen deze dan ook niet veel meer worden toegepast.

Niet stilgezeten De timmerindustrie en haar toeleveranciers hebben de laatste jaren niet stilgezeten. Ondanks de crisis bouwen meerdere fabrikanten kennis op over hoog isolerende gevelelementen, en ontwikkelen deze ook. Was voorheen een kozijn met Uw=1,8 heel gewoon, nu bereik je met dubbel glas al waarden van Uw=1,25 en met kozijnen voor triple glas Uw=0,9. Er zijn al kozijnfabrikanten die passiefhuiskozijnen met een Uw=0,8 produceren.

3

Deze verbeteringen van de Uw-waarde komen door meerdere ontwikkelingen.Voor geïsoleerde deuren geldt een forfaitaire U-waarde van U=2,0. De reguliere geïsoleerde deur zit echter al rond de U=1,3 en meerdere fabrikanten hebben met U=0,8 al deuren op passiefhuisniveau. Ook met houten kozijnprofielen wordt vaak al beter gepresteerd dan de forfaitaire Uf=2,4. Het reguliere kozijnprofiel van meranti heeft namelijk al een waarde van ongeveer Uf=1,5. Geïsoleerd kozijnhout heeft een U-waarde van rond de Uf=0,85. Gemodificeerde houtsoorten

Tabel 1 verbetering EPC SenterNovem-referentiewoningen met kozijnen Uw=1,25, gasprijs van € 0,65 Woningtype

rijwoning

hoekwoning

2/1 kap

vrijstaand

galerij

appart Verlaging EPC

0,04

0,05

0,06

0,05

0,06

0,06

134

140

Besparing gas (m³/jr) 73

83

Investering € 355

€ 370

Terugverdientijd (jr) 7,4

6,8

€ 785 9,0

€ 885 9,7

83 € 310

81 € 455

5,7

8,7

Tabel 2 verbetering EPC SenterNovem-referentiewoningen met kozijnen Uw=0,9, gasprijs € 0,65 Woningtype

rijwoning

hoekwoning

2/1 kap

vrijstaand

galerij

appart Verlaging EPC

0,07

0,07

0,09

0,08

0,10

0,08

133

187

224

123

Besparing gas (m³/jr) 116 Investering € 1.235

€ 1.290

€ 1.550

€ 2.350

€ 1.345

Terugverdientijd (jr) 16,4 14,9 12,8 16,1 16,8

14

| juLi 2012

117 € 1.155 15,1


de Ud= 1,3, waarden die met dubbel glas haalbaar zijn. Bij het tweede onderzoek (zie tabel 2) is achtereenvolgens de Uw=0,9 en de Ud =0,9 ingevoerd. Deze waarden zijn alleen haalbaar met triple glas.

3D e isolatieprestatie van aluminium profielen is minder dan die van hout of kunststof. 4E en houten kozijn met triple glas behaalt inmiddels een Uw=0,9.

Terugverdientijd komen ook in die richting. Het bekende accoya levert een U-waarde van Uf =1,04. Dit is nog een veilige waarde. Als je van de gemiddelde isolatiewaarde van accoya uit zou gaan kom je zelfs op Uf=0,94. De in ontwikkeling zijnde thermisch gemodificeerde houtsoorten presteren nog beter met waarden van rond de Uf=0,8.

Er blijken substantiële verbeteringen mogelijk van de EPC met dergelijke goed isolerende kozijnen. Met de nieuwe kozijntypen voor dubbel glas is de EPC-winst 0,04 tot 0,06. Toepassing van nieuwe kozijntypen met triple glas leveren een EPC-winst op van 0,07 tot zelfs 0,10. De conclusie is dat met de houten kozijnen met een Uw van 1,25 substantiële voordelen zijn te halen, waarbij de terugverdientijd tussen de 5,7 en 9,7 jaar ligt. Wordt in kozijnen met een Uw van 0,9 geïnvesteerd, dan is de terugverdientijd 12,8 tot 16,8 jaar. De terugverdientijden zullen de komende jaren dalen door enerzijds prijsdalingen van het triple glas en door het stijgen van de gasprijs. Daarnaast zal een investering in de gebouwschil over een periode van vijftig jaar moeten worden afgeschreven. In tegenstelling tot de meeste installaties hoeft niet na tien of vijftien jaar een nieuwe investering te worden gedaan.

Meerdere houtsoorten Een andere veelbelovende ontwikkeling is de combinatie van meerdere (gemodificeerde) houtsoorten in een kozijnprofiel: een buitenlamel met hoge duurzaamheid, een middenlamel met hoge isolatiewaarde en een binnendeel naar keuze. De lijmtechnieken van de diverse lamellen zijn de laatste jaren fors verbeterd. Bovendien levert het lamineren van gemodificeerde houtsoorten een veel stabieler product op. Een derde ontwikkeling is de kozijndorpel van vezelversterkte kunststof; deze haalt een U-waarde van ongeveer Uf=1,8. Wanneer de holle ruimtes worden gevuld, daalt deze waarde naar circa Uf=0,9. Ook de glasindustrie ontwikkelt zeer veel. Het reguliere glas heeft reeds een Ug=1,1. Triple glas – dat steeds meer in zwang te raakt – met een Ug=0,6 is hier het broodje van de bakker aan het worden, ondanks de koudwatervrees om dit glas toe te passen. Toepassen van triple glas geeft een significante verbetering van de U-waarde van het totale kozijn. De geïsoleerde afstandhouder geeft weliswaar geen verbetering van de Ug-waarde, maar wel een verbetering in de Uw-waarde van het kozijn.

Auteur Gerard Roest is eigenaar van Limuco Hout en Gevel Expertise.

Nieuwe berekeningswijze De timmerfabrikanten worden geholpen door de nieuwe berekeningswijze van de EPC. Een groter deel van het energiegebruik wordt toegeschreven aan de verwarming van de woning. Dit betekent dat er met beter isolerende kozijnen meer is te besparen, oftewel een grotere EPC-verlaging wordt bewerkstelligt. Om deze verbetering te kwantificeren is een onderzoek uitgevoerd met de SenterNovem-referentiewoningen. In december 2006 ontwierp SenterNovem van zes woningtypen (midden-, hoek-, 2/1-kap-, vrijstaande, galerij- en appartementwoning) een gemiddelde woning.Van elke woning zijn EPC-berekeningen gemaakt met de EPW NPR5129 V2.1 software. Elke woning was zo ontworpen dat deze aan de EPC = 0,8 voldeed. De zes woningen zijn opnieuw ingevoerd in de nieuwe EPCberekening, waarbij is gebruikgemaakt van Enorm-versie V0.81 van DGMR. Het uitgangspunt bij alle woningen is dat ze zijn voorzien van gebalanceerde ventilatie en een forfaitaire waarde hebben van Uw=1,8 en Uw=2,0 voor respectievelijk de kozijnen en de geïsoleerde deur. Bij het eerste onderzoek (zie tabel 1) is bij alle woningtypen de Uw=1,25 ingevoerd en

4

| juLi 2012

15


2020 Energieneutraliteit

1

Gebouwgebruiker wĂŠl klaar voor 2020 Als de gebouwvoorraad in ons land in 2050 geheel energieneutraal moet zijn, is er nog heel wat werk te verzetten. Harm Valk, senior adviseur energie & duurzaamheid bij Nieman Raadgevende Ingenieurs, is van mening dat er op het gebied van communicatie en controle drastische veranderingen moeten plaatsvinden. TEKST FOTOGRAFIE

Linda Hulsman BDU Uitgevers, Harm Valk 2

16

| juLi 2012


1D e logische verwachting van een gebruiker van een ­energiezuinig gebouw is volgens Harm Valk een lage meterstand. 2H arm Valk: “Nederland is op het gebied van energiezuinige gebouwen een middenmoter.” 3 “ Het gebouw en zijn bewoner moeten als geheel worden beschouwd.” 4 “ Als het casco van een gebouw goed is, kunnen we met minder installaties toe.”

3

4

In 2020 moeten alle nieuwbouwwoningen energieneutraal worden gebouwd, maar ons land loopt hierin zeker niet voorop, stelt Harm Valk, senior adviseur energie & duurzaamheid bij Nieman Raadgevende Ingenieurs. Tijdens een van de jaarlijkse relatiemiddagen van het ingenieursbureau op 5 juni in Zwolle hield Valk een uitgebreide presentatie over de rol die de gebouwgebruiker hierin speelt. “We praten altijd maar over het bouwproces, maar schijnen soms te vergeten dat we bouwen voor mensen. We streven naar een energieneutrale gebouwvoorraad in 2050, maar gebouwen gaan gemiddeld veel langer mee dan vijftig jaar, dus een groot gedeelte van de gebouwen die we nu gebruiken zullen we in dat jaar ook nog gebruiken. Als je het zo bekijkt zijn we dus eigenlijk rijkelijk laat begonnen met het nemen van de juiste maatregelen. Nederland is op het gebied van energiezuinige gebouwen een middenmoter, onder meer door het steeds wisselende en weinig stimulerende beleid ten aanzien van duurzame energie.” Volgens Valk is het niet zo dat de consument niet welwillend is op dat gebied. “Het antwoord van de bouw op de vraag van de gebouwgebruiker blijft uit, daarom zie je nu soms dat bewoners in groepen en op eigen initiatief op zoek gaan naar een aanbieder van bijvoorbeeld PV-cellen.”

Onduidelijke informatie De gedachte dat de bewoner niet bereid is om te investeren in energiezuinige maatregelen is volgens Valk achterhaald. “Een aantal jaren geleden verloor een duurzame investering het nog van een nieuwe keuken, maar dat is inmiddels wel anders. Bewoners vragen om realistische, goed onderbouwde informatie. Er is echter te veel onduidelijk informatie verspreid, waardoor bewoners geen goed beeld hebben van de te realiseren energiebesparing. De logische verwachting van een gebruiker van een energiezuinig gebouw is een lage meterstand. Maar er wordt te vaak in ver-van-mijn-bed-showtermen gepraat. De

kilo’s-CO2 en megajoules moeten voor de gebruiker worden vertaald naar euro’s. Sommige concepten vallen dan door de mand.” De bouwsector laat op dit gebied volgens Valk een heleboel liggen. “Er wordt wel over nagedacht, maar er is geen consensus en geen heldere visie. Daarnaast is het zo dat de bouw vaak opereert zonder controle; er is geen agent die bekeuringen uitdeelt. De gebouwen die we opleveren doen regelmatig niet wat we beloven. Zowel de bouw- als de installatiesector moet zich verbeteren. Doel is een hoogwaardige gebouwschil met een ingeregelde installatie met onderling afgestemde componenten. Een kwaliteitsslag is echt noodzakelijk, maar dat kost tijd en wordt door de markt nog niet beloond.”

Gebouwschil Valk is tevens van mening dat er te weinig rekening wordt gehouden met de invloed die de eindgebruiker heeft op het energieverbruik van een woning. “Een gebouwgebruiker wil gebruiksgemak, gezonde binnenlucht, thermisch comfort, onhoorbaar functioneren van installaties, beperkt onderhoud en zeker niet stoken voor de mussen. En hij veronderstelt dat de bouwsector dat weet en daar rekening mee houdt. Het gedrag van de gebruiker heeft echter wel degelijk invloed op de energiezuinigheid van een woning. Een goed gebouw sluit aan op logisch gebruiksgedrag.” Het is volgens Valk vanzelfsprekend dat de gebouwschil daarom goed moet worden aangepakt. “Maar dit moet niet enkel aan de hand van het gebouwgebonden energieverbruik gebeuren. Het gebouw en zijn bewoner moeten als geheel worden beschouwd. Architecten en stedenbouwkundigen ontwerpen gebouwen te vaak zonder na te denken over de energiebehoefte. Maar als de oriëntatie en het casco van een gebouw goed zijn, kunnen we met minder installaties toe. Daardoor zijn de exploitatiekosten lager.” | juLi 2012

17


2020 energieneutraliteit

De optimale energie-infrastructuur in heden en toekomst Vanwege de expertise in ons vakgebied worden wij regelmatig gevraagd mee te werken aan een Optimale Energie Infrastructuur (OEI) bij gebiedsontwikkeling. Kenmerkend hierbij is dat de ambities in het begin altijd hoog zijn, maar dat gedurende het proces van uitvoering de ambities worden bijgesteld of zelfs worden losgelaten. En of de beoogde prestatie daadwerkelijk wordt gehaald, wordt vaak niet eens onderzocht.

TEKST FOTOGRAFIE

Willem Koppen Koppen Vast Goed

Er zijn talrijke plannen voor energieneutrale wijken. Bijna wekelijks komt er weer eentje bij. Een prima ontwikkeling. Echter, het laaghangend fruit om daartoe te komen wordt meestal door de plannenmakers over het hoofd gezien. Zij gaan vrijwel direct uit van de inzet van kostbare collectieve systemen, windmolens, warmtepompen, zonnepanelen en zonneboilers. Dat wordt immers door de politiek en vanuit de rekenkernen wĂŠl herkend en als een mooi besparingspotentieel geoormerkt. En in het proces van realisatie vormt de exploitatie in de veranderende markt dan een afbreukrisico. Enorme besparingen volgen uit de rekenkernen door de inzet

1

18

van die voorzieningen. Maar kloppen die wel met wat er op de energiemeter zichtbaar wordt? En zijn die uitkomsten wel de goedkoopste manier om die beoogde besparing te realiseren en voldoende toekomstbestendig? Het antwoord is in de meeste gevallen ontkennend.

Warmteverliezen of luchtlekken Het effect van onbedoelde warmteverliezen of luchtlekken wordt niet of nauwelijks meegewogen in het bepalen van het veronderstelde energiegebruik van een gebouw.Voor een gemiddelde middenwoning hoeft het energiegebruik voor de

2

| juLi 2012


3

4

dracht deze onbewuste bekwaamheid kan worden doorbroken. Een halvering in de uitgangspunten van de energievraag door ’eenvoudigweg’ goed en deugdelijk isoleren maakt een groot verschil in de veronderstelde energetische of financiële winsten die worden toebedeeld aan bijvoorbeeld collectieve systemen en warmtepompen. In veel gevallen blijken deze dan helemaal niet meer rendabel te zijn. Goed isoleren scheelt dan dus een héleboel euro’s in de exploitatiekosten.

1/2 Op papier een fantastische ambitie. Maar tegen welke ­kosten? Wat is het werkelijk energiegebruik en zijn de ­bewoners tevreden? 3 Daadwerkelijk deugdelijk isoleren is het laaghangend fruit. 4 Niet de rekenkern is leidend, maar wel de energiemeter. 5 Energiebesparing door confrontatie.

Bewonersgedrag verwarming niet meer te bedragen dan circa 300 m3 aardgasequivalent. Mits er geen onbedoelde warmteverliezen of luchtlekken aanwezig zijn. De isolatie hoeft dan niet dikdikker-dikst, maar wel goed-beter-best. En ten aanzien van de luchtdichting geldt dat bij een tweemaal hogere luchtstroom/ infiltratie door de gebouwschil het energieverlies met 50 procent kan toenemen. Maar wie is zich daarvan voldoende bewust? Uit ervaring weten wij dat door de juiste kennisover-

Ook het bewonersgedrag wordt door de politiek in de rekenkernen niet of onvoldoende herkend. Een besparing van zeker 10 procent kan worden bereikt door de bewoners bewust te maken van de invloed van hun dagelijks handelen op het elektriciteitsgebruik. De besparing kan nog groter zijn door de toepassing van een slimme woonlastenmonitor waarbij de bewoner ieder moment van de dag wordt geconfronteerd met zijn energiegebruik. Wij hebben een dergelijke monitor volgens onze visie laten samenstellen en die zijn wij thans aan het testen in onze icoonwoning (icoonwoning.nl).

Drieluikje Wij passen ons drieluikje toe bij de bepaling van de Optimale Energie Infrastructuur: Trias Energetica (minder energiegebruik), Trias Pecunia (de goedkoopste maatregel eerst) enTrias Urgentia (maar niet ten koste van de gezondheid). Daadwerkelijk goed en deugdelijk isoleren komt dan al snel op een eerste plaats. Als dit in het bouwproces beter wordt doorgrond en zichtbaar wordt, dan zal de kracht die daaruit volgt grote positieve gevolgen hebben.

5

Auteur Willem Koppen is eigenaar van Koppen Vast Goed, een onafhankelijk bouwkundig expertisebureau voor bouwcontroles, detailcontroles, bouwschades, handhaving bouwregelgeving, research en overdracht van verworven kennis. | juLi 2012

19


2020 NIEUWS Algemeen

Bouw versnelt naar 2020 De bouwsector maakt de komende jaren een versnelde ontwikkeling door van een traditioneel aanbodgestuurde naar een vraaggerichte markt. In plaats van aannemer willen bedrijven aanbieder zijn van totaaloplossingen, die naadloos aansluiten op de wensen van de markt. Dit is te lezen in de strategische verkenning ‘Kiezen voor de toekomst. De bouw in 2020’, die Bouwend Nederland heeft uitgevoerd. Het rapport werd op dinsdag 24 april door Bouwend Nederland uitgereikt aan Agnes Wolbert, voorzitter van de Vaste Kamercommissie Binnenlandse zaken. De visie op 2020 is tot stand gekomen met input van de leden van Bouwend Nederland. De organisatie heeft ook mensen uit de naaste omgeving van de bouw geraadpleegd en er is een uitvoerig bronnenonderzoek gedaan. Het rapport is geen einddoel. Bouwend Nederland gaat met de leden, voor de totale sector en voor de verschillende deelmarkten, in bijeenkomsten de uitkomsten van het onderzoek verder bespreken. Samen wordt gekeken naar wat kansrijke product-marktcombinaties (PMC’s) zijn voor de verschillende deelmarkten. Ook zal de komende jaren veel aandacht worden

besteed aan de thema’s die belangrijk zijn voor de vernieuwing van de sector. Daarnaast heeft Bouwend Nederland een kort strategietraject ontwikkeld voor individuele bedrijven om hen te helpen bij het maken van strategische keuzes. Als belangrijkste thema’s waar de sector en individuele bedrijven de komende jaren op zullen moeten inzetten, signaleert Bouwend Nederland in ‘De bouw in 2020’: klantvraag en daarop afgestemde bouwconcepten, financiering van bouwopgaven, duurzaamheid, imago van de bouwsector, arbeidsmarkt en ketensamenwerking. Zorgen hebben de bouwbedrijven ook. Juridisering, een claimcultuur en hevige prijsconcurrentie zijn de grootste nachtmerries van de sector. De constateringen in ‘De bouw in 2020’ worden ondersteund door een recente enquête die TNS Nipo in opdracht van Bouwend Nederland heeft uitgevoerd onder de Nederlandse bevolking. Hieruit blijkt onder andere dat vier op de tien respondenten bereid is om gemiddeld bijna 19.000 euro extra te betalen voor een koopwoning waarvan zij (gedeeltelijk) zelf het ontwerp kunnen bepalen. www.bouwendnederland.nl

Duurzaam sloopcertificaat Dutch Green Building Council (DGBC) is samen met een groot aantal marktpartijen gestart met de ontwikkeling van een duurzaam sloopcertificaat: Breeam-NL Sloop. Dit schrijft voor dat een pand op duurzame manier gesloopt dient te worden. De lancering van de betaversie van het certificaat vond plaats op 8 juni, op de beurs Provada, tijdens het grondstoffendebat. DGBC schat in dat het certificeren van duurzame sloopprojecten na de zomer mogelijk is. “We moeten niet uitsluiten dat de huidige situatie in de vastgoedmarkt wellicht ook leidt tot meer sloop. Als DGBC werken we aan de verduurzaming van de gebouwde omgeving. Sloop is hier een onderdeel van en het uitgangspunt hierbij is dat materialen terug de keten in moeten. Daarnaast willen we via het nieuwe certificaat sociale aspecten waarderen”, legt DGBC-bestuursvoorzitter Jaap Gillis uit. Hij benadrukt daarbij “dat het belangrijk is dat duurzame sloop toetsbaar wordt, met het oog op de materialenprijzen.”

20

| juLi 2012

Het sloopcertificaat krijgt inhoudelijk een relatie met de drie Breeam-NLcertificeringsschema’s die er al zijn: Breeam-NL Nieuwbouw, Breeam-NL Bestaande Bouw & Gebruik en Breeam-NL Gebiedsontwikkeling. De basis van het sloopcertificaat is al ontwikkeld door verschillende sloop- en grondstoffenbedrijven. Bij de inhoud

van het nieuwe certificeringsschema wordt gekeken naar onderwerpen zoals de onderbouwde herkomst van materialen, adaptief bouwen, hergebruik van materialen en een duurzame bouwplaats. “We willen bestaande slooptools zoveel mogelijk proberen te integreren in Breeam-NL Sloop. Dit betreft onder andere de Slimslopentool (Gemeente Rotterdam), de tool van Oranje en Duurzaamgesloopt.nl”, licht DGBCdirecteur Stefan van Uffelen toe. Er zijn een stuurgroep en een werkgroep samengesteld, die richting geven aan de ontwikkeling van het nieuwe keurmerk. De stuurgroep wordt voorgezeten door Hans Gortworst, voormalig directeur van de trainingsorganisaties Geoplan en Arboplan. De werkgroep wordt geleid door Frans van Doorn, directeur van Training- en Adviesburo van Doorn. Organisaties die participant zijn van DGBC worden uitgenodigd een bijdrage te leveren aan de ontwikkeling van Breeam-NL Sloop. www.dgbc.nl


2020 Column haiko meijer

Heerlijk, ik kijk er nu al naar uit 2020, zwetend uit mijn bed. Mijn lichaamswarmte heeft zoveel energie opgeleverd, het huis kan het niet aan, ik snak naar lucht. Lucht? Waar komt die eigenlijk vandaan? Via kokers, door filters en warmtebronnen komt het uiteindelijk in mijn kamer. Ik snak eigenlijk naar de verse lucht die zich op 3 cm afstand aan de andere kant van het glas bevindt. Even open ik het raam, maar ja, die zojuist opgewekte energie moet natuurlijk niet wegsijpelen in de buitenlucht. De vorig jaar gekochte cubecabins zijn zo efficiënt: elke beweging levert energie op, iedere straal zonlicht wordt omgezet in bruikbare energie voor de buurvrouw, die nog achterloopt met het uitvoeren van de isolatiesubsidie en nu nog energie moet krijgen in plaats van leveren. Nee, ik heb eigenlijk helemaal geen toegevoegde energie meer nodig. Top isolatie, installatie en akoestische bekleding. Mijn ene raam boven in de koepel levert ideaal daglicht, mijn andere raam in de gevel biedt mij uitzicht op de acht jaar geleden geplante boom die mij met zomerdag als de zon het heetst is toch mooi schaduw geeft. De cubecabins zijn volledig industrieël vervaardigde houten volumes die verdacht veel lijken op reuzevogelhuisjes. Tegenwoordig is het in om alles in één ruimte onder te brengen. Met dat prachtige koepellicht werpt het mooie schaduwen op in het interieur. Deze cabins hebben afgelopen jaar zowel de houtinnovatieprijs als ook de duurzaamheidsprijs gekregen. Op de grond of opgetild met de elektrische scooter, fiets en auto eronder zijn ze een ware hit, niet alleen in Nederland, maar ook in Brazilië, China en Rusland. 2012, vannacht lag ik wakker. Ik heb tegenwoordig last van een kubusvirus, ben al bij de dokter geweest. Krijg ze niet uit mijn hoofd. Maar ik droomde over 1001 verschillende kubussen, zag ze overal en raakte helemaal verdwaald. Acht jaar is een periode waarin veel kan gebeuren.

Haiko Meijer is mede-eigenaar van architectenbureau Onix, dat is gevestigd in Groningen en Helsingborg (Zweden).

| juLi 2012

21


2020 project Hortensialaan, Heerhugowaard

1

Nieuwbouw in een oud casco In Heerhugowaard transformeren twee flats van energielabel G naar energielabel A. En dat met dank aan houtskeletbouwelementen en een aanpak van zeer goed op elkaar ingespeelde ketenpartners.

TEKST en FOtotgrafie Kees de Vries

22

| juLi 2012


Als eigenaar van een flatgebouw uit de jaren zestig of zeventig van de vorige eeuw heb je als corporatie twee opties om dit bezit aan de eisen van de moderne tijd te laten voldoen: slopen, of moderniseren. Woningcorporatie Woonwaard uit Alkmaar koos voor twee respectievelijk zes- en drielaags flats met tachtig woningen aan de Hortensialaan te Heerhugowaard in eerste instantie voor nieuwbouw, maar aanvullende eisen van de gemeente op het gebied van locatie en hoogte maakten een heroverweging nodig. Het werd een ingrijpende renovatie. Het feitelijk aantal woningen is door herindeling van het bouwvolume gehalveerd tot veertig, maar deze krijgen zowel esthetisch als technisch een dusdanige uitvoering dat ze de komende decennia vooruit kunnen. Met als extra bonus dat ze nog steeds vallen binnen de sociale huursector. 2

Kaartenhuis Wie de activiteit gadeslaat op de Hortensialaan in Heerhugowaard krijgt een goed beeld van de omvang van de werkzaamheden. De kleine flat van drie verdiepingen is momenteel afgebroken tot het casco. Alleen de constructiemuren staan nog overeind. De oude galerijen, consoles en balkons zijn afgezaagd en de binnenwanden verwijderd waardoor het

1N ieuwe hsb-elementen, nieuwe consoles, nieuwe galerij, nieuwe woningen. 2D e kraan die de houtskeletbouwelementen op hun plaats brengt, positioneert op dezelfde dag de balkens. Zo werkt de keten optimaal. 3V an de oude flats bleef alleen het casco over: galerijen en balkons zijn er van afgezaagd om vervangen te worden door nieuwe bredere exemplaren. 4D e delen worden op dezelfde dag naar het werk getransporteerd en met behulp van een kraan in het casco gemonteerd.

3

geheel lijkt op een kaartenhuis in stille afwachting van verdere invulling. Hoe die afbouw er uit komt te zien is gade te slaan in de haaks daarop staande zesverdiepingenflat die de uitgebreide renovatie reeds achter de rug heeft. Zo zijn er nieuwe balkons en galerijen aan het bestaande skelet gelijmd. De balkons zijn verbreed, maar ook alle opstappen zijn verwijderd zodat de nieuwe gelijkvloerse woningen levensloopbestendig zijn geworden.

Energielabel G Maar dat zijn niet de enige ingrepen. De beide gebouwen beschikten voorheen over een ‘mager’ energielabel G. Renovatie was een goede gelegenheid dit te verhogen naar energielabel B. Dit werd in eerste instantie mogelijk door het aanbrengen van dikke isolatiepakketten op daken en vloeren, het inpakken van de kopgevels en het toepassen van nieuwe houtskeletbouwgevelelementen aan voor- en achterzijde.Verder zijn in de woningen akoestische vloerisolatiepakketten aange-

4

| juLi 2012

23


verzorgd van de houtskeletbouwelementen, inclusief afgelakte en beglaasde kozijnen, gevelbeplating en onderlinge aansluitingen. De elementen zijn gefabriceerd door S&N Houtkonstructies te Wieringerwerf onder verantwoordelijkheid van De Baanakker. De aannemer AC Borst Bouw verzorgt de montage. “De ketensamenwerking heeft uiteindelijk een voorbereidingstijd gevergd van ongeveer een jaar. Maar daardoor zijn veel potentiële problemen van tevoren getackeld en is er maximaal gescoord op kwaliteit en proces.”

Plak- en pakdag Woonwaard heeft een betrekkelijk lange ervaring met ketensamenwerking en lean bouwen. De woningbouwvereniging startte in 2008 zes pilotprojecten, waarvan een met De Baanakker. “De corporatie wilde af van aanbesteding en meende dat daar betere en slimmere manieren voor zijn,” aldus Suiker. Bij de samenstelling van de bouwteams zijn zes hoofdaannemers betrokken. Die kregen de vrijheid eigen teams samen te stellen en zo een keten te formeren. “Op een zogenoemde plak- en pakdag zijn samen met de opdrachtgever de werken verdeeld, passend bij de aannemer op basis van expertise en omzet. En zo zijn de teams toentertijd gestart,” aldus Suiker. Hij omschrijft de betrokken aannemers als de bedrijven die zich hebben bewezen als ‘de beste jongetjes van de klas’. “Alles moet goed zijn: prijs, planning, uitvoering, organisatie. Dat geldt voor de aannemers, maar ook voor de deelverantwoordelijkheden. De ‘gespecialiseerde aannemers’ zijn bewust getoetst aan deze criteria en dat vorm de basis van het vertrouwen.”

5

bracht en is de geluidsoverdracht tussen de woningen aangepakt met voorzetwanden en verlaagde plafonds. De energetische behoefte van de woningen is ingevuld met een lagetemperatuurvloerverwarmingsinstallatie en ventilatie op basis van natuurlijke toevoer en mechanische afvoer die piekt bij verhoging van het vochtgehalte bij het koken en douchen. De ambitie van de betrokken partijen ging na het in zicht komen van energielabel B echter nog een stapje verder. Plaatsing van 235 m2 zonnepanelen op het dak maakte een laatste duwtje naar het felbegeerde A-label mogelijk, hetgeen gebeurde. Elk van de veertig woningen is afzonderlijk aangesloten op drie tot vijf pv-panelen die het zonlicht direct omzetten in elektra en daarmee de energierekening van de bewoners drukken. “Hoewel een renovatieproject, mag je feitelijk spreken van nieuwbouw. Het is nieuwbouw in een bestaand casco,” aldus directeur Wim Suiker van Timmerfabriek De Baanakker in Noord-Scharwoude. De onderneming heeft de engineering

6

24

Niet neringziek Is het team geformeerd, dan stemmen alle betrokkenen gezamenlijk met elkaar af hoe het project zo goed mogelijk uit te voeren. “Het open ontwerp wordt getoetst door de woningbouwvereniging, die uiteindelijk groen licht geeft. De architect is verantwoordelijk voor de esthetiek, de bouwpartijen

7

| juLi 2012


8

voor de uitvoering. En zo ontstaat een project dat net als de reclame, een beetje van Maggi en een beetje van jezelf is,” aldus Suiker. “Bij deze werkwijze geldt voor alle partijen dat je niet neringziek moet zijn. Het teambelang staat voorop. Daar waar de ene keer de bouwoplossing wat duurder is, is ie de volgende keer wat goedkoper. Kun je dat niet accepteren, dat ben je niet geschikt om op deze manier te werken. Je moet flexibel zijn en probleemoplossend. Je moet verantwoordelijkheid kunnen en willen nemen. En dan blijft er voor alle betrokken onder de streep wat over. Het is geen kunstje dat je elke keer ten koste van andere partijen op dezelfde manier kunt uitvoeren. Die werkwijze heeft het imago van de bouw geen goed gedaan. Met ketensamenwerking bewijs je dat onze sector een fantastische tak van sport is. Alle partijen komen hun afspraken na, en van afschuiven kan geen sprake meer zijn. Nu, met een meerjarige ervaring in deze bouwwijze, word je steeds innovatiever in bouwoplossingen en zie je dat de kwaliteit de grote winnaar is.”

Tot op de euro Ketensamenwerking heeft een aantal voordelen voor zowel opdrachtgever als betrokken partijen. Ten eerste is het gedaan met dure bestekken: kennis en kostenopgave komen uit de

keten. “Er ligt een budget dat heilig is en tot op de euro vastligt. Dat is eerst uitgewerkt en doorgepraat, waarbij afspraken worden gemaakt welk onderdeel en op welke manier elke ketenpartij voor zijn rekening neemt om zo slim en zo efficiënt mogelijk te werken. Door de transparante werkwijze zijn de budgetten realistisch. Alle betrokkenen leggen hun bedrijfsvoering, werkwijze en kostenberekeningen op tafel. De marge van een ieder is bekend en marktconform. Tegelijkertijd wordt er veel van je gevraagd. De andere partijen verwachten dat je met oplossingen en innovaties komt. Dus dat daagt je uit.” Aan de Hortensialaan leidde dat tot de toepassing van houtskeletbouwelementen in antwoord op de vragen van een hogere Rc en goede isolatie, gekoppeld aan een snelle montage en geen specifieke gewichtsverhoging om het bestaande fundament intact te laten. Door toepassing van minerale wolisolatie is een Rc-waarde op de elementen gehaald van 4,38. De schil van het gebouw heeft nu een Rc-waarde van 4,2. De kozijnen van kosipo zijn FSC-gecertificeerd en volledig afgelakt en beglaasd in de wanden gemonteerd met een garantie op het verfsysteem. Ze worden op de dag nauwkeurig naar het werk toegebracht en gemonteerd. Zo blijft de bouwplaats redelijk schoon en krijgen weer en wind geen vat op de elementen.

5P laatsing van zonnepanelen op het dak gaf het laatste ­duwtje richting energielabel A. 6D e kopgevels zijn ingepakt met isolatiemateriaal om bij te dragen aan energielabel A. 7D irecteur Wim Suiker van De Baanakker: “Deze manier van werken geeft een boost aan de bouw.” 8D oor de ketenaanpak worden kosten bespaard, wordt de planning gehaald en geen cent boven het budget uitgegeven.

| juLi 2012

25


Na montage in het werk worden ze afgewerkt met Ornimat vezelcement gevelbekleding, dat reeds in de fabriek op maat is gezaagd en op kleur is gebracht.

Geen opzichter Volgens Suiker is de bouw aan het veranderen en zal ketenbenadering ruim toepassing gaan vinden. “Er is een trend van grote bedrijven met een vaste kern en een flexibele schil. Tegelijkertijd worden we geconfronteerd met steeds meer normen en hogere kwaliteitseisen en holt de kennis als gevolg van vergrijzing de bouw uit. Specialisme koop je bij ketenbenadering in en wordt op projectbasis ingevlogen. Het enige verschil voor de toeleverancier is dat je veel bouwbegeleiding doet en dat je veel afstemt en vergadert. Je gaat in bouwprocessen denken. Wanneer komt wie waar, en wie moet daar vervolgens op aansluiten? Dat liep bij de eerste flat van de Hortensialaan zo goed dat de tweede flat geen opzichter meer toezicht houdt. De partijen controleren en corrigeren elkaar als dat nodig is.”

Absolute winnaar “En wat in deze tijden van afnemend bouwvolume voor de betrokken partijen een absoluut voordeel oplevert bij de ketenbenadering is continuïteit,” aldus Suiker. “Het eerste project was in 2008, inmiddels doe ik meerdere werken met meerdere aannemers. Ik ben momenteel aan het rekenen aan een nieuw project. Een zeer belangrijk bijkomend voordeel van ketenbenadering is dat je weet wat je aan elkaar hebt. Dat 9A fwerking in de ­timmerfabriek heeft een positief effect op de kwaliteit. 10 Nog even waterpas vastschroeven en de woning is wind- en waterdicht.

9

je oog krijgt voor elkaars sterke punten. Dat geeft onderlinge binding en betrokkenheid bij het project en omdat iedereen uitgaat van een hoge kwaliteit van het eindproduct zie je ook het werkplezier spectaculair groeien. Het is misschien een open deur, maar ik ben er echt van overtuigd dat deze manier van werken een absolute boost geeft aan de bouw. We hebben over een paar jaar een enorm tekort aan vakmensen. Als je dus jonge mensen enthousiast wilt maken, moet je als eerste stoppen met dat negatieve geteut. Wees overtuigd van jezelf, laat zien wat je kan en straal het uit. Een goede kwaliteit, voor een marktconforme prijs, gekoppeld aan een strak bouwproces. Hoe mooi kan het zijn.”

PROJECTGEGEVENS Opdracht Stichting Woonwaard Noord-Kennemerland, Alkmaar Ontwerp Hooyschuur Architecten, Wormerveer Uitvoering AC Borst Bouw, Castricum Houtskeletbouwelementen S&N Houtkonstruktries, ­Wieringerwerf Gevelelementen Timmerfabriek De Baanakker, NoordScharwoude Installaties Feenstra Warmte Totaal Zorg, Heerhugowaard Bouwperiode Flat 1: april 2011 – januari 2012; flat 2: maart – oktober 2012 Bouwkosten circa E 4,7 miljoen 10

26

| juLi 2012


NIEUWS Product

Geveltool Heco heeft het beproefde berekeningsprogramma HecoCalculation Software (HCS) nieuw bewerkt en uitgebreid met een geveltool. Hiermee kunnen de ontwerper, staticus en vakman de bevestiging van gevelelementen met Hecohoutschroeven voortaan interactief dimensioneren. Bovendien beschikt de nieuwe versie HCS 3.0 volgens de producent over talloze innovaties, waardoor een nog gebruiksvriendelijker dimensionering van pluggen, leuningen, isolatiemateriaal voor dakspanten en houtverbindingen mogelijk is. De nieuwe geveltool HCS 3.0 is doelbewust ontworpen voor

een nauwkeurige berekening van de hoeveelheid schroeven en montagepunten. Bijgevolg beschikt deze tool over de mogelijkheid om naast het wandoppervlak ook verschillende dakvormen als een vlak-, schild- of zadeldak te selecteren, zodat tevens kan worden gewerkt met geveloppervlakken. De berekening vindt dynamisch plaats, zodat wijzigingen direct worden gedimensioneerd en als sluitend resultaat worden weergegeven. Al met al is de nieuwe geveltool naar keuze gebaseerd op DIN 1052:2008-12 of op Eurocode V NA Deutschland. Dankzij de integratie van de nieuwe ETA-goedkeuring voor de Heco-Topix-schroef is bovendien de dimensionering van drukvaste isolatiematerialen mogelijk en wordt het aanbod hiermee gecompleteerd.Voorts is voldaan aan de algemeen bouwkundige goedkeuring Z-9.1-652. Hierdoor kunnen de Heco-Topix-Therm-schroeven voor drukzachte isolatiematerialen worden gecalculeerd. Ook is het gebruik hiervan als zuigings- en schuifschroef mogelijk. Meer informatie: Heco Schrauben, Schramberg (D), tel. +49 (0)74 – 22 98 90, www.hecoschrauben.de

Actuele materiaalprijzen Gebruikers van het calculatie- en offerteprogramma ArchiCalc hebben vanaf nu de beschikking over de meest actuele kostengegevens. Dankzij deze nieuwe functie, kan men dagelijks de materiaalprijzen verversen met behulp van de kostengegevens van Bouwkosten-online. Directeur Max de Jong: “In een markt waar materiaalprijzen behoorlijk fluctueren, zorgen wij er op deze manier voor dat klanten over de meest actuele kostengegevens kunnen beschikken.” ArchiCalc is een gebruiksvriendelijk calculatieprogramma toepasbaar voor de nieuwbouw, verbouw en renovatie waarin uitgebreide kostenbibliotheken van ruim achtduizend bouwdeelprijzen zijn opgenomen. De bibliotheek is opgebouwd volgens de NL/ SfB-classificatie. De bouwdeelrecepten zijn onderbouwd met kostenregels en bestaan uit materiaal- en materieelprijzen en arbeidsnormen. Tot op heden werden gebruikers bediend met

een tweejaarlijkse update. De Jong: “Daar zijn we van afgestapt. Nu kan men met een druk op de knop de materiaalprijzen in de bibliotheek automatisch laten verversen.” De materiaalprijzen komen tot stand in samenwerking met producenten en leveranciers en zijn landelijk gemiddelde. Plaatselijke omstandigheden, hoeveelheden en individuele prijsafspraken kunnen invloed hebben op het prijsniveau. In het programma ArchiCalc kunnen die prijzen ook naar eigen inzicht worden aangepast. Er zijn producten van meer dan zeshonderd producenten en leveranciers opgenomen in het bouwkostensysteem. Dagelijks worden deze prijzen door Archidat geactualiseerd. Meer informatie: Archidat, Oegstgeest, tel. 071 – 519 19 60, www.bouwkosten-online.nl

| juLi 2012

27


SEMINAR

Mogelijkheden van moderne houtconstructies In het geheel uit hout opgetrokken Natuurbelevingscentrum de Oostvaarders vond op 19 april het seminar ‘Engineered Wood’ plaats. Organisator Metsä Wood had verschillende gastsprekers uitgenodigd om te komen praten over de mogelijkheden van moderne houtconstructies. TEKST FOTOGRAFIE

1

28

| juLi 2012

Linda Hulsman BDU Uitgevers en Metsä Wood


1M artijn Monné, technisch adviseur bij Metsä Wood, opende het seminar met zijn presentatie ‘Modern constructief hout’. 2D e wanden van Het Natuurbelevingscentrum zijn opgebouwd uit kruislings verlijmde houten Leno-elementen. 3A an de hand van een aantal praktijkvoorbeelden toonde Monné de mogelijkheden van Kerto-Ripa, Leno en Finnjoist.

Metsä Wood, voorheen Finnforrest, organiseerde op 19 april het seminar ‘Engineered Wood’. In het Natuurbelevingscentrum aan de Oostvaardersbosplaats in Almere werd de gehele dag aandacht besteed aan de mogelijkheden op het gebied van houtconstructies. Diverse gastsprekers deelden hun ervaringen met de grote groep aanwezige constructeurs. Martijn Monné, technisch adviseur bij Metsä Wood, opende het seminar met zijn presentatie ‘Modern constructief hout’. Hierin zette Monné de diverse constructieve producten van het bedrijf uiteen. Metsä produceert houten vloer- en dakelementen (Kerto-Ripa), massieve wanden (Leno), luchtdichte wandelementen (Kerto-in-Leno), I-liggers (Finnjoist) en binnen- en gevelbekleding (Sonans/Thermowood). “Het gelamineerde fineerhout Kerto is verkrijgbaar in twee smaken: Kerto-S en Kerto-Q. Bij de eerstgenoemde zijn alle fineren één kant op toegepast, dit heeft over het algemeen de voorkeur. Kerto-Q wordt gebruikt voor bijvoorbeeld gekromde elementen en verbindingen, vanwege het gunstigere splijt- en stuikgedrag.” De relatief nieuwe houten producten leveren volgens de adviseur ook nieuwe constructieve oplossingen op. Zo kunnen de Metsä-producten worden gebruikt voor prefab systeemvloeren en passiefsystemen. Aan de hand van een aantal voorbeelden toonde hij de mogelijkheden van het materiaal.

Locatie Om zijn woorden kracht bij te zetten schonk Monné na afloop enige aandacht aan de locatie van het seminar. Het Natuurbelevingscentrum is namelijk volledig in materialen van Metsä Wood opgetrokken. Zo bestaan alle wanden van het gebouw uit kruislings verlijmde houten Leno-elementen. Het grootste element is 19,2 m lang, 4,8 m hoog en 162 mm dik. Tussen de wanden hangen Kerto-Ripa-vloeren. De vloer zelf bestaat uit Kerto-S-ribben, die constructief zijn verlijmd met een Kerto-Q-plaat. Dankzij de grote mate van prefabricage kon het centrum in een korte bouwtijd worden gerealiseerd, zodat de natuur eromheen zo min mogelijk zou worden verstoord. De presentatie van Monné werdt gevolgd door Ad Leijten, universitair hoofddocent timber structures aan de TU Eindhoven, die de complexiteit achter Eurocode 5 voor zijn rekening nam.

Duurzaam Pim Peters van IMd Raadgevende Ingenieurs besteedde vervolgens de nodige aandacht aan duurzaam construeren. Hierbij kwamen vijf criteria aan bod: verleng de levensduur

2

3

van gebouwen met behulp van flexibiliteit, beperk het materiaalgebruik, gebruik duurzame materialen, houd rekening met de milieu-impact van (bouw)logistiek en transport en gebruik de constructie voor meer dan alleen ‘dragen’. Ook gaf Peters antwoord op de vraag: ‘Wat is duurzaam bouwen?’ en gaf hij aan welke instrumenten hiervoor (kunnen) worden gebruikt. “Als het gaat om duurzaam bouwen kunnen we praten over ‘durable’ en ‘sustainable’. Dat wil zeggen: de tijdsinvloed op het functioneren en de invloed op het milieu. Instrumenten om dit te meten kunnen Greencalc, Breeam en GPR Gebouw zijn.” Duurzaam construeren betekent in de praktijk volgens Peters: de materiaalkeuze, het integraal ontwerpen, de milieubelasting, het herbestemmen. Na de middagpauze werd er een aantal drukproeven gedaan met zowel gezaagd hout als de producten van Metsä. Monné: “Op het gebied van duurzaamheid doen onze materialen niet onder voor gezaagd hout.” Om deze uitspraak te illustreren liet Renaud Blondeau-Patissier, technisch directeur Metsä Wood France, vervolgens een aantal voorbeelden zien van Kerto toegepast in dragende houtconstructies. Een aantal van deze toepassingen zijn: tweepunts- en driepuntsframes en rigide frames. De dag werd afgesloten met een tweetal presentaties van recent afgeronde houtconstructies. Een facetdak in Haarlem en het Rijkspaviljoen op de Floriade moesten beide dienen als inspiratiebron voor de aanwezigen. | juLi 2012

29


project De BinnenVergt, Zaltbommel

‘Je zet niet even een knop om en je bouwt lean’

1

30

| juLi 2012


“Het zegt al veel dat we tot nu nog geen verzoek tot meerwerk richting de opdrachtgever hebben gedaan.” Aannemer Jan van Houwelingen toont zich tevreden over het verloop van het lean-project De BinnenVergt in Zaltbommel. Bij de bouw van dit appartementencomplex moeten door intensief overleg en nauwe samenwerking tijd en kosten worden teruggedrongen.

TEKST FOTOGRAFIE

Albert Schuurman BDU Uitgevers, Mulleners + Mulleners Architecten

De vergaderruimte in de bouwkeet van BM van Houwelingen bij De BinnenVergt hangt vol met planningen, waarop in allerlei kleuren de routes naar de oplevering zijn aangegeven. “Er lopen nu zeventig, tachtig man op de bouw; heel compact, zonder dat ze elkaar in de weg lopen”, zegt BM van Houwelingen-directeur Jan van Houwelingen. De BinnenVergt is voor de Zaltbommelse woningcorporatie Woonlinie het eerste lean-project. “Een bewuste insteek”, zegt directeurbestuurder Peter van den Heuvel. “In deze nieuwe tijd wordt bouwers en opdrachtgevers gevraagd op een andere manier te denken, die in het belang is van de afnemer. Natuurlijk hadden wij de markt kunnen afschuimen voor de laagste prijs. We willen echter een goed kwaliteitsniveau, werken op basis van vertrouwen en natuurlijk ook marktwerking op prijsniveau. Er spelen dus harde en zachte aspecten mee.”

3

2 1A annemer Van Houwelingen verwacht dat op deze bouw het aantal klachten achteraf beduidend minder zal zijn. 2 Impressie van De BinnenVergt in voltooide fase. 3V oor woningcorporatie Woonlinie is De BinnenVergt het eerste lean-project.

Andere werkwijze Project De BinnenVergt is een inbreidingsproject, waarmee dicht bij het centrum van Zaltbommel 59 appartementen worden gerealiseerd. Het ontwerp voor het gebouw is van de hand van Joost Assmann.Voor de architect/projectleider van het Amsterdamse architectenbureau Mulleners + Mulleners levert lean bouwen een andere werkwijze op. “Normaal bepalen wij het ontwerp. Naderhand hebben de onderaannemers invloed, wat vaak leidt tot discussies. Nu is het anders: de metselaar en de timmerfabrikant kijken van tevoren wat het plan inhoudt en kunnen daarop vanuit hun kennis reageren.” De BinnenVergt-bouwpartners hebben eerst een lean-cursus gevolgd om te samen in dezelfde richting te leren denken. Tijdens de cursus gaf Assmann een projectpresentatie. “Alle betrokkenen leren hoe het gebouw in elkaar zit, waarom bepaalde kleuren worden gebruikt.” Daarmee tekent de progressie van een lean-project zich al in het beginstadium af, stelt betrokken timmerfabrikant Mathee van de Vin. “Er is meer respect voor het ontwerp en voor elkaar. In dit project verrassen we elkaar niet achteraf met extra kosten.” Ook Van den Heuvel kijkt positief aan tegen de samenwerking. “We hebben | juLi 2012

31


4 Kant-en-klare dakkapellen wachten op plaatsing. 5 Joost Assmann, Jan van ­Houwelingen en Mathee van de Vin met achter hen een deel van de lean-planning. 6 Het inbreidingsproject De BinnenVergt ligt dicht bij het centrum van Zaltbommel. 7 Peter van den Heuvel: “De architect heeft de supervisie over het ontwerp, maar het is in feite door veertig mensen gemaakt.” 8D ankzij de lean-planning wordt een kostenbesparing van 8,6 procent gerealiseerd.

4

een aantal dagen op elkaars lip gezeten om het ontwerp in één keer goed neer te zetten in plaats van het drie maanden rond te sturen.”

Verkorting De BinnenVergt moet in elf maanden klaar zijn.Van den Heuvel: “We zijn op 1 november 2011 gestart en het project moet op 1 oktober worden aangeleverd - vier maanden eerder dan oorspronkelijk gepland. Dat is een behoorlijke verkorting, waardoor we de overlast in de wijk verminderen en we straks de appartementen eerder kunnen verhuren.” Maar ook in de voorbereiding werd al winst geboekt. De besprekingen voor De

BinnenVergt begonnen namelijk ‘pas’ in februari 2011, aldus Van den Heuvel. “Bij een volgend project nodigen we in het lean-traject ook de gemeente aan tafel. Dan kun je tijdens die sessies waarschijnlijk al het stempel voor de bouwvergunning krijgen.” Het bouwteam verwacht een flinke kostenbesparing te realiseren.Van den Heuvel: “We hadden als financieel voordeel 10 procent begroot in vergelijking met de gangbare prijzen. Uiteindelijk komen we op 8,6 procent.”Voor onder meer deze berekening moeten de betrokken partijen openheid van zaken geven. “De integriteit van woningcorporaties staat in de schijnwerpers”, beseft Van den Heuvel. “Dus het is belangrijk dat ook onze cijfers volstrekt transparant zijn.”

Wederzijds vertrouwen Evenals de transparantie is de samenwerking in het Zaltbommelse lean-project ook nieuw voor de bouw. “We waren niet gewend om te werken op basis van wederzijds vertrouwen”, zegt Van Houwelingen. “Voorheen gooide een aannemer het plan bij de anderen over de schutting. Dat is echter alleen gunstig voor de korte termijn, want de kans op faalkosten neemt enorm toe. Ik verwacht dat op deze bouw het aantal klachten achteraf beduidend minder zal zijn. We bespreken namelijk de detailleringen met elkaar, waarbij we niemand meer het mes op de strot zetten en we niet langer zoveel mogelijk meerwerk claimen. Dit is een tegendraadse werkwijze, zeker in tijden van crisis.” Ook voor Woonlinie betekent lean een verandering, constateert Van den Heuvel. “Zo praat binnen de stuurgroep een aantal keypartners ons bij over doorlooptijd, voortgang, aandacht voor de werkvloer en financiële resultaten. In de traditionele bouw kom je tijdens gesprekken wel eens terecht in vechtsituaties en

5

32

| juLi 2012


6

discussies over meer- en minderwerk. Hier heeft de architect de supervisie over het ontwerp, maar is het in feite door veertig mensen gemaakt.”

Strak Ruim een halfjaar na de bouwstart kan het lean-schema nog altijd strak worden gehanteerd. Dat hebben de bouwpartners aan zichzelf te danken, want zij hebben ook invloed gehad op de te volgen planning.Van Houwelingen vindt dit het grootste onderscheid ten opzichte van de traditionele bouw. “Alle bouwpartners gingen met Post-its bij ons door de kantine heen. Ze gaven dan zelf aan hoeveel tijd ze nodig hebben. Dat werd afgestemd met de voorlieden op de bouw en toen bleek het ineens haalbaar te zijn om 30 procent in te lopen. Dit werkt beter dan dat een aannemer op afroep belt voor producten.”Van de Vin onderschrijft dit: “Voor mij is het belangrijk dat ik weet dat wanneer ik mijn product aflever, het dán nodig is. Hier in Zaltbommel hebben we ook nog eens te maken met een kleine bouwplaats, dus dat maakt het precies op tijd aanleveren van het juiste product nog belangrijker.” Een snelle planning vraagt ook om zorg voor de mensen op de bouw, vindt Van den Heuvel. “Er is geen ruimte voor het verruimen van de planning. Dus moet je ervoor zorgen dat uitvoerders en voormannen niet over de rooie raken. Wat heel goed werkt, zijn de tien-voor-negengesprekken: elke dag staan alle voormannen uit alle disciplines tien minuten bij elkaar: hoe staan we ervoor?” Het permanente hoge bouwtempo heeft Van Houwelingen verrast. “Eerlijk gezegd ben ik hier verschillende keren gaan kijken. Ik kon het niet geloven dat het zo snel gaat.” En dat terwijl het ontwerp het de bouwpartners niet gemakkelijk maakt, stelt architect Assmann. “We zijn met dit project in het diepe

7

gestapt, want het is wat de vorm betreft een complex ontwerp: veel kappen, dakkapellen en dwarskappen, en naast de woonfunctie komt er waarschijnlijk ook een restaurant in. Alle partijen investeren bovendien tijd en energie in een traject waarmee ze weinig tot geen ervaring hebben.”Van de Vin heeft met het laatste geen moeite: “Je stopt die energie namelijk in iets, waarvan je van tevoren weet dat de intentie goed is. Ik zou het niet erg vinden om 100 procent van dit soort projecten te hebben.”

Tekenen Naar aanleiding van De BinnenVergt is Van de Vin in zijn eigen bedrijf lean gaan produceren. “We vragen onze klanten hun

8

| juLi 2012

33


IndustrIeel bouwen met hout

interesse? Neem eeN aboNNemeNt eN surf Naar www.ib-iNdustrieelbouweN.Nl


9

gegevens op een andere manier aan te leveren. Dat scheelt ons het downloaden van veel informatie, waarvan we 80 procent niet nodig hebben. Als je jouw informatie uit een bim-model kunt halen, bespaart dat veel tijd.” Het daadwerkelijk tekenen van de benodigde producten doet Van de Vin nu ‘op de valreep’. “Het was altijd het beginpunt, maar na verloop van tijd bleek dat er nieuwe of andere gegevens bij moesten. Nu 9D e BinnenVergt moet op 1 oktober aanstaande zijn opgeleverd. 10 “Voor mij is het belangrijk dat ik weet dat wanneer ik mijn product aflever, het dán nodig is”, aldus timmerfabrikant Van de Vin.

draaien we het om: eerst verzamelen we de gegevens en drie weken van tevoren gaan we pas tekenen. Details die op dat moment nog niet helemaal duidelijk zijn, worden in het werk verder uitgedetailleerd.” Met lean kunnen fouten drastisch worden beperkt, maar is niet gezegd dat er niets meer misgaat. “Het gaat nu echter om details, terwijl het vroeger om grote dingen ging”, zegt Assmann. “Bovendien worden zaken die fout zijn gegaan sneller opgelost.”Van Houwelingen beaamt dit: “Omdat de bewerkingen heel kort achter elkaar zitten, worden fouten snel opgemerkt en kunnen ze ook snel worden gecorrigeerd.”Van de Vin vindt het prettig dat het onderlinge vertrouwen deze werkwijze mogelijk maakt. “Het gaat er om hoe je elkaar aanspreekt: geef je fouten aan of reken je elkaar erop af?”

Tijd Voor Van Houwelingen is het lean-project De BinnenVergt een opstap naar andere projecten. “Het bredere doel is steeds een slag verder te gaan. Dat heeft tijd nodig, het is niet een kwestie van de knop omzetten en je bouwt lean.”Van den Heuvel vult aan: “We willen met de betrokkenen - die nu hun nek hebben uitgestoken - verder in volgende projecten. Je weet nu wat je aan elkaar hebt.”

PROJECTGEGEVENS Opdrachtgever: Woonlinie, Zaltbommel Architect: Mulleners + Mulleners Architecten, Amsterdam Aannemer: BM van Houwelingen, Hardinxveld-Giessendam Leverancier kozijnen, deuren: Van de Vin ramen en deuren, Heeze Start bouw: november 2011 Oplevering: oktober 2012 10

| juLi 2012

35


Concept IV

Prestatiecontract voor 足houten gevelelementen Met de komst van Concept IV hebben gebouweigenaren meer invloed op de prestatie waaraan de geleverde houten gevelelementen moeten voldoen. De timmerfabriek is niet meer verantwoordelijk voor alleen de levering en plaatsing van het element, maar ook voor het onderhoud tijdens de duur van het gezamenlijk opgestelde contract.

TEKST FOTOGRAFIE

1V anwege het representatieve karakter van een gebouw kan een gebouweigenaar kiezen voor een hoge prestatie-eis van het element. 2A an de eisen in het prestatiecontract zit een ondergrens: er moet worden voldaan aan de functionele eisen van de BRL 0801. 3O scar van Doorn en Bas van Etten zijn overtuigd van de meerwaarde die Concept IV een gebouweigenaar biedt.

1

36

| juLi 2012

Linda Hulsman BDU Uitgevers


er het nodige aan onderhoud moeten worden gepleegd. “Het aardige aan dit concept is dat de timmerfabrikant hierdoor ook het een en ander kan sturen. Zo is het glansverlies bijvoorbeeld mede afhankelijk van de positie van het kozijn in de gevel. Als het op het zuidwesten zit, dan gaat dat veel sneller dan op een andere zijde. Een fabrikant kan dan besluiten enkel de zuid­ westgevel te laten schilderen. Dat onderstreept de flexibiliteit van het concept en zal ook resultaat opleveren voor de budget­ teringen van een gebouweigenaar.” Aan de eisen in het pres­ tatiecontract zit vanzelfsprekend wel een ondergrens: er moet worden voldaan aan de functionele eisen van de BRL 0801. Er mag dus in geen enkel geval sprake zijn van bijvoorbeeld waterlekkage of tocht. Met name de esthetische kant van het concept biedt een grote vrijheid. Ook de duur van het contract is geheel afhankelijk van de wensen van de gebouwgebruiker.

2

Tijdens Building Holland, dat plaatsvond van 17 tot en met 19 april in de Rai in Amsterdam, werd een drietal timmerfabri­ kanten als eerste in Nederland officieel gecertificeerd voor het leveren van houten gevelelementen op basis van de BRL 0801, Concept IV. Maar welke voordelen levert het voorschrijven van dit concept de opdrachtgever op? Bas van Etten, projectleider bij keuringsinstantie SKH vertelt: “Het principe van Concept IV is dat de timmerfabrikant niet alleen levert, maar ook gedurende de gebruiksperiode een stuk van de verantwoordelijkheid op zich neemt. Dat betekent dat hij na oplevering de houten producten beoordeelt aan de hand van het vooraf opgestelde prestatieniveau en ze vervolgens voor een bepaalde periode onderhoudt.” Het uitgangspunt hierbij vormt het contract dat de fabriek afsluit met de gebouweige­ naar. Hierin worden de verwachtingen ten aanzien van de gevelelementen vastgelegd. Wat moet het minimale prestatie­ niveau zijn voor de gebouwgebruiker om tevreden te kunnen zijn met het kozijn? Van Etten legt uit: “Deze eisen kunnen per gebruiker natuurlijk heel verschillend zijn. Zo kun je een gebouweigenaar hebben die het uiterlijk van een element min­ der belangrijk vindt dan de functionaliteit ervan. Of vanwege het representatieve karakter van een gebouw juist andersom.”

Cycli van controles De contracten die door fabrikanten worden afgesloten, worden door SKH op voorhand beoordeeld. ”Er wordt gelet op het overeind blijven van de minimale prestatie-eis, maar ook op het aanvullende – esthetische – eisenpakket”, vertelt Oscar van Doorn, directeur bij SKH. “In de normale cycli van controles die wij doen zijn dan ook de rapportages van de constaterin­ gen, herstelwerkzaamheden en onderhoudsactiviteiten opgeno­ men, die door de timmerfabriek op het betreffende project zijn uitgevoerd.”Voor de controle van geveltimmerwerk gaat SKH

Toetsingscriteria Alle eisen ten aanzien van bijvoorbeeld de glansgraad, verkleu­ ring of tocht vormen de toetsingscriteria voor de fabrikant en worden contractueel vastgelegd. Als tijdens een inspectie blijkt dat er niet aan de vastgestelde prestatie-eis wordt voldaan, zal

SKH heeft als certificeerder het doel de kwaliteitszorg in het bouw­segment en de sectoren waar hout en houtproducten worden toegepast en het gebruik van hout uit duurzaam beheerde bossen te vergroten. 3

| juLi 2012

37


4E en fabrikant kan desgewenst besluiten enkel de zuidwestkant van de gevel te laten schilderen. 5 “ Een timmerfabrikant zal nog meer bezig zijn met het afstemmen van zijn systeem op bijvoorbeeld de aflak.”

vier keer per jaar bij fabrikanten langs. “Tijdens deze bezoeken vragen we dan ook naar de lopende Concept IV-projecten; die vastlegging moeten de fabrikanten waarborgen”, vult Van Doorn aan. Uiteraard zijn aan het niet voldoen aan deze eisen consequenties verbonden. “Deze zijn hetzelfde als bij Concept I, II en III. Als er iets misgaat, dan valt de fabrikant onder ons sanctiebeleid, dat tot doel heeft de timmerfabrikant te stimule­ ren maatregelen te treffen.”

Verantwoordelijkheid Het principe achter Concept IV bestaat al een langere tijd, maar dan in een iets andere vorm.Van Etten: “Deze concep­ ten zijn meer op resultaatgericht onderhoud gebaseerd en niet gecertificeerd.” Naast de certificering is ook de volledige verantwoordelijkheid van de timmerfabriek een vernieuwend element. “Eventuele nare verrassingen voor de gebouweigenaar worden daarmee afgedicht.” En het komt de kwaliteit van de elementen volgens Van Etten ook ten goede. “De timmerfa­ brikant kan zijn product beter afstemmen op de vraag van de klant. Op het moment dat hij weet dat er een heel hoog prestatieniveau wordt gevraagd, dan kan hij daar op voorhand al rekening mee houden. Zijn belangen om te zorgen dat de verfsystemen goed op elkaar aansluiten wordt nog groter. Hij zal nog meer bezig zijn met het afstemmen van zijn systeem op bijvoorbeeld de aflak.”

4

Exploitatiekosten

5

38

| juLi 2012

Als het contract resultaatgericht wordt vormgegeven, zal het volgens Van Etten op termijn ook een voordeel in exploitatie­ kosten opleveren. “De ervaring leert dat onderhoud eigen­ lijk nooit op het juiste moment plaatsvindt. Je ziet soms bij woningbouwcorporaties dat ze vastleggen dat er om de drie of vijf jaar moet worden geschilderd, maar dat er dan niet wordt gekeken naar de noodzaak ervan. Of dat er te lang wordt gewacht met het plegen van onderhoud en dat er bijvoorbeeld al verfonthechting heeft plaatsgevonden, waardoor er meer werk moet worden verricht om het te herstellen. Met Concept IV zal er altijd op de juiste termijn onderhoud worden gepleegd.”


NIEUWS Product

Passieve buitendeur Kegro heeft voor zijn KegaPro+-deuren het Passiefhuis-certificaat voor buitendeuren ontvangen. Het bedrijf kreeg deze erkenning uitgereikt door Stichting Passiefhuis Holland tijdens Building Holland. Kegro is hiermee het eerste Nederlandse buitendeurenbedrijf dat deze certificering op zijn palmares mag schrijven. Het Passiefhuisproductcertificaat is een erkend, van origine Duits keurmerk voor goedgekeurde producten voor passief bouwen en wordt uitgegeven door het Passivhaus Institut in Darmstadt. Het certificaat wordt uitgereikt aan produc-

ten die helpen een woning energiezuiniger te maken. Hiervoor moet een product onder andere een goede isolatie en een permanente luchtdichtheid garanderen. Kegro heeft met KegaPro+ energiebesparende deuren naar eigen zeggen een nieuw product ontwikkeld dat een combinatie biedt van de best mogelijke thermische isolatie en de reeds zeven jaar bewezen techniek uit het KAIconcept. Dit maakt KegaPro+ volgens de leverancier tot een totaaloplossing voor energiezuinige woningbouw. Het concept is inmiddels in diverse projec-

ten uitgevoerd. “Wij geloven dat passief bouwen de toekomst is. Kegro is er dan ook enorm trots op dat de KegaPro+ energiebesparende deuren het Passiefhuiscertificaat buitendeuren hebben ontvangen,” zegt Henk Breel, commercieel directeur bij Kegro. “Het is voor Kegro een aanmoediging om door te gaan met het ontwikkelen van producten die het passief bouwen ondersteunen.” Meer informatie: Kegro Deuren, Groesbeek, tel. 024 – 399 95 55, www.kegro.nl

Renovatiesysteem In de strijd tegen constructieve gebreken bij gemetselde gevelconstructies introduceert Borgh het Facamaxspouwankerrenovatiesysteem. Dit systeem verankert bestaande buiten- en

binnenspouwbladen opnieuw aan elkaar als de oorspronkelijke spouwankers tekortschieten. Facamax bestaat uit een lange plug van 8 mm met een speciale rvs A4-schroef en is zonder

speciale gereedschappen als één geheel te plaatsen in de volle steen of lintvoeg. Facamax is geschikt om alle steenachtige spouwbladen spanningsvrij met elkaar te verbinden. Het Facamax-anker wordt volledig omsloten door kunststof, wat thermische overdracht beperkt. Het metaal blijft vrij van condens en corrosieproblemen behoren tot het verleden. De plug heeft twee spreidzones, één voor in het binnenblad en één ter hoogte van het buitenblad. Borgh levert het Facamax-systeem in drie verschillende lengtematen: 210, 230 en 250 mm. De bijpassende schroeven zijn iets korter en worden verdiept in de plug weggedraaid. De lengtes zijn geschikt voor combinaties van gevelstenen tussen 85 en 115 mm dikte en spouwbreedtes van 50 tot 100 mm. Meer informatie: Borgh, Almere-­H aven, tel. 036 – 535 93 33, www.borgh.net

| juLi 2012

39


project Dames Dietz, Oegstgeest

‘Resultaat niet meer ­afhankelijk van bouwvakker’ Industrieel bouwen met hout op een nieuwe manier. Zo kenschetsen architect Gijs Baks en Bouwpuur-eigenaar Claudia van Pul de eetwinkel Dames Dietz in Oegstgeest. De wanden van het compacte pand zijn opgetrokken uit hout en ook de vloeren bestaan uit het door Bouwpuur geleverde Nur-Holz. De houten constructie wordt aan de buitenzijde aan het oog onttrokken door een beschermende schil van leipannen.

TEKST FOTOGRAFIE

Albert Schuurman BDU Uitgevers, BaksvanWengerden Architecten

Eetwinkel Dames Dietz is een bijzondere, maar geen uitgesproken verschijning in Oegstgeest. Het nieuwgebouwde pand staat tegen een bestaande winkel aan en maakt deel uit van het winkelaanbod in de De Kempenaerstraat. De vorm van het pand is allesbehalve standaard, maar door de bruin-grijze leipannen treedt het niet op de voorgrond. “De wens was om een duidelijk herkenbare toevoeging te bouwen; wij streven naar eigentijdse en innovatieve architectuur”, zegt architect Gijs Baks, samen met Jacco van Wengerden, eigenaar van BaksvanWengerden Architecten in Amsterdam. “De vorm van het pand is mede gebaseerd op het recht van overpad dat op dit perceel lag. De eerste verdieping knikt daarom naar buiten – over het bewuste pad – om op het kleine perceel het optimale volume te creëren.” In de eetwinkel is het hout dat de klok slaat. Daar draagt het toegepaste Nur-Holz – een bouwsysteem van massief houten panelen – volop bij aan de uitstraling van het interieur. Alle wanden zijn opgetrokken uit hout en voor het grootste deel zichtbaar.Voor Nederland is dit het eerste, publiek toegankelijke bouwwerk dat in Nur-Holz is uitgevoerd. Er zijn al wel verschillende huizen met Nur-Holz gebouwd.

Delicatessen 1

40

| juLi 2012

Baks kreeg van Elisabeth en Marieke Dietz de opdracht hen te helpen bij het verwezenlijken van hun plannen om een winkel


2

1V oor Nederland is Dames Dietz het eerste, publiek toegankelijke bouwwerk dat in Nur-Holz is uitgevoerd. 2 De vorm van het pand is allesbehalve standaard, maar door de bruin-grijze leipannen treedt het niet op de voorgrond. e houten kozijnen zijn slechts deels zichtbaar 3D omdat ze zijn weggewerkt binnen de detaillering van de massieve panelen.

te openen. Het ontwerp moest aansluiten bij de insteek van de zussen voor hun nieuwe zaak, namelijk het bereiden en verkopen van duurzame voedselproducten. Een natuurlijke uitstraling als die van hout was daarom een logische keuze. Door de uitkraging over het pad bleek het bouwen met massief houten panelen ook constructief een goede keuze. De voorbereiding voor de bouw van Dames Dietz verliep allesbehalve vlot, aldus Baks. “Het ontwerp kwam niet zonder slag of stoot door de gemeentelijke welstandscommissie. Het aanbrengen van subtiele wijzigingen heeft het plan rijker en completer gemaakt; het heeft echter wel anderhalf jaar geduurd. Het was een intensieve voorbereidingstijd, maar dat is goed geweest. We hebben de tijd genomen om bijvoorbeeld door

3

| juLi 2012

41


4

4D ames Dietz per etage getekend. 5V oor de stevigheid zijn de zijkanten van de traptreden onderling verbonden met een stalen constructie.

5

et ontwerp moest 6H aansluiten bij de insteek van Dames Dietz: de bereiding en verkoop van duurzame voedsel­ producten.

Allround Dakexpert een mock-up te laten maken van de scheeflopende hoeken. De traagheid van het proces is de kwaliteit van het ontwerp ten goede gekomen.”

Engineering Ook de engineering van de houten wanden vergde tijd. “Alles is uitgeëngineerd”, vertelt Baks. “We wilden niet dat het leidingwerk zichtbaar zou zijn, dus zijn de sparingen hiervoor al in de fabriek meegenomen. Dit moest uiterst precies gebeuren omdat de panelen in het zicht blijven.” Claudia van Pul – eigenaar van Nur-Holz-leverancier Bouwpuur – vult aan: “Het in elkaar zetten van de wanden is eigenlijk nog het minste werk. Van tevoren moet je zeker weten dat het voor 100 procent klopt. Het is zichtwerk, dus je kunt niet meer schaven of schuren. Het voordeel daarvan is dat het uiteindelijke resultaat niet afhangt van de bouwvakker die hier bezig is.” Baks: “De timmerman kan niet meer fout frezen, omdat hij niet meer mág frezen. Tegelijkertijd reduceren we zo de kosten. Doordat

42

| juLi 2012

de houten ruwbouw zichtwerk blijft zijn er veel minder afbouwkosten.” Het voor de wanden benodigde hout wordt dus in kanten-klare panelen aangeleverd.Van Pul: “Het is een soort lego-bouwpakket, waarbij hooguit een klap van een hamer nodig is. De maatvoering komt heel nauwkeurig, maar dat is tegenwoordig allemaal mogelijk, dankzij goede software en computergestuurde machines.” De Nur-Holz-wandpanelen hebben een constructieve kern, waartegen aan beide kanten kruiselings hout wordt gemonteerd. “Op die manier kunnen we maatvaste wanden leveren van minimaal 9 en maximaal 36 cm dik”, vertelt Van Pul. “Dankzij deze constructie wordt de werking van het hout opgeheven, maar is er wel ruimte voor onderlinge werking van de panelen. Het leeft dus wel.” De panelen worden niet gelijmd, maar met beukenhouten schroeven aan elkaar bevestigd. “De schroeven worden gedroogd, zodat ze na de bevestiging het restvocht uit de panelen opnemen. Daardoor zetten ze uit en gaan ze niet meer los.” Nur-Holz wordt lang niet altijd voor zichtwerk gebruikt, zodat het geen probleem is als de schroeven door-en-door gaan. Omdat in eetwinkel Dames Dietz vrijwel al het hout zichtbaar is, is een verdekt schroefsysteem toegepast.

Ruimtelijke kwaliteit Het interieur van de winkel is opgebouwd uit drie materialen: beton, hout en de witte interieurdelen. De wanden, verdiepingsvloeren en de trap zijn alle uit hout vervaardigd. Het hout wordt afgewisseld met een vloer van beton en een videhek van staal. Evenals de toonbank zijn het hek en de liftschacht in wit uitgevoerd. “Dat is nadrukkelijk geen hout”,


verklaart Baks. “De onderbreking van het hout zorgt ervoor dat ondanks de smalte van de ruimte, de winkel breed aanvoelt. Ook de vide voegt veel toe aan de ruimtelijke kwaliteit. De winkel profiteert hierdoor ook van de lichtval door het raam aan de achterzijde van de eerste verdieping.” Op de videvloer is de keuken ingericht. Evenals de opgang naar de tweede verdieping, waar de voorraad is opgeslagen, is de trap van de begane grond naar de eerste etage uitgevoerd in hout. De treden zijn voor een klein deel open; voor de stevigheid zijn de zijkanten ervan onderling verbonden met een stalen constructie. Aangezien deze dezelfde kleur heeft als het hout zelf, valt dit nauwelijks op. Op de bovenverdiepingen zijn de grote ramen gevat in houten kozijnen.Van buiten zijn deze voorzien van een aluminium behuizing. Binnen zijn de kozijnen slechts deels zichtbaar omdat ze zijn weggewerkt binnen de detaillering van de massieve panelen. “Die verfijning komt ook terug in de zijdeur”, zegt Baks. “We hebben aan de buitenzijde de deur ‘weggewerkt’ door hetzelfde patroon te hanteren als dat van de muur, die ook is bekleed met leipannen. Dit creëert een rustig totaalbeeld.” De glazen winkelpui, waarvan de helft als elektrische schuifdeur dient, heeft stalen kozijnen.

Nieuwe manier Het toepassen van een systeem als Nur-Holz is een nieuwe manier van industrieel bouwen met hout, stelt Van Pul. “Het is technisch beter en het is wat anders dan stapelbouw. Als je dit goed neerzet, gaat het eindeloos mee. Het is milieuvriendelijk en volledig biologisch afbreekbaar.” Energiezuinig bouwen met Nur-Holz behoort tot de mogelijkheden. “Dan isoleer je de

PROJECTGEGEVENS Opdrachtgever: Dames Dietz, Oegstgeest Architect ex- en interieur: BaksvanWengerden Architecten, Amsterdam Aannemer: Van Berkel Aannemers, Leimuiden Levering houten panelen: Bouwpuur, Roosendaal Levering houten kozijnen: Van Berkel Aannemers, Leimuiden Levering houten trappen: Van der Geest Trappenmakerij, Zoeterwoude Levering keramische leipannen: Allround Dakexpert, Deurne Constructeur houten casco: Adviesbureau Luning, ­Doetinchem Interieurbouwer: Thomas Meubels, Amsterdam

wanden na aan de buitenkant”, zegt Van Pul. “Daarmee is een Rc-waarde van 10 haalbaar. We kunnen Nur-Holz ook hybride toepassen, dat wil zeggen: in combinatie met bijvoorbeeld ander hout of een betonvloer.” Opdrachtgever Elisabeth en Marieke Dietz stellen op de Dames Dietz-website dat hun pand met zoveel mogelijk duurzame materialen is gebouwd; dat past bij hun producten en persoonlijkheid. “Niets is zo duurzaam als iets dat mooi is”, vult Baks daarop aan. “Iets dat mooi is, wordt met liefde onderhouden en bewaard. Die positieve waardering zorgt er ook voor dat een gebouw toekomstbestendig is.”

6

| juLi 2012

43


project Sprengenparklaan, Apeldoorn

1

Hout doet status van monument­eer aan De statige Sprengenparklaan in Apeldoorn wordt gedomineerd door drie lange blokken woningen, gebouwd in 1954 en sinds een paar jaar een gemeentelijk monument. Wooncorporatie De Goede Woning was er veel aan gelegen om de ruime woningen op een hoger niveau te brengen. Bij de renovatie moest onder meer het energielabel D/E naar label B worden opgehoogd. Nieuwe houten kozijnen met weer de oorspronkelijke detaillering en roedeverdeling spelen daarin een belangrijke rol. De beheerder koos daarbij voor Accoya-kozijnen: wel een iets grotere investering, maar die is na drie schilderbeurten al weer terugverdiend. TEKST FOTOGRAFIE

Carla Debets Veeneman, Carla Debets

Met zowel aan de voor- als aan de achterzijde uitzicht op groenstroken vormen de 144 portieketagewoningen, ontworpen door Mensink Robbers een bijzonder project. “Niet alleen door de omvang, maar ook door het type portieketagewoningen, beide ongekend voor Apeldoornse begrippen”, vertelt Klaas Waarheid, architect bij Van Schagen architekten, betrokken bij de renovatie. “Daarbij vormen de details typische

44

| juLi 2012

voorbeelden van ‘shake hands-architectuur’: een combinatie van ambachtelijk gemetselde gevels en moderne prefab betonelementen.” Kenmerkend zijn de trappenhuiskozijnen, de betonnen balkons en de fors uitkragende betonnen dakrand. Ook de buitenruimten-op-niveau van de bovenste woningen zijn bijzonder. Bij een eerdere renovatie in 1987 maakten de houten kozijnen


3

1H et oorspronke­lijke karakteristieke ­woningcomplex, met naar buiten draaiende ramen. 2 De oude voorgevel, waarin bij de renovatie van 1987 kunststof draaikiepramen zijn geplaatst. 3 Detaillering van de kunststof kozijnen. 4 De oude achtergevel, met onder andere ook nog glazen klepraampjes.

plaats voor kunststof, dankzij de stevige lobby van de kunststof­ industrie. Daarbij kregen de kozijnen slechts deels dubbelglas; dit had vooral te maken met wel of geen huurverhoging. Maar ook de kenmerkende roedeverdeling verdween, evenals de van oorsprong slank gedetailleerde dakrand: met het isoleren van het dak kwam er ook een fors aluminium profiel langs de rand. Ten slotte kwam er op de begane grond een abstracte portiekentree. Weliswaar in beton, passend bij de vele betonnen details, maar dan anders.

2

Terug naar hout

4

De Goede Woning wilde de woningen energiezuiniger maken en besloot het complex grondig aan te pakken, mede vanwege de problemen met de kunststof kozijnen – onder andere met het hang- en sluitwerk en koudestraling – én het feit dat het complex een gemeentelijk monument was. Behalve dat de woningen naar energielabel B moesten worden getild, moesten de maatregelen duurzaam zijn én op woningniveau voldoen aan het Politiekeurmerk Veilig Wonen.Voor de uitvoering gold dat de bewoners in hun woningen zouden blijven. Een korte doorlooptijd was dus belangrijk. Omdat het project een monumentenstatus heeft, koos De Goede Woning weer voor houten kozijnen, net als in het oorspronkelijke ontwerp. Gert van Otterloo, projectleider vastgoed bij De Goede Woning: “Vanwege de duurzaamheid werd dit | juLi 2012

45


5 De nieuwe v­ oorgevel, met nieuwe ­kozijnen ­volgens de ­oorspronkelijke detaillering en schoongemaakt metselwerk. 6D etaillering van de nieuwe houten ­kozijnen. 7 De oude kunststof kozijnen werden compleet verwijderd vóór plaatsing van de nieuwe houten kozijnen. 8 Nieuwe terrashekjes op de ­begane grond: in staal, maar wel met de wybertjesvormen van de betonnen balkons. 9 Vanwege de doorgestorte raamlateien is koudebrug­ isolatie aangebracht tot ­onderzijde plafond, om ­condens te voorkomen. 5

FSC-hout, met name Accoya in verband met de onderhoudscycli. De kosten hiervan zijn circa 10 procent hoger, maar die hebben we met drie schilderbeurten weer terugverdiend.” Accoya is vanwege de grote duurzaamheid – klasse 1 – uitstekend geschikt voor buitentoepassingen. De Goede Woning koos voor de kozijnen in Concept III, dus compleet beglaasd en afgelakt, om de bewoners zo min mogelijk overlast te bezorgen. De kozijnen worden daarbij bovendien onder verantwoordelijkheid van de timmerfabrikant (Vako Kozijntechniek) geleverd en aangebracht. Op de kozijnen en ramen zit tien jaar garantie, op de deuren zes jaar. Vako Kozijntechniek heeft samen met Wijzonol gezocht naar het meest gunstige verfsysteem. Bearny Palland van Wijzonol: “We hebben veel onderzoek gedaan naar de prestaties van onze verfsystemen op Accoya en in combinatie met ons programma LDV (levensduurverwachting) kunnen we dan ook perfect voorspellen wat de levensduur van het op dit project toegepaste verfsysteem is. Mede door de begeleiding van het applicatieproces kunnen we gezamenlijk hoogwaardige kwaliteit leveren. We verwachten de eerste schildersbeurt dan ook pas over een jaar of acht.”

Eisen van deze tijd “Met deze houten kozijnen voldoen de woningen weer prima aan de eisen van deze tijd”, meent Van Otterloo. “De kozijnen

46

| juLi 2012

6

zijn uitgevoerd met dubbele kierdichting en HR++-glas. En ze zijn waar mogelijk weer gedetailleerd volgens de oorspronkelijke tekeningen die nog aanwezig waren.” Resultaat is dat de roedeverdeling terug kwam én de negges van 7 centimeter. “Daardoor krijgt het complex ook zijn plasticiteit terug”, aldus Waarheid. “In de oorspronkelijke kozijnen waren twee naar buiten draaiende ramen geplaatst. We hebben


7

8

echter gekozen voor meer functionele en moderne naar binnen draaiende stolpramen.Voordeel daarvan is dat de zwaardere raamprofielen, als gevolg van het zwaardere dubbelglas, in gesloten toestand nog steeds een slank aanzicht geven.” Lastig detail was nog wel de realisatie van ventilatievoorzieningen, mede vanwege de monumentenstatus. De oorspronkelijke ramen hadden geen ventilatieroosters, maar deze waren volgens de moderne eisen wel vereist. Mede in verband met de toepassing van CO2-ventilatie van Itho zijn nu aan de binnenzijde vraaggestuurde roosters geplaatst.Van Schagen architekten maakte hiervoor een aangepaste detaillering: tussen het metselwerk en het kozijn is een sleuf waar de lucht door kan en aan de binnenzijde zit het ventilatierooster.

Proefportiek Omdat het om een groot aantal woningen ging, is eerst een

proefportiek uitgevoerd. Zo konden de bewoners zien welke gevolgen de renovatie zou hebben en kon de aannemer onder andere een inschatting maken van de werkzaamheden. In het proefportiek was het resultaat zichtbaar van de nieuwe kozijnen, de schuifpui en de koudebrugisolatie.Voor het vervangen van de kozijnen werd gerekend op drie werkdagen per appartement. Al snel bleek dat dit in twee dagen kon, als gevolg van het repeterend effect én de bouwers die steeds beter op elkaar ingesteld raakten. In de gevels naar de balkons zijn schuifpuien geplaatst. Waarheid: “In de oorspronkelijke kozijnen zaten horizontale roedes die zorgden voor een onrustig beeld. Dit kwam ook door een geraffineerd ‘grapje’ in het ontwerp: vanwege het glooiende terrein verspringt namelijk het vloerniveau en dus ook de bovenkant van de kozijnen, van één tot drie metsellagen. Om het onrustige beeld te vermijden wilden we alleen verticale stijlen. Dit leidt eveneens tot beter zicht vanuit de woningen. Om van buitenaf de radiatoren en de soms rommelige balkons meer aan het zicht te onttrekken, kregen de begane grondwoningen eveneens balkonhekjes. Deze zijn in stripstaal ontworpen, maar in de vormgeving komt het wybertjespatroon van de betonnen balkonhekken terug.” De kozijnen naar de balkons kregen aluminium schuifpuien. Deze keuze had vooral met de slankheid van de profielen te maken.

Energielabel B

9

Om de woningen op energielabel B te brengen, zijn alle gemetselde gevels in de spouw voorzien van polystyreenkorrels en werden PIR-isolatieplaten op alle daken aangebracht. Dit in combinatie met een nieuwe HR cv-ketel en CO2-ventilatie én HR++-glas. Behalve isolatie van gevels en daken zijn ook alle koudebruggen geïsoleerd. Deze bevonden zich vooral ter plaatse van | juLi 2012

47


PROJECTGEGEVENS Opdrachtgever: De Goede Woning, Apeldoorn Ontwerp: Van Schagen architekten, Rotterdam Aannemer: Veeneman, Apeldoorn Bouwfysisch adviseur: Adviesburo Nieman, Zwolle Leverancier kozijnen: Vako Kozijntechniek, Bolsward Verfleverancier: Wijzonol Bouwverven, Zwolle Start renovatie: begin 2011 Oplevering: medio 2013 Renovatiekosten: circa 43.000 euro per woning, incl. btw Kosten vervanging kozijnen: circa 3.300 euro per woning

Opnieuw gevoegd

10

de raamlateien en doorgestorte vloeren bij de dakrand. Om condens te voorkomen zijn de koudebruggen geïsoleerd: alle gevels boven de kozijnen werden tot onderkant van het plafond voorzien van een hoogwaardige isolatie en afwerkplaat, ofwel een strook van circa 40 cm hoog. De bewoners kregen van De Goede Woning een gebruiks-/onderhoudsdocument met daarin aangegeven de bevestigingsmogelijkheden voor gordijnen en de onderhoudsadviezen van de platen.

Om het complex weer de architectonische uitstraling van voorheen te geven, zijn ook alle voegen van de metselwerkgevels uitgehakt en opnieuw gevoegd, in de originele kleurstelling. Ook de slanke dakrand kwam weer terug doordat de nieuwe isolatie terug ligt ten opzichte van de rand. Veel door bewoners zelf aangebracht voorzieningen, zoals zonwering en hekwerken, mochten na renovatie niet worden teruggeplaatst, in verband met de monumentenstatus.Voor de vogelhuisjes, waarin ook veel vleermuizen huisden, evenals in de spouwmuren, bedacht De Goede Woning een alternatief: op diverse plaatsen worden de spouwen van de bovenste woonlagen open gehouden. Op deze plaatsen kwam isolatie aan de binnenzijde.Voor de vogels zocht De Goede Woning in overleg met de gemeente naar alternatieve (broed)plaatsen: in het park tegenover het wooncomplex zijn op verschillende plaatsen vogelhuisjes opgehangen.

10 D etaillering nieuwe gevel. 11 Een duidelijk ­verschil tussen de gerenoveerde gevel (links) en de gevel vóór ­renovatie (rechts)

11

48

| juLi 2012


NIEUWS Algemeen

Crisis raakt ook zzp’ers Het aantal zzp’ers in de bouw is voor het eerst sinds jaren gedaald. Op dit moment zijn er ruim 73.000 zzp’ers in de bouw werkzaam, een daling van 5 procent ten opzichte van 2010 (bijna 77.000). Hierbij worden alle typen zzp’ers getroffen: van generalisten (klus- en timmerbedrijven) tot specialisten (installateurs, schilders, tegelzetters, etcetera). Een belangrijke verklaring hiervoor kan worden gevonden in het gedaalde consumentenvertrouwen. Dit blijkt uit desk research van USP Marketing Consultancy en BouwKennis dat is uitgevoerd op de bestanden van de Kamer van Koophandel. Sinds 2006 voert USP Marketing Consultancy elke twee jaar een telling op de bestanden van de Nederlandse Kamer van Koophandel uit ten behoeve van de BouwKennis ZZP & Klus Monitor. Dit jaar is voor de vierde keer gekeken naar het aantal zzp’ers (zelfstandigen zonder personeel) in de bouwsector. In voorgaande jaren nam het aantal zzp’ers toe van 52.600 in

2006 naar 76.850 in 2010. Dit is een toename van 46 procent in vier jaar tijd. In 2010 verkeerde de Nederlandse bouwsector reeds in een crisis, die tot op de dag van vandaag aanhoudt. Desalniettemin nam in 2010 het aantal zzp’ers in de bouw nog wel toe. De crisis raakte de zzp’ers amper, aangezien zij zich voornamelijk richten op de particuliere opdrachtgever. Deze doelgroep liet in 2010 zien dat zij wel bereid was tot investeringen in hun woning, activiteiten bij uitstek uit te voeren door een zzp’er. Immers, het consumentenvertrouwen in januari 2010 (-7) en augustus 2010 (-8) waren de hoogste sinds januari 2008. Ook het eerste kwartaal van 2011 liet relatief goede cijfers zien (-5, -3 en -7), maar in het tweede halfjaar van 2011 dook het consumentenvertrouwen richting de -30 en bereikten we in december 2011 zelfs de -40 (bron CBS). www.usp-mc.nl

Opdrachtgever zit duurzaamheid in de weg Duurzaamheid speelt in de bouw een steeds grotere rol, maar is nog altijd niet de standaard.Volgens de meeste marktpartijen zijn het voornamelijk opdrachtgevers die de toepassing van duurzaamheid vaak belemmeren. Ook de aannemer Burger- & Utiliteitsbouw (B&U) wordt relatief vaak als boosdoener aangewezen. Dit blijkt uit onderzoek voor de BouwKennis Duurzaamheid & Energie Monitor 2012. Evenals bij de meting in 2010 wordt de opdrachtgever door alle marktpartijen, op de woningbouwcorporaties na, het vaakst genoemd als de partij die belemmerend is bij de toepassing van duurzaamheid. Dit is logisch omdat

opdrachtgevers doorgaans de belangrijkste partij in de ‘decision making unit’ zijn. Woningbouwcorporaties noemen de aannemer B&U het vaakst als meest belemmerende partij. Onder de andere marktpartijen staat de aannemer vaak op de tweede plaats. Op de vraag welke veranderingen er nodig zijn om duurzaamheid de komende jaren een grotere rol te laten spelen, wordt een lagere prijs voor duurzame producten zowel door opdrachtgevers als verwerkers het vaakst genoemd. Onder de opdrachtgevers noemt gemiddeld een kwart lagere prijzen. Onder de verwerkers is dit eenderde. Deze uitkomst is opvallend, omdat duurzame

producten op langere termijn juist vaak goedkoper zijn dan traditionele bouwmaterialen. De initiële investering mag dan hoger uitvallen, maar deze wordt door lagere energielasten of minder onderhoud over de levensduur terugverdiend. In de bouw ligt echter, zeker in moeilijke tijden, vaak de focus nog op de aanschafkosten. Opvallend is dat overheidsingrijpen en duidelijkere regelgeving op een tweede en derde plaats staan. De overheid blijkt dus niet vaak te worden aangemerkt als belemmerende partij. Maar de bouwsector vraagt wel om een actievere rol van de overheid. www.bouwkennis.nl

De specialist in prefab daken en wanden voor zowel de Woning- als Utiliteitsbouw!

De Mâr Houtkonstrukties B.V. MIXED SOURCES

GROU - WOLVEGA - VALKENSWAARD

Postbus 92, 9000 AB GROU telefoon: 0566-624001 - fax: 0566-624202 mail: info@demar.nl

w w w. d e m a r. n l | juli 2012

49


NIEUWS Algemeen

Volledig geïntegreerde systemen Veel aanbieders hebben de afgelopen jaren de stap gemaakt naar het aanbieden van compleet geïntegreerde systeemoplossingen. Maar hoe kijken architecten eigenlijk aan tegen deze veranderingen in de markt? Deze totaaloplossingen schijnen te worden gewaardeerd door een groot deel van de architecten in het zuiden van Europa,

zoals Frankrijk, Spanje en Italië. De uitkomsten van de European Architectural Barometer, een elk kwartaal terugkerend onderzoek onder 1.200 architecten in Europa, tonen dat tweederde (66 procent in Italië en Spanje) tot driekwart (76 procent in Frankrijk) van de architecten in deze landen het werken met aanbieders die complete systemen leve-

ren waarderen. Een voorbeeld hiervan is bijvoorbeeld een dakoplossing, waarbij het systeem bestaat uit onder meer het materiaal voor het dak, de dakelementen, de zonnepanelen en de isolatie. In het westen van Europa is deze voorkeur voor systemen duidelijk minder sterk aanwezig. In Engeland en Nederland zijn de meningen het duidelijkst verdeeld. Beide landen hebben een aanzienlijke groep voor- en tegenstanders. In Duitsland waardeert 45 procent van de architecten het aanbieden van geïntegreerde systemen door fabrikanten, maar een substantieel deel van de architecten (25 procent) is het hiermee juist oneens. De verklaring voor deze resultaten is tweeledig, zo blijkt. Aan de ene kant levert de keuze van een aannemer of opdrachtgever voor het werken met een compleet systeem de architect minder werk op. Er zijn bijvoorbeeld minder tekeningen nodig dan normaal gesproken. Aan de andere kant wordt, door het gebruik van deze systemen, de vrijheid van de architect bij het ontwerpen ingeperkt. www.arch-vision.eu

Opleving bouwsector niet waarschijnlijk Uit een enquête van de vakbeurs Building Holland onder circa 1.200 bouwprofessionals blijkt dat de VVD volgens ruim 36 procent van de Nederlandse bouwprofessionals het meest betrokken is bij de vaderlandse bouwsector. De partij wekt het meeste vertrouwen als het gaat om de aanpak van de crisis in de bouwsector. De liberalen worden op ruime afstand gevolgd door respectievelijk de PvdA (12 procent) en het CDA (11 procent). Toch denkt 69 procent van de respondenten dat het met het huidige kabinet de komende twee jaar niet beter zal gaan met de malaise in de bouwsector. Als het gaat om de aanpak van de crisis in de bouwsector vragen bouwprofessionals zich af of de banken de lat voor starters bij de hypotheekverstrekking niet te hoog leggen.Volgens 90 procent moet De Nederlandsche Bank, met het oog op de graaicultuur en hoge bonussen, meer toezien op het imago van de bankenwereld en ingrijpen om het weer makkelijker te maken om een hypotheek te krijgen. 90 procent van de bouwprofessionals vindt voorts dat de binnenstedelijke renovatie van

50

| juLi 2012

vooroorlogse woningvoorraad en leegstaande kantoorgebouwen moet worden gestimuleerd in plaats van ontwikkeling van buitenstedelijke nieuwbouw. 59 procent geeft aan dat de sociale woningbouw weer een zaak van de overheid moet worden. Respondenten van 45 jaar en ouder geven overigens vaker aan dat de corporaties weer terug moeten naar de overheid dan respondenten onder de 45 jaar. 84 procent vindt dat de overheid actief moet sturen op afwaardering van incourant vastgoed, zodat er een realistische situatie ontstaat. 80 procent vindt dat de overheid de vraag naar verduurzaming moet stimuleren; hetzij door wetgeving, hetzij via subsidies. Als de crisis in de bouwsector eenmaal voorbij is, is het nog de vraag of er weer verder moet worden gebouwd. Nederlandse bouwprofessionals zijn hierover verdeeld. 46 procent van de ondervraagden geeft aan dat er een structureel tekort aan woningen is, terwijl 43 procent vindt dat er helemaal geen sprake is van een tekort. www.buildingholland.nl


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.