Welkom in Groningen

Page 1

14

14

Van vreemdeling tot Stadjer

Welkom in Groningen

Welkom in Groningen begint met een van de eerste bij naam bekende ‘vreemdelingen’ die Stadjer worden: de Oost-Friese Ubbo Emmius vestigt zich in 1594 in Groningen en speelt een belangrijke rol in de ontwikkeling van de stad en de universiteit.

Beno Hofman laat de diverse nieuwkomers per groep de revue passeren, waarbij steeds een van hen wordt uitgelicht. Zo komen onder anderen godsdienstmigranten, militairen en politieke vluchtelingen aan bod. Allen zijn ‘welkom in Groningen’.

Een groot deel van de Groningse populatie bestaat tegenwoordig uit studenten, afkomstig uit alle delen van Nederland en de wereld. Al deze nieuwe Stadjers tezamen maken van Groningen een multiculturele stad van formaat.

,

Waar nu de stad Groningen ligt, is in het verre verleden weinig meer dan een zanderige glooiing in een drassige vlakte. De ‘vreemdelingen’ die zich er vestigen, worden de eerste ‘Stadjers’. Dit proces ‘van vreemdeling tot Stadjer’ gaat door tot in de huidige tijd.

Beno Hofman

Groningen Beno Hofman


38


HOOFDSTUK 5

Hans Anken en andere Zwitserse doopsgezinden 39


Na een moeizame beginperiode van vervolgingen (zie Hoofdstuk 1) breken betere tijden aan voor de doopsgezinden in Groningen. Tegen betaling kunnen deze overtuigde antimilitaristen vrijgesteld worden voor de stadswachtfunctie en tijdens de bombardementen van 1672 dragen ze hun steentje bij als brandblussers. Hun geloofsgenoten in Zwitserland hebben het wat dat betreft veel slechter. In de tweede helft van de zeventiende eeuw vluchten velen van hen naar de Elzas en de Pfalz (Palts). Als de keurvorst van de Pfalz het de dopers ook moeilijk gaat maken, trekt een aantal door naar o.a. Groningen. Daar vraagt burgemeester Alting in augustus 1694 nadere informatie ‘nopende de vluchtelingen uit de pals’. Om hoeveel en welke mensen het gaat, is onduidelijk. In de winter van 1701-’02 verdrinkt een van hen – Christiaan Ubels – ‘buiten Kranepoorte’ en 40

vraagt de doopsgezinde diaken Boele de Nijs het stadsbestuur of hij diens boedel mag verkopen. In 1707 komt er een nieuwe groep van ‘20 personen in verscheidene familien’. Ook deze Paltsers hebben contact met Groninger doopsgezinden. Zij kloppen in elk geval aan bij Siewert Fransen, ‘leraar’ bij de ‘Vereenigde Waterlandsche en Vlaamsche gemeente’ in de Pelsterstraat. Deze vraagt op zijn beurt op 1 november 1707 hulp bij Amsterdamse geloofsgenoten voor ‘eenige palzize vrinden’. Fransen schrijft: ‘De noodsaackelijckheijt om haar te helpen dringht nu, niet alleen door het aanstaande wintersaisoen, maar oock, omdat verscheidene wegens de verandering van de lucht seer cranck sijn geweest, waardoor niets hebben conen verdienen, en onder de vrouwen sijn twe op het uiterste swanger soodat er vrij wat verlegenheijt is.’ Hij voegt er nog aan toe dat zijn gemeente zelf al ongeveer 700 gulden aan de Paltsers heeft uitgegeven. Mogelijk biedt zijn gemeente dan al het gebruik van twee ‘kamers’ in een slop bij de huidige Muurstraat aan, die als kerk en woning gaan dienen en naar hen in de volksmond Paltzergang gaat heten (zie hieronder). De Zwitserse overheid wil in 1710 voorgoed van de doopsgezinden af door te proberen ze naar de Verenigde Staten te ‘deporteren’. Als dit mislukt, lijkt Pruisen een alternatief, maar de tocht voert hoe dan ook door de Nederlanden. Zo vertrekt op 13 juli 1711 een viertal schepen uit Bern. Een aantal opvarenden besluit onderweg terug te keren naar Zwitserland, maar de rest arriveert op 3 augustus in Amsterdam. Alle Derks, ‘leraar’ en ‘oudste’ bij de doopsgezinde gemeente van de ‘Groninger Oude Vlamingen’ in de Oude Boteringestraat, is daarbij aanwezig. Hij ontfermt zich over 126 van hen. Op 20 augustus vertrekt de groep naar Groningen, waarvan een aantal direct doorreist naar Sappemeer. Andere Zwitsers worden meegenomen naar Kampen, Harlingen (deze groep verhuist al in 1713 naar de Pfalz) en Deventer.

Zwitserse doopsgezinden, achttiende-eeuwse gravure

De Amsterdamse ‘gecommitteerden’ zien toch het liefst dat de vluchtelingen doorreizen naar Pruisen


Het Grote en Kleine Vinkhuis, generaties lang boerderijen van de familie Leutscher

Graven van Zwitserse doopsgezinden in Hoogkerk

en zetten daarom de voordelen daarvan voor hen op papier. Alle Derks weet echter op 1 september al te melden dat de Zwitsers in Sappemeer daar weinig voor voelen en dat hij al hooi voor ze heeft gekocht. Op 26 september stuurt hij opnieuw een brief naar Amsterdam met de mededeling dat hij ook wel huizen en landerijen voor ze wil kopen, maar dat er dan eerst duidelijkheid moet zijn over het Pruisische plan. Die duidelijkheid komt op 14 oktober, als definitief wordt besloten dat de Zwitsers kunnen blijven. Derks gaat onmiddellijk aan de slag en meldt op 22 december al dat hij ‘een koemelkerie’ heeft gekocht van een Paltser ‘die in Groningen daar op wel vaarende is geweest’. In de stad en in de onmiddellijke omgeving vestigen zich Zwitsers met namen als Leutscher, Asbacher (wordt hier Veenhuizen), Bruker (wordt Brukker), Frutiger, Gerber, Lauffer (wordt Lo(o)fvers) en Teune. In Sappemeer (Kalkwijk) vestigen zich Zwitsers met namen als Baur (wordt Boer), Lichti (wordt Leegte), Richen (wordt Rijkens) en de in 1714 gekomen familie Maihusen (wordt Meihuizen). In beide plaatsen vormen de Zwitsers een eigen doopsgezinde gemeente. In de stad heeft Hans Anken de leiding.

41


Hans Anken/Ancken/Anckom -----------------------De handtekening van Hans Anken

42

‘Hans Ancken’ wordt op 15 maart 1674 gereformeerd gedoopt in het Zwitserse Spiez, maar stapt al op jonge leeftijd over naar de doopsgezinden. In 1711 is hij ‘leraar’ en ‘oudste’ in zijn geboorteplaats en wordt met Peter Lehner ‘opzigter’ van een van de vier vertrekkende schepen, het zogeheten Neuenburgerschip. Samen met zijn vrouw Christina Meny of Menen, dochter Christina, zoon Christiaan en mogelijk nog een dochter komt Anken op 20 augustus 1711 naar Groningen. Waarschijnlijk vinden ze in eerste instantie onderdak bij ene Meerten Garbrands. Volgens een overzicht van de door de Groningse doopsgezinden voor de Zwitsers gekochte of gehuurde ‘plaatsen’ heeft ‘Hans Anckom’ op 30 maart 1712 ‘nog geen plaats’. Het aantal personen van zijn gezin bedraagt dan zes, vermoedelijk doordat de tweede zoon Joseph dan net is geboren. Het is mogelijk dat de door Anken geleide Zwitserse gemeente in 1716 samengaat met de al eerder bestaande Paltsergemeente in de Paltzergang. De diensten zijn in het ‘Hoogduitsch’. Ankens preken trekken soms ook niet-Zwitsers, zoals blijkt uit een levensbeschrijving van ene Jan van Calker. In 1716 komt deze voor het eerst in een dienst en op 7 maart 1718 wordt hij door Anken gedoopt. Zo’n twee jaar later neemt hij echter alweer afstand vanwege ‘oneenigheden, welke in mijne oogen zo nietig en beuzelachtig waren.’ Volgens Van Calker ging het om ‘uiterlijke zaken, als de kleeding en dergelijke kleinigheden meer’. Een van de in Van Calkers ogen ‘kleinigheden’ betreft de aankoop door Hans Anken van de boerderij Het Groote Klooster, op het terrein van het in 1585 grotendeels afgebroken klooster Selwerd. In de door Anken gekochte boerderij zitten restanten van de

kloosterpoort, want op de gevel staat: ‘Ano 1522 heft Heric Rol abt dese porte up laten timmere.’ ‘Over de kelderkamers was de ingang, langs trappen met een hoogen stoep van hardsteen,’ beschrijft een getuige de inmiddels afgebroken boerderij (de huidige boerderij Groot Klooster is van 1934 en ontworpen door de architecten Nijhuis en Reker). Ankens medeoudste Abraham Lauffer vindt een dergelijke sierlijke ingang niet passend en verwacht dat deze wordt aangepast. Anken erkent dat hij dit huis zelf nooit zou hebben laten bouwen, maar weigert de boel te veranderen omdat dit een algehele verbouwing inhoudt. Een scheuring binnen de Zwitserse gemeente is het gevolg, zowel in Groningen als in Sappemeer. Ongeveer 50 à 60 van de Groninger leden staan achter Abraham Lauffer en de ‘oudste’ Daniël Richen, terwijl 40 à 50 leden Hans Anken volgen. Beide groepen komen overeen het kerkje in de Palzergang voortaan beurtelings, om de veertien dagen, te gebruiken. De gemeenten worden wel genoemd naar hun leiders, maar ook wel aangeduid als de Nieuw Zwitsers en de Oud Zwitsers. De diverse bronnen zijn het niet eens over welke van die twee onder Hans Ankens leiding valt. Bij het overlijden van Niclaes Hofman wordt in 1727 gesproken over ‘de armen van Hans Ancken’, aan wie een kamer ‘tusschen de Nieuwe Kijck in ‘t Jatt straat en de Nieuwe Botteringestraat’ wordt nagelaten. Zeker is wel dat de Nieuw Zwitsers in hun diensten gebruik gaan maken van het Nederlands, terwijl de Oud Zwitsers het Hoogduits trouw blijven. Omdat Hans Anken na het overlijden van zijn Zwitserse echtgenote een relatie krijgt met de in 1689 geboren Groningse Willemtjen Luirts Doornbos, lijkt het waarschijnlijk dat hij van de Nieuw Zwitsers is.


Michael Rüser (Russer of Ruischer), een Zwitserse ‘leraar’ die zelf op latere leeftijd ook met een Nederlandse zal trouwen, zegent hun huwelijk op 18 mei 1722 in. Uit dit huwelijk worden nog vier kinderen geboren. Ook bij de huwelijken van de kinderen van Hans Anken blijkt dat ze al behoorlijk geïntegreerd zijn. Enkelen trouwen Leutschers, maar anderen trouwen Nederlanders. Zo trouwt de oudste dochter Christina in 1736 met Jan Hendriks van Kalker of Calcar (waarschijnlijk geen familie van eerdergenoemde Van Calker). Zijn ouders hebben zich in 1720 samen met een oom en tante Van Komen vanuit Deventer in Hoogezand Detail uit de Atlas der Provincielanden, waarop de Hans Ankens Laan zichtbaar is, 1732

gevestigd en worden daar, alhoewel van origine doopsgezinde ‘Oude Vlamingen’, lid en zelfs leraren van de Nieuw Zwitserse gemeente van Sappemeer. Het is onbekend wanneer Hans Anken overlijdt, maar in elk geval na 1743. De hereniging van beide Zwitserse gemeenten maakt hij echter niet meer mee. Deze komt tot stand in het laatste kwart van de achttiende eeuw, volgens overlevering ‘door bemiddeling van eenige uit Duitschland overgekomen geloofsgenooten.’ Onder nazaten van Hans Anken in mannelijke lijn komt zowel de naam Anken als Ankum voor.


HOOFDSTUK 6

Mozes Goldsmid en het begin van een Joodse gemeenschap 44


45


14

14

Van vreemdeling tot Stadjer

Welkom in Groningen

Welkom in Groningen begint met een van de eerste bij naam bekende ‘vreemdelingen’ die Stadjer worden: de Oost-Friese Ubbo Emmius vestigt zich in 1594 in Groningen en speelt een belangrijke rol in de ontwikkeling van de stad en de universiteit.

Beno Hofman laat de diverse nieuwkomers per groep de revue passeren, waarbij steeds een van hen wordt uitgelicht. Zo komen onder anderen godsdienstmigranten, militairen en politieke vluchtelingen aan bod. Allen zijn ‘welkom in Groningen’.

Een groot deel van de Groningse populatie bestaat tegenwoordig uit studenten, afkomstig uit alle delen van Nederland en de wereld. Al deze nieuwe Stadjers tezamen maken van Groningen een multiculturele stad van formaat.

,

Waar nu de stad Groningen ligt, is in het verre verleden weinig meer dan een zanderige glooiing in een drassige vlakte. De ‘vreemdelingen’ die zich er vestigen, worden de eerste ‘Stadjers’. Dit proces ‘van vreemdeling tot Stadjer’ gaat door tot in de huidige tijd.

Beno Hofman

Groningen Beno Hofman


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.