8 minute read
Interview
Daniëlle van der Werf
Advertisement
dan de lichamelijke’
Op haar negentiende hoorde Daniëlle van der Werf (34) dat ze de Ziekte van Crohn had. In eerste instantie overheerste een gevoel van opluchting, maar dat veranderde snel. Daniëlle bleek ernstig ziek. Ze schreef een indringend boek over haar ziekteproces en haar leven, dat jaren in het teken stond van overleven.
De eerste klachten ontstonden rond haar zeventiende. “Ik voelde mij niet lekker, had diarree en viel enorm af. Mijn ouders gingen in die tijd scheiden, waardoor de huisarts dacht aan stress of dat ik thuis niet genoeg aandacht kreeg. Ook aan een eetstoornis werd gedacht. Twee jaar lang werd ik afgescheept met diarreeremmers. Tot mijn moeder mij een keer bij toeval onder de douche zag staan en schrok hoe mager ik was. Ze zag ook dat ik dagelijks maandverband gebruikte, omdat ik mijn ontlasting niet op kon houden. We zijn gelijk naar de huisarts gegaan waar ze erop stond dat ik grondig onderzocht zou worden.”
Diagnose Al snel volgde de diagnose Ziekte van Crohn. “In eerste instantie waren we opgelucht dat het “maar” de Ziekte van Crohn was. We hadden geen idee. Drie maanden na de diagnose ging ik met vriendinnen op vakantie naar Blanes en daar heb ik vrijwel alleen maar doodziek in het appartement gelegen. Toen realiseerde ik mij pas dat ik echt heel ziek was.” Uitgeput Medicijnen kregen de ziekte niet onder controle en Daniëlle onderging veertien operaties in vier jaar tijd. Daarbij kreeg ze een stoma en daarna een rectumamputatie. “De mentale strijd was bijna nog zwaarder dan de lichamelijke. Toen ik in 2015 weer een operatie moest ondergaan, zat ik echt op mijn dieptepunt. Voor de operatie zei ik tegen de arts, dat als de operatie niet zou slagen, ik niet meer wakker wilde worden.” De operatie ging goed, maar er brak alsnog een zware tijd aan. “Ik ging overal vol voor: studie, werk, veel sporten. Mijn lijf was volledig uitgeput want ik luisterde niet naar de signalen. Eenmaal in therapie begon ik mezelf beter te begrijpen en schreef ik mijn hele verhaal op.” ››
Bespreekbaar “Wat ik in Ikazia altijd fijn vond, was het persoonlijk contact. De arts vroeg vaak hoe het met mijn paard ging of hoe het weer was in Zeeland, waar ik vandaan kom. Gewoon, een persoonlijke vraag waaruit blijkt dat je een mens bent, niet alleen een patiënt.” Daniëlle wil anderen die worstelen met de ziekte meegeven dat je boos en verdrietig mag zijn. “Maak je onzekerheden bespreekbaar en geef aan wat je ergens van vindt. Soms zie je het niet meer zitten, dat is okay, maar herpak jezelf daarna weer. Praat met mensen en
aarzel niet om je kwetsbare kant te tonen. Met mijn boek hoop ik iets te betekenen voor patiënten, hun familie en zorgverleners. Doordat ik mijn verhaal lange tijd niet deelde, voelde ik mij vaak onbegrepen. Nu ik alles bespreekbaar maak, is het opvallend op hoeveel meer begrip en steun ik kan rekenen.”
Win!
Maak kans op het boek van Daniëlle ‘Ontdaan’
€ 14,95 SAAM Uitgeverij | ISBN 9789492261694
Stuur uiterlijk 1 december een e-mail met je adresgegevens naar marketing@ikazia.nl o.v.v. “Ontdaan”. Onder alle inzendingen worden drie boeken verloot.
Vlnr: Miranda Velthuizen, Liesbeth Tabbers en Annet Plomp
Ruim dertig jaar geleden beviel Miranda Velthuizen van een tweeling: Jacco en Brenda. Na een zwangerschap van 32 weken kwamen zij ter wereld. Annet Plomp en Liesbeth Tabbers werkten destijds in Ikazia en zijn altijd in contact gebleven met Miranda en haar gezin.
“Op 6 juli 1985 werd ik bij 25 weken zwangerschap in Ikazia opgenomen met vroegtijdige weeën” vertelt Miranda Velthuizen. “Na weeënremmers en bedrust werd onze tweeling, Jacco en Brenda, na een zwangerschap van bijna 32 weken geboren.”
Spannende tijd “Eigenlijk moest ik worden overgebracht naar het toenmalige Dijkzigt maar ik wilde zo graag in Ikazia blijven” vertelt Miranda. “Ik voelde mij hier thuis. De artsen waren hoopvol gestemd over de conditie van de baby’s en ik mocht in Ikazia bevallen. Helaas ging het toch niet goed met de tweeling. Ze waren redelijk op gewicht maar hun longetjes waren er slecht aan toe. Jacco en Brenda moesten naar het Sophia Kinderziekenhuis om daar beademd te worden. Dit ging met een speciale reiscouveuse. Een kinderarts uit Ikazia en een kinderarts uit Sophia begeleidden de kinderen tijdens deze rit. Er brak een spannende tijd aan.”
Vertrouwd “Na een week of zes werden Jacco en Brenda teruggeplaatst naar ons “eigen” ziekenhuis, zoals we Ikazia inmiddels noemden” vertelt Miranda. Annet Plomp was destijds verpleegkundige en zegt daarover: “Het is voor ouders prettiger om zo’n moeilijke tijd door te brengen in een vertrouwde omgeving. De zorgen voor de tweeling waren namelijk nog niet voorbij. Ze waren nog erg zwak.”
Gezellig Na enkele maanden mocht Jacco mee naar huis maar hij werd ook weer vaak opgenomen. Annet: “Het klinkt misschien een beetje vreemd, maar wij vonden het altijd gezellig als er een heropname was. We hadden een band opgebouwd met Miranda en haar gezin en vonden het fijn om hen weer te zien.” Liesbeth Tabbers werkte ook als verpleegkundige in Ikazia en vertelt daarover: “Miranda en ik zijn in dezelfde periode bevallen. Zwangerschapsverlof was destijds een stuk korter, dus na zes weken was ik weer aan het werk. Als je kinderen hebt in dezelfde leeftijd, schept dat een band. We hadden altijd wel wat te bespreken.”
Bijzonder Miranda: “Wat echt bijzonder was, was dat er verschillende verpleegkundigen bij ons thuis op kwamen passen, zodat mijn man en ik op pad konden met onze oudste dochter.” Liesbeth: “Je had destijds geen recht op thuiszorg en er was veel minder ondersteuning. Je kreeg je kinderen mee naar huis met zuurstof en sondevoeding en als ouder was je dan 24/7 met je kind in de weer. Dat is voor ouders echt heel zwaar. Soms stond de kinderarts er op dat de tweeling een weekend naar Ikazia kwam, zodat Miranda en haar man even tot rust konden komen.”
Geloof Miranda: “Tien dagen voor Jacco en Brenda’s eerste verjaardag kwamen ze voor het eerst samen thuis. Een onzekere tijd lag achter ons, maar we zijn altijd gesteund door ons geloof, onze familie, vrienden, de kerkelijke gemeente en het gebed van de mensen om ons heen. En gelukkig wisten we van te voren niet wat ons allemaal te wachten stond natuurlijk. Hoe fijn het ook was om als compleet gezin eindelijk thuis te zijn, we misten Ikazia ook. We hadden er zo
veel tijd doorgebracht en een hechte band opgebouwd met verschillende mensen. Het contact bleef, ook na al die jaren. Zo gingen onze kinderen weleens logeren bij een verpleegkundige en Liesbeth en Annet zijn nog op de bruiloften van Brenda en Jacco geweest. We dragen heel Ikazia een warm hart toe, maar vooral de artsen en verpleegkundigen van de kinderafdeling.”
‘We hebben
veel lol’
Jolanda Paardekooper (54) is teamleider en werkt al sinds 1985 in Ikazia, terwijl Darryl Silvania (20), verpleegkundige, pas net zijn diploma op zak heeft. Ze praten met elkaar over de zorg, het verschil met vroeger en het plezier op de werkvloer.
Darryl: Wilde je altijd al in een ziekenhuis werken? Jolanda: Ja, ik wilde verpleegkundige of juf worden. Maar als je zo jong bent, weet je eigenlijk nog helemaal niet wat het vak inhoudt. Hoe zat dat bij jou? D: Ik kom uit een gezin waar iedereen in de zorg werkt, dus ik ben er wel mee opgegroeid. Ik kan niet zeggen dat ik heel bewust voor de zorg heb gekozen. Ik ben er een beetje ingerold. J: Je hebt je opleiding in Ikazia gedaan en besloten om hier te blijven werken. Waarom? D: Ikazia is geen groot ziekenhuis, maar heeft alle specialismen in huis. Stel dat ik later een overstap wil maken naar een andere afdeling, dan is er waarschijnlijk wel iets mogelijk. De verpleegkundigen en artsen zijn heel toegankelijk en leggen graag dingen uit. Dat vind ik ook fijn. Hoe kijk jij terug op jouw begintijd? J: Dat was echt een wereld van verschil vergeleken met nu. Eigenlijk moesten de verpleegkundigen in de flat voor het ziekenhuis wonen, maar dat wilde ik niet. Voor korfbal ging ik namelijk heel Nederland door. Gelukkig mocht ik na een gesprek met de directeur thuis blijven wonen. En qua werk: bij een beroerte lag een patiënt gerust honderd dagen in het ziekenhuis. De neuroloog trakteerde dan bij de honderdste dag op gebak. Tegenwoordig mogen mensen na een beroerte vaak al na drie dagen naar huis. D: Dus vroeger was niet alles beter? J: Nee, zeker niet. Er zijn nu zoveel meer behandelmogelijkheden en het is voor patiënten veel fijner om in hun eigen omgeving te zijn dan dat ze zo lang in een ziekenhuis moeten liggen. D: Ik vind die variatie aan patiënten ook wel heel erg leuk. Elke dag is anders en we hebben een gezellig team. Hoe vind jij het om met jonge mensen te werken? J: Dat heb ik altijd leuk gevonden. Die onbevangenheid, het enthousiasme en al die ideeën. We hebben een hoop lol. Af en toe gaan we tafeltennissen of volleyballen. Wat zou jij nog willen leren? D: Ik ben nogal chaotisch en probeer er op te letten dat ik na mijn dienst de boel netjes achterlaat voor mijn collega’s. Heb jij nooit de behoefte gehad om ergens anders te werken? J: Eigenlijk niet. Ik heb veel verschillende functies gehad, waardoor mijn werk altijd uitdagend bleef. Ik ben nu teamleider van de verpleegafdeling maar houd mij ook bezig met de inkoop van bijvoorbeeld bedden en apparatuur. Die afwisseling maakt het leuk.