imec InterConnect 20 (februari 2006)

Page 1

InterConnect Link naar de toekomst

Wenst u ct InterConne gen? van nog te ont d n bijgevoeg Gelieve da r terug te formulie online sturen of u ren. te registre

Achter de schermen van digitale tv Verhaert brengt 'ruimte' naar KMO’s Brandstof van morgen

n°20 | v i e r m a a n d e l i j k s | f e b r u a r i 2 0 0 6


Voorwoord Beste InterConnect-lezer, Op de Sydney Morning Herald Online stond een tijd geleden volgend citaat: “Power from blood could lead to ‘human batteries’. Researchers in Japan are developing a method of drawing power from blood glucose, mimicking the way the body generates energy from food. Theoretically, it could allow a person to pump out 100 watts - enough to illuminate a light bulb.” Het is misschien wel een shockerende gedachte om energie uit ons eigen lichaam te moeten halen, maar dat we iets moeten doen aan het nijpende energietekort is zeker. Gelukkig zijn alternatieve energiebronnen stilaan aan het doorbreken. Op pagina 29 vertelt IMEC-programmaleider Jef Poortmans dat zonne-energie tegen 2010 de concurrentieslag zal aangaan met elektriciteit uit fossiele brandstoffen en kernenergie, weliswaar in het zonnige Zuid-Europa. Maar ook in ons land zijn er mogelijkheden, denk maar aan biobrandstof. En dat alternatieve energie niet duurder hoeft te zijn, bewijst Karel Piot van Biosynergy - “Uit een studie die we deden voor een zwembad in Vlaams-Brabant bleek dat ze tot 60% kunnen besparen door het gebruik van een houtverbrandingsinstallatie.” (zie artikel pagina 18) Op een heel andere schaal speelt zich een energie(opslag)probleem af in de draagbare toestellen van vandaag. Gsm’s, pda’s en spelconsoles kunnen steeds meer. Nu kan je er zelfs al tv-uitzendingen op bekijken. Als binnenkort tv-uitzendingen volledig digitaal, interactief en zelfs HDTV worden (zie artikel pagina 4), zullen de fabrikanten van draagbare terminals willen volgen en dan wordt het energieprobleem alleen maar groter. Daarom werkt men aan technieken om de toestellen van de toekomst ‘energie-bewust’ te maken. Afhankelijk van de taken die allemaal tegelijk moeten uitgevoerd worden en de hoeveelheid energie die nog beschikbaar is, zal de kwaliteit van de beelden aangepast worden. Gelukkig zal het toestel dit allemaal in de achtergrond doen zonder dat de consument moet ingrijpen. De consument zal beslissen wat hij wil zien en wanneer, zijn toestel beslist hoe hij het te zien krijgt. Anders zal het misschien toch bloed, zweet en tranen kosten om van mobiele tv en games te kunnen genieten en moeten we misschien ooit toch nog menselijke batterijen worden. Nog veel leesplezier, Benny Graindourze – Business Program Manager Vlaanderen – IMEC

Benny Graindourze


Inhoud

Intelligente omgeving

Digitale tv: achter de schermen bij de VRT

....................................................

4

Het RFID-kluwen ontrafeld ................................................22 Draadloze sensoren voor de logistiek ................................................25 Vlaamse voertuigelektronicasector in kaart gebracht ................................................ 32

Brandstof van morgen

Biobrandstof heeft veel in zijn mars maar bedrijven aarzelen

.................................................

18

Vlaanderen warm voor zonne-energie ............................................... 29

Innovatief management

Verhaert brengt ‘ruimte’ naar KMO’s

.................................................

10

Loodvrij: het management moet mee ................................................27 Vlaams loket voor karakterisering van coatings ............................................... 28

Colofon Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieen, opnamen of enig andere manier, zonder schriftelijke toestemming van de uitgever. Verantwoordelijke uitgever: Prof. Gilbert Declerck, Algemeen directeur IMEC Redactie: Katrien Marent, Els Parton, Koen Snoeckx, Mieke Van Bavel Voor meer informatie: Katrien Marent, Corporate Communications, 016/28 18 80, Katrien.Marent@imec.be

IP: wie vooruit wil, moet delen ................................................34

Gezondheid

Alzheimerexpert Bart de Strooper over neuronen-op-chip

..................................................

14

Wardje, een doof konijntje .................................................. 21


Intelligente omgeving

Achter de schermen bij de VRT:

“Wij zijn al 10 jaar overgeschakeld naar


Digitale tv-woordenschat

geleden digitale tv” Tegenwoordig heeft iedereen het over digitale televisie en HDTV. Maar wat betekent deze overgang van analoge naar digitale tv nu voor de zenders? We vroegen het aan André Saegerman en Hendrik Simoens van de afdeling technologische innoveringen en support van de VRT.

A

ndré Saegerman: “Het laatste jaar wordt er veel gesproken over digitale televisie. Eigenlijk gaat het dan over de transmissie, de overdracht van signalen vanaf de zenders tot bij de kijker thuis. Wat velen niet weten, is dat de VRT al bijna 10 jaar is overgeschakeld naar digitale productieapparatuur (camera’s, beeldmengers), namelijk met de overgang naar breedbeeld-tv. Intern produceren we dus al 10 jaar digitaal (SDTV), maar we zenden nog altijd het analoog PAL-signaal uit.” Hoe komt het dan dat de Vlaamse kijker zolang moet wachten op digitale tv en HDTV? Hendrik Simoens: “Men zegt wel eens dat Vlaanderen op dat vlak een remmende voorsprong heeft. Ongeveer 97% van de mensen kijkt tv via de kabel, en ontvangt zo meer dan 35 kanalen in goede kwaliteit. In Engeland bijvoorbeeld is dat niet zo. Als daar iemand een dienst opstart om digitale tv of HDTV via

satelliet te verdelen, is de kans op succes veel groter.”

DTV of digitale tv. Het tv-signaal wordt niet langer analoog, maar wel als 1-en en 0-en doorgestuurd. Belangrijk hierbij is dat de bandbreedte van 1 analoog tv-kanaal kan gebruikt worden om 7 digitale tv-kanalen te versturen. SDTV of standard-definition tv. Digitale televisie met gelijkaardige resolutie als analoge tv. HDTV of high-definition tv. Digitale tv met hogere beeld- en geluidskwaliteit dan SDTV. 720p, 1080i en 1080p. 720 en 1080 verwijzen naar het feit dat het HDTV-beeld is opgebouwd uit respectievelijk 720 lijnen en 1280 beeldpunten en 1080 lijnen en 1920 beeldpunten (ter vergelijking een tv-beeld op gewoon scherm bestaat uit 576 lijnen en 720 beeldpunten). De i staat voor interliniëring: het beeld wordt opgebouwd door eerst alle even lijnen een voor een te schrijven en daarna de oneven lijnen. Dit geeft een lagere scanfrequentie. De p verwijst naar een progressieve scan waarbij alle lijnen een na een geschreven worden. IDTV of interactieve tv. De kijker wordt betrokken bij een tv-programma en kan extra info opvragen over kandidaten of kan via een speciale afstandsbediening stemmen voor zijn favoriete kandidaat. Andere mogelijkheden: films of programma’s op aanvraag. Decoder of settopbox. Dit toestel heeft de gebruiker nodig om het gecomprimeerde digitale signaal dat toekomt in de huiskamer te decomprimeren en zo geschikt te maken voor het tv-toestel. DVB of digital video broadcasting. Europese standaardtechnologie om de gegevensstroom van omroep naar kijker te brengen. Het kan zowel voor radio- als voor tv-signalen gebruikt worden.

AS: “De VRT zendt sinds 2004 digitaal uit via de ether (DVB-T). Mensen met een antenne en een geschikte settopbox kunnen ‘Canvas’ en ‘Één’ digitaal ontvangen. Nu heb je nog een settopbox nodig, maar binnen enkele jaren zullen televisies voorzien zijn van een ingebouwde digitale tuner. In Duitsland zijn die schermen nu al op de markt. Het voordeel van digitale uitzendingen via de ether is dat je geen storingen hebt door een vrachtwagen die voorbij rijdt of door een onweer. Een ander voordeel is dat het mobiele toepassingen mogelijk maakt.”

MPEG. Compressiealgoritme dat gebruikt wordt om digitale data te comprimeren. Momenteel wordt voor tv-beelden MPEG2 gebruikt. De opvolger is MPEG-4 AVC (advanced video coding) waarmee voor dezelfde kwaliteit maar de helft zoveel bandbreedte nodig is als met MPEG-2. MPEG-4 zal vooral belangrijk zijn bij HDTV.

HS: “Wat HDTV betreft, is het probleem dat de settopboxen nog niet in voldoende aantallen en tegen een redelijke prijs op de markt kunnen gebracht worden.”

MediaNet Vlaanderen publiceerde onlangs het Zakboekje Mediatechnologie met daarin meer dan 800 technische begrippen uit de mediasector. Het kan aangevraagd worden bij Martine.Berael@medianetvlaanderen.be, prijs 10 euro.

Vervolg op pagina 6

5


Intelligente omgeving

André Saegerman

Hendrik Simoens

Vervolg van pagina 5

HS: “Een HDTV-signaal vergt veel bandbreedte. Men werkt nu nog aan settopboxen die de nieuwste compressienorm implementeren, namelijk MPEG-4 AVC (advanced video coding). Met deze techniek kan een HDTVsignaal gecomprimeerd worden zodat het past in een kanaal van 8 tot 12Mbit/sec. Hierdoor wordt het mogelijk om het signaal via de kabel te verspreiden. Nu gebeuren de meeste HDTV-uitzendingen in MPEG-2 en via satelliet waar je meer bandbreedte ter beschikking hebt dan via kabel.” Wat is voor de kijker het voordeel van digitale tv? AS: “Allereerst is er natuurlijk interactiviteit mogelijk, zoals je stem uitbrengen bij de

verkiezing van de Grootste Belg of programma’s opvragen (video-on-demand). Samen met Telenet hebben we een project waar we de uitzendingen van de laatste week ter beschikking stellen van de kijker. Er is ook een archiefproject waarbij we bepaalde programma’s zoals ‘De heren van Zichem’ of ‘De kampioenen’ van de afgelopen jaren ter beschikking stellen. Voor interactiviteit heb je wel een terugkeerkanaal nodig, bij digitale uitzendingen via de ether gaat dat dus technologisch niet. Langs de andere kant wordt ook gezegd dat digitale tv een betere kwaliteit levert. Dit is niet helemaal waar. Bij digitale tv wordt met compressietechnieken gewerkt om het signaal in de beschikbare bandbreedte te krijgen. De kwaliteit van DTV hangt dus sterk af van de beschikbare bandbreedte. Als je bij digitale

tv veel bandbreedte gebruikt, is de kwaliteit merkelijk beter dan bij analoge uitzendingen. Als er echter bespaard wordt op bandbreedte om meer kanalen te kunnen aanbieden, dan gaat de kwaliteit achteruit en kan die zelfs slechter worden dan bij analoge uitzendingen.” Jullie zijn al een tijdje overgeschakeld naar standard-definition digitale tv. Betekent dit dan dat jullie nu werken met digitale bestanden en niet langer met tapes? AS: “Waar we 10 jaar geleden mee begonnen zijn, is het vervangen van de analoge apparatuur (camera’s en beeldmengers) door digitale. Het was een geleidelijk proces dat ongeveer 5

4 manieren om digitale tv te bekijken ¬ Via de ether (DVB-T): via zendmasten wordt het digitaal signaal in de ether verspreid. Met een kleine antenne en een geschikte settopbox kan je het signaal uit de lucht plukken. Sinds 31 mei 2004 kan je op deze manier ‘één’ en Ketnet/Canvas ontvangen alsook Radio 1, Radio 2, Klara, Studio Brussel, Radio Donna, Klara continuo, Donna hitbits, Sporza radio, en Nieuws+. ¬ Via de kabel (DVB-C): bijvoorbeeld Telenet. Via de bestaande kabeldistributie worden tientallen digitale tv-kanalen beschikbaar gesteld aan de kijker. Je kiest thuis naar welk kanaal je wilt kijken. Op elk tv-toestel dat je in huis hebt, kan je naar een andere zender kijken. ¬ Via de telefoonlijn: bijvoorbeeld Belgacom-TV. De kijker kiest naar welke zender hij wil kijken en dit wordt dan vanuit de centrale doorgestuurd via een ADSL-verbinding. In theorie kunnen er zo (in de centrale) een veel groter aantal kanalen worden aangeboden dan met de kabel. De beschikbare bandbreedte laat niet toe om meerdere signalen naar de kijker te sturen. Op elk tv-toestel dat je in huis hebt, kijk je dan naar deze ene zender. ¬ Via de satelliet (DVB-S): bijvoorbeeld TV-Vlaanderen. TV-Vlaanderen is het eerste en enige platform voor digitale satelliet-tv bestemd voor de Vlaamse markt.

6


SEMINARIE - CURSUS

TV kijken met al je zintuigen

Op 30 mei 2006 organiseert IMEC een Techwatch-seminarie over draadloze breedbandtoepassingen. Meer info: www.imec.be/techwatch

En alsof HDTV de kijker nog niet genoeg zal verwennen, ontwikkelt Philips zijn amBX-technologie om de tv-ervaring nog sensationeler te maken. Door middel van licht, kleur, geluid, warmte en luchtstromen wordt de huiskamer aangepast aan wat er in de film gebeurt. Kijk je bijvoorbeeld naar expeditie Robinson, dan voel je een warm briesje. Wil je ook het hongergevoel van de deelnemers ervaren, dan moet je wel je zak chips wegleggen natuurlijk.

In maart 2006 organiseert IMEC in samenwerking met Leuven.Inc een visionair seminarie over de moderne nomade: technologie voor mobiele multimediahandhelds. Meer info: www.imec.be/visionair

©Philips

jaar geduurd heeft. Het was niet zo’n ingrijpende overgang omdat we bleven werken op dezelfde manier, we behielden dezelfde workflow. Momenteel zijn we bezig met de overgang naar bestandsgebaseerde productie. Dat is een echte revolutie die veel belangrijker is dan de evolutie die we 10 jaar geleden meegemaakt hebben.” HS: “Je kan het vergelijken met de overgang van typemachine naar tekstverwerker. Je krijgt veel meer vrijheid, je kan gemakkelijker knippen en plakken.” AS: “Alles zal veel sneller gaan. Vroeger moesten we alles op tape opnemen, de tape moest in de kelder bewaard worden. Als we het programma wilden uitzenden, moesten we die tape fysisch gaan terug halen en transporteren. Nu gaat dat allemaal via een computernetwerk. Ook gaan meerdere personen aan een programma kunnen werken. Je kan een bestand ogenblikkelijk kopiëren voor verschillende gebruikers. Met een tape gaat dat niet, je hebt er maar één. Live bewerking wordt ook mogelijk. Terwijl er iets aan het binnenkomen is, bijvoorbeeld een voetbalwedstrijd, kan je al beginnen aan de montage om een samenvatting klaar te hebben tegen de rust.” HS: “Het wordt ook gemakkelijker om andere versies te maken van een bepaald programma, bijvoorbeeld kleine bestanden voor gsm met aangepaste inhoud voor het kleine scherm. Of een item van 3 minuten voor het nieuws, en over hetzelfde onderwerp een kortere versie

van 30 seconden voor het korte journaal. Met de klassieke workflow was dat veel moeilijker en vergde het heel veel tijd.” AS: “Voor een journalist zal deze overgang naar bestandsgebaseerde productie ook grote implicaties hebben. Hij zal van op zijn werkplaats op de redactie zeer veel materiaal kunnen raadplegen en zelf eenvoudige montages maken. Hij zal niet meer moeten wachten tot wanneer er in de montagecel tapes kunnen bekeken en bewerkt worden.” En de volgende stap is waarschijnlijk de overgang naar high-definition digitale tv? AS: “Inderdaad. Op dit ogenblik hebben we reeds drie camera’s waarmee we hoogkwalitatieve fictiereeksen opnemen, zoals Flikken en Witse. In de toekomst zal geleidelijk elke SDTV-apparatuur die versleten is, vervangen worden door HDTV-apparatuur.” HS: “Bijna alle productiehuizen hebben al HDTV-apparatuur in huis. Videohouse, Outside Broadcast en Alfacam hebben al HDTV-reportagewagens. Het is zelfs zo dat België daar een voortrekkersrol in speelt in Europa. Het bewijs is er: als er Olympische Spelen zijn of het Wereldkampioenschap Voetbal of zelfs grote evenementen in Amerika, dan doet Alfacam dat. Alfacam heeft ook de eerste en voorlopig enige HD-zender in Europa opgestart, Euro1080.”

Belgische Euro1080 is eerste HDTV-zender in Europa Begin 2004 startte Euro1080 als eerste in Europa met HDTV-uitzendingen. Recent begon ook het Duitse ProSiebenSat met programma’s in HDTV. Tegen juni 2006 volgen het Britse BSkyB, het Franse CanalSat en Sky Italia.

Vervolg op pagina 8

7


Intelligente omgeving

Alfacam: van Waregem Koerse tot WK Voetbal Het Belgische bedrijf Alfacam is wereldwijd een autoriteit op het vlak van HDTV-opnames. Ze leverden reeds high-definition beelden van de Zomerspelen in Athene, de Winterspelen in Salt Lake City en het EK Voetbal in Portugal. Nu mogen ze ook het komende WK Voetbal in Duitsland, de Olympische Zomerspelen in Peking en Waregem Koerse in hun volle glorie gaan filmen!

Vervolg van pagina 7

AS: “De overgang van SDTV naar HDTV is een grote verandering voor een zender. Het gaat niet enkel over het vervangen van apparatuur, maar ook over de manier van programma’s maken. Omdat de kijker veel meer detail te zien krijgt, moeten het decor, de schmink, de kleding en de rekwisieten veel beter afgewerkt worden dan vroeger. Ook de regie van de programma’s is anders: er zal meer gewerkt worden met algemene beelden en minder met close-ups. Dat maakt dat regisseur en cameramensen moeten opgeleid worden. Vermits HDTV niet van vandaag op morgen in elke huiskamer zal te zien zijn, zullen we een periode beide signalen (SDTV en HDTV) moeten uitzenden. Dit is een probleem aangezien de regie voor HDTV en SDTV verschillend is. Het zou dus kunnen dat we twee verschillende regies, twee verschillende programma’s zullen moeten maken. Er is een gelijkaardig probleem wanneer men HDTVprogramma’s wil gebruiken voor de gsm. Een algemeen beeld van een voetbalwedstrijd kan dan bijvoorbeeld niet gebruikt worden omdat je door de lage resolutie nauwelijks de bal zou kunnen zien. Er wordt nu gewerkt aan intelligente systemen die het echte middelpunt zoeken van het beeld en zo een HDTV-beeld bruikbaar maken voor kleine schermen.”

AS: “Op dit moment is de meeste productieapparatuur beschikbaar in 1080i. De European Broadcast Union (EBU) heeft een jaar geleden laten weten dat zij opteren voor 720p. Daardoor wordt er nu productieapparatuur ontwikkeld die zowel 720p als 1080i aankan. “

Bij HDTV spreekt men van verschillende standaarden: 720p, 1080i en 1080p. Welke zal het worden?

AS: “En het is niet alleen de camera, maar ook de transmissie binnen de studio. Als we de bestaande bekabeling willen gebruiken, moet

8

HS: “EBU benadrukt 720p vooral voor uitzenden omdat alle vlakke schermen intern progressief zijn en een progressief formaat dus een voordeel oplevert voor de kijker op het vlak van beeldkwaliteit.” AS: “Als we 1080i zouden uitzenden, dan is het technisch moeilijk om in het tv-scherm de geïnterlinieerde uitzending om te zetten naar een progressief beeld dat het beeldscherm nodig heeft. Als wij het intern in 1080i produceren, kunnen wij het op een betere en meer kwalitatieve manier omzetten naar 720p. Dus de transmissie zal waarschijnlijk gebeuren in 720p en de opnames in 720p of 1080i.” HS: “Wat 1080p betreft, zit je met het probleem van de gigantische rekenkracht die je nodig hebt. Er bestaat nog maar één professionele studiocamera die 1080p gebruikt, maar er is nog geen enkele beeldmenger die dat signaal kan verwerken.”

er verliesloze compressie gebruikt worden. Dit is een compressie zonder verlies van informatie, te vergelijken met zip-compressie. EBU heeft momenteel een labo-opstelling klaar waarbij ze een verliesloze compressie van 1 op 2 gemaakt hebben. Maar hier gaat het nog maar om een labo-opstelling, het moet nog in de praktijk gemaakt worden ook.” Wordt het SDTV, iDTV en/of HDTV (720p, 1080i of 1080p), we krijgen het binnenkort allemaal te zien op ons scherm.

Analoog tv-signaal tegen 2012 uit de ether De Europese Gemeenschap stelt 2012 voor aan de lidstaten als deadline om over te schakelen naar digitale tv. Oostenrijk, Duitsland, Spanje, Finland, Italië, Malta en Zweden hebben al laten weten dat ze tegen 2010 zullen stoppen met analoge tv. België (Vlaanderen), Griekenland, Slovenië, Slowakije, Hongarije en het Verenigd Koningrijk wachten tot 2012.


Multimediaproductie voor verschillende kanalen en platformen

GEMIDIS Gemidis, een spin-off van de Universiteit Gent en IMEC, ontwikkelt de beeldvormende componenten voor betaalbare breedbeeldschermen van superieure kwaliteit. De componenten integreren vertically-aligned-nematic (VAN) vloeibare kristallen waardoor zeer hoge beeldcontrasten kunnen bereikt worden op conventionele siliciumtechnologie, vandaar ook de naam liquid-crystal-on-silicon (LCOS). Deze technologie vormt een alternatief voor de digital-light-processing technologie van TI en levert de unieke combinatie van lage kost en hoge resolutie. Met hun componenten, wil Gemidis meespelen op de markt van hoogkwalitatieve HDTVbreedbeeldschermen met afmetingen boven 60 inch. Daarnaast leent de Gemidis-technologie zich uitstekend voor professionele toepassingen zoals digitale cinema. Meer info op info@gemidis.be

Samen met de VRT en de Vrije Universiteit Brussel werkte IMEC aan technologieën die het mogelijk maken programma’s te produceren en tot bij de kijker te brengen, en dit via het kanaal dat de kijker verkiest (kabel, ether, telefoonlijn) en op het toestel dat hij verkiest (tv, pc, pda, gsm). Belangrijk hierbij was dat een en dezelfde content kon gebruikt worden voor de verschillende kanalen en toestellen, zodat geen dubbel werk moet geleverd worden. Meer info over dit MPEG-project of zijn opvolger Advanced Media op http://www. vrt.be/vrt_master/over/A_innovatie_onderzoek/index.shtml

Gratis studie ‘De Belgische media aan het woord’ Ernst & Young sprak met 20 CEO’s van Belgische mediabedrijven, o.a. Belgacom/Skynet, Studio 100, Universal Music, Telenet, VRT. Hun visie over de belangrijkste uitdagingen en bedreigingen in ons medialandschap werd gebundeld in een document ‘De Belgische media aan het woord: 20 CEO’s gebundeld in een toekomstvisie.’ Deze studie kan gratis verkregen worden op aanvraag bij Citigate, Nathalie verbeeck, 02/713 07 32 of nverbeeck@incepta.be

IMEC ontwikkelt technologieën voor de draagbare multimediaterminal De gsm-televisie is een mooi voorbeeld van hoe we gaan evolueren naar ware ‘multimediaterminals’ waarmee je kan telefoneren, emailen, gamen en tv kijken. All in one box!

Gsm-televisie Enkele maanden geleden lanceerde Proximus de mogelijkheid om live televisie te bekijken op gsm. In Australië, Italië en Groot-Brittannië is het al een groot succes. Dat bewezen de 500.000 downloads door Big Brother fans.

De huidige draagbare multimediatoestellen zijn ontwikkeld voor een bepaalde standaard of toepassing. In het kader van zijn M4programma werkt IMEC aan de technologieën voor een draagbare terminal die ongemerkt kan overschakelen tussen verschillende communicatiekanalen (WLAN-11n, 3G, 802.16e en/of 802.20 enz.) en die verschillende multimediacoderingen ondersteunt (MPEG-2, MPEG-4 AVC, SVC enz.). Bovendien zal deze terminal optimaal gebruik maken van het beschikbare vermogen en de kwaliteit van de multimedia-inhoud indien nodig hieraan aanpassen. ©Nokia

9


Innovatief management

Van kogelpennen en anti-aanbakpannen tot intelligente apparaten voor medische toepassingen: kennis opgebouwd in de ruimtevaart leverde al een schat aan concrete toepassingen voor de gewone burger. In markttermen is dit ‘technologietransfer’, en al jaren het basisconcept van het Kruibeekse bedrijf Verhaert, masters in innovationŽ.


Koen Verhaert, Director Future Business Development en ‘tweede generatie’ in het bedrijf Verhaert, blikt in eigen huis en spreekt over het potentieel van de ruimtevaarttechnologieën voor productinnovatie in andere sectoren.

Van ‘hoogvliegende’ technologieën naar commerciële toepassingen

Koen Verhaert

Verhaert brengt ‘ruimte’ naar KMO’s

“E

en typisch en alom bekend voorbeeld van een commerciële toepassing”, aldus Koen Verhaert, “is het gebruik van de plotterpen of de gasdrukpen. Het concept werd ontwikkeld voor astronauten, die met een gewone pen in de ruimte niets konden beginnen. De afwezigheid van zwaartekracht zorgt er namelijk voor dat de inkt niet naar de punt van je pen loopt. Maar laat ik voorbeelden geven uit eigen huis. Want technologietransfer, onder andere vanuit de ruimtevaart, vormt de basis van ons businessmodel.

en vloeistoffen in de ruimte. Hiervan zijn vele aardse toepassingen, bijvoorbeeld instrumentatie voor het meten van de kwaliteit van producten in sectoren als de automobiel-, de luchtvaart-, de chemie- maar ook de diamantnijverheid. Ook in de medische sector zien wij heel

“We zijn er van overtuigd dat vele bedrijven hun technologie breder kunnen valoriseren dan in de ‘enge’ toepassing waarvoor hij werd ontwikkeld.”

Zo stellen wij de technologieën die we hebben ontwikkeld of toegepast in de ruimtevaart ter beschikking van andere bedrijven en sectoren. Neem nu optische diagnostiek, noodzakelijk voor het onderzoek naar levende organismen

wat spin-offpotentieel. In de ruimte wordt veel onderzoek gedaan naar de impact van gewichtloosheid op de astronaut, bijvoorbeeld door sensoren te integreren in textiel. In de

jaren ’90 hadden we in dit verband een aantal programma’s lopen voor zowel de Russen als de Amerikanen. Dit heeft ons een belangrijke voorsprong opgeleverd in de ontwikkeling van ‘wearable systemen’. Een gekend voorbeeld is de ‘mamagoose’ babypyjama om pediaters toe te laten baby’tjes te monitoren tijdens de slaap en meer informatie te verschaffen over het fenomeen wiegendood. De technologie werd oorspronkelijk ontwikkeld voor een pak waarmee de ademhaling van astronauten in de ruimte wordt onderzocht. Een ander voorbeeld is de tocograaf, ontwikkeld voor Philips, die gebruikt wordt om de intensiteit van weeën te meten.” Scouting Een innoverend product kan ontwikkeld worden op specifieke vraag van een klant, maar ook het omgekeerde gebeurt. Vervolg op pagina 12

11


Innovatief management

Newtec helpt levens redden Het Belgische bedrijf Newtec, actief op het gebied van satellietcommunicatie, heeft, samen met het Nederlandse New Skies, gezorgd voor breedbandtoegang in de provincie Atjeh, Sumatra. Dit gebied werd eind 2004 zwaar getroffen door de tsunami. De breedbandtoegang kwam er als onderdeel van het ESAproject Pacific Skies, dat tegemoet wilde komen aan de communicatiebehoeften van zowel hulpverleners als plaatselijke bevolking na de ramp. Newtec zorgde voor de netwerk- en satellietcapaciteit. Het systeem maakt tweeweg-datacommunicatie mogelijk met snelheden

die vergelijkbaar zijn met die van een breedbandaansluiting voor particulieren in Europa. De gebruikers hebben nu een snelle en betrouwbare verbinding voor e-mail en internet. Meer info: www.newtec.be “Newtec was reeds aanwezig in de regio voor een commercieel project. Het deed ons plezier om te zien dat onze systemen ook belangrijk zijn in het leven van de gewone mensen.” (Dirk Breynaert, CEO)

Vervolg van pagina 11

Koen Verhaert verduidelijkt: “We hebben een methodiek ontwikkeld om vanuit een bepaalde technologie nieuwe toepassingen te definiëren en deze aan te bieden aan de bedrijven in de betreffende sector. Wij doen dit systematisch vanuit onze ruimtevaarttechnologieën maar ieder bedrijf kan dit doen vanuit zijn eigen technologie. Hierin geven we ook trainingen aan de industrie. We zijn er namelijk van overtuigd dat vele bedrijven hun technologie breder kunnen valoriseren dan in de toepassing waarvoor hij werd ontwikkeld.” Naast zijn eigen technologie werkt Verhaert met een groot aantal technologieproviders (zowel bedrijven als uit onderzoeksinstellingen) en brengt deze naar de industrie. “Als specialist in productinnovatie zijn wij een soort hub tussen zuiver technologieonderzoek en toepassingen. “ Industriële strategieën In de praktijk zien we binnen de bedrijven die actief zijn in de ruimtevaart verschillende industriële strategieën: (a) bedrijven doen aan ruimtevaart ter ondersteuning van hun R&D-beleid. Zij willen van ruimtevaart niet hun kernmarkt maken, maar gebruiken ruimtevaartprojecten als hefboom voor realisatie en financiering van hun eigen productontwikkeling. Bijvoorbeeld een bedrijf dat een ontvanger maakt en dit demonstreert in een ruimtevaartproject. Maar dit laatste is geen

12

doel op zich. Dit industriële concept wordt ook door ESA gepromoot. (b) Een tweede zijn de zuivere ruimtevaartbedrijven. Verhaert Space is hier een voorbeeld van. Het oriënteert zich naar de ruimtevaartsector, en levert daarin gespecialiseerde producten. In het geval van Verhaert instrumentatie voor onderzoek in micrograviteit, kleine satellieten, stratellieten en koppeling- en ejectiesystemen. De ‘aardse’ toepassingen van deze ruimtevaarttechnologie worden aan de industrie aangeboden door zusterbedrijf Verhaert, New-Products & Services. Koen Verhaert: “In Vlaanderen zijn er in totaal zo’n 40 bedrijven actief in de ruimtevaart. Zij behoren tot de Vlaamse Ruimtevaartindustriëlen (VRI). Hier gaat het onder andere om toeleveranciers, technologiebedrijven gespecialiseerd in navigatie en communicatie (waaronder heel wat KMO’s), en bedrijven die ruimtevaartsystemen ontwikkelen. “ Heel wat industriële klanten van Verhaert zijn KMO’s. Deze KMO’s besteden typisch hun productontwikkeling uit om snel kennis en technologie ter beschikking te krijgen zonder deze helemaal zelf te moeten opbouwen. In totaal heeft Verhaert voor ongeveer 400 Vlaamse bedrijven een product ontwikkeld, gaande van een snelstartsysteem voor barbecues tot medische instrumentatie. Zo maken

deze bedrijven gebruik van de kennis die Verhaert heeft opgebouwd binnen het ruimtevaartonderzoek. IMEC en Verhaert Ook IMEC behoort tot de VRI en participeert in ruimtevaartprojecten om daarin technologieën te ontwikkelen en te valideren. Koen Verhaert: “We zitten in een aantal projecten waar technologieën van IMEC gecombineerd worden met onze expertise in de ontwikkeling van innovatieve producten en geïntegreerde systemen. Zo wordt de technologie van IMEC in gedistribueerde MEMS-sensoren gecombineerd met complexe algoritmen die Verhaert Space ontwikkelde voor de oriëntatie van kleine satellieten. Dit resulteert in innovatieve oriëntatie-meetsystemen die onder meer zullen worden ingezet in de automobielsector (in navigatiesystemen, of in remactiveringssystemen).” Onlangs nog verkocht Verhaert de meerderheid van zijn aandelen in zijn ruimtevaartdivisie Verhaert Space aan zijn grootste strategische partner, QinetiQ. Hiermee slaat Verhaert twee vliegen in één klap. Verhaert Space krijgt de juiste ondersteuning om zijn unieke producten internationaal te vermarkten en anderzijds behoudt en vergroot Verhaert zijn toegang tot innovatieve technologieën als voedingsbodem voor een innovatieve productontwikkeling naar andere sectoren.


ESA, brug tussen ruimte en burger Het Europese ruimtevaartagentschap ESA is Europa’s toegangspoort tot de ruimte. Maar ESA verzekert ook dat de reusachtige investeringen in ruimtevaart vruchten blijven afwerpen voor de Europese burger. Eén van de instrumenten om dit te realiseren is technologietransfer, of het gebruik van de technologische expertise of know-how uit de ruims tevaartsector in een totaal ander domein. Technologietransfer iër k els sn laat andere bedrijven toe om nieuwe producten te creëren, of r o vo om bestaande producten te verbeteren. Bovendien kan daardoor ie g o ol het resultaat van de investering in ruimtevaartonderzoek voor de 17 n ch ESA-lidstaten gemaximaliseerd worden. De inkomsten die ESA-lidstaten -te A S -E genereren uit de transfer van ruimtevaarttechnologieën zouden 15 tot 20 A S E © keer groter zijn dan hun gerelateerde uitgaven.

IMEC en ESA – galliumnitride voor meer 'power' IMEC is al jaren betrokken in R&D-projecten van ESA. In een aantal projecten worden componenten ontwikkeld voor ruimtevaartmissies, andere zijn gericht op meer aardse toepassingen. Eén voorbeeld is het ATHENA-project (Development of advanced technologies for low-defect hetero-epitaxial growth of GaN), waarin transistors werden ontwikkeld op basis van galliumnitride (GaN). GaN is een halfgeleider die recent heel veel aandacht heeft gekregen. Enerzijds is GaN belangrijk voor optoelektronische toepassingen, onder meer voor de ontwikkeling van licht-emitterende diodes (LEDs). GaN kan gebruikt worden om blauw en wit licht uit te zenden. Maar daarnaast zou GaN wel eens voor belangrijke doorbraken kunnen zorgen op het gebied van hoogvermogentoepassingen (zowel microgolf- als RF-vermogen). Er wordt uitgekeken naar de GaN-vermogenversterker, omdat die met een hoge efficiëntie zou werken in een breed frequentie- en vermogengebied. Naast satellietcommunicatie, zijn er heel wat potentiële toepassingsdomeinen: tv-broadcasting, microgolfovens, radarsystemen, basisstations voor mobiele communicatie… De kwaliteit van deze GaN transistors staat of valt echter met de kwaliteit van GaN dunne lagen. GaN moet immers als dunne laag neergezet worden op een ander materiaal (een substraat, zoals saffier, SiC of Si), omdat er geen GaN-schijven op de markt verkrijgbaar zijn. Dit is één van de grote uitdagingen. De substraten die geschikt zijn voor de groei van GaN hebben namelijk een afwijkend kristalrooster en een andere thermische expansiecoefficiënt dan GaN zelf. De groei van GaN dunne lagen werd verder geoptimaliseerd in het Epi-GaN-project, een technologietransferproject van ESA en de opvolger van ATHENA.

Om zijn technologietransfers en commercialiseringen te kanaliseren, heeft ESA in de jaren ’90 een speciaal programma opgezet. Technologiebrokers identificeren de technologieën die mogelijke toepassingen hebben in niet-ruimtevaartsectoren, of gaan na wat hun technologische noden zijn. Sindsdien werden er al 200 succesvolle transfers naar ‘aardse’ domeinen uitgevoerd. De lijst van toepassingsdomeinen is lang en divers: gezondheidsproducten, telecommunicatie, afvalbeheer, textielindustrie, automobielindustrie, navigatie, ontspanning en lifestyle zijn maar enkele voorbeelden. Recent heeft ESA ook een eigen business incubator: de European Space Incubator (ESI). In deze broedkast voor nieuwe bedrijvigheid kunnen ondernemers in hun startfase producten of diensten ontwikkelen voor op aarde. Voorwaarde is wel dat ze gebruik maken van wat al eerder in de ruimtevaartindustrie is ontwikkeld. Zo ontwikkelt het bedrijf MathComp (Nederland) een apparaat om borstkanker beter te behandelen, en levert Miramap (Nederland) een dienst om de Nederlandse dijken goed te kunnen monitoren. Meer info: www.esa.int/ttp of www.esa.int/esi

13


Gezondheid

Alzheimerexpert Bart De Strooper:

“Neuronen-op-chip fantastisch biologisch Professor Bart De Strooper en zijn team hebben zich tot doel gesteld het mysterie van de ziekte van Alzheimer te ontrafelen. Men weet immers nog steeds niet wat er precies gebeurt in de hersenen van Alzheimerpatiënten waardoor ze hun geheugen en cognitief vermogen verliezen. Toen vorig jaar IMEC-onderzoekers kwamen aankloppen voor advies over hersencelculturen – voor de ontwikkeling van neuronen-op-chip – ontstond een boeiende samenwerking tussen biologen en elektronici. Samen zijn ze nu op zoek naar een nieuw en revolutionair onderzoeksinstrument dat wel eens een doorbraak voor het Alzheimeronderzoek zou kunnen betekenen. De ziekte van Alzheimer treft 3 op 1000 mensen boven 60 jaar en meer dan 100 op 1000 boven de 80 jaar. Patiënten verliezen een van de meest essentiële dingen van het mens-zijn: hun geheugen en herkenningsvermogen. Wereldvermaard Alzheimerexpert Bart De Strooper vertelt hoever de onderzoekswereld staat met het doorgronden en genezen van deze vreselijke ziekte. “De oorzaak van Alzheimer is nog steeds niet gekend. Enkel bij een zeer kleine subgroep van patiënten weet men dat de ziekte veroorzaakt wordt door een defect gen (het APP-gen en de presenilinegenen). In de andere gevallen ligt de oorzaak ergens anders, maar evolueert de ziekte op dezelfde manier: eiwitten (meer bepaald amyloideiwitten) slaan neer in de hersenen onder de vorm van zogenaamde Bart De Strooper

14


beloven een speelgoed te zijn”

external electrical stimulation action potential

chemical stimulation

dendrites

electrical actuator

plaques waardoor de hersencellen niet meer kunnen communiceren met elkaar en uiteindelijk afsterven.” “Wat de diagnose betreft, bestaat er geen echte positieve test voor de ziekte van Alzheimer. Toch kunnen goede clinici de diagnose met 95% zekerheid stellen op basis van de symptomen en het uitsluiten van andere ziekten. Het is pas na de dood van de patiënt dat men in de hersenen op zoek kan gaan naar amyloidplaques en neuronale kluwens en zo met zekerheid kan stellen dat de patiënt aan Alzheimer leed. In de toekomst wordt er veel verwacht van moderne beeldvormingtechnieken die de hersenletsels ook tijdens het leven van de patiënt kunnen visualiseren.” “Op het vlak van therapieën is er één soort medicatie op de markt: acetylcholine-esterase-inhibitoren. Het werkt bij de helft van de patiënten waar het een tijdelijke vertraging van het aftakelingsproces geeft. Het zijn zeer dure geneesmiddelen en ze geven maar enkele maanden ‘winst’ (=de patiënten kunnen langer zelfstandig thuis blijven wonen). Deze medicatie werd ontwikkeld op basis van de acetylcholinehypothese die in de jaren ’70 werd uitgewerkt voor de ziekte van Alzheimer. Men was er toen van overtuigd dat de symptomen werden veroorzaakt door een verlaagde hoeveelheid acetylcholine in de hersenen. Acetylcholine is een chemische stof die ervoor zorgt dat hersencellen kunnen communiceren met elkaar (een neurotransmitter). De huidige geneesmiddelen remmen de afbraak van acetylcholine in de hersenen. Nu is er een nieuwe hypothese, de amyloidhypothese die stelt dat de symptomen veroorzaakt worden door de opstapeling van amyloideiwitten in de hersenen. Nieuwe therapieën zijn gericht op

het verwijderen van amyloid of op het blokkeren van de amyloidproductie in de hersenen. Ik schat dat we binnen 10 tot 15 jaar, wanneer deze medicatie op de markt komt, zullen weten wat deze nieuwe hypothese waard is.” Ongeveer twee jaar geleden ging IMEC aankloppen bij Professor Bart De Strooper. Onderzoekers waren bezig met de ontwikkeling van neuronenop-chip en hadden advies nodig over de favoriete leefomstandigheden van hersencellen om zo hun overleving op het chipoppervlak te verbeteren. Het idee zette Bart De Strooper aan het denken, want ook voor zijn Alzheimeronderzoek konden neuronenop-chip wel eens heel interessant zijn. Samen met nog twee collega’s uit het departement neurofysiologie en het departement experimentele neurochirurgie en – anatomie, stapte Bart De Strooper met IMEC in een project voor de ontwikkeling van neuro-elektronische hybride systemen. “Samen met IMEC willen we een generische technologie ontwikkelen waarbij we een interface maken tussen hersencellen en een microchip waardoor de biologische signalen van de hersencellen kunnen omgezet worden in elektronische signalen. Dat zou natuurlijk een fantastisch biologisch speelgoed zijn, want zo zouden we nauwkeurig kunnen bestuderen wat het effect van amyloid is op de hersencellen. Het voordeel van het neuron-op-chipsysteem is dat er in de chip verschillende minisensoren kunnen ingebouwd worden zodat je tegelijkertijd de elektrische en chemische

cell body

neurotransmitter

axon

electrical actuator

chemical sensor

Neuronen-op-chip Neuronen-op-chip zijn systemen waarbij men hersencellen laat groeien op een chipoppervlak. Neuronen of hersencellen communiceren via elektrische pulsen, die zich voortbewegen langsheen lange vertakkingen van de hersencellen (axonen en dendrieten). Het axon van de ene hersencel ligt dicht bij de dendrieten van de andere hersencellen. Via chemische stoffen die worden afgegeven (neurotransmittoren) in de ruimte (synaps) tussen axon en dendrieten wordt het signaal doorgegeven. In de chip kunnen elektrische en chemische sensoren geïntegreerd worden die deze signalen kunnen opmeten. Een elektrische actuator kan zelfs een elektrisch signaal triggeren bij de hersencellen.

signalen van de hersencellen kan opvolgen. Op hetzelfde systeem kan je ook de morfologie van de hersencellen bestuderen. Dat is juist het unieke, dat je die drie facetten tegelijkertijd zal kunnen bestuderen en dat je dit alles in real-time zal kunnen opvolgen. Nu is het zeer arbeidsintensief werk en moet je aparte culturen opzetten om de uitwendige kenmerken en de elektrische signalen van de

Vervolg op pagina 16

15


Gezondheid

SBO-project “Neuro-elektronische hybride systemen: de artificiële synaps" Op 1 januari 2006 start een 4-jarig project dat tot doel heeft een link te maken tussen chips en hersencellen. Deze generische technologie zal gebruikt worden om enerzijds een in-vitro modelsysteem te ontwikkelen voor het Alzheimeronderzoek en anderzijds een inplanteerbare neuroprobe voor Parkinsontherapie.

Het projectconsortium bestaat uit IMEC (Prof. Borghs), het KULeuven-VIB-departement voor menselijke erfelijkheid (Prof. De Strooper), het KULeuven-departement voor experimentele neurochirurgie en –anatomie (Prof. Nuttin) en het KULeuven-departement voor Neurofysiologie (Prof. Callewaert).

Vervolg van pagina 15

neuronen te bestuderen. Voor de chemische signalen bestaat er zelfs nog geen meetmethode.” “Neuronen-op-chip voor Alzheimeronderzoek zijn zeker geen verre toekomstmuziek, want elke intermediaire stap in het ontwikkelingsproces kan al zeer nuttig zijn." In dit neuron-op-chip onderzoek werken biologen en ingenieurs samen, geen alledaagse combinatie. “Het zijn twee totaal verschillende culturen die met elkaar in aanraking komen. Dat is zeer moeilijk. Biologen en ingenieurs denken op een heel andere manier. Zo wilden de ingenieurs de hersencellen volgens mooie gestructureerde netwerkjes laten groeien op de chip, zodat de juiste delen zich boven de sensoren bevinden. Maar biologische systemen laten zich niet zo gemakkelijk dwingen. Biologen zullen gemakkelijker het stochastische van het biologisch systeem aanvaarden en zich eraan proberen aan te passen. Ik ben ervan overtuigd dat neuro-elektronische systemen alleen maar kunnen ontwikkeld worden door ingenieurs en biologen intensief met elkaar te laten samenwerken. Daarom ben ik ook zo blij dat op IMEC het neuro-elektronica-convergentielab werd opgericht waar elektronici, biologen, scheikundigen en neurofysiologen samen zitten. Ook al verstaan ze elkaar niet altijd, ze praten toch met elkaar en doen dingen samen. We zijn al vrij vlug tot de conclusie gekomen dat de mensen die het project leiden te oud zijn (lacht). Eigenlijk moet je een situatie creëren waarin jonge plastische geesten bij mekaar zitten en elkaars taal leren spreken. Dat is de toekomst. “

16

In oktober 2005 zette IMEC een uniek laboratorium op waarin experten van IMEC, het Vlaams Interuniversitair Instituut voor Biotechnologie (VIB) en de Katholieke Universiteit Leuven (faculteit geneeskunde) samenwerken om neuro-elektronische systemen te ontwikkelen.


©1996-2005 Moosey’s Country garden

Nieuws

GPS voor je hond Het Duitse bedrijf Environmental Studies bedacht de oplossing voor hondenliefhebbers wiens viervoeter wel eens alleen op stap gaat en verloren loopt. Dankzij de speciaal ontworpen halsband met ingebouwde gps-ontvanger en gsm-modem kan je op je gsm volgen waar hij zit. Meer info: www.environmental-studies.de

Frequenties recycleren Onze wereld wordt overspoeld door draadloze toepassingen en dat is ook te merken aan de overbelasting van bepaalde frequentiebanden. Er wordt gewerkt aan een nieuwe technologie, cognitieve of slimme radio genoemd, die ongebruikte frequentiebanden kan opsporen en hergebruiken. Zo kunnen o.a. de ongebruikte frequenties tussen tv-kanaalfrequenties zeer nuttig zijn om regionale draadloze netwerken op te zetten die tot kilometers van de bron kunnen werken. Recent werd een standaardisatiegroep opgericht om een standaard (802.22) te ontwikkelen voor dit hergebruik van tv-gerelateerde frequenties.

MTC CURSUSSEN

¬ Lessenreeks over nanotechnologie in onze moderne maatschappij. Internationale experten behandelen de nieuwste ontwikkelingen in nanotechnologie, de mogelijke toepassingen en de ethische aspecten en risico’s van deze ontwikkelingen. Deze lessenreeks is een onderdeel van het Erasmus Mundus Masterprogramma maar ook andere geïnteresseerden kunnen deelnemen aan een of meerdere van deze lezingen. Meer info op www.imec.be/mtc ¬ Gespecialiseerde cursussen over de verschillende facetten van de micro-elektronicasector. • Ontwerp en synthese van VHDL (27 tot 31 maart 2006) • Hoe de overgang maken van VHDL naar SystemC en wat win je erbij? (24 tot 28 april 2006) • Geavanceerde verpakkingstechnologieën (27 en 28 maart 2006) • System-in-a-package (SiP) technologieën voor RF-toepassingen (29 maart 2006) Meer info: www.imec.be/mtc Vlaamse bedrijven genieten 50% korting voor deze cursussen door te betalen met opleidingscheques.

Deze lamp past zeker in uw interieur! Op het Simplicity-led Design Event stelde Philips 25 nieuwe designconcepten voor die binnen 3 tot 5 jaar zullen vertaald worden in producten voor de gezondheidszorg, onze persoonlijke levenssfeer, sportbeleving enz. Blikvanger was de zogenaamde ‘Chameleon’ lamp die zijn kleur aanpast aan het object dat je in de buurt van de lamp brengt. Het concept is gebaseerd op een ingebouwde camera, sensoren en LED-lampjes. Enkele van deze concepten werden ook toegelicht door Philips-experten op IMEC’s Visionair seminarie van 8 december 2005 over Solid State Lighting. © The image foundation

17


Brandstof van morgen

Biobrandstof heeft veel in zijn mars maar bedrijven aarzelen

Niemand wil

©Europese Commissie

N

og 50 of in het beste geval 100 jaar. Niemand kan het met zekerheid voorspellen maar de stookolie- en aardgasreserves geraken snel uitgeput. Dit is echter niet het enige zwaard van Damocles dat boven de energie-economie hangt. Niet alleen het tekort aan reserves maar ook de politiek hebben de brandstofprijzen de pan uit doen swingen. Daarbij komt ook nog de toenemende nood om werk te maken van een beter milieu. De Kyoto-normen eisen een drastische vermindering van de CO2-uitstoot. Het klimaat en de tijd zijn er voor een ‘boom’ in de biobrandstofindustrie. Karel Piot: “Er bestaat geen enkele hernieuwbare energie die de volledige energieproblematiek kan oplossen, maar biomassa kan een belangrijke bijdrage leveren. Biomassa levert energie met een heel gunstige CO2-balans. Biomassa op basis van houtverbranding kan bovendien een serieuze besparing leveren voor je energiefactuur. Vandaag liggen de prijzen

18

voor houtafval rond de 30 euro per ton. Het calorisch equivalent van stookolie kost vandaag niet minder dan 200 euro. De verwachting is dat houtverbranding op termijn 5 tot 10% van onze energiebehoefte kan invullen.” Ben Segers, Sales Engineer bij Vanparijs-Maes: “Ook biogassen uit het vergisten van afval zijn economisch interessant maar ze hebben het nadeel dat ze ontstaan uit een biologisch proces dat continu varieert, waardoor er gas geleverd wordt met verschillende samenstellingen en verschillende debieten. Om een permanente energievoorziening te garanderen, moet een biogasinstallatie gebruikt worden met een backupinstallatie op fossiele brandstoffen. Biofuels op basis van koolzaadolie of andere plantaardige oliën zijn dan weer duurder dan stookolie en aardgas, maar door de steunmaatregelen van de Vlaamse overheid is het totale kostenplaatje wel gunstiger.” Waarop wachten bedrijven dan om geheel of gedeeltelijk over te schakelen op biobrandstof? Karel Piot: “Het is een typisch fenomeen.


de eerste zijn De hoge energieprijzen bezorgen bedrijfsleiders heel wat kopzorgen. Een optimale combinatie van conventionele brandstoffen met hernieuwbare energie zoals biomassa kan de balans positief doen omslaan. “Een goede oplossing voor de prijsen milieubewuste bedrijven,” zegt Karel Piot, medebestuurder van nv Biosynergy, afdeling van Typhoon: “De technologie is er. Kijk maar naar de Scandinavische landen waar biomassa op basis van houtvergassing gebruikt wordt zoals wij stookolie gebruiken. Maar Belgische bedrijven wachten aarzelend af. Ongekend is onbemind.” Samen met Biosynergy en Vanparijs-Maes nv tonen we wat biomassa vandaag voor bedrijven kan betekenen. Belgen zijn over het algemeen terughoudend in het toepassen van nieuwe technologieën. Ze willen eerst enkele succesverhalen zien vooraleer ze de investering wagen.” Ben Segers

“De perceptie van de eindgebruiker dat energie uit biomassa nog steeds in een experimentele fase zit, moet veranderen.” bevestigt: “We zijn er zeker van dat als we een paar realisaties kunnen tonen, de interesse snel de lucht in zal gaan. Het probleem is echter ook dat niet alle technologieën voor biobrandstoffen even matuur zijn. Bedrijven zitten met veel vraagtekens: welke technologie is er het

meest interessant? Hoe goed zijn die technologieën? Hoe zullen de prijzen evolueren? …” Karel Piot: “Industriële houtverbranding is een heel moderne, stabiele technologie die al 3 generaties verfijnd wordt. In Denemarken wendt één op de vijf bedrijven biobrandstof uit houtafval aan. Ook een mooi voorbeeld is Ikea. De voorbije 3 jaar hebben ze hun vestigingen in Roemenië en Bulgarije uitgerust met 7 houtverbrandingsinstallaties. In Europa zijn er maar liefst 70 bedrijven die houtverbrandingsinstallaties produceren. Een houtverbrandingsinstallatie is echter economisch slechts rendabel voor bedrijven met een minimum installatie van 1 megawatt. Maar de besparingen kunnen gigantisch zijn. Uit een studie die Biosynergy deed voor een zwembad in Vlaams-Brabant bleek dat ze tot 60% kunnen besparen op hun stookkosten door de implementatie van een 1 megawatt houtverbrandingsinstallatie.” Ieder bedrijf heeft echter zijn specifieke eisen en energieverbruikprofiel. Vooraleer een bedrijf beslist om biobrandstof te gebruiken,

is het aangewezen om een grondige studie te doen van het verbruik over een jaar. Het heeft geen zin om een biobrandstofinstallatie te voorzien die alle piekmomenten aankan. Meestal is het economisch interessanter om een optimale combinatie van bio- en fossiele brandstoffen uit te werken. Ben Segers: “Afhankelijk van het bedrijfsproductieproces, de noden van het bedrijf, de economische voordelen en de technologie die de bedrijfsleider vertrouwt, kan de juiste biobrandstof en combinatie van hernieuwbare en traditionele energie gekozen worden. Zo hebben we projecten gerealiseerd bij Alpro, Inbev Hoegaerden, Unifrost… Deze bedrijven voorzien nu in hun energie door een optimale combinatie van fossiele brandstoffen en biogassen, specifiek aangepast aan hun productieproces.”

19


Brandstof van morgen

Biobrandstoffen in kaart ¬ Fossiele brandstoffen (steenkool, gas, olie) zijn eindig terwijl brandstoffen uit levend materiaal steeds weer opnieuw kunnen geproduceerd worden. De grootste kracht van biomassa schuilt echter in het feit dat ze tijdens haar groei evenveel CO2 opneemt als ze tijdens haar verbranding afgeeft. Het gebruik van biomassa wordt dan ook CO2-neutraal genoemd. ¬ Bioethanol ontstaat uit vergisting van granen, maïs, suikerbieten… en is ideaal om samen met benzine te gebruiken. ¬ Biodiesel wordt over het algemeen gemaakt uit koolzaadolie, zonnebloemolie, palmolie of sojaolie die een chemische reactie ondergaan met methanol. Ook dierlijke vetten kunnen gebruikt worden. Het is sterk vergelijkbaar met gewone dieselbrandstof. ¬ Plantaardige oliën zoals koolzaadolie, palmolie, sojaolie kunnen verbrand worden om energie te genereren. De voorziening van koolzaadolie is echter een probleem. Door de grote vraag zijn de prijzen voor koolzaadolie sterk gestegen. Palmolie en sojaolie zijn echter meer beschikbaar op de wereldmarkt waardoor hun prijzen stabieler zullen blijven. ¬ Hout- en graanverbranding: houtafval, houtpellets of granen worden via pyrolyse in twee- tot drietrapsverbranding bij temperaturen van 950 tot 1100 graden omgezet in CO2 en H2O met vrijstelling van warmte. ¬ Biogassen ontstaan uit vergisting of fermentatie van organisch afval door het toevoegen van bacteriën zonder aanwezigheid van zuurstof. Bij de meeste installaties voor zuivering van rioolwater of afvalwater van de voedingsindustrie wordt door gisting van zuiveringsslib biogas geproduceerd. Ook het afval uit de voedingsindustrie wordt verwerkt tot biogas. Bij stortplaatsen van huisvuil is onttrekking van biogas ook mogelijk.

Houtverbranding onder de loep Houtverbranding als milieuvriendelijke brandstof: op het eerste zicht niet zo vanzelfsprekend. ¬ Hoe zuiver is de lucht die uitgestoten wordt? Verbranding van hout in openhaarden en kachels is milieuonvriendelijk omdat de verbranding op een te lage temperatuur gebeurt waardoor de CO-uitstoot hoger is dan toelaatbaar. Bij moderne houtverbrandingsinstallaties is de uitstoot nagenoeg even zuiver als bij het werken met gas omdat de verbranding in twee tot drie stappen gebeurt bij temperaturen tussen 950 en 1100 graden. De stofdeeltjes die vrijkomen bij het verbrandingsproces worden via een multicycloon en rookgascondensor verwijderd.

20

¬ Waar halen we al dat hout? De VLAREM-wetgeving bepaalt dat behandeld niet-verontreinigd houtafval energetisch gevaloriseerd mag worden. Vandaag wordt dit houtafval vooral gebruikt in de cement- en spaanplatenindustrie. Jammer genoeg wordt het ook uitgevoerd naar grote bioplants in het buitenland waar houtverbranding wel al massaal gebruikt wordt. Ook zuiver natuurlijk houtafval uit bossen en parken kan als biobrandstof dienen. Maar vooraleer dit kan gebruikt worden, is een structurele ophaling noodzakelijk. Intussen lopen er ook projecten om snelgroeiend hout te maken. Zo zijn er in Waver onder impuls van de universiteit van Louvainla-Neuve plantages van snelgroeiende wilgen die energetisch kunnen gevaloriseerd worden na 3 jaar.

¬ Is de volledige CO2-balans wel zo gunstig? De laatste tijd bestaat er veel discussie rond de duurzaamheid van biobrandstoffen. In het geval van houtverbranding moet er in de CO2-balans rekening gehouden worden met de uitstoot die ontstaat door de ophaling en het transport van het hout, de verwerking tot houtsnippers of pellets, de rookgassen uit de ketel en het elektrisch verbruik van de ketel. Bij lokale beschikbaarheid van het houtafval is de balans heel positief. Naarmate de houtsnippers moeten getransporteerd worden over grotere afstanden is het aangeraden om houtpellets te gebruiken die een relatief hogere energiedichtheid hebben dan gewone snippers. Hierdoor moet er minder volume verplaatst worden voor dezelfde energieproductie.


Wardje, een doof konijntje Landbouwsector gered door biomassa De landbouwsector heeft het de laatste jaren alsmaar moeilijker. Overproductie heeft ervoor gezorgd dat er veel landbouwgrond braak blijft liggen. Door massaal over te schakelen op de teelt van energiegewassen zoals koolzaad kan de prijs van deze bio-oliën dalen. Ook de landbouwer wordt er beter van. De Vlaamse overheid geeft namelijk een premie van 45 euro per hectare landbouwgrond voor de teelt van gewassen voor biobrandstoffen. Ook de problematiek van mestoverschot kan aangepakt worden door biomassa. De geproduceerde hoeveelheden mest in Vlaanderen zijn immers zo groot dat uitspreiding ervan op akkers en weiden niet langer volstaat. Strengere bemestingsnormen en een niet evenredige afbouw van de veestapel zorgen ervoor dat de problematiek steeds nijpender wordt. Ook vanuit milieuoogpunt is be- en verwerking van mest te verkiezen boven uitspreiding ervan. Energievalorisatie van dierlijke mest biedt potentieel. Vergisting van dierlijke mest vindt plaats in gesloten reactoren en gebeurt onder anaërobe omstandigheden. Meestal wordt dierlijke mest samen met andere organische afvalstoffen vergist om het rendement te verhogen. De organische stof wordt omgezet in biogas en dit gas kan ingezet worden als brandstof en is een bron van hernieuwbare energie. De vergisting van mest is echter niet voldoende. Het digestaat dat ontstaat door de vergisting moet nog verder behandeld worden. Hiervoor kan de warmte en elektriciteit gebruikt worden die ontstaat uit het vergistingsproces. NV Biosynergy voert haalbaarheidsstudies uit en levert aan bedrijven warmte op basis van biomassa (voorlopig enkel behandeld niet verontreinigd afvalhout conform de VLAREM2-wetgeving). I.s.m. de firma’s Artmetal en Typhoon worden biomassaverbrandingsinstallaties voor klanten ontworpen en geplaatst. www.biosynergy.be Vanparijs-Maes is een engineeringbureau gespecialiseerd in engineering, contracting en maintenance van energiesystemen voor bedrijven, met power quality als core business.

Technologie voor kleuters

Met eten mag je NIET spelen’, zegt mama. ‘Opruimen, Wardje!’ roept papa. Maar Wardje speelt gewoon verder.

‘Wardje luistert niet’, zucht mama. ‘Hij is ook koppig en wil niet praten.’ ‘Zo’n stout konijn hebben we nog nooit gehad’, moppert papa. Of is er iets mis met Wardje

?

IMEC, RVO-Society en Uitgeverij Eenhoorn hebben een prentenboek uitgebracht waarmee kleuters op een leuke manier kennismaken met de verborgen wereld van technologie. Het boek ‘Wardje’, geschreven door Brigitte Minne en geïllustreerd door Jan De Kinder, vertelt over een doof konijntje dat dankzij technologie opnieuw kan horen. Samen met het boek is er een educatief pakket ontwikkeld rond geluid en technologie. In dit prentenboek worden technologie en cultuur op een speelse manier gecombineerd voor kinderen van drie tot zes jaar. Het is één van de initiatieven waarmee IMEC en RVO-Society jongeren in Vlaanderen warm willen maken voor technologie. Wil je meer weten over het boek, surf dan naar: www.imec.be/educatief Wil je meer weten over de technologie van cochleaire implantaten, ga dan zeker naar http://www.utdallas.edu/~loizou/cimplants/ en beluister de demo’s.

21


Intelligente omgeving

Het RFID Radiofrequentie-identificatie (RFID) komt de laatste jaren vanuit verschillende hoeken in de schijnwerpers. Jammer genoeg zorgt de toegenomen berichtgeving niet altijd voor een duidelijker beeld van de technologie. Samen met Luc Pleysier, expert van het Vlaams Instituut voor de Logistiek (VIL), ontwarren we het kluwen van mogelijke toepassingen van RFID-technologie. De logistieke keten, waar in de nabije toekomst een grote potentiĂŤle groei ligt, diepen we verder uit. Verrassend of niet: achter de hype schuilt een volwassen technologie die volgens Luc Pleysier eerder een traditionele marktevolutie zal kennen in plaats van de door velen voorspelde revolutie.


c sgcopop �

SEMINARIE - CURSUS

In juni 2006 organiseert IMEC in samenwerking met Leuven.Inc een visionair seminarie over autonome sensor netwerken. Meer info: www.imec.be/ visionair

-kluwen ontrafeld A

ls je op het internet of in andere media op zoek gaat naar informatie over RFID, word je overspoeld met technische termen en parameters die je als leek moeilijk in de juiste context kan plaatsen. Verschillende eigenschappen, zoals kostprijs, leesafstand en geheugencapaciteit worden los van elkaar onderzocht en de resultaten dus ook afzonderlijk aangekondigd. “Het gevolg is dat bedrijven ons vragen naar de RFID-chip die tien eurocent kost, die je van honderd meter kan uitlezen en waarin je bijna een boek aan informatie kan opslaan,” bevestigt Luc Pleysier. “Er bestaan nog steeds een aantal verkeerde verwachtingspatronen.” Het was een van de redenen voor het VIL om een handleiding op te stellen met een volledig overzicht voor bedrijven die met RFID aan de slag willen. Luc Pleysier was projectleider en coauteur en coördineert voor het VIL ook pilootprojecten bij bedrijven die RFID in hun proces willen integreren.

(*) RFID-tag: identificatielabel dat kan gaan van een eenvoudig etiket met een antenne erop geprint tot een chip verpakt in een beschermende behuizing (stiftje, capsule…)

Geuren en smaken

Standaarden

“Naast het soms moeilijke jargon moet je er ook rekening mee houden dat RFID een breed domein is, waarbij de technologie sterk afhangt van de toepassing,” vult hij aan. Er bestaat inderdaad niet zoiets als dé RFID-tag*, ze komen in verschillende geuren en smaken. Zo zijn de antidiefstaletiketten die je op cd’s en boeken vindt een toepassing van RF-technologie in zijn meest eenvoudige vorm. Ze bezitten zelfs geen chip waar informatie op staat en kunnen dus bezwaarlijk ‘ID’-technologie genoemd worden. Het spreekt voor zich dat een lage kostprijs de belangrijkste factor is bij de ontwikkeling ervan. Aan het ander eind van het spectrum heb je RFIDtags die bijvoorbeeld in de luchtvaart gebruikt worden op belangrijke vliegtuigonderdelen en op het gereedschap om deze onderdelen te bewerken. De informatie op de tags laat toe om snel te kunnen uitlezen welke werken uitgevoerd zijn en met welk materieel. Voor dergelijke toepassingen is de kostprijs van ondergeschikt belang en zijn eerder de functionaliteit en capaciteit doorslaggevende factoren.

Nog een belangrijke parameter die voor verwarring zorgt bij het vergelijken van verschillende RFID-toepassingen is de frequentieband waarop ze hun gegevens doorsturen. Deze heeft niet alleen een invloed op eigenschappen zoals leesbereik en afhankelijkheid van omgevingsfactoren, maar is ook rechtstreeks gekoppeld aan de mogelijke toepassingsgebieden. Voor de logistiek biedt de ultra-hoge-frequentie (UHF) band de meeste mogelijkheden. Eind 2004 is hiervoor op Europees niveau een wettelijk kader gecreëerd. De maatregelen laten toe dat RFID-tags in deze frequentieband met een hoger vermogen kunnen werken. Hierdoor krijgen ze een betere leesafstand en verbeterde functionaliteit. Samen met een vanuit de industrie geïntroduceerde nieuwe communicatiestandaard (EPC Gen2), zorgt dit voor een positieve stimulans bij de investeringsbeslissing van bedrijven. EPC Gen2 maakt het eenvoudiger voor bedrijven om RFID-tags en lezers van verschillende fabrikanten op elkaar af te stemmen. De eerste producten die aan deze Vervolg op pagina 24

23


Intelligente omgeving

Luc Pleysier

Vervolg van pagina 23

maatregelen voldoen, verschijnen nu op de markt. Luc Pleysier onderstreept het belang van de recente ontwikkelingen: “Er zijn twee belangrijke redenen voor de opkomst van RFID. Allereerst heb je een logische verderzetting van het verleden. RFID-toepassingen bestaan in onze sector al sinds de jaren ‘80, maar bevonden zich voornamelijk in zogenaamde gesloten ketens binnen het bedrijf zelf. De markt voor deze gesloten systemen neemt nog steeds toe. Dankzij de standaardisatie en de optimalisatie van de technologie, zien we nu ook meer interesse voor de toepassing in open ketens tussen verschillende bedrijven. Het opstarten van deze open ketens is de tweede belangrijke groeireden voor RFID. We zijn dan ook heel tevreden met de vooruitgang die de laatste twee jaar geboekt is op het vlak van standaardisatie.” Hype Dankzij de nieuwe technologiegeneraties met toegenomen mogelijkheden, verschijnen dus ook nieuwe toepassingsdomeinen. Deze groeiende interesse geeft aanleiding tot marktanalyses die soms tot de verbeelding spreken. Toch wil Luc Pleysier niet spreken over een marktrevolutie: “Ik zie eerder een traditionele groeicurve voor de RFID-technologie.

24

De eerste toepassingen bevinden zich op palletniveau en we zullen langzaam afdalen in de logistieke keten naar het niveau van kratten en vervolgens tot het productniveau. Wanneer dit niveau bereikt wordt, zal sterk afhangen van de beschikbare technologie.” Hij voegt wel toe dat dit de evolutie is voor de logistieke sector. Voor bepaalde luxeproducten of hoogwaardige goederen ziet hij wel de mogelijkheid dat RFID sneller een ingang zal vinden, omdat in dat geval de prijs minder doorweegt. In de logistieke sector ondersteunt het VIL de eerste pilootprojecten die RFID in een open keten toepassen op palletniveau. Volgens Luc Pleysier is er een gezond evenwicht bereikt tussen sensibilisering van de potentiële gebruikers en maturiteit van de technologie. Een van de belangrijkste factoren achter de hype is waarschijnlijk de stijgende interesse van de retailsector. De Amerikaanse gigant Wal-Mart verplichtte midden 2003 zijn belangrijkste leveranciers om pallets te voorzien van een RFID-label. In eigen land kondigden Colruyt, Carrefour en Delhaize onlangs aan dat ze interesse hebben in RFIDtoepassingen. Luc Pleysier merkt hierbij op: “Een groot verschil tussen Europa en Amerika is de manier van invoering. Waar op de Amerikaanse markt vaak de sterkste speler RFID als verplichting oplegt en er zelf het grootste voordeel uit haalt, merk ik in Europa meer onderlinge afspraken. In plaats van het ‘slap and ship’ principe waarbij de RFID-tag aan het einde van de productieketen wordt aangebracht, gaan producenten bekijken hoe ze zelf ook voordeel kunnen halen uit de technologie. Door afspraken binnen de hele

distributieketen, kunnen meerdere spelers er in hun interne goederenstroom voordeel uit halen. Dit leidt volgens mij tot meer duurzame oplossingen en tot een grotere stimulans om de overstap te zetten.” Daarnaast wijst hij op de invloed van de technologische ontwikkeling. De kostprijs van de bestaande RFID-tags zal ongetwijfeld nog dalen door de toegenomen vraag en betere productiemethodes, maar het basismateriaal silicium heeft zijn prijs. Alternatieve technologie die gebaseerd is op plastic elektronica kan potentieel veel goedkoper gemaakt worden, maar is nog in de onderzoeksfase. Luc Pleysier: “Voor de overschakeling naar echt grote volumes en de toepassing op productniveau denk ik dat de overgang van silicium- naar plastic-RFID een noodzaak is. Kost blijft voor de brede invoering van RFID een belangrijke factor.”

UHF wetgeving In oktober 2004 heeft het Europees standaardisatie-instituut (ETSI) een nieuwe norm goedgekeurd (EN 302 208) voor het gebruik van de UHF-frequentieband en zendvermogen van RFID-apparatuur in Europa.

EPC Gen2 In het industrieel netwerk EPCGlobal zijn de belangrijkste spelers uit de productie- en distributieketen van consumentengoederen vertegenwoordigd. Eind 2004 werd binnen de sector een standaard afgesproken waarin vastligt op welke manier de RFID-tags draadloos informatie uitwisselen met de uitleesstations, de zogenaamde EPC Gen2 standaard. EPC = Electronic product code

Gen2 = Generatie 2


Draadloze sensoren voor de logistiek Luc Pleysier, expert van het Vlaams Instituut voor de Logistiek: “Een stap verder dan RFID-tags zijn autonome sensoren die ook actief data sturen. We hebben zelf al met een aantal spelers gesproken over de mogelijkheden van RFID gekoppeld met sensoren. Dergelijke technologie kan toelaten om een stukje verpakking of bepaalde goederenstromen intelligent te maken. Bijvoorbeeld voor geconditioneerd transport, waar de kwaliteit onderhevig is aan vibraties, vocht of temperatuurschommelingen, kan dit een toegevoegde waarde hebben. Nu gebeuren deze metingen meestal offline. Bijvoorbeeld met temperatuurgevoelige labels of een temperatuurlogger of schokdetector die mee de vracht opgaat. Op het moment dat de vracht toekomt, moet de meetapparatuur gecontroleerd worden. De data is niet meteen beschikbaar, omdat het apparaat de data lokaal opslaat. Bij controle moet de data via een fysische verbinding of afzonderlijk laadstation uitgelezen en verstuurd worden.

We zien dus wel een vraag om dit meer te automatiseren en al tijdens het transport de gegevens door te sturen, maar ook daar is kostprijs een bepalende factor. We hebben een aantal onderzoeken op dit domein lopen, maar merken dat de meeste toepassingen nog ver van de praktijk staan. Logistieke mensen zijn heel operationeel en spenderen relatief weinig aan onderzoek en ontwikkeling. Als dan de mijlpaal te ver ligt van hun leefwereld is het niet evident om een goede vertaalslag te maken.” Jo De Boeck, directeur IMEC-NL*: “Binnen afzienbare tijd kunnen we sensoren en actuatoren op een bijna onzichtbare manier integreren in de omgeving, in verpakkingen en in goederen. Ze zullen een ongekende mogelijkheid bieden voor de automatisering van controleprocessen, het verbeteren van de gezondheidszorg, het verhogen van de veiligheid enzovoort. Het toepassingsdomein lijkt eindeloos. De uitdagingen in de ontwikkeling van deze sensoren, die zich in een sensornetwerk organiseren, zijn al even groot. Als een van

de belangrijke kenniscentra op ICT-technologie, investeert IMEC vandaag sterk in onderzoek op deze uitdagingen. In samenspraak en samenwerking met de industrie worden de toekomstige noden vanuit de applicatie vertaald naar relevante onderzoeksthema’s. Kernpunt daarin is het ultra-laag vermogenverbruik van dit soort sensoren. Dit stelt strenge eisen aan alle delen van de onderliggende technologie: sensoriek, signaalverwerking, communicatietechnologie enzovoort. Daarnaast speelt de noodzaak om deze, in de omgeving verwerkte, microsysteempjes te laten voorzien in hun eigen energiebehoeftes. Ook daar wordt stevig aan ontwikkeld. Kostprijs van de uiteindelijke fabricatie is een factor die natuurlijk te allen tijde in het oog moet gehouden worden, zelfs in het onderzoeksen ontwikkelingstraject.” * IMEC en het Nederlandse onderzoekscentrum TNO richtten in 2005 het Holst Centre op in Eindhoven met steun van het Nederlandse ministerie van Economische Zaken. Het nieuwe onderzoekscentrum bundelt de expertise van IMEC op draadloze autonome sensoren met die van TNO op systemen-op-folie. IMEC richtte een nieuwe legale entiteit op, IMEC-Nederland (IMEC-NL) die de activiteiten rond draadloze autonome sensoren in het Holst Centre coördineert.

Overzicht van de verschillende RFID-frequentiebanden, hun toepassingsgebieden en technologische eigenschappen FREQUENTIE

LEESBEREIK (Passieve RF-Tag)

TOEPASSINGSGEBIEDEN

OMGEVINGSFACTOREN

Inbound & Outbound

Tracking & Tracing

Asset Tracing

Metaal

Vocht / Water

125 - 134,2 kHz (LF)

<1m

Toegangscontrole (badges)

Opvolging vee, artikelopvolging

Beheer van biervaten, gasflessen

Beperkt

OK

13,56 MHz (HF)

< 1,5 m

Luchthaven opvolging bagage

Artikelopvolging

RTI

Beperkt

OK

868 - 870 902 - 928 MHz (UHF)

2-4m

RTI, eenmalige verpakkingen*

RTI, artikelopvolging

RTI

OK

Slecht

2,45 GHz µW (microgolf)

~1 m

-

Artikelopvolging

Containeropvolging

OK

Slecht

Bron: Samsys, Microlise, Laran * Deze frequentie wordt gebruikt in de toepassing die Wal-Mart afgesproken heeft met de 100 grootste leveranciers, voor het aanleveren van RTI’s met RF-tags. (RTI = returnable transport item: transporteenheden die gerecupereerd worden in de distributieketen (bv. paletten, containers…). (Met dank aan het Vlaams Instituut voor de Logistiek.)

25


Intelligente omgeving

Veel gehoorde misverstanden ¬ RFID is een nieuwe technologie: In de Tweede Wereldoorlog gebruikten grondtroepen RFID om bevriende vliegtuigen te onderscheiden van vijandige (‘friend or foe’). ¬ Op korte termijn zal de barcode verdwijnen: RFID is in de eerste plaats een aanvulling op de barcode voor specifieke toepassingen. Vanwege de voorlopig te hoge kost zal RFID de barcode op productniveau waarschijnlijk pas binnen 5 tot 10 jaar (al dan niet helemaal) vervangen.” ¬ RFID is een inbreuk op de privacy: Om verschillende redenen is dit een voorbarige uitspraak. Allereerst is de uitleesafstand van RFIDchips meestal beperkt. Iemand van bijvoorbeeld de staatsveiligheid zou tot op een paar meter moeten naderen om je persoonlijke gegevens te kunnen lezen. Daarenboven bevatten de meeste chips niet meer informatie dan de huidige barcode, namelijk een uniek identificatienummer van een product. Eventuele gerelateerde gegevens zoals de productgeschiedenis zitten veilig opgeborgen in de databanken van de producent of verdeler. Dankzij de EPC Gen2 standaard zijn alle RFID-chips voorzien van een zogenaamde kill-code waardoor je de chip kan uitschakelen na aankoop van het product. Deze en andere privacy-argumenten worden uitvoerig aangehaald in het Amerikaanse boek ‘Spychips’ van Katherine Albrecht en Liz McIntyre en op een ludieke maar deskundige manier in hun context geplaatst door Nicholas Chavez in zijn ‘Spychips Rebuttal’ die beschikbaar is op het internet: www.packagedrfid.com/spychips_rebuttal.pdf.

Vlaamse doorbraak brengt vervanging barcode dichterbij De augustuseditie van het prestigieuze vakblad Nature Materials meldde een belangrijke doorbraak die IMEC bereikte in de ontwikkeling van plastic RFID-tags. Organische stoffen (plastics) met halfgeleidende eigenschappen kunnen een goedkope oplossing bieden voor bestaande siliciumgebaseerde technologie, maar de prototypes functioneren momenteel nog maar rond de 125kHz. De oorzaak hiervan is dat de mobiliteit van de ladingsdragers in organische halfgeleiders ruim duizend maal kleiner is dan in silicium. Dit beperkt de haalbare frequentie. Om commercieel waardevol te zijn, moeten deze plastic halfgeleiders een frequentie van rond de 13.56MHz halen. Dankzij de nieuwigheid van IMEC - een gelijkrichter die gebaseerd is op en werkt tot 50MHz - zou aan dit probleem kunnen verholpen worden. Voor effectieve producten op basis van deze technologie is het nog een aantal jaar wachten, maar het onderzoek is er alvast een grote stap mee vooruit. Meer info in het persbericht op www.imec.be/nieuws (Archief 2005)

MEER INFO VOOR WIE RFID WIL INTEGREREN IN ZIJN BEDRIJF:

RFID is overal

¬ “RF-tags voor intelligente logistiek”, Vlaams Instituut voor de Logistiek, 2004. www.vil.be ¬ “RFID labeling; smart labeling concepts & applications for the consumer packaged goods supply chain”, R.A. Kielst, T.A. Chapman, D.A.Sakai, B.S. Jarvis, 2nd edition, ISBN 0-9760086-1-0

¬ Autosleutels: Haast alle nieuwe autosleutels zijn voorzien van een RFID-chip die ervoor zorgt dat de wagen niet kan gestart worden met een nagemaakt exemplaar. ¬ Toegangscontrole: Iedereen kent ongetwijfeld wel iemand die zijn sleutelhanger voor een leestoestel moet houden om het bedrijfsterrein op te kunnen. Ook een aantal skigebieden maakt al gebruik van RFID-technologie in skipassen. ¬ Bibliotheek: Meer en meer bibliotheken maken gebruik van RFID-labels om de uitleen van boeken te vereenvoudigen. Zo is onder andere de Campus Bibliotheek Arenberg in Leuven volledig uitgerust met RFID-technologie.

26

¬ WK voetbal 2006: 95% van de kaarten voor het wereldkampioenschap voetbal 2006 in Duitsland zullen voorzien zijn van een RFID-chip om vervalsingen en illegale doorverkoop tegen te gaan. ¬ Katrina: Lijkschouwers maakten gebruik van RFID-technologie bij de identificatieprocedure na de orkaan Katrina in New-Orleans. De chips verkleinden de kans op fouten en lieten toe om de identificatiecode uit te lezen zonder telkens de lijkzak te openen.


Innovatief management

Het management moet mee Loodvrij en RoHS: meer dan zuiver technische aangelegenheden ‘Loodvrij solderen en de RoHS-richtlijn*, dat is iets voor onze ingenieursafdeling,’ is de foute reactie van veel bedrijfsleiders. De wettelijke overschakeling heeft een impact op elk segment van het bedrijfsproces en het management is zich daar niet altijd van bewust. Dat het ook anders kan, bewijst het internationale telecommunicatiebedrijf Alcatel. Luc Lambrechts, RoHS project manager voor de DSLAM** productlijn, overloopt het leerproces dat zijn bedrijf de voorbije twee jaar heeft doorgemaakt. “Toen de Europese richtlijn verscheen, zijn vanuit het Alcatel executive committee vrij snel de eerste stappen gezet tot een effectieve implementatie van de richtlijn,” begint Luc Lambrechts. De CTO organisatie van Alcatel, de groep verantwoordelijk voor de technologische langetermijnvisie, startte een RoHSproject om te bekijken wat er nodig was om tijdig in orde te zijn. Deze centrale projectgroep vertakte zich al gauw in specifieke projecten per productlijn. Hierin hadden alle bedrijfsafdelingen hun vertegenwoordiging: aankoop, engineering, kwaliteitscontrole enzovoort. De eerste productspecifieke projecten startten in de zomer van 2004. Luc Lambrechts werd verantwoordelijk voor de DSLAM-productlijn. Het verhaal van zijn projectteam kan grotendeels doorgetrokken worden naar de andere RoHS project teams binnen Alcatel. “Oorspronkelijk leefde ook bij ons het idee dat de RoHS richtlijn eerder een technisch probleem was,” geeft Luc Lambrechts eerlijk

toe. “Het was pas bij het uitdiepen in de werkgroep dat de omvang van de problematiek werkelijk begon door te dringen.” Eerste groot obstakel waar het project op stootte, was de ontoereikendheid van de bestaande databanken en instrumenten die de productielijn ondersteunen. Om het heel eenvoudig te stellen, bestond er geen sluitende manier om aan te duiden of een materiaal of component al dan niet aan de RoHS-richtlijn voldeed. Laat staan dat deze informatie op een uniforme manier kon gecommuniceerd worden tussen de verschillende afdelingen. De aanpassing van deze instrumentatie kreeg de hoogste prioriteit. Het was dan ‘al’ begin 2005. Langzaam maar zeker kwam de volledige omvang van het probleem naar boven. RoHS was niet enkel een zaak van engineering, maar van het complete bedrijf. De multi-site omgeving, samenwerking met toestelleveranciers, onderaannemers,

Vervolg op pagina 28

SERVICE

Geert Willems (Geert.Willems@imec. be) is aanspreekpunt in Vlaanderen voor vragen over de omschakeling naar RoHScompliant productie (zie InterConnect 19 voor meer details).

SEMINARIE - CURSUS

Op 21 maart 2006 organiseert IMEC een TechWatch seminarie over loodvrij solderen (www.imec.be/techwatch). * Richtlijn 2002/95/EG van het Europees Parlement en de Europese Raad “Restriction of Hazardous Substances” – ook wel de RoHS directieve genoemd - legt de lidstaten vanaf 1 juli 2006 een beperking op van het gebruik van bepaalde gevaarlijke stoffen in elektrische en elektronische apparaten, met een aantal uitzonderingen en specifieke regelingen. ** DSLAM = Digital subscriber line access multiplexer: product dat telecom operators gebruiken om breedband internet via de telefoonlijn aan te bieden aan hun klanten.

27


Innovatief management

Vervolg van pagina 27

marktspecifieke producten… maakten de problematiek er niet echt makkelijker op. Om een lang verhaal kort te maken, werden een zestal strategieën gedefinieerd waarin elk product, materiaal, schroefje… een plaats heeft. Gaande van ‘niet toepasbaar’ tot ‘RoHS compliant en loodvrij gesoldeerd’ is elke mogelijke finesse vertegenwoordigd. “Het verhaal is eigenlijk relatief simpel van zodra je deze strategieën hebt geïntegreerd in de werking van alle betrokken afdelingen. Onder andere door ze zichtbaar te maken in je databanken,” zegt Luc Lambrechts. “Eens je dan een artikel in een strategie hebt ondergebracht, weet iedereen doorheen de hele productlijn op welke manier hij het moet behandelen.” Op dit moment is de DSLAM productlijn klaar om de RoHS-compliant productie, inclusief een loodvrij soldering pilootlijn, te starten. Concreet betekent dit het produ-

ceren en commercialiseren van een loodvrij gesoldeerde, RoHS-compliant kaart voor een beperkt aantal klanten. Moest er toch iets mislopen bij de ingebruikname, kan Alcatel onmiddellijk terug overschakelen op de loodhoudende versie. Luc Lambrechts verklaart: “Ik zet de stap naar loodvrij solderen liever nu, in een gecontroleerde omgeving, dan onmiddellijk voor meerdere producten die wereldwijd verspreid zijn.” Ondanks alle bloed, zweet en tranen is Luc Lambrechts dus een tevreden man. “Gelukkig hebben we niet eerst de bewustwording van onderuit naar boven moeten maken, want dan hadden we er denk ik veel slechter voorgestaan,” zegt hij. “Er was - en is nog steeds - een continue terugkoppeling naar de CTOgroep, die op bedrijfsniveau knopen doorhakt en de algemene strategie bepaalt. Een voorbeeld was de vraag om al dan niet RoHSlabels op de onderdelen en producten te

kleven om aan te duiden in welke categorie ze zich bevinden. Die visibiliteit heeft voor- en nadelen. Als Alcatel als groep daarover een beslissing neemt, moet niet elk project zich met het probleem bezighouden en vermijd je onnodige discussies.” “In heel de RoHS problematiek komt het technische aspect natuurlijk kijken, maar iemand moet de strategieën wel definiëren. Al dan niet loodvrij solderen? Welke items maken we RoHS-compliant en welke niet? Dit soort vragen vergt een ander soort discussies, maar ze zijn wel fundamenteel voor het bedrijf in zijn geheel. Die discussies en beslissingen zijn net zo belangrijk als weten wat loodvrij solderen technisch betekent.” Luc Lambrechts was een van de sprekers tijdens het RoHS-seminarie van Agoria op 17 november 2005 in Brussel.

Nieuws

Chip-in-kip detecteert vogelgriep De Digital Angel Corporation uit Minnesota is gespecialiseerd in implanteerbare RFID-chips. Onlangs brachten ze een temperatuurgevoelige RFID-chip op de markt die nuttig kan zijn om vogelgriep op te sporen. Een kleine temperatuursverhoging kan bij elke individuele vogel opgespoord worden. Dit kan voor dierenartsen een aanduiding zijn voor het uitbreken van vogelgriep.

IMEC promoot winnend eindwerk Op 6 december mochten Kevin Puttemans en Carl Luypaert 2.500 euro in ontvangst nemen bij de jaarlijkse uitreiking van de Barco/VIK prijzen. De studenten van de Hogeschool voor Wetenschap en Kunst (De Nayer Instituut) in Sint-Katelijne-Waver kregen de prijs voor hun eindwerk industrieel ingenieur elektronica. Het eindwerk werd begeleid door de computer aided design (CAD)-trainingsafdeling van IMEC. Onderwerp van de thesis was het ontwerpen, implementeren en testen van een AES-coderingschip in een program-

Vlaams loket voor karakterisering van coatings 28

meerbaar circuit (field programmable gate array; FPGA). AES is de nieuwe encryptiestandaard die gebaseerd is op het Rijndael algoritme. Dit algoritme werd in 2000 door het National Institute of Standards and Technology (NIST) verkozen als winnaar van een drie jaar durende wedstrijd en is ontworpen door de Belgen Joan Daemen en Vincent Rijmen. De jury prees het werk vanwege “een combinatie van de moeilijkheidsgraad, de creatieve inbreng in de uitwerking en de kwaliteit van het gepresteerde onderzoek.”

In Vlaanderen is heel wat expertise en technologie aanwezig voor functionele karakterisering en structuuranalyse van coatings. Toch is het niet altijd duidelijk waar je terechtkan voor een specifiek analyseprobleem. Om deze zoektocht gemakkelijker te maken, werd het Vlaams loket voor karakterisering van coatings opgericht. Op een overzichtelijke website kan je op zoek gaan naar het geschikte toestel voor de meting, met vermelding van het adres en de contactpersoon. Meer info: www.coatingloket.be Het Vlaams loket voor karakterisering van coatings is een initiatief van Centexbel, CMSE/UGent, CoRI, IMEC, KULeuven, UA, UHasselt, VITO, WTCM, VUB. Met de steun van de Vlaamse regering via het IWT.


Brandstof van morgen

Vlaanderen warm voor zonne-energie

Jef Poortmans is programmaleider van het Solar+ programma op IMEC. Hij coördineert verschillende Europese projecten rond zonnecellen en is ook betrokken bij het opstellen van een Europese roadmap voor zonneenergie R&D. Hij is General Chairman van de Europese PV-conferentie in september 2006 in Dresden. Deze conferentie is de grootste ter wereld op het vlak van R&D rond zonneceltechnologie.

De wereldmarkt van zonnecellen kende de laatste tien jaar een groei van gemiddeld meer dan vijfentwintig procent per jaar. En al dertig jaar gaat elke verdubbeling van het totaal aantal zonnecellen gepaard met een prijsdaling van twintig procent per kilowatt (kW). Zonne-energie is met andere woorden aan een sterke opmars bezig en wordt steeds goedkoper. Jef Poortmans geeft zijn visie op de Vlaamse markt voor de fabricage en installatie van zonnecellen en geeft aan waar de kansen liggen voor Vlaamse bedrijven.

“O

m een zicht te krijgen hoe Vlaamse bedrijven en KMO’s een graantje kunnen meepikken van de groeiende markt van fotovoltaïsche (PV) systemen, moeten we de hele waardeketen in acht nemen.” Die is gespreid over de hele levenscyclus en begint bij het vervaardigen van grondstoffen en eindigt bij ontmanteling en recyclage van oude systemen. In bijna elk segment heeft Vlaanderen al eigen activiteiten, maar er liggen nog voldoende kansen open. Traditioneel zijn het eerder grote bedrijven die zich toeleggen op het aanleveren van

grondstoffen en bulkmaterialen. In het geval van zonnecellen spreken we dan voornamelijk over kristallijn silicium en in mindere mate ook over germanium. Modules gebaseerd op silicium hebben een marktaandeel van meer dan vijfennegentig procent. De verwachting is dat deze dominantie het volgende decennium zal blijven duren. Daarnaast bestaan er ook mogelijkheden voor germanium in aardse concentrator-systemen. Deze projecteren het rechtstreeks invallende zonlicht op een kleiner oppervlak, zodat minder zonnecellen nodig zijn. De markt zal zich dan ook vooral situeren in gebieden met veel direct zonlicht.

Vanwege het hoogtechnologische karakter en de sterke afhankelijkheid van onderzoek en ontwikkeling is de productie van zonnecellen en modules voor een beperkt aantal spelers weggelegd. Zo kan de IMEC spin-off Photovoltech rekenen op de expertise van onze onderzoeksgroepen om zijn technologie concurrentieel te houden. Maar een PV-systeem bestaat uit meer dan alleen zonnecellen. Fotovoltaïsche modules leveren gelijkstroom, dus er is een omvorming Vervolg op pagina 30

29


Brandstof van morgen

Vervolg van pagina 29

naar wisselstroom nodig (via een invertor) om ze aan te sluiten op het elektriciteitsnet. Autonome systemen, bijvoorbeeld in afgelegen gebieden, vereisen dan weer ondersteuning van batterijen of andere opslagsystemen om de variabele energieproductie op te vangen. Het ontwerp en de bouw van zulke systemen is zeker een activiteit waar KMO’s kunnen bijdragen. De productie van een aantal basiscomponenten zoals vermogentransistors, passieve elementen en batterijen is eerder binnen grotere bedrijven te situeren. Daarnaast zijn er nog grote mogelijkheden voor KMO’s in de distributie, installatie en ondersteunende diensten die voortvloeien uit de groeiende alternatieve energiemarkt. Over het algemeen vragen PV-systemen relatief weinig onderhoud, maar vooral voor grote installaties is het belangrijk om de goede werking op te volgen. Ik voorspel dat heel wat technologische kennis over installatie en onderhoud van modules, opslagsystemen en bouwmaterialen zal gecentraliseerd worden bij de systeemintegrators en installateurs. Een gedegen training en specialisatie kunnen voor hen dus een direct voordeel opleveren. Als we uitgaan van de voorspelling in de Vlaamse energiescenario’s, kan er tegen 2020 in Vlaanderen 400 megawatt aan PV-installaties staan. Naast de tewerkstelling bij substraatleveranciers en zonnecelproducenten, komt dat al gauw neer op een rechtstreekse extra tewerkstelling in de grootteorde van 500 tot 2000 personen. Het merkwaardige aan Vlaanderen is wel dat we ondanks onze sterke positie in technologie en ontwikkeling een relatief kleine afzetmarkt hebben. Met 0.2 watt geïnstalleerd PV-vermogen per inwoner zitten

30

we bij de staart van het Europees peloton. Landen als Duitsland en Luxemburg doen het een factor honderd beter. Om deze achterstand in te halen, hoop ik dat er een sterke impuls zal uitgaan van de maatregelen die de Vlaamse overheid recent genomen heeft (zie kaderstuk). In Duitsland hebben vergelijkbare maatregelen goed gewerkt. Het is afwachten of het ook in Vlaanderen een

“Veel zal afhangen van de sfeer en communicatie rond de nieuwe terugvoertarieven.” effect zal hebben. Veel hangt af van de houding van de banken. In Duitsland hebben die er echt op ingespeeld. Ze kenden het kader en waren niet te terughoudend om leningen toe te kennen. Vanuit de overheid lijkt het me belangrijk dat er een stabiel kader gecreëerd wordt. Door aan de nieuwe regeling vast te houden in de komende jaren zal ze ook een label van betrouwbaarheid krijgen. Het effect zal dus niet zozeer afhangen van de feitelijke maatregelen, maar vooral van de sfeer die er rond gecreëerd wordt. Het zal belangrijk zijn om de mensen voldoende te sensibiliseren en er de nodige ruchtbaarheid aan te geven. Op het vlak van de technologie verwacht ik geen disruptieve stappen in het volgende decennium. Op minder dan dertig jaar tijd is

de prijs in vrij rechte lijn gedaald van ongeveer 50 euro per watt piek tot minder dan drie euro. Om dit getal om te rekenen naar de effectieve kost per kilowattuur moet je rekening houden met de uren zonneschijn. Als je er daarbij vanuit gaat dat conventionele energie elk jaar een procent duurder zal worden, zal zonne-energie tegen 2010 in Zuid-Europa de prijzenslag op het niveau van de eindgebruiker kunnen aangaan met klassiek opgewekte elektriciteit. Tegen 2020 zijn ook onze contreien aan de beurt en in 2030 ook Noord-Europa. Ondertussen kunnen de beleidsmaatregelen en subsidies helpen om dit prijsnadeel te minimaliseren. Met de recente maatregelen en de bestaande expertise is Vlaanderen goed geplaatst om in die beweging in te stappen, maar zeker op het gebied van implementatie spelen we op dit moment geen voortrekkersrol.”

Terminologie ¬ Zonnepaneel of module: bevat meerdere zonnecellen aan elkaar geschakeld en ‘verpakt’ (incapsulatie, kaders, glas…) ¬ PV-systeem: de module met alle bijhorende componenten (elektronica, omvormers, bouwelementen, batterijen…) ¬ Kilowattuur (kWh): de effectief geleverde energie ¬ Watt piek (Wp): het elektrisch vermogen dat de cel levert bij gestandaardiseerde belichting (komt ongeveer overeen met instraling tijdens de zomer op een gunstige georiënteerde cel).


Nieuwe subsidies Een nieuw jaar gaat traditioneel gepaard met goede voornemens. Zo ook voor de Vlaamse Overheid. Sinds begin 2006 geldt een nieuwe regeling voor de subsidiëring van zonne-energie. Het doel is om de achterstand in de toepassing van zonnecellen in te halen op onze Europese buurlanden. In het nieuwe systeem wordt niet langer de investeringskost terugbetaald – de tussenkomst daalt van 50% naar 10% – maar is er een tussenkomst per kilowattuur die het systeem levert. De exacte tarieven hangen af van de grootte van de installatie en zijn verschillend voor particulieren en bedrijven. Het nieuwe systeem is beter, omdat het niet langer afhankelijk is van de budgettaire enveloppe die eraan vast hangt. In het oude systeem kon het bijvoorbeeld zijn dat na enkele maanden de voorziene investeringssteun al volledig uitgekeerd was. De investering in een gemiddeld PV-systeem kan op ongeveer tien jaar terugverdiend worden. De gemiddelde levensduur van PV-modules is meer dan het dubbele. Meer info: www.energiesparen.be

Vlaams bedrijf in expansie

I

n december 2005 gaf de Raad van Bestuur van Photovoltech het officiële startschot voor een verdere capaciteitsuitbreiding van 22 naar 82 megawatt piek (MWp) in de fabricage van zonnecellen. De IMEC spin-off zal naast de bestaande gebouwen in Tienen een nieuwe productiehal zetten. Het einde van de bouwwerken is gepland rond begin 2007. De productiecapaciteit wordt in twee stappen verhoogd en zou een extra tewerkstelling van een zeventigtal personen met zich meebrengen. Eind 2005 verhoogde het grootste Belgische bedrijf voor de productie van zonnecellen en -modules al zijn capaciteit van 13 naar 22MWp om te kunnen voldoen aan de stijgende vraag.

Johan Nijs, directeur van Photovoltech, verklaart: “De vraag naar zonnecellen overstijgt vier tot vijf maal de productie. Als antwoord daarop hebben de grondstofproducenten van zuiver silicium recent hun capaciteit moeten verhogen. Nu dat aangekondigd is, kunnen ook de bedrijven verderop in de waardeketen aan uitbreiding denken.” Bij Photovoltech betekent dit concreet een verhoging in celproductie tot 52MWp tegen midden 2007 en tot 82MWp tegen begin 2009. Photovoltech heeft op twee jaar tijd een marktaandeel opgebouwd van ongeveer 3% in Europa en 1% wereldwijd. Johan Nijs: “Toen we onze bestaande gebouwen zetten, was onze vrees eerder of we voldoende vraag

zouden hebben om onze productie verkocht te krijgen. Op een jaar tijd is de markt helemaal omgeslagen en moeten we uitbreiden om te kunnen maken wat onze klanten al min of meer besteld hebben.” Over het effect van de nieuwe Vlaamse wetgeving kan Johan Nijs nog niet heel veel zeggen: “Momenteel is 97% van onze productie bestemd voor export. Bovendien leveren we modules en geen systemen. Het is daarom moeilijk in te schatten waar onze producten uiteindelijk terecht zullen komen. Natuurlijk hoop ik op een positief effect van de nieuwe maatregelen, want het is altijd prettiger om je producten ook in je eigen achtertuin te zien.”

31


Intelligente omgeving

Dat er alsmaar meer elektronica in de wagen zit, is zeker niemand ontgaan. Airbags, remmen, schokdempers, of zelfs autozetels: het wordt vandaag (of morgen) allemaal elektronisch geregeld. Automobielfabrikanten schatten dat tegen 2010 negentig procent van de innovatie te maken zal hebben met elektronica. Maar die trend heeft heel wat gevolgen voor de spelers op het terrein. Met de steun van het IWT-Vlaanderen gingen Flanders’ DRIVE, Agoria Vlaanderen en IMEC na welke ondersteuning de Vlaamse bedrijven in de huidige marktsituatie nodig hebben.

Vlaamse sector

80

bedrijven en 20 kennisinstituten werden bevraagd, workshops werden georganiseerd en er is gepeild naar trends en buitenlandse initiatieven. Hiermee brachten Flanders’ DRIVE, Agoria Vlaanderen en IMEC de Vlaamse voertuigelektronicasector in kaart. Deze studie, uitgevoerd als een TIS of Thematisch InnovatieStimuleringsinitiatief met steun van het IWT-Vlaanderen, werd eind 2005 afgerond. Een eerste vaststelling is dat de Vlaamse voertuigindustrie over een brede waaier van competenties beschikt op het vlak van elektronica en dat een aantal bedrijven werkelijk toonaangevend is. Ook bij traditioneel mechanicageoriënteerde bedrijven is de bewustwording

32

ontstaan dat de opgang van de elektronica hun producten onherroepelijk kan veranderen. Een minder positieve bevinding van de studie is dat er slechts in zeer geringe mate aan precompetitief onderzoek wordt gedaan, hoewel dergelijk onderzoek doorgaans aan de basis ligt van een sterke productportfolio. Verder blijkt ook dat er geen traditie van onderlinge samenwerking bestaat en dat men omwille van een sterke klantgerichtheid (het merendeel van de producten wordt geëxporteerd) nalaat in de achtertuin te kijken naar bruikbare technologie. Vlaanderen beschikt nochtans over heel wat generische kennis binnen zijn universiteiten en kennisinstellingen die makkelijker de weg naar de industrie moet vinden. Een laatste element is het feit dat vooral de Vlaamse KMO moeilijk

aansluiting vindt bij de grote bedrijven hogerop in de waardeketen waar de belangrijke beslissingen worden genomen. Op basis van deze vaststellingen heeft de stuurgroep van het TIS-project (bestaande uit een staal van de bedrijven zelf) twee concrete acties gedefinieerd ter ondersteuning van de Vlaamse voertuigindustrie. Een eerste actie omvat het opzetten van een kennisplatform rond voertuigcommunicatienetwerken. Kennis rond deze netwerken is immers slechts in zeer gefragmenteerde vorm beschikbaar binnen de industrie, ondanks het grote belang ervan. Daarom is de doelstelling het verzamelen en beschikbaar stellen van de verschillende communicatie- en softwarestandaarden, en het samenbrengen


Slimme autobanden Eind 2005 keurde de Raad van Bestuur van Flanders’ DRIVE een project goed rond de integratie van meer intelligentie in de autoband. Partners van het project zijn Bekaert, Melexis, FOS&S en IMEC. Vandaag zitten er al intelligente systemen in autobanden, maar ze registreren typisch enkel de luchtdruk en de temperatuur. Meer informatie over bijvoorbeeld de beweging van de wagen, de band zelf of het wegdek zou de actieve veiligheid in de wagen kunnen verhogen. Dergelijke systemen kunnen daarbij ook best gebruik maken van energie opgewekt via de band.

De partners willen in de eerste plaats een duidelijk overzicht krijgen van de huidige stand van zaken, om vervolgens nieuwe trends op te sporen voor volgende generaties systemen. In een latere fase zal de expertise van de verschillende partners worden gebundeld om tot een bruikbare productdefinitie te komen. Er zal zeker worden nagegaan hoe men bepaalde intelligente functies aan staaldraad kan meegeven en in de band kan verwerken.

‘Integratie van intelligentie in de band’ is een voorbeeld van een clusterproject dat binnen Flanders’ DRIVE wordt opgezet tussen minstens 3 bedrijven. Het zijn in de eerste plaats studies die technologische kennis omzetten in bruikbare innoverende toepassingen. Het project heeft een looptijd van 18 maanden. Meer info: Carlo.Mol@flandersdrive.be

Auto’s bellen zelf 112

voertuigelektronicain kaart gebracht

De telematica-industrie heeft de laatste jaren een aantal oplossingen uitgewerkt voor een veiliger en efficiënter verkeer. Eén van deze oplossingen is ‘eCall’. eCall of emergency call is een alarmsysteem in de wagen dat na een botsing automatisch geactiveerd wordt (door middel van sensoren) en een verbinding maakt met het Europese noodnummer 112. De operator die de oproep ontvangt, krijgt meteen een aantal gegevens doorgestuurd, waaronder de exacte plaats en tijdstip van het ongeval (via gps) en een beschrijving van het voertuig.

van de bedrijven die met deze problematiek geconfronteerd worden. Bij deze actie zal ook bijzondere aandacht uitgaan naar de KMO en naar het vergemakkelijken van zijn toegang tot strategische kennis en informatie.

software. Hierbij zal ook over de grenzen en meer bepaald naar de Eindhoven en Aken regio’s (de ELAT driehoek)- worden gekeken om differentiatie en complementariteit met deze regio’s te verzekeren.

De tweede actie bestaat uit het opzetten van een onderzoeksplatform dat de bedrijven meer en collectieve mogelijkheden moet bieden voor precompetitief onderzoek. Dit onderzoeksplatform moet de vertaalslag verzorgen tussen de aanwezige generische kennis en de eindapplicatie. Het zal zich vooral richten op de integratie van voertuigelektronica en -mechanica (of zgn. complexe geïntegreerde systemen), het functioneel testen van elektronica en embedded systemen voor automotive met de nadruk op

Op deze manier willen de initiatiefnemers de concurrentiële positie van de bedrijven binnen de Vlaamse voertuigindustrie structureel versterken, vertrekkend van de al aanwezige competenties. Er is immers heel wat innovatiepotentieel, het is een kwestie van het optimaal te benutten.

De Europese Commissie (EC) is overtuigd van de vele voordelen van eCall. Het verzekert een snellere hulpverlening en een beter verkeersmanagement na het ongeval. De EC heeft daarom besloten de uitvoering ervan te ondersteunen, onder meer door de protocols vast te leggen waarmee de gegevens kunnen worden doorgestuurd. Elke lidstaat kan nu vrij beslissen of ze een nationaal eCall-systeem opzet. Een aantal Europese landen zoals Nederland en Finland hebben zich al aangemeld. België onderzoekt momenteel of en hoe eCall kan geïmplementeerd worden.

Meer info: Peter.Raeymaekers@imec.be

Meer info: www.escope.info, philip.taillieu@telematicscluster.be

33


Innovatief management

MTC CURSUSSEN

¬ IP-cursus voor KMO’s: In het kader van de cursusreeks over de bescherming van intellectuele eigendom organiseert het micro-elektronica trainingcentrum (MTC) van IMEC een vierde sessie op 23 februari 2006. Op de agenda staat een herhaling van de module over het contractueel vastleggen van IP-afspraken bij samenwerkingen. Een nieuwe module geeft inzicht in het efficiënt uitvoeren en analyseren van een octrooien marktonderzoek aan de hand van bestaande databanken. Meer info en inschrijvingen: training@imec.be

Wie vooruit wil, KMO Nanocyl vindt klein zijn geen nadeel in IP-strategie

N

anocyl startte in 2002 als het eerste Europees bedrijf dat koolstof nanobuisjes (carbon nanotubes) op commerciële schaal wilde produceren. Aan de basis van het idee lagen twee octrooien die voortvloeiden uit het onderzoek op de universiteiten van Namen en Luik. Ondertussen is het IP-bestand aangegroeid tot vijftien octrooien, waarvan ongeveer de helft verkregen werd in het voorbije jaar. Achter deze ‘IP-successtory’ schuilt een uitgekiende strategie, maar Frédéric Luizi heeft er geen enkel probleem mee om deze met ons te delen. Van bij het begin was de strategie duidelijk. Over het nemen van defensieve octrooien die de kernactiviteit van het bedrijf beschermen (het maken van nanobuisjes), bestond geen twijfel. Frédéric Luizi: “De enige vraag die we ons bij dergelijke octrooien geregeld stellen, is of ze nog steeds in overeenstemming zijn met onze commerciële activiteiten. Zo zullen we bij de overstap naar industrialisatie een keuze moeten maken tussen de twee onderzochte productiemethodes waarop we een octrooi hebben. Op dat moment zullen we dus niet

34

alleen een productiemethode laten vallen, maar ook het bijhorende octrooi.” Maar ook voor andere dan kernactiviteiten zal Nanocyl sowieso een octrooiaanvraag starten van zodra het een nieuwigheid ontdekt. Als antwoord op het klassieke argument dat dit een kostelijke aangelegenheid is, heeft Frédéric Luizi een passend antwoord: “Als je elke octrooiprocedure tot het einde laat lopen, is dit inderdaad onbetaalbaar. Met een voorlopige indiening heb je daarentegen al

“Je kan beter een klein stuk hebben van een heel grote koek, dan een klein koekje bakken voor jezelf.” voldoende bescherming voor vijf tot zesduizend euro. Het is pas als de vertaalkosten en aanvragen in verschillende landen erbij komen, dat de kosten kunnen oplopen tot dertigduizend euro. Op dat moment hanteren we twee belangrijke criteria om te beslissen

of we ermee doorgaan. Ofwel zijn we overtuigd dat we het octrooi kunnen omzetten in extra marktwaarde. Dan is het geen kost meer, maar een investering. Ofwel dient het als middel om het bedrijf sterker te positioneren in samenwerkingsakkoorden, wat ons eventueel toelaat om de kosten te delen met toekomstige partners. Als het octrooi aan geen van beide criteria voldoet, laten we het vallen voor het echt begint te kosten.” Langzaam maar zeker begint de strategie zijn vruchten af te werpen en beklimt Nanocyl de IP-piramide van een kostgebaseerde defensieve strategie naar een opbrengstgebaseerde geïntegreerde aanpak. De sleutel om dit te bereiken, is samenwerken. En daarbij maakt het bedrijf handig gebruik van zijn kleinere omvang. Frédéric Luizi: “Grote bedrijven hebben typisch een loggere beslissingsstructuur, maar eens de knoop is doorgehakt kunnen ze aanzienlijke bedragen besteden aan een bepaald project. Zelfs als het risico bestaat dat die zich op termijn niet terugverdienen. Ze hebben echter het grote nadeel dat ze veel intern moeten ontwikkelen. Als ze al een samenwerking aangaan, willen ze meestal de volledige rechten van het resultaat voor zich. Als klein bedrijf doen wij net het omge-


In de vorige InterConnect kwam het al kort ter sprake: bescherming van intellectuele eigendom (IP) is iets waar veel KMO’s wantrouwig tegenover staan. De hoge kostprijs is een argument dat vaak terugkomt. Dr Frédéric Luizi, IP-manager van het zowat twintigkoppige Waalse bedrijf Nanocyl, maakt van de nood een deugd: “Onze houding is van meet af aan geweest dat we onze flexibiliteit moeten benutten om meer onderzoekspartnerships aan te gaan dan wat onze grotere concurrenten intern kunnen ontwikkelen.”

moet delen keerde. We proberen zo veel mogelijk samen te werken met universiteiten en onderzoekscentra. Zo zijn we betrokken in vijf Europese projecten, wat ons toegang geeft tot meer dan tachtig Europese universiteiten. Op die manier creëren we een onderzoekspoel in de grootteorde van wat grote bedrijven intern kunnen bereiken. Bij het onderhandelen van contracten hebben we ook een andere strategie. Zolang we ons in een nichemarkt bevinden en in de frontlijn van de ontwikkelingen, zijn de winstmarges voldoende groot zodat een paar procent royalty’s geen verschil maken. Ik zou deze strategie niet aanraden aan bedrijven die consumptiegoederen maken. In tegenstelling tot de grote bedrijven, zijn we dus niet bereid om al dan niet vooraf de volledige rechten te kopen. Wat we wel steeds duidelijk afspreken, is dat we de algemene ontwikkeling delen met de partner en de optimalisatie individueel octrooieren. Anders kom je onvermijdelijk in een concurrentiepositie.” Het stijgend aantal octrooien in samenwerking met partneruniversiteiten bewijst dat de strategie van Nanocyl werkt. Om de integratie van de IP-strategie in het dagelijks management verder op punt te stellen, wierf Nanocyl recent een extra personeelslid aan. Frédéric Luizi: “Vorig academiejaar hadden we een

licentiaatsthesis uitgeschreven aan de universiteit van Luik voor het ontwikkelen van een kwalitatieve waardeanalyse voor octrooien. De bestaande kwantitatieve methodes die consultancybedrijven aanbieden, zijn immers niet van toepassing voor nieuwe markten

“Wie niet bereid is om risico’s te nemen, kan er beter niet aan beginnen.” en producten. We hebben de universiteit ondersteund bij de selectie van de student die de thesis zou uitwerken en een paar maanden geleden is de ondertussen afgestudeerde economisch ingenieur bij ons in dienst gekomen.” Het uiteindelijke doel is om het visionaire stadium te bereiken dat zich aan de top bevindt van de strategische piramide. Volgens Frédéric Luizi betekent ‘visionair’ het nemen van octrooien nog voor er zicht is op de richting waarin de markt zal evolueren; een stadium dat Nanocyl nog niet bereikt heeft. Maar ook

Dr. Frédéric Luizi was een van de twee sprekers tijdens de openingsavond van IMEC’s ARRM op 18 oktober 2005 (www.arrm.be).

hier ziet Frédéric Luizi geen beperking voor kleinere bedrijven: “In een bepaald opzicht worden we zelfs verplicht om visionair te zijn. Dat is de enige manier om een voet tussen de deur te hebben voordat de grote bedrijven ze sluiten.” Op papier ziet het er allemaal eenvoudig uit, maar de IP-strategie is een weerspiegeling van de hele bedrijfscultuur en er zijn ook risico’s aan verbonden. De twee citaten op deze pagina zijn een goede samenvatting, maar het volledige verhaal is een artikel op zich. Zo hebben de vijf oprichters van Nanocyl samen slechts vijftien procent van de aandelen, zodat een grotere diversiteit verzekerd is in de Raad van Bestuur. Een internationale reputatie opbouwen is ook niet iets wat van vandaag op morgen gebeurt. We prijsden ons dan ook gelukkig dat we Frédéric Luizi in de auto te pakken kregen na een doorreis van twee weken door Europa en net voor zijn vliegtuig opsteeg naar Italië. Maar ook zijn drukke agenda bekijkt het voormalige hoofd van de industrialisatieafdeling van de universiteit Luik van de positieve kant. “It’s nice to travel to Venice for work,” doet hij ons watertanden. Grazie e alla prossimo, Signor Luizi.

35


Bent u een KMO met een idee? Loopt u als KMO al een tijdje op een idee te broeden? Heeft u een innovatieplan waarvan u denkt dat het een grote impact zal hebben? Vraagt u zich af of uw innovatie uitvoerbaar is? Wil u uw dromen graag omzetten in daden? De KMO-Innovatiecel van IMEC werd speciaal opgericht om KMO’s verder te helpen met hun innovatieplannen. Onze medewerkers beantwoorden uw vragen, buigen zich over uw idee en gaan samen met u op zoek naar de juiste aanpak. Voor meer informatie hierover kan u terecht bij: vlaamseindustrie@imec.be

36 IMEC vzw

RPR Leuven

BTW BE 0425.260.668

Kapeldreef 75

B-3001 Leuven

BelgiĂŤ

www.imec.be


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.