6 minute read

Btw en auto’s: aftrek, gemengd gebruik, COVID maatregelen 2020 en 2021

Btw en auto’s: aftrek, gemengd gebruik, COVIDmaatregelen 2020 en 2021

De overheid heeft onlangs een nota verspreid over de btw-aftrek bij uitgaven voor voertuigen voor gemengd gebruik (professioneel en privé): aanpassing van de semi-forfaitaire berekeningsmethode voor 2020.

Advertisement

1. Het probleem – ‘gratis’ gebruik

In deze bijdrage beperken we ons tot (i) het ‘gratis’ gebruik (ii) van auto’s voor gemengd gebruik (professioneel en privé) waarvoor (iii) de aftrek nooit hoger kan zijn dan de helft.

Opgelet, wanneer een bedrijfsleider, een bestuurder, een personeelslid, enzovoort de beschikking over een wagen krijgt, gebeurt ‘dat onder bezwarende titel’, waarbij de tegenprestatie bijvoorbeeld gevormd wordt door de betaling van een bedrag, door een vermindering van het loon van de gebruiker, door de registratie op het debet van een rekening-courant, …. Zulke vormen van terbeschikkingstelling worden belast op de prijs (art. 26 van het Btw-Wetboek), zonder afbreuk te doen aan de normale minimale waarde (art. 32 en 33, § 2 van het Btw-Wetboek).

Voor het ‘gratis’ gebruik, zonder afbreuk te doen aan andere afwijkingen en/of beperkingen (algemene prorata, reële toewijzing, enzovoort), volgt de aftrek van belastingen aan de bron de volgende weg: in eerste instantie wordt de btw op het particuliere gebruik uit de aftrekbare kosten verwijderd, vervolgens wordt de restbelasting tot de helft geplafonneerd wanneer het professionele gebruik nog hoger is dan 50%.

Om het particuliere en professionele gebruik van auto’s vast te leggen, voert de circulaire nr. 36/2015 van 23 november 2015 drie methodes in die onder 2.1. tot 2.3. samengevat worden.

We wijzen er meteen op dat er, als gevolg van de COVID-19-maatregelen (sluiting, lockdown, telewerk, enzovoort), voor de methodes 2 en 3 aangepaste toepassingsmodaliteiten gelden (zie 2.2. en 2.3. in fine).

2. Drie methodes om het professionele en particuliere gebruik te bepalen

2.1. Methode 1 – Register per voertuig

Methode 1 vergt dat voor elk voertuig een uitvoerig register van alle dagelijkse, professionele verplaatsingen bijgehouden wordt (datum, adres van vertrek en aankomst, gereden kilometers, totale dagelijkse afstand, totaal aantal kilometers per jaar, enzovoort).

2.2. Methode 2 – Semiforfaitaire formule

Methode 2 steunt op een semi-forfaitaire formule die de respectieve gebruiksvormen vastlegt.

Het particuliere gedeelte steunt op de kilometers (heen en terug) tussen de woonplaats en de werkplaats, over 200 dagen, verhoogd met een jaarlijks forfait van 6.000 kilometer. In percentages omgezet ziet de semi-forfaitaire formule er als volgt uit:

(km woonplaats-werkplaats × 200 × 2 + 6.000 km) min (totaal aantal km per jaar) = professioneel %

Het professionele percentage wordt op de volgende eenheid afgerond (40,02% = 41%).

Methode 2 is echter ondergeschikt aan drie cumulatieve toepassingsvoorwaarden.

Eerste voorwaarde: een vaste gebruiker

We gaan uit van een bedrijfswagen die als deelwagen gebruikt wordt en die om de beurt door de werknemers gebruikt wordt, zowel voor hun professionele als voor hun persoonlijke verplaatsingen.

Omdat er meer dan één vaste gebruiker is, is het gebruik van methode 2 voor dit voertuig verboden.

Tweede voorwaarde: één enkele wagen per gebruiker

Een belastingplichtige beschikt over een break en een berline. Die twee voertuigen worden zowel voor professionele als voor gezinsactiviteiten gebruikt.

De belastingplichtige kan methode 2 (semi-forfaitair) alleen maar op één van die twee wagens toepassen.

Derde voorwaarde: het voertuig wordt voor minstens 10% voor professionele doeleinden gebruikt

De voertuigen die niet voor de professionele activiteit gebruikt worden, of er slechts op een verwaarloosbare manier voor gebruikt worden (occasioneel of toevallig gebruik), zijn uitdrukkelijk uitgesloten van methode 2.

Binnen methode 2 wordt het professionele gebruik als verwaarloosbaar beschouwd, wanneer de auto in zijn geheel voor minder dan 10% voor professionele doeleinden gebruikt wordt.

Wanneer een belastingplichtige, binnen zijn loonbeleid, een voertuig ter beschikking stelt aan een werknemer, gaat de overheid ervan uit dat, om methode 2 toe te passen, dat voertuig effectief als werkinstrument of als exploitatiemiddel gebruikt wordt.

Aanpassing aan de COVID-19pandemie

Voor de jaren 2020 en 2021 wordt de methode 2 aan de ‘COVID-19maatregelen’ aangepast (sluitingen, lockdown, telewerk, enzovoort).

Jaar 2020

Voor 2020 heeft wie gewoonlijk de methode 2 gebruikt, de toestemming om de kosten af te trekken op basis van het algemene forfait van 35% van de methode 3 (zie onder 2.3.).

Die personen kunnen, als ze dat wensen, de methode 2 (semi-forfaitair) combineren met de methode 3 (algemeen forfait van 35%) ondanks het verbod zoals dat opgenomen is in nr. 121 van de circulaire nr. 36/2015.

De andere voorwaarden om de methode 2 (zie hierboven) en de methode 3 (zie hieronder) toe te passen, blijven behouden.

Deze bepalingen gelden uitsluitend voor het kalenderjaar 2020.

Jaar 2021

Vanaf 2021 kunnen de betrokken belastingplichtigen opnieuw de methode 2 toepassen (semi-forfaitair).

Ze zijn niet verplicht om, vanaf het kalenderjaar 2020 (zie 2.3. in fine), het algemene forfait van 35% gedurende minstens vier kalenderjaren te gebruiken (methode 3).

Combinatie van methodes 1 en 2

De belastingplichtige kan naar eigen inzicht de methodes 1 en 2 combineren.

Voor elk voertuig, apart beschouwd, kan hij elk jaar opteren om ofwel de ritten heel nauwkeurig te registeren (methode 1) ofwel om de semi-forfaitaire formule (methode 2) toe te passen.

De keuze geldt voor het lopende kalenderjaar.

Aanpassing prorata temporis ‘200 dagen’ en ‘6.000 km’

Wanneer een belastingplichtige in de loop van een kalenderjaar een auto in gebruik neemt, worden de parameters ‘200 dagen’ en ‘6.000 km’ prorata temporis verminderd.

Nemen we als voorbeeld een bedrijf dat op 1 augustus een voertuig voor privégebruik ter beschikking stelt. De afstand woonplaats/werkplaats bedraagt 16 km en het aantal gereden kilometers van 1 augustus tot 31 december (153 dagen) bedraagt 9.150 km.

Aangepaste formule: (16 km per dag) × (2 reizen, één heen en één terug) × (200 dagen) + (6.000 km per jaar) gedeeld door (9.150 km van 01.08 tot 31.12) vermenigvuldigd met de breuk (teller 153 dagen/noemer 365 dagen), d.w.z. 56,81% privégebruik (professioneel gebruik = 100% min 56,81%, d.w.z. 43,19%, afgerond op 44%).

De formule wordt ook, prorata temporis, aangepast wanneer bijvoorbeeld de afstand tussen de woonplaats en de werkplaats in de loop van een kalenderjaar verandert.

De basiselementen ‘2 × 200 dagen’ blijven echter fundamentele gegevens.

2.3. Methode 3 – Algemeen forfait van 35%

Wanneer de belastingplichtige de drie voorwaarden hieronder naleeft, kan hij het professionele gebruik op een algemeen forfait van 35% vastleggen.

Eerste voorwaarde: algemeen forfait van 35% voor alle vervoersmiddelen

De methode 3 (algemeen forfait van 35%) moet, in principe, toegepast worden op alle gemotoriseerde vervoersmiddelen, bedoeld om over de weg mensen en/of goederen te vervoeren, en gebruikt voor zowel professionele als andere doeleinden.

Om het professionele gebruik te bepalen, mag de belastingplichtige niet, onder voorbehoud van wat hieronder vermeld wordt (tweede voorwaarde), methode 3 met methode 1 en/of 2 combineren.

Dit verbod om de methodes 2 en 3 te combineren, wordt in het kader van de COVID-19-aanpassingen voor het kalenderjaar 2020 opgeheven (zie methode 2, aanpassing aan de pandemie, jaar 2020).

Tweede voorwaarde: één wagen per gebruiker

Wanneer de belastingplichtige over meer dan één voertuig beschikt, of wanneer hij aan een bedrijfsleider, een werknemer of het gezin meer dan één voertuig ter beschikking stelt, mag het forfait maar op één voertuig voor gemengd gebruik (naar keuze) toegepast worden.

Bij de andere voertuigen voor gemengd gebruik, moet het professionele karakter aangetoond worden met een ritregister (methode 1).

Derde voorwaarde: het voertuig wordt voor minstens 10% voor professionele doeleinden gebruikt

De voertuigen die niet voor de professionele activiteit gebruikt worden, of er slechts op een verwaarloosbare manier voor gebruikt worden (occasioneel of toevallig gebruik), zijn uitdrukkelijk uitgesloten van methode 3 (algemeen forfait van 35%).

Het gebruik wordt als verwaarloosbaar beschouwd wanneer het percentage professioneel gebruik onder de 10% blijft.

Wanneer een belastingplichtige, binnen zijn loonbeleid, een voertuig ter beschikking van een werknemer stelt, gaat de overheid ervan uit dat, om methode 3 (algemeen forfait van 35%) toe te passen, dat voertuig effectief voor professionele doeleinden gebruikt wordt.

Methode 3 gedurende 4 kalenderjaren toepassen

De belastingplichtige die voor het algemeen forfait van 35% opteert, moet dat gedurende minimaal vier kalenderjaren toepassen, te tellen vanaf het jaar waarvoor deze methode voor het eerst gebruikt werd.

De belastingplichtigen zijn niet verplicht om, vanaf het kalenderjaar 2020, het algemene forfait van 35% gedurende minstens vier kalenderjaren te gebruiken (zie methode 2, aanpassing aan de pandemie, jaar 2021).

3. Bronnen

• Antwoord op de parlementaire vraag nr. 55012203C van de heer Joy Donné, van 13 januari 2021

• Circulaire nr. 36/2015 van 23 november 2015

• https://financien.belgium.be/nl/Actueel/btw-uitgaven-voertuigen-gemengd-gebruik-berekeningsmethode-2020

Yvon Colson

This article is from: